BEDIENINGSHANDLEIDING 2016
125 EXC
200 EXC
200 XCW
250 EXC
250 XCW
300 EXC
300 XCW
Artikelnr. 3213334nl
BESTE KTM-KLANT 1
*3213334nl*
3213334nl
02/2016
BESTE KTM-KLANT
We willen u graag feliciteren met uw keuze voor een KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 12) Dealerstempel
Motornummer ( pag. 12)
Sleutelnummer (Alle EXC modellen) ( pag. 12)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2016 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
125 EXC EU (F7103P6)
125 EXC Six Days EU (F7103P2)
200 EXC EU (F7203P6)
200 EXC AU (F7260P6)
200 XCW US (F7275P3)
250 EXC EU (F7303P6)
250 EXC AU (F7360P6)
250 EXC Six Days EU (F7303P2)
250 XCW US (F7375P3)
300 EXC EU (F7403P6)
300 EXC AU (F7460P6)
300 EXC BR (F7440P6)
300 EXC Six Days EU (F7403P2)
300 XCW US (F7475P3)
300 XCW Six Days US (F7475P2)
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................ 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.................................... 5
1.2 Gebruikte formatering........................................ 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik...................... 6
2.2 Veiligheidsaanwijzingen..................................... 6
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................ 6
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................ 6
2.5 Veilig gebruik ................................................... 7
2.6 Beschermende kleding ...................................... 7
2.7 Werkinstructies................................................. 7
2.8 Milieu.............................................................. 8
2.9 Bedieningshandleiding ...................................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN .................................... 9
3.1 Garantie........................................................... 9
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............................. 9
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren .......................... 9
3.4 Service ............................................................ 9
3.5 Afbeeldingen .................................................... 9
3.6 Klantenservice.................................................. 9
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................ 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symboolweergave) .......................................... 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symboolweergave) .......................................... 11
5 SERIENUMMERS....................................................... 12
5.1 Framenummer ................................................ 12
5.2 Typeplaatje .................................................... 12
5.3 Sleutelnummer (Alle EXC modellen) ................. 12
5.4 Motornummer................................................. 12
5.5 Artikelnummer voorvork ................................... 12
5.6 Artikelnummer schokdemper............................ 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN.......................................... 14
6.1 Koppelingshendel ........................................... 14
6.2 Remhendel..................................................... 14
6.3 Gashendel...................................................... 14
6.4 Stopknop (Alle EXC modellen).......................... 14
6.5 Stopknop (Alle XC-W-modellen)........................ 15
6.6 Claxonknop (Alle EXC modellen)....................... 15
6.7 Lichtschakelaar (Alle EXC modellen)................. 15
6.8 Lichtschakelaar (Alle XC-W-modellen)............... 15
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (Alle EXC
modellen)....................................................... 15
6.10 Noodstopschakelaar (EXC AU).......................... 16
6.11 E-starterknop
(Alle 200/250/300 EU/US modellen,
300 EXC BR).................................................. 16
6.12 E-starterknop (EXC AU) ................................... 16
6.13 Overzicht controlelampjes (Alle EXC
modellen)....................................................... 16
6.14 Overzicht controlelampjes (Alle
XC-W-modellen).............................................. 16
6.15 Tankdop openen ............................................. 17
6.16 Tankdop sluiten.............................................. 17
6.17 Brandstofkraan ............................................... 18
6.18 Choke ............................................................ 18
6.19 Versnellingshendel .......................................... 18
6.20 Kickstarter ..................................................... 19
6.21 Rempedaal..................................................... 19
6.22 Zijstandaard ................................................... 19
6.23 Stuurslot (Alle EXC modellen) .......................... 19
6.24 Stuur vergrendelen (Alle EXC modellen) ............ 20
6.25 Stuur ontgrendelen (Alle EXC modellen)............ 20
7 TACHOMETER ........................................................... 21
7.1 Overzicht tachometer....................................... 21
7.2 activering en test ............................................ 21
7.3 Kilometer of mijl instellen................................ 21
7.4 Tachometerfuncties instellen ........................... 22
7.5 Tijd instellen .................................................. 22
7.6 Rondetijd opvragen ......................................... 22
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid) ................... 23
7.8 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren).................. 23
7.9 Setupmenu .................................................... 24
7.10 Meeteenheid instellen ..................................... 24
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd).................... 25
7.12 Tijd instellen .................................................. 25
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd) ............ 25
7.14 Rondetijd opvragen ......................................... 26
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)........... 26
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1) ....... 26
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2) ....... 27
7.18 TR2 (Tripmaster 2) instellen ............................ 27
7.19 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde
snelheid 1)..................................................... 27
7.20 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde
snelheid 2)..................................................... 28
7.21 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)...... 28
7.22 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)...... 28
7.23 Functieoverzicht ............................................. 29
7.24 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid...... 30
8 INBEDRIJFNAME....................................................... 31
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname............. 31
8.2 Motor inrijden................................................. 32
8.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden ................................. 32
8.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand......... 33
8.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand ............ 33
8.6 Voorbereidingen voor rijden op natte en
modderige circuits .......................................... 34
8.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperaturen en langzaam rijden...................... 35
8.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of
sneeuw .......................................................... 35
9 RIJ-INSTRUCTIES...................................................... 36
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname................................................. 36
9.2 Starten .......................................................... 36
9.3 Beginnen met rijden........................................ 37
9.4 Schakelen, rijden............................................ 37
9.5 Afremmen ...................................................... 38
9.6 Stoppen, parkeren........................................... 38
9.7 Transport ....................................................... 39
9.8 Brandstof tanken ............................................ 39
10 SERVICESCHEMA...................................................... 41
10.1 Serviceschema................................................ 41
10.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ....................................................... 42
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................................ 43
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren..................................................... 43
11.2 Ingaande demping schokdemper ...................... 43
11.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen..................................... 43
11.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen..................................... 44
INHOUDSOPGAVE 3
11.5 Uitgaande demping schokdemper instellen........ 44
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen ......... 45
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren ...... 45
11.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren..................................................... 46
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen ....... 46
11.10 Dynamische veerweg instellen ...................... 47
11.11 Basisinstelling voorvork controleren .................. 47
11.12 Ingaande demping voorvork instellen ................ 48
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen ............... 49
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen (EXC,
XCW) ............................................................ 50
11.15 Stuurpositie.................................................... 51
11.16 Stuurpositie instellen ................................... 52
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................ 54
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ...................... 54
12.2 Motorfiets van hefbok nemen ........................... 54
12.3 Vorkpoten ontluchten ...................................... 54
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ...................... 55
12.5 Voorvorkprotector demonteren .......................... 55
12.6 Voorvorkprotector monteren.............................. 56
12.7 Vorkpoten demonteren ................................. 56
12.8 Vorkpoten monteren ..................................... 57
12.9 Onderste kroonplaat demonteren
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR,
300 XCW US)................................................ 58
12.10 Onderste kroonplaat demonteren (EXC EU,
EXC Six Days, EXC EU/AU, Six Days) ................ 58
12.11 Onderste kroonplaat monteren
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR,
300 XCW US)................................................ 59
12.12 Onderste kroonplaat monteren (EXC EU,
EXC Six Days, EXC EU/AU, Six Days) ................ 61
12.13 Speling balhoofdlager controleren..................... 64
12.14 Speling balhoofdlager instellen ..................... 64
12.15 Balhoofdlager smeren .................................. 65
12.16 Spatbord vooraan demonteren .......................... 65
12.17 Spatbord voor inbouwen .................................. 66
12.18 Schokdemper demonteren ............................ 66
12.19 Schokdemper inbouwen ............................... 67
12.20 Zadel verwijderen............................................ 67
12.21 Zadel monteren............................................... 68
12.22 Afdekking luchtfilterbak demonteren................. 68
12.23 Afdekking luchtfilterbak monteren.................... 68
12.24 Luchtfilter demonteren ................................ 68
12.25 Luchtfilter monteren .................................... 69
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ............. 69
12.27 Luchtfilterbak afdichten ............................... 70
12.28 Einddemper demonteren.................................. 70
12.29 Einddemper inbouwen..................................... 70
12.30 Glasvezelvulling einddemper vervangen ......... 71
12.31 Brandstoftank demonteren ........................... 71
12.32 Brandstoftank inbouwen ............................... 72
12.33 Vervuiling ketting controleren........................... 73
12.34 Ketting reinigen.............................................. 73
12.35 Kettingspanning controleren ............................ 74
12.36 Kettingspanning instellen ................................ 74
12.37 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ............................. 75
12.38 Frame controleren ....................................... 77
12.39 Achterbrug controleren ................................. 77
12.40 Gaskabellegging controleren............................. 77
12.41 Rubberen stuurcovers controleren..................... 78
12.42 Rubberen stuurcovers vastzetten ...................... 78
12.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........ 78
12.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren...................................... 79
12.45 Vloeistof hydraulische koppeling verversen ..... 80
12.46 Motorbescherming demonteren ........................ 81
12.47 Motorbescherming monteren............................ 81
13 REMSYSTEEM........................................................... 82
13.1 Vrije slag remhendel controleren....................... 82
13.2 Vrije slag remhendel instellen (Alle EXC
modellen)....................................................... 82
13.3 Uitgangspositie remhendel instellen (Alle
XC-W-modellen).............................................. 82
13.4 Remschijven controleren.................................. 83
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren .......... 83
13.6 Remvloeistof voorwielrem bijvullen ................ 83
13.7 Remplaketten voorwielrem controleren .............. 84
13.8 Remplaketten voorwielrem vervangen ............ 85
13.9 Vrije slag rempedaal controleren....................... 86
13.10 Uitgangspositie rempedaal instellen .............. 86
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ....... 87
13.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen ............. 88
13.13 Remplaketten achterwielrem controleren........... 88
13.14 Remplaketten achterwielrem vervangen ......... 89
14 WIELEN, BANDEN ..................................................... 91
14.1 Voorwiel demonteren ................................... 91
14.2 Voorwiel monteren ....................................... 91
14.3 Achterwiel demonteren ................................ 92
14.4 Achterwiel monteren .................................... 93
14.5 Toestand banden controleren ........................... 93
14.6 Bandenspanning controleren............................ 94
14.7 Spaakspanning controleren .............................. 94
15 ELEKTRONICA........................................................... 96
15.1 Accu uitbouwen (Alle 200/250/300-
modellen)....................................................... 96
15.2 Accu monteren (Alle 200/250/300-
modellen)....................................................... 96
15.3 Accu laden (Alle 200/250/300-modellen)...... 97
15.4 Hoofdzekering vervangen (Alle 200/250/300-
modellen)....................................................... 98
15.5 Koplampkap met koplamp demonteren ............. 99
15.6 Koplampkap met koplamp monteren................. 99
15.7 Lamp koplamp vervangen .............................. 100
15.8 Knipperlichtlamp vervangen (Alle EXC
modellen)..................................................... 100
15.9 Koplampstand controleren ............................. 101
15.10 Lichtbundelbreedte koplamp instellen............. 101
15.11 Tachometerbatterij vervangen......................... 102
16 KOELSYSTEEM........................................................ 103
16.1 Koelsysteem................................................. 103
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren ........... 103
16.3 Koelmiddelpeil controleren ............................ 104
16.4 Koelmiddel aftappen ................................. 104
16.5 Koelmiddel vullen ..................................... 105
17 MOTOR AFSTELLEN ................................................ 107
17.1 Speling gaskabel controleren.......................... 107
17.2 Gaskabelspeling instellen ........................... 107
17.3 Carburateur - stationair.................................. 107
17.4 Carburateur - stationair afstellen ................. 108
17.5 Vlotterkamer carburateur aftappen .............. 109
17.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren................................................... 110
INHOUDSOPGAVE 4
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel
instellen ................................................... 110
17.8 Motorkarakteristiek - hulpveer (Alle
250/300-modellen)....................................... 111
17.9 Motorkarakteristiek hulpveer instellen
(Alle 250/300-modellen) ............................... 111
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................ 112
18.1 Transmissieoliepeil controleren ...................... 112
18.2 Transmissieolie verversen ........................... 112
18.3 Transmissieolie aftappen ............................ 113
18.4 Transmissieolie vullen ................................ 113
18.5 Transmissieolie bijvullen ............................ 114
19 REINIGING, ONDERHOUD........................................ 116
19.1 Motorfiets reinigen ........................................ 116
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de
winter .......................................................... 117
20 STALLING ............................................................... 118
20.1 Stalling........................................................ 118
20.2 Inbedrijfname na stalling............................... 118
21 FOUTEN OPSPOREN................................................ 119
22 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 121
22.1 Motor........................................................... 121
22.1.1 alle 125 modellen .................................... 121
22.1.2 Alle 200 modellen .................................... 121
22.1.3 Alle 250 modellen .................................... 122
22.1.4 Alle 300 modellen .................................... 122
22.2 Aanhaalmomenten motor ............................... 123
22.2.1 Alle 125/200 modellen ............................. 123
22.2.2 Alle 250/300-modellen ............................. 124
22.3 Vulhoeveelheid ............................................. 125
22.3.1 Cardanolie................................................ 125
22.3.2 Koelmiddel .............................................. 125
22.3.3 Brandstof................................................. 125
22.4 Chassis ........................................................ 125
22.5 Elektronica................................................... 126
22.6 Banden........................................................ 127
22.7 Voorvork....................................................... 127
22.7.1 125 EXC EU, alle 200 modellen ................ 127
22.7.2 250/300 EXC EU/AU, XC-W US,
300 EXC BR ............................................ 127
22.7.3 125 EXC Six Days EU ............................... 128
22.7.4 250/300 Six Days..................................... 128
22.8 Schokdemper ............................................... 129
22.8.1 Alle 125/200 modellen ............................. 129
22.8.2 Alle 250/300-modellen ............................. 129
22.9 Aanhaalmomenten chassis............................. 130
22.10 Carburateur .................................................. 132
22.10.1 alle 125 modellen .................................... 132
22.10.2 200 EXC EU ............................................ 132
22.10.3 200 EXC AU ............................................ 132
22.10.4 200 XCW US........................................... 132
22.10.5 250 EXC EU, 250 EXC Six Days EU ........... 133
22.10.6 250 EXC AU ............................................ 133
22.10.7 250 XCW US........................................... 133
22.10.8 300 EXC EU, 300 EXC Six Days EU ........... 133
22.10.9 300 EXC AU ............................................ 134
22.10.10 300 EXC BR ............................................ 134
22.10.11 300 XCW US, 300 XCW Six Days US........ 134
23 CARBURATEURAFSTELLING.................................... 135
23.1 Carburateur afstellen (alle 125 modellen) .... 135
23.2 Carburateur afstellen (Alle 200 modellen) .... 136
23.3 Carburateur afstellen (Alle 250 modellen) .... 137
23.4 Carburateur afstellen (alle
300 EXC EU/AU/Six Days, 300 XC-W US/Six
Days) ....................................................... 138
23.5 Carburateurafstelling (300 EXC BR) ............ 139
23.6 Carburateur afstellen algemeen ................... 140
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................ 141
25 HULPSTOFFEN........................................................ 144
26 NORMEN ................................................................ 146
27 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 147
28 LIJST MET SYMBOLEN ............................................ 148
28.1 Gele of oranje pictogrammen.......................... 148
28.2 Groene en blauwe pictogrammen.................... 148
INDEX ............................................................................ 149
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(Alle EXC modellen)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde uitvoering (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde uitvoering van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het
openbare wegennet.
De motorfiets is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
(Alle XC-W-modellen)
De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij
normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
De motorfiets is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsys-
teem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden
besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtin-
gen, pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzin-
gen van de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan.
Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en
de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving
in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor
het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt
u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het
beste afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets
niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt.
Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op
garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprake-
lijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-
dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderde-
len reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave)
102249-10
1 Remhendel ( pag. 14)
2 Lichtschakelaar ( pag. 15)
2 Stopknop ( pag. 14)
2 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 15)
2 Claxonknop ( pag. 15)
2 Stopknop ( pag. 15)
3 Koppelingshendel ( pag. 14)
4 Kettinggeleiding
5 Luchtfilterbakafdekking
6 Zijstandaard ( pag. 19)
7 Versnellingshendel ( pag. 18)
8 Brandstofkraan ( pag. 18)
4 AFBEELDING VOERTUIG 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
102250-10
1 Tankdop
2 Gashendel ( pag. 14)
3 Framenummer ( pag. 12)
4 Kickstarter ( pag. 19)
5 Rempedaal ( pag. 19)
6 Kijkglas remvloeistof achteraan
5 SERIENUMMERS 12
5.1 Framenummer
401946-10
Het framenummer
is aan de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje
is aan de voorzijde van het balhoofd aangebracht.
5.3 Sleutelnummer (Alle EXC modellen)
402247-10
Het sleutelnummer
voor het stuurslot is ingefreesd in de sleutelhanger.
5.4 Motornummer
401949-10
Het motornummer
is aan de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
is aan de binnenzijde van de asopname gegra-
veerd.
5 SERIENUMMERS 13
5.6 Artikelnummer schokdemper
0
0
11
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
is op het bovenste deel van de schokdem-
per boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.1 Koppelingshendel
102251-10
(Alle 125/200 modellen)
De koppelingshendel
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
102265-10
(Alle 250/300-modellen)
De koppelingshendel
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
602697-10
De remhendel
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
602698-10
De gashendel
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop (Alle EXC modellen)
102044-10
De stopknop
is links het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.5 Stopknop (Alle XC-W-modellen)
B01144-10
De stopknop
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.6 Claxonknop (Alle EXC modellen)
102044-11
De claxonknop
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon bediend.
6.7 Lichtschakelaar (Alle EXC modellen)
102045-10
De lichtschakelaar
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan De lichtschakelaar bevindt zich in de middelste stand.
In deze stand is het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar links geschakeld. In deze stand
is het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
6.8 Lichtschakelaar (Alle XC-W-modellen)
102047-10
De lichtschakelaar
bevindt zich rechts naast de tachometer.
Mogelijke toestanden
Licht uit Lichtschakelaar is tot de aanslag ingedrukt. In deze stand is het licht
uitgeschakeld.
Licht aan Lichtschakelaar tot de aanslag uitgetrokken. In deze stand zijn het
dimlicht en het achterlicht ingeschakeld.
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (Alle EXC modellen)
102044-12
De richtingaanwijzerschakelaar
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar bevindt zich in de
middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.10 Noodstopschakelaar (EXC AU)
602728-10
De noodstopschakelaar
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet
in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en kan
de motor worden gestart.
6.11 E-starterknop (Alle 200/250/300 EU/US modellen, 300 EXC BR)
602699-10
De e-starterknop
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6.12 E-starterknop (EXC AU)
602728-11
De e-starterknop
is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6.13 Overzicht controlelampjes (Alle EXC modellen)
602767-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingescha-
keld.
EFI waarschuwingslampje (MIL) Geen functie
Waarschuwingslampje brandstofpeil Geen functie
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
6.14 Overzicht controlelampjes (Alle XC-W-modellen)
102252-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Geen functie
EFI waarschuwingslampje (MIL) Geen functie
Waarschuwingslampje brandstofpeil Geen functie
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
6.15 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
102253-10
Ontgrendelknop
indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe
eraf halen.
6.16 Tankdop sluiten
102253-11
Tankdop opzetten met de klok mee draaien tot de ontgrendelknop
vastklikt.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de brandstoftank
niet
knikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 18
6.17 Brandstofkraan
602702-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerzijde van de brandstoftank.
Met de draaigreep
aan de brandstofkraan kan men de brandstoftoevoer naar de car-
burateur openen of sluiten.
Mogelijke toestanden
Brandstoftoevoer gesloten OFF Er kan geen brandstof van de brandstoftank naar
de carburateur stromen.
Brandstoftoevoer geopend ON Er kan brandstof van de brandstoftank naar de car-
burateur stromen. De brandstof in de brandstoftank wordt tot de reserve verbruikt.
Toevoer brandstofreserve open RES Er kan brandstof van de brandstoftank naar
de carburateur stromen. De brandstof in de brandstoftank wordt geheel verbruikt.
6.18 Choke
B00004-10
De chokeknop
is aan de linkerzijde van de carburateur aangebracht.
Wanneer de chokefunctie is geactiveerd wordt in de carburateur een opening vrijgege-
ven, waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat er een rijker
brandstof-luchtmengsel dat bij een koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitgetrokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
6.19 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 19
6.20 Kickstarter
0
0
11
401954-10
De kickstarter
is aan de motor rechts aangebracht.
Het bovenste deel van de kickstarter kan worden gezwenkt.
Info
Voordat u gaat rijden moet het bovenste deel van de kickstarter naar de motor
worden gezwenkt.
6.21 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.22 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard
omhoog worden geklapt en met de
rubberband
worden geborgd.
6.23 Stuurslot (Alle EXC modellen)
102254-10
Het stuurslot
is aan de linkerzijde van het balhoofd aangebracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en rijden is dan niet meer
mogelijk.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 20
6.24 Stuur vergrendelen (Alle EXC modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, indrukken en naar rechts
draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
6.25 Stuur ontgrendelen (Alle EXC modellen)
400731-01
Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, uittrekken en naar rechts
draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
7 TACHOMETER 21
7.1 Overzicht tachometer
401761-01
Met de toets worden verschillende functies aangestuurd.
Met de toets worden verschillende functies aangestuurd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO
geactiveerd.
7.2 activering en test
400313-01
Tachometer activeren
De tachometer wordt geactiveerd als u op een van de toetsen drukt of als hij van de
wieltoerentalsensor een impuls ontvangt.
Displaytest
Voor de functiecontrole van het display lichten kort alle indicatiesegmenten op.
400314-01
WS (wheel size)
Na de functiecontrole van het display wordt kort de wielafmeting WS (wheel size) weer-
gegeven.
Info
Het cijfer 2205 komt overeen met de omtrek van een 21"-voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
7.3 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld, blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
De waarden TR1, TR2, A1, A2 en S1 worden bij het omstellen gewist.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400329-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph knippert.
Km/h instellen
Toets indrukken.
Mph instellen
Toets indrukken.
3 - 5 seconden wachten
De instellingen worden opgeslagen.
Info
Als gedurende 10-12 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
7 TACHOMETER 22
7.4 Tachometerfuncties instellen
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400318-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies worden weergegeven.
Info
Als er 10 -12 seconden geen toets is ingedrukt, worden de instellingen
automatisch opgeslagen.
Indien er gedurende 20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de gewenste functie knippert.
De geselecteerde functie knippert.
Functie activeren
Toets indrukken.
Pictogram blijft op het display staan en de weergave wisselt naar de vol-
gende functie.
Functie deactiveren
Toets indrukken.
Pictogram op het display verdwijnt en de weergave wisselt naar de volgende
functie.
7.5 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400330-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
Uurweergave met de toets resp. toets instellen.
3 - 5 seconden wachten
Het volgende segment van de weergave knippert en kan worden ingesteld.
Door de toets en toets in te drukken kunnen de volgende segmenten op
dezelfde wijze als de uurweergave worden ingesteld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
Als gedurende 15-20 seconden geen toets wordt ingedrukt of geen impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor, worden de instellingen automa-
tisch opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
7.6 Rondetijd opvragen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen, als de rondetijden zijn gemeten.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
7 TACHOMETER 23
400321-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets kort indrukken.
Op de linkerkant van het display wordt LAP 1 weergegeven.
De ronden 1-10 met de toets worden opgeroepen.
De Toets 3-5 seconden ingedrukt houden.
De rondetijden worden gewist.
Toets kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls van de wieltoerentalsensor, schakelt de linkerkant van het
display terug naar de SPEED-modus.
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid)
400317-02
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie SPEED links op het display ver-
schijnt.
In de weergavemodus SPEED wordt de actuele snelheid weergegeven.
De actuele snelheid kan in Km/h of in Mph worden weergegeven.
Info
Landspecifieke instelling aanpassen.
Op het moment dat er een impuls van het voorwiel komt, schakelt de linkerkant
van het tachometer-display naar de SPEED-modus en wordt de actuele snelheid
weergegeven.
7.8 Weergavemodus SPEED/H (rij-uren)
400316-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus H worden de rij-uren van de motor weergegeven.
De bedrijfsurenteller slaat de totale rijtijd op.
Info
De bedrijfsurenteller is nodig om te kunnen voldoen aan de servicewerkzaamhe-
den.
Als de tachometer zich bij het starten in de weergavemodus H bevindt, wisselt
hij automatisch naar de weergavemodus ODO.
De weergavemodus H wordt tijdens het rijden onderdrukt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de tachofuncties.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 TACHOMETER 24
7.9 Setupmenu
400344-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu geeft de geactiveerde functies weer.
Info
De toets zo vaak kort indrukken totdat de gewenste functie bereikt is.
Als er 20 seconden geen toets is ingedrukt, worden de instellingen automatisch
opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Activeert de knipperende indicatie en gaat naar de volgende
indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Deactiveert de knipperende indicatie en gaat naar de volgende
indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 seconden
wachten
Wisselt naar de volgende weergave zonder wijzigingen
10 - 12 seconden
wachten
Setupmenu start, slaat de instellingen op en wisselt naar H of
ODO.
7.10 Meeteenheid instellen
400329-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph knippert.
In de meeteenheden-modus kan de meeteenheid worden gewijzigd.
Info
Als er 5 seconden geen toets is ingedrukt, worden de instellingen automatisch
opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Start van de selectie, activeert de Km/h-indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Activeert Mph weergave
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 seconden
wachten
Wisselt naar de volgende weergave, wisselt van de selectie naar
het setupmenu
10 - 12 seconden
wachten
Slaat het setupmenu op en sluit dit menu
7 TACHOMETER 25
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus CLK wordt de tijd weergegeven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de klok.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.12 Tijd instellen
400319-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verlaagt de waarde
3 - 5 seconden
wachten
Wisselt naar de volgende waarde
10 - 12 seconden
wachten
SETUP-menu verlaten
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus LAP kan met de chronometer maximaal 10 rondetijden worden
gemeten.
Info
Als de rondetijd na het indrukken van de toets doorloopt, zijn 9 geheugen-
plaatsen gebruikt.
De ronde 10 moet met de toets worden gestopt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden teruggezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Stopt de klok.
Toets kort
indrukken.
Start de klok of stopt de lopende rondetijd, slaat deze op en de
chronometer start de volgende ronde.
7 TACHOMETER 26
7.14 Rondetijd opvragen
400321-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechtsonder op het display
verschijnt.
Toets kort indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden teruggezet.
Toets kort
indrukken.
Ronden van 1-10 selecteren
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende rondetijd oproepen.
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)
400317-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie ODO rechtsonder op het display
verschijnt.
In de weergavemodus ODO wordt de totale gereden afstand weergegeven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR1 rechtsboven op het display
verschijnt.
De TR1 (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee
tankstops worden gemeten.
TR1 is aan A1 (gemiddelde snelheid 1) en S1 (chronometer 1) gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden TR1, A1 en S1 automatisch
teruggezet op 0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 TACHOMETER 27
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechtsboven op het display
verschijnt.
De TR2 (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Wist waarden TR2 en A2.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
7.18 TR2 (Tripmaster 2) instellen
400324-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechtsboven op het display
verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken tot TR2 knippert.
De weergegeven waarde kan handmatig met de toets en de toets worden ingesteld.
Deze functie is praktisch bij ritten op basis van het roadbook.
Info
De waarde TR2 kan ook tijdens het rijden handmatig worden gecorrigeerd met
de toets en de toets .
Als 999,9 wordt overschreden, wordt de waarde TR2 automatisch teruggezet op
0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
10 - 12 seconden
wachten
Slaat het setupmenu op en sluit dit menu
7.19 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
400325-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A1 rechtsboven op het display
verschijnt.
A1 (gemiddelde snelheid 1) geeft de gemiddelde snelheid weer op basis van de bereke-
ning van TR1 (tripmaster 1) en S1 (chronometer 1) aan.
De berekening van deze waarde wordt geactiveerd met de eerste impuls van de wieltoe-
rentalsensor en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 TACHOMETER 28
7.20 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
400326-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A2 rechtsboven op het display
verschijnt.
A2 (gemiddelde snelheid 2) geeft de gemiddelde snelheid aan op basis van de actuele
snelheid als de chronometer S2 (chronometer 2) loopt.
Info
De weergegeven waarde kan afwijken van de daadwerkelijke gemiddelde snel-
heid als S2 na het rijden niet is gestopt.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.21 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
400327-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S1 rechtsboven op het display
verschijnt.
S1 (chronometer 1) geeft de rijtijd weer op basis van TR1 en loopt door als een impuls
wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor.
De berekening van deze waarde start met de eerste impuls van de wieltoerentalsensor
en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.22 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
400328-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S2 rechtsboven op het display
verschijnt.
S2 (chronometer 2) is een met de hand te bedienen chronometer.
Als S2 op de achtergrond loopt, knippert de indicatie S2 op het display van de tacho-
meter.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties S2 en A2 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Start of stopt S2.
7 TACHOMETER 29
7.23 Functieoverzicht
Weergave Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 seconden
wachten
10 - 12 secon-
den wachten
Weergavemodus
SPEED/H (rij-uren)
Weergave wis-
selt naar het
setupmenu voor
de tachofunc-
ties.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Setupmenu Geen functie Activeert de
knipperende
indicatie en
gaat naar de
volgende indica-
tie
Geen functie Deactiveert de
knipperende
indicatie en
gaat naar de
volgende indica-
tie
Wisselt naar de
volgende weer-
gave zonder wij-
zigingen
Setupmenu
start, slaat de
instellingen op
en wisselt naar
H of ODO.
Meeteenheid
instellen
Geen functie Start van de
selectie, acti-
veert de Km/h-
indicatie
Geen functie Activeert Mph
weergave
Wisselt naar de
volgende weer-
gave, wisselt
van de selectie
naar het setup-
menu
Slaat het setup-
menu op en
sluit dit menu
Weergavemodus
SPEED/CLK (tijd)
Weergave wis-
selt naar het
setupmenu voor
de klok.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Tijd instellen Verhoogt de
waarde
Verhoogt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Wisselt naar de
volgende waarde
SETUP-menu
verlaten
Weergavemodus
SPEED/LAP (ronde-
tijd)
De chronome-
ter en rondetijd
worden terugge-
zet.
Volgende weer-
gavemodus
Stopt de klok. Start de klok
of stopt de
lopende
rondetijd, slaat
deze op en de
chronometer
start de
volgende ronde.
Rondetijd opvra-
gen
De chronome-
ter en rondetijd
worden terugge-
zet.
Ronden van 1-
10 selecteren
Geen functie Volgende ronde-
tijd oproepen.
Weergavemodus
SPEED/ODO (odo-
meter)
Geen functie Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/TR1 (trip-
master 1)
Indicaties TR1,
A1 en S1 wor-
den op 0,0
gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/TR2 (trip-
master 2)
Wist waarden
TR2 en A2.
Volgende weer-
gavemodus
Verlaagt waarde
TR2.
Verlaagt waarde
TR2.
TR2 (Tripmaster 2)
instellen
Verhoogt waarde
TR2.
Verhoogt waarde
TR2.
Verlaagt waarde
TR2.
Verlaagt waarde
TR2.
Slaat het setup-
menu op en
sluit dit menu
Weergavemodus
SPEED/A1 (gemid-
delde snelheid 1)
Indicaties TR1,
A1 en S1 wor-
den op 0,0
gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/A2 (gemid-
delde snelheid 2)
Geen functie Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
Weergavemodus
SPEED/S1 (chrono-
meter 1)
Indicaties TR1,
A1 en S1 wor-
den op 0,0
gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Geen functie
7 TACHOMETER 30
Weergave Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 - 3
seconden indruk-
ken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 seconden
wachten
10 - 12 secon-
den wachten
Weergavemodus
SPEED/S2 (chrono-
meter 2)
Indicaties S2 en
A2 worden op
0,0 gezet.
Volgende weer-
gavemodus
Geen functie Start of stopt
S2.
7.24 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid
Weergave De motorfiets staat
stil.
Menu activeerbaar
Weergavemodus SPEED/H (rij-uren)
Setupmenu
Meeteenheid instellen
Tijd instellen
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
Rondetijd opvragen
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
TR2 (Tripmaster 2) instellen
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
8 INBEDRIJFNAME 31
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychi-
sche beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 78)
(Alle EXC modellen)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 82)
(Alle XC-W-modellen)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 82)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 86)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 110)
Wen op een geschikte stuk grond aan de omgang met de motorfiets voordat u een veeleisende tocht onderneemt.
Info
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
8 INBEDRIJFNAME 32
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Als u bagage meeneemt, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig worden vastgezet en het gewicht moet
gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 94)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 32)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
8.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilterbak afdichten. ( pag. 70)
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 69)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Rubberen stuurcovers vastzetten. ( pag. 78)
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 33)
Rijden op nat zand. ( pag. 33)
Rijden op natte en modderige circuits. ( pag. 34)
Rijden bij hoge temperaturen en langzaam rijden. ( pag. 35)
Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 35)
8 INBEDRIJFNAME 33
8.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
600872-10
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de vereiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
Radiateurdop vervangen.
600869-01
Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (59006019000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
600871-01
Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (59006022000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
8.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
600872-10
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de vereiste waarde:
8 INBEDRIJFNAME 34
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
Radiateurdop vervangen.
600870-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
8.6 Voorbereidingen voor rijden op natte en modderige circuits
600870-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
Montagehandleiding KTM PowerParts in acht nemen.
Caburateurbesproeiing en instelling aanpassen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 116)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8 INBEDRIJFNAME 35
8.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperaturen en langzaam rijden
600872-10
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
Radiateurdop vervangen.
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange secun-
daire overbrenging vaak moet worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 104)
8.8 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of sneeuw
600870-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (59006021000)
Info
Montagehandleiding KTM PowerParts in acht nemen.
Caburateurbesproeiing en instelling aanpassen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstelling van de carbura-
teur.
9 RIJ-INSTRUCTIES 36
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 112)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 83)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 87)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 84)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 88)
Controleren of het remsysteem werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 104)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 73)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 75)
Kettingspanning controleren. ( pag. 74)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 93)
Bandenspanning controleren. ( pag. 94)
Spaakspanning controleren. ( pag. 94)
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 55)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 54)
Luchtfilter controleren.
Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of
laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof-
fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Voorwaarde
Motorfiets stond meer dan 1 week stil.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 109)
Draaigreep
op de brandstofkraan in stand ON draaien. (afbeelding 602702-10 pag. 18)
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motorfiets van standaard nemen.
Versnelling in vrij schakelen.
(EXC AU)
Noodstopschakelaar in de stand schakelen.
Voorwaarde
Motor is koud.
9 RIJ-INSTRUCTIES 37
Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
(Alle 200/250/300-modellen)
E-starterknop indrukken of de kickstarter helemaal en krachtig intrappen.
Info
Geen gas geven.
(alle 125 modellen)
Kickstarter krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
9.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden met een voertuig met lichtsysteem, schakelt u het licht in. Zo wordt u door andere verkeersdeelnemers
eerder gezien.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhoog worden geklapt en met de rubberband geborgd zijn.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gasge-
ven.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geautori-
seerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppe-
lingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet u de gashendel op ¾ gas terugdraaien.
Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan.De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder
brandstof verbruikt.
Geef slechts zoveel gas als de motor op dat moment aan kan - het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven
resp. nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het koelsysteem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
9 RIJ-INSTRUCTIES 38
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnelling afhankelijk van de
snelheid.
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
(Alle EXC modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
(Alle XC-W-modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Draaigreep
op de brandstofkraan in stand OFF draaien. (afbeelding 602702-10 pag. 18)
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9 RIJ-INSTRUCTIES 39
9.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 17)
400382-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
35 mm
Brandstoftank-
inhoud totaal
ca. (EXC EU,
EXC Six Days,
300 EXC BR)
9,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 142) (EXC EU, EXC Six Days)
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON
95/PON 91 gemengd met 2-takt
motorolie, 1:60) ( pag. 142)
(300 EXC BR)
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
(EXC AU, XCW,
XC-W Six Days)
10 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 142)
Motorolie 2-takt ( pag. 141)
9 RIJ-INSTRUCTIES 40
Tankdop sluiten. ( pag. 17)
10 SERVICESCHEMA 41
10.1 Serviceschema
om de 40 rij-uren / na iedere race
om de 20 rij-uren
Werking van de elektrische installatie controleren.
Accu controleren en laden. (Alle 200/250/300-modellen)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 84)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 88)
Remschijven controleren. ( pag. 83)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 87)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 86)
Frame en achterbrug controleren.
Achterbruglagers controleren.
Zwenklager op schokdemper boven en onder controleren.
Toestand van de banden controleren. ( pag. 93)
Bandenspanning controleren. ( pag. 94)
Wiellagers op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 94)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 75)
Kettingspanning controleren. ( pag. 74)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 79)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 83)
Vrije slag van remhendel controleren. ( pag. 82)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 64)
Bougie en bougiedop vervangen.
Inlaatmembraan controleren.
Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren.
Koppeling controleren.
Transmissieolie verversen. ( pag. 112)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, drainageslangen, ...) en manchetten controleren op scheuren,
dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 103)
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 69)
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. ( pag. 71)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Koplampstand controleren. ( pag. 101)
Stationair controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Periodiek interval
10 SERVICESCHEMA 42
10.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
jaarlijks
om de 80 rij-uren / om de 40 rij-uren na gebruik voor sportdoeleinden
om de 40 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 80)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 65)
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Voorvorkservice uitvoeren. (250/300 Six Days)
Voorvorkservice uitvoeren. (EXC, XCW)
Voorvorkservice uitvoeren. (125 EXC Six Days EU)
Schokdemperservice uitvoeren.
Starttandwiel controleren. (Alle 200/250/300-modellen)
Zuiger vervangen en cilinder controleren. (alle 125 modellen)
Zuiger vervangen en cilinder controleren. (Alle 200/250/300-modellen)
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen.
Aandrijving en versnelling controleren.
Alle motorlagers vervangen.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN 43
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moeten de basisin-
stelling en veringscomponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op een standaard
gewicht van een bestuurder (met complete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75… 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van
de veringscomponenten worden aangepast.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moet een aangepaste vering
worden gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij
langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
11.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
102255-10
Stelschroef
met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
11 CHASSIS AFSTELLEN 44
(Alle 250/300-modellen)
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
11.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
102255-11
Stelschroef
met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1,25 omw
(Alle 250/300-modellen)
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1,25 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
11.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
11 CHASSIS AFSTELLEN 45
B00792-10
Stelschroef
met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Uitgaande demping
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
(Alle 250/300-modellen)
Uitgaande demping
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten,
bijv. een markering aan de achterbekleding.
Waarde als maat
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 45)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
Waarde als maat
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Statische veerweg controleren.
(Alle 125/200 modellen)
Statische veerweg 29… 32 mm
(Alle 250/300-modellen)
Statische veerweg 33… 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 46)
11 CHASSIS AFSTELLEN 46
11.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
400990-10
Maat
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 45)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
en
.
Dynamische veerweg controleren.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Dynamische veerweg 100… 110 mm
(Alle 250/300-modellen)
Dynamische veerweg 105… 115 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 47)
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren - bijv. de veerlengte meten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
Schokdemper demonteren. ( pag. 66)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
401026-10
Hoofdwerk
Schroef
losdraaien.
Stelring
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
op de aangegeven maat
spannen.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Veervoorspanning
Comfort 10 mm
Standaard 10 mm
Sport 10 mm
(Alle 250/300-modellen)
Veervoorspanning
Comfort 7 mm
Standaard 7 mm
Sport 7 mm
11 CHASSIS AFSTELLEN 47
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of
lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper inbouwen. ( pag. 67)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
11.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
Schokdemper demonteren. ( pag. 66)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 63 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 69 N/mm
(Alle 250/300-modellen)
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 72 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Nawerk
Schokdemper inbouwen. ( pag. 67)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 45)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 46)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 44)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdem-
per door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging aan voorvork en
frame te voorkomen.
11 CHASSIS AFSTELLEN 48
11.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
402496-10
(EXC, XCW)
Beschermkappen
verwijderen.
Stelschroeven
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven
bevinden zich aan het onderste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
(125 EXC EU, alle 200 modellen)
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
(250/300 EXC EU/AU, XC-W US, 300 EXC BR)
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
Beschermkappen
monteren.
C00919-10
(Six Days)
Witte stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker
vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker vorkpoot (witte stel-
schroef). De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot
(rode stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
(125 EXC Six Days EU)
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
(250/300 Six Days)
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het inveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN 49
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
102256-10
(EXC EU/AU)
Stelschroeven
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroeven
bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
(125 EXC EU, 200 EXC EU, 200 EXC AU)
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
(250/300 EXC EU, 250/300 EXC AU)
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
C00918-10
(Six Days)
Rode stelschroef
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef
bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter
vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot (rode stel-
schroef). De ingaande demping bevindt zich in de linker vorkpoot (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
(125 EXC Six Days EU)
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
(250/300 Six Days)
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN 50
102266-10
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Stelschroeven
tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroeven
bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de
vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
(200 XCW US)
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
(250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in
verlaagt de demping bij het uitveren.
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen (EXC, XCW)
102257-01
(EXC EU/AU)
Stelschroeven tot de aanslag tegen de klok in draaien.
Info
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal slagen met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
(125 EXC EU, 200 EXC EU, 200 EXC AU)
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 0 omw
Standaard 0 omw
Sport 1 omw
(250/300 EXC EU, 250/300 EXC AU)
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 0 omw
Standaard 0 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning, draaien tegen
de klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen invloed op de instel-
ling van de uitgaande demping.
Toch moet bij een verhoging van de veervoorspanning altijd ook de uit-
gaande demping worden verhoogd.
11 CHASSIS AFSTELLEN 51
102258-01
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Stelschroeven tot de aanslag tegen de klok in draaien.
Info
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal slagen met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
(200 XCW US)
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 0 omw
Standaard 0 omw
Sport 1 omw
(250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 0 omw
Standaard 0 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning, draaien tegen
de klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen invloed op de instel-
ling van de uitgaande demping.
Toch moet bij een verhoging van de veervoorspanning altijd ook de uit-
gaande demping worden verhoogd.
11.15 Stuurpositie
M00987-10
(EXC EU, EXC Six Days, EXC EU/AU, Six Days)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een afstand
van elkaar.
Afstand boorgaten A 15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
van het midden geplaatst.
Afstand boorgaten B 3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende standen worden gemonteerd. Daardoor is het
mogelijk, het stuur in de voor de bestuurder meest aangename stand te zetten.
11 CHASSIS AFSTELLEN 52
M00993-10
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een afstand
van elkaar.
Afstand boorgaten A 15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
van het midden geplaatst.
Afstand boorgaten B 3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende standen worden gemonteerd. Daardoor is het
mogelijk, het stuur in de voor de bestuurder meest aangename stand te zetten.
11.16 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGebroken stuur.
Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.
M00987-11
(EXC EU, EXC Six Days, EXC EU/AU, Six Days)
Schroeven
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij
leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. Schroeven
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
11 CHASSIS AFSTELLEN 53
M00993-11
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Schroeven
verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij
leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
Stuurplaten positioneren. Schroeven
monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
401942-01
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de zijstandaard
met de voet op de grond
duwen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhoog worden geklapt en met de
rubberband vastgezet zijn.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
102259-10
Hoofdwerk
(EXC EU/AU)
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Eventueel aanwezige overdruk verdwijnt uit de binnenruimte van de voor-
vork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
102260-10
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Eventueel aanwezige overdruk verdwijnt uit de binnenruimte van de voor-
vork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
602754-10
(Six Days)
Ontluchtingsschroeven
losdraaien.
Eventueel aanwezige overdruk verdwijnt uit de binnenruimte van de voor-
vork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 55)
K00070-10
Hoofdwerk
Vuilschraper
van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loopt
van de tijd kan er vuil achter de vuilschrapers terechtkomen. Wanneer dit
vuil niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met
een remmenreiniger.
Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 145)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 56)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
12.5 Voorvorkprotector demonteren
102264-10
Schroeven
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
aan linker vorkpoot verwijderen en linker voorvorkprotector eraf
halen.
Schroeven
aan rechter vorkpoot verwijderen en rechter voorvorkprotector eraf
halen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
12.6 Voorvorkprotector monteren
102264-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroeven
monteren en
vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
Voorwiel demonteren. ( pag. 91)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 99)
102261-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen en klem verwijderen.
Kabelbinder
verwijderen.
Schroeven
met ringen verwijderen en remklauw afnemen.
Remklauw met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
V00038-10
(EXC EU/AU)
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
B02146-10
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
V00039-10
(Six Days)
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
12.8 Vorkpoten monteren
102263-10
Hoofdwerk
(EXC EU/AU)
Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven
naar voren positioneren.
102268-10
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven
naar voren positioneren.
602754-10
(Six Days)
Vorkpoten positioneren.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB
(rode stelschroef). De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven
naar voren positioneren.
V00038-11
(EXC EU/AU)
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
B02146-11
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
V00039-11
(Six Days)
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
102261-11
Remklauw positioneren en schroeven
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinder
monteren.
Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroeven
monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 91)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Koplampstand controleren. ( pag. 101)
12.9 Onderste kroonplaat demonteren (200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
Voorwiel demonteren. ( pag. 91)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 99)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 56)
Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 65)
Stuurcovers verwijderen.
B02149-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen. Schroef
losdraaien. Bovenste kroonplaat met stuur
eraf trekken en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadigingen beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
B02150-10
Keerring
verwijderen. Afdichtring
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12.10 Onderste kroonplaat demonteren (EXC EU, EXC Six Days, EXC EU/AU, Six Days)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
Voorwiel demonteren. ( pag. 91)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 99)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 56)
Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 65)
Stuurcovers verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
602734-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen. Schroef
verwijderen. Bovenste kroonplaat met stuur
eraf trekken en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadigingen beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
602735-10
Keerring
verwijderen. Afdichtring
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12.11 Onderste kroonplaat monteren (200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
500151-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 144)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
correct is gepositioneerd.
Beschermring
monteren.
B02151-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Koppelingskabel en kabelboom positioneren.
Schroef
monteren, maar nog niet vastdraaien.
102269-10
Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven
naar voren positioneren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
102270-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
102271-10
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
102272-10
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
102272-11
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
102261-12
Remklauw positioneren. Schroeven
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinder
monteren.
Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroeven

monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Spatbord voor inbouwen. ( pag. 66)
Voorwiel monteren. ( pag. 91)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 64)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
Koplampstand controleren. ( pag. 101)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 61
12.12 Onderste kroonplaat monteren (EXC EU, EXC Six Days, EXC EU/AU, Six Days)
B01218-10
Hoofdwerk
(EXC EU/AU)
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 144)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
correct is gepositioneerd.
Beschermring
en keerring
monteren.
102273-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Koppelingskabel en kabelboom positioneren.
102274-10
Vorkpoten positioneren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven
naar voren positioneren.
102275-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
102276-10
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 62
102277-10
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
102278-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
102261-13
Remklauw positioneren. Schroeven
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinder

monteren.
Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroeven

monteren
en vastdraaien.
B01218-10
(Six Days)
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 144)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
correct is gepositioneerd.
Beschermring
en keerring
monteren.
602736-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Koppelingskabel en kabelboom positioneren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 63
602737-10
Vorkpoten positioneren.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB
(rode stelschroef). De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven
ingefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven
naar voren positioneren.
602738-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat onder M8 15 Nm
602739-10
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
602740-10
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
602741-10
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
102261-13
Remklauw positioneren. Schroeven
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Kabelbinder

monteren.
Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroeven

monteren
en vastdraaien.
Nawerk
Spatbord voor inbouwen. ( pag. 66)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 64
Stuurbescherming monteren.
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Koplampstand controleren. ( pag. 101)
Voorwiel monteren. ( pag. 91)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 64)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
12.13 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerhouders in
het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
400738-11
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij het balhoofd.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 64)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 64)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
12.14 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
102280-10
Hoofdwerk
(EXC EU/AU)
Schroeven
losdraaien. Schroef
verwijderen.
Schroef
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen, om span-
ning te voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 65
602755-10
(Six Days)
Schroeven
losdraaien. Schroef
verwijderen.
Schroef
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen, om span-
ning te voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite
®
243™
102279-10
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Schroeven
en
losdraaien.
Schroef
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen, om span-
ning te voorkomen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 20 Nm
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 64)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
12.15 Balhoofdlager smeren
800010-10
(200 XCW US, 250 XCW US, 300 EXC BR, 300 XCW US)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 58)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 59)
(EXC EU, EXC Six Days, EXC EU/AU, Six Days)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 58)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 61)
12.16 Spatbord vooraan demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 99)
B02155-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 66
B02156-11
Schroeven
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
12.17 Spatbord voor inbouwen
B02156-10
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
B02155-11
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Koplampstand controleren. ( pag. 101)
12.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
102281-11
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
Schroef
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zover laten dalen
dat het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze positie vastzet-
ten.
Schroef
verwijderen, spatbescherming
opzij duwen en schokdemper
verwijderen.
102282-11
(Alle 250/300-modellen)
Schroef
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zover laten dalen
dat het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze positie vastzet-
ten.
Schroef
verwijderen, spatbescherming
opzij duwen en schokdemper
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 67
12.19 Schokdemper inbouwen
102281-10
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
Spatbescherming
opzij duwen en schokdemper positioneren. Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Info
De zwenklager voor de schokdemper aan de achterbrug is gecoat met
teflon. Deze mag noch met vet noch met andere glijmiddelen worden
ingesmeerd. Smeermiddelen lossen de tefloncoating op waardoor de
levensduur drastisch wordt verlaagd.
102282-10
(Alle 250/300-modellen)
Spatbescherming
opzij duwen en schokdemper positioneren. Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Info
De zwenklager voor de schokdemper aan de achterbrug is gecoat met
teflon. Deze mag noch met vet noch met andere glijmiddelen worden
ingesmeerd. Smeermiddelen lossen de tefloncoating op waardoor de
levensduur drastisch wordt verlaagd.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
12.20 Zadel verwijderen
B00817-10
Schroef
verwijderen. Het zadel achter optillen, naar achteren trekken en dan
naar boven toe verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 68
12.21 Zadel monteren
602715-01
Zadel voor aan de flensbus van de brandstoftank vasthaken, achter neerlaten en
tegelijkertijd naar voren schuiven.
Controleren of het zadel goed vastzit.
B00817-10
Schroef
voor de bevestiging van het zadel monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12.22 Afdekking luchtfilterbak demonteren
102283-10
Afdekking van de luchtfilterbak in gedeelte
zijwaarts eraf trekken en naar voren
toe verwijderen.
12.23 Afdekking luchtfilterbak monteren
102283-11
Afdekking luchtfilterbak in het achterste bereik
vasthaken en in het voorste
bereik
vastzetten.
12.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kun-
nen veroorzaken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
Afdekking luchtfilterbak demonteren. ( pag. 68)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 69
B02160-10
Hoofdwerk
Beugel van de luchtfilterhouder
onder losmaken en opzij zwenken. Luchtfilter
met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12.25 Luchtfilter monteren
301262-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
smeren met vet.
Duurzaam vet ( pag. 144)
B02160-11
Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met luchtfilterbeugel
vast-
zetten.
Pijl markering UP wijst omhoog.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Afdekking luchtfilterbak monteren. ( pag. 68)
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Afdekking luchtfilterbak demonteren. ( pag. 68)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 68)
S00044-10
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 144)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 144)
Luchtfilterbak reinigen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 70
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 69)
Afdekking luchtfilterbak monteren. ( pag. 68)
12.27 Luchtfilterbak afdichten
Voorwerk
Afdekking luchtfilterbak demonteren. ( pag. 68)
401527-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik
afdichten.
Nawerk
Afdekking luchtfilterbak monteren. ( pag. 68)
12.28 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
602718-10
Schroeven
verwijderen.
Einddemper aan de rubbermof
van de uitlaatbocht trekken.
12.29 Einddemper inbouwen
602718-11
Einddemper met de rubbermof
monteren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 71
12.30 Glasvezelvulling einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 70)
401045-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
Binnenpoot
eruit trekken.
Glasvezelvulling
uit binnenpoot verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren of deze bescha-
digd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
op de binnenpoot monteren.
Buitenbuis
boven de binnenpoot met nieuwe glasvezelvulling positioneren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan einddemper M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper inbouwen. ( pag. 70)
12.31 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 67)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 72
602742-10
Hoofdwerk
Draaigreep
op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding 602702-10 pag. 18)
Brandstofslang eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof uitstromen.
Schroeven
met flensbus verwijderen.
(Alle EXC modellen)
Claxon met claxonhouder opzijhangen.
602720-11
Schroef
met rubberbus verwijderen.
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
602721-10
Beide spoilers naar de zijkant toe van de radiateurbevestiging
trekken en brand-
stoftank naar boven toe verwijderen.
12.32 Brandstoftank inbouwen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
602721-01
Hoofdwerk
Gaskabellegging controleren. ( pag. 77)
Brandstoftank positioneren en beide spoilers in de zijkant van de radiateurbevesti-
ging hangen.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 73
602720-10
Slang voor het ontluchten van de brandstoftank opsteken.
Schroef
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
(Alle EXC modellen)
Claxon met claxonhouder positioneren.
602742-11
Schroeven
met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Brandstofslang aansluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 68)
12.33 Vervuiling ketting controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 73)
12.34 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 74
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 144)
Kettingspray offroad ( pag. 144)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
12.35 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
M00102-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trekken en de kettingspan-
ning
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
moet daarbij gespannen zijn.
Bij gemonteerde kettingbescherming moet de ketting minimaal tot de aan-
slag aan de kettingbescherming
omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Kettingspanning instellen. ( pag. 74)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
12.36 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
Kettingspanning controleren. ( pag. 74)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 75
M00103-10
Hoofdwerk
Moer
losdraaien.
Moeren
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
links en rechts instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker
en rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkerin-
gen
. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Moeren
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
12.37 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
10… 15 kg
De afstand
van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand
op het langste
stuk van de ketting
272 mm
»
Als de afstand
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het ketting-
wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten kettingwiel resp.
ketting-aandrijfwiel sneller.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 76
B00823-01
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite
®
243™
B00824-01
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
B02161-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 77
12.38 Frame controleren
401347-01
Frame controleren op scheurvorming en vervorming.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtinwerking is beschadigd,
moet altijd worden vervangen. KTM staat niet toe dat frames worden
gerepareerd.
12.39 Achterbrug controleren
401341-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug moet altijd worden vervangen. KTM
staat niet toe dat de achterbrug wordt gerepareerd.
12.40 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 67)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 71)
102284-10
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, rechts langs de bovenste
framebuis, naar de carburateur zijn gelegd.
» Wanneer de gaskabellegging niet voldoet aan de voorgeschreven waarde:
Gaskabellegging corrigeren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 78
102285-10
(Alle 250/300-modellen)
Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, rechts langs de bovenste
framebuis, naar de carburateur zijn gelegd.
» Wanneer de gaskabellegging niet voldoet aan de voorgeschreven waarde:
Gaskabellegging corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank inbouwen. ( pag. 72)
Zadel monteren. ( pag. 68)
12.41 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging en slijtage. Controle-
ren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
Rubberen stuurcovers vervangen en vastzetten.
Handvatlijm (00062030051) ( pag. 144)
12.42 Rubberen stuurcovers vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 78)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcovers met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn
naar de rubberen stuurcover gebogen.
12.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
102286-10
(Alle 125/200 modellen)
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
aan de grootte
van de hand aanpassen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 79
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelings-
hendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelings-
hendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
102287-10
(Alle 250/300-modellen)
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef
aan de grootte
van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelings-
hendel dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelings-
hendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten verslijten.
400245-10
(Alle 125/200 modellen)
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Afstand tussen vloeistofpeil en
bovenzijde reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 141)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
M00208-10
(Alle 250/300-modellen)
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Afstand tussen vloeistofpeil en
bovenzijde reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 80
12.45 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
400245-10
(Alle 125/200 modellen)
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
B02164-10
Ontluchtingsspuit
vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Hydraulische olie (15) ( pag. 141)
De ontluchtingsschroef
van de koppelingsactuator verwijderen en ontluch-
tingsspuit
monteren.
400247-10
Vervolgens spuit u zoveel vloeistof in het systeem totdat het er door de ope-
ning
van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzui-
gen zodat deze niet overloopt.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Afstand tussen vloeistofpeil en
bovenzijde reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
M00208-10
(Alle 250/300-modellen)
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
B02165-10
Ontluchtingsspuit
vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
De ontluchtingsschroef
van de koppelingsactuator verwijderen en ontluch-
tingsspuit
monteren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 81
M00209-10
Vervolgens spuit u zoveel vloeistof in het systeem totdat het er door de ope-
ning
van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzui-
gen zodat deze niet overloopt.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Afstand tussen vloeistofpeil en
bovenzijde reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12.46 Motorbescherming demonteren
B01204-10
Snelsluiting
tegen de klok in draaien totdat hij losspringt. Motorbescherming
verwijderen.
12.47 Motorbescherming monteren
B01205-10
Motorbescherming achteraan aan het frame vasthaken en vooraan omhoog zwen-
ken.
Snelsluiting
tot de aanslag met de klok mee draaien.
13 REMSYSTEEM 82
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
602744-10
(Alle EXC modellen)
Remhendel naar stuur duwen en vrije slag
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 82)
602744-11
(Alle XC-W-modellen)
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 82)
13.2 Vrije slag remhendel instellen (Alle EXC modellen)
602744-12
Vrije slag van remhendel controleren. ( pag. 82)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, wordt de vrije slag klei-
ner. Het drukpunt komt verder van het stuur af te liggen.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de vrije slag groter.
Het drukpunt komt dichter bij het stuur te liggen.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Uitgangspositie remhendel instellen (Alle XC-W-modellen)
602744-12
Vrije slag van remhendel controleren. ( pag. 82)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
13 REMSYSTEEM 83
13.4 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400257-10
Bij de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van
de remschijf overeenkomt met maat
.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak
van de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
» Als de remschijf dunner is dan de voorgeschreven waarde:
Remschijf vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheurvorming en vervor-
ming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
602745-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het remvloeistofpeil onder de markering
is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 83)
13.6 Remvloeistof voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
13 REMSYSTEEM 84
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
602758-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil onder
bovenkant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.7 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
B02112-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 85)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. ( pag. 85)
13 REMSYSTEEM 85
13.8 Remplaketten voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
602759-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers terug te
duwen. Erop letten, dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuigers de remklauw niet
tegen de spaken wordt geduwd.
102288-10
Veerstekker
verwijderen, bout
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
13 REMSYSTEEM 86
100397-01
Controleren of het veerplaatje
in de remklauw en de glijplaat
correct op de
remklauwhouder zitten.
102289-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bout erin steken en veerstekker monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
602759-11
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
.
Voorgeschreven waarde
Maat
(remvloeistofpeil onder
bovenkant van reservoir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.9 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
402026-10
Veer
uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 86)
Veer
inhangen.
13.10 Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach-
terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
13 REMSYSTEEM 87
402026-10
Veer
uithangen.
M00595-10
Moer
losdraaien en met drukstang
terugdraaien totdat de maximale vrije
slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal moer
losdraaien en schroef
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
zoveel draaien tot de vrije slag
bereikt is. Eventueel uitgangspo-
sitie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Schroef
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Drukstang
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Veer
inhangen.
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
602760-10
Voertuig verticaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
»
Als het vloeistofpeil onder de markering
van het kijkglas is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 88)
13 REMSYSTEEM 88
13.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in
het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remka-
bels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 88)
400233-10
Hoofdwerk
Voertuig verticaal zetten.
Schroefdop
met membraan
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot markering
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
Schroefdop met membraan en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.13 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
B02114-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van achterwielrem vervangen. ( pag. 89)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van achterwielrem vervangen. ( pag. 89)
13 REMSYSTEEM 89
13.14 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.
In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.
De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem-
plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen-
komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en heeft een paarse kleur. Afdichting en rem-
kabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Let erop dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
602761-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
met membraan
en keerring verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en erop letten dat er geen remvloei-
stof uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Erop letten dat bij het terugduwen van de remzuiger de remklauw niet tegen
de spaken worden geduwd.
M00114-10
Veerstekker
verwijderen, bout
eruit draaien en remplaketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
13 REMSYSTEEM 90
100407-10
Controleren of het veerplaatje
in de remklauw en de glijplaat
correct op de
remklauwhouder zitten.
M00115-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bout erin steken en veerstekker monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Rempedaal meerdere keren intrappen totdat de remplaketten tegen de remschijf
liggen en er een drukpunt aanwezig is.
400233-10
Remvloeistofpeil tot de markering
corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 142)
Schroefdop
met membraan
en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
14 WIELEN, BANDEN 91
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
102290-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuigers naar achteren
te drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuigers de remklauw
niet tegen de spaken worden geduwd.
102291-10
Schroef
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
losdraaien.
Op de schroef
drukken om de steekas uit de asopname te schuiven.
Schroef
verwijderen.
102292-10
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
H00934-10
Afstandsbussen
verwijderen.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
102293-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Afstandsbussen erin zetten.
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
14 WIELEN, BANDEN 92
M01022-10
(Six Days)
Remschijfbescherming zo afstellen, dat de spleten
en
dezelfde grootte
hebben.
102291-11
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren inveren zodat de vorkpoten uitlij-
nen.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
M00123-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de remzuiger naar achteren te
drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de remzuiger de remklauw
niet tegen de spaken wordt geduwd.
Moer
verwijderen.
Kettingspanner
verwijderen. Steekas
alleen zo ver eruit trekken, dat het
achterwiel naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging beschermen.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug
nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.
H00936-10
Afstandsbussen
verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN 93
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
H00937-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
en loopvlak
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 144)
Afstandsbussen erin zetten.
M00125-10
Achterwiel in de achterbrug opkrikken, positioneren en steekas
erin steken.
Ketting erop leggen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
M00126-10
Kettingspanner
positioneren. Moer
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 74)
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij
gelijke kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gere-
den.
De kettingspanners
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
14.5 Toestand banden controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Anderen banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
14 WIELEN, BANDEN 94
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rij-
den in de banden zijn gaan zitten en op andere beschadigingen.
» Als er voorwerpen in de banden zijn gaan zitten, insnijdingen of andere bescha-
digingen zijn:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat normaliter in het bandopschrift en
wordt gekenmerkt door de laatste vier cijfers van het DOT kenmerk. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij-
fers op het productiejaar.
KTM adviseert de banden uiterlijk na 5 jaar te vervangen onafhankelijk van
de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan 5 jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning straat (Alle EXC modellen)
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Door een losse spaak komt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.
Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.
De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.
14 WIELEN, BANDEN 95
400694-01
Met de steel van een schroevendraaier kort op iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de lengte en diameter van de spaak.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke
lengte en dikte te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.
» Als de spaakspanning verschilt:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)
15 ELEKTRONICA 96
15.1 Accu uitbouwen (Alle 200/250/300-modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 67)
B02135-10
Hoofdwerk
Minkabel
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
naar achteren trekken en pluskabel van de accu loskoppe-
len.
Rubberband
naar beneden laten hangen.
Accu naar boven toe verwijderen.
15.2 Accu monteren (Alle 200/250/300-modellen)
H00383-10
Hoofdwerk
Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen.
(Alle 200/250/300 EU/AU/US modellen)
Accu (YTX4L-BS) ( pag. 126)
(300 EXC BR)
Accu (YTX5L-BS) ( pag. 126)
Rubberband
vasthaken.
Pluskabel
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Info
De contactringen
moeten onder de schroeven
en de kabelschoe-
nen
met de klauwen naar de accupool worden gemonteerd.
Pluspoolafdekking
over pluspool schuiven.
Minkabel
positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 68)
15 ELEKTRONICA 97
15.3 Accu laden (Alle 200/250/300-modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water
spoelen en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautori-
seerde KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor
verliest de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in ontladen toestand treedt er diepontlading en sulftatie op, dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel verwijderen. ( pag. 67)
Minkabel van accu loskoppelen om schade aan de boordelektronica te voorkomen.
400240-10
Hoofdwerk
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu
en dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Verwijder nooit het deksel
.
Accu maximaal 10% van de capaciteit, die op het accuhuis
is aangege-
ven, laden.
Acculader na het laden uitschakelen. Minkabel met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
De accu regelmatig bijladen als de
motorfiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 68)
15 ELEKTRONICA 98
15.4 Hoofdzekering vervangen (Alle 200/250/300-modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. Deze bevindt zich in het startrelaishuis onder
het luchtfilterbakafdekking.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Afdekking luchtfilterbak demonteren. ( pag. 68)
101395-10
Hoofdwerk
Schroef
verwijderen.
101396-10
Achterbekleding
iets optillen en startrelais
van de houder trekken.
B01226-10
Beschermkappen verwijderen.
Defecte hoofdzekering
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
.
Nieuw hoofdzekering erin zetten.
Zekering (58011109110) ( pag. 126)
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Tip
Nieuwe reservezekering erin zetten, zodat deze indien nodig beschikbaar is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
Achterbekleding positioneren. Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
Afdekking luchtfilterbak monteren. ( pag. 68)
15 ELEKTRONICA 99
15.5 Koplampkap met koplamp demonteren
602762-10
Alle elektrische verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Schroef
en klem verwijderen.
Rubberband
losmaken. Koplampkap omhoog schuiven en naar voren zwenken.
M00589-10
(Alle EXC modellen)
Stekkerverbinding
loskoppelen en koplampkap met koplamp verwijderen.
M00590-10
(Alle XC-W-modellen)
Stekkerverbinding
loskoppelen en koplampkap met koplamp verwijderen.
15.6 Koplampkap met koplamp monteren
M00589-11
Hoofdwerk
(Alle EXC modellen)
Stekkerverbindingen
verbinden.
M00590-11
(Alle XC-W-modellen)
Stekkerverbinding
verbinden.
15 ELEKTRONICA 100
602762-11
Koplampkap positioneren en met rubberband
vastzetten.
Uitsteeksels vergrendelen.
Remkabel en kabelboom positioneren. Klem opzetten, schroef
monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Koplampstand controleren. ( pag. 101)
15.7 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 99)
B01562-10
Hoofdwerk
Beschermkap
met de daaronder liggende lampfitting tot de aanslag tegen de
klok in draaien en optillen.
Lampfitting
van het zijlicht uit de reflector trekken.
B01563-10
Lamp koplamp
eruit draaien.
Nieuw lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (HS1 / sokkel BX43t) ( pag. 126)
Beschermkap met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring
goed zit.
Lampfitting van het zijlicht in de reflector steken.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Koplampstand controleren. ( pag. 101)
15.8 Knipperlichtlamp vervangen (Alle EXC modellen)
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij hou-
den.
15 ELEKTRONICA 101
101722-10
Hoofdwerk
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Knipperlichtglas
voorzichtig verwijderen.
De oranje kap
in de buurt van de uitsteeksel samenduwen en verwijderen.
Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en
uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 126)
Oranje kap monteren.
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine
ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15.9 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een vlakke ondergrond voor een lichte muur zetten en ter hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering op afstand
onder de eerste markering aanbrengen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 cm
Voertuig op afstand
rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampstand controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met bestuurder die
gereed is om te rijden precies op de onderste markering liggen.
» Als de grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van koplamp instellen. ( pag. 101)
15.10 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampstand controleren. ( pag. 101)
602764-10
Hoofdwerk
Schroef
losdraaien.
Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets met bestuurder die
gereed is om te rijden precies op de onderste markering (aangebracht bij:
Koplampstand controleren) liggen.
Info
Door extra belading kan het nodig zijn de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp te corrigeren.
15 ELEKTRONICA 102
Schroef
vastdraaien.
15.11 Tachometerbatterij vervangen
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 99)
602746-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
Tachometer omhoog uit de houder trekken.
602748-10
Beschermkap
met een munt tot de aanslag tegen de klok in draaien en verwij-
deren.
Tachometerbatterij
verwijderen.
Nieuwe batterij plaatsen met het opschrift naar boven.
Tachometerbatterij (CR 2430) ( pag. 126)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
602747-10
Beschermkap
positioneren en met een munt tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Een willekeurige toets op de tachometer indrukken.
Tachometer wordt geactiveerd.
Tachometer in houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 99)
Koplampstand controleren. ( pag. 101)
Kilometer of mijl instellen. ( pag. 21)
Tachometerfuncties instellen. ( pag. 22)
Tijd instellen. ( pag. 22)
16 KOELSYSTEEM 103
16.1 Koelsysteem
102294-10
(Alle 125/200 modellen)
Door de waterpomp
in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koel-
middel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een
klep in de radiateurdop
. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toe-
gestaan zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen
de koelwerking.
B02168-10
(Alle 250/300-modellen)
Door de waterpomp
in de motor vindt er een gedwongen circulatie van het koel-
middel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een
klep in de radiateurdop
. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toe-
gestaan zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen
de koelwerking.
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 141)
Radiateurdop monteren.
16 KOELSYSTEEM 104
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 141)
Radiateurdop monteren.
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en
koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.
102294-11
(Alle 125/200 modellen)
Schroef
verwijderen. Radiateurdop
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm
16 KOELSYSTEEM 105
B02168-11
(Alle 250/300-modellen)
Schroef
verwijderen. Radiateurdop
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm
16.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water
spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen
een arts raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
102295-10
(Alle 125/200 modellen)
Controleren of schroef
met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateur volledig met koelmiddel vullen.
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 141)
M00596-10
Schroef
verwijderen tot het koelmiddel zonder luchtbellen uitkomt.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 10 Nm
B02171-10
(Alle 250/300-modellen)
Controleren of schroef
met het juiste moment is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateur volledig met koelmiddel vullen.
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 141)
400677-10
Voertuig in afgebeelde positie zetten en beveiligen tegen wegrollen. Het hoogte-
verschil
moet worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil
75 cm
Info
Het voertuig moet vooraan iets worden opgetild, zodat alle lucht uit het
koelsysteem kan ontsnappen. Een slecht ontlucht koelsysteem heeft een
lager koelvermogen, waardoor de motor oververhit kan raken.
Voertuig weer op een horizontaal oppervlak zetten.
16 KOELSYSTEEM 106
M00597-10
Radiateur volledig met koelmiddel vullen.
Radiateurdop
monteren.
Motor laten warm draaien.
Nawerk
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 104)
17 MOTOR AFSTELLEN 107
17.1 Speling gaskabel controleren
400192-10
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaska-
belspeling bepalen.
Speling gaskabel 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 107)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 107)
17.2 Gaskabelspeling instellen
602752-10
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet
naar achteren schuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef
tot de aanslag is ingescho-
ven.
Moer
losdraaien.
Stelschroef
zo draaien dat bij de gashendel de gaskabelspeling
aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3… 5 mm
Moer
vastdraaien.
Manchet
erop schuiven.
Nawerk
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
17.3 Carburateur - stationair
B00048-11
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een
stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met
een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met een verkeerde
stationaire afstelling.
Info
Door trillingen van de motor kunnen de carburateur en de componenten ervan
sneller slijten. Door slijtage kunnen er storingen optreden.
De fabrieksinstelling van de carburateur komt overeen met de volgende waarden.
Hoogte boven zeespiegel 500 m
Omgevingstemperatuur 20 °C
17 MOTOR AFSTELLEN 108
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 142)
Het stationaire toerental wordt ingesteld met de stelschroef
.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef voor de stationaire lucht-
hoeveelheid
.
500282-01
Stationair bereik A
Rijden met gesloten gasklep. Dit bereik wordt beïnvloedt door de stelschroef
en de
regelschroef
voor de stationaire luchthoeveelheid.
Overgangsbereik B
Gedrag van de motor bij openen van de gasklep. Dit bereik wordt beïnvloedt door de
stationaire sproeier en de vorm van de gasklep.
Als de motor, ondanks een goed afgestelde stationair en deellast, bij het openen van de
gasklep stotterend en met sterke rookontwikkeling start en als het volledige vermogen
bij hoog toerental plotseling wordt bereikt, dan is de carburateur te rijk geregeld, het
vlotterniveau te hoog of lekt de vlotternaaldklep.
Deellastbereik C
Rijden met gedeeltelijk geopende gasklep. Dit bereik wordt beïnvloed door de sproei-
ernaald (vorm en positie). In het onderste bereik beïnvloedt de stationaire afstelling de
motorafstelling en in het bovenste bereik de hoofdsproeier.
Als de motor bij het acceleren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met haperend
vermogen draait, moet de sproeiernaald één inkeping worden verlaagd. Als de motor
in het bijzonder bij het acceleren pingelt wanneer het toerental op het volle vermogen
draait moet de sproeiernaald worden verhoogd. Als de hierboven beschreven verschijn-
selen optreden in stationair of net daarboven, moet bij een haperende vermogensafgifte
het stationaire toerental armer worden geregeld en bij pingelen rijker.
Vollastbereik D
Rijden met open gasklep (volgas). Dit bereik wordt beïnvloed door de hoofdsproeier en
de sproeiernaald.
Als de isolator van een nieuwe bougie na een korte rit op volgas zeer licht of wit is of
als de motor pingelt, moet er een grotere hoofdsproeier worden geplaatst. Als de isola-
tor donkerbruin of verroest is, moet er een kleinere hoofdsproeier worden geplaatst.
17.4 Carburateur - stationair afstellen
M00588-10
Regelschroef stationaire lucht
tot de erin aanslag schroeven.
Regelschroef stationaire lucht op de aangegeven basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht (alle 125 modellen)
open 2,75 omw
Regelschroef stationaire lucht (Alle XC-W-modellen, 300 EXC BR)
open 2,0 omw
Regelschroef stationaire lucht (200 EXC EU)
open 1,5 omw
Regelschroef stationaire lucht (200 EXC AU)
open 1,0 omw
Regelschroef stationaire lucht (250/300 EXC AU)
open 3,5 omw
Regelschroef stationaire lucht (250 EXC EU, 250 EXC Six Days EU)
open 1,5 omw
Regelschroef stationaire lucht (300 EXC EU, 300 EXC Six Days EU)
open 1,75 omw
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warmrijden 5 min
17 MOTOR AFSTELLEN 109
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Met de stelschroef
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.
( pag. 18)
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht
langzaam met de klok mee draaien tot het statio-
naire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef voor stationaire lucht nu langzaam tegen
de klok in draaien tot het stationaire toerental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt moet het stationaire toerental weer wor-
den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde stappen nog
een keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt
bereikt kan dat liggen aan een verkeerd gedimensioneerde stationaire
sproeier.
Als de regelschroef voor stationaire lucht tot de aanslag is gedraaid en het
toerental niet verandert moet een kleinere stationaire sproeier worden inge-
zet.
Na het vervangen van de sproeier moeten het instellen weer van voren af
aan worden herhaald.
Bij grote schommelingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever-
schillen moet de stationair opnieuw worden afgesteld.
17.5 Vlotterkamer carburateur aftappen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.
Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen
afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen
voor het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
17 MOTOR AFSTELLEN 110
Voorwerk
Draaigreep
op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding 602702-10 pag. 18)
Er stroomt geen brandstof van de brandstoftank naar de carburateur.
B01158-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen, zodat de uitstromende brandstof wordt
opgevangen.
Sluitschroef
verwijderen.
Brandstof volledig laten uitlopen.
Sluitschroef monteren en vastdraaien.
17.6 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
meten tussen de
bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot boven-
kant laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 110)
17.7 Uitgangspositie versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
verwijderen en versnellingshendel
eraf halen.
401951-10
Tanden
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste stand op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
17 MOTOR AFSTELLEN 111
17.8 Motorkarakteristiek - hulpveer (Alle 250/300-modellen)
B00056-10
De hulpveer bevindt aan de rechterzijde van de motor onder het waterpompdeksel.
Mogelijke toestanden
Hulpveer met gele markering In de aflevertoestand gemonteerde hulpveer met
gemiddelde afstelling (standaard) voor een goede rijbaarheid.
Hulpveer met groene markering Meegeleverde hulpveren voor een nog zachter
vermogensgebruik.
Hulpveer met rode markering Meegeleverde hulpveren voor een nog agressiever
vermogensgebruik.
Door verschillende veersterktes van de hulpveren
kan de motorkarakteristiek wor-
den gewijzigd.
17.9 Motorkarakteristiek hulpveer instellen (Alle 250/300-modellen)
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Voorwerk
Motorfiets ca. 45º naar links neigen en in deze positie beveiligen tegen omvallen.
102296-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
B00056-11
Sluitdop
, stelveer
, hulpveer
en veerinzet
uit het koppelingsdeksel
verwijderen.
Beide veren uit veerinzet trekken.
102297-10
Gewenste hulpveer
en stelveer
monteren en samen zo in het koppelingsdek-
sel schuiven.
Hulpveer met gele markering (54637072300)
Hulpveer met groene markering (54837072100)
Hulpveer met rode markering (54837072000)
De uitsparing in de veerinzet
grijpt in de haakse hendel.
Info
De schroef
mag in geen geval worden verdraaid, omdat anders de motor-
karakteristiek slechter wordt.
Keerring in sluitdop controleren.
Sluitdop positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaatbesturingdeksel M5 6 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 112
18.1 Transmissieoliepeil controleren
Info
Het transmissieoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
B02173-10
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
Schroef transmissieoliepeilcontrole
verwijderen.
Transmissieoliepeil controleren.
Een geringe hoeveelheid transmissieolie moet uit de opening stromen.
» Wanneer er geen transmissieolie uitstroomt:
Transmissieolie bijvullen. ( pag. 114)
Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
102298-10
(Alle 250/300-modellen)
Schroef transmissieoliepeilcontrole
verwijderen.
Transmissieoliepeil controleren.
Een geringe hoeveelheid transmissieolie moet uit de opening stromen.
» Wanneer er geen transmissieolie uitstroomt:
Transmissieolie bijvullen. ( pag. 114)
Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
18.2 Transmissieolie verversen
400721-01
Transmissieolie aftappen. ( pag. 113)
400722-01
Transmissieolie vullen. ( pag. 113)
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 113
18.3 Transmissieolie aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou-
den.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De transmissieolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
Motorbescherming demonteren. ( pag. 81)
Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
B02174-10
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
Aftapschroef voor transmissieolie met magneet
verwijderen.
Aftapschroef voor transmissieolie
verwijderen.
Transmissieolie volledig laten uitlopen.
Aftapschroeven voor transmissieolie grondig reinigen.
Afdichtvlak aan motor reinigen.
Aftapschroef voor transmissieolie met magneet
en pakking monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef transmissieolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
Aftapschroef voor transmissieolie
met pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef transmissieolie M10x1 15 Nm
B02175-10
(Alle 250/300-modellen)
Aftapschroef voor transmissieolie met magneet
verwijderen.
Transmissieolie volledig laten uitlopen.
Aftapschroef voor transmissieolie met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak aan motor reinigen.
Aftapschroef voor transmissieolie met magneet
en pakking monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef transmissieolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
18.4 Transmissieolie vullen
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de aandrijving.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 114
0
0
11
401955-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
verwijderen en transmissieolie vullen.
Transmissieolie
(Alle 125/200
modellen)
0,70 l Motorolie (15W/50) ( pag. 141)
Transmissieolie
(Alle 250/300-
modellen)
0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 141)
Olievulschroef monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 112)
Motorbescherming monteren. ( pag. 81)
18.5 Transmissieolie bijvullen
Info
Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnellingsbak.
Het transmissieoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets op horizontale ondergrond zetten.
B02173-10
Hoofdwerk
(Alle 125/200 modellen)
Schroef transmissieoliepeilcontrole
verwijderen.
102298-10
(Alle 250/300-modellen)
Schroef transmissieoliepeilcontrole
verwijderen.
401955-11
Olievulschroef
verwijderen.
Transmissieolie vullen totdat de olie uit de opening van de schroef transmissieolie-
peilcontrole stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 141)
Schroef transmissieoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
(Alle 250/300-modellen)
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 115
Olievulschroef
monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos-
heid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor-
gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder
een geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 112)
19 REINIGING, ONDERHOUD 116
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers,
bowdenkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component
aanhouden. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Directe blootstelling aan zonnestralen van de motorfiets tijdens het reinigen moet worden vermeden.
401061-01
Uitlaatsysteem afdekken, om indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspui-
ten en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 144)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met
water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 109)
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild rem-
systeem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een korte rit maken, tot de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen
van de motor en het remsysteem.
Nadat de motorfiets is afgekoeld, alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 73)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsys-
teem) behandelen met een antiroestmiddel.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 144)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild rei-
nigingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 144)
(Alle EXC modellen)
Stuurslot smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 145)
19 REINIGING, ONDERHOUD 117
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom
moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als er met het voertuig door strooizout is gereden, moet het na het rijden met koud water worden gereinigd. Warm water zou de
zoutwerking versterken.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 116)
Remmen reinigen.
Info
Na het rijden over met zout bestrooide wegen ALTIJD de remklauwen en rem-
plaketten in afgekoelde en gemonteerde toestand grondig met koud water
reinigen en goed laten drogen.
Na het rijden op wegen met strooizout moet de motorfiets grondig met koud
water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de rem-
schijven) behandelen met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen aangezien
daardoor de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 73)
20 STALLING 118
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep.
Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de
voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages).
Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 116)
Transmissieolie verversen. ( pag. 112)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 103)
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bij-
mengen.
Brandstofadditief ( pag. 144)
Brandstof tanken. ( pag. 39)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 109)
Bandenspanning controleren. ( pag. 94)
(Alle 200/250/300-modellen)
Accu uitbouwen. ( pag. 96)
Accu laden. ( pag. 97)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zon-
der directe blootstelling aan zonne-
stralen
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuur-
schommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 54)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt,
omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er roestvorming ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te
laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, con-
denseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor motoron-
derdelen en uitlaat gaan roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 54)
(Alle 200/250/300-modellen)
Accu monteren. ( pag. 96)
Voor iedere inbedrijfname controle en onderhoud uitvoeren. ( pag. 36)
Een proefrit maken.
21 FOUTEN OPSPOREN 119
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door (e-starter)
(Alle 200/250/300-modellen)
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 36)
Accu leeg Accu laden. ( pag. 97)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Dynamo controleren.
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 98)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 36)
Motorfiets is langere tijd niet gebruikt
en daarom zit er oude brandstof in de
vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
( pag. 109)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
(Alle 125/200 modellen)
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
(Alle 250/300-modellen)
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stopknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxideerd Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur ver-
draaid
Carburateur - stationair afstellen.
( pag. 108)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.
( pag. 69)
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Het uitlaatsysteem controleren op beschadi-
ging.
Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen. ( pag. 71)
Defect in het ontstekingssysteem Ontstekingssysteem controleren.
Membraan of membraanhuis bescha-
digd
Membraan en membraanhuis controleren.
21 FOUTEN OPSPOREN 120
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor stokt of klapt in de carburateur Te weinig brandstof
Draaigreep
op de brand-
stofkraan in stand ON draaien.
(afbeelding 602702-10 pag. 18)
Brandstof tanken. ( pag. 39)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de carbura-
teur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxideerd Stekker reinigen en met contactspray behande-
len.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 104)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 104)
Koelmiddel vullen. ( pag. 105)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting controle-
ren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Verkeerd ontstekingstijdstip door
losse stator
(alle 125 modellen)
Ontsteking instellen.
Witte rookontwikkeling (stoom in het
uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppakking
beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting controle-
ren.
Transmissieolie stroomt uit de ont-
luchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 112)
Water in de transmissieolie Asafdichtingsring of waterpomp
beschadigd
Asafdichtingsring en waterpomp controleren.
22 TECHNISCHE GEGEVENS 121
22.1 Motor
22.1.1 alle 125 modellen
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 124,8 cm³
Slag 54,5 mm
Boring 54 mm
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumvormige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 43,7 mm
Primaire overbrenging 23:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:33
2e versnelling 15:31
3e versnelling 17:28
4e versnelling 19:26
5e versnelling 21:25
6e versnelling 20:20
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Bougie NGK BR9 ECMVX
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter
22.1.2 Alle 200 modellen
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 193 cm³
Slag 60 mm
Boring 64 mm
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumvormige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 47 mm
Primaire overbrenging 23:73
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:33
2e versnelling 15:31
3e versnelling 17:28
4e versnelling 19:26
5e versnelling 17:19
22 TECHNISCHE GEGEVENS 122
6e versnelling 22:20
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Bougie NGK BR 8 EG
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter en e-starter
22.1.3 Alle 250 modellen
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 249 cm³
Slag 72 mm
Boring 66,4 mm
Uitlaatbesturing - instelbegin 5.625 1/min
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 48 mm
Primaire overbrenging 26:72
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1. versnelling 14:32
2. versnelling 16:26
3. versnelling 20:25
4. versnelling 22:23
5. versnelling 25:22
6. versnelling 26:20
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Bougie NGK BR 7 ES
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter en e-starter
22.1.4 Alle 300 modellen
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met mem-
braaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 293,2 cm³
Slag 72 mm
Boring 72 mm
Uitlaatbesturing - instelbegin 5.550 1/min
Krukaslagers 1 kogelgroeflager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 rechthoekige ringen
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0… 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 48,5 mm
Primaire overbrenging 26:72
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
22 TECHNISCHE GEGEVENS 123
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1. versnelling 14:32
2. versnelling 16:26
3. versnelling 20:25
4. versnelling 22:23
5. versnelling 25:22
6. versnelling 26:20
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging, type Kokusan
Bougie NGK BR 7 ES
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Starthulp Kickstarter en e-starter
22.2 Aanhaalmomenten motor
22.2.1 Alle 125/200 modellen
Schroef klemplaatje buiten (alle 125
modellen)
EJOT DELTA PT
®
30x6 1 Nm
Schroef membraanhouder (alle 125
modellen)
EJOT DELTA PT
®
35x25 1 Nm
Schroef membraanhouder (alle 125
modellen)
EJOT DELTA PT
®
30x12 1 Nm
Schroef membraan (Alle 200 model-
len)
M4 2 Nm Loctite
®
243™
Schroef borgplaat regelklepas M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef centrifugaalvervroeging M5 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M5 5 Nm
Schroef impulsgever M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef ontstekingssysteem/stator
(alle 125 modellen)
M5 6 Nm Loctite
®
222™
Schroef uitlaatbesturingdeksel M5 5 Nm
Schroef uitlaatflens M5 6 Nm
Schroef vastzethendel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm
Schroef bevestigingsplaat kickstarter M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef koppelingdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingscilinder M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef ontstekingssysteem/stator
(Alle 200 modellen)
M6 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor (Alle 200 modellen) M6 8 Nm
Schroef uitlaatregeling M6 10 Nm
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingspedaal M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Verstelas uitlaatregeling M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M7 18 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 124
Moer cilindervoet M8 30 Nm
Regelklepas uitlaatregeling M8 1e niveau
3 Nm
2e niveau (losdraaien, tegen
de klok in)
1/4 omw
Schroef kickstarter M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef schakelvastzetting M8 25 Nm Loctite
®
243™
Tapeind cilindervoet M8 35 Nm
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm
Aftapschroef transmissieolie M10x1 15 Nm
Moer rotor M12x1 60 Nm
Aftapschroef transmissieolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm
Bougie M14x1,25 25 Nm
Moer primair tandwiel M16LHx1,5 130 Nm Loctite
®
243™
Moer koppelingmeenemer M18x1,5 130 Nm Loctite
®
243™
Afsluitmoer uitlaatregeling M26x1 35 Nm
22.2.2 Alle 250/300-modellen
Schroef membraanhouder EJOT DELTA PT
®
30x12 1 Nm
Schroef membraanplaatjes binnen EJOT DELTA PT
®
35x25 1 Nm
Schroef membraanplaatjes buiten EJOT DELTA PT
®
30x6 1 Nm
Schroef borgplaat uitlaatbesturing M5 7 Nm Loctite
®
2701™
Schroef dynamodeksel M5 5 Nm
Schroef hoekhendel uitlaatregeling M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef sluitdop uitlaatregeling M5 5 Nm
Schroef uitlaatbesturingdeksel M5 6 Nm
Schroef vastzethendel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm Loctite
®
243™
Controleschroef transmissieoliepeil M6 10 Nm
Schroef aanzuigflens/membraanhuis M6 10 Nm
Schroef bevestigingsplaat kickstarter M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef kickstarterveer M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef koppelingdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsactuator M6 10 Nm
Schroef lagerborging M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef regelklep uitlaatregeling M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 8 Nm
Schroef stator M6 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef tussenwielbouten M6 8 Nm Loctite
®
648™
Schroef uitlaatflens M6 8 Nm
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef cilinderkop M8 27 Nm
Schroef kickstarter M8 25 Nm Loctite
®
2701™
Moer cilindervoet M10 35 Nm
Aftapplug waterpompdeksel M10x1 15 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 125
Moer rotor M12x1 60 Nm
Aftapschroef transmissieolie met mag-
neet
M12x1,5 20 Nm
Bougie M14x1,25 25 Nm
Moer hulpcilinder M18x1,5 120 Nm Loctite
®
648™
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 150 Nm Loctite
®
648™
22.3 Vulhoeveelheid
22.3.1 Cardanolie
Transmissieolie (Alle 125/200
modellen)
0,70 l Motorolie (15W/50) ( pag. 141)
Transmissieolie (Alle 250/300-
modellen)
0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 141)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelmiddel ( pag. 141)
22.3.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal
ca. (EXC EU, EXC Six Days,
300 EXC BR)
9,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:60) ( pag. 142) (EXC EU, EXC Six Days)
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91 gemengd met
2-takt motorolie, 1:60) ( pag. 142) (300 EXC BR)
Brandstoftankinhoud
totaal ca. (EXC AU, XCW,
XC-W Six Days)
10 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motor-
olie (1:60) ( pag. 142)
Brandstofreserve ca. (EXC EU, EXC Six Days) 2 l
Brandstofreserve ca. (EXC AU, XCW, XC-W Six Days) 2,5 l
22.4 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (EXC, XCW) WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA PA
Voorvork (125 EXC Six Days EU) WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA 4CS
Voorvork (250/300 Six Days) WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA 4CS
Veerweg
voor 300 mm
Veerweg
achter 335 mm
Vorksprong (Alle 125/200 modellen) 22 mm
Vorksprong (Alle 250/300-modellen) 20 mm
Schokdemper WP Performance Systems 5018 PDS DCC
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Bandenspanning straat (Alle EXC modellen)
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
22 TECHNISCHE GEGEVENS 126
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (alle 125 modellen) 14:50 (13:50)
Secundaire overbrenging (200 EXC EU, 200 EXC AU) 14:45
Secundaire overbrenging (200 XCW US) 14:48
Secundaire overbrenging (Alle 250/300 EXC EU/AU modellen) 14:50 (13:50)
Secundaire overbrenging (Alle 250/300 XCW-modellen) 13:50
Secundaire overbrenging (300 EXC BR) 13:52
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 38, 40, 42, 45, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand (Alle 125/200 modellen) 1.471±10 mm
Wielstand (Alle 250/300-modellen) 1.482±10 mm
Zadelhoogte onbelast 960 mm
Los van de vloer, onbelast 355 mm
Gehomologeerd gewicht zonder brandstof ca. (alle 125 model-
len)
95 kg
Gehomologeerd gewicht zonder brandstof ca. (200 EXC EU,
200 EXC AU)
101,5 kg
Gehomologeerd gewicht zonder brandstof ca. (Alle
250/300 EXC EU/AU modellen, 300 EXC BR)
104 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (200 XCW US) 99,5 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (250 XCW US) 101,9 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (300 XCW US,
300 XCW Six Days US)
102,1 kg
Maximale asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
22.5 Elektronica
Accu
(Alle 200/250/300 EU/AU/US modellen)
YTX4L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 3 Ah
Onderhoudsvrij
Accu (300 EXC BR) YTX5L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 4 Ah
Onderhoudsvrij
Tachometerbatterij CR 2430 Accuspanning: 3 V
Zekering (Alle 200/250/300-modellen) 58011109110 10 A
Koplamp HS1 / sokkel BX43t 12 V
35/35 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Controlelampjes W2,3W / sokkel W1x4,6d 12 V
2,3 W
Richtingaanwijzer (Alle EXC modellen) R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
22 TECHNISCHE GEGEVENS 127
22.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(125 EXC EU) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS MAXX ENDUPRO
120/90 - 18 M/C 65R TT
MAXXIS MAXX ENDUPRO
(125 EXC Six Days EU) 90/90 - 21 M/C 54M TT
Metzeler 6 DAYS EXTREME
120/90 - 18 M/C 65M TT
Metzeler 6 DAYS EXTREME
(200/250/300 EXC EU/AU) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS MAXX ENDUPRO
140/80 - 18 M/C 70R TT
MAXXIS MAXX ENDUPRO
(250/300 Six Days EU, 300 EXC BR) 90/90 - 21 M/C 54M TT
Metzeler 6 DAYS EXTREME
140/80 - 18 M/C 70M TT
Metzeler 6 DAYS EXTREME
(Alle XC-W-modellen) 90/90 - 21 54M TT
Dunlop GEOMAX AT 81 F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT 81
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
22.7 Voorvork
22.7.1 125 EXC EU, alle 200 modellen
Artikelnummer voorvork 14.18.7P.61
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA PA
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 0 omw
Standaard 0 omw
Sport 1 omw
Veerlengte met voorspanbus(sen)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 515 mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 515 mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 515 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 3,8 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,2 N/mm
Lengte voorvork 932 mm
Lengte luchtkamer 110
+10
20
mm
Voorvorkolie per vorkpoot 610 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 143)
22.7.2 250/300 EXC EU/AU, XC-W US, 300 EXC BR
Artikelnummer voorvork 14.18.7P.63
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA PA
Ingaande demping
Comfort 22 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 18 klikken
Uitgaande demping
22 TECHNISCHE GEGEVENS 128
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 0 omw
Standaard 0 omw
Sport 1 omw
Veerlengte met voorspanbus(sen)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 510 mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 510 mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 510 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,4 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,6 N/mm
Lengte voorvork 932 mm
Lengte luchtkamer 110
+10
20
mm
Voorvorkolie per vorkpoot 610 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 143)
22.7.3 125 EXC Six Days EU
Artikelnummer voorvork 24.18.7P.61
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA 4CS
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 475 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,4 N/mm
Vorklengte 932 mm
Luchtkamerlengte 100 mm
Oliehoeveelheid per vorkpoot 630 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 143)
22.7.4 250/300 Six Days
Artikelnummer voorvork 24.18.7P.63
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down 4860 MXMA 4CS
Ingaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 14 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 475 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 129
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 4,4 N/mm
Vorklengte 932 mm
Luchtkamerlengte 100 mm
Oliehoeveelheid per vorkpoot 630 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 143)
22.8 Schokdemper
22.8.1 Alle 125/200 modellen
Artikelnummer schokdemper 12.18.7O.61
Schokdemper WP Performance Systems 5018 PDS DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1,25 omw
Uitgaande demping
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
Veervoorspanning
Comfort 10 mm
Standaard 10 mm
Sport 10 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 63 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 69 N/mm
Veerlengte 250 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 29… 32 mm
Dynamische veerweg 100… 110 mm
Inbouwlengte 417 mm
Stootdemperolie ( pag. 142) SAE 2,5
22.8.2 Alle 250/300-modellen
Artikelnummer schokdemper 12.18.7N.63
Schokdemper WP Performance Systems 5018 PDS DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1,25 omw
Uitgaande demping
22 TECHNISCHE GEGEVENS 130
Comfort 28 klikken
Standaard 24 klikken
Sport 22 klikken
Veervoorspanning
Comfort 7 mm
Standaard 7 mm
Sport 7 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 66 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 69 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 72 N/mm
Veerlengte 250 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 33… 35 mm
Dynamische veerweg 105… 115 mm
Inbouwlengte 417 mm
Stootdemperolie ( pag. 142) SAE 2,5
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool (Alle 200/250/300-
modellen)
M5 2,5 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Moer kabels aan startmotor
(Alle 200/250/300-modellen)
M6 4 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef bovenste glijblok M6 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef kogelgewricht drukstang aan
rempedaalcilinder
M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm Loctite
®
243™
Moer bandenhouder M8 12 Nm
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bevestiging zijstandaard M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Schroef bovenste kroonplaat
(200 XCW US, 250 XCW US,
300 EXC BR, 300 XCW US)
M8 20 Nm
Schroef bovenste kroonplaat (EXC EU,
EXC Six Days, EXC EU/AU, Six Days)
M8 17 Nm
Schroef framearm M8 35 Nm Loctite
®
2701™
Schroef kroonplaat onder
(200 XCW US, 250 XCW US,
300 EXC BR, 300 XCW US)
M8 15 Nm
Schroef kroonplaat onder (EXC EU,
EXC Six Days, EXC EU/AU, Six Days)
M8 15 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS 131
Schroef motorsteunen M8 33 Nm Loctite
®
2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef remklauw voor M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven (200 XCW US,
250 XCW US, 300 EXC BR,
300 XCW US)
M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven (EXC EU,
EXC Six Days, EXC EU/AU, Six Days)
M8 17 Nm Loctite
®
243™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm Loctite
®
2701™
Moer zadelbevestiging M12x1 20 Nm
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm Loctite
®
243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS 132
22.10 Carburateur
22.10.1 alle 125 modellen
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode FK125
Naaldpositie 4e stand van boven
Sproeiernaald N84I (N1EF / N1EG)
Hoofdsproeier 100 (172 / 175)
Stationaire sproeier 38x38 (42 / 45)
Startsproeier 50 (85)
Regelschroef stationaire lucht
open 2,75 omw
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag -
22.10.2 200 EXC EU
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode FK027
Naaldpositie 3e stand van boven
Sproeiernaald NPRH (N1EH / N1EI / N1EJ)
Hoofdsproeier 100 (162 / 165)
Stationaire sproeier 35x35 (40)
Startsproeier 50 (85)
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omw
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag Aanwezig
22.10.3 200 EXC AU
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode FK012
Naaldpositie 2e stand van boven
Sproeiernaald R1475J (N1EH / N1EI / N1EJ)
Hoofdsproeier 162 (165)
Stationaire sproeier 35 (40)
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 1,0 omw
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag Aanwezig
22.10.4 200 XCW US
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode BZ5
Naaldpositie 2e stand van boven
Sproeiernaald N1EI (N1EH / N1EJ)
Hoofdsproeier 165 (162)
Stationaire sproeier 40
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 2,0 omw
22 TECHNISCHE GEGEVENS 133
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag -
22.10.5 250 EXC EU, 250 EXC Six Days EU
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode FK028
Naaldpositie 2e stand van boven
Sproeiernaald N84K (N2ZW / N2ZH / N2ZJ)
Hoofdsproeier 110 (172 / 175)
Stationaire sproeier 38X38 (38 / 40)
Startsproeier 50 (85)
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omw
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag Aanwezig
22.10.6 250 EXC AU
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode 3600
Naaldpositie 1e stand van boven
Sproeiernaald N3CJ (N8RG / N8RH / N2ZH / N2ZJ / N2ZW)
Hoofdsproeier 160 (170 / 172 / 175)
Stationaire sproeier 35 (38 / 40)
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag Aanwezig
22.10.7 250 XCW US
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode BZ6
Naaldpositie 3e stand van boven
Sproeiernaald N2ZW (N2ZH / N2ZJ)
Hoofdsproeier 175 (172)
Stationaire sproeier 38 (40)
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 2,0 omw
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag -
22.10.8 300 EXC EU, 300 EXC Six Days EU
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode FK029
Naaldpositie 2e stand van boven
Sproeiernaald N84K (N8RG / N8RH)
Hoofdsproeier 115 (170 / 172 / 175)
Stationaire sproeier 38X38 (35)
Startsproeier 50 (85)
Regelschroef stationaire lucht
22 TECHNISCHE GEGEVENS 134
open 1,75 omw
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag Aanwezig
22.10.9 300 EXC AU
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode 3600
Naaldpositie 1e stand van boven
Sproeiernaald N3CJ (N8RG / N8RH / N2ZH / N2ZJ / N2ZW)
Hoofdsproeier 160 (170 / 172 / 175)
Stationaire sproeier 35 (38 / 40)
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag Aanwezig
22.10.10 300 EXC BR
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode CK6_A
Naaldpositie 3e stand van boven
Sproeiernaald N4DF (N4DG / N4DE)
Hoofdsproeier 185 (182 / 188)
Stationaire sproeier 40 (38 / 42)
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 2,0 omw
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag -
22.10.11 300 XCW US, 300 XCW Six Days US
Carburateurtype KEIHIN PWK 36S AG
Carburateurcode BZ7
Naaldpositie 3e stand van boven
Sproeiernaald N8RG (N8RH)
Hoofdsproeier 172 (170 / 175)
Stationaire sproeier 35
Startsproeier 85
Regelschroef stationaire lucht
open 2,0 omw
Schuifklep 7 met inkeping
Schuifklep aanslag -
23 CARBURATEURAFSTELLING 135
23.1 Carburateur afstellen (alle 125 modellen)
Gevaar
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringDe motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt
vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
402138-01
M/FT ASL NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Geldt niet voor trajecten op zandondergrond!
23 CARBURATEURAFSTELLING 136
23.2 Carburateur afstellen (Alle 200 modellen)
Gevaar
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringDe motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt
vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
402139-01
M/FT ASL NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Geldt niet voor trajecten op zandondergrond!
23 CARBURATEURAFSTELLING 137
23.3 Carburateur afstellen (Alle 250 modellen)
Gevaar
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringDe motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt
vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
402140-01
M/FT ASL NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Geldt niet voor trajecten op zandondergrond!
23 CARBURATEURAFSTELLING 138
23.4 Carburateur afstellen (alle 300 EXC EU/AU/Six Days, 300 XC-W US/Six Days)
Gevaar
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringDe motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt
vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
402141-01
M/FT ASL NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Geldt niet voor trajecten op zandondergrond!
23 CARBURATEURAFSTELLING 139
23.5 Carburateurafstelling (300 EXC BR)
Gevaar
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringDe motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie (beperkt
vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
KEIHIN PWK 36S AG
M/FT
ASL
TEMP
-20°C ... -7°C
-2°F ... 20°F
-6°C ... 5°C
19°F ... 41°F
6°C ... 15°C
42°F ... 60°F
16°C ... 24°C
61°F ... 78°F
25°C ... 36°C
79°F ... 98°F
37°C ... 49°C
99°F ... 120°F
3.000 m
10,000 ft
2.301 m
7,501 ft
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
2
40
N4D F
3
185
2
40
N4D G
3
182
2
38
N4D G
3
180
2
38
N4D G
2
180
2
38
N4D H
2
178
2.300 m
7,500 ft
1.501 m
5,001 ft
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
2
42
N4D F
3
185
2
40
N4D F
3
185
2
40
N4D G
3
182
2
38
N4D G
3
180
2
38
N4D G
2
180
2
38
N4D H
2
178
1.500 m
5,000 ft
751 m
2,501 ft
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
1,5
42
N4D E
3
188
2
42
N4D F
3
185
2
40
N4D F
3
185
2
40
N4D G
3
182
2
38
N4D G
3
180
2
38
N4D G
2
180
750 m
2,500 ft
301 m
1,001 ft
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
1,5
42
N4D E
4
188
1,5
42
N4D E
3
188
2
42
N4D F
3
185
2
40
N4D F
3
185
2
40
N4D G
3
182
2
38
N4D G
3
180
300 m
1,000 ft
0 m
0 ft
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
1,5
45
N4D E
4
190
1,5
42
N4D E
4
188
1,5
42
N4D E
3
188
2
42
N4D F
3
185
2
40
N4D F
3
185
2
40
N4D G
3
182
402551-01
M/FT ASL Zeespiegel
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Geldt niet voor zandtrajecten!
23 CARBURATEURAFSTELLING 140
23.6 Carburateur afstellen algemeen
0
0
44
0
0
33
0
0
55
0
0
22
0
0
11
B00075-10
1... 5 Naaldpositie van boven
Hier zijn de vijf mogelijke naaldposities afgebeeld.
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en
gebruiksomstandigheden.
24 GEBRUIKSSTOFFEN 141
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Hydraulische olie (15)
Norm / classificatie
ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hydraulische olie die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Hydraulic Fluid 75
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardig koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren (ook in landen met hoge temperaturen).
Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en schuimvorming.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C antiroest/antivries
gedestilleerd water
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 146)
SAE ( pag. 146) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 146)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
24 GEBRUIKSSTOFFEN 142
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 146) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikken.
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91 gemengd met 2-takt motorolie, 1:60)
Norm / classificatie
Resolução n° 6 da ANP (Agência Nacional do Petróleo) (ROZ 95/RON 95/PON 91 gemengd met 2-takt motorolie)
JASO FD ( pag. 146) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 141)
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91) ( pag. 142)
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91)
Norm / classificatie
Resolução n° 6 da ANP (Agência Nacional do Petróleo) (ROZ 95/RON 95/PON 91)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de volgende gegevens of die van dezelfde kwaliteit is.
Loodvrije superbenzine met een gehalte van 20 tot 25 % ethanol is daarbij toegelaten.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100).
Gebruik geen brandstof met minder dan 20 % ethanol (bijv. E10).
Gebruik geen brandstof met meer dan 25 % ethanol (bijv. E30, E85, E100).
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 146) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 141)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 141)
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
24 GEBRUIKSSTOFFEN 143
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 146) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
25 HULPSTOFFEN 144
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Handvatlijm (00062030051)
Aanbevolen leverancier
KTM AG
GRIP GLUE
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
25 HULPSTOFFEN 145
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
26 NORMEN 146
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA
norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor
motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge
toerentallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie
gesmeerd. De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco-
siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in de wedstrijdsport.
Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme voorwaarden een pro-
bleemloze verbranding bereikt.
27 LIJST MET AFKORTINGEN 147
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
28 LIJST MET SYMBOLEN 148
28.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen. Actieve rijhulpen
worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
EFI waarschuwingslampje (MIL) Geen functie
Waarschuwingslampje brandstofpeil Geen functie
28.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
INDEX 149
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Afdekking luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . . . . . . . . 43
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
C
Carburateur
afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135-140
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119-120
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Gaskabelspeling
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 31
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 36
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103-104
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
INDEX 150
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Koplampstand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . 79
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
L
Lamp koplamp vervangen
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Motorkarakteristiek
hulpveer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
hulpveer instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59, 61
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
R
Reiniging, onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116-117
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41-42
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Spatbord voor
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Spatbord vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Speling gaskabel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14-15
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Stuurpositie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
T
Tachometer
batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
overzicht tachometer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
INDEX 151
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Transmissieolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Transmissieoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Voorvork
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Vorkpoten
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39, 125
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105, 125
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 125
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Zwaardere rijomstandigheden
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
*3213334nl*
3213334nl
02/2016
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154