HP LaserJet Pro MFP M521 series Handleiding

Type
Handleiding
LASERJET PRO MFP
Gebruikershandleiding
M521
2
HP LaserJet Pro MFP M521
Gebruikershandleiding
Copyright en licentie
© 2014 Copyright Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Verveelvoudiging, bewerking en vertaling
zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming zijn verboden, behalve zoals
toegestaan door het auteursrecht.
De informatie in dit document kan zonder
vooraankondiging worden gewijzigd.
De enige garantie voor producten en
services van HP wordt uiteengezet in de
garantieverklaring die bij dergelijke
producten en services wordt geleverd. Niets
in deze verklaring mag worden opgevat als
een aanvullende garantie. HP is niet
aansprakelijk voor technische of
redactionele fouten of weglatingen in deze
verklaring.
Edition 1, 10/2014
Onderdeelnummer: A8P80-91083
Handelsmerken
Adobe
®
, Acrobat
®
en PostScript
®
zijn
handelsmerken van Adobe Systems
Incorporated.
Apple en het Apple-logo zijn handelsmerken
van Apple Computer, Inc., geregistreerd in
de VS en andere landen/regio's. iPod is een
handelsmerk van Apple Computer, Inc. iPod
is uitsluitend bedoeld voor legaal of door de
rechthebbende geautoriseerd kopiëren. Steel
geen muziek.
Bluetooth is een handelsmerk dat eigendom
is van de eigenaar en door Hewlett-Packard
Company onder licentie wordt gebruikt.
Microsoft®, Windows®, Windows® XP en
Windows Vista® zijn in de Verenigde
Staten gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
UNIX
®
is een gedeponeerd handelsmerk van
The Open Group.
Inhoudsopgave
1 Inleiding ........................................................................................................................... 1
Productvergelijking ................................................................................................................... 2
Productweergaven ................................................................................................................... 4
Vooraanzicht van apparaat ........................................................................................ 4
Achteraanzicht van apparaat ..................................................................................... 5
Interfacepoorten ........................................................................................................ 6
Locatie van serienummer en modelnummer ................................................................... 7
Bedieningspaneel ..................................................................................................................... 8
Indeling van het bedieningspaneel .............................................................................. 8
Beginscherm bedieningspaneel ................................................................................... 9
Help-systeem op het bedieningspaneel ....................................................................... 10
Apparaatrapporten afdrukken ................................................................................................. 11
2 Papierladen .................................................................................................................... 13
Ondersteunde papierformaten ................................................................................................. 14
Ondersteunde papiersoorten ................................................................................................... 16
Lade 1 .................................................................................................................................. 17
Ladecapaciteit en afdrukrichting van het papier .......................................................... 17
Lade 1 vullen .......................................................................................................... 18
Lade 2 en optionele lade 3 ..................................................................................................... 20
Ladecapaciteit en afdrukrichting van het papier .......................................................... 20
Vul lade 2 en de optionele lade 3 ............................................................................. 21
Gebruik van de opties voor papieruitvoer ................................................................................. 23
Afdrukken naar de standaarduitvoerbak .................................................................... 23
Afdrukken naar de achterste uitvoerbak ..................................................................... 23
3 Onderdelen, benodigdheden en accessoires .................................................................... 25
Onderdelen, accessoires en benodigdheden bestellen ................................................................ 26
Beleid van HP ten aanzien van benodigdheden van derden ........................................................ 27
Anti-namaakwebsite van HP .................................................................................................... 28
Afdrukken wanneer een tonercartridge het einde van de geschatte levensduur heeft bereikt ............ 29
NLWW iii
De instelling Vrijwel leeg in- of uitschakelen ................................................................ 29
Zelfreparatie-onderdelen voor de klant ..................................................................................... 31
Accessoires ........................................................................................................................... 33
Tonercartridge ....................................................................................................................... 34
Afbeelding van tonercartridge .................................................................................. 34
Informatie over tonercartridges ................................................................................. 35
Tonercartridge recyclen ............................................................................ 35
Bewaren van tonercartridges ..................................................................... 35
Beleid van HP ten aanzien van tonercartridges die niet van HP zijn ................ 35
De tonercartridge vervangen .................................................................................... 36
4 Afdrukken ...................................................................................................................... 39
Ondersteunde printerdrivers (Windows) .................................................................................... 40
HP Universal Print Driver (UPD) ................................................................................. 40
Installatiemodi UPD .................................................................................. 41
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Windows) .................................................................... 42
Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak ............................................................ 42
De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt
gesloten ................................................................................................................. 42
De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen .............................................. 43
De configuratie-instellingen van het product wijzigen ................................................... 43
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Mac OS X) ................................................................... 44
Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak ............................................................ 44
De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt
gesloten ................................................................................................................. 44
De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen .............................................. 45
De configuratie-instellingen van het product wijzigen ................................................... 45
Afdruktaken (Windows) .......................................................................................................... 46
Een afdruksnelkoppeling gebruiken (Windows) ........................................................... 46
Een afdruksnelkoppeling maken (Windows) ............................................................... 48
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows) ......................................................... 51
Handmatig dubbelzijdig afdrukken (Windows) ........................................................... 53
Meerdere pagina's per vel afdrukken (Windows) ........................................................ 57
De afdrukrichting selecteren (Windows) ..................................................................... 59
De papiersoort selecteren (Windows) ........................................................................ 61
De eerste of laatste pagina op ander papier afdrukken (Windows) ............................... 64
De schaal van een document aanpassen aan het papierformaat (Windows) ................... 67
Een brochure maken (Windows) ............................................................................... 69
Het papierformaat selecteren (Windows) ................................................................... 70
Een aangepast papierformaat selecteren (Windows) ................................................... 70
Watermerken afdrukken (Windows) .......................................................................... 71
iv NLWW
Een afdruktaak annuleren (Windows) ........................................................................ 72
Afdruktaken (Mac OS X) ......................................................................................................... 73
Een afdrukvoorinstelling gebruiken (Mac OS X) .......................................................... 73
Een afdrukvoorinstelling maken (Mac OS X) ............................................................... 73
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X) ........................................................ 74
Handmatig dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X) .......................................................... 75
Meerdere pagina's per vel afdrukken (Mac OS X) ....................................................... 75
De afdrukrichting selecteren (Mac OS X) .................................................................... 75
De papiersoort selecteren (Mac OS X) ....................................................................... 76
Een voorblad afdrukken (Mac OS X) ......................................................................... 76
Een document aanpassen aan paginagrootte (Mac OS X) ............................................ 76
Een brochure maken (Mac OS X) .............................................................................. 77
Het papierformaat selecteren (Mac OS X) .................................................................. 77
Een aangepast papierformaat selecteren (Mac OS X) .................................................. 77
Watermerken afdrukken (Mac OS X) ......................................................................... 77
Een afdruktaak annuleren (Mac OS X) ....................................................................... 78
Afdrukken van archiefkwaliteit maken ....................................................................................... 79
HP ePrint gebruiken ................................................................................................................ 80
AirPrint gebruiken .................................................................................................................. 81
Direct afdrukken via USB ........................................................................................................ 82
5 Kopiëren ........................................................................................................................ 83
Nieuwe standaardinstellingen voor kopiëren instellen ................................................................. 84
Standaardinstellingen voor kopiëren herstellen .......................................................................... 85
Eén kopie maken ................................................................................................................... 86
Meerdere kopieën maken ....................................................................................................... 87
Een origineel met meerdere pagina's kopiëren .......................................................................... 88
Identiteitsbewijzen kopiëren .................................................................................................... 89
Een kopieertaak sorteren ......................................................................................................... 90
Dubbelzijdig kopiëren (duplex) ................................................................................................ 91
Automatisch dubbelzijdig kopiëren ............................................................................ 91
Handmatig dubbelzijdig kopiëren ............................................................................. 92
Kopieën vergroten of verkleinen ............................................................................................... 93
Kopieerkwaliteit optimaliseren ................................................................................................. 94
De helderheid of donkerte voor kopieën aanpassen ................................................................... 95
Kopiëren in conceptmodus ...................................................................................................... 96
Het papierformaat en de papiersoort voor kopiëren op speciaal papier instellen ........................... 97
6 Scannen ......................................................................................................................... 99
Scannen via de HP Scan-software (Windows) .......................................................................... 100
Scannen via de HP Scan-software (Mac OS X) ......................................................................... 101
NLWW v
Scannen naar een USB-flashstation ......................................................................................... 102
Stel de map voor scannen naar netwerk en scannen naar e-mail in ............................................ 103
De functie Scannen naar netwerkmap configureren ................................................... 103
De functie Scannen naar e-mail configureren ............................................................ 103
Scannen naar een netwerkmap .............................................................................................. 105
Scannen naar e-mail ............................................................................................................. 106
Scannen via andere software ................................................................................................ 107
Scannen vanuit een TWAIN-compatibel programma (Windows) ................................. 107
Scannen vanuit een WIA-compatibel programma (Windows) ..................................... 107
7 Fax .............................................................................................................................. 109
Het apparaat instellen als fax ................................................................................................ 110
Faxpoort aansluiten op een telefoonlijn .................................................................... 110
Extra apparatuur aansluiten .................................................................................... 110
Een fax met een antwoordapparaat instellen ............................................. 111
Fax instellen met een extra telefoontoestel ................................................. 112
De stand-alone fax instellen .................................................................................... 113
Faxtijd, faxdatum en faxkopregel configureren ......................................................... 113
De tijd, de datum en de faxkopregel instellen via het bedieningspaneel ........ 113
De tijd, de datum en de faxkoptekst instellen met de Wizard Fax instellen
van HP (Windows) ................................................................................. 114
Het telefoonboek gebruiken ................................................................................................... 115
Snelkiesnummers maken en bewerken ..................................................................... 115
Groepskiescodes maken en bewerken ..................................................................... 115
Snelkiesnummers verwijderen ................................................................................. 116
Groepskiescodes verwijderen ................................................................................. 116
Instellingen voor het verzenden van faxen configureren ............................................................ 117
Speciale kiessymbolen en opties instellen ................................................................. 117
Voorkiesnummers instellen ....................................................................... 117
Kiestoondetectie instellen ........................................................................................ 118
Toon- of pulskiezen ................................................................................. 118
Opties voor automatische nummerherhaling ............................................................. 118
Het contrast en de resolutie instellen ........................................................................ 119
De standaardwaarde voor licht/donker (contrast) instellen .......................... 119
De resolutie instellen ............................................................................... 119
Factuurcodes instellen ............................................................................................ 120
Instellingen voor het ontvangen van faxen configureren ............................................................ 122
Fax doorsturen instellen ......................................................................................... 122
De antwoordmodus instellen ................................................................................... 123
Faxnummers blokkeren of deblokkeren .................................................................... 123
Het aantal belsignalen instellen ............................................................................... 124
vi NLWW
Specifieke belsignalen instellen ............................................................................... 125
Inkomende faxen automatisch verkleinen .................................................................. 125
Instellingen voor het opnieuw afdrukken van faxen configureren ................................. 126
Het volume van de faxgeluiden instellen ................................................................... 126
Het volume van waarschuwingen, de telefoonlijn en het belsignaal instellen .. 126
Het stempelen van ontvangen faxen instellen ............................................................ 126
De functie Privé ontvangen instellen ......................................................................... 127
Faxen ophalen instellen ........................................................................................................ 127
Fax gebruiken ..................................................................................................................... 129
Ondersteunde faxprogramma's ............................................................................... 129
Een fax annuleren ................................................................................................. 129
De huidige fax annuleren ........................................................................ 129
Een faxtaak in de wachtrij annuleren ........................................................ 130
Faxen uit het geheugen verwijderen ........................................................................ 130
Fax gebruiken op een DSL-, PBX- of ISDN-systeem ..................................................... 130
DSL ...................................................................................................... 131
PBX ...................................................................................................... 131
ISDN .................................................................................................... 131
Fax gebruiken op een VoIP-service .......................................................................... 131
Bij stroomuitval blijft de inhoud van het faxgeheugen behouden .................................. 132
Beveiligingskwesties bij het verbinden van interne netwerken met publieke
telefoonlijnen ........................................................................................................ 132
Faxen vanaf de flatbedscanner ............................................................................... 132
Faxen vanuit de documentinvoer ............................................................................. 133
Snelkiescodes en groepskiescodes gebruiken ........................................................... 134
Een fax verzenden vanuit de software (Windows) ..................................................... 134
Een fax verzenden via een op de faxlijn aangesloten telefoon .................................... 135
Een fax verzenden met bevestiging ......................................................................... 136
Uitgestelde verzending van een fax plannen ............................................................. 136
Een fax met een elektronisch en een papierdocument versturen ................................... 137
Gebruik van toegangscodes, creditcards of telefoonkaarten ....................................... 137
Faxen internationaal versturen ................................................................. 137
Een fax afdrukken ................................................................................................. 138
Een fax opnieuw afdrukken ..................................................................... 139
Ontvangen faxen automatisch dubbelzijdig afdrukken ................................ 140
Een opgeslagen fax afdrukken wanneer de functie Privé ontvangen is
ingeschakeld ......................................................................................... 140
Faxen ontvangen wanneer er faxtonen te horen zijn op de telefoonlijn ........................ 141
8 Beheer en onderhoud ................................................................................................... 143
De HP Reconfiguration Utility gebruiken om de apparaatverbinding te wijzigen (Windows) .......... 144
NLWW vii
HP Wireless Direct-afdrukken instellen .................................................................................... 145
Toepassingen van HP Webservices gebruiken ......................................................................... 146
IP-netwerkinstellingen configureren ......................................................................................... 147
Disclaimer voor printer delen .................................................................................. 147
Netwerkinstellingen weergeven of wijzigen .............................................................. 147
IPv4 TCP/IP-parameters handmatig configureren via het bedieningspaneel .................. 147
De naam van het apparaat in het netwerk wijzigen ................................................... 148
Instellingen verbindingssnelheid en duplexwerking .................................................... 149
HP Device Toolbox (Windows) .............................................................................................. 150
HP Utility voor Mac OS X ...................................................................................................... 153
HP Utility openen .................................................................................................. 153
Functies van HP Utility ............................................................................................ 153
HP Web Jetadmin software gebruiken .................................................................................... 154
Energiezuinige instellingen .................................................................................................... 155
Afdrukken met EconoMode .................................................................................... 155
Sluimervertraging instellen ...................................................................................... 155
Uitschakelvertraging instellen .................................................................................. 156
Beveiligingsfuncties van het apparaat ..................................................................................... 157
Het apparaat vergrendelen .................................................................................... 157
Het wachtwoord van het apparaat instellen of wijzigen ............................................. 157
De firmware bijwerken ......................................................................................................... 159
Firmware handmatig bijwerken ............................................................................... 159
Apparaat instellen om firmware automatisch bij te werken ......................................... 159
9 Problemen oplossen ..................................................................................................... 161
Controlelijst voor het oplossen van problemen ......................................................................... 162
Stap 1: Zorgen dat het apparaat goed is ingesteld ................................................... 162
Stap 2: Controleer de bekabeling of de draadloze verbinding ................................... 162
Stap 3: Controleer op het bedieningspaneel of er een foutbericht wordt weergegeven . . 163
Stap 4: Het papier controleren ............................................................................... 163
Stap 5: De software controleren .............................................................................. 163
Stap 6: Test de afdrukfunctie .................................................................................. 163
Stap 7: Test de kopieerfunctie ................................................................................. 164
Stap 8: De faxfunctionaliteit testen .......................................................................... 164
Stap 9: De tonercartridge controleren ...................................................................... 164
Stap 10: Probeer een afdruktaak vanaf de computer te verzenden .............................. 164
Stap 11: Controleer of het product is verbonden met het netwerk. ............................... 165
De fabrieksinstellingen herstellen ............................................................................................ 166
Help-systeem op het bedieningspaneel ................................................................................... 167
Papier wordt niet goed ingevoerd of loopt vast ........................................................................ 168
Het apparaat pakt geen papier op .......................................................................... 168
viii NLWW
Het apparaat pakt meerdere vellen papier op. ......................................................... 168
Het papier in de documentinvoer loopt vast of scheef of er worden meerdere vellen
tegelijk doorgevoerd ............................................................................................. 169
Papierstoringen in de lades voorkomen .................................................................... 169
Storingen verhelpen ............................................................................................................. 170
Storingslocaties ..................................................................................................... 170
Storingen verhelpen in de documentinvoer ............................................................... 172
Storingen verhelpen in het uitvoergebied .................................................................. 174
Papierstoringen in lade 1 verhelpen ........................................................................ 176
Papierstoringen in lade 2 of de optionele lade 3 verhelpen ........................................ 179
Storingen verhelpen in de fuser ............................................................................... 183
Storingen in de duplexeenheid verhelpen ................................................................. 185
De afdrukkwaliteit verbeteren ................................................................................................ 187
Afdrukken vanuit een ander softwareprogramma ...................................................... 187
De instelling voor de papiersoort controleren voor een afdruktaak ............................... 187
De instelling voor de papiersoort controleren (Windows) ............................. 187
De instelling voor de papiersoort controleren (Mac OS X) ........................... 188
De status van tonercartridges controleren ................................................................. 188
Een reinigingspagina afdrukken .............................................................................. 188
Een tonercartridge visueel inspecteren ..................................................................... 189
Papier en afdrukomgeving controleren ..................................................................... 189
Papier gebruiken dat voldoet aan de specificaties van HP ........................... 189
Omgeving van het product controleren ..................................................... 189
EconoMode-instellingen controleren ......................................................................... 190
Een andere printerdriver proberen .......................................................................... 190
De kopieerkwaliteit verbeteren ............................................................................................... 192
Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zitten ................ 192
Papierinstellingen controleren ................................................................................. 193
Optimaliseren voor tekst of afbeeldingen ................................................................. 194
Rand-tot-rand kopiëren ........................................................................................... 194
De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer reinigen ....................... 195
De scankwaliteit verbeteren ................................................................................................... 196
Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zitten ................ 196
De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer reinigen ....................... 197
De faxkwaliteit verbeteren ..................................................................................................... 199
Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zitten ................ 199
Resolutie-instelling voor het verzenden van faxen controleren ...................................... 200
Instellingen voor foutcorrectie controleren ................................................................. 201
Naar een ander faxapparaat verzenden .................................................................. 201
De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer reinigen ....................... 201
Instelling voor aanpassen aan paginagrootte controleren ........................................... 202
NLWW ix
Faxapparaat van de afzender controleren ................................................................ 202
Het apparaat drukt niet of langzaam af .................................................................................. 203
Het apparaat drukt niet af ...................................................................................... 203
Het apparaat drukt langzaam af ............................................................................. 204
Problemen met direct afdrukken via USB oplossen .................................................................... 205
Het menu USB-flashstation wordt niet geopend wanneer u het USB-flashstation plaatst ... 205
Het bestand wordt niet afgedrukt vanaf het USB-flashstation ....................................... 205
Het bestand dat u wilt afdrukken, wordt niet in het menu USB-flashdrive weergegeven . . 206
Faxproblemen oplossen ........................................................................................................ 207
Controlelijst voor het oplossen van faxproblemen ...................................................... 207
Faxdiagnose uitvoeren ........................................................................................... 209
Faxtraceerrapport ................................................................................................. 210
Faxfoutrapport afdrukken ....................................................................................... 210
Alle faxrapporten afdrukken .................................................................... 210
Afzonderlijke faxrapporten afdrukken ....................................................... 210
Het faxfoutenrapport instellen .................................................................. 211
Foutcorrectiemodus van de fax instellen ................................................................... 211
De faxsnelheid wijzigen ......................................................................................... 211
Problemen oplossen met het verzenden van faxen ..................................................... 212
Er wordt een foutbericht weergegeven op het bedieningspaneel .................. 212
Het bericht Communicatiefout wordt weergegeven ...................... 212
Geen belsignaal ..................................................................... 213
Het bericht Faxnummer bezet wordt weergegeven ...................... 214
Het bericht Geen antwoord wordt weergegeven ......................... 214
Papierstoring documentinvoer ................................................... 215
Het bericht Faxopslag is vol wordt weergegeven ......................... 215
Scannerfout ............................................................................ 215
Op het bedieningspaneel wordt het bericht Gereed weergegeven en de fax
wordt niet verzonden .............................................................................. 215
Op het bedieningspaneel wordt het bericht "Storing page 1" (Pagina 1
wordt opgeslagen) getoond, en er gebeurt verder niets. .............................. 216
Faxen worden ontvangen, maar kunnen niet worden verzonden .................. 216
Het product wordt beschermd met een wachtwoord ................................... 216
De faxfuncties op het bedieningspaneel kunnen niet worden gebruikt ........... 217
Er kunnen geen snelkiesnummers worden gebruikt ...................................... 217
Er kunnen geen groepskiescodes worden gebruikt ...................................... 217
U ontvangt een opgenomen foutbericht van de telefoonmaatschappij
wanneer u probeert een fax te verzenden ................................................. 218
Er kunnen geen fax worden verzonden als er een telefoon is aangesloten op
het apparaat ......................................................................................... 218
Problemen met het ontvangen van faxen oplossen ..................................................... 218
x NLWW
De fax reageert niet ................................................................................ 219
De fax heeft een eigen telefoonlijn ............................................ 219
Er is een antwoordapparaat op het apparaat aangesloten ........... 219
De instelling Antwoordmodus is ingesteld op Handmatig. ............. 220
Voicemail is beschikbaar op de faxlijn ....................................... 220
Het apparaat is verbonden met een DSL-telefoondienst ................ 221
Faxverzending en -ontvangst op het apparaat vinden plaats via
de IP- of VoIP-telefoondienst ...................................................... 221
Er wordt een foutbericht weergegeven op het bedieningspaneel .................. 221
Het bericht Geen fax wordt weergegeven. ................................. 221
Het bericht Communicatiefout wordt weergegeven ...................... 222
Het bericht Faxopslag is vol wordt weergegeven ......................... 222
Het bericht Faxnummer bezet wordt weergegeven ...................... 223
Er is een fax ontvangen, maar deze kan niet worden afgedrukt ................... 223
De functie Privé ontvangen is ingeschakeld ................................. 223
De afzender ontvangt een bezettoon ........................................................ 223
Er is een telefoon aangesloten op het apparaat .......................... 223
Er wordt gebruikgemaakt van een telefoonlijnsplitter .................... 224
Geen belsignaal .................................................................................... 224
Er kunnen geen faxen worden verzonden of ontvangen via een PBX-lijn ........ 224
Algemene faxproblemen oplossen ........................................................................... 224
Faxberichten worden langzaam verstuurd ................................................. 224
De faxkwaliteit is matig ........................................................................... 225
De fax wordt afgekapt of wordt op twee pagina's afgedrukt ....................... 226
Problemen met de USB-verbinding oplossen ............................................................................ 227
Problemen met bekabelde netwerken oplossen ........................................................................ 228
Slechte fysieke verbinding ...................................................................................... 228
De computer maakt gebruik van een onjuist IP-adres voor dit apparaat ........................ 228
De computer kan niet met het apparaat communiceren .............................................. 229
Het apparaat maakt gebruik van de verkeerde koppelings- en duplexinstellingen voor
het netwerk .......................................................................................................... 229
Nieuwe softwareprogramma's zorgen mogelijk voor compatibiliteitsproblemen ............ 229
Uw computer of werkstation is mogelijk niet juist ingesteld ......................................... 229
Het apparaat is uitgeschakeld of andere netwerkinstellingen zijn niet juist .................... 229
Problemen met draadloze netwerken oplossen ......................................................................... 230
Controlelijst draadloze verbinding ........................................................................... 230
Er kan niet worden afgedrukt met het apparaat na het voltooien van de draadloze
configuratie .......................................................................................................... 231
Er kan niet worden afgedrukt met het apparaat en op de computer is een firewall van
derden geïnstalleerd .............................................................................................. 231
De draadloze verbinding functioneert niet meer nadat de draadloze router of het
apparaat is verplaatst ............................................................................................ 231
NLWW xi
Er kunnen geen computers meer worden aangesloten op het draadloos apparaat ......... 232
De verbinding van het draadloos apparaat wordt verbroken wanneer er verbinding
wordt gemaakt met een virtueel privénetwerk. .......................................................... 232
Het netwerk wordt niet weergegeven in de lijst met draadloze netwerken .................... 232
Het draadloos netwerk functioneert niet ................................................................... 232
Diagnose van draadloos netwerk uitvoeren .............................................................. 233
Storing op een draadloos netwerk verminderen ........................................................ 233
Problemen met de productsoftware in Windows oplossen ......................................................... 234
Er wordt geen stuurprogramma voor het product weergegeven in de map Printers ........ 234
Er werd een foutbericht getoond tijdens de installatie van software ............................. 234
Het product bevindt zich in de modus Klaar, maar er wordt niets afgedrukt .................. 234
Problemen met de apparaatsoftware oplossen in Mac OS X ...................................................... 236
De printerdriver wordt niet in de lijst met printers en faxapparaten weergegeven .......... 236
De apparaatnaam wordt niet weergegeven in de lijst met printers en scan- en
faxapparaten ........................................................................................................ 236
De printerdriver zorgt er niet automatisch voor dat het geselecteerde apparaat wordt
weergegeven in de lijst met printers en scan- en faxapparaten. ................................... 237
Er is geen afdruktaak verzonden naar het apparaat van uw keuze .............................. 237
Wanneer het apparaat met een USB-kabel is aangesloten, wordt het apparaat niet
weergegeven in de lijst met printers en scan- en faxapparaten nadat de driver is
geselecteerd ......................................................................................................... 237
Bij USB-verbindingen wordt er een algemene printerdriver gebruikt ............................. 238
Software verwijderen (Windows) ........................................................................................... 239
Software verwijderen (Mac OS X) .......................................................................................... 240
Problemen met scannen naar e-mail oplossen .......................................................................... 241
Kan geen verbinding krijgen met de e-mailserver. ..................................................... 241
De e-mail is mislukt ................................................................................................ 241
Kan geen scan uitvoeren ........................................................................................ 241
Problemen met scannen naar netwerkmap oplossen ................................................................. 242
Het scannen is mislukt ............................................................................................ 242
Index ............................................................................................................................... 243
xii NLWW
1Inleiding
Productvergelijking
Productweergaven
Bedieningspaneel
Apparaatrapporten afdrukken
NLWW 1
Productvergelijking
M521dn
A8P79A
M521dw
A8P80A
Papierverwerking Lade 1 (100 vel)
Lade 2 (500 vel)
Optionele lade 3 (500 vel)
Standaarduitvoerbak (250 vel)
Achterste uitvoerbak (50 vel)
Automatisch dubbelzijdig
afdrukken (duplex)
Ondersteunde
besturingssystemen
Windows XP 32-bits, Service
Pack 2 en hoger
Windows Vista, 32-bits en 64-
bits
Windows 7, 32-bits en 64-bits
Windows 2003 Server (32-bits,
Service Pack 1 of hoger), alleen
print- en scandrivers
Windows 2008 Server (32-bits,
64-bits en R2), alleen print- en
scandrivers
Mac OS X v10.6.8 en later
Verbinding Hi-Speed USB 2.0
10/100/1000 Ethernet LAN-
aansluiting
Aansluiting voor draadloos
netwerk
Geheugen 256 MB RAM
Display van het
bedieningspaneel
Kleurentouchscreen
Afdrukken Drukt 40 pagina's per minuut
(ppm) af op papier van A4-
formaat en 42 ppm op papier
van Letter-formaat
USB-afdrukfunctie (geen pc
vereist)
2 Hoofdstuk 1 Inleiding NLWW
M521dn
A8P79A
M521dw
A8P80A
Kopie Kopieert met maximaal 20 ppm
Kopieert met 300 dots per inch
(dpi)
De documentinvoer heeft een
capaciteit van maximaal 50
pagina's en ondersteunt
paginaformaten van 127 tot 356
mm lang en 127 tot 216 mm
breed
Flatbedscanner met
ondersteuning voor
paginaformaten van maximaal
297 mm lang en maximaal 215
mm breed.
Automatisch dubbelzijdig
kopiëren
Scan Scant in zwart-wit met een
maximale resolutie van 1200 dpi
vanaf de glasplaat
Scant in kleur met een maximale
resolutie van 300 dpi vanuit de
documentinvoer en 600 dpi
vanaf de glasplaat
Automatisch dubbelzijdig
scannen
Scannen naar e-mail (geen
software vereist)
Scannen naar netwerkmap (geen
software vereist)
USB-scanfunctie (geen pc vereist)
Fax V.34 met twee RJ-11 faxpoorten
NLWW
Productvergelijking
3
Productweergaven
Vooraanzicht van apparaat
Achteraanzicht van apparaat
Interfacepoorten
Locatie van serienummer en modelnummer
Vooraanzicht van apparaat
2
1 2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1 Automatische documentinvoer
2 Uitvoerbak documentinvoer
3 USB-poort voor direct afdrukken en scannen zonder computer
4 Bedieningspaneel met grafisch kleurenaanraakscherm
5Aan-uitknop
6 Optionele lade 3
7Lade 2
8Lade 1
9 Ontgrendelknop van de voorklep (toegang tot de tonercartridge)
10 Uitvoerbakverlenging voor lang papier
11 Standaarduitvoerbak
12 Handgreep om het scannerdeksel omhoog te brengen
4 Hoofdstuk 1 Inleiding NLWW
Achteraanzicht van apparaat
1
2
3
4
1 Achterklep en uitvoerbak afdrukzijde omhoog (toegang om storingen te verhelpen)
2 Stofklep voor lade 2 (voor het afdrukken op legal-papierformaat)
3 Netsnoeraansluiting
4 I/O-poorten en beveiligingsslot
NLWW
Productweergaven
5
Interfacepoorten
1
2
3
4
5
1 Sleuf voor kabelslot
2 Ethernetpoort (RJ-45) voor LAN (Local Area Network)
3 Snelle USB 2.0-afdrukpoort
4 Telefoonuitgang voor het aansluiten van een extra toestel, antwoordapparaat of ander apparaat
5 Faxaansluiting voor aansluiting van het telefoonsnoer op het apparaat
6 Hoofdstuk 1 Inleiding NLWW
Locatie van serienummer en modelnummer
Het modelnummer en het serienummer staan op een identificatielabel op de achterzijde van het
apparaat. Ze staan ook op de binnenkant van de voorklep. Het serienummer bevat informatie over
land/regio van herkomst, apparaatversie, productiecode en het productienummer van het apparaat.
Modelnaam Modelnummer
M521dn A8P79A
M521dw A8P80A
NLWW
Productweergaven
7
Bedieningspaneel
Indeling van het bedieningspaneel
Beginscherm bedieningspaneel
Help-systeem op het bedieningspaneel
Indeling van het bedieningspaneel
1 Aanraakscherm Biedt toegang tot apparaatfuncties en geeft de huidige apparaatstatus aan
2 Help-knop en -lampje Biedt toegang tot het Help-systeem op het bedieningspaneel
3 Pijl naar rechts en lampje Beweegt de cursor naar rechts of brengt u naar het volgende scherm
OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige scherm
kan worden gebruikt.
4 Annuleren-knop en -lampje Wist instellingen, annuleert de huidige taak of sluit het huidige scherm.
OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige scherm
kan worden gebruikt.
5 Draadloos-lampje (alleen
draadloze modellen)
Geeft aan dat het draadloze netwerk is ingeschakeld. Het lampje knippert wanneer het
apparaat een verbinding tot stand brengt met het draadloze netwerk.
6 Attentielampje Geeft aan dat er een probleem is met het apparaat
7 Klaar-lampje Geeft aan dat het apparaat gereed is
8 Terug-knop en -lampje U gaat terug naar het vorige scherm
OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige scherm
kan worden gebruikt.
8 Hoofdstuk 1 Inleiding NLWW
9 Pijl naar links en lampje Beweegt de cursor naar links
OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige scherm
kan worden gebruikt.
10 Beginscherm-knop en -lampje Brengt u naar het beginscherm
OPMERKING: deze knop gaat alleen branden als deze functie op het huidige scherm
kan worden gebruikt.
Beginscherm bedieningspaneel
Het beginscherm biedt toegang tot apparaatfuncties en geeft de huidige apparaatstatus weer.
OPMERKING: Afhankelijk van de apparaatconfiguratie kunnen de beschikbare functies op het
beginscherm variëren. Bij sommige talen heeft het scherm mogelijk ook een andere indeling.
1
Knop Webservices
Biedt snelle toegang tot de onlineservices van HP, zoals HP ePrint
HP ePrint is een hulpmiddel voor het afdrukken van documenten. Hiermee kunt u
documenten vanaf een willekeurig apparaat met een e-mailfunctie naar het e-mailadres
van de printer sturen.
2
Knop Instellingen
Biedt toegang tot de hoofdmenu's
3
Draadloos
-knop (alleen
draadloze modellen)
Biedt toegang tot het menu Draadloos en informatie over de status van het draadloze
netwerk
OPMERKING: Als u bent aangesloten op een draadloos netwerk, wordt dit
pictogram vervangen door balkjes die de signaalsterkte aangeven.
4
Netwerk
-knop (alleen
voor apparaten die op een
netwerk zijn aangesloten)
Biedt toegang tot instellingen voor en informatie over het netwerk. Op het scherm met
netwerkinstellingen kun u de pagina Netwerkoverzicht afdrukken.
5
Knop Informatie
Biedt informatie over de apparaatstatus. Op het scherm met statusinformatie kunt u de
pagina Configuratierapport afdrukken.
NLWW
Bedieningspaneel
9
6
Knop Benodigdheden
Biedt informatie over de status van benodigdheden. Op het scherm voor
benodigdheden kunt u de pagina Status benodigdheden afdrukken.
7Knop Fax Biedt toegang tot de Fax-functie
8Knop Apps Biedt toegang tot het menu Apps om direct af te drukken vanuit webtoepassingen die u
hebt gedownload vanaf de HP ePrintCenter-website op
www.hpeprintcenter.com
9 Apparaatstatus Geeft aan dat het apparaat gereed is of een taak verwerkt.
10 Knop Scan Biedt toegang tot de scanfunctie
11 Knop Kopie Biedt toegang tot de kopieerfunctie
12 Knop USB Biedt toegang tot de USB-functie op het apparaat (voor afdrukken en scannen zonder
computer)
Help-systeem op het bedieningspaneel
Het apparaat heeft een ingebouwd Help-systeem dat uitleg geeft over het gebruik van elk scherm. U
opent het Help-systeem door de knop Help
in de rechterbovenhoek van het scherm aan te raken.
Voor sommige schermen opent Help een algemeen menu waarin kan worden gezocht naar specifieke
onderwerpen. U kunt door de menustructuur bladeren door het aanraken van de menuknoppen.
In sommige Help-schermen worden animaties weergegeven die u helpen bij het doorlopen van
procedures, bijvoorbeeld het verhelpen van papierstoringen.
Voor schermen met instellingen voor afzonderlijke taken opent Help een onderwerp dat de opties voor
dat scherm uitlegt.
Als er een fout of waarschuwing op het apparaat wordt gegeven, raakt u de knop Help
aan om een
bericht weer te geven waarin het probleem wordt beschreven. In dat bericht staan ook instructies voor
het oplossen van het probleem.
10 Hoofdstuk 1 Inleiding NLWW
Apparaatrapporten afdrukken
Vanuit het menu Rapporten kunt u verschillende informatieve pagina's over het apparaat afdrukken.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak de knop Rapporten aan.
3. Ga naar het rapport dat u wilt afdrukken.
Menu-item Omschrijving
Demopagina Een pagina afdrukken ter illustratie van de afdrukkwaliteit
Menustructuur Drukt een schema af van de menustructuur van het bedieningspaneel. De actieve
instellingen voor elk menu worden weergegeven.
Configuratierapport Een lijst afdrukken met alle instellingen van het product. Bevat netwerkgegevens als
het product is verbonden met een netwerk.
Status benodigdheden Drukt de status af van iedere tonercartridge met de volgende informatie:
Geschatte resterende levensduur van de cartridge in procenten
Geschat aantal resterende pagina's
Onderdeelnummers van HP tonercartridges
Aantal afgedrukte pagina's
Netwerkoverzicht Hiermee drukt u een lijst af met alle netwerkinstellingen van het product.
Gebruikspagina Hiermee drukt u een pagina af met PCL-pagina's, PCL 6-pagina's, PS-pagina's,
pagina's die zijn vastgelopen of verkeerd ingevoerd in het apparaat en het aantal
pagina's dat is afgedrukt. Daarnaast wordt het aantal pagina's gerapporteerd
PCL-lettert.lst Hiermee drukt u een lijst af met alle geïnstalleerde PCL-lettertypen.
PS-lettert.lst Hiermee drukt u een lijst af met alle geïnstalleerde PS-lettertypen (PostScript).
PCL6-lettert.lst Hiermee drukt u een lijst af met alle geïnstalleerde PCL6-lettertypen.
Servicepagina Hiermee drukt u het servicerapport af.
Kwaliteitspagina afdr. Een pagina voor hulp bij problemen met de afdrukkwaliteit afdrukken
NLWW
Apparaatrapporten afdrukken
11
12 Hoofdstuk 1 Inleiding NLWW
2 Papierladen
Ondersteunde papierformaten
Ondersteunde papiersoorten
Lade 1
Lade 2 en optionele lade 3
Gebruik van de opties voor papieruitvoer
NLWW 13
Ondersteunde papierformaten
OPMERKING: Voor de beste resultaten selecteert u het juiste papierformaat en de juiste papiersoort
in de printerdriver voordat u gaat afdrukken.
Tabel 2-1 Ondersteunde papierformaten
Formaat en afmetingen Lade 1 Lade 2 en de
optionele laden
voor 500 vel
Automatisch
dubbelzijdig
afdrukken (duplex)
Letter
216 x 279 mm
Legal
216 x 356 mm
Executive
184 x 267 mm
8,5 x 13 inch
216 x 330 mm
A4
210 x 297 mm
A5
148 x 210 mm
A6
104 x 148 mm
B5 (JIS)
182 x 257 mm
16K
184 x 260 mm
16K
197 x 273 mm
Briefkaart (JIS)
100 x 148 mm
Dubbele briefkaart (JIS)
200 x 148 mm
Aangepast
76 x 127 mm tot 216 x 356 mm
14 Hoofdstuk 2 Papierladen NLWW
Tabel 2-1 Ondersteunde papierformaten (vervolg)
Formaat en afmetingen Lade 1 Lade 2 en de
optionele laden
voor 500 vel
Automatisch
dubbelzijdig
afdrukken (duplex)
Aangepast
105 x 148 mm tot 216 x 356 mm
Aangepast
210 x 280 mm tot 216 x 356 mm
Envelop #10
105 x 241 mm
DL-envelop
110 x 220 mm
C5-envelop
162 x 229 mm
B5-envelop
176 x 250 mm
Envelop Monarch
98 x 191 mm
NLWW
Ondersteunde papierformaten
15
Ondersteunde papiersoorten
Ga naar www.hp.com/support/ljmfpM521series voor een compleet overzicht van specifieke HP-
papiersoorten die dit apparaat ondersteunt.
