Cebora 597 Bravo synergic MIG 4540/T Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding
50
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE
BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AAN-
DACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOL-
LEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN
PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND.
DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN
GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
VOOR DE AFMETINGEN EN HET GEWICHT VAN DIT
LASAPPARAAT, ZIE DE DESBETREFFENDE CATALO-
GUS.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN
VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de
gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opge-
somd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer
gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code
3.300.758
ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn.
· Installeer en aard de lasmachine volgens de gel-
dende voorschriften.
· Raak elektrische onderdelen of elektroden onder span-
ning niet aan met de blote huid, handschoenen of natte kledij.
· Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geïsoleerd bent.
· Zorg voor een veilige werkpositie.
DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw
gezondheid.
· Houd uw hoofd uit de buurt van dampen.
· Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie en
gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming in de
werkzone te vermijden.
BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden
veroorzaken.
· Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefilterd glas
en bescherm uw lichaam met aangepaste veiligheidskledij.
· Bescherm anderen door de installatie van geschikte scher-
men of gordijnen.
GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN
· Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden
veroorzaken; daarom dient u zich ervan te vergewis-
sen dat er geen brandbaar materiaal in de buurt is en
aangepaste beschermkledij te dragen.
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid
van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan
evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet
overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verpli-
chte voorzorgsmaatregelen te treffen.
PACEMAKERS
· De magnetische velden die worden opgewekt door de
hoge stroom kunnen de werking van pacemakers beïnvloe-
den. Dragers van vitale elektronische apparaten (pace-
makers) dienen hun arts te raadplegen alvorens vlamboo-
glas-, snij-, guts- of puntlaswerkzaamheden uit te voeren.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk of
in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of
dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te wor-
den behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
Deze machine is vervaardigd in overeenstemming met de
voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm
EN50199 en mag uitsluitend worden gebruikt voor pro-
fessionele doeleinden in een industriële omgeving. Het
garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan
problematisch zijn in niet-industriële omgevingen.
ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
2 ALGEMENE BESCHRIJVING
2.1 SPECIFICATIES
Deze handleiding is opgemaakt met het doel het perso-
neel dat belast is met de installatie, de bediening en het
onderhoud van het lastoestel van aanwijzingen te voor-
zien.
Dit toestel is een constante spanningsbron die geschikt
is voor het MIG/MAG en OPEN-ARC lassen.
Controleer bij ontvangst of er geen onderdelen kapot of
beschadigd zijn.
Ledere eventuele claim voor verliezen of schade dient
de koper in te dienen bij de transporteur. Telkens
wanneer er informatie wordt gevraagd met betrekking
tot het lastoestel, wordt u verzocht het artikel en het
serienummer door te geven.
2.2 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS
EN 50199 Het lastoestel is volgens deze normen
EN60974.1 gebouwd.
N°. Serienummer dat altijd dient te worden
vermeld bij vragen betreffende het apparaat.
transformator-driefasige gelijkrichter.
Platte karakteristiek.
MIG/MAG. Geschikt voor naadlassen.
I2 max Onconventionele lasstroom.
Deze waarde is de max. bereikbare limiet
tijdens het lassen.
U0. Secundaire nullastspanning
X. Inschakelduurpercentage.
De inschakelduur drukt een percentage van
10 minuten dat overeenkomt met een
tijdsduur waarbinnen het lastoestel bij een
bepaalde stroomsterkte kan werken, zonder
oververhit te raken.
I2. Lasstroomsterkte
U2. Secundaire spanning bij lasstroomsterkte I2
U1. Nominale voedingsspanning.
3~ 50/60Hz Driefasige voeding 50 of 60 Hz.
I1 max Maximaal opgenomen stroom.
I1 eff Dit is de maximale waarde van de eigen
lijke opgenomen stroom, rekening
houdend met de inschakelduur.
IP21C Beschermingsklasse van de behuizing.
De 1 als tweede cijfer wil zeggen dat dit
toestel niet geschikt is om buiten in de
regen te worden gebruikt. De bijkomende
letter C betekent dat het apparaat beveiligd
is tegen het contact van onder spanning
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHINE
51
staande delen van het voedingscircuit met
een stuk gereedschap (diam. van 2,5 mm).
Geschikt voor werkzaamheden in omge
vingen met verhoogd risico.
OPMERKINGEN: het lastoestel is verder geschikt voor
gebruik in omgevingen met een vervuilingsgraad 3. (Zie
IEC06664).
2.3 Thermische beveiliging
Dit apparaat is beveiligd met een thermische beveiliging,
die de werking van het apparaat blokkeert als de toege-
stane temperaturen zijn overschreden. In dat geval blijft
de ventilator werken en licht LED F op.
3 INSTALLATIE
• Het toestel dient te worden geïnstalleerd door
gekwalificeerd personeel.
• Alle aansluitingen moeten tot stand worden gebra-
cht volgens de geldende normen en met volledige ina-
chtneming van de wetsvoorschriften inzake ongeval-
lenpreventie.
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de
waarde die is aangegeven op de voedingskabel. Breng een
geschikte stekker aan op de voedingskabel indien deze nog
niet van een stekker is voorzien. Zorg ervoor dat de
geel/groene draad wordt verbonden met de aardingspen.
De capaciteit van de thermische beveiliging of de zekeringen
die in serie met de voeding zijn geïnstalleerd moet gelijk zijn
aan de opgenomen stroom I1 van het apparaat.
3.1 PLAATSING
Monteer het handvat, de achterwielen en de twee cilin-
dersteunen.
Hef het lasapparaat niet op bij het handvat.
Zet het lastoestel in een geventileerd vertrek.
Stof, vuil en alle andere vreemde voorwerpen die het
lastoestel kunnen binnengaan kunnen de ventilatie, en
dus de goede werking, aantasten.
Daarom is het belangrijk, afhankelijk van de omgeving en
de werkomstandigheden, de interne onderdelen schoon
te houden. Blaas de onderdelen schoon met schone
droge perslucht en wees hierbij voorzichtig dat u het
apparaat niet beschadigt.
