Jablotron 100+ de handleiding

Type
de handleiding
e
kir
j
a Haszn
á
lati Utas
í
t
á
s Gebruikershandleidin
g
Brukermanual Instru
k
de Utilizador U
ží
vateľsk
ý
n
á
vod Användarmanual Manu
á
l Bru
g
ermanu
a
ti Utas
í
t
á
s Gebruikershandleidin
g
Brukermanual Instrukc
j
a uż
y
tkowni
k
v
ateľsk
ý
n
á
vod Manu
á
l Användarmanual Bru
g
ermanual Kä
y
ttöoh
j
ekir
ja
r
uikershandleidin
g
Brukermanual Instrukc
j
a uż
y
tkownika Manual de Ut
n
vändarmanual Manu
á
l Bru
g
ermanual Kä
y
ttöoh
j
ekir
j
a Haszn
á
lati Utas
í
B
rukermanual Instrukc
j
a uż
y
tkownika Manual de Utilizador U
ží
vateľsk
ý
l
Bru
g
ermanual Kä
y
ttöoh
j
ekir
j
a Használati Utasítás Gebruikershandlei
d
y
tkownika Manual de Utilizador Užívateľsk
ý
návod Användarmanua
t
öoh
j
ekir
j
a Haszn
á
lati Utas
í
t
á
s Gebruikershandleidin
g
Brukermanual In
de Utilizador Užívateľsk
ý
návod Manuál Användarmanua
l
NL
JABLOTRON 100+
NL
1
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING 2
2. BEDIENING VAN HET SYSTEEM
JABLOTRON 100+3
2.1. BESTURING TER PLAATSE 5
2.1.1. MET BEHULP VAN HET
SYSTEEMKLAVIER 5
2.1.2. AUTORISATIECODE VOOR HET
KLAVIER 7
2.1.2.1. ALARMINSTELLING 9
2.1.2.2. ALARM UNSETTING 9
2.1.2.3. BESTURING VAN
DE DWANGTOEGANG 10
2.1.2.4. GEDEELTELIJKE ALARMINSTELLING 10
2.1.2.5. BEËINDIGING VAN EEN
GEACTIVEERD ALARM 10
2.1.2.6. SECTIEBESTURING VIA HET MENU
VAN HET KLAVIER MET
EEN LCD-SCHERM 11
33
2.1.3. GEBRUIK VAN DE SYSTEEM-
KLAVIEREN JA-110E EN JA-150E 11
2.1.3.1. ALARMINSTELLING 13
2.1.3.2. ALARMUITSCHAKELING 14
2.1.3.3. GEDEELTELIJKE ALARMINSTELLING 14
2.1.3.3. GEDEELTELIJKE ALARMINSTELLING 15
2.1.3.4. BESTURING VAN
DE DWANGTOEGANG 15
2.1.3.5. BEËINDIGING VAN
EEN GEACTIVEERD ALARM 15
2.1.4. BEDIENING VAN HET SYSTEEM
MET EEN KEYFOB 16
2.2. BEDIENING OP AFSTAND 16
2.2.1. BEDIENING VAN HET SYSTEEM MET
BEHULP VAN DE SMARTPHONE-
APPLICATIE MyJABLOTRON
17
2.2.2. BEDIENING VAN HET SYSTEEM VIA
DE INTERFACE MyJABLOTRON 17
2.2.3. BEDIENING VAN HET SYSTEEM MET
BEHULP VAN HET SPRAAKMENU 17
2.2.4. BEDIENING VAN HET SYSTEEM VIA
SMS-OPDRACHTEN 17
2.2.5. BEDIENING VAN HET SYSTEEM
OP AFSTAND MET BEHULP VAN EEN
COMPUTER (JA-100-LINK)
17
2.2.6. BESTURING VAN DE
PROGRAMMEERBARE UITGANGEN 17
2.2.6.1. KLAVIERSEGMENT 18
2.2.6.2. AUTORISATIE VAN HET
GEBRUIKERSKLAVIER 18
2.2.6.3. VIA HET MENU VAN HET KLAVIER
MET EEN LCD-DISPLAY 18
2.2.6.4. BESTURING OP AFSTAND 18
2.2.6.5. SMARTPHONE-APPLICATIE
MyJABLOTRON 18
2.2.6.6. WEBINTERFACE MyJABLOTRON 18
2.2.6.7. HET INBELLEN 18
2.2.6.8. SMS-BERICHT 18
3. BLOKKEREN / UITSCHAKELEN
VAN HET SYSTEEM 19
3.1. HET BLOKKEREN VAN GEBRUIKERS 19
3.2. HET BLOKKEREN
VAN DETECTOREN 19
3.3. UITSCHAKELING VAN TIMERS 19
4. AANPASSING VAN HET SYSTEEM 19
4.1. VERANDERING VAN DE TOEGANGS-
-CODE VAN EEN GEBRUIKER 19
4.2. VERANDEREN, WISSEN OF TOEVO-
EGEN VAN EEN RFID-KAART/TAG 20
4.3. WIJZIGING VAN EEN GEBRUIKERS-
NAAM OF TELEFOONNUMMER 20
4.4. TOEVOEGING/VERWIJDERING VAN
EEN GEBRUIKER 20
4.5. KALENDERGEBEURTENISSEN
OPGEZET 20
5. EVENT HISTORY 20
5.1. GEBRUIK VAN HET LCD-KLAVIER 21
5.2. GEBRUIK VAN DE SOFTWARE
JA-100-LINK EN EEN COMPUTER 21
5.3. INLOGGEN OP MyJABLOTRON
(WEB/SMARTPHONE) 21
6. TECHNISCHE SPECIFICATIES 22
MMD26003
2
Gebruikershandleiding JABLOTRON 100+
PERIODIEK ONDERHOUD
:: Het is noodzakelijk om regelmatig en tijdig onderhoudscontroles uit te voeren om een betrouwbare
werking van het systeem te waarborgen. Het grootste deel van het onderhoud wordt tenminste
eenmaal per jaar uitgevoerd door een installatiebedrijf tijdens periodieke onderhoudsinspecties.
:: Het gebruikersonderhoud bestaat hoofdzakelijk uit het schoonhouden van de afzonderlijke
apparaten. De ADMINISTRATOR van het systeem kan het systeem op een ONDERHOUDSMODUS
schakelen om de detectoren te kunnen openen (batterijen te vervangen) of ze uit de installatie
te verwijderen. Raadpleeg het verzoek om de modus ONDERHOUD in te stellen met het
installatiebedrijf. Als het systeem is geconfigureerd volgens het systeemprofiel „EN 50131-1, graad
2“, is de modus ONDERHOUD niet beschikbaar.
:: Het systeem kan worden omgeschakeld naar de onderhoudsmodus via de software
JA-100-Link of vanuit het menu van het Klavier met een LCD-scherm. Na autorisatie kan: een
„Onderhoudsmodus“ worden geselecteerd met een selectie van secties, waar het onderhoud
nodig is. In de onderhoudsmodus worden in de geselecteerde secties geen alarmen geactiveerd,
waaronder het openen of verwijderen van de detectors uit de installatie.
:: De onderhoudsmodus wordt aangegeven door de activeringsknop, die groen knippert (2 keer per
2 seconden) en door de twee segmentknoppen van de betreffende sectie, die uitdoven.
:: Bij het gebruik van de apparaten moet erop worden gelet, dat schade aan het plastic en de
mechanismen van de detectoren wordt voorkomen.
:: Het deksel is meestal beveiligd met een lipje, dat met een klein gereedschap (bijvoorbeeld
een schroevendraaier) zacht moet worden geduwd in het lichaam van de detector. Hierna kan
het deksel worden verwijderd. In sommige gevallen wordt het lipje vastgezet met een kleine
borgschroef, die eerst moet worden losgeschroefd.
:: Wanneer u de batterijen in de detector vervangt, vervang dan altijd alle batterijen in de specifieke
detector tegelijkertijd (gebruik batterijen van hetzelfde type en van dezelfde fabrikant).
:: Sommige apparaten kunnen een test vereisen (bijvoorbeeld branddetectoren). Voor meer
informatie gelieve contact op te nemen met uw servicetechnicus.
1. INLEIDING
Het JABLOTRON 100+ systeem werd ontworpen voor maximaal 600 gebruikers en kan verdeeld worden
in 15 individuele secties. Er kunnen maximaal 230 apparaten worden aangesloten. Het systeem biedt
maximaal 128 multifunctionele programmeerbare uitgangen (bijvoorbeeld huisautomatisatie).
NL
3
2. BEDIENING VAN HET SYSTEEM JABLOTRON 100+
Het beveiligingssysteem kan worden bestuurd op een aantal verschillende manieren. De uitschakeling van
het alarm vereist altijd autorisatie in de vorm van een identifi catie van de gebruiker. Het systeem detecteert
de identiteit van de gebruikers en stelt ze in staat om die delen van het systeem te bedienen, welke hen
toegewezen werden om te besturen. U kunt kiezen uit verschillende instellingsmanieren met of zonder
autorisatie. Als een standaard autorisatietype wordt gebruikt, hoeft u uzelf niet te autoriseren, omdat het
mogelijk is het systeem te wapenen door slechts te drukken op de juiste segmentknop op een Klavier.
De naam van de gebruiker, datum en tijd worden geregistreerd en opgeslagen in het geheugen van het
systeem, telkens wanneer het systeem wordt aangesproken. Deze informatie is beschikbaar voor onbepaalde
tijd. Elke gebruiker kan ook een geactiveerd alarm annuleren door (het geluid van de sirenes stoppen) gewoon
een autorisatie in een willekeurig deel van het systeem (afhankelijk van hun toegangsrechten). Dat schakelt
echter het systeem niet automatisch uit (tenzij de standaardinstelling van het systeem is gewijzigd).
Opmerking: Afhankelijk van de configuratie van de installatie en de systeeminstellingen kunnen
sommige van de hieronder beschreven opties niet beschikbaar zijn. Raadpleeg de configuratie
van de installatie met uw servicetechnicus.
Gebruikers en hun toegangsrechten
AUTORISATIE-
CODE
TYPEBESCHRIJVING
ARC-code
Deze code heeft het hoogste niveau van de autorisatie om het gedrag van het systeem te
confi gureren en is uitsluitend toegestaan om het systeem te deblokkeren na een geactiveerd alarm.
De code kan de Servicemodus betreden, toegang verlenen tot alle tabs met opties inclusief de
ARC-communicatie, waartoe hij de toegang kan weigeren voor een servicetechnicus (Servicecode).
Zolang de parameter „administratorbeperkte service / ARC-recht“ onaangevinkt blijft, kan de
ARC-code alle secties en PG-uitgangen in het systeem besturen. Deze code maakt het mogelijk
om meer administrators en andere gebruikers met een lager autorisatieniveau toe te voegen en hun
codes, RFID-tags en kaarten toe te wijzen. Hij heeft ook een toestemming om alarm en sabotage
alarm geheugen te wissen.
Het aantal ARC-codes in het systeem wordt alleen beperkt door de resterende capaciteit
van de centrale en geen ARC-code is vooraf standaard ingesteld door de fabriek.
Servicecode
(Service)
Deze code kan de Servicemodus betreden en het gedrag van het systeem confi gureren. De code
heeft toegang tot alle tabbladen met opties, waaronder ARC-communicatie, tenzij de toegang
beperkt wordt door de ARC-technicus. Zolang de parameter „Administratorbeperkte service / ARC-
recht“ onaangevinkt blijft, kan de ARC-code alle secties en PG-uitgangen in het systeem besturen.
Het kan gebruikers met ARC-toestemming, andere Servicetechnici, administrators en andere
gebruikers met een lager autorisatieniveau creëren en hun toegangscodes, RFID-tags en kaarten
toewijzen. De code heeft ook een toestemming om alarm en sabotage alarm geheugen te wissen.
Het aantal servicecodes wordt alleen beperkt door de resterende capaciteit van de
centrale. Volgens de fabrieksinstelling is de code 1010. De gebruiker van de service staat
altijd op positie 0 in de centrale en kan niet worden gewist.
Administrator-
code
(hoofd)
Deze code heeft altijd onbeperkte toegang tot alle secties en is bevoegd om alle PG-uitgangen te
besturen. De administrator kan een andere administrator en andere codes creëren met een lager
autorisatieniveau en hun toegang toewijzen tot de secties en PG-uitgangen, toegangscodes, RFID-
chips en kaarten. Deze code heeft toestemming om het alarmgeheugen te wissen. Er kan slechts
één hoofdadministrator code zijn, die niet gewist kan worden. Als „Administratorbeperkte Service/
ARC recht“ wordt geactiveerd, moet de administratorcode worden geautoriseerd om de toegang
voor ARC- en servicetechnici te bevestigen.
Volgens de fabrieksinstelling is de code 1234. De gebruiker van de hoofdadministrator
bevindt zich altijd op positie 1 en kan niet worden gewist.
Administrator-
code
(overige)
Deze code heeft toegang tot secties geselecteerd door de hoofdadministrator, waaraan de andere
administrators nieuwe gebruikers met hetzelfde of lagere autorisatieniveau kunnen toevoegen om
secties en PG-uitgangen te besturen, hun toegangscodes, RFID-tags en kaarten toe te wijzen.
Deze code heeft toestemming om het alarmgeheugen te wissen in toegewezen secties. Als
„Administratorbeperkte Service/ARC recht“ wordt geactiveerd, moet de administratorcode worden
geautoriseerd om de toegang voor ARC- en servicetechnici te bevestigen.
Het aantal administratorcodes (ander) wordt alleen beperkt door de resterende
capaciteit van de centrale. Er is geen code ingesteld door de fabrieksinstellingen.
4
Gebruikershandleiding JABLOTRON 100+
Parameters
van het controlepaneel
4 CIJFERS 6 CIJFERS 8 CIJFERS
“Code met een prefi x”
geactiveerd
= 104 = (10.000) = 106 = (1.000.000) = 108 = (100.000.000)
Code met een prefi x” en
Dwangtoegangsbestu-
ring” beide uitgeschakeld
= 104 – (Aantal gebruikers
– 1)
= 106 – (Aantal gebruikers
– 1)
= 108 – (Aantal gebruikers
– 1)
Code met een prefi x
uitgeschakeld; Besturing
van de dwangtoegang
ingeschakeld
104 – ((Aantal gebruikers
– 1) * 3)
106 – ((Aantal gebruikers
– 1) * 3)
108 – ((Aantal gebruikers
– 1) * 3)
AUTORISATIE-
CODE
TYPEBESCHRIJVING
Gebruikerscode
Deze code heeft toegang tot secties en PG-besturingsrechten toegewezen door een administrator.
Gebruikers kunnen hun RFID-tags en toegangskaarten toevoegen/wissen en hun eigen
telefoonnummers wijzigen. Gebruikers kunnen hun codes veranderen op voorwaarde, dat het
systeem gebruik maakt van codes met prefi xen. Heeft toestemming om het alarmgeheugen
te wissen in toegewezen secties. De toegang van geselecteerde gebruikers tot de secties kan
beperkt worden door een schema.
Het aantal gebruikerscodes wordt alleen beperkt door de resterende capaciteit van de
centrale. Er is geen code ingesteld door de fabrieksinstellingen.
Code instellen
Deze code is alleen toegestaan om een aangewezen sectie te wapenenen mag de PG-uitgangen
besturen (AAN / UIT), waarvoor autorisatie is vereist. Gebruikers met dit autorisatieniveau mogen
niet hun code wijzigen en is hun niet toegestaan om het alarmgeheugen te wissen.
Het aantal ingestelde codes wordt alleen beperkt door de resterende capaciteit van de
centrale. Er is geen code ingesteld door de fabrieksinstellingen.
Code alleen PG
Deze code staat de gebruiker toe om alleen programmeerbare uitgangen met autorisatie te
besturen. Dit geldt zowel voor het in- als het uitschakelen. Gebruikers met dit autorisatieniveau
mogen hun code niet wijzigen en is hun niet toegestaan om het alarmgeheugen te wissen.
Het aantal uitsluitende PG-codes wordt alleen beperkt door de resterende capaciteit van
de centrale. Er is geen code ingesteld door de fabrieksinstellingen.
Paniekcode
Deze code is alleen toegestaan om het Paniekalarm te activeren. Een gebruiker van deze code
mag deze niet veranderen of het alarmgeheugen wissen.
Het aantal paniekcodes wordt alleen beperkt door de resterende capaciteit van de
centrale. Er is geen code ingesteld door de fabrieksinstellingen.
Bewakingscode
Dit is een code voor een veiligheidsdienst. Dit autorisatieniveau staat toe het hele systeem te
wapenen. Maar de bewakerscode kan het systeem alleen tijdens of na het alarm uitschakelen,
zolang het alarmgeheugen nog actief is. Een gebruiker van deze code mag deze niet veranderen of
het alarmgeheugen wissen.
Het aantal bewakerscodes wordt alleen beperkt door de resterende capaciteit van de
centrale. Er is geen code ingesteld door de fabrieksinstellingen.
Ontgrende-
lingscode
Deze code dient om het systeem te deblokkeren, nadat het systeem geblokkeerd werd door alarm.
Een gebruiker van deze code mag deze niet veranderen of het alarmgeheugen wissen.
Het aantal deblokkeringscodes wordt alleen beperkt door de resterende capaciteit van
de centrale. Er is geen code ingesteld door de fabrieksinstellingen.
De veiligheid van toegangscodes, contactloze RFID-apparaten en afstands-
bedieningen:
Via de centrale kan aan iedere gebruiker een 4-, 6- of 8-cijferige code en tot twee RFID-tags worden
toegewezen voor systeemautorisatie. Gebruikersautorisatie is vereist bij elke manipulatie via het Klavier,
spraakmenu, een computer, web of mobiele applicaties. De codelengte beïnvloedt het aantal mogelijke
combinaties en daarom de codeveiligheid.
Het aantal codecombinaties is afhankelijk van de configuratie:
NL
5
Parameters
van het controlepaneel
4 CIJFERS 6 CIJFERS 8 CIJFERS
Gebruik van alleen een
RFID-kaart met een
omvang van 14 tekens
(6 constante + 8 variabele)
= 108 = (100.000.000) = 108 = (100.000.000) = 108 = (100.000.000)
"Code met een prefi x" en
"Kaartbevestiging met een
code" beide ingeschakeld
= ( 108 * 104 ) = 1012 =
(1.000.000.000.000)
= (108 * 106) = 1014 =
(100.000.000.000.000)
= (108 * 108) = 1016 =
1.000.000.000.000.000)
Code met een prefi x
uitgeschakeld; “Kaartbe-
vestiging met een code
ingeschakeld
= 108 * (104 – (Aantal
gebruikers – 1))
= 108 * (106 – (Aantal
gebruikers – 1))
= 108 * (108 – (Aantal
gebruikers – 1))
Manieren om bescherming tegen het raden van de geldige code te verbeteren:
:: Met behulp van een code met meer cijfers (6 of 8-cijferige codes)
:: Meer geavanceerde autorisatietypes, zoals „Kaartbevestiging met een code“ of „Dubbele autorisatie“.
Manieren om de JABLOTRON 100+ te bedienen:
Ter plaatse:
:: Systeemklavier
:: Systeemkeyfob
:: Een computer met een USB-kabel en de software JA-100-Link
Op afstand:
:: Smartphone-applicatie van MyJABLOTRON
:: Computer via de interface MyJABLOTRON
:: Telefoon uitgerust met een spraakmenu
:: Telefoon via SMS
:: Computer via het internet met behulp van de software JA-100-Link
:: Het inbellen vanaf een geautoriseerd telefoonnummer
(alleen voor de werking van programmeerbare uitgangen)
2.1. BESTURING TER PLAATSE
2.1.1. MET BEHULP VAN HET SYSTEEMKLAVIER
Het systeem JABLOTRON 100+ kan worden bestuurd door een verscheidenheid van toegangsmodules
die u niet alleen besturing toestaan, maar ook statussen weergeven van individuele segmenten.
Het systeem kan direct worden bediend (in- en uitschakeling van het systeem en andere
automatiseringsfuncties) met behulp van segmenten met twee knoppen op het klavier. De
segmentknoppen zijn duidelijk gelabeld en gekleurd (gebruikt wordt de verkeerslichtenlogica), zodat de
status van elk segment duidelijk geïndiceerd is. Het segment kan ook worden gebruikt voor het aanduiden
van een status (bijvoorbeeld geopende garagedeur) of om verschillende geautomatiseerde apparaten
te bedienen (bijvoorbeeld verwarming of zonwering). Het maximum aantal segmenten is 20 voor één
toegangsmodule. Een segment kan ook worden ingesteld om te bellen voor hulp in geval van nood
(medisch of paniekalarm).
6
Gebruikershandleiding JABLOTRON 100+
RFID-kaartlezer
staat de bediening toe van
het systeem met behulp van
segmenten en autorisatie op
afstand (RFID-kaart/label).
Klavier met een kaartlezer
de gebruiker kan het systeem
bedienen via segmenten en
autorisatie, door een code in
te voeren of via de contactloze
methode (RFID-kaart/ label),
of een combinatie van beide
middelen om een betere bevei-
liging te bereiken.
Klavier met een LCD-
display en een kaartlezer
de gebruiker kan het systeem
bedienen via segmenten en
autorisatie, of met behulp van
een code, of via de contactloze
methode (RFID-kaart/label),
zowel met code als de kaart/
label om een hogere veiligheid
te bereiken, of via autorisatie en
met gebruik van de opties, die
beschikbaar zijn op het LCD-
-beeldscherm van het Klavier.
Typen toegangsmodules en combinaties ervan:
CONTINU GROEN
UITGESCHAKELD | UIT
KNIPPERT GROEN
INLOOPVERTRAGING
KNIPPERT ROOD
ALARM |
ALARMGEHEUGEN
CONTINU GROEN
ALLES OK
KNIPPERT GROEN
BESTUREN
KNIPPERT GROEN 2X
ELKE 2 s
ONDERHOUD
CONTINU GEEL
STORING
GEEL KNIPPERT
MISLUKTE WAPENING
CONTINU ROOD
INGESTELD | AAN
KNIPPERT ROOD
ALARM |
ALARMGEHEUGEN
CONTINU GEEL
GEDEELTELIJK INGESTELD
KAARTLEZER |
KLAVIER
NL
7
Bij de uitschakeling van het alarm met behulp
van segmentknoppen
is altijd gebruikersautorisatie vereist. Bij de
instelling van het alarm en de besturing van de
geautomatiseerde processen met behulp van
segmentknoppen is de gebruikersautorisatie
optioneel voor elk segment.
Gebruikers kunnen zichzelf autoriseren
door hun toegewezen codes in te voeren of hun RFID-
kaarten/-tags te gebruiken. Elke gebruiker kan een code en
maximaal twee RFID-chips (kaarten of labels) bezitten.
Aanbevolen contactloze chips: JABLOTRON 100+, Oasis of andere chips van derden, die compatibel zijn
met 125 kHz-EM. Voor een betere beveiliging is het nodig, dat het alarmsysteem wordt ingesteld op het
gebruik van bevestigde autorisatie met behulp van RFID-chips en codes (optioneel). Als de gebruikers
meerdere segmenten tegelijk willen besturen, moeten zij zichzelf autoriseren en vervolgens segmenten van
de specifi eke secties indrukken. Op deze manier kunnen de gebruikers bijvoorbeeld het huis en de garage
binnen een enkele autorisatie uitschakelen. Als de parameter „Code met een prefi x“ is ingeschakeld, kan
de Klavierautorisatiecode uit maximaal elf cijfers bestaan: een prefi x (één tot drie cijfers), een sterretje *
(dat het prefi x en de hoofdcode scheidt), en een 4,6 of 8-cijferige code afhankelijk van de confi guratie
(bijvoorbeeld: 123*12345678, of 1*12345678). Alle gebruikers kunnen hun eigen codes wijzigen, die na
het prefi x volgen. De code kan worden gewijzigd met het LCD-display, de software JA-100-Link of de
applicatie MyJABLOTRON.
Als de parameter „Code met een prefi x“ wordt ingeschakeld, kunnen de gebruikers hun code wijzigen.
Als de parameter „Code met een prefi x“ is uitgeschakeld, kunnen de codes alleen door de administrator
worden gewijzigd.
2.1.2. AUTORISATIECODE VOOR HET KLAVIER
Autorisatie met een gebruikerscode wordt uitgevoerd door het intypen van een geldige code in een Klavier of
met een RFID-tag.
Het is mogelijk om 4-, 6- of 8-cijferige codes in het systeem te gebruiken.
Het systeem kan worden geconfi gureerd voor gebruik met of zonder prefi xcodes (standaardinstellingen).
Het prefi x kan worden ingeschakeld voor systemen met een hoger aantal gebruikers. Neem contact op met
de servicemonteur van uw alarmsysteem om deze optie te wijzigen.
Code zonder een pre x: cccc
cccc is een 4-, 6- of 8-cijferige code, toegestane codes zijn van 0000 tot 99999999
Standaard centralecode Administrator: 1234; 123456; 12345678;
8
Gebruikershandleiding JABLOTRON 100+
Administrator-
of gebruike-
rautorisatie
door de code of
RFID-tag/kaart
WAARSCHUWINGS-
INDICATIE
ANNULEREN
SECTIEBESTU-
RING
PG-BESTURING
GEBEURTENIS-
GEHEUGEN
INSTELLING
VERHINDERD
STORINGEN
IN HET SYSTEEM
OMZEILDE
DETECTOREN
SYSTEEMSTATUS
INSTELLINGEN
INSTELLING
WEERGEVEN
ONDERHOUDS-
MODUS
Hiermee kunt u het alarm/mislukte instellingsaanduiding
annuleren in alle secties waartoe de gebruiker
toegangsrechten heeft.
Hiermee kunt u secties van het systeem besturen,
waartoe de gebruiker toegangsrechten heeft en die
geactiveerd worden in de interne instellingen.
Hiermee kan de gebruiker programmeerbare PG-
uitgangen bedienen, afhankelijk van de rechten van de
gebruiker en volgens de interne instellingen.
Toont een gedetailleerde lijst van het
gebeurtenisgeheugen.
Toont een lijst van geactiveerde detectoren die het instellen
van het systeem verhinderen, op voorwaarde dat deze
optie geactiveerd is in de confi guratie van de centrale.
Toont een lijst van alle detectoren, die systeemstoringen
indiceren van secties waarvoor een gebruiker
toegangsrechten heeft.
Toont een lijst van alle geblokkeerde detectoren in
secties, waartoe een gebruiker toegangsrechten heeft.
Toont de status van het systeem (lijst van geactiveerde
detectoren, geactiveerde sabotagecontacten, lage
batterijen, bypassing etc.).
Maakt de bewerking van gebruikers en apparaten
mogelijk (alleen als de USB is ontkoppeld).
Maakt aanpassing van de intensiteit van de
achtergrondverlichting van het Klavier en het contrast
van het display mogelijk.
Hiermee kan de administrator de toegewezen secties
schakelen naar de onderhoudsmodus.
Code met een pre x: nnn*cccc
nnn is het pre x, dat het nummer aanduidt van de positie van de gebruiker (positie 0 tot 600)
* is een separator (* sleutel)
cccc is een 4-, 6- of 8-cijferige code, toegestane codes zijn van 0000 tot 99999999
Standaard centralecode Administrator: 1*1234; 1*123456; 1*12345678;
WAARSCHUWING: De code van de hoofdadministrator begint met het prefi x 1
De hoofdservicecode begint met het prefi x 0
Neem contact op met de servicetechnicus van uw alarmsysteem om het codetype te wijzigen.
Structuur en beschrijving van het menu voor het interne LCD-Klavier:
NL
9
2.1.2.1. ALARMINSTELLING
Terwijl het alarm ingesteld wordt, als een detector actief is (bijvoorbeeld een open raam), zal het systeem
reageren (gebaseerd op systeemconfi guratie) op een van de volgende manieren:
:: Detectoren zullen automatisch bewaken, nadat ze naar een stand-bymodus (standaardinstelling)
overgeschakeld worden.
:: Het systeem zal optisch de status van de geactiveerde detectoren aangeven met een gedurende 8
seconden rood knipperend segment en automatisch ingesteld worden, zodra deze periode is afgelopen.
:: De sectie met geactiveerde detectoren kan ook ingesteld worden door de knop aan de rechterkant
herhaaldelijk in te drukken. Op deze manier bevestigt een gebruiker het voornemen om de sectie te
wapenenmet een geactiveerde detector (bv. een geopend venster). Anders wordt de sectie met de
geactiveerde detector niet ingesteld.
:: De geactiveerde detector zal de instelling van de sectie verhinderen. Deze status wordt optisch aangegeven
met een knipperende rode segmentknop. De detector, die de instelling verhindert, wordt weergegeven op
het LCD-display van het klaviermenu.
Een mislukte instelling wordt aangegeven door de indicatieknop, die geel knippert (de parameter „Mislukte
instelling“ moet zijn ingeschakeld). Raadpleeg voor de installatie een technicus om het gewenste gedrag
van het systeem te programmeren.
2.1.2.2. ALARM UNSETTING
Opmerking: Als de parameter „Uitschakeling van sectie alleen door autorisatie gedurende inloopvertraging“
wordt ingeschakeld, zal een enkele autorisatie een dergelijke sectie uitschakelen, waar de uitloopvertraging
werd ingeschakeld.
2. Druk op de rechterknop
(die niet wordt verlicht) om een
bepaalde sectie te wapenen. Het
is mogelijk om meerdere secties
achter elkaar te wapenen. De
vertraging tussen de selectie van
de secties mag niet langer duren
dan 2 seconden.
3. De opdracht wordt
uitgevoerd uitgevoerd
en het klavier indiceert akoestisch
de uitloopvertraging. De sectie is
nu ingesteld, alleen de detectoren
met een reactie „Vertraagde zone“
bieden tijd om de bewaakte zone
te verlaten tijdens de uitloopver-
traging. De segmentknop van de
ingestelde sectie wordt rood.
1. Autorisatie met gebruik
van het LCD-klavier. Secties, die
kunnen worden bestuurd, worden
verlicht en de achtergrondverlichte
indicatieknop begint groen te
knipperen.
1. Wanneer u het gebouw
betreedt (waarbij een detector met
een reactie „Vertraagde zone“ wordt
geactiveerd), begint het systeem een
inloopvertraging aan te geven met
een continue toon en het knipperen
van een groene segmentknop van de
sectie, waarin de vertraagde inloop/
betreding is geactiveerd.
Autoriseer uzelf met behulp
van het Klavier
– het groene indicatielampje van
het autorisatiepaneel begint te
knipperen.
2. Druk op de linker
segmentknop
van de sectie, die u wilt uitschakelen.
3. De opdracht wordt uitge
voerd
en de segmentknop zal groen
branden om uitgeschakelde secties
aan te geven.
10
Gebruikershandleiding JABLOTRON 100+
1. Autoriseer uzelf
met behulp van het klavier (voer
een code in of houd een kaart of
tag bij de lezer). De indicatieknop
met groene achtergrondverlichting
begint te knipperen.
1. Autoriseer uzelf
met behulp van het
klavier (voer een code
in, houd een tag bij de
lezer).
2. Druk
op de linker
segmentknop van de
sectie, waar het alarm is
afgegaan.
3. Het uitschakelen
is voltooid
en sirenes worden
uitgezet. De groene
knipperende knop
indiceert het uitschakelen
van de betreffende sectie.
Het rode knipperende
lampje geeft het
alarmgeheugen aan.
4. Autoriseer uzelf
en druk nogmaals op
de groene knop om de
alarmgeheugenindicatie
te annuleren.
5. Het segment
geeft de uitgeschakelde
sectie aan met een
continu brandende
groene knop.
2.1.2.3. BESTURING VAN DE DWANGTOEGANG
Deze functie schakelt het systeem uit in een speciale modus. Het systeem wordt schijnbaar uitgeschakeld,
het activeert echter een stil paniekalarm, dat vervolgens gerapporteerd wordt aan geselecteerde
gebruikers (inclusief ARC). Het uitschakelen onder dwang wordt uitgevoerd door het toevoegen van 1 tot
en met het laatste nummer in een geldige code.
Voorbeeld van een code met een pre x: Geldige code: 2*9999
Code voor het uitschakelen onder dwang: 2*9990
Voorbeeld van een code zonder een pre x: Geldige code: *9999
Code voor het uitschakelen onder dwang: 9990
2.1.2.4. GEDEELTELIJKE ALARMINSTELLING
Het systeem kan ook worden geconfi gureerd om gedeeltelijk te worden ingesteld. Dit staat toe om alleen
door bepaalde detectoren in een sectie te laten bewaken. Voorbeeld: ‘s Nachts is het mogelijk om alleen de
deur- en raamdetectoren te wapenen, terwijl de bewegingsmelders binnenshuis op niets reageren.
Om de ruimten volledig te wapenen, waarin gedeeltelijke inschakeling is geactiveerd, moet de knop voor
de systeeminstelling twee keer worden ingedrukt. Eenmaal ingedrukt knippert de knop geel, na de tweede
indrukking gaat de knop rood knipperen. Als het systeem reeds gedeeltelijk is ingesteld – aangegeven door
een permanent geel licht – kan het hele systeem volledig ingesteld worden door autorisatie en door op de
gele knop te drukken. Zodra de knop wordt ingedrukt, zal het systeem volledig worden ingesteld en wordt
de knop rood.
2.1.2.5. BEËINDIGING VAN EEN GEACTIVEERD ALARM
2. Druk op de rechter
segmentknop
van de geselecteerde sectie.
3. De opdracht wordt
uitgevoerd
en de segmentknop gaat geel bran-
den als indicatie van een gedeeltelijk
ingestelde sectie.
NL
11
Een geactiveerd lopend alarm wordt aangegeven met een snel knipperende rode segmentknop en een
achtergrondverlichte indicatieknop. U moet uzelf autoriseren met behulp van het Klavier om het alarm te
stoppen. De sectie blijft ingesteld, een snel knipperende rode segmentknop geeft het alarmgeheugen aan.
De indicatie zal blijven knipperen zelfs als het systeem uitgeschakeld werd.
Als de indicatie van het alarmgeheugen geactiveerd werd tijdens uw afwezigheid, zoek naar de oorzaak
van het alarm in de gebeurtenisgeschiedenis en wees zeer voorzichtig bij het betreden en controleren van
het pand of wacht totdat de veiligheidsdienst komt (op voorwaarde dat uw systeem aangesloten is op een
alarmontvangstcentrale).
De alarmgeheugenindicatie voor het segment blijft ingeschakeld, totdat het systeem opnieuw wordt
ingesteld. Als alternatief kan het worden geannuleerd door het systeem nog een keer uit te schakelen.
Alarmindicatie kan ook worden geannuleerd vanaf het hoofdmenu vanaf het Klavier met een LCD-display
in het hoofdmenu – Waarschuwingsmelding annuleren.
De indicatie van een geactiveerd sabotagealarm kan alleen worden beëindigd door een servicetechnicus
of administrator.
Opmerking: Als u het systeemprofi el „EN 50131-1, graad 2“ gebruikt, moet u altijd eerst uzelf autoriseren
en vervolgens de gewenste actie uitvoeren.
Het beëindigen van een alarm met behulp van een afstandsbediening zal ook de betreffende sectie
uitschakelen.
2.1.2.6. SECTIEBESTURING VIA HET MENU VAN HET KLAVIER MET
EEN LCD-SCHERM
Statussen van secties worden weergegeven in het linker bovengedeelte van het LCD-display van het
Klavier. Een volledig ingestelde sectie wordt aangegeven door een nummer in een zwarte rechthoek 2 ;
een gedeeltelijk ingestelde sectie wordt afgebeeld door een omraamd nummer 4 .
Besturing van het klaviermenu:
:: Autorisatie door een geldige code of een RFID-chip.
:: Voer het menu in door te drukken op ENTER.
:: Sectiebesturing ENTER.
:: Selecteer de gewenste sectie met behulp van pijlen.
:: Door het herhaaldelijke indrukken van ENTER worden de betreffende sectiestatussen gekozen
(gedeeltelijk ingesteld / ingesteld / uitgeschakeld).
:: Druk op ESC om het menu te verlaten.
2.1.3. GEBRUIK VAN DE SYSTEEMKLAVIEREN JA-110E EN JA-150E
4
N
DE
SYSTEEMKLAVIEREN
JA
-
110E
EN
STATUSINDICATOREN
A, B, C, D
LCD-BEELDSCHERM
FUNCTIEKNOPPEN
A, B, C, D
SYSTEEMINDICATOR
HET KLAVIER
EN DE RFID-LEZER
12
Gebruikershandleiding JABLOTRON 100+
Statussen van afzonderlijke secties worden aangegeven door statusindicatoren A, B, C en D boven het
LCD-scherm en door de functieknoppen. De centrale kan direct worden bediend (in- en uitschakeling
van het alarm en andere automatiseringsfuncties) met behulp van de functieknoppen op het klavier. De
functieknoppen en de statusindicatoren A, B, C, D hebben een kleurrijke achtergrondverlichting om de
sectiestatus duidelijk aan te geven.
:: GROEN – uitgeschakeld :: GEEL – gedeeltelijk uitgeschakeld :: ROOD – ingeschakeld
Autorisatie kan worden uitgevoerd door een toegangscode in te voeren op het klavier of door een RFID-
kaart/tag te gebruiken, die is toegewezen aan een bepaalde gebruiker. Elke gebruiker kan een code en
een RFID-chip (een kaart of een tag) hebben. Als de gebruikers meerdere secties tegelijk willen besturen,
moeten zij zichzelf autoriseren en vervolgens functieknoppen van de specifi eke secties indrukken. Op
deze manier kunnen de gebruikers alle secties (bijvoorbeeld het huis en de garage) binnen een enkele
autorisatie uitschakelen.
Structuur en beschrijving van het menu voor het interne LCD-Klavier:
Administrator-
of gebruike-
rautorisatie
door de code of
RFID-tag/kaart
WAARSCHUWINGS-
INDICATIE
ANNULEREN
SECTIEBESTU-
RING
PG-BESTURING
GEBEURTENIS-
GEHEUGEN
INSTELLING
VERHINDERD
STORINGEN
IN HET SYSTEEM
OMZEILDE
DETECTOREN
SYSTEEMSTATUS
INSTELLINGEN
INSTELLING
WEERGEVEN
ONDERHOUDS-
MODUS
Hiermee kunt u het alarm/mislukte instellingsaanduiding
annuleren in alle secties waartoe de gebruiker
toegangsrechten heeft.
Hiermee kunt u secties van het systeem besturen,
waartoe de gebruiker toegangsrechten heeft en die
geactiveerd worden in de interne instellingen.
Hiermee kan de gebruiker programmeerbare PG-
uitgangen bedienen, afhankelijk van de rechten van de
gebruiker en volgens de interne instellingen.
Toont een gedetailleerde lijst van het
gebeurtenisgeheugen.
Toont een lijst van geactiveerde detectoren die het instellen
van het systeem verhinderen, op voorwaarde dat deze
optie geactiveerd is in de confi guratie van de centrale.
Toont een lijst van alle detectoren, die systeemstoringen
indiceren van secties waarvoor een gebruiker
toegangsrechten heeft.
Toont een lijst van alle geblokkeerde detectoren in
secties, waartoe een gebruiker toegangsrechten heeft.
Toont de status van het systeem (lijst van geactiveerde
detectoren, geactiveerde sabotagecontacten, lage
batterijen, bypassing etc.).
Maakt de bewerking van gebruikers en apparaten
mogelijk (alleen als de USB is ontkoppeld).
Maakt aanpassing van de intensiteit van de
achtergrondverlichting van het Klavier en het contrast
van het display mogelijk.
Hiermee kan de administrator de toegewezen secties
schakelen naar de onderhoudsmodus.
NL
13
2.1.3.1. ALARMINSTELLING
Terwijl het alarm ingesteld wordt, als een detector actief is (bijvoorbeeld een open raam), zal het systeem
reageren (gebaseerd op systeemconfi guratie) op een van de volgende manieren:
:: De centrale zal zichzelf instellen. Geactiveerde detectoren worden automatisch geblokkeerd. *)
:: Het systeem zal optisch de status van de geactiveerde detectoren aangeven met een gedurende 8
seconden rood knipperende functieknop en de centrale zal automatisch ingesteld worden, zodra deze
periode is afgelopen (geactiveerde detectoren zullen worden geblokkeerd). *)
:: De sectie met geactiveerde detectoren kan ook ingesteld worden door de functieknop herhaaldelijk in te
drukken. De gebruiker moet het voornemen bevestigen om de sectie te wapenenmet een geactiveerde
detector (bv. een geopend venster). Anders stelt het systeem niet in.
:: De geactiveerde detector zal de instelling van de sectie verhinderen. Deze status wordt optisch
aangegeven met een knipperende rode functieknop. De detector, die de instelling verhindert, wordt
weergegeven op het menu van het LCD-display.
*) WAARSCHUWING: Opties a) en b) worden niet ondersteund door EN 50131, graad. 2 (geselecteerd
systeemprofi el van de centrale)
Als een detector met de reactie „Directe zonealarm“ wordt ge-
activeerd tijdens een uitloopvertraging of als een detector met
de reactie „Uitgestelde zonealarm“ -geactiveerd blijft, nadat de
uitloopvertraging is verstreken, zal de centrale opnieuw worden
uitgeschakeld. Een mislukte instelling wordt aangegeven door
een geel knipperende systeemindicator, gerapporteerd aan de
ARC en aangegeven door een externe sirene (geldt voor bevei-
ligingsklasse 2).
Als de centrale is geconfi gureerd om zonder autorisatie te worden
ingesteld, hoeft u uzelf niet te autoriseren. Het enige wat u moet
doen, is te drukken op een functieknop van een bepaalde sectie.
Het is ook mogelijk om de centrale op eenvoudige wijze te wa-
penendoor autorisatie.
WAARSCHUWING: Instelling zonder autorisatie verlaagt automatisch het maximale beveiligingsniveau
naar graad 1. Overweeg alle mogelijke risico‘s, die verband houden met het gebruik van deze functie.
Raadpleeg voor de installatie een projectconsulent of een servicetechnicus om het gewenste gedrag van
het systeem te programmeren.
1. Autoriseer uzelf
met gebruik van het LCD-klavier. De
functieknoppen A, B, C, D van de
secties die u mag bedienen, gaan
branden en de systeemindicator
begint groen te knipperen.
2. Druk op de functieknop
om een bepaalde sectie te
wapenen. Het is mogelijk om
meerdere secties achter elkaar te
wapenen. De vertraging tussen de
selectie van de secties mag niet
langer duren dan 2 seconden.
3. De opdracht wordt
uitgevoerd en het klavier indiceert ako-
estisch de uitloopvertraging. De sectie
is nu ingesteld, alleen de detectoren
met een reactie „Vertraagde zone“
bieden tijd om de bewaakte zone te
verlaten tijdens de uitloopvertraging.
De statusindicator en een functieknop
van de ingestelde sectie worden rood.
14
Gebruikershandleiding JABLOTRON 100+
2.1.3.2. ALARMUITSCHAKELING
Opmerking: Als de parameter „Uitschakeling van sectie alleen door autorisatie gedurende inloopvertraging“
wordt ingeschakeld, zal een enkele autorisatie een sectie uitschakelen, waar de uitloopvertraging werd inges-
chakeld. Bij het gebruik van meerdere secties moet deze optie met voorzichtigheid worden gebruikt.
Raadpleeg voor de installatie een technicus om het gewenste gedrag van het systeem te programmeren.
2.1.3.3. GEDEELTELIJKE ALARMINSTELLING
WAARSCHUWING: Dit is een extra functie van het alarmsysteem.
Het systeem kan ook worden geconfi gureerd om gedeeltelijk te worden ingesteld. Dit staat toe om alleen
door bepaalde detectoren in een sectie te laten bewaken.
Voorbeeld: ‚S Nachts is het mogelijk om alleen de deur- en raamdetectoren te wapenen, terwijl geselecteer-
de bewegingsdetectoren het alarm niet activeren, wanneer iemand binnen de sectie beweegt.
1. Wanneer u het gebouw
betreedt
(waarbij een detector met een
reactie „Vertraagde zone“ wordt ge-
activeerd), begint het systeem een
inloopvertraging aan te geven met
een continue toon, de systeemin-
dicator en een functieknop, beide
knipperend rood, van de sectie,
waar de vertraagde inloop/betreding
is geactiveerd.
2. Autoriseer uzelf
met behulp van het klavier – de
systeemindicator begint groen te
knipperen.
3. Druk op de functieknoppen
van de secties, die u wilt uitscha-
kelen.
4. De opdracht wordt
uitgevoerd
De functieknoppen en de systee-
mindicator zullen groen branden om
uitgeschakelde secties aan te geven.
1. Autoriseer uzelf
met behulp van het klavier (voer een
code in of houd een RFID-kaart of
tag bij de lezer). De knop van de
systeemindicator begint groen te
knipperen.
2. Druk op de functieknop
van de geselecteerde sectie.
3. De opdracht wordt
uitgevoerd
en de functieknop gaat permanent
geel branden als indicatie van een
gedeeltelijk ingestelde sectie.
NL
15
Om het hele pand te wapenen, waarin de gedeeltelijke instelling is geactiveerd, houdt u de knop ingedrukt om
de centrale gedurende 2 seconden te wapenenof drukt u er twee keer op. Eenmaal ingedrukt brandt de knop
continu geel, na de tweede indrukking gaat de knop continu rood branden.
Als het systeem reeds gedeeltelijk is ingesteld – de functieknop brandt permanent geel – kan het hele systeem
volledig ingesteld worden door autorisatie en door op de gele knop te drukken gedurende een langere tijd.
Zodra de knop wordt ingedrukt, zal het systeem volledig worden ingesteld en wordt de knop rood.
Een gedeeltelijke instelling kan zodanig worden geconfi gureerd, dat de autorisatie niet nodig is.
Druk op de gele knop om de centrale uit te schakelen, wanneer deze gedeeltelijk is ingesteld. De centrale
wordt uitgeschakeld en de knop begint groen te branden.
2.1.3.4. BESTURING VAN DE DWANGTOEGANG
Provides unsetting of the control Schakelt de centrale uit in een speciale modus. Het systeem wordt
schijnbaar uitgeschakeld, het activeert echter een stil paniekalarm, dat gerapporteerd wordt aan geselec-
teerde gebruikers (inclusief ARC).
Het uitschakelen onder dwang wordt uitgevoerd door het toevoegen van 1 tot en met het laatste nummer
in een geldige code. Neem contact op met uw servicetechnicus, als u deze functie wilt gebruiken.
Voorbeeld: Geldige code: 9999 Code voor het uitschakelen onder dwang: 9990
2.1.3.5. BEËINDIGING VAN EEN GEACTIVEERD ALARM
Een geactiveerd alarm wordt aangegeven door de statusindicator en de functieknop knippert snel rood.
U moet uzelf autoriseren met behulp van het klavier om het alarm te stoppen. De sectie blijft ingesteld, een
snel knipperende rode functieknop geeft het alarmgeheugen aan. De indicatie zal blijven knipperen zelfs
als het systeem uitgeschakeld werd.
WAARSCHUWING: Als de indicatie van het alarmgeheugen geactiveerd werd tijdens uw afwezigheid,
betreed het gebouw altijd voorzichtig, zoek naar de oorzaak van het alarm in de gebeurtenis geschiede-
nis en wees zeer voorzichtig bij het betreden en controleren van het pand of wacht totdat de veiligheid-
sdienst komt (op voorwaarde dat uw systeem aangesloten is op een alarm ontvangst centrale).
De alarmgeheugenindicatie blijft ingeschakeld, totdat het systeem opnieuw wordt gewapend. Als alternatief
kan het ook worden geannuleerd via het klaviermenu. Hoofdmenu – Waarschuwingsindicatie annuleren. De in-
dicatie van een geactiveerd sabotagealarm kan worden beëindigd door een servicetechnicus en administrator.
Opmerking: Bij gebruik van het „standaard“ systeemprofi el is het mogelijk om eerst een bepaalde actie te
selecteren door op een functieknop te drukken. Bevestig dit dan door autorisatie via het Klavier.
Het beëindigen van een alarm met behulp van een afstandsbediening zal ook de betreffende sectie
uitschakelen.
1. Autoriseer uzelf
met behulp van het Klavier (voer een
code in, houd een tag bij de lezer).
2. Druk op de functieknop
van de sectie, waarin het alarm is
afgegaan.
3. Het uitschakelen is
voltooid
en sirenes worden uitgezet. Snel
afwisselend knipperende functieknop-
pen (groen/rood) en de statusindica-
tors geven het alarmgeheugen aan.
16
Gebruikershandleiding JABLOTRON 100+
2.1.4. BEDIENING VAN HET SYSTEEM MET EEN KEYFOB
Keyfobs moeten worden geregistreerd in het systeem door de installateur. De keyfob kan worden gekoppeld
aan specifi eke gebruikers. Dit zal de SMS-berichtnotifi catie naar de gebruiker verhinderen, die momenteel in
interactie is met het systeem (als notifi catieparameters op deze manier ingesteld zijn). De keyfobs besturen
en indiceren de status van de batterij en zijn uitgerust met optische en akoestische indicatie.
TWEERICHTIGSKEYFOB
De knopfuncties worden gedifferentieerd door sloticonen. De gesloten sloticoon stelt de geprogrammeerde
secties in; de geopende slot icoon schakelt deze uit. Correcte uitvoering van opdrachten wordt bevestigd
door een LED-licht; uitschakelen – groen, inschakelen – rood. Een communicatiefout (buiten bereik van de
centrale) wordt aangegeven door een geel LED-licht dat een keer knippert. De knoppen met symbolen van
volle en lege cirkels kunnen een andere sectie besturen. De knoppen van de keyfob kunnen ook worden
geconfi gureerd tot PG-uitgangen in verschillende modi: de eerste knop schakelt aan/ de tweede schakelt
uit. Elke knop kan een eigen functie hebben, als impuls- of wijzigingsfuncties worden gebruikt. Voor meer
functies is het mogelijk om twee knoppen op hetzelfde moment in te drukken. Op deze manier kan een
4-toetsen keyfob tot 6 afzonderlijke functies of één PG-statusuitgang hebben (bijvoorbeeld de lichten aan-
en uitzetten), of als alternatief twee PG-uitgangen (bijvoorbeeld een garagedeur en deurslot).
Als het systeem is geconfi gureerd voor het instellen na bevestiging, zal de detector een mislukte instelling
aangeven met een groen LED-licht, als een apparaat wordt geactiveerd. Het is noodzakelijk om de
instelling te bevestigen door nogmaals te drukken op de vergrendelingsknop. Een ingestelde sectie zal
worden bevestigd met een rood LED-licht.
De keyfobknoppen kunnen worden geblokkeerd om te voorkomen, dat deze per ongeluk worden
ingedrukt. Een opdracht wordt verstuurd, wanneer een toets wordt ingedrukt.
Een bijna lege batterij wordt akoestisch aangegeven (met 3 pieptonen) en optisch met een geel
knipperende LED na het indrukken van een knop.
Raadpleeg voor meer informatie de confi guratie van de afstandsbediening met uw servicetechnicus.
EENRICHTINGSKEYFOBS
Eenrichtingskeyfobs versturen een signaal elke keer, als een toets wordt ingedrukt, zonder terugkoppeling
te ontvangen van de centrale. Het verzenden van een signaal wordt alleen bevestigd met een korte fl its
van de rode LED of met een pieptoon.
2.2. BEDIENING OP AFSTAND
Het hoogste comfort voor bediening op afstand en beheer van het systeem wordt geleverd door de
service MyJABLOTRON. De webinterface MyJABLOTRON is een unieke service, die een online toegang
tot JABLOTRON-apparaten mogelijk maakt. Hiermee kunnen de eindgebruikers het systeem monitoren en
besturen. De service is beschikbaar in de vorm van een smartphone-app en als een webapplicatie. Met de
service MyJABLOTRON kunnen gebruikers:
:: De actuele status van het systeem te bekijken
:: Het gehele systeem of een deel ervan in/uit te schakelen
:: Programmeerbare uitgangen te bedienen
:: De gebeurtenisgeschiedenis te bekijken
:: Berichten te sturen naar gekozen gebruikers via SMS, e-mail of pushnotifi caties
:: Maak foto‘s van fotoverifi catieapparaten en browse er door op het tabblad Fotogalerij of direct in
Recente gebeurtenissen
:: Actuele temperatuur of energieverbruik monitoren, met inbegrip van geschiedenisoverzichten op
grafi eken
:: En andere nuttige functies.
Afhankelijk van uw land of regio kan worden in MyJABLOTRON een webrekening aangemaakt door
een geautoriseerde JABLOTRON-partner. De inlognaam dient als het e-mailadres van de gebruiker. Het
wachtwoord voor het eerste inloggen zal worden gestuurd naar dit adres. Het wachtwoord kan op elk
moment worden gewijzigd in de gebruikersinstellingen.
NL
17
2.2.1. BEDIENING VAN HET SYSTEEM MET BEHULP VAN
DE SMARTPHONE-APPLICATIE MyJABLOTRON
Nadat een gebruikersaccount is aangemaakt, kan de gebruiker het systeem op afstand bewaken en
bedienen via de MyJABLOTRON-app voor Android- en iOS-smartphones.
2.2.2. BEDIENING VAN HET SYSTEEM VIA DE INTERFACE MyJABLOTRON
Het systeem JABLOTRON 100+ kan eenvoudig en gemakkelijk worden bediend met behulp van uw computer
via het internet en de webinterface MyJABLOTRON, die toegankelijk is via www.myjablotron.com.
2.2.3. BEDIENING VAN HET SYSTEEM MET BEHULP VAN
HET SPRAAKMENU
Het systeem kan worden bediend vanaf een telefoon via een spraakmenu, dat de gebruiker leidt door een
reeks van opties in de vooraf geconfi gureerde taal. Om het spraakmenu te openen, belt u gewoon het
telefoonnummer van het alarmsysteem.
De toegang tot het spraakmenu kan worden geactiveerd om of alle telefoonnummers zonder beperking te
ontvangen, of om alleen geautoriseerde telefoonnummers te accepteren, die opgeslagen zijn in de centrale.
Afhankelijk van de confi guratie kan autorisatie door het invoeren van een geldige code op een telefoonKlavier
vereist zijn. Zodra de gebruiker het menu invoert, zal het spraaksysteem een update bieden van de huidige
status van alle secties toegewezen aan de gebruiker. De beller kan dan deze secties besturen, individueel of
collectief, met behulp van het telefoonKlavier en de beschikbare mogelijkheden van het menu.
De systeemstandaard is ingesteld om inkomende gesprekken te beantwoorden na drie beltonen (ongeveer
15 seconden).
2.2.4. BEDIENING VAN HET SYSTEEM VIA SMS-OPDRACHTEN
SMS-opdrachten kunnen individuele secties en programmeerbare uitgangen besturen, net als
segmentknoppen van het Klavier. De vorm van een SMS-bericht om het systeem te bedienen is: CODE_
COMMAND. De eigenlijke opdrachten zijn vooraf gedefi nieerd (INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN) met
een extra numerieke parameter, die een specifi eke sectie identifi ceert. Eén SMS-opdracht kan meerdere
secties tegelijkertijd besturen. In dit geval defi niëren de toegevoegde getallen in de opdracht de secties.
Voorbeeld van een SMS-opdracht gebruikt om secties 2 en 4 te wapenen:
CODE_SET_2_4
De opdrachten om de programmeerbare uitgangen te controleren kunnen worden geprogrammeerd door
een systeeminstallateur. Zo kunt u bijvoorbeeld LUIKEN OMLAAG kiezen, om de luiken op uw ramen te
sluiten. Het is ook mogelijk om het systeem zodanig te confi gureren om geen code voorafgaande aan
een opdracht te vereisen. In dat geval wordt de opdracht eenvoudig automatisch geïdentifi ceerd, als het
systeem het telefoonnummer van de gebruiker herkent, waarvan het SMS-bericht werd verzonden. De
confi guratie wordt uitgevoerd door een servicetechnicus.
2.2.5. BEDIENING VAN HET SYSTEEM OP AFSTAND MET BEHULP
VAN EEN COMPUTER (JA-100-LINK)
Het systeem JABLOTRON 100+ kan op afstand worden bediend met behulp van een computer met een
geïnstalleerde software JA-100-Link. Deze kan worden gedownload van het gedeelte „Downloads“ van de
website www.myjablotron.com.
18
Gebruikershandleiding JABLOTRON 100+
2.2.6. BESTURING VAN DE PROGRAMMEERBARE UITGANGEN
2.2.6.1. KLAVIERSEGMENT
Een PG-uitgang wordt ingeschakeld door het indrukken van de rechter knop van het segment en
uitgeschakeld door het indrukken van de linker knop. Als de uitgang geconfi gureerd wordt als pulsuitgang,
wordt hij uitgeschakeld op basis van de vooraf ingestelde tijd.
PG-besturing kan wel of niet worden opgeslagen in het gebeurtenisgeheugen van de centrale.
De confi guratie wordt uitgevoerd door een servicetechnicus.
Autorisatie wordt (niet) vereist op basis van de systeemconfi guratie.
2.2.6.2. AUTORISATIE VAN HET GEBRUIKERSKLAVIER
Het is mogelijk om een PG-uitgang gewoon te activeren door de autorisatie van de gebruiker (het invoeren
van een code of met behulp van een RIFD-tag). De PG-uitgang moet worden geconfi gureerd voor het
activeren via een aangewezen Klavier.
2.2.6.3. VIA HET MENU VAN HET KLAVIER MET EEN LCD-DISPLAY
Na gebruikersautorisatie kunnen de programmeerbare uitgangen worden bestuurd vanuit het menu van het
Klavier met een LCD-display. De gebruiker heeft toegang tot programmeerbare uitgangen afhankelijk van de
toestemmingen van de gebruiker.
Besturing van het Klaviermenu:
:: Autorisatie door een geldige code of een RFID-chip.
:: Voer het menu in door te drukken op ENTER.
:: PG-besturing ENTER.
:: Kies de gewenste PG-groep met behulp van pijlen (1–32), (33–64), (65–96), (97–128)
ENTER.
:: Selecteer de gewenste PG met behulp van pijlen ENTER.
:: Als u herhaaldelijk op ENTER drukt, worden de PG-statussen gewijzigd (actieve PG wordt
weergegeven door een PG-nummer in een rechthoek gevuld met zwarte kleur.
:: Druk op ESC om het menu te verlaten.
2.2.6.4. BESTURING OP AFSTAND
Door te drukken op een toegewezen knop van een afstandsbediening. Tweerichtings afstandsbedieningen
bevestigen de activering van PG-uitgangen met een LED-indicator.
2.2.6.5. SMARTPHONE-APPLICATIE MyJABLOTRON
Door te klikken op AAN/UIT op het tabblad Automatisering (PG).
2.2.6.6. WEBINTERFACE MyJABLOTRON
Door te klikken op AAN/UIT op het tabblad Automatisering (PG).
2.2.6.7. HET INBELLEN
Elk telefoonnummer, dat opgeslagen is in het systeem (één gebruiker kan slechts één
telefoonnummer hebben), kan één PG besturen door gewoon in te bellen (d.w.z. zonder een
gesprek te starten). Bellen bestaat uit de keuze van het telefoonnummer van de SIM-kaart, die
gebruikt wordt in het beveiligingssysteem en de ophanging, voordat het systeem de oproep
beantwoordt. Het systeem beantwoordt normaal de oproep na de derde beltoon (ongeveer 15
seconden).
2.2.6.8. SMS-BERICHT
Het verzenden van een SMS kan een bepaalde PG in- of uitschakelen. Autorisatie wordt (niet)
vereist op basis van de systeemconfiguratie.
Voorbeeld: CODE_CONFIGURED TEXT
NL
19
3. BLOKKEREN / UITSCHAKELEN VAN HET SYSTEEM
3.1. HET BLOKKEREN VAN GEBRUIKERS
Elke gebruiker kan tijdelijk worden geblokkeerd (bijvoorbeeld wanneer een gebruiker zijn kaart/tag verliest
of zijn toegangscode bekend wordt gemaakt). Als een toegang van de gebruiker is geblokkeerd, zullen
zijn ID-code of kaart/ tag niet meer geaccepteerd worden door het systeem. De gebruikers zullen op hun
telefoon ook geen SMS-waarschuwingen of spraakmeldingen ontvangen.
Alleen de systeemadministrator of servicetechnicus kan een gebruiker blokkeren. Een methode om de
toegangsrechten te ontnemen is Instellingen / Gebruikers / Gebruiker / Bypass en „Ja“ te selecteren op
het LCD-Klavier. Een andere optie is om lokaal of op afstand een gebruiker te blokkeren via de software
JA-100-Link door te klikken op de gebruiker in de kolom Instellingen / Gebruikers / Gebruiker blokkeren.
Een geblokkeerde (uitgeschakelde) gebruiker zal gemarkeerd worden met een rode cirkel, totdat de
blokkering wordt opgeheven.
3.2. HET BLOKKEREN VAN DETECTOREN
Een detector kan tijdelijk gedeactiveerd worden op dezelfde manier, waarop een gebruiker kan worden
geblokkeerd. Een detector wordt geblokkeerd, als de activering ervan tijdelijk niet wenselijk is (bijvoorbeeld
een bewegingsmelder in een kamer met een huisdier of een uitschakeling van het geluid van een sirene).
Het systeem voert nog steeds de diagnostiek van sabotagecontacten uit en stuurt service-evenementen,
maar de alarmfunctie is uitgeschakeld.
Alleen de systeemadministrator of servicetechnicus kan een detector blokkeren. Dit kan worden bereikt
door te kiezen voor Instellingen / Apparaten / Bypass en te selecteren voor Ja op het LCD-Klavier. Een
andere optie is om de software JA-100-Link te gebruiken door te klikken op de detector in de kolom
Instellingen / Diagnose / Uitgeschakeld. Een geblokkeerde detector wordt gemarkeerd met een gele cirkel
totdat deze opnieuw wordt ingeschakeld volgens dezelfde procedure. Een apparaat kan ook geblokkeerd
worden door de smartphone app. MyJABLOTRON.
3.3. UITSCHAKELING VAN TIMERS
Om geautomatiseerde geplande gebeurtenissen in het systeem tijdelijk te deactiveren, kan een timer
worden gedeactiveerd. De uitschakeling van een geplande gebeurtenis (bijvoorbeeld uitschakeling van het
systeem van de bewaking tijdens de nacht op een vooraf vastgesteld moment) verhindert de uitvoering
van deze gebeurtenis (bijvoorbeeld tijdens de vakantie).
Een timer kan lokaal of op afstand worden geblokkeerd via de software JA-100-Link door te klikken op de
sectie in de kolom Instellingen / Kalender / Geblokkeerd. Een uitgeschakelde timer wordt gemarkeerd met
een rode cirkel, totdat deze opnieuw wordt ingeschakeld volgens dezelfde procedure.
4. AANPASSING VAN HET SYSTEEM
4.1. VERANDERING VAN DE TOEGANGSCODE VAN EEN GEBRUIKER
Als het systeem opgezet wordt zonder vooraf ingestelde codes, kunnen alleen de systeemadministrator en
de servicetechnicus de beveiligingscodes veranderen. De systeemadministrator kan wijzigingen uitvoeren
via zowel het LCD-klavier als de software JA-100-Link en de smartphone-applicatie MyJABLOTRON. De
code kan gewijzigd worden na autorisatie door Instellingen / Gebruikers / Gebruiker / Code te selecteren.
Voor het invoeren van een nieuwe code moet u de bewerkingsmodus invoeren (de code begint te
knipperen) door op Enter te drukken, de nieuwe code invoeren en bevestigen door opnieuw op Enter te
drukken. Na voltooiing van de veranderingen moeten deze worden bevestigd door Opslaan te kiezen, als
het systeem u uitnodigt met „Instellingen opslaan?“.
Als het systeem opgezet wordt met prefi xcodes, kunnen individuele gebruikers toestemming krijgen om
hun code te veranderen vanuit het LCD-menu op het Klavier.
20
Gebruikershandleiding JABLOTRON 100+
4.2. VERANDEREN, WISSEN OF TOEVOEGEN VAN EEN RFID-KAART/TAG
Als het systeem opgezet wordt zonder vooraf ingestelde codes, kunnen alleen de systeemadministrator en
de servicetechnicus de beveiligingscodes veranderen. De systeemadministrator kan wijzigingen uitvoeren
via zowel het LCD-Klavier als de software JA-100-Link en de MyJABLOTRON-smartphone-applicatie.
De code kan gewijzigd worden na autorisatie door Instellingen / Gebruikers / Gebruiker / Code te
selecteren. Voor het invoeren van een nieuwe code moet u de bewerkingsmodus invoeren (de code begint
te knipperen) door op Enter te drukken, de nieuwe code invoeren en bevestigen door opnieuw op Enter te
drukken. Na voltooiing van de veranderingen moeten deze worden bevestigd door Opslaan te kiezen, als
het systeem u uitnodigt met „Instellingen opslaan?“.
Als het systeem opgezet wordt met prefi xcodes, kunnen individuele gebruikers toestemming krijgen om
hun code te veranderen vanuit het LCD-menu op het Klavier.
4.3. WIJZIGING VAN EEN GEBRUIKERSNAAM OF TELEFOONNUMMER
Als het systeem opgezet wordt met prefi xcodes, kunnen gebruikers hun telefoonnummers toevoegen,
veranderen of wissen of hun naam veranderen vanuit het LCD-menu op het Klavier. Dit kan na autorisatie
worden uitgevoerd door Instellingen / Gebruikers / Gebruiker / Telefoon te selecteren. Om wijzigingen uit
te voeren moet de gebruiker zich bevinden in de bewerkingsmodus. Dit wordt uitgevoerd door te drukken
op Enter. Na de uitvoering van de veranderingen moeten deze worden bevestigd door opnieuw te drukken
op Enter. Voer „0“ in in het telefoonnummerveld om een telefoonnummer te wissen. Nadat de wijzigingen
zijn voltooid, moet de verandering worden opgeslagen door Opslaan te kiezen, als het systeem u uitnodigt
met „Instellingen opslaan?“.
De systeemadministrator en de servicetechnicus kunnen het telefoonnummer van een gebruiker
toevoegen, wijzigen of verwijderen of de naam van de gebruiker veranderen via zowel het LCD-Klavier als
de software JA-100-Link.
4.4. TOEVOEGING/VERWIJDERING VAN EEN GEBRUIKER
Alleen de systeemadministrator of servicetechnicus kan nieuwe gebruikers toevoegen tot het systeem
of dezen wissen. Nieuwe gebruikers kunnen worden toegevoegd tot (of gewist uit) het systeem via de
software JA-100-Link of door een technicus in de software F-Link.
Bij het aanmaken van een nieuwe gebruiker is het noodzakelijk om hem het volgende toe te wijzen:
toegangstoestemmingen (rechten), secties, die de gebruiker kan gebruiken, programmeerbare uitgangen
die hij kan besturen, en welk type autorisatie nodig zal zijn.
4.5. KALENDERGEBEURTENISSEN OPGEZET
Het is mogelijk om kalendergebeurtenissen te confi gureren (uitschakelen / instellen/gedeeltelijk instellen,
besturen of blokkeren van PG-uitgangen).
De kalendergebeurtenissen kunnen worden ingesteld via de software JA-100-Link in het tabblad Kalender.
Voor elke kalendergebeurtenis kunnen actie, sectie of PG-uitgang en gebeurtenistijd worden ingesteld.
Dag kan worden gedefi nieerd door een dag van de week, maand of jaar. Voor de geselecteerde dag kunt
u maximaal 4 keer instellen om een actie uit te voeren of om herhaling met regelmatige tussenpozen in te
stellen.
Daarom kunnen kalendergebeurtenissen niet alleen worden aangepast voor sectiebesturing, maar ook
voor het besturen van verschillende technologieën in het object met PG-uitgangen.
5. GEBEURTENIS GESCHIEDENIS
Het beveiligingssysteem slaat alle uitgevoerde operaties en gebeurtenissen op (inschakeling, uitschakeling,
alarmen, storingen, berichten verzonden aan gebruikers en ARCs) op de micro SD-kaart in de centrale van
het systeem. Elk item bevat de datum, het tijdstip (begin en einde), en de bron (oorzaak/ oorsprong) van
de gebeurtenis.
NL
21
De verschillende manieren om in het gebeurtenisgeheugen van het systeem te browsen:
5.1. GEBRUIK VAN HET LCD-KLAVIER
De toegang tot de gebeurtenisgeschiedenis met behulp van het klavier vereist autorisatie door de gebruiker.
Eenmaal geautoriseerd, worden de beschikbare opties (op basis van gebruikersvergunningen) weergegeven
door het gebeurtenisgeheugen te kiezen. Records kunnen worden bekeken met behulp van pijlen.
5.2. GEBRUIK VAN DE SOFTWARE JA-100-LINK EN EEN COMPUTER
In het systeemgeheugen kan worden gebladerd via de software JA-100-Link. Gebeurtenissen kunnen
worden gedownload vanaf de centrale in kleine (ongeveer 1,200 gebeurtenissen) of grotere (ongeveer
4,000 gebeurtenissen) batches. De gebeurtenissen kunnen worden gefi lterd in detail, kleurgecodeerd voor
een betere oriëntatie, of opgeslagen in een bestand op een computer.
5.3. INLOGGEN OP MyJABLOTRON (WEB/SMARTPHONE)
Alle systeemgebeurtenissen kunnen worden bekeken na het inloggen via de webinterface/smartphoneapp
MyJABLOTRON. De rekening toont de geschiedenis in een reeks, die overeenkomt met de machtigingen
van de gebruiker.
22
Gebruikershandleiding JABLOTRON 100+
PARAMETER JA-103K JA-103K-7 Ah JA-107K
Voeding van de centrale ~ 110–230 V/50–60 Hz,
max. 0,28 A met zekering F1,6 A/250 V,
beschermingsklasse II
~ 110–230 V/50–60 Hz,
max. 0,28 A met zekering F1,6 A/250 V,
beschermingsklasse II
~ 110–230 V/50–60 Hz,
max. 0,85 A met zekering F1,6 A/250 V,
beschermingsklasse II
Back-up batterij 12 V; 2,6 Ah (lood-gel) 12 V; 7 Ah (lood-gel) 12 V; 7 to 18 Ah (lood-gel)
Maximale oplaadtijd voor
de batterij
48 u 48 u 48 u
BUS-spanning (rood – zwart) 12,0 tot 13,8 V 12,0 tot 13,8 V 12,0 tot 13,8 V
Max. continu stroomverbruik
vanaf de centrale
1000 mA 1000 mA 2000 mA permanent
3000 mA gedurende 60 minuten
(max. 2000 mA voor één BUS)
Max. continu stroomverbruik
voor een back-up van 12 uur
JA-103K – 2,6 Ah back-up batterij JA-103K – 7 Ah back-up batterij JA-107K – 18 Ah back-up batterij
Zonder
GSM communicator
LAN – UIT:
115 mA
LAN – AAN:
88 mA
Zonder
GSM communicator
LAN – UIT:
334 mA
LAN – ON:
300 AAN
Zonder
GSM communicator
LAN – UIT:
1135 mA
LAN – AAN:
1107 mA
Met
GSM communicator
LAN – UIT:
80 mA
LAN – AAN:
53 mA
Met
GSM communicator
LAN – UIT:
302 mA
LAN – AAN:
270 mA
Met
GSM communicator
LAN – UIT:
1100 mA
LAN – AAN:
1072 mA
Max. continu stroomverbruik
voor een back-up van 24 uur
Zonder
GSM communicator
LAN – UIT:
21 mA
Zonder
GSM communicator
LAN – UIT:
160 mA
LAN – AAN:
125 mA
Zonder
GSM communicator
LAN – UIT:
535 mA
LAN – AAN:
499 mA
Met
GSM communicator
LAN – UIT:
17 mA
Met
GSM communicator
LAN – UIT:
128 mA
LAN – AAN:
110 mA
Met
GSM communicator
LAN – UIT:
530 mA
LAN – AAN:
494 mA
Maximaal aantal apparaten 50 50 230
LAN-communicator Ethernet interface, 10/100BASE Ethernet interface, 10/100BASE Ethernet interface, 10/100BASE
Maten 268 x 225 x 83 mm 357 x 297 x 105 mm 357 x 297 x 105 mm
6. TECHNISCHE SPECIFICATIES
NL
23
PARAMETER JA-103K JA-103K-7 Ah JA-107K
Gewicht met/zonder AKU 1844 g/970 g 3755 g/1665 g 7027 g/1809 g
Reactie op ongeldige code-
-invoer Alarm na 10 verkeerde invoeringen van de code
Gebeurtenisgeheugen Ca. 7 miljoen laatste gebeurtenissen, incl. datum en tijd
Voedingsbroneenheid Type A (volgens EN 50131-6)
Opmerking T 031: Bij uitval van de netspanning wordt het systeem geback-upt gedurende 24 uur en tegelijkertijd wordt een storingsmelding
gestuurd naar het ARC.
Classifi catie Veiligheidgraad 2 / Milieuklasse II. (volgens EN 50131-1)
Operationele omgeving Algemene oplossing voor intern gebruik
Operationeel
temperatuurbereik -10 °C tot +40 °C
Gemiddelde operationele
vochtigheid 75% RH, niet-condenserend
Komt overeen met EN 50131-1 ed. 2+A1+A2, EN 50131-3, EN 50131-5-3+A1, EN 50131-6 ed. 2+A1, EN 50131-10, EN 50136-1, EN 50136-2, EN 50581
Bedrijfsfrequentie van de radio
(met de module JA 11xR) 868,1 MHz
Radio-emissies ETSI EN 300 220-1,-2 (module R), ETSI EN 301 419-1, ETSI EN 301 511 (GSM)
EMC EN 50130-4 ed. 2+A1, EN 55032 ed. 2, ETSI EN 301 489-7
Veiligheidsconformiteit EN 62368-1+A11
Identifi catie van de beller
(CLIP) ETSI EN 300 089
Operationele voorwaarden ERC REC 70-03
Opmerking: De parameters kunnen verschillen als u een ander type bedieningspaneel gebruikt.
JABLOTRON ALARMS a.s. verklaart hiermede, dat de centrales JA-103K en JA-107K in overeenstemming zijn met de relevante communautaire harmonisatiewetgeving:
Richtlijnen nr.: 2014/53/EU, 2014/35/EU, 2014/30/EU, 2011/65/EU, wanneer gebruikt zoals bedoeld. Het origineel van de conformiteitsbeoordeling kan worden gevonden
op www. jablotron.com – sectie Downloads.
Opmerking: De correcte verwijdering van dit product helpt waardevolle bronnen te besparen en potentiële negatieve effecten op de volksgezondheid en het
milieu te voorkomen, die anders kunnen ontstaan door onjuiste verwijdering van afval.Breng het product terug naar de handelaar of neem contact op met
uw lokale overheid voor meer informatie over het dichtstbijzijnde aangewezen inzamelpunt.
JABLOTRON 100+
www.jablotron.com
M-NLJA100+-USER
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27

Jablotron 100+ de handleiding

Type
de handleiding