OPMERKING: Voor de beste resultaten selecteert u het juiste papierformaat en de juiste papiersoort
in de printerdriver voordat u gaat afdrukken.
Tabel 2-2 Ondersteunde papiersoorten
Papiersoort Lade 1 Lade 2 en de
optionele laden voor
500 vel
Automatisch
dubbelzijdig
afdrukken (duplex)
Gewoon
HP EcoSMART
Licht 60-74 g
Middengewicht 96–110 g
Zwaar 111–130 g
Extra zwaar 131–175 g
Transparant
Etiketten
Briefhoofd
Envelop
Voorbedrukt
Geperforeerd
Kleur
Bankpost
Kringloop
Ruw
16 Hoofdstuk 2 Papierladen NLWW
Lade 1
Ladecapaciteit en afdrukrichting van het papier
Lade 1 vullen
Ladecapaciteit en afdrukrichting van het papier
Plaats niet te veel papier in de laden om storingen te voorkomen. Let erop dat de bovenkant van de
stapel niet boven de indicator voor de maximale hoogte uitkomt. Vul de lade tot minder dan de helft
van de indicatoren bij kort/smal of zwaar/glanzend papier.
Tabel 2-3 Capaciteit lade 1
Papiersoort Specificaties Hoeveelheid
Papier Bereik:
60 g/m
2
tot 220 g/m
2
Maximale stapelhoogte: 12 mm
Equivalent aan 100 vellen van 75 g/m
2
Enveloppen
75 g/m
2
tot 90 g/m
2
Maximaal 10 enveloppen
Etiketten 0,10 tot 0,14 mm dik Maximale stapelhoogte: 12 mm
Transparanten 0,10 tot 0,14 mm dik Maximale stapelhoogte: 12 mm
Tabel 2-4 Afdrukstand van het papier in lade 1
Enkelzijdig afdrukken Automatisch dubbelzijdig afdrukken
en Alternatieve briefhoofdmodus
Enveloppen
Afdrukzijde boven
Bovenrand in de richting van de printer
Afdrukzijde beneden
Onderrand in de richting van de printer
Afdrukzijde boven
Korte frankeerzijde in de richting van het
apparaat
NLWW
Lade 1
17
Lade 1 vullen
1. Open lade 1.
2. Trek de papiersteun naar buiten en klap het
verlengstuk open.
18 Hoofdstuk 2 Papierladen NLWW
3. Plaats het papier in de lade. Let erop dat het
papier onder de tabs past en niet boven de
maximale papier hoogte-indicator komt
4. Stel de zijgeleiders zo in dat deze de stapel
papier licht raken zonder dat het papier buigt.
NLWW
Lade 1
19
Lade 2 en optionele lade 3
Ladecapaciteit en afdrukrichting van het papier
Vul lade 2 en de optionele lade 3
Ladecapaciteit en afdrukrichting van het papier
Plaats niet te veel papier in de laden om storingen te voorkomen. Let erop dat de bovenkant van de
stapel niet boven de indicator voor de maximale hoogte uitkomt. Vul de lade tot minder dan de helft
van de indicatoren bij kort/smal of zwaar/glanzend papier.
Tabel 2-5 Capaciteit lade 2 en optionele lade 3
Papiersoort Specificaties Hoeveelheid
Papier Bereik:
60 g/m
2
tot 130 g/m
2
Equivalent aan 500 vellen van 75 g/m
2
Tabel 2-6 Afdrukrichting van lade 2 en lade 3
Enkelzijdig afdrukken Automatisch dubbelzijdig afdrukken
en Alternatieve briefhoofdmodus
Enveloppen
Afdrukzijde beneden
Bovenrand aan voorzijde lade
Afdrukzijde boven
Onderrand aan voorzijde lade
Druk enveloppen alleen af vanuit lade 1.
20 Hoofdstuk 2 Papierladen NLWW
Vul lade 2 en de optionele lade 3
OPMERKING: De procedure voor het plaatsen van papier is voor lade 3 hetzelfde als voor lade 2.
Hier wordt alleen lade 2 weergegeven.
1. Trek de lade uit en iets omhoog om de lade
volledig uit het apparaat te verwijderen.
2. Knijp de ontgrendeling van de
linkerpapiergeleider in en schuif de
zijgeleiders tot op het gewenste
papierformaat.
3. Knijp de ontgrendeling van de achterste
papiergeleider in en schuif deze tot het
gewenste papierformaat.
NLWW
Lade 2 en optionele lade 3
21
4. Plaats het papier in de lade. Let erop dat de
stapel papier in alle vier hoeken plat ligt en
dat de bovenzijde van de stapel niet boven de
maximale papierhoogte-indicator uitkomt.
5. Schuif de lade volledig terug in het apparaat.
2
1
2
2
22 Hoofdstuk 2 Papierladen NLWW
Gebruik van de opties voor papieruitvoer
Afdrukken naar de standaarduitvoerbak
In de standaarduitvoerbak wordt het papier in de juiste volgorde verzameld met de voorzijde omlaag.
Gebruik deze bak voor de meeste afdruktaken, inclusief transparanten. Zorg ervoor dat de achterste
uitvoerbak is gesloten als u de standaarduitvoerbak gebruikt. Ter voorkoming van storingen mag de
achterste uitvoerbak tijdens het afdrukken niet worden geopend of gesloten.
De standaarduitvoerbak kan maximaal 250 vel papier met een gewicht van 75 g/m
2
bevatten.
Afdrukken naar de achterste uitvoerbak
Het apparaat drukt altijd af naar de achterste uitvoerbak als deze open is. Papier dat naar deze bak
wordt afgedrukt, komt met de afdrukzijde naar boven en met de laatste pagina bovenop (omgekeerde
volgorde) in de bak terecht.
De achterste uitvoerbak kan maximaal 50 vel papier met een gewicht van 75 g/m
2
bevatten.
Afdrukken vanuit lade 1 naar de achterste uitvoerbak geeft de meest rechte doorvoerbaan. Door de
achterste uitvoerbak te openen, kunt u de afdrukresultaten bij de volgende formaten verbeteren:
Enveloppen
Etiketten
Klein papier met aangepast formaat
Briefkaarten
Papier dat zwaarder is dan 120 g/m
2
Als u de achterste uitvoerlade wilt openen, neemt u de hendel bovenaan de bak vast. Trek de bak
omlaag in een hoek van 45° en schuif het verlengstuk uit.
NLWW
Gebruik van de opties voor papieruitvoer
23
OPMERKING: Wanneer de achterste uitvoerbak wordt geopend, zijn de duplexeenheid en de
bovenste uitvoerbak niet beschikbaar. Ter voorkoming van storingen mag de achterste uitvoerbak
tijdens het afdrukken niet worden geopend of gesloten.
24 Hoofdstuk 2 Papierladen NLWW
3 Onderdelen, benodigdheden en
accessoires
Onderdelen, accessoires en benodigdheden bestellen
Beleid van HP ten aanzien van benodigdheden van derden
Anti-namaakwebsite van HP
Afdrukken wanneer een tonercartridge het einde van de geschatte levensduur heeft bereikt
Zelfreparatie-onderdelen voor de klant
Accessoires
Tonercartridge
NLWW 25
Onderdelen, accessoires en benodigdheden
bestellen
Originele HP tonercartridges en papier www.hp.com/go/suresupply
Originele onderdelen of accessoires van HP bestellen
www.hp.com/buy/parts
Bestellen via service- of ondersteuningsproviders Neem contact op met een erkend service- of ondersteuningspunt
van HP.
26 Hoofdstuk 3 Onderdelen, benodigdheden en accessoires NLWW
Beleid van HP ten aanzien van benodigdheden van
derden
Hewlett-Packard Company raadt het gebruik af van nieuwe of opnieuw gevulde tonercartridges die niet
afkomstig zijn van HP.
OPMERKING: het gebruik van tonercartridges die niet van HP zijn, of het gebruik van nagevulde
tonercartridges in printerproducten van HP heeft geen invloed op de garantie die aan de klant is
gegeven of op ondersteuningsovereenkomsten van HP die met de klant zijn afgesloten. Als problemen
met of schade aan het product echter te wijten zijn aan het gebruik van een niet-HP tonercartridge of
een bijgevulde tonercartridge, brengt HP de standaardarbeids- en materiaalkosten in rekening voor de
reparatie van het product voor de betreffende problemen of schade.
NLWW
Beleid van HP ten aanzien van benodigdheden van derden
27
Anti-namaakwebsite van HP
Ga naar www.hp.com/go/anticounterfeit als u een tonercartridge van HP heeft geïnstalleerd en er op
het bedieningspaneel een melding wordt weergegeven dat de cartridge niet van HP is. HP helpt u te
bepalen of de desbetreffende cartridge een echt HP-product is en stappen te ondernemen om het
probleem op te lossen.
In de volgende gevallen heeft u mogelijk te maken met een niet-originele HP tonercartridge:
Op de statuspagina voor benodigdheden wordt aangegeven dat een artikel van een andere
fabrikant dan HP is geïnstalleerd.
U ondervindt een groot aantal problemen bij het gebruik van de tonercartridge.
De cartridge ziet er anders uit dan gebruikelijk (de verpakking is bijvoorbeeld anders dan die van
HP).
28 Hoofdstuk 3 Onderdelen, benodigdheden en accessoires NLWW
Afdrukken wanneer een tonercartridge het einde
van de geschatte levensduur heeft bereikt
Zwarte cartridge bijna leeg: Het apparaat geeft aan wanneer een tonercartridge vrijwel leeg is.
De werkelijke resterende levensduur van een tonercartridge kan afwijken. Zorg dat u een vervangende
tonercartridge heeft die u kunt plaatsen wanneer de afdrukkwaliteit niet meer voldoet. De
tonercartridge hoeft nu nog niet te worden vervangen.
Zwarte cartridge vrijwel leeg: Het apparaat geeft aan wanneer de tonercartridge bijna leeg is.
De werkelijke resterende levensduur van een tonercartridge kan afwijken. Zorg dat u een vervangende
tonercartridge heeft die u kunt plaatsen wanneer de afdrukkwaliteit niet meer voldoet. De
tonercartridge hoeft op dat moment nog niet te worden vervangen, tenzij de afdrukkwaliteit niet langer
acceptabel is.
Zodra een tonercartridge van HP de status Vrijwel leeg heeft, is de Premium Protection Warranty van
HP niet langer van toepassing op deze tonercartridge.
U kunt de manier waarop het apparaat reageert wanneer benodigdheden bijna leeg zijn aanpassen.
U hoeft deze instellingen niet opnieuw te configureren wanneer u een nieuwe tonercartridge of
afbeeldingsdrum plaatst.
De instelling Vrijwel leeg in- of uitschakelen
U kunt de standaardinstellingen op elk gewenst moment in- of uitschakelen en u hoeft deze niet
opnieuw in te schakelen wanneer u een nieuwe tonercartridge installeert.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Open de volgende menu's:
Systeeminstellingen
Instellingen benodigdheden
Zwarte printcassette
Instelling voor vrijwel leeg
3. Selecteer een van de volgende opties:
Selecteer de optie Doorgaan als u wilt dat het apparaat u waarschuwt wanneer een
tonercartridge vrijwel leeg is, maar wel doorgaat met afdrukken.
Selecteer de optie Stoppen/Vervangen als u wilt instellen dat het apparaat stopt met
afdrukken (ook het afdrukken van faxen) tot u de tonercartridge heeft vervangen.
Selecteer de optie Prompt als u wilt instellen dat het apparaat stopt met afdrukken (ook het
afdrukken van faxen) en u vraagt de tonercartridge te vervangen. U kunt het bericht ter
kennisgeving aannemen en doorgaan met afdrukken. Een door de klant te configureren optie
op dit apparaat is "Herinner mij na 100 pagina's, 200 pagina's, 300 pagina's, 400
pagina's of nooit". Deze optie is beschikbaar voor het gemak van de klant en vormt geen
indicatie dat deze pagina's een acceptabele afdrukkwaliteit hebben.
NLWW
Afdrukken wanneer een tonercartridge het einde van de geschatte levensduur heeft bereikt
29
Wanneer de optie Stoppen/Vervangen is ingesteld op het apparaat, bestaat het risico dat faxen niet
worden afgedrukt nadat de nieuwe cartridge is geïnstalleerd. Dit gebeurt wanneer het apparaat toen
het was uitgeschakeld meer faxen heeft ontvangen dan in het geheugen passen.
Wanneer de optie Prompt is ingesteld op het apparaat, bestaat het risico dat faxen niet worden
afgedrukt nadat de nieuwe cartridge is geïnstalleerd. Dit gebeurt wanneer het apparaat toen het
wachtte op een reactie op de melding meer faxen heeft ontvangen dan in het geheugen passen.
Zodra een tonercartridge van HP de status Vrijwel leeg heeft, is de Premium Protection Warranty van
HP niet langer van toepassing op deze tonercartridge. Wanneer een tonercartridge van HP vrijwel leeg
is en toch de optie Doorgaan is gekozen, worden afdrukgebreken of cartridgeproblemen niet
beschouwd als materiaal- of fabricagefouten in het onderdeel volgens de garantie op de tonercartridge
van HP.
30 Hoofdstuk 3 Onderdelen, benodigdheden en accessoires NLWW
Zelfreparatie-onderdelen voor de klant
De volgende onderdelen voor zelfreparatie zijn beschikbaar voor uw apparaat.
Onderdelen die zijn gemarkeerd met Verplicht, kunnen door de klant zelf worden geïnstalleerd.
U kunt de reparatie ook laten uitvoeren door servicemedewerkers van HP maar dan worden
kosten in rekening gebracht. Voor deze onderdelen wordt onder uw HP-productgarantie geen
ondersteuning ter plekke of reparatie in de werkplaats aangeboden.
Onderdelen die zijn gemarkeerd met Optioneel , kunnen tijdens de garantieperiode van het
apparaat op uw verzoek zonder bijkomende kosten worden geïnstalleerd door
servicemedewerkers van HP.
OPMERKING: Ga naar www.hp.com/go/learnaboutsupplies voor meer informatie.
Tabel 3-1 Zelfreparatie-onderdelen voor de klant
Artikel Omschrijving Instructies voor zelf
vervangen
Nummer
Tonercartridge,
standaardcapaciteit
Vervangende tonercartridge Verplicht CE255-67901
Tonercartridge, hoge capaciteit Vervangende tonercartridge Verplicht CE255-67902
Cassettemodule lade 2 Vervangende lade 2 Verplicht RM1-8512-000CN
Complete invoerlade voor 500
vel (optionele lade 3)
Optionele invoerlade voor 500
vel en installatie-instructies
Verplicht CE530-69001
Onderhoudskit voor
documentinvoerrollen
Vervangende rollen voor de
documentinvoer
Optioneel A8P79-65001
Onderhoudskit scheidingskussen
documentinvoer
Vervangend scheidingskussen
voor de documentinvoer
Optioneel A8P79-65010
Netsnoer 220 V-10 A Vervangend netsnoer - China Verplicht 8121-0943
Netsnoer 110 V-13 A Vervangend netsnoer - Taiwan Verplicht 8121-0964
Netsnoer 220 V-10 A Vervangend netsnoer - Korea, EU
algemeen
Verplicht 8121-0731
Netsnoer 220 V-6 A Vervangend netsnoer - India Verplicht 8121-0564
Netsnoer 220 V - 10 A Vervangend netsnoer - VK/Azië
en Oceanië
Verplicht 8121-0739
Netsnoer 220 V - 10 A Vervangend netsnoer - Australië
en Nieuw-Zeeland
Verplicht 8121-0837
Netsnoer 220 V - 10 A Vervangend netsnoer - Israël Verplicht 8121-1004
Netsnoer 220 V - 10 A Vervangend netsnoer -
Denemarken
Verplicht 8121-0733
Netsnoer 220 V - 10 A Vervangend netsnoer - Zuid-
Afrika
Verplicht 8121-0737
Netsnoer 220 V - 10 A Vervangende kabel - Zwitserland Verplicht 8121-0738
NLWW
Zelfreparatie-onderdelen voor de klant
31
Tabel 3-1 Zelfreparatie-onderdelen voor de klant (vervolg)
Artikel Omschrijving Instructies voor zelf
vervangen
Nummer
Netsnoer 110 V - 10 A Vervangend netsnoer - Brazilië Verplicht 8121-1071
Netsnoer 220 V - 10 A Vervangend netsnoer -
Argentinië
Verplicht 8121-0729
Netsnoer 220 V - 10 A Vervangend netsnoer - Zuid-
Amerika/Chili/Peru
Verplicht 8121-0735
Netsnoer 220 / 110 V Vervangend netsnoer - Thailand/
Filipijnen
Verplicht 8121-0734
Netsnoer 110 V - 10 A Vervangend netsnoer – Saoedi-
Arabië/Overig
Verplicht 8121-0740
32 Hoofdstuk 3 Onderdelen, benodigdheden en accessoires NLWW
Accessoires
Artikel Omschrijving Onderdeelnummer
Optionele lade voor 500 vel en
invoereenheid
Optionele lade om de papiercapaciteit
te vergroten.
CE530A
MFP-standaard Een kast met opslagruimte waar het
apparaat op kan worden gezet.
CF338A
USB-kabel Standaard USB-compatibele
aansluitkabel van 2 meter
C6518A
NLWW
Accessoires
33
Tonercartridge
Afbeelding van tonercartridge
Informatie over tonercartridges
De tonercartridge vervangen
Afbeelding van tonercartridge
2 3
1
1Afbeeldingsdrum
VOORZICHTIG: Raak de pendel of het oppervlak van de roller niet aan. Als u dit doet, kan de cartridge beschadigd
raken.
2Geheugenchip
3 Treklipje van de beschermingstape.
34 Hoofdstuk 3 Onderdelen, benodigdheden en accessoires NLWW
Informatie over tonercartridges
Capaciteit Cartridgenummer Nummer
Zwarte tonercartridge met
standaardcapaciteit
55A CE255A
Zwarte tonercartridge met hoge
capaciteit
55X CE255X
Meer informatie over benodigdheden vindt u op www.hp.com/go/learnaboutsupplies.
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Ga voor de
meest recente informatie over benodigdheden naar
www.hp.com/support/ljmfpM521series.
Tonercartridge recyclen
Plaats de gebruikte tonercartridge in de doos waarin u de nieuwe cartridge hebt ontvangen om deze te
recyclen. Stuur het gebruikte onderdeel met het bijgesloten retouretiket naar HP voor recycling. Voor
informatie over hergebruik raadpleegt u de gids voor hergebruik die bij elk nieuw onderdeel van HP
wordt geleverd.
Bewaren van tonercartridges
Haal de tonercartridge pas uit de verpakking wanneer u klaar bent om deze te gebruiken.
VOORZICHTIG: Stel de tonercartridge niet langer dan enkele minuten bloot aan licht. Zo voorkomt
u beschadiging van de cartridge.
Beleid van HP ten aanzien van tonercartridges die niet van HP zijn
Hewlett-Packard Company kan het gebruik van tonercartridges die niet door HP zijn vervaardigd
(nieuw of opnieuw gevuld), niet aanbevelen.
OPMERKING: Beschadigingen door een tonercartridge die niet van HP is, vallen niet onder de
garantie en serviceovereenkomsten van HP.
NLWW
Tonercartridge
35
De tonercartridge vervangen
VOORZICHTIG: Als er toner op uw kleding komt, veegt u dit af met een droge doek en wast u de
kleding in koud water. Met warm water wordt de toner in de stof opgenomen.
OPMERKING: Op de verpakking van de tonercartridge vindt u informatie over hergebruik van
gebruikte cartridges.
1. Druk op de ontgrendelknop van de voorklep.
2
2. Open de voorste klep.
2
1
1
36 Hoofdstuk 3 Onderdelen, benodigdheden en accessoires NLWW
3. Verwijder de gebruikte tonercartridge uit het
apparaat.
2
1
4. Neem de nieuwe tonercartridge uit de zak.
Plaats de gebruikte tonercartridge in de zak
voor recycling.
5. Pak de voor- en achterzijde van de
printcartridge vast en verspreid de toner door
de tonercartridge voorzichtig vijf of zes keer
heen en weer te schudden.
VOORZICHTIG: Raak de sluiter en het
oppervlak van de rol niet aan.
6. Verwijder de verpakkingstape van de nieuwe
tonercartridge. Gebruik de tape voor de
gebruikte tonercartridge.
NLWW
Tonercartridge
37
7. Lijn de tonercartridge uit met de sporen in het
apparaat en druk de tonercartridge stevig op
zijn plaats.
2
1
1
8. Sluit de voorklep.
2
1
1
38 Hoofdstuk 3 Onderdelen, benodigdheden en accessoires NLWW
4 Afdrukken
Ondersteunde printerdrivers (Windows)
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Windows)
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Mac OS X)
Afdruktaken (Windows)
Afdruktaken (Mac OS X)
Afdrukken van archiefkwaliteit maken
HP ePrint gebruiken
AirPrint gebruiken
Direct afdrukken via USB
NLWW 39
Ondersteunde printerdrivers (Windows)
U krijgt toegang tot het afdruksysteem van het apparaat via printerdrivers. De volgende printerdrivers
zijn beschikbaar op
www.hp.com/go/ljmfpM521series_software.
HP PCL 6-driver
Meegeleverd als de standaarddriver op de installatie-cd. Deze driver wordt
automatisch geïnstalleerd, tenzij u een andere driver selecteert.
Aanbevolen voor alle Windows-omgevingen
Biedt in het algemeen de beste snelheid, afdrukkwaliteit en ondersteuning voor
apparaatfuncties voor de meeste gebruikers
Ontwikkeld om samen te werken met de Windows Graphic Device Interface
(GDI) voor optimale snelheid in Windows-omgevingen
Mogelijk niet helemaal compatibel met software van derden of aangepaste
programma’s die zijn gebaseerd op PCL 5
HP UPD PS-driver
Aanbevolen voor afdrukken met programma’s van Adobe
®
of met andere
grafisch intensieve software
Biedt ondersteuning voor afdrukken via postscript-emulatie en voor postscript
flash-lettertypen
HP UPD PCL 5
Aanbevolen voor alle veelvoorkomende afdruktaken op een kantoor
(Windows-omgevingen)
Compatibel met eerdere PCL-versies en oudere HP LaserJet-producten
De beste keuze voor afdrukken via aangepaste softwareprogramma's of
softwareprogramma's van derden
De beste keuze wanneer u in verschillende omgevingen werkt, waarbij het
product dient te worden ingesteld op PCL 5 (UNIX, Linux, mainframe)
Ontworpen voor Windows-omgevingen in bedrijven om één driver te bieden
die u voor meerdere printermodellen kunt gebruiken
Aanbevolen wanneer u naar meerdere printermodellen afdrukt vanaf een
mobiele Windows-computer
HP UPD PCL 6
Aanbevolen voor printen in alle Windows-omgevingen
Biedt algemeen de beste snelheid, afdrukkwaliteit en printerfunctie-
ondersteuning voor de meeste gebruikers
Ontwikkeld voor gebruik met Windows Graphic Device Interface (GDI) voor
de beste snelheid in Windows-omgevingen
Mogelijk niet helemaal compatibel met software van derden of aangepaste
programma’s die zijn gebaseerd op PCL 5
HP Universal Print Driver (UPD)
De HP Universal Print Driver (UPD) voor Windows is een driver die u vanaf elke locatie rechtstreeks
toegang biedt tot vrijwel elk HP LaserJet-apparaat, zonder dat u afzonderlijke drivers hoeft te
downloaden. De driver is gebaseerd op HP-printdrivertechnologie die zich in het verleden al heeft
40 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
bewezen. Ook is de driver grondig getest en gebruikt in combinatie met veel verschillende
softwareprogramma's. Het betreft een krachtige oplossing die gelijkmatig presteert.
De HP UPD communiceert rechtstreeks met elk HP-product, verzamelt configuratiegegevens en past
vervolgens de gebruikersinterface aan om zo de unieke, beschikbare functies van het product weer te
geven. De UPD schakelt automatisch functies in die voor het product beschikbaar zijn. Hierbij kunt u
denken aan dubbelzijdig afdrukken en nieten, zodat u deze functies niet meer handmatig hoeft in te
schakelen.
Ga naar
www.hp.com/go/upd voor meer informatie.
Installatiemodi UPD
Traditionele modus
Als u voor deze modus kiest, dient u de UPD van internet te downloaden. Ga
naar
www.hp.com/go/upd.
Kies deze modus wanneer u de driver installeert voor één computer.
De UPD werkt met een specifiek apparaat.
Als u voor deze modus kiest, moet u de UPD voor elke computer en voor elk
apparaat afzonderlijk installeren.
Dynamische modus
Als u voor deze modus kiest, dient u de UPD van internet te downloaden. Ga
naar
www.hp.com/go/upd.
In de dynamische modus kunt u volstaan met de installatie van één driver. U
kunt dan meerdere netwerkapparaten van HP op elke locatie detecteren en
daarmee afdrukken.
Gebruik deze modus wanneer u de UPD voor een werkgroep wilt installeren.
Gebruik deze modus niet voor apparaten die via USB zijn aangesloten.
NLWW
Ondersteunde printerdrivers (Windows)
41
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Windows)
Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak
De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt gesloten
De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen
De configuratie-instellingen van het product wijzigen
Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak
Wijzigingen die u in de afdrukinstellingen aanbrengt, hebben prioriteit afhankelijk van waar de
wijzigingen zijn aangebracht:
OPMERKING: Namen van opdrachten en dialoogvensters kunnen variëren afhankelijk van het
programma dat u gebruikt.
Dialoogvenster Pagina-instelling. Het dialoogvenster wordt geopend wanneer u klikt op
Pagina-instelling of een vergelijkbare opdracht in het menu Bestand van het programma
waarin u werkt. Als u hier wijzigingen aanbrengt, worden alle gewijzigde instellingen ergens
anders teniet gedaan.
Dialoogvenster Afdrukken: klik op Afdrukken, Afdrukinstellingen of op een
soortgelijke opdracht in het menu Bestand van het programma waar u in werkt om dit
dialoogvenster te openen. De instellingen die u wijzigt in het dialoogvenster Afdrukken hebben
een lagere prioriteit en hebben meestal geen invloed op de wijzigingen die u hebt aangebracht in
het dialoogvenster Pagina-instelling.
Dialoogvenster Printereigenschappen (printdriver): Klik op Eigenschappen in het
dialoogvenster Afdrukken om de printdriver te openen. Instellingen die u wijzigt in het
dialoogvenster Printereigenschappen hebben meestal geen invloed op instellingen elders in
de afdruksoftware. U kunt de meeste afdrukinstellingen hier wijzigen.
Instellingen printerdriver: Met de standaardinstellingen in de printdriver worden de
instellingen voor alle afdruktaken bepaald, tenzij de instellingen worden gewijzigd in een van de
dialoogvensters Pagina-instelling, Afdrukken of Eigenschappen voor printer.
Instellingen op het bedieningspaneel: De instellingen die op het bedieningspaneel van het
apparaat worden gewijzigd, hebben een lagere prioriteit dan instellingen die elders worden
gewijzigd.
De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het
softwareprogramma wordt gesloten
De stappen kunnen variëren. Dit is de meeste voorkomende procedure.
1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het programma.
2. Selecteer het product en klik op Eigenschappen of Voorkeuren.
42 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen
1. Windows XP, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 (te beginnen
vanuit de standaardweergave van het menu Start): klik op Start en vervolgens op
Printers en faxapparaten.
Windows XP, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 (te beginnen
vanuit de klassieke weergave van het menu Start): klik op Start, Instellingen en
vervolgens op Printers.
Windows Vista: Klik op het Windows-pictogram in de linkeronderhoek van het scherm en klik
achtereenvolgens op Configuratiescherm en Printers.
Windows 7: Klik op het Windows-pictogram in de linkeronderhoek van het scherm en klik
vervolgens op Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en selecteer Afdrukvoorkeuren.
De configuratie-instellingen van het product wijzigen
1. Windows XP, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 (te beginnen
vanuit de standaardweergave van het menu Start): klik op Start en vervolgens op
Printers en faxapparaten.
Windows XP, Windows Server 2003 en Windows Server 2008 (te beginnen
vanuit de klassieke weergave van het menu Start): klik op Start, Instellingen en
vervolgens op Printers.
Windows Vista: Klik op het Windows-pictogram in de linkeronderhoek van het scherm en klik
achtereenvolgens op Configuratiescherm en Printers.
Windows 7: Klik op het Windows-pictogram in de linkeronderhoek van het scherm en klik
vervolgens op Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en selecteer Eigenschappen of
Printereigenschappen.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen.
NLWW
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Windows)
43
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Mac OS X)
Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak
De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt gesloten
De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen
De configuratie-instellingen van het product wijzigen
Prioriteit voor wijzigen instellingen afdruktaak
Wijzigingen die u in de afdrukinstellingen aanbrengt, hebben prioriteit afhankelijk van waar de
wijzigingen zijn aangebracht:
OPMERKING: Namen van opdrachten en dialoogvensters kunnen variëren afhankelijk van het
programma dat u gebruikt.
Dialoogvenster Pagina-instelling: klik op Pagina-instelling of op een vergelijkbare
opdracht op het menu Archief van het programma waarin u werkt om dit dialoogvenster te
openen. Instellingen die u hier wijzigt, kunnen instellingen die u ergens anders hebt gewijzigd
vervangen.
Dialoogvenster Afdrukken. Het dialoogvenster wordt geopend wanneer u klikt op
Afdrukken, Afdrukinstelling of een vergelijkbare opdracht in het menu Bestand van het
programma waarin u werkt. Instellingen die in het dialoogvenster Afdrukken worden gewijzigd
hebben een lagere prioriteit en doen wijzigingen in het dialoogvenster Pagina-instelling niet
teniet.
Standaardinstellingen in de printerdriver. Met de standaardinstellingen in de printerdriver
worden de instellingen voor alle afdruktaken bepaald, tenzij de instellingen worden gewijzigd in
een van de dialoogvensters Pagina-instelling, Afdrukken en Eigenschappen voor
printer, zoals hierboven beschreven.
Instellingen op het bedieningspaneel: De instellingen die op het bedieningspaneel van het
apparaat worden gewijzigd, hebben een lagere prioriteit dan instellingen die elders worden
gewijzigd.
De instellingen voor alle afdruktaken wijzigen totdat het
softwareprogramma wordt gesloten
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de
vervolgkeuzelijst van het menu en open vervolgens het menu waarvoor u de afdrukinstellingen wilt
wijzigen.
4. Selecteer voor elk menu de afdrukinstellingen die u wilt wijzigen.
5. Wijzig de gewenste instellingen in de verschillende menu's.
44 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
De standaardinstellingen voor alle afdruktaken wijzigen
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de
vervolgkeuzelijst van het menu en open vervolgens het menu waarvoor u de afdrukinstellingen wilt
wijzigen.
4. Selecteer voor elk menu de afdrukinstellingen die u wilt opslaan, zodat u deze opnieuw kunt
gebruiken.
5. Klik in het menu Voorinstellingen op de optie Opslaan als... en typ een naam voor de
voorinstelling.
6. Klik op de knop OK.
Deze instellingen worden in het menu Voorinstellingen opgeslagen. Als u de nieuwe instellingen wilt
gebruiken, moet u de opgeslagen voorinstelling selecteren wanneer u een programma opent en wilt
afdrukken.
De configuratie-instellingen van het product wijzigen
1.
Open op de computer het menu Apple
, klik op Systeemvoorkeuren en klik vervolgens op
het pictogram Afdrukken en faxen of Afdrukken en scannen.
2. Selecteer het apparaat aan de linkerzijde van het scherm.
3. Klik op de knop Opties en benodigdheden.
4. Klik op het tabblad Driver.
5. Configureer de geïnstalleerde opties.
NLWW
Instellingen van de afdruktaak wijzigen (Mac OS X)
45
Afdruktaken (Windows)
Een afdruksnelkoppeling gebruiken (Windows)
Een afdruksnelkoppeling maken (Windows)
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows)
Handmatig dubbelzijdig afdrukken (Windows)
Meerdere pagina's per vel afdrukken (Windows)
De afdrukrichting selecteren (Windows)
De papiersoort selecteren (Windows)
De eerste of laatste pagina op ander papier afdrukken (Windows)
De schaal van een document aanpassen aan het papierformaat (Windows)
Een brochure maken (Windows)
Het papierformaat selecteren (Windows)
Een aangepast papierformaat selecteren (Windows)
Watermerken afdrukken (Windows)
Een afdruktaak annuleren (Windows)
Een afdruksnelkoppeling gebruiken (Windows)
1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
46 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
3. Klik op het tabblad Snelkoppelingen.
4. Selecteer een van de snelkoppelingen. Klik op
de knop OK om het dialoogvenster
Documenteigenschappen te sluiten.
OPMERKING: Wanneer u een
snelkoppeling selecteert, worden de
bijbehorende instellingen op de overige
tabbladen in de printerdriver gewijzigd.
5. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de
knop OK om de taak af te drukken.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
47
Een afdruksnelkoppeling maken (Windows)
1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Snelkoppelingen.
4. Selecteer een bestaande snelkoppeling als
basis.
OPMERKING: Selecteer altijd eerst een
snelkoppeling voordat u een van de
instellingen aan de rechterkant van het scherm
aanpast. Als u eerst de instellingen aanpast en
vervolgens een snelkoppeling selecteert, gaan
al uw aanpassingen verloren.
48 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
5. Selecteer de afdrukopties voor de nieuwe
snelkoppeling.
6. Klik op de knop Opslaan als.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
49
7. Geef een naam op voor de snelkoppeling en
klik vervolgens op de knop OK.
8. Klik op de knop OK om het dialoogvenster
Documenteigenschappen te sluiten. Klik in
het dialoogvenster Afdrukken op de knop
OK om de taak af te drukken.
50 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Windows)
De volgende papierformaten voor automatisch dubbelzijdig afdrukken worden door het apparaat
ondersteund:
Letter
Legal
A4
8,5 x 13
De volgende papiersoorten voor automatisch dubbelzijdig afdrukken worden door het apparaat
ondersteund:
Niet opgegeven
Gewoon
HP EcoSMART Lite
Licht 60-74 g
Middengewicht 96–110 g
Briefhoofd
Voorbedrukt
Geperforeerd
Kleur
Bankpost
Kringloop
Kies bij andere papiersoorten of -formaten voor handmatig tweezijdig afdrukken.
1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
Eigenschappen of Voorkeuren.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
51
3. Klik op het tabblad Afwerking.
4. Vink het vakje Dubbelzijdig afdrukken
aan. Klik op de knop OK om het
dialoogvenster Documenteigenschappen
te sluiten.
5. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de
knop OK om de taak af te drukken.
52 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
Handmatig dubbelzijdig afdrukken (Windows)
Kies bij papiersoorten of -formaten die niet door de automatische tweezijdige functie worden
ondersteund voor handmatig tweezijdig afdrukken. Als u deze optie wilt gebruiken, dient u het
apparaat voor handmatig tweezijdig afdrukken te configureren. De eerste vijf stappen van de volgende
taak hoeven slechts eenmaal te worden uitgevoerd. Hierna kunt u handmatig tweezijdig afdrukken
door te beginnen bij stap 6.
1. Windows XP, Windows Server 2003
en Windows Server 2008 (te beginnen
vanuit de standaardweergave van het
menu Start): klik op Start en vervolgens op
Printers en faxapparaten.
Windows XP, Windows Server 2003
en Windows Server 2008 (te beginnen
vanuit de klassieke weergave van het
menu Start): klik op Start, Instellingen en
vervolgens op Printers.
Windows Vista: Klik op het Windows-
pictogram in de linkeronderhoek van het
scherm en klik achtereenvolgens op
Configuratiescherm en Printers.
Windows 7: Klik op het Windows-pictogram
in de linkeronderhoek van het scherm en klik
vervolgens op Apparaten en printers.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
van de printerdriver en selecteer vervolgens
Printereigenschappen.
3. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen.
4. Vouw de lijst met Installeerbare opties uit.
In de vervolgkeuzelijst naast Handmatig
dubbelzijdig afdrukken toestaan:
selecteert u Ingeschakeld.
5. Klik op de knop OK.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
53
6. Plaats het papier voor uw document in lade 1.
7. Selecteer Afdrukken in het programma.
8. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
Eigenschappen of Voorkeuren.
9. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
54 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
10. Selecteer het gewenste papierformaat voor uw
document en de papiersoort die u gebruikt.
Selecteer in de vervolgkeuzelijst Papierbron
de optie Handmatige invoer in lade 1.
11. Klik op het tabblad Afwerking.
12. Schakel het selectievakje Dubbelzijdig
afdrukken in. Klik op OK om de eerste
zijde van de taak af te drukken.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
55
13. Haal de bedrukte stapel uit de uitvoerbak en
plaats die met de bedrukte zijde omlaag in
lade 1.
OPMERKING: Draai de pagina's niet om.
14. Raak, wanneer u hierom wordt gevraagd, de
desbetreffende knop op het bedieningspaneel
aan om door te gaan.
56 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
Meerdere pagina's per vel afdrukken (Windows)
1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Afwerking.
4. Selecteer het aantal pagina's per vel in het
vervolgkeuzemenu Pagina's per vel.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
57
5. Selecteer de juiste opties voor
Paginaranden afdrukken,
Paginavolgorde en Afdrukrichting. Klik
op de knop OK om het dialoogvenster
Documenteigenschappen te sluiten.
6. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de
knop OK om de taak af te drukken.
58 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
De afdrukrichting selecteren (Windows)
1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Afwerking.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
59
4. Selecteer in het gebied Afdrukrichting de
optie Staand of Liggend.
Als u het paginabeeld ondersteboven wilt
afdrukken, selecteert u 180 graden
draaien.
Klik op de knop OK om het dialoogvenster
Documenteigenschappen te sluiten.
5. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de
knop OK om de taak af te drukken.
60 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
De papiersoort selecteren (Windows)
1. Selecteer de afdruk optie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
4. Klik in de vervolgkeuzelijst Papiersoort op
Meer....