Trek de stekker van het lasapparaat uit het stopcontact voor-
dat u werkzaamheden aan interne onderdelen verricht.
Werkzaamheden aan interne onderdelen van het
lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door bevoegd personeel.
S
3.1.1 Montage van de waterkoelunit (optioneel).
Verwijder de 2 cilin-
dersteunen A die zijn
bevestigd op het
achterpaneel B van
het lasapparaat.
Schroef de 2 knop-
pen C los, schuif
de mobiele cilinder-
steun D naar achte-
ren, monteer de
steun van de water-
koelunit E op het
achterpaneel B en
schroef de mobiele
cilindersteun D
weer vast met de 2
knoppen C op de
achterkant F van
het lasapparaat. (Zie fig.2).
Maak de waterkoelunit vast aan de steun E op het ach-
terpaneel B en aan het voetstuk F. (Zie fig.3).
Zodra de waterkoelunit is bevestigd, sluit u de 2 rode en
blauwe waterslangen
vanuit de stroombron aan
op de overeenkomstige
snelkoppelingen G van
de waterkoelunit. Let
hierbij op dat de kleuren
overeenkomen. Steek de
kabel H van de water-
koelunit in de aansluiting
I op de stroombron en de
servicestekker L in de
aansluiting M op het las-
apparaat
Monteer de 2 cilinder-
steunen A opnieuw op
het paneel N van de
waterkoelunit. (Zie fig.4).
fig. 2
A
C
D
F
E
B
E
F
B
fig. 3
fig. 4
G
I
H
H
A
N
M
fig. 1
52
3.2 INTERNE VERBINDINGEN
• Werkzaamheden aan interne onderdelen van het
lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door bevoegd personeel.
• Alvorens binnen in het lastoestel te gaan werken dient u
te controleren of de stekker uit het stopcontact is gehaald.
• Na de laatste keuring wordt het lastoestel aangeslo-
ten op de spanning die vermeld wordt op de voeding-
skabel.
• Om de voedingsspanning te veranderen moet het zij-ele-
ment rechts worden weggehaald en moeten de verbindin-
gen van het klemmenbord voor spanningsverandering
worden gerangschikt zoals te zien is op de afbeelding.
• Gebruik het lastoestel niet zonder deksel of zonder zij-
panelen, om voor de hand liggende veiligheidsredenen,
en om de omstandigheden voor koeling van de interne
componenten niet te wijzigen.
3.3 EXTERNE VERBINDINGEN
3.3.1 Aansluiting van de massaklem.
• Sluit de massakabelaansluiting aan op het contact op het
lasapparaat, en verbind de massaklem met het werkstuk.
3.3.2 Plaatsen van de cilinder en aansluiten van de
gasslang
• Plaats de cilinder op de cilinderhouder van het lasap-
paraat en maak hem met de voorziene riemen vast aan
het achterpaneel van het apparaat.
• Controleer de riemen regelmatig op slijtage en bestel
indien nodig nieuwe.
• De gascilinder moet uitgerust zijn met een drukregelaar
en een manometer.
• Sluit na het plaatsen van de cilinder de gasslang die
achteraan uit het apparaat komt aan op de drukregelaar.
• Stel het gasverbruik in op ongeveer 10-18 liter per
minuut.
4 BESCHRIJVING BEDIENINGEN
4.1 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPA-
NEEL VAN DE MACHINE.
A- Groene LED.
Geeft aan dat het display H de stroom- of
spanningswaarde toont die is gemeten tij-
dens het lassen. Om een van beide waarden weer te
geven op het display, drukt u gewoon op een van de
twee keuzetoetsen N of O.
B- Groene LED.
Geeft aan dat het display H het nummer
van het gebruikte programma toont.
PROGRAM
HOLD
Lees de aanwijzingen aan de binnenkant van de klep in
het zijpaneel om te weten welke diameter, draadtype en
gassoort overeenkomen met het getoonde programma-
nummer. Het cijfer op display H wordt altijd voorafge-
gaan door de letter P.
C- Groene LED.
Geeft aan dat het lasapparaat zich in de
automatische 4-taktmodus bevindt.
Wanneer de LED niet brandt, staat het lasapparaat in de
handmatige 2-taktmodus. Gebruik de keuzetoetsen N
en O om de handmatige of de automatische modus te
kiezen. Display H toont de aanduiding 2t wanneer het
apparaat in de handmatige 2-taktmodus staat of 4t wan-
neer het in de automatische 4-taktmodus staat.
Als het lasapparaat in de handmatige 2-taktmodus
staat, begint het lassen wanneer de schakelaar wordt
ingedrukt, en stopt het lassen wanneer de schakelaar
wordt losgelaten.
Als het lasapparaat in de automatische 4-taktmodus
staat, begint u te lassen door de toortsschakelaar in te
drukken;
u kunt de schakelaar loslaten zodra het lassen is begon-
nen. Druk de schakelaar nogmaals in en laat hem los
om te stoppen met lassen. Deze instelling is geschikt
voor langdurig lassen en vermijdt dat de lasser moe
wordt door het ingedrukt houden van de toortsschake-
laar.
Fig 5
0
1
2
2
3
3
4
4
5
6
7
8
1
1
V
1
2
3
4
7
8
9
10
5
6
SYNERGIC
AV
PROGRAM
HOLD
BRAVOBRAVO
SYNERGICSYNERGIC
S
3
IP 21C
Nº
EN 50199-IEC 60974-1
MADE IN ITALY
MIG-MAG
Fig.6
B
A
L
M
I
N
O
P
S
H
V
C
D
G
E
F
T
U
Q
R
53
D - Groene LED van draadaanvoertest.
Geeft aan dat de draadaanvoerfunctie
actief is. Om draad aan te voeren, drukt u
gewoon de toortsschakelaar in; regel de uitvoersnelheid
met de potentiometer P. Wanneer de LED brandt, geeft
display H de snelheid aan in meter per minuut.
Terwijl de draad wordt aangevoerd, is er geen gasuitvoer
en wordt de stroom uitgeschakeld.
Drie seconden nadat de gebruiker de schakelaar heeft
losgelaten, wordt de functie automatisch uitgeschakeld
en gaat de LED uit.
E - Keuzetoets.
Druk op deze toets om achtereenvolgens
de LED’s B, C en D te doen branden.
In het submenu dat wordt opgeroepen met
de toetsen N en O kunt u de volgende functies kiezen:
proplassen (E), pauzetijd (F), terugbrandtijd, Soft Start-
snelheid, gasnastroomtijd en Soft Start-tijd.
F- Gele LED.
Licht op wanneer de thermische beveiliging
of de noodknop of de koelunit de werking
van het lasapparaat onderbreekt.
G - Centraalstekker.
Hierop wordt de lastoorts aangesloten.
H - Display.
• Wanneer het apparaat wordt ingescha-
keld, toont het display eerst gedurende
enkele seconden de letter F samen met
een nummer om de Firmware-versie aan te geven.
Vervolgens wordt de letter P samen met een nummer
getoond. Dit is het gebruikte lasprogramma.
• Wanneer u het handmatige programma 00 gebruikt,
toont het display vóór het lassen de draadsnelheid in
meter per minuut; tijdens het lassen toont het de las-
stroom of de lasspanning.
• Bij gebruik van een van de synergische programma’s
toont het display vóór het lassen de voordien opgesla-
gen lasstroom of lasspanning of de aanbevolen dikte.
Tijdens het lassen toont het de lasstroom of lasspanning
die is gemeten tijdens het lassen.
• Wanneer LED C wordt gekozen, toont het display de
handmatige 2-takt (2T) of automatische 4-takt (4T)
modus. Wanneer LED D wordt gekozen, wordt het aan-
tal meter per minuut getoond.
• Vóór het lassen toont het apparaat het volgende in het
submenu: de proplastijd, de pauzetijd, de terugbrandtijd,
de Soft Start-snelheid, de gasnastroomtijd, de Soft
Start-tijd, de handmatige 2-takt (2T) of automatische 4-
takt (4T) lasmodus, en de draadsnelheid in meter per
minuut.
I - Groene LED.
Geeft aan dat het display een spanning-
waarde toont.
A V
888
L - Groene LED.
Geeft aan dat de waarde die wordt getoond
op het display de aanbevolen dikte is.
M - Groene LED.
Geeft aan dat het display een stroom-
waarde toont.
N en O - toetsen.
Wanneer LED A brandt, toont display H
de lasstroom- of lasspanningswaarden die
zijn gekozen met de toetsen.
Wanneer LED B brandt, toont display H het nummer van
het programma dat is gekozen met de toetsen. Wanneer
de keuze is voltooid, blijven de LED en het display 5
seconden lang branden
Wanneer LED C brandt, geeft display H aan of het
apparaat in de handmatige 2-takt modus (2T) of de
automatische 4-takt modus (4T) staat. De modus kan
worden gekozen met de toetsen. Wanneer de keuze is
voltooid, blijven de LED en het display 5 seconden lang
branden.
Met de 2 keuzeschakelaars R en S kunt u in elk syner-
gisch programma wisselen tussen de LED’s I, L, M; dis-
play H toont dan afwisselend de lasstroom, de aanbevo-
len dikte en de lasspanning. Deze functie is nuttig om
vooraf te weten met welke lasstroom, lasspanning of
dikte u wilt lassen.
Wanneer de 2 toetsen tegelijk worden ingedrukt gedu-
rende ten minste 5 seconden, verschijnt het submenu,
waarin de volgende functies kunnen worden gekozen
met de toets E:
1 - Proplastijd.
Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H
de letter (E). Met een van de 2 toetsen kunt u de pro-
plastijd instellen. Deze kan variëren van 0,3 tot 5 secon-
den. Wanneer u de tijd instelt op 0, wordt de functie uit-
geschakeld. De functie is alleen actief tijdens het lassen.
2 - Pauzetijd van de proplasfunctie
.
Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H
de letter (F). Met een van de 2 toetsen kunt u de pauze-
tijd tussen de proplassen instellen. Deze kan variëren
van 0,3 tot 5 seconden. Wanneer u de tijd instelt op 0,
wordt de functie uitgeschakeld. De functie is alleen
actief tijdens het lassen en als een proplastijd actief is.
3 - Terugbrandtijd.
Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H
de letter (b). Met een van de 2 toetsen kunt u instellen
gedurende welke tijd de lasdraad verder wordt doorge-
voerd uit de lastoorts nadat de gebruiker de schakelaar
heeft losgelaten. Deze tijd varieert van 10 tot 400 millise-
conden.
4 - Soft Start (snelheid).
Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H
de letter (A).
Hiermee wijzigt u de ingestelde draadsnelheid; deze
snelheid blijft actief gedurende de tijd die is ingesteld
A V
A V
54
door de Soft Start-functie (tijd).
De snelheid kan met de 2 toetsen N en O worden inge-
steld op 10% tot maximaal 150% van de ingestelde
draadsnelheid. Deze functie dient, samen met de Soft
Start-functie (tijd), om het opstarten van de lasboog te
verbeteren.
5 - Gasnastroomtijd.
Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H
de letter (P).
Met de twee toetsen N en O kan de gasstroom na het
lassen worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 10
seconden.
Deze functie is vooral nuttig voor het lassen van roestvrij
staal en aluminium.
6 - Soft Start (tijd).
Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H
de letter (d).
Hiermee stelt u de tijd in dat de Soft Start-snelheid
actief blijft. Deze functie dient, samen met de Soft Start-
functie (snelheid), om het opstarten van de lasboog te
verbeteren.
Met de 2 toetsen N en O kan de Soft Start-tijd worden
ingesteld op een waarde tussen 0 en 1 seconde.
P- Instelknop.
Wanneer u een van de synergische
programma’s gebruikt, moet de indi-
cator van de knop op de aanduiding
SYNERGIC worden gezet. Wanneer
een synergisch programma is geko-
zen, toont display H de ingestelde
lasstroom.
Deze lasstroom komt overeen met een
bepaalde snelheid. Om de snelheid te
corrigeren, draait u de knop gewoon rechtsom om de
snelheid te verhogen of linksom om ze te verlagen.
Wijzigingen van de draadsnelheid worden altijd aange-
geven op display H door een stroomwaarde.
Wanneer het (handmatige) programma 00 wordt
gebruikt, kunt u hiermee de draadsnelheid instellen van
0 tot 20 meter per minuut.
Display H toont het aantal meter per minuut.
R - Keuzeschakelaar
Hiermee stelt u de lasspan-
ning nauwkeurig in binnen
het bereik dat voordien is
gekozen met keuzeschake-
laar S.
2
3
4
5
6
7
8
1
1
2
3
4
7
8
9
10
5
6
SYNERGIC
S - Keuzeschakelaar
Hiermee kiest u het las-
stroombereik.
Q - Schakelaar
Hiermee schakelt u het apparaat in of uit.
T - Snelkoppeling.
Sluit op deze koppeling de rode koelwaterslang
van de lastoorts aan.
U - Snelkoppeling.
Sluit op deze koppeling de blauwe koelwater-
slang van de lastoorts aan.
V- Massacontacten.
Hierop wordt de massakabel aangesloten.
5 LASSEN
5.1 Installatie
Verzeker u ervan dat de draaddiameter overeenstemt met
de diameter die is aangegeven op de draadaanvoerrol en
dat het gekozen programma geschikt is voor het mate-
riaal en het type van gas. Gebruik draadaanvoerrollen met
een "U"-vormige groef voor aluminiumdraden en rollen
met een "V"-vormige groef voor andere draden.
5.2 HET APPARAAT IS KLAAR OM TE LASSEN
• Verbind de massaklem met het werkstuk.
• Zet de schakelaar Q op 1.
• Verwijder het gasmondstuk.
• Schroef de contacttip los.
0
1
V
2
3
4
1
55
• Plaats de draad in de draadkoker van de toorts, ervoor
zorgend dat hij in de groef van de rol zit en dat de rol zich
in de juiste positie bevindt.
• Druk op de knop van de toorts om de draad aan te voe-
ren totdat hij uit de toorts komt.
• Opgelet: houd uw gezicht uit de buurt van de con-
tactbuis terwijl de draad naar buiten komt.
• Schroef de contacttip opnieuw vast en controleer of het
gat dezelfde diameter heeft als de gebruikte draad.
• Monteer het gasmondstuk.
5.3 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL MET GASBE-
SCHERMING.
Om dit materiaal te lassen, moet u het volgende doen:
• Gebruik een lasgas met een tweeledige samenstelling,
gewoonlijk ARGON + CO2, waarbij het percentage Argon
minimaal 75% bedraagt. Dit mengsel zal resulteren in
sterke en mooie lasnaden.
Het gebruik van zuiver CO2 als beschermgas zal resulte-
ren in smalle lasnaden, met een grotere penetratie maar
ook aanzienlijk meer vonken.
• Gebruik een lasdraad met dezelfde kwaliteit als het te las-
sen staal. Het verdient aanbeveling altijd draden van goede
kwaliteit te gebruiken en het gebruik van verroeste draden te
vermijden, aangezien dit kan leiden tot lasfouten.
• Vermijd het lassen van verroeste onderdelen of onder-
delen met olie- of vetvlekken.
5.4 LASSEN VAN ROESTVRIJ STAAL
Roestvrij staal van de 300-klasse moet worden gelast met
een beschermgas met hoog argongehalte en een klein
percentage zuurstof (O2) of kooldioxide (CO2) (ongeveer
2%) om de boog te stabiliseren.
Raak de draad niet aan met uw handen. Het is belangrijk
dat de laszone altijd schoon is, om verontreiniging van de
lasverbinding te voorkomen.
5.5 LASSEN VAN ALUMINIUM
Om aluminium te lassen, moet u het volgende doen:
• Gebruik zuiver argon als beschermgas.
• Gebruik een lasdraad waarvan de samenstelling
geschikt is voor het te lassen basismateriaal.
• Gebruik frezen en borstelmachines die speciaal ontwor-
pen zijn voor aluminium en gebruik ze nooit voor andere
materialen.
6 LASFOUTEN
1 FOUT- Poreusheid (binnen of buiten de
lasnaad)
OORZAKEN • Electrode defect (verroest oppervlak)
• Ontbrekend beschermgas, te wijten aan:
- laag gasdebiet
- defecte verbruiksmeter.
- bevrozen regelaar, wegens geen
verwarming van het CO2-beschermgas
- defecte gasklep
- verstopte contacttip
- verstopte gasuitlaatopeningen
- luchtstromen in laszone.
2 FOUT - Krimpbarsten
OORZAKEN • Draad of werkstuk vuil of verroest.
• Lasnaad te smal.
• Lasnaad te hol.
• Lasnaad te diep doorgedrongen.
3 FOUT - Zij-insnijdingen
OORZAKEN • Te snel gelast
• Lage stroom en hoge boogspanning.
4 FOUT - Overmatig spatvorming
OORZAKEN • Te hoge spanning.
• Onvoldoende inductantie.
• Geen voorverwarming van het CO2-
beschermgas
7 ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM
• Beschermgasmondstuk
Dit mondstuk moet regelmatig worden schoongemaakt
om gesproeid metaal te verwijderen. Vervang het mond-
stuk als het vervormd of platgedrukt is.
• Contacttip.
Alleen een goed contact tussen deze contacttip en de
draad garandeert een stabiele boog en een optimaal ver-
mogen; neem daarom de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht:
A) Het gat van de contacttip moet vrij zijn van vuil en roest.
B) Gesproeid metaal koekt makkelijker aan na lange
lasbewerkingen, wat de draadaanvoer kan belemmeren.
Daarom moet de tip vaker worden schoongemaakt en
indien nodig worden vervangen.
