HP CLP-415 Handleiding

Categorie
Multifunctionals
Type
Handleiding
BASIS
Gebruikershandleiding
CLP-41xN/CLP-41xNW Series
CLP-68xND/CLP-68xDW Series
BASIS
Gebruikershandleiding
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie,
normaal gebruik en het oplossen van problemen in Windows.
GEAVANCEERD
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en
het oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar.
2
BA
S
I
S
1. Inleiding
Belangrijkste voordelen 5
Functies per model 7
Nuttig om te weten 10
Informatie over deze gebruikershandleiding
11
Veiligheidsinformatie 12
Apparaatoverzicht 17
Overzicht van het bedieningspaneel 20
Het apparaat inschakelen 22
Lokaal installeren van het stuurprogramma
23
Het stuurprogramma opnieuw installeren 24
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Menuoverzicht 26
De standaardinstellingen van het apparaat
29
Afdrukmateriaal en lade 31
Eenvoudige afdruktaken 43
Een USB-geheugenapparaat gebruiken 50
3. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
55
Beschikbare verbruiksartikelen 56
Beschikbare accessoires 58
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 59
De tonercassette bewaren 60
Toner herverdelen 62
De tonercassette vervangen 64
De cassette voor gebruikte toner vervangen
68
Accessoires installeren 70
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren 74
Instellen van de waarschuwing
"Toner bijna op" 75
Het apparaat reinigen 76
Tips voor het verplaatsen
en opbergen van uw apparaat 80
4. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen 82
Papierstoringen verhelpen 83
3
BA
S
I
S
Informatie over de status-LED 92
Informatie over displaymeldingen 94
5. Bijlage
Specificaties 101
Informatie over wettelijke voorschriften 114
Copyright 125
1. Inleiding
In dit hoofdstuk staat informatie die u nodig heeft om het apparaat te gebruiken.
Belangrijkste voordelen 5
Functies per model 7
Nuttig om te weten 10
Informatie over deze gebruikershandleiding 11
Veiligheidsinformatie 12
Apparaatoverzicht 17
Overzicht van het bedieningspaneel 20
Het apparaat inschakelen 22
Lokaal installeren van het stuurprogramma 23
Het stuurprogramma opnieuw installeren 24
Belangrijkste voordelen
Milieuvriendelijk
Dit apparaat beschikt over een Eco-functie waarmee u toner en papier
kunt sparen (zie "Eco-afdruk" op pagina 46).
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen
(zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 203).
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken om papier te besparen
(dubbelzijdig afdrukken) (of handmatig) (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 203).
Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik
aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Snel afdrukken met hoge resolutie
U kunt een brede waaier van kleuren afdrukken met cyaan, magenta,
geel en zwart.
U kunt afdrukken met een resolutie tot 9.600 x 600 dpi effectieve uitvoer
(600 x 600 x 4 bits).
Snel on-demand afdrukken.
- CLP-41xN/CLP-41xNW Series
Voor enkelzijdig afdrukken, 18 ppm (A4) of 19 ppm (Letter).
- CLP-68xND/ CLP-68xDW Series
Voor enkelzijdig afdrukken, 24 ppm (A4) of 25 ppm (Letter).
Voor dubbelzijdig afdrukken, 12 ppm (A4) of 12 ppm (Letter).
Gemak
Met voor Google Cloud Print™ ingeschakelde apps (zie "Google Cloud
Print™" op pagina 179) kunt u vanaf uw smartphone of computer
documenten afdrukken, waar u ook bent.
Met Easy Capture Manager kunt u gemakkelijk bewerken en afdrukken
wat u met de toets Print Screen op het toetsenbord hebt vastgelegd (zie
"Easy Capture Manager" op pagina 223).
Samsung Easy Printer Manager en Printerstatus zijn programma's die
de status van het apparaat controleren en u deze doorgeven, en
waarmee u de instellingen van het apparaat kunt aanpassen (zie
"Samsung Easy Printer Manager gebruiken" op pagina 231 of
"Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 234).
Belangrijkste voordelen
Met Samsung AnyWeb Print kunt u een schermopname of
afdrukvoorbeeld maken van een scherm in Windows Internet Explorer,
en deze bewerken of afdrukken, op een veel eenvoudigere manier dan
in het gebruikelijke programma (zie "Samsung AnyWeb Print" op
pagina 224).
Met Slim bijwerken kunt u controleren op de nieuwste software en de
nieuwste versie installeren tijdens het installatieproces van het
printerstuurprogramma. Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.
Als u toegang hebt tot het internet, kunt u op de website van Samsung
(www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of
Downloads) terecht voor hulp, ondersteuning,
printerstuurprogramma’s, handleidingen en andere informatie.
Grote functionaliteit en brede ondersteuning van
toepassingen.
Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Specificaties
van de afdrukmedia" op pagina 103).
Watermerken afdrukken: U kunt uw documenten aanpassen met
woorden zoals “CONFIDENTIAL” (zie "Geavanceerde afdrukfuncties
gebruiken" op pagina 203).
Posters afdrukken: De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw
document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen
papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 203).
U kunt in verschillende besturingssystemen afdrukken (zie
"Systeemvereisten" op pagina 110).
Het apparaat is uitgerust met een USB- en/of een netwerkinterface.
Ondersteund verschillende instellingsmethoden
voor draadloze netwerken.
De WPS (Wi-Fi Protected Setup™)-knop gebruiken
- U kunt gemakkelijk verbinding maken met een draadloos netwerk
door de WPS-knop op het apparaat en op het toegangspunt (een
draadloze router) te gebruiken.
De USB-kabel of netwerkkabel gebruiken
- U kunt verbinding maken en verschillende instellingen voor het
draadloze netwerk configureren met een USB-kabel of
netwerkkabel.
Wi-Fi Direct gebruiken
- U kunt eenvoudig vanaf uw mobiele apparaat afdrukken met Wi-Fi of
Wi-Fi Direct.
Zie "Methoden voor het instellen van een draadloos netwerk" op
pagina 153.
Functies per model
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land.
Besturingssysteem
(: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar)
Software
U kunt het printerstuurprogramma en de software installeren
wanneer u de software-cd in het cd-rom-station van uw computer
plaatst.
Voor Windows selecteert u het printerstuurprogramma en de
software in het venster Selecteer de te installeren software en
hulpprogramma's.
Besturingssysteem
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Windows
Mac
Linux
Unix
Software
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
SPL-
printerstuurprogramma
PCL-
printerstuurprogramma
PS-
printerstuurprogramma
XPS-
printerstuurprogramma
Samsung
Easy
Printer
Manager
Apparaatins
tellingen
Samsung-printerstatus
Hulpprogramma Direct
afdrukken
a
Samsung AnyWeb Print
a
SyncThru™ Web Service
SyncThru Admin Web
Service
Easy Eco Driver
Functies per model
(: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar)
Verschillende functies
Easy Capture Manager
Samsung Easy Color
Manager
a
a. Download de software van de website van Samsung en installeer deze: (http://
www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads).
Controleer of het besturingssysteem van uw computer de software ondersteunt
voordat u met de installatie begint.
Software
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
functies
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Hi-Speed USB 2.0
IEEE 1284B parallelstekker
a
Netwerkinterface Ethernet
10/100/1000 Base TX
bedraad LAN
Netwerkinterface 802.11b/g/
n draadloos LAN
b
Alleen CLP-
41xNW Series
Alleen CLP-
68xDW Series
Eco-afdruk
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
(handmatig)
c
d
USB-geheugeninterface
Geheugenmodule
Optionele lade (lade 2)
Massaopslagapparaat (HDD)
Functies per model
(: beschikbaar, : optioneel, leeg: Niet beschikbaar)
AirPrint
Google Cloud Print™
a. Als u de parallelle poort gebruikt, kunt u geen gebruikmaken van de USB-kabel.
b. Draadloze netwerkinterfacekaarten (LAN-kaarten) zijn niet in alle landen
verkrijgbaar. In sommige landen kan alleen 802.11 b/g worden gebruikt. Neem
contact op met uw plaatselijke Samsung-dealer of de winkel waar u het apparaat
kocht.
c. Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen.
d. Alleen lade 1 wordt ondersteund.
functies
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Nuttig om te weten
Het apparaat drukt niet af.
Open de afdruklijst en verwijder het document uit de lijst
(zie "Een afdruktaak annuleren" op pagina 44).
Verwijder het stuurprogramma en installeer deze opnieuw
(zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina
23).
Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows
(zie "Uw apparaat instellen als standaardprinter" op pagina
202).
Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen
kopen?
Vraag na bij een Samsung-distributeur of uw
detailhandelaar.
Kijk op www.samsung.com/supplies. Kies uw land of regio
voor productinformatie.
De status-LED knippert of blijft branden.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in deze
handleiding en los het probleem op (zie "Informatie over de
status-LED" op pagina 92).
Er is papier vastgelopen.
Open de klep en sluit deze weer (zie "Voorkant" op pagina
18).
Zoek de instructies voor het verwijderen van vastgelopen
papier in deze handleiding en los het probleem op (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 83).
De afdrukken zijn vaag.
Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de
tonercassette (zie "Toner herverdelen" op pagina 62).
Probeer een andere instelling voor de resolutie (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 64).
Waar kan ik het stuurprogramma van de
printer downloaden?
U kunt op de website van Samsung (www.samsung.com >
zoek uw product > Ondersteuning of Downloads) terecht
voor hulp en ondersteuning, printerstuurprogramma’s,
handleidingen en bestelinformatie.
11
1. Inleiding
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en
biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die
doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen
ondervindt bij gebruik van het apparaat.
De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden
uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met het
door u gekochte apparaat.
De schermafbeeldingen in deze gebruikershandleiding kunnen afwijken
van de schermweergave van uw apparaat afhankelijk van de firmware-
/stuurprogrammaversie.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk
gebaseerd op Windows 7.
1
Afspraken
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn
verwisselbaar:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
2
Algemene pictogrammen
Pictogram Tekst Omschrijving
Opgepast
Biedt gebruikers informatie om het apparaat te
beschermen tegen mogelijke mechanische
schade of defecten.
Opmerking
Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde
uitleg over een functie of voorziening van het
apparaat.
12
1. Inleiding
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen
aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees
deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Bewaar
dit document goed nadat u het hebt gelezen.
3
Belangrijke veiligheidssymbolen
Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in
dit hoofdstuk
4
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Waarschuwing
Gevaren of onveilige praktijken die ernstig
letsel of de dood kunnen veroorzaken.
Opgepast
Gevaren of onveilige praktijken die een klein
letsel of eigendomsschade kunnen
veroorzaken.
NIET proberen.
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware
voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het
vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren. Schakel
onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het apparaat
los.
De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval
van nood de stekker uit het stopcontact te kunnen trekken.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op.
Het trappen op of beknellen van het netsnoer door een zwaar
voorwerp kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer
te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
13
1. Inleiding
Opgepast
5
Bedieningswijze
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het
apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd lijkt,
koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een
gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt
uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de
hulp in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er
moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
elektricien om het stopcontact te vervangen.
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de
kabel naar de computer bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw
huisdier verwonden.
Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen
papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen
veroorzaken.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde
van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om
vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Veiligheidsinformatie
14
1. Inleiding
6
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Opgepast
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen
in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand
ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken.
Het gebruik van sturingen of instellingen of het uitvoeren van
procedures die afwijken van deze hier vermeld kan resulteren in
gevaarlijke blootstelling aan straling.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stopcontact.
Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige ruimte of op
een plek waar water lekt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het
apparaat verplaatst. De onderstaande informatie bevat slechts
aanbevelingen gebaseerd op het apparaatgewicht. Wanneer u
vanwege uw medische conditie niet kunt tillen, til het apparaat
dan niet op. Voor veilig tillen moet u anderen vragen om u te
helpen en het apparaat altijd met het juiste aantal personen
optillen.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één
persoon worden opgetild.
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee personen
worden opgetild.
een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of
meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
of, indien nodig,
een grotere telefoondraad.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken.
Veiligheidsinformatie
15
1. Inleiding
7
Onderhoud/controle
Opgepast
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw
apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
langer is dan 2 meter voor een apparaat van 110V, moet het
snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische
schok of brand veroorzaken.
Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een slecht
geventileerde ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er
brand ontstaan.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of
verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of
brand veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron
met hetzelfde energieniveau als op het label.
Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt controleren,
neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij.
a. AWG: American Wire Gauge
Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u de
binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw apparaat
niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol, en spuit geen
water in het apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u verbruiksartikelen
in het apparaat vervangt of de binnenkant schoonmaakt.
U kunt letsel oplopen.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen of weer in
elkaar steken.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een
professioneel technicus als het apparaat gerepareerd moet
worden.
Veiligheidsinformatie
16
1. Inleiding
8
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het
apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te
bedienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stof-
en watervrij.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een
gekwalificeerde servicemedewerker. Reparatie door niet-
gekwalificeerde technici kan brand of elektrische schokken
veroorzaken.
Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een
medewerker van de technische dienst van Samsung.
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of
fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen, zoals toner,
kan het apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede
verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden
gebracht.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm
water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik altijd
koud water.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
verwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
17
1. Inleiding
Apparaatoverzicht
9
Toebehoren
Netsnoer Beknopte installatiehandleiding
Software-cd
a
a. De software-cd bevat de stuurprogramma's van de printer, de gebruikershandleiding en softwaretoepassingen.
Div. accessoires
b
b. Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en specifiek model.
Apparaatoverzicht
18
1. Inleiding
10
Voorkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw
apparaat. Er zijn verschillende apparaattypes.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7).
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
1 Papieruitvoersteun 7 Ontgrendelknop van de voorklep
2 Uitvoerlade 8 Tonercassettes
3 Bedieningspaneel 9 Handgreep van tonercassette
4 Klep moederbord 10 Transportriem (ITB)
5 Lade 1 11
Papierbreedtegeleiders op een handmatige invoer
6 Voorklep 12 Handmatige invoer
1 2
3
4
5
6
7
11
8
9
10
12
CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
1 Papieruitvoersteun 9 Multifunctionele lade
2 Uitvoerlade 10 Voorklep
3
Bedieningspaneel
11 Ontgrendelknop van de
voorklep
4 Klep moederbord 12 Tonercassettes
5 USB-geheugenpoort 13 Handgreep van tonercassette
6
Optionele lade
a
a. Dit is een optionele functie. Alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series.
14
Transportriem (ITB)
7
Lade 1
15 Papierbreedtegeleiders op de
multifunctionele lade
8 Druk-ontgrendeling van
multifunctionele lade
16 Multifunctionele
ondersteuningslade
1
2
3
4
6
5
8
10
11
12
13
14
15
16
7
9
Apparaatoverzicht
19
1. Inleiding
11
Achterkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. Er zijn verschillende apparaattypes.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7).
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
1 Cassette voor gebruikte toner 5 Stroomschakelaar
2
Achterklep
6
USB-poort
a
a. De optionele IEEE 1284B-parallelstekker kan worden gebruikt door deze aan te sluiten op zowel de USB-poort als de 5V-uitvoerpoort.
3 Handgreep op de achterklep 7 Netwerkpoort
4
Aansluiting netsnoer
8
5V-uitvoerpoort voor IEEE 1284B-parallelstekker
a
b
b. Dit is een optionele functie. Alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series.
2
3
5
6
7
1
4
2
3
6
7
8
1
4
5
20
1. Inleiding
Overzicht van het bedieningspaneel
Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw
apparaat. Er zijn verschillende types bedieningspanelen.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7).
CLP-41xN Series
/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
/CLP-68xDW Series
2
8
9
10
4
7
6
5
11
3
1
3
4
7
8
9
11
12
10
6
5
2
1
1
Weergavescherm
Toont de huidige status en geeft
meldingen weer tijdens het gebruik.
2 Tonerkleuren
Geven de status van elke tonercassette
weer. Als de tonercassette bijna leeg is of
moet worden vervangen, wordt de status-
LED rood en verschijnt er een bericht op
het display. Het pijlteken geeft aan om
welke kleurentoner het gaat of welke
vervangen moet worden door een nieuwe
cassette (zie "Meldingen over de
tonercassette" op pagina 95).
3 Menu
Hiermee opent u de menumodus en
bladert u door de beschikbare menu's (zie
"Toegang tot het menu" op pagina 26).
4 Pijl
Door beschikbare waarden bladeren door
naar vorige of volgende opties te gaan.
5 OK
Hiermee bevestigt u de selectie op het
scherm.
6 Terug
Hiermee keert u terug naar het
bovenliggende menu.
7 Annuleren
Stopt de huidige bewerking.
Overzicht van het bedieningspaneel
21
1. Inleiding
8 aan/uit
Met deze knop kunt u de stroom in- en
uitschakelen. Of het apparaat weer
inschakelen vanuit de
energiebesparingsmodus.
9 LED
De functie geeft de status van uw printer
weer (zie "Informatie over de status-LED"
op pagina 92).
a
De functie geeft de draadloze status van
uw printer weer (zie "Informatie over de
status-LED" op pagina 92).
10
WPS
a
Hiermee kunt u de draadloze
netwerkverbinding gemakkelijk
configureren zonder computer (zie "De
knop WPS gebruiken" op pagina 154).
Testpagina
Als u erop drukt, wordt een testpagina
afgedrukt.
11 Eco
Gaat naar de eco-modus voor het
besparen van toner en papier (zie "Eco-
afdruk" op pagina 46).
12
Numeriek toetsenblok U kunt cijfers en tekens invoeren met
behulp van het toetsenblok (zie "Letters en
cijfers op het toetsenblok" op pagina 201).
a. Alleen CLP-41xNW Series/CLP-68xDW Series.
22
1. Inleiding
Het apparaat inschakelen
1
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan.
Als het apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de schakelaar
aan.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw
apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18).
2
De stroom wordt automatisch ingeschakeld.
Als u het apparaat wilt uitschakelen, drukt u op de knop (aan/uit).
1
2
23
1. Inleiding
Lokaal installeren van het stuurprogramma
Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw
computer is aangesloten. Als uw apparaat aan een netwerk is verbonden,
slaat u de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie
van het stuurprogramma voor een netwerkapparaat (zie "Installeren van
een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 139).
Wanneer u gebruik maakt van Mac, Linux of UNIX, raadpleegt u
"Installatie voor Mac" op pagina 130, "Installatie voor Linux" op
pagina 132 of "Het UNIX-printerstuurprogrammapakket installeren"
op pagina 146.
Het installatievenster in deze Gebruikershandleiding kan verschillen
afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface.
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
12
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle
programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
rom-station en klik op OK.
3
Selecteer Nu installeren.
4
Volg de instructies in het installatievenster.
U kunt de softwaretoepassingen selecteren in het venster Selecteer de
te installeren software en hulpprogramma's.
24
1. Inleiding
Het stuurprogramma opnieuw installeren
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de
onderstaande stappen om het stuurprogramma opnieuw te installeren.
13
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma's of Alle
programma's > Samsung Printers > naam van uw
printerstuurprogramma > Deïnstalleren.
3
Volg de instructies in het scherm om de installatie ongedaan te
maken.
4
Plaats de software-cd in uw cd-rom-station en installeer het
stuurprogramma opnieuw (zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 23).
2. Menuoverzicht en
basisinstellingen
Dit hoofdstuk levert informatie over de algemene menustructuur en de opties voor de basisinstellingen.
Menuoverzicht 26
De standaardinstellingen van het apparaat 29
Afdrukmateriaal en lade 31
Eenvoudige afdruktaken 43
Een USB-geheugenapparaat gebruiken 50
26
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de instelling en het gebruik van het apparaat.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-onderdelen op uw apparaat een andere naam hebben.
De menu's worden beschreven in de handleiding Geavanceerd (zie "Menu´s met nuttige instellingen" op pagina 182).
1
Toegang tot het menu
1
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menuonderdeel verschijnt en druk op OK.
3
Herhaal stap 2 als het geselecteerde menu-item submenu’s heeft.
4
Druk op OK om de selectie op te slaan.
5
Druk op (Annuleren) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Menuoverzicht
27
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Informatie Lay-out Papier Grafisch Systeeminst.
Menuoverzicht
Configuratie
Info verb.art.
Demopagina
PCL-lettert.
Lijst met PS-lettert.
Gebruiksteller
Account
a
a. Deze functie is alleen beschikbaar als Taakaccountbeheer is ingeschakeld in het programma SyncThru™ Web Admin Service.
Afdrukstand
Staand
Liggend
Marge
Algemene marge
Handm. invoer
b
MP-lade
c
Lade 1
Lade 2
d
Emulatiemarge
Dubbelzijdig
c
Uit
Lange zijde
Korte zijde
b. Alleen CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series .
c. Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series.
d. Dit is een optionele functie. Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series.
Exemplaren
Handm. invoer
b
Papierformaat
Type papier
MP-lade
c
Papierformaat
Type papier
Lade 1
Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Auto
Lade 1
Lade 2
d
MP-lade
c
Handm. invoer
b
Resolutie
Normaal
Beste
Duid. Tekst
Uit
Minimum
Normaal
Maximum
Randverbet.
Uit
Normaal
Maximum
Invanging
Uit
Medium
Maximum
Venster
Normaal
Verbeterd
Gedetailleerd
Datum en tijd
Klokmodus
Taal
Energ.spaarst.
Ontw.gebeurt.
Time-out taak
Inst. import.
c
Inst. export.
c
Luchtdrukcorr.
Normaal
Hoog 1
Hoog 2
Hoog 3
Vochtigheid
Normaal
Hoog 1
Hoog 2
Hoog 3
Aut. doorgaan
Auto CR
Auto lade wis.
c
Verv. papier
Ladebeveilig.
c
Lege pg oversl
Onderhoud
Toner Op wis.
e
Gebr.duur art.
Ws tr bijna op
Papier stapel.
Ramschijf
c
Eco-inst.
Standaardmodus
Temp wijz
Vapor Mode
Autom. uitsch.
e. Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette nog een kleine hoeveelheid toner bevat.
Menuoverzicht
28
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Emulatie Beeldmgr. Netwerk
Direct USB
a
a. Alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series . Deze optie is beschikbaar als er USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw apparaat wordt geplaatst.
Taakbeheer
b
b. Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series. Deze optie is beschikbaar als het optionele geheugen is geïnstalleerd of de ramschijf is gecontroleerd.
Type emulatie
Instellingen
Aangep. kleur
Standaard
Afdrukdichth.
Aut. kleurreg.
Geluidsaanp.
Standaard
Aut. gel.aanp.
Cal. ID Sensor
TCP/IP (IPv4)
DHCP
BOOTP
Statisch
TCP/IP (IPv6)
IPv6 activeren
DHCPv6 config
Ethernet-snel.
Onmiddellijk
10 Mbps Half
10 Mbps Full
100 Mbps Half
100 Mbps Full
1Gbps Vol
802.1x
Draadloos
c
Wi-Fi AAN/UIT
c. Alleen CLP-41xNW Series/CLP-68xDW Series .
Wi-Fi Direct
On/Off
Naam
apparaat
IP-adres
Groepseigena
ar
Netwerksleut
el
Status
WPS-inst.
PBC
PIN
WLAN-inst.
d
Wizard
Aangepast
WLAN
Standaard
d. Alleen CLP-68xDW Series .
WLAN-signaal
Uitstekend
Zeer goed
Goed
Laag
Zeer laag
Gn signl.
Instel. wissen
Netwerkconf.
Net. activeren
Http activeren
WINS
SNMP V1/V2
SNTP
UPnP(SSDP)
MDNS
SetIP
SLP
USB-afdruk
Bestandsbeheer
Contr. ruimte
Actieve taak
Beveil. taak
Opgesl. taak
Afdrukken
Verwijderen
Best.beleid
Naam wijz.
Overschr.
29
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
De standaardinstellingen van het apparaat
U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen via
Apparaatinstellingen in het programma Samsung Easy Printer
Manager.
Als u Windows of Mac gebruikt, kunt u uw instellingen wijzigen via
Samsung Easy Printer Manager > (Geavanceerde modus
activeren) > Apparaatinstellingen (zie "Apparaatinstellingen" op
pagina 233).
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven.
Om de standaardinstellingen van het apparaat aan te passen, volgt u de
volgende stappen:
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
1
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op Systeeminst..
3
Kies de gewenste optie en druk op OK.
Taal: Pas de taal aan die wordt weergegeven op het
bedieningspaneel.
Datum en tijd: U kunt de datum en tijd instellen. Ze worden
afgedrukt in rapporten. Als ze echter verkeerd zijn, moet u ze
wijzigen.
Voer de juiste tijd en datum in, met behulp van de pijltoetsen of het
numeriek toetsenblok (zie "Letters en cijfers op het toetsenblok" op
pagina 201).
Maand = 01 t/m 12
Dag = 01 t/m 31
Jaar = vier cijfers vereist
Uur = 01 t/m 12
Minuut = 00 t/m 59
Klokmodus: U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt
weergegeven in de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
Energ.spaarst.: Gebruik deze functie om energie te besparen
als u het apparaat niet gebruikt.
De standaardinstellingen van het apparaat
30
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Wanneer u op de aan/uit-knop drukt of begint met afdrukken, zal het
apparaat uit de energiespaarstand ontwaken.
Als u op een willekeurige knop drukt, uitgezonderd de aan/uitknop,
wordt het apparaat wakker uit sluimerstand. Druk op (Menu) >
Systeeminst. > Ontwaakgebeurtenis > Aan op het
bedieningspaneel.
Luchtdrukcorr.: De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de
atmosferische druk, die wordt bepaald door de hoogte boven
zeeniveau waarop het apparaat zich bevindt. Ga na op welke
hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk in (zie
"Aanpassing aan luchtdruk of hoogte" op pagina 200).
4
Kies de gewenste optie en druk op OK.
5
Druk op OK om de selectie op te slaan.
6
Druk op (Annuleren) om terug te keren naar stand-bymodus.
Raadpleeg de onderstaande koppelingen voor het configureren van
andere nuttige instellingen voor het gebruik van het apparaat.
Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 41.
Zie "Letters en cijfers op het toetsenblok" op pagina 201.
31
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Afdrukmateriaal en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst.
Wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat niet voldoet aan deze
specificaties, kan dit problemen veroorzaken waarvoor reparatie
vereist is. Zulke reparaties worden niet gedekt door de garantie of
serviceovereenkomst van Samsung.
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit
kan uw apparaat beschadigen.
Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken.
Gebruik aangegeven afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 103).
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit
kan uw apparaat beschadigen.
Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van
vreemde materialen in de printen kan oververhitting veroorzaken en in
zeldzame gevallen brand.
2
Lade overzicht
Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders aanpassen.
1 Ladegeleider
2 Papierlengtegeleider
3 Papierbreedtegeleider
4 Papierbreedtegeleiders op een handmatige invoer
CLP-41xN Series
/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
/CLP-68xDW Series
2
3
1
4
2
3
1
Afdrukmateriaal en lade
32
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Voor Legal-papier:
Druk op de knop en trek de lade uit zoals weergegeven.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw
apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Lade overzicht" op pagina
31).
Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben dat de afdruk
scheef of op de verkeerde plaats afgedrukt wordt, of dat het papier
vastloopt.
3
Papier in de lade plaatsen
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw
apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18).
Lade 1/ optionele lade
1
Trek de lade uit.
LGL
Afdrukmateriaal en lade
33
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
2
Houd om het formaat te wijzigen de breedtegeleider en
lengtegeleider ingedrukt om ze in de sleuf te plaatsen met het
papierformaat dat onderaan de lade wordt aangegeven (zie "Lade
overzicht" op pagina 31).
3
Buig de papierstapel of waaier het papier uit, om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u het papier in het apparaat plaatst.
4
Houd de breedtegeleider en lengtegeleider ingedrukt nadat u het
papier in de lade heeft geplaatst.
1 Papierlengtegeleider
2 Papierbreedtegeleider
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
2
1
2
1
Afdrukmateriaal en lade
34
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het
papier, omdat het papier daardoor kan buigen.
Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier vastlopen.
Gebruik geen papier waarvan de voorste rand opgekruld is. Hierdoor
kan het papier vastlopen of kreukelen.
5
Plaats de lade terug in het apparaat.
6
Stel het papiertype en -formaat voor de lade in als u een document
wilt afdrukken (zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 41).
De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen krijgen
voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel.
a Om vanuit een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en
start u het afdrukmenu.
b Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
c Klik op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer het juiste papiertype.
d Selecteer Automatisch selecteren bij papierbron en druk
vervolgens op OK.
e Start het afdrukken vanuit de toepassing.
Afdrukmateriaal en lade
35
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Handmatige invoer/multifunctionele lade
De multifunctionele lade (of handmatige invoer) kan speciale types en
formaten van afdrukmedia bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en
enveloppen (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 103).
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
(of handmatige invoer)
Plaats slechts één type, formaat en gewicht van afdrukmedia tegelijk in
de multifunctionele lade (of handmatige invoer).
Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade (of
handmatige invoer) ligt. Dit kan papierstoringen veroorzaken. Dit geldt
ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
Plaats alleen afdrukmedia die voldoen aan de specificaties. Zo
voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 103).
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor u
ze in de multifunctionele lade (of handmatige invoer) plaatst.
1
Trek de lade voor handmatige invoer uit.
OF
Houd de druk-ontgrendeling van de multifunctionele lade vast en
trek hem naar beneden om de lade te openen.
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
Afdrukmateriaal en lade
36
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
2
Plaats het papier in de lade.
3
Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade (of
handmatige invoer) in en stel ze in op de breedte van het papier.
Oefen niet te veel druk uit. Het papier kan gaan plooien waardoor
een papierstoring ontstaat of het papier scheeftrekt.
Volg bij het afdrukken op speciaal afdrukmateriaal de richtlijnen voor
het plaatsen van afdrukmateriaal (zie "Afdrukken op speciale
afdrukmedia" op pagina 37).
Als vellen overlappen bij het afdrukken via de multifunctionele lade,
opent u lade 1, verwijdert u de overlappende vellen en probeert u
opnieuw af te drukken.
4
Stel het papiertype en -formaat voor de multifunctionele lade (of
handmatige invoer) in als u een document wilt afdrukken (zie
"Papierformaat en -type instellen" op pagina 41).
De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen krijgen
voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel.
a Om vanuit een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en
start u het afdrukmenu.
b Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
c Klik op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer het juiste papiertype.
Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype
in op Etiketten.
d Selecteer Handmatige invoer (of Multifunctionele lade) bij
papierbron en druk vervolgens op OK.
e Start het afdrukken vanuit de toepassing.
Als uw apparaat een multifunctionele lade heeft, drukt u op OK op
het bedieningspaneel telkens wanneer u een vel papier laadt.
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
2
1
Afdrukmateriaal en lade
37
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
4
Afdrukken op speciale afdrukmedia
De onderstaande tabel toont de te gebruiken speciale afdrukmedia voor
elke lade.
De media wordt ook weergegeven in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken. Voor de beste afdrukkwaliteit selecteert u het juiste mediatype
in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken > tabblad Papier >
Type papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
Als u bijvoorbeeld op etiketten wilt afdrukken, selecteert u Etiketten als
Type papier.
Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om
telkens een vel per keer in te voeren (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 103).
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van
de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen
met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op
pagina 18).
Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 103 voor papiergewicht
per vel.
(: Ondersteund, leeg: niet ondersteund)
Types Lade 1
Optionele lade
a
a. Alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series.
Handmatige invoer/
multifunctionele lade
Normaal papier ●●
Dik papier ●●
Dikker ●●
Dun papier ●●
Katoen ●●
Kleur ●●
Voorbedrukt ●●
Kringlooppapier ●●
Envelop ●●
Transparanten ●●
Etiketten ●●
Kartonpapier ●●
Bankpost ●●
Archiefpapier ●●
Birefhoofd ●●
Geperforeerd ●●
Glossy foto ●●
Afdrukmateriaal en lade
38
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Enveloppen
Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit.
Plaats een envelop op de volgende manier om deze te bedrukken.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: niet zwaarder dan 90 g/m
2
, anders kunnen de
enveloppen vastlopen.
- Samenstelling: plat liggend met minder dan 6 mm opkrullende
rand, zonder lucht.
- Toestand: geen gekrulde, verkreukelde of beschadigde
enveloppen.
- Temperatuur: dienen tegen de warmte en druk van het apparaat in
werking te kunnen.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van
het apparaat, ongeveer 170 °C. De extra kleppen en strips kunnen
kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet dichter dan
15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
Afdrukmateriaal en lade
39
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Transparanten
Bij afdrukken in kleur op transparanten zal de afbeeldingskwaliteit lager
zijn dan bij monochrome afdrukken wanneer de afdrukken op een
overheadprojector worden gebruikt.
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u uitsluitend
transparanten gebruiken die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Bestand tegen de fixeertemperatuur in het apparaat.
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat
hebt gehaald.
Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan
stof en vuil op afzetten, wat leidt tot vlekken bij het afdrukken.
Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten maakt. Dit
veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige
blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken
hebben.
Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
Om te vermijden dat afgedrukte transparanten aan elkaar gaan kleven,
mag u ze tijdens het afdrukken niet laten opstapelen in de uitvoerlade.
Aanbevolen afdrukmedia: transparanten voor een kleurenlaserprinter
van Xerox, zoals 3R 91331 (A4) en 3R 2780 (Letter).
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
Afdrukmateriaal en lade
40
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend
etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van het
apparaat (circa 170°C).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel
tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer dan 13
mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt.
Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het
afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de zijkanten van de afdrukmedia.
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
Afdrukmateriaal en lade
41
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde bovenaan
liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u
het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft.
Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet
smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0,1
seconde worden blootgesteld aan de fixeertemperatuur (ongeveer 170
°C) van het apparaat.
De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt.
Glanzende foto
Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat:
HP Brochure Paper (product: uitsluitend Q6611A).
Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (A4) voor dit apparaat HP
Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A).
5
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst moet u het papierformaat en -
type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel.
U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen via
Apparaatinstellingen in het programma Samsung Easy Printer
Manager.
- Als u Windows of Mac gebruikt, kunt u uw instellingen wijzigen via
Samsung Easy Printer Manager > (Geavanceerde modus
activeren) > Apparaatinstellingen (zie "Apparaatinstellingen"
op pagina 233).
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
1
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op Papier en kies de gewenste lade.
AAAAA
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series
Afdrukmateriaal en lade
42
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
3
Druk op Papierformaat of Type papier.
4
Selecteer de gewenste optie.
5
Druk op OK om de selectie op te slaan.
6
Druk op (Annuleren) om terug te keren naar stand-bymodus.
De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven
krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel
werden opgegeven.
a Als u afdrukt vanuit een toepassing, opent u de toepassing en het
afdrukmenu.
b Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
c Klik op het tabblad Papier en selecteer het juiste papiertype.
Als u papier met speciale afmetingen wilt gebruiken, zoals
factuurpapier, selecteert u het tabblad Papier > Formaat >
Bewerken... en stelt u Instellingen aangepast papierformaat in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
6
De uitvoersteun gebruiken
Het oppervlak van de uitvoerlade kan warm worden wanneer u veel
pagina's tegelijk afdrukt. Let erop dat u het oppervlak niet aanraakt en
houd kinderen uit de buurt.
De afgedrukte pagina's worden op de uitvoersteun gestapeld en de
uitvoersteun helpt bij het rechtleggen van de afgedrukte pagina's. Vouw de
uitvoersteun uit.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw
apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18).
43
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Eenvoudige afdruktaken
Raadpleeg de handleiding Geavanceerd (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 203) voor speciale afdrukfuncties.
7
Afdrukken
Wanneer u gebruik maakt van Mac, Linux of UNIX, raadpleegt u
Handleiding Geavanceerd (zie "Afdrukken in Mac" op pagina 214,
"Afdrukken in Linux" op pagina 216 of "Afdrukken in Unix" op pagina
218).
Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor
Notepad in Windows 7.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het
afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om
gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties. (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
5
Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de
afdruktaak te starten.
Eenvoudige afdruktaken
44
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
8
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te
worden, annuleert u op de volgende manier:
U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op
(Annuleren) op het bedieningspaneel.
9
Voorkeursinstellingen openen
Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in deze
gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of
. Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt
selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil
zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de
instellingen of omgeving van het apparaat.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt
weergegeven.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren.
De schermafbeelding kan variëren afhankelijk van het model.
Eenvoudige afdruktaken
45
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
U kunt voordat u gaat afdrukken eco-functies toepassen om papier
en toner te besparen (zie "Easy Eco Driver" op pagina 226).
U kunt de huidige status van het apparaat controleren door op de
knop Printerstatus te drukken (zie "Samsung-printerstatus
gebruiken" op pagina 234).
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met de optie Favorieten die op elk tabblad maar niet op het tabblad
Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor
toekomstig gebruik.
Volg deze stappen om een Favorieten-item op te slaan:
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Typ in het invoervak Favorieten een naam voor deze instellingen.
3
Klik op opslaan.
4
Voer een naam en beschrijving in en selecteer vervolgens de
gewenste icoon.
5
Klik op OK. Als u instellingen opslaat onder Favorieten worden alle
huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, kiest u deze op het
tabblad Favorieten. Het apparaat is nu ingesteld om afdrukken te
maken met de gekozen instellingen. Om de opgeslagen instellingen te
wissen kiest u deze op het tabblad Favorieten en klikt u op Wissen.
10
Help gebruiken
Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken en druk op F1 op uw toetsenbord.
Eenvoudige afdruktaken
46
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
11
Eco-afdruk
Met de functie Eco spaart u toner en papier uit. De functie Eco spaart
natuurlijke hulpbronnen en helpt u milieuvriendelijke afdrukken te maken.
Als u op het bedieningspaneel op de knop Eco drukt, staat deze modus
aan. De standaardsinstelling voor eco-modus is dubbelzijdig afdrukken
(alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series ), meerdere pagina's per
zijde (2 en meer) en blanco pagina's overslaan.
U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen via
Apparaatinstellingen in het programma Samsung Easy Printer
Manager.
Als u Windows of Mac gebruikt, kunt u uw instellingen wijzigen via
Samsung Easy Printer Manager > (Geavanceerde modus
activeren) > Apparaatinstellingen (zie "Apparaatinstellingen" op
pagina 233).
Instellen van Eco-modus op het
bedieningspaneel.
De instellingen die via het stuurprogramma zijn opgegeven krijgen
voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar
menu's op lagere niveaus te gaan.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Eco-inst. op het
bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Standaardmodus: In deze modus is de eco-modus
uitgeschakeld.
- Uit: Zet de eco-modus uit.
- Aan: Zet de eco-modus aan.
Als u de ecomodus met een wachtwoord instelt vanaf de SyncThru™
Web Service (Settings tab > Machine Settings > System > Eco
Settings) of Samsung Easy Printer Manager (Apparaatinstellingen >
Eco), verschijnt de Geforc. boodschap. U moet het wachtwoord
invoeren om de eco-modus te wijzigen.
Eenvoudige afdruktaken
47
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Temp wijz: Volg de instellingen van Syncthru™ Web Service of
Samsung Easy Printer Manager. Voor u dit onderdeel selecteert,
moet u de ecofunctie instellen in SyncThru™ Web Service
(Settings tab > Machine Settings > System > Eco Settings) of
Samsung Easy Printer Manager (Apparaatinstellingen > Eco).
- Stand.-Eco: Het apparaat is ingesteld op de Stand.-Eco-
modus.
- Aang Eco: Pas alle vereiste waarden aan.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
Eco-modus in het stuurprogramma instellen
Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om
gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties.(zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
Open het tabblad Eco om de Eco-modus in te stellen. Als u de eco-
afbeelding ziet ( ), betekent dit dat de eco-modus momenteel is
ingeschakeld.
Eco-opties
Standaardinstelling printer: Volg de instellingen op het
bedieningspaneel van de printer.
Geen: Schakelt Eco-modus uit.
Eco-afdruk: Schakelt eco-modus in. Activeer de verschillende Eco-
onderdelen die u wilt gebruiken.
Wachtwoord: Als de beheerder heeft ingesteld dat de Eco-modus
moet worden gebruikt, moet u een wachtwoord opgeven om de status
te wijzigen.
Knop Wachtwoord: In SyncThru™ Web Service (tabblad Settings >
Machine Settings > System > Eco Settings) of Samsung Easy
Printer Manager (Apparaatinstellingen > Eco), is de wachtwoordknop
geactiveerd. Om de afdrukinstellingen te wijzigen, klikt u op deze knop,
voert u het wachtwoord in of neemt u contact op met de beheerder.
Eenvoudige afdruktaken
48
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Resultaatsimulator
De Resultaatsimulator toont de resultaten van verlaagde kooldioxide-
emissies, elektriciteitsverbruik en de hoeveelheid uitgespaard papier,
naargelang de door u gekozen instellingen.
De resultaten worden berekend op basis van een totaal aantal van
honderd pagina's zonder blanco pagina, als de Eco-modus is
uitgeschakeld.
Zie voor de berekeningscoëfficiënt met betrekking tot CO2, energie en
papier het IEA, de index van het Japanse ministerie van Binnenlandse
Zaken en Communicatie en www.remanufacturing.org.uk. Elk model
gebruikt een ander kengetal.
Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus betreft bij dit apparaat het
gemiddelde elektriciteitsverbruik bij afdrukken.
De weergegeven hoeveelheid is slechts een schatting omdat de
werkelijke hoeveelheid kan verschillen naargelang het gebruikte
besturingssysteem, computerkracht, programma's, aansluitmethode,
mediatype, mediaformaat, complexiteit van de afdruktaak, enz.
12
Beveiligd afdrukken
Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series.
Als u een printer op kantoor, op school of in een andere openbare ruimte
gebruikt, kunt u uw persoonlijke documenten of vertrouwelijke informatie
beschermen met de beveiligde afdrukfuncties.
Beveiligd afdrukken op het stuurprogramma
Open het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44), en kies vervolgens het
tabblad Geavanceerd > Afdrukmodus > Vertrouwelijk. Voer de
afdruktaak, gebruikers-id en het wachtwoord in. Ook al hebt u de beveiligde
afdruktaak gestart, het apparaat zal het document niet afdrukken totdat u
uw wachtwoord op de printer invoert.
U kunt van deze functie gebruik maken nadat u het optionele geheugen
heeft geïnstalleerd. Controleer het massaopslagapparaat of de
ramschijfoptie in Apparaatopties. Vervolgens kunt u verschillende
functies in Afdrukmodus selecteren (zie "Apparaatopties instellen" op
pagina 70).
Eenvoudige afdruktaken
49
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Beveiligde documenten afdrukken vanaf het
bedieningspaneel
1
Selecteer (Menu) > Taakbeheer > Opgeslagen taak op het
bedieningspaneel van de printer.
2
Selecteer het document dat u wilt afdrukken.
3
Voer het wachtwoord in dat u in het printerstuurprogramma heeft
ingesteld.
4
Druk het document af of wis het.
50
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series.
13
Informatie over USB-geheugenapparaat
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van
documenten, presentaties, muziek en video’s, hogeresolutieafbeeldingen
en alle andere bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen.
Uw apparaat ondersteunt USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en
sectoren van 512 bytes.
Controleer het bestandssysteem van het USB-geheugenapparaat van uw
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat met een afgeschermde
metalen aansluiting.
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat compatibel is, anders
wordt het mogelijk niet herkend.
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw
apparaat.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet als het in gebruik is.
Schade veroorzaakt door onjuist gebruik valt niet onder de garantie.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
beveiligings- en wachtwoordinstellingen, kan uw apparaat het
mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van het USB-geheugenapparaat voor meer
informatie over deze functies.
A B
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
51
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
14
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken.
Bestandstypen die worden ondersteund door de optie Direct afdrukken:
PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde
stuurprogramma zijn compatibel.
Als u PRN-bestanden afdrukt die op een ander apparaat zijn gemaakt,
zal de afdruk verschillen.
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
PDF: PDF 1.4 en lager
XPS
Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat:
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
2
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
3
Druk op Direct USB > USB-afdruk.
4
Ga met de pijl naar de gewenste map of het gewenste bestand en
druk op OK.
Als [+] of [D] voor de naam van een map staat, staat er een of meer
bestanden of mappen in de geselecteerde map.
5
Selecteer het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken of geef een
getal op.
6
Druk op OK.
15
USB-geheugen beheren
U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat een voor
een of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te
formatteren.
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
2
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
3
Druk op Direct USB > Bestandsbeheer.
4
Ga met de pijl naar Verwijderen of het gewenste Indeling en druk
op OK.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
52
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
5
Selecteer de gewenste map of het gewenste bestand en druk op
OK.
Als [+] of [D] voor de naam van een map staat, staat er een of meer
bestanden of mappen in de geselecteerde map.
6
Om te wissen of het formaat te wijzigen, selecteert u Ja > OK.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt
verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, moet u dan ook nagaan of u ze
niet meer nodig hebt.
16
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte er nog beschikbaar is voor het
opslaan van documenten.
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
2
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
3
Druk op Direct USB > Contr. ruimte.
Op het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
17
Back-up van gegevens maken
Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist
worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het
opslaan. Met een back-up beveiligt u de systeeminstellingen door ze als
back-upbestanden op een USB-geheugenapparaat op te slaan.
Back-up van gegevens maken
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
2
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
3
Druk op Systeeminst..
4
Ga met de pijl naar de gewenste Inst. export. en druk op OK.
5
Druk op Geg. instellen > OK.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-
geheugen.
Een USB-geheugenapparaat gebruiken
53
2. Menuoverzicht en basisinstellingen
Gegevens terugzetten
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
2
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
3
Druk op Systeeminst..
4
Ga met de pijl naar de gewenste Inst. import. en druk op OK.
5
Druk op Geg. instellen > OK.
6
Om het backupbestand weer op het apparaat op te slaan, selecteert
u Ja > OK.
3. Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van
uw apparaat kunt aankopen.
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 55
Beschikbare verbruiksartikelen 56
Beschikbare accessoires 58
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 59
De tonercassette bewaren 60
Toner herverdelen 62
De tonercassette vervangen 64
De cassette voor gebruikte toner vervangen 68
Accessoires installeren 70
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren74
Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op" 75
Het apparaat reinigen 76
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat 80
55
3. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper voor de lijst met beschikbare verbruiksartikelen en
onderdelen.
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen, accessoires of reserveonderdelen wilt bestellen, neemt u contact op met de lokale Samsung-dealer
of de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/regio voor de contactgegevens van de
klantenservice.
56
3. Onderhoud
Beschikbare verbruiksartikelen
Als benodigdheden aan het einde van hun levensduur zijn, kunt u de volgende verbruiksartikelen bestellen voor uw apparaat:
Type Model
Gemiddeld aantal afdrukken
a
a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19798. Het aantal pagina's kan worden beïnvloed door de gebruiksomstandigheden, de tijd tussen afdruktaken, afbeeldingen en
het type en formaat van het afdrukmateriaal.
Benaming van
onderdeel
Tonercassette CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette:
Ong. 2.500 standaardpagina’s (zwart)
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een kleurentonercassette:
Ong. 1.800 standaardpagina’s (geel/magenta/cyaan)
CLT-K504S: Zwart
CLT-Y504S: Geel
CLT-M504S: Magenta
CLT-C504S: Cyaan
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette:
Ong. 2.000 standaardpagina’s (zwart)
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een kleurentonercassette:
Ong. 1.500 standaardpagina’s (geel/magenta/cyaan)
CLT-K506S: Zwart
CLT-Y506S: Geel
CLT-M506S: Magenta
CLT-C506S: Cyaan
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette:
Ong. 6.000 standaardpagina’s (zwart)
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een kleurentonercassette:
Ong. 3.500 standaardpagina’s (geel/magenta/cyaan)
CLT-K506L: Zwart
CLT-Y506L: Geel
CLT-M506L: Magenta
CLT-C506L: Cyaan
Opvangbak voor
gebruikte toner
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
Ong. 14.000 pagina’s (zwart)
Ong. 3.500 pagina’s (geel/magenta/cyaan)
CLT-W504
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
CLT-W506
Beschikbare verbruiksartikelen
57
3. Onderhoud
De levensduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de
opties, het percentage afbeeldingen en de taakmodus.
Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, kunt u dit
het beste doen in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe
tonercassettes of andere verbruiksartikelen zijn mogelijk niet
compatibel met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes
en andere verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes
(bijv. hervulde of gereviseerde tonercassettes) af. Samsung kan de
kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes niet garanderen.
Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg van het gebruik
van andere tonercassettes dan die van Samsung vallen niet onder de
garantie van het apparaat.
58
3. Onderhoud
Beschikbare accessoires
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit van uw apparaat te verbeteren.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7).
Optie Functie Benaming van onderdeel
Geheugenmodule Hiermee breidt u de geheugencapaciteit van uw apparaat uit. ML-MEM370 : 512 MB
IEEE 1284B
parallelstekker
a
a. Alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series.
Maakt het gebruik van verschillende interfaces mogelijk.
Als het printerstuurprogramma met een IEEE1284B-parallelstekker geïnstalleerd wordt,
kan het apparaat mogelijk niet gevonden worden en zijn na installatie van het
stuurprogramma alleen de basisfuncties voor het afdrukken beschikbaar.
Als u de status van het apparaat wilt controleren of de instellingen wijzigen, moet u de
machine met een USB-kabel of een netwerk op een computer aansluiten.
Als u de IEEE1284B-parallelstekker gebruikt, kunt u niet tegelijkertijd een USB-kabel
aansluiten.
ML-PAR100
Optionele lade
a
Als u regelmatig papiertoevoerproblemen ondervindt, kunt u een extra 520
b
.
b. voor normaal papier van 80 g/m
2
(bankpostpapier)
CLP-S680A
59
3. Onderhoud
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om reserveonderdelen te bestellen. Laat onderhoudsonderdelen alleen vervangen door
een erkende servicemedewerker, de leverancier of personeel van de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de
gemiddelde levensduur is verstreken, valt niet onder de garantie.
Onderhoudsonderdelen worden op gezette tijdstippen vervangen om te verhinderen dat de afdrukkwaliteit verslechtert en er papierinvoerstoringen
optreden als gevolg van versleten onderdelen (zie onderstaande tabel). Uw apparaat moet op elk moment perfect functioneren. De te vervangen
onderdelen moeten worden vervangen wanneer de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken.
Onderdelen
Gemiddeld aantal afdrukken
a
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, de media, het formaat van de
media en de complexiteit van de taak.
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Transportrol Ong. 100.000 pagina's Ong. 100.000 pagina's
Fixeereenheid Ong. 50.000 pagina's Ong. 100.000 pagina's
Opneemrol Ong. 200.000 pagina's Ong. 300.000 pagina's
Vertragingsrol Ong. 100.000 pagina's Ong. 100.000 pagina's
Transportriem (ITB) Ong. 100.000 pagina's Ong. 100.000 pagina's
60
3. Onderhoud
De tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan deze aanbevelingen te
volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de
langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt gebruikt. Idealiter
in een omgeving met gecontroleerde temperatuur en vochtigheid. Haal de
tonercassette pas uit haar originele, ongeopende verpakking op het
moment dat u de cassette gaat installeren. Als de originele verpakking
ontbreekt, moet u de bovenste opening van de cassette bedekken met
papier en moet u de cassette in een donkere kast bewaren.
Door de verpakking van de cassette te openen voor u de cassette in gebruik
neemt, zal de levensduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk
verkorten. Bewaar tonercassetten niet op de grond. Volg de onderstaande
procedures om een tonercassette die u uit de printer hebt verwijderd, te
bewaren.
Bewaar de cassette in de beschermhoes van de originele verpakking.
Bewaar de tonercassette liggend (niet staand) met dezelfde kant boven
als bij de installatie.
Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende omstandigheden:
- Temperaturen boven 40°C (104°F).
- In een omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of
van meer dan 80%.
- In een omgeving met extreme temperatuur- of
vochtigheidsschommelingen.
- In direct zon- of kunstlicht.
- Op stoffige plaatsen.
- In een auto gedurende een lange periode.
- In een omgeving met corrosieve dampen.
- In een omgeving met zilte lucht.
1
Behandelingsinstructies
Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Roteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde richting. Dit
kan interne schade en een tonerlek veroorzaken.
2
Gebruik tonercassette
Samsung Electronics raadt het gebruik van andere tonercassettes dan van
Samsung af, met inbegrip van generische, hervulde of gerecycleerde
tonercassettes of tonercassettes van witte producten.
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het apparaat
die ontstaan is door het gebruik van een bijgevulde cassette,
gerecyclede cassette of een tonercassette van een ander merk dan
Samsung.
De tonercassette bewaren
61
3. Onderhoud
3
Geschatte levensduur van tonercassette
De geschatte levensduur van een cassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die afdruktaken vereisen. De eigenlijke capaciteit kan
variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de pagina’s waarop u
afdrukt, de omgeving, percentage afbeeldingen, de tijd tussen de
afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u bijvoorbeeld veel
afbeeldingen afdrukt, wordt er meer toner verbruikt en moet de cassette
waarschijnlijk vaker worden vervangen.
62
3. Onderhoud
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
Witte strepen, onduidelijke afdruk en/of verschillende dichtheid aan beide kanten.
•De Status-LED knippert rood. Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de toner bijna op is.
Het Samsung-printerstatus-programmavenster verschijnt op het computerscherm om aan te geven welke kleurentonercassette bijna leeg is (zie
"Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 234).
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms blijven die witte strepen
of lichtere gebieden voorkomen, ook nadat de toner opnieuw is verdeeld. Controleer het type tonercassette van uw apparaat (zie "Beschikbare
verbruiksartikelen" op pagina 56).
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18).
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de
cassette zo nodig af met een stuk papier.
Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Pak de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken
mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner
zich aan de stof.
Toner herverdelen
63
3. Onderhoud
64
3. Onderhoud
De tonercassette vervangen
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere tonercassette: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z).
Het status-LED en het bericht over de toner op het display geeft voor elke tonercassette aan wanneer ze moet worden vervangen.
Het Samsung-printerstatus-programmavenster verschijnt op het computerscherm om aan te geven welke kleurentonercassette leeg is (zie "Samsung-
printerstatus gebruiken" op pagina 234).
Controleer het type tonercassette van uw apparaat (zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 56).
Schud de tonercassette grondig. Dit verhoogt de afdrukkwaliteit in het begin.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18).
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de
cassette zo nodig af met een stuk papier.
Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken
mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner
zich aan de stof.
De tonercassette vervangen
65
3. Onderhoud
De tonercassette vervangen
66
3. Onderhoud
De tonercassette vervangen
67
3. Onderhoud
68
3. Onderhoud
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Als de cassette voor gebruikte toner versleten is, verschijnt er een bericht op het display van het bedieningspaneel om aan te geven dat de cassette voor
gebruikte toner vervangen moet worden. Controleer de cassette voor gebruikte toner van uw apparaat (zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 56).
Er kunnen tonerdeeltjes loskomen in het apparaat maar dit betekent niet dat het apparaat beschadigd is. Neem contact op met de klantenservice als
er zich problemen met de afdrukkwaliteit voordoen.
Als u de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat haalt, beweegt u deze voorzichtig en laat u deze niet vallen.
Plaats de cassette voor gebruikte toner op een horizontaal oppervlak, zodat de toner niet uit de cassette kan lekken.
Draai de cassette voor gebruikte toner niet om en houd deze niet schuin.
De cassette voor gebruikte toner vervangen
69
3. Onderhoud
1
2
1
2
1
2
70
3. Onderhoud
Accessoires installeren
4
Voorzorgsmaatregelen
Koppel het netsnoer los.
Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord als de stroom is
ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los als u interne of externe accessoires
installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te
voorkomen.
Ontlaad statische elektriciteit.
Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of
geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u
interne accessoires installeert of verwijdert, moet u de statische
elektriciteit van uw lichaam ontladen door een metalen voorwerp aan te
raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat
op een geaarde stroombron is aangesloten. Als u voor het beëindigen
van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure om nogmaals
eventuele statische elektriciteit te ontladen.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij
in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf. Er bestaat
een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een verkeerd
type. Verwijder gebruikte batterijen conform de aanwijzingen.
5
Apparaatopties instellen
Dit apparaat detecteert en stelt automatisch de optionele apparaten in die
u installeert, zoals een optionele lade, geheugen, enz. Als u de optionele
apparaten die u in dit stuurprogramma hebt geïnstalleerd niet kunt
gebruiken, dient u de optionele apparaten in te stellen in Apparaatopties.
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4
In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Eigenschappen van printer in het snelmenu.
Accessoires installeren
71
3. Onderhoud
Als bij het item Eigenschappen van printer het teken staat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
5
Apparaatopties selecteren.
Het venster Eigenschappen kan variëren afhankelijk van het
stuurprogramma of besturingssysteem dat u gebruikt.
6
Selecteer de juiste optie.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
Ladeopties: Selecteer de optionele lade die u heeft
geïnstalleerd. U kunt de lade selecteren.
Opslagopties: Selecteer het optionele geheugen dat u heeft
geïnstalleerd. Als deze functies is aangevinkt, kunt in het
printerstuurprogramma ("Optionele apparaatfuncties gebruiken"
op pagina 220) de Afdrukmodus selecteren.
Printerconfiguratie: Selecteer de printertaal (SPL/PCL 6) voor
de afdruktaak.
Administratorinstellingen: U kunt de Printerstatus en EMF-
spooling selecteren.
Taakaccountbeheer: Hiermee kunt u de gebruiker koppelen
aan de accountidentificatie-informatie bij elk document dat u
afdrukt.
- Gebruikersmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen
alleen gebruikers met gebruikermachtiging een afdruktaak
starten.
- Groepsmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen
alleen groepen met groepsmachtiging een afdruktaak
starten.
Als u het wachtwoord voor taakaccountbeheer wilt coderen, vinkt u
Wachtwoordcodering taakaccountbeheer aan.
Administrators kunnen taakaccountbeheer inschakelen en
toestemmingen configureren op het bedieningspaneel of in
SyncThru™ Web Service.
Instellingen aangepast papierformaat: U kunt een aangepast
papierformaat opgeven.
7
Klik op OK totdat u het venster Eigenschappen of Eigenschappen
van printer verlaat.
Accessoires installeren
72
3. Onderhoud
6
Een geheugenmodule upgraden
Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule (DIMM). Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te installeren. We raden u aan
om alleen DIMM's van Samsung te gebruiken. Uw garantie is niet geldig als blijkt dat het probleem met uw apparaat wordt veroorzaakt door DIMM's van
derden.
Voor het bestellen van optionele accessoires zijn bestelgegevens beschikbaar (zie "Beschikbare accessoires" op pagina 58).
Als het optionele geheugen is geïnstalleerd, kunt u gebruikmaken van geavanceerde afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de wachtrij op de
harde schijf plaatsen, een afdruktaak controleren en een persoonlijke afdruktaak specificeren in het venster Eigenschappen van printer. U kunt de actieve
wachtrij en het bestandsbeleid beheren in het menu Taakbeheer (zie "Optionele apparaatfuncties gebruiken" op pagina 220).
1
2
1
2
Accessoires installeren
73
3. Onderhoud
1
2
1
2
74
3. Onderhoud
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of
gescand. Vervang indien nodig de betrokken onderdelen.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan.
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Gebruiksduur op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
3
Druk op (Annuleren) om terug te keren naar stand-bymodus.
75
3. Onderhoud
Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op"
Als de tonercassette bijna leeg is, verschijnt een bericht of gaat er een LED branden die aangeeft dat u de tonercassette moet vervangen. U kunt instellen
of u wenst dat dit bericht of deze LED verschijnt of niet.
U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen via Apparaatinstellingen in het programma Samsung Easy Printer Manager.
Als u Windows of Mac gebruikt, kunt u uw instellingen wijzigen via Samsung Easy Printer Manager > (Geavanceerde modus activeren) >
Apparaatinstellingen (zie "Apparaatinstellingen" op pagina 233).
1
Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Ws tr bijna op op het bedieningspaneel.
2
Selecteer de gewenste optie.
3
Druk op OK om de selectie op te slaan.
76
3. Onderhoud
Het apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig
schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te verlengen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere agressieve substanties bevatten, kan de
behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met een zachte, met water
bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn.
7
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen
water op of in het apparaat terechtkomt.
Het apparaat reinigen
77
3. Onderhoud
8
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat
te reinigen.
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de
cassette zo nodig af met een stuk papier.
Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Pak de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
Gebruik een droge pluisvrije doek voor het reinigen van de binnenkant van het apparaat. Let op dat u de transportrol of andere onderdelen niet
beschadigt. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals benzeen of verdunner. Dit kan de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden en het apparaat beschadigen.
Gebruik een niet-pluizende doek om het apparaat te reinigen.
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht totdat het apparaat is afgekoeld. Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft,
zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18).
Het apparaat reinigen
78
3. Onderhoud
Het apparaat reinigen
79
3. Onderhoud
9
Reinigen van de opneemrol
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht totdat het apparaat is afgekoeld. Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft,
zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18).
80
3. Onderhoud
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er
schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee mensen het apparaat goed vasthouden.
4. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
Tips om papierstoringen te voorkomen 82
Papierstoringen verhelpen 83
Informatie over de status-LED 92
Informatie over displaymeldingen 94
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem
optreedt. Als uw apparaat beschikt over een displayscherm, moet u eerst hierop kijken om
de fout op te lossen. Als u in dit hoofdstuk geen oplossing voor uw probleem kunt vinden,
kijkt u in het hoofdstuk Problemen oplossen in de handleiding Handleiding Geavanceerd
(zie "Problemen oplossen" op pagina 239). Als u geen oplossing kunt vinden in de
Gebruikershandleiding of als het probleem blijft optreden, kunt u met de klantenservice
bellen.
82
4. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie de volgende tips om storingen met vastzittend papier te
voorkomen:
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina 31).
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 103).
83
4. Problemen oplossen
Papierstoringen verhelpen
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
1
In lade 1
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18).
Papierstoringen verhelpen
84
4. Problemen oplossen
2
In optionele lade (alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series )
Papierstoringen verhelpen
85
4. Problemen oplossen
3
In de handmatige invoer/multifunctionele lade
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series
Papierstoringen verhelpen
86
4. Problemen oplossen
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
1
2
3
Papierstoringen verhelpen
87
4. Problemen oplossen
4
Binnenin het apparaat
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18).
Papierstoringen verhelpen
88
4. Problemen oplossen
5
In het uitvoergebied
CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Papierstoringen verhelpen
89
4. Problemen oplossen
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
Papierstoringen verhelpen
90
4. Problemen oplossen
CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
Papierstoringen verhelpen
91
4. Problemen oplossen
6
In het gebied van de dubbelzijdige eenheid (alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series )
92
4. Problemen oplossen
Informatie over de status-LED
De kleur van de LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 20).
Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen (zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 94).
U kunt de fout ook oplossen met de tips in het programmavenster Samsung-printerstatus (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 234).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
LED Status Omschrijving
()
Status
Uit Het apparaat is offline.
Groen
Knippert Als het lampje knippert, is het apparaat bezig met het ontvangen of afdrukken van gegevens.
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Rood
Knippert
Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Bekijk het bericht op het
display. Als het probleem is opgelost, gaat de printer door met afdrukken.
De tonercassette is bijna leeg. Geschatte levensduur van een cassette
a
van de tonercassette is bijna bereikt. Bereid
een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te
herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 62).
b
Aan
De tonercassette heeft de geschatte levensduur
a
bijna bereikt. Het wordt aanbevolen de tonercassette te vervangen
(zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64).
De klep is geopend. Sluit de klep.
De papierlade is leeg tijdens het ontvangen of afdrukken van gegevens. Plaats papier in de lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout. Bekijk de melding op het display (zie "Informatie over
displaymeldingen" op pagina 94).
Er is een papierstoring opgetreden (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 83).
Informatie over de status-LED
93
4. Problemen oplossen
()
WPS
b
()
Draadloos
b
Blauw
Knippert Het apparaat maakt verbinding met een draadloos netwerk.
Aan Het apparaat heeft verbinding met een draadloos netwerk (zie "Draadloos netwerk instellen" op pagina 152).
Uit
De verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk is verbroken.
( )aan/uit
Blauw
Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus.
Uit Het apparaat staat in de gereedmodus of het apparaat is uitgeschakeld.
Eco Groen
Aan Eco-modus is ingeschakeld (zie "Eco-afdruk" op pagina 46).
Uit Eco-modus is uitgeschakeld.
a. De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Dit geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden
gemaakt met de cassette conform ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, het percentage van de afbeelding, de tijd tussen
afdruktaken, media en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken.
b. Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 20).
LED Status Omschrijving
94
4. Problemen oplossen
Informatie over displaymeldingen
Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de
status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande
tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het
probleem.
U kunt de fout ook oplossen met de tips in het programmavenster
Printerstatus (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina
234).
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit
en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem
contact op met een medewerker van de klantenservice als het
probleem zich blijft voordoen.
Als u contact opneemt met de klantenservice, is het nuttig dat u het
bericht op het display doorgeeft aan een medewerker van de
klantenservice.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige
meldingen mogelijk niet op het display.
[foutnummer] geeft het foutnummer aan.
[ladenummer] geeft het ladenummer aan.
[type media] geeft het type media aan.
[formaat media] geeft het formaat van de media aan.
[kleur] geeft de kleur van de toner aan.
7
Foutmeldingen gerelateerd aan vastgelopen papier
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Pap.st.
in uitv.gebied
Er is papier
vastgelopen bij de
uitgang.
Verwijder het vastgelopen papier
(zie "In het uitvoergebied" op
pagina 88).
Pap.st.
in app.
Er is papier
vastgelopen in het
apparaat.
Verwijder het vastgelopen papier
(zie "Binnenin het apparaat" op
pagina 87).
Pap.st.
in lade 1
Er is papier
vastgelopen in de
lade.
Verwijder het vastgelopen papier
(zie "In lade 1" op pagina 83).
Pap.st.
in lade 2
Er is papier
vastgelopen in de
optionele lade.
Verwijder het vastgelopen papier
(zie "In optionele lade (alleen
CLP-68xND Series/CLP-68xDW
Series )" op pagina 84).
Pap.st.
in MF-lade
Er is papier
vastgelopen in de
multifunctionele lade.
Verwijder het vastgelopen papier
(zie "CLP-68xND Series/CLP-
68xDW Series" op pagina 85).
Informatie over displaymeldingen
95
4. Problemen oplossen
8
Meldingen over de tonercassette
Papier
vastgelopen of
leeg
Er is papier
vastgelopen bij de
lade voor
handmatige invoer.
De lade is leeg.
Verwijder het vastgelopen
papier (zie "CLP-41xN Series/
CLP-41xNW Series" op
pagina 85).
Plaats papier in de lade (zie
"Handmatige invoer/
multifunctionele lade" op
pagina 35).
Pap.st.
in DE
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken. Dit geldt
alleen voor apparaten
die over deze functie
beschikken.
Verwijder het vastgelopen papier
(zie "In het gebied van de
dubbelzijdige eenheid (alleen
CLP-68xND Series/CLP-68xDW
Series )" op pagina 91).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Installeren
[kleur]
tonercassette
Er is geen
tonercassette
geplaatst.
Installeer de tonercassette opnieuw.
Er is geen
tonercassette
geplaatst.
Installeer de tonercassette twee of
drie keer om er zeker van te zijn dat
deze juist is geplaatst. Neem contact
op met de klantenservice als het
probleem zich blijft voordoen.
Beschermende
laag van de toner
niet verwijderen.
Verwijder de beschermende laag van
de tonercassette. Raadpleeg de
Beknopte installatiehandleiding die
met uw apparaat is meegeleverd.
TC niet
[kleur] toner
cart.
De aangegeven
tonercassette is
niet geschikt voor
uw apparaat.
Vervang de tonercassette door een
tonercassette van Samsung die
speciaal is ontworpen voor uw
apparaat (zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 64).
Informatie over displaymeldingen
96
4. Problemen oplossen
Ber. toner voor
De tonercassette
bevat nog een
kleine
hoeveelheid
toner. Geschatte
levensduur van
een cassette
a
van
de tonercassette
is bijna bereikt.
Houd een nieuwe cassette gereed
om de oude cassette te vervangen. U
kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk
verhogen door de toner te
herverdelen (zie "Toner herverdelen"
op pagina 62).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Vervang toner
De aangegeven
tonercassette is
bijna aan het
einde van de
geschatte
levensduur
a
.
U kunt kiezen tussen Stop of
Doorgaan, zoals weergegeven op
het bedieningspaneel. Als u Stop
kiest, stopt de printer met
afdrukken. Als u Doorgaan kiest,
gaat de printer door met afdrukken
maar kan de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u van een optimale
afdrukkwaliteit wilt blijven
genieten, dient u de tonercassette
te vervangen wanneer dit bericht
verschijnt. Als u de cassette verder
blijft gebruiken kunnen er
problemen optreden met de
afdrukkwaliteit (zie "De
tonercassette vervangen" op
pagina 64).
De aangegeven
tonercassette is
aan het einde van
de geschatte
levensduur
a
.
Vervang de tonercassette (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina
64).
a. De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte
gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er met de
cassette gemiddeld kunnen worden gemaakt conform ISO/IEC 19798 (zie "Beschikbare
verbruiksartikelen" op pagina 56). Het aantal pagina’s kan afhankelijk zijn van de
omgevingsomstandigheden, het percentage afbeeldingen, de tijd tussen de
afdruktaken, media en het mediaformaat. Het is mogelijk dat de cassette nog wat toner
bevat wanneer de desbetreffende melding verschijnt en de printer stopt met afdrukken.
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Informatie over displaymeldingen
97
4. Problemen oplossen
Samsung raadt het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes
(bijv. hervulde of gerecyclede cassettes) af. Samsung kan de kwaliteit
van niet-originele Samsung-tonercassettes immers niet garanderen.
Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg van het gebruik
van andere tonercassettes dan die van Samsung worden niet gedekt
door de garantie van het apparaat.
9
Meldingen over de papierlade
10
Meldingen over het netwerk
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
MF-lade
in [ladenummer]
De aangegeven
papierlade is leeg.
Plaats papier in de lade
(zie "Papier in de lade
plaatsen" op pagina 32).
Pap.st.
of leeg
Er is papier
vastgelopen bij de
lade voor
handmatige
invoer.
De lade is leeg.
Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"CLP-41xN Series/
CLP-41xNW Series" op
pagina 85).
Plaats papier in de lade
(zie "Handmatige
invoer/multifunctionele
lade" op pagina 35).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Netw.probl.:
IP-conflict
Het IP-adres wordt
elders gebruikt.
Controleer het IP-adres of
vraag een nieuw IP-adres
aan.
Draadloos
netwerk
Draadloze module is
niet geïnstalleerd.
Start het apparaat
opnieuw op en probeer
nogmaals af te drukken.
Als het probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
802.1x
netwerkfout
Verificatie mislukt. Controleer het
netwerkverificatieprotocol.
Neem contact op met uw
netwerkbeheerder als dit
probleem zich blijft
voordoen.
Informatie over displaymeldingen
98
4. Problemen oplossen
11
Div. meldingen
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Aanp.
kleurreg.
Het apparaat is de
kleurregistratie aan het
aanpassen.
Een ogenblik geduld.
Kalibreren
van BDH.
Het apparaat is de
afbeeldingsdichtheid aan
het kalibreren.
Een ogenblik geduld.
Klep open
Sluit klep.
De klep is niet goed
gesloten.
Sluit de klep goed. Deze
moet vastklikken.
Fout
[foutnummer]
Installeren [kleur]
toner
De aangegeven
tonercassette is niet juist
geplaatst of de
aansluiting is vies.
Installeer de tonercassette
van Samsung twee of drie
keer om er zeker van te zijn
dat deze juist is geplaatst.
Als het probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Fout
[foutnummer]
Zet uit en aan
Het apparaat kan niet
bestuurd worden.
Start het apparaat opnieuw
op en probeer nogmaals af
te drukken. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Fout
[foutnummer]
Cont. klantend.
Plts transport
riemeenheid.
De transportriem is niet
geïnstalleerd.
Installeer een originele
transportriem van
Samsung.
Niet compatibele
transportriem
De transportriem van het
apparaat is niet geschikt
voor uw apparaat.
Installeer een origineel
Samsung-onderdeel dat
voor uw apparaat werd
ontwikkeld.
Geen opvangbak
gepl.
De cassette voor
gebruikte toner is niet
geïnstalleerd.
Installeer een originele
Samsung-cassette voor
gebruikte toner.
Nt juiste k.tmp.
Verplaats
apparaat
Het apparaat staat
opgesteld in een vertrek
met een ongeschikte
kamertemperatuur.
Verplaats het apparaat naar
een vetrek met de geschikte
kamertemperatuur.
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Informatie over displaymeldingen
99
4. Problemen oplossen
Uitvoervak vol
Verw. pap.
De uitvoerlade is vol. Zodra het papier uit de
uitvoerlade is verwijderd,
gaat de printer door met
afdrukken. Neem contact
op met de klantendienst als
het probleem zich blijft
voordoen.
Bereid nieuwe
transp.riem voor
De transportriem is bijna
versleten.
Vervang de transportriem
door een nieuwe. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Plaats nieuwe
transportriem
De transportriem is
versleten.
Vervangen
vervangen
De fixeereenheid is
versleten.
Vervang de fixeereenheid
door een nieuwe. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Plaats nieuwe
fixeereenheid
De fixeereenheid is
versleten.
Plaats nieuwe
rol voor lade 1
Plaats nieuwe
rol voor lade 2
De lade-opneemrol is
versleten.
Vervang de lade-opneemrol
door een nieuwe. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
De lade-opneemrol is
versleten.
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Fout van
transp.riem
De transportriem kan niet
worden gecontroleerd.
Start het apparaat opnieuw
op en probeer nogmaals af
te drukken. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Opvangbak vol
Plaats nieuwe
De cassette voor
gebruikte toner is vol.
Vervang de cassette voor
gebruikte toner.
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
5. Bijlage
In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met betrekking tot toepasbare regelgeving.
Specificaties 101
Informatie over wettelijke voorschriften 114
Copyright 125
101
5. Bijlage
Specificaties
1
Algemene specificaties
De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Ga naar www.samsung.com voor mogelijk gewijzigde
informatie.
Items Omschrijving
Afmetingen Breedte x Lengte x Hoogte CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series: 420 x 426 x 264 mm
CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series: 420 x 452,5 x 311,3 mm
Gewicht Apparaat inclusief verbruiksartikelen CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series: 16,62 Kg
CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series: 20,15 Kg
Geluidsniveau
a
Stand-bymodus Minder dan 32 dB(A)
Afdrukmodus CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series: Minder dan 50 dB(A)
CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series: Minder dan 52 dB(A)
Temperatuur Gebruik 15 tot 30 °C
Opslag (in verpakking) -20 tot 50 °C
Relatieve luchtvochtigheid Gebruik 20 tot 80% RV
Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV
Nominaal vermogen
b
Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V
Specificaties
102
5. Bijlage
Stroomverbruik Gemiddeld vermogen CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series: Minder dan 380 Watt
CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series : Minder dan 450 Watt
Stand-bymodus CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series: Minder dan 50 Watt
CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series : Minder dan 14 Watt
Energiebesparende modus CLP-41xN Series/CLP-68xND Series: Minder dan 1,0 Watt
CLP-41xNW Series: Minder dan 1,5 Watt
CLP-68xDW Series: Minder dan 2,0 Watt
Uitgeschakelde toestand Minder dan 0,1 Watt
Draadloos
c
Module SPW-B4319U
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
b. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (hertz) en het type stroom (A) voor uw apparaat.
c. Alleen voor draadloze modellen (zie "Functies per model" op pagina 7).
Items Omschrijving
Specificaties
103
5. Bijlage
2
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/Capaciteit
a
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Papierlade 1 Handmatige invoer
Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade
Normaal
papier
b
c
Letter 216 x 279 mm
70 tot 89 g/m
2
(bankpostpapier)
250 vellen van 80 g/
m
2
(bankpostpapier)
70 tot 89 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
Lade 1: 250 vellen
van 80 g/m
2
(bankpostpapier)
Optionele lade: 520
vellen van 80 g/m
2
(bankpostpapier).
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
Bepaling 140 x 216 mm
A5 148 x 210 mm
A6
105 x 148 mm
70 tot 89 g/m
2
(bankpostpapier)
150 vellen van 80 g/
m
2
(bankpostpapier)
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
150 vellen van 80 g/
m
2
(bankpostpapier)
Niet beschikbaar in de
optionele lade.
Specificaties
104
5. Bijlage
Enveloppen Monarch-envelop 98 x 191 mm
75 tot 90 g/m
2
(20 tot
24 lbs
bankpostpapier)
20 vellen
75 tot 90 g/m
2
(20 tot
24 lbs
bankpostpapier)
•1 vel
75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
20 vellen
Niet beschikbaar in
de optionele lade.
75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
•5 vellen
Envelop Nr. 10 105 x 241 mm
Envelop Nr. 9 98 x 225 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Dik papier
b
c
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
90 tot 104 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen van 105
g/m
2
(bankpostpapier)
90 tot 104 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen van 105
g/m
2
(bankpostpapier)
91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Dikker papier
b
c
Zie Normaal
papier
Zie Normaal papier
164 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen van 220
g/m
2
(bankpostpapier)
164 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
164 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen van 220
g/m
2
(bankpostpapier)
Niet beschikbaar in
de optionele lade.
164 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/Capaciteit
a
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Papierlade 1 Handmatige invoer
Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade
Specificaties
105
5. Bijlage
Dun papier Zie Normaal pa-
pier
Zie Normaal papier
60 tot 69 g/m
2
(bankpostpapier)
250 vellen van 70
g/m
2
(bankpostpapier)
60 tot 69 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier)
250 vellen van 70
g/m
2
(bankpostpapier)
60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen
Katoen,
kleur, voor-
bedrukt
Zie Normaal pa-
pier
Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m
2
(20 tot
24 lbs
bankpostpapier)
250 vellen van 80
g/m
2
(bankpostpapier)
75 tot 90 g/m
2
(20 tot
24 lbs
bankpostpapier)
•1 vel
75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
250 vellen van 80
g/m
2
(bankpostpapier)
Niet beschikbaar in
de optionele lade.
75 tot 90 g/m
2
(20 tot
24 lbs
bankpostpapier)
50 vellen
Kringlooppa-
pier
Zie Normaal pa-
pier
Zie Normaal papier
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
250 vellen van 80
g/m
2
(bankpostpapier)
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
250 vellen van 80
g/m
2
(bankpostpapier)
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/Capaciteit
a
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Papierlade 1 Handmatige invoer
Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade
Specificaties
106
5. Bijlage
Transparan-
ten
Letter, Legal, A4 Zie Normaal papier
138 tot 146 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen
138 tot 146 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
138 tot 146 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen
Niet beschikbaar in
de optionele lade.
138 tot 146 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Etiketten
d
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5,
ISO B5, Executi-
ve, A5
Zie Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen
Niet beschikbaar in
de optionele lade.
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Kartonpapier
b
c
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5,
ISO B5, Executi-
ve, A5
Zie Normaal papier
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Indexkaart 3 x
5 wordt
ondersteund
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/Capaciteit
a
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Papierlade 1 Handmatige invoer
Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade
Specificaties
107
5. Bijlage
Bankpostpa-
pier
Zie Normaal pa-
pier
Zie Normaal papier
105 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen
105 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
105 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen
105 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Archiefpa-
pier, geperfo-
reerd papier,
briefhoofd
Zie Normaal pa-
pier
Zie Normaal papier 250 vellen 1 vel 250 vellen 50 vellen
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/Capaciteit
a
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Papierlade 1 Handmatige invoer
Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade
Specificaties
108
5. Bijlage
Glanzende
foto
b
Letter, A4,
postkaart 4x6
Zie Normaal papier
111 tot 130 g/m
2
(bankpostpapier)
30 vellen
111 tot 130 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
111 tot 130 g/m
2
(bankpostpapier)
voor lade 1
Lade 1: 30 vellen
Optionele lade: 50
vellen
111 tot 130 g/m
2
(bankpostpapier)
•5 vellen
Zie Normaal papier
131 tot 175 g/m
2
(bankpostpapier)
30 vellen
131 tot 175 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
131 tot 175 g/m
2
(bankpostpapier)
Lade 1: 30 vellen
Optionele lade: 50
vellen
131 tot 175 g/m
2
(bankpostpapier)
•5 vellen
Zie Normaal papier
176 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
30 vellen
176 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
176 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
Lade 1: 30 vellen
Optionele lade: 50
vellen
176 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
•5 vellen
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/Capaciteit
a
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Papierlade 1 Handmatige invoer
Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade
Specificaties
109
5. Bijlage
Minimaal formaat (aangepast) Lade 1: 98 x 127 mm
Optionele lade: 148,5
x 210 mm
Multifunctionele
lade/ handmatige
invoer: 76 x 127 mm
(3 x 5 inch)
60 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
60 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
60 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
voor lade 1
60 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
voor optionele
lade.
60 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
b. Postkaart 4 x 6 wordt ondersteund voor lade 1, handmatige invoer of multifunctionele lade.
c. Indexkaart (3 x 5) wordt ondersteund door handmatige toevoer en multifunctionele lade.
d. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau.
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/Capaciteit
a
CLP-41xN Series
CLP-41xNW Series
CLP-68xND Series
CLP-68xDW Series
Papierlade 1 Handmatige invoer
Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade
Specificaties
110
5. Bijlage
3
Systeemvereisten
Microsoft
®
Windows
®
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat.
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Windows
®
XP Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (256 MB) 1,5 GB
Windows Server
®
2003 Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB
Windows Server
®
2008 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz)
512 MB (2 GB) 10 GB
Windows Vista
®
Intel
®
Pentium
®
IV 3 GHz
512 MB (1 GB) 15 GB
Windows
®
7 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger
1 GB (2 GB) 16 GB
Ondersteuning voor DirectX
®
9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen).
DVD-R/W-station
Windows Server
®
2008 R2 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2 GHz of sneller)
512 MB (2 GB) 10 GB
Specificaties
111
5. Bijlage
Mac
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Mac OS X 10.4
•Intel
®
-processoren
•PowerPC G4/G5
128 MB voor Mac met PowerPC (512 MB)
512 MB voor een Mac op basis van Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
•Intel
®
-processoren
867 MHz of sneller Power PC G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6
•Intel
®
-processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
Mac OS X 10.7
•Intel
®
-processoren
2 GB 4 GB
Specificaties
112
5. Bijlage
Linux
Unix
Items Vereisten
Besturingssysteem
RedHat
®
Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits)
Fedora 5 ~ 13 (32/64 bits)
SuSE Linux 10.1 (32 bits)
OpenSuSE
®
10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bits)
Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10, 10.04 (32/64 bits)
SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bit)
Debian 4.0, 5.0 (32/64 bit)
Processor Pentium IV 2,4GHz (Intel Core™2)
RAM 512 MB (1 GB)
Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB)
Items Vereisten
Besturingssysteem
Sun Solaris 9, 10 (x86, SPARC)
HP-UX 11.0, 11i v1, 11i v2, 11i v3 (PA-RISC, Itanium)
IBM AIX 5.1, 5.2, 5.3, 5.4
Vrije schijfruimte Tot 100 MB
Specificaties
113
5. Bijlage
4
Netwerkomgeving
Alleen voor draadloze en netwerkmodellen (zie "Functies per model" op pagina 7).
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. In de volgende tabel worden de
netwerkomgevingen vermeld die door het apparaat worden ondersteund.
Items Specificaties
Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000 Base-TX bedraad LAN
802.11b/g/n draadloos LAN
Netwerkbesturingssysteem
•Windows
®
XP, Windows Server
®
2003, Windows Vista
®
, Windows
®
7, Windows Server
®
2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.4 ~ 10.7
•UNIX OS
Netwerkprotocollen •TCP/IPv4
DHCP, BOOTP
DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP
Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP, WSD
SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec
TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec)
Draadloze netwerkbeveiliging Verificatie: Open Syst., Ged. Sleutel, WPA Privé, WPA2 Privé (PSK)
Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES
114
5. Bijlage
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is
gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften.
5
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in
overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders
gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de
vereisten van IEC 60825-1: 2007.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het
lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden
personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
Waarschuwing
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap
van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze onzichtbaar is, kan de
gereflecteerde laserstraal uw ogen beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire
veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken
en letsels te beperken.
Informatie over wettelijke voorschriften
115
5. Bijlage
6
Veiligheid in verband met ozon
7
Energiebesparingsmodus
8
Recycleren
9
Alleen voor China
De ozonemissie van dit apparaat ligt onder 0,1 ppm. Ozon is
zwaarder dan lucht. Zet dit apparaat dus op een plaats met
goede ventilatie.
Deze printer is uitgerust met een geavanceerde
energiebesparende technologie die het stroomverbruik
vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt,
wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn
gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op
http://www.energystar.gov
Voor modellen met ENERGY STAR-certificering staat het etiket
van ENERGY STAR op uw apparaat. Controleer of uw apparaat
gecertificeerd is met ENERGY STAR.
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze
op een milieuvriendelijke wijze.
Informatie over wettelijke voorschriften
116
5. Bijlage
10
Correcte verwijdering van dit product (afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur)
(Van toepassing in de Europese Unie en andere
Europese landen met gescheiden
inzamelingssystemen voor batterijen)
(Alleen voor de Verenigde Staten)
Verwijder elektronica door deze naar een goedgekeurd recyclingbedrijf te
brengen. Vind recyclingbedrijven bij u in de buurt op onze website:
www.samsung.com/recyclingdirect Of bel (877) 278 - 0799
11
Alleen voor Taiwan
12
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van
dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken
en moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie
die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de
documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische
accessoires (bijv. lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van
hun levensduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden
weggegooid. Gelieve deze items te scheiden van andere soorten
afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op
een duurzaam hergebruik van materialen en ter voorkoming van
eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van
een ongecontroleerde afvalverwijdering.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel
waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze
wonen om te vernemen waar en hoe ze deze artikelen
milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers dienen contact op te nemen met hun
leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de
verkoopovereenkomst te controleren. Dit product en zijn
elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval voor
verwijdering worden gemengd.
Informatie over wettelijke voorschriften
117
5. Bijlage
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale apparaten
van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze
beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen
schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en
straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens
de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor
radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd
dat bij een bepaalde installatie geen interferentie optreedt. Als dit apparaat
schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt
controleren door het apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker
aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen:
Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op.
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring
dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
raadpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door
de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de normen
voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming aan de gebruiker om
het apparaat te gebruiken vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor
stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de standaard
voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel
"Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques
applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur : « Appareils Numériques », ICES-003
édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
13
Verenigde Staten van Amerika
Federale Communicatiecommissie (FCC)
Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze
apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er
draadloze apparaten aanwezig zijn.
Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel gekwalificeerd
voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika als er een FCC ID-
nummer op het systeemlabel staat.
Informatie over wettelijke voorschriften
118
5. Bijlage
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen een draadloos apparaat en het lichaam
minstens 20 cm moet bedragen, bij gebruik van het apparaat nabij het
lichaam (uitstekende delen niet meegerekend). Dit apparaat moet op meer
dan 20 cm van het lichaam worden gehouden wanneer de draadloze
apparatuur is ingeschakeld. Het afgegeven vermogen van het draadloze
apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn
ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de FCC
heeft bepaald.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden
opgesteld of bediend.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee
voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie
accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden
hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden.
Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat, vervalt
de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de
fabrikant.
FCC-bepaling voor het gebruik in draadloze LAN’s:
Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie van deze
zender en antenne kan dicht bij de geïnstalleerde antenne de RF-
blootstellingsgrens van 1 mW/cm2 worden overschreden. Daarom
moet de gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de
antenne. Dit apparaat kan niet worden geïnstalleerd met een andere
zender en verzendantenne.
14
Alleen voor Rusland
15
Alleen Duitsland
Informatie over wettelijke voorschriften
119
5. Bijlage
16
Alleen voor Turkije
17
De stekker van het netsnoer vervangen
(alleen voor het VK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker
(BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de
zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat
u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de
zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent,
mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap hebt op
gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd
Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige
(vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van
13 ampère. U moet een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder
nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet
meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok te krijgen als u
hem in het stopcontact steekt.
Belangrijke waarschuwing:
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet
overeenstemmen met die van de stekker.
Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met de
letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of
zwart is gekleurd.
Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden
aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering:
Groen/geel: aarding
Blauw: neutraal
Bruin: fase
Informatie over wettelijke voorschriften
120
5. Bijlage
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of
de kleur zwart.
In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van 13 ampère zijn
aangebracht.
18
Verklaring van overeenstemming (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
1 januari 1995: Richtlijn 2006/95/EC van het Europees Parlement en de
Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften
der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen
bepaalde spanningsgrenzen.
1 januari 1996: Richtlijn 2004/108/EC van de Raad inzake de harmonisatie
van de wetgevingen in de lidstaten betreffende elektromagnetische
compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EC van de Raad inzake radioapparatuur en
eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge herkenning van
hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung
Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante
richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd.
EC-certificering
Certificering voor Richtlijn 1999/5/EC inzake radioapparatuur en
eindapparatuur voor telecommunicatie (FAX)
Dit product van Samsung is gecertificeerd door Samsung zelf voor enkele-
terminalverbindingen in heel Europa met het openbare telefoonnet (PSTN),
in overeenstemming met richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen voor
gebruik met de nationale openbare telefoonnetten en compatibele PBX-en
van de Europese landen:
Indien er problemen optreden, moet u in eerste instantie contact opnemen
met het Euro QA Lab van Samsung Electronics Co., Ltd.
Samsung Electronics verklaart hierbij dat deze [CLP-41xN
Series/CLP-68xND Series] voldoen aan de essentiële vereisten
en andere regelgeving van de laagspanningsrichtlijn (2006/95/
EC) en de EMC-richtlijn (2004/108/EC).
Samsung Electronics verklaart hierbij dat deze [CLP-41xNW
Series/CLP-68xDW Series] in overeenstemming is met de
essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van de
R&TTE-richtlijn (1999/5/EC).
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com. Daar
klikt u op Ondersteuning > Downloadcenter en geeft u de
printernaam (MFP) in om EuDoC te doorzoeken.
Informatie over wettelijke voorschriften
121
5. Bijlage
Het product is getest op TBR21. Het European Telecommunication
Standards Institute (ETSI) heeft voor gebruik en toepassing in
overeenstemming met deze norm een adviesdocument gepubliceerd (EG
201 121), waarin opmerkingen en extra voorwaarden staan voor
netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals. Het product is getest op, en
voldoet aan, alle relevante adviezen in dit document.
Europese radiogoedkeuringsinformatie
(voor producten uitgerust met door de EU
goedgekeurde radioapparaten)
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw
printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten
aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze
apparaten aanwezig zijn.
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze
apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder
de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTE-
richtlijn heeft vastgelegd.
Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten
gekwalificeerde Europese lidstaten:
EU-landen
Europese landen met gebruiksbeperkingen:
EU
In Frankrijk mag deze apparatuur alleen binnenshuis worden gebruikt.
EEA/EFTA-landen
Geen beperkingen op dit ogenblik.
19
Alleen voor Israël
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn
mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s
alleen worden gebruikt als het systeemlabel een CE-
markering, een registratienummer van een aangemelde
instantie en het waarschuwingssymbool bevat.
Informatie over wettelijke voorschriften
122
5. Bijlage
20
Mededelingen aangaande normen
Draadloze geleiding
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4 GHz/5 GHz-band. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht
van beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een
draadloos apparaat.
Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor
specifieke landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of
landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn
uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd
kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het
systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat wilt
gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het
plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over de
vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet
worden gebruikt.
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze
apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder
de tot dusver bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen
apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie
afgeven dan conform de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake
radiofrequentie is toegestaan, is de producent ervan overtuigd dat deze
apparaten veilig zijn in het gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet
menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden
vermeden.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam,
voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder
uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op
meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze
apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden
opgesteld of bediend.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze
apparaten. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen
opgenomen.
Informatie over wettelijke voorschriften
123
5. Bijlage
Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met
apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige
luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan
boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht.
IEEE 802.11- (beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-
communicatieapparaten zijn voorbeelden van draadloze
communicatieapparaten.
In omgevingen waar het risico op interferentie met andere
apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt
beschouwd, kan gebruik van een draadloos apparaat beperkt of
verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld
met zuurstof en ontvlambare gassen zijn enkele voorbeelden van
omgevingen waar het gebruik van draadloze apparaten beperkt of
verboden kan zijn. Als u zich in een omgeving bevindt waarvan u
niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten
gesanctioneerd is, vraagt u de plaatselijke autoriteiten om
toelating voor u het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik
neemt.
Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van
draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met een
draadloos apparaat, moet u, als u van het ene land naar het
andere reist, voorafgaand aan uw vertrek bij de plaatselijke
radiogoedkeuringsinstanties informeren of er beperkingen gelden
voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van
bestemming.
Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos
apparaat, mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle
kleppen en schermen op hun plaats zitten en het systeem
compleet is.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden
hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden.
Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat,
vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op
met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het
land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de
systeemherstelkit van de fabrikant of neem contact op met de
technische dienst van de fabrikant voor meer informatie.
Informatie over wettelijke voorschriften
124
5. Bijlage
21
Alleen voor China
125
5. Bijlage
Copyright
© 2012 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze
gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft
Corporation.
Google, Picasa, Google Docs, Android en Gmail zijn geregistreerde handelsmerken or handelsmerken van Google Inc.
Google Cloud Print is een handelsmerk van Google Inc.
iPad, iPhone, iPod touch, Mac en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de V.S en andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo
zijn handelsmerken van Apple Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
REV.1.02
GEAVANCEERD
Gebruikershandleiding
CLP-41xN/CLP-41xNW Series
CLP-68xND/CLP-68xDW Series
GEAVANCEERD
Gebruikershandleiding
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde
instelling, gebruik en het oplossen van problemen in verschillende
besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar.
BASIS
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en
het oplossen van problemen in Windows.
127
G
EAVAN
C
EERD
1. Installatie van de software
Installatie voor Mac 130
Opnieuw installeren voor Mac 131
Installatie voor Linux 132
Opnieuw installeren voor Linux 133
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Nuttige netwerkprogramma’s 135
Instelling bekabeld netwerk 136
Installeren van een stuurprogramma
over het netwerk 139
IPv6-configuratie 149
Draadloos netwerk instellen 152
Samsung MobilePrint 177
AirPrint 178
Google Cloud Print™ 179
3. Menu´s met nuttige instellingen
Voordat u een hoofdstuk gaat lezen 183
Informatie 184
Lay-out 185
Papier 187
Grafisch 188
Systeeminst. 189
Emulatie 193
Beeldmgr. 194
Netwerk 195
Direct USB 197
Taakbeheer 198
4. Speciale functies
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 200
Verschillende tekens invoeren 201
Afdrukfuncties 202
Optionele apparaatfuncties gebruiken 220
128
G
EAVAN
C
EERD
5. Nuttige beheerprogramma's
Easy Capture Manager 223
Samsung AnyWeb Print 224
Samsung Easy Color Manager 225
Easy Eco Driver 226
SyncThru™ Web Service gebruiken 227
Samsung Easy Printer Manager gebruiken 231
Samsung-printerstatus gebruiken 234
De Linux Unified
Driver Configurator gebruiken 236
6. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer 240
Problemen met de voeding en het netsnoer
241
Afdrukproblemen 242
Problemen met de afdrukkwaliteit 247
Problemen met het besturingssysteem 255
1. Installatie van de
software
Dit hoofdstuk levert instructies voor het installeren van essentiële en nuttige software voor gebruik in
een opstelling waarbij het apparaat via een kabel aangesloten is. Een lokale printer is een printer die
via een kabel rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat op een netwerk is
verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie van het
stuurprogramma voor een netwerkapparaat (zie "Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk" op pagina 139).
Installatie voor Mac 130
Opnieuw installeren voor Mac 131
Installatie voor Linux 132
Opnieuw installeren voor Linux 133
Als u gebruik maakt van het besturingsysteem Windows, kijkt u in de basishandleiding
voor installatie van het stuurprogramma (zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 23).
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
130
1. Installatie van de software
Installatie voor Mac
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
5
Klik op Ga door.
6
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
7
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
8
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
9
Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties.
10
Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke
onderdelen u wilt installeren.
11
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
12
Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw
opstarten. Klik op Ga door met installatie.
13
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart.
14
Open de map Programma's > Hulpprogramma's >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Programma's >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15
Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op het pictogram +, waarna een
venster verschijnt.
16
Klik op Standaardkiezer en zoek de USB-verbinding.
In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op Standaard en zoekt u de USB-
verbinding.
17
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Voor Mac OS X 10.5-10.7: als Automatisch selecteren niet goed
werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de
naam van uw apparaat in Druk af via.
Uw apparaat verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardapparaat.
18
Klik op Voeg toe.
131
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Mac
Als het printerbesturingsbestand niet correct werkt, maakt u de installatie
van het besturingsbestand ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Uninstaller
OS X.
5
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
6
Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op OK.
Als een apparaat al is toegevoegd, kunt u het verwijderen via
Printerconfiguratie of Afdrukken en faxen.
132
1. Installatie van de software
Installatie voor Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com > vind uw
product > Service en downloads).
1
Het Unified Linux-stuurprogramma installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware
te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met
uw systeembeheerder.
3
Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung.
4
Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
5
Dubbelklik op cdroot > autorun.
6
Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt.
7
Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator
op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan het
systeemmenu toegevoegd. Als u problemen ondervindt, raadpleegt u de
schermhulp die u kunt openen via het systeemmenu of vanuit het
stuurprogrammapakket van Windows-toepassingen, zoals Unified Driver
Configurator of Image Manager.
133
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Linux
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van
het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie
van het printerstuurprogramma ongedaan te maken. Als u geen
supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3
Open het programma Terminal. Wanneer het venster Terminal
verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
4
Klik op Next.
5
Klik op Finish.
2. Een via een netwerk
aangesloten apparaat gebruiken
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de
software instelt.
Nuttige netwerkprogramma’s 135
Instelling bekabeld netwerk 136
Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk 139
IPv6-configuratie 149
Draadloos netwerk instellen 152
Samsung MobilePrint 177
AirPrint 178
Google Cloud Print™ 179
De ondersteunde optionele apparaten en functies kunnen van model tot model verschillen
(zie "Functies per model" op pagina 7).
135
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Nuttige netwerkprogramma’s
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om in een netwerkomgeving
de netwerkinstellingen op een eenvoudige manier in te voeren. Zo kan de
netwerkbeheerder diverse apparaten in het netwerk beheren.
Voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken moet u het IP-
adres instellen.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7).
1
SyncThru™ Web Service
Met de in het netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u het
volgende doen (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 227).
Informatie over en status van verbruiksartikelen opvragen.
Apparaatinstellingen aanpassen.
E-mail-meldingsopties instellen. Als u deze optie instelt, wordt de
apparaatstatus (als de tonercassette leeg is of als er een foutmelding
is) automatisch naar het e-mailadres van een bepaalde persoon
gestuurd.
De noodzakelijke netwerkparameters voor het apparaat instellen, zodat
u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
2
SyncThru™ Web Admin Service
Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor netwerkbeheerders. Met
SyncThru™ Web Admin Service kunt u netwerkapparatuur op een
efficiënte manier beheren en op afstand controleren. U kunt bovendien
problemen oplossen vanaf iedere plek waar u via het internet toegang hebt
tot het bedrijfsnetwerk.
U kunt dit programma downloaden via http://
solution.samsungprinter.com.
3
SetIP instelling bekabeld netwerk
Met dit hulpprogramma kunt u een netwerkinterface selecteren en
handmatig IP-adressen configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows)" op pagina
136.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Mac)" op pagina 137.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux)" op pagina 138.
Wanneer het apparaat de netwerkpoort niet ondersteunt, kunt u
deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 19).
TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund.
136
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Instelling bekabeld netwerk
4
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat, waarin de huidige netwerkinstellingen
van uw apparaat worden weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van
een netwerk.
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel en kies Netwerk >
Netwerkconf.
In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van
uw apparaat vinden.
Voorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 169.254.192.192
5
Het IP-adres instellen
Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u
deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 19).
TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund.
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken via
het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch
toegewezen via een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol
Server) die zich in het netwerk bevindt.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Windows)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Configuratiescherm > Beveiligingscentrum >
Windows Firewall.
1
Installeer dit programma vanaf de meegeleverde cd-rom door te
dubbelklikken op Application > SetIP > Setup.exe.
2
Volg de instructies in het installatievenster.
3
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
4
Schakel het apparaat in.
5
In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma's >
Samsung Printers > SetIP > SetIP.
6
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
Instelling bekabeld netwerk
137
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
7
Voer als volgt de nieuwe apparaatgegevens in in het
configuratievenster. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u
verder kunt gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 136). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
8
Klik op Toepassen en vervolgens op OK. Het
Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat
afgedrukt. Bevestig dat alle instellingen juist zijn.
IPv4-configuratie met het programma SetIP (Mac)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren > Beveiliging > Firewall.
De volgende instructies kunnen verschillen per model.
1
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
2
Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer
vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP >
SetIPapplet.html.
3
Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch worden
geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De pagina
SetIPapplet.html wordt geopend in de browser. Hier vindt u de
naam en het IP-adres van de printer.
4
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
5
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt
gaan.
Instelling bekabeld netwerk
138
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 136). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
6
Selecteer Apply, OK en opnieuw OK.
7
Sluit Safari af.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Linux)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via System Preferences or Administrator.
De volgende instructies kunnen verschillen per model of
besturingssysteem.
1
Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/.
2
Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html.
3
Klik hier om het venster TCP/IP Configuration te openen.
4
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt
gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 136). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
5
Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het
apparaat afgedrukt.
139
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7).
Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u
deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 19).
U kunt het printerstuurprogramma en de software installeren
wanneer u de software-cd in het cd-rom-station van uw computer
plaatst. Voor Windows selecteert u het printerstuurprogramma en de
software in het venster Selecteer de te installeren software en
hulpprogramma's.
6
Windows
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet reeds ingesteld
zijn (zie "Het IP-adres instellen" op pagina 136).
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Selecteer Nu installeren.
4
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en vink het selectievakje Ik
aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst
aan. Klik daarna op Volgende.
Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden, verschijnt
er een foutbericht. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende.
5
Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname
aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van
printer. Klik daarna op Volgende.
6
Selecteer Netwerkverbinding in het scherm
Printerverbindingstype.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
140
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
7
Als het scherm Apparaat aansluiten verschijnt, controleer of het
apparaat met uw netwerk is verbonden. Klik daarna op Volgende.
De firewallsoftware blokkeert mogelijk de netwerkcommunicatie.
Schakel de firewall op de computer uit, voordat u het apparaat met het
netwerk verbindt.
8
De gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven.
Selecteer het gewenste apparaat en klik op OK.
9
Volg de instructies in het installatievenster.
De modus installatie op de achtergrond
De modus installatie op de achtergrond is een installatiemethode die geen
tussenkomst van de gebruiker vereist. Zodra u met de installatie start,
worden het stuurprogramma van het apparaat en de software automatisch
op uw computer geïnstalleerd. U kunt de installatie op de achtergrond ook
starten door /s of /S in het opdrachtvenster te typen.
Opdrachtregelparameters
De volgende tabel geeft opdrachten weer die kunnen worden gebruikt in het
opdrachtvenster.
De volgende opdrachtregels zijn effectief en worden gehanteerd
wanneer de opdracht gebruikt wordt met /s of /S. /h, /H of /? zijn
uitzonderlijke opdrachten die alleen gebruikt kunnen worden.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/s of /S Start installatie op de
achtergrond.
Hiermee worden
apparaatstuurprogramma's
geïnstalleerd zonder UI's op
te roepen en zonder
tussenkomst van de
gebruiker.
/p"<poortnaam>" of
/P"<poortnaam>"
Specificeert de
printerpoort.
Er wordt een
netwerkpoort
gemaakt aan de
hand van de
standaard TCP/
IP-poortmonitor.
Voor een lokale
poort moet deze
poort op het
systeem bestaan
voor deze door
een opdracht
wordt
gespecificeerd.
De printerpoortnaam kan
worden opgegeven als IP-
adres, hostnaam, lokale
USB-poortnaam of
IEEE1284-poortnaam.
Voorbeeld:
/p"xxx.xxx.xxx.xxx"
waarin "xxx.xxx.xxx.xxx"
staat voor het IP-adres
van de netwerkprinter. /
p"USB001", /P"LPT1:", /
p"hostnaam".
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
141
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
/a"<dest_path>" of
/A"<dest_path>"
Specificeert het doelpad
voor de installatie.
Het doelpad
moet een volledig
gekwalificeerd
pad zijn.
Aangezien
apparaatstuurprogramma's
geïnstalleerd moeten
worden op een voor het
besturingssysteem
specifiek pad, is deze
opdracht alleen van
toepassing op
toepassingssoftware.
/n"<Printernaam>"
of /
N"<Printernaam>"
Specificeert de
printernaam. De
printerinstantie zal
worden gemaakt
conform de opgegeven
printernaam.
Met deze parameter kunt u
naar wens printerinstanties
toevoegen.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/nd of /ND Geeft de opdracht het
geïnstalleerde
stuurprogramma niet in
te stellen als standaard
apparaatstuurprogramm
a.
Het geeft aan dat het
geïnstalleerde
apparaatstuurprogramma
niet het standaard
apparaatstuurprogramma
op uw systeem zal zijn als
er meer dan een
printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Als er geen
apparaatstuurprogramma
op uw systeem is
geïnstalleerd, is deze optie
niet van toepassing omdat
het Windows-
besturingssysteem het
geïnstalleerde
printerstuurprogramma als
standaardstuurprogramma
zal instellen.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
142
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
/x of /X Maakt gebruik van
bestaande
apparaatstuurprogramm
abestanden om de
printerinstantie te maken
als deze al is
geïnstalleerd.
Deze opdracht biedt een
mogelijkheid om een
printerinstantie te
installeren die
gebruikmaakt van
geïnstalleerde
printerstuurprogrammabest
anden zonder een
bijkomend stuurprogramma
te installeren.
/
up"<printernaam>"
of /
UP"<printernaam>
"
Verwijdert alleen de
opgegeven
printerinstantie en niet
de
stuurprogrammabestand
en.
Deze opdracht biedt een
mogelijkheid om alleen de
opgegeven printerinstantie
van uw systeem te
verwijderen zonder effect
op andere
printerstuurprogramma's.
Hiermee zullen de
printerstuurprogramma's
niet van uw systeem
worden verwijderd.
/d of /D Verwijdert alle
apparaatstuurprogramm
a's en toepassingen van
uw systeem.
Deze opdracht verwijdert
alle geïnstalleerde
apparaatstuurprogramma's
en toepassingssoftware
van uw systeem.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/v"<share name>"
of /V"<share
name>"
Deelt het geïnstalleerde
apparaat en voegt
andere
platformstuurprogramm
a's toe voor Point & Print.
Alle ondersteunde
apparaatstuurprogramma's
van het Windows-
besturingssysteem worden
geïnstalleerd en gedeeld
met de opgegeven <share
name> voor Point & Print.
/o of /O Opent de map Printers
en faxapparaten na
installatie.
Deze opdracht opent de
map Printers en
faxapparaten na installatie
op de achtergrond.
/f"<naam van
logboekbestand>"
of /F"<naam van
logboekbestand>"
Specificeert de naam
van het logboekbestand.
Indien niet
gespecificeerd, wordt
het standaard
logboekbestand
gemaakt in de tijdelijke
map op het systeem.
Er wordt een
logboekbestand gemaakt in
een opgegeven map.
/h, /H of /? Toont het gebruik van de opdrachtregel.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
143
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
7
Mac
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
5
Klik op Ga door.
6
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
7
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
8
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
programma´s worden afgesloten. Klik op Ga door.
9
Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties.
Als u het IP-adres nog niet hebt ingesteld, klikt u op IP-adres instellen
en raadpleegt u "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Mac)" op
pagina 137. Als u de draadloze instelling wilt gebruiken, raadpleegt u
"Instellen met Mac" op pagina 163.
10
Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke
onderdelen u wilt installeren.
11
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
12
Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw
opstarten. Klik op Ga door met installatie.
13
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
144
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
14
Open de map Toepassingen > Hulpprogramma's >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Programma's >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15
Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
In Mac OS X 10.5 -10.7 klikt u op het pictogram "+". Er verschijnt
een weergavevenster.
16
In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op IP.
17
Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol.
Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties van
de printer verbeteren door Socket te kiezen in de opties bij
Printertype.
18
Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres.
19
Typ de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrij. Als u de
wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u
eerst de standaardwachtrij.
20
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Als bij Mac OS X 10.5-10.7 Automatisch selecteren niet goed
werkt, kiest u Printersoftware selecteren en de naam van uw
apparaat in Druk af via.
21
Klik op Voeg toe.
Uw printer verschijnt op de Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardprinter.
8
Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com > vind uw
product > Service en downloads).
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
145
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Het Linux-stuurprogramma installeren en een
netwerkprinter toevoegen
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn
ingesteld.
2
Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung.
3
Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
4
Dubbelklik op cdroot > autorun.
5
Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Next.
6
Het venster "Add printer wizard" gaat open. Klik op Next.
7
Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search.
8
Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst.
9
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
10
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
11
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
12
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Een netwerkprinter toevoegen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2
Klik op Add Printer..
3
Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
4
Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
5
Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst
weergegeven.
6
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
7
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
8
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
146
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
9
UNIX
Controleer of uw printer het besturingssysteem UNIX ondersteunt,
voordat u het UNIX-stuurprogramma installeert (zie
"Besturingssysteem" op pagina 7).
De commando's zijn gemarkeerd met "". Wanneer u de commando's
invoert, moet u geen "" typen.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Besturingssysteem"
op pagina 7).
Om het UNIX-printerstuurprogramma te gebruiken moet u eerst het UNIX-
printerstuurprogrammapakket installeren en vervolgens de printer instellen.
U kunt het UNIX-printerstuurprogrammapakket downloaden van de website
van Samsung (( http://www.samsung.com > vind uw product > Service en
downloads).
Het UNIX-printerstuurprogrammapakket
installeren
De installatieprocedure is identiek voor alle varianten van het
bovengenoemde UNIX-besturingssysteem.
1
Download het UNIX-stuurprogrammapakket van de website van
Samsung en pak het uit op uw computer.
2
Zorg dat u machtigingen voor de hoofdmap heeft.
su -"
3
Kopieer het juiste stuurprogrammabestand naar de UNIX-computer.
Raadpleeg de handleiding van uw UNIX-besturingssysteem voor meer
informatie.
4
Pak het UNIX-printerstuurprogrammabestand uit.
Op IBM AIX gebruikt u bijvoorbeeld de volgende commando’s:
gzip -d < voor de pakketnaam in | tar xf -"
5
Ga naar de uitgepakte map.
6
Voer het installatiescript uit.
./install -i
install is het installatiescriptbestand dat wordt gebruikt om het
UNIX-printerstuurprogrammapakket te installeren/deïnstalleren.
Gebruik de opdracht "chmod 755 install" om de uitvoering van het
installatiescript te machtigen.
7
Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de installatie
te controleren.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
147
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
8
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel. Hiermee wordt het
venster van de wizard Add Printer Wizard geopend. Stel in dit
venster de printer op de volgende manier in:
In sommige UNIX-besturingssystemen, zoals Solaris 10, zijn zojuist
toegevoegde printers mogelijk niet ingeschakeld en/of kunnen geen
taken ontvangen. In dat geval moet u de volgende twee opdrachten
uitvoeren in de root-terminal:
accept <printer_name>"
enable <printer_name>"
De installatie van het
printerstuurprogrammapakket ongedaan maken
Het hulpprogramma moet gebruikt worden om de geïnstalleerde printer
uit het systeem te verwijderen.
a Voer de opdracht "uninstallprinter" uit vanaf de terminal.
Hierdoor wordt Uninstall Printer Wizard geopend.
De geïnstalleerde printers verschijnen in de vervolgkeuzelijst.
b Selecteer de printer die u wilt verwijderen.
c Klik op Delete om de printer uit het systeem te verwijderen.
d Voer de opdracht ". /install –d" uit om de installatie van het volledige
pakket ongedaan te maken.
e Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de
deïnstallatie te controleren.
Gebruik de opdracht ". /install -i" om de binaire gegevens opnieuw te
installeren.
De printer instellen
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel om de printer toe te voegen
aan uw UNIX-systeem. Hiermee wordt het venster van de wizard Printer
toevoegen geopend. Stel in dit venster de printer op de volgende manier in:
1
Typ de naam van de printer.
2
Selecteer het juiste printermodel uit de lijst van modellen.
3
Voer een beschrijving in voor het type van uw printer in het veld
Type. Dit is optioneel.
4
Geef in het veld Description een beschrijving van de printer op. Dit
is optioneel.
5
Geef in het veld Location een beschrijving van de printer op.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
148
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
6
Typ het IP-adres of de DNS-naam van de printer in het tekstvak
Device voor netwerkprinters. Op IBM AIX met jetdirect kunt u alleen
Queue type invoeren. U kunt geen numeriek IP-adres invoeren.
7
Queue type toont de verbinding als lpd of jetdirect in de
overeenkomstige keuzelijst. Op Sun Solaris OS is bovendien een
usb type beschikbaar.
8
Selecteer Copies om het aantal exemplaren in te stellen.
9
Schakel de optie Collate in om exemplaren gesorteerd af te
drukken.
10
Schakel de optie Reverse Order in om exemplaren in omgekeerde
volgorde af te drukken.
11
Schakel de optie Make Default in om deze printer in te stellen als
standaardprinter.
12
Klik op OK om de printer toe te voegen.
149
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
IPv6-configuratie
IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7 of "Menuoverzicht" op pagina 26).
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle
netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u
het opnieuw met behulp van Instel. wissen.
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken
vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.
Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres
begint met FE80).
Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter
geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6-
adres.
Manual Address: Door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6-
adres.
Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het IPv6-
adres te gebruiken.
10
Via het bedieningspaneel
IPv6 activeren
1
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > IPv6 activeren.
3
Selecteer Aan en druk op OK.
4
Zet het apparaat uit en weer aan.
Configureer niet zowel IPv4 als IPv6 bij het installeren van het
printerstuurprogramma. We raden u aan IPv4 óf IPv6 te configureren
(zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina
139).
Configuratie DHCPv6-adres
Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van de
volgende opties instellen voor standaard dynamische host-configuratie.
1
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > DHCPv6 Config.
IPv6-configuratie
150
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
3
Druk op de toets OK om de gewenste waarde te selecteren.
DHCPv6 Addr: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de router er niet
om vraagt.
DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een router
erom vraagt.
Router: Gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt.
11
Via de SyncThru™ Web Service
IPv6 activeren
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het
IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld
en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service,
moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het
standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We
raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te
wijzigen.
ID: admin
Password: sec00000
3
Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menublak
en klikt u op Network Settings.
4
Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website.
5
Schakel het selectievakje IPv6 Protocol in om IPv6 te activeren.
6
Klik op de knop Apply.
7
Zet het apparaat uit en weer aan.
U kunt DHCPv6 ook instellen.
Stel het IPv6-adres als volgt handmatig in:
Schakel het selectievakje Manual Address in. Vervolgens wordt het
tekstvak Address/Prefix geactiveerd. Voer de rest van het adres in
(bijv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot
F).
IPv6-configuratie
151
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Configuratie IPv6-adres
1
Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering
als URL ondersteunt.
2
Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address,
Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het
netwerkconfiguratierapport (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 136).
Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen
(adres begint met FE80).
Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter
geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd
IPv6-adres.
Manual Address: Door de gebruiker handmatig geconfigureerd
IPv6-adres.
3
Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen vierkante haakjes ("[ ]")worden geplaatst.
152
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Draadloos netwerk instellen
Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk ondersteunt.
Afhankelijk van het model is een draadloos netwerk mogelijk niet
beschikbaar (zie "Functies per model" op pagina 7).
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle
netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u
het opnieuw met behulp van Instel. wissen.
12
Aan de slag
Uitleg over het type netwerk
Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één verbinding
tegelijk mogelijk.
Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel
Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het
eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), een
beveiligings-id en een netwerksleutel voor het netwerk gegenereerd. Vraag
uw netwerkbeheerder om deze informatie voordat u verder gaat met de
installatie van het apparaat.
Infrastructuurmodus
Deze modus wordt doorgaans gebruikt in woningen, kleine
kantoren en thuiskantoren. In deze modus verloopt de
communicatie met het draadloze apparaat via een
toegangspunt.
Ad-hocmodus
In deze modus wordt geen toegangspunt gebruikt. De
draadloze computer en het draadloze apparaat
communiceren rechtstreeks met elkaar.
Draadloos netwerk instellen
153
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
13
Methoden voor het instellen van een draadloos netwerk
U kunt de instellingen van uw draadloze netwerk configureren vanaf het apparaat of de computer. Kies de instellingsmethode uit de onderstaande tabel.
Sommige installatiemethoden voor het draadloze netwerk zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het model of land.
Raadpleeg het probleemoplossingshoofdstuk (zie "Problemen met draadloze netwerken oplossen" op pagina 173), wanneer er zich problemen voordoen
tijdens de instelling van het draadloze netwerk of de installatie van het stuurprogramma.
Installatiemethode Verbindingsmethode Beschrijving & Referentie
Met toegangspunt Via de computer Zie "Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)" op pagina 158 als u Windows gebruikt. A
Mac-gebruikers, zie "Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)" op pagina 163. B
Zie "Een netwerkkabel gebruiken" op pagina 167. C
Vanaf het bedieningspaneel van
het apparaat
zie "Apparaten met een display" op pagina 155.
zie "Apparaten zonder een display" op pagina 156.
D
zie "Gebruik van de Menu-knop" op pagina 157. E
Zonder toegangspunt Via de computer Zie "Ad-hoc via USB-kabel" op pagina 161 als u Windows gebruikt. F
Mac-gebruikers, zie "Ad-hoc via USB-kabel" op pagina 165. G
Wi-Fi Direct instellen zie "Wi-Fi Direct voor mobiel printen instellen" op pagina 171. H
Draadloos netwerk instellen
154
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
14
De knop WPS gebruiken
Als uw printer en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen voor het draadloze
netwerk eenvoudig en zonder computer configureren door op het
bedieningspaneel op de knop (WPS) te drukken.
Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de
infrastructuurmodus, koppelt u de netwerkkabel los van het
apparaat. Of u de knop WPS (PBC) gebruikt of het PIN-nummer
invoert om verbinding te maken met het toegangspunt, hangt af van
het toegangspunt (of de draadloze router) die u gebruikt. Raadpleeg
de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze
router) dat u gebruikt voor meer informatie.
Wanneer u de WPS-knop gebruikt om het draadloos netwerk in te
stellen, kunnen de beveiligingsinstellingen wijzigen. Vergrendel de
WPS-optie in de beveiligingsinstellingen van het huidige draadloze
netwerk om dit te voorkomen. De naam van de optie kan verschillen
afhankelijk van het toegangspunt (of draadloze router) dat/die u
gebruikt.
Wat u nodig hebt
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™ (WPS) ondersteunt.
Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus)
Uw type kiezen
Met behulp van de knop (WPS) op het bedieningspaneel kunt u op twee
manieren een verbinding met een draadloos netwerk tot stand brengen
voor uw apparaat.
Met de PBC (Push Button Configuration)-methode kunt u uw apparaat
verbinding laten maken met een draadloos netwerk door zowel te drukken
op de (WPS)-knop op het bedieningspaneel van uw apparaat als op de
WPS-knop (of PBC-knop) op een toegangspunt (of draadloze router) met
ondersteuning voor Wi-Fi Protected Setup™ (WPS).
Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u uw apparaat
verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de meegeleverde
PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt dat (of draadloze router
die) WPS (Wi-Fi Protected Setup™) ondersteunt.
De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze wordt
aanbevolen voor een gewone draadloze netwerkomgeving.
Druk op (Menu) > Netwerk > Draadloos >WPS-inst.) om de WPS-
modus te wijzigen via het bedieningspaneel.
Draadloos netwerk instellen
155
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Apparaten met een display
Aansluiten in PBC-modus
1
Druk meer dan twee seconden op de knop (WPS) op het
configuratiescherm.
De machine wacht maximaal twee minuten tot u op de knop WPS (of
PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router) hebt gedrukt.
2
Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze
router).
De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCD-
display weergegeven:
a Verbinden: Het apparaat is bezig verbinding te maken met het
toegangspunt (of de draadloze router).
b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze
netwerk, blijft de WPS-LED branden.
c AP SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos
netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het
display.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de
instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen.
Verbinding maken in PIN-modus
1
Druk meer dan twee seconden op de knop (WPS) op het
configuratiescherm.
2
De achtcijferige PIN-code verschijnt op het display.
U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op
de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de
draadloze router).
De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCD-
display weergegeven:
a Verbinden: het apparaat maakt een verbinding met het
draadloos netwerk.
b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze
netwerk, blijft de WPS-LED branden.
c SSID: Nadat de verbinding met het draadloos netwerk is
gemaakt, worden de SSID-gegevens van het toegangspunt
weergegeven op het LCD-display.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de
instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen.
Draadloos netwerk instellen
156
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Apparaten zonder een display
Aansluiten in PBC-modus
1
Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat
de status-LED snel begint te knipperen (na ongeveer 2 - 4
seconden).
Er wordt verbinding gemaakt met het draadloze netwerk. De LED
knippert maximaal twee minuten langzaam tot u op de PBC-knop op
een toegangspunt (of draadloze router) drukt.
2
Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze
router).
a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is
bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de
draadloze router).
b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft
de WPS-LED branden.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de
instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen.
Verbinding maken in PIN-modus
1
Het netwerkconfiguratierapport met het PIN-nummer moet worden
afgedrukt (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op
pagina 136).
Houd in de stand-bymodus de knop (Annuleren of Stoppen/
Wissen) op het configuratiescherm ca. 5 seconden ingedrukt. Het
PIN-nummer van uw apparaat wordt weergegeven.
2
Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat
de status-LED snel gaat branden (na 4 seconden).
Het apparaat maakt verbinding met het toegangspunt (of draadloze
router).
3
U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op
de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de
draadloze router).
De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u de
achtcijferige PIN-code invoert.
De WPS-LED begint op de volgende manier te knipperen:
a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is
bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de
draadloze router).
b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft
de WPS-LED branden.
4
Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de
instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen.
Draadloos netwerk instellen
157
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Opnieuw verbinding maken met een netwerk
Wanneer de draadloze netwerkfunctie is uitgeschakeld, wordt automatisch
opnieuw geprobeerd een verbinding tot stand te brengen met het
toegangspunt (of de draadloze router) met behulp van de eerder gebruikte
instellingen voor de draadloze verbinding en het adres.
In de volgende gevallen wordt automatisch een nieuwe verbinding met
het draadloze netwerk tot stand gebracht:
Het apparaat wordt uit- en weer aangezet.
Het toegangspunt (of de draadloze router) wordt uit- en weer
ingeschakeld.
Annuleren van het maken van een verbinding
Als u het verbinden met een draadloos netwerk wilt annuleren terwijl dit
proces wordt uitgevoerd, drukt u op (Annuleren of Stoppen/Wissen)
op het bedieningspaneel en laat u deze weer los. Wacht 2 minuten
voordat u opnieuw verbinding met het draadloze netwerk probeert te
maken.
Verbinding met een netwerk verbreken
U kunt de draadloze netwerkverbinding verbreken door langer dan twee
seconden op de knop (WPS) op het configuratiescherm te drukken.
Als het Wi-Fi-netwerk zich in de niet-actieve modus bevindt: De
verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk wordt
onmiddellijk verbroken en stopt de WPS-LED met branden.
Wanneer het Wi-Fi-netwerk in gebruik is: Zolang het apparaat wacht
tot de huidige taak is afgerond, knippert het lampje van de WPS-LED
snel. Vervolgens wordt de verbinding met het draadloze netwerk
automatisch verbroken en stopt de WPS-LED met branden.
15
Gebruik van de Menu-knop
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk
kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens
zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd
geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent
met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Draadloos netwerk instellen
158
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een
apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te
kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk" op pagina 139).
1
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op Netwerk > Draadloos > WLAN-inst..
3
Druk op OK om de gewenste installatiemethode te selecteren.
Wizard (aangeraden): In deze modus wordt de installatie
automatisch uitgevoerd. Het apparaat geeft een lijst met
beschikbare netwerken. Nadat een netwerk is geselecteerd,
vraagt de printer naar de bijbehorende beveiligingscode.
Aangepast: In deze modus kunnen gebruikers hun eigen SSID
handmatig invoeren of wijzigen, of de details van de
beveiligingsoptie kiezen.
16
Instellen met Windows
Snelkoppeling naar programma Draadloze verbindingen instellen
zonder CD: All u het printerstuurprogramma eenmaal heeft
geïnstalleerd, heeft u zonder CD toegang tot het programma
Draadloze verbindingen instellen. Selecteer in het Startmenu
achtereenvolgens Programma's of Alle programma's > Samsung
Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Programma
voor het instellen van draadloze verbindingen.
Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
•USB-kabel
Draadloos netwerk instellen
159
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Opzetten van de netwerkinfrastructuur
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Klik op Nu installeren.
5
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op
Volgende.
6
Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname
aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van
printer. Klik daarna op Volgende.
7
Selecteer Configureer de draadloze netwerkconnectie met een
USB-kabel op het scherm Printerverbindingstype. Klik vervolgens
op Volgende.
8
Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken
en klik op Volgende.
Als het draadloze netwerk al is ingesteld, verschijnt het scherm
Draadloze netwerkinformatie. Selecteer Ik wil de software
installeren met de huidige instellingen. (Aanbevolen). Klik
daarna op Volgende.
Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u de
draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het
toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie als u wilt dat de
afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig
wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128, TKIP,
AES, TKIP AES).
Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het
netwerkwachtwoord in.
Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van
het netwerkwachtwoord.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex.
Draadloos netwerk instellen
160
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster
voor het draadloos netwerk.
Voer het netwerkwachtwoord van het toegangspunt (of de router) in.
9
Als het venster van de netwerkverbinding verschijnt, verwijder dan
de netwerkkabel. Klik daarna op Volgende. De verbinding met de
netwerkkabel kan interferentie veroorzaken bij het zoeken naar
draadloze apparaten.
10
Het volgende scherm verschijnt als uw printer Wi-Fi Direct
ondersteunt.
Klik op Volgende.
•Met Samsung Easy Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen
(zie "Wi-Fi Direct installeren" op pagina 171).
Naam Wi-Fi Direct: De standaard Wi-Fi Direct-naam is de
modelnaam en is maximaal 22 tekens lang.
Wachtwoordinstelling is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64
tekens lang.
11
Als het instellen van het draadloze netwerk is voltooid, verwijder dan
de USB-kabel tussen de computer en de printer. Klik op Volgende.
12
Klik op Volgende als het scherm Printers gevonden verschijnt.
13
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
14
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van
het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat, en
de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
15
Als u uw printer wilt registreren op de website van Samsung en
nuttige informatie wilt ontvangen, klik dan op Online registratie. Wilt
u dit niet, klik dan op Voltooien.
Draadloos netwerk instellen
161
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos met uw
computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg
hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Een computer die verbonden is met een netwerk
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
USB-kabel.
Ad-hocnetwerken in Windows instellen
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Klik op Nu installeren.
5
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op
Volgende.
6
Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname
aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van
printer. Klik daarna op Volgende.
7
Selecteer Configureer de draadloze netwerkconnectie met een
USB-kabel op het scherm Printerverbindingstype. Klik vervolgens
op Volgende.
8
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden. Klik op Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de
SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kanaal: selecteer het kanaal. (Auto-inst. of 2.412 tot 2.467 MHz.)
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het
netwerkwachtwoord in.
Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van
het netwerkwachtwoord.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex.
Draadloos netwerk instellen
162
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als de
beveilging van het ad-hocnetwerk is ingeschakeld.
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik op
Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
9
Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie
van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de
computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze
netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloze netwerk
de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u
of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling
van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op
TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van
instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u
op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer).
- Gateway: 169.254.133.1
10
Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt
geopend. Klik op Volgende.
11
Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u
de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op
Volgende.
Draadloos netwerk instellen
163
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
12
Klik op Volgende als het venster Printers gevonden verschijnt.
13
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
14
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van
het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat, en
de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
15
Als u uw printer wilt registreren op de website van Samsung en
nuttige informatie wilt ontvangen, klik dan op Online registratie. Wilt
u dit niet, klik dan op Voltooien.
17
Instellen met Mac
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
USB-kabel
Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
5
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
6
Klik op Ga door.
7
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
9
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
10
Klik op Instelling van draadloos netwerk in het paneel
Gebruikersopties.
Draadloos netwerk instellen
164
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
11
Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken
en klik op Next.
Als het draadloze netwerk al is ingesteld, verschijnt het venster
Draadloze netwerkinformatie. Selecteer Ik wil de software
installeren met de huidige instellingen. (Aanbevolen). Klik
daarna op Volgende.
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het
toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: selecteer Infrastruct..
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie als u wilt dat de
afdrukserver wordt geverifieerd op basis van de vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig
wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP,
AES, TKIP, AES.)
Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het
netwerkwachtwoord in.
Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van
het netwerkwachtwoord.
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex:.
Als de beveiliging van het toegangspunt is ingeschakeld, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.
Voer het netwerkwachtwoord van het toegangspunt (of de router) in.
12
Het volgende scherm verschijnt als uw printer Wi-Fi Direct
ondersteunt.
Klik op Volgende.
Draadloos netwerk instellen
165
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
•Met Samsung Easy Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen
(zie "Wi-Fi Direct installeren" op pagina 171).
Naam Wi-Fi Direct:: De standaard Wi-Fi Direct-naam is de
modelnaam en is maximaal 22 tekens lang.
Wachtwoordinstelling is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64
tekens lang.
13
Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u
de USB-kabel tussen de computer en de printer los.
14
Het instellen van het draadloze netwerk is voltooid. Nadat de
installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten.
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een
apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te
kunnen afdrukken (zie "Installatie voor Mac" op pagina 130).
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos
verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te
stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Een computer die verbonden is met een netwerk
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
•USB-kabel.
Ad-hocnetwerken op een Mac instellen
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
5
Dubbelklik in de map
MAC_Installer
op het pictogram
Installer OS X
.
6
Klik op Ga door.
7
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
Draadloos netwerk instellen
166
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
9
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
10
Klik op Instelling van draadloos netwerk in het paneel
Gebruikersopties.
11
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden. Klik op Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de
SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot 2467
MHz).
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het
netwerkwachtwoord in.
Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van
het netwerkwachtwoord.
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex:.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het
ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik op
Next.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
12
Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Next.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie
van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de
computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze
netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos netwerk
de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Draadloos netwerk instellen
167
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u
of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling
van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op
TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van
instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u
op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer).
- Gateway: 169.254.133.1
13
Als het venster verschijnt dat aangeeft dat de verbinding met de
netwerkkabel is bevestigd, verwijder dan de netwerkkabel en klik op
Volgende.
Als de netwerkkabel is verbonden, kan de computer de printer
mogelijk moeilijk vinden tijdens het configureren van het draadloze
netwerk.
14
Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de
netwerkconfiguratie.
15
Het instellen van het draadloze netwerk is voltooid. Nadat de
installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten.
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een
apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te
kunnen afdrukken (zie "Installatie voor Mac" op pagina 130).
18
Een netwerkkabel gebruiken
Wanneer apparaten de netwerkpoort niet ondersteunen, kunt u deze
functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 19).
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te
maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen.
Draadloos netwerk instellen
168
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u
een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing
te kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over
het netwerk" op pagina 139).
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw
draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw
netwerkconfiguratie.
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
Netwerkkabel
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden
gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken.
zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136.
IP-adres instellen via het programma SetIP
(Windows)
Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat handmatig
in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te communiceren met het
apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport
terugvindt.
zie "Het IP-adres instellen" op pagina 136.
Het draadloze netwerk van het apparaat
configureren
Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloze
netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd) weten. Deze
gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router)
werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd
bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u
SyncThru™ Web Service gebruiken.
SyncThru™ Web Service gebruiken
Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de
configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk.
Draadloos netwerk instellen
169
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
1
Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat
niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat
aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login. We raden u om veiligheidsredenen aan het
standaardwachtwoord te wijzigen.
ID: admin
Password: sec00000
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Network Settings.
6
Klik op Wireless > Wizard.
De Wizard zal u door de configuratie van het draadloos netwerk
loodsen. Als u het draadloos netwerk echter rechtstreeks wilt instellen,
selecteert u Custom.
7
Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst.
SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een
draadloos netwerk aanduidt. Toegangspunten en draadloze
apparaten die een verbinding proberen te maken met een
bepaald draadloos netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken.
De SSID is hoofdlettergevoelig.
Operation Mode: Operation Mode verwijst naar het type
draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos netwerk en
netwerksleutel" op pagina 152).
- Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze apparaten
rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-to-peer-
omgeving.
- Infrastructure: in deze modus kunnen draadloze apparaten
via een toegangspunt met elkaar te communiceren.
Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op Infrastructure
selecteert u de SSID van het toegangspunt. Als Operation Mode
ingesteld is op Ad-hoc selecteert u de SSID van het apparaat. Houd er
rekening mee dat "portthru" de standaard SSID van uw apparaat is.
8
Klik op Next.
Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze
netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord
(netwerkwachtwoord) in en klikt u op Next.
Draadloos netwerk instellen
170
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
9
Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de instellingen van
het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op Apply.
Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Als het goed is,
communiceert uw apparaat nu draadloos met het netwerk. In de ad-
hocmodus kunt u tegelijkertijd een draadloos LAN en een bekabeld
LAN gebruiken.
10
Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de
instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen.
19
Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
Als uw apparaat een LCD-display heeft, kunt u Wi-Fi ook in-/
uitschakelen via het menu Network op het bedieningspaneel van het
apparaat.
1
Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als
dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het
apparaat aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login. We raden u om veiligheidsredenen aan het
standaardwachtwoord te wijzigen.
ID: admin
Password: sec00000
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Network Settings.
6
Klik op Wireless > Custom.
U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen.
Draadloos netwerk instellen
171
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
20
Wi-Fi Direct voor mobiel printen instellen
Wi-Fi Direct is een gemakkelijk te installeren, peer-to-
peerverbindingsmethode tussen de gecertificeerde Wi-Fi Direct-printer en
een mobiel apparaat, dat voorziet in een veilige verbinding en betere
doorvoer dan de ad-hocmodus.
Met Wi-Fi Direct kunt u uw printer tegelijkertijd met een Wi-Fi Direct-netwerk
en een toegangspunt verbinden. Daarnaast kunt u tegelijkertijd gebruik
maken van een bekabeld netwerk en een Wi-Fi Direct-netwerk, zodat
meerdere gebruikers documenten kunnen openen en afdrukken via Wi-Fi
Direct en het bekabelde netwerk.
U kunt geen verbinding maken met het internet via Wi-Fi Direct op
uw printer.
De lijst met ondersteunde protocollen kan verschillen per model. Wi-
Fi Direct-netwerken ondersteunen NIET IPv6-, netwerkfilterings-,
IPSec-, WINS- en SLP-diensten.
Er kunnen maximaal 3 apparaten via Wi-Fi Direct worden
aangesloten.
Wi-Fi Direct installeren
U kunt de Wi-Fi Direct-optie inschakelen volgens een van de volgende
methoden.
Via een computer die verbonden is met een USB-kabel
(aanbevolen)
Wanneer de installatie van het stuurprogramma compleet is, kan de
Samsung Easy Printer Manager gebruikt worden om de Wi-Fi Direct-modus
in te stellen en te configureren.
Samsung Easy Printer Manager is alleen beschikbaar voor gebruikers
van Windows en Mac OS.
- Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > Samsung Easy Printer Manager >
Apparaatinstellingen > Netwerk.
Wi-Fi Direct Aan/Uit: Kies Aan om in te schakelen.
Apparaatnaam: Voer de naam van de printer in om uw printer
te kunnen zoeken op een draadloos netwerk. De
standaardnaam van uw apparaat is de modelnaam.
IP-adres: Voer het IP-adres van de printer in. Dit IP-adres wordt
gebruikt op uw lokale netwerk en niet voor het bekabelde of
draadloze netwerk. Wij raden u aan om het standaard lokale IP-
adres te gebruiken (het standaard lokaal IP-adres van de printer
voor Wi-Fi Direct is 192.168.3.1)
Groepsgebruiker: Schakel deze optie in om de printer toe te
wijzen aan de Wi-Fi Direct-groepsgebruiker. De
Groepsgebruiker functioneert op dezelfde manier als het
draadloze toegangspunt. Wij raden u aan deze optie in te
schakelen.
Draadloos netwerk instellen
172
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Networkwachtwoord: Wanneer uw printer een
Groepsgebruiker is, heeft u een Networkwachtwoord nodig
om andere mobiele apparaten te verbinden met uw printer. U
kunt het netwerkwachtwoord zelf instellen, of u kunt het
netwerkwachtwoord dat standaard gegenereerd wordt, laten
onthouden.
Vanaf het apparaat (apparaat met een LCD-display)
Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie "Toegang tot
het menu" op pagina 26).
Selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Netwerkinstellingen >
Draadloos > Wi-Fi Directop het aanraakscherm.
Schakel Wi-Fi Direct in.
Vanaf een computer met netwerkverbinding
Wanneer uw printer een netwerkkabel of een draadloos toegangspunt
gebruikt, kunt u Wi-Fi Direct inschakelen en configureren via SyncThru™
Web Service.
Ga naar SyncThru™ Web Service, kies Settings > Network Settings
> Wireless > Wi-Fi Direct.
Schakel Wi-Fi Direct in of uit en stel andere opties in.
Voor Linux OS-gebruikers,
- Druk een IP-netwerkconfiguratierapport af om het afdrukken te
controleren (zie"Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op
pagina 136).
- Ga naar SyncThru Web Service, kies Settings > Network
Settings > Wireless > Wi-Fi Direct.
- Schakel Wi-Fi Direct in of uit.
Het mobiele apparaat instellen
Raadpleeg de gebruikershandleiding voor het mobiele apparaat na het
instellen van Wi-Fi Direct op uw printer om Wi-Fi Direct in te stellen op
het mobiele apparaat.
Na het inschakelen van Wi-Fi Direct moet u de toepassing voor mobiel
afdrukken downloaden (bijvoorbeeld: Samsung Mobile printer) om af te
kunnen drukken vanaf uw smartphone.
Wanneer u de printer heeft gevonden waar u verbinding mee wilt
leggen vanaf uw mobiele apparaat, selecteert u de printer en gaat
het LED-lampje op de printer branden. Wanneer u op de WPS-knop
van de printer drukt, wordt er verbinding gemaakt met uw mobiele
apparaat.
Wanneer uw mobiele apparaat Wi-Fi Direct niet ondersteunt, moet u
de netwerksleutel van een printer invoeren in plaats van op de WPS-
knop te drukken.
Draadloos netwerk instellen
173
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
21
Problemen met draadloze netwerken oplossen
Problemen tijdens het instellen of de installatie
van het stuurprogramma
Printers niet gevonden
Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan.
De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet aangesloten.
Verbind de printer met uw computer door middel van de USB-kabel.
De printer ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het
apparaat is geleverd en zorg dat u beschikt over een draadloze
netwerkprinter.
Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
De printer kan de door u geselecteerde of ingevoerde netwerknaam
(SSID) niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw
toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken.
Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.
Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
De beveiliging is niet op de juiste manier geconfigureerd. Controleer de
beveiliging die op het toegangspunt en de printer is geconfigureerd.
Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de
USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de netwerkkabel
los van uw apparaat.
Verbindingsprobleem - Het IP-adres toewijzen
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat uit
en weer in.
Fout bij verbinding met pc
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen
uw computer en het apparaat.
- Voor een DHCP-netwerkomgeving
Het apparaat ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de
toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP.
Draadloos netwerk instellen
174
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Als de afdruktaak niet werkt in DHCP-modus, wordt het probleem
mogelijk veroorzaakt doordat het IP-adres automatisch is gewijzigd.
Vergelijk het IP-adres van het product met het IP-adres van de
printerpoort.
Vergelijken:
1 Druk het netwerkinformatierapport van uw printer af en controleer
vervolgens het IP-adres (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 136).
2 Controleer het IP-adres van de printerpoort van uw computer.
a Klik op het menu Start van Windows.
b Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en
faxapparaten.
Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten
en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm
> Hardware > Apparaten en printers.
c Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
d In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Eigenschappen van printer in het snelmenu.
Als bij het item Eigenschappen van printer het teken staat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde
printer selecteren.
e Klik op het tabblad Poort.
f Klik op de knop Poort configureren….
g Controleer of Printernaam of IP-adres: gelijk is aan het IP-adres
op het netwerkconfiguratieblad.
3 Wijzig het IP-adres van de printerpoort als dat afwijkt van het IP-
adres in het netwerkinformatierapport.
Als u de installatie-cd wilt gebruiken om het IP-adres van de poort te
wijzigen, maakt u verbinding met een netwerkprinter. Maak
vervolgens opnieuw verbinding met het IP-adres.
- Voor een statische netwerkomgeving
De printer gebruikt het statische adres als de toewijzingsmethode
voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
IP-adres: 169.254.133.43
Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer).
Gateway: 169.254.133.1
Andere problemen
Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen
voordoen, controleert u de volgende punten:
Draadloos netwerk instellen
175
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de
draadloze router) voor specifieke informatie.
Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of
de printer niet ingeschakeld.
Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat.
Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg
staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken.
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de
computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de communicatie
met het netwerk te herstellen.
Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie
blokkeert.
Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten
maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software
mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de
firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall.
Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden.
Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt
het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te
drukken.
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een
wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt u
contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze
router).
Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een
verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het
mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange
tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld.
Registreer het MAC-adres van het product als u de DHCP-server
configureert op het toegangspunt (of de draadloze router). Dan kunt u
altijd het ingestelde IP-adres gebruiken dat is ingesteld met behulp van
het MAC-adres. U kunt het MAC-adres van uw apparaat vinden door
een netwerkconfiguratierapport af te drukken (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136).
Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding
maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u
gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt
gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router).
Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere
draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet
ondersteund.
In de ad-hocmodus onder besturingssystemen zoals Windows Vista is
het mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van de
draadloze printer opnieuw moet instellen.
Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kunnen de
infrastructuurmodus en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd worden
gebruikt.
Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk
bevinden.
Draadloos netwerk instellen
176
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze
signaal kunnen blokkeren.
Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt
(of de draadloze router) en het apparaat bevinden.
Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton
tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze
router) staan.
De printer mag niet in de buurt staan van andere elektronische
apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren.
Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren,
waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten.
Telkens als de configuratie van uw toegangspunt (of draadloze router)
verandert, moet u het draadloze netwerk van het product opnieuw
instellen.
Er kunnen maximaal 3 apparaten via Wi-Fi Direct worden aangesloten.
Als Wi-Fi Direct is ingeschakeld, wordt de 802.11 b/g-interface gebruikt
als verbinding tussen het aansluitpunt (of de draadloze router) en het
apparaat.
177
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Samsung MobilePrint
22
Wat is Samsung MobilePrint?
Samsung MobilePrint is een gratis toepassing waarmee gebruikers foto's,
documenten en webpagina's direct van hun smartphone of tablet kunnen
afdrukken. Samsung MobilePrint is niet alleen compatibel met uw
Android-, Windows- en iOS-smartphones maar ook met uw iPod Touch en
tablet-pc. Het verbindt uw mobiele apparaat met een printer van Samsung
die met het netwerk is verbonden of met een draadloze printer via een Wi-
Fi-toegangspunt. U hoeft geen nieuw stuurprogramma te installeren of
netwerkinstellingen te configureren: u hoeft alleen de toepassing Samsung
MobilePrint te installeren en deze detecteert automatisch compatibele
Samsung-printers Behalve het afdrukken van foto's, webpagina's en PDF's
kunt u met deze toepassing ook scannen. Hebt u een multifunctionele
printer van Samsung, scan dan elk document in JPG-, PDF-, of PNG-
indeling om het document snel en eenvoudig te bekijken op uw mobiele
apparaat.
23
Samsung MobilePrint downloaden
Voor het downloaden van Samsung MobilePrint gaat u naar de
toepassingenwinkel (Samsung Apps, Android Market, App Store,
Marketplace) op uw mobiele apparaat, en zoekt u op 'Samsung
MobilePrint'. U kunt ook naar iTunes voor Apple-apparaten of Marketplace
voor Windows-apparaten op uw computer gaan.
24
Ondersteund mobiel besturingssysteem
Android OS 2.1 of hoger
iOS 4.0 of hoger
Windows Phone 7 of hoger
25
Ondersteunde apparaten
iOS 4.0 of hoger: iPod Touch, iPhone, iPad
Android 2.1 of hoger: Galaxy S, Galaxy S2, Galaxy Tab en Android
Mobile Devices
Windows Phone 7 of hoger: Samsung Focus, Omnia7 en OmniaW,
en mobiele Windows-apparaten
178
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
AirPrint
Alleen CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series.
26
AirPrint instellen
Bonjour(mDNS)- enIPP-protocollen zijn vereist om de AirPrint-functie te
kunnen gebruiken op uw apparaat. U kunt de AirPrint-functie inschakelen
volgens een van de volgende methoden.
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die
hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen
aan het standaardwachtwoord te wijzigen.
ID: admin
Password: sec00000
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Settings > Network Settings.
6
Klik op Raw TCP/IP, LPR, IPP of mDNS .
U kunt het IPP- of mDNS-protocol inschakelen.
27
Afdrukken via AirPrint
De iPad-handleiding geeft bijvoorbeeld de volgende instructies:
1
Open de e-mail, foto, internetpagina of het document dat u wilt
afdrukken.
2
Raak het bewerkingpictogram aan ( ).
3
Selecteer de naam van uw printerstuurprogramma en het
optiemenu om de gegevens in te stellen.
4
Raak de knop Afdrukken aan. Druk het af.
Afdruktaak annuleren: Klik op pictogram van het afdrukcentrum ( )
in het multi-taskinggebied om de afdruktaak te annuleren of het
overzicht van de afdruktaak te bekijken. U kunt in het afdrukcentrum op
annuleren klikken.
Met AirPrint kunt u rechtstreeks draadloos afdrukken vanaf uw
iPhone, iPad en iPod touch met de nieuwste versie van iOS.
179
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Google Cloud Print™
Google Cloud Print™ is een service waarmee u met uw smartphone, tablet
en alle andere apparaten met webverbinding een document op een printer
kunt afdrukken. U hoeft alleen uw Google-account bij de printer te
registreren om de service Google Cloud Print™ te kunnen gebruiken. U
kunt uw document afdrukken of mailen vanuit Chrome OS, de Chrome-
browser of een Gmail™/ Google Docs™-toepassing op uw mobiele
apparaat. U hoeft het printerstuurprogramma dus niet op uw mobiele
apparaat te installeren. Raadpleeg de Google-website (http://
www.google.com/cloudprint/learn/ of http://support.google.com/cloudprint)
voor meer informatie over Google Cloud Print™.
28
Uw Google-account bij de printer registreren
Zorg dat de printer is ingeschakeld en is verbonden met een
bekabeld of draadloos netwerk met toegang tot internet.
Maak eerst uw Google-account.
1
Open de Chrome-browser.
2
Ga naar www.google.com.
3
Meld u aan bij de Google-website met uw Gmail™-adres.
4
Typ het IP-adres van de printer in het adresveld en druk op de Enter-
toets of klik op Ga naar.
5
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
6
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service,
moet u zich als beheerder aanmelden. Typ het onderstaande
standaard-ID en het standaard-Password. We raden u om
veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen.
ID: admin
Password: sec00000
Als uw netwerkomgeving met een proxyserver werkt, moet u het IP-
adres en het poortnummer van de proxyserver instellen in Settings >
Network Settings > Google Cloud Print > Proxy Setting. Neem
contact op met uw netwerkprovider of netwerkbeheerder voor meer
informatie.
7
Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Settings > Network Settings > Google Cloud Print.
8
Voer de naam en een beschrijving van uw printer in.
9
Klik op Register.
Er wordt een bevestigingspop-up weergegeven.
Google Cloud Print™
180
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Als u de browser hebt ingesteld op het blokkeren van pop-upvensters,
wordt het bevestigingsvenster niet weergegeven. Sta toe dat er pop-
ups op de website worden weergegeven.
10
Klik op Finish printer registration.
11
Klik op Manage your printers.
Uw printer is nu geregistreerd bij de service Google Cloud Print™.
In de lijst worden apparaten weergegeven die gereed zijn voor
Google Cloud Print™.
29
Afdrukken met Google Cloud Print™
De afdrukprocedure verschilt per toepassing of apparaat. U kunt de lijst
bekijken met toepassingen die de service Google Cloud Print™
ondersteunen.
Zorg dat de printer is ingeschakeld en is verbonden met een bekabeld
of draadloos netwerk met toegang tot internet.
Afdrukken vanuit een toepassing op een mobiel
apparaat
De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van Google
Docs™ op een mobiele telefoon met Android.
1
Installeer de toepassing Cloud Print op uw mobiele apparaat.
Als u de toepassing niet hebt, downloadt u deze van een appwinkel,
bijvoorbeeld Android Market of App Store.
2
Open de toepassing Google Docs™ vanaf uw mobiele apparaat.
3
Tik op de knop Opties van het document dat u wilt afdrukken.
4
Tik op de knop Verzenden .
5
Tik op de knop Cloud Print .
6
Stel de gewenste afdrukopties in.
7
Tik op Click here to Print.
Google Cloud Print™
181
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Afdrukken vanuit de Chrome-browser
De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van de Chrome-
browser.
1
Voer Chrome uit.
2
Open het document of de e-mail die u wilt afdrukken.
3
Klik op het moersleutelpictogram in de rechterbovenhoek van
de browser.
4
Klik op Afdrukken. Er verschijnt een nieuw tabblad voor afdrukken.
5
Selecteer Print with Google Cloud Print.
6
Klik op de knop Afdrukken.
3. Menu´s met nuttige
instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde
apparaatinstellingen instelt.
Voordat u een hoofdstuk gaat lezen 183
Informatie 184
Lay-out 185
•Papier 187
Grafisch 188
Systeeminst. 189
•Emulatie 193
Beeldmgr. 194
Netwerk 195
Direct USB 197
Taakbeheer 198
183
3. Menu´s met nuttige instellingen
Voordat u een hoofdstuk gaat lezen
In dit hoofdstuk worden alle beschikbare functies voor dit model beschreven om gebruikers te helpen deze functies te begrijpen. U kunt controleren welke
functies beschikbaar zijn voor ieder model in de Basishandleiding (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Hier volgen een aantal tips voor het gebruiken van
dit hoofdstuk
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s om het apparaat in te stellen en te gebruiken. Druk op (Menu) om toegang te krijgen
tot deze menu’s.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen bepaalde menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing
op uw apparaat.
Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder (Menu) op het configuratiescherm (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 20).
Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-onderdelen op uw apparaat een andere naam hebben.
184
3. Menu´s met nuttige instellingen
Informatie
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Informatie op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Menuoverzicht
Drukt het menuoverzicht met de lay-out en de
huidige instellingen van dit apparaat af.
Configuratie
Drukt een overzicht van de globale instellingen van
het apparaat af.
Info verb.art.
Een pagina met gegevens over verbruiksartikelen
afdrukken.
Demopagina
Druk de demopagina af om te controleren of uw
apparaat goed werkt.
PCL-lettert. De lijst met PCL-lettertypen afdrukken.
Lijst met PS-lettert. De lijst met PS-lettertypen afdrukken.
Gebruiksteller
Drukt een gebruikspagina af. De pagina met
gebruiksinformatie bevat het totaal aantal
afgedrukte pagina’s.
Account
Deze functie is alleen beschikbaar als
Taakaccountbeheer is ingeschakeld in het
programma SyncThru™ Web Admin Service. Voor
elke gebruiker kunt u een rapport met aantal
afdrukken printen.
Item Omschrijving
185
3. Menu´s met nuttige instellingen
Lay-out
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Lay-out op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Afdrukstand
Selecteert de richting waarin informatie wordt afgedrukt
op een pagina.
Staand
Liggend
Algemene marge
Enkelzijdig: Stelt de marge voor enkelzijdig
afdrukken in.
Dubbelzijdig: Stelt de marge voor dubbelzijdig
afdrukken in.
Binding: Bij het afdrukken op beide zijden van het
papier is de marge op kant A het dichtst bij de
bindrand evengroot als de smalste marge op zijde B.
De marges aan de andere kant van de bindrind zijn in
beide gevallen ook hetzelfde.
MP-lade
Stelt de papiermarge in de multifunctionele lade in.
Enkelzijdig: Stelt de marge voor enkelzijdig
afdrukken in.
Dubbelzijdig: Stelt de marges voor dubbelzijdig
afdrukken in.
Handmatige
invoer
Stelt de papiermarge van de handmatige invoer in.
<Lade X>
Stelt de papiermarges in de laden in.
Enkelzijdig: Stelt de marge voor enkelzijdig
afdrukken in.
Dubbelzijdig: Stelt de marges voor dubbelzijdig
afdrukken in.
Emulatiemarge
Stelt de papiermarge voor de emulatie-afdrukpagina in.
Bovenmarge: Stelt de bovenmarge in.
Linkermarge: Stelt de linkermarge in.
Item Omschrijving
Lay-out
186
3. Menu´s met nuttige instellingen
Dubbelzijdig
Als u op beide zijden van het papier wilt afdrukken kiest
u de bindrand.
Uit: Hiermee schakelt u deze optie uit.
Lange zijde
Korte zijde
Item Omschrijving
187
3. Menu´s met nuttige instellingen
Papier
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Papier op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Exempl. Hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren.
MP-lade/ [Lade
<x>]
Papierformaat: Selecteert het standaard
papierformaat.
Papiertype: Selecteert het type papier dat zich
momenteel in de lade bevindt.
Papierinvoer
Bepaalt welke papierlade standaard wordt gebruikt.
Auto: U kunt instellen dat als de gebruikte lade
leeg is, automatisch een lade met hetzelfde
papierformaat wordt gebruikt.
188
3. Menu´s met nuttige instellingen
Grafisch
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Grafisch op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Resolutie
Specificeert het aantal afgedrukte punten per inch (dpi
- dots per inch). Hoe hoger de instelling, hoe scherper
de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt.
Duid. Tekst
Drukt de tekst donkerder af dan op een normaal
document.
Randverbet.
Hiermee kunnen gebruikers de scherpte van tekst en
afbeeldingen aanpassen om de leesbaarheid te
verbeteren.
Invanging
Hiermee wordt de witte ruimte verminderd die wordt
veroorzaakt door het verkeerd uitlijnen van
kleurkanalen in de kleurenafdrukmodus. Zwarte tekst
wordt ook overschreven op andere kleuren.
Venster
Hiermee kunt u opties selecteren om een continuous
tone-afbeelding om te zetten in een afdrukbare binaire
afbeelding.
189
3. Menu´s met nuttige instellingen
Systeeminst.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Systeeminst. op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Datum en tijd Hiermee stelt u de datum en tijd in.
Klokmodus
Stelt de indeling voor het weergeven van de tijd in,
12-uur of 24-uur.
Taal
Stelt de taal van de tekst op het bedieningspaneel
in.
Energ.spaarst.
Stel in na welke wachttijd de printer overschakelt
naar de energiebesparende modus.
Wanneer het apparaat gedurende langere tijd geen
gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik
automatisch verlaagd.
Ontw.gebeurt.
Als deze optie Aan is, voert u de volgende
handelingen uit om het apparaat uit de
energiespaarstand te laten ontwaken:
Op een willekeurige knop op het
bedieningspaneel drukken.
Papier in een lade plaatsen.
De voorklep openen of sluiten.
Een lade verwijderen of een lade in de printer
plaatsen.
Als het apparaat geen aanraakscherm heeft,
kunt u het apparaat uit de energiespaarstand
laten ontwaken door op een willekeurige
knop op het bedieningspaneel te drukken,
ongeacht de instelling van deze optie.
Time-out taak
Als er gedurende een bepaalde periode geen
gegevens worden ontvangen, wordt een taak
afgesloten. U kunt instellen hoe lang het apparaat
moet wachten voordat de taak wordt afgesloten.
Inst. import.
Importeert gegevens die op een USB-
geheugenstick zijn opgeslagen naar het apparaat
("Back-up van gegevens maken" op pagina 52).
Item Omschrijving
Systeeminst.
190
3. Menu´s met nuttige instellingen
Inst. export.
Exporteert instellingen die op het apparaat zijn
opgeslagen naar een USB-geheugenstick
("Gegevens terugzetten" op pagina 53).
Luchtdrukcorr.
Afdrukkwaliteit optimaliseren naargelang de hoogte
boven zeeniveau ("Aanpassing aan luchtdruk of
hoogte" op pagina 200).
Vochtigheid Optimaliseert de afdrukkwaliteit afhankelijk van de
luchtvochtigheid in de omgeving.
Aut. doorgaan
Bepaalt of de printer door moet gaan met afdrukken
als waargenomen wordt dat het gebruikte papier
niet overeenkomt met de instellingen.
Uit: Als het type of formaat papier niet
overeenkomt, wacht het apparaat tot u de juiste
papiersoort invoert.
Aan: Als er een papierstoring optreedt, wordt er
een foutbericht getoond. De printer zal ongeveer
30 seconden wachten, het bericht automatisch
wissen en doorgaan met afdrukken.
Auto CR
Met deze optie kunt u een harde return plaatsen aan
het einde van een regel, zeer handig voor Unix- of
DOS-gebruikers.
Item Omschrijving
Auto lade wis.
Hiermee bepaalt u of het apparaat moet doorgaan
met afdrukken als wordt vastgesteld dat het
gebruikte papier niet overeenkomt met de
instellingen. Als bijvoorbeeld lade 1 en lade 2 zijn
gevuld met hetzelfde papierformaat, drukt het
apparaat automatisch af vanuit lade 2 als het papier
op is in lade 1.
Deze optie wordt niet weergegeven als u
Automatisch hebt geselecteerd bij
Invoerlade in het printerstuurprogramma.
Verv. papier
Hiermee wordt het ingestelde papierformaat in het
printerstuurprogramma automatisch vervangen om
inconsistenties tussen A4- en Letter-papier te
voorkomen. Als u bijvoorbeeld A4-papier in de lade
hebt geplaatst, maar u het papierformaat in het
printerstuurprogramma op Letter hebt ingesteld, zal
het apparaat afdrukken op A4-papier en
omgekeerd.
Ladebeveilig.
Bepaalt of de functie Auto lade wis. wel of niet
wordt gebruikt. Als u deze functie bijvoorbeeld
inschakelt voor lade 1, wordt lade 1 bij de
ladewisseling uitgesloten.
Item Omschrijving
Systeeminst.
191
3. Menu´s met nuttige instellingen
Lege pg. afdr.
De printer detecteert de afdrukgegevens van de
computer ongeacht of de pagina leeg is of gegevens
bevat. U kunt instellen dat de pagina moet worden
afgedrukt of overgeslagen.
Onderhoud
Toner Op wis.: Deze optie verschijnt alleen als
de tonercassette leeg is.
Gebruiksduur: Via dit menu-item kunt u zien
hoeveel afdrukken er zijn gemaakt en hoeveel
toner er nog in de cassette zit.
Ws tr bijna op: Als er geen toner meer in de
tonercassette zit, verschijnt een bericht waarin de
gebruiker wordt gevraagd om de tonercassette te
vervangen. U kunt de weergave van dit bericht in-
en uitschakelen.
Papier stapel.: Als u het apparaat in een
vochtige omgeving gebruikt of afdrukmaterialen
gebruikt die vochtig zijn als gevolg van een hoge
luchtvochtigheid, kunnen de afgedrukte vellen
krullen vertonen en worden ze mogelijk niet goed
gestapeld. In dit geval kunt u het apparaat
instellen om de functie te gebruiken waarmee de
afdrukken goed gestapeld worden. Deze functie
zal de afdruksnelheid echter verlagen.
Ramschijf: Schakelt de ramschijf in of uit voor
het beheren van afdruktaken.
Item Omschrijving
Eco-inst.
Met deze optie kunt u hulpbronnen besparen en
milieuvriendelijke afdrukken maken (zie "Eco-
afdruk" op pagina 46).
Standaardmodus: Selecteer of de Eco-modus
in- of uitgeschakeld wordt.
Gedwongen: Schakelt de Eco-modus in. Als
een gebruiker de Eco-modus wil
uitschakelen, moet deze het wachtwoord
invoeren.
Temp wijz: Kiest het ingestelde eco-sjabloon via
de SyncThru™ Web Service.
Vapor Mode U kunt de hoeveelheid waterdamp die tijdens het
afdrukken wordt geproduceerd, beperken.
Aan: Schakelt de dampmodus in.
Uit: Schakelt de dampmodus uit.
Auto: Schakelt automatisch over op de
dampmodus na een bepaalde tijd in een zeer
vochtige omgeving.
Als u de Vapor Mode inschakelt, kan de
afdruksnelheid verminderen.
Item Omschrijving
Systeeminst.
192
3. Menu´s met nuttige instellingen
Autom. uitsch. Schakelt het apparaat automatisch uit als het een
bepaalde tijd in de sluimerstand staat. Deze
tijdsduur is ingesteld in Autom. uitsch. > Aan >
Time-out.
Druk op de knop (aan/uit) op het
bedieningspaneel (zorg dat de hoofd-aan/
uit-knop aan is).
Als u het printerstuurprogramma of
Samsung Easy Printer Manager uitvoert,
wordt de tijdsduur automatisch verlengd.
Als het apparaat aan het netwerk is
verbonden of een afdruktaak uitvoert,
werkt de functie Autom. uitsch. niet.
Item Omschrijving
193
3. Menu´s met nuttige instellingen
Emulatie
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Emulatie op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Type emulatie
De apparaattaal definieert hoe de computer met het
apparaat communiceert.
Instellingen
Stelt de gedetailleerde instellingen voor het
geselecteerde emulatietype in.
194
3. Menu´s met nuttige instellingen
Beeldmgr.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Beeldmgr. op het bedieningspaneel.
Optie Omschrijving
Aangep. kleur In dit menu kunt u het contrast kleur per kleur
aanpassen.
Standaard: Hiermee worden de kleuren
automatisch geoptimaliseerd.
Afdrukdichth.: Hiermee kunt u handmatig de
kleurdichtheid van de afdruk aanpassen. Wijzig de
afdrukdichtheid.
Er wordt aanbevolen om de instelling Standaard te
gebruiken voor de beste kleurkwaliteit.
Autom. kleurreg. Het apparaat drukt virtueel bepaalde afbeeldingen met
patronen af om de kleurafdrukpositie te calibreren.
Door deze functie worden gekleurde afbeeldingen
scherper en helderder, wat betekent dat het apparaat
de gekleurde afbeelding op het papier bijna afdrukt
zoals op het scherm.
Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten
zeerste aangeraden om dit menu handmatig te
bedienen.
Geluidsaanp. Standaard: Het apparaat calibreert automatisch de
tonerdichtheid van het apparaat om de beste
kleurafdrukkwaliteit te verkrijgen. Als u Uit selecteert
wordt het apparaat gekalibreerd volgens de in de
fabriek ingestelde tonerdichtheid.
Aut. gel.aanp.: Hiermee kunt u de toon automatisch
aanpassen om de beste afdrukkwaliteit te
verkrijgen.
Cal. ID Sensor: Hiermee wordt het verbruik en de
slijtage van verbruiksartikelen als toner of
apparaatonderdelen berekend. Deze informatie
wordt gebruikt om de kleurdichtheid aan te passen.
Als de gele toner bijvoorbeeld bijna op is, wordt
automatisch de hoeveelheid resterende gele toner
berekend en wordt de keurdichtheid aangepast om
goede afdrukken te krijgen.
Optie Omschrijving
195
3. Menu´s met nuttige instellingen
Netwerk
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Netwerk op het bedieningspaneel.
U kunt deze functie ook gebruiken via de SyncThru™ Web Service.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en typ het IP-adres
van uw apparaat. Als de SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt
u op Settings > Network Settings (zie "SyncThru™ Web Service
gebruiken" op pagina 227).
Optie Omschrijving
TCP/IP (IPv4)
Selecteer het passende protocol en de
configuratieparameters voor gebruik in de
netwerkomgeving (zie "Het IP-adres instellen" op
pagina 136).
Er moeten heel wat parameters ingesteld
worden. Als u niet zeker bent, laat u ze
ongemoeid of raadpleegt u de
netwerkbeheerder.
TCP/IP (IPv6)
Selecteer deze optie om gebruik te maken van een
IPv6-netwerkomgeving (zie "IPv6-configuratie" op
pagina 149).
Ethernet-snel.
Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het
netwerk configureren.
Schakel het apparaat uit en weer in nadat u
deze optie hebt gewijzigd.
802.1x
U kunt de gebruikersverificatie voor
netwerkcommunicatie instellen. Raadpleeg uw
netwerkbeheerder voor details.
Draadloos
Selecteer deze optie om gebruik te maken van het
draadloze netwerk (zie "Draadloos netwerk instellen"
op pagina 152).
Instel. wissen
Hiermee zet u de standaard netwerkinstellingen terug.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Netwerkconf.
Deze lijst toont informatie over de netwerkverbinding
en -configuratie van uw apparaat (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina
136).
Optie Omschrijving
Netwerk
196
3. Menu´s met nuttige instellingen
Netwerk activeren
U kunt instellen of u Ethernet aan of uit wilt zetten.
Schakel het apparaat uit en weer in nadat u
deze optie hebt gewijzigd.
Http activeren
U kunt selecteren of u al dan niet gebruik wilt maken
van de functie SyncThru™ Web Service.
Schakel het apparaat uit en weer in nadat u
deze optie hebt gewijzigd.
WINS
Hiermee kunt u de WINS-server configureren. WINS
(Windows Internet Name Service) wordt gebruikt in
het Windows-besturingssysteem.
Schakel het apparaat uit en weer in nadat u
deze optie hebt gewijzigd.
SNMP V1/V2
Hiermee kunt u SNMP (Simple Network Management
Protocol) instellen. Beheerders kunnen SNMP
gebruiken om apparaten op het netwerk te
controleren en te beheren.
Optie Omschrijving
SNTP
Hiermee kunt u SNTP (Simple Network Time
Protocol) instellen. SNTP synchroniseert de klokken
van de computersystemen via internet (NTP), zodat er
geen tijdverschil ontstaat bij het uitwisselen van
gegevens.
UPnP(SSDP)
Hiermee kunt u het UPnP-protocol (SSDP)
inschakelen.
Schakel het apparaat uit en weer in nadat u
deze optie hebt gewijzigd.
MDNS
Hiermee kunt u mDNS (Multicast Domain Name
System) instellen.
SetIP Hiermee kunt u SetIP instellen.
SLP
Hiermee kunt u SLP (Service Location Protocol)
instellen. Met dit protocol kunnen hosttoepassingen
services in een LAN-netwerk vinden zonder
instellingen vooraf.
Schakel het apparaat uit en weer in nadat u
deze optie hebt gewijzigd.