NLWW
Afdruktaken (Windows)
61
5. Vouw de lijst Type is: uit.
6. Vouw de categorie met papiersoorten uit die
het best overeenkomt met het papier dat u
gebruikt.
62 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
7. Selecteer de papiersoort die u gebruikt en klik
vervolgens op de knop OK.
8. Klik op de knop OK om het dialoogvenster
Documenteigenschappen te sluiten. Klik in
het dialoogvenster Afdrukken op de knop
OK om de taak af te drukken.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
63
De eerste of laatste pagina op ander papier afdrukken (Windows)
1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
4. klik in het gedeelte Speciale pagina's op de
optie Pagina's op ander papier
afdrukken en vervolgens op de knop
Instellingen.
64 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
5. Selecteer in het gebied Pagina's in
document de optie Eerste of Laatste.
6. Selecteer de juiste opties in de
vervolgkeuzelijsten Papierbron en
Papiersoort. Klik op de knop Toevoegen.
7. Als u zowel de eerste als de laatste pagina op
ander papier wilt afdrukken, herhaalt u stap 5
en 6 en selecteert u de opties voor de andere
pagina.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
65
8. Klik op de knop OK.
9. Klik op de knop OK om het dialoogvenster
Documenteigenschappen te sluiten. Klik in
het dialoogvenster Afdrukken op de knop
OK om de taak af te drukken.
66 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
De schaal van een document aanpassen aan het papierformaat
(Windows)
1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op
de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Effecten.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
67
4. Selecteer de optie Document afdrukken
op en selecteer vervolgens een formaat in de
vervolgkeuzelijst.
Klik op de knop OK om het dialoogvenster
Documenteigenschappen te sluiten.
5. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de
knop OK om de taak af te drukken.
68 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
Een brochure maken (Windows)
1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het
programma.
2. Selecteer het apparaaten klik vervolgens op
Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Afwerking.
4. Schakel het selectievakje Dubbelzijdig
afdrukken in.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
69
5. Klik in de vervolgkeuzelijst Brochurelay-out
op de optie Links binden of Rechts
binden. De optie Pagina's per vel wordt
automatisch gewijzigd in 2 pagina's per
vel.
Klik op de knop OK om het dialoogvenster
Documenteigenschappen te sluiten.
6. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de
knop OK om de taak af te drukken.
Het papierformaat selecteren (Windows)
1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
4. Selecteer een papierformaat in de vervolgkeuzelijst Papierformaat.
5. Klik op de knop OK.
6. Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
Een aangepast papierformaat selecteren (Windows)
1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
70 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
4. Klik op de knop Aangepast.
5. Voer een naam voor het aangepaste formaat in en geef de afmetingen op.
De breedte is de korte zijde van het papier.
De lengte is de lange zijde van het papier.
6. Klik op de knop Opslaan en dan op de knop Sluiten.
7. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. Klik in het
dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
Watermerken afdrukken (Windows)
1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Effecten.
4. Selecteer een watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerken.
Of klik op de knop Bewerken als u een nieuw watermerk wilt toevoegen aan de lijst. Selecteer
de instellingen voor het watermerk en klik vervolgens op de knop OK.
5. Schakel het selectievakje Alleen eerste pagina in als u het watermerk alleen op de eerste
pagina wilt afdrukken. Doet u dit niet, dan wordt het watermerk op elke pagina afgedrukt.
6. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. Klik in het
dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
NLWW
Afdruktaken (Windows)
71
Een afdruktaak annuleren (Windows)
1. Als er een taak wordt afgedrukt, kunt u deze onderbreken door op Annuleren te drukken op het
bedieningspaneel van het apparaat.
OPMERKING: Als de afdruktaak zich al te ver in het afdrukproces bevindt, kan deze mogelijk
niet meer worden geannuleerd.
OPMERKING: Als u op Annuleren drukt, wordt de taak die op dat moment wordt afgedrukt,
gewist. Als er meer dan een proces wordt uitgevoerd wanneer u op Annuleren
drukt, wordt het
proces gewist dat op dat moment op het bedieningspaneel van het apparaat wordt weergegeven.
2. U kunt ook een afdruktaak annuleren vanuit een softwareprogramma of een afdrukwachtrij.
Softwareprogramma: Doorgaans wordt er korte tijd een dialoogvenster op het scherm
weergegeven waarin u de afdruktaak kunt annuleren.
Afdrukwachtrij van Windows: als een afdruktaak in een afdrukwachtrij
(computergeheugen) of printerspooler staat, kunt u de taak daar wissen.
Windows XP, Server 2003 of Server 2008: Klik op Start en Instellingen en
kies Printers en faxapparaten. Dubbelklik op het pictogram van het product om het
venster te openen, klik met de rechtermuisknop op de afdruktaak die u wilt annuleren en
klik op Annuleren.
Windows Vista: Klik op het Windows-pictogram in de linkeronderhoek van het
scherm en klik achtereenvolgens op Instellingen en Printers. Dubbelklik op het
pictogram van het apparaat om het venster te openen, klik met de rechtermuisknop op
de afdruktaak die u wilt annuleren en klik op Annuleren.
Windows 7: Klik op het Windows-pictogram in de linkeronderhoek van het scherm en
klik vervolgens op Apparaten en printers. Dubbelklik op het pictogram van het
apparaat om het venster te openen, klik met de rechtermuisknop op de afdruktaak die u
wilt annuleren en klik op Annuleren.
72 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
Afdruktaken (Mac OS X)
Een afdrukvoorinstelling gebruiken (Mac OS X)
Een afdrukvoorinstelling maken (Mac OS X)
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X)
Handmatig dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X)
Meerdere pagina's per vel afdrukken (Mac OS X)
De afdrukrichting selecteren (Mac OS X)
De papiersoort selecteren (Mac OS X)
Een voorblad afdrukken (Mac OS X)
Een document aanpassen aan paginagrootte (Mac OS X)
Een brochure maken (Mac OS X)
Het papierformaat selecteren (Mac OS X)
Een aangepast papierformaat selecteren (Mac OS X)
Watermerken afdrukken (Mac OS X)
Een afdruktaak annuleren (Mac OS X)
Een afdrukvoorinstelling gebruiken (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Selecteer in het menu Voorinstellingen de voorinstelling voor afdrukken.
4. Klik op de knop Afdrukken.
OPMERKING: Selecteer de optie standaard om de standaardinstellingen van de printerdriver te
gebruiken.
Een afdrukvoorinstelling maken (Mac OS X)
Gebruik voorinstellingen voor afdrukken om de huidige instellingen op te slaan, zodat u deze later
opnieuw kunt gebruiken.
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de
vervolgkeuzelijst van het menu en open vervolgens het menu waarvoor u de afdrukinstellingen wilt
wijzigen.
NLWW
Afdruktaken (Mac OS X)
73
4. Selecteer voor elk menu de afdrukinstellingen die u wilt opslaan, zodat u deze opnieuw kunt
gebruiken.
5. Klik in het menu Voorinstellingen op de optie Opslaan als... en typ een naam voor de
voorinstelling.
6. Klik op de knop OK.
Automatisch dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X)
De volgende papierformaten voor automatisch dubbelzijdig afdrukken worden door het apparaat
ondersteund:
Letter
Legal
A4
8,5 x 13
De volgende papiersoorten voor automatisch dubbelzijdig afdrukken worden door het apparaat
ondersteund:
Niet opgegeven
Gewoon
HP EcoSMART Lite
Licht 60-74 g
Middengewicht 96–110 g
Briefhoofd
Voorbedrukt
Geperforeerd
Kleur
Bankpost
Kringloop
Kies bij andere papiersoorten of -formaten voor handmatig tweezijdig afdrukken.
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de
vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Lay-out.
74 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
4. Selecteer een bindoptie in de vervolgkeuzelijst Tweezijdig.
5. Klik op de knop Afdrukken.
Handmatig dubbelzijdig afdrukken (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en daarna op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. De printerdriver toont standaard het menu Aantal en pagina's. Open de vervolgkeuzelijst en
klik op het menu Handmatige duplex.
4. Klik op het vak Handmatige duplex en selecteer een bindoptie.
5. Klik op de knop Afdrukken.
6. Ga naar het apparaat en verwijder alle lege vellen uit lade 1.
7. Haal de bedrukte stapel uit de uitvoerbak en plaats die met de bedrukte zijde omlaag in de
invoerlade.
OPMERKING: Draai de pagina's niet om.
8. Raak, wanneer u hierom wordt gevraagd, de desbetreffende knop op het bedieningspaneel aan
om door te gaan.
Meerdere pagina's per vel afdrukken (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de
vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Lay-out.
4. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het aantal pagina's dat u op elk vel wilt
afdrukken.
5. Selecteer in het gebied Lay-outrichting de volgorde en positie van de pagina's op het vel.
6. Selecteer in het menu Randen het soort rand dat u rond elke pagina op het vel wilt afdrukken.
7. Klik op de knop Afdrukken.
De afdrukrichting selecteren (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Klik in het menu Aantal en pagina's op de knop pagina-instelling.
NLWW
Afdruktaken (Mac OS X)
75
4. Klik op het pictogram dat de afdrukrichting vertegenwoordigt die u wilt gebruiken, en klik
vervolgens op de knop OK.
5. Klik op de knop Afdrukken.
De papiersoort selecteren (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de
vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Afwerking.
4. Selecteer een soort in de vervolgkeuzelijst Soort afdrukmateriaal.
5. Klik op de knop Afdrukken.
Een voorblad afdrukken (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de
vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Voorblad.
4. Geef aan waar u het voorblad wilt afdrukken. Klik op de knop Voor document of Na
document.
5. Selecteer in het menu Type voorblad het bericht dat u op het voorblad wilt afdrukken.
OPMERKING: Selecteer de optie standaard in het menu Type voorblad als u een leeg
voorblad wilt afdrukken.
6. Klik op de knop Afdrukken.
Een document aanpassen aan paginagrootte (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de
vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Papierverwerking.
4. Klik in het gebied Papierformaat bestemming op het vak Aanpassen aan papier en
selecteer het formaat in de vervolgkeuzelijst.
5. Klik op de knop Afdrukken.
76 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
Een brochure maken (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de
vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Lay-out.
4. Selecteer een bindoptie in de vervolgkeuzelijst Tweezijdig.
5. Open de vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Brochure afdrukken.
6. Klik op het vak Uitvoer als brochure indelen en selecteer een bindoptie.
7. Selecteer het papierformaat.
8. Klik op de knop Afdrukken.
Het papierformaat selecteren (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Klik in het menu Aantal en pagina's op de knop pagina-instelling.
4. Selecteer een formaat in de vervolgkeuzelijst Papierformaat en klik op de knop OK.
5. Klik op de knop Afdrukken.
Een aangepast papierformaat selecteren (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Klik in het menu Aantal en pagina's op de knop pagina-instelling.
4. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Papierformaat de optie Aangepaste formaten beheren.
5. Selecteer de afmetingen voor het papierformaat en klik vervolgens op de knop OK.
6. Klik op de knop OK om het dialoogvenster pagina-instelling te sluiten.
7. Klik op de knop Afdrukken.
Watermerken afdrukken (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de
vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Watermerken.
NLWW
Afdruktaken (Mac OS X)
77
4. Selecteer in het menu Modus de optie Watermerk.
5. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina's of u het watermerk wilt afdrukken op alle pagina's of
alleen op de eerste pagina.
6. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Tekst een van de standaardberichten of selecteer de optie
Aangepast en typ in het vak een nieuw bericht.
7. Selecteer opties voor de overige instellingen.
8. Klik op de knop Afdrukken.
Een afdruktaak annuleren (Mac OS X)
1. Als er een taak wordt afgedrukt, kunt u deze onderbreken door op Annuleren te drukken op het
bedieningspaneel van het apparaat.
OPMERKING: Als de afdruktaak zich al te ver in het afdrukproces bevindt, kan deze mogelijk
niet meer worden geannuleerd.
OPMERKING: Als u op Annuleren drukt, wordt de taak die op dat moment wordt afgedrukt,
gewist. Als er meer dan één afdruktaak in de wachtrij staat, kunt u op de knop Annuleren
drukken om de afdruktaak te wissen die op dat moment op het bedieningspaneel van het
apparaat wordt weergegeven.
2. U kunt ook een afdruktaak annuleren vanuit een softwareprogramma of een afdrukwachtrij.
Softwareprogramma: Doorgaans wordt er korte tijd een dialoogvenster op het scherm
weergegeven waarin u de afdruktaak kunt annuleren.
Mac-afdrukwachtrij: open de afdrukwachtrij door te dubbelklikken op het pictogram van
het apparaat in het Dock. Selecteer de afdruktaak en klik vervolgens op Verwijder.
78 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
Afdrukken van archiefkwaliteit maken
Met archiefafdrukken wordt uitvoer geproduceerd die minder vatbaar is voor tonervegen en
stofdeeltjes. Gebruik archiefafdrukken om documenten te maken die u wilt bewaren of archiveren
OPMERKING: Afdrukken met archiefkwaliteit wordt gedaan door de temperatuur van de fuser te
verhogen. Vanwege de hogere temperaturen wordt er op halve snelheid afgedrukt om schade te
voorkomen.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Service aan.
3. Raak de knop Archief afdr. en vervolgens de knop Aan aan.
NLWW
Afdrukken van archiefkwaliteit maken
79
HP ePrint gebruiken
Gebruik HP ePrint om documenten af te drukken door ze als e-mailbijlage vanaf een willekeurig
apparaat met een e-mailfunctie naar het e-mailadres van het apparaat te sturen.
OPMERKING: Het apparaat moet op een bekabeld of draadloos netwerk zijn aangesloten en over
een internetverbinding beschikken om HP ePrint te gebruiken.
1. Om HP ePrint te gebruiken, moet u eerst HP-webservices inschakelen.
a. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Webservices
aan.
b. Raak de knop Webservices inschakelen aan.
2. Raak in het menu HP webservices de knop E-mailadres tonen aan om het e-mailadres van het
apparaat op het bedieningspaneel weer te geven.
3. Gebruik de website HP ePrintCenter om beveiligingsinstellingen en standaard afdrukinstellingen te
definiëren voor alle HP ePrint-taken die naar dit apparaat worden verzonden.
a. Ga naar
www.hpeprintcenter.com.
b. Klik op Aanmelden en voer uw HP ePrintCenter-aanmeldgegevens in, of maak een nieuwe
account aan.
c. Kies uw apparaat in de lijst of klik op + Printer toevoegen om deze toe te voegen. Om
het apparaat toe te voegen, heeft u de printercode nodig. Dit is het gedeelte dat voorafgaat
aan het @-symbool in het e-mailadres van het apparaat. U kunt deze code krijgen door de
pagina Webservices af te drukken vanaf het bedieningspaneel
Nadat u uw product hebt toegevoegd, krijgt u de optie om het e-mailadres van het product in
te stellen.
OPMERKING: Deze code is slechts 24 uur geldig vanaf het moment dat u HP-webservices
inschakelt. Als deze periode verstrijkt, volg dan opnieuw de aanwijzingen voor het
inschakelen van HP-webservices en vraag een nieuwe code aan.
d. Om te voorkomen dat uw apparaat onverwacht documenten afdrukt, kunt u klikken op
ePrint-instellingen en daarna op het tabblad Toegestane zenders. Klik op Alleen
toegestane zenders en voeg de e-mailadressen toe die u wilt toestaan ePrint-taken te
verzenden.
e. Om standaardinstellingen te bepalen voor alle ePrint-taken die worden verzonden naar dit
apparaat, klikt u op ePrint-instellingen en Printopties en selecteert u de instellingen die
u wilt gebruiken.
4. Om een document af te drukken, voegt u het toe als bijlage aan een e-mailbericht en stuurt u het
naar het e-mailadres van het apparaat. Zowel het e-mailbericht als de bijlage worden afgedrukt.
80 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
AirPrint gebruiken
Direct afdrukken met AirPrint van Apple wordt ondersteund op iOS 4.2 en later. Gebruik AirPrint om
direct op het apparaat af te drukken vanaf een iPad (iOS 4.2), iPhone (3GS of later), of iPod touch
(derde generatie of later) in de volgende toepassingen:
Mail
Foto's
Safari
Selecteer externe toepassingen.
Om AirPrint te gebruiken, moet het apparaat zijn verbonden met een netwerk. Ga voor meer informatie
over het gebruik van AirPrint en welke HP-apparaten compatibel zijn met AirPrint naar
www.hp.com/
go/airprint.
OPMERKING: het kan nodig zijn de apparaatfirmware te upgraden om AirPrint te gebruiken. Ga
naar
www.hp.com/go/ljmfpM521series_firmware.
NLWW
AirPrint gebruiken
81
Direct afdrukken via USB
1. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort aan
de voorzijde van het apparaat.
2
2. Het menu USB-flashdrive wordt geopend. Raak
de pijknoppen aan om door de opties te
bladeren.
Docum. afdrukken
Foto's bekijken en afdr.
Scan naar USB-station
3. Om een document af te drukken, raakt u het
scherm Docum. afdrukken aan en vervolgens
de naam van de map op het USB-station
waarin het document is opgeslagen. Raak het
overzichtsscherm aan zodra dit wordt
geopend om de instellingen desgewenst aan te
passen. Raak de knop Afdrukken aan om het
document af te drukken.
4. Om foto's af te drukken, raakt u het scherm
Foto's bekijken en afdr. aan en vervolgens de
voorbeeldweergave van elke foto die u wilt
afdrukken. Raak de knop Klaar aan. Raak het
overzichtsscherm aan zodra dit wordt
geopend om de instellingen desgewenst aan te
passen. Raak de knop Afdrukken aan om de
foto's af te drukken.
5. Haal de afgedrukte taak op uit de uitvoerbak
en verwijder het USB-flashstation.
82 Hoofdstuk 4 Afdrukken NLWW
5Kopiëren
Nieuwe standaardinstellingen voor kopiëren instellen
Standaardinstellingen voor kopiëren herstellen
Eén kopie maken
Meerdere kopieën maken
Een origineel met meerdere pagina's kopiëren
Identiteitsbewijzen kopiëren
Een kopieertaak sorteren
Dubbelzijdig kopiëren (duplex)
Kopin vergroten of verkleinen
Kopieerkwaliteit optimaliseren
De helderheid of donkerte voor kopieën aanpassen
Kopiëren in conceptmodus
Het papierformaat en de papiersoort voor kopiëren op speciaal papier instellen
NLWW 83
Nieuwe standaardinstellingen voor kopiëren
instellen
U kunt elke combinatie kopieerinstellingen opslaan om als standaardinstellingen te gebruiken voor elke
taak.
1. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan.
2. Raak de knop Instellingen aan.
3. Pas de kopieerinstellingen aan uw wensen aan en blader vervolgens naar de knop Inst. als nwe
standaard en raak deze aan.
4. Raak de knop Ja aan.
84 Hoofdstuk 5 Kopiëren NLWW
Standaardinstellingen voor kopiëren herstellen
Gebruik deze procedure om de standaardinstellingen voor kopiëren te herstellen.
1. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan.
2. Raak de knop Instellingen aan.
3. Ga naar de knop Standaardwaarden en raak deze aan.
4. Raak de knop OK aan om de standaardinstellingen te herstellen.
NLWW
Standaardinstellingen voor kopiëren herstellen
85
Eén kopie maken
1. Plaats het document op de glasplaat van de
scanner of in de documentinvoer.
OPMERKING: Als er zich gelijktijdig
documenten in de documentinvoer en op de
glasplaat bevinden, verwerkt het apparaat het
document in de documentinvoer en niet dat op
de glasplaat.
2. Als u het document in de documenttoevoer
hebt geplaatst, stel de geleiders dan bij zodat
ze stevig tegen het papier aan zitten.
3. Raak in het beginscherm van het
bedieningspaneel de knop Kopie aan.
4. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
86 Hoofdstuk 5 Kopiëren NLWW
Meerdere kopieën maken
1. Plaats het document op de glasplaat van de
scanner of in de documentinvoer.
OPMERKING: Als er zich gelijktijdig
documenten in de documentinvoer en op de
glasplaat bevinden, verwerkt het apparaat het
document in de documentinvoer en niet dat op
de glasplaat.
2. Als u het document in de documenttoevoer
hebt geplaatst, stel de geleiders dan bij zodat
ze stevig tegen het papier aan zitten.
3. Raak in het beginscherm van het
bedieningspaneel de knop Kopie aan.
4. Raak de pijlknoppen aan om het aantal
exemplaren te wijzigen of raak het
weergegeven nummer aan en geef het aantal
exemplaren op.
5. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
NLWW
Meerdere kopieën maken
87
Een origineel met meerdere pagina's kopiëren
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde
naar boven in de documentinvoer.
2. Schuif de geleiders goed tegen het papier
aan.
3. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan.
4. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
88 Hoofdstuk 5 Kopiëren NLWW
Identiteitsbewijzen kopiëren
Met de functie Id's kopiëren kunt u beide kanten van een identiteitsbewijs of kleine documenten
afdrukken op één vel papier. Het apparaat vraagt u de eerste zijde te kopiëren en vervolgens de
tweede zijde op een ander gedeelte van de scannerglasplaat te plaatsen om de volgende kopie te
maken. Beide afbeeldingen worden tegelijk afgedrukt.
1. Leg het document op de scannerglasplaat.
2. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan.
3. Raak de knop Id's kopiëren aan.
4. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
5. Het apparaat vraagt u de volgende pagina op
een ander gedeelte van de scannerglasplaat te
plaatsen.
6. Raak de knop OK als u meer pagina's wilt
kopiëren of raak de knop Klaar aan als dit de
laatste pagina is.
7. Het apparaat kopieert alle pagina's op één
zijde van een vel papier.
NLWW
Identiteitsbewijzen kopiëren
89
Een kopieertaak sorteren
1. Plaats het document op de glasplaat van de
scanner of in de documentinvoer.
OPMERKING: Als er zich gelijktijdig
documenten in de documentinvoer en op de
glasplaat bevinden, verwerkt het apparaat het
document in de documentinvoer en niet dat op
de glasplaat.
2. Raak in het beginscherm van het
bedieningspaneel de knop Kopie aan.
3. Raak de knop Instellingen aan, blader
vervolgens naar de knop Sortering en raak
deze aan. Raak de pijlknoppen aan om door
de opties te bladeren en raak vervolgens een
optie aan om deze te selecteren.
4. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
90 Hoofdstuk 5 Kopiëren NLWW
Dubbelzijdig kopiëren (duplex)
Automatisch dubbelzijdig kopiëren
1. Plaats de originele documenten in de
documentinvoer met de afdrukkant van de
eerste pagina omhoog en met de bovenkant
van de pagina als eerste.
2. Stel de papiergeleiders in op het
documentformaat.
3. Raak in het beginscherm van het
bedieningspaneel de knop Kopie aan.
4. Raak de knop Instellingen aan.
5. Ga naar de knop Tweezijdig en raak deze
aan.
6. Raak de pijlknoppen aan om door de opties te
bladeren en raak vervolgens een optie aan om
deze te selecteren.
7. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
NLWW
Dubbelzijdig kopiëren (duplex)
91
Handmatig dubbelzijdig kopiëren
1. Plaats het document op de glasplaat van de
scanner met de afdrukzijde naar beneden en
de linkerbovenhoek van de pagina in de
linkerbovenhoek van de glasplaat. Sluit de
scannerklep.
2. Raak in het beginscherm van het
bedieningspaneel de knop Kopie aan.
3. Raak de knop Instellingen aan.
4. Ga naar de knop Tweezijdig en raak deze
aan.
5. Raak de pijlknoppen aan om door de opties te
bladeren en raak vervolgens een optie aan om
deze te selecteren.
6. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
7. U wordt gevraagd het volgende originele
document te plaatsen. Plaats het document en
raak vervolgens de knop OK aan.
8. Herhaal dit proces totdat u de laatste pagina
hebt gescand. Raak de knop Klaar aan om het
afdrukken van de kopieën te voltooien.
92 Hoofdstuk 5 Kopiëren NLWW
Kopieën vergroten of verkleinen
1. Plaats het document op de glasplaat van de
scanner of in de documentinvoer.
OPMERKING: Als er zich gelijktijdig
documenten in de documentinvoer en op de
glasplaat bevinden, verwerkt het apparaat het
document in de documentinvoer en niet dat op
de glasplaat.
2. Raak in het beginscherm van het
bedieningspaneel de knop Kopie aan.
3. Raak de knop Instellingen en vervolgens de
knop Verkl./vergr. aan. Raak de pijlknoppen
aan om door de opties te bladeren en raak
vervolgens een optie aan om deze te
selecteren.
4. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
NLWW
Kopieën vergroten of verkleinen
93
Kopieerkwaliteit optimaliseren
De volgende instellingen voor kopieerkwaliteit zijn beschikbaar:
Aut. selectie: Gebruik deze instelling als u de kwaliteit van de kopie niet erg belangrijk vindt. Dit
is de standaardinstelling.
Gemengd: Gebruik deze instelling voor documenten met zowel tekst als afbeeldingen.
Tekst: Gebruik deze instelling voor documenten die uit voornamelijk tekst bestaan.
Afbeelding: Gebruik deze instelling voor documenten die uit voornamelijk afbeeldingen bestaan.
1. Plaats het document op de glasplaat van de
scanner of in de documentinvoer.
2. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan.
3. Raak de knop Instellingen aan, blader
vervolgens naar de knop Optimaliseren en
raak deze aan. Raak de pijlknoppen aan om
door de opties te bladeren en raak vervolgens
een optie aan om deze te selecteren.
4. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
94 Hoofdstuk 5 Kopiëren NLWW
De helderheid of donkerte voor kopieën aanpassen
1. Plaats het document op de glasplaat van de
scanner of in de documentinvoer.
2. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan.
3. Raak de knop Instellingen aan.
4. Raak de knop Lichter/donkerder aan.
5. Raak de knop + of - aan als u de instelling wilt
aanpassen en raak vervolgens de knop OK
aan.
6. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
NLWW
De helderheid of donkerte voor kopieën aanpassen
95
Kopiëren in conceptmodus
Door de conceptmodus te gebruiken, verbruikt u minder toner. Het gebruik van de conceptmodus kan
echter ook leiden tot een lagere afdrukkwaliteit.
HP raadt u niet aan de conceptmodus continu te gebruiken. Als de conceptmodus voortdurend wordt
gebruikt, is het mogelijk dat de toner langer meegaat dan de mechanische onderdelen van de
tonercartridge. Als de afdrukkwaliteit slechter wordt en niet meer acceptabel is, is het verstandig de
tonercartridge te vervangen.
1. Plaats het document op de glasplaat van de
scanner of in de documentinvoer.
2. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan.
3. Raak de knop Instellingen aan.
4. Ga naar de knop Conceptmodus en raak deze
aan.
5. Raak de knop Aan aan.
6. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
96 Hoofdstuk 5 Kopiëren NLWW
Het papierformaat en de papiersoort voor kopiëren
op speciaal papier instellen
1. Raak in het beginscherm de knop Kopie aan.
2. Raak de knop Instellingen aan, blader vervolgens naar de knop Papier en raak deze aan.
3. Raak in de lijst met papierformaten het formaat aan dat zich in lade 1 bevindt.
OPMERKING: Met dit apparaat kunt u kopieën afdrukken op de volgende papierformaten:
Letter, Legal en A4.
4. Raak in de lijst met papiersoorten de soort aan die zich in lade 1 bevindt.
5. Raak de knop Kopiëren starten aan om het kopiëren te starten.
NLWW
Het papierformaat en de papiersoort voor kopiëren op speciaal papier instellen
97
98 Hoofdstuk 5 Kopiëren NLWW
6Scannen
Scannen via de HP Scan-software (Windows)
Scannen via de HP Scan-software (Mac OS X)
Scannen naar een USB-flashstation
Stel de map voor scannen naar netwerk en scannen naar e-mail in
Scannen naar een netwerkmap
Scannen naar e-mail
Scannen via andere software
NLWW 99
Scannen via de HP Scan-software (Windows)
1. Dubbelklik op het pictogram HP Scan op het bureaublad. Als het pictogram zich niet op het
bureaublad bevindt, opent u de map Programma's, klikt u op HP, opent u de map voor dit
product en klikt u vervolgens op HP Scan.
2. Selecteer een scansnelkoppeling en pas desgewenst de instellingen aan.
3. Klik op Scannen.
OPMERKING: Klik op Geavanceerde instellingen voor toegang tot meer opties.
Klik op Nieuwe snelkoppeling maken om een set met aangepaste instellingen te maken en deze
op te slaan in de lijst met snelkoppelingen.
100 Hoofdstuk 6 Scannen NLWW
Scannen via de HP Scan-software (Mac OS X)
1. Open de HP Scan-software. Deze bevindt zich in de map Hewlett-Packard in de map
Toepassingen.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm om het document te scannen.
3. Klik nadat alle pagina's zijn gescand op de knop Verzenden om de pagina's af te drukken of
als een bestand op te slaan.
NLWW
Scannen via de HP Scan-software (Mac OS X)
101
Scannen naar een USB-flashstation
1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer.
2. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort aan de voorzijde van het apparaat.
3. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Scan aan.
4. Raak het scherm Scan naar USB-station aan.
5. Raak de knop Scan aan om het bestand te scannen en op te slaan. Het apparaat maakt een map
genaamd HPSCANS op het USB-station. Hierin wordt het bestand onder een automatisch
gegenereerde naam opgeslagen in PDF- of JPG-indeling.
OPMERKING: Raak het overzichtsscherm aan zodra dit wordt geopend om de instellingen
desgewenst aan te passen.
U kunt ook de mapnaam wijzigen.
102 Hoofdstuk 6 Scannen NLWW
Stel de map voor scannen naar netwerk en scannen
naar e-mail in
Om deze scanfuncties te gebruiken, moet het apparaat zijn verbonden met een netwerk. Deze
scanfuncties zijn niet beschikbaar voordat u ze geconfigureerd hebt. Gebruik de Wizard Scannen naar
netwerkmap (Windows) en de Wizard Scannen naar e-mail (Windows) na het installatieproces van de
productsoftware, of gebruik de geïntegreerde webserver van HP om deze functies te configureren. Volg
de volgende instructies als u de scanfuncties wilt configureren met behulp van de geïntegreerde
webserver van HP.
De functie Scannen naar netwerkmap configureren
1.
Raak de knop Netwerk
op het beginscherm van het bedieningspaneel van het apparaat
aan om het IP-adres te zoeken.
2. Open de geïntegreerde webserver van HP door het IP-adres van het apparaat in te voeren in de
adresregel van uw webbrowser.
OPMERKING: U hebt ook toegang tot de geïntegreerde webserver van HP via de HP Device
Toolbox voor Windows of de HP Utility voor Mac OS X.
3. Klik op het tabblad Scannen.
4. Selecteer Instellingen voor Scannen naar netwerkmap in het menu aan de linkerzijde
van het scherm.
5. Klik op de knop Nieuw om een nieuwe map te maken.
6. Vul de velden in dit venster in.
7. Klik op de knop Opslaan en testen onder aan het scherm om de instellingen op te slaan en te
testen.
De functie Scannen naar e-mail configureren
1.
Raak de knop Netwerk
op het beginscherm van het bedieningspaneel van het apparaat
aan om het IP-adres te zoeken.
2. Open de geïntegreerde webserver van HP door het IP-adres van het apparaat in te voeren in de
adresregel van uw webbrowser.
OPMERKING: U hebt ook toegang tot de geïntegreerde webserver van HP via de HP Device
Toolbox voor Windows of de HP Utility voor Mac OS X.
3. Klik op het tabblad Scannen.
4. Klik op de koppeling Instellingen voor scannen naar e-mail in het menu aan de linkerzijde
van het scherm.
5. Klik op de koppeling Uitgaande e-mailprofielen en klik daarna op de knop Nieuw.
NLWW
Stel de map voor scannen naar netwerk en scannen naar e-mail in
103
6. Vul de velden in dit venster in. Vraag uw netwerkbeheerder of uw internetserviceprovider om de
informatie van de SMTP-server. Als er voor de SMTP-server authenticatie is vereist, hebt u ook de
SMTP-gebruikersnaam en het wachtwoord nodig.
7. Klik op de knop Opslaan en testen onder aan het scherm om de instellingen op te slaan en te
testen.
8. U kunt contactpersonen toevoegen aan het e-mailadresboek of de standaardinstellingen voor e-
mail configureren. Deze stappen zijn optioneel. Klik op de koppeling e-mailadresboek en de
koppelingen voor E-mailopties aan de linkerzijde van het scherm om deze functies in te stellen.
104 Hoofdstuk 6 Scannen NLWW
Scannen naar een netwerkmap
Via het bedieningspaneel van het apparaat kunt u een document scannen en dit in een map op het
netwerk opslaan.
OPMERKING: Om de functie te kunnen gebruiken, moet het product zijn verbonden met een
netwerk en moet de scanfunctie zijn geconfigureerd met de HP geïntegreerde webserver.
1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer.
2. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Scan aan.
3. Raak het item Scannen naar netwerkmap aan.
4. Selecteer in de lijst met netwerkmappen de map waarin u het document wilt opslaan.
5. Op het bedieningspaneel wordt een overzicht van de scaninstellingen weergegeven.
Als u de instellingen wilt wijzigen, raakt u de knop Instellingen aan en voert u de gewenste
wijzigingen door.
Als de instellingen correct zijn, gaat u verder met de volgende stap.
6. Druk op de knop Scan om de scantaak te starten.
NLWW
Scannen naar een netwerkmap
105
Scannen naar e-mail
Via het bedieningspaneel van het apparaat kunt u een bestand scannen en rechtstreeks naar een e-
mailadres verzenden. Het gescande bestand wordt als bijlage naar het geselecteerde e-mailadres
verzonden.
OPMERKING: Om de functie te kunnen gebruiken, moet het product zijn verbonden met een
netwerk en moet de scanfunctie zijn geconfigureerd met de HP geïntegreerde webserver.
1. Plaats het document op de glasplaat van de scanner of in de documentinvoer.
2. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Scan aan.
3. Raak het item Scannen naar e-mail aan.
4. Raak het item Een e-mail verzenden aan.
5. Selecteer het Van-adres dat u wilt gebruiken. Dit wordt ook het profiel voor uitgaande e-mail
genoemd.
OPMERKING: Als de PIN-functie is geactiveerd, voer dan de PIN in en druk op de OK-knop.
Er is echter geen PIN vereist om deze functie te gebruiken.
6. Raak de Aan-knop aan en kies het adres of de groep waar u het bestand heen wilt sturen. Raak
de Klaar-knop aan wanneer u klaar bent.
7. Raak de Onderwerp-knop aan indien u een onderwerp wilt toevoegen
8. Raak de knop Volgende aan.
9. Op het bedieningspaneel wordt een overzicht van de scaninstellingen weergegeven.
Als u de instellingen wilt wijzigen, raakt u de knop Instellingen aan en voert u de gewenste
wijzigingen door.
Als de instellingen correct zijn, gaat u verder met de volgende stap.
10. Druk op de knop Scan om de scantaak te starten.
106 Hoofdstuk 6 Scannen NLWW
Scannen via andere software
Als u de volledige apparaatsoftware installeert, is het apparaat compatibel met TWAIN en met de
Windows Imaging Application (WIA). Als u de minimale apparaatsoftware installeert, is het apparaat
compatibel met WIA. Het apparaat werkt met Windows-programma's die scanapparaten ondersteunen
die compatibel zijn met TWAIN of WIA.
Terwijl u in een TWAIN- of WIA-compatibel programma werkt, hebt u toegang tot de scanfunctie en
kunt u de afbeelding rechtstreeks in het geopende programma scannen. Zie voor meer informatie het
Help-bestand of de documentatie bij uw TWAIN- of WIA-compatibele programma.
Scannen vanuit een TWAIN-compatibel programma (Windows)
Over het algemeen is een softwareprogramma compatibel met TWAIN als het opdrachten heeft als
Ophalen, Bestand ophalen, Scannen, Nieuw object importeren, Invoegen vanuit of
Scanner. Als u niet zeker weet of een programma compatibel is of als u de naam van de opdracht
niet kent, raadpleeg dan de Help of de documentatie van de software.
Wanneer u vanuit een TWAIN-compatibel programma scant, wordt het softwareprogramma HP Scan
mogelijk automatisch gestart. Als het programma HP Scan wordt geopend, kunt u wijzigingen
aanbrengen in de voorbeeldweergave van de afbeelding. Als het programma niet automatisch wordt
geopend, wordt de afbeelding onmiddellijk naar het TWAIN-compatibele programma gezonden.
Start het scannen vanuit het TWAIN-compatibele programma. Raadpleeg de Help of de documentatie
van het programma voor meer informatie over de gebruikte opdrachten en stappen.
Scannen vanuit een WIA-compatibel programma (Windows)
WIA is een andere manier om een afbeelding direct naar een softwareprogramma te scannen. WIA
gebruikt Microsoft-software in plaats van HP Scan-software om te scannen.
Over het algemeen is een programma compatibel met WIA als het menu Invoegen of het menu Bestand
opdrachten heeft als Figuur/Van scanner of camera. Wanneer u niet zeker weet of een
programma compatibel is met WIA, raadpleeg dan de Help of documentatie van de software.
Start het scannen vanuit het WIA-compatibele programma. Raadpleeg de Help of de documentatie van
het programma voor meer informatie over de gebruikte opdrachten en stappen.
of
Dubbelklik in het Configuratiescherm van Windows in de map Scanner en camera's (bij Windows
Vista en Windows 7 in de map Hardware en geluiden) op het apparaatpictogram. Hiermee opent
u de standaardwizard voor WIA van Microsoft waarmee u naar een bestand kunt scannen.
NLWW
Scannen via andere software
107
108 Hoofdstuk 6 Scannen NLWW
7Fax
Het apparaat instellen als fax
Het telefoonboek gebruiken
Instellingen voor het verzenden van faxen configureren
Instellingen voor het ontvangen van faxen configureren
Faxen ophalen instellen
Fax gebruiken
NLWW 109
Het apparaat instellen als fax
Faxpoort aansluiten op een telefoonlijn
1. Sluit het meegeleverde telefoonsnoer aan op
de faxaansluiting op het apparaat en op de
telefoonaansluiting in de muur.
Het product is een analoog apparaat. U wordt aanbevolen het product op een vaste analoge
telefoonlijn aan te sluiten.
OPMERKING: In bepaalde landen/regio's is mogelijk een adapter vereist voor gebruik van het
meegeleverde telefoonsnoer.
Extra apparatuur aansluiten
Het product heeft twee faxpoorten:
De faxaansluiting
, waarmee het apparaat op de telefoonaansluiting wordt aangesloten.
De telefoonaansluiting
, waarmee extra apparaten op het apparaat kunnen worden
aangesloten.
110 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
U kunt toestellen op twee manieren in combinatie met het product gebruiken:
Extra toestellen worden op dezelfde telefoonlijn aangesloten, maar op een andere locatie.
Downstream-toestellen worden rechtstreeks op het product aangesloten of op een ander apparaat
dat met het product is verbonden.
Sluit de extra apparaten aan in de volgorde zoals hierna wordt beschreven. De uitvoerpoort voor elk
apparaat is aangesloten op de invoerpoort van de volgende. Zo wordt een "ketting" gevormd.
Wanneer u een bepaald apparaat niet wilt aansluiten, kunt u de stap die dit apparaat beschrijft,
overslaan en verdergaan met het volgende apparaat.
OPMERKING: Sluit niet meer dan drie apparaten aan op de telefoonlijn.
OPMERKING: voicemail wordt op dit product niet ondersteund.
1. Maak de netsnoeren los van de apparaten die u wilt aansluiten.
2. Sluit het product aan op een telefoonaansluiting.
3.
Verwijder het plastic inzetstuk uit de telefoonaansluiting
.
4. Als u een interne of externe modem op een computer wilt aansluiten, sluit u het ene uiteinde van
het telefoonsnoer aan op de telefoonuitgang
van het apparaat. Sluit het andere uiteinde van
het telefoonsnoer aan op de faxaansluiting
op het modem of de computer.
OPMERKING: Enkele computers hebben een tweede "lijn" poort om op een bepaalde lijn aan
te sluiten. Als u twee "line"-poorten hebt, moet u de documentatie bij uw modem raadplegen om
te controleren of u de juite "line"-poort gebruikt.
5. Als u een nummermelder wilt aansluiten, sluit u een telefoonsnoer aan op de telefoonpoort van het
vorige apparaat. Sluit het andere uiteinde van het telefoonsnoer aan op de lijnaansluiting van de
nummermelder.
6. Als u een antwoordapparaat wilt aansluiten, sluit u een telefoonsnoer aan op de telefoonpoort van
het vorige apparaat. Sluit het andere uiteinde van het telefoonsnoer aan op de lijnaansluiting van
het antwoordapparaat.
7. Als u een telefoon wilt aansluiten, sluit u een telefoonsnoer aan op de telefoonpoort van het vorige
apparaat. Sluit het andere uiteinde van het telefoonsnoer aan op de lijnaansluiting van de
telefoon.
8. Nadat u de extra apparaten hebt aangesloten, sluit u alle apparaten op hun voedingsbronnen
aan.
Een fax met een antwoordapparaat instellen
Als u een antwoordapparaat aansluit op het product, doorloop dan de volgende stappen om het
product te configureren:
NLWW
Het apparaat instellen als fax
111
OPMERKING: Wanneer een antwoordapparaat op dezelfde telefoonlijn is aangesloten, maar op
een andere aansluiting (bijvoorbeeld in een andere kamer), is het mogelijk dat het product hierdoor
geen faxberichten meer kan ontvangen.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak de knop Faxinstellingen aan.
3. Raak de knop Basisinstell. aan.
4. Raak de knop Keer overg. v. antw. aan.
5. Stel de instelling voor het aantal belsignalen op het product in op minstens één belsignaal meer
dan het aantal belsignalen dat op het antwoordapparaat is ingesteld. Gebruik het toetsenblok om
het aantal belsignalen in te voeren en raak vervolgens de knop OK aan.
6. Raak de knop
aan om terug te keren naar het scherm Basisinstell..
7. Ga naar de knop Antwoordmodus en raak deze aan.
8. Raak de knop TAM aan. Met deze instelling luistert het product naar faxtonen nadat het
antwoordapparaat de oproep heeft beantwoord. Het product beantwoordt een oproep als er
faxtonen worden gedetecteerd.
Fax instellen met een extra telefoontoestel
Als u een externe telefoon aansluit op het product, doorloop dan de volgende stappen om het product
te configureren:
1.
Raak op het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Ga naar de knop Faxinstellingen en raak deze aan.
3. Ga naar de knop Geav. instell. en raak deze aan.
4. Ga naar de knop Doorschakelen en raak deze aan. Controleer vervolgens of de optie Aan is
geselecteerd.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kunt u het product de opdracht geven om de inkomende
faxoproep te beantwoorden door achtereenvolgens op de telefoontoetsen 1-2-3 te drukken.
Schakel deze instelling alleen uit als u gebruikmaakt van pulskiezen of als uw
telefoonmaatschappij deze service ook biedt. De service van de telefoonmaatschappij functioneert
niet als deze conflicten oplevert met het product.
5. Raak de knop
twee keer aan om terug te keren naar het menu Faxinstellingen.
6. Raak de knop Basisinstell. aan.
7. Ga naar de knop Antwoordmodus en raak deze aan.
8. Raak de knop Fax/Tel aan. Met deze instelling beantwoordt het apparaat oproepen automatisch
en bepaalt het of de oproep een telefoongesprek of faxoproep is. Als het om een faxoproep gaat,
behandelt het apparaat de oproep als inkomende fax. Gaat het om een telefoongesprek, dan
waarschuwt een hoorbare beltoon u dat er een inkomend telefoongesprek is.
112 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
9. Raak de knop twee keer aan om terug te keren naar het menu Faxinstellingen.
10. Ga naar de knop Geav. instell. en raak deze aan.
11. Ga naar de knop Beltijd Fax/Tel en raak deze aan.
12. Stel in na hoeveel seconden het hoorbare fax-/belsignaal moeten ophouden om een inkomend
gesprek te melden.
De stand-alone fax instellen
U kunt het product als een stand-alone faxapparaat gebruiken zonder het op een computer of netwerk
aan te sluiten.
1. Haal het product uit de doos en sluit het aan.
2.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
3. Raak de knop Faxinstellingen aan.
4. Raak de knop Hulpprog. Faxinstellingen aan.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm en selecteer het juiste antwoord op elke vraag.
OPMERKING: Het maximumaantal tekens voor het faxnummer is 20.
OPMERKING: Het maximumaantal tekens voor de kopregel van de fax is 25.
Faxtijd, faxdatum en faxkopregel configureren
Als u de fax nog niet volledig hebt ingesteld toen u de software installeerde, kunt u dit proces altijd met
behulp van deze methoden voltooien.
De tijd, de datum en de faxkopregel instellen via het bedieningspaneel
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak de knop Faxinstellingen aan.
3. Raak de knop Basisinstell. aan.
4. Ga naar de knop Tijd/datum en raak deze aan.
5. Selecteer de 12- of 24-uursklok.
6. Gebruik het toetsenblok om de huidige tijd in te voeren en raak vervolgens de knop OK aan.
7. Selecteer datumnotatie.
8. Gebruik het toetsenblok om de huidige datum in te voeren en raak vervolgens de knop OK aan.
9. Raak de knop Faxkop aan.
NLWW
Het apparaat instellen als fax
113
10. Gebruik het toetsenblok om uw faxnummer in te voeren en raak vervolgens de knop OK aan.
OPMERKING: Het maximumaantal tekens voor het faxnummer is 20.
11. Gebruik het toetsenblok om de naam of kopregel van uw bedrijf in te voeren en druk vervolgens
op de knop OK.
Om speciale tekens die niet op het standaard toetsenblok aanwezig zijn, in te voeren, raakt u de
knop 123 aan om een toetsenblok met speciale tekens te openen.
OPMERKING: Het maximumaantal tekens voor de kopregel van de fax is 25.
De tijd, de datum en de faxkoptekst instellen met de Wizard Fax instellen van
HP (Windows)
1. Klik op Starten en vervolgens op Programma's.
2. Klik achtereenvolgens op HP, de naam van het apparaat en Wizard Faxinstellingen van
HP.
3. Volg in de Wizard Fax instellen van HP de instructies op het scherm om de faxinstellingen te
configureren.
114 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
Het telefoonboek gebruiken
U kunt vaak gekozen faxnummers opslaan (maximaal 120) als snelkiesnummers. Snelkiesnummers
kunnen individuele faxnummers zijn of groepen faxnummers.
Snelkiesnummers maken en bewerken
Groepskiescodes maken en bewerken
Snelkiesnummers verwijderen
Groepskiescodes verwijderen
Snelkiesnummers maken en bewerken
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Tel.-boekinst. aan.
4. Raak de knop Indiv. instellingen aan.
5. Raak een niet-toegewezen nummer in de lijst aan.
6. Gebruik het toetsenblok om een naam voor de vermelding in te voeren en raak de knop OK aan.
7. Gebruik het toetsenblok om een faxnummer voor de vermelding in te voeren en raak de knop OK
aan.
Groepskiescodes maken en bewerken
1. Maak een individuele vermelding voor elk faxnummer dat u in die groep wilt opnemen.
a. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
b. Raak de knop Faxmenu aan.
c. Raak de knop Tel.-boekinst. aan.
d. Raak de knop Indiv. instellingen aan.
e. Raak een niet-toegewezen nummer in de lijst aan.
f. Gebruik het toetsenblok om een naam voor de vermelding in te voeren en raak de knop OK
aan.
g. Gebruik het toetsenblok om een faxnummer voor de vermelding in te voeren en raak de knop
OK aan.
2. Raak in het menu Tel.-boekinst. de knop Groepsinstellingen aan.
3. Raak een niet-toegewezen nummer in de lijst aan.
NLWW
Het telefoonboek gebruiken
115
4. Gebruik het toetsenblok om een naam voor de groep in te voeren en raak vervolgens de knop OK
aan.
5. Raak de naam van elke individuele vermelding aan die u wilt toevoegen aan de groep. Als u
klaar bent, raakt u de knop Klaar met selecteren. aan.
Snelkiesnummers verwijderen
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Tel.-boekinst. aan.
4. Raak de knop Verm. verw. aan. Of raak de knop Alle vermeld. verw. aan om alle vermeldingen
te verwijderen.
5. Raak de vermelding aan die u wilt verwijderen.
6. Raak de knop OK aan om het verwijderen te bevestigen.
Groepskiescodes verwijderen
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Tel.-boekinst. aan.
4. Raak de knop Verm. verw. aan. Of raak de knop Alle vermeld. verw. aan om alle vermeldingen
te verwijderen.
5. Raak de vermelding aan die u wilt verwijderen.
6. Raak de knop OK aan om het verwijderen te bevestigen.
116 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
Instellingen voor het verzenden van faxen
configureren
Speciale kiessymbolen en opties instellen
Kiestoondetectie instellen
Opties voor automatische nummerherhaling
Het contrast en de resolutie instellen
Factuurcodes instellen
Speciale kiessymbolen en opties instellen
U kunt pauzes invoeren in faxnummers die u invoert. Pauzes zijn vaak vereist wanneer u een
internationaal nummer kiest of wanneer u verbinding maakt met een buitenlijn.
Speciaal symbool Knop Beschrijving
Kiespauze
De knop Opnieuw kiezen/pauze bevindt zich op het toetsenblok van het
bedieningspaneel. Hiermee kunt u een faxnummer invoeren. U kunt ook de
kommaknop aanraken om een kiespauze in te voegen.
Pauze voor kiestoon
Dit teken zorgt dat het apparaat op een kiestoon wacht voordat de rest van
het telefoonnummer wordt gekozen. Deze knop is alleen in toepasselijke
situaties beschikbaar.
Korte
signaalonderbreking
Met dit teken voegt het apparaat een korte signaalonderbreking toe. Deze
knop is alleen in toepasselijke situaties beschikbaar.
Voorkiesnummers instellen
Een kiesvoorvoegsel bestaat uit een of meer cijfers die automatisch worden gekozen vóór elk
faxnummer dat u kiest via het bedieningspaneel of de software. Het maximum aantal tekens voor een
kiesvoorvoegsel is 50.
De standaardinstelling is Uit. U kunt deze functie bijvoorbeeld inschakelen als u een nummer,
bijvoorbeeld 9, moet kiezen om toegang te krijgen tot een externe telefoonlijn. Wanneer deze
instelling is ingeschakeld, kunt u nog steeds faxnummers kiezen zonder kiesvoorvoegsel als u het
nummer handmatig kiest.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Basisinstell. aan.
4. Ga naar de knop Toegangsnummer aan raak deze aan. Raak vervolgens de knop Aan aan.
5. Gebruik het toetsenblok om het voorvoegsel in te voeren en raak vervolgens de knop OK aan. U
kunt cijfers, pauzes en kiessymbolen invoeren.
NLWW
Instellingen voor het verzenden van faxen configureren
117
Kiestoondetectie instellen
Gewoonlijk begint het product direct met het kiezen van een faxnummer. Wanneer u het product op
dezelfde lijn als uw telefoon gebruikt, schakelt u kiestoondetectie in. Zo voorkomt u dat er een fax
wordt verzonden terwijl er iemand aan de telefoon is.
De fabrieksinstelling voor kiestoondetectie is Aan voor Frankrijk en Hongarije en Uit voor alle overige
landen/regio's.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Kiestoon detecteren en raak deze aan. Raak vervolgens de knop Aan of Uit
aan.
Toon- of pulskiezen
Met deze procedure kunt u het product instellen op toonkiezen of pulskiezen. De fabrieksinstelling is
Toon. Wijzig deze instelling niet, tenzij u weet dat uw telefoonlijn geen gebruik maakt van toonkiezen.
OPMERKING: pulskiezen is niet in alle landen/regio's beschikbaar.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Kiesmodus en raak deze aan. Raak vervolgens de knop Toon of Puls aan.
Opties voor automatische nummerherhaling
Wanneer er geen fax kan worden verzonden door een communicatiefout, omdat de faxoproep niet
wordt beantwoord door het ontvangende apparaat of de lijn bezet is, wordt geprobeerd het nummer
opnieuw te kiezen op basis van de opties voor opnieuw kiezen bij bezet, opnieuw kiezen bij geen
gehoor en opnieuw kiezen bij communicatiefouten.
De optie Opnieuw kiezen bij bezet instellen
Als deze optie is ingeschakeld, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen als er een
bezetsignaal wordt ontvangen. De fabrieksinstelling voor de optie Opnieuw kiezen bij bezet is Aan.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Opnemen als bezet en raak deze aan. Raak vervolgens de knop Aan of Uit
aan.
118 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
De optie Opnieuw kiezen bij geen gehoor instellen
Als deze optie is ingeschakeld, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen als de faxoproep niet
wordt beantwoord door het ontvangende apparaat. De fabrieksinstelling voor de optie Opnieuw
kiezen bij geen gehoor is Uit.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Opn. kiezen bij gn antw. en raak deze aan. Raak vervolgens de knop Aan of
Uit aan.
De optie Opnieuw kiezen bij communicatiefout instellen
Als deze optie is ingeschakeld, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen als er een
communicatiefout optreedt. De fabrieksinstelling voor de optie Opnieuw kiezen bij communicatiefout is
Aan.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Opn. kiez. bij comm.fout en raak deze aan. Raak vervolgens de knop Aan of
Uit aan.
Het contrast en de resolutie instellen
De standaardwaarde voor licht/donker (contrast) instellen
Het contrast is van invloed op de helderheid en donkerheid van een uitgaande fax.
De standaardinstelling voor licht/donker is het contrast dat normaal gesproken wordt toegepast voor
documenten die worden gefaxt. De schuifbalk is standaard ingesteld in het midden.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Raak de knop Lichter/donkerder aan en raak vervolgens een van de pijlknoppen aan om de
schuifbalk aan te passen.
De resolutie instellen
OPMERKING: Als u de resolutie vergroot, wordt de fax ook vergroot. Bij grotere faxen neemt de
verzendtijd toe en kan er meer geheugen nodig zijn dan in het product beschikbaar is.
NLWW
Instellingen voor het verzenden van faxen configureren
119
De volgende instellingen zijn beschikbaar:
Standaard: bij deze instelling is de kwaliteit het laagst en de verzendtijd het kortst.
Fijn: bij deze instelling is de resolutiekwaliteit hoger dan bij Standaard, wat meestal geschikt is
voor tekstdocumenten.
Zeer fijn: deze instelling kan het beste worden gebruikt voor documenten met zowel tekst als
afbeeldingen. De verzendtijd is langer dan bij Fijn, maar korter dan bij Foto.
Foto: deze instelling produceert de beste afbeeldingen, maar verhoogt de verzendtijd aanzienlijk.
De faxresolutie voor de huidige faxtaak instellen
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Verzendopties aan.
4. Raak de knop Faxresolutie en vervolgens een van de opties aan.
OPMERKING: De standaardinstelling voor resolutie is Fijn.
De standaardresolutie voor alle faxtaken instellen
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Raak de knop Faxresolutie en vervolgens een van de opties aan.
OPMERKING: De standaardinstelling voor resolutie is Fijn.
Factuurcodes instellen
Als de functie voor factuurcodes is ingeschakeld, wordt u gevraagd om een factuurcode in te voeren
voor elke fax. De factuurcode wordt verhoogd voor elke verzonden faxpagina. Dit geldt voor alle
soorten faxen, behalve voor opgevraagde faxen, doorgestuurde faxen en faxen die van de computer
zijn gedownload. Bij groepskiesfaxen of niet-gedefinieerde groepen wordt de factuurcode verhoogd
voor elke verzonden fax naar elke bestemming.
De fabrieksinstelling voor factuurcodes is Uit. U kunt als factuurcode een willekeurige waarde van 1 tot
en met 250 instellen.
De factuurcode instellen
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
120 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Factuurcodes aan raak deze aan. Raak vervolgens de knop Aan aan.
Factuurcodes gebruiken
1. Plaats het document in de documentinvoer of op de glasplaat van de scanner.
2. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
3. Voer het faxnummer in of selecteer een snelkiesnummer of groepskiescode.
4. Raak de knop Faxen starten aan.
5. Voer de factuurcode in en raak vervolgens op de knop OK aan.
Het factuurcoderapport afdrukken
Het factuuroverzicht is een afgedrukte lijst van alle faxfactuurcodes en het totale aantal faxen dat is
gefactureerd voor elke code. Dit menu is alleen beschikbaar wanneer de functie factuurcode is
ingeschakeld.
OPMERKING: Nadat dit rapport is afgedrukt, worden alle factuurgegevens verwijderd.
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Faxrapporten aan.
4. Ga naar de knop Factuuroverzicht afdr. en raak deze aan.
NLWW
Instellingen voor het verzenden van faxen configureren
121
Instellingen voor het ontvangen van faxen
configureren
Fax doorsturen instellen
De antwoordmodus instellen
Faxnummers blokkeren of deblokkeren
Het aantal belsignalen instellen
Specifieke belsignalen instellen
Inkomende faxen automatisch verkleinen
Instellingen voor het opnieuw afdrukken van faxen configureren
Het volume van de faxgeluiden instellen
Het stempelen van ontvangen faxen instellen
De functie Privé ontvangen instellen
Fax doorsturen instellen
U kunt uw product zodanig instellen dat een inkomende fax naar een ander faxnummer wordt
doorgestuurd. Als de fax op uw product wordt ontvangen, wordt deze in het geheugen opgeslagen.
Vervolgens wordt het opgegeven faxnummer gekozen en wordt de fax verzonden. Als de fax als
gevolg van een fout niet kan worden verzonden (omdat het nummer bijvoorbeeld in gesprek is) en het
opnieuw kiezen is mislukt, wordt de fax afgedrukt.
Als er te weinig geheugen beschikbaar is tijdens het ontvangen van een fax, wordt de faxontvangst
gestopt en worden uitsluitend de pagina's of delen van pagina's doorgestuurd die al in het geheugen
zijn opgeslagen.
Als de functie Fax doorsturen wordt gebruikt, moeten de faxen worden ontvangen op het product (in
plaats van op de computer). De antwoordmodus moet zijn ingesteld op Automatisch.
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Ontvangstopties aan.
4. Raak de knop Fax doorsturen en vervolgens de knop Aan aan.
5. Gebruik het toetsenblok om het nummer voor het doorsturen van faxen in te voeren en raak
vervolgens de knop OK aan.
122 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
De antwoordmodus instellen
Afhankelijk van de situatie stelt u de antwoordmodus van het apparaat in op Automatisch, TAM, Fax/
Tel of Handmatig. De fabrieksinstelling is Automatisch.
Automatisch: Inkomende oproepen worden beantwoord na een opgegeven aantal belsignalen of
nadat speciale faxtonen zijn herkend.
TAM: Het apparaat beantwoordt de oproep niet automatisch. In plaats daarvan wacht het op het
faxsignaal.
Fax/Tel: het apparaat beantwoordt inkomende oproepen onmiddellijk. Als het apparaat het
faxsignaal detecteert, verwerkt het de oproep als een fax. Als het apparaat geen faxsignaal
detecteert, laat het een belsignaal horen, zodat u de inkomende spraakoproep kunt
beantwoorden.
Handmatig: Oproepen worden nooit beantwoord zonder uw tussenkomst. U moet zelf de
ontvangst van een fax starten door de knop Faxen starten op het bedieningspaneel aan te raken
of door een telefoon op te nemen die op de desbetreffende lijn is aangesloten en 1-2-3 te kiezen.
Voer de volgende stappen uit om de modus voor beantwoorden te wijzigen:
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Basisinstell. aan.
4. Ga naar de knop Antwoordmodus en raak deze aan. Raak vervolgens de gewenste optie aan.
Faxnummers blokkeren of deblokkeren
Als u geen faxen wilt ontvangen van bepaalde personen of bedrijven, kunt u via het bedieningspaneel
maximaal 30 faxnummers blokkeren. Wanneer u een faxnummer blokkeert en een fax naar u wordt
verstuurd vanaf een geblokkeerd nummer, wordt op het bedieningspaneel aangegeven dat het nummer
is geblokkeerd. De fax wordt niet afgedrukt en niet in het geheugen opgeslagen. Faxen afkomstig van
geblokkeerde faxnummers worden in het faxactiviteitenlogboek vermeld met de aanduiding
“verwijderd”. U kunt geblokkeerde faxnummers afzonderlijk of allemaal tegelijk deblokkeren.
OPMERKING: De afzender van een geblokkeerde fax ontvangt geen melding van een mislukte fax.
OPMERKING: Als de afzender geen faxkopregel heeft ingesteld, kan het nummer niet worden
geblokkeerd.
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Ontvangstopties aan.
4. Raak de knop Ongew.fax.blokk. aan.
NLWW
Instellingen voor het ontvangen van faxen configureren
123
5. Raak de knop Nummer toevoegen aan.
6. Gebruik het toetsenblok om het faxnummer in te voeren dat u wilt blokkeren en raak de knop OK
aan.
Het aantal belsignalen instellen
Wanneer de antwoordmodus is ingesteld op Automatisch, bepaalt de instelling voor het aantal
belsignalen het aantal keren dat de telefoon overgaat voordat het product een inkomende oproep
beantwoordt.
Als het product is aangesloten op een lijn waarop zowel faxen als telefoongesprekken binnenkomen
(een gedeelde lijn) en waarop ook een antwoordapparaat is aangesloten, moet het aantal belsignalen
mogelijk worden aangepast. Het aantal belsignalen voor het product moet hoger zijn dan voor het
antwoordapparaat. Zo worden inkomende gesprekken beantwoord met het antwoordapparaat en kan
een bericht worden opgenomen als het om een normaal telefoongesprek gaat. Als de oproep door het
antwoordapparaat wordt beantwoord, worden eventuele faxtonen door het product herkend en
worden faxoproepen beantwoord door het product.
De standaardinstelling voor belsignalen verschilt per land/regio.
Met de volgende tabel kunt u bepalen hoeveel belsignalen u moet gebruiken.
Soort telefoonlijn Aanbevolen instelling aantal belsignalen
Een aparte faxlijn (alleen ontvangen van faxoproepen) Stel het aantal belsignalen in binnen het bereik dat op het
bedieningspaneel wordt weergegeven. (Het minimum en
maximale aantal toegestane belsignalen varieert per land/
regio.)
Een lijn met twee afzonderlijke telefoonnummers en een
belpatroonabonnement.
Een of twee keer rinkelen. (Als u voor het andere
telefoonnummer een antwoordapparaat of computervoicemail
gebruikt, moet u het product instellen op een hoger aantal
belsignalen dan het antwoordapparaat. U kunt ook specifieke
belsignalen instellen om een onderscheid te maken tussen
spraak- en faxoproepen.)
Gedeelde lijn (ontvangt zowel faxen als telefoongesprekken)
met alleen één aangesloten telefoon
Vijf keer rinkelen of vaker.
Gedeelde lijn (ontvangt zowel faxen als telefoongesprekken)
met een aangesloten antwoordapparaat of voicemail
Twee beltonen meer dan het antwoordapparaat of de
voicemail.
Voer de volgende stappen uit om het aantal belsignalen in te stellen.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Basisinstell. aan.
4. Raak de knop Keer overg. v. antw. aan.
5. Gebruik het toetsenblok om het aantal belsignalen in te voeren en raak vervolgens de knop OK
aan.
124 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
Specifieke belsignalen instellen
Belpatroondiensten of specifieke belsignalen zijn verkrijgbaar bij uw lokale telefoonmaatschappij. Met
deze service kunt u over meer dan één telefoonnummer op één lijn beschikken. Elk telefoonnummer
heeft een uniek belpatroon, zodat u zelf telefoongesprekken kunt beantwoorden terwijl faxoproepen
worden beantwoord door het product.
Als u bent geabonneerd op een belpatroonservice bij uw telefoonmaatschappij, moet u het product
zodanig instellen dat dit reageert op het juiste belpatroon. Niet alle landen/regio's ondersteunen
unieke belpatronen. Neem contact op met uw telefoonmaatschappij om vast te stellen of deze service
in uw land/regio beschikbaar is.
OPMERKING: Als u niet beschikt over belpatroonservices, maar u de instellingen voor het
belpatroon wilt wijzigen in een andere instelling dan de standaardinstelling Alle belsignalen, kan het
product mogelijk geen faxen ontvangen.
De instellingen zijn als volgt:
Alle belsignalen: het product beantwoordt alle oproepen die via de telefoonlijn binnenkomen.
Eén keer: het product beantwoordt alle oproepen met een enkelvoudig belpatroon.
Twee keer: het product beantwoordt alle oproepen met een dubbel belpatroon.
Drie keer: het product beantwoordt alle oproepen met een drievoudig belpatroon.
Twee en drie keer: het product beantwoordt alle oproepen met een dubbel of drievoudig
belpatroon.
Volg de onderstaande stappen om de belpatronen te wijzigen voor het beantwoorden van oproepen:
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Basisinstell. aan.
4. Raak de knop Aparte beltoon en vervolgens de gewenste optie aan.
Inkomende faxen automatisch verkleinen
Als de optie Aanpassen aan pagina is ingeschakeld, worden lange faxen automatisch tot maximaal
75% verkleind, zodat de informatie op papier van standaardformaat past (de fax wordt bijvoorbeeld
verkleind van Legal- naar Letter-formaat).
Als de optie Aanpassen aan pagina is uitgeschakeld, worden lange faxen met volledig formaat
afgedrukt op meerdere pagina's. De fabrieksinstelling voor automatische verkleining van inkomende
faxen is Aan.
Als u de functie Faxen stempelen hebt ingeschakeld, kunt u het beste de optie voor automatische
verkleining ook inschakelen. Zo worden inkomende faxen enigszins verkleind, zodat het stempel niet
op twee pagina's wordt afgedrukt.
NLWW
Instellingen voor het ontvangen van faxen configureren
125
OPMERKING: Zorg dat de instelling voor het standaardpapierformaat overeenkomt met het
papierformaat dat in de lade is geplaatst.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Raak de knop Aan pg. aanp. en vervolgens de knop Aan aan.
Instellingen voor het opnieuw afdrukken van faxen configureren
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Fax opnieuw afdrukken toestaan aan raak deze aan. Raak vervolgens de knop
Aan aan.
Nadat deze functie is ingeschakeld, is een knop Faxen opn. afdr. beschikbaar in het menu
Faxmenu > Ontvangstopties.
Het volume van de faxgeluiden instellen
U stelt het volume van de faxgeluiden in op het bedieningspaneel. U kunt de instellingen voor de
volgende geluiden wijzigen:
Alarmvolume
Belvolume.
Telefoonlijnvolume
Het volume van waarschuwingen, de telefoonlijn en het belsignaal instellen
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Systeeminstellingen aan.
3. Raak het menu Vol.-instellingen aan.
4. Raak de volume-instelling aan die u wilt wijzigen en raak een van de opties aan. Herhaal deze
stap voor alle volume-instellingen.
Het stempelen van ontvangen faxen instellen
De informatie over de afzender wordt boven aan elke ontvangen fax afgedrukt. U kunt ook uw eigen
kopregel op inkomende faxen afdrukken, zodat u kunt zien op welke datum en tijd de fax is
ontvangen. De fabrieksinstelling voor het stempelen van ontvangen faxen is Uit.
126 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
OPMERKING: Wanneer u stempelen van ontvangen faxen inschakelt, is het mogelijk dat de
paginagrootte toeneemt en het product een tweede pagina afdrukt.
OPMERKING: deze optie is alleen van toepassing op ontvangen faxen die worden afgedrukt door
het product.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Faxen stempelen aan raak deze aan. Raak vervolgens de knop Aan aan.
De functie Privé ontvangen instellen
Wanneer de functie voor privé ontvangen is ingeschakeld, worden ontvangen faxen opgeslagen in het
geheugen en niet afgedrukt. Er is een wachtwoord vereist om de opgeslagen faxen af te drukken.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Privé ontvangen aan raak deze aan. Raak vervolgens de knop Aan aan.
5. Als u nog geen systeemwachtwoord hebt ingesteld, wordt u gevraagd om er een te maken.
OPMERKING: Het systeemwachtwoord is hoofdlettergevoelig.
a. Raak de knop OK aan en gebruik vervolgens het toetsenblok om het systeemwachtwoord in
te voeren.
b. Raak de knop OK aan en bevestig het wachtwoord door het nogmaals in te voeren. Raak
vervolgens de knop OK aan om het wachtwoord op te slaan.
Nadat deze functie is ingeschakeld, is er een knop Privéfaxen afdrukken beschikbaar in het menu
Faxmenu > Ontvangstopties.
Faxen ophalen instellen
Als iemand anders een fax zodanig heeft ingesteld dat faxen kunnen worden opgehaald, kunt u de fax
naar uw product laten verzenden. (Dit wordt ook wel opvragen bij een ander apparaat genoemd.)
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Ontvangstopties aan.
NLWW
Faxen ophalen instellen
127
4. Raak de knop Ontvangst afroepen aan.
5. Gebruik het toetsenblok op het aanraakscherm om het nummer in te voeren van het apparaat
waarvan u faxen wilt opvragen en raak vervolgens de knop OK aan.
Het product belt naar het andere faxapparaat en vraagt de fax op.
128 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
Fax gebruiken
Ondersteunde faxprogramma's
Een fax annuleren
Faxen uit het geheugen verwijderen
Fax gebruiken op een DSL-, PBX- of ISDN-systeem
Fax gebruiken op een VoIP-service
Bij stroomuitval blijft de inhoud van het faxgeheugen behouden
Beveiligingskwesties bij het verbinden van interne netwerken met publieke telefoonlijnen
Faxen vanaf de flatbedscanner
Faxen vanuit de documentinvoer
Snelkiescodes en groepskiescodes gebruiken
Een fax verzenden vanuit de software (Windows)
Een fax verzenden via een op de faxlijn aangesloten telefoon
Een fax verzenden met bevestiging
Uitgestelde verzending van een fax plannen
Een fax met een elektronisch en een papierdocument versturen
Gebruik van toegangscodes, creditcards of telefoonkaarten
Een fax afdrukken
Faxen ontvangen wanneer er faxtonen te horen zijn op de telefoonlijn
Ondersteunde faxprogramma's
Het pc-faxprogramma dat bij dit product wordt geleverd, is het enige pc-faxprogramma dat met het
product werkt. Wanneer u een eerder geïnstalleerd pc-faxprogramma wilt blijven gebruiken, dient u de
modem te gebruiken die al op de computer is aangesloten. Deze software werkt niet via de modem
van het apparaat.
Een fax annuleren
U kunt een fax waarvan het nummer wordt gekozen of een fax die wordt ontvangen of verzonden,
annuleren.
De huidige fax annuleren
Druk op de knop Annuleren op het bedieningspaneel. Alle niet verzonden pagina's worden
geannuleerd. Wanneer u op de knop Annuleren
drukt, worden ook groepskiestaken geannuleerd.
NLWW
Fax gebruiken
129
Een faxtaak in de wachtrij annuleren
U kunt faxopdrachten annuleren in de volgende situaties:
Het product wacht op een nieuwe kiespoging na een bezette lijn, een niet-beantwoorde oproep of
een communicatiefout.
De fax wordt op een later tijdstip verzonden.
Voer de volgende stappen uit om een faxtaak te annuleren via het menu Status faxtaak:
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Verzendopties aan.
4. Raak de knop Status faxtaak aan.
5. Raak het faxnummer aan voor de taak die u wilt annuleren.
Faxen uit het geheugen verwijderen
Gebruik deze procedure alleen als u vermoedt dat iemand anders toegang heeft tot uw product en
mogelijk faxen uit het geheugen opnieuw probeert af te drukken.
VOORZICHTIG: Naast het wissen van het afdrukgeheugen kunt u met deze procedure faxen
verwijderen die op dat moment worden verzonden evenals faxen die gepland zijn voor een latere
verzending en niet afgedrukte of doorgestuurde faxen.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Service aan.
3. Raak het menu Faxservice aan.
4. Raak de knop Opgesl. faxen wissen aan.
Fax gebruiken op een DSL-, PBX- of ISDN-systeem
HP producten zijn speciaal bedoeld voor traditionele analoge telefoonlijnen. Ze zijn niet bedoeld voor
DSL-, PBX- of ISDN-lijnen, of VoIP-services, maar met de juiste instellingen en apparatuur werken ze hier
wel mee.
OPMERKING: HP raadt aan instellingsopties voor DSL, PBX, ISDN en VoIP met uw serviceprovider
te bespreken.
Het HP LaserJet product is een analoog apparaat dat niet compatibel is met digitale
telefoonomgevingen (tenzij een digitaal-analoogomzetter wordt gebruikt). HP garandeert geen
compatibiliteit van het product met digitale omgevingen of digitaal-analoogomzetters.
130 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
DSL
Bij een digitale telefoonlijn (DSL) wordt digitale technologie gebruikt over standaard koperen
telefoonkabels. Dit apparaat is niet direct compatibel met die digitale signalen. Wanneer de
configuratie echter tijdens het instellen van de digitale telefoonlijn wordt opgegeven, kan het signaal
worden gesplitst, zodat een deel van de bandbreedte wordt gebruikt om een analoog signaal te
verzenden (voor spraak en fax) en de resterende bandbreedte wordt gebruikt voor het verzenden van
digitale gegevens.
OPMERKING: niet alle faxen zijn compatibel met DSL-services. HP garandeert geen compatibiliteit
van het product met alle DSL-servicelijnen of providers.
Een standaard DSL-modem gebruikt een filter om de communicatie van de DSL-modem via de hogere
frequentieband te scheiden van de communicatie van analoge telefoon- en faxmodems via de lagere
frequentieband. Het is vaak nodig om een filter te gebruiken bij analoge telefoons en faxen die zijn
aangesloten op een telefoonlijn die door een DSL-modem wordt gebruikt. Meestal ontvangt de
gebruiker dit filter van de DSL-serviceprovider. neem voor meer informatie of voor hulp contact op met
de DSL-provider.
PBX
Het product is een analoog apparaat dat niet compatibel is met alle digitale telefoonomgevingen. Er
zijn mogelijk digitaal-analoogfilters of -omzetters nodig om de faxfunctionaliteit te kunnen gebruiken.
Wanneer zich faxproblemen voordoen in een PBX-omgeving, kan het nodig zijn de PBX-provider om
hulp te vragen. HP garandeert geen compatibiliteit van het product met digitale omgevingen of
digitaal-analoogomzetters.
Neem voor meer informatie of voor hulp contact op met de PBX-provider.
ISDN
Het product is een analoog apparaat dat niet compatibel is met alle digitale telefoonomgevingen. Er
zijn mogelijk digitaal-analoogfilters of -omzetters nodig om de faxfunctionaliteit te kunnen gebruiken.
Wanneer zich faxproblemen voordoen in een ISDN-omgeving, kan het nodig zijn de ISDN-provider om
hulp te vragen. HP garandeert geen compatibiliteit van het apparaat met digitale IDSN-omgevingen of
digitaal-analoogomzetters.
Fax gebruiken op een VoIP-service
VoIP-services (voice over internet protocol) zijn meestal niet compatibel met faxapparaten, tenzij de
provider expliciet vermeldt dat faxen via IP-services wordt ondersteund.
Wanneer u problemen ondervindt met de werking van een fax op een VoIP-netwerk, controleert u of de
juiste kabels en instellingen gebruikt. Wellicht kunt u een fax over een VoIP-netwerk versturen als u de
faxsnelheid verlaagt.
Als de VoIP-provider een 'Pass through'-modus voor de verbinding aanbiedt, zijn de prestaties van de
fax met VoIP beter. Als de provider 'aangenaam achtergrondgeluid' heeft toegevoegd aan de lijn,
kunnen de prestaties van de fax worden verbeterd als deze functie niet is ingeschakeld.
Neem contact op met de VoIP-provider als u problemen blijft ondervinden bij het verzenden van faxen.
NLWW
Fax gebruiken
131
Bij stroomuitval blijft de inhoud van het faxgeheugen behouden
Het flashgeheugen beschermt tegen gegevensverlies in geval van stroomuitval. Op andere
faxapparaten worden faxpagina's opgeslagen in het normale RAM-geheugen of in het kortetermijn-
RAM-geheugen. In het normale RAM-geheugen gaan gegevens direct verloren wanneer de stroom
uitvalt. In het kortetermijn-RAM-geheugen gaan de gegevens ongeveer 60 minuten na een stroomuitval
verloren. In het flash-geheugen kunnen gegevens jarenlang worden bewaard zonder dat de fax hoeft te
zijn ingeschakeld.
Beveiligingskwesties bij het verbinden van interne netwerken met
publieke telefoonlijnen
Het product kan faxgegevens ontvangen en verzenden via telefoonlijnen die voldoen aan de normen
van geschakeld openbare telefoonnetwerken (PSTN). De beveliigde faxprotocollen maken het
onmogelijk dat computervirussen worden gekopieerd van een telefoonlijn naar een computer of
netwerk.
Het volgende productfuncties voorkomen overdracht van virussen:
Er bestaat geen directe verbinding tussen faxlijnen en apparaten die zijn verbonden met USB- of
Ethernetverbindingen.
De interne firmware kan niet worden aangepast via de faxverbinding.
Alle faxcommunicatie verloopt via het fax-subsysteem die geen protocollen voor internet-
datacommunicatie gebruiken.
Faxen vanaf de flatbedscanner
1. Plaats het document met de bedrukte kant
omlaag op de glasplaat.
OPMERKING: Als er zich gelijktijdig
documenten in de documentinvoer en op de
glasplaat bevinden, verwerkt het apparaat het
document in de documentinvoer en niet dat op
de glasplaat.
2. Raak in het beginscherm van het
bedieningspaneel de knop Fax aan.
3. Voer het faxnummer in met het toetsenblok.
4. Raak de knop Faxen starten aan.
132 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
5. U wordt gevraagd om te bevestigen dat u de
fax verzendt vanaf de glasplaat van de
scanner. Raak de knop Ja aan.
6. U wordt gevraagd de eerste pagina te
plaatsen. Raak de knop OK aan.
7. Het apparaat scant de eerste pagina en vraagt
u vervolgens de volgende pagina te plaatsen.
Raak de knop Ja aan als het document uit
meerdere pagina's bestaat. Vervolg dit proces
tot u alle pagina's hebt gescand.
8. Wanneer u de laatste pagina hebt gescand,
wordt u gevraagd om de knop Nee aan te
raken. De fax wordt verzonden.
Faxen vanuit de documentinvoer
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde
naar boven in de documentinvoer.
OPMERKING: De capaciteit van de
documentinvoer is maximaal 50 vel van
75 g/m
2
of .
VOORZICHTIG: Gebruik geen originelen
met correctietape, correctievloeistof,
paperclips of nietjes om schade aan het
product te voorkomen. Plaats ook geen foto's
en kleine of dunne originelen in de
documentinvoer.
OPMERKING: Als er zich gelijktijdig
documenten in de documentinvoer en op de
glasplaat bevinden, verwerkt het apparaat het
document in de documentinvoer en niet dat op
de glasplaat.
2. Schuif de papiergeleiders goed tegen het
papier aan.
3. Raak in het beginscherm van het
bedieningspaneel de knop Fax aan.
NLWW
Fax gebruiken
133
4. Voer het faxnummer in met het toetsenblok.
5. Raak de knop Faxen starten aan.
Snelkiescodes en groepskiescodes gebruiken
1. Plaats het document op de glasplaat van de
scanner of in de documentinvoer.
2. Raak in het beginscherm van het
bedieningspaneel de knop Fax aan.
3. Raak het pictogram voor het faxtelefoonboek
aan op het toetsenblok.
4. Raak de gewenste naam van de individuele
vermelding of groepsvermelding aan.
5. Raak de knop Faxen starten aan.
Een fax verzenden vanuit de software (Windows)
Dit gedeelte bevat algemene instructies voor het verzenden van faxen met behulp van de software die
bij het apparaat is geleverd. Alle andere onderwerpen die van toepassing zijn op de software, worden
beschreven in de Help bij het programma. Deze kunt u openen via het menu Help in het programma.
U kunt elektronische documenten vanaf een computer faxen als u aan de volgende vereisten voldoet:
Het apparaat is rechtstreeks op de computer aangesloten of op een netwerk waarmee de
computer verbonden is.
De software bij het product is op de computer geïnstalleerd.
Het besturingssysteem van de computer wordt door het apparaat ondersteund.
134 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
Een fax verzenden vanuit de software
De procedure om een fax te verzenden, is afhankelijk van uw specificaties. Hieronder volgen de meest
voorkomende stappen.
1. Klik op Starten, klik op Programma's (of Alle programma's in Windows XP) en klik
vervolgens op HP.
2. Klik op de apparaatnaam en vervolgens op HP Fax verzenden. De faxsoftware wordt
geopend.
3. Voer het faxnummer in van één of meer ontvangers.
4. Plaats het document in de documentinvoer.
5. Klik op Nu verzenden.
Een fax verzenden vanuit een softwareprogramma van een andere leverancier, bijvoorbeeld
Microsoft Word
1. Open een document in een ander programma.
2. Klik op het menu Bestand en vervolgens op Afdrukken.
3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst met printerdrivers de driver van de fax. De faxsoftware wordt
geopend.
4. Voer het faxnummer in van één of meer ontvangers.
5. Voeg eventuele pagina's toe die in het apparaat zijn geplaatst. Deze stap is optioneel.
6. Klik op Nu verzenden.
Een fax verzenden via een op de faxlijn aangesloten telefoon
Het kan voorkomen dat u een faxnummer wilt kiezen vanaf een toestel dat op dezelfde lijn is
aangesloten als het product. Dit is bijvoorbeeld het geval als u een fax verstuurt naar een persoon van
wie het apparaat op handmatig ontvangen is ingesteld. U kunt dan eerst bellen om te laten weten dat
de fax er aankomt.
OPMERKING: Het toestel moet op de telefoonaansluiting ( ) van het apparaat zijn aangesloten.
1. Plaats het document in de documentinvoer.
2. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
3. Neem de handset van een toestel dat op dezelfde lijn is aangesloten als het product. Kies het
faxnummer met behulp van het toetsenblok van de telefoon.
4. Wanneer de ontvanger antwoordt, kunt u vragen of deze het faxapparaat inschakelt.
5. Wanneer u de faxtonen hoort, raakt u de knop Faxen starten aan, wacht u totdat het bericht
Wordt verbonden op het bedieningspaneel wordt weergegeven en legt u de hoorn op de
haak.
NLWW
Fax gebruiken
135
Een fax verzenden met bevestiging
U kunt het apparaat zo instellen dat u wordt gevraagd om een faxnummer voor de tweede keer in te
voeren om te bevestigen dat u de fax naar het juiste nummer verzendt.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Faxnummer bevestigen, raak deze aan en raak vervolgens de knop Aan aan.
5. Verzend de fax.
Uitgestelde verzending van een fax plannen
Via het bedieningspaneel van het product kunt u instellen dat een fax op een later tijdstip naar een of
meerdere personen wordt verzonden. Wanneer deze procedure is voltooid, scant het product het
document in het geheugen en keert het weer terug naar de stand Klaar.
OPMERKING: wanneer de fax niet op het geplande tijdstip kan worden verzonden, wordt dit
aangegeven in het faxfoutenrapport (indien deze optie is ingeschakeld) of in het faxactiviteitenlogboek.
De verzending wordt mogelijk niet uitgevoerd als de faxoproep niet wordt beantwoord of als een
bezetsignaal de kiespogingen heeft gestopt.
Wanneer is ingesteld dat een fax op een later tijdstip moet worden verzonden, maar deze moet
worden aangepast, verstuurt u de extra informatie als een nieuwe faxtaak. Alle faxen die zijn gepland
voor verzending naar hetzelfde faxnummer op hetzelfde moment, worden als individuele faxen
afgeleverd.
1. Plaats het document in de documentinvoer.
2. Raak in het beginscherm van het
bedieningspaneel de knop Fax aan.
3. Raak de knop Faxmenu aan.
4. Raak de knop Verzendopties aan.
5. Raak de knop Fax later verz. aan.
136 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
6. Gebruik het toetsenblok om in te voeren op
welk tijdstip de fax moet worden verzonden.
Raak de knop OK aan.
7. Gebruik het toetsenblok om in te voeren op
welke datum de fax moet worden verzonden.
Raak de knop OK aan.
8. Voer het faxnummer in met het toetsenblok.
Raak de knop OK aan. Het apparaat scant het
document en bewaart het tot aan het
opgegeven tijdstip in het geheugen.
Een fax met een elektronisch en een papierdocument versturen
Gebruik de HP Send Fax-software om deze functie in te stellen. Om het softwareprogramma te starten
gaat u vanuit het Start-menu van Windows naar de programmagroep van het product en klikt u op het
item HP Send Fax. Gebruik de software om de documenten te combineren tot één faxtaak.
Gebruik van toegangscodes, creditcards of telefoonkaarten
Wanneer u toegangscodes, creditcards of telefoonkaarten wilt gebruiken, dient u handmatig te kiezen
zodat u pauzes en kiescodes kunt invoeren.
Faxen internationaal versturen
Wanneer u een fax naar een internationale bestemming wilt versturen, kiest u handmatig zodat u
pauzes en internationale toegangsnummers kunt invoeren.
NLWW
Fax gebruiken
137
Een fax afdrukken
Wanneer het product een faxverzending ontvangt, wordt de fax afgedrukt (tenzij de functie Privé
ontvangen is ingeschakeld) en wordt deze ook automatisch in het flashgeheugen opgeslagen.
138 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
Een fax opnieuw afdrukken
Wanneer de functie Fax opnieuw afdrukken toestaan is ingeschakeld, worden ontvangen faxen in het
geheugen opgeslagen. Het apparaat heeft een opslagruimte van 3,2 MB (ongeveer 250 pagina's).
Deze faxen worden continu opgeslagen. Door het opnieuw afdrukken worden ze niet uit het geheugen
gewist.
De standaardinstelling voor deze functie is Uit.
De functie Fax opnieuw afdrukken toestaan inschakelen
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Fax opnieuw afdrukken toestaan, raak deze aan en raak vervolgens de knop
Aan aan.
Faxen opnieuw
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Ontvangstopties aan.
4. Raak de knop Faxen opn. afdr. aan.
NLWW
Fax gebruiken
139
Ontvangen faxen automatisch dubbelzijdig afdrukken
Gebruik het bedieningspaneel van het product om ontvangen faxen dubbelzijdig af te drukken.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak de knop Faxinstellingen aan.
3. Raak de knop Geav. instell. aan.
4. Raak de knop Dbblz. afdrukken aan.
5. Raak de knop Aan aan.
Een opgeslagen fax afdrukken wanneer de functie Privé ontvangen is
ingeschakeld
Als u deze functie wilt gebruiken, dient u de functie Privé ontvangen op het apparaat in te schakelen.
Volg de onderstaande procedure om deze functie in te schakelen.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak de knop Faxinstellingen aan.
3. Raak de knop Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Privé ontvangen en raak deze aan.
5. Raak de knop Aan aan.
Wanneer u opgeslagen faxen wilt afdrukken, dient u het beveiligingswachtwoord van het apparaat in
te voeren. Nadat het apparaat de opgeslagen faxen heeft afgedrukt, worden deze uit het geheugen
verwijderd.
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Ontvangstopties aan.
4. Raak de knop Privéfaxen afdrukken aan.
5. Gebruik het toetsenblok op het aanraakscherm om het beveiligingswachtwoord van het apparaat
in te voeren en raak vervolgens de knop OK aan.
140 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
Faxen ontvangen wanneer er faxtonen te horen zijn op de
telefoonlijn
Als u een telefoonlijn hebt waarop zowel faxen als telefoongesprekken binnenkomen en u hoort
faxsignalen wanneer u de telefoon opneemt, kunt u het ontvangstproces op één van de volgende twee
manieren starten.
Raak op het bedieningspaneel van het apparaat de knop Faxen starten aan.
Druk achtereenvolgens op de toetsen 1-2-3 op de telefoon. Vervolgens wacht u totdat u
faxverzendsignalen hoort en hangt u op.
OPMERKING: De tweede methode werkt alleen als de optie Doorschakelen is ingeschakeld. Deze
optie is een van de Geav. instell.-opties in het menu Faxinstellingen.
NLWW
Fax gebruiken
141
142 Hoofdstuk 7 Fax NLWW
8 Beheer en onderhoud
De HP Reconfiguration Utility gebruiken om de apparaatverbinding te wijzigen (Windows)
HP Wireless Direct-afdrukken instellen
Toepassingen van HP Webservices gebruiken
IP-netwerkinstellingen configureren
HP Device Toolbox (Windows)
HP Utility voor Mac OS X
HP Web Jetadmin software gebruiken
Energiezuinige instellingen
Beveiligingsfuncties van het apparaat
De firmware bijwerken
NLWW 143
De HP Reconfiguration Utility gebruiken om de
apparaatverbinding te wijzigen (Windows)
Indien u het apparaat niet hoeft te gebruiken en u de manier waarop het is aangesloten wilt wijzigen,
kunt u de HP Reconfiguration Utility gebruiken om de verbinding in te stellen. Zo kunt u bijvoorbeeld
het apparaat opnieuw configureren om een ander draadloos adres te gebruiken, verbinding te maken
met een bekabeld of een draadloos netwerk of over te schakelen van een netwerkverbinding naar een
USB-verbinding. U kunt de configuratie wijzigen zonder de apparaat-cd-rom te plaatsen. Nadat u het
type verbinding heeft geselecteerd dat u wilt instellen, gaat het programma rechtstreeks naar dat
gedeelte van de installatieprocedure dat moet worden aangepast.
De HP Reconfiguration Utility bevindt zich in de HP-programmagroep op uw computer.
144 Hoofdstuk 8 Beheer en onderhoud NLWW
HP Wireless Direct-afdrukken instellen
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar op draadloze modellen.
De functie HP Wireless Direct-afdrukken maakt het mogelijk om vanaf een draadloos mobiel apparaat
direct op een HP Wireless Direct-product af te drukken zonder eerst verbinding te maken met een
bestaand netwerk of met internet. Gebruik HP Wireless Direct om draadloos af te drukken vanaf de
volgende apparaten:
iPhone, iPad of iTouch met Apple AirPrint
Mobiele appaten met Android, iOS of Symbian met de toepassing HP ePrint Home & Biz
Voer de volgende stappen uit om het HP Wireless Direct in te stellen vanaf het bedieningspaneel.
OPMERKING: Voor gebruik van deze functie dient u een wachtwoord voor het apparaat in te
stellen. Als u niet eerder een wachtwoord hebt ingesteld, wordt u gevraagd er een in te stellen nadat u
de functie hebt ingeschakeld.
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Draadloos aan.
2. Open de volgende menu's:
Menu Draadloos
Wireless Direct-instellingen
Aan/uit
OPMERKING: Als het item Wireless Direct-instellingen niet op het bedieningspaneel verschijnt,
moet u de productfirmware upgraden. U kunt de huidige versie downloaden door naar
www.hp.com te gaan, het HP-productnummer inte voeren in het zoekvak, het specifieke
productmodel in te voeren en te klikken op de link Software en drivers downloaden.
3. Raak het menu-item Aan aan. U kunt gevraagd worden een wachtwoord in te stellen. De product
slaat de instellingen op en gaat terug naar het menu Wireless Direct-instellingen.
NLWW
HP Wireless Direct-afdrukken instellen
145
Toepassingen van HP Webservices gebruiken
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Webservices aan.
2. Raak de knop Webservices inschakelen aan.
Nadat u een toepassing vanaf de HP ePrintCenter-website heeft gedownload, is deze beschikbaar in
het menu Apps in het bedieningspaneel van het apparaat. Dit proces schakelt zowel de
HP Webservices als het menu Apps in.
146 Hoofdstuk 8 Beheer en onderhoud NLWW
IP-netwerkinstellingen configureren
Disclaimer voor printer delen
Netwerkinstellingen weergeven of wijzigen
IPv4 TCP/IP-parameters handmatig configureren via het bedieningspaneel
De naam van het apparaat in het netwerk wijzigen
Instellingen verbindingssnelheid en duplexwerking
Disclaimer voor printer delen
HP ondersteunt geen peer-to-peer netwerken, aangezien dit een functie is van Microsoft-
besturingssystemen en niet van de printerdrivers van HP. Ga naar Microsoft op
www.microsoft.com.
Netwerkinstellingen weergeven of wijzigen
U kunt de IP-configuratie-instellingen weergeven of wijzigen via de geïntegreerde webserver van HP.
1.
Raak de knop Netwerk
op het beginscherm van het bedieningspaneel van het apparaat
aan om het IP-adres te zoeken.
2. Open de geïntegreerde webserver van HP door het IP-adres in te voeren in de adresregel van uw
webbrowser.
OPMERKING: U heeft ook toegang tot de geïntegreerde webserver van HP via de HP Device
Toolbox voor Windows of de HP Utility voor Mac OS X.
3. Klik op het tabblad Netwerk voor informatie over het netwerk. U kunt naar behoeven
instellingen wijzigen.
IPv4 TCP/IP-parameters handmatig configureren via het
bedieningspaneel
Met de menu's van het bedieningspaneel kunt u handmatig een IPv4-adres, subnetmasker en
standaardgateway instellen.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Ga naar het menu Netwerkinstellingen en raak dit aan.
3. Raak het menu TCP/IP-config. aan en raak vervolgens de knop Handmatig aan.
4. Gebruik het toetsenblok op het aanraakscherm om het IP-adres in te voeren en raak vervolgens de
knop OK aan. Raak de knop Ja aan om te bevestigen.
NLWW
IP-netwerkinstellingen configureren
147
5. Gebruik het toetsenblok op het aanraakscherm om het subnetmasker in te voeren en raak
vervolgens de knop OK aan. Raak de knop Ja aan om te bevestigen.
6. Gebruik het toetsenblok op het aanraakscherm om de standaardgateway in te voeren en raak
vervolgens de knop OK aan. Raak de knop Ja aan om te bevestigen.
De naam van het apparaat in het netwerk wijzigen
Indien u de naam van het apparaat in een netwerk wilt wijzigen zodat het apparaat kan worden
geïdentificeerd, gebruikt u de geïntegreerde webserver.
1.
Raak de knop Netwerk
op het beginscherm van het bedieningspaneel van het apparaat
aan om het IP-adres te zoeken.
2. Open de geïntegreerde webserver van HP door het IP-adres van het apparaat in te voeren in de
adresregel van uw webbrowser.
OPMERKING: U heeft ook toegang tot de geïntegreerde webserver van HP via de HP Device
Toolbox voor Windows of de HP Utility voor Mac OS X.
3. Open het tabblad Systeem.
4. De standaardapparaatnaam staat op de pagina Apparaatgegevens in het veld
Apparaatstatus. U kunt deze naam wijzigen zodat u het apparaat kunt identificeren.
OPMERKING: Het invullen van de andere velden op deze pagina is optioneel.
5. Klik op de knop Toepassen om de wijzigingen op te slaan.
148 Hoofdstuk 8 Beheer en onderhoud NLWW
Instellingen verbindingssnelheid en duplexwerking
OPMERKING: Deze informatie geldt alleen voor ethernetnetwerken, niet voor draadloze netwerken.
De linksnelheid en communicatiemodus van de afdrukserver moeten overeenkomen met die van de
netwerkhub. Voor de meeste situaties laat u de printer in de automatische modus staan. Als u onjuiste
instellingen opgeeft voor de koppelingssnelheid en duplex, kan het apparaat mogelijk niet meer
communiceren met andere netwerkapparaten. Als u wijzigingen moet aanbrengen, doet u dat via het
bedieningspaneel van het apparaat.
OPMERKING: De instelling moet overeenkomen met de instelling van het netwerkproduct dat wordt
aangesloten (een netwerkhub, switch, gateway, router of computer).
OPMERKING: Wanneer u aan deze instellingen wijzigingen aanbrengt, wordt het apparaat uit- en
vervolgens weer ingeschakeld. Breng alleen wijzigingen aan wanneer het apparaat inactief is.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Ga naar het menu Netwerkinstellingen en raak dit aan.
3. Raak het menu Verbind.snelh. aan.
4. Selecteer een van de volgende opties.
Instelling Omschrijving
Automatisch De afdrukserver zorgt zelf automatisch voor configuratie met de hoogste
verbindingssnelheid en communicatiemodus die op het netwerk zijn
toegestaan.
10T Vol 10 Mbps, volledige duplexwerking.
10T Half 10 megabytes per seconde (Mbps), half-duplexwerking
100TX Vol 100 Mbps, volledige duplexwerking.
100TX Half 100 Mbps, half-duplexwerking.
1000T Vol 1000 Mbps, volledige duplexwerking.
5. Raak de knop OK aan. Het apparaat wordt uit- en weer ingeschakeld.
NLWW
IP-netwerkinstellingen configureren
149
HP Device Toolbox (Windows)
Gebruik de HP Device Toolbox voor Windows om de status van het apparaat te controleren of om
apparaatinstellingen op uw computer weer te geven of te wijzigen. Met dit hulpmiddel opent u de
geïntegreerde webserver van HP.
OPMERKING: Dit hulpprogramma is alleen beschikbaar als u tijdens de installatie van het apparaat
een volledige installatie hebt uitgevoerd. Sommige functies zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk
van hoe het apparaat is aangesloten.
1. Klik op de knop Start en vervolgens op Programma's.
2. Klik op uw HP productgroep en vervolgens op het item HP Device Toolbox.
Tabblad of gebied Omschrijving
Het tabblad Home
Hier vindt u informatie over het
product, de status en de
configuratie.
Apparaatstatus: Toont de status van het apparaat en het geschatte percentage
resterende levensduur van benodigdheden van HP.
Status benodigdheden: Toont de geschatte resterende levensduur van
benodigdheden van HP in procenten. De werkelijke resterende levensduur van
benodigdheden kan variëren. Zorg dat u vervangende benodigdheden hebt die u
kunt plaatsen wanneer de afdrukkwaliteit niet meer voldoet. De cartridge hoeft
alleen te worden vervangen, als de afdrukkwaliteit niet langer acceptabel is.
Apparaatconfiguratie: Hier vindt u informatie die op de configuratiepagina van
het product wordt weergegeven.
Netwerkoverzicht: Hier vindt u informatie over de netwerkconfiguratiepagina
van het product.
Rapporten: Hiermee drukt u de door het apparaat gegenereerde
configuratiepagina en statuspagina voor benodigdheden af.
Logbestand: Geeft een lijst met alle gebeurtenissen en fouten van het product
weer.
150 Hoofdstuk 8 Beheer en onderhoud NLWW
Tabblad of gebied Omschrijving
Tabblad Systeem
Hiermee kunt u het product vanaf
uw computer configureren.
Apparaatgegevens: Biedt basisinformatie over het apparaat en het bedrijf.
Papierinstell.: Hiermee wijzigt u de standaardpapierverwerkingsinstellingen van
het apparaat.
Afdrukkwaliteit: Hiermee wijzigt u de standaardinstellingen voor de
afdrukkwaliteit van het apparaat.
EcoSMART Console: Wijzig de standaardtijden voor het activeren van de modus
Sluimer en de modus Autom. uitschakelen. Configureer de gebeurtenissen die
ervoor zorgen dat het apparaat weer wordt geactiveerd.
Papiersoorten: Hiermee kunt u afdrukmodi configureren die overeenkomen met
de door het apparaat geaccepteerde papiersoorten.
Systeeminstellingen: Hiermee wijzigt u de standaardsysteeminstellingen van het
apparaat.
Service: Hiermee voert u de schoonmaakprocedure van het apparaat uit.
Opslaan en herstellen: Hier kunt u de huidige instellingen voor het product
opslaan in een bestand op de computer. Gebruik dit bestand om dezelfde
instellingen in een ander product te laden of de instellingen op een later tijdstip te
herstellen op dit product.
Beheer: Hiermee kunt u het wachtwoord van het apparaat instellen of wijzigen.
Productafbeeldingen in- en uitschakelen.
OPMERKING: Het tabblad Systeem kan met een wachtwoord worden beveiligd. Als
dit apparaat op een netwerk is aangesloten, moet u eerst contact opnemen met de
systeembeheerder voordat u de instellingen op dit tabblad wijzigt.
Tabblad Afdrukken
Hiermee kunt u
standaardafdrukinstellingen
wijzigen vanaf uw computer.
Afdrukken: Hier kunt u de standaardafdrukinstellingen van het product wijzigen,
zoals het aantal exemplaren en de afdrukstand. Deze opties zijn tevens beschikbaar
op het bedieningspaneel.
PCL5c: Hier kunt u de PCL5c-instellingen weergeven en wijzigen.
PostScript: De functie Print PS-fouten in- of uitschakelen.
Tabblad Fax
Ontvangstopties: Hiermee regelt u hoe het apparaat omgaat met
binnenkomende faxen.
Telefoonboek: Hiermee kunt u nummers aan het telefoonboek voor de fax
toevoegen of verwijderen.
Lijst ongewenste faxen: Hiermee blokkeert u faxnummers die geen faxen naar
het apparaat mogen sturen.
Faxactiviteitenlog: Hiermee bekijkt u de recente faxactiviteiten van het apparaat.
NLWW
HP Device Toolbox (Windows)
151
Tabblad of gebied Omschrijving
Tabblad Scannen Hiermee configureert u de functies Scannen naar netwerkmap en Scannen naar e-mail.
Instellingen netwerkmap: Hiermee configureert u mappen in het netwerk waar
gescande bestanden in kunnen worden opgeslagen.
Instellingen scannen naar e-mail: Hiermee begint u het proces om de functie
Scannen naar e-mail in te stellen.
Uitgaande e-mailprofielen: Hiermee stelt u een e-mailadres in dat als uitgaand
adres wordt gebruikt voor alle e-mails die vanaf het apparaat worden verzonden.
Hiermee configureert u de SMTP-serverinformatie.
Adresboek e-mail: Hiermee kunt u adressen aan het e-mailadresboek toevoegen
of verwijderen.
E-mailopties: Hiermee stelt u een standaardonderwerpregel en -e-mailtekst in.
Hiermee stelt u standaardscaninstellingen voor e-mails in.
Tabblad Netwerk
Hiermee kunt u netwerkinstellingen
wijzigen vanaf uw computer.
Op dit tabblad kunnen netwerkbeheerders de netwerkgerelateerde instellingen voor de
printer beheren wanneer deze op een IP-netwerk is aangesloten. Hiermee kan ook de
netwerkbeheerder de Wireless Direct-functie instellen. Dit tabblad verschijnt niet als het
product rechtstreeks op een computer is aangesloten.
Tabblad HP Web Services Gebruik dit tabblad om verschillende webgebaseerde hulpprogramma's in te stellen en te
gebruiken.
152 Hoofdstuk 8 Beheer en onderhoud NLWW
HP Utility voor Mac OS X
Gebruik de HP Utility voor Mac OS X om apparaatinstellingen weer te geven of te wijzigen vanaf uw
computer.
U kunt gebruikmaken van de HP Utility als het apparaat beschikt over een USB-kabel of als het is
aangesloten op een TCP/IP-netwerk.
HP Utility openen
Open de Finder en dubbelklik achtereenvolgens op Programma's en Hewlett-Packard en klik
daarna op HP Utility.
Als HP Utility niet in de lijst Hulpprogramma's staat, gebruikt u de volgende procedure om dit
programma te openen:
1.
Open op de computer het menu Apple
, klik op het menu Systeemvoorkeuren en klik
vervolgens op het pictogram Afdrukken en faxen of het pictogram Afdrukken en
scannen.
2. Selecteer het apparaat aan de linkerzijde van het scherm.
3. Klik op de knop Opties en benodigdheden.
4. Klik op het tabblad Utility.
5. Klik op de knop Printer Utility openen.
Functies van HP Utility
Gebruik de software HP Utility om de volgende taken uit te voeren:
Informatie verkrijgen over de status van benodigdheden.
Informatie verkrijgen over het apparaat, zoals de firmwareversie en het serienummer.
Druk een configuratiepagina af.
De papiersoort en het papierformaat voor de lade configureren.
Bestanden overbrengen van de computer naar het apparaat.
De apparaatfirmware bijwerken.
De Bonjour-naam voor het product op het Bonjour-netwerk wijzigen.
NLWW
HP Utility voor Mac OS X
153
HP Web Jetadmin software gebruiken
HP Web Jetadmin is een bekroond, toonaangevend hulpprogramma voor het efficiënt beheren van een
groot scala aan HP-apparaten binnen een netwerk, inclusief printers, multifunctionele apparaten en
digitale verzendapparatuur. Met deze oplossing kunt u op afstand installeren, onderhouden,
problemen oplossen en uw afdruk- en beeldvormingsomgeving beschermen - om zo uiteindelijk de
productiviteit van uw bedrijf te vergroten door u te helpen tijd te besparen, de kosten te beheersen en
uw investering te beschermen.
Er worden regelmatig updates voor HP Web Jetadmin uitgegeven om ondersteuning te bieden voor
specifieke apparaatfuncties. Ga naar
www.hp.com/go/webjetadmin en klik op de koppeling
Zelfhulp en documentatie voor meer informatie over updates.
154 Hoofdstuk 8 Beheer en onderhoud NLWW
Energiezuinige instellingen
Afdrukken met EconoMode
Sluimervertraging instellen
Uitschakelvertraging instellen
Afdrukken met EconoMode
Dit product beschikt over de optie EconoMode, waarmee u conceptversies van documenten kunt
afdrukken. Door EconoMode te gebruiken, verbruikt u minder toner. De afdrukkwaliteit kan in
EconoMode echter minder zijn.
HP raadt het doorlopende gebruik van EconoMode af. Als de EconoMode voortdurend wordt gebruikt,
is het mogelijk dat de toner langer meegaat dan de mechanische onderdelen van de tonercartridge.
Als de afdrukkwaliteit slechter wordt en niet meer acceptabel is, is het verstandig de tonercartridge te
vervangen.
OPMERKING: Als deze optie niet beschikbaar is in uw printdriver, kunt u deze instellen met de
HP geïntegreerde webserver.
1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het programma.
2. Selecteer het apparaat en klik op de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
4. Schakel het selectievakje EconoModus in.
Sluimervertraging instellen
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Open de volgende menu's:
Systeeminstellingen
Energie-instellingen
Slaapstand na
3. Selecteer de tijd voor de sluimervertraging.
OPMERKING: De standaardinstelling is 15 minuten.
NLWW
Energiezuinige instellingen
155
Uitschakelvertraging instellen
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Open de volgende menu's:
Systeeminstellingen
Energie-instellingen
Autom. uitschakelen
Uitschakelvertraging
3. Selecteer de tijd voor de uitschakelvertraging.
OPMERKING: De standaardinstelling is 30 minuten.
4. Het apparaat wordt automatisch weer geactiveerd vanuit de automatische uitschakeling als het
taken ontvangt of als u het scherm van het bedieningspaneel aanraakt. U kunt de gebeurtenissen
aanpassen die ervoor zorgen dat het apparaat weer wordt geactiveerd. Open de volgende
menu's:
Systeeminstellingen
Energie-instellingen
Autom. uitschakelen
Activeringsgebeurtenissen
Als u een activeringsgebeurtenis wilt uitschakelen, selecteert u de gebeurtenis en vervolgens de
optie Nee.
156 Hoofdstuk 8 Beheer en onderhoud NLWW
Beveiligingsfuncties van het apparaat
Het apparaat ondersteunt beveiligingsstandaarden en aanbevolen protocollen om het apparaat te
beveiligen, belangrijke gegevens op uw netwerk te beschermen en het beheer en onderhoud van het
apparaat te vereenvoudigen.
Ga naar
www.hp.com/go/secureprinting voor gedetailleerde informatie over de beveiligde
beeldbewerkings- en afdrukoplossingen van HP. Op deze website vindt u koppelingen naar witboeken
en documenten met veelgestelde vragen over beveiligingsfuncties.
Het apparaat vergrendelen
1. U kunt een beveiligingskabel aan de sleuf op
de achterkant van het product bevestigen.
Het wachtwoord van het apparaat instellen of wijzigen
Gebruik de geïntegreerde webserver om een wachtwoord in te stellen of om een bestaand wachtwoord
voor een apparaat in een netwerk te wijzigen.
1.
Raak de knop Netwerk
op het beginscherm van het bedieningspaneel van het apparaat
aan om het IP-adres te zoeken.
2. Open de geïntegreerde webserver van HP door het IP-adres van het apparaat in te voeren in de
adresregel van uw webbrowser.
OPMERKING: U heeft ook toegang tot de geïntegreerde webserver van HP via de HP Device
Toolbox voor Windows of de HP Utility voor Mac OS X.
3. Klik op het tabblad Systeem en klik vervolgens op de koppeling Beheer.
OPMERKING: Als er eerder een wachtwoord is ingesteld, krijgt u het verzoek dit wachtwoord
in te voeren. Voer het wachtwoord in en klik op de knop OK.
NLWW
Beveiligingsfuncties van het apparaat
157
4. Voer het nieuwe wachtwoord in het vak Wachtwoord in en in het vak Bevestig
wachtwoord.
5. Klik onder aan het venster op de knop Toepassen om het wachtwoord op te slaan.
158 Hoofdstuk 8 Beheer en onderhoud NLWW
De firmware bijwerken
HP biedt periodieke upgrades voor de firmware van het apparaat. U kunt deze firmware-upgrades
handmatig uploaden, maar u kunt het apparaat ook zo instellen dat firmware-upgrades automatisch
worden geladen.
Firmware handmatig bijwerken
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Open de volgende menu's:
Service
LaserJet Update
Nu controleren op updates
3. Raak de knop Ja aan. Het apparaat zoekt nu naar firmware-upgrades. Als het apparaat een
upgrade vindt, wordt meteen begonnen met het upgradeproces.
Apparaat instellen om firmware automatisch bij te werken
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Open de volgende menu's:
Service
LaserJet Update
Updates beheren
Vragen voor installatie
3. Raak de optie Installeren aan.
NLWW
De firmware bijwerken
159
160 Hoofdstuk 8 Beheer en onderhoud NLWW
9 Problemen oplossen
Controlelijst voor het oplossen van problemen
De fabrieksinstellingen herstellen
Help-systeem op het bedieningspaneel
Papier wordt niet goed ingevoerd of loopt vast
Storingen verhelpen
De afdrukkwaliteit verbeteren
De kopieerkwaliteit verbeteren
De scankwaliteit verbeteren
De faxkwaliteit verbeteren
Het apparaat drukt niet of langzaam af
Problemen met direct afdrukken via USB oplossen
Faxproblemen oplossen
Problemen met de USB-verbinding oplossen
Problemen met bekabelde netwerken oplossen
Problemen met draadloze netwerken oplossen
Problemen met de productsoftware in Windows oplossen
Problemen met de apparaatsoftware oplossen in Mac OS X
Software verwijderen (Windows)
Software verwijderen (Mac OS X)
Problemen met scannen naar e-mail oplossen
Problemen met scannen naar netwerkmap oplossen
NLWW 161
Controlelijst voor het oplossen van problemen
Voer de volgende stappen uit wanneer u een probleem met het apparaat probeert op te lossen.
Stap 1: Zorgen dat het apparaat goed is ingesteld
Stap 2: Controleer de bekabeling of de draadloze verbinding
Stap 3: Controleer op het bedieningspaneel of er een foutbericht wordt weergegeven
Stap 4: Het papier controleren
Stap 5: De software controleren
Stap 6: Test de afdrukfunctie
Stap 7: Test de kopieerfunctie
Stap 8: De faxfunctionaliteit testen
Stap 9: De tonercartridge controleren
Stap 10: Probeer een afdruktaak vanaf de computer te verzenden
Stap 11: Controleer of het product is verbonden met het netwerk.
Stap 1: Zorgen dat het apparaat goed is ingesteld
1. Druk op de aan-uitknop om de modus Auto-uit uit te schakelen of om het apparaat in te schakelen.
2. Controleer alle kabels en netsnoeren.
3. Controleer of de netspanning geschikt is voor de stroomconfiguratie van het product (Zie het etiket
achter op het product voor de voltagevereisten.). Als u een stekkerblok gebruikt waarvan het
voltage niet binnen de specificaties valt, sluit u het product rechtstreeks aan op een stopcontact.
Als het apparaat al op een stopcontact is aangesloten, probeert u een ander stopcontact.
4. Neem contact op met de HP klantenondersteuning als de MFP nog geen stroom krijgt.
Stap 2: Controleer de bekabeling of de draadloze verbinding
1. Controleer de kabelaansluiting tussen het product en de computer. Zorg ervoor dat de kabel goed
is aangesloten.
2. Controleer of de kabel beschadigd is door zo mogelijk een andere kabel te gebruiken.
3. Als het apparaat op een netwerk is aangesloten, controleert u het volgende:
Controleer het lampje naast de netwerkverbinding op het apparaat. Als het netwerk actief is,
brandt het lampje groen.
Zorg ervoor dat u een netwerkkabel gebruikt voor de netwerkaansluiting in plaats van een
telefoonsnoer.
162 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Zorg ervoor dat de netwerkrouter, -hub of -switch is ingeschakeld en dat het netwerk juist
functioneert.
Als uw computer of het apparaat is verbonden met een draadloos netwerk, kan een zwak
signaal of een storing van het signaal uw afdruktaken vertragen.
Als het apparaat draadloos is verbonden, drukt u een testrapport voor het draadloze netwerk
af om te controleren of de draadloze verbinding correct functioneert.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Raak de knop Zelfdiagnose aan.
c. Raak de knop Test voor draadloze verbinding uitvoeren aan om het rapport af te
drukken.
4. Als u een firewall op de computer gebruikt, blokkeert dit systeem mogelijk de communicatie met
het apparaat. Probeer de firewall tijdelijk uit te schakelen om te kijken of deze het probleem
veroorzaakt.
Stap 3: Controleer op het bedieningspaneel of er een foutbericht
wordt weergegeven
Als alles goed is, wordt op het bedieningspaneel aangegeven dat het apparaat gereed is. Als er een
foutbericht wordt weergegeven, probeer het probleem dan op te lossen.
Stap 4: Het papier controleren
1. Controleer of het gebruikte afdrukmateriaal aan de specificaties voldoet.
2. Controleer of het papier juist is geplaatst in de invoerlade.
Stap 5: De software controleren
1. Zorg dat de productsoftware goed is geïnstalleerd.
2. Controleer of u de printdriver voor dit product hebt geïnstalleerd. Controleer het programma om te
zien of u de printdriver voor dit product gebruikt.
Stap 6: Test de afdrukfunctie
1. Druk een configuratierapport af.
a. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Informatie
aan.
b. Raak de knop Rapport aan om het configuratierapport af te drukken.
2. Als de pagina niet wordt afgedrukt, moet u controleren of de invoerlade papier bevat.
3. Als het papier vastloopt in het apparaat, dient u de storing te verhelpen.
NLWW
Controlelijst voor het oplossen van problemen
163
Stap 7: Test de kopieerfunctie
1. Plaats de configuratiepagina in de documentinvoer en maak een kopie. Als het papier niet soepel
door de documentinvoer wordt gevoerd, moet u de invoerrollen en het scheidingskussen mogelijk
schoonmaken. Zorg ervoor dat het papier voldoet aan de specificaties voor dit apparaat.
2. Plaats de configuratiepagina op de glasplaat en maak een kopie.
3. Als de afdrukkwaliteit van de gekopieerde pagina's onvoldoende is, reinigt u de glasplaat en de
glasstrook.
VOORZICHTIG: Gebruik geen schuurmiddelen, aceton, benzeen, ammonia, ethylalcohol of
tetrachloorkoolstof op enig deel van het apparaat omdat deze het apparaat kunnen beschadigen.
Zorg ervoor dat er geen vloeistoffen op de glasplaat van de scanner komen. Ze kunnen in het
apparaat lekken en dit beschadigen.
Stap 8: De faxfunctionaliteit testen
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Open de volgende menu's:
Service
Faxservice
3. Raak de knop Faxtest uitvoeren aan om het testrapport voor de fax af te drukken. Dit rapport geeft
informatie over de faxfunctionaliteit.
Stap 9: De tonercartridge controleren
Druk een pagina met de status van de benodigdheden af en controleer de resterende levensduur van
de tonercartridge.
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Benodigdheden
aan.
2. Raak de knop Rapport aan om de statuspagina voor benodigdheden af te drukken.
Stap 10: Probeer een afdruktaak vanaf de computer te verzenden
1. Probeer de afdruktaak uit te voeren vanaf een andere computer waarop de apparaatsoftware is
geïnstalleerd.
2. Controleer de verbinding van de USB- of netwerkkabel. Leid het product om naar de juiste poort
of installeer de software opnieuw, waarbij u de nieuwe aansluitmethode selecteert.
3. Als de afdrukkwaliteit onacceptabel is, controleer dan of de afdrukinstellingen correct zijn voor het
papier dat u gebruikt.
164 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Stap 11: Controleer of het product is verbonden met het netwerk.
Open voor netwerkproducten een webbrowser, voer het IP-adres van het product (te vinden op de
eerder afgedrukte configuratiepagina) in het adresveld in om de geïntegreerde webserver van HP te
openen. Als de HP geïntegreerde webserver niet wordt geopend, installeer het product dan opnieuw
op het netwerk.
NLWW
Controlelijst voor het oplossen van problemen
165
De fabrieksinstellingen herstellen
Als u de fabrieksinstellingen terugzet, worden alle apparaat- en netwerkinstellingen weer op de
fabriekswaarden ingesteld. De paginateller, het ladeformaat en de taal worden niet opnieuw ingesteld.
Volg onderstaande stappen om de fabrieksinstellingen van het apparaat te herstellen.
VOORZICHTIG: Wanneer u de fabrieksinstellingen terugzet, worden alle instellingen gewijzigd in
de standaardwaarden. Ook worden in het geheugen opgeslagen pagina's verwijderd.
1.
Druk op de knop Instellingen
op het bedieningspaneel van het apparaat.
2. Ga naar het menu Service en raak dit aan.
3. Ga naar de knop Standaardwaarden aan raak deze aan. Raak vervolgens de knop OK aan.
Het product wordt automatisch opnieuw opgestart.
166 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Help-systeem op het bedieningspaneel
Het apparaat heeft een ingebouwd Help-systeem dat uitleg geeft over het gebruik van elk scherm. U
opent het Help-systeem door de knop Help
in de rechterbovenhoek van het scherm aan te raken.
Voor sommige schermen opent Help een algemeen menu waarin kan worden gezocht naar specifieke
onderwerpen. U kunt door de menustructuur bladeren door het aanraken van de menuknoppen.
In sommige Help-schermen worden animaties weergegeven die u helpen bij het doorlopen van
procedures, bijvoorbeeld het verhelpen van papierstoringen.
Voor schermen met instellingen voor afzonderlijke taken opent Help een onderwerp dat de opties voor
dat scherm uitlegt.
Als er een fout of waarschuwing op het apparaat wordt gegeven, raakt u de knop Help
aan om een
bericht weer te geven waarin het probleem wordt beschreven. In dat bericht staan ook instructies voor
het oplossen van het probleem.
NLWW
Help-systeem op het bedieningspaneel
167
Papier wordt niet goed ingevoerd of loopt vast
Het apparaat pakt geen papier op
Het apparaat pakt meerdere vellen papier op.
Het papier in de documentinvoer loopt vast of scheef of er worden meerdere vellen tegelijk
doorgevoerd
Papierstoringen in de lades voorkomen
Het apparaat pakt geen papier op
Als het apparaat geen papier uit de lade pakt, kunt u het volgende proberen.
1. Open het apparaat en verwijder eventuele vastgelopen vellen papier.
2. Plaats papier met het juiste formaat in de lade.
3. Controleer of het papierformaat en de papiersoort correct zijn ingesteld op het bedieningspaneel
van het apparaat.
4. Zorg ervoor dat de papiergeleiders in de lade zijn afgestemd op het papierformaat. Pas de
geleiders aan tot de juiste inspringing in de lade.
5. Controleer op het bedieningspaneel of het apparaat wacht op een bevestiging om het papier
handmatig in te voeren. Plaats papier en ga verder met afdrukken.
6. De rollen boven de lade zijn mogelijk vuil geworden. Maak de rollen schoon met een pluisvrije
doek die is bevochtigd met warm water.
Het apparaat pakt meerdere vellen papier op.
Als het apparaat meerdere vellen papier uit de lade pakt, kunt u het volgende proberen.
1. Verwijder de stapel papier uit de lade, buig de stapel, draai deze 180 graden en draai hem
vervolgens om. Waaier het papier niet uit. Plaats de stapel papier terug in de lade.
2. Gebruik uitsluitend papier dat voldoet aan de specificaties van HP voor dit apparaat.
3. Gebruik geen papier dat is gekreukeld, gevouwen of beschadigd. Gebruik indien nodig papier
uit een ander pak.
4. Controleer of de lade niet te vol is. Als dit wel het geval is, dient u de gehele stapel papier uit de
lade te verwijderen, de stapel recht te leggen en een deel van de stapel papier terug te plaatsen
in de lade.
5. Zorg ervoor dat de papiergeleiders in de lade zijn afgestemd op het papierformaat. Pas de
geleiders aan tot de juiste inspringing in de lade.
6. Zorg ervoor dat de omgeving van de printer binnen de specificaties valt.
168 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Het papier in de documentinvoer loopt vast of scheef of er worden
meerdere vellen tegelijk doorgevoerd
Mogelijk zit er iets op het origineel, zoals een nietje of een zelfhechtend memoblaadje, dat moet
worden verwijderd.
Zorg dat de klep van de documentinvoer gesloten is.
Misschien zijn de pagina's niet goed geplaatst. Leg de pagina's recht en stel de papiergeleiders
in om de stapel te centreren.
De papiergeleiders werken goed als ze tegen beide zijden van de papierstapel zijn geschoven.
Controleer of de papierstapel recht ligt en de geleiders tegen de stapel zijn geplaatst.
Controleer of zich geen stukken papier, nietjes, paperclips of andere ongerechtigdheden in de
papierbaan bevinden.
Reinig de rollen van de documentinvoer en het scheidingskussen. Gebruik hiervoor perslucht of
een schone, pluisvrije doek die is bevochtigd met warm water.
Papierstoringen in de lades voorkomen
Probeer de volgende oplossingen om papierstoringen te voorkomen.
1. Gebruik uitsluitend papier dat voldoet aan de specificaties van HP voor dit apparaat.
2. Gebruik geen papier dat is gekreukeld, gevouwen of beschadigd. Gebruik indien nodig papier
uit een ander pak.
3. Gebruik geen papier waarop al eerder is afgedrukt of gekopieerd.
4. Controleer of de lade niet te vol is. Als dit wel het geval is, dient u de gehele stapel papier uit de
lade te verwijderen, de stapel recht te leggen en een deel van de stapel papier terug te plaatsen
in de lade.
5. Zorg ervoor dat de papiergeleiders in de lade zijn afgestemd op het papierformaat. Schuif de
geleiders tegen de stapel papier aan zonder het papier te buigen.
6. Plaats de lade goed in het apparaat.
7. Gebruik de handmatige invoer wanneer u afdrukt op zwaar of geperforeerd papier, of papier met
reliëf en voer de vellen een voor een in.
8. Controleer of de lade correct is ingesteld voor de papiersoort en het papierformaat.
9. Zorg ervoor dat de omgeving van de printer binnen de specificaties valt.
NLWW
Papier wordt niet goed ingevoerd of loopt vast
169
Storingen verhelpen
Storingslocaties
Storingen verhelpen in de documentinvoer
Storingen verhelpen in het uitvoergebied
Papierstoringen in lade 1 verhelpen
Papierstoringen in lade 2 of de optionele lade 3 verhelpen
Storingen verhelpen in de fuser
Storingen in de duplexeenheid verhelpen
Storingslocaties
In deze afbeelding ziet u waar papierstoringen zich kunnen voordoen. Bovendien verschijnen op het
bedieningspaneel aanwijzingen aan de hand waarvan u het vastgelopen papier kunt vinden en
verwijderen.
OPMERKING: Gebieden in het product die moeten worden geopend om vastgelopen papier te
verwijderen, zijn voorzien van groene handgrepen of groene etiketten.
3
2
1
2
3
4
5
7
6
1 Documentinvoergedeelte
2Uitvoerbak
3 De ruimte bij de bovenklep en de tonercartridges
4Lade 1
5 Oppakgedeelte lade 2
Duplexgebied (verwijder lade 2 voor toegang)
170 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
6 Optionele lade 3
7 Achterklep
NLWW
Storingen verhelpen
171
Storingen verhelpen in de documentinvoer
1. Open de klep van de documentinvoer.
2. Trek het vastgelopen papier langzaam naar
buiten.
172 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
3. Sluit de klep van documentinvoer. Zorg dat
deze volledig is gesloten.
4. Open het deksel van de scanner. Trek het
papier voorzichtig los als het is vastgelopen
achter de scannerklep.
NLWW
Storingen verhelpen
173
Storingen verhelpen in het uitvoergebied
1. Als in de uitvoerbak vastgelopen papier
zichtbaar is, pakt u dit vast bij de voorste rand
en verwijdert u het voorzichtig.
2
2. Open de achterklep en duw deze omlaag
zodat deze volledig is geopend met een hoek
van 90°.
OPMERKING: De achterklep heeft twee
posities. U kunt de klep openen tot een hoek
van 45° voor gebruik als achterste uitvoerlade
en tot een hoek van 90° voor het oplossen van
papierstoringen.
174 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
3. Verwijder vastgelopen papier.
4. Sluit de achterklep.
NLWW
Storingen verhelpen
175
Papierstoringen in lade 1 verhelpen
1. Als het vel papier zichtbaar is in de lade, trekt
u het papier langzaam uit het apparaat.
Als het vel papier in het apparaat is
getrokken, gaat u verder met de volgende
stappen.
2. Druk op de ontgrendelknop van de voorklep.
2
3. Open de voorste klep.
2
1
1
176 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
4. Verwijder de tonercartridge.
2
1
5. Trek de kleppen omhoog die toegang geven
tot het vastgelopen papier en verwijder dit
papier.
NLWW
Storingen verhelpen
177
6. Plaats de tonercartridge terug.
2
1
1
7. Sluit de voorklep.
2
1
1
178 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Papierstoringen in lade 2 of de optionele lade 3 verhelpen
1. Verwijder de lade uit het apparaat.
2. Verwijder het papier uit de lade en gooi het
beschadigde papier weg.
3. Controleer of de achterste papiergeleider is
aangepast aan het juiste papierformaat. Druk,
indien nodig, de ontgrendeling in en verplaats
de achterste papiergeleider naar de juiste
plaats. Als het goed is, hoort u een klik.
NLWW
Storingen verhelpen
179
4. Plaats het papier in de lade. Let erop dat de
stapel papier in alle vier hoeken plat ligt en
dat de bovenzijde van de stapel niet boven de
maximale papierhoogte-indicator uitkomt.
5. Plaats lade terug en sluit deze.
2
1
2
2
6. Druk op de ontgrendelknop van de voorklep.
2
180 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
7. Open de voorste klep.
2
1
8. Verwijder de tonercartridge.
2
1
9. Trek de kleppen omhoog die toegang geven
tot het vastgelopen papier en verwijder dit
papier.
NLWW
Storingen verhelpen
181
10. Plaats de tonercartridge terug.
2
1
1
11. Sluit de voorklep.
2
1
1
182 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Storingen verhelpen in de fuser
1. Druk op de ontgrendelknop van de voorklep.
2
2. Open de voorste klep.
2
1
1
3. Verwijder de tonercartridge.
2
1
1
NLWW
Storingen verhelpen
183
4. Trek de kleppen omhoog die toegang geven
tot het vastgelopen papier en verwijder dit
papier.
5. Plaats de tonercartridge terug.
2
1
6. Sluit de voorklep.
2
1
184 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Storingen in de duplexeenheid verhelpen
1. Verwijder lade 2 helemaal uit het apparaat.
2. Druk op de groene knop om de duplexlade vrij
te geven.
2
3. Verwijder vastgelopen papier.
2
NLWW
Storingen verhelpen
185
4. Sluit de duplexlade.
2
5. Plaats lade 2 terug.
2
1
2
2
186 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
De afdrukkwaliteit verbeteren
Afdrukken vanuit een ander softwareprogramma
De instelling voor de papiersoort controleren voor een afdruktaak
De status van tonercartridges controleren
Een reinigingspagina afdrukken
Een tonercartridge visueel inspecteren
Papier en afdrukomgeving controleren
EconoMode-instellingen controleren
Een andere printerdriver proberen
Afdrukken vanuit een ander softwareprogramma
Probeer af te drukken vanuit een ander softwareprogramma. Als de pagina correct wordt afgedrukt,
ligt het probleem bij het programma dat u gebruikt om het document af te drukken.
De instelling voor de papiersoort controleren voor een afdruktaak
Controleer de instelling voor de papiersoort indien u afdrukt vanuit een softwareprogramma en de
pagina's een van de volgende problemen hebben:
vlekken
onscherp afgedrukt
donker afgedrukt
omgekruld papier
tonerstippen
losse toner
kleine gedeelten waar de toner helemaal is weggevallen
De instelling voor de papiersoort controleren (Windows)
1. Selecteer de afdruk optie vanuit het programma.
2. Selecteer het apparaat en klik vervolgens op de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit.
4. Klik in de vervolgkeuzelijst Papiersoort op Meer....
5. Vouw de lijst Type is: uit.
6. Vouw de categorie met papiersoorten uit die het best overeenkomt met het papier dat u gebruikt.
NLWW
De afdrukkwaliteit verbeteren
187
7. Selecteer de papiersoort die u gebruikt en klik vervolgens op de knop OK.
8. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. Klik in het
dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
De instelling voor de papiersoort controleren (Mac OS X)
1. Klik op het menu Bestand en vervolgens op de optie Afdrukken.
2. Selecteer dit apparaat in het menu Printer.
3. Het menu Aantal en pagina's wordt standaard weergegeven door de printerdriver. Open de
vervolgkeuzelijst van het menu en klik op het menu Afwerking.
4. Selecteer een soort in de vervolgkeuzelijst Soort afdrukmateriaal.
5. Klik op de knop Afdrukken.
De status van tonercartridges controleren
Op de pagina Status benodigdheden vindt u de volgende informatie:
Geschatte resterende levensduur van de cartridge in procenten
Geschat aantal resterende pagina's
Onderdeelnummers van HP tonercartridges
Aantal afgedrukte pagina's
Ga als volgt te werk om de statuspagina voor benodigdheden af te drukken:
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Benodigdheden
aan.
2. Raak de knop Rapport aan om de statuspagina voor benodigdheden af te drukken.
Een reinigingspagina afdrukken
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Service aan.
3. Raak de knop Reinigingspagina aan.
4. Laad gewoon papier of A4-papier wanneer dit wordt gevraagd.
5. Raak de knop OK aan om het reinigen te starten.
De printer drukt de eerste zijde af. Vervolgens wordt u gevraagd de pagina uit de uitvoerlade te
verwijderen en in dezelfde richting opnieuw in lade 1 te plaatsen. Wacht tot het proces is
voltooid. Gooi de afgedrukte pagina weg.
188 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Een tonercartridge visueel inspecteren
1. Verwijder de tonercartridge uit het apparaat en controleer of de verzegeling is verwijderd.
2. Controleer of de geheugenchip is beschadigd.
3. Controleer het oppervlak van de groene afbeeldingsdrum van de tonercartridge.
VOORZICHTIG: Raak de afbeeldingsdrum niet aan. Vingerafdrukken op de afbeeldingsdrum
kunnen problemen geven met de afdrukkwaliteit.
4. Vervang de tonercartridge als zich krassen, vingerafdrukken of andere beschadigingen op de
afbeeldingsdrum bevinden.
5. Als de afbeeldingsdrum niet is beschadigd, schudt u de tonercartridge een paar keer licht en
installeert u deze vervolgens opnieuw. Druk enkele pagina's af om te zien of het probleem is
opgelost.
Papier en afdrukomgeving controleren
Papier gebruiken dat voldoet aan de specificaties van HP
Gebruik ander papier als zich een van de volgende problemen voordoet:
De afdruk is te licht of op sommige plekken vervaagd.
Er bevinden zich tonervlekken op de afgedrukte pagina's.
Op de afgedrukte pagina's is toner uitgelopen.
De afgedrukte tekens zijn misvormd.
Afgedrukte pagina's zijn gekruld.
Gebruik altijd papier van een type en gewicht dat door dit apparaat wordt ondersteund. Volg deze
richtlijnen wanneer u het papier selecteert:
Gebruik papier van goede kwaliteit en dat vrij is van sneden, inkepingen, scheuren, vlekken, losse
deeltjes, stof, kreukels, gaten, nietjes en gekrulde of verbogen randen.
Gebruik papier waarop nog nooit is afgedrukt.
Gebruik papier dat is ontworpen voor laserprinters. Gebruik geen papier dat alleen is geschikt is
voor inkjetprinters.
Gebruik geen papier met een te ruw oppervlak. Gladder papier zorgt over het algemeen voor
een beter afdrukresultaat.
Omgeving van het product controleren
Controleer of het apparaat wordt gebruikt binnen de omgevingsspecificaties die zijn opgenomen in de
garantiebepalingen en de wettelijke mededelingen voor het product.
NLWW
De afdrukkwaliteit verbeteren
189
EconoMode-instellingen controleren
HP raadt doorlopend gebruik van de EconoMode af. Als de EconoMode voortdurend wordt gebruikt, is
het mogelijk dat de toner langer meegaat dan de mechanische onderdelen van de tonercartridge. Als
de afdrukkwaliteit slechter wordt en niet meer acceptabel is, is het verstandig de tonercartridge te
vervangen.
OPMERKING: Deze functie is beschikbaar via de PCL 6-printerdriver voor Windows. Als u deze
driver niet gebruikt, kunt u de functie ook inschakelen door de geïntegreerde webserver van HP te
gebruiken.
Voer de volgende stappen uit als de hele pagina te donker of te licht is.
1. Selecteer de afdrukoptie vanuit het programma.
2. Selecteer het apparaat en klik op de knop Eigenschappen of Voorkeuren.
3. Klik op het tabblad Papier/Kwaliteit en ga naar het gedeelte Afdrukkwaliteit.
4. Gebruik deze instellingen als de pagina te donker is:
Selecteer de optie 600 dpi.
Schakel het selectievakje EconoModus in om deze optie in te schakelen.
Gebruik deze instelling als de pagina te licht is:
Selecteer de optie FastRes 1200.
Schakel het selectievakje EconoModus uit om deze optie uit te schakelen.
5. Klik op de knop OK om het dialoogvenster Documenteigenschappen te sluiten. Klik in het
dialoogvenster Afdrukken op de knop OK om de taak af te drukken.
Een andere printerdriver proberen
U dient mogelijk een andere printerdriver te gebruiken als afbeeldingen op de afgedrukte pagina
onverwachte strepen bevatten, er tekst ontbreekt, de opmaak onjuist is of er andere lettertypen zijn
gebruikt.
HP PCL 6-driver
Wordt meegeleverd als de standaarddriver. Deze driver wordt automatisch
geïnstalleerd tenzij u een andere driver selecteert.
Aanbevolen voor alle Windows-omgevingen
Biedt in het algemeen de beste snelheid, afdrukkwaliteit en ondersteuning voor
apparaatfuncties voor de meeste gebruikers
Ontwikkeld om samen te werken met de Windows Graphic Device Interface
(GDI) voor optimale snelheid in Windows-omgevingen
Mogelijk niet helemaal compatibel met software van derden of aangepaste
programma’s die zijn gebaseerd op PCL 5
190 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
HP UPD PS-driver
Aanbevolen voor afdrukken met programma’s van Adobe
®
of met andere
grafisch intensieve software
Biedt ondersteuning voor afdrukken via postscript-emulatie en voor postscript
flash-lettertypen
HP UPD PCL 5
Aanbevolen voor alle veelvoorkomende afdruktaken op een kantoor
(Windows-omgevingen)
Compatibel met eerdere PCL-versies en oudere HP LaserJet-producten
De beste keuze voor afdrukken via aangepaste softwareprogramma's of
softwareprogramma's van derden
De beste keuze wanneer u in verschillende omgevingen werkt, waarbij het
product dient te worden ingesteld op PCL 5 (UNIX, Linux, mainframe)
Ontworpen voor Windows-omgevingen in bedrijven om één driver te bieden
die u voor meerdere printermodellen kunt gebruiken
Aanbevolen wanneer u naar meerdere printermodellen afdrukt vanaf een
mobiele Windows-computer
HP UPD PCL 6
Aanbevolen voor printen in alle Windows-omgevingen
Biedt in het algemeen de beste snelheid, afdrukkwaliteit en ondersteuning voor
apparaatfuncties voor de meeste gebruikers
Ontwikkeld voor gebruik met Windows Graphic Device Interface (GDI) voor
de beste snelheid in Windows-omgevingen
Mogelijk niet volledig compatibel met oplossingen van derden en aangepaste
oplossingen op basis van PCL5
Aanvullende printerdrivers kunnen vanaf deze website worden gedownload: www.hp.com/go/
ljmfpM521series_software.
NLWW
De afdrukkwaliteit verbeteren
191
De kopieerkwaliteit verbeteren
Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zitten
Papierinstellingen controleren
Optimaliseren voor tekst of afbeeldingen
Rand-tot-rand kopiëren
De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer reinigen
Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de
scanner zitten
In de loop der tijd kunnen zich vuilrestjes verzamelen op de scannerglasplaat en de witte plastic
achterplaat waardoor de afdrukkwaliteit kan teruglopen. Volg de onderstaande procedure om de
scanner te reinigen.
1. Druk op de aan-uitknop om het apparaat uit te
schakelen en haal de stekker uit het
stopcontact.
2
2. Open het deksel van de scanner.
192 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
3. Reinig de scannerglasplaat, de strip van de
documentinvoer en de witte plastic achterplaat
met een zachte doek of spons die is
bevochtigd met een niet-agressief
reinigingsmiddel.
VOORZICHTIG: Gebruik geen
schuurmiddelen, aceton, benzeen, ammoniak,
ethanol of tetrachloorkoolstof op het product;
deze stoffen kunnen het product beschadigen.
Laat de glasplaat of de plaat niet rechtstreeks
met vloeistoffen in aanraking komen. Deze
kunnen onder de glasplaat terechtkomen en
het product beschadigen.
4. Droog de scannerglasplaat en de witte plastic
onderdelen met een zeemleren spons of
cellulosespons om vlekken te voorkomen.
5. Sluit het netsnoer aan op een stopcontact en
druk op de aan-uitknop om het apparaat in te
schakelen.
2
Papierinstellingen controleren
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Kopie aan.
2. Raak de knop Instellingen aan, blader vervolgens naar de knop Papier en raak deze aan.
3. Raak in de lijst met papierformaten het formaat aan dat zich in lade 1 bevindt.
4. Raak in de lijst met papiersoorten de soort aan die zich in lade 1 bevindt.
5. Raak de knop Kopiëren starten aan om het kopiëren te starten.
NLWW
De kopieerkwaliteit verbeteren
193
Optimaliseren voor tekst of afbeeldingen
De volgende instellingen voor kopieerkwaliteit zijn beschikbaar:
Aut. selectie: Gebruik deze instelling als u de kwaliteit van de kopie niet erg belangrijk vindt. Dit
is de standaardinstelling.
Gemengd: Gebruik deze instelling voor documenten met zowel tekst als afbeeldingen.
Tekst: Gebruik deze instelling voor documenten die uit voornamelijk tekst bestaan.
Afbeelding: Gebruik deze instelling voor documenten die uit voornamelijk afbeeldingen bestaan.
1. Plaats het document op de glasplaat van de
scanner of in de documentinvoer.
2. Raak in het beginscherm van het
bedieningspaneel de knop Kopie aan.
3. Raak de knop Instellingen aan, blader
vervolgens naar de knop Optimaliseren en
raak deze aan. Raak de pijlknoppen aan om
door de opties te bladeren en raak vervolgens
een optie aan om deze te selecteren.
4. Raak de knop Kopiëren starten aan om het
kopiëren te starten.
Rand-tot-rand kopiëren
Het apparaat kan niet volledig van rand tot rand afdrukken. De pagina heeft een niet-bedrukbare rand
van 4 mm.
Aanwijzingen voor het afdrukken of scannen van documenten met afgekapte randen (zonder
marges):
Wanneer het origineel kleiner is dan het formaat van de uitvoer, plaatst u het origineel 4 mm
verwijderd uit de hoek die wordt aangegeven met het pictogram op de scanner. Kopieer of scan
opnieuw in deze positie.
Wanneer het origineel het gewenste uitvoerformaat heeft, gebruikt u de functie Verkl./vergr. om
de afbeelding te verkleinen zodat de kopie niet wordt bijgesneden.
194 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer
reinigen
Als het documentinvoergedeelte van het apparaat problemen geeft met de verwerking van papier,
zoals vastlopen of verwerken van meerdere vellen papier tegelijk, maak dan de oppakrollen van de
documentinvoer en het scheidingskussen schoon.
1. Open de klep van de documentinvoer.
2. Gebruik een vochtige, pluisvrije doek om de
beide oppakrollen en het scheidingskussen
schoon te vegen.
VOORZICHTIG: Gebruik geen
schuurmiddelen, aceton, benzeen, ammoniak,
ethanol of tetrachloorkoolstof op het product;
deze stoffen kunnen het product beschadigen.
Laat de glasplaat of de plaat niet rechtstreeks
met vloeistoffen in aanraking komen. Deze
kunnen onder de glasplaat terechtkomen en
het product beschadigen.
3. Sluit de klep van de documentinvoer.
NLWW
De kopieerkwaliteit verbeteren
195
De scankwaliteit verbeteren
Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zitten
De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer reinigen
Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de
scanner zitten
In de loop der tijd kunnen zich vuilrestjes verzamelen op de scannerglasplaat en de witte plastic
achterplaat waardoor de afdrukkwaliteit kan teruglopen. Volg de onderstaande procedure om de
scanner te reinigen.
1. Druk op de aan-uitknop om het apparaat uit te
schakelen en haal de stekker uit het
stopcontact.
2
2. Open het deksel van de scanner.
3. Reinig de scannerglasplaat, de strip van de
documentinvoer en de witte plastic achterplaat
met een zachte doek of spons die is
bevochtigd met een niet-agressief
reinigingsmiddel.
VOORZICHTIG: Gebruik geen
schuurmiddelen, aceton, benzeen, ammoniak,
ethanol of tetrachloorkoolstof op het product;
deze stoffen kunnen het product beschadigen.
Laat de glasplaat of de plaat niet rechtstreeks
met vloeistoffen in aanraking komen. Deze
kunnen onder de glasplaat terechtkomen en
het product beschadigen.
196 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
4. Droog de scannerglasplaat en de witte plastic
onderdelen met een zeemleren spons of
cellulosespons om vlekken te voorkomen.
5. Sluit het netsnoer aan op een stopcontact en
druk op de aan-uitknop om het apparaat in te
schakelen.
2
De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer
reinigen
Als het documentinvoergedeelte van het apparaat problemen geeft met de verwerking van papier,
zoals vastlopen of verwerken van meerdere vellen papier tegelijk, maak dan de oppakrollen van de
documentinvoer en het scheidingskussen schoon.
1. Open de klep van de documentinvoer.
NLWW
De scankwaliteit verbeteren
197
2. Gebruik een vochtige, pluisvrije doek om de
beide oppakrollen en het scheidingskussen
schoon te vegen.
VOORZICHTIG: Gebruik geen
schuurmiddelen, aceton, benzeen, ammoniak,
ethanol of tetrachloorkoolstof op het product;
deze stoffen kunnen het product beschadigen.
Laat de glasplaat of de plaat niet rechtstreeks
met vloeistoffen in aanraking komen. Deze
kunnen onder de glasplaat terechtkomen en
het product beschadigen.
3. Sluit de klep van de documentinvoer.
198 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
De faxkwaliteit verbeteren
Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de scanner zitten
Resolutie-instelling voor het verzenden van faxen controleren
Instellingen voor foutcorrectie controleren
Naar een ander faxapparaat verzenden
De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer reinigen
Instelling voor aanpassen aan paginagrootte controleren
Faxapparaat van de afzender controleren
Controleren of er geen vuil of vlekken op de glasplaat van de
scanner zitten
In de loop der tijd kunnen zich vuilrestjes verzamelen op de scannerglasplaat en de witte plastic
achterplaat waardoor de afdrukkwaliteit kan teruglopen. Volg de onderstaande procedure om de
scanner te reinigen.
1. Druk op de aan-uitknop om het apparaat uit te
schakelen en haal de stekker uit het
stopcontact.
2
2. Open het deksel van de scanner.
NLWW
De faxkwaliteit verbeteren
199
3. Reinig de scannerglasplaat, de strip van de
documentinvoer en de witte plastic achterplaat
met een zachte doek of spons die is
bevochtigd met een niet-agressief
reinigingsmiddel.
VOORZICHTIG: Gebruik geen
schuurmiddelen, aceton, benzeen, ammoniak,
ethanol of tetrachloorkoolstof op het product;
deze stoffen kunnen het product beschadigen.
Laat de glasplaat of de plaat niet rechtstreeks
met vloeistoffen in aanraking komen. Deze
kunnen onder de glasplaat terechtkomen en
het product beschadigen.
4. Droog de scannerglasplaat en de witte plastic
onderdelen met een zeemleren spons of
cellulosespons om vlekken te voorkomen.
5. Sluit het netsnoer aan op een stopcontact en
druk op de aan-uitknop om het apparaat in te
schakelen.
2
Resolutie-instelling voor het verzenden van faxen controleren
Wanneer er geen fax kan worden verzonden, omdat de faxoproep niet wordt beantwoord door het
ontvangende apparaat of de lijn bezet is, wordt geprobeerd het nummer opnieuw te kiezen op basis
van de opties voor Opnieuw kiezen bij bezet, Opnieuw kiezen bij geen gehoor en Opnieuw kiezen bij
communicatiefouten.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Open het menu Faxresolutie.
200 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Instellingen voor foutcorrectie controleren
Gewoonlijk worden de signalen van de telefoonlijn tijdens het verzenden of ontvangen van een fax
gecontroleerd. Wanneer er tijdens de verzending een fout optreedt en de foutcorrectie-instelling Aan is,
kan u worden gevraagd een deel van de fax opnieuw te verzenden. De fabrieksinstelling voor
foutcorrectie is Aan.
Schakel deze optie alleen uit als u problemen hebt met het verzenden of ontvangen van een fax en u
de fouten tijdens de overdracht wilt accepteren. U kunt deze functie bijvoorbeeld uitschakelen wanneer
u een fax wilt verzenden naar of ontvangen uit het buitenland of als u een satellietverbinding gebruikt.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Service aan.
3. Raak het menu Faxservice aan.
4. Raak de knop Foutcorrectie en vervolgens de knop Aan aan.
Naar een ander faxapparaat verzenden
Verzend de faxtaak naar een ander faxapparaat om na te gaan of een ander apparaat de faxtaak wel
correct ontvangt.
De oppakrollen en het scheidingskussen in de documentinvoer
reinigen
Als het documentinvoergedeelte van het apparaat problemen geeft met de verwerking van papier,
zoals vastlopen of verwerken van meerdere vellen papier tegelijk, maak dan de oppakrollen van de
documentinvoer en het scheidingskussen schoon.
1. Open de klep van de documentinvoer.
NLWW
De faxkwaliteit verbeteren
201
2. Gebruik een vochtige, pluisvrije doek om de
beide oppakrollen en het scheidingskussen
schoon te vegen.
VOORZICHTIG: Gebruik geen
schuurmiddelen, aceton, benzeen, ammoniak,
ethanol of tetrachloorkoolstof op het product;
deze stoffen kunnen het product beschadigen.
Laat de glasplaat of de plaat niet rechtstreeks
met vloeistoffen in aanraking komen. Deze
kunnen onder de glasplaat terechtkomen en
het product beschadigen.
3. Sluit de klep van de documentinvoer.
Instelling voor aanpassen aan paginagrootte controleren
Als de faxtaak buiten de pagina is afgedrukt, schakel dan de functie Aanpassen aan paginagrootte in
vanaf het bedieningspaneel.
OPMERKING: Zorg dat de instelling voor het standaardpapierformaat overeenkomt met het
papierformaat dat in de lade is geplaatst.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Raak de knop Aan pg. aanp. aan en vervolgens de knop Aan.
Faxapparaat van de afzender controleren
Vraag de afzender om de contrastinstelling op het verzendende faxapparaat donkerder te zetten en de
fax vervolgens opnieuw te verzenden.
202 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Het apparaat drukt niet of langzaam af
Het apparaat drukt niet af
Als het apparaat helemaal niet afdrukt, kunt u het volgende proberen.
1. Zorg ervoor dat het apparaat is ingeschakeld en dat het bedieningspaneel aangeeft gereed te
zijn.
Als het bedieningspaneel niet aangeeft dat het apparaat gereed is, schakelt u het apparaat
uit en vervolgens weer in.
Als het bedieningspaneel aangeeft dat het apparaat gereed is, probeert u de taak nogmaals
te verzenden.
2. Als het bedieningspaneel aangeeft dat er een fout is opgetreden, lost u het probleem op en
probeert u de taak nogmaals te verzenden.
3. Zorg ervoor dat alle kabels juist zijn aangesloten. Als het apparaat op een netwerk is
aangesloten, controleert u het volgende:
Controleer het lampje naast de netwerkverbinding op het apparaat. Als het netwerk actief is,
brandt het lampje groen.
Zorg ervoor dat u een netwerkkabel gebruikt voor de netwerkaansluiting in plaats van een
telefoonsnoer.
Zorg ervoor dat de netwerkrouter, -hub of -switch is ingeschakeld en dat het netwerk juist
functioneert.
4. Installeer de HP-software van de cd die bij dit apparaat is geleverd. Het gebruik van algemene
printerdrivers kan vertragingen veroorzaken bij het wissen van taken in de afdrukwachtrij.
5. Klik in de lijst met printers op uw computer met de rechtermuisknop op de naam van dit apparaat.
Klik vervolgens op Eigenschappen en open het tabblad Poorten.
Als u een netwerkkabel gebruikt voor uw netwerkaansluiting, controleert u of de printernaam
op het tabblad Poorten overeenkomt met de apparaatnaam op de configuratiepagina van
het apparaat.
Als u een USB-kabel gebruikt en verbinding maakt met een draadloos netwerk, controleert u
of het selectievakje naast Virtuele printerpoort voor USB is aangevinkt.
6. Als u een firewall op de computer gebruikt, blokkeert dit systeem mogelijk de communicatie met
het apparaat. Probeer de firewall tijdelijk uit te schakelen om te kijken of deze het probleem
veroorzaakt.
7. Als uw computer of het apparaat is verbonden met een draadloos netwerk, kan een zwak signaal
of een storing van het signaal uw afdruktaken vertragen.
NLWW
Het apparaat drukt niet of langzaam af
203
Het apparaat drukt langzaam af
Als het apparaat slechts heel langzaam afdrukt, kunt u het volgende proberen.
1. Zorg ervoor dat de computer voldoet aan de minimale vereisten voor dit apparaat. Ga naar de
volgende website voor een lijst met specificaties:
www.hp.com/support/ljmfpM521series.
2. Wanneer u het apparaat configureert om op bepaalde papiersoorten af te drukken, zoals zwaar
papier, drukt het apparaat langzamer af om de toner goed op het papier aan te brengen. Als de
instelling voor de papiersoort niet overeenkomt met de papiersoort die u gebruikt, wijzigt u de
instelling in de juiste papiersoort.
3. Als uw computer of het apparaat is verbonden met een draadloos netwerk, kan een zwak signaal
of een storing van het signaal uw afdruktaken vertragen.
204 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Problemen met direct afdrukken via USB oplossen
Het menu USB-flashstation wordt niet geopend wanneer u het USB-flashstation plaatst
Het bestand wordt niet afgedrukt vanaf het USB-flashstation
Het bestand dat u wilt afdrukken, wordt niet in het menu USB-flashdrive weergegeven
Het menu USB-flashstation wordt niet geopend wanneer u het
USB-flashstation plaatst
1. Mogelijk biedt het apparaat geen ondersteuning voor het door u gebruikte USB-flashstation of
bestandssysteem. Gebruik een standaard-USB-flashstation met het bestandssysteem FAT (File
Allocation Table) om de bestanden op te slaan. Het apparaat ondersteunt USB-opslagaccessoires
met de bestandssystemen FAT12, FAT16 en FAT32.
2. Als er al een ander menu is geopend, sluit u dit en plaatst u het USB-flashstation opnieuw.
3. Het USB-flashstation bevat mogelijk meerdere partities. (Sommige fabrikanten van USB-
flashstations installeren software waarmee partities worden gemaakt, vergelijkbaar met een cd.)
Formatteer het USB-flashstation om de partities te verwijderen of gebruik een ander USB-
flashstation.
4. Het USB-flashstation vereist mogelijk meer voeding dan het apparaat kan leveren.
a. Verwijder het USB-flashstation.
b. Schakel het product uit en weer in.
c. Gebruik een USB-flashstation met een eigen voedingsbron of een USB-flashstation dat minder
voeding vereist.
5. Mogelijk werkt het USB-flashstation werkt niet goed.
a. Verwijder het USB-flashstation.
b. Schakel het product uit en weer in.
c. Probeer het afdrukken uit te voeren vanaf een ander USB-flashstation.
Het bestand wordt niet afgedrukt vanaf het USB-flashstation
1. Controleer of er papier in de lade zit.
2. Controleer op het bedieningspaneel of er een foutbericht wordt weergegeven. Als het papier
vastloopt in het apparaat, dient u de storing te verhelpen.
NLWW
Problemen met direct afdrukken via USB oplossen
205
Het bestand dat u wilt afdrukken, wordt niet in het menu USB-
flashdrive weergegeven
1. U probeert mogelijk een bestandstype af te drukken dat niet door de functie voor afdrukken via
USB wordt ondersteund. Het apparaat ondersteunt PDF- en JPEG-bestanden.
2. Mogelijk zitten er te veel bestanden in één enkele map van het USB-flashstation. Verminder het
aantal bestanden in de map door bestanden naar submappen te verplaatsen.
3. Mogelijk gebruikt u een tekenset voor de bestandsnaam die niet door het apparaat wordt
ondersteund. In een dergelijk geval zal het apparaat de bestandsnamen vervangen met tekens uit
een andere tekenset. Hernoem de bestanden met gebruikmaking van ASCII-tekens.
206 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Faxproblemen oplossen
Controlelijst voor het oplossen van faxproblemen
Faxdiagnose uitvoeren
Faxtraceerrapport
Faxfoutrapport afdrukken
Foutcorrectiemodus van de fax instellen
De faxsnelheid wijzigen
Problemen oplossen met het verzenden van faxen
Problemen met het ontvangen van faxen oplossen
Algemene faxproblemen oplossen
Controlelijst voor het oplossen van faxproblemen
Er zijn diverse oplossingen mogelijk. Probeer na elke aanbevolen oplossing opnieuw te faxen om
te controleren of het probleem is opgelost.
Voor de beste resultaten tijdens het oplossen van faxproblemen, controleert u of de lijn van het
apparaat rechtstreeks op de telefoonaansluiting aan de muur is aangesloten. Koppel alle andere
apparaten die op het apparaat zijn aangesloten los.
1. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste aansluiting aan de achterkant van het apparaat is
aangesloten.
2. Controleer de telefoonlijn door de faxtest uit te voeren:
a.
Raak de knop Instellingen
op het beginscherm van het bedieningspaneel van het
apparaat aan en kies het menu Service.
b. Selecteer het menu Faxservice.
c. Selecteer de optie Faxtest uitvoeren. Het faxtestrapport wordt afgedrukt.
Het rapport bevat de volgende mogelijke resultaten:
Gelukt: Het rapport bevat alle huidige faxinstellingen.
Mislukt: Het rapport geeft de aard van de fout aan en bevat suggesties voor het
oplossen van de kwestie.
NLWW
Faxproblemen oplossen
207
3. Controleer of de firmware van het apparaat up-to-date is:
a. Druk een configuratiepagina af vanuit het menu Rapporten op het bedieningspaneel om de
huidige firmwaredatumcode te verkrijgen.
b. Ga naar
www.hp.com.
1. Klik op de koppeling Ondersteuning en drivers.
2. Klik op de koppeling Software en drivers downloaden (ook voor firmware).
3. Voer in het veld Voor product het modelnummer van het apparaat in en klik op de
knop Start.
4. Kies de koppeling die bij het door u gebruikte besturingssysteem hoort.
5. Ga naar het firmwaregedeelte van de tabel.
Wanneer de versie in de lijst overeenkomt met de configuratiepagina, hebt u de
meest recente versie.
Wanneer de versies verschillen, downloadt u het firmware-upgradebestand en
werkt u de firmware op het apparaat bij door de instructies op het scherm te
volgen.
OPMERKING: Het apparaat moet zijn aangesloten op een computer met
toegang tot internet om de firmware te kunnen bijwerken.
Verzend de fax opnieuw.
4. Controleer of de fax is ingesteld tijdens het installeren van de software.
Voer vanuit de HP-programmamap op de computer het programma Fax instellen uit.
5. Controleer of de telefoonlijn een analoog faxapparaat ondersteunt.
Als u gebruikmaakt van ISDN of digitale PBX, dient u contact op te nemen met uw
serviceprovider voor informatie over het configureren van een analoge faxlijn.
Als u gebruikmaakt van een VoIP-service, dient u vanaf het bedieningspaneel de instelling
Faxsnelheid te wijzigen in Langzaam (V.29). Vraag uw serviceprovider of faxen wordt
ondersteund en vraag naar de aanbevolen snelheid van de faxmodem. Bij sommige
bedrijven is een adapter vereist.
Als u gebruikmaakt van een DSL-service, dient u te controleren of de telefoonverbinding naar
het apparaat is voorzien van een filter. Neem contact op met de DSL-serviceprovider of schaf
een DSL-filter aan als u er geen hebt. Als er al een DSL-filter is geplaatst, dient u een ander
filter te proberen, want dit filter kan defect zijn.
6. Als het probleem aanhoudt, raadpleeg dan de hierna volgende gedeelten voor meer
gedetailleerde informatie.
208 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Faxdiagnose uitvoeren
Vanaf het bedieningspaneel van het apparaat kunt u een diagnose uitvoeren die u informatie geeft
over de faxinstellingen van het apparaat.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Open de volgende menu's:
Service
Faxservice
3. Raak de knop Faxtest uitvoeren aan om de test te starten. Het apparaat drukt een testpagina af
met de resultaten van de diagnose.
NLWW
Faxproblemen oplossen
209
Faxtraceerrapport
Een fax T.30-traceerrapport bevat informatie waarmee u transmissieproblemen bij het faxen kunt
oplossen. Wanneer u belt met HP om deze problemen op te lossen, dient u voordat u belt een T.30-
traceerrapport af te drukken.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Service aan.
3. Raak het menu Faxservice aan.
4. Raak de knop Afdrukken T.30 Trace en vervolgens de knop Nu aan.
OPMERKING: Met deze procedure wordt een rapport van de laatste al dan niet geslaagde faxtaak
afgedrukt. Als u een rapport van iedere mislukte faxtaak wilt genereren, selecteert u de instelling Bij
fout. Als u een rapport van iedere faxtaak wilt genereren, selecteert u de instelling Einde oproep.
Faxfoutrapport afdrukken
U kunt faxlogboeken en rapporten als volgt afdrukken:
Alle faxrapporten afdrukken
Gebruik deze procedure om alle volgende rapporten ineens af te drukken:
Rapport laatste oproep
Faxactiviteitenlog
Telefoonboekrapport
Lijst met ongewenste faxen
Factuurrapport (wanneer factuurcodes zijn ingeschakeld)
Configuratierapport
Gebruikspagina
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Faxrapporten aan.
4. Raak de knop Alle faxrapporten afdr. aan.
Afzonderlijke faxrapporten afdrukken
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
210 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
3. Raak de knop Faxrapporten aan.
4. Ga naar het rapport dat u wilt afdrukken.
Het faxfoutenrapport instellen
Een faxfoutenrapport is een kort rapport met de melding dat zich een fout heeft voorgedaan bij een
faxtaak. U kunt dit rapport na de volgende gebeurtenissen laten afdrukken:
Elke faxfout (standaardfabrieksinstelling)
Faxverzendfout
Faxontvangstfout
Nooit
OPMERKING: Met deze optie weet u niet dat een fax niet goed is verzonden, tenzij u een
faxactiviteitenlogboek afdrukt.
1. Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Fax aan.
2. Raak de knop Faxmenu aan.
3. Raak de knop Faxrapporten aan.
4. Raak de knop Foutenrapport fax aan en raak de gewenste afdrukoptie aan.
Foutcorrectiemodus van de fax instellen
Gewoonlijk worden de signalen van de telefoonlijn tijdens het verzenden of ontvangen van een fax
gecontroleerd. Wanneer er tijdens de verzending een fout optreedt en de foutcorrectie-instelling Aan is,
kan u worden gevraagd een deel van de fax opnieuw te verzenden. De fabrieksinstelling voor
foutcorrectie is Aan.
Schakel deze optie alleen uit als u problemen hebt met het verzenden of ontvangen van een fax en u
de fouten tijdens de overdracht wilt accepteren. U kunt deze functie bijvoorbeeld uitschakelen wanneer
u een fax wilt verzenden naar of ontvangen uit het buitenland of als u een satellietverbinding gebruikt.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Service aan.
3. Raak het menu Faxservice aan.
4. Raak de knop Foutcorrectie en vervolgens de knop Aan aan.
De faxsnelheid wijzigen
De instelling voor de faxsnelheid is het modemprotocol dat het product voor de verzending van faxen
gebruikt. Dit protocol is de wereldwijde standaard op het gebied van full-duplex-modems voor het
verzenden en ontvangen van gegevens via telefoonlijnen met 33.600 bps (bits per seconde). De
fabrieksinstelling voor faxsnelheid is Snel (V.34).
NLWW
Faxproblemen oplossen
211
Wijzig de V.34-instelling alleen als er problemen optreden bij het verzenden of ontvangen van een fax
via een bepaald apparaat. U kunt de faxsnelheid bijvoorbeeld verlagen wanneer u een fax wilt
verzenden naar of wilt ontvangen uit het buitenland of via een satellietverbinding.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Raak het menu Faxinstellingen aan.
3. Raak het menu Geav. instell. aan.
4. Ga naar de knop Faxsnelheid, raak deze aan en selecteer de gewenste snelheidsinstelling.
Problemen oplossen met het verzenden van faxen
Er wordt een foutbericht weergegeven op het bedieningspaneel
Op het bedieningspaneel wordt het bericht Gereed weergegeven en de fax wordt niet verzonden
Op het bedieningspaneel wordt het bericht "Storing page 1" (Pagina 1 wordt opgeslagen)
getoond, en er gebeurt verder niets.
Faxen worden ontvangen, maar kunnen niet worden verzonden
Het product wordt beschermd met een wachtwoord
De faxfuncties op het bedieningspaneel kunnen niet worden gebruikt
Er kunnen geen snelkiesnummers worden gebruikt
Er kunnen geen groepskiescodes worden gebruikt
U ontvangt een opgenomen foutbericht van de telefoonmaatschappij wanneer u probeert een fax
te verzenden
Er kunnen geen fax worden verzonden als er een telefoon is aangesloten op het apparaat
Er wordt een foutbericht weergegeven op het bedieningspaneel
Het bericht Communicatiefout wordt weergegeven
Laat het product opnieuw proberen de fax te verzenden. Door het opnieuw verzenden is de
faxsnelheid tijdelijk lager.
Koppel het telefoonsnoer van het apparaat los van de muur, sluit een telefoon op de aansluiting in
de muur aan, en probeer of u kunt bellen. Sluit het telefoonsnoer van het apparaat aan op de
aansluiting van een andere telefoonlijn.
Probeer het probleem op te lossen door een ander telefoonsnoer te gebruiken.
Wijzig via het bedieningspaneel de optie Faxsnelheid in Gemiddeld (V.17) of Langzaam (V.29).
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
212 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
c. Open het menu Geav. instell..
d. Open het menu Faxsnelheid.
e. Selecteer de juiste instelling.
Schakel de optie Foutcorrectie uit.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Service.
c. Open het menu Faxservice.
d. Open het menu Foutcorrectie.
e. Selecteer de instelling Uit.
OPMERKING: Als u de optie Foutcorrectie uitschakelt, is de kwaliteit van de fax mogelijk
lager.
Neem contact op met HP als de fout zich blijft voordoen. Raadpleeg
www.hp.com/support/
ljmfpM521series of de ondersteuningsbrochure in de verpakking van het apparaat.
Geen belsignaal
Controleer of het telefoonsnoer op de juiste aansluiting op het apparaat is aangesloten.
Controleer of het telefoonsnoer van het apparaat rechtstreeks op de telefoonaansluiting aan de
muur is aangesloten.
Controleer of er een kiestoon op de telefoonlijn is door de knop Faxen starten aan te raken.
Koppel het telefoonsnoer van het apparaat los van de muur, sluit een telefoon op de aansluiting in
de muur aan, en probeer of u een telefoongesprek kunt voeren.
Ontkoppel het telefoonsnoer van het apparaat en van de wandcontactdoos en sluit het weer aan.
Controleer of u het telefoonsnoer gebruikt dat bij het product is geleverd.
Sluit het telefoonsnoer van het apparaat aan op de aansluiting van een andere telefoonlijn.
Controleer de telefoonlijn via de optie Faxtest uitvoeren in het menu Service op het
bedieningspaneel.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Service.
c. Open het menu Faxservice.
d. Selecteer het item Faxtest uitvoeren.
NLWW
Faxproblemen oplossen
213
Het bericht Faxnummer bezet wordt weergegeven
Probeer de fax opnieuw te verzenden.
Bel de ontvanger om te controleren of het faxapparaat aanstaat en gereed is voor ontvangst.
Controleer of u het juiste faxnummer belt.
Controleer of er een kiestoon op de telefoonlijn is door de knop Faxen starten aan te raken.
Controleer of de telefoonlijn goed werkt. Hiervoor koppelt u het apparaat los, sluit u een telefoon
op de telefoonlijn aan en probeert u een telefoongesprek te voeren.
Sluit het telefoonsnoer van het apparaat aan op de aansluiting van een andere telefoonlijn en
probeer de fax opnieuw te verzenden.
Probeer het probleem op te lossen door een ander telefoonsnoer te gebruiken.
Verzend de fax op een later tijdstip.
Neem contact op met HP als de fout zich blijft voordoen. Raadpleeg
www.hp.com/support/
ljmfpM521series of de ondersteuningsbrochure in de verpakking van het apparaat.
Het bericht Geen antwoord wordt weergegeven
Probeer de fax opnieuw te verzenden.
Bel de ontvanger om te controleren of het faxapparaat aanstaat en gereed is voor ontvangst.
Controleer of u het juiste faxnummer belt.
Koppel het telefoonsnoer van het apparaat los van de muur, sluit een telefoon op de aansluiting in
de muur aan, en probeer of u een telefoongesprek kunt voeren.
Sluit het telefoonsnoer van het apparaat aan op de aansluiting van een andere telefoonlijn.
Probeer het probleem op te lossen door een ander telefoonsnoer te gebruiken.
Zorg dat het telefoonsnoer van de telefoonaansluiting op de muur is aangesloten op de
-
aansluiting.
Controleer de telefoonlijn via de optie Faxtest uitvoeren in het menu Service op het
bedieningspaneel.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Service.
c. Open het menu Faxservice.
d. Selecteer het item Faxtest uitvoeren.
Neem contact op met HP als de fout zich blijft voordoen. Raadpleeg
www.hp.com/support/
ljmfpM521series of de ondersteuningsbrochure in de verpakking van het apparaat.
214 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Papierstoring documentinvoer
Controleer of het papier aan de afmetingspecificaties voldoet. Het apparaat ondersteunt geen
faxpagina's die langer zijn dan 381 mm .
Druk de tekst af of maak hiervan een kopie op Letter-, A4-, or Legal-formaat en verzend de fax
opnieuw.
Het bericht Faxopslag is vol wordt weergegeven
Schakel het product uit en weer in.
Druk opgeslagen faxen die nog niet zijn afgedrukt af.
a. Raak de knop Fax en vervolgens de knop Faxmenu aan.
b. Open het menu Ontvangstopties.
c. Selecteer het item Privéfaxen afdrukken.
d. Voer het wachtwoord in wanneer u daarom wordt gevraagd.
Verwijder opgeslagen faxen uit het geheugen.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Service.
c. Open het menu Faxservice.
d. Selecteer het item Opgesl. faxen wissen.
Splits een grote faxtaak op in kleinere gedeelten en fax deze afzonderlijk.
Scannerfout
Controleer of het papier aan de afmetingspecificaties voldoet. Het apparaat ondersteunt geen
faxpagina's die langer zijn dan 381 mm .
Druk de tekst af of maak hiervan een kopie op Letter-, A4-, of Legal-formaat en verzend de fax
opnieuw.
Op het bedieningspaneel wordt het bericht Gereed weergegeven en de fax
wordt niet verzonden
Controleer of er fouten in het faxactiviteitenlog worden weergegeven.
a. Raak de knop Fax en vervolgens de knop Faxmenu aan.
b. Open het menu Faxrapporten.
c. Open het menu Faxactiv.logbest..
d. Selecteer de optie Log nu afdr..
Controleer of de hoorn op de haak ligt als er een telefoon op het apparaat is aangesloten.
NLWW
Faxproblemen oplossen
215
Koppel alle andere lijnen tussen de fax en het apparaat los.
Sluit het apparaat rechtstreeks aan op de telefoonaansluiting aan de muur en verzend de fax
opnieuw.
Op het bedieningspaneel wordt het bericht "Storing page 1" (Pagina 1 wordt
opgeslagen) getoond, en er gebeurt verder niets.
Verwijder opgeslagen faxen uit het geheugen.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Service.
c. Open het menu Faxservice.
d. Selecteer het item Opgesl. faxen wissen.
Faxen worden ontvangen, maar kunnen niet worden verzonden
U verzendt een fax maar er gebeurt niets.
1. Controleer of er een kiestoon op de telefoonlijn is door de knop Faxen starten aan te raken.
2. Schakel het product uit en weer in.
3. Gebruik het bedieningspaneel of de wizard Faxinstellingen van HP om de tijd, datum en kopregel
van de fax in te stellen.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Basisinstell..
d. Open het menu Faxkop.
e. Selecteer de juiste instellingen.
4. Controleer of de hoorns van alle andere toestellen op de lijn ook op de haak liggen.
5. Wanneer u gebruikmaakt van een DSL-service, dient u te controleren of de telefoonverbinding met
het apparaat van een filter met hoge frequentiedoorgang is voorzien.
Het product wordt beschermd met een wachtwoord
Als een netwerkbeheerder een productwachtwoord heeft ingesteld, dan hebt u dat wachtwoord nodig
om de faxfuncties van het product te gebruiken.
216 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
De faxfuncties op het bedieningspaneel kunnen niet worden gebruikt
Het apparaat is mogelijk beveiligd met een wachtwoord. Gebruik de geïntegreerde webserver
van HP, de HP Toolbox-software of het bedieningspaneel om een wachtwoord in te stellen.
Neem contact op met uw systeembeheerder als u het wachtwoord van het apparaat niet kent.
Vraag bij de systeembeheerder na of de faxfunctie is ingeschakeld.
Er kunnen geen snelkiesnummers worden gebruikt
Controleer of het faxnummer geldig is.
Als er voor een buitenlijn een voorvoegsel is vereist, schakelt u de optie Toegangsnummer in of
voegt u het voorvoegsel toe aan het snelkiesnummer.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Basisinstell..
d. Open het menu Toegangsnummer.
e. Selecteer de instelling Aan.
Er kunnen geen groepskiescodes worden gebruikt
Controleer of het faxnummer geldig is.
Als er voor een buitenlijn een voorvoegsel is vereist, schakelt u de optie Toegangsnummer in of
voegt u het voorvoegsel toe aan het snelkiesnummer.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Basisinstell..
d. Open het menu Toegangsnummer.
e. Selecteer de instelling Aan.
Wijs aan alle vermeldingen in de groep een snelkiesnummer toe.
a. Open een niet-gebruikt snelkiesnummer.
b. Voer het faxnummer voor het snelkiesnummer in.
c. Raak de knop OK aan om het snelkiesnummer op te slaan.
NLWW
Faxproblemen oplossen
217
U ontvangt een opgenomen foutbericht van de telefoonmaatschappij wanneer
u probeert een fax te verzenden
Controleer of u het juiste faxnummer hebt gedraaid en of de telefoondienst niet is geblokkeerd. Bij
sommige telefoondiensten is het bijvoorbeeld niet mogelijk om internationale nummers te bellen.
Als er voor een buitenlijn een voorvoegsel is vereist, schakelt u de optie Toegangsnummer in of
voegt u het voorvoegsel toe aan het snelkiesnummer.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Basisinstell..
d. Open het menu Toegangsnummer.
e. Selecteer de instelling Aan.
OPMERKING: Als u zonder voorvoegsel een fax wilt verzenden, maar de optie
Toegangsnummer is ingeschakeld, dient u de fax handmatig te verzenden.
Een fax verzenden naar een internationaal nummer
a. Als er een voorvoegsel is vereist, dient u het telefoonnummer met voorvoegsel handmatig in
te toetsen.
b. Voer het land-/regionummer in voordat u het telefoonnummer intoetst.
c. Wacht op een onderbreking in de toon aan de telefoon.
d. Verzend de fax handmatig via het bedieningspaneel.
Er kunnen geen fax worden verzonden als er een telefoon is aangesloten op
het apparaat
Controleer of de hoorn op de haak ligt.
Controleer of de telefoon tijdens het faxen wordt gebruikt om te bellen.
Koppel de telefoon los van de lijn en probeer de fax opnieuw te verzenden.
Problemen met het ontvangen van faxen oplossen
De fax reageert niet
Er wordt een foutbericht weergegeven op het bedieningspaneel
Er is een fax ontvangen, maar deze kan niet worden afgedrukt
De afzender ontvangt een bezettoon
Geen belsignaal
Er kunnen geen faxen worden verzonden of ontvangen via een PBX-lijn
218 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
De fax reageert niet
De fax heeft een eigen telefoonlijn
Stel via het bedieningspaneel de optie Antwoordmodus in op Automatisch.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Basisinstell..
d. Open het menu Antwoordmodus.
e. Selecteer de instelling Automatisch.
Er is een antwoordapparaat op het apparaat aangesloten
Stel de optie Antwoordmodus in op TAM en sluit het antwoordapparaat aan op de
telefoonaansluiting.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Basisinstell..
d. Open het menu Antwoordmodus.
e. Selecteer de instelling TAM.
Wanneer de instelling TAM niet beschikbaar is, stelt u de optie Antwoordmodus in op
Automatisch.
Stel de instelling Keer overg. v. antw. in op minstens één belsignaal meer dan het aantal
belsignalen dat op het antwoordapparaat is ingesteld.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Basisinstell..
d. Open het menu Keer overg. v. antw..
e. Selecteer de juiste instelling.
Sluit het antwoordapparaat aan op de telefoonaansluiting.
Als er een draadloze telefoon op het apparaat is aangesloten, stelt u de optie Antwoordmodus in
op Fax/Tel om oproepen naar het juiste toestel te leiden. Wanneer er een telefoongesprek wordt
NLWW
Faxproblemen oplossen
219
gedetecteerd, genereert het apparaat een beltoon om u te informeren dat u de telefoon moet
opnemen.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Basisinstell..
d. Open het menu Antwoordmodus.
e. Selecteer de instelling Fax/Tel.
De instelling Antwoordmodus is ingesteld op Handmatig.
Raak op het bedieningspaneel van het apparaat de knop Faxen starten aan.
Voicemail is beschikbaar op de faxlijn
Voeg een unieke beldienst toe aan uw telefoon en wijzig de instelling Aparte beltoon op het
apparaat, zodat deze overeenkomt met het belpatroon van de telefoonmaatschappij. Neem voor
meer informatie contact op met uw telefoonmaatschappij.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Basisinstell..
d. Open het menu Aparte beltoon.
e. Selecteer de juiste instelling.
Schaf een aparte faxlijn aan.
Stel de optie Antwoordmodus in op Handmatig.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Basisinstell..
d. Open het menu Antwoordmodus.
e. Selecteer de instelling Handmatig.
OPMERKING: U dient aanwezig te zijn om faxen te kunnen ontvangen.
220 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Het apparaat is verbonden met een DSL-telefoondienst
Controleer de installatie en functies. Bij een DSL-modem is een filter met hoge frequentiedoorgang
vereist voor de telefoonverbinding met het apparaat. Neem contact op met uw DSL-
serviceprovider voor een filter of koop een filter.
Controleer of het filter is aangesloten.
Vervang het bestaande filter om er zeker van te zijn dat het niet defect is.
Faxverzending en -ontvangst op het apparaat vinden plaats via de IP- of VoIP-telefoondienst
Stel de optie Faxsnelheid in op Langzaam (V.29) of op Gemiddeld (V.17).
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Geav. instell..
d. Open het menu Faxsnelheid.
e. Selecteer de juiste instelling.
Neem contact op met uw serviceprovider om te controleren of faxen wordt ondersteund en voor
de aanbevolen snelheidsinstellingen voor faxen. Bij sommige bedrijven is een adapter vereist.
Er wordt een foutbericht weergegeven op het bedieningspaneel
Het bericht Geen fax wordt weergegeven.
OPMERKING: Deze fout verwijst niet altijd naar een gemiste fax. Als er per ongeluk naar een
faxnummer wordt gebeld en de beller ophangt, wordt het bericht Geen fax weergegeven op het
bedieningspaneel.
Vraag de afzender om de fax opnieuw te verzenden.
Controleer of het telefoonsnoer van het apparaat op de telefoonaansluiting aan de muur is
aangesloten.
Probeer het probleem op te lossen door een ander telefoonsnoer te gebruiken.
Sluit het telefoonsnoer van het apparaat aan op de aansluiting van een andere telefoonlijn.
Controleer of de telefoonlijn en de telefoonaansluiting op de muur werken door een telefoon aan
te sluiten en te luisteren of u een kiestoon hoort.
Controleer of het telefoonsnoer op de juiste aansluiting op het apparaat is aangesloten.
Controleer de telefoonlijn door een faxtest uit te voeren vanaf het bedieningspaneel.
Neem contact op met HP als de fout zich blijft voordoen. Raadpleeg
www.hp.com/support/
ljmfpM521series of de ondersteuningsbrochure in de verpakking van het apparaat.
NLWW
Faxproblemen oplossen
221
Het bericht Communicatiefout wordt weergegeven
Vraag de afzender de fax meteen of op een later tijdstip opnieuw te verzenden wanneer de lijn is
verbeterd.
Koppel het telefoonsnoer van het apparaat los van de muur, sluit een telefoon op de aansluiting in
de muur aan, en probeer of u kunt bellen. Sluit het telefoonsnoer van het apparaat aan op de
aansluiting van een andere telefoonlijn.
Probeer het probleem op te lossen door een ander telefoonsnoer te gebruiken.
Stel de optie Faxsnelheid in op Langzaam (V.29) of op Gemiddeld (V.17).
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Geav. instell..
d. Open het menu Faxsnelheid.
e. Selecteer de juiste instelling.
Schakel de functie Foutcorrectie uit om automatische foutcorrectie te voorkomen.
OPMERKING: Als u de functie Foutcorrectie uitschakelt, is de kwaliteit van de fax mogelijk
lager.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Service.
c. Open het menu Faxservice.
d. Open het menu Foutcorrectie.
e. Selecteer de instelling Uit.
Druk vanaf het bedieningspaneel het rapport Faxactiv.logbest. af om te bepalen of de fout
optreedt bij een bepaald faxnummer.
a. Raak de knop Fax en vervolgens de knop Faxmenu aan.
b. Open het menu Faxrapporten.
c. Open het menu Faxactiv.logbest..
d. Selecteer de optie Log nu afdr..
Neem contact op met HP als de fout zich blijft voordoen. Raadpleeg
www.hp.com/support/
ljmfpM521series of de ondersteuningsbrochure in de verpakking van het apparaat.
Het bericht Faxopslag is vol wordt weergegeven
Schakel het product uit en weer in.
Druk alle faxberichten af en vraag de afzender om de fax opnieuw te verzenden.
222 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Vraag de afzender een grote faxtaak op te splitsen in kleinere gedeelten en deze afzonderlijk te
faxen.
De resolutie van het faxapparaat waarmee wordt verzonden, mag niet zijn ingesteld op Foto of
Zeer fijn.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Geav. instell..
d. Open het menu Faxresolutie.
e. Selecteer de juiste instelling.
Annuleer alle faxtaken of verwijder de faxberichten uit het geheugen.
Het bericht Faxnummer bezet wordt weergegeven
Het apparaat kan geen fax ontvangen wanneer er wordt geprobeerd een fax te verzenden.
Annuleer het verzenden van de fax en probeer deze later opnieuw te verzenden.
Laat het apparaat proberen de fax opnieuw te verzenden.
Er is een fax ontvangen, maar deze kan niet worden afgedrukt
De functie Privé ontvangen is ingeschakeld
Wanneer de functie Privé ontvangen is ingeschakeld, worden ontvangen faxen opgeslagen in het
geheugen. Er is een wachtwoord vereist om de opgeslagen faxen af te drukken.
Voer het wachtwoord in om de fax af te drukken. Neem contact op met de beheerder van uw
apparaat als u het wachtwoord niet kent.
OPMERKING: Mogelijk treedt er een geheugenfout op als de faxen niet worden afgedrukt. Het
apparaat reageert niet als het geheugen vol is.
De afzender ontvangt een bezettoon
Er is een telefoon aangesloten op het apparaat
Controleer of de telefoon in niet gebruik is.
Wijzig de optie Antwoordmodus zodat de instelling overeenkomt met de apparaatinstellingen.
a.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Basisinstell..
d. Open het menu Antwoordmodus.
e. Selecteer de instelling die overeenkomt met de apparaatinstelling.
NLWW
Faxproblemen oplossen
223
Stel de optie Antwoordmodus in op Fax/Tel om faxen automatisch te ontvangen. De
instelling Fax/Tel detecteert automatisch of de inkomende transmissie een fax of een
telefoongesprek is en leidt de oproep naar het bewuste apparaat.
Er wordt gebruikgemaakt van een telefoonlijnsplitter
Wanneer u gebruikmaakt van een telefoonlijnsplitter, dient u deze te verwijderen en de telefoon in
te stellen als een gewone telefoon.
Controleer of de telefoon in niet gebruik is.
Controleer of de telefoon tijdens het faxen wordt gebruikt om te bellen.
Geen belsignaal
Wanneer u gebruikmaakt van een telefoonlijnsplitter, dient u deze te verwijderen en de telefoon in
te stellen als een gewone telefoon.
Er kunnen geen faxen worden verzonden of ontvangen via een PBX-lijn
Wanneer u gebruikmaakt van een PBX-telefoonlijn, dient u contact op te nemen met uw PBX-
beheerder om een analoge faxlijn voor uw apparaat te configureren.
Algemene faxproblemen oplossen
Faxberichten worden langzaam verstuurd
De faxkwaliteit is matig
De fax wordt afgekapt of wordt op twee pagina's afgedrukt
Faxberichten worden langzaam verstuurd
Het apparaat heeft last van een telefoonlijnverbinding van slechte kwaliteit.
Probeer de fax opnieuw te versturen wanneer de telefoonlijnverbinding is verbeterd.
Ga bij de provider van de telefoondienst na of de lijn faxverkeer ondersteunt.
Schakel de instelling Foutcorrectie uit.
a. Open het menu Menu Instellingen.
b. Open het menu Service.
c. Open het menu Faxservice.
d. Open het menu Foutcorrectie.
e. Selecteer de instelling Uit.
OPMERKING: Hierdoor kan de kwaliteit van de afdrukken afnemen.
224 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Gebruik wit printpapier voor het origineel. Gebruik geen gekleurd papier zoals grijs, geel of roze
papier.
Stel de instelling Faxsnelheid hoger in.
a. Open het menu Menu Instellingen.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Geav. instell..
d. Open het menu Faxsnelheid.
e. Selecteer de juiste instelling.
Splits een grote faxtaak op in kleinere gedeelten en fax deze afzonderlijk.
Stel de faxinstellingen op het bedieningspaneel in op een lagere resolutie.
a. Open het menu Menu Instellingen.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Geav. instell..
d. Open het menu Faxresolutie.
e. Selecteer de juiste instelling.
De faxkwaliteit is matig
De fax is onscherp of te licht.
Stel een hogere faxresolutie voor het versturen van faxberichten in. De ingestelde resolutie heeft
geen invloed op ontvangen faxberichten.
a. Open het menu Menu Instellingen.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Geav. instell..
d. Open het menu Faxresolutie.
e. Selecteer de juiste instelling.
OPMERKING: Als u de resolutie verhoogt, wordt de verzendsnelheid trager.
Schakel de optie Foutcorrectie in via het bedieningspaneel.
a. Open het menu Menu Instellingen.
b. Open het menu Service.
c. Open het menu Faxservice.
NLWW
Faxproblemen oplossen
225
d. Open het menu Foutcorrectie.
e. Selecteer de instelling Aan.
Controleer de tonercartridges en vervang deze indien nodig.
Vraag de afzender om de contrastinstelling op het verzendende faxapparaat donkerder te zetten
en de fax vervolgens opnieuw te verzenden.
De fax wordt afgekapt of wordt op twee pagina's afgedrukt
Configureer de instelling Standaardpapierformaat. Faxberichten worden op één formaat papier
afgedrukt op basis van de instellingen voor Standaardpapierformaat.
a. Open het menu Menu Instellingen.
b. Open het menu Systeeminstellingen.
c. Open het menu Papierinstell..
d. Open het menu Standaardpapierformaat.
e. Selecteer de juiste instelling.
Stel de papiersoort en het papierformaat voor de lade in die wordt gebruikt voor faxberichten.
Schakel de instelling Aan pg. aanp. in zodat langere faxen kunnen worden afgedrukt op papier
van Letter- of A4-formaat.
a. Open het menu Menu Instellingen.
b. Open het menu Faxinstellingen.
c. Open het menu Geav. instell..
d. Open het menu Aan pg. aanp..
e. Selecteer de instelling Aan.
OPMERKING: Als de instelling Aan pg. aanp. is uitgeschakeld en de instelling Standaard-
papierformaat is ingesteld op Letter, wordt een faxbericht dat oorspronkelijk was gedrukt op papier in
het formaat Legal afgedrukt op twee pagina's.
226 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Problemen met de USB-verbinding oplossen
Als u het apparaat rechtstreeks op een computer hebt aangesloten, controleert u eerst de kabel.
Controleer of de kabel zowel op de computer als op de printer is aangesloten.
Controleer of de kabel niet langer is dan 5 m. Probeer een kortere kabel.
Controleer of de kabel goed werkt door de kabel aan te sluiten op een ander apparaat. Vervang
de kabel indien nodig.
NLWW
Problemen met de USB-verbinding oplossen
227
Problemen met bekabelde netwerken oplossen
Doorloop de volgende punten om te controleren of het apparaat met het netwerk communiceert. Druk
voordat u begint een configuratiepagina af vanaf het bedieningspaneel van het apparaat en zoek het
IP-adres van het apparaat op deze pagina.
Slechte fysieke verbinding
De computer maakt gebruik van een onjuist IP-adres voor dit apparaat
De computer kan niet met het apparaat communiceren
Het apparaat maakt gebruik van de verkeerde koppelings- en duplexinstellingen voor het netwerk
Nieuwe softwareprogramma's zorgen mogelijk voor compatibiliteitsproblemen
Uw computer of werkstation is mogelijk niet juist ingesteld
Het apparaat is uitgeschakeld of andere netwerkinstellingen zijn niet juist
OPMERKING: HP ondersteunt geen peer-to-peer netwerken, aangezien dit een functie is van
Microsoft-besturingssystemen en niet van de printerdrivers van HP. Ga oor meer informatie naar
Microsoft op
www.microsoft.com.
Slechte fysieke verbinding
1. Controleer of het apparaat met een kabel van de juiste lengte is aangesloten op de juiste
netwerkpoort.
2. Controleer of de kabels stevig zijn bevestigd.
3. Controleer aan de achterzijde van het apparaat of er twee lampjes branden bij de
netwerkpoortaansluiting: oranje geeft activiteit aan, groen de koppelingsstatus.
4. Als het probleem hiermee niet is verholpen, probeert u een andere kabel of poort op de hub.
De computer maakt gebruik van een onjuist IP-adres voor dit
apparaat
1. Ga naar de printereigenschappen en klik op het tabblad Poorten. Controleer of het IP-adres van
het apparaat klopt. Het IP-adres van het apparaat wordt weergegeven op de configuratiepagina.
2. Als u het apparaat hebt geïnstalleerd met de standaard TCP/IP-poort van HP, schakelt u het vakje
Altijd afdrukken naar dit apparaat, zelfs als het IP-adres verandert in.
3. Als u het apparaat hebt geïnstalleerd met een standaard TCP/IP-poort van Microsoft, gebruikt u
de hostnaam in plaats van het IP-adres.
4. Als het IP-adres juist is, verwijdert u het apparaat en voegt u het opnieuw toe.
228 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
De computer kan niet met het apparaat communiceren
1. Test de netwerkcommunicatie door een ping-opdracht uit te voeren op het netwerk.
a. Open een opdrachtregel op uw computer. In Windows: klik op Start, klik op Uitvoeren en
typ vervolgens cmd.
b. Typ ping, gevolgd door het IP-adres voor uw apparaat.
In Mac: open het netwerkhulpprogramma en typ het IP-adres in het juiste veld in het paneel
Ping.
c. Het netwerk functioneert als er op het scherm retourtijden worden weergegeven.
2. Als de ping-opdracht is mislukt, controleer dan of de netwerkhubs zijn ingeschakeld en controleer
vervolgens of de netwerkinstellingen, het apparaat en de computer allemaal voor hetzelfde
netwerk zijn geconfigureerd.
Het apparaat maakt gebruik van de verkeerde koppelings- en
duplexinstellingen voor het netwerk
Hewlett-Packard adviseert deze instelling in de automatische modus te laten (de standaardinstelling).
Wanneer u deze instellingen wijzigt, dient u deze ook voor uw netwerk te wijzigen.
Nieuwe softwareprogramma's zorgen mogelijk voor
compatibiliteitsproblemen
Controleer of nieuwe softwareprogramma's juist zijn geïnstalleerd en de juiste printerdriver gebruiken.
Uw computer of werkstation is mogelijk niet juist ingesteld
1. Controleer de netwerkstuurprogramma's, printerdrivers en netwerkomleiding.
2. Controleer of het besturingssysteem juist is geconfigureerd.
Het apparaat is uitgeschakeld of andere netwerkinstellingen zijn
niet juist
1. Controleer op de configuratiepagina de status van het netwerkprotocol. Schakel het protocol
indien nodig in.
2. Configureer de netwerkinstellingen zo nodig opnieuw.
NLWW
Problemen met bekabelde netwerken oplossen
229
Problemen met draadloze netwerken oplossen
Controlelijst draadloze verbinding
Er kan niet worden afgedrukt met het apparaat na het voltooien van de draadloze configuratie
Er kan niet worden afgedrukt met het apparaat en op de computer is een firewall van derden
geïnstalleerd
De draadloze verbinding functioneert niet meer nadat de draadloze router of het apparaat is
verplaatst
Er kunnen geen computers meer worden aangesloten op het draadloos apparaat
De verbinding van het draadloos apparaat wordt verbroken wanneer er verbinding wordt
gemaakt met een virtueel privénetwerk.
Het netwerk wordt niet weergegeven in de lijst met draadloze netwerken
Het draadloos netwerk functioneert niet
Diagnose van draadloos netwerk uitvoeren
Storing op een draadloos netwerk verminderen
Controlelijst draadloze verbinding
Zorg dat de netwerkkabel niet is aangesloten.
Controleer of het apparaat en de draadloze router zijn ingeschakeld en van stroom worden
voorzien. Controleer ook of de draadloze zender van het apparaat is ingeschakeld.
Controleer of de naam van het draadloze netwerk (SSID) juist is. Druk de configuratiepagina af
om de naam van het draadloze netwerk (SSID) te bepalen. Voer de draadloze installatie opnieuw
uit als u niet zeker weet of de naam van het draadloze netwerk (SSID) juist is.
Bij beveiligde netwerken controleert u of de beveiligingsinformatie juist is. Voer de draadloze
installatie opnieuw uit als de beveiligingsinformatie niet juist is.
Probeer toegang te krijgen tot andere computers op het draadloos netwerk als het draadloos
netwerk niet goed functioneert. Probeer verbinding te maken met internet via een draadloze
verbinding als het netwerk toegang heeft tot internet.
De coderingsmethode (AES of TKIP) voor het apparaat is dezelfde als die voor het draadloze
toegangspunt (op netwerken met WPA/WPA2-beveiliging).
Controleer of het apparaat zich binnen het bereik van het draadloze netwerk bevindt. Bij de
meeste netwerken dient het apparaat zich binnen 30 m van het draadloze toegangspunt
(draadloze router) te bevinden.
Zorg dat het draadloze signaal niet wordt geblokkeerd door obstakels. Verwijder grote metalen
objecten tussen het toegangspunt en het apparaat. Controleer of er geen pilaren, muren of
draagbalken van metaal of beton tussen het apparaat en het draadloos toegangspunt staan.
230 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Zorg dat het apparaat niet in de buurt staat van elektronische apparaten die het draadloze
signaal kunnen storen. Apparaten die het draadloos signaal kunnen storen, zijn onder andere
motoren, draadloze telefoons, beveiligingscamera's, andere draadloze netwerken en bepaalde
Bluetooth-apparaten.
Controleer of de printerdriver op de computer is geïnstalleerd.
Controleer of u de juiste printerpoort hebt geselecteerd.
Controleer of de computer en het apparaat op hetzelfde draadloze netwerk zijn aangesloten.
Controleer voor Mac OS X of de draadloze router ondersteuning biedt voor Bonjour.
Er kan niet worden afgedrukt met het apparaat na het voltooien
van de draadloze configuratie
1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en gereed is.
2. Schakel firewalls van derden uit op uw computer.
3. Controleer of het draadloos netwerk goed werkt.
4. Controleer of de computer goed functioneert. Start indien nodig de computer opnieuw op.
5. Controleer of u de HP geïntegreerde webserver kunt openen vanaf een computer op het netwerk.
Er kan niet worden afgedrukt met het apparaat en op de computer
is een firewall van derden geïnstalleerd
1. Werk de firewall bij met de meest recente update van de fabrikant.
2. Als de firewall tijdens het installeren van het apparaat of tijdens het afdrukken om uw toestemming
vraagt, dient u deze te geven voor het uitvoeren van de programma's.
3. Schakel de firewall tijdelijk uit en installeer het draadloos apparaat vervolgens op de computer.
Schakel de firewall in wanneer de installatie is voltooid.
De draadloze verbinding functioneert niet meer nadat de
draadloze router of het apparaat is verplaatst
1. Controleer of de router of het apparaat is verbonden met hetzelfde netwerk waarmee uw
computer is verbonden.
2. Druk een configuratiepagina af.
3. Vergelijk de naam van het draadloze netwerk (SSID) op de configuratiepagina met de SSID in de
printerconfiguratie op uw computer.
4. Als de nummers niet hetzelfde zijn, zijn de apparaten niet aangesloten op hetzelfde netwerk.
Configureer de draadloze instellingen voor het apparaat opnieuw.
NLWW
Problemen met draadloze netwerken oplossen
231
Er kunnen geen computers meer worden aangesloten op het
draadloos apparaat
1. Controleer of de andere computers zich binnen het draadloos bereik bevinden en dat er geen
obstakels zijn die het signaal blokkeren. Voor de meeste netwerken ligt het draadloos bereik op
maximaal 30 m van het draadloos toegangspunt.
2. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en gereed is.
3. Schakel firewalls van derden uit op uw computer.
4. Controleer of het draadloos netwerk goed werkt.
5. Controleer of de computer goed functioneert. Start indien nodig de computer opnieuw op.
De verbinding van het draadloos apparaat wordt verbroken
wanneer er verbinding wordt gemaakt met een virtueel
privénetwerk.
U kunt niet gelijktijdig met een virtueel privénetwerk en andere netwerken verbonden zijn.
Het netwerk wordt niet weergegeven in de lijst met draadloze
netwerken
Controleer of de draadloze router is ingeschakeld en de stroomtoevoer functioneert.
Het netwerk is mogelijk verborgen. U kunt echter gewoon verbinding maken met een verborgen
netwerk.
Het draadloos netwerk functioneert niet
1. Zorg dat de netwerkkabel niet is aangesloten.
2. Om te controleren of de verbinding met het netwerk is verbroken, dient u andere apparaten op
het netwerk aan te sluiten.
232 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
3. Test de netwerkcommunicatie door een ping-opdracht uit te voeren op het netwerk.
a. Open een opdrachtregel op uw computer. In Windows: klik op Start, klik op Uitvoeren en
typ vervolgens cmd.
b. Typ ping, gevolgd door het IP-adres van de router.
In Mac: open het netwerkhulpprogramma en typ het IP-adres in het juiste veld in het paneel
Ping.
c. Het netwerk functioneert als er op het scherm retourtijden worden weergegeven.
4. Controleer of de router of het apparaat is verbonden met hetzelfde netwerk waarmee de computer
is verbonden.
a. Druk een configuratiepagina af.
b. Vergelijk de naam van het draadloze netwerk (SSID) op het configuratierapport met de SSID
in de printerconfiguratie op de computer.
c. Als de nummers niet hetzelfde zijn, zijn de apparaten niet aangesloten op hetzelfde netwerk.
Configureer de draadloze instellingen voor het apparaat opnieuw.
Diagnose van draadloos netwerk uitvoeren
Vanaf het bedieningspaneel van het apparaat kunt u een diagnose uitvoeren die u informatie geeft
over de instellingen van het draadloze netwerk.
1.
Raak in het beginscherm van het bedieningspaneel de knop Instellingen
aan.
2. Open het menu Zelfdiagnose.
3. Raak de knop Test voor draadloze verbinding uitvoeren aan om de test te starten. Het apparaat
drukt een testpagina af met de resultaten van de diagnose.
Storing op een draadloos netwerk verminderen
Met de volgende tips kunt u storing op een draadloos netwerk verminderen:
Houd de draadloze apparaten uit de buurt van grote metalen voorwerpen zoals dossierkasten en
andere elektromagnetische apparaten zoals magnetrons en draadloze telefoons. Deze
voorwerpen kunnen radiosignalen verstoren.
Houd de draadloze apparaten uit de buurt van grote stenen gebouwen en andere soorten
gebouwen. Deze objecten kunnen radiogolven absorberen en de signaalsterkte verlagen.
Plaats de draadloze router op een centrale locatie in het zicht van de draadloze apparaten op het
netwerk.
NLWW
Problemen met draadloze netwerken oplossen
233
Problemen met de productsoftware in Windows
oplossen
Er wordt geen stuurprogramma voor het product weergegeven in de map Printers
Er werd een foutbericht getoond tijdens de installatie van software
Het product bevindt zich in de modus Klaar, maar er wordt niets afgedrukt
Er wordt geen stuurprogramma voor het product weergegeven in
de map Printers
1. Installeer de productsoftware opnieuw.
OPMERKING: Sluit alle actieve toepassingen. Als u een toepassing wilt sluiten waarvoor een
pictogram in het systeemvak wordt weergegeven, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram
en selecteert u Sluiten of Uitschakelen.
2. Sluit de USB-kabel op een andere USB-poort op de computer aan.
Er werd een foutbericht getoond tijdens de installatie van software
1. Installeer de productsoftware opnieuw.
OPMERKING: Sluit alle actieve toepassingen. Als u een toepassing wilt sluiten waarvoor een
pictogram in het systeemvak wordt weergegeven, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram
en selecteert u Sluiten of Uitschakelen.
2. Controleer de hoeveelheid vrije ruimte op het station waarop u de productsoftware installeert.
Maak zo nodig zoveel mogelijk ruimte vrij en installeer de productsoftware opnieuw.
3. Voer zo nodig Schijfdefragmentatie uit en installeer de productsoftware opnieuw.
Het product bevindt zich in de modus Klaar, maar er wordt niets
afgedrukt
1. Druk een configuratiepagina af en controleer de functies van het product.
2. Controleer of alle kabels goed zijn bevestigd en zich binnen de specificaties bevinden. Dit geldt
ook voor de USB- en stroomkabel. Gebruik een andere kabel.
3. Controleer of het IP-adres op de configuratiepagina overeenkomt met het IP-adres voor de
software-ondersteuning. Gebruik een van de volgende procedures:
Windows XP, Windows Server 2003, Windows Server 2008 en Windows Vista
a. Klik op Start.
b. Klik op Instellingen.
234 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
c. Klik op Printers en faxapparaten (via de standaardweergave van het menu Start) of klik
op Printers (via de klassieke weergave van het menu Start).
d. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de apparaatdriver en selecteer vervolgens
Eigenschappen.
e. Klik op het tabblad Poorten en klik op Poort configureren.
f. Controleer het IP-adres en klik op OK of Annuleren.
g. Verwijder het stuurprogramma als de IP-adressen niet hetzelfde zijn en installeer het
stuurprogramma opnieuw met het juiste IP-adres.
Windows 7
a. Klik op Start.
b. Klik op Apparaten en printers.
c. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de apparaatdriver en selecteer vervolgens
Printereigenschappen.
d. Klik op het tabblad Poorten en klik op Poort configureren.
e. Controleer het IP-adres en klik op OK of Annuleren.
f. Verwijder het stuurprogramma als de IP-adressen niet hetzelfde zijn en installeer het
stuurprogramma opnieuw met het juiste IP-adres.
NLWW
Problemen met de productsoftware in Windows oplossen
235
Problemen met de apparaatsoftware oplossen in
Mac OS X
De printerdriver wordt niet in de lijst met printers en faxapparaten weergegeven
De apparaatnaam wordt niet weergegeven in de lijst met printers en scan- en faxapparaten
De printerdriver zorgt er niet automatisch voor dat het geselecteerde apparaat wordt
weergegeven in de lijst met printers en scan- en faxapparaten.
Er is geen afdruktaak verzonden naar het apparaat van uw keuze
Wanneer het apparaat met een USB-kabel is aangesloten, wordt het apparaat niet weergegeven
in de lijst met printers en scan- en faxapparaten nadat de driver is geselecteerd
Bij USB-verbindingen wordt er een algemene printerdriver gebruikt
De printerdriver wordt niet in de lijst met printers en faxapparaten
weergegeven
1. Controleer of het GZ-bestand van het apparaat zich in de volgende map op de vaste schijf
bevindt: Library/Printers/PPDs/Contents/Resources. Installeer de software zo nodig
opnieuw.
2. Als het GZ-bestand zich in deze map bevindt, is het PPD-bestand mogelijk beschadigd. Verwijder
het bestand en installeer de software opnieuw.
De apparaatnaam wordt niet weergegeven in de lijst met printers
en scan- en faxapparaten
1. Controleer of de kabels juist zijn aangesloten en het apparaat is ingeschakeld.
2. Druk een configuratiepagina af om de productnaam te controleren. Controleer of de
configuratiepagina overeenkomst met de productnaam in Print & Fax (Print & Scan in Mac
OS X v10.7).
3. Gebruik de +-knop om het product toe te voegen aan Print & Fax (Print & Scan in Mac
OS X v10.7).
4. Vervang de USB- of netwerkkabel door een kabel van hoge kwaliteit.
236 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
De printerdriver zorgt er niet automatisch voor dat het
geselecteerde apparaat wordt weergegeven in de lijst met printers
en scan- en faxapparaten.
1. Controleer of de kabels juist zijn aangesloten en het apparaat is ingeschakeld.
2. Controleer of het GZ-bestand van het apparaat zich in de volgende map op de vaste schijf
bevindt: Library/Printers/PPDs/Contents/Resources. Installeer de software zo nodig
opnieuw.
3. Als het GZ-bestand zich in deze map bevindt, is het PPD-bestand mogelijk beschadigd. Verwijder
het bestand en installeer de software opnieuw.
4. Gebruik de +-knop om het product toe te voegen aan Print & Fax (Print & Scan in Mac
OS X v10.7).
5. Vervang de USB- of netwerkkabel door een kabel van hoge kwaliteit.
Er is geen afdruktaak verzonden naar het apparaat van uw keuze
1. Open de afdrukwachtrij en start de afdruktaak opnieuw.
2. Een ander apparaat met een vergelijkbare naam heeft de afdruktaak mogelijk ontvangen. Druk
een configuratiepagina af om de productnaam te controleren. Controleer of de
configuratiepagina overeenkomst met de productnaam in Print & Fax (Print & Scan in Mac
OS X v10.7).
Wanneer het apparaat met een USB-kabel is aangesloten, wordt
het apparaat niet weergegeven in de lijst met printers en scan- en
faxapparaten nadat de driver is geselecteerd
Problemen met software oplossen
1. Controleer of het besturingssysteem Mac OS X 10.6 of hoger is.
2. Gebruik de +-knop om het product toe te voegen aan Print & Fax (Print & Scan in Mac
OS X v10.7).
Problemen met hardware oplossen
1. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
2. Controleer of de USB-kabel op de juiste manier is aangesloten.
3. Controleer of u de juiste Hi-Speed USB-kabel gebruikt.
NLWW
Problemen met de apparaatsoftware oplossen in Mac OS X
237
4. Controleer of er niet te veel USB-apparaten stroom onttrekken aan de keten. Koppel alle
apparaten van de keten los en sluit de kabel rechtstreeks aan op de USB-poort van de computer.
5. Controleer of meer dan twee USB-hubs zonder voeding achter elkaar in de keten zitten. Koppel
alle apparaten van de keten los en sluit de kabel rechtstreeks aan op de USB-poort van de
computer.
OPMERKING: Het iMac-toetsenbord is een USB-hub zonder eigen voeding.
Bij USB-verbindingen wordt er een algemene printerdriver gebruikt
Als u de USB-kabel hebt aangesloten voordat u de software hebt geïnstalleerd, gebruikt u mogelijk een
algemene printerdriver in plaats van de driver voor dit apparaat.
1. Verwijder de algemene printerdriver.
2. Installeer de software opnieuw vanaf de bij het apparaat geleverde cd-rom. Sluit de USB-kabel
pas aan als hierom wordt gevraagd.
3. Als er meerdere printers zijn geïnstalleerd, controleert u of u de juiste printer hebt geselecteerd in
de vervolgkeuzelijst Stel in voor in het dialoogvenster Druk af.
238 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Software verwijderen (Windows)
Windows XP
1. Klik op Start en vervolgens op Programma's.
2. Klik achtereenvolgens op HP en op de apparaatnaam.
3. Klik op Verwijderen en verwijder de software volgens de instructies op het scherm.
Windows Vista en Windows 7
1. Klik op Start en op Alle programma’s.
2. Klik achtereenvolgens op HP en op de apparaatnaam.
3. Klik op Verwijderen en verwijder de software volgens de instructies op het scherm.
NLWW
Software verwijderen (Windows)
239
Software verwijderen (Mac OS X)
U moet beschikken over beheerdersrechten om de software te verwijderen.
1. Koppel het apparaat los van de computer.
2. Open Programma's.
3. Open Hewlett Packard.
4. Open HP Uninstaller.
5. Selecteer het apparaat in de lijst met apparaten en klik vervolgens op de knop Verwijderen.
6. Nadat de software is verwijderd, start u de computer opnieuw op en leegt u de Prullenmand.
240 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Problemen met scannen naar e-mail oplossen
Als er problemen met scannen naar e-mail optreden, probeer dan de volgende oplossingen:
Controleer of de functie is geconfigureerd. Als deze functie niet is ingesteld, gebruik dan de setup-
wizard in de HP Device Toolbox (Windows) of HP Utility voor Mac OS X om deze in te stellen.
Controleer of de Scan-naar-e-mailfunctie is ingeschakeld. Als dat niet het geval is, schakel de
functie dan in via de HP Device Toolbox (Windows) of HP Utility for Mac OS X.
Controleer of het prouduct op een computer of netwerk is aangesloten.
Kan geen verbinding krijgen met de e-mailserver.
Controleer of de SMTP-servernaar correct is. Controleer deze instelling bij uw systeembeheerder of
Internet Service Provider.
Als het product geen veilige verbinding met de SMTP-server kan maken, probeer het dan zonder
beveiligde verbonding of probeer een andere server of poort. Controleer deze instelling bij uw
systeembeheerder of Internet Service Provider.
Als de SMTP-server aanmelding vereist, controleer dan of een juiste gebruikersnaam en
wachtwoord worden gebruikt.
Als de SMTP-server een aanmeldingmethode gebruikt die niet wordt ondersteund, probeer dan
een andere server. Controleer deze instelling bij uw systeembeheerder of Internet Service
Provider.
De e-mail is mislukt
Controleer of de ingevoerde e-mailadressen correct zijn.
Als de e-mali te groot was, probeer dan minder pagina's te sturen of de resolutie te verlagen.
Kan geen scan uitvoeren
Als u om een PIN wordt gevraagd, voer dan de juiste PIN in voor het uitgaande profiel.
Zorg ervoor dat minstens één e-mailadres is geselecteerdin het veld Aan.
NLWW
Problemen met scannen naar e-mail oplossen
241
Problemen met scannen naar netwerkmap oplossen
Als er problemen met scannen naar netwerkmap optreden, probeer dan de volgende oplossingen:
Controleer of de functie is geconfigureerd. Als deze functie niet is ingesteld, gebruik dan de setup-
wizard in de HP Device Toolbox (Windows) of HP Utility voor Mac OS X om deze in te stellen.
Controleer of de functie Scannen naar netwerkmap is ingeschakeld. Als dat niet het geval is,
schakel de functie dan in via de HP Device Toolbox (Windows) of HP Utility for Mac OS X.
Controleer of de printer op een netwerk is aangesloten.
Gebruik de testoptie op het tabblad Scannen van de HP Device Toolbox (Windows) of de
HP Utility (Mac OS X) om te controleren of de functie Scannen naar netwerk correct is ingesteld.
Het scannen is mislukt
Contorleer of het netwerkpad de juiste notiatie heeft (//host/share/path) en of de map bestaat.
Controleer of de netwerkmap leesbaar en beschrijfbaar is.
Als u de standaardnamen voor gescande documenten gebruikt, controleer dan of er geen
conflicterende namen zijn. Verwijder enkele van de eerder gescande documenten.
Gebruik het IP-adres in plaats van de hostnaam. Zorg dat het product en de host op hetzelfde
netwerk zijn aangesloten.
Als de netwerkmap met een wachtwoord wordt beschermd, controleer dan of de gebruikersnaam
en het wachtwoord kloppen.
Als het bericht Schijf vol verwijder dan enkele bestanden uit de netwerkmap.
Schakel het product uit en weer in. Scan opnieuw.
242 Hoofdstuk 9 Problemen oplossen NLWW
Index
A
Aanpassen aan pagina, instelling,
fax 125
aantal exemplaren, wijzigen 87
aantal pagina's 11
aan-uitknop, locatie 4
accessoires
onderdeelnummers 33
Accessoires
bestellen 26
achterste uitvoerbak
afdrukken naar 23
afdrukken
vanaf USB-flashstations 82
Afdrukken
apparaatrapporten 11
instellingen (Mac) 73
afdrukken op beide zijden
handmatig, Windows 53
instellingen (Windows) 51
afdrukkwaliteit
verbeteren 187
afdrukmateriaal
lade 1 vullen 18
lade 2 vullen 21
afdrukrichting
wijzigen (Mac) 75
afdrukstand
selecteren, Windows 59
Afdruktaak
annuleren (Mac) 78
annuleren (Windows) 72
AirPrint 81
annuleren
faxen 129
Annuleren
afdruktaak (Mac) 78
afdruktaak (Windows) 72
Antifraudewebsite van HP 28
antivervalsingsbenodigdheden 28
antwoordapparaten, aansluiten
111
faxinstellingen 124
antwoordmodus, instelling 123
archiefkwaliteit afdrukken 79
artikelnummers
bestellen 31
automatisch verkleinen, instellingen,
fax 125
B
bakken, uitvoer
locatie 4
selecteren 23
bedieningspaneel
Help 10, 167
knoppen en lampjes 8
menuschema afdrukken 11
Bedieningspaneel
beginscherm 9
locatie 4
menu Rapporten 11
Beginscherm, bedieningspaneel 9
belpatronen 125
belsignalen, instellingen aantal
124
beltonen
specifieke 125
benodigdheden
drempelinstellingen voor bijna
leeg 29
gebruik wanneer onderdeel
bijna leeg is 29
niet-HP 35
tonercartridges vervangen 36
vervalste 28
Benodigdheden
bestellen 26
niet-HP 27
onderdeelnummers 31
recyclen 35
status weergeven met HP Utility
voor Mac 153
Bestellen
benodigdheden en
accessoires 26
bewaren
tonercartridges 35
bezetsignalen, opties voor
nummerherhaling 118
bovenste uitvoerbak
afdrukken naar 23
brochures
afdrukken (Mac) 77
maken (Windows) 69
buitenlijn
pauzes, invoegen 117
buitenlijnen
kiesvoorvoegsels 117
C
cartridges
bestelnummers 35
niet-HP 35
opslag 35
vervangen 36
Cartridges
niet-HP 27
pagina status benodigdheden
11
recyclen 35
conceptmodus, kopiëren 96
configuratiepagina 11
c
o
ntrastinstellingen
fax 119
kopie 95
NLWW
Index
243
controlelijst
draadloze verbinding 230
problemen met faxen
oplossen 207
voor het oplossen van
problemen 162
D
direct afdrukken via USB 82
documentinvoer 91
dubbelzijdige documenten
kopiëren 91
problemen met papierinvoer
169
storingen 172
donker, contrastinstellingen
fax 119
donkerheid, contrastinstellingen
kopie 95
draadloos afdrukken
problemen oplossen 162
Draadloos netwerk
problemen oplossen 230
draadloos netwerk, storing 233
driver
papierformaten wijzigen 70
drivers
gebruikspagina 11
papiersoorten 16
selecteren 190
universeel 40
DSL
faxen 130
dubbelzijdig 91
dubbelzijdig afdrukken
instellingen (Windows) 51
Mac 74, 75
Windows 53
dubbelzijdig kopiëren 91, 92
duplex
handmatig (Mac) 75
handmatig (Windows) 53
duplex afdrukken
Mac 74, 75
duplex afdrukken (dubbelzijdig)
instellingen (Windows) 51
Windows 53
duplexeenheid
storingen 185
duplex-instellingen, wijzigen 149
E
EconoMode-ininstellingen 155,
190
eerste pagina
op ander papier afdrukken
(Windows) 64
elektronische faxen
verzenden 134
energiezuinige instellingen 155
enveloppen
uitvoerbak selecteren 23
etiketten
afdrukken (Windows) 61
uitvoerbak selecteren 23
extra toestellen
faxen ontvangen via 112
F
fabrieksinstellingen herstellen
166
factuurcodes, fax
gebruiken 120
fax
aantal belsignalen 124
algemene problemen
oplossen 224
annuleren 129
antwoordmodus 123
automatisch verkleinen 125
belpatronen 125
beveiliging, privé ontvangen
127
blokkeren 123
contrastinstelling 119
doorsturen 122
factuurcodes 120
foutcorrectie 211
foutrapport, afdrukken 211
geheugen, verwijderen uit 130
instellingen voor
nummerherhaling 118
kiesvoorvoegsels 117
nummer bevestigen 136
ontvangen faxen stempelen
126
ontvangen niet mogelijk 218
ontvangen via extra toestel
112
ontvangen wanneer u faxtonen
hoort 141
ophalen 127
opnieuw afdrukken 126
opnieuw afdrukken vanuit het
geheugen 139
pauzes, invoegen 117
privé ontvangen 127
problemen oplossen 164
rapporten, alles afdrukken
210
resolutie 119
snelkiescodes 134
V.34-instelling 211
verzenden niet mogelijk 212
verzenden vanuit de software
134
volume-instellingen 126
Fax
kiestoondetectie-instellingen
11
8
kieze
n, toon of puls 118
faxdatum, instellen
met Wizard Fax instellen van
HP 114
via bedieningspaneel 113
faxen
afdrukken 138
DSL, PBX of ISDN gebruiken
130
met VoIP 131
prifaxen afdrukken 140
vanaf een computer (Mac)
134
vanaf een computer
(Windows) 134
verzenden via een
telefoontoestel 135
verzending uitstellen 136
faxen, problemen oplossen
controlelijst 207
faxen blokkeren 123
faxen doorsturen 122
faxen ontvangen
antwoordmodus, instelling
123
belpatronen, instellingen 125
blokkeren 123
foutrapport, afdrukken 211
instellingen aantal belsignalen
124
244 Index NLWW
instellingen voor automatisch
verkleinen 125
instelling voor stempelen van
ontvangen faxen 126
ophalen 127
opnieuw afdrukken 139
via extra toestel 112
wanneer u faxtonen hoort 141
faxen ophalen 127
faxen opnieuw afdrukken 126,
139
faxen uit het geheugen
verwijderen 130
faxen verzenden
annuleren 129
doorsturen 122
factuurcodes 120
foutrapport, afdrukken 211
vanuit de software 134
faxkopregel, instellen
via bedieningspaneel 113
faxkoptekst, instellen
met Wizard Fax instellen van
HP 114
faxnummers deblokkeren 123
faxtijd, instellen
met Wizard Fax instellen van
HP 114
via bedieningspaneel 113
faxverzending uitstellen 136
Formaat, kopie
verkleinen of vergroten 93
formaat van documenten wijzigen
Mac 76
Formaat van documenten wijzigen
kopiëren 93
Windows 67
formaten, afdrukmateriaal
instelling Aanpassen aan
pagina, faxen 125
foutcorrectie instellen, fax 211
Fouten
software 234
foutmeldingen, fax 212, 218
foutrapport, fax
afdrukken 211
fraudewebsite 28
fuser
storingen 183
G
gateway, standaard instellen 147
gebruikspagina 11
geheugen
faxen opnieuw afdrukken 139
faxen verwijderen 130
meegeleverd 2
geïntegreerde webserver 165
Geïntegreerde webserver
apparaatnaam wijzigen 148
netwerkinstellingen wijzigen
147
openen 147, 148, 157
wachtwoord wijzigen 157
geïntegreerde webserver van HP
165
Geïntegreerde webserver van HP
apparaatnaam wijzigen 148
netwerkinstellingen wijzigen
147
openen 147, 148, 157
glasplaat, reinigen 192, 196,
199
groepskiescodes
bewerken 115
maken 115
verwijderen 116
H
handmatige duplex
Mac 75
Windows 53
Help, bedieningspaneel 10, 167
hoofdschakelaar, locatie 4
HP Device Toolbox, gebruiken
150
HP ePrint gebruiken 80
HP Reconfiguration Utility
netwerkinstallatie 144
HP Scan-software (Mac) 101
HP Scan-software (Windows) 100
HP Universal Print Driver 40
HP Utility 153
HP Utility, Mac 153
HP Utility voor Mac
Bonjour 153
functies 153
HP Web Jetadmin 154
HP Webservices
inschakelen 146
toepassingen 146
HP webservices inschakelen 80
I
identiteitsbewijzen
kopiëren 89
instellen
scannen naar e-mail en
netwerkmap 103
instellingen
netwerkrapport 11
Instellingen
fabrieksinstellingen herstellen
166
stuurprogramma's 42
stuurprogramma's (Mac) 44
v
oorinstelling
en in
stuurprogramma (Mac) 73
instellingen voor specifieke
belsignalen 125
Interfacepoorten
locatie 5, 6
IPv4-adres 147
ISDN
faxen 130
J
Jetadmin, HP Web 154
K
kaarten
uitvoerbak selecteren 23
kiestoondetectie-instellingen 118
kiezen
automatische nummerherhaling,
instellingen 118
pauzes, invoegen 117
via een telefoontoestel 135
voorvoegsels, invoegen 117
Kiezen
instellingen toon of puls 118
kleine documenten
kopiëren 89
klein papier
uitvoerbak selecteren 23
kleppen, locatie 4
kopieën met aangepast formaat
93
NLWW
Index
245
Kopieerinstellingen
standaardinstellingen
herstellen 85
kopiëren
contrast, aanpassen 95
dubbelzijdige documenten 91,
92
instellingen voor licht/donker
95
meerdere exemplaren 87
sorteren 90
Kopiëren
conceptmodus 96
één exemplaar 86
kwaliteit, aanpassen 94
nieuwe standaardinstellingen
instellen 84
originelen met meerdere
pagina's 88
papierformaat en -soort
selecteren 97
standaardinstellingen
herstellen 85
vergroten 93
verkleinen 93
L
laatste pagina
op ander papier afdrukken
(Windows) 64
lade 1
capaciteit 17
papier plaatsen 18
storingen 176
lade 2
capaciteit 20
storingen 179
Lade 2
papier plaatsen 21
laden
locatie 4
meegeleverde 2
onderdeelnummers 33
Lettertypen
lijsten afdrukken 11
licht
faxcontrast 119
lichtheid
kopieercontrast 95
liggend, afdrukstand
selecteren, Windows 59
liggende afdrukrichting
wijzigen (Mac) 75
logboeken, fax
alles afdrukken 210
fouten 211
M
Mac
problemen, oplossen 236
scannen met TWAIN-
compatibele software 107
stuurprogramma-instellingen
44, 73
Macintosh
HP Utility 153
Mac-software verwijderen 240
meerdere exemplaren 87
meerdere pagina's per vel
afdrukken (Mac) 75
afdrukken (Windows) 57
menu's, bedieningspaneel
schema afdrukken 11
Menu Rapporten 11
Microsoft Word, faxen vanuit
135
modems, aansluiten 111
N
netwerk
instellingen, wijzigen 147
wachtwoord wijzigen 157
Netwerk
apparaatnaam, wijzigen 148
instellingen, weergeven 147
wachtwoord instellen 157
netwerk beheren 147
netwerken
apparaat installeren 144
configuratiepagina 11
HP Web Jetadmin 154
instellingenrapport 11
IPv4-adres 147
ondersteunende modellen 2
standaardgateway 147
subnetmasker 147
niet-HP, benodigdheden 27, 35
nummerherhaling
automatische, instellingen 118
nummermelders, aansluiten 111
O
onderdeelnummers
laden 33
onderhoudskits 31
zelfreparatie, klant 31
onderhoudskits
onderdeelnummers 31
ondersteunde papiersoorten 14
online Help, bedieningspaneel
10, 167
ontvangen van faxen
opnieuw afdrukken 126
oplossen
faxproblemen 212
Mac problemen 236
problemen met
d
irect afdrukken
via USB 205
Originelen met meerdere pagina's
kopiëren 88
P
pagina, afdrukrichting
wijzigen (Mac) 75
pagina's per minuut 2
pagina's per vel
selecteren (Mac) 75
selecteren (Windows) 57
paginaformaten
schaal van documenten
aanpassen (Mac) 76
Paginaformaten
schaal van documenten
aanpassen (Windows) 67
papier
eerste en laatste pagina, ander
papier gebruiken 64
instellingen voor automatisch
verkleinen van faxen 125
lade 1 vullen 18
lade 2 vullen 21
omslagbladen, ander papier
gebruiken 64
ondersteunde formaten 14
ondersteunde papierformaten
14
ondersteunde soorten 16
selecteren 189
storingen 169
246 Index NLWW
Papier
bestellen 26
papier, voorbladen
afdrukken (Mac) 76
papierformaten
aangepaste formaten selecteren
(Mac) 77
aangepaste formaten selecteren
(Windows) 70
selecteren (Mac) 77
Papierformaten
kopieerinstellingen 97
papierinvoer, problemen
oplossen 168
papier plaatsen
lade 1 18
papiersoort
selecteren (Windows) 61
wijzigen 70
papiersoorten
selecteren (Mac) 76
Papiersoorten
kopieerinstellingen 97
papierstoringen
locaties 170
pauzes, invoegen 117
PBX
faxen 130
PCL-drivers
universeel 40
PCL-lettertypenlijst 11
plaatsen
tonercartridges 34
Poorten
locatie 6
printdrivers
selecteren 190
printerdrivers
ondersteund 40
printerdrivers (Windows)
instellingen wijzigen 42
printerstuurprogramma's (Mac)
instellingen 73
instellingen wijzigen 44
privé ontvangen 127
probleemoplossing
problemen met direct afdrukken
via USB 205
problemen oplossen
controlelijst 162
fax 224
faxen 207
faxontvangst 218
faxverzending 212
geen reactie 203
papierinvoer 168
storingen 169
trage reactie 204
USB-verbinding 227
Problemen oplossen
bekabeld netwerk 228
kabelnetwerk 230
netwerkproblemen 228
Windows-problemen 234
protocolinstellingen, fax 211
PS-lettertypenlijst 11
pulskiezen 118
R
rapporten
configuratierapport 11
demopagina 11
gebruikspagina 11
kwaliteitspagina afdrukken 11
menustructuur 11
netwerkoverzicht 11
PCL6-lettertypenlijst 11
PCL-lettertypelijst 11
PS-lettertypelijst 11
servicepagina 11
status benodigdheden 11
rapporten, fax
alles afdrukken 210
fouten 211
rechte papierbaan 23
recyclen, benodigdheden 35
reinigen
glasplaat 192, 196, 199
papierbaan 188
resolutie
fax 119
ruw papier
uitvoerbak selecteren 23
S
scannen
naar e-mail, instellen 103
naar netwerkmap, instellen
103
TWAIN-compatibele software
107
WIA-compatibele software
107
Scannen
via HP Scan-software (Mac)
101
via HP Scan-software
(Windows) 100
scanner
glasplaat reinigen 192, 196,
199
schalen van documenten
Mac 76
Schalen van documenten
kopiëren 93
Windows
6
7
servicepagina 11
sluimervertraging
inschakelen 155
uitschakelen 155
snelkiescodes
programmeren 134
snelkiesnummers
bewerken 115
maken 115
Snelkiesnummers
verwijderen 116
Snelkoppelingen (Windows)
gebruiken 46
maken 48
software
faxen verzenden 134
HP Utility 153
scannen vanuit TWAIN of
WIA 107
Software
problemen 234
verwijderen voor Mac 240
verwijderen voor Windows
239
sorteren, kopieën 90
speciaal papier
afdrukken (Windows) 61
speciaal papier voor voorbladen
afdrukken (Mac) 76
staand, afdrukstand
selecteren, Windows 59
staande afdrukrichting
wijzigen (Mac) 75
NLWW
Index
247
standaardgateway, instellen 147
standaardinstellingen, herstellen
166
Standaardkopieerinstellingen
wijzigen 84
status
HP Utility, Mac 153
Status
beginscherm,
bedieningspaneel 9
benodigdheden, rapport
afdrukken 11
statuspagina benodigdheden 11
storingen
aantal bijhouden 11
documentinvoer, verhelpen
172
duplexeenheid 185
fuser 183
lade 1 176
lade 2 179
oorzaken van 169
uitvoerbak 174
storingen verhelpen
foutcorrectie-instelling fax 211
Stuurprogramma's
instellingen (Mac) 73
instellingen wijzigen (Mac) 44
instellingen wijzigen
(Windows) 42
voorinstellingen (Mac) 73
subnetmasker 147
T
TCP/IP
handmatig configureren van
IPv4-parameters 147
telefoonboek, fax
vermeldingen toevoegen 134
telefoons
faxen ontvangen via 112,
141
telefoons, downstream
faxen verzenden via 135
telefoons, extra aansluiten 111
telefoontoestellen, downstream
faxen verzenden via 135
telefoontoestellen, extra
faxen verzenden via 135
telefoontoestellen, extra
aansluiten 111
Toepassingen
downloaden 146
Toepassingenmenu 146
tonercartridges
bestelnummers 35
bewaren 35
drempelinstellingen voor bijna
leeg 29
gebruik wanneer cartridge bijna
leeg is 29
niet van HP 35
plaatsen 34
recyclen 35
vervangen 36
Tonercartridges
niet-HP 27
pagina status benodigdheden
11
toonkiezen 118
transparanten
afdrukken (Windows) 61
uitvoerbak 23
TWAIN-compatibele software,
scannen vanuit 107
U
Uitschakelvertraging
instellen 156
uitvoerbak
storingen 174
Uitvoerbak
locatie 4
universele printdriver 40
USB-flashstations
afdrukken vanaf 82
USB-verbinding
problemen oplossen 227
V
V.34-instelling 211
verbindingssnelheid, instellingen
149
vergrendelen
apparaat 157
vergroten van documenten
kopiëren 93
verkleinen van documenten
kopiëren 93
vervalste benodigdheden 28
vervangen, printcartridges 36
verzenden van faxen
bevestiging 136
uitstellen 136
via een downstream-
telefoontoestel 135
voedingsaansluiting
locatie 5, 6
VoIP
faxen 131
volume, aanpassen 126
voorbladen
op ander papier afdrukken
(Windows) 64
vo
orinstelling
en (Mac) 73
voorvoegsels, kiezen 117
vullen
lade 2 21
W
watermerken
afdrukken (Mac) 77
afdrukken (Windows) 71
Webserver
wachtwoord wijzigen 157
Webservices
inschakelen 146
toepassingen 146
websites
fraudemeldingen 28
HP Web Jetadmin,
downloaden 154
universele printdriver 40
WIA-compatibele software,
scannen vanuit 107
Windows
faxen vanuit 135
scannen vanuit TWAIN- of WIA-
software 107
stuurprogramma-instellingen
42
universele printdriver 40
Windows-printerdrivers
ondersteund 40
Windows-software verwijderen
239
Word, faxen vanuit 135
248 Index NLWW
Z
zelfreparatie, klant
onderdeelnummers 31
zwaar papier
uitvoerbak selecteren 23
NLWW
Index
249
250 Index NLWW
© 2014 Hewlett-Packard Development Company, L.P.
www.hp.com
*A8P80-91083*
*A8P80-91083*
A8P80-91083
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266

HP LaserJet Pro MFP M521 series Handleiding

Type
Handleiding