C) De contacttip moet altijd stevig in de behuizing van de
toorts worden geschroefd. De thermische cycli waaraan
de toorts onderhevig is, kunnen de tip doen loskomen; dit
kan leiden tot oververhitting van de toortsbehuizing en
een ongelijkmatige aanvoer van de draad.
• Draadliner
Dit is een belangrijk onderdeel dat vaak moet worden
gecontroleerd, aangezien de draad koperstof of kleine
metaalkrullen kan achterlaten. Maak het regelmatig
schoon samen met de gasleidingen met behulp van
droge perslucht.
De draadkokers zijn onderhevig aan voortdurende slijtage
en moeten daarom na een bepaalde periode vervangen
worden.
• Draadaanvoermotor
Maak regelmatig de aanvoerrollen schoon, om de door de
lasdraadspoel achtergelaten roest of metaalresten te
verwijderen. Controleer regelmatig de volledige draa-
daanvoergroep: sluithaak, draadgeleiderollen, draadliner
en contacttip.
8 TOEBEHOREN
Art. 1680 Waterkoelunit.

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHINE BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN. VOOR DE AFMETINGEN EN HET GEWICHT VAN DIT LASAPPARAAT, ZIE DE DESBETREFFENDE CATALOGUS. laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld. ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT Deze machine is vervaardigd in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm EN50199 en mag uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden in een industriële omgeving. Het garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-industriële omgevingen. ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN BEKWAAM PERSONEEL. 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 2 ALGEMENE BESCHRIJVING LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code 3.300.758 ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn. · Installeer en aard de lasmachine volgens de geldende voorschriften. · Raak elektrische onderdelen of elektroden onder spanning niet aan met de blote huid, handschoenen of natte kledij. · Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geïsoleerd bent. · Zorg voor een veilige werkpositie. DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw gezondheid. · Houd uw hoofd uit de buurt van dampen. · Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie en gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming in de werkzone te vermijden. BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden veroorzaken. · Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefilterd glas en bescherm uw lichaam met aangepaste veiligheidskledij. · Bescherm anderen door de installatie van geschikte schermen of gordijnen. GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN · Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden veroorzaken; daarom dient u zich ervan te vergewissen dat er geen brandbaar materiaal in de buurt is en aangepaste beschermkledij te dragen. GELUID Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen. PACEMAKERS · De magnetische velden die worden opgewekt door de hoge stroom kunnen de werking van pacemakers beïnvloeden. Dragers van vitale elektronische apparaten (pacemakers) dienen hun arts te raadplegen alvorens vlambooglas-, snij-, guts- of puntlaswerkzaamheden uit te voeren. ONTPLOFFINGEN · Las niet in de nabijheid van houders onder druk of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij 50 2.1 SPECIFICATIES Deze handleiding is opgemaakt met het doel het personeel dat belast is met de installatie, de bediening en het onderhoud van het lastoestel van aanwijzingen te voorzien. Dit toestel is een constante spanningsbron die geschikt is voor het MIG/MAG en OPEN-ARC lassen. Controleer bij ontvangst of er geen onderdelen kapot of beschadigd zijn. Ledere eventuele claim voor verliezen of schade dient de koper in te dienen bij de transporteur. Telkens wanneer er informatie wordt gevraagd met betrekking tot het lastoestel, wordt u verzocht het artikel en het serienummer door te geven. 2.2 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS EN 50199 Het lastoestel is volgens deze normen EN60974.1 gebouwd. N°. Serienummer dat altijd dient te worden vermeld bij vragen betreffende het apparaat. transformator-driefasige gelijkrichter. Platte karakteristiek. MIG/MAG. Geschikt voor naadlassen. I2 max Onconventionele lasstroom. Deze waarde is de max. bereikbare limiet tijdens het lassen. U0. Secundaire nullastspanning X. Inschakelduurpercentage. De inschakelduur drukt een percentage van 10 minuten dat overeenkomt met een tijdsduur waarbinnen het lastoestel bij een bepaalde stroomsterkte kan werken, zonder oververhit te raken. I2. Lasstroomsterkte U2. Secundaire spanning bij lasstroomsterkte I2 U1. Nominale voedingsspanning. 3~ 50/60Hz Driefasige voeding 50 of 60 Hz. I1 max Maximaal opgenomen stroom. I1 eff Dit is de maximale waarde van de eigen lijke opgenomen stroom, rekening houdend met de inschakelduur. IP21C Beschermingsklasse van de behuizing. De 1 als tweede cijfer wil zeggen dat dit toestel niet geschikt is om buiten in de regen te worden gebruikt. De bijkomende letter C betekent dat het apparaat beveiligd is tegen het contact van onder spanning staande delen van het voedingscircuit met een stuk gereedschap (diam. van 2,5 mm). S Geschikt voor werkzaamheden in omge vingen met verhoogd risico. OPMERKINGEN: het lastoestel is verder geschikt voor gebruik in omgevingen met een vervuilingsgraad 3. (Zie IEC06664). 2.3 Thermische beveiliging Dit apparaat is beveiligd met een thermische beveiliging, die de werking van het apparaat blokkeert als de toegestane temperaturen zijn overschreden. In dat geval blijft de ventilator werken en licht LED F op. 3 INSTALLATIE • Het toestel dient te worden geïnstalleerd door gekwalificeerd personeel. • Alle aansluitingen moeten tot stand worden gebracht volgens de geldende normen en met volledige inachtneming van de wetsvoorschriften inzake ongevallenpreventie. Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de waarde die is aangegeven op de voedingskabel. Breng een geschikte stekker aan op de voedingskabel indien deze nog niet van een stekker is voorzien. Zorg ervoor dat de geel/groene draad wordt verbonden met de aardingspen. De capaciteit van de thermische beveiliging of de zekeringen die in serie met de voeding zijn geïnstalleerd moet gelijk zijn aan de opgenomen stroom I1 van het apparaat. 3.1.1 Montage van de waterkoelunit (optioneel). Verwijder de 2 cilindersteunen A die zijn bevestigd op het achterpaneel B van A het lasapparaat. E B Schroef de 2 knoppen C los, schuif de mobiele cilindersteun D naar achteren, monteer de F steun van de waterkoelunit E op het achterpaneel B en C schroef de mobiele cilindersteun D weer vast met de 2 knoppen C op de fig. 2 D achterkant F van het lasapparaat. (Zie fig.2). Maak de waterkoelunit vast aan de steun E op het achterpaneel B en aan het voetstuk F. (Zie fig.3). E 3.1 PLAATSING B Monteer het handvat, de achterwielen en de twee cilindersteunen. Hef het lasapparaat niet op bij het handvat. Zet het lastoestel in een geventileerd vertrek. Stof, vuil en alle andere vreemde voorwerpen die het lastoestel kunnen binnengaan kunnen de ventilatie, en dus de goede werking, aantasten. Daarom is het belangrijk, afhankelijk van de omgeving en de werkomstandigheden, de interne onderdelen schoon te houden. Blaas de onderdelen schoon met schone droge perslucht en wees hierbij voorzichtig dat u het apparaat niet beschadigt. Trek de stekker van het lasapparaat uit het stopcontact voordat u werkzaamheden aan interne onderdelen verricht. Werkzaamheden aan interne onderdelen van het lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd personeel. F fig. 1 fig. 3 Zodra de waterkoelunit is bevestigd, sluit u de 2 rode en blauwe waterslangen vanuit de stroombron aan op de overeenkomstige A snelkoppelingen G van de waterkoelunit. Let M hierbij op dat de kleuren H overeenkomen. Steek de kabel H van de waterI N koelunit in de aansluiting I op de stroombron en de H servicestekker L in de aansluiting M op het lasapparaat Monteer de 2 cilindersteunen A opnieuw op het paneel N van de G waterkoelunit. (Zie fig.4). fig. 4 51 3.2 INTERNE VERBINDINGEN • Werkzaamheden aan interne onderdelen van het lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd personeel. • Alvorens binnen in het lastoestel te gaan werken dient u te controleren of de stekker uit het stopcontact is gehaald. • Na de laatste keuring wordt het lastoestel aangesloten op de spanning die vermeld wordt op de voedingskabel. • Om de voedingsspanning te veranderen moet het zij-element rechts worden weggehaald en moeten de verbindingen van het klemmenbord voor spanningsverandering H M A L B HOLD BRAVO SYNERGIC C I PROGRAM A V SYNERGIC 5 4 D G E F T U Q R N 6 7 8 3 9 2 10 1 O P 1 0 8 2 2 S 3 1 7 6 V 3 3 1 4 4 5 Nº EN 50199-IEC 60974-1 MIG-MAG S MADE IN ITALY IP 21C V Fig 5 worden gerangschikt zoals te zien is op de afbeelding. • Gebruik het lastoestel niet zonder deksel of zonder zijpanelen, om voor de hand liggende veiligheidsredenen, en om de omstandigheden voor koeling van de interne componenten niet te wijzigen. 3.3 EXTERNE VERBINDINGEN 3.3.1 Aansluiting van de massaklem. • Sluit de massakabelaansluiting aan op het contact op het lasapparaat, en verbind de massaklem met het werkstuk. 3.3.2 Plaatsen van de cilinder en aansluiten van de gasslang • Plaats de cilinder op de cilinderhouder van het lasapparaat en maak hem met de voorziene riemen vast aan het achterpaneel van het apparaat. • Controleer de riemen regelmatig op slijtage en bestel indien nodig nieuwe. • De gascilinder moet uitgerust zijn met een drukregelaar en een manometer. • Sluit na het plaatsen van de cilinder de gasslang die achteraan uit het apparaat komt aan op de drukregelaar. • Stel het gasverbruik in op ongeveer 10-18 liter per minuut. 4 BESCHRIJVING BEDIENINGEN 4.1 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL VAN DE MACHINE. A- Groene LED. Geeft aan dat het display H de stroom- of HOLD spanningswaarde toont die is gemeten tijdens het lassen. Om een van beide waarden weer te geven op het display, drukt u gewoon op een van de twee keuzetoetsen N of O. B- Groene LED. Geeft aan dat het display H het nummer PROGRAM van het gebruikte programma toont. 52 Fig.6 Lees de aanwijzingen aan de binnenkant van de klep in het zijpaneel om te weten welke diameter, draadtype en gassoort overeenkomen met het getoonde programmanummer. Het cijfer op display H wordt altijd voorafgegaan door de letter P. C- Groene LED. Geeft aan dat het lasapparaat zich in de automatische 4-taktmodus bevindt. Wanneer de LED niet brandt, staat het lasapparaat in de handmatige 2-taktmodus. Gebruik de keuzetoetsen N en O om de handmatige of de automatische modus te kiezen. Display H toont de aanduiding 2t wanneer het apparaat in de handmatige 2-taktmodus staat of 4t wanneer het in de automatische 4-taktmodus staat. Als het lasapparaat in de handmatige 2-taktmodus staat, begint het lassen wanneer de schakelaar wordt ingedrukt, en stopt het lassen wanneer de schakelaar wordt losgelaten. Als het lasapparaat in de automatische 4-taktmodus staat, begint u te lassen door de toortsschakelaar in te drukken; u kunt de schakelaar loslaten zodra het lassen is begonnen. Druk de schakelaar nogmaals in en laat hem los om te stoppen met lassen. Deze instelling is geschikt voor langdurig lassen en vermijdt dat de lasser moe wordt door het ingedrukt houden van de toortsschakelaar. D - Groene LED van draadaanvoertest. Geeft aan dat de draadaanvoerfunctie actief is. Om draad aan te voeren, drukt u gewoon de toortsschakelaar in; regel de uitvoersnelheid met de potentiometer P. Wanneer de LED brandt, geeft display H de snelheid aan in meter per minuut. Terwijl de draad wordt aangevoerd, is er geen gasuitvoer en wordt de stroom uitgeschakeld. Drie seconden nadat de gebruiker de schakelaar heeft losgelaten, wordt de functie automatisch uitgeschakeld en gaat de LED uit. E - Keuzetoets. Druk op deze toets om achtereenvolgens de LED’s B, C en D te doen branden. In het submenu dat wordt opgeroepen met de toetsen N en O kunt u de volgende functies kiezen: proplassen (E), pauzetijd (F), terugbrandtijd, Soft Startsnelheid, gasnastroomtijd en Soft Start-tijd. F- Gele LED. Licht op wanneer de thermische beveiliging of de noodknop of de koelunit de werking van het lasapparaat onderbreekt. G - Centraalstekker. Hierop wordt de lastoorts aangesloten. H - Display. 888 • Wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, toont het display eerst gedurende enkele seconden de letter F samen met een nummer om de Firmware-versie aan te geven. Vervolgens wordt de letter P samen met een nummer getoond. Dit is het gebruikte lasprogramma. • Wanneer u het handmatige programma 00 gebruikt, toont het display vóór het lassen de draadsnelheid in meter per minuut; tijdens het lassen toont het de lasstroom of de lasspanning. • Bij gebruik van een van de synergische programma’s toont het display vóór het lassen de voordien opgeslagen lasstroom of lasspanning of de aanbevolen dikte. Tijdens het lassen toont het de lasstroom of lasspanning die is gemeten tijdens het lassen. • Wanneer LED C wordt gekozen, toont het display de handmatige 2-takt (2T) of automatische 4-takt (4T) modus. Wanneer LED D wordt gekozen, wordt het aantal meter per minuut getoond. • Vóór het lassen toont het apparaat het volgende in het submenu: de proplastijd, de pauzetijd, de terugbrandtijd, de Soft Start-snelheid, de gasnastroomtijd, de Soft Start-tijd, de handmatige 2-takt (2T) of automatische 4takt (4T) lasmodus, en de draadsnelheid in meter per minuut. I - Groene LED. Geeft aan dat het display een spanningA V waarde toont. L - Groene LED. Geeft aan dat de waarde die wordt getoond A V op het display de aanbevolen dikte is. M - Groene LED. Geeft aan dat het display een stroomA V waarde toont. N en O - toetsen. Wanneer LED A brandt, toont display H de lasstroom- of lasspanningswaarden die zijn gekozen met de toetsen. Wanneer LED B brandt, toont display H het nummer van het programma dat is gekozen met de toetsen. Wanneer de keuze is voltooid, blijven de LED en het display 5 seconden lang branden Wanneer LED C brandt, geeft display H aan of het apparaat in de handmatige 2-takt modus (2T) of de automatische 4-takt modus (4T) staat. De modus kan worden gekozen met de toetsen. Wanneer de keuze is voltooid, blijven de LED en het display 5 seconden lang branden. Met de 2 keuzeschakelaars R en S kunt u in elk synergisch programma wisselen tussen de LED’s I, L, M; display H toont dan afwisselend de lasstroom, de aanbevolen dikte en de lasspanning. Deze functie is nuttig om vooraf te weten met welke lasstroom, lasspanning of dikte u wilt lassen. Wanneer de 2 toetsen tegelijk worden ingedrukt gedurende ten minste 5 seconden, verschijnt het submenu, waarin de volgende functies kunnen worden gekozen met de toets E: 1 - Proplastijd. Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H de letter (E). Met een van de 2 toetsen kunt u de proplastijd instellen. Deze kan variëren van 0,3 tot 5 seconden. Wanneer u de tijd instelt op 0, wordt de functie uitgeschakeld. De functie is alleen actief tijdens het lassen. 2 - Pauzetijd van de proplasfunctie. Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H de letter (F). Met een van de 2 toetsen kunt u de pauzetijd tussen de proplassen instellen. Deze kan variëren van 0,3 tot 5 seconden. Wanneer u de tijd instelt op 0, wordt de functie uitgeschakeld. De functie is alleen actief tijdens het lassen en als een proplastijd actief is. 3 - Terugbrandtijd. Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H de letter (b). Met een van de 2 toetsen kunt u instellen gedurende welke tijd de lasdraad verder wordt doorgevoerd uit de lastoorts nadat de gebruiker de schakelaar heeft losgelaten. Deze tijd varieert van 10 tot 400 milliseconden. 4 - Soft Start (snelheid). Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H de letter (A). Hiermee wijzigt u de ingestelde draadsnelheid; deze snelheid blijft actief gedurende de tijd die is ingesteld 53 door de Soft Start-functie (tijd). De snelheid kan met de 2 toetsen N en O worden ingesteld op 10% tot maximaal 150% van de ingestelde draadsnelheid. Deze functie dient, samen met de Soft Start-functie (tijd), om het opstarten van de lasboog te verbeteren. 5 - Gasnastroomtijd. Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H de letter (P). Met de twee toetsen N en O kan de gasstroom na het lassen worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 10 seconden. Deze functie is vooral nuttig voor het lassen van roestvrij staal en aluminium. 6 - Soft Start (tijd). Wanneer deze functie wordt gekozen, toont display H de letter (d). Hiermee stelt u de tijd in dat de Soft Start-snelheid actief blijft. Deze functie dient, samen met de Soft Startfunctie (snelheid), om het opstarten van de lasboog te verbeteren. Met de 2 toetsen N en O kan de Soft Start-tijd worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 1 seconde. S - Keuzeschakelaar 2 Hiermee kiest u het lasstroombereik. 3 1 4 Q - Schakelaar Hiermee schakelt u het apparaat in of uit. 0 1 V T - Snelkoppeling. Sluit op deze koppeling de rode koelwaterslang van de lastoorts aan. P- Instelknop. Wanneer u een van de synergische programma’s gebruikt, moet de indi6 5 7 4 cator van de knop op de aanduiding 8 SYNERGIC worden gezet. Wanneer 3 9 een synergisch programma is geko2 zen, toont display H de ingestelde 10 1 lasstroom. Deze lasstroom komt overeen met een bepaalde snelheid. Om de snelheid te corrigeren, draait u de knop gewoon rechtsom om de snelheid te verhogen of linksom om ze te verlagen. Wijzigingen van de draadsnelheid worden altijd aangegeven op display H door een stroomwaarde. Wanneer het (handmatige) programma 00 wordt gebruikt, kunt u hiermee de draadsnelheid instellen van 0 tot 20 meter per minuut. Display H toont het aantal meter per minuut. SYNERGIC 1 2 7 3 6 V- Massacontacten. Hierop wordt de massakabel aangesloten. 5 LASSEN R - Keuzeschakelaar 8 U - Snelkoppeling. Sluit op deze koppeling de blauwe koelwaterslang van de lastoorts aan. Hiermee stelt u de lasspanning nauwkeurig in binnen het bereik dat voordien is gekozen met keuzeschakelaar S. 5.1 Installatie Verzeker u ervan dat de draaddiameter overeenstemt met de diameter die is aangegeven op de draadaanvoerrol en dat het gekozen programma geschikt is voor het materiaal en het type van gas. Gebruik draadaanvoerrollen met een "U"-vormige groef voor aluminiumdraden en rollen met een "V"-vormige groef voor andere draden. 4 5 5.2 HET APPARAAT IS KLAAR OM TE LASSEN • Verbind de massaklem met het werkstuk. • Zet de schakelaar Q op 1. • Verwijder het gasmondstuk. • Schroef de contacttip los. 54 • Plaats de draad in de draadkoker van de toorts, ervoor zorgend dat hij in de groef van de rol zit en dat de rol zich in de juiste positie bevindt. • Druk op de knop van de toorts om de draad aan te voeren totdat hij uit de toorts komt. • Opgelet: houd uw gezicht uit de buurt van de contactbuis terwijl de draad naar buiten komt. • Schroef de contacttip opnieuw vast en controleer of het gat dezelfde diameter heeft als de gebruikte draad. • Monteer het gasmondstuk. 2 FOUT OORZAKEN 3 FOUT OORZAKEN 4 FOUT OORZAKEN 5.3 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL MET GASBESCHERMING. Om dit materiaal te lassen, moet u het volgende doen: • Gebruik een lasgas met een tweeledige samenstelling, gewoonlijk ARGON + CO2, waarbij het percentage Argon minimaal 75% bedraagt. Dit mengsel zal resulteren in sterke en mooie lasnaden. Het gebruik van zuiver CO2 als beschermgas zal resulteren in smalle lasnaden, met een grotere penetratie maar ook aanzienlijk meer vonken. • Gebruik een lasdraad met dezelfde kwaliteit als het te lassen staal. Het verdient aanbeveling altijd draden van goede kwaliteit te gebruiken en het gebruik van verroeste draden te vermijden, aangezien dit kan leiden tot lasfouten. • Vermijd het lassen van verroeste onderdelen of onderdelen met olie- of vetvlekken. 5.4 LASSEN VAN ROESTVRIJ STAAL Roestvrij staal van de 300-klasse moet worden gelast met een beschermgas met hoog argongehalte en een klein percentage zuurstof (O2) of kooldioxide (CO2) (ongeveer 2%) om de boog te stabiliseren. Raak de draad niet aan met uw handen. Het is belangrijk dat de laszone altijd schoon is, om verontreiniging van de lasverbinding te voorkomen. 5.5 LASSEN VAN ALUMINIUM Om aluminium te lassen, moet u het volgende doen: • Gebruik zuiver argon als beschermgas. • Gebruik een lasdraad waarvan de samenstelling geschikt is voor het te lassen basismateriaal. • Gebruik frezen en borstelmachines die speciaal ontworpen zijn voor aluminium en gebruik ze nooit voor andere materialen. 6 LASFOUTEN 1 FOUTOORZAKEN Poreusheid (binnen of buiten de lasnaad) • Electrode defect (verroest oppervlak) • Ontbrekend beschermgas, te wijten aan: - laag gasdebiet - defecte verbruiksmeter. - bevrozen regelaar, wegens geen verwarming van het CO2-beschermgas - defecte gasklep - verstopte contacttip - verstopte gasuitlaatopeningen - luchtstromen in laszone. - Krimpbarsten • Draad of werkstuk vuil of verroest. • Lasnaad te smal. • Lasnaad te hol. • Lasnaad te diep doorgedrongen. - Zij-insnijdingen • Te snel gelast • Lage stroom en hoge boogspanning. - Overmatig spatvorming • Te hoge spanning. • Onvoldoende inductantie. • Geen voorverwarming van het CO2beschermgas 7 ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM • Beschermgasmondstuk Dit mondstuk moet regelmatig worden schoongemaakt om gesproeid metaal te verwijderen. Vervang het mondstuk als het vervormd of platgedrukt is. • Contacttip. Alleen een goed contact tussen deze contacttip en de draad garandeert een stabiele boog en een optimaal vermogen; neem daarom de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: A) Het gat van de contacttip moet vrij zijn van vuil en roest. B) Gesproeid metaal koekt makkelijker aan na lange lasbewerkingen, wat de draadaanvoer kan belemmeren. Daarom moet de tip vaker worden schoongemaakt en indien nodig worden vervangen. C) De contacttip moet altijd stevig in de behuizing van de toorts worden geschroefd. De thermische cycli waaraan de toorts onderhevig is, kunnen de tip doen loskomen; dit kan leiden tot oververhitting van de toortsbehuizing en een ongelijkmatige aanvoer van de draad. • Draadliner Dit is een belangrijk onderdeel dat vaak moet worden gecontroleerd, aangezien de draad koperstof of kleine metaalkrullen kan achterlaten. Maak het regelmatig schoon samen met de gasleidingen met behulp van droge perslucht. De draadkokers zijn onderhevig aan voortdurende slijtage en moeten daarom na een bepaalde periode vervangen worden. • Draadaanvoermotor Maak regelmatig de aanvoerrollen schoon, om de door de lasdraadspoel achtergelaten roest of metaalresten te verwijderen. Controleer regelmatig de volledige draadaanvoergroep: sluithaak, draadgeleiderollen, draadliner en contacttip. 8 TOEBEHOREN Art. 1680 Waterkoelunit. 55
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Cebora 597 Bravo synergic MIG 4540/T Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding