KTM 65 SX 2018 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2018
65 SX
Artikelnr. 3213635nl
BESTE KTM KLANT, 1
*3213635nl*
3213635nl
03/2017
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u en uw kind er veel plezier mee zullen beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 11) Stempel van dealer
Motornummer ( pag. 11)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2017 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
65 SX (F6001R6)
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 4
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 4
1.2 Gebruikte formatering........................................ 4
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 5
2.2 Onjuist gebruik ................................................. 5
2.3 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 5
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 5
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 5
2.6 Veilig gebruik ................................................... 6
2.7 Beschermende kleding ...................................... 6
2.8 Werkinstructies................................................. 6
2.9 Milieu.............................................................. 7
2.10 Bedieningshandleiding ...................................... 7
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 8
3.1 Garantie........................................................... 8
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 8
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 8
3.4 Service ............................................................ 8
3.5 Afbeeldingen .................................................... 8
3.6 Klantenservice.................................................. 8
4 AFBEELDING VOERTUIG.............................................. 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave)......................................................... 9
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave)....................................................... 10
5 SERIENUMMERS....................................................... 11
5.1 Framenummer ................................................ 11
5.2 Motornummer................................................. 11
5.3 Artikelnummer schokdemper............................ 11
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 12
6.1 Koppelingshendel ........................................... 12
6.2 Remhendel..................................................... 12
6.3 Gashendel...................................................... 12
6.4 Stopknop ....................................................... 12
6.5 Tankdop openen ............................................. 12
6.6 Tankdop sluiten .............................................. 13
6.7 Brandstofkraan ............................................... 13
6.8 Choke ............................................................ 14
6.9 Versnellingshendel .......................................... 14
6.10 Kickstarter ..................................................... 14
6.11 Rempedaal..................................................... 14
6.12 Plug-in standaard............................................ 15
6.13 Bedrijfsurenteller ............................................ 15
7 INBEDRIJFSTELLING................................................. 16
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 16
7.2 Motor inrijden................................................. 17
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 18
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling .............................................. 18
8.2 Starten .......................................................... 18
8.3 Beginnen met rijden........................................ 19
8.4 Schakelen, rijden............................................ 19
8.5 Afremmen ...................................................... 19
8.6 Stoppen, parkeren........................................... 20
8.7 Transport ....................................................... 20
8.8 Brandstof tanken ............................................ 21
9 SERVICESCHEMA...................................................... 22
9.1 Extra informatie .............................................. 22
9.2 Verplichte werkzaamheden............................... 22
9.3 Aanbevolen werkzaamheden............................. 23
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 24
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 24
10.2 Luchtvering AER 35........................................ 24
10.3 Ingaande demping schokdemper ...................... 24
10.4 Ingaande demping low speed van de
schokdemper instellen..................................... 25
10.5 Ingaande demping high speed van de
schokdemper instellen..................................... 25
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper
instellen......................................................... 26
10.7 Maat onbelast achterwiel bepalen..................... 26
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 26
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 27
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen ....... 27
10.11 Dynamische veerweg instellen ...................... 28
10.12 Basisinstelling voorvork controleren .................. 28
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen .............................. 28
10.14 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 29
10.15 Stuurstand ..................................................... 30
10.16 Stuurstand instellen .................................... 30
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 31
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 31
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 31
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 31
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 32
11.5 Voorvorkprotector demonteren .......................... 32
11.6 Voorvorkprotector monteren.............................. 32
11.7 Vorkpoten demonteren ................................. 33
11.8 Vorkpoten monteren ..................................... 33
11.9 Onderste kroonplaat demonteren ................... 34
11.10 Onderste kroonplaat monteren ...................... 35
11.11 Speling balhoofdlager controleren..................... 36
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen ...................... 37
11.13 Balhoofdlager insmeren ............................... 37
11.14 Startnummerbord demonteren.......................... 37
11.15 Startnummerbord monteren ............................. 38
11.16 Spatbord voor demonteren ............................... 38
11.17 Spatbord voor monteren................................... 38
11.18 Schokdemper demonteren ............................ 39
11.19 Schokdemper inbouwen ............................... 39
11.20 Zadel afnemen................................................ 39
11.21 Zadel monteren............................................... 39
11.22 Luchtfilter demonteren ................................ 40
11.23 Luchtfilter monteren .................................... 40
11.24 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ............. 41
11.25 Einddemper demonteren.................................. 41
11.26 Einddemper inbouwen..................................... 41
11.27 Glasvezelvulling einddemper vervangen ......... 42
11.28 Brandstoftank demonteren ........................... 42
11.29 Brandstoftank monteren ............................... 43
11.30 Kettingvervuiling controleren............................ 44
11.31 Ketting reinigen .............................................. 45
11.32 Kettingspanning controleren ............................ 45
11.33 Kettingspanning instellen ................................ 46
11.34 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 46
11.35 Frame controleren ....................................... 48
11.36 Achterbrug controleren ................................. 48
11.37 Gaskabellegging controleren............................. 48
11.38 Rubberen stuurcovers controleren..................... 49
INHOUDSOPGAVE 3
11.39 Rubberen stuurcover extra vastzetten................ 49
11.40 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 49
11.41 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren..................................................... 49
11.42 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
corrigeren....................................................... 50
11.43 Vloeistof hydraulische koppeling verversen ..... 50
12 REMSYSTEEM........................................................... 52
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 52
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel
instellen......................................................... 52
12.3 Remschijven controleren.................................. 52
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 53
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen ..... 54
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 55
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................... 55
12.8 Vrije slag rempedaal controleren....................... 57
12.9 Vrije slag van het rempedaal instellen ............ 57
12.10 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ..................................................... 58
12.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 58
12.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen ............. 59
12.13 Remplaketten achterwielrem controleren........... 60
12.14 Remplaketten achterwielrem vervangen ......... 60
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 63
13.1 Voorwiel demonteren ................................... 63
13.2 Voorwiel monteren ....................................... 63
13.3 Achterwiel demonteren ................................ 64
13.4 Achterwiel monteren .................................... 65
13.5 Bandentoestand controleren............................. 66
13.6 Bandenspanning controleren............................ 66
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 67
14 KOELSYSTEEM.......................................................... 68
14.1 Koelsysteem ................................................... 68
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 68
14.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 69
14.4 Koelmiddel aftappen ................................... 69
14.5 Koelmiddel vullen ....................................... 70
15 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 71
15.1 Gaskabelspeling controleren............................. 71
15.2 Gaskabelspeling instellen ............................. 71
15.3 Carburateur - stationair.................................... 72
15.4 Carburateur - stationair afstellen ................... 72
15.5 Vlotterkamer carburateur aftappen ................ 73
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR .......................... 74
16.1 Cardanoliepeil controleren ............................... 74
16.2 Cardanolie verversen .................................... 74
16.3 Cardanolie bijvullen ..................................... 75
17 REINIGING, ONDERHOUD.......................................... 76
17.1 Motorfiets reinigen .......................................... 76
18 STALLING ................................................................. 77
18.1 Stalling.......................................................... 77
18.2 Inbedrijfname na stalling ................................. 77
19 FOUTEN OPSPOREN.................................................. 78
20 TECHNISCHE GEGEVENS........................................... 80
20.1 Motor............................................................. 80
20.2 Aanhaalmomenten motor ................................. 80
20.3 Carburateur .................................................... 81
20.3.1 Carburateur afstellen................................... 82
20.4 Vulhoeveelheden............................................. 83
20.4.1 Cardanolie.................................................. 83
20.4.2 Koelmiddel ................................................ 83
20.4.3 Brandstof................................................... 83
20.5 Voorvork......................................................... 83
20.6 Schokdemper ................................................. 83
20.7 Chassis .......................................................... 84
20.8 Banden.......................................................... 84
20.9 Aanhaalmomenten chassis............................... 85
21 GEBRUIKSSTOFFEN .................................................. 86
22 HULPSTOFFEN.......................................................... 88
23 NORMEN .................................................................. 90
INDEX .............................................................................. 91
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 4
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor de veiligheid van uw kind uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw
motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal
onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 5
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normaal gebruik in wedstrijden kan weerstaan. Dit
voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbonden.
Info
Gebruik het voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specificaties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten
zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte beschermende kle-
ding draagt tijdens het rijden.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderde-
len reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 9
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
E00752-10
1 Remhendel ( pag. 12)
2 Klep voor vorkluchtdruk
3 Koppelingshendel ( pag. 12)
4 Snelsluiting zadelvergrendeling
5 Versnellingshendel ( pag. 14)
6 Choke ( pag. 14)
7 Brandstofkraan ( pag. 13)
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
E00753-10
1 Tankdop
2 Stopknop ( pag. 12)
3 Voorvorkinstelling uitgaande demping
4 Gashendel ( pag. 12)
5 Framenummer ( pag. 11)
6 Kickstarter ( pag. 14)
7 Rempedaal ( pag. 14)
8 Schokdemperinstelling ingaande demping
9 Kijkglas remvloeistof achter
10 Schokdemperinstelling uitgaande demping
5 SERIENUMMERS 11
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
1
is aan de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Motornummer
401949-10
Het motornummer
1
is in de linkerkant van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.3 Artikelnummer schokdemper
H01141-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste deel van de schokdem-
per boven de stelring naar de linkerzijde toe gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 12
6.1 Koppelingshendel
602653-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
K00204-10
De remhendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
K00204-11
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop
602653-12
De stopknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit geslo-
ten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 13
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
V00189-10
Ontgrendelknop
1
indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe
verwijderen.
6.6 Tankdop sluiten
V00190-10
Tankdop opzetten met de klok mee draaien tot de ontgrendelknop
1
vastklikt.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de brandstoftank
2
niet
knikt.
6.7 Brandstofkraan
V00191-10
De brandstofkraan
1
bevindt zich aan de linkerzijde van de brandstoftank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkraan gesloten De kartelschroef is tot de aanslag met de klok mee
gedraaid. Er kan geen brandstof uit de brandstoftank stromen.
Brandstofkraan geopend De kartelschroef is tot de aanslag tegen de klok in
gedraaid. Er kan brandstof uit de brandstoftank stromen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.8 Choke
V00192-10
De chokehendel
1
is aan de linkerkant van de carburateur aangebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgege-
ven waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat een rijker
brandstof-luchtmengsel dat voor de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokehendel is helemaal omlaag gedrukt.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is helemaal omhoog gedrukt.
6.9 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de afbeelding.
De neutrale of vrije stand
N
bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.10 Kickstarter
0
0
11
401954-10
De kickstarter
1
is aan de motor rechts aangebracht.
De kickstarter kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarter naar de motor zwenken.
6.11 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.12 Plug-in standaard
402581-10
De bevestiging van de plug-in standaard
1
bevindt zich aan het frame aan de linker-
kant van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6.13 Bedrijfsurenteller
V00490-10
De bedrijfsurenteller
1
bevindt zich rechts op het frame.
Hij geeft het totaal aantal bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en hij stopt als de
motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of ingesteld.
7 INBEDRIJFSTELLING 16
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toezichthoudende persoon
opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Vertel uw kind dat het niet sneller mag rijden dan voor uw kind beheersbaar.
Vraag niet teveel van uw kind.
Doe pas mee aan wedstrijden, als conditie, rijtechniek en motivatie voldoende zijn.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat is een voertuig te rij-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte beschermende kle-
ding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnaangepast rijgedrag vormt een groot risico.
Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe rijwerkcomponenten worden door overbelasting beschadigd of onbruikbaar.
Overschrijd het hoogst toegelaten bestuurdersgewicht niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
7 INBEDRIJFSTELLING 17
Lees voordat uw kind voor het eerst gaat rijden samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aandachtig door.
Info
Ga daarbij vooral in op de beschrijving van de gevaren en het risico op letsel.
Geef uw kind uitleg over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op het rijgedrag.
Zorg ervoor dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 49)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 52)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 58)
Voordat uw kind voor het eerst gaat rijden moet u eerst controleren of de basisinstelling van het chassis geschikt is voor het
gewicht van het kind.
Laat uw kind op een geschikt terrein wennen aan de hantering van de motorfiets, bij voorkeur op een groot open veld.
Info
Om ervoor te zorgen dat uw kind een gevoel krijgt voor de werking van de rem, moet u uw kind eerst aanduwen. Pas als uw
kind de voorwielrem kan doseren, kan de motor worden gestart.
Laat uw kind eerst naar een andere persoon rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en draaien.
Zet obstakels neer waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan het hanteren van het voertuig.
Uw kind moet ook proberen om zo langzaam mogelijk en in een staande positie te rijden om een beter gevoel voor de motorfiets te
krijgen.
Laat uw kind niet over een terreinen rijden die te veel vergen van de capaciteiten en de ervaring van uw kind.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Zorg ervoor dat het hoogst toelaatbare bestuurdergewicht niet wordt overschreden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 50 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 67)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 17)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
8 RIJ-INSTRUCTIES 18
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 74)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 53)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 58)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 55)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 60)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 69)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 44)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren.
( pag. 46)
Kettingspanning controleren. ( pag. 45)
Bandentoestand controleren. ( pag. 66)
Bandenspanning controleren. ( pag. 66)
Spaakspanning controleren. ( pag. 67)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontroleerd, omdat bij ver-
keerde spaakspanning de rijveiligheid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 32)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 31)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controle-
ren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof-
fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Stilstand van motorfiets van meer dan 1 week
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 73)
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Nu kan er brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motorfiets van de bok nemen.
Versnelling in vrij schakelen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 19
Motor koud
Chokehendel helemaal omlaag drukken.
Kickstarter krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de motor.
Vertel uw kind dat het bij een hoog toerental niet naar een lagere versnelling mag terugschakelen.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geau-
toriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kan uw kind naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig
koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid
aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof ver-
bruikt.
Uw kind mag altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken abrupt opendraaien van de gashendel
verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven
resp. nog een keer schakelen.
Uw kind moet de motor uitzetten als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Uw kind moet het vaak en lang slepen van de koppeling vermijden. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor en
het koelsysteem.
Leg uw kind uit dat het beter is met een lager toerental dan met een hoog toerental en slepende koppeling te rijden.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Vertel uw kind dat het de manier van remmen moet aanpassen aan de rijsituatie en de toestand van de weg.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en laat het kind pas verder rijden, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwij-
deren.
8 RIJ-INSTRUCTIES 20
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Uw kind moet daarbij afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Spoor uw kind aan om bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor te gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo hoeft uw kind veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet
oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuigcomponenten
zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
8 RIJ-INSTRUCTIES 21
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 12)
AA
400382-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Inhoud brandstof-
tank ca.
3,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 87)
Motorolie 2-takt ( pag. 86)
Tankdop sluiten. ( pag. 13)
9 SERVICESCHEMA 22
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaamheden, moet
een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
9.2 Verplichte werkzaamheden
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 55)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 60)
Remschijven controleren. ( pag. 52)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Afdichtmanchet voetremcilinder vervangen.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 58)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 57)
Frame controleren. ( pag. 48)
Achterbrug controleren. ( pag. 48)
Achterbruglagers op speling controleren.
Zwenklager op speling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 66)
Bandenspanning controleren. ( pag. 66)
Wiellagers op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 67)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 46)
Kettingspanning controleren. ( pag. 45)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soepel bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 49)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 53)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 52)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 36)
Bougie en bougiedop vervangen.
Cardanolie verversen. ( pag. 74)
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 74)
Koppeling controleren.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op
scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 68)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 41)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 42)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Stationair controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
9 SERVICESCHEMA 23
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
jaarlijks
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
Eenmalig na 20 rij-uren / om de 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 50)
Balhoofdlager insmeren. ( pag. 37)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Cilinders en zuigers controleren. Inlaatmembraan controleren. Uitlaat-
regeling op goede werking en soepelheid controleren.)
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (veer van de uitlaatbe-
sturing vervangen. Zuigers vervangen. Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. Krukaslager ver-
vangen. Aandrijving en versnelling controleren. Alle motorlagers vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN 24
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een bestuurder
met standaard gewicht (met beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 35… 45 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering AER 35
In de WP Performance Systems AER 35-voorvork wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van conventionele voorvorken.
Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als eindslag bevindt zich een stalen veer in de linker-
vorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden verhoogd om beschadiging van de voorvork en
het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een vorkpomp snel worden aangepast aan het bestuurdersgewicht, de omstandigheden van het
terrein en de wens van de bestuurder. De vork hoeft niet te worden gedemonteerd. De ingewikkelde montage van hardere of zachtere
vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch niet door. De lucht
wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behouden. De demping wordt harder en het rijcomfort
neemt af.
De demping kan in de uitgaande demping worden ingesteld.
De uitgaande demping bevindt zich aan de bovenzijde van de rechter vorkpoot.
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij
langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10 CHASSIS AFSTELLEN 25
10.4 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
V00225-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.5 Ingaande demping high speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
V00193-10
Stelschroef
1
met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 1,5 omw
Standaard 1 omw
Sport 0,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10 CHASSIS AFSTELLEN 26
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00194-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 8 klikken
Standaard 5 klikken
Sport 2 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10.7 Maat onbelast achterwiel bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
0
0
AA
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de zijbekleding.
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
BB
400989-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 26)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 27)
10 CHASSIS AFSTELLEN 27
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
CC
400990-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 26)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 70 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 28)
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit elkaar wordt geno-
men.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
Schokdemper demonteren. ( pag. 39)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
G00907-11
Hoofdwerk
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde noteren.
Contraring
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Combinatiesleutel (50329080000)
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 5 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspannen veerlengte en de
gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Contraring
1
vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper inbouwen. ( pag. 39)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
10 CHASSIS AFSTELLEN 28
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
Schokdemper demonteren. ( pag. 39)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 35 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: 40 kg 40 N/mm
Gewicht bestuurder: 45 kg 45 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecompenseerd door het wijzi-
gen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper inbouwen. ( pag. 39)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 26)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 27)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 26)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen worden gecompenseerd
door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moet de
vorkluchtdruk volgens de voorschriften worden verhoogd om beschadiging aan voor-
vork en frame te voorkomen.
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloeden.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren en componenten over-
belasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden controleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
10 CHASSIS AFSTELLEN 29
V00226-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
Vorkpomp
2
helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966000)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor meegeleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
De vorkpomp wordt automatisch ingeschakeld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen defect van de vorkpomp of
voorvork.
Meegeleverde KTM PowerParts-handleiding in acht nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 3 bar
Verandering in de luchtdruk stapsge-
wijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 1,4 bar
Maximale luchtdruk 4 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden instellen.
Voorvorkpomp van de linker voorvorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt druk uit de slang, de vorkpoot verliest geen lucht.
De weergave van de vorkpomp schakelt zichzelf na 80 seconden automatisch
uit.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
10.14 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
V00196-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 30
10.15 Stuurstand
0
0
BB
0
0
AA
601951-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een afstand
A
van elkaar.
Afstand boringen
A
15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
B
van het midden geplaatst.
Afstand boringen
B
3,5 mm
De stuuradapter kan in 4 verschillende standen worden gemonteerd. Daardoor is het
mogelijk, het stuur in de aangenaamste positie voor de bestuurder te zetten.
10.16 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
601951-11
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur verwijderen en opzij
leggen.
Info
Motorfiets en aanbouwdelen door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 31
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78929955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402581-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard
1
in de adapter voor
de plug-in standaard aan de linkerzijde van het voertuig plaatsen.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
H01162-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte
van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 32
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 32)
V00199-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop
van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze ver-
vuiling niet wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de rem-
werking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 89)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 32)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
11.5 Voorvorkprotector demonteren
V00200-10
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector verwijderen.
V00201-10
Schroeven
3
aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector verwijderen.
11.6 Voorvorkprotector monteren
V00201-11
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven
1
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 33
V00200-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
2
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
11.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
Voorwiel demonteren. ( pag. 63)
V00227-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en remklauw verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remkabel niet knikken.
V00202-10
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren
H01162-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant van de
bovenste kroonplaat worden afgesloten.
V00202-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 34
V00227-11
Remklauw positioneren en schroeven
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 20 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 63)
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
Voorwiel demonteren. ( pag. 63)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 33)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 37)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 38)
V00228-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting
1
verwijderen.
Moer
2
verwijderen.
Schroef
3
verwijderen, bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
V00229-10
Beschermring
4
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 35
11.10 Onderste kroonplaat monteren
602666-11
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 88)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager
1
monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
2
correct is gepositioneerd.
Beschermring
3
opschuiven.
H00152-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
H01162-12
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
5
zijn naar voren gepositioneerd.
Info
De bovenste ingefreesde groef in de vorkpoot moet door de bovenkant van
de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
V00230-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
V00231-10
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 36
V00232-10
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting
8
in de vorkbuis positioneren.
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
V00232-11
Schroeven
9
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
V00227-12
Remklauw positioneren en schroeven
bk
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 20 Nm Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
bl
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Controleren of kabelstreng, bowdenkabel, rem- en koppelingskabel ongehinderd
kunnen bewegen en juist zijn gemonteerd.
Spatbord voor monteren. ( pag. 38)
Startnummerbord monteren. ( pag. 38)
Voorwiel monteren. ( pag. 63)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 36)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt componenten.
Corrigeer onjuiste speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerhouders in
het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij het balhoofd.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 37)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 37
» Als blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 37)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
V00232-12
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting
1
verwijderen.
Schroeven
2
losdraaien.
Schroef
3
losdraaien.
Moeren
4
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te
voorkomen.
Schroef
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting
1
positioneren.
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 36)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
11.13 Balhoofdlager insmeren
300669-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 34)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 35)
11.14 Startnummerbord demonteren
V00203-10
Schroef
1
verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 38
11.15 Startnummerbord monteren
V00204-10
Startnummerbord op de remleiding aanbrengen.
Startnummerbord positioneren.
De uitsteeksels
1
grijpen in het spatbord.
V00205-10
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
11.16 Spatbord voor demonteren
V00233-10
Schroeven
1
verwijderen. Spatbord voor afnemen.
11.17 Spatbord voor monteren
V00206-10
Spatbord op het startnummmerbord positioneren.
De nokken van het startnummmerbord zijn vertand met de boringen
1
van
het spatbord.
V00233-11
Spatbord aan de onderste kroonplaat positioneren, schroeven
2
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M6 6 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 39
11.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
V00207-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zover laten dalen dat
het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze positie vastzetten.
Schroef
2
verwijderen, spatbescherming
3
opzij duwen en schokdemper verwij-
deren.
11.19 Schokdemper inbouwen
V00207-11
Hoofdwerk
Spatbescherming
1
naar zijkant duwen en schokdemper positioneren.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M10 45 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
11.20 Zadel afnemen
H00122-10
Snelsluiting
1
openen en zadel achter optillen.
Zadel terugtrekken en afnemen.
11.21 Zadel monteren
V00208-10
Zadel aan de schroef
1
vasthaken, achter neerlaten en tegelijkertijd naar voren
schuiven.
Uitsteeksel
2
is vastgehaakt in de brandstoftank.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 40
H00122-11
Snelsluiting
3
sluiten.
11.22 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 39)
V00209-10
Hoofdwerk
Beugel van de luchtfilterhouder
1
uithangen en opzij zwenken. Luchtfilter met
luchtfilterhouder afnemen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder afnemen.
11.23 Luchtfilter monteren
100818-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in bereik
A
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 88)
V00209-10
Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met de beugel van de luchtfil-
terhouder
1
vastzetten.
Info
Als het luchtfilter niet correct is gemonteerd kunnen er stof en vuil in de
motor terechtkomen en schade veroorzaken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 39)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 41
11.24 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 39)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 40)
M01456-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 88)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 88)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 40)
Zadel monteren. ( pag. 39)
11.25 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
V00210-10
Schroef
1
verwijderen.
Einddemper aan de rubbermof
2
van de uitlaatbocht trekken.
11.26 Einddemper inbouwen
V00211-10
Einddemper met de rubbermof
1
monteren.
De brede flensbus
2
en de smalle flensbus
3
positioneren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 42
V00210-11
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.27 Glasvezelvulling einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 41)
V00212-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
van de eindkap
2
met flensbus verwijderen.
Eindkap en buitenpijp
3
verwijderen.
Glasvezelvulling
4
uit binnenpoot verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren of deze bescha-
digd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling op de binnenbuis monteren.
Buitenbuis over de glasvezelvulling schuiven.
Eindkap in de buitenpijp steken.
Schroeven met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Einddemper inbouwen. ( pag. 41)
11.28 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 39)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
V00213-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
V00234-10
Schroeven
2
verwijderen.
K00216-10
Brandstofslang
3
eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof stromen.
Slang van brandstoftankontluchting uit de balhoofdmoer trekken.
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateurbevestiging trekken en brandstoftank
naar boven toe verwijderen.
11.29 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Hoofdwerk
Gaskabellegging controleren. ( pag. 48)
K00216-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de radiateurbeves-
tiging vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
Brandstofslang
1
monteren.
V00234-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
V00213-11
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Slang van de brandstoftankontluchting in de vorkbuis positioneren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 39)
11.30 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 45)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
11.31 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 88)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 88)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
11.32 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en ach-
terwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achter-
wiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
V00235-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven duwen en de ketting-
spanning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
1
moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
Kettingspanning 5… 8 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 46)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
11.33 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede transmissie- en ach-
terwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor blokkeert het achter-
wiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
Kettingspanning controleren. ( pag. 45)
V00251-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5… 8 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker
en rechter kettingspanner
4
in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkerin-
gen
A
. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroeven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
11.34 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in vrij schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
Bij het monteren van de sluitschakel moet de gesloten zijde van de
borging altijd naar de looprichting wijzen.
Ketting controleren op slijtage.
» Als de ketting versleten is:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten kettingwiel resp.
ketting-aandrijfwiel sneller.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
H00130-10
Afdekking ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het gemarkeerde
bereik
A
is doorgesleten:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen.
Controleren of de afdekking van het ketting-aandrijfwiel goed vastzit.
» Als de afdekking ketting-aandrijfwiel loszit:
Afdekking van het ketting-aandrijfwiel vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 10 Nm
V00214-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Glijblok vastzetten.
V00215-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
H00131-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
11.35 Frame controleren
601599-01
Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking scheuren of vervormingen
heeft:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtinwerking is beschadigd,
altijd vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
11.36 Achterbrug controleren
V00216-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen. KTM staat niet toe dat
de achterbrug wordt gerepareerd.
11.37 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gaskabel kan bij verkeerde montage uit de geleiding glijden.
De gasschuif wordt dan niet meer gesloten; de snelheid kan niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften voldoen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 39)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 42)
V00218-01
Hoofdwerk
Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, achter de koelmiddelslang en
links op het frame gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 43)
Zadel monteren. ( pag. 39)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
11.38 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd of versleten, of loszit:
Rubberen stuurcover vervangen.
Handvatlijm (00062030051) ( pag. 88)
Rubberen stuurcover extra vastzetten. ( pag. 49)
11.39 Rubberen stuurcover extra vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 49)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcover met borgdraad aan twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De getwiste draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn naar de rubbe-
ren stuurcover toe gebogen.
11.40 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
602653-11
Uitgangspositie van de koppelinghendel met de stelschroef
1
aan de grootte van
de hand van de bestuurder aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelingshen-
del dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.41 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
C00259-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
Vloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het vloeistofpeil onder de markering
A
van het kijkglas is gedaald:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren. ( pag. 50)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
11.42 Vloeistofpeil hydraulische koppeling corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingslei-
dingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V00236-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistof tot maat
A
corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(vloeistofpeil onder boven-
kant reservoir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.43 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en koppelingslei-
dingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
V00236-11
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in een hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
V00237-10
Ontluchtingsspuit
4
met de passende vloeistof vullen.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Aan koppelingsactuator de ontluchtingsschroef verwijderen en
ontluchtingsspuit
4
monteren.
H00108-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zonder luchtbellen uit de
boring
5
van de koppelingscilinder stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen om over-
stromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant van
reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 52
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de voorwiel-
rem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
602654-14
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
A
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 52)
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
602654-12
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 52)
Uitgangspositie van de handremhendel met de stelschroef
1
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
A
A
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren op
maat
A
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 2,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12 REMSYSTEEM 53
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V00238-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistofpeil controleren.
Remvloeistofpeil onder bovenkant
reservoir
5 mm
» Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 54)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 54
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 55)
V00238-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
309386-11
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder bovenkant
reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 55
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
B02059-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 55)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 55)
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de remplaketten en daarmee
ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de originele toelating niet
gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
12 REMSYSTEEM 56
V00238-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
E00754-10
Schroef
4
en
5
verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kantelen terugduwen op de
remschijf. Remklauw voorzichtig naar achteren van de remschijf trekken.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
E00756-10
Borgring
6
verwijderen.
Schroef
7
verwijderen.
Remplaketten verwijderen.
Remklauw reinigen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer gepositioneerd zijn.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten voorzijde M6 10 Nm
Borgring
6
monteren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de rem-
werking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Remschijven controleren. ( pag. 52)
E00754-10
Remklauw positioneren.
Schroef
4
en
5
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauw wordt uitgelijnd.
Schroef
4
en
5
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 20 Nm Loctite
®
243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
12 REMSYSTEEM 57
V00238-10
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder bovenkant
reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achter-
wielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag van het rempedaal instellen. ( pag. 57)
Veer
1
vasthaken.
12.9 Vrije slag van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achter-
wielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
H00161-10
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer
1
losdraaien.
Drukstang
2
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Drukstang
2
tegenhouden en moer
1
vastdraaien.
Veer van het rempedaal vastmaken.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt is voor de bestuurder.
» Als de uitgangspositie van het rempedaal moet worden aangepast:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 58)
12 REMSYSTEEM 58
12.10 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem druk op de achter-
wielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
H00161-11
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer
1
losdraaien.
Drukstang
2
terugdraaien.
Moer
3
losdraaien.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal
schroef
4
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Schroef
4
tegenhouden en moer
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 57)
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag aan het rempedaal niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Vrije slag van het rempedaal instellen. ( pag. 57)
Veer van het rempedaal vastmaken.
12.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem verholpen is. (De geau-
toriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00245-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als in het kijkglas
1
een luchtbel te zien is:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 59)
12 REMSYSTEEM 59
12.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de
remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem verholpen is. (De geau-
toriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 60)
V00244-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met ring
3
en membraan
4
verwijderen.
H00115-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Deksel met ring en membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 REMSYSTEEM 60
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
12.13 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
S00885-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 60)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. ( pag. 60)
12.14 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ververst. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
12 REMSYSTEEM 61
H00143-10
Borgring
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
H00144-10
Remplaketten verwijderen.
Schroeven
3
verwijderen en remklauw verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Remkabel niet knikken.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
V00244-11
Schroeven
4
verwijderen.
Deksel
5
met ring
6
en membraan
7
verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen dat er geen rem-
vloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig remvloeistof afzuigen.
Remklauw positioneren.
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw achter M8 18 Nm Loctite
®
243™
H00144-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de rem-
werking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de rem-
werking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en
wrijvingswaarde van de remplaketten en daarmee ook het remvermogen
kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is
overeenstemming met de originele toelating niet gegarandeerd. Het voer-
tuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoestand; de
garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrij-
gegeven en/of aanbevolen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer gepositioneerd zijn.
12 REMSYSTEEM 62
H00143-10
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten achterzijde M6 10 Nm
Borgring
1
monteren.
Remschijven controleren. ( pag. 52)
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
H00115-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil lager dan
bovenkant reservoir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 87)
Membraan en deksel met ring positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN 63
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
V00219-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
V00246-10
Schroeven
2
losdraaien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwer-
king.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas
3
eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
H00934-13
Afstandsbussen
4
verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 88)
Afstandsbussen erin zetten.
13 WIELEN, BANDEN 64
V00247-10
Steekas
2
reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 88)
Voorwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas erin steken.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
V00219-11
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M10 40 Nm Loctite
®
243™
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
V00248-10
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Schroeven
3
losdraaien.
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
H00116-10
Hoofdwerk
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen.
H00117-10
Steekas
3
alleen zo ver eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwer-
king.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
13 WIELEN, BANDEN 65
H00936-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H01173-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 88)
Afstandsbussen erin zetten.
Info
De brede afstandsbus in looprichting links plaatsen.
H00117-12
Steekas
2
reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 88)
Achterwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
Kettingspanner
3
aan beide zijden positioneren en steekas helemaal inschuiven.
H00116-11
Moer
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 45)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
13 WIELEN, BANDEN 66
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rij-
den in de band zijn gaan zitten en beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rij-
den in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de
banden en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding geken-
merkt. De eerste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laat-
ste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervangen, onafhankelijk
van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13 WIELEN, BANDEN 67
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn gespannen, ontstaat een
zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag
van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van de spaakdiame-
ter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en diameter te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspan-
ning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 KOELSYSTEEM 68
14.1 Koelsysteem
V00220-10
Door de waterpomp
1
in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep
in de radiateurdop
2
. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan
zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de
koelwerking.
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
V00221-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop
1
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
400243-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 86)
Radiateurdop monteren.
14 KOELSYSTEEM 69
14.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 86)
Radiateurdop monteren.
14.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componenten van het koelsys-
teem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
14 KOELSYSTEEM 70
H00119-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel zetten.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpompdeksel M6 6 Nm
14.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koelvloeistof in de ogen is
gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
K00211-10
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef
1
is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
boven de radiateurlamellen
10 mm
Koelmiddel 0,55 l Koelvloeistof ( pag. 86)
0
0
AA
0
0
BB
400677-11
Het voertuig in de afgebeelde positie zetten en beveiligen tegen wegrollen. Er moet
een hoogteverschil van
B
moet worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil
B
50 cm
Info
Om ervoor te zorgen dat alle lucht uit het koelsysteem kan ontsnappen,
moet het voertuig aan de voorkant worden opgetild. Een slecht ontlucht
koelsysteem heeft een lager koelvermogen, waardoor de motor oververhit
kan raken.
Voertuig weer op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddel tot maat
A
bijvullen.
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 69)
15 MOTOR AFSTELLEN 71
15.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling
A
bepalen.
Speling gaskabel 3… 5 mm
» Als de gaskabelspeling niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 71)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationair toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 71)
15.2 Gaskabelspeling instellen
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 39)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 42)
Gaskabellegging controleren. ( pag. 48)
H00162-10
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef
2
tot de aanslag is ingescho-
ven.
Moer
3
losdraaien.
400192-11
Stelschroef
2
zo draaien, dat de gaskabelmantel onder gaskabelspeling
A
aan-
wezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3… 5 mm
Moer
3
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 43)
Zadel monteren. ( pag. 39)
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 71)
15 MOTOR AFSTELLEN 72
15.3 Carburateur - stationair
V00222-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met een verkeerde
stationaire afstelling.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de motorvibratie onderhevig aan
verhoogde slijtage. Slijtage kan leiden tot een verkeerde werking.
Het stationaire toerental wordt ingesteld met de stelschroef
1
.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef voor de stationaire lucht-
hoeveelheid
2
.
15.4 Carburateur - stationair afstellen
V00222-10
Regelschroef stationaire lucht
2
tot de aanslag indraaien en op de aangegeven
basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warmrijden 5 min
Speciaal gereedschap aansluiten.
Toerenteller (45129075000)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Met de stelschroef
1
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is helemaal omhoog gedrukt.
( pag. 14)
Stationair toerental 1.400 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht
2
langzaam met de klok mee draaien tot het statio-
naire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu langzaam tegen de
klok in draaien totdat het stationaire toerental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt, moet het stationaire toerental weer wor-
den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde werkstappen
nog een keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt
bereikt kan dat liggen aan een onjuist gedimensioneerde stationaire
sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is gedraaid en het toe-
rental niet verandert, moet een kleinere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen weer van voren af aan
worden herhaald.
Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever-
schillen moet het stationair opnieuw worden afgesteld.
15 MOTOR AFSTELLEN 73
15.5 Vlotterkamer carburateur aftappen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Werkzaamheden bij koude motor uitvoeren.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Er stroomt geen brandstof meer van de tank naar de carburateur.
V00223-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen zodat de uitlopende brandstof wordt opge-
vangen.
Sluitschroef
1
verwijderen.
Brandstof helemaal laten uitlopen.
Sluitschroef monteren en vastdraaien.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 74
16.1 Cardanoliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
300661-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 75)
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle transmissieoliepeil M6 6 Nm
16.2 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Cardanolie bij warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal vlak in de plug-in standaard plaatsen.
601967-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor zetten.
Olieaftapschroef
1
met magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige
slijtage van de versnelling.
V00224-11
Olievulschroef
2
verwijderen en cardanolie vullen.
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 86)
Olievulschroef monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 75
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 74)
16.3 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
300661-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
V00224-11
Olievulschroef
2
verwijderen.
Cardanolie bijvullen tot olie uit de boring van de olieaftapschroef stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 86)
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle transmissieoliepeil M6 6 Nm
Olievulschroef
2
monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte
start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
17 REINIGING, ONDERHOUD 76
17.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruikbaar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreini-
ger inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 88)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 73)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de rem-
plaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Laat uw kind na de reiniging een korte rit maken, totdat de motor de bedrijfstempe-
ratuur heeft bereikt en het remsysteem door voorzichtig remmen gedroogd is.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat ook het water dat hier
is ingedrongen kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 45)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 88)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 89)
18 STALLING 77
18.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in de ogen zijn
gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerk-
zaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de gara-
ges). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 88)
Brandstof tanken. ( pag. 21)
Motorfiets reinigen. ( pag. 76)
Cardanolie verversen. ( pag. 74)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 68)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 73)
Bandenspanning controleren. ( pag. 66)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 31)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor motoron-
derdelen en uitlaat gaan roesten.
18.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 31)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren. ( pag. 18)
Een proefrit maken.
19 FOUTEN OPSPOREN 78
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 18)
Motorfiets is langere tijd niet gebruikt
en daarom zit er oude brandstof in de
vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
( pag. 73)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stopknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxideerd Steekverbinding reinigen en met contactspray
behandelen.
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur ver-
draaid
Carburateur - stationair afstellen.
( pag. 72)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 41)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Het uitlaatsysteem controleren op beschadi-
ging.
Glasvezelvulling van einddemper vervangen.
( pag. 42)
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Membraan of membraanhuis bescha-
digd
Membraan en membraanhuis controleren.
Slijtageverschijnsel Motor controleren.
Motor stokt of klapt in de carburateur Te weinig brandstof Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de
klok in draaien tot de aanslag.
Brandstof tanken. ( pag. 21)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de carbura-
teur goed vastzitten.
19 FOUTEN OPSPOREN 79
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor stokt of klapt in de carburateur Stekker of bobine los of geoxideerd Steekverbinding reinigen en met contactspray
behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in het koelsys-
teem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 69)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 69)
Koelmiddel vullen. ( pag. 70)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Verkeerd ontstekingstijdstip door
losse stator
Ontsteking instellen.
Witte rookontwikkeling (stoom in het
uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Transmissieolie stroomt uit de ont-
luchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren. ( pag. 74)
Water in de transmissieolie Asafdichtingsring of waterpomp
beschadigd
Asafdichtingsring en waterpomp controleren.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 80
20.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt ottomotor, vloeistofgekoeld, met membraanin-
laat en uitlaatsturing
Cilinderinhoud 64,85 cm³
Slag 40,8 mm
Boring 45 mm
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Distributie Uitlaatregeling PCEV (Pneumatic Controlled Exhaust Valve)
Krukaslagers 2 groefkogellagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerringen 1 vierkante ring
Motorsmering Smering met oliemengsel
Primaire overbrenging 23:75 recht vertand tandwiel
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnellingsbak 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:37
2e versnelling 16:34
3e versnelling 18:31
4e versnelling 21:30
5e versnelling 23:28
6e versnelling 24:26
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LR 8 B
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Radiateur Vloeistofkoeling
Starthulp Kickstarter
20.2 Aanhaalmomenten motor
Stuurschuifonderdeel M4 4 Nm Loctite
®
648™
Moer membraan uitlaatregeling M5 4 Nm
Schroef houder koppelingskabel M5 5 Nm
Schroef houderplaat voor retourveer
van de schakelas
M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef lagerborging aandrijfassen M5 5 Nm Loctite
®
648™
Schroef membraandeksel van uitlaat-
besturing
M5 4 Nm
Schroef membraanhuis uitlaatregeling M5 5 Nm
Schroef ontstekingssysteem/stator M5 5 Nm Loctite
®
222™
Schroef schakelvastzetting M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompwiel M5 5 Nm Loctite
®
243™
Aftapplug waterpompdeksel M6 6 Nm
Onderdrukaanslui-
ting/ontluchtingsaansluiting
M6 4 Nm Loctite
®
243™
Schroef aanslagstuk kickstarter M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M6 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef controle transmissieoliepeil M6 6 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
20 TECHNISCHE GEGEVENS 81
Schroef koppelingsnemercilinder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsveren M6 10 Nm
Schroef lagerborging schakelwals M6 5 Nm Loctite
®
648™
Schroef membraanhuis van uitlaatbe-
sturing
M6 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6 10 Nm
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef tussendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 8 Nm
Schroef cilinderkop M7 18 Nm
Moeren cilindervoet M8 20 Nm
Schroef kickstarter M8 25 Nm Loctite
®
243™
Tapeind cilindervoet (linker motorhuis-
helft)
M8 Draaivolgorde:
Inschroeven tot 27 mm uit-
steken
Loctite
®
243™
Tapeind cilindervoet (rechter motor-
huishelft)
M8 Draaivolgorde:
Inschroeven tot 29 mm uit-
steken
Loctite
®
243™
Schroef koppelingmeenemer M10 60 Nm Loctite
®
243™
Bougie M10x1 10… 12 Nm
Moer rotor M12x1 50 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Moer primair tandwiel M14x1,25 40 Nm Loctite
®
243™
20.3 Carburateur
Carburateurtype MIKUNI TM 24
Naaldpositie 2e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Hoofdsproeier 210
Sproeiernaald 5IPL43
Stationaire sproeier 20
Naaldsproeier Q-O (454)
Gasschuif 2,5
20 TECHNISCHE GEGEVENS 82
20.3.1 Carburateur afstellen
100810-01
M/FT ASL Boven NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire luchthoeveelheid open (omwentelingen)
IJ Stationaire sproeier
NDL Sproeiernaald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en gebruiksomstandigheden.
20 TECHNISCHE GEGEVENS 83
20.4 Vulhoeveelheden
20.4.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 86)
20.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,55 l Koelvloeistof ( pag. 86)
20.4.3 Brandstof
Inhoud brandstoftank ca. 3,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:60) ( pag. 87)
20.5 Voorvork
Artikelnummer voorvork 07.18.6Q.03
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 35
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Luchtdruk 3 bar
Vorklengte 735 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk
rechts
200
+40
20
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 87)
Hoeveelheid olie buitenwerk
links
40
+15
10
ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 87)
Oliehoeveelheid cartridge
rechts
240 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 87)
Vethoeveelheid cartridge links 6 ml Multipurpose-vet (00062010051) ( pag. 88)
20.6 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 03.18.7Q.03
Schokdemper WP Performance Systems 3614 BAVP
Ingaande demping high speed
Comfort 1,5 omw
Standaard 1 omw
Sport 0,5 omw
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 8 klikken
Standaard 5 klikken
Sport 2 klikken
Veervoorspanning
Standaard 5 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 35 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: 40 kg 40 N/mm
Gewicht bestuurder: 45 kg 45 N/mm
Veerlengte 210 mm
Gasdruk 10 bar
20 TECHNISCHE GEGEVENS 84
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 70 mm
Inbouwlengte 347 mm
Stootdemperolie ( pag. 87) SAE 2,5
20.7 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen buizen, geë-
loxeerd
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 35
Schokdemper WP Performance Systems 3614 BAVP
Veerweg
voor 215 mm
achter 270 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met remklauw met vier zuigers
achter Schijfrem met remklauw met vier zuigers
Remschijven - diameter
voor 198 mm
achter 160 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 2,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 14:48
Ketting 1/2 x 1/4” keerring
Leverbare kettingwielen 46, 48, 50
Balhoofdhoek 64,5°
Wielstand 1.137 mm
Zadelhoogte onbelast 750 mm
Los van de vloer, onbelast 280 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 53 kg
Maximaal bestuurdersgewicht 50 kg
20.8 Banden
Band voor Band achter
60/100 - 14 30M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
80/100 - 12 41M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
20 TECHNISCHE GEGEVENS 85
20.9 Aanhaalmomenten chassis
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Schroef remleidingklem M5 2 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef asopname M6 10 Nm
Schroef gashendel M6 4,5 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang op
rempedaalcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Schroef remplaketten achterzijde M6 10 Nm
Schroef remplaketten voorzijde M6 10 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef spatbord M6 6 Nm
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Motordraagschroef M8 30 Nm Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef framearm achteraan M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Schroef kettingwiel M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remklauw achter M8 18 Nm Loctite
®
243™
Schroef remklauw voor M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef rempedaal M10 35 Nm Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M10 40 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Moer achterbrugbout M12x1 40 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
21 GEBRUIKSSTOFFEN 86
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minderwaardige en onge-
schikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen alleen door koelvloei-
stof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de koelvloeistof ver-
dund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (verdraagbaar-
heid) met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 90)
SAE ( pag. 90) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 90)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
21 GEBRUIKSSTOFFEN 87
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de juiste eigen-
schappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 90) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 90) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 86)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 86)
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 90) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
22 HULPSTOFFEN 88
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Handvatlijm (00062030051)
Aanbevolen leverancier
KTM AG
GRIP GLUE
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Multipurpose-vet (00062010051)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication
®
CENTOPLEX 2 EP
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
22 HULPSTOFFEN 89
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
23 NORMEN 90
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de norm
JASO T903 MA.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij
hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO MA voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in de wedstrijdsport.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme voorwaarden een pro-
bleemloze verbranding bereikt.
INDEX 91
INDEX
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
B
Balhoofdlager
insmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Balhoofdspeling
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 24
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Bedrijfsurenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
C
Carburateur
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Cardanolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Cardanoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78-79
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
I
Inbedrijfname
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . . . . . . . . 16
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling . . . . 18
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68-69
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
vloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
INDEX 92
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Luchtfilterbak
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Luchtvering AER 35 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
R
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Rubberen stuurcover
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22-23
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Voorvork
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
INDEX 93
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 83
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70, 83
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74, 83
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
*3213635nl*
3213635nl
03/2017
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96

KTM 65 SX 2018 de handleiding

Type
de handleiding