Cebora EVO SYNERGIC, EVO 160 M Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Cebora EVO SYNERGIC Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
58
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE
BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING
AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE
VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN
PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND.
DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN
GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN
SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR
ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen
op de gevaren, hierna opgesomd, die met
laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer
gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code
3.300.758
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks
geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/
lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus
veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen
gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen
te treffen.
ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk
zijn .
      
willekeurige conductor stroomt produceert
elektromagnetische velden (EMF). De las-
of snijstroom produceer t elektromagnetische
velden rondom de kabels en de generatoren.

kunnen de functionering van pacemakers beïnvloeden. De
dragers van vitale elektronische apparatuur (pacemakers)
moeten zich tot hun arts wenden voordat ze booglas-,
snij-, afbrand- of puntlaswerkzaamheden benaderen.
De blootstelling aan elektromagnetische velden,
geproduceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de
gezondheid op onbekende manier beïnvloeden.
Elke operator moet zich aan de volgende procedure
houden om de gevaren geproduceerd door
elektromagnetische velden te beperken:
- Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts naast elkaar blijven
liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar
vast.
- Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van
de elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam
wikkelt.
- Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel
van de lektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als
de aardekabel zich rechts van de operator bevindt,
moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts
zich tevens aan deze zijde bevinden.
- Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de
nabijheid van het las- of snijpunt aan op het te
bewerken stuk.
- Voorkom dat u in de nabijheid van de generator
werkzaamheden verricht.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen
of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te
worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met de
voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm
IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden gebruikt
voor professionele doeleinden in een industriële
omgeving. Het garanderen van elektromagnetische
compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-
industriële omgevingen.
VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN
ELEKTRONISCHE UITRUSTING
Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon

Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC
betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch
afval en de toepassing van deze richtlijn conform de
nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het
einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden worden
ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf dat zich
houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar van de
apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegenwoordiger
te informeren over goedgekeurde inzamelingsmethoden.
Door het toepassen van deze Europese richtlijn draagt u

ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
1.1 PLAATJE MET WAARSCHUWINGEN
De genummerde tekst hieronder komt overeen met de
genummerde hokjes op het plaatje.
B. De draad sleeprollen kunnen de handen verwonden.
C. De lasdraad en de draad sleepgroep staan tijdens het
lassen onder spanning. Houd uw handen en metalen
voorwerpen op een afstand.
1. De elektrische schokken die door de laselektrode of
de kabel veroorzaakt worden, kunnen dodelijk zijn.
Zorg voor voldoende bescherming tegen elektrische
schokken.
1.1 Draag isolerende handschoenen. Raak de elektrode
nooit met blote handen aan. Draag nooit vochtige of
beschadigde handschoenen.
1.2 Controleer of u van het te lassen stuk en de vloer
geïsoleerd bent.
1.3 Haal de stekker van de voedingskabel uit het
stopcontact alvorens u werkzaamheden aan de
machine verricht.
2. De inhalatie van de dampen die tijdens het lassen
geproduceerd worden, kan schadelijk voor de
gezondheid zijn.
2.1 Houd uw hoofd buiten het bereik van de dampen.
2.2 Maak gebruik van een geforceerd ventilatieof
afzuigsysteem om de dampen te verwijderen.
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHIN
59
2.3 Maak gebruik van een afzuigventilator om de dampen
te verwijderen.
3. De vonken die door het lassen veroorzaakt worden,

3.1 Houd brandbare materialen buiten het bereik van de
laszone.
3.2 De vonken die door het lassen veroorzaakt worden,
kunnen brand veroorzaken. Houd een blusapparaat
binnen handbereik en zorg ervoor dat iemand altijd
gereed is om het te gebruiken.
3.3 Voer nooit lassen uit op gesloten houders.
4. De stralen van de boog kunnen uw ogen en huid
verbranden.
4.1 Draag een veiligheidshelm en -bril. Draag een
passende gehoorbescherming en overalls met
     
