Cebora EVO 160 M Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

58
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE
BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING
AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE
VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN
PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND.
DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN
GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN
SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR
ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen
op de gevaren, hierna opgesomd, die met
laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer
gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code
3.300.758
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks
geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/
lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus
veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen
gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen
te treffen.
ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk
zijn .
      
willekeurige conductor stroomt produceert
elektromagnetische velden (EMF). De las-
of snijstroom produceer t elektromagnetische
velden rondom de kabels en de generatoren.

kunnen de functionering van pacemakers beïnvloeden. De
dragers van vitale elektronische apparatuur (pacemakers)
moeten zich tot hun arts wenden voordat ze booglas-,
snij-, afbrand- of puntlaswerkzaamheden benaderen.
De blootstelling aan elektromagnetische velden,
geproduceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de
gezondheid op onbekende manier beïnvloeden.
Elke operator moet zich aan de volgende procedure
houden om de gevaren geproduceerd door
elektromagnetische velden te beperken:
- Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts naast elkaar blijven
liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar
vast.
- Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van
de elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam
wikkelt.
- Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel
van de lektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als
de aardekabel zich rechts van de operator bevindt,
moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts
zich tevens aan deze zijde bevinden.
- Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de
nabijheid van het las- of snijpunt aan op het te
bewerken stuk.
- Voorkom dat u in de nabijheid van de generator
werkzaamheden verricht.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen
of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te
worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met de
voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm
IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden gebruikt
voor professionele doeleinden in een industriële
omgeving. Het garanderen van elektromagnetische
compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-
industriële omgevingen.
VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN
ELEKTRONISCHE UITRUSTING
Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon

Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC
betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch
afval en de toepassing van deze richtlijn conform de
nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het
einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden worden
ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf dat zich
houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar van de
apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegenwoordiger
te informeren over goedgekeurde inzamelingsmethoden.
Door het toepassen van deze Europese richtlijn draagt u

ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
1.1 PLAATJE MET WAARSCHUWINGEN
De genummerde tekst hieronder komt overeen met de
genummerde hokjes op het plaatje.
B. De draad sleeprollen kunnen de handen verwonden.
C. De lasdraad en de draad sleepgroep staan tijdens het
lassen onder spanning. Houd uw handen en metalen
voorwerpen op een afstand.
1. De elektrische schokken die door de laselektrode of
de kabel veroorzaakt worden, kunnen dodelijk zijn.
Zorg voor voldoende bescherming tegen elektrische
schokken.
1.1 Draag isolerende handschoenen. Raak de elektrode
nooit met blote handen aan. Draag nooit vochtige of
beschadigde handschoenen.
1.2 Controleer of u van het te lassen stuk en de vloer
geïsoleerd bent.
1.3 Haal de stekker van de voedingskabel uit het
stopcontact alvorens u werkzaamheden aan de
machine verricht.
2. De inhalatie van de dampen die tijdens het lassen
geproduceerd worden, kan schadelijk voor de
gezondheid zijn.
2.1 Houd uw hoofd buiten het bereik van de dampen.
2.2 Maak gebruik van een geforceerd ventilatieof
afzuigsysteem om de dampen te verwijderen.
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHIN
59
2.3 Maak gebruik van een afzuigventilator om de dampen
te verwijderen.
3. De vonken die door het lassen veroorzaakt worden,

3.1 Houd brandbare materialen buiten het bereik van de
laszone.
3.2 De vonken die door het lassen veroorzaakt worden,
kunnen brand veroorzaken. Houd een blusapparaat
binnen handbereik en zorg ervoor dat iemand altijd
gereed is om het te gebruiken.
3.3 Voer nooit lassen uit op gesloten houders.
4. De stralen van de boog kunnen uw ogen en huid
verbranden.
4.1 Draag een veiligheidshelm en -bril. Draag een
passende gehoorbescherming en overalls met
     
     
bescherming voor uw lichaam.
5. Lees de aanwijzingen door alvorens u van de machine
gebruik maakt of er werkzaamheden aan verricht.
6. Verwijder de waarschuwingsetiketten nooit en dek ze
nooit af.
2 ALGEMENE BESCHRIJVING
2.1 SPECIFICATIES
Deze handleiding is opgemaakt met het doel het
personeel dat belast is met de installatie, de bediening
en het onderhoud van het lastoestel van aanwijzingen te
voorzien.
Dit toestel is een constante spanningsbron die geschikt
is voor het MIG/MAG en OPEN-ARC lassen.
Controleer bij ontvangst of er geen onderdelen kapot of
beschadigd zijn.
Ledere eventuele claim voor verliezen of schade
dient de koper in te dienen bij de transporteur.
Telkens wanneer er informatie wordt gevraagd met
betrekking tot het lastoestel, wordt u verzocht het
artikel en het serienummer door te geven.
2.2 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS
Het apparaat is gebouwd in overeenstemming met
de volgende normen: IEC 60974.1 - IEC 60974.3 -IEC
60974.10 Cl. A - IEC 61000-3-11 (zie opmerking 2) - IEC
61000-3-12 (zie opmerking 2).
. Serienummer dat altijd dient te worden
vermeld bij vragen betreffende het appa-
raat.
Eén fase transformator - gelijkrichter.
Transformator-driefasige gelijkrichter.
Platte karakteristiek.
MIG/MAG. Geschikt voor naadlassen.
I2 max Onconventionele lasstroom.
Deze waarde is de max. bereikbare limiet
tijdens het lassen.
U0. Secundaire nullastspanning
X. Inschakelduurpercentage.
De inschakelduur drukt een percentage
van 10 minuten dat overeenkomt met een
tijdsduur waarbinnen het lastoestel bij een
bepaalde stroomsterkte kan werken,
zonder oververhit te raken.
I2. Lasstroomsterkte
U2. Secundaire spanning bij lasstroomsterkte I2
U1. Nominale voedingsspanning.
3~ 50/60Hz Driefasige voeding 50 of 60 Hz.
I1 max Maximaal opgenomen stroom.
I1 eff Dit is de maximale waarde van de eigen lijke
opgenomen stroom, rekening houdend met
de inschakelduur.
IP21S Beschermingsklasse van de behuizing.
De 1 als tweede cijfer wil zeggen dat dit
toestel niet geschikt is om buiten in de
regen te worden gebruikt.
S
Geschikt voor werkzaamheden in omge
vingen met verhoogd risico.
OPMERKINGEN:
1-Het apparaat is ontworpen om te functioneren in een
omgeving met een vervuilingsgraad 3 (Zie IEC 60664).
2-Deze apparatuur voldoet aan de norm IEC 61000-3-
12, mits de maximum toelaatbare impedantie Zmax van
de installatie lager of gelijk is aan 0,023 (Art. 622-624) -
0,276 (Art. 625-627) - 0,181 (Art. 633) op het interfacepunt
tussen de installatie van de gebruiker en het lichtnet.
De installateur of de gebruiker van de apparatuur zijn
verantwoordelijk voor en moeten waarborgen dat de
apparatuur aangesloten is op een stroomvoorziening
met een maximum toelaatbare impedantie Zmax lager of
gelijk aan 0,023 (Art. 622-624) - 0,276 (Art. 625-627) - 0,181
(Art. 633). Raadpleeg eventueel het elektriciteitsbedrijf.
60
2.3 BESCHRIJVING VAN DE VEILIGHEIDSVOOR
ZIE NINGEN
2.3.1 Thermische beveiliging
Dit apparaat is beveiligd met een thermische beveiliging,
die de werking van het apparaat blokkeert als de
toegestane temperaturen zijn overschreden. In dat geval
blijft de ventilator werken op.
3 INSTALLATIE
 Het toestel dient te worden geïnstalleerd door
.
 Alle aansluitingen moeten tot stand worden
gebracht volgens de geldende normen en met
volledige inachtneming van de wetsvoorschriften
inzake ongevallenpreventie (normen CEI 26-23 - IEC/
TS 62081).
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met
de waarde die is aangegeven op de voedingskabel.
Breng een geschikte stekker aan op de voedingskabel
indien deze nog niet van een stekker is voorzien. Zorg
ervoor dat de geel/groene draad wordt verbonden
met de aardingspen. De capaciteit van de thermische
beveiliging of de zekeringen die in serie met de voeding
zijn geïnstalleerd moet gelijk zijn aan de opgenomen
stroom I1 van het apparaat.
3.1 PLAATSING
Monteer het handvat, de wielen en de twee cilindersteunen.
Hef het lasapparaat niet op bij het handvat.
Zet het lastoestel in een geventileerd vertrek.
Stof, vuil en alle andere vreemde voorwerpen die het
lastoestel kunnen binnengaan kunnen de ventilatie, en
dus de goede werking, aantasten.
Daarom is het belangrijk, afhankelijk van de omgeving en
de werkomstandigheden, de interne onderdelen schoon
te houden. Blaas de onderdelen schoon met schone
droge perslucht en wees hierbij voorzichtig dat u het
apparaat niet beschadigt.
Trek de stekker van het lasapparaat uit het stopcontact
voordat u werkzaamheden aan interne onderdelen
verricht.
Fig. 1
Werkzaamheden aan interne onderdelen van het
lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door bevoegd personeel.
3.2 INTERNE VERBINDINGEN
 Werkzaamheden aan interne onderdelen van het
lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door bevoegd personeel.

u te controleren of de stekker uit het stopcontact is
gehaald.
 Na de laatste keuring wordt het lastoestel
aangesloten op de spanning die vermeld wordt op de
voedingskabel.
 Om de voedingsspanning te veranderen moet
het zij-element rechts worden weggehaald en
moeten de verbindingen van het klemmenbord voor
spanningsverandering worden gerangschikt zoals te
zien is op de afbeelding.
Fig. 2
Bij één fase stroombronnen mag de
voedingsspanning niet worden veranderd.
        
zijpanelen, om voor de hand liggende veiligheidsredenen,
en om de omstandigheden voor koeling van de interne
componenten niet te wijzigen.
        
stroomverbruik aan de voedingskabel.
         
toestel aan op een goede aarding.
3.3 EXTERNE VERBINDINGEN
3.3.1 Aansluiting van de massaklem.
       
op het lasapparaat, en verbind de massaklem met het
werkstuk.
3.3.2 Plaatsen van de cilinder en aansluiten van de
gasslang
        
lasapparaat en maak hem met de voorziene riemen vast
aan het achterpaneel van het apparaat.
 Om gevaarlijke situaties te vermijden, mag de
61
gascilinder niet hoger zijn dan 1,65 m (Art. 633-641)
en 1 m (Art. 622-624-625-627).

indien nodig nieuwe.

en een manometer.
    
achteraan uit het apparaat komt aan op de drukregelaar.
         
minuut.
4 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL
VAN HET LASAPPARAAT.
4.1 EVO (Fig. 3).
H
G
D
C
A
B
E
F
Fig. 3
A-Instelknop.
Met deze knop stelt u de proplastijd in. Het apparaat begint
te lassen wanneer de toortsschakelaar wordt ingedrukt.
De proplastijd wordt ingesteld met de knop. Om de cyclus
opnieuw te starten, dient de toortsschakelaar losgelaten
en opnieuw ingedrukt te worden.
B- Groene LED.
Geeft aan dat het apparaat is ingeschakeld.
C- Gele LED.
Licht op wanneer de thermische beveiliging de werking
van het lasapparaat onderbreekt.
D-Instelknop.
Met deze knop kan de snelheid van de lasdraad worden
ingesteld.
E- Keuzeschakelaar.
Schakelt het apparaat in of uit en kiest het
lasspanningsbereik.
F- Keuzeschakelaar.
Stelt de lasspanning nauwkeurig af binnen het vooraf
(met keuzeschakelaar E) gekozen bereik.
G- Massa-aansluitingen.
Op deze aansluitingen wordt de massakabel aangesloten.
(Sommige uitvoeringen hebben slechts één massa-
aansluiting).
H- Centraalaansluiting.
Hierop wordt de lastoorts aangesloten.
4.1 EVO SYNERGIC (Fig. 4).
F
H
I
M
L
B
D
E
A
C
S
Q
R
P
G
N
O
Fig. 4
A- Keuzetoets.
Druk op deze toets om in volgorde de LED-
lampjes B, C, D en E te laten branden.
Kies in het submenu, dat u oproept
met de 2 toetsen Q en R, de functies Soft Start,
motortoerentalregeling PULL 2003 en gasnastroomtijd.
B- Groene LED (PROGRAMMA).
PROGRAM
Geeft aan dat het display S het gebruikte
programmanummer toont.
Lees de aanwijzingen aan de binnenkant
van het mobiele zijpaneel om te weten welke diameter,
draadtype en gassoort overeenkomt met het getoonde
programmanummer. Het cijfer op het display S wordt
altijd voorafgegaan door de letter P.
62
C- Groene LED.
Geeft aan dat het display S de proplas- of
werktijd toont.. Deze tijd kan worden
ingesteld op een waarde tussen 0,3 en 5
seconden. Als de tijd 0 is, wordt de functie uitgeschakeld.
De functie is alleen actief tijdens het lassen.
De waarde die wordt getoond op het display S wordt
altijd voorafgegaan door de letter t.
D- Groene LED.
Geeft aan dat het display S de pauzetijd
tussen de laspulsen toont. Deze tijd kan
worden ingesteld op een waarde tussen 0,3
en 5 seconden. Als de tijd 0 is, wordt de functie
uitgeschakeld. De functie is alleen actief als de lastijd niet
0 is en tijdens het lassen.
De waarde die wordt getoond op het display S wordt
altijd voorafgegaan door de letter t.
E- Groene LED(Burn-Back).
Geeft aan dat het display S de tijd toont dat
de draad uit de toorts komt nadat de
gebruiker de toortsschakelaar heeft
losgelaten. Deze tijd kan worden ingesteld op een waarde
tussen 10 en 400 milliseconden. De waarde die wordt
getoond op het display S wordt altijd voorafgegaan door
de letter t.
F- Gele LED.
Licht op wanneer de thermische beveiliging
de werking van het lasapparaat onderbreekt.
G- Groene LED
PULSAR
Knippert wanneer de connector van de
toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN wordt
aangesloten op de connector I.
H- Centraalaansluiting.
Hierop wordt de lastoorts aangesloten.
I- 10-pens connector.
Deze connector moet worden aangesloten op de 10-pens
koppeling van de toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN.
L-M Massa-aansluitingen.
Op deze aansluitingen wordt de massakabel aangesloten.
(Sommige uitvoeringen zijn slechts van één massa-
aansluiting voorzien).
N- Keuzeschakelaar.
Schakelt het apparaat in en uit en kiest het
lasspanningsbereik.
O- Keuzeschakelaar.
Stelt de lasspanning nauwkeurig af binnen het bereik dat
is gekozen met de keuzeschakelaar N.
P- Instelknop.
Stelt de draadsnelheid af en is alleen actief wanneer de
standaard lastoorts en niet de toorts PULL 2003 of de
SPOOL-GUN wordt gebruikt.
Wanneer het programma 00 wordt gebruikt, stelt deze
knop de lasdraadsnelheid in tussen 0 en 20 meter/minuut.
Wanneer een synergisch programma wordt gebruikt,
moet de knopindicator worden ingesteld op het label
SYNERGIC. Kies een synergisch programma; het display
S toont de stroominstelling van het gekozen programma.
Deze stroom komt overeen met een bepaalde snelheid.
Om deze snelheid te corrigeren, draait u de knop gewoon
rechtsom om de snelheid te verhogen of linksom om de
snelheid te verlagen. Veranderingen van de draadsnelheid
worden altijd aangegeven op het display S door een
stroomwaarde.
Q- en R-toetsen.
B brandt, toont het display S
het lasprogrammanummer dat is gekozen
met de 2 toetsen. Zodra de keuze is voltooid,
blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat daarna uit.
   C brandt, toont het display S de
proplastijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de
keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden
en gaat daarna uit.
   D brandt, toont het display S de
laspauzetijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de
keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden
en gaat daarna uit.
   E brandt, toont het display S de
terugbrandtijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de
keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden
en gaat daarna uit.
B, C, D en E uit zijn en we ons in
een synergisch programma bevinden, toont het display
S ofwel de ingestelde stroom ofwel de aanbevolen dikte
in millimeter wanneer op één van de twee toetsen wordt
gedrukt.
Wanneer u de 2 keuzeschakelaars N en O instelt, kunt
u de verhoging of verlaging van de gekozen waarde
onmiddellijk zien op het display S. Deze functie wordt
gebruikt als men vooraf wil weten met welke stroom of
dikte het lassen moet beginnen.
 Wanneer de 2 toetsen minstens 5 seconden lang
tegelijkertijd worden ingedrukt, wordt het submenu
geopend, waar we 3 functies vinden die kunnen worden
gekozen met de toets A:
1- Soft Start (snelheid).
Wijzigt de ingestelde draadsnelheid; deze snelheid blijft
actief gedurende de tijd die is ingesteld voor de Soft
Start-functie (tijd). De snelheid kan met behulp van de 2
toetsen Q en R worden ingesteld op 10% tot maximaal
150% van de ingestelde lassnelheid.
Deze functie dient, samen met de Soft Start-functie (tijd),
om het trekken van de boog te verbeteren.
De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
letter (A).
2- Snelheid ingesteld op de motor van de PULL 2003.
Met de twee toetsen Q en R kan de snelheid van de PULL
2003 worden gewijzigd binnen een bereik van –9 tot +9 in
vergelijking met de ingestelde waarde. Deze functie zorgt
voor een maximale draaddoorvoer door de motor van de
draadaanvoerunit van het lasapparaat in lijn te brengen
met de motor van de PULL 2003.
De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
letter (H).
63
3- Gasnastroomtijd.
Met de twee toetsen Q en R kan de gasstroom na het
lassen worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 5
seconden. Deze functie is vooral nuttig voor het lassen
van roestvrij staal en aluminium. De waarde op het display
S wordt voorafgegaan door de letter (P).
4- Soft Start (tijd).
Stelt de tijd in gedurende dewelke de Soft Start-snelheid
actief blijft. Deze functie dient, samen met de Soft
Start-functie (snelheid), om het trekken van de boog te
verbeteren.
Met de 2 toetsen Q en R kan de Soft Start-tijd worden
ingesteld op een waarde van 0 tot 1 seconde.
De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
letter (d).
5- Handmatige 2-taktmodus en automatische
4-taktmodus.
Stel de 2 toetsen Q en R in om de 2-takt- of 4-takt-
modus te kiezen.
Als het lasapparaat is ingesteld op de handmatige 2-takt-
modus, begint u te lassen door de toets E in te drukken
en stopt u door de toets los te laten.
Als het lasapparaat is ingesteld op de automatische
4-takt-modus, moet u de toortsschakelaar indrukken om
te beginnen lassen; zodra het lassen is begonnen, kunt u
de schakelaar loslaten.
Om te stoppen met lassen, de schakelaar nogmaals
indrukken en loslaten. Deze instelling is geschikt voor
langdurig lassen en vermijdt dat de lasser moe wordt
door het ingedrukt houden van de toortsschakelaar. De
waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
symbolen (2T en 4T).
S- Display.
Wanneer het handmatige programma 00 wordt gebruikt,
toont het instrument de draadsnelheid in meter per
minuut vóór het lassen en de lasstroom tijdens het
lassen.
Bij gebruik van synergische programma’s wordt altijd de
lasstroom getoond.
Zoals hierboven beschreven, kan het instrument de
volgende informatie weergeven vóór u begint te lassen:
het gebruikte programma, de proplastijd, de laspauzetijd,
de terugbrandtijd, de aanbevolen dikte, de Soft Start
-functie, het ingestelde motortoerental van de PULL 2003
en de gasnastroomtijd.
5 LASSEN
5.1 INSTALLATIE
Verzeker u ervan dat de draaddiameter overeenstemt met
de diameter die is aangegeven op de draadaanvoerrol en
dat het gekozen programma geschikt is voor het materiaal
en het type van gas. Gebruik draadaanvoerrollen met een
      

5.2 HET APPARAAT IS KLAAR OM TE LASSEN
Volg de bijgevoegde instructies wanneer u last met
de Pull-2003 of Spool-Gun toorts.





zorgend dat hij in de groef van de rol zit en dat de rol zich
in de juiste positie bevindt.
            
voeren totdat hij uit de toorts komt.
         
contactbuis terwijl de draad naar buiten komt.

gat dezelfde diameter heeft als de gebruikte draad.

5.3 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL ZONDER
GASBESCHERMING. (alleen voor art. 622, 624 en
625).
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten
op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (zie

Fig. 5
Om goede en beschermde lassen te verkrijgen, moet u
steeds van links naar rechts en van boven naar onder
werken. Verwijder al het afval aan het einde van elke
lassessie.
De gevulde lasdraad die u moet gebruiken is ons Art.

5.4 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL MET
GASBESCHERMING.
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten
op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen

Om dit materiaal te lassen, moet u het volgende doen:

gewoonlijk ARGON + CO2, waarbij het percentage Argon
minimaal 75% bedraagt. Dit mengsel zal resulteren in
sterke en mooie lasnaden.
Het gebruik van zuiver CO2 als beschermgas zal
resulteren in smalle lasnaden, met een grotere penetratie
maar ook aanzienlijk meer vonken.
        
64
te lassen staal. Het verdient aanbeveling altijd draden
van goede kwaliteit te gebruiken en het gebruik van
verroeste draden te vermijden, aangezien dit kan leiden
tot lasfouten.
       
onderdelen met olie- of vetvlekken.
5.5 LASSEN VAN ROESTVRIJ STAAL
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten
op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen

Roestvrij staal van de 300-klasse moet worden gelast met
een beschermgas met hoog argongehalte en een klein
percentage zuurstof (O2) of kooldioxide (CO2) (ongeveer
2%) om de boog te stabiliseren.
Raak de draad niet aan met uw handen. Het is belangrijk
dat de laszone altijd schoon is, om verontreiniging van de
lasverbinding te voorkomen.
5.6 LASSEN VAN ALUMINIUM
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten
op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen

Om aluminium te lassen, moet u het volgende doen:

      
geschikt is voor het te lassen basismateriaal.
      
ontworpen zijn voor aluminium en gebruik ze nooit voor
andere materialen.

gebruiken: PULL 2003 Art. 2003 or SPOOL-GUN Art.
1562 met de verbinding Art. 1196 (alleen voor Art. 622,
627 en 641).

als u uitsluitend over een exemplaar met staaldraden
beschikt:


gasopeningen de stroomgeleidende opening vastgezet
zijn en verwijder vervolgens de kabelhuls.

aan beide kanten uitsteekt.

vast dat de kabelhuls hem aanraakt.

uiteinde van de kabelhuls en zet alles met de moer vast.
Draai de moer niet teveel aan.

geheel op de adapter aan. Zorg ervoor dat u eerst het
ijzeren buisje verwijderd heeft.
         
mogelijk op de draadsleeprol geplaatst is.
     
geschikt zijn.

een minimum af.
6 LASFOUTEN
1 FOUT - Poreusheid (binnen of buiten de
lasnaad)
 

- laag gasdebiet
- defecte verbruiksmeter.
- bevrozen regelaar, wegens geen
verwarming van het CO2-beschermgas
- defecte gasklep
- verstopte contacttip
- verstopte gasuitlaatopeningen
- luchtstromen in laszone.
2 FOUT - Krimpbarsten
 



3 FOUT - Zij-insnijdingen
 

4 FOUT - Overmatig spatvorming
 


beschermgas.
7 ONDERHOUD
     
personeel worden uitgevoerd in overeenstemming met
de norm IEC 26-29 (IEC 60974-4).
7.1 DE GENERATOR ONDERHOUDEN
         
voedingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u
onderhoud in het apparaat moet uitvoeren.
Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het apparaat
en verwijder de opgehoopte metaalstof met behulp van
perslucht.
7.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE MOET
VERRICHTEN.
Controleer na een reparatie of de bekabeling correct
aangebracht is en of er sprake is van voldoende isolatie
tussen de primaire en secundaire zijde van de machine.
Zorg ervoor dat de draden niet in aanraking kunnen
komen met de onderdelen in beweging of de onderdelen
die tijdens de functionering verhit raken. Hermonteer alle
klemringen op de oorspronkelijke wijze om een verbinding
tussen de primaire en secundaire te voorkomen als een
draad breekt of losschiet.
Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op
de oorspronkelijke wijze.

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHIN BELANGRIJK: Lees voordat u met deze machine begint te werken de gebruiksaanwijzing aandachtig door en bewaar ze gedurende de volledige levensduur van de machine op een plaats die door alle gebruikers is gekend. Deze uitrusting mag uitsluitend worden gebruikt voor laswerkzaamheden. 1 Veiligheidsvoorschriften Lassen en vlamboogsnijden kan schadelijk zijn voor uzelf en voor anderen. Daarom moet de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code 3.300.758 Geluid Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/ lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen. ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk zijn . • De elektrische stroom die door een willekeurige conductor stroomt produceert elektromagnetische velden (EMF). De lasof snijstroom produceert elektromagnetische velden rondom de kabels en de generatoren. • De magnetische velden geproduceerd door hoge stroom kunnen de functionering van pacemakers beïnvloeden. De dragers van vitale elektronische apparatuur (pacemakers) moeten zich tot hun arts wenden voordat ze booglas-, snij-, afbrand- of puntlaswerkzaamheden benaderen. De blootstelling aan elektromagnetische velden, geproduceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezondheid op onbekende manier beïnvloeden. Elke operator moet zich aan de volgende procedure houden om de gevaren geproduceerd door elektromagnetische velden te beperken: - Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts naast elkaar blijven liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar vast. - Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt. - Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van de lektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als de aardekabel zich rechts van de operator bevindt, moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts zich tevens aan deze zijde bevinden. - Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk. - Voorkom dat u in de nabijheid van de generator werkzaamheden verricht. 58 Ontploffingen · Las niet in de nabijheid van houders onder druk of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld. ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden in een industriële omgeving. Het garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan problematisch zijn in nietindustriële omgevingen. VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE UITRUSTING Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon afval! Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch afval en de toepassing van deze richtlijn conform de nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden worden ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegenwoordiger te informeren over goedgekeurde inzamelingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een betere volksgezondheid! Roep in geval van storingen de hulp in van bekwaam personeel. 1.1 PLAATJE MET WAARSCHUWINGEN De genummerde tekst hieronder komt overeen met de genummerde hokjes op het plaatje. B. De draad sleeprollen kunnen de handen verwonden. C. De lasdraad en de draad sleepgroep staan tijdens het lassen onder spanning. Houd uw handen en metalen voorwerpen op een afstand. 1. De elektrische schokken die door de laselektrode of de kabel veroorzaakt worden, kunnen dodelijk zijn. Zorg voor voldoende bescherming tegen elektrische schokken. 1.1 Draag isolerende handschoenen. Raak de elektrode nooit met blote handen aan. Draag nooit vochtige of beschadigde handschoenen. 1.2 Controleer of u van het te lassen stuk en de vloer geïsoleerd bent. 1.3 Haal de stekker van de voedingskabel uit het stopcontact alvorens u werkzaamheden aan de machine verricht. 2. De inhalatie van de dampen die tijdens het lassen geproduceerd worden, kan schadelijk voor de gezondheid zijn. 2.1 Houd uw hoofd buiten het bereik van de dampen. 2.2 Maak gebruik van een geforceerd ventilatieof afzuigsysteem om de dampen te verwijderen. Controleer bij ontvangst of er geen onderdelen kapot of beschadigd zijn. Ledere eventuele claim voor verliezen of schade dient de koper in te dienen bij de transporteur. Telkens wanneer er informatie wordt gevraagd met betrekking tot het lastoestel, wordt u verzocht het artikel en het serienummer door te geven. 2.2 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS Het apparaat is gebouwd in overeenstemming met de volgende normen: IEC 60974.1 - IEC 60974.3 -IEC 60974.10 Cl. A - IEC 61000-3-11 (zie opmerking 2) - IEC 61000-3-12 (zie opmerking 2). N°. Serienummer dat altijd dient te worden vermeld bij vragen betreffende het appa- raat. Eén fase transformator - gelijkrichter. Transformator-driefasige gelijkrichter. 2.3 Maak gebruik van een afzuigventilator om de dampen te verwijderen. 3. De vonken die door het lassen veroorzaakt worden, kunnen ontploffingen of brand veroorzaken. 3.1 Houd brandbare materialen buiten het bereik van de laszone. 3.2 De vonken die door het lassen veroorzaakt worden, kunnen brand veroorzaken. Houd een blusapparaat binnen handbereik en zorg ervoor dat iemand altijd gereed is om het te gebruiken. 3.3 Voer nooit lassen uit op gesloten houders. 4. De stralen van de boog kunnen uw ogen en huid verbranden. 4.1 Draag een veiligheidshelm en -bril. Draag een passende gehoorbescherming en overalls met gesloten kraag. Draag helmmaskers met filters met de juiste filtergraad. Draag altijd een complete bescherming voor uw lichaam. 5. Lees de aanwijzingen door alvorens u van de machine gebruik maakt of er werkzaamheden aan verricht. 6. Verwijder de waarschuwingsetiketten nooit en dek ze nooit af. 2 ALGEMENE BESCHRIJVING 2.1 SPECIFICATIES Deze handleiding is opgemaakt met het doel het personeel dat belast is met de installatie, de bediening en het onderhoud van het lastoestel van aanwijzingen te voorzien. Dit toestel is een constante spanningsbron die geschikt is voor het MIG/MAG en OPEN-ARC lassen. Platte karakteristiek. MIG/MAG. Geschikt voor naadlassen. I2 max Onconventionele lasstroom. Deze waarde is de max. bereikbare limiet tijdens het lassen. U0. Secundaire nullastspanning X. Inschakelduurpercentage. De inschakelduur drukt een percentage van 10 minuten dat overeenkomt met een tijdsduur waarbinnen het lastoestel bij een bepaalde stroomsterkte kan werken, zonder oververhit te raken. I2. Lasstroomsterkte U2. Secundaire spanning bij lasstroomsterkte I2 U1. Nominale voedingsspanning. 3~ 50/60Hz Driefasige voeding 50 of 60 Hz. I1 max Maximaal opgenomen stroom. I1 eff Dit is de maximale waarde van de eigen lijke opgenomen stroom, rekening houdend met de inschakelduur. IP21S Beschermingsklasse van de behuizing. De 1 als tweede cijfer wil zeggen dat dit toestel niet geschikt is om buiten in de regen te worden gebruikt. S Geschikt voor werkzaamheden in omge vingen met verhoogd risico. OPMERKINGEN: 1-Het apparaat is ontworpen om te functioneren in een omgeving met een vervuilingsgraad 3 (Zie IEC 60664). 2-Deze apparatuur voldoet aan de norm IEC 61000-312, mits de maximum toelaatbare impedantie Zmax van de installatie lager of gelijk is aan 0,023 (Art. 622-624) 0,276 (Art. 625-627) - 0,181 (Art. 633) op het interfacepunt tussen de installatie van de gebruiker en het lichtnet. De installateur of de gebruiker van de apparatuur zijn verantwoordelijk voor en moeten waarborgen dat de apparatuur aangesloten is op een stroomvoorziening met een maximum toelaatbare impedantie Zmax lager of gelijk aan 0,023 (Art. 622-624) - 0,276 (Art. 625-627) - 0,181 (Art. 633). Raadpleeg eventueel het elektriciteitsbedrijf. 59 2.3 Beschrijving van de VEILIGHEIDSVOOR ZIE NINGEN 2.3.1 Thermische beveiliging Dit apparaat is beveiligd met een thermische beveiliging, die de werking van het apparaat blokkeert als de toegestane temperaturen zijn overschreden. In dat geval blijft de ventilator werken op. 3 INSTALLATIE • Het toestel dient te worden geïnstalleerd door gekwalificeerd personeel. • Alle aansluitingen moeten tot stand worden gebracht volgens de geldende normen en met volledige inachtneming van de wetsvoorschriften inzake ongevallenpreventie (normen CEI 26-23 - IEC/ TS 62081). Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de waarde die is aangegeven op de voedingskabel. Breng een geschikte stekker aan op de voedingskabel indien deze nog niet van een stekker is voorzien. Zorg ervoor dat de geel/groene draad wordt verbonden met de aardingspen. De capaciteit van de thermische beveiliging of de zekeringen die in serie met de voeding zijn geïnstalleerd moet gelijk zijn aan de opgenomen stroom I1 van het apparaat. Werkzaamheden aan interne onderdelen van het lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd personeel. 3.2 INTERNE VERBINDINGEN • Werkzaamheden aan interne onderdelen van het lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd personeel. • Alvorens binnen in het lastoestel te gaan werken dient u te controleren of de stekker uit het stopcontact is gehaald. • Na de laatste keuring wordt het lastoestel aangesloten op de spanning die vermeld wordt op de voedingskabel. • Om de voedingsspanning te veranderen moet het zij-element rechts worden weggehaald en moeten de verbindingen van het klemmenbord voor spanningsverandering worden gerangschikt zoals te zien is op de afbeelding. 3.1 PLAATSING Monteer het handvat, de wielen en de twee cilindersteunen. Hef het lasapparaat niet op bij het handvat. Zet het lastoestel in een geventileerd vertrek. Stof, vuil en alle andere vreemde voorwerpen die het lastoestel kunnen binnengaan kunnen de ventilatie, en dus de goede werking, aantasten. Daarom is het belangrijk, afhankelijk van de omgeving en de werkomstandigheden, de interne onderdelen schoon te houden. Blaas de onderdelen schoon met schone droge perslucht en wees hierbij voorzichtig dat u het apparaat niet beschadigt. Trek de stekker van het lasapparaat uit het stopcontact voordat u werkzaamheden aan interne onderdelen verricht. Fig. 2 •Bij één fase stroombronnen mag de voedingsspanning niet worden veranderd. • Gebruik het lastoestel niet zonder deksel of zonder zijpanelen, om voor de hand liggende veiligheidsredenen, en om de omstandigheden voor koeling van de interne componenten niet te wijzigen. • Bevestig een stekker die geschikt is voor het stroomverbruik aan de voedingskabel. • Sluit de geel-groene ader van het netsnoer van het toestel aan op een goede aarding. 3.3 EXTERNE VERBINDINGEN 3.3.1 Aansluiting van de massaklem. • Sluit de massakabelaansluiting aan op het contact op het lasapparaat, en verbind de massaklem met het werkstuk. Fig. 1 60 3.3.2 Plaatsen van de cilinder en aansluiten van de gasslang • Plaats de cilinder op de cilinderhouder van het lasapparaat en maak hem met de voorziene riemen vast aan het achterpaneel van het apparaat. • Om gevaarlijke situaties te vermijden, mag de gascilinder niet hoger zijn dan 1,65 m (Art. 633-641) en 1 m (Art. 622-624-625-627). • Controleer de riemen regelmatig op slijtage en bestel indien nodig nieuwe. • De gascilinder moet uitgerust zijn met een drukregelaar en een manometer. • Sluit na het plaatsen van de cilinder de gasslang die achteraan uit het apparaat komt aan op de drukregelaar. • Stel het gasverbruik in op ongeveer 10-12 liter per minuut. 4 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL VAN HET LASAPPARAAT. 4.1 EVO (Fig. 3). E- Keuzeschakelaar. Schakelt het apparaat lasspanningsbereik. in of uit en kiest het F- Keuzeschakelaar. Stelt de lasspanning nauwkeurig af binnen het vooraf (met keuzeschakelaar E) gekozen bereik. G- Massa-aansluitingen. Op deze aansluitingen wordt de massakabel aangesloten. (Sommige uitvoeringen hebben slechts één massaaansluiting). H- Centraalaansluiting. Hierop wordt de lastoorts aangesloten. 4.1 EVO synergic (Fig. 4). C A D B H B S C Q D R E P A F G H E I N F L G O M Fig. 3 A-Instelknop. Met deze knop stelt u de proplastijd in. Het apparaat begint te lassen wanneer de toortsschakelaar wordt ingedrukt. De proplastijd wordt ingesteld met de knop. Om de cyclus opnieuw te starten, dient de toortsschakelaar losgelaten en opnieuw ingedrukt te worden. B- Groene LED. Geeft aan dat het apparaat is ingeschakeld. C- Gele LED. Licht op wanneer de thermische beveiliging de werking van het lasapparaat onderbreekt. D-Instelknop. Met deze knop kan de snelheid van de lasdraad worden ingesteld. Fig. 4 A- Keuzetoets. Druk op deze toets om in volgorde de LEDlampjes B, C, D en E te laten branden. Kies in het submenu, dat u oproept met de 2 toetsen Q en R, de functies Soft Start, motortoerentalregeling PULL 2003 en gasnastroomtijd. B- Groene LED (PROGRAMMA). Geeft aan dat het display S het gebruikte PROGRAM programmanummer toont. Lees de aanwijzingen aan de binnenkant van het mobiele zijpaneel om te weten welke diameter, draadtype en gassoort overeenkomt met het getoonde programmanummer. Het cijfer op het display S wordt altijd voorafgegaan door de letter P. 61 C- Groene LED. Geeft aan dat het display S de proplas- of werktijd toont.. Deze tijd kan worden ingesteld op een waarde tussen 0,3 en 5 seconden. Als de tijd 0 is, wordt de functie uitgeschakeld. De functie is alleen actief tijdens het lassen. De waarde die wordt getoond op het display S wordt altijd voorafgegaan door de letter t. D- Groene LED. Geeft aan dat het display S de pauzetijd tussen de laspulsen toont. Deze tijd kan worden ingesteld op een waarde tussen 0,3 en 5 seconden. Als de tijd 0 is, wordt de functie uitgeschakeld. De functie is alleen actief als de lastijd niet 0 is en tijdens het lassen. De waarde die wordt getoond op het display S wordt altijd voorafgegaan door de letter t. E- Groene LED(Burn-Back). Geeft aan dat het display S de tijd toont dat de draad uit de toorts komt nadat de gebruiker de toortsschakelaar heeft losgelaten. Deze tijd kan worden ingesteld op een waarde tussen 10 en 400 milliseconden. De waarde die wordt getoond op het display S wordt altijd voorafgegaan door de letter t. F- Gele LED. Licht op wanneer de thermische beveiliging de werking van het lasapparaat onderbreekt. G- Groene LED Knippert wanneer de connector van de PULSAR toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN wordt aangesloten op de connector I. H- Centraalaansluiting. Hierop wordt de lastoorts aangesloten. I- 10-pens connector. Deze connector moet worden aangesloten op de 10-pens koppeling van de toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN. L-M Massa-aansluitingen. Op deze aansluitingen wordt de massakabel aangesloten. (Sommige uitvoeringen zijn slechts van één massaaansluiting voorzien). N- Keuzeschakelaar. Schakelt het apparaat lasspanningsbereik. in en uit en kiest het O- Keuzeschakelaar. Stelt de lasspanning nauwkeurig af binnen het bereik dat is gekozen met de keuzeschakelaar N. P- Instelknop. Stelt de draadsnelheid af en is alleen actief wanneer de standaard lastoorts en niet de toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN wordt gebruikt. Wanneer het programma 00 wordt gebruikt, stelt deze knop de lasdraadsnelheid in tussen 0 en 20 meter/minuut. 62 Wanneer een synergisch programma wordt gebruikt, moet de knopindicator worden ingesteld op het label SYNERGIC. Kies een synergisch programma; het display S toont de stroominstelling van het gekozen programma. Deze stroom komt overeen met een bepaalde snelheid. Om deze snelheid te corrigeren, draait u de knop gewoon rechtsom om de snelheid te verhogen of linksom om de snelheid te verlagen. Veranderingen van de draadsnelheid worden altijd aangegeven op het display S door een stroomwaarde. Q- en R-toetsen. • Wanneer LED B brandt, toont het display S het lasprogrammanummer dat is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat daarna uit. • Wanneer LED C brandt, toont het display S de proplastijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat daarna uit. • Wanneer LED D brandt, toont het display S de laspauzetijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat daarna uit. • Wanneer LED E brandt, toont het display S de terugbrandtijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat daarna uit. • Wanneer de LED’s B, C, D en E uit zijn en we ons in een synergisch programma bevinden, toont het display S ofwel de ingestelde stroom ofwel de aanbevolen dikte in millimeter wanneer op één van de twee toetsen wordt gedrukt. Wanneer u de 2 keuzeschakelaars N en O instelt, kunt u de verhoging of verlaging van de gekozen waarde onmiddellijk zien op het display S. Deze functie wordt gebruikt als men vooraf wil weten met welke stroom of dikte het lassen moet beginnen. • Wanneer de 2 toetsen minstens 5 seconden lang tegelijkertijd worden ingedrukt, wordt het submenu geopend, waar we 3 functies vinden die kunnen worden gekozen met de toets A: 1- Soft Start (snelheid). Wijzigt de ingestelde draadsnelheid; deze snelheid blijft actief gedurende de tijd die is ingesteld voor de Soft Start-functie (tijd). De snelheid kan met behulp van de 2 toetsen Q en R worden ingesteld op 10% tot maximaal 150% van de ingestelde lassnelheid. Deze functie dient, samen met de Soft Start-functie (tijd), om het trekken van de boog te verbeteren. De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de letter (A). 2- Snelheid ingesteld op de motor van de PULL 2003. Met de twee toetsen Q en R kan de snelheid van de PULL 2003 worden gewijzigd binnen een bereik van –9 tot +9 in vergelijking met de ingestelde waarde. Deze functie zorgt voor een maximale draaddoorvoer door de motor van de draadaanvoerunit van het lasapparaat in lijn te brengen met de motor van de PULL 2003. De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de letter (H). 3- Gasnastroomtijd. Met de twee toetsen Q en R kan de gasstroom na het lassen worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 5 seconden. Deze functie is vooral nuttig voor het lassen van roestvrij staal en aluminium. De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de letter (P). 4- Soft Start (tijd). Stelt de tijd in gedurende dewelke de Soft Start-snelheid actief blijft. Deze functie dient, samen met de Soft Start-functie (snelheid), om het trekken van de boog te verbeteren. Met de 2 toetsen Q en R kan de Soft Start-tijd worden ingesteld op een waarde van 0 tot 1 seconde. De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de letter (d). 5- Handmatige 2-taktmodus en automatische 4-taktmodus. Stel de 2 toetsen Q en R in om de 2-takt- of 4-taktmodus te kiezen. Als het lasapparaat is ingesteld op de handmatige 2-taktmodus, begint u te lassen door de toets E in te drukken en stopt u door de toets los te laten. Als het lasapparaat is ingesteld op de automatische 4-takt-modus, moet u de toortsschakelaar indrukken om te beginnen lassen; zodra het lassen is begonnen, kunt u de schakelaar loslaten. Om te stoppen met lassen, de schakelaar nogmaals indrukken en loslaten. Deze instelling is geschikt voor langdurig lassen en vermijdt dat de lasser moe wordt door het ingedrukt houden van de toortsschakelaar. De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de symbolen (2T en 4T). S- Display. Wanneer het handmatige programma 00 wordt gebruikt, toont het instrument de draadsnelheid in meter per minuut vóór het lassen en de lasstroom tijdens het lassen. Bij gebruik van synergische programma’s wordt altijd de lasstroom getoond. Zoals hierboven beschreven, kan het instrument de volgende informatie weergeven vóór u begint te lassen: het gebruikte programma, de proplastijd, de laspauzetijd, de terugbrandtijd, de aanbevolen dikte, de Soft Start -functie, het ingestelde motortoerental van de PULL 2003 en de gasnastroomtijd. 5 LASSEN 5.1 INSTALLATIE Verzeker u ervan dat de draaddiameter overeenstemt met de diameter die is aangegeven op de draadaanvoerrol en dat het gekozen programma geschikt is voor het materiaal en het type van gas. Gebruik draadaanvoerrollen met een “U”-vormige groef voor aluminiumdraden en rollen met een “V”-vormige groef voor andere draden. 5.2 HET APPARAAT IS KLAAR OM TE LASSEN Volg de bijgevoegde instructies wanneer u last met de Pull-2003 of Spool-Gun toorts. • Verbind de massaklem met het werkstuk. • Zet de schakelaar N op 1. • Verwijder het gasmondstuk. • Schroef de contacttip los. • Plaats de draad in de draadkoker van de toorts, ervoor zorgend dat hij in de groef van de rol zit en dat de rol zich in de juiste positie bevindt. • Druk op de knop van de toorts om de draad aan te voeren totdat hij uit de toorts komt. • Opgelet: houd uw gezicht uit de buurt van de contactbuis terwijl de draad naar buiten komt. • Schroef de contacttip opnieuw vast en controleer of het gat dezelfde diameter heeft als de gebruikte draad. • Monteer het gasmondstuk. 5.3 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL ZONDER GASBESCHERMING. (alleen voor art. 622, 624 en 625). Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (zie figuur 5 ). Fig. 5 Om goede en beschermde lassen te verkrijgen, moet u steeds van links naar rechts en van boven naar onder werken. Verwijder al het afval aan het einde van elke lassessie. De gevulde lasdraad die u moet gebruiken is ons Art. 1587, Ø 0,9 mm. 5.4 LASSEN VAN GASBESCHERMING. KOOLSTOFSTAAL MET Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen voor Art. 622, 624 en 625, zie figuur 5 ). Om dit materiaal te lassen, moet u het volgende doen: • Gebruik een lasgas met een tweeledige samenstelling, gewoonlijk ARGON + CO2, waarbij het percentage Argon minimaal 75% bedraagt. Dit mengsel zal resulteren in sterke en mooie lasnaden. Het gebruik van zuiver CO2 als beschermgas zal resulteren in smalle lasnaden, met een grotere penetratie maar ook aanzienlijk meer vonken. • Gebruik een lasdraad met dezelfde kwaliteit als het 63 te lassen staal. Het verdient aanbeveling altijd draden van goede kwaliteit te gebruiken en het gebruik van verroeste draden te vermijden, aangezien dit kan leiden tot lasfouten. • Vermijd het lassen van verroeste onderdelen of onderdelen met olie- of vetvlekken. 5.5 LASSEN VAN ROESTVRIJ STAAL Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen voor Art. 622, 624 en 625, zie figuur 5 ). Roestvrij staal van de 300-klasse moet worden gelast met een beschermgas met hoog argongehalte en een klein percentage zuurstof (O2) of kooldioxide (CO2) (ongeveer 2%) om de boog te stabiliseren. Raak de draad niet aan met uw handen. Het is belangrijk dat de laszone altijd schoon is, om verontreiniging van de lasverbinding te voorkomen. 5.6 LASSEN VAN ALUMINIUM Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen voor Art. 622, 624 en 625, zie figuur 5 ). Om aluminium te lassen, moet u het volgende doen: • Gebruik zuiver argon als beschermgas. • Gebruik een lasdraad waarvan de samenstelling geschikt is voor het te lassen basismateriaal. • Gebruik frezen en borstelmachines die speciaal ontworpen zijn voor aluminium en gebruik ze nooit voor andere materialen. • Om aluminium te lassen, moet u de volgende toortsen gebruiken: PULL 2003 Art. 2003 or SPOOL-GUN Art. 1562 met de verbinding Art. 1196 (alleen voor Art. 622, 627 en 641). • NB. Wijzig de toorts op de hieronder beschreven wijze als u uitsluitend over een exemplaar met staaldraden beschikt: • Controleer of de kabel niet langer is dan 3 meter. • Verwijder de moer waarmee de messing kabelhuls, de gasopeningen de stroomgeleidende opening vastgezet zijn en verwijder vervolgens de kabelhuls. • Breng de kabelhuls Art. 1929 aan en controleer of ze aan beide kanten uitsteekt. • Draai de stroomgeleidende opening op dusdanige wijze vast dat de kabelhuls hem aanraakt. • Breng de nippels en de OR pakking aan op de het vrije uiteinde van de kabelhuls en zet alles met de moer vast. Draai de moer niet teveel aan. • Steek het messing buisje in de kabelhuls en breng het geheel op de adapter aan. Zorg ervoor dat u eerst het ijzeren buisje verwijderd heeft. • Snijd de kabelhuls diagonaal in zodat ze zo dicht mogelijk op de draadsleeprol geplaatst is. • Gebruik draadsleeprollen die voor aluminiumdraad geschikt zijn. • Stel de druk, die de sleepgroep op de rol uitvoert, op een minimum af. 64 6 LASFOUTEN 1 FOUT - Poreusheid (binnen of buiten de lasnaad) OORZAKEN • Electrode defect (verroest oppervlak) • Ontbrekend beschermgas, te wijten aan: - laag gasdebiet - defecte verbruiksmeter. - bevrozen regelaar, wegens geen verwarming van het CO2-beschermgas - defecte gasklep - verstopte contacttip - verstopte gasuitlaatopeningen - luchtstromen in laszone. 2 FOUT - Krimpbarsten OORZAKEN • Draad of werkstuk vuil of verroest. • Lasnaad te smal. • Lasnaad te hol. • Lasnaad te diep doorgedrongen. 3 FOUT - Zij-insnijdingen OORZAKEN • Te snel gelast • Lage stroom en hoge boogspanning. 4 FOUT - Overmatig spatvorming OORZAKEN • Te hoge spanning. • Onvoldoende inductantie. • Geen voorverwarming van het CO2- beschermgas. 7 ONDERHOUD Het onderhoud mag uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd in overeenstemming met de norm IEC 26-29 (IEC 60974-4). 7.1 DE GENERATOR ONDERHOUDEN Controleer of de schakelaar op “O” staat en of de voedingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u onderhoud in het apparaat moet uitvoeren. Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het apparaat en verwijder de opgehoopte metaalstof met behulp van perslucht. 7.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE MOET VERRICHTEN. Controleer na een reparatie of de bekabeling correct aangebracht is en of er sprake is van voldoende isolatie tussen de primaire en secundaire zijde van de machine. Zorg ervoor dat de draden niet in aanraking kunnen komen met de onderdelen in beweging of de onderdelen die tijdens de functionering verhit raken. Hermonteer alle klemringen op de oorspronkelijke wijze om een verbinding tussen de primaire en secundaire te voorkomen als een draad breekt of losschiet. Hermonteer tevens de schroeven met de tandringen op de oorspronkelijke wijze.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96

Cebora EVO 160 M Handleiding

Categorie
Lassysteem
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor