49
BELANGRIJKE
VOORZORGSMAATREGELEN:
1. Lees, volg en bewaar de voorschriften - Lees en volg
alle veiligheids- en bedieningsvoorschriften voordat u het
apparaat in gebruik neemt. Bewaar de voorschriften voor
latere raadpleging.
2. Neem waarschuwingen in acht – Neem alle
waarschuwingen op het apparaat en in de
bedieningsvoorschriften in acht.
3. Opzetstukken - U mag geen opzetstukken gebruiken die
niet door de productfabrikant worden aanbevolen, omdat
deze gevaar kunnen opleveren.
4. Installatievoorschriften - Plaats het apparaat niet op
een onstabiel oppervlak, statief, beugel of tafel. Het apparaat
kan vallen en schade oplopen of ernstig lichamelijk letsel
veroorzaken. Gebruik alleen accessoires die door de
productfabrikant worden aanbevolen of bij het product
worden geleverd. Monteer het apparaat volgens de
voorschriften van de fabrikant. Als een apparaat op een
wagentje staat, moet deze combinatie zeer voorzichtig
worden verplaatst. Door abrupt te stoppen, te hard te
duwen of het over een ongelijke ondergrond te verschuiven,
kan het wagentje kantelen.
5. Reinigen - Haal het netsnoer van het apparaat uit het
stopcontact voordat u het apparaat reinigt. Volg alle
voorschriften die bij het apparaat worden geleverd. Reinig
het apparaat met een vochtige doek. Gebruik geen vloeibare
schoonmaakproducten of spuitbussen.
6. Onderhoud - Voer zelf geen onderhoud aan dit apparaat
uit. Als u de behuizing van het apparaat opent, stelt u zich
mogelijk bloot aan hoge spanning of andere gevaren. Laat
service en onderhoud alleen door bevoegd personeel
uitvoeren.
7. Reparatie - Haal het netsnoer uit het stopcontact en
neem contact op met een gekwalificeerde
onderhoudstechnicus wanneer zich een van de volgende
situaties voordoet:
• Het netsnoer of de stekker is beschadigd.
• Er is vloeistof in het apparaat gelekt of er is iets in
het apparaat gevallen.
• Het apparaat is blootgesteld aan water en/of vochtig
weer (regen, sneeuw, enz.).
• Het apparaat functioneert niet normaal, hoewel u de
bedieningsvoorschriften nauwgezet volgt. Maak
alleen aanpassingen aan het apparaat die in de
bedieningsvoorschriften aan bod komen. Verkeerde
aanpassingen kunnen het apparaat beschadigen en
aanleiding geven tot aanzienlijke reparatiewerken
door een gekwalificeerd technicus.
• Het apparaat is gevallen of de behuizing is
beschadigd.
• De prestaties van het apparaat nemen merkbaar af.
Dit wijst erop dat het apparaat aan een
onderhoudsbeurt toe is.
8. Onderdelen vervangen - Als vervangende onderdelen
vereist zijn, dient de onderhoudstechnicus gebruik te maken
van door de fabrikant aanbevolen onderdelen, of onderdelen
die dezelfde eigenschappen hebben als het oorspronkelijke
onderdeel. Niet erkende onderdelen kunnen aanleiding geven
tot brand, elektrische schokken of andere gevaren.
9. Veiligheidscontrole - Vraag de onderhoudstechnicus na
een onderhoudsbeurt of een reparatie veiligheidscontroles
uit te voeren om na te gaan of het apparaat correct
functioneert.
10. Voeding - Sluit het apparaat alleen aan op een lichtnet
met het voltage vermeld op het etiket op het apparaat.
Neem als u niet zeker bent van het te gebruiken type
stroomvoorziening contact op met uw dealer of plaatselijke
elektriciteitsbedrijf.
• Raadpleeg de bedieningsvoorschriften als u het
apparaat wilt gebruiken met batterijen.
• Gebruik alleen de aanbevolen goedgekeurde
voedingseensheden als u het apparaat wilt gebruiken
met externe voedingseenheden.
• Als u het apparaat wilt gebruiken met een
stroombegrenzer, moet deze begrenzer voldoen
aan EN60950. Andere voedingseenheden kunnen de
apparatuur schade toebrengen of brand of een
elektrische schok veroorzaken.
• Als het apparaat op 24 V-wisselspanning werkt, is
de normale ingangsspanning 24 V. Er mag niet meer
dan 30 V-wisselspanning worden toegepast op de
netingang van het apparaat. De meegeleverde
bedrading tussen de 24 V-wisselspanningsbron en
het apparaat moet voldoen aan de richtlijnen voor
elektronica (voedingsniveau klasse 2). Aard de 24 V-
wisselspanningsbron niet bij de aansluitklemmen van
de voedingsbron of van het apparaat zelf.
11. Aarding - Als het kabelsysteem dat op het apparaat is
aangesloten van buiten komt, moet het kabelsysteem geaard
zijn. Alleen voor modellen in de V.S. -- Sectie 810 van de
National Electrical Code, ANSI/NFPA No.70, bevat
informatie over het correct aarden van het montagestatief en
het montagehulpstuk, het aarden van de coaxkabel aan een
ontladingseenheid, de grootte van de aardingsconductoren,
de plaats van de ontladingseenheid, de aansluiting op
aardingselektrodes en vereisten voor de aardingselektrode.
12. Aarding en polarisatie - Het apparaat is mogelijk
uitgerust met een gepolariseerde stekker (deze heeft twee
stiften waarvan de ene breder is dan de andere). Deze
veiligheidsfunctie zorgt ervoor dat de stekker slechts op één
manier in het stopcontact kan worden gestopt. Draai de
stekker om en probeer het nogmaals als deze niet helemaal
in het stopcontact gaat. Neem contact op met een elektricien
als u de stekker nog steeds niet in het stopcontact kunt
stoppen en laat het verouderde stopcontact vervangen.
Probeer nooit de beveiliging op de gepolariseerde stekker te
veranderen.
Het apparaat kan ook uitgerust zijn met een driedradige
aardingsstekker (een stekker met een derde aardingspen).
Deze veiligheidsfunctie zorgt ervoor dat de stekker alleen in
een aardingsstopcontact kan worden gestopt. Als u de
stekker nog steeds niet in het stopcontact kunt stoppen,
neemt u contact op met een elektricien om het verouderde
stopcontact te vervangen. Probeer nooit de beveiliging op de
aardingsstekker te veranderen.
13. Onweer - Het wordt aanbevolen als extra beveiliging
tegen onweer of als u het apparaat langere tijd niet gebruikt,
het netsnoer uit het stopcontact te halen en alle overige
kabels los te koppelen. Zo voorkomt u bliksemschade en
schade veroorzaakt door stroomstoten.