     
bescherming voor uw lichaam.
5. Lees de aanwijzingen door alvorens u van de machine
gebruik maakt of er werkzaamheden aan verricht.
6. Verwijder de waarschuwingsetiketten nooit en dek ze
nooit af.
2 ALGEMENE BESCHRIJVING
2.1 SPECIFICATIES
Deze handleiding is opgemaakt met het doel het
personeel dat belast is met de installatie, de bediening
en het onderhoud van het lastoestel van aanwijzingen te
voorzien.
Dit toestel is een constante spanningsbron die geschikt
is voor het MIG/MAG en OPEN-ARC lassen.
Controleer bij ontvangst of er geen onderdelen kapot of
beschadigd zijn.
Ledere eventuele claim voor verliezen of schade
dient de koper in te dienen bij de transporteur.
Telkens wanneer er informatie wordt gevraagd met
betrekking tot het lastoestel, wordt u verzocht het
artikel en het serienummer door te geven.
2.2 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS
Het apparaat is gebouwd in overeenstemming met
de volgende normen: IEC 60974.1 - IEC 60974.3 -IEC
60974.10 Cl. A - IEC 61000-3-11 (zie opmerking 2) - IEC
61000-3-12 (zie opmerking 2).
. Serienummer dat altijd dient te worden
vermeld bij vragen betreffende het appa-
raat.
Eén fase transformator - gelijkrichter.
Transformator-driefasige gelijkrichter.
Platte karakteristiek.
MIG/MAG. Geschikt voor naadlassen.
I2 max Onconventionele lasstroom.
Deze waarde is de max. bereikbare limiet
tijdens het lassen.
U0. Secundaire nullastspanning
X. Inschakelduurpercentage.
De inschakelduur drukt een percentage
van 10 minuten dat overeenkomt met een
tijdsduur waarbinnen het lastoestel bij een
bepaalde stroomsterkte kan werken,
zonder oververhit te raken.
I2. Lasstroomsterkte
U2. Secundaire spanning bij lasstroomsterkte I2
U1. Nominale voedingsspanning.
3~ 50/60Hz Driefasige voeding 50 of 60 Hz.
I1 max Maximaal opgenomen stroom.
I1 eff Dit is de maximale waarde van de eigen lijke
opgenomen stroom, rekening houdend met
de inschakelduur.
IP21S Beschermingsklasse van de behuizing.
De 1 als tweede cijfer wil zeggen dat dit
toestel niet geschikt is om buiten in de
regen te worden gebruikt.
S
Geschikt voor werkzaamheden in omge
vingen met verhoogd risico.
OPMERKINGEN:
1-Het apparaat is ontworpen om te functioneren in een
omgeving met een vervuilingsgraad 3 (Zie IEC 60664).
2-Deze apparatuur voldoet aan de norm IEC 61000-3-
12, mits de maximum toelaatbare impedantie Zmax van
de installatie lager of gelijk is aan 0,023 (Art. 622-624) -
0,276 (Art. 625-627) - 0,181 (Art. 633) op het interfacepunt
tussen de installatie van de gebruiker en het lichtnet.
De installateur of de gebruiker van de apparatuur zijn
verantwoordelijk voor en moeten waarborgen dat de
apparatuur aangesloten is op een stroomvoorziening
met een maximum toelaatbare impedantie Zmax lager of
gelijk aan 0,023 (Art. 622-624) - 0,276 (Art. 625-627) - 0,181
(Art. 633). Raadpleeg eventueel het elektriciteitsbedrijf.
60
2.3 BESCHRIJVING VAN DE VEILIGHEIDSVOOR
ZIE NINGEN
2.3.1 Thermische beveiliging
Dit apparaat is beveiligd met een thermische beveiliging,
die de werking van het apparaat blokkeert als de
toegestane temperaturen zijn overschreden. In dat geval
blijft de ventilator werken op.
3 INSTALLATIE
 Het toestel dient te worden geïnstalleerd door
.
 Alle aansluitingen moeten tot stand worden
gebracht volgens de geldende normen en met
volledige inachtneming van de wetsvoorschriften
inzake ongevallenpreventie (normen CEI 26-23 - IEC/
TS 62081).
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met
de waarde die is aangegeven op de voedingskabel.
Breng een geschikte stekker aan op de voedingskabel
indien deze nog niet van een stekker is voorzien. Zorg
ervoor dat de geel/groene draad wordt verbonden
met de aardingspen. De capaciteit van de thermische
beveiliging of de zekeringen die in serie met de voeding
zijn geïnstalleerd moet gelijk zijn aan de opgenomen
stroom I1 van het apparaat.
3.1 PLAATSING
Monteer het handvat, de wielen en de twee cilindersteunen.
Hef het lasapparaat niet op bij het handvat.
Zet het lastoestel in een geventileerd vertrek.
Stof, vuil en alle andere vreemde voorwerpen die het
lastoestel kunnen binnengaan kunnen de ventilatie, en
dus de goede werking, aantasten.
Daarom is het belangrijk, afhankelijk van de omgeving en
de werkomstandigheden, de interne onderdelen schoon
te houden. Blaas de onderdelen schoon met schone
droge perslucht en wees hierbij voorzichtig dat u het
apparaat niet beschadigt.
Trek de stekker van het lasapparaat uit het stopcontact
voordat u werkzaamheden aan interne onderdelen
verricht.
Fig. 1
Werkzaamheden aan interne onderdelen van het
lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door bevoegd personeel.
3.2 INTERNE VERBINDINGEN
 Werkzaamheden aan interne onderdelen van het
lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door bevoegd personeel.

u te controleren of de stekker uit het stopcontact is
gehaald.
 Na de laatste keuring wordt het lastoestel
aangesloten op de spanning die vermeld wordt op de
voedingskabel.
 Om de voedingsspanning te veranderen moet
het zij-element rechts worden weggehaald en
moeten de verbindingen van het klemmenbord voor
spanningsverandering worden gerangschikt zoals te
zien is op de afbeelding.
Fig. 2
Bij één fase stroombronnen mag de
voedingsspanning niet worden veranderd.
        
zijpanelen, om voor de hand liggende veiligheidsredenen,
en om de omstandigheden voor koeling van de interne
componenten niet te wijzigen.
        
stroomverbruik aan de voedingskabel.
         
toestel aan op een goede aarding.
3.3 EXTERNE VERBINDINGEN
3.3.1 Aansluiting van de massaklem.
       
op het lasapparaat, en verbind de massaklem met het
werkstuk.
3.3.2 Plaatsen van de cilinder en aansluiten van de
gasslang
        
lasapparaat en maak hem met de voorziene riemen vast
aan het achterpaneel van het apparaat.
 Om gevaarlijke situaties te vermijden, mag de
61
gascilinder niet hoger zijn dan 1,65 m (Art. 633-641)
en 1 m (Art. 622-624-625-627).

indien nodig nieuwe.

en een manometer.
    
achteraan uit het apparaat komt aan op de drukregelaar.
         
minuut.
4 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL
VAN HET LASAPPARAAT.
4.1 EVO (Fig. 3).
H
G
D
C
A
B
E
F
Fig. 3
A-Instelknop.
Met deze knop stelt u de proplastijd in. Het apparaat begint
te lassen wanneer de toortsschakelaar wordt ingedrukt.
De proplastijd wordt ingesteld met de knop. Om de cyclus
opnieuw te starten, dient de toortsschakelaar losgelaten
en opnieuw ingedrukt te worden.
B- Groene LED.
Geeft aan dat het apparaat is ingeschakeld.
C- Gele LED.
Licht op wanneer de thermische beveiliging de werking
van het lasapparaat onderbreekt.
D-Instelknop.
Met deze knop kan de snelheid van de lasdraad worden
ingesteld.
E- Keuzeschakelaar.
Schakelt het apparaat in of uit en kiest het
lasspanningsbereik.
F- Keuzeschakelaar.
Stelt de lasspanning nauwkeurig af binnen het vooraf
(met keuzeschakelaar E) gekozen bereik.
G- Massa-aansluitingen.
Op deze aansluitingen wordt de massakabel aangesloten.
(Sommige uitvoeringen hebben slechts één massa-
aansluiting).
H- Centraalaansluiting.
Hierop wordt de lastoorts aangesloten.
4.1 EVO SYNERGIC (Fig. 4).
F
H
I
M
L
B
D
E
A
C
S
Q
R
P
G
N
O
Fig. 4
A- Keuzetoets.
Druk op deze toets om in volgorde de LED-
lampjes B, C, D en E te laten branden.
Kies in het submenu, dat u oproept
met de 2 toetsen Q en R, de functies Soft Start,
motortoerentalregeling PULL 2003 en gasnastroomtijd.
B- Groene LED (PROGRAMMA).
PROGRAM
Geeft aan dat het display S het gebruikte
programmanummer toont.
Lees de aanwijzingen aan de binnenkant
van het mobiele zijpaneel om te weten welke diameter,
draadtype en gassoort overeenkomt met het getoonde
programmanummer. Het cijfer op het display S wordt
altijd voorafgegaan door de letter P.
62
C- Groene LED.
Geeft aan dat het display S de proplas- of
werktijd toont.. Deze tijd kan worden
ingesteld op een waarde tussen 0,3 en 5
seconden. Als de tijd 0 is, wordt de functie uitgeschakeld.
De functie is alleen actief tijdens het lassen.
De waarde die wordt getoond op het display S wordt
altijd voorafgegaan door de letter t.
D- Groene LED.
Geeft aan dat het display S de pauzetijd
tussen de laspulsen toont. Deze tijd kan
worden ingesteld op een waarde tussen 0,3
en 5 seconden. Als de tijd 0 is, wordt de functie
uitgeschakeld. De functie is alleen actief als de lastijd niet
0 is en tijdens het lassen.
De waarde die wordt getoond op het display S wordt
altijd voorafgegaan door de letter t.
E- Groene LED(Burn-Back).
Geeft aan dat het display S de tijd toont dat
de draad uit de toorts komt nadat de
gebruiker de toortsschakelaar heeft
losgelaten. Deze tijd kan worden ingesteld op een waarde
tussen 10 en 400 milliseconden. De waarde die wordt
getoond op het display S wordt altijd voorafgegaan door
de letter t.
F- Gele LED.
Licht op wanneer de thermische beveiliging
de werking van het lasapparaat onderbreekt.
G- Groene LED
PULSAR
Knippert wanneer de connector van de
toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN wordt
aangesloten op de connector I.
H- Centraalaansluiting.
Hierop wordt de lastoorts aangesloten.
I- 10-pens connector.
Deze connector moet worden aangesloten op de 10-pens
koppeling van de toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN.
L-M Massa-aansluitingen.
Op deze aansluitingen wordt de massakabel aangesloten.
(Sommige uitvoeringen zijn slechts van één massa-
aansluiting voorzien).
N- Keuzeschakelaar.
Schakelt het apparaat in en uit en kiest het
lasspanningsbereik.
O- Keuzeschakelaar.
Stelt de lasspanning nauwkeurig af binnen het bereik dat
is gekozen met de keuzeschakelaar N.
P- Instelknop.
Stelt de draadsnelheid af en is alleen actief wanneer de
standaard lastoorts en niet de toorts PULL 2003 of de
SPOOL-GUN wordt gebruikt.
Wanneer het programma 00 wordt gebruikt, stelt deze
knop de lasdraadsnelheid in tussen 0 en 20 meter/minuut.
Wanneer een synergisch programma wordt gebruikt,
moet de knopindicator worden ingesteld op het label
SYNERGIC. Kies een synergisch programma; het display
S toont de stroominstelling van het gekozen programma.
Deze stroom komt overeen met een bepaalde snelheid.
Om deze snelheid te corrigeren, draait u de knop gewoon
rechtsom om de snelheid te verhogen of linksom om de
snelheid te verlagen. Veranderingen van de draadsnelheid
worden altijd aangegeven op het display S door een
stroomwaarde.
Q- en R-toetsen.
B brandt, toont het display S
het lasprogrammanummer dat is gekozen
