KTM 125 EXC 2013 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2013
125 EXC EU
125 EXC SIX DAYS EU
200 EXC EU
200 EXC AUS
200 XC-W USA
250 EXC EU
250 EXC AUS
250 EXC SIX DAYS EU
250 XC-W USA
300 EXC EU
300 EXC AUS
300 EXC SIX DAYS EU
300 XC-W USA
Artikelnr. 3211861nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 12) Dealerstempel
Motornummer ( pag. 12)
Sleutelnummer (Alle EXC modellen) ( pag. 12)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin-
gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe-
den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2012 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement
ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÃœV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 5
1.2 Gebruikte formatering........................................ 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 6
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 6
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 6
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 6
2.5 Veilig gebruik ................................................... 7
2.6 Beschermende kleding ...................................... 7
2.7 Werkinstructies................................................. 7
2.8 Milieu.............................................................. 7
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 9
3.1 Garantie........................................................... 9
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 9
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 9
3.4 Service ............................................................ 9
3.5 Afbeeldingen .................................................... 9
3.6 Klantenservice.................................................. 9
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................ 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symboolweergave) .......................................... 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symboolweergave) .......................................... 11
5 SERIENUMMERS....................................................... 12
5.1 Framenummer ................................................ 12
5.2 Typeplaatje .................................................... 12
5.3 Sleutelnummer (Alle EXC modellen) ................. 12
5.4 Motornummer................................................. 12
5.5 Artikelnummer voorvork ................................... 12
5.6 Artikelnummer schokdemper............................ 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 14
6.1 Koppelingshendel ........................................... 14
6.2 Remhendel..................................................... 14
6.3 Gashendel...................................................... 14
6.4 Stopknop (Alle EXC modellen).......................... 14
6.5 Stopknop (XC-W)............................................. 15
6.6 Claxonknop (Alle EXC modellen)....................... 15
6.7 Lichtschakelaar (Alle EXC modellen)................. 15
6.8 Lichtschakelaar (XC-W).................................... 15
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (Alle EXC
modellen)....................................................... 15
6.10 Noodstopschakelaar (EXC AUS)........................ 16
6.11 E-starterknop (200/250/300 EXC EU,
250/300 EXC SIX DAYS EU, XC‑W) .................. 16
6.12 E-starterknop (EXC AUS) ................................. 16
6.13 Overzicht controlelampjes (Alle EXC
modellen)....................................................... 16
6.14 Tachometer .................................................... 16
6.14.1 Overzicht ................................................... 16
6.14.2 Activering en test........................................ 17
6.14.3 Tripmaster-schakelaar ................................. 17
6.14.4 Kilometer of mijl instellen ........................... 17
6.14.5 Tachometerfuncties instellen ....................... 17
6.14.6 Tijd instellen .............................................. 18
6.14.7 Rondetijd oproepen..................................... 18
6.14.8 Weergavemodus SPEED (snelheid) ............... 19
6.14.9 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren).............. 19
6.14.10 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)................ 19
6.14.11 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)........ 20
6.14.12 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)....... 20
6.14.13 Weergavemodus SPEED/TR1
(tripmaster 1) ............................................. 20
6.14.14 Weergavemodus SPEED/TR2
(tripmaster 2) ............................................. 21
6.14.15 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde
snelheid 1)................................................. 21
6.14.16 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde
snelheid 2)................................................. 21
6.14.17 Weergavemodus SPEED/S1
(chronometer 1).......................................... 22
6.14.18 Weergavemodus SPEED/S2
(chronometer 2).......................................... 22
6.14.19 Functieoverzicht ......................................... 22
6.14.20 Overzicht voorwaarden voor
activeerbaarheid ......................................... 23
6.15 Tankdop openen ............................................. 23
6.16 Tankdop sluiten .............................................. 24
6.17 Brandstofkraan ............................................... 24
6.18 Choke ............................................................ 24
6.19 Versnellingshendel .......................................... 24
6.20 Kickstarter ..................................................... 25
6.21 Rempedaal..................................................... 25
6.22 Zijstandaard ................................................... 25
6.23 Stuurslot (Alle EXC modellen) .......................... 26
6.24 Stuur vergrendelen (Alle EXC modellen) ............ 26
6.25 Stuur ontgrendelen (Alle EXC modellen)............ 26
7 INBEDRIJFNAME....................................................... 27
7.1 Aanwijzingen bij eerste inbedrijfname ............... 27
7.2 Motor inrijden................................................. 28
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 28
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 29
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 29
7.6 Voorbereidingen voor rijden op natte en
modderige circuits .......................................... 30
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperaturen en langzaam rijden...................... 30
7.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of
sneeuw .......................................................... 31
8 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 32
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 32
8.2 Starten .......................................................... 32
8.3 Beginnen met rijden........................................ 33
8.4 Schakelen, rijden............................................ 33
8.5 Afremmen ...................................................... 33
8.6 Stoppen, parkeren........................................... 34
8.7 Transport ....................................................... 34
8.8 Brandstof tanken ............................................ 35
9 SERVICESCHEMA...................................................... 36
9.1 Serviceschema................................................ 36
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ....................................................... 37
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 38
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 38
10.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 38
10.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen..................................... 38
10.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 39
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 39
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 40
INHOUDSOPGAVE 3
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 40
10.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 41
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x...... 41
10.10 Dynamische veerweg instellen x ..................... 42
10.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 42
10.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 43
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 44
10.14 Veervoorspanning voorvork instellen
(EXC EU/AUS, XC‑W)....................................... 45
10.15 Stuurpositie.................................................... 45
10.16 Stuurpositie instellen x.................................. 45
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 47
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 47
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 47
11.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 48
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 48
11.5 Voorvorkprotector losmaken.............................. 48
11.6 Voorvorkprotector positioneren.......................... 49
11.7 Vorkpoten demonteren x................................ 49
11.8 Vorkpoten monteren x ................................... 49
11.9 Voorvorkprotector demonteren x ..................... 50
11.10 Voorvorkprotector monteren x......................... 51
11.11 Onderste kroonplaat demonteren x
(EXC EU/AUS, XC‑W)....................................... 51
11.12 Onderste kroonplaat demonteren x
(EXC SIX DAYS).............................................. 51
11.13 Onderste kroonplaat monteren x
(EXC EU/AUS, XC‑W)....................................... 52
11.14 Onderste kroonplaat monteren x
(EXC SIX DAYS).............................................. 54
11.15 Speling balhoofdlager controleren..................... 55
11.16 Speling balhoofdlager instellen x.................... 56
11.17 Balhoofdlager smeren x................................. 56
11.18 Spatbord vooraan demonteren .......................... 57
11.19 Spatbord voor inbouwen .................................. 57
11.20 Schokdemper demonteren x........................... 57
11.21 Schokdemper inbouwen x.............................. 57
11.22 Zadel verwijderen............................................ 58
11.23 Zadel monteren............................................... 58
11.24 Afdekking luchtfilterbak demonteren................. 59
11.25 Afdekking luchtfilterbak monteren .................... 59
11.26 Luchtfilter demonteren x ............................... 59
11.27 Luchtfilter monteren x................................... 59
11.28 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x............ 60
11.29 Luchtfilterbak afdichten x ............................. 60
11.30 Einddemper demonteren.................................. 61
11.31 Einddemper inbouwen..................................... 61
11.32 Glasvezelvulling einddemper vervangen x........ 61
11.33 Brandstoftank demonteren x.......................... 62
11.34 Brandstoftank inbouwen x ............................. 63
11.35 Vervuiling ketting controleren........................... 64
11.36 Ketting reinigen .............................................. 64
11.37 Kettingspanning controleren ............................ 64
11.38 Kettingspanning instellen ................................ 65
11.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 66
11.40 Kettinggeleiding instellen x ........................... 68
11.41 Frame controleren x...................................... 68
11.42 Achterbrug controleren x ............................... 68
11.43 Gaskabellegging controleren............................. 68
11.44 Rubberen stuurcovers controleren..................... 69
11.45 Rubberen stuurcovers vastzetten ...................... 70
11.46 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 70
11.47 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren...................................... 70
11.48 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x.... 71
11.49 Motorbescherming demonteren
(EXC SIX DAYS).............................................. 72
11.50 Motorbescherming monteren (EXC SIX DAYS) .... 72
12 REMSYSTEEM........................................................... 73
12.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 73
12.2 Vrije slag remhendel instellen (Alle EXC
modellen)....................................................... 73
12.3 Uitgangspositie remhendel instellen (XC-W)....... 73
12.4 Remschijven controleren.................................. 74
12.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 74
12.6 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x .............. 74
12.7 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 75
12.8 Remplaketten voorwielrem vervangen x........... 76
12.9 Vrije slag rempedaal controleren....................... 77
12.10 Uitgangspositie rempedaal instellen x............. 77
12.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 78
12.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x ........... 78
12.13 Remplaketten achterwielrem controleren........... 79
12.14 Remplaketten achterwielrem vervangen x........ 79
13 WIELEN, BANDEN ..................................................... 82
13.1 Voorwiel uitbouwen x .................................... 82
13.2 Voorwiel inbouwen x...................................... 82
13.3 Achterwiel demonteren x ............................... 83
13.4 Achterwiel inbouwen x .................................. 83
13.5 Toestand banden controleren ........................... 84
13.6 Bandenspanning controleren............................ 85
13.7 Spaakspanning controleren .............................. 85
14 ELEKTRONICA........................................................... 87
14.1 Accu uitbouwen x (Alle 200/250/300
modellen)....................................................... 87
14.2 Accu monteren x (Alle 200/250/300
modellen)....................................................... 87
14.3 Accu laden x (Alle 200/250/300 modellen) .... 87
14.4 Hoofdzekering vervangen (Alle 200/250/300
modellen)....................................................... 88
14.5 Koplampkap met koplamp demonteren ............. 89
14.6 Koplampkap met koplamp inbouwen................. 90
14.7 Lamp koplamp vervangen ................................ 90
14.8 Knipperlichtlamp vervangen (Alle EXC
modellen)....................................................... 91
14.9 Koplampstand controleren ............................... 91
14.10 Lichtbundelbreedte koplamp instellen............... 92
14.11 Accu tachometer vervangen.............................. 92
15 KOELSYSTEEM.......................................................... 94
15.1 Koelsysteem................................................... 94
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ............. 94
15.3 Koelmiddelpeil controleren .............................. 95
15.4 Koelmiddel aftappen x .................................. 95
15.5 Koelmiddel vullen x ...................................... 96
16 MOTOR AFSTELLEN .................................................. 98
16.1 Speling gaskabel controleren............................ 98
16.2 Gaskabelspeling instellen x............................ 98
16.3 Carburateur - stationair.................................... 98
16.4 Carburateur - stationair afstellen x.................. 99
16.5 Vlotterkamer carburateur aftappen x............. 100
16.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren................................................... 101
INHOUDSOPGAVE 4
16.7 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen x.................................................. 101
16.8 Motorkarakteristiek - hulpveer (Alle
250/300-modellen)....................................... 101
16.9 Motorkarakteristiek – hulpveer instellen x
(Alle 250/300-modellen) ............................... 102
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................ 103
17.1 Transmissieoliepeil controleren ...................... 103
17.2 Transmissieolie verversen x.......................... 103
17.3 Transmissieolie aftappen x .......................... 104
17.4 Transmissieolie vullen x .............................. 104
17.5 Transmissieolie bijvullen x........................... 105
18 REINIGING, ONDERHOUD........................................ 107
18.1 Motorfiets reinigen ........................................ 107
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de
winter .......................................................... 108
19 STALLING ............................................................... 109
19.1 Stalling........................................................ 109
19.2 Inbedrijfname na stalling ............................... 109
20 FOUTEN OPSPOREN................................................ 110
21 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 112
21.1 Motor........................................................... 112
21.1.1 125 EXC EU, 125 EXC SIX DAYS EU ......... 112
21.1.2 Alle 200 modellen .................................... 112
21.1.3 Alle 250 modellen .................................... 113
21.1.4 Alle 300 modellen .................................... 113
21.2 Aanhaalmomenten motor ............................... 114
21.2.1 Alle 125/200 modellen ............................. 114
21.2.2 Alle 250/300-modellen ............................. 115
21.3 Vulhoeveelheden........................................... 116
21.3.1 Transmissieolie......................................... 116
21.3.2 Koelmiddel .............................................. 116
21.3.3 Brandstof................................................. 116
21.4 Chassis ........................................................ 116
21.5 Elektronica................................................... 117
21.6 Banden........................................................ 117
21.7 Voorvork....................................................... 118
21.7.1 125 EXC EU, alle 200 modellen ................ 118
21.7.2 250/300 EXC EU, 250/300 EXC AUS,
250/300 XC‑W ......................................... 118
21.7.3 125 EXC SIX DAYS EU.............................. 119
21.7.4 250/300 EXC SIX DAYS EU....................... 119
21.8 Schokdemper ............................................... 120
21.8.1 Alle 125/200 modellen ............................. 120
21.8.2 Alle 250/300-modellen ............................. 120
21.9 Aanhaalmomenten chassis............................. 121
21.10 Carburateur .................................................. 122
21.10.1 125 EXC EU, 125 EXC SIX DAYS EU ......... 122
21.10.2 200 EXC EU ............................................ 122
21.10.3 200 EXC AUS .......................................... 122
21.10.4 200 XC-W USA......................................... 122
21.10.5 250 EXC EU, 250 EXC SIX DAYS EU ......... 123
21.10.6 250/300 EXC AUS.................................... 123
21.10.7 250 XC-W USA......................................... 123
21.10.8 300 EXC EU, 300 EXC SIX DAYS EU ......... 124
21.10.9 300 XC-W USA......................................... 124
21.10.10 Carburateur afstellen (125 EXC EU,
125 EXC SIX DAYS EU) x........................ 124
21.10.11 Carburateur afstellen
(Alle 200 modellen) x............................. 125
21.10.12 Carburateur afstellen (Alle 250
modellen) x............................................ 126
21.10.13 Carburateur afstellen (Alle 300
modellen) x............................................ 127
21.10.14 Carburateur afstellen algemeen x ............. 128
22 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................ 129
23 HULPSTOFFEN........................................................ 131
24 NORMEN ................................................................ 133
INDEX ............................................................................ 134
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merkâ„¢ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij normaal
gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale
motorsportbonden.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare
wegennet.
De motorfiets is speciaal ontworpen voor de langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden als voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
– Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het serviceboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of
gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het serviceboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig onderdelen
reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave)
B01138-10
1 Remhendel ( pag. 14)
2 Stopknop ( pag. 14)
3 Koppelingshendel ( pag. 14)
4 Luchtfilterbakafdekking
5 Brandstofkraan ( pag. 24)
6 Kettinggeleiding
7 Zijstandaard ( pag. 25)
8 Versnellingshendel ( pag. 24)
4 AFBEELDING VOERTUIG 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
B01137-10
1 Tankdop
2 Ontluchtingsschroef vorkpoot
3 Gashendel ( pag. 14)
4 Framenummer ( pag. 12)
5 Kickstarter ( pag. 25)
6 Rempedaal ( pag. 25)
7 Kijkglas remvloeistof achteraan
5 SERIENUMMERS 12
5.1 Framenummer
303438-10
Het framenummer 1 is aan de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
303439-10
Het typeplaatje 1 is aan de voorzijde van het balhoofd aangebracht.
5.3 Sleutelnummer (Alle EXC modellen)
500125-10
Het sleutelnummer 1 voor het stuurslot is ingefreesd in de sleutelhanger.
5.4 Motornummer
B01139-10
Het motornummer 1 is aan de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
B00265-01
Het artikelnummer van de voorvork 1 is aan de binnenzijde van de asopname gegra-
veerd.
5 SERIENUMMERS 13
5.6 Artikelnummer schokdemper
B00786-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1 is in het bovenste gedeelte van de schok-
demper aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.1 Koppelingshendel
B01140-10
(Alle 125/200 modellen)
De koppelingshendel 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
B01146-10
(Alle 250/300-modellen)
De koppelingshendel 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
B01141-10
De remhendel 1 bevindt zich aan de rechterzijde van het stuur.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
B01142-10
De gashendel 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop (Alle EXC modellen)
B01143-10
De stopknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Stopknop in de uitgangspositie – In deze stand is het ontstekingscircuit geslo-
ten en kan de motor worden gestart.
• Stopknop ingedrukt – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.5 Stopknop (XC-W)
B01144-10
De stopknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Stopknop in uitgangspositie – In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
• Stopknop ingedrukt – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.6 Claxonknop (Alle EXC modellen)
B01143-11
De claxonknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Claxonknop in de uitgangspositie
• Claxonknop ingedrukt – In deze stand wordt de claxon gebruikt.
6.7 Lichtschakelaar (Alle EXC modellen)
B01143-12
De lichtschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Licht uit – Lichtschakelaar naar rechts geschakeld. In deze stand is het
licht uitgeschakeld.
Dimlicht aan – De lichtschakelaar bevindt zich in de middelste stand.
In deze stand is het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan – Lichtschakelaar naar links geschakeld. In deze stand
is het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
6.8 Lichtschakelaar (XC-W)
500146-10
De lichtschakelaar 1 bevindt zich rechts naast de tachometer.
Mogelijke toestanden
• De lichtschakelaar heeft in de afleveringstoestand geen functie – Hij kan worden
gebruikt voor een achteraf gemonteerd lichtsysteem.
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (Alle EXC modellen)
B01147-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit – Richtingaanwijzerschakelaar bevindt zich in de
middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan – Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan – Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.10 Noodstopschakelaar (EXC AUS)
B01148-10
De noodstopschakelaar 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet
in.
Ontsteking aan – In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en kan
de motor worden gestart.
6.11 E-starterknop (200/250/300 EXC EU, 250/300 EXC SIX DAYS EU, XC‑W)
B01145-10
De e-starterknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• E-starterknop in de uitgangspositie
• E-starterknop ingedrukt – In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6.12 E-starterknop (EXC AUS)
B01148-11
De e-starterknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• E-starterknop in de uitgangspositie
• E-starterknop ingedrukt – In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6.13 Overzicht controlelampjes (Alle EXC modellen)
500147-01
Mogelijke toestanden
Het controlelampje voor groot licht brandt blauw – Groot licht is inge-
schakeld.
Het controlelampje voor de richtingaanwijzer knippert groen – Richting-
aanwijzer is ingeschakeld.
6.14 Tachometer
6.14.1 Overzicht
400312-01
– Met de knop wijzigt u de weergavemodus of gaat u naar een van de setupmenu's.
– Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
– Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO
geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
6.14.2 Activering en test
400313-01
Tachometer activeren
De tachometer wordt geactiveerd als u op een van de knoppen drukt of als hij van de
wieltoerentalsensor een impuls ontvangt.
Displaytest
Voor de functiecontrole van de display lichten kort alle indicatiesegmenten op.
400314-01
WS (wheel size)
Na de functiecontrole van de display wordt kort de wielafmeting WS (wheel size) weer-
gegeven.
Info
Het cijfer 2205 komt overeen met de omvang van een 21"-voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
6.14.3 Tripmaster-schakelaar
(Optie: Tripmaster-schakelaar)
Met de Tripmaster-schakelaar kunt u de functies van de tachometer vanaf het stuur bedienen.
Info
De tripmaster is optioneel leverbaar.
6.14.4 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
De waarden TR1, TR2, A1, A2 en S1 worden bij het omstellen gewist.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400329-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
– De toets zo vaak indrukken, totdat de weergave Km/h/Mph knippert.
Km/h instellen
– Knop indrukken.
Mph instellen
– Knop indrukken.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Info
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
6.14.5 Tachometerfuncties instellen
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 18
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400318-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
– De toets kort indrukken om naar de gewenste functie te wisselen.
De geselecteerde functie knippert.
Functie activeren
– Knop indrukken.
Pictogram blijft op de display staan en de weergave wisselt naar de vol-
gende functie.
Functie deactiveren
– Knop indrukken.
Pictogram op de display verdwijnt en de weergave wisselt naar de volgende
functie.
– Alle gewenste functies op deze wijze activeren of deactiveren.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Info
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
6.14.6 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400330-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat CLK rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
– Uurweergave met de toets resp. toets instellen.
– Knop kort indrukken.
Het volgende segment van de weergave knippert en kan worden ingesteld.
– Door de toets en toets in te drukken kunnen de volgende segmenten op
dezelfde wijze als de uurweergave worden ingesteld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
– Knop 3 - 5 seconden indrukken.
De instellingen worden opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Info
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
6.14.7 Rondetijd oproepen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen als er rondetijden zijn gemeten.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 19
400321-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat LAP rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
– Knop kort indrukken.
Aan de linkerzijde van de display wordt LAP 1 weergegeven.
– De rondes 1-10 kunnen met de knop worden opgeroepen.
– Knop geen functie.
– Knop kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls van de wieltoerentalsensor wordt ontvangen, wisselt de
linkerzijde van de display terug naar de SPEED-modus.
6.14.8 Weergavemodus SPEED (snelheid)
400317-02
– Knop zo vaak kort indrukken totdat SPEED links op de display wordt weergegeven.
In de weergavemodus SPEED wordt de actuele snelheid weergegeven.
De actuele snelheid kan in Km/h of in Mph worden weergegeven.
Info
Landspecifieke instelling instellen.
Als er een impuls van het voorwiel wordt ontvangen wisselt de linkerzijde van de
tachodisplay naar de modus SPEED en wordt de actuele snelheid weergegeven.
6.14.9 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren)
400316-01
Voorwaarden
• De motorfiets staat stil.
– Knop zo vaak kort indrukken totdat H rechtsonder op de display wordt weergege-
ven.
In de weergavemodus H worden de rij-uren van de motor weergegeven.
De rij-urenteller slaat de totale rijtijd op.
Info
De bedrijfsurenteller is nodig om te kunnen voldoen aan de servicewerkzaamhe-
den.
Als de tachometer zich bij het starten in de weergavemodus H bevindt, wisselt
hij automatisch naar de weergavemodus ODO.
De weergavemodus H wordt tijdens het rijden onderdrukt.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de tachofuncties.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.14.10 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat CLK rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
In de weergavemodus CLK wordt de tijd weergegeven.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de klok.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6 BEDIENINGSELEMENTEN 20
6.14.11 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat LAP rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
In de weergavemodus LAP kan met de chronometer maximaal 10 rondetijden worden
gemeten.
Info
Als de rondetijd doorloopt nadat op de knop is ingedrukt zijn 9 geheugen-
plaatsen bezet.
De 10e ronde moet met de knop worden gemeten.
Knop indrukken. Start of stopt de tijd.
Knop indrukken. Meet de actuele rondetijd, slaat deze op en de chronometer
start de volgende ronde.
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden teruggezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.14.12 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)
400317-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat ODO rechtsonder op de display wordt weerge-
geven.
In de weergavemodus ODO wordt het totale gereden traject weergegeven.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
–
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.14.13 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat TR1 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
De TR1 (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee
tankstops worden gemeten.
TR1 is aan A1 (gemiddelde snelheid 1) en S1 (chronometer 1) gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden TR1, A1 en S1 automatisch
teruggezet op 0,0.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6 BEDIENINGSELEMENTEN 21
6.14.14 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat TR2 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
De TR2 (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
De weergegeven waarde kan handmatig met de toets en de toets worden ingesteld.
Deze functie is praktisch bij ritten volgens het roadbook.
Info
De waarde TR2 kan ook tijdens het rijden handmatig worden gecorrigeerd met
de toets en de knop .
Als 999,9 wordt overschreden wordt de waarde TR2 automatisch teruggezet op
0,0.
Knop indrukken. Verhoogt waarde TR2.
Knop indrukken. Verlaagt waarde TR2.
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Wist waarde TR2.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.14.15 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
400325-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat A1 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
A1 (gemiddelde snelheid 1) geeft de gemiddelde snelheid weer op basis van de bereke-
ning van TR1 (tripmaster 1) en S1 (chronometer 1) aan.
De berekening van deze waarde wordt geactiveerd met de eerste impuls van de wieltoe-
rentalsensor en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.14.16 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
400326-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat A2 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
A2 (gemiddelde snelheid 2) geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van de actuele
snelheid als de chronometer S2 (chronometer 2) loopt.
Info
De weergegeven waarde kan afwijken van de daadwerkelijke gemiddelde snel-
heid als S2 na het rijden niet is gestopt.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
–
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6 BEDIENINGSELEMENTEN 22
6.14.17 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
400327-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat S1 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
S1 (chronometer 1) geeft de rijsnelheid weer op basis van TR1 en loopt verder als een
impuls wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor.
De berekening van deze waarde start met de eerste impuls van de wieltoerentalsensor
en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Knop indrukken. Geen functie
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.14.18 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
400328-01
– Knop zo vaak kort indrukken totdat S2 rechtsboven op de display wordt weerge-
geven.
S2 (chronometer 2) is een met de hand te bedienen chronometer.
Als S2 op de achtergrond loopt, knippert de weergave S2 op de display van de tacho-
meter.
Knop indrukken. Start of stopt S2.
Knop indrukken. Geen functie
Knop 3 -
5 seconden
indrukken.
Weergave van S2 en A2 worden op 0,0 gezet.
Knop kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
6.14.19 Functieoverzicht
Weergave Knop indrukken. Knop indrukken. Knop 3 - 5 seconden
indrukken.
Knop kort indrukken.
Weergavemodus
SPEED/H (rij-uren)
Geen functie Geen functie Weergave wisselt naar
het setupmenu voor de
tachofuncties.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/CLK (tijd)
Geen functie Geen functie Weergave wisselt naar
het setupmenu voor de
klok.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/LAP (rondetijd)
Start of stopt de tijd. Meet de actuele ronde-
tijd, slaat deze op en
de chronometer start de
volgende ronde.
De chronometer en ron-
detijd worden terugge-
zet.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/ODO (odometer)
Geen functie Geen functie – Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/TR1
(tripmaster 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1
en S1 worden op 0,0
gezet.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/TR2
(tripmaster 2)
Verhoogt waarde TR2. Verlaagt waarde TR2. Wist waarde TR2. Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/A1 (gemiddelde
snelheid 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1
en S1 worden op 0,0
gezet.
Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/A2 (gemiddelde
snelheid 2)
Geen functie Geen functie – Volgende weergavemo-
dus
Weergavemodus
SPEED/S1
(chronometer 1)
Geen functie Geen functie Weergave van TR1, A1
en S1 worden op 0,0
gezet.
Volgende weergavemo-
dus
6 BEDIENINGSELEMENTEN 23
Weergave Knop indrukken. Knop indrukken. Knop 3 - 5 seconden
indrukken.
Knop kort indrukken.
Weergavemodus
SPEED/S2
(chronometer 2)
Start of stopt S2. Geen functie Weergave van S2 en A2
worden op 0,0 gezet.
Volgende weergavemo-
dus
6.14.20 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid
Weergave De motorfiets staat
stil.
Menu activeerbaar
Weergavemodus SPEED/H (rij-uren) •
Weergavemodus SPEED/CLK (tijd) •
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd) •
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1) •
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2) •
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1) •
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2) •
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1) •
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2) •
6.15 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
B01211-10
– Ontgrendelknop 1 indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe
eraf halen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.16 Tankdop sluiten
B01212-10
– Tankdop opzetten met de klok mee draaien tot de ontgrendelknop 1 vastklikt.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de brandstoftank 2 niet
knikt.
6.17 Brandstofkraan
601157-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerzijde van de brandstoftank.
Met de draaigreep 1 aan de brandstofkraan kan men de brandstoftoevoer naar de car-
burateur openen of sluiten.
Mogelijke toestanden
• Brandstoftoevoer gesloten OFF – Er kan geen brandstof van de brandstoftank naar
de carburateur stromen.
• Brandstoftoevoer geopend ON – Er kan brandstof van de brandstoftank naar de car-
burateur stromen. De brandstof in de brandstoftank wordt tot de reserve verbruikt.
• Toevoer brandstofreserve open RES – Er kan brandstof van de brandstoftank naar
de carburateur stromen. De brandstof in de brandstoftank wordt geheel verbruikt.
6.18 Choke
B00004-10
De chokeknop 1 is aan de linkerzijde van de carburateur aangebracht.
Wanneer de chokefunctie is geactiveerd wordt in de carburateur een opening vrijgege-
ven, waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat er een rijker
brandstof-luchtmengsel dat bij een koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd zijn.
Mogelijke toestanden
• Chokefunctie geactiveerd – Chokeknop is tot de aanslag uitgetrokken.
• Chokefunctie gedeactiveerd – Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
6.19 Versnellingshendel
B01149-10
De versnellingshendel 1 is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
B01149-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.20 Kickstarter
B00787-10
De kickstarter 1 is aan de rechterzijde van de motor aangebracht. De bovenste deel
kan worden gezwenkt.
6.21 Rempedaal
B00788-10
Het rempedaal 1 bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.22 Zijstandaard
B00789-10
De zijstandaard 1 bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
B00790-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard 1 omhoog worden geklapt en met de
rubberband 2 worden geborgd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.23 Stuurslot (Alle EXC modellen)
B00791-10
Het stuurslot 1 is aan de linkerzijde van het balhoofd aangebracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en rijden is dan niet meer
mogelijk.
6.24 Stuur vergrendelen (Alle EXC modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
400732-01
– Voertuig parkeren.
– Het stuur volledig naar rechts draaien.
– Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, indrukken en naar rechts
draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
6.25 Stuur ontgrendelen (Alle EXC modellen)
400731-01
– Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, uittrekken en naar rechts
draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
7 INBEDRIJFNAME 27
7.1 Aanwijzingen bij eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
– Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallen Beperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
– Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Kritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
– Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
– Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
– Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
– Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Wanneer u uw motorfiets gebruikt, dient u er rekening mee te houden dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig
lawaai.
– Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het serviceboekje bij overhandiging van uw voertuig.
– Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de hele bedieningshandleiding goed door.
– Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
– Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 70)
(Alle EXC modellen)
– Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 73)
(XC-W)
– Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 73)
–
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 77)
–
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 101)
– Oefen voordat u grotere ritten met uw motorfiets gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan de omgang
met de motorfiets.
Info
Aanbevolen wordt om op het terrein met een tweede persoon op een eigen voertuig te rijden, zodat men elkaar kan helpen.
7 INBEDRIJFNAME 28
– Probeer ook eens zo langzaam mogelijk en staand te rijden, om meer gevoel voor de motorfiets te krijgen.
– Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaringen te boven gaan.
– Houd tijden het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen steunen.
– Wanneer u bagage meeneemt, dient u erop te letten dat deze veilig bevestigd is, zoveel mogelijk in het midden van het voertuig en
dat het gewicht gelijkmatig verdeeld is over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen reageren gevoelig op veranderingen in de gewichtsverdeling.
– Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten moeten worden aangehouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
– Spaakspanning controleren. ( pag. 85)
Info
Na een half uur rijden moet de spaakspanning worden gecontroleerd.
– Motor inrijden. ( pag. 28)
7.2 Motor inrijden
– Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
– Vol gas geven vermijden!
7.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
–
Luchtfilterbak afdichten. x ( pag. 60)
–
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 60)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
– Rubberen stuurcovers vastzetten. ( pag. 70)
– Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
– Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
– Rijden op droog zand. ( pag. 29)
– Rijden op nat zand. ( pag. 29)
– Rijden op natte en modderige circuits. ( pag. 30)
– Rijden bij hoge temperaturen en langzaam rijden. ( pag. 30)
– Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 31)
7 INBEDRIJFNAME 29
7.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
600872-10
– Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
– Radiateurdop vervangen.
600869-01
– Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (59006019000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
600871-01
– Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (59006022000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
– Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 131)
– Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
– Radiateurlamellen reinigen.
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
– Wanneer regelmatig door zand wordt gereden – zuigers om de 10 rij-uren vervan-
gen.
7.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
600872-10
– Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
7 INBEDRIJFNAME 30
– Radiateurdop vervangen.
600870-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
KTM PowerParts montagehandleiding in acht nemen.
– Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 131)
– Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
– Radiateurlamellen reinigen.
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
– Wanneer regelmatig door zand wordt gereden – zuigers om de 10 rij-uren vervan-
gen.
7.6 Voorbereidingen voor rijden op natte en modderige circuits
600870-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
Montagehandleiding KTM PowerParts in acht nemen.
– Caburateurbesproeiing en instelling aanpassen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
– Staalkettingwiel monteren.
– Motorfiets reinigen. ( pag. 107)
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperaturen en langzaam rijden
600872-10
– Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
7 INBEDRIJFNAME 31
– Radiateurdop vervangen.
600868-01
– Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
– Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 131)
– Radiateurlamellen reinigen.
– Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 95)
7.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of sneeuw
600870-01
– Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
Montagehandleiding KTM PowerParts in acht nemen.
– Caburateurbesproeiing en instelling aanpassen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
8 RIJ-INSTRUCTIES 32
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
– Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 103)
– Elektrische installatie controleren.
– Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 74)
– Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 78)
– Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 75)
– Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 79)
– Controleren of het remsysteem werkt.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 95)
– Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 64)
– Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 66)
– Kettingspanning controleren. ( pag. 64)
– Toestand van de banden controleren. ( pag. 84)
– Bandenspanning controleren. ( pag. 85)
– Spaakspanning controleren. ( pag. 85)
– Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 48)
– Vorkpoten ontluchten. ( pag. 48)
– Luchtfilter controleren.
– Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
– Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
– Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
– Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof-
fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Stilstand van motorfiets voor meer dan 1 week
–
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 100)
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan in stand ON draaien. (afbeelding 601157-10 pag. 24)
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
– Motorfiets van standaard nemen.
– Versnelling in vrij schakelen.
(EXC AUS)
– Noodstopschakelaar in de stand schakelen.
Motor koud
– Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
(Alle 200/250/300 modellen)
– E-starterknop indrukken of de kickstarter helemaal en krachtig intrappen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 33
Info
Geen gas geven.
(125 EXC EU, 125 EXC SIX DAYS EU)
– Kickstarter krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden met een voertuig met lichtsysteem, schakelt u het licht in. Zo wordt u door andere verkeersdeelnemers
eerder gezien.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhoog worden geklapt en met de rubberband geborgd zijn.
– Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gasge-
ven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Terugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
– Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een
geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
– Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, in de volgende versnelling zetten, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
– Als de chokefunctie is geactiveerd moet u deze deactiveren als de motor warm is.
– Na het bereiken van de maximale snelheid door het volledig opendraaien van de gashendel deze terugdraaien op ¾ gas. De snel-
heid vermindert nauwelijks, maar het brandstofgebruik wordt sterk verlaagd.
– Geef altijd slechts zoveel gas als de motor op dat moment kan verwerken – abrupt opendraaien van de gashendel verhoogt het ver-
bruik.
– Voor het terugschakelen van de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
– Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog een
keer schakelen.
– De motor uitzetten als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
≥ 2 min
– Voorkom veelvuldig gebruik en langdurig slepen van de koppeling. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor en
het koelsysteem.
– Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en slepende koppeling.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Te sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
– De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
– Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
8 RIJ-INSTRUCTIES 34
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
– Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
– Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
– Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnelling afhankelijk van de
snelheid.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
– Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
– Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaal Beschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
– De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten als hij op de zijstandaard
staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
– Motorfiets afremmen.
– Versnelling in vrij schakelen.
(Alle EXC modellen)
– Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
(XC-W)
– Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
– Motorfiets op vaste ondergrond plaatsen.
8.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
– Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
8 RIJ-INSTRUCTIES 35
401475-01
– Motor uitzetten.
– Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
– Motor uitzetten.
– Tankdop openen. ( pag. 23)
400382-10
– Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A 35 mm
Brandstoftank-
inhoud totaal
ca. (EXC EU,
EXC SIX DAYS)
9,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 130)
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
(EXC AUS, XC‑W)
10 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 130)
Motorolie 2-takt ( pag. 129)
– Tankdop sluiten. ( pag. 24)
9 SERVICESCHEMA 36
9.1 Serviceschema
S20A S40A
Werking van de elektrische installatie controleren. • •
Accu controleren en laden. x (Alle 200/250/300 modellen)
• •
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 75) • •
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 79) • •
Remschijven controleren. ( pag. 74) • •
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. • •
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 78) • •
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 77) • •
Frame en achterbrug controleren. x
• •
Achterbruglagers controleren. x
•
Zwenklager op schokdemper boven en onder controleren. x
• •
Toestand van de banden controleren. ( pag. 84) • •
Bandenspanning controleren. ( pag. 85) • •
Wiellagers op speling controleren. x
• •
Wielnaven controleren. x
• •
Velgslag controleren. x
• •
Spaakspanning controleren. ( pag. 85) • •
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 66) • •
Kettingspanning controleren. ( pag. 64) • •
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk
bewegen. x
• •
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 70) • •
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 74) • •
Vrije slag van remhendel controleren. ( pag. 73) • •
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 55) • •
Bougie en bougiedop vervangen. x
• •
Inlaatmembraan controleren. x
• •
Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren. x
•
Koppeling controleren. x
•
Transmissieolie verversen. x ( pag. 103)
• •
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, drainageslangen, ...) en manchetten controleren op scheu-
ren, dichtheid en correcte legging. x
• •
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 94) • •
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
• •
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling. • •
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x ( pag. 60)
• •
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. x ( pag. 61)
• •
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
• •
Koplampstand controleren. ( pag. 91) • •
Stationair controleren. • •
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. • •
Service op KTM DEALER.NET invoeren en noteren in het serviceboekje. x
• •
S20A: om de 20 rij-uren
S40A: om de 40 rij-uren / na iedere race
9 SERVICESCHEMA 37
9.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
S10N S40A S80A J1A
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. x
•
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen. x
•
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. x ( pag. 71)
•
Balhoofdlager smeren. x ( pag. 56)
•
Carburateurcomponenten controleren/instellen. x
• •
Voorvorkservice uitvoeren. (EXC SIX DAYS) x
• • •
Voorvorkservice uitvoeren. (EXC EU/AUS, XC‑W) x
• • •
Schokdemperservice uitvoeren. x
• •
Starttandwiel controleren. x (Alle 200/250/300 modellen)
• •
Zuiger vervangen en cilinder controleren. x (125 EXC EU, 125 EXC SIX DAYS EU)
• •
Zuiger vervangen en cilinder controleren. x (Alle 200/250/300 modellen)
•
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x
•
Aandrijving en versnelling controleren. x
•
Alle motorlagers vervangen. x
•
S10N: eenmalig na 10 rij-uren
S40A: om de 40 rij-uren
S80A: om de 80 rij-uren / om de 40 rij-uren na gebruik voor sportdoeleinden
J1A: jaarlijks
10 CHASSIS AFSTELLEN 38
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
– Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
– KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75… 85 kg
– Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
– Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
10.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
B00794-10
– Stelschroef 1 met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN 39
(Alle 250/300-modellen)
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
B00793-10
– Stelschroef 1 met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1,25 omwentelingen
(Alle 250/300-modellen)
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1,25 omwentelingen
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
10.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN 40
B00792-10
– Stelschroef 1 tot de laatste voelbare klik met de klok mee draaien.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Uitgaande demping
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
(Alle 250/300-modellen)
Uitgaande demping
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
10.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
400988-10
Hoofdwerk
– Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de zijbekleding.
– Waarde als maat A noteren.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
10.7 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
– Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 40)
– De motorfiets met behulp van iemand die assisteert verticaal houden.
– Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
– Waarde als maat B noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A en B.
– Statische veerweg controleren.
(Alle 125/200 modellen)
Statische veerweg 33… 35 mm
(Alle 250/300-modellen)
Statische veerweg 33… 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
–
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. x ( pag. 41)
10 CHASSIS AFSTELLEN 41
10.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
– Maat A achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 40)
– Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige veiligheidskleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteunen) op
de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
– Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
– Waarde als maat C noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A en C.
– Dynamische veerweg controleren.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Dynamische veerweg 105… 115 mm
(Alle 250/300-modellen)
Dynamische veerweg 105… 115 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de voorgeschreven maat:
–
Dynamische veerweg instellen. x ( pag. 42)
10.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren - bijv. de veerlengte meten.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
–
Schokdemper demonteren. x ( pag. 57)
– Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
401026-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 losdraaien.
– Stelring 2 draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
– Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
– Veer door het draaien van de stelring 2 op de aangegeven maat A spannen.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Veervoorspanning
Comfort 6 mm
Standaard 6 mm
Sport 6 mm
(Alle 250/300-modellen)
Veervoorspanning
Comfort 7 mm
Standaard 7 mm
Sport 7 mm
10 CHASSIS AFSTELLEN 42
Info
Afhankelijk van de statische resp. dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
– Schroef 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Nawerk
–
Schokdemper inbouwen. x ( pag. 57)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
10.10 Dynamische veerweg instellen x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
–
Schokdemper demonteren. x ( pag. 57)
– Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
– Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 63 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 69 N/mm
(Alle 250/300-modellen)
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 72 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Nawerk
–
Schokdemper inbouwen. x ( pag. 57)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
– Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 40)
– Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 41)
– Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 39)
10.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
– Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
– Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
10 CHASSIS AFSTELLEN 43
10.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
B00295-10
(EXC EU/AUS, XC‑W)
– Beschermkappen 1 verwijderen.
– Stelschroeven 2 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 2 bevinden zich aan het onderste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
(125 EXC EU, alle 200 modellen)
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
(250/300 EXC EU, 250/300 EXC AUS, 250/300 XC‑W)
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
– Beschermkappen 1 monteren.
B01206-10
(EXC SIX DAYS)
– Witte stelschroef 3 tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 3 bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker
voorpoot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot (witte stel-
schroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode
stelschroef).
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
(125 EXC SIX DAYS EU)
Ingaande demping
Comfort 24 klikken
Standaard 22 klikken
Sport 16 klikken
(250/300 EXC SIX DAYS EU)
Ingaande demping
Comfort 24 klikken
Standaard 22 klikken
Sport 16 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 44
10.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
800017-10
(EXC EU/AUS, XC‑W)
– Stelschroeven 1 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven 1 bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
(125 EXC EU, alle 200 modellen)
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
(250/300 EXC EU, 250/300 EXC AUS, 250/300 XC‑W)
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
B01207-10
(EXC SIX DAYS)
– Rode stelschroef 2 tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef 2 bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
voorpoot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot
(witte stelschroef).
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
(125 EXC SIX DAYS EU)
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 18 klikken
(250/300 EXC SIX DAYS EU)
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 18 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN 45
10.14 Veervoorspanning voorvork instellen (EXC EU/AUS, XC‑W)
B00795-01
– Stelschroeven tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Info
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal draaiingen met de klok mee terug-
draaien.
Voorgeschreven waarde
(125 EXC EU, alle 200 modellen)
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 1 omwenteling
Standaard 2 omwentelingen
Sport 2 omwentelingen
(250/300 EXC EU, 250/300 EXC AUS, 250/300 XC‑W)
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 1 omwenteling
Standaard 2 omwentelingen
Sport 2 omwentelingen
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning, draaien tegen de
klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen invloed op de instelling
van de uitgaande demping.
Bij een hogere veervoorspanning moet er ook altijd een hogere uitgaande
demping worden ingesteld.
10.15 Stuurpositie
400223-11
Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een afstand A van elkaar.
Afstand boringen A 15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand B van het midden geplaatst.
Afstand boringen B 3,5 mm
Het stuur kan in vier verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor is het moge-
lijk, het stuur in de voor de bestuurder meest aangename positie te zetten.
10.16 Stuurpositie instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gebroken stuur.
– Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
400223-10
– Schroeven 1 verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur verwijderen en opzij-
leggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
– Schroeven 2 verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
– Stuuradapter in de gewenste positie zetten. Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243â„¢
10 CHASSIS AFSTELLEN 46
Info
Stuuradapter links en rechts gelijkmatig positioneren.
– Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen goed zijn gelegd.
– Stuurklemmen positioneren. Schroeven 1 monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
B00796-01
(Alle 125/200 modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omval-
len.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
– Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (54829055000)
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
– Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
B00803-10
(Alle 250/300-modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omval-
len.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
– Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (54829055000)
De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.
– Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
B00789-10
(Alle 125/200 modellen)
– Motorfiets van hefbok nemen.
– Hefbok verwijderen.
– Voor het neerzetten van de motorfiets de zijstandaard 1 met de voet op de
grond duwen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhoog worden geklapt en met
de rubberband vastgezet zijn.
B00802-10
(Alle 250/300-modellen)
– Motorfiets van hefbok nemen.
– Hefbok verwijderen.
– Voor het neerzetten van de motorfiets de zijstandaard 1 met de voet op de
grond duwen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhoog worden geklapt en met
de rubberband vastgezet zijn.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
303391-10
Hoofdwerk
– Ontluchtingsschroeven 1 kort verwijderen.
Eventueel aanwezige overdruk verdwijnt uit de binnenruimte van de voorvork.
– Ontluchtingsschroeven monteren en vastdraaien.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
– Voorvorkprotector losmaken. ( pag. 48)
B00797-10
Hoofdwerk
– Vuilschraper 1 van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loopt
van de tijd kan er vuil achter de vuilschrapers terechtkomen. Wanneer dit
vuil niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen
met een remmenreiniger.
– Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 132)
– Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
– Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
– Voorvorkprotector positioneren. ( pag. 49)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.5 Voorvorkprotector losmaken
B00800-10
– Schroeven 1 en klem verwijderen.
– Schroeven 2 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
– Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
11.6 Voorvorkprotector positioneren
B00800-11
– Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Remkabel positioneren. Klem opzetten, schroeven 2 monteren en vastdraaien.
– Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.7 Vorkpoten demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
–
Voorwiel uitbouwen. x ( pag. 82)
– Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 89)
B00798-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen en klem eraf halen.
– Kabelbinders 2 verwijderen.
– Schroeven 3 verwijderen en remklauw eraf halen.
– Remklauw met remkabel spanningsloos opzij hangen.
B00799-10
(EXC EU/AUS, XC‑W)
– Schroeven 4 losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
– Schroeven 5 losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
B01214-10
(EXC SIX DAYS)
– Schroeven 4 losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
– Schroeven 5 losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren x
303637-10
Hoofdwerk
(EXC EU/AUS, XC‑W)
– Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 1 naar voren positioneren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
B01215-10
(EXC SIX DAYS)
– Vorkpoten positioneren.
Info
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode
stelschroef). De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot
(witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 1 naar voren positioneren.
B00799-11
(EXC EU/AUS, XC‑W)
– Schroeven 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
– Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
B01214-11
(EXC SIX DAYS)
– Schroeven 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
– Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 12 Nm
B00798-11
– Remklauw positioneren en schroeven 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243â„¢
– Kabelbinder 5 monteren.
– Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroeven 6 monteren en
vastdraaien.
Nawerk
–
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 82)
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 90)
– Koplampstand controleren. ( pag. 91)
11.9 Voorvorkprotector demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
–
Voorwiel uitbouwen. x ( pag. 82)
– Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 89)
–
Vorkpoten demonteren. x ( pag. 49)
B00801-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe ver-
wijderen.
– Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe ver-
wijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
11.10 Voorvorkprotector monteren x
B00801-10
Hoofdwerk
– Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven 1 monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
–
Vorkpoten monteren. x ( pag. 49)
–
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 82)
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 90)
– Koplampstand controleren. ( pag. 91)
11.11 Onderste kroonplaat demonteren x (EXC EU/AUS, XC‑W)
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
–
Voorwiel uitbouwen. x ( pag. 82)
– Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 89)
–
Vorkpoten demonteren. x ( pag. 49)
– Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 57)
– Stuurcovers verwijderen.
B00805-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen. Schroef 2 losdraaien. Bovenste kroonplaat met stuur ver-
wijderen en opzijleggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
B00806-10
– Keerring 3 verwijderen. Afdichtring 4 verwijderen.
– Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
– Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.12 Onderste kroonplaat demonteren x (EXC SIX DAYS)
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
–
Voorwiel uitbouwen. x ( pag. 82)
– Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 89)
–
Vorkpoten demonteren. x ( pag. 49)
– Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 57)
– Stuurcovers verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
B01216-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen. Schroef 2 verwijderen, bovenste kroonplaat met stuur ver-
wijderen en opzij leggen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
B01217-10
– Keerring 3 verwijderen. Afdichtring 4 verwijderen.
– Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
– Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.13 Onderste kroonplaat monteren x (EXC EU/AUS, XC‑W)
500151-10
Hoofdwerk
– Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 132)
– Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
– Controleren of de balhoofdafdichting boven 1 correct is gepositioneerd.
– Beschermring 2 opschuiven.
B00805-11
– Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
– Koppelingskabel en kabelboom positioneren.
– Schroef 3 monteren, maar nog niet vastdraaien.
B00809-10
– Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven 4 naar voren positioneren.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
B00799-12
– Schroeven 5 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
B00810-10
– Schroef 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
B00810-11
– Schroef 6 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
B00799-13
– Schroeven 7 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
B00798-12
– Remklauw positioneren. Schroeven 8 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243â„¢
– Kabelbinder 9 monteren.
– Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven bk monteren en
vastdraaien.
Nawerk
– Stuurcovers monteren.
– Spatbord voor inbouwen. ( pag. 57)
–
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 82)
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 90)
– Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
– Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 55)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
– Koplampstand controleren. ( pag. 91)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
11.14 Onderste kroonplaat monteren x (EXC SIX DAYS)
B01218-10
Hoofdwerk
– Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 132)
– Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
– Controleren of de balhoofdafdichting boven 1 correct is gepositioneerd.
– Afdichtring 2 en keerring 3 erop schuiven.
B01219-10
– Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
– Schroef 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
– Koppelingskabel en kabelboom positioneren.
B01215-11
– Vorkpoten positioneren.
Info
De bovenste ingefreesde groef in de vorkpoot moet de bovenrand van de
bovenste kroonplaat geheel afsluiten.
De ontluchtingsschroeven 5 naar voren positioneren.
B01214-12
– Schroeven 6 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 12 Nm
B01215-12
– Schroef 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
B01220-10
– Schroef 7 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243â„¢
B01214-13
– Schroeven 8 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
B00798-13
– Remklauw positioneren. Schroeven 9 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243â„¢
– Kabelbinder bk monteren.
– Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven bl monteren en
vastdraaien.
– Spatbord voor inbouwen. ( pag. 57)
– Stuurcovers monteren.
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 90)
–
Voorwiel inbouwen. x ( pag. 82)
Nawerk
– Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
– Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 55)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.15 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Onveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
– Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerhouders in
het frame.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
400738-11
Hoofdwerk
– Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij het balhoofd.
» Als er een voelbare speling optreedt:
–
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 56)
– Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
» Als blokkeringen voelbaar zijn:
–
Speling balhoofdlager instellen. x ( pag. 56)
– Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.16 Speling balhoofdlager instellen x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
B00812-10
Hoofdwerk
(EXC EU/AUS, XC‑W)
– Schroeven 1 en 2 losdraaien.
– Schroef 3 losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
– Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen, om span-
ning te voorkomen.
– Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
– Schroef 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
B01221-10
(EXC SIX DAYS)
– Schroeven 1 losdraaien. Schroef 2 verwijderen.
– Schroef 3 losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
– Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen, om span-
ning te voorkomen.
– Schroeven 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
– Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243â„¢
Nawerk
– Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 55)
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.17 Balhoofdlager smeren x
800010-10
(EXC EU/AUS, XC‑W)
–
Onderste kroonplaat demonteren. x ( pag. 51)
–
Onderste kroonplaat monteren. x ( pag. 52)
(EXC SIX DAYS)
–
Onderste kroonplaat demonteren. x ( pag. 51)
–
Onderste kroonplaat monteren. x ( pag. 54)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
11.18 Spatbord vooraan demonteren
B00814-10
– Schroeven 1 verwijderen. Spatbord voor eraf halen.
– Erop letten dat de afstandsbussen blijven zitten.
11.19 Spatbord voor inbouwen
B00814-10
– Erop letten dat de afstandsbussen in het spatbord zijn gemonteerd.
– Spatbord voor positioneren. Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Info
Erop letten dat de uitsteeksels grijpen in het startnummerbord.
11.20 Schokdemper demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
B00815-10
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
– Schroef 1 verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zover laten dalen
dat het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze positie vastzet-
ten.
– Schroef 2 verwijderen, spatbescherming 3 opzij duwen en schokdemper ver-
wijderen.
B00816-10
(Alle 250/300-modellen)
– Schroef 1 verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zover laten dalen
dat het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze positie vastzet-
ten.
– Schroef 2 verwijderen, spatbescherming 3 opzij duwen en schokdemper ver-
wijderen.
11.21 Schokdemper inbouwen x
B00815-11
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
– Spatbescherming 1 opzij duwen en schokdemper positioneren. Schroef 2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M12 80 Nm Loctite
®
2701
– Schroef 3 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M12 80 Nm Loctite
®
2701
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
Info
De zwenklager voor de schokdemper aan de achterbrug is gecoat met
teflon. Deze mag noch met vet noch met andere glijmiddelen worden
ingesmeerd. Smeermiddelen lossen de tefloncoating op waardoor de
levensduur drastisch wordt verlaagd.
B00816-11
(Alle 250/300-modellen)
– Spatbescherming 1 opzij duwen en schokdemper positioneren. Schroef 2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M12 80 Nm Loctite
®
2701
– Schroef 3 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M12 80 Nm Loctite
®
2701
Info
De zwenklager voor de schokdemper aan de achterbrug is gecoat met
teflon. Deze mag noch met vet noch met andere glijmiddelen worden
ingesmeerd. Smeermiddelen lossen de tefloncoating op waardoor de
levensduur drastisch wordt verlaagd.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.22 Zadel verwijderen
B00817-10
– Schroef 1 verwijderen. Het zadel achter optillen, naar achteren trekken en dan
naar boven toe verwijderen.
11.23 Zadel monteren
B00818-01
– Zadel voor aan de flensbus van de brandstoftank vasthaken, achter neerlaten en
tegelijkertijd naar voren schuiven.
– Controleren of het zadel goed vastzit.
B00817-10
– Schroef 1 voor de bevestiging van het zadel monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
11.24 Afdekking luchtfilterbak demonteren
B00819-10
– Afdekking van de luchtfilterbak in gedeelte A zijwaarts eraf trekken en naar voren
toe verwijderen.
11.25 Afdekking luchtfilterbak monteren
B00819-11
– Afdekking luchtfilterbak in het achterste bereik A vasthaken en in het voorste
bereik B vastzetten.
11.26 Luchtfilter demonteren x
Aanwijzing
Beschadiging van de motor Ongefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
– Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een
hogere slijtage tot gevolg.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
– Afdekking luchtfilterbak demonteren. ( pag. 59)
B01222-10
Hoofdwerk
– Beugel van de luchtfilterhouder 1 onder losmaken en opzij zwenken. Luchtfilter
met luchtfilterhouder verwijderen.
– Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.27 Luchtfilter monteren x
301262-10
Hoofdwerk
– Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
– Luchtfilter in het bereik A smeren met vet.
Duurzaam vet ( pag. 131)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
B01223-10
– Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met luchtfilterbeugel 1 vast-
zetten.
Pijl markering UP wijst omhoog.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
– Afdekking luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
11.28 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
– Afdekking luchtfilterbak demonteren. ( pag. 59)
–
Luchtfilter demonteren. x ( pag. 59)
S00044-10
Hoofdwerk
– Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 132)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
– Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 131)
– Luchtfilterbak reinigen.
– Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd en goed vastzitten.
Nawerk
–
Luchtfilter monteren. x ( pag. 59)
– Afdekking luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
11.29 Luchtfilterbak afdichten x
401527-10
– Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik A afdichten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 61
11.30 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
– Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
B00821-10
– Schroeven 1 verwijderen.
– Einddemper aan de rubbermof 2 van de uitlaatbocht trekken.
11.31 Einddemper inbouwen
B00821-11
– Einddemper met de rubbermof 1 monteren.
– Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
11.32 Glasvezelvulling einddemper vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
– Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
– Einddemper demonteren. ( pag. 61)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 62
0
0
33
0
0
22
0
0
44
0
0
11
401045-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen. Binnenbuis 2 eruit trekken.
– Glasvezelvulling 3 van de binnenpoot trekken.
– Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen.
– Nieuwe glasvezelvulling 3 op de binnenpoot monteren.
– Buitenbuis 4 over binnenpoot met de nieuwe glasvezelvulling schuiven.
– Alle schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Nawerk
– Einddemper inbouwen. ( pag. 61)
11.33 Brandstoftank demonteren x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
– Zadel verwijderen. ( pag. 58)
B00090-10
Hoofdwerk
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding 601157-10 pag. 24)
– Brandstofslang eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof uitstromen.
– Schroeven 1 met flensbus verwijderen.
(Alle EXC modellen)
– Claxon met claxonhouder opzijhangen.
B00822-10
– Schroef 2 met rubberbus verwijderen.
– Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 63
B00032-10
– Beide spoilers naar de zijkant toe van de radiateurbevestiging 3 trekken en brand-
stoftank naar boven toe verwijderen.
11.34 Brandstoftank inbouwen x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
B00032-01
Hoofdwerk
– Gaskabellegging controleren. ( pag. 68)
– Brandstoftank positioneren en beide spoilers in de zijkant van de radiateurbevesti-
ging hangen.
– Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
B00822-11
– Slang voor het ontluchten van de brandstoftank opsteken.
– Schroef 1 met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
(Alle EXC modellen)
– Claxon met claxonhouder positioneren.
B00090-11
– Schroeven 2 met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Brandstofslang aansluiten.
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 58)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 64
11.35 Vervuiling ketting controleren
400678-01
– Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
– Ketting reinigen. ( pag. 64)
11.36 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Smeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
– Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
– Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 131)
Kettingspray offroad ( pag. 131)
11.37 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 65
101430-10
Hoofdwerk
– Ketting aan het einde van het glijblok naar boven duwen en de kettingspanning A
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1 moet daarbij gespannen zijn.
Bij gemonteerde kettingbescherming moet de ketting minimaal tot de aan-
slag aan de kettingbescherming B omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
– Kettingspanning instellen. ( pag. 65)
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.38 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
101430-10
Hoofdwerk
– Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven duwen en de ketting-
spanning A bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting 1 moet daarbij gespannen zijn.
Bij gemonteerde kettingbescherming moet de ketting minimaal tot de aan-
slag aan de kettingbescherming B omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 66
B00825-10
– Moer 2 losdraaien.
– Moeren 3 losdraaien.
– Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 4 links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven 4 links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen B.
Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
– Moeren 3 vastdraaien.
– Controleren of de kettingspanners 5 tegen de stelschroeven 4 liggen.
– Moer 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners 5 kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
400227-01
Hoofdwerk
– Versnelling in vrij schakelen.
– Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
–
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
– Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht A trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
10… 15 kg
– De afstand B van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Maximale afstand B op het langste
punt van de ketting
272 mm
» Als de afstand B groter is dan de aangegeven maat:
–
Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moet ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel
en/of ketting-aandrijfwiel.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 67
B00823-01
– Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
–
Bovenste glijblok vervangen. x
– Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het bovenste glijblok loszit:
– Bovenste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite
®
243â„¢
B00824-01
– Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
–
Onderste glijblok vervangen. x
– Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
– Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
400985-01
– Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
–
Kettinggeleiding vervangen. x
100865-10
– Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding loszit:
– Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 68
11.40 Kettinggeleiding instellen x
400252-10
– Moer van schroef 1 verwijderen.
– Schroeven 1 en 2 verwijderen. Kettinggeleiding verwijderen.
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: ≤ 44 tanden
– Moer 3 in boring A steken. Kettinggeleiding positioneren.
– Schroef 1 en 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Moer aan schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Voorwaarde
Aantal tanden kettingwiel: ≥ 45 tanden
– Moer 3 in boring B steken. Kettinggeleiding positioneren.
– Schroef 1 en 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
– Moer aan schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
11.41 Frame controleren x
401347-01
– Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
–
Frame vervangen. x
Info
Een frame dat door een mechanisch krachtinwerking is beschadigd,
moet altijd worden vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden
gerepareerd.
11.42 Achterbrug controleren x
401341-01
– Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
–
Achterbrug vervangen. x
Info
Een beschadigde achterbrug moet altijd worden vervangen. KTM
staat niet toe dat de achterbrug wordt gerepareerd.
11.43 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
– Zadel verwijderen. ( pag. 58)
–
Brandstoftank demonteren. x ( pag. 62)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 69
B01150-01
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
– Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, rechts langs de bovenste
framebuis, naar de carburateur zijn gelegd.
» Wanneer de gaskabellegging niet voldoet aan de voorgeschreven waarde:
– Gaskabellegging corrigeren.
B01151-01
(Alle 250/300-modellen)
– Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, rechts langs de bovenste
framebuis, naar de carburateur zijn gelegd.
» Wanneer de gaskabellegging niet voldoet aan de voorgeschreven waarde:
– Gaskabellegging corrigeren.
Nawerk
–
Brandstoftank inbouwen. x ( pag. 63)
– Zadel monteren. ( pag. 58)
11.44 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
– Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
– Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051) ( pag. 131)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 70
11.45 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
– Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 69)
401198-01
Hoofdwerk
– Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn
naar de rubberen stuurcover gebogen.
11.46 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
B01152-10
(Alle 125/200 modellen)
– Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aan de grootte
van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelings-
hendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelings-
hendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
B01153-10
(Alle 250/300-modellen)
– Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aan de grootte
van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelings-
hendel dichter bij het stuur.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelings-
hendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.47 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten verslijten.
400245-10
(Alle 125/200 modellen)
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Vloeistofpeil controleren.
Afstand tussen vloeistofpeil en
bovenzijde reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 129)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 71
B00040-10
(Alle 250/300-modellen)
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Vloeistofpeil controleren.
Afstand tussen vloeistofpeil en
bovenzijde reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 130)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.48 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
400245-10
(Alle 125/200 modellen)
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
B01224-10
– Ontluchtingsspuit 4 vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Hydraulische olie (15) ( pag. 129)
– De ontluchtingsschroef 5 van de koppelingsactuator verwijderen en ontluch-
tingsspuit 4 monteren.
400247-10
– Vervolgens spuit u zoveel vloeistof in het systeem totdat het er door de ope-
ning 6 van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
– Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzui-
gen zodat deze niet overloopt.
– Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Afstand tussen vloeistofpeil en
bovenzijde reservoir
4 mm
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 72
B00040-10
(Alle 250/300-modellen)
– Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
303440-10
– Ontluchtingsspuit 4 vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 130)
– De ontluchtingsschroef 5 van de koppelingsactuator verwijderen en ontluch-
tingsspuit 4 monteren.
B00042-10
– Vervolgens spuit u zoveel vloeistof in het systeem totdat het er door de ope-
ning 6 van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
– Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzui-
gen zodat deze niet overloopt.
– Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
– Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Afstand tussen vloeistofpeil en
bovenzijde reservoir
4 mm
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
11.49 Motorbescherming demonteren (EXC SIX DAYS)
B01204-10
– Snelsluiting 1 tegen de klok in draaien totdat hij losspringt. Motorbescherming
verwijderen.
11.50 Motorbescherming monteren (EXC SIX DAYS)
B01205-10
– Motorbescherming achteraan aan het frame vasthaken en vooraan omhoog zwen-
ken.
– Snelsluiting 1 tot de aanslag met de klok mee draaien.
12 REMSYSTEEM 73
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
B01155-10
(Alle EXC modellen)
– Remhendel naar stuur duwen en vrije slag A controleren.
Vrije slag remhendel ≥ 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 73)
B01154-10
(XC-W)
– Remhendel naar voren duwen en vrije slag A controleren.
Vrije slag remhendel ≥ 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 73)
12.2 Vrije slag remhendel instellen (Alle EXC modellen)
B01156-10
– Vrije slag van remhendel controleren. ( pag. 73)
– Vrije slag van de remhendel met de stelschroef 1 instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid wordt de vrije slag klei-
ner. Het drukpunt verwijdert zich van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de vrije slag groter.
Het drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Uitgangspositie remhendel instellen (XC-W)
B01156-10
– Vrije slag van remhendel controleren. ( pag. 73)
– Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1 aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12 REMSYSTEEM 74
12.4 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
– Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400257-10
– Bij de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van
de remschijf overeenkomt met maat A.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de remschijf dunner is dan de voorgeschreven waarde:
– Remschijf vervangen.
– Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheurvorming en vervor-
ming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
– Remschijf vervangen.
12.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
B01225-10
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Wanneer het remvloeistofpeil onder de MIN‑markering is gedaald:
–
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 74)
12.6 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
12 REMSYSTEEM 75
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
600706-10
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 130)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.7 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remplaketten.
– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
100394-10
– Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A ≥ 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
–
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 76)
– Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
–
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x ( pag. 76)
12 REMSYSTEEM 76
12.8 Remplaketten voorwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
– In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
100395-10
– Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
– Schroeven 1 verwijderen.
– Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te
duwen. Erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken wordt geduwd.
100396-10
– Veerstekker 4 verwijderen, bout 5 eruit draaien en remplaketten verwijderen.
– Remklauw en remklauwhouder reinigen.
12 REMSYSTEEM 77
100397-01
– Controleren of het veerplaatje 6 in de remklauw en de glijplaat 7 in de remklauw-
houder goed vastzitten.
100398-10
– Remplaketten plaatsen, bout erin steken en veerstekker monteren.
– Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
100399-10
– Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A (remvloeistofpeil onder boven-
kant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 130)
– Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.9 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
B00028-10
– Veer 1 uithangen.
– Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag A controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
–
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. x ( pag. 77)
– Veer 1 inhangen.
12.10 Uitgangspositie rempedaal instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
12 REMSYSTEEM 78
B00828-10
– Veer 1 uithangen.
– Moer 4 losdraaien en met drukstang 5 terugdraaien totdat de maximale vrije slag
is bereikt.
– Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer 2
losmaken en schroef 3 draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
– Drukstang 5 zoveel draaien tot de vrije slag A bereikt is. Eventueel uitgangspositie
van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
– Schroef 3 tegenhouden en moer 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
– Drukstang 5 tegenhouden en moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
– Veer 1 inhangen.
12.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
B00829-10
– Voertuig verticaal zetten.
– Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Als in het kijkglas 1 een luchtbel te zien is:
–
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 78)
12.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig
versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
12 REMSYSTEEM 79
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
400233-10
– Voertuig verticaal zetten.
– Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring verwijderen.
– Remvloeistof tot markering A vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 130)
– Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12.13 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remplaketten.
– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400238-10
– Remplaketten op minimale plaketdikte A controleren.
Minimale plaketdikte A ≥ 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
–
Remplaketten van achterwielrem vervangen. x ( pag. 79)
– Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
–
Remplaketten van achterwielrem vervangen. x ( pag. 79)
12.14 Remplaketten achterwielrem vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
– Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
– Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
12 REMSYSTEEM 80
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
– In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en heeft een paarse kleur. Afdichting en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Let erop dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
303395-10
– Voertuig rechtop zetten.
– Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring verwijderen.
– Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en erop letten dat er geen remvloei-
stof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
101383-10
– Veerstekker 3 verwijderen, bout 4 eruit draaien en remplaketten verwijderen.
– Remklauw en remklauwhouder reinigen.
100407-10
– Controleren of het veerplaatje 5 goed in de remklauw en de glijplaat 6 in rem-
klauwhouder zitten.
101384-01
– Remplaketten plaatsen, bout erin steken en veerstekker monteren.
– Rempedaal meerdere keren intrappen totdat de remplaketten tegen de remschijf
liggen en er een drukpunt aanwezig is.
12 REMSYSTEEM 81
400233-10
– Remvloeistofpeil tot de markering A corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 130)
– Schroefdop 1 met membraan 2 en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 WIELEN, BANDEN 82
13.1 Voorwiel uitbouwen x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
B00055-10
Hoofdwerk
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken worden geduwd.
500084-10
– Schroef 1 verwijderen.
– Schroeven 2 losdraaien.
500085-10
– Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken bij gedemonteerd voorwiel.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
500086-10
– Afstandsbussen 3 verwijderen.
13.2 Voorwiel inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
500086-11
– Wiellager op beschadiging en slijtage controleren.
» Wanneer de wiellager beschadigd en/of versleten is:
–
Wiellager vervangen. x
– Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 131)
– Afstandsbussen inzetten.
13 WIELEN, BANDEN 83
500084-11
– Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas inzetten.
– Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
– Remhendel meerdere keren schakelen tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen.
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
– Voorwielrem schakelen en voorvork enkele keren krachtig inveren, zodat de vorkpo-
ten uitlijnen.
– Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
13.3 Achterwiel demonteren x
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
B00830-10
Hoofdwerk
– Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger terug te duwen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
– Moer 1 verwijderen.
– Kettingspanner 2 verwijderen. Steekas 3 alleen zo ver eruit trekken, dat het ach-
terwiel naar voren kan worden geschoven.
– Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
– Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
400260-11
– Afstandsbussen 4 verwijderen.
13.4 Achterwiel inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
13 WIELEN, BANDEN 84
400260-10
Hoofdwerk
– Wiellager op beschadiging en slijtage controleren.
» Wanneer de wiellager beschadigd en/of versleten is:
–
Wiellager vervangen. x
– Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 131)
– Afstandsbussen inzetten.
B00831-10
– Achterwiel in de achterbrug opkrikken, positioneren en steekas 2 inzetten.
– Ketting erop leggen.
B00825-11
– Kettingspanner 3 positioneren. Moer 4 monteren, maar nog niet vastdraaien.
– Controleren of de kettingspanners 3 tegen de stelschroeven 5 liggen.
– Kettingspanning controleren. ( pag. 64)
– Moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners 3 kunnen 180° worden gedraaid.
– Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
13.5 Toestand banden controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Anderen banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de voor- en achterband moeten altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
– Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rij-
den in de banden zijn gaan zitten en op andere beschadigingen.
» Als er voorwerpen in de banden zijn gaan zitten, insnijdingen of andere bescha-
digingen zijn:
– Banden vervangen.
– Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
13 WIELEN, BANDEN 85
Minimale profieldiepte ≥ 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
– Banden vervangen.
– Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat normaliter in het bandopschrift en
wordt gekenmerkt door de laatste vier cijfers van het DOT kenmerk. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij-
fers op het productiejaar.
KTM adviseert de banden uiterlijk na 5 jaar te vervangen onafhankelijk van
de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan 5 jaar:
– Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
– Ventieldopje verwijderen.
– Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Bandenspanning straat (Alle EXC modellen)
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
– Bandenspanning corrigeren.
– Ventieldopje monteren.
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
– Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak komt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
– Met de steel van een schroevendraaier kort op iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de lengte en diameter van de spaak.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en dikte te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Als de spaakspanning verschilt:
–
Spaakspanning corrigeren. x
– Aanhaalmoment van de spaken controleren.
13 WIELEN, BANDEN 86
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 5… 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 5… 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
14 ELEKTRONICA 87
14.1 Accu uitbouwen x (Alle 200/250/300 modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Accuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
– Houd accu's buiten bereik van kinderen.
– Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
– Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
– Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
– Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Voorwerk
– Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Zadel verwijderen. ( pag. 58)
101711-10
Hoofdwerk
– Minkabel 1 van de accu losklemmen.
– Pluspool-afdekking 2 terugtrekken en pluskabel van de accu losklemmen.
– Rubberband 3 naar beneden laten hangen.
– Accu naar boven toe verwijderen.
14.2 Accu monteren x (Alle 200/250/300 modellen)
101712-10
Hoofdwerk
– Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen.
Accu (YTX4L-BS) ( pag. 117)
– Rubberband 1 vasthaken.
– Pluskabel 2 aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactring A moet tussen de schroef 4 en kabelschoen 5 met de
klauwen omlaag worden gemonteerd.
– Pluspoolafdekking 6 over pluspool schuiven.
– Minkabel 3 aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 58)
14.3 Accu laden x (Alle 200/250/300 modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Accuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
– Houd accu's buiten bereik van kinderen.
– Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
– Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
– Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
– Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
14 ELEKTRONICA 88
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Onderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
– Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. De accu afgeven bij uw KTM-
distributeur of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor
verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in ontladen toestand treedt er diepontlading en sulftatie op, dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
– Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Zadel verwijderen. ( pag. 58)
– Minkabel van de accu losklemmen om beschadiging van de boordelektronica te
voorkomen.
400240-10
Hoofdwerk
– Acculader op de accu klemmen. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu
en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Verwijder nooit het deksel 1.
Accu maximaal 10% van de capaciteit, die op het accuhuis 2 is aangege-
ven, laden.
– Acculader na het laden uitschakelen. Accu opklemmen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
De accu regelmatig bijladen als de
motorfiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
– Zadel monteren. ( pag. 58)
14.4 Hoofdzekering vervangen (Alle 200/250/300 modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor brand Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
– Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. Deze bevindt zich in het startrelaishuis onder
het luchtfilterbakafdekking.
Voorwerk
– Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
– Afdekking luchtfilterbak demonteren. ( pag. 59)
14 ELEKTRONICA 89
101395-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen.
101396-10
– Achterbekleding 2 iets optillen en startrelais 3 van de houder trekken.
B01226-10
– Beschermkappen verwijderen.
– Defecte hoofdzekering 4 verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 5.
– Nieuw hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109110)
– Controleren of de elektrische installatie werkt.
Tip
Nieuwe reservezekering erin zetten, zodat deze indien nodig beschikbaar is.
– Beschermkappen erop steken.
– Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
– Achterbekleding positioneren. Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
– Afdekking luchtfilterbak monteren. ( pag. 59)
14.5 Koplampkap met koplamp demonteren
B00833-10
– Alle elektrische verbruikers uitschakelen.
– Schroef 1 verwijderen en klem eraf halen.
– Rubberband 2 losmaken. Koplampkap omhoog schuiven en naar voren zwenken.
14 ELEKTRONICA 90
303402-10
– Elektrische steekverbinding 3 verbreken en koplampkap met koplamp verwijderen.
14.6 Koplampkap met koplamp inbouwen
303402-11
Hoofdwerk
– Elektrische stekkerverbinding 1 aansluiten.
B00833-11
– Koplampkap positioneren en met rubberband 2 vastzetten.
Info
Erop letten dat de uitsteeksels in het spatbord grijpen.
– Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroef 3 monteren en vast-
draaien.
Nawerk
– Koplampstand controleren. ( pag. 91)
14.7 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflector Verminderde werking van de verlichting.
– Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
Voorwerk
– Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 89)
100861-10
Hoofdwerk
– Rubber dop 1 met de daaronder liggende lampfitting tot de aanslag tegen de klok
draaien en optillen.
– Lampfitting 2 van het zijlicht uit de reflector trekken.
14 ELEKTRONICA 91
100862-10
– Koplamp 3 licht in de lampfitting drukken tot de aanslag tegen de klok in draaien
en uittrekken.
– Nieuw lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (S2 / sokkel BA20d) ( pag. 117)
– Rubber dop met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring 4 goed zit.
– Lampfitting van het zijlicht in de reflector steken.
Nawerk
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 90)
– Koplampstand controleren. ( pag. 91)
14.8 Knipperlichtlamp vervangen (Alle EXC modellen)
Aanwijzing
Beschadiging van de reflector Verminderde werking van de verlichting.
– Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
101722-10
Hoofdwerk
– Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
– Knipperlichtglas 1 voorzichtig verwijderen.
– De oranje kap 2 in de buurt van de uitsteeksel samenduwen en verwijderen.
– Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en
uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
– Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 117)
– Oranje kap monteren.
– Knipperlichtglas positioneren.
– Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine
ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
Nawerk
– Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
14.9 Koplampstand controleren
400726-10
– Voertuig op een vlakke ondergrond voor een lichte muur zetten en ter hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
– Nog een markering op afstand B onder de eerste markering aanbrengen.
Voorgeschreven waarde
Afstand B 5 cm
– Voertuig op afstand A rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand A 5 m
– Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
– Dimlicht inschakelen.
– Koplampstand controleren.
14 ELEKTRONICA 92
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met bestuurder die
gereed is om te rijden precies op de onderste markering liggen.
» Als de grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
– Lichtbundelbreedte van koplamp instellen. ( pag. 92)
14.10 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
– Koplampstand controleren. ( pag. 91)
301251-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 losdraaien.
– Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met bestuurder die
gereed is om te rijden precies op de onderste markering (aangebracht bij:
Koplampstand controleren) liggen.
Info
Door extra belading kan het nodig zijn de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp te corrigeren.
– Schroef 1 vastdraaien.
14.11 Accu tachometer vervangen
Voorwerk
– Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 89)
100859-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen.
– Tachometer omhoog uit de houder trekken.
100860-10
– Beschermkap 2 met een munt tot de aanslag tegen de klok in draaien en verwijde-
ren.
– Accu tachometer 3 verwijderen.
– Nieuwe accu plaatsen met het opschrift naar boven.
Batterij van tachometer (CR 2430) ( pag. 117)
– Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
100864-10
– Beschermkap 2 positioneren en met een munt tot de aanslag met de klok mee
draaien.
– Een willekeurige knop op de tachometer indrukken.
De tachometer schakelt in.
– Tachometer om houder positioneren.
– Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
– Koplampkap met koplamp inbouwen. ( pag. 90)
– Koplampstand controleren. ( pag. 91)
– Kilometer of mijl instellen. ( pag. 17)
– Tachometerfuncties instellen. ( pag. 17)
14 ELEKTRONICA 93
– Tijd instellen. ( pag. 18)
15 KOELSYSTEEM 94
15.1 Koelsysteem
B00834-10
(Alle 125/200 modellen)
Door de waterpomp 1 in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koel-
middel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een
klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toe-
gestaan zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen
de koelwerking.
B00835-10
(Alle 250/300-modellen)
Door de waterpomp 1 in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koel-
middel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een
klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toe-
gestaan zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen
de koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
– Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
– Radiateurdop eraf halen.
– Antivries van het koelmiddel controleren.
−25… −45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
– Antivries van het koelmiddel corrigeren.
– Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 129)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 129)
– Radiateurdop monteren.
15 KOELSYSTEEM 95
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
– Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
– Radiateurdop eraf halen.
– Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil A boven de radiateur-
lamellen.
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
– Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 129)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 129)
– Radiateurdop monteren.
15.4 Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
– Motorfiets rechtop zetten.
– Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.
B00834-11
(Alle 125/200 modellen)
– Schroef 1 verwijderen. Radiateurdop 2 verwijderen.
– Koelmiddel volledig laten uitlopen.
– Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm
15 KOELSYSTEEM 96
B00835-11
(Alle 250/300-modellen)
– Schroef 1 verwijderen. Radiateurdop 2 verwijderen.
– Koelmiddel volledig laten uitlopen.
– Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm
15.5 Koelmiddel vullen x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Koelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van
kinderen.
B00071-10
(Alle 125/200 modellen)
– Controleren of schroef 1 met het juiste moment is vastgedraaid.
– Motorfiets rechtop zetten.
– Radiateur volledig met koelmiddel vullen.
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 129)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
( pag. 129)
B00091-10
– Schroef 3 eruit draaien tot het koelmiddel zonder luchtbellen uitkomt.
Schroef 3 weer monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 10 Nm
B00072-10
(Alle 250/300-modellen)
– Controleren of schroef 1 met het juiste moment is vastgedraaid.
– Motorfiets rechtop zetten.
– Radiateur volledig met koelmiddel vullen.
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 129)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
( pag. 129)
400677-10
– Voertuig in afgebeelde positie zetten en beveiligen tegen wegrollen. Het hoogte-
verschil A moet worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil A 75 cm
Info
Het voertuig moet vooraan iets worden opgetild, zodat alle lucht uit het
koelsysteem kan ontsnappen. Een slecht ontlucht koelsysteem heeft een
lager koelvermogen, waardoor de motor oververhit kan raken.
15 KOELSYSTEEM 97
– Voertuig weer op een horizontaal oppervlak zetten.
B00836-10
– Radiateur volledig met koelmiddel vullen.
– Radiateurdop 2 monteren.
– Motor laten warm draaien.
Nawerk
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 95)
16 MOTOR AFSTELLEN 98
16.1 Speling gaskabel controleren
400192-10
– Controleren of de gashendel soepel beweegt.
– Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling bepalen.
Speling gaskabel 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
–
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 98)
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
–
Gaskabelspeling instellen. x ( pag. 98)
16.2 Gaskabelspeling instellen x
B01159-10
Hoofdwerk
– Stuur in rechtuitstand zetten.
– Manchet 1 naar achteren schuiven.
– Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef 2 tot de aanslag is ingescho-
ven.
– Moer 3 losdraaien.
– Stelschroef 2 zo draaien dat bij de gashendel de gaskabelspeling A aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3… 5 mm
– Moer 3 vastdraaien.
– Manchet 1 erop schuiven.
Nawerk
– Controleren of de gashendel soepel beweegt.
16.3 Carburateur - stationair
B00048-11
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met een verkeerde
stationaire afstelling.
Info
Door trillingen van de motor kunnen de carburateur en de componenten ervan
sneller slijten. Door slijtage kunnen er storingen optreden.
De fabrieksinstelling van de carburateur komt overeen met de volgende waarden.
Hoogte boven zeespiegel 500 m
Omgevingstemperatuur 20 °C
16 MOTOR AFSTELLEN 99
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 130)
Het stationaire toerental wordt ingesteld met de stelschroef 1.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef voor de stationaire lucht-
hoeveelheid 2.
500282-01
Stationair bereik A
Rijden met gesloten gasklep. Dit bereik wordt beïnvloedt door de stelschroef 1 en de
regelschroef 2 voor de stationaire luchthoeveelheid.
Overgangsbereik B
Gedrag van de motor bij openen van de gasklep. Dit bereik wordt beïnvloedt door de
stationaire sproeier en de vorm van de gasklep.
Als de motor, ondanks een goed afgestelde stationair en deellast, bij het openen van de
gasklep stotterend en met sterke rookontwikkeling start en als het volledige vermogen
bij hoog toerental plotseling wordt bereikt, dan is de carburateur te rijk geregeld, het
vlotterniveau te hoog of lekt de vlotternaaldklep.
Deellastbereik C
Rijden met gedeeltelijk geopende gasklep. Dit bereik wordt beïnvloed door de sproei-
ernaald (vorm en positie). In het onderste bereik beïnvloedt de stationaire afstelling de
motorafstelling en in het bovenste bereik de hoofdsproeier.
Als de motor bij het acceleren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met haperend
vermogen draait, moet de sproeiernaald één inkeping worden verlaagd. Als de motor
in het bijzonder bij het acceleren pingelt wanneer het toerental op het volle vermogen
draait moet de sproeiernaald worden verhoogd. Als de hierboven beschreven verschijn-
selen optreden in stationair of net daarboven, moet bij een haperende vermogensafgifte
het stationaire toerental armer worden geregeld en bij pingelen rijker.
Vollastbereik D
Rijden met open gasklep (volgas). Dit bereik wordt beïnvloed door de hoofdsproeier en
de sproeiernaald.
Als de isolator van een nieuwe bougie na een korte rit op volgas zeer licht of wit is of
als de motor pingelt, moet er een grotere hoofdsproeier worden geplaatst. Als de isola-
tor donkerbruin of verroest is, moet er een kleinere hoofdsproeier worden geplaatst.
16.4 Carburateur - stationair afstellen x
B00048-11
– Regelschroef voor stationaire lucht 2 tot de aanslag indraaien en op de aangegeven
basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht (125 EXC EU, 125 EXC SIX DAYS EU)
open 2,75 omwentelingen
Regelschroef stationaire lucht (XC-W)
open 2,0 omwentelingen
Regelschroef stationaire lucht (200 EXC EU)
open 1,5 omwentelingen
Regelschroef stationaire lucht (200 EXC AUS)
open 1,0 omwenteling
Regelschroef stationaire lucht (250/300 EXC AUS)
open 3,5 omwentelingen
Regelschroef stationaire lucht (250 EXC EU, 250 EXC SIX DAYS EU)
open 1,5 omwentelingen
Regelschroef stationaire lucht (300 EXC EU, 300 EXC SIX DAYS EU)
open 1,75 omwentelingen
– Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warmrijden ≥ 5 min
16 MOTOR AFSTELLEN 100
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Met de stelschroef 1 het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd – Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
( pag. 24)
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
– Regelschroef voor stationaire lucht 2 langzaam met de klok mee draaien tot het
stationaire toerental begint te dalen.
– Deze stand onthouden en de regelschroef voor stationaire lucht nu langzaam tegen
de klok in draaien tot het stationaire toerental weer daalt.
– Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt moet het stationaire toerental weer wor-
den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde stappen nog
een keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt
bereikt kan dat liggen aan een verkeerd gedimensioneerde stationaire
sproeier.
Als de regelschroef voor stationaire lucht tot de aanslag is gedraaid en het
toerental niet verandert moet een kleinere stationaire sproeier worden inge-
zet.
Na het vervangen van de sproeier moeten het instellen weer van voren af
aan worden herhaald.
Bij grote schommelingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever-
schillen moet de stationair opnieuw worden afgesteld.
16.5 Vlotterkamer carburateur aftappen x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij-
zingen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
16 MOTOR AFSTELLEN 101
Voorwerk
– Draaigreep 1 op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
Er stroomt geen brandstof van de brandstoftank naar de carburateur.
B01158-10
Hoofdwerk
– Een doek onder de carburateur leggen, zodat de uitstromende brandstof wordt
opgevangen.
– Sluitschroef 1 verwijderen.
– Brandstof volledig laten uitlopen.
– Sluitschroef monteren en vastdraaien.
16.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
400692-10
– In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A meten tussen de boven-
kant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
–
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 101)
16.7 Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
B00065-10
– Schroef 1 verwijderen en versnellingshendel 2 eraf halen.
B00066-10
– Tanden A van versnellingshendel en schakelas reinigen.
– Versnellingshendel in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
– Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243â„¢
16.8 Motorkarakteristiek - hulpveer (Alle 250/300-modellen)
B00056-10
De hulpveer bevindt aan de rechterzijde van de motor onder het waterpompdeksel.
Mogelijke toestanden
• Hulpveer met gele markering – In de aflevertoestand gemonteerde hulpveer met
gemiddelde afstelling (standaard) voor een goede rijbaarheid.
• Hulpveer met groene markering – Meegeleverde hulpveren voor een nog zachter
vermogensgebruik.
• Hulpveer met rode markering – Meegeleverde hulpveren voor een nog agressiever
vermogensgebruik.
Door verschillende veersterktes van de hulpveren 1 kan de motorkarakteristiek worden
gewijzigd.
16 MOTOR AFSTELLEN 102
16.9 Motorkarakteristiek – hulpveer instellen x (Alle 250/300-modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Voorwerk
– Motorfiets ca. 45º naar links neigen en in deze positie beveiligen tegen omvallen.
B00057-10
Hoofdwerk
– Schroeven 1 verwijderen.
B00056-11
– Sluitdop 2, stelveer 3, hulpveer 4 en veerinzet 5 uit het koppelingsdeksel ver-
wijderen.
– Beide veren uit veerinzet trekken.
B00058-10
– Gewenste hulpveer 4 en stelveer 3 monteren en samen zo in het koppelingsdeksel
schuiven.
Hulpveer met gele markering (54637072300)
Hulpveer met groene markering (54837072100)
Hulpveer met rode markering (54837072000)
De uitsparing in de veerinzet 5 grijpt in de haakse hendel.
Info
De schroef 6 mag in geen geval worden verdraaid, omdat anders de motor-
karakteristiek slechter wordt.
– Keerring in sluitdop controleren.
– Sluitdop positioneren.
– Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaatbesturingdeksel M5 6 Nm
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 103
17.1 Transmissieoliepeil controleren
Info
Het transmissieoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
– Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
B00049-10
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole 1 verwijderen.
– Transmissieoliepeil controleren.
Een geringe hoeveelheid transmissieolie moet uit de opening stromen.
» Wanneer er geen transmissieolie uitstroomt:
–
Transmissieolie bijvullen. x ( pag. 105)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
B00050-10
(Alle 250/300-modellen)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole 1 verwijderen.
– Transmissieoliepeil controleren.
Een geringe hoeveelheid transmissieolie moet uit de opening stromen.
» Wanneer er geen transmissieolie uitstroomt:
–
Transmissieolie bijvullen. x ( pag. 105)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
17.2 Transmissieolie verversen x
400721-01
–
Transmissieolie aftappen. x ( pag. 104)
400722-01
–
Transmissieolie vullen. x ( pag. 104)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 104
17.3 Transmissieolie aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Tijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De transmissieolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
– Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
– Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
B00051-10
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
– Aftapschroef voor transmissieolie met magneet 1 verwijderen.
– Aftapschroef voor transmissieolie 2 verwijderen.
– Transmissieolie volledig laten uitlopen.
– Aftapschroeven voor transmissieolie grondig reinigen.
– Afdichtvlak aan motor reinigen.
– Aftapschroef voor transmissieolie met magneet 1 en pakking monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef transmissieolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
– Aftapschroef voor transmissieolie 2 met pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef transmissieolie M10x1 15 Nm
B00052-10
(Alle 250/300-modellen)
– Aftapschroef voor transmissieolie met magneet 1 verwijderen.
– Transmissieolie volledig laten uitlopen.
– Aftapschroef voor transmissieolie met magneet grondig reinigen.
– Afdichtvlak aan motor reinigen.
– Aftapschroef voor transmissieolie met magneet 1 en pakking monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef transmissieolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
17.4 Transmissieolie vullen x
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de aandrijving.
B00053-10
Hoofdwerk
– Schroef 1 verwijderen en transmissieolie vullen.
Transmissieolie
(Alle 125/200
modellen)
0,70 l Motorolie (15W/50) ( pag. 129)
Transmissieolie
(Alle 250/300-
modellen)
0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 129)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 105
– Schroefverbinding monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
– Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
– Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 103)
17.5 Transmissieolie bijvullen x
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnellingsbak.
Het transmissieoliepeil moet bij koude motor worden bijgevuld.
Voorwerk
– Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
B00049-10
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole 1 verwijderen.
B00050-10
(Alle 250/300-modellen)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole 1 verwijderen.
B00053-11
– Schroef 2 verwijderen.
– Transmissieolie vullen totdat de olie uit de opening van de schroef transmissieolie-
peilcontrole stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 129)
– Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
(Alle 250/300-modellen)
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
– Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 106
– Motor starten en controleren op lekkage.
18 REINIGING, ONDERHOUD 107
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schade Beschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
– Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Directe blootstelling aan zonnestralen van de motorfiets tijdens het reinigen moet worden vermeden.
401061-01
– Uitlaatsysteem afdekken, om indringen van water te voorkomen.
– Grove vervuiling met een zachte waterstraal verwijderen.
– Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspui-
ten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 131)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
– Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
–
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 100)
– Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
– Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
– Na de reiniging een korte rit maken, tot de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
– Schermkappen van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water
kan verdampen.
– Nadat de motorfiets is afgekoeld, alle glij- en lagerpunten smeren.
– Ketting reinigen. ( pag. 64)
– Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) behandelen met een antiroestmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 131)
– Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild rei-
nigingsmiddel.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 131)
(Alle EXC modellen)
– Stuurslot smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 132)
18 REINIGING, ONDERHOUD 108
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom
moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als er met het voertuig door strooizout is gereden, moet het na het rijden met koud water worden gereinigd. Warm water zou de
zoutwerking versterken.
401060-01
– Motorfiets reinigen. ( pag. 107)
– Remmen reinigen.
Info
Na het rijden over met zout bestrooide wegen ALTIJD de remklauwen en rem-
plaketten in afgekoelde en gemonteerde toestand grondig met koud water
reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op wegen met strooizout moet de motorfiets grondig met koud
water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
– Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de rem-
schijven) behandelen met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen aangezien
daardoor de remwerking sterk wordt verminderd.
– Ketting reinigen. ( pag. 64)
19 STALLING 109
19.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages).
Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
– Motorfiets reinigen. ( pag. 107)
–
Transmissieolie verversen. x ( pag. 103)
– Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 94)
– Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 131)
– Brandstof uit de brandstoftank in een geschikte bak laten stromen.
–
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x ( pag. 100)
– Bandenspanning controleren. ( pag. 85)
(Alle 200/250/300 modellen)
–
Accu uitbouwen. x ( pag. 87)
–
Accu laden. x ( pag. 87)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zonder
directe blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
– Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 47)
– Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er roestvorming ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor motoron-
derdelen en uitlaat gaan roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 47)
(Alle 200/250/300 modellen)
–
Accu laden. x ( pag. 87)
–
Accu monteren. x ( pag. 87)
– Brandstof tanken. ( pag. 35)
– Voor iedere inbedrijfname controle en onderhoud uitvoeren. ( pag. 32)
– Een proefrit maken.
20 FOUTEN OPSPOREN 110
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (e-starter)
(Alle 200/250/300 modellen)
Bedieningsfouten – Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 32)
Accu leeg –
Accu laden. x ( pag. 87)
–
Laadspanning controleren. x
–
Ruststroom controleren. x
–
Dynamo controleren. x
Hoofdzekering doorgesmolten – Hoofdzekering demonteren.
– Hoofdzekering monteren.
Startrelais defect –
Startrelais controleren. x
Startmotor defect –
Startmotor controleren. x
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten – Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 32)
Motorfiets is langere tijd niet gebruikt
en daarom zit er oude brandstof in de
vlotterkamer
–
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. x
( pag. 100)
Brandstoftoevoer onderbroken – Brandstoftankontluchting controleren.
– Brandstofkraan reinigen.
– Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Bougie verzopen of nat – Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
– Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
(Alle 250/300-modellen)
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem –
Ontstekingssysteem controleren. x
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
–
Stopknop controleren. x
Stekker of bobine los of geoxideerd – Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
– Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt – Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur ver-
draaid
–
Carburateur - stationair afstellen. x
( pag. 99)
Bougie defect – Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect –
Bobine controleren. x
–
Bougiedop controleren. x
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
– Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Caburateursproeiers los – Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Defect in het ontstekingssysteem –
Ontstekingssysteem controleren. x
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken – Brandstoftankontluchting controleren.
– Brandstofkraan reinigen.
– Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild –
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. x
( pag. 60)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
– Het uitlaatsysteem controleren op beschadi-
ging.
– Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen. x ( pag. 61)
Defect in het ontstekingssysteem –
Ontstekingssysteem controleren. x
20 FOUTEN OPSPOREN 111
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Membraan of membraanhuis bescha-
digd
– Membraan en membraanhuis controleren.
Motor stokt of klapt in de carburateur Te weinig brandstof – Draaigreep 1 op de brandstofkraan in stand ON
draaien.
– Brandstof tanken. ( pag. 35)
Motor zuigt valse lucht aan – Controleren of de aanzuigflens en de carbura-
teur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxideerd – Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem – Koelsysteem controleren op lekkage.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 95)
Te weinig rijwind – Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild – Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem –
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 95)
–
Koelmiddel vullen. x ( pag. 96)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
– Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Radiateurslang geknikt –
Radiateurslang vervangen. x
Verkeerd ontstekingstijdstip door
losse stator
(Alle 125/200 modellen)
–
Ontsteking instellen. x
Witte rookontwikkeling (stoom in het
uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
– Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.
Transmissieolie stroomt uit de ont-
luchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld – Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 103)
Water in de transmissieolie Asafdichtingsring of waterpomp
beschadigd
– Asafdichtingsring en waterpomp controleren.
21 TECHNISCHE GEGEVENS 112
21.1 Motor
21.1.1 125 EXC EU, 125 EXC SIX DAYS EU
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 124,8 cm³
Slag 54,5 mm
Boring 54 mm
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumvormige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 43,7 mm
Primaire overbrenging 23:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:33
2e versnelling 15:31
3e versnelling 17:28
4e versnelling 19:26
5e versnelling 21:25
6e versnelling 20:20
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Ontstekingstijdstip (vóór OT) 1,4 mm
Bougie NGK BR9 ECMVX
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter
21.1.2 Alle 200 modellen
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 193 cm³
Slag 60 mm
Boring 64 mm
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 rechthoekige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 47 mm
Primaire overbrenging 23:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:33
2e versnelling 15:31
3e versnelling 17:28
4e versnelling 19:26
21 TECHNISCHE GEGEVENS 113
5e versnelling 17:19
6e versnelling 22:20
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Ontstekingstijdstip (vóór OT) 1,6 mm
Bougie NGK BR 8 EG
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter en e-starter
21.1.3 Alle 250 modellen
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 249 cm³
Slag 72 mm
Boring 66,4 mm
Uitlaatbesturing - instelbegin 5.600 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met rode hulpveer 7.200 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met gele hulpveer 7.900 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met groene hulpveer 8.400 1/min
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumvormige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 48 mm
Primaire overbrenging 26:72
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:32
2e versnelling 16:26
3e versnelling 20:25
4e versnelling 22:23
5e versnelling 25:22
6e versnelling 26:20
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Ontstekingstijdstip (vóór OT) 1,9 mm
Bougie NGK BR 7 ES
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter en e-starter
21.1.4 Alle 300 modellen
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 293 cm³
Slag 72 mm
Boring 72 mm
Uitlaatbesturing - instelbegin 5.600 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met rode hulpveer 7.200 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met gele hulpveer 7.900 1/min
Uitlaatbesturing - insteleinde met groene hulpveer 8.400 1/min
21 TECHNISCHE GEGEVENS 114
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 rechthoekige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 48,5 mm
Primaire overbrenging 26:72
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:32
2e versnelling 16:26
3e versnelling 20:25
4e versnelling 22:23
5e versnelling 25:22
6e versnelling 26:20
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Ontstekingstijdstip (vóór OT) 1,9 mm
Bougie NGK BR 7 ES
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter en e-starter
21.2 Aanhaalmomenten motor
21.2.1 Alle 125/200 modellen
Schroef membraan M4 2 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef borgplaat regelklepas M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef centrifugaalvervroeging M5 8 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef dynamodeksel M5 5 Nm –
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef ontstekingssysteem/stator M5 6 Nm
Loctite
®
222
Schroef uitlaatbesturingdeksel M5 5 Nm –
Schroef uitlaatflens M5 6 Nm –
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm –
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 10 Nm –
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm –
Schroef bevestigingsplaat kickstarter M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef koppelingdeksel M6 10 Nm –
Schroef koppelingscilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm –
Schroef motorhuis M6 10 Nm –
Schroef uitlaatregeling M6 10 Nm –
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef versnellingspedaal M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Verstelas uitlaatregeling M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef cilinderkop M7 18 Nm –
Moer cilindervoet M8 30 Nm –
21 TECHNISCHE GEGEVENS 115
Regelklepas uitlaatregeling M8 1e niveau
3 Nm
2e niveau (losdraaien, tegen
de klok in)
1/4 omwenteling
–
Schroef kickstarter M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef schakelvastzetting M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Tapeind cilindervoet M8 35 Nm –
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm –
Aftapschroef transmissieolie M10x1 15 Nm –
Moer rotor M12x1 60 Nm –
Aftapschroef transmissieolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm –
Bougie M14x1,25 25 Nm –
Moer primair tandwiel M16LHx1,5 130 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 130 Nm
Loctite
®
243â„¢
Afsluitmoer uitlaatregeling M26x1 35 Nm –
21.2.2 Alle 250/300-modellen
Schroef borgplaat uitlaatbesturing M5 7 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef hoekhendel uitlaatregeling M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef sluitdop uitlaatregeling M5 5 Nm –
Schroef uitlaatbesturingdeksel M5 6 Nm –
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm –
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm –
Schroef bevestigingsplaat kickstarter M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm –
Schroef kickstarterveer M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef koppelingdeksel M6 10 Nm –
Schroef koppelingsactuator M6 10 Nm –
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm –
Schroef lagerborging M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef motorhuis M6 10 Nm –
Schroef regelklep uitlaatregeling M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef startmotor M6 8 Nm –
Schroef stator M6 8 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef tussenwielbouten M6 8 Nm
Loctite
®
648â„¢
Schroef uitlaatflens M6 8 Nm –
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm –
Schroef cilinderkop M8 27 Nm –
Schroef kickstarter M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer cilindervoet M10 35 Nm –
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm –
Moer rotor M12x1 60 Nm –
Aftapschroef transmissieolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm –
Bougie M14x1,25 25 Nm –
Moer hulpcilinder M18x1,5 120 Nm Loctite
®
2701
21 TECHNISCHE GEGEVENS 116
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 150 Nm
Loctite
®
648â„¢
21.3 Vulhoeveelheden
21.3.1 Transmissieolie
Transmissieolie (Alle 125/200
modellen)
0,70 l Motorolie (15W/50) ( pag. 129)
Transmissieolie (Alle 250/300-
modellen)
0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 129)
21.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 129)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 129)
21.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca.
(EXC EU, EXC SIX DAYS)
9,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:60) ( pag. 130)
Brandstoftankinhoud totaal ca.
(EXC AUS, XC‑W)
10 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:60) ( pag. 130)
Brandstofreserve ca. (EXC EU, EXC SIX DAYS) 2 l
Brandstofreserve ca. (EXC AUS, XC‑W) 2,5 l
21.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (EXC EU/AUS, XC‑W) WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA PA
Voorvork (EXC SIX DAYS) WP Suspension Up Side Down 4860 4CS
Veerweg (EXC EU/AUS, XC‑W)
voor 300 mm
Veerweg (EXC SIX DAYS)
voor 292 mm
Veerweg
achter 335 mm
Vorksprong (Alle 125/200 modellen) 22 mm
Vorksprong (Alle 250/300-modellen) 20 mm
Schokdemper WP Suspension PDS 5018 DCC
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning straat (Alle EXC modellen)
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (125 EXC EU, 125 EXC SIX DAYS EU) 14:50 (13:50)
Secundaire overbrenging (200 EXC EU, 200 EXC AUS) 14:45
Secundaire overbrenging (Alle 250/300 EXC modellen) 14:50 (13:50)
Secundaire overbrenging (250/300 XC‑W) 13:50
21 TECHNISCHE GEGEVENS 117
Secundaire overbrenging (200 XC-W USA) 14:48
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 38, 40, 42, 45, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand (Alle 125/200 modellen) 1.471±10 mm
Wielstand (Alle 250/300-modellen) 1.482±10 mm
Zadelhoogte onbelast 960 mm
Los van de vloer, onbelast 355 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (Alle 200 modellen) 100,2 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (125 EXC EU,
125 EXC SIX DAYS EU)
95 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (Alle 250/300-modellen) 102,4 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
21.5 Elektronica
Accu (Alle 200/250/300 modellen) YTX4L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 3 Ah
Onderhoudsvrij
Batterij van tachometer CR 2430 Batterijspanning: 3 V
Koplamp S2 / sokkel BA20d 12 V
35/35 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Controlelampjes W2,3W / sokkel W1x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
21.6 Banden
Geldigheid Band vooraan Band achteraan
(Alle 125/200 EXC modellen) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
120/90 - 18 M/C 65R TT
MAXXIS MAXX ENDURO
(Alle 250/300 EXC modellen) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
140/80 - 18 M/C 70R TT
MAXXIS MAXX ENDURO
(200 XC-W USA) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX 51
100/100 - 18 59M TT
Dunlop GEOMAX MX 51
(250/300 XC‑W) 80/100 - 21 51M TT
Dunlop GEOMAX MX 51
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX MX 51
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
21 TECHNISCHE GEGEVENS 118
21.7 Voorvork
21.7.1 125 EXC EU, alle 200 modellen
Artikelnummer voorvork 14.18.7L.61
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA PA
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 1 omwenteling
Standaard 2 omwentelingen
Sport 2 omwentelingen
Veerlengte met voorspanbus(sen)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 513 mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 513 mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 513 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 3,8 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,2 N/mm
Lengte voorvork 940 mm
Lengte luchtkamer 110
+10
−20
mm
Voorvorkolie per vorkpoot 620 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 130)
21.7.2 250/300 EXC EU, 250/300 EXC AUS, 250/300 XC‑W
Artikelnummer voorvork 14.18.7L.63
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA PA
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 1 omwenteling
Standaard 2 omwentelingen
Sport 2 omwentelingen
Veerlengte met voorspanbus(sen)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 513 mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 513 mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 513 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,2 N/mm
21 TECHNISCHE GEGEVENS 119
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,4 N/mm
Lengte voorvork 940 mm
Lengte luchtkamer 110
+10
−20
mm
Voorvorkolie per vorkpoot 625 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 130)
21.7.3 125 EXC SIX DAYS EU
Artikelnummer voorvork 24.18.7M.61
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 4CS
Ingaande demping
Comfort 24 klikken
Standaard 22 klikken
Sport 16 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 18 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 470 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 3,8 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,2 N/mm
Vorklengte 932 mm
Luchtkamerlengte 110 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 607 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 130)
21.7.4 250/300 EXC SIX DAYS EU
Artikelnummer voorvork 24.18.7M.63
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 4CS
Ingaande demping
Comfort 24 klikken
Standaard 22 klikken
Sport 16 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 18 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 470 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,4 N/mm
Vorklengte 932 mm
Luchtkamerlengte 110 mm
Vorkpootolie per vorkpoot 607 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 130)
21 TECHNISCHE GEGEVENS 120
21.8 Schokdemper
21.8.1 Alle 125/200 modellen
Artikelnummer schokdemper 12.18.7L.61
Schokdemper WP Suspension PDS 5018 DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1,25 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
Veervoorspanning
Comfort 6 mm
Standaard 6 mm
Sport 6 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 63 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 69 N/mm
Veerlengte 250 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 33… 35 mm
Dynamische veerweg 105… 115 mm
Inbouwlengte 417 mm
Stootdemperolie ( pag. 130) SAE 2,5
21.8.2 Alle 250/300-modellen
Artikelnummer schokdemper 12.18.7L.63
Schokdemper WP Suspension PDS 5018 DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1,25 omwentelingen
Uitgaande demping
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
Veervoorspanning
Comfort 7 mm
Standaard 7 mm
Sport 7 mm
Veerconstante
21 TECHNISCHE GEGEVENS 121
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 72 N/mm
Veerlengte 250 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 33… 35 mm
Dynamische veerweg 105… 115 mm
Inbouwlengte 417 mm
Stootdemperolie ( pag. 130) SAE 2,5
21.9 Aanhaalmomenten chassis
Spaaknippel achterwiel M4,5 5… 6 Nm –
Spaaknippel voorwiel M4,5 5… 6 Nm –
Schroef accupool (Alle 200/250/300
modellen)
M5 2,5 Nm –
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm –
Moer kabels aan startmotor
(Alle 200/250/300 modellen)
M6 4 Nm –
Overige moeren chassis M6 10 Nm –
Overige schroeven chassis M6 10 Nm –
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef gashendel M6 3 Nm –
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243â„¢
Moer bandenhouder M8 10 Nm –
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm –
Overige moeren chassis M8 25 Nm –
Overige schroeven chassis M8 25 Nm –
Schroef asopname M8 15 Nm –
Schroef bevestiging zijstandaard M8 45 Nm Loctite
®
2701
Schroef bovenste kroonplaat
(EXC EU/AUS, XC‑W)
M8 20 Nm –
Schroef bovenste kroonplaat
(EXC SIX DAYS)
M8 17 Nm –
Schroef framearm M8 35 Nm Loctite
®
2701
Schroef kroonplaat onder
(EXC EU/AUS, XC‑W)
M8 15 Nm –
Schroef kroonplaat onder
(EXC SIX DAYS)
M8 12 Nm –
Schroef motorsteunen M8 33 Nm –
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm –
Schroef remklauw voor M8 25 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef stuurplaat M8 20 Nm –
Schroef vorkbuis boven (EXC EU/AUS,
XC‑W)
M8 20 Nm –
Schroef vorkbuis boven
(EXC SIX DAYS)
M8 17 Nm
Loctite
®
243â„¢
Motordraagschroef M10 60 Nm –
Overige moeren chassis M10 45 Nm –
Overige schroeven chassis M10 45 Nm –
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243â„¢
21 TECHNISCHE GEGEVENS 122
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm Loctite
®
2701
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm Loctite
®
2701
Moer zadelbevestiging M12x1 20 Nm –
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm –
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm –
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm –
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm
Loctite
®
243â„¢
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm –
21.10 Carburateur
21.10.1 125 EXC EU, 125 EXC SIX DAYS EU
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode FK125
Naaldpositie 4e stand van boven
Sproeiernaald N84I (NOZF / NOZG / NOZH)
Hoofdsproeier 100 (168 / 170 / 172)
Stationaire sproeier 38x38 (45)
Startsproeier 50 (85)
Regelschroef stationaire lucht
open 2,75 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag -
21.10.2 200 EXC EU
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode FK027
Naaldpositie 3e stand van boven
Sproeiernaald NPRH (N1EH / N1EI / N1EJ)
Hoofdsproeier 100 (158 / 160)
Stationaire sproeier 35x35 (40)
Startsproeier 50 (85)
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag Aanwezig
21.10.3 200 EXC AUS
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode FK0121
Naaldpositie 3e stand van boven
Sproeiernaald R1475J (N1EH / N1EI / N1EJ)
Hoofdsproeier 162 (158 / 160)
Stationaire sproeier 35 (40)
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 1,0 omwenteling
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag Aanwezig
21.10.4 200 XC-W USA
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
21 TECHNISCHE GEGEVENS 123
Carburateurcode BM9 0
Naaldpositie 3e stand van boven
Sproeiernaald N1EI (N1EH / N1EJ)
Hoofdsproeier 158 (160)
Stationaire sproeier 40
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 2,0 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag -
21.10.5 250 EXC EU, 250 EXC SIX DAYS EU
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode FK028
Naaldpositie 2e stand van boven
Sproeiernaald N84K (N8RW / N8RJ / N8RK)
Hoofdsproeier 110 (162 / 165)
Stationaire sproeier 38X38 (35)
Startsproeier 50 (85)
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag Aanwezig
21.10.6 250/300 EXC AUS
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode 3600C
Naaldpositie 1e stand van boven
Sproeiernaald N3CJ (N8RW / N8RJ / N8RK / N2ZK / N2ZJ / N2ZL)
Hoofdsproeier 160 (162 / 165)
Stationaire sproeier 35
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag Aanwezig
21.10.7 250 XC-W USA
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode BC4 0
Naaldpositie 4e stand van boven
Sproeiernaald N8RJ (N8RW / N8RK)
Hoofdsproeier 165 (162)
Stationaire sproeier 35
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 2,0 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag -
21 TECHNISCHE GEGEVENS 124
21.10.8 300 EXC EU, 300 EXC SIX DAYS EU
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode FK029
Naaldpositie 2e stand van boven
Sproeiernaald N84K (N2ZJ / N2ZK / N2ZL)
Hoofdsproeier 115 (162 / 165)
Stationaire sproeier 38X38 (35)
Startsproeier 50 (85)
Regelschroef stationaire lucht
open 1,75 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag Aanwezig
21.10.9 300 XC-W USA
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode BC5 0
Naaldpositie 4e stand van boven
Sproeiernaald N2ZK (N2ZJ / N2ZL)
Hoofdsproeier 165 (162)
Stationaire sproeier 35
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 2,0 omwentelingen
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag -
21.10.10 Carburateur afstellen (125 EXC EU, 125 EXC SIX DAYS EU) x
Gevaar
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekering De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt
vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
– De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
21 TECHNISCHE GEGEVENS 125
401348-01
M/FT ASL NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Geldt niet voor trajecten op zandondergrond!
21.10.11 Carburateur afstellen (Alle 200 modellen) x
Gevaar
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekering De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt
vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
– De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
21 TECHNISCHE GEGEVENS 126
401526-01
M/FT ASL NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Geldt niet voor trajecten op zandondergrond!
21.10.12 Carburateur afstellen (Alle 250 modellen) x
Gevaar
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekering De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt
vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
– De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
21 TECHNISCHE GEGEVENS 127
401043-01
M/FT ASL NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Geldt niet voor trajecten op zandondergrond!
21.10.13 Carburateur afstellen (Alle 300 modellen) x
Gevaar
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekering De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt
vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
– De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
21 TECHNISCHE GEGEVENS 128
401044-01
M/FT ASL NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Geldt niet voor trajecten op zandondergrond!
21.10.14 Carburateur afstellen algemeen x
0
0
44
0
0
33
0
0
55
0
0
22
0
0
11
B00075-10
1... 5 Naaldpositie van boven
Hier zijn de vijf mogelijke naaldposities afgebeeld.
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en
gebruiksomstandigheden.
22 GEBRUIKSSTOFFEN 129
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
– DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
– Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
– Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Hydraulische olie (15)
Volgens
– ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
– Alleen hydraulische olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte
eigenschappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Hydraulic Fluid 75
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
– Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming
en schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: −25… −45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries −40 °C
Leverancier
Motorex
®
– COOLANT G48
Motorolie (15W/50)
Volgens
– JASO T903 MA ( pag. 133)
– SAE ( pag. 133) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
– Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Volgens
– JASO FC ( pag. 133)
Voorgeschreven waarde
– Alleen hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volsynthetisch
Leverancier
Motorex
®
– Cross Power 2T
22 GEBRUIKSSTOFFEN 130
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
– DOT
Voorgeschreven waarde
– Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
– RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
– Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Volgens
– SAE ( pag. 133) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
– Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Volgens
– DIN EN 228
– JASO FC ( pag. 133) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 129)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 129)
Leverancier
Motorex
®
– Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Volgens
– SAE ( pag. 133) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
– Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
23 HULPSTOFFEN 131
Brandstofadditief
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Fuel Stabilizer
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Chain Clean
Kettingspray offroad
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Chainlube Offroad
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051)
Leverancier
KTM-Sportmotorcycle AG
– GRIP GLUE
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Moto Clean 900
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Twin Air Liquid Bio Power
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Protect & Shine
23 HULPSTOFFEN 132
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Twin Air Dirt Bio Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van SKF
®
te gebruiken.
Leverancier
SKF
®
– LGHB 2
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
– KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
– Joker 440 Synthetic
24 NORMEN 133
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FC
JASO FC is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in de wedstrijdsport.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme voorwaarden een pro-
bleemloze verbranding bereikt.
INDEX 134
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Afdekking luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 38
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
C
Carburateur
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110-111
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Gaskabelspeling
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
I
Inbedrijfname
aanwijzingen bij eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . 27
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 32
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94-95
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
INDEX 135
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . 70
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
L
Lamp koplamp vervangen
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Motorkarakteristiek
hulpveer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
hulpveer instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52, 54
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
R
Reiniging, onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107-108
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36-37
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Spatbord voor
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Speling gaskabel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14-15
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Stuurpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
T
Tachometer
accu vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
INDEX 136
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Transmissieolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Transmissieoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Voorvork
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Vorkpoten
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Vulhoeveelheden
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35, 116
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96, 116
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104, 116
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Zwaardere rijomstandigheden
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
*3211861nl*
3211861nl
06/2012
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139

KTM 125 EXC 2013 de handleiding

Type
de handleiding