Optie Omschrijving
197
3. Menu´s met nuttige instellingen
Direct USB
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een USB-geheugenapparaat op
de USB-geheugenpoort van uw apparaat aansluiten.
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Direct USB op het bedieningspaneel (zie "Een
USB-geheugenapparaat gebruiken" op pagina 50).
Item Omschrijving
USB-afdruk
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-
geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken.
Bestandsbeheer
U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-
geheugenapparaat een voor een of allemaal tegelijk
verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Contr. ruimte
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte er nog
beschikbaar is voor het opslaan van documenten.
198
3. Menu´s met nuttige instellingen
Taakbeheer
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26).
Om de menuopties te wijzigen:
Druk op (Menu) > Taakbeheer op het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Actieve taak
Hiermee worden de afdruktaken weergegeven die nog
moeten worden afgedrukt.
Beveil. taak
Hiermee worden de beveiligde afdruktaken op de schijf
weergegeven.
Opgesl. taak
Hiermee worden de afdruktaken weergegeven die zijn
opgeslagen op de schijf.
Best.beleid
Als een bestandsnaam die u invoert al aanwezig is in
het geheugen, kunt u de naam wijzigen of het bestand
overschrijven.
4. Speciale functies
In dit hoofdstuk worden speciale afdrukfuncties verklaard.
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 200
Verschillende tekens invoeren 201
Afdrukfuncties 202
Optionele apparaatfuncties gebruiken 220
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7.
Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere
niveaus te gaan.
200
4. Speciale functies
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk, die wordt
bepaald door de hoogte boven zeeniveau waar het apparaat staat. De
volgende informatie zal u helpen bij de instelling van uw apparaat voor de
beste afdrukkwaliteit.
Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk in.
1 Hoog 3
2 Hoog 2
3 Hoog 1
4 Normaal
U kunt de hoogtewaarde instellen via Apparaatinstellingen in het
programma Samsung Easy Printer Manager.
Gebruikers van Windows en Mac, u kunt de waarde instellen via
Samsung Easy Printer Manager > (Geavanceerde modus
activeren) > Apparaatinstellingen (zie "Apparaatinstellingen" op
pagina 233).
Als uw apparaat is verbonden met het netwerk, kunt u de hoogte
instellen via SyncThru™ Web Service (zie "SyncThru™ Web
Service gebruiken" op pagina 227).
U kunt de hoogte ook instellen via de optie Systeeminst. op het
display van het apparaat (zie "De standaardinstellingen van het
apparaat" op pagina 29).
0
4,000 m
(13,123 ft)
3,000 m
(9,842 ft)
2,000 m
(6,561 ft)
1,000 m
(3,280 ft)
4
3
2
1
201
4. Speciale functies
Verschillende tekens invoeren
Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series.
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren.
1
Alfanumerieke tekens invoeren
Druk een aantal keren op deze toets tot de gewenste letter op het display
verschijnt. Om de letter O in te voeren drukt u bijvoorbeeld op cijfertoets 6
met opschrift MNO. Telkens wanneer u op cijfertoets 6 drukt, verschijnt er
een andere letter op het display, M, N, O, m, n, o en ten slotte 6. Zie "Letters
en cijfers op het toetsenblok" op pagina 201 om de letter te vinden die u wilt
invoeren.
U kunt een spatie invoeren door twee keer op 1 te drukken.
U kunt het laatste cijfer of teken verwijderen door op de pijlknop te
drukken.
2
Letters en cijfers op het toetsenblok
Afhankelijk van het model en de geïnstalleerde opties kan uw
apparaat andere speciale tekensets bevatten.
Enkele van de volgende sleutelwaarden verschijnen mogelijk niet
afhankelijk van de taak die u uitvoert.
Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens
1 @ / . ’ 1
2A B C a b c 2
3 D E F d e f 3
4 G H I g h i 4
5 J K L j k l 5
6 M N O m n o 6
7 P Q R S p q r s 7
8T U V t u v 8
9 W X Y Z w x y z 9
0& + - , 0
* * % _ ~ ! # $ ( ) [ ]
(Deze symbolen zijn beschikbaar voor het invoeren van uw
netwerkidentificatiegegevens)
# # = | ? " : { } < > ;
(Deze symbolen zijn beschikbaar voor het invoeren van uw
netwerkidentificatiegegevens)
202
4. Speciale functies
Afdrukfuncties
Voor basisfuncties voor het afdrukken, raadpleeg de
Basishandleiding (zie "Eenvoudige afdruktaken" op pagina 43).
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of
optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7).
3
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers.
3
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4
Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken
staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde
printer selecteren.
5
Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6
Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
4
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers.
3
Selecteer uw apparaat.
4
Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaard instellen.
Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken
staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde
printer selecteren.
Afdrukfuncties
203
4. Speciale functies
5
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
zie "Functies per model" op pagina 7.
XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om af te drukken in
een XPS-bestandsindeling
- Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden
op Windows Vista OS of een recentere versie.
- Installeer extra geheugen wanneer een XPS-taak niet wordt
afgedrukt omdat de printer onvoldoende geheugen heeft.
- U kunt het XPS-stuurprogramma installeren wanneer u de
software-cd in het cd-rom-station plaatst. Voor Windows
selecteert u het XPS-printerstuurprogramma in het venster
Selecteer de te installeren software en hulpprogramma's.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
1
Kruis het selectievak Naar bestand in het venster Afdrukken aan.
2
Klik op Afdrukken.
3
Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand automatisch
opgeslagen in Mijn documenten, Documents and Settings of
Gebruikers. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of het gebruikte programma.
Afdrukfuncties
204
4. Speciale functies
Speciale afdrukfuncties verklaard
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken van de toepassing
om de afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het gebruikte
apparaat.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
Selecteer het menu Help, of klik op de knop uit het venster, of druk op F1 op uw toetsenbord, en klik op de optie waar u meer over wilt weten (zie
"Help gebruiken" op pagina 45).
Item Omschrijving
Meerdere pagina's per zijde U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt worden de
pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken.
Poster afdrukken
U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van 4x4) papier
drukken om ze aan elkaar te plakken en er een poster van te maken.
Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan
rechts op het tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen plakken.
Afdrukfuncties
205
4. Speciale functies
Boekje afdrukken
a
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u
het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of
Oficio.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Kies de Formaat-optie onder het tabblad
Papier om te kijken welke papierformaten beschikbaar zijn.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer
alleen beschikbaar papier (papier waarbij geen of staat).
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
(handmatig)
a
U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken (dubbelzijdig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het
document opgeven.
U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke
andere pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer.
De functie Blanco pagina's overslaan werkt niet als u de optie Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) hebt
ingeschakeld.
Item Omschrijving
8
9
Afdrukfuncties
206
4. Speciale functies
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
(handmatig)
a
Standaardinstelling printer: Als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling die u hebt
opgegeven op het bedieningspaneel van de printer. Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL/XPS-
printerstuurprogramma.
Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Lange zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die bij boekbinden wordt gebruikt.
Korte zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die voor kalenders wordt gebruikt.
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: Schakel deze optie in om de afdrukvolgorde om te keren bij het dubbelzijdig
afdrukken. Deze optie is niet beschikbaar wanneer u Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) gebruikt.
Papieropties Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze kleiner of groter op het vel afgedrukt wordt, door een percentage in te
voeren waarmee het document vergroot of verkleind wordt.
Watermerk Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, U gebruikt de optie bijvoorbeeld om in grote
grijze letters "DRAFT" of "CONFIDENTIAL" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s van een document af te drukken.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
207
4. Speciale functies
Watermerk
(Een watermerk maken)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken
bewerken wordt geopend.
c Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in.
U kunt maximaal 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven.
Watermerk
(Een watermerk bewerken)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken
bewerken wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de
opties.
d Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Watermerk
(Een watermerk verwijderen)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken
bewerken wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen.
d Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
208
4. Speciale functies
Overlay
a
Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL/SPL-printerstuurprogramma (zie "Software" op pagina 7).
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer is opgeslagen in een speciale
bestandsindeling en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van
voorgedrukte formulieren en papier met een briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay
samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u
geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U drukt het briefhoofd gewoon als overlay op uw document af.
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding.
Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van de documenten die u met de overlay afdrukt.
Maak geen overlay met een watermerk.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de overlay wilt
afdrukken.
Overlay
a
(Een nieuwe paginaoverlay
maken)
a Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het document als een overlay wilt opslaan.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken
verschijnt.
c Klik in het venster Overlay bewerken op Maken.
d Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak Opslaan als in het venster Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de
map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover.
e Klik op opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
209
4. Speciale functies
Overlay
a
(Een paginaoverlay
gebruiken)
a Klik op het tabblad Geavanceerd.
b Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
c Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt
u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster
Openen.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden
afgedrukt. Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays.
d Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld,
verschijnt telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te
bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document
afgedrukt.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Overlay
a
(Een paginaoverlay
verwijderen)
a Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het tabblad Geavanceerd.
b Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst.
c Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen.
d Klik op Wissen.
e Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja.
f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u
verwijderen.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
210
4. Speciale functies
Afdrukmodus
(alleen CLP-68xND Series/
CLP-68xDW Series)
Deze functie is alleen beschikbaar als u het optionele geheugen of optionele massaopslagapparaat (HDD) hebt
geïnstalleerd (zie "Verschillende functies" op pagina 8).
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het
geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
U kunt deze functie inschakelen door de optie Opslagopties in te schakelen (zie "Apparaatopties instellen" op
pagina 70).
Als u het massaopslagapparaat (HDD) niet op het apparaat installeert, biedt de functie Ramschijf slechts 3 opties:
Normaal, Proefafdruk en Vertrouwelijk.
Afdrukmodus: de standaard Afdrukmodus is Normaal, en is bedoeld om af te drukken zonder het afdrukbestand op te
slaan in het geheugen.
- Normaal: in deze modus wordt uw document afgedrukt zonder het op te slaan in het optioneel geheugen.
- Proefafdruk: deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt afdrukken. U kunt eerst een exemplaar afdrukken
om te controleren en daarna de andere exemplaren afdrukken.
- Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord
invoeren om af te drukken.
- Opslaan: Selecteer deze instelling om een document op het massaopslagapparaat (HDD) op te slaan zonder het af te
drukken.
- Opslaan en afdrukken: Deze modus wordt gebruikt wanneer een document tegelijkertijd wordt opgeslagen en
afgedrukt.
- Wachtrij: deze optie is handig om een grote hoeveelheid gegevens te verwerken. Als u deze instelling selecteert, wordt
het document op het massaopslagapparaat (HDD) in een afdrukwachtrij geplaatst en vervolgens van daaruit afgedrukt.
Op die manier wordt de belasting van de computer lager.
- Afdrukschema: selecteer deze instelling om het document op een opgegeven tijdstip af te drukken.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
211
4. Speciale functies
Afdrukmodus
(alleen CLP-68xND Series/
CLP-68xDW Series)
Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand zoekt via het bedieningspaneel.
Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand zoekt via het bedieningspaneel.
Automatisch wordt de gebruikersnaam weergegeven waarmee u zich bij Windows aanmeldt.
Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van het geselecteerde document beveiligd is, moet u het wachtwoord
voor het document invoeren. Deze optie wordt gebruikt om een opgeslagen bestand te laden via het
bedieningspaneel.
Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord ter bevestiging opnieuw in.
Taakaccountbeheer
Met deze opties kunt u afdrukken met de toegekende machtigingen.
Gebruikersmachtiging: Als u deze optie inschakelt, kunnen alleen gebruikers met gebruikersmachtiging een afdruktaak
starten.
Groepsmachtiging: Als u deze optie inschakelt, kunnen alleen groepen met groepsmachtiging een afdruktaak starten.
Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik vervolgens de optie waarover u meer wilt
weten.
Beheerders kunnen Taakaccountbeheer inschakelen en machtigingen instellen op het bedieningspaneel of via
SyncThru™ Web Admin Service.
a. Deze optie is alleen beschikbaar als u het XPS-stuurprogramma gebruikt.
Item Omschrijving
Afdrukfuncties
212
4. Speciale functies
6
Werken met Hulpprogramma Direct afdrukken
Hulpprogramma direct afdrukken is mogelijk niet beschikbaar
afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op
pagina 7).
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-
besturingssystemen.
Wat is Hulpprogramma Direct afdrukken?
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden
rechtstreeks naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze
bestanden hoeft te openen.
Om dit programma te installeren:
Dowload de software van de website van Samsung. Pak de software
vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http://
www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of
Downloads).
Optioneel geheugen of een massaopslagapparaat (HDD) moet
geïnstalleerd zijn op uw apparaat om met dit programma (zie
"Verschillende functies" op pagina 8) bestanden af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking
uit en probeer opnieuw af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord
worden beschermd. Schakel de wachtwoordfunctie uit en probeer
opnieuw af te drukken.
Of een PDF-bestand al dan niet afgedrukt kan worden met het
Hulpprogramma Direct afdrukken is afhankelijk van de manier
waarop het PDF-bestand is gemaakt.
Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken ondersteunt PDF
versie 1.7 en lager. Bestanden van latere versies moet u openen om
te kunnen afdrukken.
Afdrukfuncties
213
4. Speciale functies
Afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het
Hulpprogramma Direct afdrukken.
1
Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > Hulpprogramma Direct afdrukken >
Hulpprogramma Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend.
2
Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en
klik op Bladeren.
3
Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen.
Het bestand wordt nu toegevoegd aan de sectie Bestanden
selecteren.
4
Pas de printerinstellingen naar wens aan.
5
Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
Via het contextmenu
1
Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt
afdrukken en kies Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend. Het
PDF-bestand is hierin al toegevoegd.
2
Kies het te gebruiken apparaat.
3
De apparaatinstellingen aanpassen.
4
Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
Afdrukfuncties
214
4. Speciale functies
7
Afdrukken in Mac
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u
gebruikt de instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg
de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1
Open het af te drukken document.
2
Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling
(Documentinstellingen in enkele toepassingen).
3
Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere opties, en
zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4
Open het menu Bestand en klik op Druk af.
5
Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6
Klik op Druk af.
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. De
printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is
afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is
afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster.
Meerdere pagina's per vel afdrukken
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1
Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Bestand.
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in
de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het aantal pagina’s dat u op
één vel papier wilt afdrukken.
3
Kies de andere te gebruiken opties.
4
Klik op Druk af.
Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel papier af.
Afdrukfuncties
215
4. Speciale functies
Dubbelzijdig afdrukken
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund (zie
"Verschillende functies" op pagina 8).
Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de
pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn:
Lange kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het boekbinden
wordt gebruikt.
Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders.
1
Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintosh-
toepassing.
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand.
3
Selecteer een bindrichting in de optie Dubblezijdig.
4
Kies de andere te gebruiken opties.
5
Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier
af.
Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en de tweede kopie
op hetzelfde vel papier worden afgedrukt. Vermijd op beide zijden van
het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt.
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en klik op het
onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster
met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma
beschikt.
Afdrukfuncties
216
4. Speciale functies
8
Afdrukken in Linux
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw
printer afdrukken.
1
Open een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2
Selecteer rechtstreeks Print via lpr.
3
Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI
en klik op Properties.
4
Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden
weergegeven.
General: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de
afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de functie
dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels
toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk niet
beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. Als alternatief kunt u het
lpr-afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het
afdrukken van even en oneven pagina's.
Text: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals regelafstand
en kolommen in.
Graphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor
het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en
grootte of positie van de afbeelding.
Advanced: Afdrukresolutie, papierbron en bestemming
instellen.
5
Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6
Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.
Afdrukfuncties
217
4. Speciale functies
7
Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de
afdruktaak controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen.
Met het CUPS-lpr-hulpgramma kunt u dat doen, maar het programma uit
het besturingsbestand vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een
veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell
en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het
venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op Open.
2
In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt
u de eigenschappen van de afdruktaak.
3
Klik op OK om met afdrukken te beginnen.
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3
Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die
u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst in
Printers configuration.
Connection: een andere poort bekijken of selecteren. Als u de
poort van het apparaat van USB wijzigt in parallel of omgekeerd
terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort van het apparaat
op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver: Hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma
bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
Afdrukfuncties
218
4. Speciale functies
Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job
om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het
selectievakje Show completed jobs in om een lijst met vorige
afdruktaken weer te geven.
Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort.
Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een
bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het
apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse.
4
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Printer Properties.
9
Afdrukken in Unix
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund (zie
"Functies per model" op pagina 7).
Doorgaan met de afdruktaak
Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst of PS-bestand om
af te drukken.
1
Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit.
U wilt bijvoorbeeld "document1" afdrukken.
printui document1
Hiermee wordt Print Job Manager van het UNIX-
printerstuurprogramma geopend waarin de gebruiker verschillende
afdrukopties kan instellen.
2
Selecteer een printer die reeds is toegevoegd.
3
Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection.
4
Selecteer in Number of Copies hoeveel exemplaren u nodig hebt.
Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties die uw
printerstuurprogramma biedt.
5
Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak.
Printerinstellingen wijzigen
Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties.
De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor
OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel.
Afdrukfuncties
219
4. Speciale functies
Het tabblad General
Paper Size: Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat
instellen op A4, Letter of andere papierformaten.
Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit de
keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick.
Paper Source: Kiest uit welke lade het papier gehaald moet worden.
De standaardinstelling is Auto Selection.
Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie wordt
afgedrukt op een pagina.
Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt om papier
te besparen.
Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk niet
beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. Als alternatief kunt u het
lpr-afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het
afdrukken van even en oneven pagina's.
Multiple pages: Hiermee worden meerdere pagina’s afgedrukt op één
vel papier.
Page Border: Hiermee kunt een van de randstijlen kiezen (bv.: Single-
line hairline, Double-line hairline).
Het tabblad Image
Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een
afbeelding op uw document wijzigen.
Het tabblad Text
Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in.
Het tabblad Margins
Use Margins: Hiermee stelt u de marges van het document in. De
marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges
instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen.
Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde
papierformaat.
Unit: Hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of
centimeters.
Het tabblad Printer-Specific Settings
Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om
verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor de
printer en afhankelijk van het PPD-bestand.
220
4. Speciale functies
Optionele apparaatfuncties gebruiken
Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series.
Sommige functies zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van
model of optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op
pagina 8).
10
vanuit het stuurprogramma van de printer
Als het optionele apparaat installeert, kunt u in het venster Afdrukken
gebruikmaken van geavanceerde afdrukfuncties, zoals een proefafdruk
maken of een persoonlijke taak afdrukken. Als u het selectievakje
massaopslag (HDD) of Ramschijf inschakelt in Apparaatopties kunt u
verschillende functies selecteren in Afdrukmodus (zie "Apparaatopties
instellen" op pagina 70).
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
wordt weergegeven.
3
Selecteer uw printerstuurprogramma in de lijst Printer selecteren.
4
Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren.
5
Klik op het tabblad en selecteer Afdrukmodus.
6
Selecteer de gewenste optie (zie "Speciale afdrukfuncties verklaard"
op pagina 204).
Optionele apparaatfuncties gebruiken
221
4. Speciale functies
11
Via het bedieningspaneel
Als uw apparaat beschikt over een optioneel massaopslagapparaat (HDD)
of ramschijf, dan kunt u deze functies gebruiken via de knop (Menu) >
Systeeminst. > Taakbeheer.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
Actieve taak: Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt bevinden zich
in de actieve wachtrij in de volgorde waarin u ze naar de printer hebt
gestuurd. U kunt een afdruktaak verwijderen uit de wachtrij voordat
deze wordt afgedrukt of een afdruktaak sneller laten afdrukken.
Beveil. taak: Hiermee kunt u een beveiligde afdruktaak afdrukken of
verwijderen. Hiermee verschijnt de lijst met beveiligde taken die de
gebruiker in het printerstuurprogramma heeft ingesteld. U moet de
gebruikersnaam en het wachtwoord invoeren die in het
printerstuurprogramma zijn ingesteld.
Opgesl. taak: Hiermee kunt u een opgeslagen afdruktaak afdrukken of
verwijderen.
Best.beleid: U kunt het bestandsbeleid kiezen voor het genereren van
een bestandsnaam voor u doorgaat met een afdruktaak vanaf het
optioneel geheugen. Als de naam reeds in het optioneel geheugen is
opgeslagen, wijzigt u de naam of overschrijft u de bestaande naam.
5. Nuttige
beheerprogramma's
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt
benutten.
Easy Capture Manager 223
Samsung AnyWeb Print 224
Samsung Easy Color Manager 225
Easy Eco Driver 226
SyncThru™ Web Service gebruiken 227
Samsung Easy Printer Manager gebruiken 231
Samsung-printerstatus gebruiken 234
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 236
223
5. Nuttige beheerprogramma's
Easy Capture Manager
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7).
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
Maak een schermafbeelding en start Easy Capture Manager door op de toets Scherm afdrukken te drukken. U kunt nu gemakkelijk uw schermafbeelding
onbewerkt of bewerkt afdrukken.
224
5. Nuttige beheerprogramma's
Samsung AnyWeb Print
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7).
Deze functie is alleen beschikbaar voor gebruikers met een Windows- of Macintosh-besturingssysteem (zie "Software" op pagina 7).
Met dit hulpprogramma kunt u van schermen in Windows Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken, op een veel
eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma.
Download de softwaren van de website van Samsung. Pak de software vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http://www.samsung.com >
selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads).
225
5. Nuttige beheerprogramma's
Samsung Easy Color Manager
Samsung Easy Color Manager helpt gebruikers om subtiele wijzigingen aan te brengen met behulp van 6 kleurtonen en andere eigenschappen, zoals
helderheid, contrast en verzadiging. Wijzigingen van kleurtoon kunnen worden opgeslagen als profiel en worden gebruikt vanaf het stuurprogramma of het
apparaat zelf.
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7).
Deze functie is alleen beschikbaar voor gebruikers met een Windows- of Macintosh-besturingssysteem (zie "Software" op pagina 7).
Hiermee kunnen gebruikers van kleurenlaserprinters van Samsung kleuren naar wens aanpassen.
Download de software van de website van Samsung. Pak de software vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http://www.samsung.com >
selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads).
226
5. Nuttige beheerprogramma's
Easy Eco Driver
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7).
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
Met Easy Eco Driver kunt u ecofuncties toepassen om papier en toner te besparen voordat u afdrukt. Als u deze toepassing wilt gebruiken, moet u het
selectievakje Easy Eco Driver starten voordat taak wordt afgedrukt in de printereigenschappen inschakelen.
Met Easy Eco Driver kunt u ook eenvoudige bewerkingen uitvoeren, zoals het verwijderen van afbeeldingen en tekst, het wijzigen van lettertypen, en meer.
U kunt instellingen die u vaak gebruikt, opslaan als voorinstelling.
Gebruiken:
1 Open een document dat u wilt afdrukken.
2 Druk het document af.
Er verschijnt een voorbeeldvenster.
3 Selecteer de opties die u wilt toepassen op het document.
U kunt een voorbeeld van de toegepaste functies bekijken.
4 Klik op Afdrukken.
227
5. Nuttige beheerprogramma's
SyncThru™ Web Service gebruiken
•Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of
hoger vereist.
De uitleg over SyncThru™ Web Service in deze
gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de opties en het
model, en komt mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Alleen voor draadloos model (zie "Software" op pagina 7).
1
SyncThru™ Web Service weergeven
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
Aanmelden bij SyncThru™ Web Service
Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich
aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service nog altijd
gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult geen toegang hebben tot
het tabblad Settings en het tabblad Security.
1
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
2
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die
hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen
aan het standaardwachtwoord te wijzigen.
ID: admin
Password: sec00000
2
SyncThru™ Web Service overzicht
Afhankelijk van uw model zullen sommige menu's mogelijk niet
verschijnen.
SyncThru™ Web Service gebruiken
228
5. Nuttige beheerprogramma's
Het tabblad Information
Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat weergegeven.
U kunt diverse gegevens controleren, waaronder de resterende
hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een
foutenrapport.
Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat zijn
gegenereerd en hun ernst.
Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel toner er
nog in de cassette zit.
Usage Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per type
afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig.
Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het netwerk.
Print information: Drukt rapporten af zoals systeemgerelateerde
rapporten, e-mailadressen en lettertyperapporten.
Het tabblad Settings
Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk instellen.
U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven.
Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine geleverde
opties in.
Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de netwerkomgeving.
Stelt opties in zoals TCP/IP en netwerkprotocollen.
Het tabblad Security
Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van het
netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad
weer te geven.
System Security: Stelt de gegevens van de systeembeheerder in en
schakelt tevens de apparaatfuncties in- of uit.
Network Security: Stelt instellingen voor HTTPs, IPSec, IPv4/IPv6
filtering, 802.1x en verificatieservers in.
User Access Control: Hiermee worden gebruikers ingedeeld in
verschillende groepen op basis van de rol van de afzonderlijke
gebruikers. De machtigings-, verificatie- en accountinstellingen van
elke gebruiker worden bepaald door de rol die aan de groep is
toegewezen.
Het tabblad Maintenance
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te
upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te stellen.
U kunt ook verbinding maken met de website van Samsung of
stuurprogramma's downloaden door het menu Link te selecteren.
Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw apparaat.
Contact Information: Contactgegevens tonen.
Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie kunt
downloaden of lezen.
SyncThru™ Web Service gebruiken
229
5. Nuttige beheerprogramma's
License Management: License management biedt instellingen voor
geïnstalleerde toepassingen en de licentie van de toepassing.
Cloning: U kunt verschillende instellingen, bijvoorbeeld
apparaatinstellingen, netwerkinformatie en uw adresboek, importeren
van of exporteren naar apparaten die beschikken over de functie
Cloning in SyncThru™ Web Service.
3
E-mailmelding instellen
U kunt e-mails ontvangen over de status van uw apparaat door deze optie
in te stellen. Door gegevens, zoals IP-adressen, hostnaam, e-mailadressen
en SMTP-servergegevens in te stellen zal de apparaatstatus (tonercassette
leeg of machinefout) automatisch naar het e-mailadres van een bepaald
persoon worden verzonden. Deze optie wordt mogelijk vaker gebruikt door
een apparaatbeheerder.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
3
Selecteer Machine Settings > E-mail Notification op het tabblad
Settings.
Als u de server voor uitgaande e-mail nog niet hebt geconfigureerd,
gaat u naar Settings > Network Settings > Outgoing Mail
Server(SMTP) om de netwerkomgeving te configureren voor u e-
mailmelding instelt.
4
Schakel het selectievakje voor Enable in om E-mail Notification te
gebruiken.
5
Klik op de knop Add om een gebruiker van e-mailmelding in te
stellen.
Stel de naam van de ontvanger in en het (de) e-mailadres(sen) met
meldingsitems waarvoor u een waarschuwing wilt ontvangen.
6
Klik op Apply.
Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet verzonden
kunnen worden. Neem in dat geval contact op met de
netwerkbeheerder.
SyncThru™ Web Service gebruiken
230
5. Nuttige beheerprogramma's
4
Informatie over de systeembeheerder instellen
Deze instelling is nodig om gebruik te kunnen maken van de optie e-
mailmelding.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
3
Selecteer op het tabblad Security System Security > System
Administrator.
4
Voer de naam, het telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de
beheerder in.
5
Klik op Apply.
231
5. Nuttige beheerprogramma's
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of
optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7).
Deze functie is alleen beschikbaar voor gebruikers met een
Windows- of Macintosh-besturingssysteem (zie "Software" op
pagina 7).
•Voor Samsung Easy Printer Manager met Windows is minimaal
Internet Explorer 6.0 of hoger vereist.
Samsung Easy Printer Manager is een programma waarbinnen alle
printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats samengebracht zijn.
Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met
omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze
functies heeft overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Samsung-
printer. Samsung Easy Printer Manager biedt twee verschillende interfaces
waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een interface voor
gevorderde gebruikers. Overschakelen tussen de twee interfaces is
eenvoudig: klik gewoon op een knop.
5
Informatie over Samsung Easy Printer Manager
Openen van het programma:
Voor Windows:
Kies Start > Programma's of Alle programma's > Samsung Printers >
Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy Printer Manager.
Voor Mac:
Open de map Toepassingen > de map Samsung > Samsung Easy
Printer Manager.
De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende
kaders die in de onderstaande tabel worden beschreven:
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem dat u gebruikt.
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
232
5. Nuttige beheerprogramma's
1
Printerlijst De printerlijst geeft printers weer die geïnstalleerd
zijn op uw computer en netwerkprinters die zijn
toegevoegd met netwerkverkenning (alleen in
Windows).
2
Printerinformatie In dit kader staat algemene informatie over uw
apparaat. U kunt deze informatie controleren, zoals
de naam van het printermodel, het IP-adres (of
poortnummer) en de printerstatus.
U kunt de Handleiding online bekijken.
Knop Problemen oplossen: Deze knop
verandert in Probleemoplossingsgids als er
een fout optreedt. U kunt direct naar het
desbetreffende deel in de
gebruikershandleiding gaan.
3
Programma-
informatie
Bevat koppelingen voor overschakeling naar
geavanceerde instellingen (wisselen van
gebruikersinterface), vernieuwen,
voorkeursinstellingen, hulp en informatie over het
programma.
Met de knop kunt u de interface wijzigen
in de interface voor gevorderde gebruikers
(zie "Overzicht interface instellingen voor
gevorderde gebruikers" op pagina 233).
4
Snelkoppelingen Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke
functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen naar
toepassingen in de geavanceerde instellingen.
Als u op uw apparaat verbinding maakt met
een netwerk, wordt het pictogram SyncThru™
Web Service ingeschakeld.
5
Inhoud Toont informatie over de geselecteerde printer, het
niveau van de toner en het papier. De informatie
wijzigt naargelang de gekozen printer. Niet alle
apparaten beschikken over deze functie.
6
Benodigdheden
bestellen
Klik op de knop Bestellen in het deelvenster om
verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online
reservetonercassette(s) bestellen.
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
233
5. Nuttige beheerprogramma's
Selecteer het menu Help of klik op de knop in het venster, en klik op
de optie waar u meer over wilt weten.
6
Overzicht interface instellingen voor gevorderde
gebruikers
De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van
het netwerk en de printers.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
Apparaatinstellingen
U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling, emulatie,
netwerk en afdrukinformatie instellen.
Waarschuwingsinstellingen
(alleen voor Windows)
Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over
fouten en storingen.
Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot wanneer
waarschuwingen ontvangen worden.
E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het ontvangen
van waarschuwingen via e-mail.
Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met
betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de
toner.
Taakaccountbeheer
Levert een overzicht van informatie over de verdeling van afdruktaken per
specifieke gebruiker. Deze verdeling kan aangemaakt en toegepast worden
op op apparaten via taakaccountancysoftware zoals SyncThru™ of de
CounThru™ administratiesoftware.
234
5. Nuttige beheerprogramma's
Samsung-printerstatus gebruiken
Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de printer
controleert en u daarvan op de hoogte houdt.
Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw
apparaat (zie "Specificaties" op pagina 101).
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-
besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
7
Overzicht Samsung-printerstatus
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout
controleren in Samsung-printerstatus. Samsung-printerstatus wordt
automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
U kunt Samsung-printerstatus ook handmatig opstarten. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Basis > de
knop Printerstatus.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Pictogram betekent Omschrijving
Normaal Het apparaat staat klaar voor gebruik en er
zijn geen fouten of waarschuwingen.
Waarschuwing Het apparaat is in een toestand waarin er in
de toekomst een fout kan optreden. Dit is
bijvoorbeeld als het niveau van de toner laag
is, wat kan leiden tot de toner-leegstatus.
Fout Er is minstens één fout in het apparaat.
Samsung-printerstatus gebruiken
235
5. Nuttige beheerprogramma's
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Optie U kunt instellingen voor waarschuwingen
gerelateerd aan afdruktaken opgeven.
3 Benod. bestellen U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
4
Gebruikershandlei-
ding
U kunt de Gebruikershandleiding online bekijken.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een fout
optreedt. U kunt direct naar het deel met
de probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
5 Sluiten Sluit het venster.
236
5. Nuttige beheerprogramma's
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken (zie
"Installatie voor Linux" op pagina 132).
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw
bureaublad geplaatst.
8
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
U kunt ook op pictogram van het menu Startup klikken en Samsung
Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren.
2
Klik op de knoppen links om het overeenkomstige
configuratievenster te openen.
1 Printer Configuration
2 Port Configuration
Klik op de knop Help of in het venster om gebruik te maken van de
schermhulp.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om
Unified Driver Configurator te sluiten.
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
237
5. Nuttige beheerprogramma's
9
Printers configuration
Printers configuration bevat twee tabbladen: Printers en Classes.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver
Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te
geven.
De bedieningsknoppen van de printer zijn:
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als
standaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de
printer goed werkt.
Properties: Hiermee kunt u de eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen.
1 Schakelt naar Printers configuration.
2 Hier worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat
weergegeven.
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
238
5. Nuttige beheerprogramma's
Het tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen
weergegeven.
Refresh: vernieuwt de lijst met klassen.
Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
10
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten.
Release port: hiermee kunt u de geselecteerde poort vrijgeven.
1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in de
klasse aan.
1 Schakelt naar Ports configuration.
2 Alle beschikbare poorten.
3
Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten apparaat
en de status weer.
6. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
Problemen met papierinvoer 240
Problemen met de voeding en het netsnoer 241
Afdrukproblemen 242
Problemen met de afdrukkwaliteit 247
Problemen met het besturingssysteem 255
Voor fouten die optreden tijdens het installeren en instellen van de draadloze software,
raadpleegt u de sectie met probleemoplossingen in het hoofdstuk over het instellen van
het draadloze netwerk (zie "Problemen met draadloze netwerken oplossen" op pagina
173).
240
6. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het papier loopt vast tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier.
Papier kleeft aan elkaar. Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van hetzelfde soort
en hetzelfde formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Het papier blijft vastlopen. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de lade voor handmatige invoer als u
op speciaal materiaal afdrukt.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten.
Enveloppen trekken scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net
raken).
241
6. Problemen oplossen
Problemen met de voeding en het netsnoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat krijgt geen stroom,
of de verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is niet goed
aangesloten.
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een knop (aan/uit) op het bedieningspaneel
heeft, drukt u hierop.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit deze opnieuw aan.
242
6. Problemen oplossen
Afdrukproblemen
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt niet
af.
Het apparaat krijgt geen stroom.
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een knop (aan/
uit) op het bedieningspaneel heeft, drukt u hierop.
Het apparaat is niet als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De klep is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 83).
De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 32).
Er is geen tonercassette geplaatst. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64).
Zorg dat het beschermingsmateriaal is verwijderd van de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel tussen de computer en
het apparaat is niet goed aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan (zie "Achterkant" op
pagina 19).
De verbindingskabel tussen de computer en
het apparaat is mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt
en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw
apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak
naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft,
controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten.
Afdrukproblemen
243
6. Problemen oplossen
Het apparaat drukt niet
af.
Het apparaat is mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om na te gaan of alle
afdrukinstellingen correct zijn.
Mogelijk is het printerstuurprogramma niet
goed geïnstalleerd.
Deïnstalleer het stuurprogramma van uw printer en installeer het programma
opnieuw.
Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem
contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het document is zo groot dat er niet voldoende
ruimte op de harde schijf van de computer is
om toegang te krijgen tot de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw af.
De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat door met
afdrukken.
Het apparaat haalt
papier uit de verkeerde
invoer.
De papieroptie die in Voorkeursinstellingen
voor afdrukken is geselecteerd is mogelijk
onjuist.
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Papier
in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 44). Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 45).
Een afdruktaak wordt
uiterst langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
244
6. Problemen oplossen
De helft van de pagina is
blanco.
Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 45).
Het ingestelde papierformaat stemt niet
overeen met het formaat van het papier in de
lade.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat
is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is
geselecteerd in het programma dat u gebruikt (zie "Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 44).
Het apparaat drukt wel
af, maar de tekst is niet
correct, vervormd of
niet volledig.
De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document
af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit de kabel en het apparaat
indien mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe
printerkabel.
Het verkeerde printControleer de papiersoort
en de kwaliteit van het
papier.erstuurprogramma is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt
geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Het besturingssysteem werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en
weer in.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
245
6. Problemen oplossen
Er worden blanco
pagina’s afgedrukt.
De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de tonercassette.
Zie "Toner herverdelen" op pagina 62.
Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64.
Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een onderdeel van het apparaat
defect (bijvoorbeeld de controller of het
moederbord).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het apparaat drukt het
PDF-bestand niet juist
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en
de Acrobat-producten.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een
afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
De afdrukkwaliteit van
foto’s is niet goed. De
afbeeldingen zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in het
programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd.
Er komt voor het
afdrukken ter hoogte
van de uitvoerlade
stoom uit het apparaat.
Het gebruik van geperforeerd papier kan damp
veroorzaken tijdens het afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
246
6. Problemen oplossen
Het apparaat drukt geen
aangepaste
papierformaten zoals
rekeningpapier af.
Het papierformaat en de
papierformaatinstelling komen niet overeen.
Stel het juiste papierformaat in onder Aangepast in het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 44).
Het afgedrukte papier
krult op.
De instelling voor de papiersoort klopt niet. Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het
type in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
247
6. Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Lichte of vage afdrukken Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Plaats een nieuwe tonercassette
(zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64).
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of is de tonerbespaarstand ingeschakeld. Wijzig de
afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd. Reinig de
binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76).
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 76). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van
de klantenservice.
De bovenste helft van het
papier is lichter bedrukt dan
de rest van het papier.
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
Problemen met de afdrukkwaliteit
248
6. Problemen oplossen
Tonervlekken Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice (zie
"Het apparaat reinigen" op pagina 76).
Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een
ander merk.
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probeer een ander soort of merk papier.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan
zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 76).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossing
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
C
Problemen met de afdrukkwaliteit
249
6. Problemen oplossen
Verticale strepen Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de tonercassette in het apparaat. Verwijder de
tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64).
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 76). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Zwarte of gekleurde
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht.
Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV)
kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64).
Herverdeel de toner grondig (zie "Toner herverdelen" op pagina 62).
Tonervegen Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76).
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64).
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
250
6. Problemen oplossen
Verticaal terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk beschadigd. Als de problemen zich na het afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude
tonercassette door een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64).
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina
bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open
op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat wordt afgedrukt op een
gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
Of selecteer Dik papier in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 44).
Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie
in het softwareprogramma of in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina
44). Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Als u een nieuwe tonercassette gebruikt, moet u de toner eerst herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 62).
Toestand Voorgestelde oplossing
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
251
6. Problemen oplossen
Er blijven tonerdeeltjes
hangen rond vetgedrukte
tekens of donkere foto’s.
De toner hecht mogelijk niet goed aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Misvormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier.
Papier schuin Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier.
Toestand Voorgestelde oplossing
A
aBb
C
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
Cc
A
aBbC
c
Problemen met de afdrukkwaliteit
252
6. Problemen oplossen
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Achterkant van afdrukken is
vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76).
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
253
6. Problemen oplossen
Volledig gekleurde of zwarte
pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 64).
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76).
Controleer de papiersoort, de dikte en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Openingen in tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties.
Toestand Voorgestelde oplossing
A
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
254
6. Problemen oplossen
Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 64).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik
op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44).
Op enkele vellen verschijnt
herhaaldelijk een onbekende
afbeelding.
Losse toner
Vage afdruk of vervuiling
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of hoger. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijv. losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte (zie "Aanpassing aan luchtdruk of
hoogte" op pagina 200).
Toestand Voorgestelde oplossing
255
6. Problemen oplossen
Problemen met het besturingssysteem
1
Algemene Windows-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die bij uw computer is geleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows.
Toestand Voorgestelde oplossing
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start vervolgens Windows weer op. Installeer
het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout", "OE-
uitzondering", "Spool 32" of
"Ongeldige bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
De berichten "Kan niet
afdrukken" of "Er is een time-
outfout in de printer
opgetreden" verschijnen.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als
het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor gebruik of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat
u na of er een fout is opgetreden.
Problemen met het besturingssysteem
256
6. Problemen oplossen
2
Veelvoorkomende problemen op de Mac-computer
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die bij uw computer is geleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Mac OS.
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt het PDF-bestand
niet juist af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als
afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Bepaalde letters worden niet normaal
weergegeven tijdens het afdrukken
van het voorblad.
Mac OS kan bij het afdrukken van het voorblad het gebruikte lettertype niet maken . Normale letters en cijfers worden
normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een Macintosh-computer een
document afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger, worden de
kleuren niet op de juiste wijze
afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat
Reader.
Problemen met het besturingssysteem
257
6. Problemen oplossen
3
Algemene Linux-problemen
Probleem Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt niet af. Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het
tabblad Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of uw
apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst
met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als de status de
tekenreeks Stopped bevat. Hierna zou het apparaat weer normaal moeten werken. De status "Stopped" kan
geactiveerd zijn wanneer zich problemen met het afdrukken hebben voorgedaan.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-
oraw" is opgegeven in de opdrachtregel verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. In een Gimp
front-end kiest u "Print" -> "Setup printer" en bewerkt u de opdrachtregelparameter in het opdrachtitem.
Bepaalde kleurafbeeldingen worden
volledig zwart afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document
geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd. Aangezien PostScript CIE-kleurruimte
gebruikt voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU Ghostscript
versie 7.06 of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Sommige kleurafbeeldingen worden
afgedrukt in onverwachte kleuren.
Dit is een gekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.xx) als de basiskleurruimte van het document
wordt geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat Postscript CIE-
kleurruimte gebruikt voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem bij te werken naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt geen volledige
pagina’s af. Slechts de helft van de
pagina wordt afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere
versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is bij bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug
688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de meest recente versie
van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te
lossen.
Problemen met het besturingssysteem
258
6. Problemen oplossen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
De foutmelding "Cannot open port
device file" verschijnt als ik een
document afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt
uitgevoerd. In bekende versies van CUPS-server (Common UNIX Printing System) wordt de afdruktaak afgebroken
als er afdrukopties worden gewijzigd en wordt de taak vervolgens helemaal opnieuw uitgevoerd. Aangezien Unified
Linux Driver de poort tijdens het afdrukken wordt vergrendelt, blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van
het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet,
probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port configuration.
Bij het afdrukken van een document
via het netwerk in SuSE 9.2, drukt de
printer niet af.
De CUPS-versie (Common UNIX Printing System) die wordt geleverd bij SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een
probleem met afdrukken via IPP (Internet Printing Protocol). Gebruik "socket printing" in plaats van IPP of installeer
een recentere versie van CUPS (Common UNIX Printing System) (CUPS 1.1.22 of een hogere versie).
Probleem Voorgestelde oplossing
Problemen met het besturingssysteem
259
6. Problemen oplossen
4
Veelvoorkomende PostScript-problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Het PostScript-bestand kan
niet worden afgedrukt
Mogelijk is het PostScript-stuurprogramma
niet correct geïnstalleerd.
Installeer het PostScript-stuurprogramma (zie "Installatie van de software"
op pagina 129).
Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt afdrukken in PS.
Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft
voordoen.
Het rapport Fout
limietcontrole wordt
afgedrukt
De afdruktaak is te complex. Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit.
Er wordt een PostScript-
foutenpagina afgedrukt
De afdruktaak is mogelijk geen PostScript-
taak.
Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is. Controleer of de
softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of PostScript-
headerbestand naar het apparaat wordt gestuurd.
De optionele lade is niet
geselecteerd in het
stuurprogramma
Het printerstuurprogramma is niet
geconfigureerd om de optionele lade te
herkennen.
Open de eigenschappen van het stuurprogramma, selecteer het tabblad
Apparaatopties en stel de ladeoptie in (zie "Apparaatopties instellen" op
pagina 70).
Als u op een Macintosh-
computer een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger, worden
de kleuren niet op de juiste
wijze afgedrukt
Mogelijk komt de resolutie-instelling in het
printerstuurprogramma niet overeen met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma
overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader.
260
Contact SAMSUNG worldwide
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products,
contact the Samsung customer care center.
Country/Region Customer Care Center Web Site
ALBANIA 42 27 5755 www.samsung.com
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com
ARMENIA 0-800-05-555 www.samsung.com
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com
AUSTRIA
0810-SAMSUNG (7267864, €
0.07/min)
www.samsung.com
AZERBAIJAN 088-55-55-555 www.samsung.com
BAHRAIN 8000-4726 www.samsung.com
BELARUS 810-800-500-55-500 www.samsung.com
BELGIUM
02-201-24-18 www.samsung.com/
be (Dutch)
www.samsung.com/
be_fr (French)
BOLIVIA 800-10-7260 www.samsung.com
BOSNIA 05 133 1999 www.samsung.com
BRAZIL
0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
BULGARIA 07001 33 11 www.samsung.com
CAMEROON 7095-0077 www.samsung.com
CANADA
1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/
ca
www.samsung.com/
ca_fr (French)
CHILE
800-SAMSUNG (726-7864)
From mobile 02-482 82 00
www.samsung.com
CHINA 400-810-5858 www.samsung.com
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com
COTE D’LVOIRE 8000 0077 www.samsung.com
CROATIA
062 SAMSUNG (062 726
7864)
www.samsung.com
CYPRUS 8009 4000 only from landline www.samsung.com
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com
Samsung Electronics Czech and Slovak, s.r.o., Oasis
Florenc, Sokolovská 394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com
DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
261
Contact SAMSUNG worldwide
EGYPT 08000-726786 www.samsung.com
EIRE 0818 717100 www.samsung.com
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com
FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com
FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com
GERMANY
01805 - SAMSUNG (726-7864
€ 0,14/min)
www.samsung.com
GEORGIA 8-800-555-555 www.samsung.com
GHANA
0800-10077
0302-200077
www.samsung.com
GREECE
80111-SAMSUNG (80111 726
7864) only from land line(+30)
210 6897691 from mobile and
land line
www.samsung.com
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com
HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com
HONG KONG
(852) 3698-4698 www.samsung.com/
hk
www.samsung.com/
hk_en/
Country/Region Customer Care Center Web Site
HUNGARY 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
INDIA
1800 1100 11
3030 8282
1800 3000 8282
1800 266 8282
www.samsung.com
INDONESIA
0800-112-8888
021-5699-7777
www.samsung.com
IRAN 021-8255 www.samsung.com
ITALY 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com
JORDAN 800-22273 www.samsung.com
KAZAKHSTAN
8-10-800-500-55-500
(GSM:7799)
www.samsung.com
KENYA 0800 724 000 www.samsung.com
KOSOVO +381 0113216899 www.samsung.com
KUWAIT 183-2255 www.samsung.com
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
262
Contact SAMSUNG worldwide
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com
LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com
MACEDONIA 023 207 777 www.samsung.com
MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
MOLDOVA 00-800-500-55-500 www.samsung.com
MONGOLIA www.samsung.com
MONTENEGRO 020 405 888 www.samsung.com
MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com
NIGERIA 0800-726-7864 www.samsung.com
NETHERLANDS
0900-SAMSUNG (0900-
7267864) (€ 0,10/min)
www.samsung.com
NEW ZEALAND
0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com
NORWAY 815-56 480 www.samsung.com
OMAN 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
PANAMA 800-7267 www.samsung.com
PERU 0-800-777-08 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
PHILIPPINES
1-800-10-SAMSUNG(726-
7864) for PLDT
1-800-3-SAMSUNG(726-
7864) for Digitel
1-800-8-SAMSUNG(726-
7864) for Globe
02-5805777
www.samsung.com
POLAND
0 801-1 SAMSUNG (172-678)
+48 22 607-93-33
www.samsung.com
PORTUGAL
808 20-SAMSUNG (808 20
7267)
www.samsung.com
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com
ROMANIA
08010 SAMSUNG (08010 726
7864) only from landline(+40)
21 206 01 10 from mobile and
land line
www.samsung.com
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com
SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com
SENEGAL 800-00-0077 www.samsung.com
SERBIA
0700 SAMSUNG (0700 726
7864)
www.samsung.com
SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
263
Contact SAMSUNG worldwide
SLOVAKIA
0800-SAMSUNG (0800-726-
7864)
www.samsung.com
SOUTH AFRICA 0860-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SPAIN
902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com
SWEDEN 0771 726 7864 (SAMSUNG) www.samsung.com
SWITZERLAND
0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com/
ch
www.samsung.com/
ch_fr(French)
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
TAIWAN
0800-329-999
0266-026-066
www.samsung.com
TANZANIA 0685 88 99 00 www.samsung.com
THAILAND
1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
UGANDA 0800-300 300 www.samsung.com
U.K 0330 SAMSUNG (7267864) www.samsung.com
U.S.A 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
UKRAINE
0-800-502-000 www.samsung.com/
ua
www.samsung.com/
ua_ru
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
264
Verklarende woordenlijst
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie
(WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE
802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2.4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps,
802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/n-
apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze
telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat
dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk
(WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLAN-
radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Mac (1984) en wordt nu door Apple
ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de
kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een
hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren.
Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te
groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom
of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als
een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
Verklarende woordenlijst
265
Verklarende woordenlijst
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere client een IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met
een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken
te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-
papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel
ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en
daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en
is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-
Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en
omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen.
Verklarende woordenlijst
266
Verklarende woordenlijst
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te kunnen
uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de
toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via
het netwerk.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt
over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt
voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter
bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Verklarende woordenlijst
267
Verklarende woordenlijst
Duplex
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer
met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier
tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer
een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De
levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de
garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina’s per
maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina’s tot
2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse
1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord
en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie
is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot
simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat
wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor
LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de
fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van afgelopen
eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Mac
(1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Verklarende woordenlijst
268
Verklarende woordenlijst
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd
met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat
het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het
uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken
en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of
netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken.
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
Massaopslagapparaat (HDD)
Een massaopslagapparaat (HDD), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel draaiende platen met een magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van
elektrische technologie.
Verklarende woordenlijst
269
Verklarende woordenlijst
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute
of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar
een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan
worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De
term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de
interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten
gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een
netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing
is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-
protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX
was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een
bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de
prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
Verklarende woordenlijst
270
Verklarende woordenlijst
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie
die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale
radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten
standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie
van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee
internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-
T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie
van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die
ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder
voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor
het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48
bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens
per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC)
geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan
routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
Verklarende woordenlijst
271
Verklarende woordenlijst
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van
de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om
een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is
een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat
geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te
comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte
bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum
worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te
coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie
te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De
volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een
laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum
op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook
regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de
ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te
verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
Verklarende woordenlijst
272
Verklarende woordenlijst
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een
norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste
inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische
printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde
bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten
in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. - die
in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in
een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid
van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan
communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/
uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst
273
Verklarende woordenlijst
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor
gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe om
verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp
van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor
het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer
over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd
protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden
aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een client-
serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk
(WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken
dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s zijn
hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om
te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het
hostadres.
Verklarende woordenlijst
274
Verklarende woordenlijst
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het
internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de
taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan
worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte
verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-
afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken
definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en
platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die
met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en
die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie
van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels
in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een
scan worden gestart vanuit het programma; Dit is een API voor het
vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft
Windows en Apple Mac.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde
netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoft-
producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
Verklarende woordenlijst
275
Verklarende woordenlijst
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc.
ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te
verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een
enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te
verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als
een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via
radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere
kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur
die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan
kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd
voor een betere beveiliging van WEP.
Verklarende woordenlijst
276
Verklarende woordenlijst
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een
gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt
(WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een
unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee
geassocieerde WAP voor een betere veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen
van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS
ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk
configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een
nieuw afdrukpad.
277
Index
Index
A
accessoires
bestellen 58
installeren
70
afdrukfunctie 202
afdrukken
afdrukken naar een bestand 203
de standaardafdrukinstellingen
wijzigen
202
dubbelzijdig afdrukken
Mac
215
een document afdrukken
Windows
43
het hulpprogramma Direct afdrukken
gebruiken
212
instellen als standaardapparaat
202
Linux
216
Mac
214
meerdere paginas afdrukken
op één vel papier
Mac
214
mobiel besturingssysteem
177
mobileprint
177
speciale afdrukfuncties
204
UNIX
218
afdrukmedia
envelop 38
etiketten
40
glanzend papier
41
het papierformaat instellen
41
het papiertype instellen
41
kartonpapier
40
speciale media
37
transparanten
39
uitvoersteun gebruiken
103
voorbedrukt papier
41
afdrukresolutie instellen
Linux 216
AirPrint 178
algemene pictogrammen 11
AnyWeb Print 224
apparaatopties 70
apparaatoverzicht
achterkant 19
voorkant
18
B
bedieningspaneel 20
beveiligd afdrukken 48
C
cassette voor gebruikte toner 68
conventie 11
D
draadloos
adhocmodus 152
Infrastructuurmodus
152
USBkabel
158
WPS
verbinding verbreken
155
WPS De printer heeft geen display
PBC
156
PIN
156
draadloos netwerk
netwerkkabel 167
E
ecoafdruk 46
Een backup maken van uw gegevens 52
een document afdrukken
Linux 216
Mac
214
UNIX
218
Index
278
Index
F
foutmelding 94
functies 5
eigenschappen van afdrukmateriaal
103
functies van het apparaat
182
G
geheugen
geheugen uitbreiden 72
geheugenharde schijffuncties 220
general settings 189
Google Cloud Print 179
H
handmatige invoermultifunctionele lade
gebruikstips 35
plaatsen
35
speciale afdrukmedia gebruiken
37
help gebruiken 45, 215
het programma SetIP 136, 168
hulpprogramma Direct afdrukken 212
I
informatie over de statusLED 92
informatie over wettelijke voorschriften
114
instellingen voor favorieten voor
afdrukken
45
K
kleurinstellingen 194
L
lade
breedte en lengte instellen 31
de grootte van de lade aanpassen
31
een optionele lade bestellen
58
papier in de handmatige
invoermultifunctionele lade plaatsen
35
papierformaat en type instellen
41
layout 185
Linux
afdrukken 216
algemene Linuxproblemen
257
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
133
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
144
printereigenschappen
217
SetIP gebruiken
138
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat
installeren
132
systeemvereisten
112
unified driver configurator
236
M
Mac
afdrukken 214
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel
verbonden apparaat
131
installatie van het stuurprogramma
voor het verbonden netwerk
143
SetIP gebruiken
137
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat
installeren
130
systeemvereisten
111
veelvoorkomende problemen op de
Maccomputer
256
meerdere pagina's op één
vel afdrukken nup
Mac 214
Index
279
Index
menu
emulatie 193
info
184
taakbeheer
198
menuoverzicht 26, 184
N
netwerk
algemene instellingen 195
het programma SetIP
136, 137, 138, 168
installatie van draadloos netwerk
152
installatieomgeving
113
instelling bekabeld netwerk
136
introductie van netwerkprogrammas
135
IPv6configuratie
149
stuurprogrammainstallatie
Linux
144
Mac
143
UNIX
146
Windows
139
numeriek toetsenblok 21
O
onderdelen voor onderhoud 59
optionele lade 58
bestellen
58
overlay afdrukken
afdrukken 209
maken
208
verwijderen
209
P
papier 187
papierstoring
papier verwijderen 83
tips om papierstoringen te voorkomen
82
Parallel
bestellen 58
plaatsen
papier in de handmatige
invoermultifunctionele lade plaatsen
35
papier in lade 1optionele laden
32
plaatsen in lade 1
32
speciale media
37
plaatsing van het apparaat
aanpassing aan de hoogte 200
PostScriptstuurprogramma
problemen oplossen 259
printerstatus
algemene informatie 234
printervoorkeursinstellingen
Linux 217
probleem
problemen met het besturingssysteem
255
problemen
afdrukproblemen 242
problemen met betrekking tot
netvoeding
241
problemen met de afdrukkwaliteit
247
problemen met papierinvoer
240
R
reinigen
binnenkant 77
buitenkant
76
opneemrol
79
Index
280
Index
S
Samsungprinterstatus 234
service contact numbers 260
Speciale functies 199
specificaties 101
afdrukmedia
103
standaardinstellingen
instellingen voor lade 41
status 21
stuurprogrammainstallatie
Unix 146
SyncThru Web Service 227
algemene informatie
227
T
tekens invoeren 201
toetsen
eco 21
schermafdruk
21
WPS
21
tonercassette
behandelingsinstructies 60
de cassette vervangen
64
geschatte levensduur
61
nietoriginele Samsung en bijgevulde
cassettes
60
opslaan
60
toner herverdelen
62
U
uitvoersteun gebruiken 42
UNIX
afdrukken 218
installatie van het stuurprogramma
voor het verbonden netwerk
146
Unix
systeemvereisten 112
USB 51
USBgeheugen
Beheren 51
Een backup maken
52
USBgeheugen beheren 51
USBgeheugenapparaat
afdrukken 51
USBkabel
besturingsbestand opnieuw installeren
131
, 133
stuurprogrammainstallatie
23
, 24, 130, 132
uw apparaat reinigen 76
V
veiligheid
info 12
symbolen
12
verbruiksartikelen
apparaatgegevens 184
beschikbare verbruiksartikelen
56
bestellen
56
de gebruiksduur van de
verbruiksartikelen controleren
74
geschatte levensduur van
tonercassette
61
tonercassette vervangen
64
verklarende woordenlijst 264
W
watermerk
bewerken 207
maken
207
verwijderen
207
Index
281
Index
Windows
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
139
SetIP gebruiken
136, 168
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat
installeren
23, 24
systeemvereisten
110
veelvoorkomende problemen onder
Windows
255

Documenttranscriptie

Gebruikershandleiding CLP-41xN/CLP-41xNW Series CLP-68xND/CLP-68xDW Series BASIS BASIS Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en het oplossen van problemen in Windows. GEAVANCEERD Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en het oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen. Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. BASIS 1. Inleiding 3. Onderhoud Belangrijkste voordelen 5 Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 55 Functies per model 7 Beschikbare verbruiksartikelen 56 Nuttig om te weten 10 Beschikbare accessoires 58 Informatie over deze gebruikershandleiding 11 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 59 Veiligheidsinformatie 12 De tonercassette bewaren 60 Apparaatoverzicht 17 Toner herverdelen 62 Overzicht van het bedieningspaneel 20 De tonercassette vervangen 64 Het apparaat inschakelen 22 De cassette voor gebruikte toner vervangen 68 Lokaal installeren van het stuurprogramma 23 Accessoires installeren Het stuurprogramma opnieuw installeren 24 De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren 74 2. Menuoverzicht en basisinstellingen Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op" 75 Het apparaat reinigen 76 Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat 80 Menuoverzicht 26 De standaardinstellingen van het apparaat 29 Afdrukmateriaal en lade 31 Eenvoudige afdruktaken 43 Een USB-geheugenapparaat gebruiken 50 70 4. Problemen oplossen Tips om papierstoringen te voorkomen 82 Papierstoringen verhelpen 83 2 BASIS Informatie over de status-LED 92 Informatie over displaymeldingen 94 5. Bijlage Specificaties 101 Informatie over wettelijke voorschriften 114 Copyright 125 3 1. Inleiding In dit hoofdstuk staat informatie die u nodig heeft om het apparaat te gebruiken. • Belangrijkste voordelen 5 • Functies per model 7 • Nuttig om te weten 10 • Informatie over deze gebruikershandleiding 11 • Veiligheidsinformatie 12 • Apparaatoverzicht 17 • Overzicht van het bedieningspaneel 20 • Het apparaat inschakelen 22 • Lokaal installeren van het stuurprogramma 23 • Het stuurprogramma opnieuw installeren 24 Belangrijkste voordelen Milieuvriendelijk • Snel on-demand afdrukken. - CLP-41xN/CLP-41xNW Series ▪ Voor enkelzijdig afdrukken, 18 ppm (A4) of 19 ppm (Letter). - CLP-68xND/ CLP-68xDW Series ▪ Voor enkelzijdig afdrukken, 24 ppm (A4) of 25 ppm (Letter). ▪ Voor dubbelzijdig afdrukken, 12 ppm (A4) of 12 ppm (Letter). • Dit apparaat beschikt over een Eco-functie waarmee u toner en papier kunt sparen (zie "Eco-afdruk" op pagina 46). Gemak • U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 203). • U kunt op beide zijden van het papier afdrukken om papier te besparen (dubbelzijdig afdrukken) (of handmatig) (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 203). • Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Snel afdrukken met hoge resolutie • U kunt een brede waaier van kleuren afdrukken met cyaan, magenta, geel en zwart. • U kunt afdrukken met een resolutie tot 9.600 x 600 dpi effectieve uitvoer (600 x 600 x 4 bits). • Met voor Google Cloud Print™ ingeschakelde apps (zie "Google Cloud Print™" op pagina 179) kunt u vanaf uw smartphone of computer documenten afdrukken, waar u ook bent. • Met Easy Capture Manager kunt u gemakkelijk bewerken en afdrukken wat u met de toets Print Screen op het toetsenbord hebt vastgelegd (zie "Easy Capture Manager" op pagina 223). • Samsung Easy Printer Manager en Printerstatus zijn programma's die de status van het apparaat controleren en u deze doorgeven, en waarmee u de instellingen van het apparaat kunt aanpassen (zie "Samsung Easy Printer Manager gebruiken" op pagina 231 of "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 234). Belangrijkste voordelen • Met Samsung AnyWeb Print kunt u een schermopname of afdrukvoorbeeld maken van een scherm in Windows Internet Explorer, en deze bewerken of afdrukken, op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma (zie "Samsung AnyWeb Print" op pagina 224). • Met Slim bijwerken kunt u controleren op de nieuwste software en de nieuwste versie installeren tijdens het installatieproces van het printerstuurprogramma. Deze functie is alleen beschikbaar in Windows. • U kunt in verschillende besturingssystemen afdrukken (zie "Systeemvereisten" op pagina 110). • Het apparaat is uitgerust met een USB- en/of een netwerkinterface. Ondersteund verschillende instellingsmethoden voor draadloze netwerken. • Als u toegang hebt tot het internet, kunt u op de website van Samsung (www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads) terecht voor hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en andere informatie. Grote functionaliteit en brede ondersteuning van toepassingen. • De WPS (Wi-Fi Protected Setup™)-knop gebruiken - U kunt gemakkelijk verbinding maken met een draadloos netwerk door de WPS-knop op het apparaat en op het toegangspunt (een draadloze router) te gebruiken. • De USB-kabel of netwerkkabel gebruiken • Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 103). • Watermerken afdrukken: U kunt uw documenten aanpassen met woorden zoals “CONFIDENTIAL” (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 203). • Posters afdrukken: De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 203). - U kunt verbinding maken en verschillende instellingen voor het draadloze netwerk configureren met een USB-kabel of netwerkkabel. • Wi-Fi Direct gebruiken - U kunt eenvoudig vanaf uw mobiele apparaat afdrukken met Wi-Fi of Wi-Fi Direct. Zie "Methoden voor het instellen van een draadloos netwerk" op pagina 153. Functies per model Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land. CLP-41xN Series CLP-41xNW Series CLP-68xND Series CLP-68xDW Series SPLprinterstuurprogramma ● ● PCLprinterstuurprogramma ● ● PSprinterstuurprogramma ● ● XPSprinterstuurprogramma ● ● ● ● (●: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar) Samsung Easy Printer Manager Software Samsung-printerstatus ● ● Hulpprogramma Direct ● ● Besturingssysteem CLP-41xN Series CLP-41xNW Series CLP-68xND Series CLP-68xDW Series Windows ● ● Mac ● ● Linux ● ● Unix ● ● Besturingssysteem Software Apparaatins tellingen a U kunt het printerstuurprogramma en de software installeren wanneer u de software-cd in het cd-rom-station van uw computer plaatst. afdrukken Samsung AnyWeb Printa ● ● Voor Windows selecteert u het printerstuurprogramma en de software in het venster Selecteer de te installeren software en hulpprogramma's. SyncThru™ Web Service ● ● SyncThru Admin Web Service ● ● Easy Eco Driver ● ● Functies per model CLP-41xN Series CLP-41xNW Series CLP-68xND Series CLP-68xDW Series Easy Capture Manager ● ● Samsung Easy Color ● ● Software Manager a a. Download de software van de website van Samsung en installeer deze: (http:// www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads). Controleer of het besturingssysteem van uw computer de software ondersteunt voordat u met de installatie begint. (●: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar) Verschillende functies functies Hi-Speed USB 2.0 CLP-41xN Series CLP-41xNW Series CLP-68xND Series CLP-68xDW Series ● ● ○ IEEE 1284B parallelstekkera Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000 Base TX bedraad LAN ● ● Netwerkinterface 802.11b/g/ ● ● Alleen CLP41xNW Series Alleen CLP68xDW Series ● ● n draadloos LANb Eco-afdruk Dubbelzijdig afdrukken Dubbelzijdig afdrukken ● ● (handmatig)c d USB-geheugeninterface Geheugenmodule Optionele lade (lade 2) Massaopslagapparaat (HDD) ● ○ ○ ○ Functies per model functies CLP-41xN Series CLP-41xNW Series CLP-68xND Series CLP-68xDW Series AirPrint Google Cloud Print™ ● ● ● a. Als u de parallelle poort gebruikt, kunt u geen gebruikmaken van de USB-kabel. b. Draadloze netwerkinterfacekaarten (LAN-kaarten) zijn niet in alle landen verkrijgbaar. In sommige landen kan alleen 802.11 b/g worden gebruikt. Neem contact op met uw plaatselijke Samsung-dealer of de winkel waar u het apparaat kocht. c. Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen. d. Alleen lade 1 wordt ondersteund. (●: beschikbaar, ○: optioneel, leeg: Niet beschikbaar) Nuttig om te weten Het apparaat drukt niet af. Er is papier vastgelopen. • Open de afdruklijst en verwijder het document uit de lijst (zie "Een afdruktaak annuleren" op pagina 44). • Open de klep en sluit deze weer (zie "Voorkant" op pagina 18). • Verwijder het stuurprogramma en installeer deze opnieuw (zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 23). • Zoek de instructies voor het verwijderen van vastgelopen papier in deze handleiding en los het probleem op (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 83). • Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows (zie "Uw apparaat instellen als standaardprinter" op pagina 202). De afdrukken zijn vaag. Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen kopen? • Vraag na bij een Samsung-distributeur of uw detailhandelaar. • Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de tonercassette (zie "Toner herverdelen" op pagina 62). • Probeer een andere instelling voor de resolutie (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). • Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). • Kijk op www.samsung.com/supplies. Kies uw land of regio voor productinformatie. De status-LED knippert of blijft branden. • Schakel het apparaat uit en weer in. • Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in deze handleiding en los het probleem op (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 92). Waar kan ik het stuurprogramma van de printer downloaden? • U kunt op de website van Samsung (www.samsung.com > zoek uw product > Ondersteuning of Downloads) terecht voor hulp en ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie. Informatie over deze gebruikershandleiding Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat. • Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt. • Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat. • De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst. • De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met het door u gekochte apparaat. • De schermafbeeldingen in deze gebruikershandleiding kunnen afwijken van de schermweergave van uw apparaat afhankelijk van de firmware/stuurprogrammaversie. • De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7. • Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer. 2 Algemene pictogrammen Pictogram Tekst Omschrijving Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke mechanische schade of defecten. Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening van het apparaat. 1 Afspraken Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn verwisselbaar: • Document is synoniem met origineel. • Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal. 1. Inleiding 11 Veiligheidsinformatie Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Bewaar dit document goed nadat u het hebt gelezen. 4 Bedrijfsomgeving Waarschuwing 3 Belangrijke veiligheidssymbolen Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in dit hoofdstuk Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het stopcontact niet geaard is. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort). Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Waarschuwing Opgepast NIET proberen. Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken. Gevaren of onveilige praktijken die een klein letsel of eigendomsschade kunnen veroorzaken. • Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren. Schakel onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los. • De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval van nood de stekker uit het stopcontact te kunnen trekken. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op. Het trappen op of beknellen van het netsnoer door een zwaar voorwerp kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. 1. Inleiding 12 Veiligheidsinformatie 5 Opgepast Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het apparaat niet gebruikt. Bedieningswijze Opgepast Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Opgelet, het papieruitvoergebied is heet. Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken. U kunt brandwonden oplopen. Dit kan het apparaat beschadigen. Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade. Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. U kunt letsel oplopen. Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen papier verwijdert. Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen veroorzaken. Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er moeilijk ingaat. Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt. U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een elektricien om het stopcontact te vervangen. Zij kunnen brandwonden oplopen. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw huisdier verwonden. Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om vastgelopen papier te verwijderen. Dit kan het apparaat beschadigen. Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade. Dit kan het apparaat beschadigen. 1. Inleiding 13 Veiligheidsinformatie Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen in. Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken. Het gebruik van sturingen of instellingen of het uitvoeren van procedures die afwijken van deze hier vermeld kan resulteren in gevaarlijke blootstelling aan straling. Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer. Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het stopcontact. Opgepast Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het apparaat verplaatst. De onderstaande informatie bevat slechts aanbevelingen gebaseerd op het apparaatgewicht. Wanneer u vanwege uw medische conditie niet kunt tillen, til het apparaat dan niet op. Voor veilig tillen moet u anderen vragen om u te helpen en het apparaat altijd met het juiste aantal personen optillen. Til vervolgens het apparaat op deze wijze op: • Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één persoon worden opgetild. 6 Installatie/verplaatsen Waarschuwing Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige ruimte of op een plek waar water lekt. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. • een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee personen worden opgetild. • een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of meer personen worden opgetild. Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin oppervlak. Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWGa of, indien nodig, een grotere telefoondraad. Zo niet kan het apparaat beschadigd raken. 1. Inleiding 14 Veiligheidsinformatie 7 Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact. Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat langer is dan 2 meter voor een apparaat van 110V, moet het snoer minstens 16 AWG dik zijn. Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische schok of brand veroorzaken. Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een slecht geventileerde ruimte, zoals een kast. Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er brand ontstaan. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of brand veroorzaken. Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron met hetzelfde energieniveau als op het label. Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt controleren, neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij. a. AWG: American Wire Gauge Onderhoud/controle Opgepast Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol, en spuit geen water in het apparaat. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u verbruiksartikelen in het apparaat vervangt of de binnenkant schoonmaakt. U kunt letsel oplopen. Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen. Kinderen kunnen letsel oplopen. U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen of weer in elkaar steken. Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een professioneel technicus als het apparaat gerepareerd moet worden. 1. Inleiding 15 Veiligheidsinformatie Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te bedienen. Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen. Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stofen watervrij. Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. • Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die vastgeschroefd zijn. • Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een gekwalificeerde servicemedewerker. Reparatie door nietgekwalificeerde technici kan brand of elektrische schokken veroorzaken. • Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een medewerker van de technische dienst van Samsung. 8 Gebruik van verbruiksartikelen Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of fixeereenheid. Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken. Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart. Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen, zoals toner, kan het apparaat beschadigen. Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden gebracht. Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm water gebruiken. Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik altijd koud water. Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het verwijderen van vastgelopen papier. Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Opgepast Haal de tonercassette niet uit elkaar. Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. 1. Inleiding 16 Apparaatoverzicht 9 Toebehoren Netsnoer Beknopte installatiehandleiding Software-cda Div. accessoiresb a. De software-cd bevat de stuurprogramma's van de printer, de gebruikershandleiding en softwaretoepassingen. b. Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en specifiek model. 1. Inleiding 17 Apparaatoverzicht 10 CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series Voorkant 1 • Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. Er zijn verschillende apparaattypes. 11 • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 10 CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series 1 2 12 13 9 3 8 4 8 9 7 3 4 11 12 5 14 15 16 7 10 6 2 6 5 1 Papieruitvoersteun 9 Multifunctionele lade 2 Uitvoerlade 10 Voorklep 11 Ontgrendelknop van de voorklep 3 Bedieningspaneel 4 Klep moederbord 12 Tonercassettes 5 USB-geheugenpoort 13 Handgreep van tonercassette Optionele ladea 14 Transportriem (ITB) 15 Papierbreedtegeleiders op de multifunctionele lade 16 Multifunctionele ondersteuningslade 1 Papieruitvoersteun 7 Ontgrendelknop van de voorklep 6 2 Uitvoerlade 8 Tonercassettes 7 3 Bedieningspaneel 9 Handgreep van tonercassette 4 Klep moederbord 10 Transportriem (ITB) 5 Lade 1 11 Papierbreedtegeleiders op een handmatige invoer 6 Voorklep 12 Handmatige invoer 8 Lade 1 Druk-ontgrendeling van multifunctionele lade a. Dit is een optionele functie. Alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series. 1. Inleiding 18 Apparaatoverzicht 11 Achterkant • Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. Er zijn verschillende apparaattypes. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series 8 7 7 6 6 5 1 5 3 1 2 4 4 3 2 1 Cassette voor gebruikte toner 5 Stroomschakelaar 2 Achterklep 6 USB-poorta 3 Handgreep op de achterklep 7 Netwerkpoort 4 Aansluiting netsnoer 8 5V-uitvoerpoort voor IEEE 1284B-parallelstekker a b a. De optionele IEEE 1284B-parallelstekker kan worden gebruikt door deze aan te sluiten op zowel de USB-poort als de 5V-uitvoerpoort. b. Dit is een optionele functie. Alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series. 1. Inleiding 19 Overzicht van het bedieningspaneel • Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. Er zijn verschillende types bedieningspanelen. 1 Weergavescherm Toont de huidige status en geeft meldingen weer tijdens het gebruik. Tonerkleuren Geven de status van elke tonercassette weer. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden vervangen, wordt de statusLED rood en verschijnt er een bericht op het display. Het pijlteken geeft aan om welke kleurentoner het gaat of welke vervangen moet worden door een nieuwe cassette (zie "Meldingen over de tonercassette" op pagina 95). 3 Menu Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu's (zie "Toegang tot het menu" op pagina 26). 4 Pijl Door beschikbare waarden bladeren door naar vorige of volgende opties te gaan. 5 OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm. 6 Terug Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu. 7 Annuleren • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 2 CLP-41xN Series /CLP-41xNW Series CLP-68xND Series /CLP-68xDW Series 1 1 2 2 3 12 4 11 10 5 3 4 5 6 6 7 11 7 10 9 8 9 Stopt de huidige bewerking. 8 1. Inleiding 20 Overzicht van het bedieningspaneel 8 9 Met deze knop kunt u de stroom in- en uitschakelen. Of het apparaat weer inschakelen vanuit de energiebesparingsmodus. aan/uit De functie geeft de status van uw printer weer (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 92). LED a WPSa Hiermee kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer (zie "De knop WPS gebruiken" op pagina 154). Testpagina Als u erop drukt, wordt een testpagina afgedrukt. Eco Gaat naar de eco-modus voor het besparen van toner en papier (zie "Ecoafdruk" op pagina 46). 10 11 Numeriek toetsenblok 12 De functie geeft de draadloze status van uw printer weer (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 92). U kunt cijfers en tekens invoeren met behulp van het toetsenblok (zie "Letters en cijfers op het toetsenblok" op pagina 201). a. Alleen CLP-41xNW Series/CLP-68xDW Series. 1. Inleiding 21 Het apparaat inschakelen 1 Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de schakelaar aan. 2 1 De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18). 2 De stroom wordt automatisch ingeschakeld. Als u het apparaat wilt uitschakelen, drukt u op de knop (aan/uit). 1. Inleiding 22 Lokaal installeren van het stuurprogramma Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat aan een netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie van het stuurprogramma voor een netwerkapparaat (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 139). 2 • Wanneer u gebruik maakt van Mac, Linux of UNIX, raadpleegt u "Installatie voor Mac" op pagina 130, "Installatie voor Linux" op pagina 132 of "Het UNIX-printerstuurprogrammapakket installeren" op pagina 146. 3 Selecteer Nu installeren. 4 Volg de instructies in het installatievenster. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle programma's > Toebehoren > Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cdrom-station en klik op OK. • Het installatievenster in deze Gebruikershandleiding kan verschillen afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface. • Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter. 12 Windows 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten. U kunt de softwaretoepassingen selecteren in het venster Selecteer de te installeren software en hulpprogramma's. 1. Inleiding 23 Het stuurprogramma opnieuw installeren Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de onderstaande stappen om het stuurprogramma opnieuw te installeren. 13 Windows 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma's of Alle programma's > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Deïnstalleren. 3 Volg de instructies in het scherm om de installatie ongedaan te maken. 4 Plaats de software-cd in uw cd-rom-station en installeer het stuurprogramma opnieuw (zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 23). 1. Inleiding 24 2. Menuoverzicht en basisinstellingen Dit hoofdstuk levert informatie over de algemene menustructuur en de opties voor de basisinstellingen. • Menuoverzicht 26 • De standaardinstellingen van het apparaat 29 • Afdrukmateriaal en lade 31 • Eenvoudige afdruktaken 43 • Een USB-geheugenapparaat gebruiken 50 Menuoverzicht Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor de instelling en het gebruik van het apparaat. • Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-onderdelen op uw apparaat een andere naam hebben. • De menu's worden beschreven in de handleiding Geavanceerd (zie "Menu´s met nuttige instellingen" op pagina 182). 1 Toegang tot het menu 1 2 3 4 5 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menuonderdeel verschijnt en druk op OK. Herhaal stap 2 als het geselecteerde menu-item submenu’s heeft. Druk op OK om de selectie op te slaan. Druk op (Annuleren) om terug te keren naar de stand-bymodus. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 26 Menuoverzicht Informatie Menuoverzicht Lay-out Afdrukstand Configuratie Staand Info verb.art. Liggend Demopagina Marge PCL-lettert. Algemene marge Lijst met PS-lettert. Handm. invoerb Gebruiksteller MP-ladec Accounta Lade 1 Papier Exemplaren Handm. invoerb Papierformaat Type papier MP-ladec Papierformaat Type papier Lade 1 Lade 2d Papierformaat Emulatiemarge Type papier Dubbelzijdigc Uit Lange zijde Korte zijde Papierinvoer Auto Lade 1 Lade 2d MP-ladec Handm. invoerb Grafisch Resolutie Systeeminst. Datum en tijd Aut. doorgaan Normaal Klokmodus Auto CR Beste Taal Auto lade wis.c Duid. Tekst Energ.spaarst. Verv. papier Uit Ontw.gebeurt. Minimum Time-out taak Ladebeveilig.c Normaal Inst. import.c Maximum Inst. export.c Toner Op wis.e Luchtdrukcorr. Gebr.duur art. Normaal Ws tr bijna op Hoog 1 Papier stapel. Hoog 2 Ramschijfc Randverbet. Uit Normaal Maximum Invanging Uit Medium Maximum Venster Normaal Verbeterd Hoog 3 Vochtigheid Normaal Hoog 1 Hoog 2 Hoog 3 Lege pg oversl Onderhoud Eco-inst. Standaardmodus Temp wijz Vapor Mode Autom. uitsch. Gedetailleerd a. Deze functie is alleen beschikbaar als Taakaccountbeheer is ingeschakeld in het programma SyncThru™ Web Admin Service. b. Alleen CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series . c. Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series. d. Dit is een optionele functie. Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series. e. Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette nog een kleine hoeveelheid toner bevat. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 27 Menuoverzicht Emulatie Type emulatie Instellingen Beeldmgr. Aangep. kleur Direct USBa Netwerk TCP/IP (IPv4) Wi-Fi Direct WLAN-signaal Taakbeheerb USB-afdruk Actieve taak Standaard DHCP On/Off Uitstekend Bestandsbeheer Beveil. taak Afdrukdichth. BOOTP Naam apparaat Zeer goed Contr. ruimte Opgesl. taak Goed Afdrukken IP-adres Laag Verwijderen Groepseigena ar Zeer laag Aut. kleurreg. Geluidsaanp. Statisch TCP/IP (IPv6) Standaard IPv6 activeren Aut. gel.aanp. DHCPv6 config Cal. ID Sensor Instel. wissen Onmiddellijk Status Netwerkconf. 10 Mbps Half WPS-inst. Net. activeren 10 Mbps Full PBC Http activeren 100 Mbps Half PIN WINS 100 Mbps Full 1Gbps Vol 802.1x Draadloosc Wi-Fi AAN/UIT WLAN-inst.d Wizard Aangepast WLAN Standaard Naam wijz. Gn signl. Netwerksleut el Ethernet-snel. Best.beleid Overschr. SNMP V1/V2 SNTP UPnP(SSDP) MDNS SetIP SLP a. Alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series . Deze optie is beschikbaar als er USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw apparaat wordt geplaatst. b. Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series. Deze optie is beschikbaar als het optionele geheugen is geïnstalleerd of de ramschijf is gecontroleerd. c. Alleen CLP-41xNW Series/CLP-68xDW Series . d. Alleen CLP-68xDW Series . 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 28 De standaardinstellingen van het apparaat U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen via Apparaatinstellingen in het programma Samsung Easy Printer Manager. • Als u Windows of Mac gebruikt, kunt u uw instellingen wijzigen via 3 Kies de gewenste optie en druk op OK. • Taal: Pas de taal aan die wordt weergegeven op het bedieningspaneel. • Datum en tijd: U kunt de datum en tijd instellen. Ze worden afgedrukt in rapporten. Als ze echter verkeerd zijn, moet u ze wijzigen. Samsung Easy Printer Manager > (Geavanceerde modus activeren) > Apparaatinstellingen (zie "Apparaatinstellingen" op pagina 233). Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Om de standaardinstellingen van het apparaat aan te passen, volgt u de volgende stappen: Voer de juiste tijd en datum in, met behulp van de pijltoetsen of het numeriek toetsenblok (zie "Letters en cijfers op het toetsenblok" op pagina 201). • Maand = 01 t/m 12 • Dag = 01 t/m 31 • Jaar = vier cijfers vereist • Uur = 01 t/m 12 Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. 1 2 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Systeeminst.. • Minuut = 00 t/m 59 • Klokmodus: U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie. • Energ.spaarst.: Gebruik deze functie om energie te besparen als u het apparaat niet gebruikt. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 29 De standaardinstellingen van het apparaat • Wanneer u op de aan/uit-knop drukt of begint met afdrukken, zal het apparaat uit de energiespaarstand ontwaken. • Als u op een willekeurige knop drukt, uitgezonderd de aan/uitknop, wordt het apparaat wakker uit sluimerstand. Druk op Systeeminst. > Ontwaakgebeurtenis > Aan op het bedieningspaneel. • 4 5 6 (Menu) > Luchtdrukcorr.: De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk, die wordt bepaald door de hoogte boven zeeniveau waarop het apparaat zich bevindt. Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk in (zie "Aanpassing aan luchtdruk of hoogte" op pagina 200). Kies de gewenste optie en druk op OK. Druk op OK om de selectie op te slaan. Druk op (Annuleren) om terug te keren naar stand-bymodus. Raadpleeg de onderstaande koppelingen voor het configureren van andere nuttige instellingen voor het gebruik van het apparaat. • Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 41. • Zie "Letters en cijfers op het toetsenblok" op pagina 201. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 30 Afdrukmateriaal en lade In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst. 2 Lade overzicht • Wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat niet voldoet aan deze specificaties, kan dit problemen veroorzaken waarvoor reparatie vereist is. Zulke reparaties worden niet gedekt door de garantie of serviceovereenkomst van Samsung. • Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan uw apparaat beschadigen. Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders aanpassen. CLP-41xN Series /CLP-41xNW Series • Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken. • Gebruik aangegeven afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 103). 2 CLP-68xND Series /CLP-68xDW Series 2 1 1 • Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan uw apparaat beschadigen. Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van vreemde materialen in de printen kan oververhitting veroorzaken en in zeldzame gevallen brand. 4 3 1 2 3 4 3 Ladegeleider Papierlengtegeleider Papierbreedtegeleider Papierbreedtegeleiders op een handmatige invoer 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 31 Afdrukmateriaal en lade 3 Voor Legal-papier: Papier in de lade plaatsen Druk op de knop en trek de lade uit zoals weergegeven. De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18). Lade 1/ optionele lade 1 Trek de lade uit. LGL De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Lade overzicht" op pagina 31). Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben dat de afdruk scheef of op de verkeerde plaats afgedrukt wordt, of dat het papier vastloopt. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 32 Afdrukmateriaal en lade 2 Houd om het formaat te wijzigen de breedtegeleider en lengtegeleider ingedrukt om ze in de sleuf te plaatsen met het papierformaat dat onderaan de lade wordt aangegeven (zie "Lade overzicht" op pagina 31). 4 Houd de breedtegeleider en lengtegeleider ingedrukt nadat u het papier in de lade heeft geplaatst. 2 2 1 CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series 3 CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series Buig de papierstapel of waaier het papier uit, om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u het papier in het apparaat plaatst. 1 CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series 1 Papierlengtegeleider 2 Papierbreedtegeleider 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 33 Afdrukmateriaal en lade • Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het papier, omdat het papier daardoor kan buigen. • Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier vastlopen. • Gebruik geen papier waarvan de voorste rand opgekruld is. Hierdoor kan het papier vastlopen of kreukelen. 5 6 Stel het papiertype en -formaat voor de lade in als u een document wilt afdrukken (zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 41). De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen krijgen voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel. a Om vanuit een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en start u het afdrukmenu. b Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). c Klik op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken en selecteer het juiste papiertype. d Selecteer Automatisch selecteren bij papierbron en druk vervolgens op OK. e Start het afdrukken vanuit de toepassing. Plaats de lade terug in het apparaat. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 34 Afdrukmateriaal en lade Handmatige invoer/multifunctionele lade 1 Trek de lade voor handmatige invoer uit. OF De multifunctionele lade (of handmatige invoer) kan speciale types en formaten van afdrukmedia bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 103). Houd de druk-ontgrendeling van de multifunctionele lade vast en trek hem naar beneden om de lade te openen. Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade (of handmatige invoer) • Plaats slechts één type, formaat en gewicht van afdrukmedia tegelijk in de multifunctionele lade (of handmatige invoer). • Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade (of handmatige invoer) ligt. Dit kan papierstoringen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal. • Plaats alleen afdrukmedia die voldoen aan de specificaties. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 103). • Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor u ze in de multifunctionele lade (of handmatige invoer) plaatst. CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 35 Afdrukmateriaal en lade 2 Plaats het papier in de lade. • Volg bij het afdrukken op speciaal afdrukmateriaal de richtlijnen voor het plaatsen van afdrukmateriaal (zie "Afdrukken op speciale afdrukmedia" op pagina 37). • Als vellen overlappen bij het afdrukken via de multifunctionele lade, opent u lade 1, verwijdert u de overlappende vellen en probeert u opnieuw af te drukken. 4 CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series 3 CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade (of handmatige invoer) in en stel ze in op de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk uit. Het papier kan gaan plooien waardoor een papierstoring ontstaat of het papier scheeftrekt. 1 2 CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series Stel het papiertype en -formaat voor de multifunctionele lade (of handmatige invoer) in als u een document wilt afdrukken (zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 41). De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen krijgen voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel. a Om vanuit een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en start u het afdrukmenu. b Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). c Klik op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken en selecteer het juiste papiertype. Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype in op Etiketten. d Selecteer Handmatige invoer (of Multifunctionele lade) bij papierbron en druk vervolgens op OK. e Start het afdrukken vanuit de toepassing. Als uw apparaat een multifunctionele lade heeft, drukt u op OK op het bedieningspaneel telkens wanneer u een vel papier laadt. CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 36 Afdrukmateriaal en lade 4 Lade 1 Optionele ladea Handmatige invoer/ multifunctionele lade Normaal papier ● ● ● Dik papier ● ● ● De media wordt ook weergegeven in Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Voor de beste afdrukkwaliteit selecteert u het juiste mediatype in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken > tabblad Papier > Type papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). Dikker ● Dun papier ● Katoen ● ● Kleur ● ● Als u bijvoorbeeld op etiketten wilt afdrukken, selecteert u Etiketten als Type papier. Voorbedrukt ● ● Kringlooppapier ● Envelop ● ● Transparanten ● ● Etiketten ● ● Kartonpapier ● ● ● Bankpost ● ● ● Archiefpapier ● ● ● Birefhoofd ● ● ● Geperforeerd ● ● ● Glossy foto ● ● ● Afdrukken op speciale afdrukmedia De onderstaande tabel toont de te gebruiken speciale afdrukmedia voor elke lade. • Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens een vel per keer in te voeren (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 103). • De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18). Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 103 voor papiergewicht per vel. Types ● ● ● ● ● a. Alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series. (●: Ondersteund, leeg: niet ondersteund) 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 37 Afdrukmateriaal en lade Enveloppen Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit. • Gebruik geen afgestempelde enveloppen. • Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen. • Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit. • Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek. Plaats een envelop op de volgende manier om deze te bedrukken. CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series • • 1 Aanvaardbaar 2 Onaanvaardbaar CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren: • Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van het apparaat, ongeveer 170 °C. De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen. - Gewicht: niet zwaarder dan 90 g/m2, anders kunnen de enveloppen vastlopen. - Samenstelling: plat liggend met minder dan 6 mm opkrullende rand, zonder lucht. - Toestand: geen gekrulde, verkreukelde of beschadigde enveloppen. • Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop. - Temperatuur: dienen tegen de warmte en druk van het apparaat in werking te kunnen. • Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen. Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 38 Afdrukmateriaal en lade Transparanten Bij afdrukken in kleur op transparanten zal de afbeeldingskwaliteit lager zijn dan bij monochrome afdrukken wanneer de afdrukken op een overheadprojector worden gebruikt. Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen mag u uitsluitend transparanten gebruiken die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series • Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten maakt. Dit veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken. • Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen. • Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken hebben. • Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde. • Om te vermijden dat afgedrukte transparanten aan elkaar gaan kleven, mag u ze tijdens het afdrukken niet laten opstapelen in de uitvoerlade. • Aanbevolen afdrukmedia: transparanten voor een kleurenlaserprinter van Xerox, zoals 3R 91331 (A4) en 3R 2780 (Letter). CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series • Bestand tegen de fixeertemperatuur in het apparaat. • Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat hebt gehaald. • Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten, wat leidt tot vlekken bij het afdrukken. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 39 Afdrukmateriaal en lade Etiketten • Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken. • Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd. • Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn. Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Kartonpapier/papier van een aangepast formaat CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series • CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende factoren: - Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van het apparaat (circa 170°C). - Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben. - Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer dan 13 mm omkrullen. - Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel. CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series • CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de zijkanten van de afdrukmedia. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 40 Afdrukmateriaal en lade Voorbedrukt papier Glanzende foto Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde bovenaan liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft. • Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP Brochure Paper (product: uitsluitend Q6611A). • Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (A4) voor dit apparaat HP Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A). 5 Papierformaat en -type instellen A A A A A Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst moet u het papierformaat en type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series • • U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen via Apparaatinstellingen in het programma Samsung Easy Printer Manager. CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0,1 seconde worden blootgesteld aan de fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C) van het apparaat. • De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet beschadigen. • Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt. - Als u Windows of Mac gebruikt, kunt u uw instellingen wijzigen via Samsung Easy Printer Manager > (Geavanceerde modus activeren) > Apparaatinstellingen (zie "Apparaatinstellingen" op pagina 233). • Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. 1 2 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Papier en kies de gewenste lade. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 41 Afdrukmateriaal en lade 3 4 5 6 Druk op Papierformaat of Type papier. Selecteer de gewenste optie. Druk op OK om de selectie op te slaan. Druk op (Annuleren) om terug te keren naar stand-bymodus. • De instellingen die via het apparaatstuurprogramma zijn opgegeven krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel werden opgegeven. a Als u afdrukt vanuit een toepassing, opent u de toepassing en het afdrukmenu. b Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). c Klik op het tabblad Papier en selecteer het juiste papiertype. 6 De uitvoersteun gebruiken Het oppervlak van de uitvoerlade kan warm worden wanneer u veel pagina's tegelijk afdrukt. Let erop dat u het oppervlak niet aanraakt en houd kinderen uit de buurt. De afgedrukte pagina's worden op de uitvoersteun gestapeld en de uitvoersteun helpt bij het rechtleggen van de afgedrukte pagina's. Vouw de uitvoersteun uit. • Als u papier met speciale afmetingen wilt gebruiken, zoals factuurpapier, selecteert u het tabblad Papier > Formaat > Bewerken... en stelt u Instellingen aangepast papierformaat in Voorkeursinstellingen voor afdrukken in (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18). 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 42 Eenvoudige afdruktaken Raadpleeg de handleiding Geavanceerd (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 203) voor speciale afdrukfuncties. 3 Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. 4 De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken. 7 Afdrukken Wanneer u gebruik maakt van Mac, Linux of UNIX, raadpleegt u Handleiding Geavanceerd (zie "Afdrukken in Mac" op pagina 214, "Afdrukken in Linux" op pagina 216 of "Afdrukken in Unix" op pagina 218). Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor Notepad in Windows 7. 1 2 Open het document dat u wilt afdrukken. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). 5 Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te starten. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 43 Eenvoudige afdruktaken 8 Een afdruktaak annuleren Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te worden, annuleert u op de volgende manier: • U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het pictogram van het apparaat ( • ) in de taakbalk van Windows. 1 2 Open het document dat u wilt afdrukken. 3 4 Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt weergegeven. Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren. De schermafbeelding kan variëren afhankelijk van het model. U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op (Annuleren) op het bedieningspaneel. 9 Voorkeursinstellingen openen • Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in deze gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. • Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor afdrukken verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of omgeving van het apparaat. wil 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 44 Eenvoudige afdruktaken • U kunt voordat u gaat afdrukken eco-functies toepassen om papier en toner te besparen (zie "Easy Eco Driver" op pagina 226). • U kunt de huidige status van het apparaat controleren door op de knop Printerstatus te drukken (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 234). Voorkeursinstellingen gebruiken 1 2 Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in. Typ in het invoervak Favorieten een naam voor deze instellingen. Klik op opslaan. 5 Klik op OK. Als u instellingen opslaat onder Favorieten worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen. Voer een naam en beschrijving in en selecteer vervolgens de gewenste icoon. Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, kiest u deze op het tabblad Favorieten. Het apparaat is nu ingesteld om afdrukken te maken met de gekozen instellingen. Om de opgeslagen instellingen te wissen kiest u deze op het tabblad Favorieten en klikt u op Wissen. Met de optie Favorieten die op elk tabblad maar niet op het tabblad Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik. Volg deze stappen om een Favorieten-item op te slaan: 3 4 10 Help gebruiken Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken en druk op F1 op uw toetsenbord. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 45 Eenvoudige afdruktaken 11 Eco-afdruk Instellen van Eco-modus op het bedieningspaneel. Met de functie Eco spaart u toner en papier uit. De functie Eco spaart natuurlijke hulpbronnen en helpt u milieuvriendelijke afdrukken te maken. • De instellingen die via het stuurprogramma zijn opgegeven krijgen voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel. Als u op het bedieningspaneel op de knop Eco drukt, staat deze modus aan. De standaardsinstelling voor eco-modus is dubbelzijdig afdrukken (alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series ), meerdere pagina's per zijde (2 en meer) en blanco pagina's overslaan. U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen via Apparaatinstellingen in het programma Samsung Easy Printer Manager. • Als u Windows of Mac gebruikt, kunt u uw instellingen wijzigen via Samsung Easy Printer Manager > (Geavanceerde modus activeren) > Apparaatinstellingen (zie "Apparaatinstellingen" op pagina 233). • Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. 1 Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Eco-inst. op het bedieningspaneel. 2 Selecteer de gewenste optie en druk op OK. • Standaardmodus: In deze modus is de eco-modus uitgeschakeld. - Uit: Zet de eco-modus uit. - Aan: Zet de eco-modus aan. Als u de ecomodus met een wachtwoord instelt vanaf de SyncThru™ Web Service (Settings tab > Machine Settings > System > Eco Settings) of Samsung Easy Printer Manager (Apparaatinstellingen > Eco), verschijnt de Geforc. boodschap. U moet het wachtwoord invoeren om de eco-modus te wijzigen. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 46 Eenvoudige afdruktaken • 3 Temp wijz: Volg de instellingen van Syncthru™ Web Service of Samsung Easy Printer Manager. Voor u dit onderdeel selecteert, moet u de ecofunctie instellen in SyncThru™ Web Service (Settings tab > Machine Settings > System > Eco Settings) of Samsung Easy Printer Manager (Apparaatinstellingen > Eco). Eco-opties - • Standaardinstelling printer: Volg de instellingen op het bedieningspaneel van de printer. • Geen: Schakelt Eco-modus uit. Stand.-Eco: Het apparaat is ingesteld op de Stand.-Ecomodus. • Eco-afdruk: Schakelt eco-modus in. Activeer de verschillende Ecoonderdelen die u wilt gebruiken. Aang Eco: Pas alle vereiste waarden aan. • Wachtwoord: Als de beheerder heeft ingesteld dat de Eco-modus moet worden gebruikt, moet u een wachtwoord opgeven om de status te wijzigen. Druk op OK om de selectie op te slaan. Eco-modus in het stuurprogramma instellen Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties.(zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). Knop Wachtwoord: In SyncThru™ Web Service (tabblad Settings > Machine Settings > System > Eco Settings) of Samsung Easy Printer Manager (Apparaatinstellingen > Eco), is de wachtwoordknop geactiveerd. Om de afdrukinstellingen te wijzigen, klikt u op deze knop, voert u het wachtwoord in of neemt u contact op met de beheerder. Open het tabblad Eco om de Eco-modus in te stellen. Als u de ecoafbeelding ziet ( ingeschakeld. ), betekent dit dat de eco-modus momenteel is 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 47 Eenvoudige afdruktaken Resultaatsimulator De Resultaatsimulator toont de resultaten van verlaagde kooldioxideemissies, elektriciteitsverbruik en de hoeveelheid uitgespaard papier, naargelang de door u gekozen instellingen. • De resultaten worden berekend op basis van een totaal aantal van honderd pagina's zonder blanco pagina, als de Eco-modus is uitgeschakeld. • Zie voor de berekeningscoëfficiënt met betrekking tot CO2, energie en papier het IEA, de index van het Japanse ministerie van Binnenlandse Zaken en Communicatie en www.remanufacturing.org.uk. Elk model gebruikt een ander kengetal. • Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus betreft bij dit apparaat het gemiddelde elektriciteitsverbruik bij afdrukken. • De weergegeven hoeveelheid is slechts een schatting omdat de werkelijke hoeveelheid kan verschillen naargelang het gebruikte besturingssysteem, computerkracht, programma's, aansluitmethode, mediatype, mediaformaat, complexiteit van de afdruktaak, enz. 12 Beveiligd afdrukken Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series. Als u een printer op kantoor, op school of in een andere openbare ruimte gebruikt, kunt u uw persoonlijke documenten of vertrouwelijke informatie beschermen met de beveiligde afdrukfuncties. Beveiligd afdrukken op het stuurprogramma Open het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44), en kies vervolgens het tabblad Geavanceerd > Afdrukmodus > Vertrouwelijk. Voer de afdruktaak, gebruikers-id en het wachtwoord in. Ook al hebt u de beveiligde afdruktaak gestart, het apparaat zal het document niet afdrukken totdat u uw wachtwoord op de printer invoert. U kunt van deze functie gebruik maken nadat u het optionele geheugen heeft geïnstalleerd. Controleer het massaopslagapparaat of de ramschijfoptie in Apparaatopties. Vervolgens kunt u verschillende functies in Afdrukmodus selecteren (zie "Apparaatopties instellen" op pagina 70). 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 48 Eenvoudige afdruktaken Beveiligde documenten afdrukken vanaf het bedieningspaneel 1 Selecteer (Menu) > Taakbeheer > Opgeslagen taak op het bedieningspaneel van de printer. 2 3 Selecteer het document dat u wilt afdrukken. 4 Druk het document af of wis het. Voer het wachtwoord in dat u in het printerstuurprogramma heeft ingesteld. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 49 Een USB-geheugenapparaat gebruiken Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series. Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat compatibel is, anders wordt het mogelijk niet herkend. Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 13 Informatie over USB-geheugenapparaat Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van documenten, presentaties, muziek en video’s, hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen. Uw apparaat ondersteunt USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes. Controleer het bestandssysteem van het USB-geheugenapparaat van uw leverancier. Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het type A. A B Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat met een afgeschermde metalen aansluiting. • Verwijder het USB-geheugenapparaat niet als het in gebruik is. Schade veroorzaakt door onjuist gebruik valt niet onder de garantie. • Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals beveiligings- en wachtwoordinstellingen, kan uw apparaat het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de gebruikershandleiding van het USB-geheugenapparaat voor meer informatie over deze functies. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 50 Een USB-geheugenapparaat gebruiken 4 14 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. Ga met de pijl naar de gewenste map of het gewenste bestand en druk op OK. Als [+] of [D] voor de naam van een map staat, staat er een of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map. Bestandstypen die worden ondersteund door de optie Direct afdrukken: • PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde stuurprogramma zijn compatibel. Als u PRN-bestanden afdrukt die op een ander apparaat zijn gemaakt, zal de afdruk verschillen. • TIFF: TIFF 6.0 Baseline • JPEG: JPEG Baseline • PDF: PDF 1.4 en lager • XPS 5 Selecteer het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken of geef een getal op. 6 Druk op OK. 15 USB-geheugen beheren U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat een voor een of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren. Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat: 1 Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2 3 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Direct USB > USB-afdruk. 1 Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2 3 4 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Direct USB > Bestandsbeheer. Ga met de pijl naar Verwijderen of het gewenste Indeling en druk op OK. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 51 Een USB-geheugenapparaat gebruiken 5 Selecteer de gewenste map of het gewenste bestand en druk op OK. Als [+] of [D] voor de naam van een map staat, staat er een of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map. 6 17 Back-up van gegevens maken Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het opslaan. Met een back-up beveiligt u de systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USB-geheugenapparaat op te slaan. Om te wissen of het formaat te wijzigen, selecteert u Ja > OK. Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, moet u dan ook nagaan of u ze niet meer nodig hebt. 16 De USB-geheugenstatus weergeven U kunt controleren hoeveel geheugenruimte er nog beschikbaar is voor het opslaan van documenten. 1 Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2 3 Druk op de knop Back-up van gegevens maken 1 Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2 3 4 5 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Systeeminst.. Ga met de pijl naar de gewenste Inst. export. en druk op OK. Druk op Geg. instellen > OK. De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USBgeheugen. (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Direct USB > Contr. ruimte. Op het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 52 Een USB-geheugenapparaat gebruiken Gegevens terugzetten 1 Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat. 2 3 4 5 6 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Systeeminst.. Ga met de pijl naar de gewenste Inst. import. en druk op OK. Druk op Geg. instellen > OK. Om het backupbestand weer op het apparaat op te slaan, selecteert u Ja > OK. 2. Menuoverzicht en basisinstellingen 53 3. Onderhoud In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van uw apparaat kunt aankopen. • Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 55 • Beschikbare verbruiksartikelen 56 • Beschikbare accessoires 58 • Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 59 • De tonercassette bewaren 60 • Toner herverdelen 62 • De tonercassette vervangen 64 • De cassette voor gebruikte toner vervangen 68 • Accessoires installeren 70 • De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren74 • Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op" 75 • Het apparaat reinigen 76 • Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat 80 Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper voor de lijst met beschikbare verbruiksartikelen en onderdelen. Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen, accessoires of reserveonderdelen wilt bestellen, neemt u contact op met de lokale Samsung-dealer of de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/regio voor de contactgegevens van de klantenservice. 3. Onderhoud 55 Beschikbare verbruiksartikelen Als benodigdheden aan het einde van hun levensduur zijn, kunt u de volgende verbruiksartikelen bestellen voor uw apparaat: Type Tonercassette Model • CLP-41xN Series Benaming van onderdeel • Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette: Ong. 2.500 standaardpagina’s (zwart) • CLT-K504S: Zwart • Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een kleurentonercassette: Ong. 1.800 standaardpagina’s (geel/magenta/cyaan) • CLT-M504S: Magenta • Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette: Ong. 2.000 standaardpagina’s (zwart) • CLT-K506S: Zwart • Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een kleurentonercassette: Ong. 1.500 standaardpagina’s (geel/magenta/cyaan) • CLT-M506S: Magenta • Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette: Ong. 6.000 standaardpagina’s (zwart) • CLT-K506L: Zwart • Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een kleurentonercassette: Ong. 3.500 standaardpagina’s (geel/magenta/cyaan) • CLT-M506L: Magenta • CLP-41xN Series • Ong. 14.000 pagina’s (zwart) CLT-W504 • CLP-41xNW Series • Ong. 3.500 pagina’s (geel/magenta/cyaan) • CLP-41xNW Series • CLP-68xND Series • CLP-68xDW Series Opvangbak voor gebruikte toner Gemiddeld aantal afdrukkena • CLP-68xND Series • CLT-Y504S: Geel • CLT-C504S: Cyaan • CLT-Y506S: Geel • CLT-C506S: Cyaan • CLT-Y506L: Geel • CLT-C506L: Cyaan CLT-W506 • CLP-68xDW Series a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19798. Het aantal pagina's kan worden beïnvloed door de gebruiksomstandigheden, de tijd tussen afdruktaken, afbeeldingen en het type en formaat van het afdrukmateriaal. 3. Onderhoud 56 Beschikbare verbruiksartikelen De levensduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de opties, het percentage afbeeldingen en de taakmodus. Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, kunt u dit het beste doen in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe tonercassettes of andere verbruiksartikelen zijn mogelijk niet compatibel met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes en andere verbruiksartikelen per land kunnen verschillen. Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of gereviseerde tonercassettes) af. Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes niet garanderen. Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg van het gebruik van andere tonercassettes dan die van Samsung vallen niet onder de garantie van het apparaat. 3. Onderhoud 57 Beschikbare accessoires U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit van uw apparaat te verbeteren. Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). Optie Geheugenmodule IEEE 1284B parallelstekkera Functie Benaming van onderdeel Hiermee breidt u de geheugencapaciteit van uw apparaat uit. ML-MEM370 : 512 MB Maakt het gebruik van verschillende interfaces mogelijk. ML-PAR100 • Als het printerstuurprogramma met een IEEE1284B-parallelstekker geïnstalleerd wordt, kan het apparaat mogelijk niet gevonden worden en zijn na installatie van het stuurprogramma alleen de basisfuncties voor het afdrukken beschikbaar. • Als u de status van het apparaat wilt controleren of de instellingen wijzigen, moet u de machine met een USB-kabel of een netwerk op een computer aansluiten. • Als u de IEEE1284B-parallelstekker gebruikt, kunt u niet tegelijkertijd een USB-kabel aansluiten. Optionele ladea Als u regelmatig papiertoevoerproblemen ondervindt, kunt u een extra 520 b. CLP-S680A a. Alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series. b. voor normaal papier van 80 g/m2 (bankpostpapier) 3. Onderhoud 58 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om reserveonderdelen te bestellen. Laat onderhoudsonderdelen alleen vervangen door een erkende servicemedewerker, de leverancier of personeel van de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gemiddelde levensduur is verstreken, valt niet onder de garantie. Onderhoudsonderdelen worden op gezette tijdstippen vervangen om te verhinderen dat de afdrukkwaliteit verslechtert en er papierinvoerstoringen optreden als gevolg van versleten onderdelen (zie onderstaande tabel). Uw apparaat moet op elk moment perfect functioneren. De te vervangen onderdelen moeten worden vervangen wanneer de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken. Gemiddeld aantal afdrukkena Onderdelen • CLP-41xN Series • CLP-68xND Series • CLP-41xNW Series • CLP-68xDW Series Transportrol Ong. 100.000 pagina's Ong. 100.000 pagina's Fixeereenheid Ong. 50.000 pagina's Ong. 100.000 pagina's Opneemrol Ong. 200.000 pagina's Ong. 300.000 pagina's Vertragingsrol Ong. 100.000 pagina's Ong. 100.000 pagina's Transportriem (ITB) Ong. 100.000 pagina's Ong. 100.000 pagina's a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, de media, het formaat van de media en de complexiteit van de taak. 3. Onderhoud 59 De tonercassette bewaren Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht, temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan deze aanbevelingen te volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette. Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt gebruikt. Idealiter in een omgeving met gecontroleerde temperatuur en vochtigheid. Haal de tonercassette pas uit haar originele, ongeopende verpakking op het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de originele verpakking ontbreekt, moet u de bovenste opening van de cassette bedekken met papier en moet u de cassette in een donkere kast bewaren. Door de verpakking van de cassette te openen voor u de cassette in gebruik neemt, zal de levensduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk verkorten. Bewaar tonercassetten niet op de grond. Volg de onderstaande procedures om een tonercassette die u uit de printer hebt verwijderd, te bewaren. - Op stoffige plaatsen. - In een auto gedurende een lange periode. - In een omgeving met corrosieve dampen. - In een omgeving met zilte lucht. 1 Behandelingsinstructies • Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de cassette niet aan. • Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken. • Roteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde richting. Dit kan interne schade en een tonerlek veroorzaken. 2 • Bewaar de cassette in de beschermhoes van de originele verpakking. • Bewaar de tonercassette liggend (niet staand) met dezelfde kant boven als bij de installatie. • Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende omstandigheden: - Temperaturen boven 40°C (104°F). - In een omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of van meer dan 80%. - In een omgeving met extreme temperatuur- of vochtigheidsschommelingen. - In direct zon- of kunstlicht. Gebruik tonercassette Samsung Electronics raadt het gebruik van andere tonercassettes dan van Samsung af, met inbegrip van generische, hervulde of gerecycleerde tonercassettes of tonercassettes van witte producten. De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het apparaat die ontstaan is door het gebruik van een bijgevulde cassette, gerecyclede cassette of een tonercassette van een ander merk dan Samsung. 3. Onderhoud 60 De tonercassette bewaren 3 Geschatte levensduur van tonercassette De geschatte levensduur van een cassette is afhankelijk van de hoeveelheid toner die afdruktaken vereisen. De eigenlijke capaciteit kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de pagina’s waarop u afdrukt, de omgeving, percentage afbeeldingen, de tijd tussen de afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, wordt er meer toner verbruikt en moet de cassette waarschijnlijk vaker worden vervangen. 3. Onderhoud 61 Toner herverdelen Als de tonercassette bijna leeg is: • Witte strepen, onduidelijke afdruk en/of verschillende dichtheid aan beide kanten. • De Status-LED knippert rood. Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de toner bijna op is. • Het Samsung-printerstatus-programmavenster verschijnt op het computerscherm om aan te geven welke kleurentonercassette bijna leeg is (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 234). In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms blijven die witte strepen of lichtere gebieden voorkomen, ook nadat de toner opnieuw is verdeeld. Controleer het type tonercassette van uw apparaat (zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 56). De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18). • Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de cassette zo nodig af met een stuk papier. • Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Pak de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt. • Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette. • Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof. 3. Onderhoud 62 Toner herverdelen 3. Onderhoud 63 De tonercassette vervangen Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere tonercassette: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z). • Het status-LED en het bericht over de toner op het display geeft voor elke tonercassette aan wanneer ze moet worden vervangen. • Het Samsung-printerstatus-programmavenster verschijnt op het computerscherm om aan te geven welke kleurentonercassette leeg is (zie "Samsungprinterstatus gebruiken" op pagina 234). Controleer het type tonercassette van uw apparaat (zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 56). • Schud de tonercassette grondig. Dit verhoogt de afdrukkwaliteit in het begin. • De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18). • Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de cassette zo nodig af met een stuk papier. • Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt. • Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette. • Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof. 3. Onderhoud 64 De tonercassette vervangen 3. Onderhoud 65 De tonercassette vervangen 5~6 3. Onderhoud 66 De tonercassette vervangen 3. Onderhoud 67 De cassette voor gebruikte toner vervangen Als de cassette voor gebruikte toner versleten is, verschijnt er een bericht op het display van het bedieningspaneel om aan te geven dat de cassette voor gebruikte toner vervangen moet worden. Controleer de cassette voor gebruikte toner van uw apparaat (zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 56). • Er kunnen tonerdeeltjes loskomen in het apparaat maar dit betekent niet dat het apparaat beschadigd is. Neem contact op met de klantenservice als er zich problemen met de afdrukkwaliteit voordoen. • Als u de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat haalt, beweegt u deze voorzichtig en laat u deze niet vallen. • Plaats de cassette voor gebruikte toner op een horizontaal oppervlak, zodat de toner niet uit de cassette kan lekken. Draai de cassette voor gebruikte toner niet om en houd deze niet schuin. 3. Onderhoud 68 De cassette voor gebruikte toner vervangen 1 2 1 2 2 1 3. Onderhoud 69 Accessoires installeren 4 5 Voorzorgsmaatregelen • Koppel het netsnoer los. Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord als de stroom is ingeschakeld. Koppel steeds het netsnoer los als u interne of externe accessoires installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te voorkomen. • Ontlaad statische elektriciteit. Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u interne accessoires installeert of verwijdert, moet u de statische elektriciteit van uw lichaam ontladen door een metalen voorwerp aan te raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat op een geaarde stroombron is aangesloten. Als u voor het beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen. Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf. Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de aanwijzingen. Apparaatopties instellen Dit apparaat detecteert en stelt automatisch de optionele apparaten in die u installeert, zoals een optionele lade, geheugen, enz. Als u de optionele apparaten die u in dit stuurprogramma hebt geïnstalleerd niet kunt gebruiken, dient u de optionele apparaten in te stellen in Apparaatopties. 1 2 3 4 Klik op het menu Start van Windows. In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Eigenschappen van printer in het snelmenu. 3. Onderhoud 70 Accessoires installeren Als bij het item Eigenschappen van printer het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 5 6 • Administratorinstellingen: U kunt de Printerstatus en EMFspooling selecteren. • Taakaccountbeheer: Hiermee kunt u de gebruiker koppelen aan de accountidentificatie-informatie bij elk document dat u afdrukt. Apparaatopties selecteren. - Het venster Eigenschappen kan variëren afhankelijk van het stuurprogramma of besturingssysteem dat u gebruikt. Gebruikersmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen gebruikers met gebruikermachtiging een afdruktaak starten. - Groepsmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen groepen met groepsmachtiging een afdruktaak starten. Selecteer de juiste optie. • Als u het wachtwoord voor taakaccountbeheer wilt coderen, vinkt u Wachtwoordcodering taakaccountbeheer aan. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Ladeopties: Selecteer de optionele lade die u heeft geïnstalleerd. U kunt de lade selecteren. • Opslagopties: Selecteer het optionele geheugen dat u heeft geïnstalleerd. Als deze functies is aangevinkt, kunt in het printerstuurprogramma ("Optionele apparaatfuncties gebruiken" op pagina 220) de Afdrukmodus selecteren. • • Administrators kunnen taakaccountbeheer inschakelen en toestemmingen configureren op het bedieningspaneel of in SyncThru™ Web Service. • 7 Instellingen aangepast papierformaat: U kunt een aangepast papierformaat opgeven. Klik op OK totdat u het venster Eigenschappen of Eigenschappen van printer verlaat. Printerconfiguratie: Selecteer de printertaal (SPL/PCL 6) voor de afdruktaak. 3. Onderhoud 71 Accessoires installeren 6 Een geheugenmodule upgraden Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule (DIMM). Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te installeren. We raden u aan om alleen DIMM's van Samsung te gebruiken. Uw garantie is niet geldig als blijkt dat het probleem met uw apparaat wordt veroorzaakt door DIMM's van derden. Voor het bestellen van optionele accessoires zijn bestelgegevens beschikbaar (zie "Beschikbare accessoires" op pagina 58). Als het optionele geheugen is geïnstalleerd, kunt u gebruikmaken van geavanceerde afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de wachtrij op de harde schijf plaatsen, een afdruktaak controleren en een persoonlijke afdruktaak specificeren in het venster Eigenschappen van printer. U kunt de actieve wachtrij en het bestandsbeleid beheren in het menu Taakbeheer (zie "Optionele apparaatfuncties gebruiken" op pagina 220). 1 2 2 1 3. Onderhoud 72 Accessoires installeren 2 2 1 1 3. Onderhoud 73 De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Vervang indien nodig de betrokken onderdelen. Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. 1 2 3 Selecteer (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Gebruiksduur op het bedieningspaneel. Selecteer de gewenste optie en druk op OK. Druk op (Annuleren) om terug te keren naar stand-bymodus. 3. Onderhoud 74 Instellen van de waarschuwing "Toner bijna op" Als de tonercassette bijna leeg is, verschijnt een bericht of gaat er een LED branden die aangeeft dat u de tonercassette moet vervangen. U kunt instellen of u wenst dat dit bericht of deze LED verschijnt of niet. U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen via Apparaatinstellingen in het programma Samsung Easy Printer Manager. • Als u Windows of Mac gebruikt, kunt u uw instellingen wijzigen via Samsung Easy Printer Manager > Apparaatinstellingen (zie "Apparaatinstellingen" op pagina 233). 1 2 3 Selecteer (Geavanceerde modus activeren) > (Menu) > Systeeminst. > Onderhoud > Ws tr bijna op op het bedieningspaneel. Selecteer de gewenste optie. Druk op OK om de selectie op te slaan. 3. Onderhoud 75 Het apparaat reinigen Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te verlengen. • Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen. • Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn. 7 De buitenkant reinigen Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat terechtkomt. 3. Onderhoud 76 Het apparaat reinigen 8 De binnenkant reinigen Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen. • Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de cassette zo nodig af met een stuk papier. • Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Pak de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt. • Gebruik een droge pluisvrije doek voor het reinigen van de binnenkant van het apparaat. Let op dat u de transportrol of andere onderdelen niet beschadigt. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals benzeen of verdunner. Dit kan de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden en het apparaat beschadigen. • Gebruik een niet-pluizende doek om het apparaat te reinigen. • Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht totdat het apparaat is afgekoeld. Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt. • De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18). 3. Onderhoud 77 Het apparaat reinigen 3. Onderhoud 78 Het apparaat reinigen 9 Reinigen van de opneemrol • Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht totdat het apparaat is afgekoeld. Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt. • De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18). 3. Onderhoud 79 Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat • U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren. • Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee mensen het apparaat goed vasthouden. 3. Onderhoud 80 4. Problemen oplossen In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. • Tips om papierstoringen te voorkomen 82 • Papierstoringen verhelpen 83 • Informatie over de status-LED 92 • Informatie over displaymeldingen 94 In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. Als uw apparaat beschikt over een displayscherm, moet u eerst hierop kijken om de fout op te lossen. Als u in dit hoofdstuk geen oplossing voor uw probleem kunt vinden, kijkt u in het hoofdstuk Problemen oplossen in de handleiding Handleiding Geavanceerd (zie "Problemen oplossen" op pagina 239). Als u geen oplossing kunt vinden in de Gebruikershandleiding of als het probleem blijft optreden, kunt u met de klantenservice bellen. Tips om papierstoringen te voorkomen U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie de volgende tips om storingen met vastzittend papier te voorkomen: • Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina 31). • Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken. • Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst. • Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier. • Plaats geen verschillende soorten papier in een lade. • Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 103). 4. Problemen oplossen 82 Papierstoringen verhelpen Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. 1 In lade 1 De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18). 4. Problemen oplossen 83 Papierstoringen verhelpen 2 In optionele lade (alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series ) 4. Problemen oplossen 84 Papierstoringen verhelpen 3 In de handmatige invoer/multifunctionele lade CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series 4. Problemen oplossen 85 Papierstoringen verhelpen Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied: 1 2 3 4. Problemen oplossen 86 Papierstoringen verhelpen 4 Binnenin het apparaat Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 18). 4. Problemen oplossen 87 Papierstoringen verhelpen 5 In het uitvoergebied CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 4. Problemen oplossen 88 Papierstoringen verhelpen Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied: 4. Problemen oplossen 89 Papierstoringen verhelpen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied: 4. Problemen oplossen 90 Papierstoringen verhelpen 6 In het gebied van de dubbelzijdige eenheid (alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series ) 4. Problemen oplossen 91 Informatie over de status-LED De kleur van de LED geeft de huidige status van het apparaat aan. • Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 20). • Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen (zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 94). • U kunt de fout ook oplossen met de tips in het programmavenster Samsung-printerstatus (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 234). • Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. LED Status Uit Groen Omschrijving Het apparaat is offline. Knippert Als het lampje knippert, is het apparaat bezig met het ontvangen of afdrukken van gegevens. Aan • Het apparaat is online en klaar voor gebruik. • Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Bekijk het bericht op het display. Als het probleem is opgelost, gaat de printer door met afdrukken. Knippert ( ) Status • De tonercassette is bijna leeg. Geschatte levensduur van een cassettea van de tonercassette is bijna bereikt. Bereid een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 62).b Rood • De tonercassette heeft de geschatte levensduur a bijna bereikt. Het wordt aanbevolen de tonercassette te vervangen (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). • De klep is geopend. Sluit de klep. Aan • De papierlade is leeg tijdens het ontvangen of afdrukken van gegevens. Plaats papier in de lade. • Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout. Bekijk de melding op het display (zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 94). • Er is een papierstoring opgetreden (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 83). 4. Problemen oplossen 92 Informatie over de status-LED LED ( Status ) WPSb ( Blauw ) ( Eco Knippert Het apparaat maakt verbinding met een draadloos netwerk. Aan Het apparaat heeft verbinding met een draadloos netwerk (zie "Draadloos netwerk instellen" op pagina 152). Uit Draadloosb )aan/uit Blauw Groen Omschrijving De verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk is verbroken. Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. Uit Het apparaat staat in de gereedmodus of het apparaat is uitgeschakeld. Aan Eco-modus is ingeschakeld (zie "Eco-afdruk" op pagina 46). Uit Eco-modus is uitgeschakeld. a. De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Dit geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden gemaakt met de cassette conform ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, het percentage van de afbeelding, de tijd tussen afdruktaken, media en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken. b. Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 20). 4. Problemen oplossen 93 Informatie over displaymeldingen Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het probleem. 7 Foutmeldingen gerelateerd aan vastgelopen papier Melding • U kunt de fout ook oplossen met de tips in het programmavenster Printerstatus (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 234). • Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. • Als u contact opneemt met de klantenservice, is het nuttig dat u het bericht op het display doorgeeft aan een medewerker van de klantenservice. • Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige meldingen mogelijk niet op het display. • [foutnummer] geeft het foutnummer aan. Pap.st. in uitv.gebied Pap.st. in app. Pap.st. in lade 1 Pap.st. in lade 2 Betekenis Er is papier vastgelopen bij de uitgang. Verwijder het vastgelopen papier (zie "In het uitvoergebied" op pagina 88). Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Binnenin het apparaat" op pagina 87). Er is papier vastgelopen in de lade. Verwijder het vastgelopen papier (zie "In lade 1" op pagina 83). Er is papier vastgelopen in de optionele lade. Verwijder het vastgelopen papier (zie "In optionele lade (alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series )" op pagina 84). Er is papier vastgelopen in de multifunctionele lade. Verwijder het vastgelopen papier (zie "CLP-68xND Series/CLP68xDW Series" op pagina 85). • [ladenummer] geeft het ladenummer aan. • [type media] geeft het type media aan. • [formaat media] geeft het formaat van de media aan. • [kleur] geeft de kleur van de toner aan. Pap.st. in MF-lade Voorgestelde oplossing 4. Problemen oplossen 94 Informatie over displaymeldingen 8 Melding Betekenis Papier • Er is papier vastgelopen bij de vastgelopen of lade voor leeg handmatige invoer. • De lade is leeg. Pap.st. in DE Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken. Dit geldt alleen voor apparaten die over deze functie beschikken. Voorgestelde oplossing • Verwijder het vastgelopen papier (zie "CLP-41xN Series/ CLP-41xNW Series" op pagina 85). • Plaats papier in de lade (zie "Handmatige invoer/ multifunctionele lade" op pagina 35). Meldingen over de tonercassette Melding Installeren [kleur] tonercassette Verwijder het vastgelopen papier (zie "In het gebied van de dubbelzijdige eenheid (alleen CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series )" op pagina 91). TC niet [kleur] toner cart. Betekenis Voorgestelde oplossing Er is geen tonercassette geplaatst. Installeer de tonercassette opnieuw. Er is geen tonercassette geplaatst. Installeer de tonercassette twee of drie keer om er zeker van te zijn dat deze juist is geplaatst. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Beschermende laag van de toner niet verwijderen. Verwijder de beschermende laag van de tonercassette. Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding die met uw apparaat is meegeleverd. De aangegeven tonercassette is niet geschikt voor uw apparaat. Vervang de tonercassette door een tonercassette van Samsung die speciaal is ontworpen voor uw apparaat (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). 4. Problemen oplossen 95 Informatie over displaymeldingen Melding Betekenis Voorgestelde oplossing Ber. toner voor De tonercassette bevat nog een kleine hoeveelheid toner. Geschatte levensduur van Houd een nieuwe cassette gereed om de oude cassette te vervangen. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 62). ▼ Melding Vervang toner ▼ Betekenis De aangegeven tonercassette is bijna aan het einde van de geschatte levensduura. een cassettea van de tonercassette is bijna bereikt. Voorgestelde oplossing • U kunt kiezen tussen Stop of Doorgaan, zoals weergegeven op het bedieningspaneel. Als u Stop kiest, stopt de printer met afdrukken. Als u Doorgaan kiest, gaat de printer door met afdrukken maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd. • Als u van een optimale afdrukkwaliteit wilt blijven genieten, dient u de tonercassette te vervangen wanneer dit bericht verschijnt. Als u de cassette verder blijft gebruiken kunnen er problemen optreden met de afdrukkwaliteit (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). De aangegeven tonercassette is aan het einde van de geschatte Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). levensduura. a. De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er met de cassette gemiddeld kunnen worden gemaakt conform ISO/IEC 19798 (zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 56). Het aantal pagina’s kan afhankelijk zijn van de omgevingsomstandigheden, het percentage afbeeldingen, de tijd tussen de afdruktaken, media en het mediaformaat. Het is mogelijk dat de cassette nog wat toner bevat wanneer de desbetreffende melding verschijnt en de printer stopt met afdrukken. 4. Problemen oplossen 96 Informatie over displaymeldingen 10 Samsung raadt het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of gerecyclede cassettes) af. Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes immers niet garanderen. Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg van het gebruik van andere tonercassettes dan die van Samsung worden niet gedekt door de garantie van het apparaat. Meldingen over het netwerk Melding Netw.probl.: Controleer het IP-adres of vraag een nieuw IP-adres aan. netwerk Draadloze module is niet geïnstalleerd. Start het apparaat opnieuw op en probeer nogmaals af te drukken. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met een servicecentrum. 802.1x Verificatie mislukt. Controleer het netwerkverificatieprotocol. Neem contact op met uw netwerkbeheerder als dit probleem zich blijft voordoen. Draadloos Meldingen over de papierlade Melding MF-lade in [ladenummer] Pap.st. of leeg Betekenis Voorgestelde oplossing De aangegeven papierlade is leeg. Plaats papier in de lade (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 32). • Er is papier vastgelopen bij de lade voor handmatige invoer. • Verwijder het vastgelopen papier (zie "CLP-41xN Series/ CLP-41xNW Series" op pagina 85). • De lade is leeg. • Plaats papier in de lade (zie "Handmatige invoer/multifunctionele lade" op pagina 35). Voorgestelde oplossing Het IP-adres wordt elders gebruikt. IP-conflict 9 Betekenis netwerkfout 4. Problemen oplossen 97 Informatie over displaymeldingen 11 Melding Div. meldingen Melding Aanp. kleurreg. Kalibreren van BDH. Klep open Sluit klep. Fout [foutnummer] Installeren [kleur] toner Fout [foutnummer] Betekenis Voorgestelde oplossing Het apparaat is de kleurregistratie aan het aanpassen. Een ogenblik geduld. Het apparaat is de afbeeldingsdichtheid aan het kalibreren. Een ogenblik geduld. De klep is niet goed gesloten. Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken. De aangegeven tonercassette is niet juist geplaatst of de aansluiting is vies. Installeer de tonercassette van Samsung twee of drie keer om er zeker van te zijn dat deze juist is geplaatst. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met een servicecentrum. Betekenis Het apparaat kan niet bestuurd worden. Start het apparaat opnieuw op en probeer nogmaals af te drukken. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met een servicecentrum. De transportriem is niet geïnstalleerd. Installeer een originele transportriem van Samsung. Zet uit en aan Fout [foutnummer] Cont. klantend. Plts transport riemeenheid. Voorgestelde oplossing Niet compatibele De transportriem van het apparaat is niet geschikt transportriem voor uw apparaat. Installeer een origineel Samsung-onderdeel dat voor uw apparaat werd ontwikkeld. Geen opvangbak De cassette voor gebruikte toner is niet gepl. geïnstalleerd. Installeer een originele Samsung-cassette voor gebruikte toner. Nt juiste k.tmp. Verplaats het apparaat naar een vetrek met de geschikte kamertemperatuur. Verplaats apparaat Het apparaat staat opgesteld in een vertrek met een ongeschikte kamertemperatuur. 4. Problemen oplossen 98 Informatie over displaymeldingen Melding Uitvoervak vol Betekenis De uitvoerlade is vol. Verw. pap. Bereid nieuwe transp.riem voor Plaats nieuwe transportriem Vervangen vervangen Plaats nieuwe fixeereenheid De transportriem is bijna versleten. De transportriem is versleten. De fixeereenheid is versleten. De fixeereenheid is versleten. • Plaats nieuwe De lade-opneemrol is rol voor lade 1 versleten. • Plaats nieuwe De lade-opneemrol is rol voor lade 2 versleten. Voorgestelde oplossing Melding Zodra het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat de printer door met afdrukken. Neem contact op met de klantendienst als het probleem zich blijft voordoen. Fout van Vervang de transportriem door een nieuwe. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met een servicecentrum. Opvangbak vol transp.riem Plaats nieuwe Betekenis Voorgestelde oplossing De transportriem kan niet worden gecontroleerd. Start het apparaat opnieuw op en probeer nogmaals af te drukken. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met een servicecentrum. De cassette voor gebruikte toner is vol. Vervang de cassette voor gebruikte toner. Vervang de fixeereenheid door een nieuwe. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met een servicecentrum. Vervang de lade-opneemrol door een nieuwe. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met een servicecentrum. 4. Problemen oplossen 99 5. Bijlage In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met betrekking tot toepasbare regelgeving. • Specificaties 101 • Informatie over wettelijke voorschriften 114 • Copyright 125 Specificaties 1 Algemene specificaties De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Ga naar www.samsung.com voor mogelijk gewijzigde informatie. Items Afmetingen Breedte x Lengte x Hoogte Omschrijving • CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series: 420 x 426 x 264 mm • CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series: 420 x 452,5 x 311,3 mm Gewicht Apparaat inclusief verbruiksartikelen • CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series: 16,62 Kg • CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series: 20,15 Kg Geluidsniveaua Stand-bymodus Minder dan 32 dB(A) Afdrukmodus • CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series: Minder dan 50 dB(A) • CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series: Minder dan 52 dB(A) Temperatuur Relatieve luchtvochtigheid Nominaal vermogenb Gebruik 15 tot 30 °C Opslag (in verpakking) -20 tot 50 °C Gebruik 20 tot 80% RV Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V 5. Bijlage 101 Specificaties Items Stroomverbruik Gemiddeld vermogen Omschrijving • CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series: Minder dan 380 Watt • CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series : Minder dan 450 Watt Stand-bymodus • CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series: Minder dan 50 Watt • CLP-68xND Series/CLP-68xDW Series : Minder dan 14 Watt Energiebesparende modus • CLP-41xN Series/CLP-68xND Series: Minder dan 1,0 Watt • CLP-41xNW Series: Minder dan 1,5 Watt • CLP-68xDW Series: Minder dan 2,0 Watt Draadloosc Uitgeschakelde toestand Minder dan 0,1 Watt Module SPW-B4319U a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken. b. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (hertz) en het type stroom (A) voor uw apparaat. c. Alleen voor draadloze modellen (zie "Functies per model" op pagina 7). 5. Bijlage 102 Specificaties 2 Specificaties van de afdrukmedia Gewicht/Capaciteita Type Formaat CLP-41xN Series CLP-41xNW Series Afmetingen Papierlade 1 Normaal papier b c Letter 216 x 279 mm Legal 216 x 356 mm US Folio 216 x 330 mm A4 210 x 297 mm Oficio 216 x 343 mm JIS B5 182 x 257 mm ISO B5 176 x 250 mm Executive 184 x 267 mm Bepaling 140 x 216 mm A5 148 x 210 mm 105 x 148 mm A6 Handmatige invoer CLP-68xND Series CLP-68xDW Series Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade 70 tot 89 g/m2 (bankpostpapier) 70 tot 89 g/m2 (bankpostpapier) 70 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) 70 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) • • • Lade 1: 250 vellen van 80 g/m2 (bankpostpapier) • • Optionele lade: 520 vellen van 80 g/m2 (bankpostpapier). 250 vellen van 80 g/ m2 (bankpostpapier) 1 vel 70 tot 89 g/m2 (bankpostpapier) 70 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) • • 150 vellen van 80 g/ m2 (bankpostpapier) 50 vellen 150 vellen van 80 g/ m2 (bankpostpapier) Niet beschikbaar in de optionele lade. 5. Bijlage 103 Specificaties Gewicht/Capaciteita Type Enveloppen Dik papier b c Formaat CLP-41xN Series CLP-41xNW Series Afmetingen Monarch-envelop 98 x 191 mm Envelop Nr. 10 105 x 241 mm Envelop Nr. 9 98 x 225 mm Envelop DL 110 x 220 mm Envelop C5 162 x 229 mm Envelop C6 114 x 162 mm Zie Normaal papier Zie Normaal papier Papierlade 1 Handmatige invoer Lade 1/Optionele lade 75 tot 90 g/m2 (20 tot 24 lbs bankpostpapier) 75 tot 90 g/m2 (20 tot 24 lbs bankpostpapier) 75 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) 75 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) • 20 vellen • 5 vellen • 20 vellen • 1 vel Niet beschikbaar in de optionele lade. 90 tot 104 g/m2 (bankpostpapier) 90 tot 104 g/m2 (bankpostpapier) 91 tot 105 g/m2 (bankpostpapier) 91 tot 105 g/m2 (bankpostpapier) • 50 vellen van 105 • 1 vel • 50 vellen van 105 • 10 vellen g/m2 (bankpostpapier) Dikker papier bc Zie Normaal papier Zie Normaal papier CLP-68xND Series CLP-68xDW Series Multifunctionele lade g/m2 (bankpostpapier) 164 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) 164 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) 164 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) 164 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) • 50 vellen van 220 • 1 vel • 50 vellen van 220 • 10 vellen 2 g/m (bankpostpapier) 2 g/m (bankpostpapier) Niet beschikbaar in de optionele lade. 5. Bijlage 104 Specificaties Gewicht/Capaciteita Type Formaat CLP-41xN Series CLP-41xNW Series Afmetingen Papierlade 1 Dun papier Katoen, kleur, voorbedrukt Zie Normaal papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier Handmatige invoer Lade 1/Optionele lade 60 tot 69 g/m2 (bankpostpapier) 60 tot 69 g/m2 (bankpostpapier) 60 tot 70 g/m2 (bankpostpapier) 60 tot 70 g/m2 (bankpostpapier) • 250 vellen van 70 • 1 vel • 250 vellen van 70 • 50 vellen g/m2 g/m2 (bankpostpapier) (bankpostpapier) 75 tot 90 g/m2 (20 tot 24 lbs bankpostpapier) 75 tot 90 g/m2 (20 tot 24 lbs bankpostpapier) • 250 vellen van 80 • 1 vel 2 g/m (bankpostpapier) Kringlooppapier Zie Normaal papier Zie Normaal papier CLP-68xND Series CLP-68xDW Series 75 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) • 250 vellen van 80 g/m2 (bankpostpapier) Multifunctionele lade 75 tot 90 g/m2 (20 tot 24 lbs bankpostpapier) • 50 vellen Niet beschikbaar in de optionele lade. 70 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) 70 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) 70 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) 70 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) • 250 vellen van 80 • 1 vel • 250 vellen van 80 • 50 vellen g/m2 g/m2 (bankpostpapier) (bankpostpapier) 5. Bijlage 105 Specificaties Gewicht/Capaciteita Type Formaat CLP-41xN Series CLP-41xNW Series Afmetingen Papierlade 1 Transparanten Letter, Legal, A4 Zie Normaal papier CLP-68xND Series CLP-68xDW Series Handmatige invoer Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade 138 tot 146 g/m2 (bankpostpapier) 138 tot 146 g/m2 (bankpostpapier) 138 tot 146 g/m2 (bankpostpapier) 138 tot 146 g/m2 (bankpostpapier) • 50 vellen • 1 vel • 50 vellen • 10 vellen Niet beschikbaar in de optionele lade. Etikettend Kartonpapier bc Letter, Legal, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5 Zie Normaal papier Letter, Legal, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5 Zie Normaal papier 120 tot 150 g/m2 (bankpostpapier) 120 tot 150 g/m2 (bankpostpapier) 120 tot 150 g/m2 (bankpostpapier) 120 tot 150 g/m2 (bankpostpapier) • 50 vellen • 1 vel • 50 vellen • 10 vellen Niet beschikbaar in de optionele lade. 121 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) 121 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) 121 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) 121 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) • 50 vellen • 1 vel • 50 vellen • 10 vellen Indexkaart 3 x 5 wordt ondersteund 5. Bijlage 106 Specificaties Gewicht/Capaciteita Type Formaat CLP-41xN Series CLP-41xNW Series Afmetingen Papierlade 1 Bankpostpapier Archiefpapier, geperforeerd papier, briefhoofd Zie Normaal papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier CLP-68xND Series CLP-68xDW Series Handmatige invoer Lade 1/Optionele lade Multifunctionele lade 105 tot 120 g/m2 (bankpostpapier) 105 tot 120 g/m2 (bankpostpapier) 105 tot 120 g/m2 (bankpostpapier) 105 tot 120 g/m2 (bankpostpapier) • 50 vellen • 1 vel • 50 vellen • 10 vellen • 250 vellen • 1 vel • 250 vellen • 50 vellen 5. Bijlage 107 Specificaties Gewicht/Capaciteita Type Formaat CLP-41xN Series CLP-41xNW Series Afmetingen Papierlade 1 Glanzende fotob Letter, A4, postkaart 4x6 Zie Normaal papier CLP-68xND Series CLP-68xDW Series Handmatige invoer Lade 1/Optionele lade 111 tot 130 g/m2 (bankpostpapier) 111 tot 130 g/m2 (bankpostpapier) • 30 vellen • 1 vel 111 tot 130 g/m2 (bankpostpapier) voor lade 1 Multifunctionele lade 111 tot 130 g/m2 (bankpostpapier) • 5 vellen • Lade 1: 30 vellen • Optionele lade: 50 vellen Zie Normaal papier 131 tot 175 g/m2 (bankpostpapier) 131 tot 175 g/m2 (bankpostpapier) 131 tot 175 g/m2 (bankpostpapier) 131 tot 175 g/m2 (bankpostpapier) • 30 vellen • 1 vel • Lade 1: 30 vellen • 5 vellen • Optionele lade: 50 vellen Zie Normaal papier 176 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) 176 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) 176 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) 176 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) • 30 vellen • 1 vel • Lade 1: 30 vellen • 5 vellen • Optionele lade: 50 vellen 5. Bijlage 108 Specificaties Gewicht/Capaciteita Type Formaat Afmetingen CLP-41xN Series CLP-41xNW Series Papierlade 1 Minimaal formaat (aangepast) • Lade 1: 98 x 127 mm • Optionele lade: 148,5 x 210 mm • Multifunctionele lade/ handmatige invoer: 76 x 127 mm (3 x 5 inch) Maximaal formaat (aangepast) 60 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) CLP-68xND Series CLP-68xDW Series Handmatige invoer Lade 1/Optionele lade 60 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) • 60 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) voor lade 1 Multifunctionele lade 60 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) • 60 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) voor optionele lade. 216 x 356 mm a. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden. b. Postkaart 4 x 6 wordt ondersteund voor lade 1, handmatige invoer of multifunctionele lade. c. Indexkaart (3 x 5) wordt ondersteund door handmatige toevoer en multifunctionele lade. d. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau. 5. Bijlage 109 Specificaties 3 Systeemvereisten Microsoft® Windows® Vereisten (aanbevolen) Besturingssysteem Processor RAM Vrije schijfruimte Windows® XP Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (256 MB) 1,5 GB Windows Server® 2003 Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB Windows Server® 2008 Intel® Pentium® IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB (2 GB) 10 GB Windows Vista® Intel® Pentium® IV 3 GHz 512 MB (1 GB) 15 GB Windows® 7 Intel® Pentium® IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger 1 GB (2 GB) 16 GB • Ondersteuning voor DirectX® 9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen). • DVD-R/W-station Windows Server® 2008 R2 Intel® Pentium® IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2 GHz of sneller) 512 MB (2 GB) 10 GB • Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen. • Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben. • Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat. 5. Bijlage 110 Specificaties Mac Besturingssysteem Mac OS X 10.4 Mac OS X 10.5 Vereisten (aanbevolen) Processor RAM Vrije schijfruimte • Intel®-processoren • 128 MB voor Mac met PowerPC (512 MB) 1 GB • PowerPC G4/G5 • 512 MB voor een Mac op basis van Intel (1 GB) • Intel®-processoren 512 MB (1 GB) 1 GB • 867 MHz of sneller Power PC G4/G5 Mac OS X 10.6 • Intel®-processoren 1 GB (2 GB) 1 GB Mac OS X 10.7 • Intel®-processoren 2 GB 4 GB 5. Bijlage 111 Specificaties Linux Items Besturingssysteem Vereisten RedHat® Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits) Fedora 5 ~ 13 (32/64 bits) SuSE Linux 10.1 (32 bits) OpenSuSE® 10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bits) Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64 bit) Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10, 10.04 (32/64 bits) SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bit) Debian 4.0, 5.0 (32/64 bit) Processor Pentium IV 2,4GHz (Intel Core™2) RAM 512 MB (1 GB) Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB) Unix Items Vereisten Sun Solaris 9, 10 (x86, SPARC) Besturingssysteem HP-UX 11.0, 11i v1, 11i v2, 11i v3 (PA-RISC, Itanium) IBM AIX 5.1, 5.2, 5.3, 5.4 Vrije schijfruimte Tot 100 MB 5. Bijlage 112 Specificaties 4 Netwerkomgeving Alleen voor draadloze en netwerkmodellen (zie "Functies per model" op pagina 7). U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. In de volgende tabel worden de netwerkomgevingen vermeld die door het apparaat worden ondersteund. Items Netwerkinterface Specificaties • Ethernet 10/100/1000 Base-TX bedraad LAN • 802.11b/g/n draadloos LAN Netwerkbesturingssysteem • Windows® XP, Windows Server® 2003, Windows Vista®, Windows® 7, Windows Server® 2008 R2 • Diverse Linux-besturingssystemen • Mac OS X 10.4 ~ 10.7 • UNIX OS Netwerkprotocollen • TCP/IPv4 • DHCP, BOOTP • DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP • Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP, WSD • SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec • TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec) Draadloze netwerkbeveiliging • Verificatie: Open Syst., Ged. Sleutel, WPA Privé, WPA2 Privé (PSK) • Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES 5. Bijlage 113 Informatie over wettelijke voorschriften Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften. Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken en letsels te beperken. 5 Verklaring inzake laserveiligheid De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC 60825-1: 2007. Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I. Waarschuwing De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze onzichtbaar is, kan de gereflecteerde laserstraal uw ogen beschadigen. 5. Bijlage 114 Informatie over wettelijke voorschriften 6 8 Veiligheid in verband met ozon Recycleren De ozonemissie van dit apparaat ligt onder 0,1 ppm. Ozon is zwaarder dan lucht. Zet dit apparaat dus op een plaats met goede ventilatie. Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze op een milieuvriendelijke wijze. 7 Energiebesparingsmodus 9 Alleen voor China Deze printer is uitgerust met een geavanceerde energiebesparende technologie die het stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd. ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken. Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov Voor modellen met ENERGY STAR-certificering staat het etiket van ENERGY STAR op uw apparaat. Controleer of uw apparaat gecertificeerd is met ENERGY STAR. 5. Bijlage 115 Informatie over wettelijke voorschriften 10 Correcte verwijdering van dit product (afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) (Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met gescheiden inzamelingssystemen voor batterijen) Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv. lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun levensduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde afvalverwijdering. Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen om te vernemen waar en hoe ze deze artikelen milieuvriendelijk kunnen laten recyclen. Zakelijke gebruikers dienen contact op te nemen met hun leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de verkoopovereenkomst te controleren. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval voor verwijdering worden gemengd. (Alleen voor de Verenigde Staten) Verwijder elektronica door deze naar een goedgekeurd recyclingbedrijf te brengen. Vind recyclingbedrijven bij u in de buurt op onze website: www.samsung.com/recyclingdirect Of bel (877) 278 - 0799 11 Alleen voor Taiwan 12 Radiofrequentiestraling FCC-normen (VS) Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: • dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken • en moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken. 5. Bijlage 116 Informatie over wettelijke voorschriften Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale apparaten van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij een bepaalde installatie geen interferentie optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen: • Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op. • Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger. • Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten. • raadpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/televisiemonteur. Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming aan de gebruiker om het apparaat te gebruiken vervalt. Canadese regelgeving inzake radio-interferentie Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de standaard voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada. Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur : « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada. 13 Verenigde Staten van Amerika Federale Communicatiecommissie (FCC) Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15 Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn. Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel gekwalificeerd voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika als er een FCC IDnummer op het systeemlabel staat. 5. Bijlage 117 Informatie over wettelijke voorschriften De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt aangegeven dat de afstand tussen een draadloos apparaat en het lichaam minstens 20 cm moet bedragen, bij gebruik van het apparaat nabij het lichaam (uitstekende delen niet meegerekend). Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld. Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de FCC heeft bepaald. Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend. FCC-bepaling voor het gebruik in draadloze LAN’s: Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie van deze zender en antenne kan dicht bij de geïnstalleerde antenne de RFblootstellingsgrens van 1 mW/cm2 worden overschreden. Daarom moet de gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de antenne. Dit apparaat kan niet worden geïnstalleerd met een andere zender en verzendantenne. 14 Alleen voor Rusland Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken. Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat, vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant. 15 Alleen Duitsland 5. Bijlage 118 Informatie over wettelijke voorschriften 16 Alleen voor Turkije Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. U moet een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer. Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok te krijgen als u hem in het stopcontact steekt. 17 De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK) Belangrijk Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap hebt op gezet. Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht. Belangrijke waarschuwing: Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten. De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering: • Groen/geel: aarding • Blauw: neutraal • Bruin: fase Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker. Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd. Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of zwart is gekleurd. 5. Bijlage 119 Informatie over wettelijke voorschriften Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of de kleur zwart. In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van 13 ampère zijn aangebracht. 18 Verklaring van overeenstemming (Europese landen) Goedkeuringen en certificeringen Samsung Electronics verklaart hierbij dat deze [CLP-41xN Series/CLP-68xND Series] voldoen aan de essentiële vereisten en andere regelgeving van de laagspanningsrichtlijn (2006/95/ EC) en de EMC-richtlijn (2004/108/EC). Samsung Electronics verklaart hierbij dat deze [CLP-41xNW Series/CLP-68xDW Series] in overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van de R&TTE-richtlijn (1999/5/EC). De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com. Daar klikt u op Ondersteuning > Downloadcenter en geeft u de printernaam (MFP) in om EuDoC te doorzoeken. 1 januari 1996: Richtlijn 2004/108/EC van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende elektromagnetische compatibiliteit. 9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EC van de Raad inzake radioapparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge herkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd. EC-certificering Certificering voor Richtlijn 1999/5/EC inzake radioapparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie (FAX) Dit product van Samsung is gecertificeerd door Samsung zelf voor enkeleterminalverbindingen in heel Europa met het openbare telefoonnet (PSTN), in overeenstemming met richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen voor gebruik met de nationale openbare telefoonnetten en compatibele PBX-en van de Europese landen: Indien er problemen optreden, moet u in eerste instantie contact opnemen met het Euro QA Lab van Samsung Electronics Co., Ltd. 1 januari 1995: Richtlijn 2006/95/EC van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen. 5. Bijlage 120 Informatie over wettelijke voorschriften Het product is getest op TBR21. Het European Telecommunication Standards Institute (ETSI) heeft voor gebruik en toepassing in overeenstemming met deze norm een adviesdocument gepubliceerd (EG 201 121), waarin opmerkingen en extra voorwaarden staan voor netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals. Het product is getest op, en voldoet aan, alle relevante adviezen in dit document. Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten gekwalificeerde Europese lidstaten: EU-landen Europese landen met gebruiksbeperkingen: EU Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten) Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn. In Frankrijk mag deze apparatuur alleen binnenshuis worden gebruikt. EEA/EFTA-landen Geen beperkingen op dit ogenblik. 19 Alleen voor Israël Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s alleen worden gebruikt als het systeemlabel een CEmarkering, een registratienummer van een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool bevat. Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTErichtlijn heeft vastgelegd. 5. Bijlage 121 Informatie over wettelijke voorschriften 20 Mededelingen aangaande normen Draadloze geleiding Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht van beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een draadloos apparaat. Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor specifieke landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat wilt gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet worden gebruikt. Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de tot dusver bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie afgeven dan conform de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie is toegestaan, is de producent ervan overtuigd dat deze apparaten veilig zijn in het gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden vermeden. De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt aangegeven dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden. Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend. Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen opgenomen. 5. Bijlage 122 Informatie over wettelijke voorschriften Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht. IEEE 802.11- (beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetoothcommunicatieapparaten zijn voorbeelden van draadloze communicatieapparaten. In omgevingen waar het risico op interferentie met andere apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt beschouwd, kan gebruik van een draadloos apparaat beperkt of verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld met zuurstof en ontvlambare gassen zijn enkele voorbeelden van omgevingen waar het gebruik van draadloze apparaten beperkt of verboden kan zijn. Als u zich in een omgeving bevindt waarvan u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten gesanctioneerd is, vraagt u de plaatselijke autoriteiten om toelating voor u het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik neemt. Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en schermen op hun plaats zitten en het systeem compleet is. Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat, vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant. Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de systeemherstelkit van de fabrikant of neem contact op met de technische dienst van de fabrikant voor meer informatie. Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met een draadloos apparaat, moet u, als u van het ene land naar het andere reist, voorafgaand aan uw vertrek bij de plaatselijke radiogoedkeuringsinstanties informeren of er beperkingen gelden voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van bestemming. 5. Bijlage 123 Informatie over wettelijke voorschriften 21 Alleen voor China 5. Bijlage 124 Copyright © 2012 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden. Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze gebruikershandleiding. • Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd. • Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation. • Google, Picasa, Google Docs, Android en Gmail zijn geregistreerde handelsmerken or handelsmerken van Google Inc. • Google Cloud Print is een handelsmerk van Google Inc. • iPad, iPhone, iPod touch, Mac en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de V.S en andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc. • Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties. Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens. REV.1.02 5. Bijlage 125 Gebruikershandleiding CLP-41xN/CLP-41xNW Series CLP-68xND/CLP-68xDW Series GEAVANCEERD GEAVANCEERD Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en het oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen. Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. BASIS Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en het oplossen van problemen in Windows. GEAVANCEERD 1. Installatie van de software 3. Menu´s met nuttige instellingen Installatie voor Mac 130 Voordat u een hoofdstuk gaat lezen 183 Opnieuw installeren voor Mac 131 Informatie 184 Installatie voor Linux 132 Lay-out 185 Opnieuw installeren voor Linux 133 Papier 187 Grafisch 188 Systeeminst. 189 Emulatie 193 Beeldmgr. 194 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken Nuttige netwerkprogramma’s 135 Netwerk 195 Instelling bekabeld netwerk 136 Direct USB 197 Taakbeheer 198 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 139 IPv6-configuratie 149 Draadloos netwerk instellen 152 Samsung MobilePrint 177 Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 200 AirPrint 178 Verschillende tekens invoeren 201 Google Cloud Print™ 179 Afdrukfuncties 202 Optionele apparaatfuncties gebruiken 220 4. Speciale functies 127 GEAVANCEERD 5. Nuttige beheerprogramma's Easy Capture Manager 223 Samsung AnyWeb Print 224 Samsung Easy Color Manager 225 Easy Eco Driver 226 SyncThru™ Web Service gebruiken 227 Samsung Easy Printer Manager gebruiken 231 Samsung-printerstatus gebruiken 234 De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 236 6. Problemen oplossen Problemen met papierinvoer 240 Problemen met de voeding en het netsnoer 241 Afdrukproblemen 242 Problemen met de afdrukkwaliteit 247 Problemen met het besturingssysteem 255 128 1. Installatie van de software Dit hoofdstuk levert instructies voor het installeren van essentiële en nuttige software voor gebruik in een opstelling waarbij het apparaat via een kabel aangesloten is. Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat op een netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie van het stuurprogramma voor een netwerkapparaat (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 139). • Installatie voor Mac 130 • Opnieuw installeren voor Mac 131 • Installatie voor Linux 132 • Opnieuw installeren voor Linux 133 • Als u gebruik maakt van het besturingsysteem Windows, kijkt u in de basishandleiding voor installatie van het stuurprogramma (zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 23). • Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter. Installatie voor Mac 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 12 Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw opstarten. Klik op Ga door met installatie. 2 3 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. 13 14 Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart. 4 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS X. 5 6 7 Klik op Ga door. 8 9 10 Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. • 15 Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door. Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties. 16 Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Voor Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op het pictogram +, waarna een venster verschijnt. Klik op Standaardkiezer en zoek de USB-verbinding. • 17 Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Programma's > Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen. Klik op Voeg toe op de Printerlijst. • In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op Standaard en zoekt u de USBverbinding. Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat in Model. • Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 11 Open de map Programma's > Hulpprogramma's > Printerconfiguratie. Voor Mac OS X 10.5-10.7: als Automatisch selecteren niet goed werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de naam van uw apparaat in Druk af via. Uw apparaat verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als standaardapparaat. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 18 Klik op Voeg toe. 1. Installatie van de software 130 Opnieuw installeren voor Mac Als het printerbesturingsbestand niet correct werkt, maakt u de installatie van het besturingsbestand ongedaan en installeert u het opnieuw. 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 3 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. 4 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Uninstaller OS X. 5 6 Voer het wachtwoord in en klik op OK. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op OK. Als een apparaat al is toegevoegd, kunt u het verwijderen via Printerconfiguratie of Afdrukken en faxen. 1. Installatie van de software 131 Installatie voor Linux U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com > vind uw product > Service en downloads). 1 Het Unified Linux-stuurprogramma installeren 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. 7 Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish. Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Als u problemen ondervindt, raadpleegt u de schermhulp die u kunt openen via het systeemmenu of vanuit het stuurprogrammapakket van Windows-toepassingen, zoals Unified Driver Configurator of Image Manager. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3 Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung. 4 Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en pak het uit. 5 6 Dubbelklik op cdroot > autorun. Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt. 1. Installatie van de software 132 Opnieuw installeren voor Linux Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie van het printerstuurprogramma ongedaan te maken. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3 Open het programma Terminal. Wanneer het venster Terminal verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/ [root@localhost uninstall]#./uninstall.sh 4 5 Klik op Next. Klik op Finish. 1. Installatie van de software 133 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de software instelt. • Nuttige netwerkprogramma’s 135 • Instelling bekabeld netwerk 136 • Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 139 • IPv6-configuratie 149 • Draadloos netwerk instellen 152 • Samsung MobilePrint 177 • AirPrint 178 • Google Cloud Print™ 179 De ondersteunde optionele apparaten en functies kunnen van model tot model verschillen (zie "Functies per model" op pagina 7). Nuttige netwerkprogramma’s Er zijn verschillende programma’s voorhanden om in een netwerkomgeving de netwerkinstellingen op een eenvoudige manier in te voeren. Zo kan de netwerkbeheerder diverse apparaten in het netwerk beheren. • Voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken moet u het IPadres instellen. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 2 SyncThru™ Web Admin Service Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en op afstand controleren. U kunt bovendien problemen oplossen vanaf iedere plek waar u via het internet toegang hebt tot het bedrijfsnetwerk. • U kunt dit programma downloaden via http:// solution.samsungprinter.com. 1 3 SyncThru™ Web Service Met de in het netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u het volgende doen (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 227). • Informatie over en status van verbruiksartikelen opvragen. • Apparaatinstellingen aanpassen. • E-mail-meldingsopties instellen. Als u deze optie instelt, wordt de apparaatstatus (als de tonercassette leeg is of als er een foutmelding is) automatisch naar het e-mailadres van een bepaalde persoon gestuurd. • De noodzakelijke netwerkparameters voor het apparaat instellen, zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen. SetIP instelling bekabeld netwerk Met dit hulpprogramma kunt u een netwerkinterface selecteren en handmatig IP-adressen configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol. • zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows)" op pagina 136. • zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Mac)" op pagina 137. • zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux)" op pagina 138. • Wanneer het apparaat de netwerkpoort niet ondersteunt, kunt u deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 19). • TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 135 Instelling bekabeld netwerk 4 Een netwerkconfiguratierapport afdrukken U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat, waarin de huidige netwerkinstellingen van uw apparaat worden weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van een netwerk. Druk op de knop Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken via het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen via een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows) (Menu) op het bedieningspaneel en kies Netwerk > Netwerkconf. In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat vinden. Voorbeeld: • MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78 • IP-adres: 169.254.192.192 5 Het IP-adres instellen • Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 19). • TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund. Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via Configuratiescherm > Beveiligingscentrum > Windows Firewall. 1 Installeer dit programma vanaf de meegeleverde cd-rom door te dubbelklikken op Application > SetIP > Setup.exe. 2 3 4 5 Volg de instructies in het installatievenster. 6 Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel. Schakel het apparaat in. In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma's > Samsung Printers > SetIP > SetIP. Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 136 Instelling bekabeld netwerk 7 Voer als volgt de nieuwe apparaatgegevens in in het configuratievenster. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Mac) Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren > Beveiliging > Firewall. De volgende instructies kunnen verschillen per model. Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. 8 Klik op Toepassen en vervolgens op OK. Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat afgedrukt. Bevestig dat alle instellingen juist zijn. 1 2 Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel. 3 Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch worden geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De pagina SetIPapplet.html wordt geopend in de browser. Hier vindt u de naam en het IP-adres van de printer. 4 Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen. 5 Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan. Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP > SetIPapplet.html. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 137 Instelling bekabeld netwerk Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. 6 7 4 Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. Selecteer Apply, OK en opnieuw OK. Sluit Safari af. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux) Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan. 5 Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat afgedrukt. Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via System Preferences or Administrator. De volgende instructies kunnen verschillen per model of besturingssysteem. 1 2 3 Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/. Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html. Klik hier om het venster TCP/IP Configuration te openen. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 138 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 3 Selecteer Nu installeren. 4 Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en vink het selectievakje Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst aan. Klik daarna op Volgende. • Wanneer het apparaat de netwerkinterface niet ondersteunt, kunt u deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 19). • U kunt het printerstuurprogramma en de software installeren wanneer u de software-cd in het cd-rom-station van uw computer plaatst. Voor Windows selecteert u het printerstuurprogramma en de software in het venster Selecteer de te installeren software en hulpprogramma's. 6 Windows 1 Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet reeds ingesteld zijn (zie "Het IP-adres instellen" op pagina 136). Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden, verschijnt er een foutbericht. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende. Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten. 2 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. 5 Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van printer. Klik daarna op Volgende. 6 Selecteer Netwerkverbinding in het scherm Printerverbindingstype. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 139 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 7 Als het scherm Apparaat aansluiten verschijnt, controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden. Klik daarna op Volgende. De firewallsoftware blokkeert mogelijk de netwerkcommunicatie. Schakel de firewall op de computer uit, voordat u het apparaat met het netwerk verbindt. 8 De gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven. Selecteer het gewenste apparaat en klik op OK. 9 Volg de instructies in het installatievenster. De modus installatie op de achtergrond De modus installatie op de achtergrond is een installatiemethode die geen tussenkomst van de gebruiker vereist. Zodra u met de installatie start, worden het stuurprogramma van het apparaat en de software automatisch op uw computer geïnstalleerd. U kunt de installatie op de achtergrond ook starten door /s of /S in het opdrachtvenster te typen. Opdrachtregelparameters De volgende tabel geeft opdrachten weer die kunnen worden gebruikt in het opdrachtvenster. De volgende opdrachtregels zijn effectief en worden gehanteerd wanneer de opdracht gebruikt wordt met /s of /S. /h, /H of /? zijn uitzonderlijke opdrachten die alleen gebruikt kunnen worden. Opdrachtregel Definitie Omschrijving /s of /S Start installatie op de achtergrond. Hiermee worden apparaatstuurprogramma's geïnstalleerd zonder UI's op te roepen en zonder tussenkomst van de gebruiker. /p"<poortnaam>" of /P"<poortnaam>" Specificeert de printerpoort. De printerpoortnaam kan worden opgegeven als IPadres, hostnaam, lokale USB-poortnaam of IEEE1284-poortnaam. Er wordt een netwerkpoort gemaakt aan de hand van de standaard TCP/ IP-poortmonitor. Voor een lokale poort moet deze poort op het systeem bestaan voor deze door een opdracht wordt gespecificeerd. Voorbeeld: • /p"xxx.xxx.xxx.xxx" waarin "xxx.xxx.xxx.xxx" staat voor het IP-adres van de netwerkprinter. / p"USB001", /P"LPT1:", / p"hostnaam". 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 140 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk Opdrachtregel Definitie Omschrijving /a"<dest_path>" of /A"<dest_path>" Specificeert het doelpad voor de installatie. Aangezien apparaatstuurprogramma's geïnstalleerd moeten worden op een voor het besturingssysteem specifiek pad, is deze opdracht alleen van toepassing op toepassingssoftware. Het doelpad moet een volledig gekwalificeerd pad zijn. /n"<Printernaam>" of / N"<Printernaam>" Specificeert de printernaam. De printerinstantie zal worden gemaakt conform de opgegeven printernaam. Met deze parameter kunt u naar wens printerinstanties toevoegen. Opdrachtregel /nd of /ND Definitie Omschrijving Geeft de opdracht het geïnstalleerde stuurprogramma niet in te stellen als standaard apparaatstuurprogramm a. Het geeft aan dat het geïnstalleerde apparaatstuurprogramma niet het standaard apparaatstuurprogramma op uw systeem zal zijn als er meer dan een printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Als er geen apparaatstuurprogramma op uw systeem is geïnstalleerd, is deze optie niet van toepassing omdat het Windowsbesturingssysteem het geïnstalleerde printerstuurprogramma als standaardstuurprogramma zal instellen. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 141 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk Opdrachtregel /x of /X / up"<printernaam>" of / UP"<printernaam> " /d of /D Definitie Omschrijving Maakt gebruik van bestaande apparaatstuurprogramm abestanden om de printerinstantie te maken als deze al is geïnstalleerd. Deze opdracht biedt een mogelijkheid om een printerinstantie te installeren die gebruikmaakt van geïnstalleerde printerstuurprogrammabest anden zonder een bijkomend stuurprogramma te installeren. Verwijdert alleen de opgegeven printerinstantie en niet de stuurprogrammabestand en. Verwijdert alle apparaatstuurprogramm a's en toepassingen van uw systeem. Deze opdracht biedt een mogelijkheid om alleen de opgegeven printerinstantie van uw systeem te verwijderen zonder effect op andere printerstuurprogramma's. Hiermee zullen de printerstuurprogramma's niet van uw systeem worden verwijderd. Opdrachtregel Definitie Omschrijving /v"<share name>" of /V"<share name>" Deelt het geïnstalleerde apparaat en voegt andere platformstuurprogramm a's toe voor Point & Print. Alle ondersteunde apparaatstuurprogramma's van het Windowsbesturingssysteem worden geïnstalleerd en gedeeld met de opgegeven <share name> voor Point & Print. /o of /O Opent de map Printers en faxapparaten na installatie. Deze opdracht opent de map Printers en faxapparaten na installatie op de achtergrond. /f"<naam van logboekbestand>" of /F"<naam van logboekbestand>" Specificeert de naam van het logboekbestand. Indien niet gespecificeerd, wordt het standaard logboekbestand gemaakt in de tijdelijke map op het systeem. Er wordt een logboekbestand gemaakt in een opgegeven map. /h, /H of /? Toont het gebruik van de opdrachtregel. Deze opdracht verwijdert alle geïnstalleerde apparaatstuurprogramma's en toepassingssoftware van uw systeem. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 142 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 7 Mac 1 Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en ingeschakeld is. 2 3 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. 4 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS X. 5 6 7 Klik op Ga door. 8 Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle programma´s worden afgesloten. Klik op Ga door. 9 Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties. Als u het IP-adres nog niet hebt ingesteld, klikt u op IP-adres instellen en raadpleegt u "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Mac)" op pagina 137. Als u de draadloze instelling wilt gebruiken, raadpleegt u "Instellen met Mac" op pagina 163. 10 Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 11 12 Voer het wachtwoord in en klik op OK. 13 Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart. Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw opstarten. Klik op Ga door met installatie. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 143 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 14 • 15 Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Programma's > Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen. Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat in Model. • Klik op Voeg toe op de Printerlijst. • 16 20 Open de map Toepassingen > Hulpprogramma's > Printerconfiguratie. In Mac OS X 10.5 -10.7 klikt u op het pictogram "+". Er verschijnt een weergavevenster. 21 Klik op Voeg toe. Uw printer verschijnt op de Printerlijst en wordt ingesteld als standaardprinter. In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer. • Als bij Mac OS X 10.5-10.7 Automatisch selecteren niet goed werkt, kiest u Printersoftware selecteren en de naam van uw apparaat in Druk af via. In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op IP. 8 17 Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol. Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties van de printer verbeteren door Socket te kiezen in de opties bij Printertype. 18 19 Linux U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com > vind uw product > Service en downloads). Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres. Typ de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrij. Als u de wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u eerst de standaardwachtrij. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 144 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk Het Linux-stuurprogramma installeren en een netwerkprinter toevoegen 1 Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn ingesteld. 2 Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung. 3 Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en pak het uit. 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Dubbelklik op cdroot > autorun. Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Next. Het venster "Add printer wizard" gaat open. Klik op Next. Een netwerkprinter toevoegen 1 2 3 4 5 Dubbelklik op Unified Driver Configurator. 6 7 8 Selecteer uw apparaat en klik op Next. Klik op Add Printer.. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next. Selecteer Network printer en klik op de knop Search. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst weergegeven. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next. Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish. Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search. Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst. Selecteer uw apparaat en klik op Next. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next. Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 145 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 9 UNIX • Controleer of uw printer het besturingssysteem UNIX ondersteunt, voordat u het UNIX-stuurprogramma installeert (zie "Besturingssysteem" op pagina 7). • De commando's zijn gemarkeerd met "". Wanneer u de commando's invoert, moet u geen "" typen. 1 Download het UNIX-stuurprogrammapakket van de website van Samsung en pak het uit op uw computer. 2 Zorg dat u machtigingen voor de hoofdmap heeft. “su -" 3 Raadpleeg de handleiding van uw UNIX-besturingssysteem voor meer informatie. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Besturingssysteem" op pagina 7). Om het UNIX-printerstuurprogramma te gebruiken moet u eerst het UNIXprinterstuurprogrammapakket installeren en vervolgens de printer instellen. U kunt het UNIX-printerstuurprogrammapakket downloaden van de website van Samsung (( http://www.samsung.com > vind uw product > Service en downloads). Kopieer het juiste stuurprogrammabestand naar de UNIX-computer. 4 Pak het UNIX-printerstuurprogrammabestand uit. Op IBM AIX gebruikt u bijvoorbeeld de volgende commando’s: “gzip -d < voor de pakketnaam in | tar xf -" 5 6 Ga naar de uitgepakte map. Voer het installatiescript uit. Het UNIX-printerstuurprogrammapakket installeren “./install -i” De installatieprocedure is identiek voor alle varianten van het bovengenoemde UNIX-besturingssysteem. Gebruik de opdracht "chmod 755 install" om de uitvoering van het installatiescript te machtigen. install is het installatiescriptbestand dat wordt gebruikt om het UNIX-printerstuurprogrammapakket te installeren/deïnstalleren. 7 Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de installatie te controleren. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 146 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 8 Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel. Hiermee wordt het venster van de wizard Add Printer Wizard geopend. Stel in dit venster de printer op de volgende manier in: In sommige UNIX-besturingssystemen, zoals Solaris 10, zijn zojuist toegevoegde printers mogelijk niet ingeschakeld en/of kunnen geen taken ontvangen. In dat geval moet u de volgende twee opdrachten uitvoeren in de root-terminal: “accept <printer_name>" “enable <printer_name>" De installatie van het printerstuurprogrammapakket ongedaan maken Het hulpprogramma moet gebruikt worden om de geïnstalleerde printer uit het systeem te verwijderen. a Voer de opdracht "uninstallprinter" uit vanaf de terminal. Hierdoor wordt Uninstall Printer Wizard geopend. De geïnstalleerde printers verschijnen in de vervolgkeuzelijst. b Selecteer de printer die u wilt verwijderen. c Klik op Delete om de printer uit het systeem te verwijderen. d Voer de opdracht ". /install –d" uit om de installatie van het volledige pakket ongedaan te maken. e Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de deïnstallatie te controleren. Gebruik de opdracht ". /install -i" om de binaire gegevens opnieuw te installeren. De printer instellen Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel om de printer toe te voegen aan uw UNIX-systeem. Hiermee wordt het venster van de wizard Printer toevoegen geopend. Stel in dit venster de printer op de volgende manier in: 1 2 3 Typ de naam van de printer. 4 Geef in het veld Description een beschrijving van de printer op. Dit is optioneel. 5 Geef in het veld Location een beschrijving van de printer op. Selecteer het juiste printermodel uit de lijst van modellen. Voer een beschrijving in voor het type van uw printer in het veld Type. Dit is optioneel. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 147 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 6 Typ het IP-adres of de DNS-naam van de printer in het tekstvak Device voor netwerkprinters. Op IBM AIX met jetdirect kunt u alleen Queue type invoeren. U kunt geen numeriek IP-adres invoeren. 7 Queue type toont de verbinding als lpd of jetdirect in de overeenkomstige keuzelijst. Op Sun Solaris OS is bovendien een usb type beschikbaar. 8 9 Selecteer Copies om het aantal exemplaren in te stellen. Schakel de optie Collate in om exemplaren gesorteerd af te drukken. 10 Schakel de optie Reverse Order in om exemplaren in omgekeerde volgorde af te drukken. 11 Schakel de optie Make Default in om deze printer in te stellen als standaardprinter. 12 Klik op OK om de printer toe te voegen. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 148 IPv6-configuratie 10 IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7 of "Menuoverzicht" op pagina 26). • Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u het opnieuw met behulp van Instel. wissen. Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer. • Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres begint met FE80). • Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter geconfigureerd IPv6-adres. • Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6adres. • Manual Address: Door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6adres. Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het IPv6adres te gebruiken. Via het bedieningspaneel IPv6 activeren 1 2 3 4 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > IPv6 activeren. Selecteer Aan en druk op OK. Zet het apparaat uit en weer aan. Configureer niet zowel IPv4 als IPv6 bij het installeren van het printerstuurprogramma. We raden u aan IPv4 óf IPv6 te configureren (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 139). Configuratie DHCPv6-adres Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van de volgende opties instellen voor standaard dynamische host-configuratie. 1 2 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > DHCPv6 Config. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 149 IPv6-configuratie 3 Druk op de toets OK om de gewenste waarde te selecteren. • DHCPv6 Addr: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de router er niet om vraagt. • DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een router erom vraagt. • Router: Gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt. 11 Via de SyncThru™ Web Service IPv6 activeren 1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2 Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen. • ID: admin • Password: sec00000 3 Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menublak en klikt u op Network Settings. 4 5 6 7 Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website. Schakel het selectievakje IPv6 Protocol in om IPv6 te activeren. Klik op de knop Apply. Zet het apparaat uit en weer aan. • U kunt DHCPv6 ook instellen. • Stel het IPv6-adres als volgt handmatig in: Schakel het selectievakje Manual Address in. Vervolgens wordt het tekstvak Address/Prefix geactiveerd. Voer de rest van het adres in (bijv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot F). 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 150 IPv6-configuratie Configuratie IPv6-adres 1 Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering als URL ondersteunt. 2 Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address, Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het netwerkconfiguratierapport (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136). 3 • Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres begint met FE80). • Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter geconfigureerd IPv6-adres. • Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6-adres. • Manual Address: Door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6-adres. Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]). De adressen moeten tussen vierkante haakjes ("[ ]")worden geplaatst. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 151 Draadloos netwerk instellen • Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk ondersteunt. Afhankelijk van het model is een draadloos netwerk mogelijk niet beschikbaar (zie "Functies per model" op pagina 7). • Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u het opnieuw met behulp van Instel. wissen. Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), een beveiligings-id en een netwerksleutel voor het netwerk gegenereerd. Vraag uw netwerkbeheerder om deze informatie voordat u verder gaat met de installatie van het apparaat. 12 Aan de slag Uitleg over het type netwerk Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één verbinding tegelijk mogelijk. Infrastructuurmodus Deze modus wordt doorgaans gebruikt in woningen, kleine kantoren en thuiskantoren. In deze modus verloopt de communicatie met het draadloze apparaat via een toegangspunt. Ad-hocmodus In deze modus wordt geen toegangspunt gebruikt. De draadloze computer en het draadloze apparaat communiceren rechtstreeks met elkaar. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 152 Draadloos netwerk instellen 13 Methoden voor het instellen van een draadloos netwerk U kunt de instellingen van uw draadloze netwerk configureren vanaf het apparaat of de computer. Kies de instellingsmethode uit de onderstaande tabel. Sommige installatiemethoden voor het draadloze netwerk zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het model of land. Installatiemethode Met toegangspunt Verbindingsmethode Via de computer Vanaf het bedieningspaneel van het apparaat Zonder toegangspunt Via de computer Wi-Fi Direct instellen Beschrijving & Referentie Zie "Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)" op pagina 158 als u Windows gebruikt. A Mac-gebruikers, zie "Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)" op pagina 163. B Zie "Een netwerkkabel gebruiken" op pagina 167. C • zie "Apparaten met een display" op pagina 155. D • zie "Apparaten zonder een display" op pagina 156. zie "Gebruik van de Menu-knop" op pagina 157. E Zie "Ad-hoc via USB-kabel" op pagina 161 als u Windows gebruikt. F Mac-gebruikers, zie "Ad-hoc via USB-kabel" op pagina 165. G zie "Wi-Fi Direct voor mobiel printen instellen" op pagina 171. H Raadpleeg het probleemoplossingshoofdstuk (zie "Problemen met draadloze netwerken oplossen" op pagina 173), wanneer er zich problemen voordoen tijdens de instelling van het draadloze netwerk of de installatie van het stuurprogramma. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 153 Draadloos netwerk instellen 14 De knop WPS gebruiken Als uw printer en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen voor het draadloze netwerk eenvoudig en zonder computer configureren door op het bedieningspaneel op de knop (WPS) te drukken. • Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de infrastructuurmodus, koppelt u de netwerkkabel los van het apparaat. Of u de knop WPS (PBC) gebruikt of het PIN-nummer invoert om verbinding te maken met het toegangspunt, hangt af van het toegangspunt (of de draadloze router) die u gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze router) dat u gebruikt voor meer informatie. • Wanneer u de WPS-knop gebruikt om het draadloos netwerk in te stellen, kunnen de beveiligingsinstellingen wijzigen. Vergrendel de WPS-optie in de beveiligingsinstellingen van het huidige draadloze netwerk om dit te voorkomen. De naam van de optie kan verschillen afhankelijk van het toegangspunt (of draadloze router) dat/die u gebruikt. Uw type kiezen Met behulp van de knop (WPS) op het bedieningspaneel kunt u op twee manieren een verbinding met een draadloos netwerk tot stand brengen voor uw apparaat. Met de PBC (Push Button Configuration)-methode kunt u uw apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door zowel te drukken op de (WPS)-knop op het bedieningspaneel van uw apparaat als op de WPS-knop (of PBC-knop) op een toegangspunt (of draadloze router) met ondersteuning voor Wi-Fi Protected Setup™ (WPS). Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u uw apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de meegeleverde PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt dat (of draadloze router die) WPS (Wi-Fi Protected Setup™) ondersteunt. De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze wordt aanbevolen voor een gewone draadloze netwerkomgeving. Druk op (Menu) > Netwerk > Draadloos >WPS-inst.) om de WPSmodus te wijzigen via het bedieningspaneel. Wat u nodig hebt • Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt. • Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt. • Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus) 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 154 Draadloos netwerk instellen Apparaten met een display Verbinding maken in PIN-modus Aansluiten in PBC-modus 1 Druk meer dan twee seconden op de knop configuratiescherm. (WPS) op het 1 Druk meer dan twee seconden op de knop configuratiescherm. 2 De achtcijferige PIN-code verschijnt op het display. U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de draadloze router). De machine wacht maximaal twee minuten tot u op de knop WPS (of PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router) hebt gedrukt. 2 De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCDdisplay weergegeven: Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router). a Verbinden: het apparaat maakt een verbinding met het draadloos netwerk. De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCDdisplay weergegeven: b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. a Verbinden: Het apparaat is bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router). c SSID: Nadat de verbinding met het draadloos netwerk is gemaakt, worden de SSID-gegevens van het toegangspunt weergegeven op het LCD-display. b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. c AP SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het display. 3 (WPS) op het 3 Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 155 Draadloos netwerk instellen Apparaten zonder een display Aansluiten in PBC-modus 1 Het netwerkconfiguratierapport met het PIN-nummer moet worden afgedrukt (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136). Houd in de stand-bymodus de knop (Annuleren of Stoppen/ Wissen) op het configuratiescherm ca. 5 seconden ingedrukt. Het PIN-nummer van uw apparaat wordt weergegeven. 2 Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat de status-LED snel gaat branden (na 4 seconden). Het apparaat maakt verbinding met het toegangspunt (of draadloze router). Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router). a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router). 3 1 Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat de status-LED snel begint te knipperen (na ongeveer 2 - 4 seconden). Er wordt verbinding gemaakt met het draadloze netwerk. De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u op de PBC-knop op een toegangspunt (of draadloze router) drukt. 2 Verbinding maken in PIN-modus 3 U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de draadloze router). b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u de achtcijferige PIN-code invoert. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen. De WPS-LED begint op de volgende manier te knipperen: a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router). b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. 4 Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 156 Draadloos netwerk instellen Opnieuw verbinding maken met een netwerk Verbinding met een netwerk verbreken Wanneer de draadloze netwerkfunctie is uitgeschakeld, wordt automatisch opnieuw geprobeerd een verbinding tot stand te brengen met het toegangspunt (of de draadloze router) met behulp van de eerder gebruikte instellingen voor de draadloze verbinding en het adres. U kunt de draadloze netwerkverbinding verbreken door langer dan twee In de volgende gevallen wordt automatisch een nieuwe verbinding met het draadloze netwerk tot stand gebracht: seconden op de knop (WPS) op het configuratiescherm te drukken. • Als het Wi-Fi-netwerk zich in de niet-actieve modus bevindt: De verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk wordt onmiddellijk verbroken en stopt de WPS-LED met branden. • Wanneer het Wi-Fi-netwerk in gebruik is: Zolang het apparaat wacht tot de huidige taak is afgerond, knippert het lampje van de WPS-LED snel. Vervolgens wordt de verbinding met het draadloze netwerk automatisch verbroken en stopt de WPS-LED met branden. • Het apparaat wordt uit- en weer aangezet. • Het toegangspunt (of de draadloze router) wordt uit- en weer ingeschakeld. 15 Annuleren van het maken van een verbinding Als u het verbinden met een draadloos netwerk wilt annuleren terwijl dit proces wordt uitgevoerd, drukt u op (Annuleren of Stoppen/Wissen) op het bedieningspaneel en laat u deze weer los. Wacht 2 minuten voordat u opnieuw verbinding met het draadloze netwerk probeert te maken. Gebruik van de Menu-knop Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 157 Draadloos netwerk instellen 16 Instellen met Windows Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 139). 1 2 3 Druk op de knop Snelkoppeling naar programma Draadloze verbindingen instellen zonder CD: All u het printerstuurprogramma eenmaal heeft geïnstalleerd, heeft u zonder CD toegang tot het programma Draadloze verbindingen instellen. Selecteer in het Startmenu achtereenvolgens Programma's of Alle programma's > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Programma voor het instellen van draadloze verbindingen. (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Netwerk > Draadloos > WLAN-inst.. Druk op OK om de gewenste installatiemethode te selecteren. • • Wizard (aangeraden): In deze modus wordt de installatie automatisch uitgevoerd. Het apparaat geeft een lijst met beschikbare netwerken. Nadat een netwerk is geselecteerd, vraagt de printer naar de bijbehorende beveiligingscode. Aangepast: In deze modus kunnen gebruikers hun eigen SSID handmatig invoeren of wijzigen, of de details van de beveiligingsoptie kiezen. Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen) Wat u nodig hebt • Toegangspunt • Netwerkcomputer • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken • USB-kabel 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 158 Draadloos netwerk instellen Opzetten van de netwerkinfrastructuur 1 2 3 4 5 Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. 6 Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van printer. Klik daarna op Volgende. 7 Selecteer Configureer de draadloze netwerkconnectie met een USB-kabel op het scherm Printerverbindingstype. Klik vervolgens op Volgende. 8 Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Klik op Nu installeren. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op Volgende. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken en klik op Volgende. Als het draadloze netwerk al is ingesteld, verschijnt het scherm Draadloze netwerkinformatie. Selecteer Ik wil de software installeren met de huidige instellingen. (Aanbevolen). Klik daarna op Volgende. Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u de draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: Selecteer Infrastructuur. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES, TKIP AES). • Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord in. • Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord. • WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 159 Draadloos netwerk instellen 9 10 Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk. • Met Samsung Easy Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen (zie "Wi-Fi Direct installeren" op pagina 171). Voer het netwerkwachtwoord van het toegangspunt (of de router) in. • Naam Wi-Fi Direct: De standaard Wi-Fi Direct-naam is de modelnaam en is maximaal 22 tekens lang. Als het venster van de netwerkverbinding verschijnt, verwijder dan de netwerkkabel. Klik daarna op Volgende. De verbinding met de netwerkkabel kan interferentie veroorzaken bij het zoeken naar draadloze apparaten. Het volgende scherm verschijnt als uw printer Wi-Fi Direct ondersteunt. Klik op Volgende. • Wachtwoordinstelling is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64 tekens lang. 11 Als het instellen van het draadloze netwerk is voltooid, verwijder dan de USB-kabel tussen de computer en de printer. Klik op Volgende. 12 13 14 Klik op Volgende als het scherm Printers gevonden verschijnt. 15 Als u uw printer wilt registreren op de website van Samsung en nuttige informatie wilt ontvangen, klik dan op Online registratie. Wilt u dit niet, klik dan op Voltooien. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat, en de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 160 Draadloos netwerk instellen Ad-hoc via USB-kabel 6 Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos met uw computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen. Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van printer. Klik daarna op Volgende. 7 Selecteer Configureer de draadloze netwerkconnectie met een USB-kabel op het scherm Printerverbindingstype. Klik vervolgens op Volgende. 8 Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat heeft gevonden. Klik op Geavanceerde instelling. Wat u nodig hebt • Een computer die verbonden is met een netwerk • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig). • USB-kabel. • Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc. • Kanaal: selecteer het kanaal. (Auto-inst. of 2.412 tot 2.467 MHz.) Ad-hocnetwerken in Windows instellen 1 2 3 4 5 Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128). Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. • Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord in. Klik op Nu installeren. • Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op Volgende. • WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 161 Draadloos netwerk instellen Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als de beveilging van het ad-hocnetwerk is ingeschakeld. • Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres automatisch ontvangen (DHCP). Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik op Volgende. • WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd. 9 • Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende. - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook Statisch zijn. Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloze netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. - IP-adres: 169.254.133.43 - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 10 Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt geopend. Klik op Volgende. 11 Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op Volgende. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 162 Draadloos netwerk instellen 12 13 14 15 Klik op Volgende als het venster Printers gevonden verschijnt. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat, en de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende. Als u uw printer wilt registreren op de website van Samsung en nuttige informatie wilt ontvangen, klik dan op Online registratie. Wilt u dit niet, klik dan op Voltooien. Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen) 1 2 3 4 Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 5 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS X. 6 7 8 Klik op Ga door. 9 Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door. 17 Instellen met Mac Wat u nodig hebt • Toegangspunt • Netwerkcomputer • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken • USB-kabel 10 Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. Klik op Instelling van draadloos netwerk in het paneel Gebruikersopties. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 163 Draadloos netwerk instellen 11 Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken en klik op Next. • Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord. • WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:. Als het draadloze netwerk al is ingesteld, verschijnt het venster Draadloze netwerkinformatie. Selecteer Ik wil de software installeren met de huidige instellingen. (Aanbevolen). Klik daarna op Volgende. Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig). Als de beveiliging van het toegangspunt is ingeschakeld, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk. Voer het netwerkwachtwoord van het toegangspunt (of de router) in. 12 Het volgende scherm verschijnt als uw printer Wi-Fi Direct ondersteunt. Klik op Volgende. • Werkingsmodus: selecteer Infrastruct.. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van de vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients. • Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES, TKIP, AES.) • Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord in. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 164 Draadloos netwerk instellen • Met Samsung Easy Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen (zie "Wi-Fi Direct installeren" op pagina 171). • Naam Wi-Fi Direct:: De standaard Wi-Fi Direct-naam is de modelnaam en is maximaal 22 tekens lang. • Wachtwoordinstelling is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64 tekens lang. 13 Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer los. 14 Het instellen van het draadloze netwerk is voltooid. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten. Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te kunnen afdrukken (zie "Installatie voor Mac" op pagina 130). Ad-hoc via USB-kabel Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen. Wat u nodig hebt • Een computer die verbonden is met een netwerk • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken • USB-kabel. Ad-hocnetwerken op een Mac instellen 1 2 3 4 5 6 7 8 Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS X. Klik op Ga door. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 165 Draadloos netwerk instellen 9 10 11 Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft. Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik op Next. Klik op Instelling van draadloos netwerk in het paneel Gebruikersopties. • WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd. Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat heeft gevonden. Klik op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc. 12 Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op Next. • Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot 2467 MHz). • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128). • Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord in. • Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord. Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook Statisch zijn. Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. • WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 166 Draadloos netwerk instellen • Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres automatisch ontvangen (DHCP). • Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 14 Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de netwerkconfiguratie. 15 Het instellen van het draadloze netwerk is voltooid. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten. Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te kunnen afdrukken (zie "Installatie voor Mac" op pagina 130). 18 Een netwerkkabel gebruiken - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: - IP-adres: 169.254.133.43 - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 13 Wanneer apparaten de netwerkpoort niet ondersteunen, kunt u deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 19). Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen. Als het venster verschijnt dat aangeeft dat de verbinding met de netwerkkabel is bevestigd, verwijder dan de netwerkkabel en klik op Volgende. Als de netwerkkabel is verbonden, kan de computer de printer mogelijk moeilijk vinden tijdens het configureren van het draadloze netwerk. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 167 Draadloos netwerk instellen • Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 139). • Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw netwerkconfiguratie. IP-adres instellen via het programma SetIP (Windows) Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat handmatig in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport terugvindt. zie "Het IP-adres instellen" op pagina 136. Wat u nodig hebt • Toegangspunt • Netwerkcomputer • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken • Netwerkkabel Het draadloze netwerk van het apparaat configureren Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloze netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd) weten. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt. Een netwerkconfiguratierapport afdrukken Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u SyncThru™ Web Service gebruiken. U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken. SyncThru™ Web Service gebruiken zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136. Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 168 Draadloos netwerk instellen 1 2 Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten. 7 Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst. • SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een draadloos netwerk aanduidt. Toegangspunten en draadloze apparaten die een verbinding proberen te maken met een bepaald draadloos netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken. De SSID is hoofdlettergevoelig. • Operation Mode: Operation Mode verwijst naar het type draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel" op pagina 152). Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in. Voorbeeld: 3 Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. - 4 Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen. Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze apparaten rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-to-peeromgeving. - Infrastructure: in deze modus kunnen draadloze apparaten via een toegangspunt met elkaar te communiceren. • ID: admin • Password: sec00000 5 Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings. 6 Klik op Wireless > Wizard. De Wizard zal u door de configuratie van het draadloos netwerk loodsen. Als u het draadloos netwerk echter rechtstreeks wilt instellen, selecteert u Custom. Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op Infrastructure selecteert u de SSID van het toegangspunt. Als Operation Mode ingesteld is op Ad-hoc selecteert u de SSID van het apparaat. Houd er rekening mee dat "portthru" de standaard SSID van uw apparaat is. 8 Klik op Next. Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord (netwerkwachtwoord) in en klikt u op Next. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 169 Draadloos netwerk instellen 9 10 Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de instellingen van het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op Apply. 1 Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten. Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Als het goed is, communiceert uw apparaat nu draadloos met het netwerk. In de adhocmodus kunt u tegelijkertijd een draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken. 2 Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen. 19 Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen Als uw apparaat een LCD-display heeft, kunt u Wi-Fi ook in-/ uitschakelen via het menu Network op het bedieningspaneel van het apparaat. Voorbeeld: 3 Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 4 Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen. • ID: admin • Password: sec00000 5 Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings. 6 Klik op Wireless > Custom. U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 170 Draadloos netwerk instellen 20 Wi-Fi Direct voor mobiel printen instellen Wi-Fi Direct is een gemakkelijk te installeren, peer-topeerverbindingsmethode tussen de gecertificeerde Wi-Fi Direct-printer en een mobiel apparaat, dat voorziet in een veilige verbinding en betere doorvoer dan de ad-hocmodus. Met Wi-Fi Direct kunt u uw printer tegelijkertijd met een Wi-Fi Direct-netwerk en een toegangspunt verbinden. Daarnaast kunt u tegelijkertijd gebruik maken van een bekabeld netwerk en een Wi-Fi Direct-netwerk, zodat meerdere gebruikers documenten kunnen openen en afdrukken via Wi-Fi Direct en het bekabelde netwerk. • U kunt geen verbinding maken met het internet via Wi-Fi Direct op uw printer. • De lijst met ondersteunde protocollen kan verschillen per model. WiFi Direct-netwerken ondersteunen NIET IPv6-, netwerkfilterings-, IPSec-, WINS- en SLP-diensten. Via een computer die verbonden is met een USB-kabel (aanbevolen) Wanneer de installatie van het stuurprogramma compleet is, kan de Samsung Easy Printer Manager gebruikt worden om de Wi-Fi Direct-modus in te stellen en te configureren. Samsung Easy Printer Manager is alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows en Mac OS. - Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung Easy Printer Manager > Apparaatinstellingen > Netwerk. ▪ Wi-Fi Direct Aan/Uit: Kies Aan om in te schakelen. ▪ Apparaatnaam: Voer de naam van de printer in om uw printer te kunnen zoeken op een draadloos netwerk. De standaardnaam van uw apparaat is de modelnaam. ▪ IP-adres: Voer het IP-adres van de printer in. Dit IP-adres wordt gebruikt op uw lokale netwerk en niet voor het bekabelde of draadloze netwerk. Wij raden u aan om het standaard lokale IPadres te gebruiken (het standaard lokaal IP-adres van de printer voor Wi-Fi Direct is 192.168.3.1) ▪ Groepsgebruiker: Schakel deze optie in om de printer toe te wijzen aan de Wi-Fi Direct-groepsgebruiker. De Groepsgebruiker functioneert op dezelfde manier als het draadloze toegangspunt. Wij raden u aan deze optie in te schakelen. • Er kunnen maximaal 3 apparaten via Wi-Fi Direct worden aangesloten. Wi-Fi Direct installeren U kunt de Wi-Fi Direct-optie inschakelen volgens een van de volgende methoden. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 171 Draadloos netwerk instellen ▪ Networkwachtwoord: Wanneer uw printer een Groepsgebruiker is, heeft u een Networkwachtwoord nodig om andere mobiele apparaten te verbinden met uw printer. U kunt het netwerkwachtwoord zelf instellen, of u kunt het netwerkwachtwoord dat standaard gegenereerd wordt, laten onthouden. • Voor Linux OS-gebruikers, - Druk een IP-netwerkconfiguratierapport af om het afdrukken te controleren (zie"Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136). - Ga naar SyncThru Web Service, kies Settings > Network Settings > Wireless > Wi-Fi Direct. - Schakel Wi-Fi Direct in of uit. Vanaf het apparaat (apparaat met een LCD-display) Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie "Toegang tot het menu" op pagina 26). • Selecteer Instelling > Apparaatinst. > Volg. > Netwerkinstellingen > Draadloos > Wi-Fi Directop het aanraakscherm. • Schakel Wi-Fi Direct in. Vanaf een computer met netwerkverbinding Wanneer uw printer een netwerkkabel of een draadloos toegangspunt gebruikt, kunt u Wi-Fi Direct inschakelen en configureren via SyncThru™ Web Service. • Ga naar SyncThru™ Web Service, kies Settings > Network Settings > Wireless > Wi-Fi Direct. • Schakel Wi-Fi Direct in of uit en stel andere opties in. Het mobiele apparaat instellen • Raadpleeg de gebruikershandleiding voor het mobiele apparaat na het instellen van Wi-Fi Direct op uw printer om Wi-Fi Direct in te stellen op het mobiele apparaat. • Na het inschakelen van Wi-Fi Direct moet u de toepassing voor mobiel afdrukken downloaden (bijvoorbeeld: Samsung Mobile printer) om af te kunnen drukken vanaf uw smartphone. • Wanneer u de printer heeft gevonden waar u verbinding mee wilt leggen vanaf uw mobiele apparaat, selecteert u de printer en gaat het LED-lampje op de printer branden. Wanneer u op de WPS-knop van de printer drukt, wordt er verbinding gemaakt met uw mobiele apparaat. • Wanneer uw mobiele apparaat Wi-Fi Direct niet ondersteunt, moet u de netwerksleutel van een printer invoeren in plaats van op de WPSknop te drukken. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 172 Draadloos netwerk instellen 21 Problemen met draadloze netwerken oplossen Problemen tijdens het instellen of de installatie van het stuurprogramma Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging • De beveiliging is niet op de juiste manier geconfigureerd. Controleer de beveiliging die op het toegangspunt en de printer is geconfigureerd. Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout • Printers niet gevonden Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer. • Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan. Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk • De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet aangesloten. Verbind de printer met uw computer door middel van de USB-kabel. • • De printer ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het apparaat is geleverd en zorg dat u beschikt over een draadloze netwerkprinter. Verbindingsprobleem - Het IP-adres toewijzen Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden • De printer kan de door u geselecteerde of ingevoerde netwerknaam (SSID) niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken. • Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan. • De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de netwerkkabel los van uw apparaat. Schakel het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat uit en weer in. Fout bij verbinding met pc • Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen uw computer en het apparaat. - Voor een DHCP-netwerkomgeving Het apparaat ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 173 Draadloos netwerk instellen g Controleer of Printernaam of IP-adres: gelijk is aan het IP-adres op het netwerkconfiguratieblad. 3 Wijzig het IP-adres van de printerpoort als dat afwijkt van het IPadres in het netwerkinformatierapport. Als u de installatie-cd wilt gebruiken om het IP-adres van de poort te wijzigen, maakt u verbinding met een netwerkprinter. Maak vervolgens opnieuw verbinding met het IP-adres. Als de afdruktaak niet werkt in DHCP-modus, wordt het probleem mogelijk veroorzaakt doordat het IP-adres automatisch is gewijzigd. Vergelijk het IP-adres van het product met het IP-adres van de printerpoort. Vergelijken: 1 Druk het netwerkinformatierapport van uw printer af en controleer vervolgens het IP-adres (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136). 2 Controleer het IP-adres van de printerpoort van uw computer. a Klik op het menu Start van Windows. b Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en faxapparaten. • Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en printers. c d e f • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Eigenschappen van printer in het snelmenu. Als bij het item Eigenschappen van printer het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. Klik op het tabblad Poort. Klik op de knop Poort configureren…. - Voor een statische netwerkomgeving De printer gebruikt het statische adres als de toewijzingsmethode voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: ▪ IP-adres: 169.254.133.42 ▪ Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: ▪ IP-adres: 169.254.133.43 ▪ Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). ▪ Gateway: 169.254.133.1 Andere problemen Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen voordoen, controleert u de volgende punten: 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 174 Draadloos netwerk instellen • Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze router) voor specifieke informatie. • Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of de printer niet ingeschakeld. • Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat. Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken. • Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de communicatie met het netwerk te herstellen. • • • Registreer het MAC-adres van het product als u de DHCP-server configureert op het toegangspunt (of de draadloze router). Dan kunt u altijd het ingestelde IP-adres gebruiken dat is ingesteld met behulp van het MAC-adres. U kunt het MAC-adres van uw apparaat vinden door een netwerkconfiguratierapport af te drukken (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136). • Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router). • Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet ondersteund. • In de ad-hocmodus onder besturingssystemen zoals Windows Vista is het mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van de draadloze printer opnieuw moet instellen. • Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kunnen de infrastructuurmodus en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd worden gebruikt. • Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk bevinden. Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie blokkeert. Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall. Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden. Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te drukken. Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt u contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze router). Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 175 Draadloos netwerk instellen • De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze signaal kunnen blokkeren. Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat bevinden. Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze router) staan. • De printer mag niet in de buurt staan van andere elektronische apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren. Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren, waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten. • Telkens als de configuratie van uw toegangspunt (of draadloze router) verandert, moet u het draadloze netwerk van het product opnieuw instellen. • Er kunnen maximaal 3 apparaten via Wi-Fi Direct worden aangesloten. • Als Wi-Fi Direct is ingeschakeld, wordt de 802.11 b/g-interface gebruikt als verbinding tussen het aansluitpunt (of de draadloze router) en het apparaat. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 176 Samsung MobilePrint 22 24 Wat is Samsung MobilePrint? Samsung MobilePrint is een gratis toepassing waarmee gebruikers foto's, documenten en webpagina's direct van hun smartphone of tablet kunnen afdrukken. Samsung MobilePrint is niet alleen compatibel met uw Android-, Windows- en iOS-smartphones maar ook met uw iPod Touch en tablet-pc. Het verbindt uw mobiele apparaat met een printer van Samsung die met het netwerk is verbonden of met een draadloze printer via een WiFi-toegangspunt. U hoeft geen nieuw stuurprogramma te installeren of netwerkinstellingen te configureren: u hoeft alleen de toepassing Samsung MobilePrint te installeren en deze detecteert automatisch compatibele Samsung-printers Behalve het afdrukken van foto's, webpagina's en PDF's kunt u met deze toepassing ook scannen. Hebt u een multifunctionele printer van Samsung, scan dan elk document in JPG-, PDF-, of PNGindeling om het document snel en eenvoudig te bekijken op uw mobiele apparaat. 23 Samsung MobilePrint downloaden Ondersteund mobiel besturingssysteem • Android OS 2.1 of hoger • iOS 4.0 of hoger • Windows Phone 7 of hoger 25 Ondersteunde apparaten • iOS 4.0 of hoger: iPod Touch, iPhone, iPad • Android 2.1 of hoger: Galaxy S, Galaxy S2, Galaxy Tab en Android Mobile Devices • Windows Phone 7 of hoger: Samsung Focus, Omnia7 en OmniaW, en mobiele Windows-apparaten Voor het downloaden van Samsung MobilePrint gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps, Android Market, App Store, Marketplace) op uw mobiele apparaat, en zoekt u op 'Samsung MobilePrint'. U kunt ook naar iTunes voor Apple-apparaten of Marketplace voor Windows-apparaten op uw computer gaan. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 177 AirPrint Alleen CLP-41xN Series/CLP-41xNW Series. Met AirPrint kunt u rechtstreeks draadloos afdrukken vanaf uw iPhone, iPad en iPod touch met de nieuwste versie van iOS. 5 Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Settings > Network Settings. 6 Klik op Raw TCP/IP, LPR, IPP of mDNS . U kunt het IPP- of mDNS-protocol inschakelen. 27 26 AirPrint instellen Bonjour(mDNS)- enIPP-protocollen zijn vereist om de AirPrint-functie te kunnen gebruiken op uw apparaat. U kunt de AirPrint-functie inschakelen volgens een van de volgende methoden. 1 2 Afdrukken via AirPrint De iPad-handleiding geeft bijvoorbeeld de volgende instructies: 1 Open de e-mail, foto, internetpagina of het document dat u wilt afdrukken. 2 3 Raak het bewerkingpictogram aan ( 4 Raak de knop Afdrukken aan. Druk het af. Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden. Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in. Voorbeeld: 3 Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 4 Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen. • • ). Selecteer de naam van uw printerstuurprogramma en het optiemenu om de gegevens in te stellen. Afdruktaak annuleren: Klik op pictogram van het afdrukcentrum ( ) in het multi-taskinggebied om de afdruktaak te annuleren of het overzicht van de afdruktaak te bekijken. U kunt in het afdrukcentrum op annuleren klikken. ID: admin Password: sec00000 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 178 Google Cloud Print™ Google Cloud Print™ is een service waarmee u met uw smartphone, tablet en alle andere apparaten met webverbinding een document op een printer kunt afdrukken. U hoeft alleen uw Google-account bij de printer te registreren om de service Google Cloud Print™ te kunnen gebruiken. U kunt uw document afdrukken of mailen vanuit Chrome OS, de Chromebrowser of een Gmail™/ Google Docs™-toepassing op uw mobiele apparaat. U hoeft het printerstuurprogramma dus niet op uw mobiele apparaat te installeren. Raadpleeg de Google-website (http:// www.google.com/cloudprint/learn/ of http://support.google.com/cloudprint) voor meer informatie over Google Cloud Print™. 5 Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 6 Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, moet u zich als beheerder aanmelden. Typ het onderstaande standaard-ID en het standaard-Password. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen. • ID: admin • Password: sec00000 Als uw netwerkomgeving met een proxyserver werkt, moet u het IPadres en het poortnummer van de proxyserver instellen in Settings > Network Settings > Google Cloud Print > Proxy Setting. Neem contact op met uw netwerkprovider of netwerkbeheerder voor meer informatie. 28 Uw Google-account bij de printer registreren • Zorg dat de printer is ingeschakeld en is verbonden met een bekabeld of draadloos netwerk met toegang tot internet. • Maak eerst uw Google-account. 1 2 3 4 Open de Chrome-browser. Ga naar www.google.com. 7 Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Settings > Network Settings > Google Cloud Print. 8 9 Voer de naam en een beschrijving van uw printer in. Klik op Register. Er wordt een bevestigingspop-up weergegeven. Meld u aan bij de Google-website met uw Gmail™-adres. Typ het IP-adres van de printer in het adresveld en druk op de Entertoets of klik op Ga naar. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 179 Google Cloud Print™ Als u de browser hebt ingesteld op het blokkeren van pop-upvensters, wordt het bevestigingsvenster niet weergegeven. Sta toe dat er popups op de website worden weergegeven. 10 11 Klik op Finish printer registration. Klik op Manage your printers. Afdrukken vanuit een toepassing op een mobiel apparaat De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van Google Docs™ op een mobiele telefoon met Android. 1 Uw printer is nu geregistreerd bij de service Google Cloud Print™. Als u de toepassing niet hebt, downloadt u deze van een appwinkel, bijvoorbeeld Android Market of App Store. In de lijst worden apparaten weergegeven die gereed zijn voor Google Cloud Print™. 29 Afdrukken met Google Cloud Print™ De afdrukprocedure verschilt per toepassing of apparaat. U kunt de lijst bekijken met toepassingen die de service Google Cloud Print™ ondersteunen. Zorg dat de printer is ingeschakeld en is verbonden met een bekabeld of draadloos netwerk met toegang tot internet. Installeer de toepassing Cloud Print op uw mobiele apparaat. 2 3 4 5 6 7 Open de toepassing Google Docs™ vanaf uw mobiele apparaat. Tik op de knop Opties van het document dat u wilt afdrukken. Tik op de knop Verzenden . Tik op de knop Cloud Print . Stel de gewenste afdrukopties in. Tik op Click here to Print. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 180 Google Cloud Print™ Afdrukken vanuit de Chrome-browser De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van de Chromebrowser. 1 2 3 Voer Chrome uit. 4 5 6 Klik op Afdrukken. Er verschijnt een nieuw tabblad voor afdrukken. Open het document of de e-mail die u wilt afdrukken. Klik op het moersleutelpictogram de browser. in de rechterbovenhoek van Selecteer Print with Google Cloud Print. Klik op de knop Afdrukken. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 181 3. Menu´s met nuttige instellingen In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde apparaatinstellingen instelt. • Voordat u een hoofdstuk gaat lezen 183 • Informatie 184 • Lay-out 185 • Papier 187 • Grafisch 188 • Systeeminst. 189 • Emulatie 193 • Beeldmgr. 194 • Netwerk 195 • Direct USB 197 • Taakbeheer 198 Voordat u een hoofdstuk gaat lezen In dit hoofdstuk worden alle beschikbare functies voor dit model beschreven om gebruikers te helpen deze functies te begrijpen. U kunt controleren welke functies beschikbaar zijn voor ieder model in de Basishandleiding (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Hier volgen een aantal tips voor het gebruiken van dit hoofdstuk • Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s om het apparaat in te stellen en te gebruiken. Druk op tot deze menu’s. (Menu) om toegang te krijgen • Afhankelijk van de opties of het model verschijnen bepaalde menu’s mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder • Afhankelijk van het model kunnen sommige menu-onderdelen op uw apparaat een andere naam hebben. (Menu) op het configuratiescherm (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 20). 3. Menu´s met nuttige instellingen 183 Informatie Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Item Account Om de menuopties te wijzigen: • Druk op Omschrijving Deze functie is alleen beschikbaar als Taakaccountbeheer is ingeschakeld in het programma SyncThru™ Web Admin Service. Voor elke gebruiker kunt u een rapport met aantal afdrukken printen. (Menu) > Informatie op het bedieningspaneel. Item Omschrijving Menuoverzicht Drukt het menuoverzicht met de lay-out en de huidige instellingen van dit apparaat af. Configuratie Drukt een overzicht van de globale instellingen van het apparaat af. Info verb.art. Een pagina met gegevens over verbruiksartikelen afdrukken. Demopagina Druk de demopagina af om te controleren of uw apparaat goed werkt. PCL-lettert. De lijst met PCL-lettertypen afdrukken. Lijst met PS-lettert. De lijst met PS-lettertypen afdrukken. Gebruiksteller Drukt een gebruikspagina af. De pagina met gebruiksinformatie bevat het totaal aantal afgedrukte pagina’s. 3. Menu´s met nuttige instellingen 184 Lay-out Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Druk op (Menu) > Lay-out op het bedieningspaneel. Item Omschrijving • Enkelzijdig: Stelt de marge voor enkelzijdig afdrukken in. Algemene marge • Binding: Bij het afdrukken op beide zijden van het papier is de marge op kant A het dichtst bij de bindrand evengroot als de smalste marge op zijde B. De marges aan de andere kant van de bindrind zijn in beide gevallen ook hetzelfde. Stelt de papiermarge in de multifunctionele lade in. Selecteert de richting waarin informatie wordt afgedrukt op een pagina. • Staand Omschrijving • Dubbelzijdig: Stelt de marge voor dubbelzijdig afdrukken in. Om de menuopties te wijzigen: • Item MP-lade • Enkelzijdig: Stelt de marge voor enkelzijdig afdrukken in. • Dubbelzijdig: Stelt de marges voor dubbelzijdig afdrukken in. Afdrukstand • Liggend Handmatige invoer Stelt de papiermarge van de handmatige invoer in. <Lade X> Stelt de papiermarges in de laden in. • Enkelzijdig: Stelt de marge voor enkelzijdig afdrukken in. • Dubbelzijdig: Stelt de marges voor dubbelzijdig afdrukken in. Stelt de papiermarge voor de emulatie-afdrukpagina in. Emulatiemarge • Bovenmarge: Stelt de bovenmarge in. • Linkermarge: Stelt de linkermarge in. 3. Menu´s met nuttige instellingen 185 Lay-out Item Omschrijving Als u op beide zijden van het papier wilt afdrukken kiest u de bindrand. • Uit: Hiermee schakelt u deze optie uit. • Lange zijde Dubbelzijdig • Korte zijde 3. Menu´s met nuttige instellingen 186 Papier Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Om de menuopties te wijzigen: • Druk op (Menu) > Papier op het bedieningspaneel. Item Exempl. MP-lade/ [Lade <x>] Omschrijving Hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren. • Papierformaat: Selecteert het standaard papierformaat. • Papiertype: Selecteert het type papier dat zich momenteel in de lade bevindt. Bepaalt welke papierlade standaard wordt gebruikt. Papierinvoer Auto: U kunt instellen dat als de gebruikte lade leeg is, automatisch een lade met hetzelfde papierformaat wordt gebruikt. 3. Menu´s met nuttige instellingen 187 Grafisch Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Om de menuopties te wijzigen: • Druk op Item (Menu) > Grafisch op het bedieningspaneel. Omschrijving Resolutie Specificeert het aantal afgedrukte punten per inch (dpi - dots per inch). Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Duid. Tekst Drukt de tekst donkerder af dan op een normaal document. Randverbet. Hiermee kunnen gebruikers de scherpte van tekst en afbeeldingen aanpassen om de leesbaarheid te verbeteren. Invanging Hiermee wordt de witte ruimte verminderd die wordt veroorzaakt door het verkeerd uitlijnen van kleurkanalen in de kleurenafdrukmodus. Zwarte tekst wordt ook overschreven op andere kleuren. Venster Hiermee kunt u opties selecteren om een continuous tone-afbeelding om te zetten in een afdrukbare binaire afbeelding. 3. Menu´s met nuttige instellingen 188 Systeeminst. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Item Omschrijving Als deze optie Aan is, voert u de volgende handelingen uit om het apparaat uit de energiespaarstand te laten ontwaken: Om de menuopties te wijzigen: • Op een willekeurige knop op het bedieningspaneel drukken. • • Papier in een lade plaatsen. Druk op (Menu) > Systeeminst. op het bedieningspaneel. • De voorklep openen of sluiten. Item Omschrijving Datum en tijd Hiermee stelt u de datum en tijd in. Klokmodus Stelt de indeling voor het weergeven van de tijd in, 12-uur of 24-uur. Taal Stelt de taal van de tekst op het bedieningspaneel in. Ontw.gebeurt. Als het apparaat geen aanraakscherm heeft, kunt u het apparaat uit de energiespaarstand laten ontwaken door op een willekeurige knop op het bedieningspaneel te drukken, ongeacht de instelling van deze optie. Stel in na welke wachttijd de printer overschakelt naar de energiebesparende modus. Energ.spaarst. Wanneer het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verlaagd. • Een lade verwijderen of een lade in de printer plaatsen. Time-out taak Als er gedurende een bepaalde periode geen gegevens worden ontvangen, wordt een taak afgesloten. U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat de taak wordt afgesloten. Inst. import. Importeert gegevens die op een USBgeheugenstick zijn opgeslagen naar het apparaat ("Back-up van gegevens maken" op pagina 52). 3. Menu´s met nuttige instellingen 189 Systeeminst. Item Omschrijving Inst. export. Exporteert instellingen die op het apparaat zijn opgeslagen naar een USB-geheugenstick ("Gegevens terugzetten" op pagina 53). Luchtdrukcorr. Afdrukkwaliteit optimaliseren naargelang de hoogte boven zeeniveau ("Aanpassing aan luchtdruk of hoogte" op pagina 200). Vochtigheid Item Auto lade wis. Optimaliseert de afdrukkwaliteit afhankelijk van de luchtvochtigheid in de omgeving. • Uit: Als het type of formaat papier niet overeenkomt, wacht het apparaat tot u de juiste papiersoort invoert. • Aan: Als er een papierstoring optreedt, wordt er een foutbericht getoond. De printer zal ongeveer 30 seconden wachten, het bericht automatisch wissen en doorgaan met afdrukken. Auto CR Hiermee bepaalt u of het apparaat moet doorgaan met afdrukken als wordt vastgesteld dat het gebruikte papier niet overeenkomt met de instellingen. Als bijvoorbeeld lade 1 en lade 2 zijn gevuld met hetzelfde papierformaat, drukt het apparaat automatisch af vanuit lade 2 als het papier op is in lade 1. Deze optie wordt niet weergegeven als u Automatisch hebt geselecteerd bij Invoerlade in het printerstuurprogramma. Bepaalt of de printer door moet gaan met afdrukken als waargenomen wordt dat het gebruikte papier niet overeenkomt met de instellingen. Aut. doorgaan Omschrijving Verv. papier Hiermee wordt het ingestelde papierformaat in het printerstuurprogramma automatisch vervangen om inconsistenties tussen A4- en Letter-papier te voorkomen. Als u bijvoorbeeld A4-papier in de lade hebt geplaatst, maar u het papierformaat in het printerstuurprogramma op Letter hebt ingesteld, zal het apparaat afdrukken op A4-papier en omgekeerd. Ladebeveilig. Bepaalt of de functie Auto lade wis. wel of niet wordt gebruikt. Als u deze functie bijvoorbeeld inschakelt voor lade 1, wordt lade 1 bij de ladewisseling uitgesloten. Met deze optie kunt u een harde return plaatsen aan het einde van een regel, zeer handig voor Unix- of DOS-gebruikers. 3. Menu´s met nuttige instellingen 190 Systeeminst. Item Lege pg. afdr. Omschrijving Item De printer detecteert de afdrukgegevens van de computer ongeacht of de pagina leeg is of gegevens bevat. U kunt instellen dat de pagina moet worden afgedrukt of overgeslagen. Met deze optie kunt u hulpbronnen besparen en milieuvriendelijke afdrukken maken (zie "Ecoafdruk" op pagina 46). • Standaardmodus: Selecteer of de Eco-modus in- of uitgeschakeld wordt. • Toner Op wis.: Deze optie verschijnt alleen als de tonercassette leeg is. • Gebruiksduur: Via dit menu-item kunt u zien hoeveel afdrukken er zijn gemaakt en hoeveel toner er nog in de cassette zit. Eco-inst. • Ws tr bijna op: Als er geen toner meer in de tonercassette zit, verschijnt een bericht waarin de gebruiker wordt gevraagd om de tonercassette te vervangen. U kunt de weergave van dit bericht inen uitschakelen. Onderhoud • Papier stapel.: Als u het apparaat in een vochtige omgeving gebruikt of afdrukmaterialen gebruikt die vochtig zijn als gevolg van een hoge luchtvochtigheid, kunnen de afgedrukte vellen krullen vertonen en worden ze mogelijk niet goed gestapeld. In dit geval kunt u het apparaat instellen om de functie te gebruiken waarmee de afdrukken goed gestapeld worden. Deze functie zal de afdruksnelheid echter verlagen. • Ramschijf: Schakelt de ramschijf in of uit voor het beheren van afdruktaken. Omschrijving Gedwongen: Schakelt de Eco-modus in. Als een gebruiker de Eco-modus wil uitschakelen, moet deze het wachtwoord invoeren. • Temp wijz: Kiest het ingestelde eco-sjabloon via de SyncThru™ Web Service. Vapor Mode U kunt de hoeveelheid waterdamp die tijdens het afdrukken wordt geproduceerd, beperken. • Aan: Schakelt de dampmodus in. • Uit: Schakelt de dampmodus uit. • Auto: Schakelt automatisch over op de dampmodus na een bepaalde tijd in een zeer vochtige omgeving. Als u de Vapor Mode inschakelt, kan de afdruksnelheid verminderen. 3. Menu´s met nuttige instellingen 191 Systeeminst. Item Autom. uitsch. Omschrijving Schakelt het apparaat automatisch uit als het een bepaalde tijd in de sluimerstand staat. Deze tijdsduur is ingesteld in Autom. uitsch. > Aan > Time-out. • Druk op de knop (aan/uit) op het bedieningspaneel (zorg dat de hoofd-aan/ uit-knop aan is). • Als u het printerstuurprogramma of Samsung Easy Printer Manager uitvoert, wordt de tijdsduur automatisch verlengd. • Als het apparaat aan het netwerk is verbonden of een afdruktaak uitvoert, werkt de functie Autom. uitsch. niet. 3. Menu´s met nuttige instellingen 192 Emulatie Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Om de menuopties te wijzigen: • Druk op Item (Menu) > Emulatie op het bedieningspaneel. Omschrijving Type emulatie De apparaattaal definieert hoe de computer met het apparaat communiceert. Instellingen Stelt de gedetailleerde instellingen voor het geselecteerde emulatietype in. 3. Menu´s met nuttige instellingen 193 Beeldmgr. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Optie Omschrijving Autom. kleurreg. Het apparaat drukt virtueel bepaalde afbeeldingen met patronen af om de kleurafdrukpositie te calibreren. Door deze functie worden gekleurde afbeeldingen scherper en helderder, wat betekent dat het apparaat de gekleurde afbeelding op het papier bijna afdrukt zoals op het scherm. Om de menuopties te wijzigen: • Druk op Optie Aangep. kleur (Menu) > Beeldmgr. op het bedieningspaneel. Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden om dit menu handmatig te bedienen. Omschrijving In dit menu kunt u het contrast kleur per kleur aanpassen. • Standaard: Hiermee worden de kleuren automatisch geoptimaliseerd. • Afdrukdichth.: Hiermee kunt u handmatig de kleurdichtheid van de afdruk aanpassen. Wijzig de afdrukdichtheid. Er wordt aanbevolen om de instelling Standaard te gebruiken voor de beste kleurkwaliteit. Geluidsaanp. • Standaard: Het apparaat calibreert automatisch de tonerdichtheid van het apparaat om de beste kleurafdrukkwaliteit te verkrijgen. Als u Uit selecteert wordt het apparaat gekalibreerd volgens de in de fabriek ingestelde tonerdichtheid. • Aut. gel.aanp.: Hiermee kunt u de toon automatisch aanpassen om de beste afdrukkwaliteit te verkrijgen. • Cal. ID Sensor: Hiermee wordt het verbruik en de slijtage van verbruiksartikelen als toner of apparaatonderdelen berekend. Deze informatie wordt gebruikt om de kleurdichtheid aan te passen. Als de gele toner bijvoorbeeld bijna op is, wordt automatisch de hoeveelheid resterende gele toner berekend en wordt de keurdichtheid aangepast om goede afdrukken te krijgen. 3. Menu´s met nuttige instellingen 194 Netwerk Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Optie TCP/IP (IPv6) Druk op (Menu) > Netwerk op het bedieningspaneel. U kunt deze functie ook gebruiken via de SyncThru™ Web Service. Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en typ het IP-adres van uw apparaat. Als de SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Settings > Network Settings (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 227). Optie Selecteer deze optie om gebruik te maken van een IPv6-netwerkomgeving (zie "IPv6-configuratie" op pagina 149). Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het netwerk configureren. Om de menuopties te wijzigen: • Omschrijving Omschrijving Selecteer het passende protocol en de configuratieparameters voor gebruik in de netwerkomgeving (zie "Het IP-adres instellen" op pagina 136). Ethernet-snel. Schakel het apparaat uit en weer in nadat u deze optie hebt gewijzigd. 802.1x U kunt de gebruikersverificatie voor netwerkcommunicatie instellen. Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor details. Draadloos Selecteer deze optie om gebruik te maken van het draadloze netwerk (zie "Draadloos netwerk instellen" op pagina 152). Hiermee zet u de standaard netwerkinstellingen terug. Instel. wissen Schakel het apparaat uit en weer in. TCP/IP (IPv4) Er moeten heel wat parameters ingesteld worden. Als u niet zeker bent, laat u ze ongemoeid of raadpleegt u de netwerkbeheerder. Netwerkconf. Deze lijst toont informatie over de netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 136). 3. Menu´s met nuttige instellingen 195 Netwerk Optie Omschrijving Optie U kunt instellen of u Ethernet aan of uit wilt zetten. Netwerk activeren SNTP Schakel het apparaat uit en weer in nadat u deze optie hebt gewijzigd. Omschrijving Hiermee kunt u SNTP (Simple Network Time Protocol) instellen. SNTP synchroniseert de klokken van de computersystemen via internet (NTP), zodat er geen tijdverschil ontstaat bij het uitwisselen van gegevens. Hiermee kunt u het UPnP-protocol (SSDP) inschakelen. U kunt selecteren of u al dan niet gebruik wilt maken van de functie SyncThru™ Web Service. UPnP(SSDP) Schakel het apparaat uit en weer in nadat u deze optie hebt gewijzigd. Http activeren Schakel het apparaat uit en weer in nadat u deze optie hebt gewijzigd. Hiermee kunt u de WINS-server configureren. WINS (Windows Internet Name Service) wordt gebruikt in het Windows-besturingssysteem. MDNS Hiermee kunt u mDNS (Multicast Domain Name System) instellen. SetIP Hiermee kunt u SetIP instellen. Hiermee kunt u SLP (Service Location Protocol) instellen. Met dit protocol kunnen hosttoepassingen services in een LAN-netwerk vinden zonder instellingen vooraf. WINS Schakel het apparaat uit en weer in nadat u deze optie hebt gewijzigd. SLP SNMP V1/V2 Hiermee kunt u SNMP (Simple Network Management Protocol) instellen. Beheerders kunnen SNMP gebruiken om apparaten op het netwerk te controleren en te beheren. Schakel het apparaat uit en weer in nadat u deze optie hebt gewijzigd. 3. Menu´s met nuttige instellingen 196 Direct USB Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een USB-geheugenapparaat op de USB-geheugenpoort van uw apparaat aansluiten. Om de menuopties te wijzigen: • Druk op (Menu) > Direct USB op het bedieningspaneel (zie "Een USB-geheugenapparaat gebruiken" op pagina 50). Item Omschrijving USB-afdruk U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USBgeheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. Bestandsbeheer U kunt afbeeldingsbestanden op een USBgeheugenapparaat een voor een of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren. Contr. ruimte U kunt controleren hoeveel geheugenruimte er nog beschikbaar is voor het opslaan van documenten. 3. Menu´s met nuttige instellingen 197 Taakbeheer Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat (zie "Menuoverzicht" op pagina 26). Om de menuopties te wijzigen: • Druk op Item (Menu) > Taakbeheer op het bedieningspaneel. Omschrijving Actieve taak Hiermee worden de afdruktaken weergegeven die nog moeten worden afgedrukt. Beveil. taak Hiermee worden de beveiligde afdruktaken op de schijf weergegeven. Opgesl. taak Hiermee worden de afdruktaken weergegeven die zijn opgeslagen op de schijf. Best.beleid Als een bestandsnaam die u invoert al aanwezig is in het geheugen, kunt u de naam wijzigen of het bestand overschrijven. 3. Menu´s met nuttige instellingen 198 4. Speciale functies In dit hoofdstuk worden speciale afdrukfuncties verklaard. • Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 200 • Verschillende tekens invoeren 201 • Afdrukfuncties 202 • Optionele apparaatfuncties gebruiken 220 • De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7. • Voor bepaalde modellen moet u mogelijk op OK drukken om naar menu's op lagere niveaus te gaan. Aanpassing aan luchtdruk of hoogte De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk, die wordt bepaald door de hoogte boven zeeniveau waar het apparaat staat. De volgende informatie zal u helpen bij de instelling van uw apparaat voor de beste afdrukkwaliteit. Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk in. 4,000 m (13,123 ft) U kunt de hoogtewaarde instellen via Apparaatinstellingen in het programma Samsung Easy Printer Manager. • Gebruikers van Windows en Mac, u kunt de waarde instellen via Samsung Easy Printer Manager > (Geavanceerde modus activeren) > Apparaatinstellingen (zie "Apparaatinstellingen" op pagina 233). 1 3,000 m (9,842 ft) 2 2,000 m (6,561 ft) 3 1,000 m (3,280 ft) • Als uw apparaat is verbonden met het netwerk, kunt u de hoogte instellen via SyncThru™ Web Service (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 227). • U kunt de hoogte ook instellen via de optie Systeeminst. op het display van het apparaat (zie "De standaardinstellingen van het apparaat" op pagina 29). 4 0 1 2 3 4 Hoog 3 Hoog 2 Hoog 1 Normaal 4. Speciale functies 200 Verschillende tekens invoeren Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series. Toets Toegewezen cijfers, letters of tekens 1 @/.’1 2 ABCabc2 3 DEFdef3 4 GHIghi4 5 JKLjkl5 6 MNOmno6 7 PQRSpqrs7 8 TUVtuv8 9 WXYZwxyz9 • U kunt een spatie invoeren door twee keer op 1 te drukken. 0 &+-,0 • U kunt het laatste cijfer of teken verwijderen door op de pijlknop te drukken. * *%_~!#$()[] U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. 1 Alfanumerieke tekens invoeren Druk een aantal keren op deze toets tot de gewenste letter op het display verschijnt. Om de letter O in te voeren drukt u bijvoorbeeld op cijfertoets 6 met opschrift MNO. Telkens wanneer u op cijfertoets 6 drukt, verschijnt er een andere letter op het display, M, N, O, m, n, o en ten slotte 6. Zie "Letters en cijfers op het toetsenblok" op pagina 201 om de letter te vinden die u wilt invoeren. (Deze symbolen zijn beschikbaar voor het invoeren van uw netwerkidentificatiegegevens) 2 Letters en cijfers op het toetsenblok # #=|?":{}<>; (Deze symbolen zijn beschikbaar voor het invoeren van uw netwerkidentificatiegegevens) • Afhankelijk van het model en de geïnstalleerde opties kan uw apparaat andere speciale tekensets bevatten. • Enkele van de volgende sleutelwaarden verschijnen mogelijk niet afhankelijk van de taak die u uitvoert. 4. Speciale functies 201 Afdrukfuncties • Voor basisfuncties voor het afdrukken, raadpleeg de Basishandleiding (zie "Eenvoudige afdruktaken" op pagina 43). In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor elke afdruktaak wijzigen. • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 7). 4 Uw apparaat instellen als standaardprinter 3 De standaardafdrukinstellingen wijzigen 1 2 3 4 Klik op het menu Start van Windows. Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. Klik op het menu Start van Windows. Selecteer Configuratiescherm > Apparaten en printers. Selecteer uw apparaat. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als standaard instellen. Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 5 6 1 2 3 4 Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. Wijzig de instellingen op elk tabblad. Klik op OK. 4. Speciale functies 202 Afdrukfuncties 5 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken 1 Kruis het selectievak Naar bestand in het venster Afdrukken aan. 2 3 Klik op Afdrukken. • zie "Functies per model" op pagina 7. • XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om af te drukken in een XPS-bestandsindeling - Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden op Windows Vista OS of een recentere versie. - Installeer extra geheugen wanneer een XPS-taak niet wordt afgedrukt omdat de printer onvoldoende geheugen heeft. - U kunt het XPS-stuurprogramma installeren wanneer u de software-cd in het cd-rom-station plaatst. Voor Windows selecteert u het XPS-printerstuurprogramma in het venster Selecteer de te installeren software en hulpprogramma's. Afdrukken naar een bestand (PRN) Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een bestand. Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK. Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam. Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand automatisch opgeslagen in Mijn documenten, Documents and Settings of Gebruikers. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte programma. 4. Speciale functies 203 Afdrukfuncties Speciale afdrukfuncties verklaard U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer. Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het gebruikte apparaat. • Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Selecteer het menu Help, of klik op de knop "Help gebruiken" op pagina 45). Item Meerdere pagina's per zijde Poster afdrukken uit het venster, of druk op F1 op uw toetsenbord, en klik op de optie waar u meer over wilt weten (zie Omschrijving U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken. U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van 4x4) papier drukken om ze aan elkaar te plakken en er een poster van te maken. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen plakken. 4. Speciale functies 204 Afdrukfuncties Item Omschrijving Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken. Boekje afdrukkena 8 9 • Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio. • De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Kies de Formaat-optie onder het tabblad Papier om te kijken welke papierformaten beschikbaar zijn. • Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen beschikbaar papier (papier waarbij geen of staat). • Dubbelzijdig afdrukken • Dubbelzijdig afdrukken U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken (dubbelzijdig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. (handmatig)a • U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio. • Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer. • De functie Blanco pagina's overslaan werkt niet als u de optie Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) hebt ingeschakeld. 4. Speciale functies 205 Afdrukfuncties Item • Dubbelzijdig afdrukken • Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)a Omschrijving • Standaardinstelling printer: Als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling die u hebt opgegeven op het bedieningspaneel van de printer. Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL/XPSprinterstuurprogramma. • Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit. • Lange zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die bij boekbinden wordt gebruikt. • Korte zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die voor kalenders wordt gebruikt. • Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: Schakel deze optie in om de afdrukvolgorde om te keren bij het dubbelzijdig afdrukken. Deze optie is niet beschikbaar wanneer u Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) gebruikt. Papieropties Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze kleiner of groter op het vel afgedrukt wordt, door een percentage in te voeren waarmee het document vergroot of verkleind wordt. Watermerk Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, U gebruikt de optie bijvoorbeeld om in grote grijze letters "DRAFT" of "CONFIDENTIAL" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s van een document af te drukken. 4. Speciale functies 206 Afdrukfuncties Item Watermerk (Een watermerk maken) Watermerk (Een watermerk bewerken) Watermerk (Een watermerk verwijderen) Omschrijving a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. c Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in. U kunt maximaal 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven. a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties. d Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan. e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen. d Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. 4. Speciale functies 207 Afdrukfuncties Item Omschrijving Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL/SPL-printerstuurprogramma (zie "Software" op pagina 7). Overlaya Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer is opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren en papier met een briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U drukt het briefhoofd gewoon als overlay op uw document af. Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding. • Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk. • De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken. Overlaya (Een nieuwe paginaoverlay maken) a Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het document als een overlay wilt opslaan. b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken verschijnt. c Klik in het venster Overlay bewerken op Maken. d Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak Opslaan als in het venster Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover. e Klik op opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays. f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer. 4. Speciale functies 208 Afdrukfuncties Item Overlaya (Een paginaoverlay gebruiken) Overlaya (Een paginaoverlay verwijderen) Omschrijving a Klik op het tabblad Geavanceerd. b Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst. c Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken. Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Openen. Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays. d Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document afgedrukt. e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. a b c d e f Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het tabblad Geavanceerd. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen. Klik op Wissen. Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen. 4. Speciale functies 209 Afdrukfuncties Item Omschrijving • Deze functie is alleen beschikbaar als u het optionele geheugen of optionele massaopslagapparaat (HDD) hebt geïnstalleerd (zie "Verschillende functies" op pagina 8). • Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • U kunt deze functie inschakelen door de optie Opslagopties in te schakelen (zie "Apparaatopties instellen" op pagina 70). • Als u het massaopslagapparaat (HDD) niet op het apparaat installeert, biedt de functie Ramschijf slechts 3 opties: Normaal, Proefafdruk en Vertrouwelijk. Afdrukmodus (alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series) • Afdrukmodus: de standaard Afdrukmodus is Normaal, en is bedoeld om af te drukken zonder het afdrukbestand op te slaan in het geheugen. - Normaal: in deze modus wordt uw document afgedrukt zonder het op te slaan in het optioneel geheugen. - Proefafdruk: deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt afdrukken. U kunt eerst een exemplaar afdrukken om te controleren en daarna de andere exemplaren afdrukken. - Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord invoeren om af te drukken. - Opslaan: Selecteer deze instelling om een document op het massaopslagapparaat (HDD) op te slaan zonder het af te drukken. - Opslaan en afdrukken: Deze modus wordt gebruikt wanneer een document tegelijkertijd wordt opgeslagen en afgedrukt. - Wachtrij: deze optie is handig om een grote hoeveelheid gegevens te verwerken. Als u deze instelling selecteert, wordt het document op het massaopslagapparaat (HDD) in een afdrukwachtrij geplaatst en vervolgens van daaruit afgedrukt. Op die manier wordt de belasting van de computer lager. - Afdrukschema: selecteer deze instelling om het document op een opgegeven tijdstip af te drukken. 4. Speciale functies 210 Afdrukfuncties Item Afdrukmodus (alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series) Omschrijving • Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand zoekt via het bedieningspaneel. • Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand zoekt via het bedieningspaneel. Automatisch wordt de gebruikersnaam weergegeven waarmee u zich bij Windows aanmeldt. • Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van het geselecteerde document beveiligd is, moet u het wachtwoord voor het document invoeren. Deze optie wordt gebruikt om een opgeslagen bestand te laden via het bedieningspaneel. • Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord ter bevestiging opnieuw in. Met deze opties kunt u afdrukken met de toegekende machtigingen. • Gebruikersmachtiging: Als u deze optie inschakelt, kunnen alleen gebruikers met gebruikersmachtiging een afdruktaak starten. • Groepsmachtiging: Als u deze optie inschakelt, kunnen alleen groepen met groepsmachtiging een afdruktaak starten. Taakaccountbeheer • Klik op het vraagteken weten. in de rechterbovenhoek van het venster en klik vervolgens de optie waarover u meer wilt • Beheerders kunnen Taakaccountbeheer inschakelen en machtigingen instellen op het bedieningspaneel of via SyncThru™ Web Admin Service. a. Deze optie is alleen beschikbaar als u het XPS-stuurprogramma gebruikt. 4. Speciale functies 211 Afdrukfuncties 6 Werken met Hulpprogramma Direct afdrukken • Hulpprogramma direct afdrukken is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windowsbesturingssystemen. Wat is Hulpprogramma Direct afdrukken? Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden rechtstreeks naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze bestanden hoeft te openen. • Optioneel geheugen of een massaopslagapparaat (HDD) moet geïnstalleerd zijn op uw apparaat om met dit programma (zie "Verschillende functies" op pagina 8) bestanden af te drukken. • U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking uit en probeer opnieuw af te drukken. • U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord worden beschermd. Schakel de wachtwoordfunctie uit en probeer opnieuw af te drukken. • Of een PDF-bestand al dan niet afgedrukt kan worden met het Hulpprogramma Direct afdrukken is afhankelijk van de manier waarop het PDF-bestand is gemaakt. • Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken ondersteunt PDF versie 1.7 en lager. Bestanden van latere versies moet u openen om te kunnen afdrukken. Om dit programma te installeren: Dowload de software van de website van Samsung. Pak de software vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http:// www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads). 4. Speciale functies 212 Afdrukfuncties Afdrukken Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het Hulpprogramma Direct afdrukken. 1 Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > Hulpprogramma Direct afdrukken > Hulpprogramma Direct afdrukken. Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend. 2 Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en klik op Bladeren. 3 Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen. Via het contextmenu 1 Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en kies Direct afdrukken. Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend. Het PDF-bestand is hierin al toegevoegd. 2 3 4 Kies het te gebruiken apparaat. De apparaatinstellingen aanpassen. Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden. Het bestand wordt nu toegevoegd aan de sectie Bestanden selecteren. 4 5 Pas de printerinstellingen naar wens aan. Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden. 4. Speciale functies 213 Afdrukfuncties 7 Afdrukken in Mac Printerinstellingen wijzigen U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer. Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund. Een document afdrukken Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u gebruikt de instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer: 1 2 Open het af te drukken document. 3 Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere opties, en zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK. 4 5 Open het menu Bestand en klik op Druk af. 6 Klik op Druk af. Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling (Documentinstellingen in enkele toepassingen). Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. De printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster. Meerdere pagina's per vel afdrukken U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken. 1 2 Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Bestand. 3 4 Kies de andere te gebruiken opties. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het aantal pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken. Klik op Druk af. Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel papier af. Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken. 4. Speciale functies 214 Afdrukfuncties Dubbelzijdig afdrukken Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund (zie "Verschillende functies" op pagina 8). Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en de tweede kopie op hetzelfde vel papier worden afgedrukt. Vermijd op beide zijden van het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt. Help gebruiken Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn: • Lange kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het boekbinden wordt gebruikt. • Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders. 1 Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintoshtoepassing. 2 3 4 5 Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en klik op het onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma beschikt. Selecteer een bindrichting in de optie Dubblezijdig. Kies de andere te gebruiken opties. Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier af. 4. Speciale functies 215 Afdrukfuncties 8 Afdrukken in Linux 4 Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden weergegeven. • Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund. Afdrukken vanuit een toepassing Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk niet beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. Als alternatief kunt u het lpr-afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het afdrukken van even en oneven pagina's. Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw printer afdrukken. 1 2 3 General: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de functie dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen. • Text: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals regelafstand en kolommen in. • Graphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of positie van de afbeelding. • Advanced: Afdrukresolutie, papierbron en bestemming instellen. Open een toepassing en selecteer Print in het menu File. Selecteer rechtstreeks Print via lpr. Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI en klik op Properties. 5 Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Properties. 6 Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen. 4. Speciale functies 216 Afdrukfuncties 7 Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak controleren. Printereigenschappen configureren Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren. In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer wijzigen. Bestanden afdrukken U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. Met het CUPS-lpr-hulpgramma kunt u dat doen, maar het programma uit het besturingsbestand vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma. Zo drukt u elk bestand af: 1 Open Unified Driver Configurator. Schakel indien nodig over naar Printers configuration. 2 Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op Properties. 3 Het venster Printer Properties wordt geopend. Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen: 1 Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend. Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open. 2 3 • General: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst in Printers configuration. • Connection: een andere poort bekijken of selecteren. Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort van het apparaat op dit tabblad opnieuw configureren. • Driver: Hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen. In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak. Klik op OK om met afdrukken te beginnen. 4. Speciale functies 217 Afdrukfuncties • • 4 Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs in om een lijst met vorige afdruktaken weer te geven. Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties. 9 1 U wilt bijvoorbeeld "document1" afdrukken. printui document1 Hiermee wordt Print Job Manager van het UNIXprinterstuurprogramma geopend waarin de gebruiker verschillende afdrukopties kan instellen. 2 3 4 Afdrukken in Unix Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund (zie "Functies per model" op pagina 7). Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit. Selecteer een printer die reeds is toegevoegd. Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection. Selecteer in Number of Copies hoeveel exemplaren u nodig hebt. Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties die uw printerstuurprogramma biedt. 5 Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak. Printerinstellingen wijzigen Doorgaan met de afdruktaak Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst of PS-bestand om af te drukken. Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties. De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel. 4. Speciale functies 218 Afdrukfuncties Het tabblad General Het tabblad Text • Paper Size: Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat instellen op A4, Letter of andere papierformaten. Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in. • Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit de keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick. Het tabblad Margins • Paper Source: Kiest uit welke lade het papier gehaald moet worden. De standaardinstelling is Auto Selection. • Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie wordt afgedrukt op een pagina. • Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt om papier te besparen. Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk niet beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. Als alternatief kunt u het lpr-afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het afdrukken van even en oneven pagina's. • Multiple pages: Hiermee worden meerdere pagina’s afgedrukt op één vel papier. • Page Border: Hiermee kunt een van de randstijlen kiezen (bv.: Singleline hairline, Double-line hairline). • Use Margins: Hiermee stelt u de marges van het document in. De marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen. Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde papierformaat. • Unit: Hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of centimeters. Het tabblad Printer-Specific Settings Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor de printer en afhankelijk van het PPD-bestand. Het tabblad Image Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een afbeelding op uw document wijzigen. 4. Speciale functies 219 Optionele apparaatfuncties gebruiken • Alleen CLP-68xND Series/ CLP-68xDW Series. 3 Selecteer uw printerstuurprogramma in de lijst Printer selecteren. 4 5 6 Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren. • Sommige functies zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina 8). 10 vanuit het stuurprogramma van de printer Als het optionele apparaat installeert, kunt u in het venster Afdrukken gebruikmaken van geavanceerde afdrukfuncties, zoals een proefafdruk maken of een persoonlijke taak afdrukken. Als u het selectievakje massaopslag (HDD) of Ramschijf inschakelt in Apparaatopties kunt u verschillende functies selecteren in Afdrukmodus (zie "Apparaatopties instellen" op pagina 70). 1 2 Klik op het tabblad en selecteer Afdrukmodus. Selecteer de gewenste optie (zie "Speciale afdrukfuncties verklaard" op pagina 204). Open het document dat u wilt afdrukken. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt weergegeven. 4. Speciale functies 220 Optionele apparaatfuncties gebruiken 11 Via het bedieningspaneel Als uw apparaat beschikt over een optioneel massaopslagapparaat (HDD) of ramschijf, dan kunt u deze functies gebruiken via de knop (Menu) > Systeeminst. > Taakbeheer. Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Actieve taak: Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt bevinden zich in de actieve wachtrij in de volgorde waarin u ze naar de printer hebt gestuurd. U kunt een afdruktaak verwijderen uit de wachtrij voordat deze wordt afgedrukt of een afdruktaak sneller laten afdrukken. • Beveil. taak: Hiermee kunt u een beveiligde afdruktaak afdrukken of verwijderen. Hiermee verschijnt de lijst met beveiligde taken die de gebruiker in het printerstuurprogramma heeft ingesteld. U moet de gebruikersnaam en het wachtwoord invoeren die in het printerstuurprogramma zijn ingesteld. • Opgesl. taak: Hiermee kunt u een opgeslagen afdruktaak afdrukken of verwijderen. • Best.beleid: U kunt het bestandsbeleid kiezen voor het genereren van een bestandsnaam voor u doorgaat met een afdruktaak vanaf het optioneel geheugen. Als de naam reeds in het optioneel geheugen is opgeslagen, wijzigt u de naam of overschrijft u de bestaande naam. 4. Speciale functies 221 5. Nuttige beheerprogramma's Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten. • Easy Capture Manager 223 • Samsung AnyWeb Print 224 • Samsung Easy Color Manager 225 • Easy Eco Driver 226 • SyncThru™ Web Service gebruiken 227 • Samsung Easy Printer Manager gebruiken 231 • Samsung-printerstatus gebruiken 234 • De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 236 Easy Capture Manager • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7). Maak een schermafbeelding en start Easy Capture Manager door op de toets Scherm afdrukken te drukken. U kunt nu gemakkelijk uw schermafbeelding onbewerkt of bewerkt afdrukken. 5. Nuttige beheerprogramma's 223 Samsung AnyWeb Print • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Deze functie is alleen beschikbaar voor gebruikers met een Windows- of Macintosh-besturingssysteem (zie "Software" op pagina 7). Met dit hulpprogramma kunt u van schermen in Windows Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken, op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Download de softwaren van de website van Samsung. Pak de software vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http://www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads). 5. Nuttige beheerprogramma's 224 Samsung Easy Color Manager Samsung Easy Color Manager helpt gebruikers om subtiele wijzigingen aan te brengen met behulp van 6 kleurtonen en andere eigenschappen, zoals helderheid, contrast en verzadiging. Wijzigingen van kleurtoon kunnen worden opgeslagen als profiel en worden gebruikt vanaf het stuurprogramma of het apparaat zelf. • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Deze functie is alleen beschikbaar voor gebruikers met een Windows- of Macintosh-besturingssysteem (zie "Software" op pagina 7). Hiermee kunnen gebruikers van kleurenlaserprinters van Samsung kleuren naar wens aanpassen. Download de software van de website van Samsung. Pak de software vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http://www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads). 5. Nuttige beheerprogramma's 225 Easy Eco Driver • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7). Met Easy Eco Driver kunt u ecofuncties toepassen om papier en toner te besparen voordat u afdrukt. Als u deze toepassing wilt gebruiken, moet u het selectievakje Easy Eco Driver starten voordat taak wordt afgedrukt in de printereigenschappen inschakelen. Met Easy Eco Driver kunt u ook eenvoudige bewerkingen uitvoeren, zoals het verwijderen van afbeeldingen en tekst, het wijzigen van lettertypen, en meer. U kunt instellingen die u vaak gebruikt, opslaan als voorinstelling. Gebruiken: 1 Open een document dat u wilt afdrukken. 2 Druk het document af. Er verschijnt een voorbeeldvenster. 3 Selecteer de opties die u wilt toepassen op het document. U kunt een voorbeeld van de toegepaste functies bekijken. 4 Klik op Afdrukken. 5. Nuttige beheerprogramma's 226 SyncThru™ Web Service gebruiken • Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of hoger vereist. • De uitleg over SyncThru™ Web Service in deze gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de opties en het model, en komt mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. • Alleen voor draadloos model (zie "Software" op pagina 7). 1 1 Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 2 Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen. • ID: admin • Password: sec00000 SyncThru™ Web Service weergeven 2 1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. SyncThru™ Web Service overzicht Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2 De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend. Aanmelden bij SyncThru™ Web Service Afhankelijk van uw model zullen sommige menu's mogelijk niet verschijnen. Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service nog altijd gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult geen toegang hebben tot het tabblad Settings en het tabblad Security. 5. Nuttige beheerprogramma's 227 SyncThru™ Web Service gebruiken Het tabblad Information Het tabblad Security Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat weergegeven. U kunt diverse gegevens controleren, waaronder de resterende hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een foutenrapport. Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van het netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven. • • Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat zijn gegenereerd en hun ernst. Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel toner er nog in de cassette zit. • Usage Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per type afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig. • Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het netwerk. • Print information: Drukt rapporten af zoals systeemgerelateerde rapporten, e-mailadressen en lettertyperapporten. Het tabblad Settings • System Security: Stelt de gegevens van de systeembeheerder in en schakelt tevens de apparaatfuncties in- of uit. • Network Security: Stelt instellingen voor HTTPs, IPSec, IPv4/IPv6 filtering, 802.1x en verificatieservers in. • User Access Control: Hiermee worden gebruikers ingedeeld in verschillende groepen op basis van de rol van de afzonderlijke gebruikers. De machtigings-, verificatie- en accountinstellingen van elke gebruiker worden bepaald door de rol die aan de groep is toegewezen. Het tabblad Maintenance Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven. Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te stellen. U kunt ook verbinding maken met de website van Samsung of stuurprogramma's downloaden door het menu Link te selecteren. • • Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw apparaat. • Contact Information: Contactgegevens tonen. • Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie kunt downloaden of lezen. • Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine geleverde opties in. Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de netwerkomgeving. Stelt opties in zoals TCP/IP en netwerkprotocollen. 5. Nuttige beheerprogramma's 228 SyncThru™ Web Service gebruiken • License Management: License management biedt instellingen voor geïnstalleerde toepassingen en de licentie van de toepassing. • Cloning: U kunt verschillende instellingen, bijvoorbeeld apparaatinstellingen, netwerkinformatie en uw adresboek, importeren van of exporteren naar apparaten die beschikken over de functie Cloning in SyncThru™ Web Service. 3 Selecteer Machine Settings > E-mail Notification op het tabblad Settings. Als u de server voor uitgaande e-mail nog niet hebt geconfigureerd, gaat u naar Settings > Network Settings > Outgoing Mail Server(SMTP) om de netwerkomgeving te configureren voor u emailmelding instelt. 3 E-mailmelding instellen U kunt e-mails ontvangen over de status van uw apparaat door deze optie in te stellen. Door gegevens, zoals IP-adressen, hostnaam, e-mailadressen en SMTP-servergegevens in te stellen zal de apparaatstatus (tonercassette leeg of machinefout) automatisch naar het e-mailadres van een bepaald persoon worden verzonden. Deze optie wordt mogelijk vaker gebruikt door een apparaatbeheerder. 4 Schakel het selectievakje voor Enable in om E-mail Notification te gebruiken. 5 Klik op de knop Add om een gebruiker van e-mailmelding in te stellen. Stel de naam van de ontvanger in en het (de) e-mailadres(sen) met meldingsitems waarvoor u een waarschuwing wilt ontvangen. 6 Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. 1 Klik op Apply. Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet verzonden kunnen worden. Neem in dat geval contact op met de netwerkbeheerder. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2 De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend. 5. Nuttige beheerprogramma's 229 SyncThru™ Web Service gebruiken 4 Informatie over de systeembeheerder instellen Deze instelling is nodig om gebruik te kunnen maken van de optie emailmelding. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. 1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2 3 De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend. 4 Voer de naam, het telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de beheerder in. 5 Klik op Apply. Selecteer op het tabblad Security System Security > System Administrator. 5. Nuttige beheerprogramma's 230 Samsung Easy Printer Manager gebruiken Voor Mac: • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Deze functie is alleen beschikbaar voor gebruikers met een Windows- of Macintosh-besturingssysteem (zie "Software" op pagina 7). Open de map Toepassingen > de map Samsung > Samsung Easy Printer Manager. De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende kaders die in de onderstaande tabel worden beschreven: • Voor Samsung Easy Printer Manager met Windows is minimaal Internet Explorer 6.0 of hoger vereist. Samsung Easy Printer Manager is een programma waarbinnen alle printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats samengebracht zijn. Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze functies heeft overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Samsungprinter. Samsung Easy Printer Manager biedt twee verschillende interfaces waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een interface voor gevorderde gebruikers. Overschakelen tussen de twee interfaces is eenvoudig: klik gewoon op een knop. De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt. 5 Informatie over Samsung Easy Printer Manager Openen van het programma: Voor Windows: Kies Start > Programma's of Alle programma's > Samsung Printers > Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy Printer Manager. 5. Nuttige beheerprogramma's 231 Samsung Easy Printer Manager gebruiken Printerlijst 1 Printerinformatie In dit kader staat algemene informatie over uw apparaat. U kunt deze informatie controleren, zoals de naam van het printermodel, het IP-adres (of poortnummer) en de printerstatus. 2 Programmainformatie De printerlijst geeft printers weer die geïnstalleerd zijn op uw computer en netwerkprinters die zijn toegevoegd met netwerkverkenning (alleen in Windows). 3 Met de knop kunt u de interface wijzigen in de interface voor gevorderde gebruikers (zie "Overzicht interface instellingen voor gevorderde gebruikers" op pagina 233). U kunt de Handleiding online bekijken. Knop Problemen oplossen: Deze knop verandert in Probleemoplossingsgids als er een fout optreedt. U kunt direct naar het desbetreffende deel in de gebruikershandleiding gaan. Bevat koppelingen voor overschakeling naar geavanceerde instellingen (wisselen van gebruikersinterface), vernieuwen, voorkeursinstellingen, hulp en informatie over het programma. Snelkoppelingen Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen naar toepassingen in de geavanceerde instellingen. 4 Als u op uw apparaat verbinding maakt met een netwerk, wordt het pictogram SyncThru™ Web Service ingeschakeld. Inhoud Toont informatie over de geselecteerde printer, het niveau van de toner en het papier. De informatie wijzigt naargelang de gekozen printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. Benodigdheden bestellen Klik op de knop Bestellen in het deelvenster om verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online reservetonercassette(s) bestellen. 5 6 5. Nuttige beheerprogramma's 232 Samsung Easy Printer Manager gebruiken Selecteer het menu Help of klik op de knop de optie waar u meer over wilt weten. in het venster, en klik op Waarschuwingsinstellingen (alleen voor Windows) Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over fouten en storingen. 6 Overzicht interface instellingen voor gevorderde gebruikers De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van het netwerk en de printers. Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. Apparaatinstellingen U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling, emulatie, netwerk en afdrukinformatie instellen. • Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot wanneer waarschuwingen ontvangen worden. • E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het ontvangen van waarschuwingen via e-mail. • Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de toner. Taakaccountbeheer Levert een overzicht van informatie over de verdeling van afdruktaken per specifieke gebruiker. Deze verdeling kan aangemaakt en toegepast worden op op apparaten via taakaccountancysoftware zoals SyncThru™ of de CounThru™ administratiesoftware. 5. Nuttige beheerprogramma's 233 Samsung-printerstatus gebruiken Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de printer controleert en u daarvan op de hoogte houdt. Pictogram betekent Normaal • Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in deze gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem. • Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat (zie "Specificaties" op pagina 101). • Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windowsbesturingssystemen (zie "Software" op pagina 7). Omschrijving Het apparaat staat klaar voor gebruik en er zijn geen fouten of waarschuwingen. Waarschuwing Het apparaat is in een toestand waarin er in de toekomst een fout kan optreden. Dit is bijvoorbeeld als het niveau van de toner laag is, wat kan leiden tot de toner-leegstatus. Fout Er is minstens één fout in het apparaat. 7 Overzicht Samsung-printerstatus Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout controleren in Samsung-printerstatus. Samsung-printerstatus wordt automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert. U kunt Samsung-printerstatus ook handmatig opstarten. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Basis > de knop Printerstatus. Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk: 5. Nuttige beheerprogramma's 234 Samsung-printerstatus gebruiken Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. Optie U kunt instellingen voor waarschuwingen gerelateerd aan afdruktaken opgeven. Benod. bestellen U kunt online reservetonercassette(s) bestellen. 1 2 3 Gebruikershandlei- U kunt de Gebruikershandleiding online bekijken. ding Deze knop verandert in Probleemoplossingsgids als er een fout optreedt. U kunt direct naar het deel met de probleemoplossing gaan in de gebruikershandleiding. 4 5 Sluiten Sluit het venster. 5. Nuttige beheerprogramma's 235 De Linux Unified Driver Configurator gebruiken Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken (zie "Installatie voor Linux" op pagina 132). Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw bureaublad geplaatst. 8 Unified Driver Configurator openen 1 Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad. U kunt ook op pictogram van het menu Startup klikken en Samsung Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren. 2 1 Printer Configuration 2 Port Configuration Klik op de knoppen links om het overeenkomstige configuratievenster te openen. Klik op de knop Help of schermhulp. 3 in het venster om gebruik te maken van de Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified Driver Configurator te sluiten. 5. Nuttige beheerprogramma's 236 De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 9 Printers configuration 1 Schakelt naar Printers configuration. 2 Hier worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven. 3 Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat weergegeven. Printers configuration bevat twee tabbladen: Printers en Classes. Het tabblad Printers Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te geven. De bedieningsknoppen van de printer zijn: • Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten. • Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe. • Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat. • Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als standaardapparaat. • Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten. • Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt. • Properties: Hiermee kunt u de eigenschappen van de printer weergeven en wijzigen. 5. Nuttige beheerprogramma's 237 De Linux Unified Driver Configurator gebruiken Het tabblad Classes Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen weergegeven. 1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer. 2 Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in de klasse aan. • Refresh: vernieuwt de lijst met klassen. • Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen. • Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde apparaatklasse. 10 Ports configuration In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak. 1 Schakelt naar Ports configuration. 2 Alle beschikbare poorten. 3 Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten apparaat en de status weer. • Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten. • Release port: hiermee kunt u de geselecteerde poort vrijgeven. 5. Nuttige beheerprogramma's 238 6. Problemen oplossen In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. • Problemen met papierinvoer 240 • Problemen met de voeding en het netsnoer 241 • Afdrukproblemen 242 • Problemen met de afdrukkwaliteit 247 • Problemen met het besturingssysteem 255 Voor fouten die optreden tijdens het installeren en instellen van de draadloze software, raadpleegt u de sectie met probleemoplossingen in het hoofdstuk over het instellen van het draadloze netwerk (zie "Problemen met draadloze netwerken oplossen" op pagina 173). Problemen met papierinvoer Toestand Voorgestelde oplossing Het papier loopt vast tijdens het afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier. Papier kleeft aan elkaar. • Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade. • Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt. • Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit. • In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven. Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk. Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van hetzelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht. Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. • Verwijder vastgelopen papier in het apparaat. • Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade. • Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. • Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat. Het papier blijft vastlopen. • Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de lade voor handmatige invoer als u op speciaal materiaal afdrukt. • U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat. • Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten. Enveloppen trekken scheef of worden niet goed ingevoerd. Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net raken). 6. Problemen oplossen 240 Problemen met de voeding en het netsnoer Toestand Het apparaat krijgt geen stroom, of de verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Voorgestelde oplossing • Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een knop (aan/uit) op het bedieningspaneel heeft, drukt u hierop. • Maak de kabel van het apparaat los en sluit deze opnieuw aan. 6. Problemen oplossen 241 Afdrukproblemen Toestand Het apparaat drukt niet af. Mogelijke oorzaak Het apparaat krijgt geen stroom. Voorgestelde oplossing Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. Als het apparaat een knop (aan/ uit) op het bedieningspaneel heeft, drukt u hierop. Het apparaat is niet als standaardprinter geselecteerd. Selecteer uw printer als standaardprinter in Windows. Controleer het volgende: • De klep is niet gesloten. Sluit de klep. • Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 83). • De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 32). • Er is geen tonercassette geplaatst. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). • Zorg dat het beschermingsmateriaal is verwijderd van de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt. De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan (zie "Achterkant" op pagina 19). De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect. Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw apparaat te gebruiken. De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten. 6. Problemen oplossen 242 Afdrukproblemen Toestand Het apparaat drukt niet af. Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd. Controleer de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn. Mogelijk is het printerstuurprogramma niet goed geïnstalleerd. Deïnstalleer het stuurprogramma van uw printer en installeer het programma opnieuw. Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het document is zo groot dat er niet voldoende ruimte op de harde schijf van de computer is om toegang te krijgen tot de afdruktaak. Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw af. De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat door met afdrukken. Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoer. De papieroptie die in Voorkeursinstellingen voor afdrukken is geselecteerd is mogelijk onjuist. In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 45). Een afdruktaak wordt uiterst langzaam afgedrukt. Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit. 6. Problemen oplossen 243 Afdrukproblemen Toestand De helft van de pagina is blanco. Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet volledig. Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 45). Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is geselecteerd in het programma dat u gebruikt (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit de kabel en het apparaat indien mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe printerkabel. Het verkeerde printControleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.erstuurprogramma is geselecteerd. Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt geselecteerd. De softwaretoepassing werkt niet naar behoren. Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing. Het besturingssysteem werkt niet naar behoren. Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en weer in. 6. Problemen oplossen 244 Afdrukproblemen Toestand Er worden blanco pagina’s afgedrukt. Mogelijke oorzaak De tonercassette is leeg of beschadigd. Voorgestelde oplossing Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de tonercassette. • Zie "Toner herverdelen" op pagina 62. • Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64. Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat. Mogelijk is een onderdeel van het apparaat defect (bijvoorbeeld de controller of het moederbord). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en de Acrobat-producten. Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in. De afdrukkwaliteit van foto’s is niet goed. De afbeeldingen zijn niet duidelijk. De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in het programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd. Er komt voor het afdrukken ter hoogte van de uitvoerlade stoom uit het apparaat. Het gebruik van geperforeerd papier kan damp veroorzaken tijdens het afdrukken. Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken. Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. 6. Problemen oplossen 245 Afdrukproblemen Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing Het apparaat drukt geen aangepaste papierformaten zoals rekeningpapier af. Het papierformaat en de papierformaatinstelling komen niet overeen. Stel het juiste papierformaat in onder Aangepast in het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). Het afgedrukte papier krult op. De instelling voor de papiersoort klopt niet. Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). 6. Problemen oplossen 246 Problemen met de afdrukkwaliteit Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen. Toestand Lichte of vage afdrukken Voorgestelde oplossing • Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Plaats een nieuwe tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. • Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of is de tonerbespaarstand ingeschakeld. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma. • Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76). • Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. De bovenste helft van het papier is lichter bedrukt dan de rest van het papier. De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). 6. Problemen oplossen 247 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Tonervlekken Voorgestelde oplossing • Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. • Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76). A aB bC c A aB bC c A aB bC c A aB bC c A aB bC c • Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76). Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen: • Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af. A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C • Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk. • Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina: • Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76). • Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. 6. Problemen oplossen 248 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Verticale strepen Voorgestelde oplossing Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont: • Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de tonercassette in het apparaat. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). Als de pagina witte verticale strepen vertoont: • Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. Zwarte of gekleurde achtergrond Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond): • Gebruik papier met een lager gewicht. • Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV) kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond. • Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). • Herverdeel de toner grondig (zie "Toner herverdelen" op pagina 62). Tonervegen • Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76). • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). 6. Problemen oplossen 249 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Verticaal terugkerende afwijkingen Voorgestelde oplossing Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont: • De tonercassette is mogelijk beschadigd. Als de problemen zich na het afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude tonercassette door een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). • Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen. • De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Schaduwvlekken A Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen. • Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt. • Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat wordt afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken. Of selecteer Dik papier in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). • Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie in het softwareprogramma of in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben. • Als u een nieuwe tonercassette gebruikt, moet u de toner eerst herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 62). 6. Problemen oplossen 250 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Er blijven tonerdeeltjes hangen rond vetgedrukte tekens of donkere foto’s. Voorgestelde oplossing De toner hecht mogelijk niet goed aan dit papiertype. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). • Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben. Misvormde tekst • Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier. Papier schuin • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. A aBb A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C c Cc • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier. 6. Problemen oplossen 251 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Gekruld of gegolfd Voorgestelde oplossing • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. Vouwen of kreuken • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. Achterkant van afdrukken is vuil • Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76). 6. Problemen oplossen 252 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Volledig gekleurde of zwarte pagina’s A Losse toner Voorgestelde oplossing • Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw. • Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). • Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. • Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 76). • Controleer de papiersoort, de dikte en de kwaliteit van het papier. • Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Openingen in tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn: • Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om. A • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. 6. Problemen oplossen 253 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Horizontale strepen Voorgestelde oplossing Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende: • De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw. • Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 64). Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende: • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. • Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 44). • Op enkele vellen verschijnt herhaaldelijk een onbekende afbeelding. Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of hoger. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv. losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte (zie "Aanpassing aan luchtdruk of hoogte" op pagina 200). • Losse toner • Vage afdruk of vervuiling 6. Problemen oplossen 254 Problemen met het besturingssysteem 1 Algemene Windows-problemen Toestand Voorgestelde oplossing Tijdens de installatie verschijnt het bericht "Bestand in gebruik". Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start vervolgens Windows weer op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. Het bericht "Algemene beschermingsfout", "OEuitzondering", "Spool 32" of "Ongeldige bewerking" verschijnt. Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken. De berichten "Kan niet Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als afdrukken" of "Er is een time- het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor gebruik of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat outfout in de printer u na of er een fout is opgetreden. opgetreden" verschijnen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die bij uw computer is geleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows. 6. Problemen oplossen 255 Problemen met het besturingssysteem 2 Veelvoorkomende problemen op de Mac-computer Toestand Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Voorgestelde oplossing Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in. Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad. Mac OS kan bij het afdrukken van het voorblad het gebruikte lettertype niet maken . Normale letters en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad. Als u op een Macintosh-computer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger, worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt. Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die bij uw computer is geleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Mac OS. 6. Problemen oplossen 256 Problemen met het besturingssysteem 3 Algemene Linux-problemen Probleem Het apparaat drukt niet af. Voorgestelde oplossing • Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het tabblad Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of uw apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen. • Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als de status de tekenreeks Stopped bevat. Hierna zou het apparaat weer normaal moeten werken. De status "Stopped" kan geactiveerd zijn wanneer zich problemen met het afdrukken hebben voorgedaan. • Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "oraw" is opgegeven in de opdrachtregel verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. In een Gimp front-end kiest u "Print" -> "Setup printer" en bewerkt u de opdrachtregelparameter in het opdrachtitem. Bepaalde kleurafbeeldingen worden volledig zwart afgedrukt. Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd. Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com. Sommige kleurafbeeldingen worden afgedrukt in onverwachte kleuren. Dit is een gekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.xx) als de basiskleurruimte van het document wordt geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat Postscript CIEkleurruimte gebruikt voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem bij te werken naar GNU Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com. Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af. Slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt. Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is bij bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen. 6. Problemen oplossen 257 Problemen met het besturingssysteem Probleem Voorgestelde oplossing De foutmelding "Cannot open port device file" verschijnt als ik een document afdruk. Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. In bekende versies van CUPS-server (Common UNIX Printing System) wordt de afdruktaak afgebroken als er afdrukopties worden gewijzigd en wordt de taak vervolgens helemaal opnieuw uitgevoerd. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken wordt vergrendelt, blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet, probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port configuration. Bij het afdrukken van een document via het netwerk in SuSE 9.2, drukt de printer niet af. De CUPS-versie (Common UNIX Printing System) die wordt geleverd bij SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem met afdrukken via IPP (Internet Printing Protocol). Gebruik "socket printing" in plaats van IPP of installeer een recentere versie van CUPS (Common UNIX Printing System) (CUPS 1.1.22 of een hogere versie). Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten. 6. Problemen oplossen 258 Problemen met het besturingssysteem 4 Veelvoorkomende PostScript-problemen De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt. Probleem Het PostScript-bestand kan niet worden afgedrukt Mogelijke oorzaak Mogelijk is het PostScript-stuurprogramma niet correct geïnstalleerd. Oplossing • Installeer het PostScript-stuurprogramma (zie "Installatie van de software" op pagina 129). • Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt afdrukken in PS. • Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Het rapport Fout limietcontrole wordt afgedrukt De afdruktaak is te complex. Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit. Er wordt een PostScriptfoutenpagina afgedrukt De afdruktaak is mogelijk geen PostScripttaak. Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is. Controleer of de softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of PostScriptheaderbestand naar het apparaat wordt gestuurd. De optionele lade is niet geselecteerd in het stuurprogramma Het printerstuurprogramma is niet geconfigureerd om de optionele lade te herkennen. Open de eigenschappen van het stuurprogramma, selecteer het tabblad Apparaatopties en stel de ladeoptie in (zie "Apparaatopties instellen" op pagina 70). Als u op een Macintoshcomputer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger, worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt Mogelijk komt de resolutie-instelling in het printerstuurprogramma niet overeen met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. 6. Problemen oplossen 259 Contact SAMSUNG worldwide If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center. Country/Region CAMEROON Country/Region Customer Care Center Web Site ALBANIA 42 27 5755 www.samsung.com ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com ARMENIA 0-800-05-555 www.samsung.com AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864, € 0.07/min) www.samsung.com AZERBAIJAN 088-55-55-555 www.samsung.com BAHRAIN 8000-4726 www.samsung.com BELARUS 810-800-500-55-500 www.samsung.com 02-201-24-18 BELGIUM www.samsung.com/ be (Dutch) www.samsung.com/ be_fr (French) BOLIVIA 800-10-7260 www.samsung.com BOSNIA 05 133 1999 www.samsung.com 0800-124-421 www.samsung.com BRAZIL BULGARIA 4004-0000 07001 33 11 www.samsung.com Customer Care Center 7095-0077 www.samsung.com 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/ ca CANADA CHILE Web Site www.samsung.com/ ca_fr (French) 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com From mobile 02-482 82 00 CHINA 400-810-5858 www.samsung.com COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com COTE D’LVOIRE 8000 0077 www.samsung.com CROATIA 062 SAMSUNG (062 726 7864) www.samsung.com CYPRUS 8009 4000 only from landline www.samsung.com 800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com CZECH REPUBLIC Samsung Electronics Czech and Slovak, s.r.o., Oasis Florenc, Sokolovská 394/17, 180 00, Praha 8 DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 260 Contact SAMSUNG worldwide Country/Region Customer Care Center Web Site EGYPT 08000-726786 www.samsung.com EIRE 0818 717100 www.samsung.com EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com ESTONIA 800-7267 www.samsung.com FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com GERMANY 01805 - SAMSUNG (726-7864 € 0,14/min) www.samsung.com GEORGIA 8-800-555-555 www.samsung.com 0800-10077 www.samsung.com GHANA 0302-200077 www.samsung.com GREECE 80111-SAMSUNG (80111 726 7864) only from land line(+30) 210 6897691 from mobile and land line GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com (852) 3698-4698 www.samsung.com/ hk HONG KONG www.samsung.com/ hk_en/ Country/Region HUNGARY INDIA Customer Care Center Web Site 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com 1800 1100 11 www.samsung.com 3030 8282 1800 3000 8282 1800 266 8282 INDONESIA 0800-112-8888 www.samsung.com 021-5699-7777 IRAN 021-8255 www.samsung.com ITALY 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com JORDAN 800-22273 www.samsung.com KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 (GSM:7799) www.samsung.com KENYA 0800 724 000 www.samsung.com KOSOVO +381 0113216899 www.samsung.com KUWAIT 183-2255 www.samsung.com KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com LATVIA 8000-7267 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 261 Contact SAMSUNG worldwide Country/Region Customer Care Center Web Site LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com MACEDONIA 023 207 777 www.samsung.com MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com MOLDOVA 00-800-500-55-500 MONGOLIA MONTENEGRO Customer Care Center 1-800-10-SAMSUNG(7267864) for PLDT PHILIPPINES Web Site www.samsung.com 1-800-3-SAMSUNG(7267864) for Digitel 1-800-8-SAMSUNG(7267864) for Globe 02-5805777 www.samsung.com www.samsung.com 020 405 888 Country/Region POLAND www.samsung.com 0 801-1 SAMSUNG (172-678) www.samsung.com +48 22 607-93-33 PORTUGAL 808 20-SAMSUNG (808 20 7267) www.samsung.com PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com www.samsung.com ROMANIA 08010 SAMSUNG (08010 726 7864) only from landline(+40) 21 206 01 10 from mobile and land line RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com SENEGAL 800-00-0077 www.samsung.com MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com NIGERIA 0800-726-7864 www.samsung.com NETHERLANDS 0900-SAMSUNG (09007267864) (€ 0,10/min) www.samsung.com NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726 786) www.samsung.com NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com NORWAY 815-56 480 www.samsung.com OMAN 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PANAMA 800-7267 www.samsung.com SERBIA 0700 SAMSUNG (0700 726 7864) www.samsung.com PERU 0-800-777-08 www.samsung.com SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 262 Contact SAMSUNG worldwide Country/Region Customer Care Center Web Site Country/Region Customer Care Center Web Site UGANDA 0800-300 300 www.samsung.com U.K 0330 SAMSUNG (7267864) www.samsung.com U.S.A 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com 0-800-502-000 www.samsung.com/ ua 0800-SAMSUNG (0800-7267864) www.samsung.com SOUTH AFRICA 0860-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172 678) www.samsung.com SWEDEN 0771 726 7864 (SAMSUNG) www.samsung.com UKRAINE 0848-SAMSUNG (7267864, CHF 0.08/min) www.samsung.com/ ch UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com SLOVAKIA SWITZERLAND TADJIKISTAN TAIWAN TANZANIA THAILAND www.samsung.com/ ch_fr(French) 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com 0800-329-999 www.samsung.com www.samsung.com/ ua_ru 0266-026-066 0685 88 99 00 www.samsung.com 1800-29-3232 www.samsung.com 02-689-3232 TRINIDAD & TOBAGO 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com TURKEY 444 77 11 www.samsung.com U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 263 Verklarende woordenlijst De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt gebruikt en verband houdt met afdrukken. 802.11 802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802). 802.11b/g/n 802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2.4 GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps, 802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/napparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten. Toegangspunt Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLANradiosignalen. ADF De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een gedeelte van het papier in één keer kan scannen. AppleTalk AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Mac (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken. Bitdiepte Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd. BMP Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform. Verklarende woordenlijst 264 Verklarende woordenlijst BOOTP Configuratiescherm Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere client een IPadres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen. Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat. CCD CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst. Sorteren Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige kopieën worden gemaakt. Dekkingsgraad Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger. CSV Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op nietMicrosoftplatformen. DADF De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen. Verklarende woordenlijst 265 Verklarende woordenlijst Standaard DNS De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd. DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet. DHCP Matrixprinter Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/ servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts. Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine. DIMM DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat. De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens. DLNA DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via het netwerk. DPI DRPD Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan ontvangen. Verklarende woordenlijst 266 Verklarende woordenlijst Duplex Emulatie Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier tijdens één printcyclus. Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met een ander. Afdrukvolume Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina’s tot 2 400 per dag. ECM Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd. Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat. Ethernet Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/ gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie. EtherTalk Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Mac (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken. Verklarende woordenlijst 267 Verklarende woordenlijst FDI Grijswaarden Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met uw apparaat. Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende grijstinten weergegeven. FTP Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan. Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet). Fixeereenheid Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het uit een laserprinter komt. Halftoon Massaopslagapparaat (HDD) Een massaopslagapparaat (HDD), doorgaans een harde of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op snel draaiende platen met een magnetisch oppervlak. IEEE Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van elektrische technologie. Gateway Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken. Verklarende woordenlijst 268 Verklarende woordenlijst IEEE 1284 IPP De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer). IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen. Intranet Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de interne website. IP-adres Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard. IPM IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken. IPX/SPX IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPXprotocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN). ISO De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen. Verklarende woordenlijst 269 Verklarende woordenlijst ITU-T LDAP De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITUT duidt op telecommunicatie. LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP. ITU-T No. 1 chart MAC-adres Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten. Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken. JBIG JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen. JPEG JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet. LED Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft. MFP Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner. Verklarende woordenlijst 270 Verklarende woordenlijst MH NetWare MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht. Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX. MMR MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6. Modem Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen. MR OPC Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier. Originelen Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid. MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden. Verklarende woordenlijst 271 Verklarende woordenlijst OSI PostScript OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization). OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek. PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. - die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren. Printerstuurprogramma Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer. PABX PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming. Afdrukmedia Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt. PCL Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische printers, matrix- en laserprinters. PDF PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling. PPM Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een printer in één minuut kan afdrukken. PRN-bestand Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/ uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd. Verklarende woordenlijst 272 Verklarende woordenlijst Protocol SMB Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert. SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling. PS Zie PostScript. SMTP PSTN Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd. RADIUS SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een clientserverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server. SSID RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor het beheer van de netwerktoegang. SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn. Resolutie Subnetmasker De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie. Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het hostadres. Verklarende woordenlijst 273 Verklarende woordenlijst TCP/IP Tonercassette TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien. Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels in het papier gaat hechten. TCR Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt. TIFF TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFFafbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt. TWAIN Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; Dit is een API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Mac. UNC-pad UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoftproducten. De notatie van een UNC-pad is: \\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map> Verklarende woordenlijst 274 Verklarende woordenlijst URL WEP URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt. WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere kunnen worden verzonden. USB WIA USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te verbinden. WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een WIA-compatibele scanner. Watermerk Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te voorkomen. WPA WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd voor een betere beveiliging van WEP. Verklarende woordenlijst 275 Verklarende woordenlijst WPA-PSK WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere veiligheid. WPS WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer. XPS XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een nieuw afdrukpad. Verklarende woordenlijst 276 Index A C afdrukmedia accessoires bestellen 58 installeren 70 afdrukfunctie 202 afdrukken afdrukken naar een bestand de standaardafdrukinstellingen wijzigen dubbelzijdig afdrukken Mac een document afdrukken Windows 203 202 215 envelop 38 etiketten 40 glanzend papier 41 het papierformaat instellen 41 het papiertype instellen 41 kartonpapier 40 speciale media 37 transparanten 39 uitvoersteun gebruiken voorbedrukt papier het hulpprogramma Direct afdrukken 212 gebruiken AirPrint 178 algemene pictogrammen 224 Linux 216 apparaatopties 70 Mac 214 apparaatoverzicht speciale afdrukfuncties 204 UNIX 218 adhocmodus 152 Infrastructuurmodus 152 USBkabel 158 WPS verbinding verbreken 155 WPS De printer heeft geen display 156 PBC 156 PIN netwerkkabel AnyWeb Print 177 draadloos draadloos netwerk 202 mobileprint D 11 instellen als standaardapparaat 177 11 afdrukresolutie instellen 43 mobiel besturingssysteem conventie 41 216 214 68 103 Linux meerdere paginas afdrukken op één vel papier Mac cassette voor gebruikte toner 167 E achterkant 19 ecoafdruk voorkant 18 Een backup maken van uw gegevens 52 46 een document afdrukken B Linux 216 bedieningspaneel 20 Mac 214 beveiligd afdrukken 48 UNIX 218 Index 277 Index F informatie over wettelijke voorschriften foutmelding 94 functies 5 eigenschappen van afdrukmateriaal 103 182 functies van het apparaat 114 instellingen voor favorieten voor afdrukken 45 K printereigenschappen 217 SetIP gebruiken 138 stuurprogramma van een met een USBkabel verbonden apparaat installeren 132 systeemvereisten 112 unified driver configurator 236 G kleurinstellingen geheugen L M lade Mac geheugen uitbreiden 72 geheugenharde schijffuncties 220 general settings Google Cloud Print 194 breedte en lengte instellen 31 afdrukken 189 de grootte van de lade aanpassen 31 179 een optionele lade bestellen 58 besturingsbestand opnieuw installeren voor een via een USBkabel verbonden apparaat 131 H papier in de handmatige invoermultifunctionele lade plaatsen 35 handmatige invoermultifunctionele lade papierformaat en type instellen gebruikstips 35 layout plaatsen 35 Linux speciale afdrukmedia gebruiken 37 help gebruiken het programma SetIP 45, 215 136, 168 hulpprogramma Direct afdrukken 212 I informatie over de statusLED 92 41 185 214 installatie van het stuurprogramma 143 voor het verbonden netwerk SetIP gebruiken 137 130 111 afdrukken 216 stuurprogramma van een met een USBkabel verbonden apparaat installeren algemene Linuxproblemen 257 systeemvereisten besturingsbestand opnieuw installeren voor een via een USBkabel verbonden 133 apparaat installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 144 veelvoorkomende problemen op de 256 Maccomputer meerdere pagina's op één vel afdrukken nup Mac 214 Index 278 Index O menu emulatie 193 info 184 taakbeheer 198 menuoverzicht 26, 184 onderdelen voor onderhoud 59 optionele lade 58 bestellen 58 overlay afdrukken N netwerk algemene instellingen 195 het programma SetIP 136, 137, 138, 168 installatie van draadloos netwerk 152 installatieomgeving 113 instelling bekabeld netwerk 136 introductie van netwerkprogrammas 135 IPv6configuratie 149 stuurprogrammainstallatie Linux Mac UNIX Windows 144 143 146 139 numeriek toetsenblok 21 PostScriptstuurprogramma afdrukken 209 maken 208 verwijderen 209 problemen oplossen 259 printerstatus algemene informatie 234 printervoorkeursinstellingen Linux 217 probleem problemen met het besturingssysteem 255 problemen P papier 187 papierstoring papier verwijderen 83 tips om papierstoringen te voorkomen 82 Parallel bestellen 58 plaatsen afdrukproblemen 242 problemen met betrekking tot netvoeding 241 problemen met de afdrukkwaliteit 247 problemen met papierinvoer 240 R reinigen papier in de handmatige invoermultifunctionele lade plaatsen 35 binnenkant 77 papier in lade 1optionele laden 32 buitenkant 76 plaatsen in lade 1 32 opneemrol 79 speciale media 37 plaatsing van het apparaat aanpassing aan de hoogte 200 Index 279 Index S geschatte levensduur Samsungprinterstatus 234 service contact numbers 260 Speciale functies 199 specificaties 101 afdrukmedia 103 standaardinstellingen instellingen voor lade status 21 stuurprogrammainstallatie Unix SyncThru Web Service algemene informatie nietoriginele Samsung en bijgevulde 60 cassettes opslaan 60 toner herverdelen 62 146 227 227 uw apparaat reinigen afdrukken 218 201 toetsen Unix 112 51 56 de gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren 74 geschatte levensduur van tonercassette 61 tonercassette vervangen 64 51 W USBgeheugenapparaat WPS 21 afdrukken 51 USBkabel 64 bestellen verklarende woordenlijst 21 de cassette vervangen 56 52 schermafdruk besturingsbestand opnieuw installeren 131, 133 184 beschikbare verbruiksartikelen Een backup maken USBgeheugen beheren 60 12 51 21 behandelingsinstructies symbolen Beheren eco tonercassette 12 apparaatgegevens installatie van het stuurprogramma 146 voor het verbonden netwerk systeemvereisten info verbruiksartikelen USBgeheugen tekens invoeren 76 V 42 UNIX USB T stuurprogrammainstallatie 23, 24, 130, 132 veiligheid U uitvoersteun gebruiken 41 61 264 watermerk bewerken 207 maken 207 verwijderen 207 Index 280 Index Windows installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 139 SetIP gebruiken 136, 168 stuurprogramma van een met een USBkabel verbonden apparaat installeren 23, 24 systeemvereisten 110 veelvoorkomende problemen onder 255 Windows Index 281
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281

HP CLP-415 Handleiding

Categorie
Multifunctionals
Type
Handleiding