met de 2 toetsen. Zodra de keuze is voltooid,
blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat daarna uit.
   C brandt, toont het display S de
proplastijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de
keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden
en gaat daarna uit.
   D brandt, toont het display S de
laspauzetijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de
keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden
en gaat daarna uit.
   E brandt, toont het display S de
terugbrandtijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de
keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden
en gaat daarna uit.
B, C, D en E uit zijn en we ons in
een synergisch programma bevinden, toont het display
S ofwel de ingestelde stroom ofwel de aanbevolen dikte
in millimeter wanneer op één van de twee toetsen wordt
gedrukt.
Wanneer u de 2 keuzeschakelaars N en O instelt, kunt
u de verhoging of verlaging van de gekozen waarde
onmiddellijk zien op het display S. Deze functie wordt
gebruikt als men vooraf wil weten met welke stroom of
dikte het lassen moet beginnen.
 Wanneer de 2 toetsen minstens 5 seconden lang
tegelijkertijd worden ingedrukt, wordt het submenu
geopend, waar we 3 functies vinden die kunnen worden
gekozen met de toets A:
1- Soft Start (snelheid).
Wijzigt de ingestelde draadsnelheid; deze snelheid blijft
actief gedurende de tijd die is ingesteld voor de Soft
Start-functie (tijd). De snelheid kan met behulp van de 2
toetsen Q en R worden ingesteld op 10% tot maximaal
150% van de ingestelde lassnelheid.
Deze functie dient, samen met de Soft Start-functie (tijd),
om het trekken van de boog te verbeteren.
De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
letter (A).
2- Snelheid ingesteld op de motor van de PULL 2003.
Met de twee toetsen Q en R kan de snelheid van de PULL
2003 worden gewijzigd binnen een bereik van –9 tot +9 in
vergelijking met de ingestelde waarde. Deze functie zorgt
voor een maximale draaddoorvoer door de motor van de
draadaanvoerunit van het lasapparaat in lijn te brengen
met de motor van de PULL 2003.
De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
letter (H).
63
3- Gasnastroomtijd.
Met de twee toetsen Q en R kan de gasstroom na het
lassen worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 5
seconden. Deze functie is vooral nuttig voor het lassen
van roestvrij staal en aluminium. De waarde op het display
S wordt voorafgegaan door de letter (P).
4- Soft Start (tijd).
Stelt de tijd in gedurende dewelke de Soft Start-snelheid
actief blijft. Deze functie dient, samen met de Soft
Start-functie (snelheid), om het trekken van de boog te
verbeteren.
Met de 2 toetsen Q en R kan de Soft Start-tijd worden
ingesteld op een waarde van 0 tot 1 seconde.
De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
letter (d).
5- Handmatige 2-taktmodus en automatische
4-taktmodus.
Stel de 2 toetsen Q en R in om de 2-takt- of 4-takt-
modus te kiezen.
Als het lasapparaat is ingesteld op de handmatige 2-takt-
modus, begint u te lassen door de toets E in te drukken
en stopt u door de toets los te laten.
Als het lasapparaat is ingesteld op de automatische
4-takt-modus, moet u de toortsschakelaar indrukken om
te beginnen lassen; zodra het lassen is begonnen, kunt u
de schakelaar loslaten.
Om te stoppen met lassen, de schakelaar nogmaals
indrukken en loslaten. Deze instelling is geschikt voor
langdurig lassen en vermijdt dat de lasser moe wordt
door het ingedrukt houden van de toortsschakelaar. De
waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
symbolen (2T en 4T).
S- Display.
Wanneer het handmatige programma 00 wordt gebruikt,
toont het instrument de draadsnelheid in meter per
minuut vóór het lassen en de lasstroom tijdens het
lassen.
Bij gebruik van synergische programma’s wordt altijd de
lasstroom getoond.
Zoals hierboven beschreven, kan het instrument de
volgende informatie weergeven vóór u begint te lassen:
het gebruikte programma, de proplastijd, de laspauzetijd,
de terugbrandtijd, de aanbevolen dikte, de Soft Start
-functie, het ingestelde motortoerental van de PULL 2003
en de gasnastroomtijd.
5 LASSEN
5.1 INSTALLATIE
Verzeker u ervan dat de draaddiameter overeenstemt met
de diameter die is aangegeven op de draadaanvoerrol en
dat het gekozen programma geschikt is voor het materiaal
en het type van gas. Gebruik draadaanvoerrollen met een
      

5.2 HET APPARAAT IS KLAAR OM TE LASSEN
Volg de bijgevoegde instructies wanneer u last met
de Pull-2003 of Spool-Gun toorts.





zorgend dat hij in de groef van de rol zit en dat de rol zich
in de juiste positie bevindt.
            
voeren totdat hij uit de toorts komt.
         
contactbuis terwijl de draad naar buiten komt.

gat dezelfde diameter heeft als de gebruikte draad.

5.3 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL ZONDER
GASBESCHERMING. (alleen voor art. 622, 624 en
625).
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten
op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (zie

Fig. 5
Om goede en beschermde lassen te verkrijgen, moet u
steeds van links naar rechts en van boven naar onder
werken. Verwijder al het afval aan het einde van elke
lassessie.
De gevulde lasdraad die u moet gebruiken is ons Art.

5.4 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL MET
GASBESCHERMING.
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten
op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen

Om dit materiaal te lassen, moet u het volgende doen:

gewoonlijk ARGON + CO2, waarbij het percentage Argon
minimaal 75% bedraagt. Dit mengsel zal resulteren in
sterke en mooie lasnaden.
Het gebruik van zuiver CO2 als beschermgas zal
resulteren in smalle lasnaden, met een grotere penetratie
maar ook aanzienlijk meer vonken.
        
64
te lassen staal. Het verdient aanbeveling altijd draden
van goede kwaliteit te gebruiken en het gebruik van
verroeste draden te vermijden, aangezien dit kan leiden
tot lasfouten.
       
onderdelen met olie- of vetvlekken.
5.5 LASSEN VAN ROESTVRIJ STAAL
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten
op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen

Roestvrij staal van de 300-klasse moet worden gelast met
een beschermgas met hoog argongehalte en een klein
percentage zuurstof (O2) of kooldioxide (CO2) (ongeveer
2%) om de boog te stabiliseren.
Raak de draad niet aan met uw handen. Het is belangrijk
dat de laszone altijd schoon is, om verontreiniging van de
lasverbinding te voorkomen.
5.6 LASSEN VAN ALUMINIUM
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten
op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen

Om aluminium te lassen, moet u het volgende doen:

      
geschikt is voor het te lassen basismateriaal.
      
ontworpen zijn voor aluminium en gebruik ze nooit voor
andere materialen.

gebruiken: PULL 2003 Art. 2003 or SPOOL-GUN Art.
1562 met de verbinding Art. 1196 (alleen voor Art. 622,
627 en 641).

als u uitsluitend over een exemplaar met staaldraden
beschikt:


gasopeningen de stroomgeleidende opening vastgezet
zijn en verwijder vervolgens de kabelhuls.

aan beide kanten uitsteekt.

vast dat de kabelhuls hem aanraakt.

uiteinde van de kabelhuls en zet alles met de moer vast.
Draai de moer niet teveel aan.

geheel op de adapter aan. Zorg ervoor dat u eerst het
ijzeren buisje verwijderd heeft.
         
mogelijk op de draadsleeprol geplaatst is.
     
geschikt zijn.

een minimum af.
6 LASFOUTEN
1 FOUT - Poreusheid (binnen of buiten de
lasnaad)
 

- laag gasdebiet
- defecte verbruiksmeter.
- bevrozen regelaar, wegens geen
verwarming van het CO2-beschermgas
- defecte gasklep
- verstopte contacttip
- verstopte gasuitlaatopeningen
- luchtstromen in laszone.
2 FOUT - Krimpbarsten
 



3 FOUT - Zij-insnijdingen
 

4 FOUT - Overmatig spatvorming
 


beschermgas.
7 ONDERHOUD
     
personeel worden uitgevoerd in overeenstemming met
de norm IEC 26-29 (IEC 60974-4).
7.1 DE GENERATOR ONDERHOUDEN
         
voedingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u
onderhoud in het apparaat moet uitvoeren.
Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het apparaat
en verwijder de opgehoopte metaalstof met behulp van
perslucht.
7.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE MOET
VERRICHTEN.
Controleer na een reparatie of de bekabeling correct
aangebracht is en of er sprake is van voldoende isolatie
tussen de primaire en secundaire zijde van de machine.
Zorg ervoor dat de draden niet in aanraking kunnen
komen met de onderdelen in beweging of de onderdelen
die tijdens de functionering verhit raken. Hermonteer alle
klemringen op de oorspronkelijke wijze om een verbinding
tussen de primaire en secundaire te voorkomen als een
draad breekt of losschiet.
Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op
de oorspronkelijke wijze.
1/96