Toro 122cm Side Discharge Mower, XT Series Garden Tractors Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
Registreer uw product op www.Toro.com
Vertaling van de oorspronkelijke instructies (NL)
Form No. 3350-893
122 cm Maaidek met zijafvoer
XT Serie Werktuig voor Gazon- en Tuintractor
Modelnr. 78295 – 240000001 en hoger
2
2003 – The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
U kunt contact met ons opnemen op www.Toro.com
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
Inhoud
Blz.
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 3. . . . . . . . . . . . .
Montage 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Losse onderdelen 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Grasgeleider monteren 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaidek monteren 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Horizontale stand van maaidek controleren 8. . . . .
Maaidek horizontaal stellen 8. . . . . . . . . . . . . . . . .
Schuinstand van het maaidek (lengterichting)
controleren 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Schuinstand van het maaidek wijzigen 9. . . . . . . . .
Transporthoogte instellen 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zijafvoer gebruiken 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bediening van de aftakas 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Werktuiglift bedienen 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De werktuighefhendel bedienen 11. . . . . . . . . . . . . .
Maaihoogte instellen 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaidek verwijderen 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaitips 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 14. . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de maaimessen 14. . . . . . . . . . . . . .
Smeren 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motorkap verwijderen 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van drijfriem van maaidek 17. . . . . . . . .
Aftakasriem vervangen 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Drijfriem van maaidek vervangen 18. . . . . . . . . . . .
Reiniging en stalling 18. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Storingen, oorzaak en remedie 19. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de
machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden.
De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen
letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro.
U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer
van het product te vermelden. De locatie van het plaatje
met het modelnummer en het serienummer van het product
is aangegeven op Figuur 1.
1
m–2828
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de
ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van
u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel
tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften
niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
3
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de gebruiker en bevinden
zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.
107-8456
1. Maaihoogte lager zetten 2. Maaihoogte hoger zetten
93-7009
1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de
grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat
de grasgeleider is gemonteerd.
2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd,
maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
98-3480
106-5801
107-9200
1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan.
93-7317
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Blijf op veilige afstand.
2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd –
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
93-7316
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Blijf op veilige afstand.
2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd –
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
4
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Losse onderdelen
Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te bepalen welke onderdelen worden gebruikt bij de montage.
OMSCHRIJVING HOEVEELHEID GEBRUIK
Grasgeleider
Torsieveer
Ring, 1/2 inch
Borgpen, 3/4 inch
Kunststofring
Rubberen huls
Contramoer, 3/8 inch
1
1
1
1
2
1
1
Grasgeleider monteren
Drijfriem van aftakas
Drijfriem van maaidek
Poeliehuis
1
1
1
Maaidek monteren
Gebruikershandleiding 1 Lezen voor gebruik
Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan het
maaidek voorwerpen in de richting van de
bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig
letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in
contact komen met het mes.
Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat daarmee het maaisel wordt afgevoerd
naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider
moet direct worden vervangen.
Kom nooit met uw handen of voeten onder het
maaidek.
Probeer nooit de afvoerzone of de maaibladen te
reinigen zonder de aftakas eerst uit te schakelen
en het contactsleuteltje op UIT te draaien.
Verwijder tevens het sleuteltje en trek de kabel
van de bougie(s).
Waarschuwing
Grasgeleider monteren
1. Ga naar de onderdelen die worden getoond in Figuur 2.
2. Plaats het rechte uiteinde van de veer in de kleine
opening van de afvoertunnel (Fig. 2).
3. Plaats de veer en de afvoertunnel op de stang op de
achterkant van het maaidek en zet deze vast met een
ring (1/2 inch) en een borgpen (3/4 inch) (Fig. 2).
4. Schuif de rubberen huls en de kunststofring over de
bout op de voorkant van het maaidek.
5. Plaats de afvoertunnel op de bout en zet deze vast met
een kunststofring en een contramoer (3/8 inch) (Fig. 2).
Belangrijk De grasgeleider moet onder veerspanning
omlaag worden gehouden. Til de grasgeleider omhoog om
te controleren of deze volledig omlaag klapt.
5
4
3
10
2
5
6
7
1
1
8
9
2
m–6598
Bovenaanzicht
Figuur 2
1. Afvoertunnel
2. Veer
3. Borgpen, 3/4 inch
4. Ring, 1/2 inch
5. Rubberen huls
6. Kunststofring
7. Contramoer, 3/8 inch
8. Rechte uiteinde van veer
9. Kleine opening in
afvoertunnel
10. Wiel
Maaidek monteren
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Plaats het maaidek op de rechterzijde van de tractor.
4. Draai de voorwielen helemaal naar links en zet de
werktuighefhendel of de elektrische lift geheel omhoog.
Zie Gebruikershandleiding voor de tractor.
5. Open de middelste bevestigingshaak door de J-pen uit
te trekken en de hendel van de vergrendeling naar
achteren te trekken (Fig. 3).
m–6622
1
4
2
3
Figuur 3
1. Voorste haak
2. Middelste
bevestigingshaak
3. J-pen
4. Hendel van vergrendeling
6. Schuif het maaidek vanaf de rechterkant onder de
tractor en plaats de werktuiglift tussen de middelste en
linker hoogtestang (Fig. 4).
7. Zet de voorwielen rechts en zet de werktuighefhendel of
de elektrische lift omlaag in de montagestand; zie
Gebruikershandleiding van de tractor.
8. Plaats de pen van de werktuiglift in de gleuf van de
middelste hoogtestang en zet deze vast met een ring
(3/4 inch) en een R-pen (Fig. 4).
1
4
2
3
m–2824
6
5
Figuur 4
1. Werktuiglift
2. Sleuf in middelste
hoogtestang
3. Ring
4. R-pen
5. Linker hoogtestang
6. Rechter voetsteun
6
9. Draai de voorste bevestigingsas zodanig dat de vork
rechtop staat, en zodanig is uitgelijnd dat de afstands-
stukken zich tussen de platen van de middelste haak
bevinden (Fig. 5).
10.Zet het maaidek omhoog met de werktuighefhendel of
de elektrische lift en zorg ervoor dat de vork de stang
van de haak grijpt (Fig. 5).
11. Zet de hendel voor de vergrendeling van de middelste
bevestigingshaak vast door deze naar voren te draaien
(Fig. 3).
1
4
2
3
m–2825
3
5
Figuur 5
1. Voorste bevestigingsas
2. Vork
3. Afstandsstuk
4. Plaat van middelste
bevestigingshaak
5. Stang van haak
Voorpoeliehuis monteren
U dient het voorpoeliehuis te monteren indien dit nog niet
is gebeurd.
1. Draai aan de knoppen van de spanpoelies totdat de
afstand tussen de armen van de spanpoelie en de
montagepennen 7 mm bedraagt.
m–6621
4
3
1
4
3
2
1
2
Figuur 6
1. Montagepennen
2. Arm van spanpoelie
3. 7 mm afstand
4. Knop
2. Open de vergrendelingen op de voorkant en schuif
vervolgens het poeliehuis op de voorste haak.
Opmerking: Zorg ervoor dat het poeliehuis vastzit en sluit
de vergrendelingen.
3. Draai aan de knoppen van de spanpoelies totdat deze
geheel aan de buitenkant zijn.
m–6620
1
3
2
4
Figuur 7
1. Voorste haak
2. Poeliehuis
3. Knop
4. Spanpoelie
7
Aftakasriem monteren
De onderdelen in de omgeving van de motor zullen
heet zijn als de machine in gebruik is geweest.
Contact met hete onderdelen kan brandwonden
veroorzaken.
Raak motoronderdelen of de geluiddemper
nooit aan als deze heet zijn.
Laat de motor afkoelen voordat u onderhouds-
werkzaamheden verricht.
Waarschuwing
Desgewenst kunt u de motorkap verwijderen om beter
toegang te krijgen tot de bovenste poelies in het poeliehuis.
Zie Motorkap verwijderen, blz. 16.
1. Plaats de aftakasriem op de koppelingspoelie (Fig. 8).
2. Monteer de aftakasriem op de bovenste poelie en de
bovenste spanpoelie in het poeliehuis (Fig. 8).
3. Draai de linkerknop op het voorpoeliehuis om de
aftakasriem aan te spannen (Fig. 8). De riem moet een
speling van 13 mm hebben.
4
5 1
6
3 2
7
m–6624
8
Figuur 8
1. Poeliehuis
2. Bovenste poelie
3. Bovenste spanpoelie
4. Koppelingspoelie van
aftakas
5. Rechterknop
6. Linkerknop
7. Aftakasriem
8. Controleer hier of de riem
een speling van 13 mm
heeft.
Drijfriem van maaidek monteren
1. Zet de maaihoogte in de middelste stand; zie
Maaihoogte afstellen, blz. 11.
2. Monteer de drijfriem op de middelste poelie van het
maaidek (Fig. 9). Zorg ervoor dat de drijfriem op de
bovenste middelste poelie zit.
3. Monteer de drijfriem op de onderste poelie en de
onderste spanpoelie in het poeliehuis (Fig. 9).
4. Draai de rechterknop op het voorpoeliehuis om de
drijfriem van het maaidek aan te spannen (Fig. 8). De
riem moet een speling van 13 mm hebben.
m–6625
4
23
1
6
5
Figuur 9
1. Poeliehuis
2. Onderste poelie
3. Onderste spanpoelie
4. Middelste poelie van
maaidek
5. Drijfriem van maaidek
6. Controleer hier of de riem
een speling van 13 mm
heeft.
8
Horizontale stand van maaidek
controleren
1. Controleer de bandenspanning. Zie
Gebruikershandleiding voor de tractor.
2. Zet de messen horizontaal in de dwarsrichting (Fig. 10).
Meet bij punten A en B (Fig. 10) de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen
(Fig. 11).
3. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij A
en B, mag niet meer dan 6 mm zijn.
A
B
m–1078
Vóór
Figuur 10
m–2550
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN HORIZONTAAL
OPPERVLAK METEN
Figuur 11
Maaidek horizontaal stellen
Indien nodig kunt u het maaidek horizontaal stellen als het
maairesultaat onregelmatig is.
1. U kunt het maaidek horizontaal stellen door te draaien
aan de twee rijtuigbouten (Fig. 12) links achter op het
maaidek.
2. Nadat u aan de rijtuigbouten hebt gedraaid, moet u
controleren of het maaidek horizontaal staat. Zie
Horizontale stand van maaidek controleren (Fig. 12).
3. Herhaal stappen 1 en 2 tot het verschil niet groter is dan
6 mm.
m–3459
1
Figuur 12
1. Stelbouten om maaidek horizontaal te stellen
Schuinstand van het maaidek
(lengterichting) controleren
Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer
u dit monteert.
1. Controleer de bandenspanning. Zie
Gebruikershandleiding voor de tractor.
2. Zet een mes in de lengterichting (Fig. 13). Meet bij punt
C en D (Fig. 13) de afstand tussen een horizontaal
oppervlak en de snijrand van de messen (Fig. 14).
3. Het maaimes moet vóór bij C 4–6 mm lager staan dan
achter bij D. Draai de messen rond en doe hetzelfde bij
de andere messen.
4. Als dit niet correct is, gaat u verder naar Schuinstand
van het maaidek wijzigen, blz. 9.
C
D
m–1078
D
Vóór
Figuur 13
m–2539
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN HORIZONTAAL
OPPERVLAK METEN
Figuur 14
9
Schuinstand van het maaidek
wijzigen
1. Om de schuinstand van het maaidek bij te stellen, moet
u draaien aan de borgmoer op de achterste verstelbare
verbinding (Fig. 15).
Opmerking: Om de voorkant van het maaidek hoger te
zetten, draait de borgmoer naar rechts; om de voorkant
lager te zetten, draait u de borgmoer naar links.
2. Na de afstelling moet u de schuinstand van het maaidek
controleren. Zie Schuinstand van het maaidek
(lengterichting) controleren, blz. 8.
3. Herhaal stappen 1 en 2 tot het verschil niet groter is dan
6 mm.
1
2
m–3499
Figuur 15
1. Verstelbare verbinding 2. Borgmoer
Transporthoogte instellen
U kunt de transporthoogte instellen om het maaidek stabiel
te houden in de opgeheven, vergrendelde positie.
1. Zet het maaidek in de hoogste maaistand (Fig. 22) en
controleer of de transporthoogtestops in contact komen
met de onderkant van de trekstangen (Fig. 16).
2. Indien nodig moet u de transporthoogtestops los zetten
en zodanig verstellen zodat zij heel lichtjes contact
maken met de onderkant van de trekstangen (Fig. 16).
m–6637
1
2
3
Figuur 16
1. Transporthoogtestop –
rechterkant getoond
2. Trekstang
3. Voetsteun, rechterkant
3. Zet de werktuighefhendel of de elektrische lift helemaal
omhoog. Controleer of de stootblokken op de achter-
kant van de trekstangen van het maaidek contact maken
met de onderkant van de voetsteunen (Fig. 17).
m–6623
2
1
4
3
Figuur 17
1. Stootblok
2. Rechter achterband
3. Trekstang
4. Voetsteun
4. Als de stootblokken geen contact met de voetsteunen
maken, moet u de hefketting verstellen door te draaien
aan de moer op de oogbout in de achterste opening van
de tractorlift (Fig. 18). Draai de moer naar rechts om het
maaidek hoger te zetten of naar links om dit lager te
zetten.
5. Als een stootblok geen contact met de voetsteun maakt,
moet u de transporthoogtestop verstellen (Fig. 16).
m–2813
5
2
1
4
3
Figuur 18
1. Stootblok
2. Draaipen
3. Stelbouten
4. Transporthoogtestop
5. R-pen
10
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Zijafvoer gebruiken
Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan het
maaidek voorwerpen in de richting van de
bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig
letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in
contact komen met het mes.
Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat daarmee het maaisel wordt afgevoerd
naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider
moet direct worden vervangen.
Kom nooit met uw handen of voeten onder het
maaidek.
Probeer nooit de afvoerzone of de maaibladen te
reinigen zonder de aftakas eerst uit te schakelen
en het contactsleuteltje op UIT te draaien.
Verwijder tevens het sleuteltje en trek de kabel
van de bougie(s).
Waarschuwing
1. Het maaidek is uitgerust met een scharnierende
grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar
het gazon afvoert.
Bediening van de aftakas
Met de aftakas schakelt u de aandrijving naar de elektrische
koppeling aan of uit.
Als het contactsleuteltje op Lopen of Lichten is gedraaid en
de aftakas is ingeschakeld, zal het aftakaslampje in de
Indicatormodule branden. Als dit lampje brandt, wordt u
eraan herinnerd dat de aftakas is ingeschakeld. De
startmotor zal niet draaien en u dient de aftakas uit te
schakelen, voordat u de tractor verlaat.
Aftakas inschakelen
1. Zet de gashendel op Snel.
2. Zet de maaikoppelingshendel op Aan (Fig. 19).
1
2
m–6524
Figuur 19
1. Aftakas – Uit 2. Aftakas – Aan
Aftakas uitschakelen
1. Zet de maaikoppelingshendel op Uit (Fig. 19).
Werktuiglift bedienen
Het hefmechanisme (Fig. 20) wordt gebruikt om
werktuigen op te heffen en neer te laten.
Werktuigen opheffen
1. Draai het contactsleuteltje op Aan of Lopen (Fig. 20).
2. Zet de hefschakelaar op Omhoog om de werktuiglift
omhoog te brengen (Fig. 20). Hiermee wordt het
werktuig opgeheven en in die positie gehouden.
Werktuigen neerlaten
1. Draai het contactsleuteltje op Aan of Lopen (Fig. 20).
2. Zet de hefschakelaar op Omlaag om de werktuiglift
omlaag te brengen (Fig. 20). Hiermee wordt de
werktuiglift omlaag gebracht.
m–6513
2
3
1
Figuur 20
1. Sleuteltje
2. Hefschakelaar – omhoog
3. Hefschakelaar – omlaag
11
De werktuighefhendel bedienen
Met behulp van de werktuighefhendel (Fig. 21) kunt u
diverse werktuigen opheffen en neerlaten.
Een werktuig opheffen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Trek de werktuighefhendel naar achteren totdat de
vergrendeling vastklikt. Hiermee wordt het werktuig in
de opgeheven positie gehouden.
Een werktuig neerlaten
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Trek de hefhendel naar achteren om de druk van de
werktuiglift weg te nemen en druk op de knop op de
hendel om de vergrendeling los te zetten. Duw de
hefhendel naar voren om het werktuig neer te laten.
m–6531
2
1
Figuur 21
1. Hefhendel 2. Knop
Maaihoogte instellen
Met behulp van de achterste steunwielen kunt u de
maaihoogte instellen van 4 tot 11 cm.
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Trek de maaihoogtehendel uit het kwadrant (Fig. 22).
m–3474
1
2
3
4
5
Figuur 22
1. Maaihoogtehendel
2. Kwadrant
3. Hoog
4. Laag
5. Middelste stand
4. Stel de maaihoogte in op de gewenste stand (Fig. 22).
5. Laat de hendel los zodat deze naar binnen schuift en
vastklemt in het kwadrant (Fig. 22).
12
Maaidek verwijderen
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Laat het maaidek neer.
4. Verwijder de ring (3/4 inch) en een R-pen uit de pen
van de werktuiglift in de gleuf van de middelste
hoogtestang (Fig. 4).
5. Open de middelste bevestigingshaak door de J-pen uit
te trekken en de hendel van de vergrendeling naar
achteren te trekken (Fig. 23).
6. Draai aan de rechterknop op het voorpoeliehuis om de
drijfriem van het maaidek te ontspannen (Fig. 8).
7. Verwijder de drijfriem van de poelies (Fig. 9).
8. Haal de drijfriem van de onderste poelie en de onderste
spanpoelie in het poeliehuis (Fig. 9).
9. Draai de voorwielen helemaal naar links en zet de
werktuighefhendel of de elektrische lift geheel omhoog.
m–6622
1
4
2
3
Figuur 23
1. Voorste haak
2. Middelste
bevestigingshaak
3. J-pen
4. Hendel van vergrendeling
10.Schuif het maaidek onder het chassis vandaan naar de
rechterzijde van de tractor (Fig. 4).
11. Verwijder indien nodig het poeliehuis door de ontgrende-
lingshendel in te drukken. Vervolgens kunt u het
poeliehuis weghalen (Fig. 23).
Maaitips
SNEL-stand gashendel
Voor een optimaal maairesultaat en een maximale
luchtcirculatie moet u de gashendel op Snel zetten. Om het
gras goed af te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte
dus niet te laag en zorg ervoor dat de maaimachine niet
helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd
één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te
houden, zodat lucht kan worden aangezogen.
Wanneer u een gazon voor de eerste keer
maait
Laat het gras iets langer dan normaal, om te voorkomen dat
oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid. In
het algemeen is het best de voorheen gebruikte maaihoogte
te kiezen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien,
kunt u het best in twee keer maaien om een goed
maairesultaat te verkrijgen.
1/3 van de lengte van het gras afmaaien
Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer 1/3 van de
lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt
afgeraden, tenzij het gras dun is of in de late herfst,
wanneer het gras langzamer groeit.
Maairichting
Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras
rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding
van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede
komt.
Maai met de juiste regelmaat
Normaal gesproken om de 4 dagen. Houd er echter
rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel
groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een
goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker
maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u
minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien,
maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later
op een lagere maaihoogte.
13
Rijsnelheid
Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een
lagere rijsnelheid.
Gras niet te kort afmaaien
Als de maaibreedte van het maaidek groter is dan die van
het maaidek dat u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte
één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te
kort worden afgemaaid.
Lang gras
Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of
als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte
hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte
maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte
maaien.
Stoppen tijdens het maaien
Als u de machine tijden het maaien moet stoppen, kan er
een kluit maaisel op het gazon achterblijven. Dit kunt u als
volgt voorkomen:
1. Schakel het maaimes (de maaimessen) in en rij naar een
deel van het gazon dat al is gemaaid.
2. Om het maaisel gelijkmatig te verspreiden, zet u de
maaihoogte één of twee standen hoger en rijdt u vooruit
met het mes (de messen) ingeschakeld.
Onderkant van het maaidek schoonhouden
Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant
van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek
verzamelt, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend
maairesultaat.
Onderhoud van maaimessen
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp
maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het
te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt
het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer
groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer om de 30
dagen of het maaimes (de maaimessen) goed scherp is
(zijn) en verwijder bramen met een vijl.
14
Onderhoud
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure
Voor elk gebruik Maaikast – reinigen
5 Uren
Maaimes – controleren
Maaikast – reinigen
25 Uren Maaidek – smeren
Tijdens stalling
Maaimes – controleren
Maaidek – smeren
Drijfriemen – controleren op slijtage/ barsten
Maaikast – reinigen
Lakbeschadigingen – bijwerken
Banden – bandenspanning controleren
Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Voorzichtig
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start
waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaam-
heden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan
maken met de bougie.
Onderhoud van de maaimessen
Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u het
maaimes (de maaimessen) scherp houden. Een of meer extra
maaimessen vergemakkelijken het slijpen en vervangen.
Gevaar
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een
stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of omstanders en
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Een krom of beschadigd mes kan breken en u of
omstanders ernstig letsel toebrengen.
Vervang altijd een krom of beschadigd mes door
een nieuw mes.
Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de
snijranden of het oppervlak van het mes.
Waarschuwing
15
Maaimes(sen) controleren
Controleer de messen om de 5 bedrijfsuren.
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 12.
2. Kantel voorzichtig het maaidek.
3. Controleer de snijranden (Fig. 24). Als de randen niet
scherp zijn of bramen vertonen, maaimes(sen) verwijderen
en slijpen; zie Maaimes(sen) slijpen, blz. 15.
4. Controleer het mes (de messen), met name het gebogen
deel (Fig. 24). Als u beschadiging, slijtage of groef-
vorming in dit deel constateert (Fig. 24), moet u het mes
direct vervangen.
151
1
2
3
Figuur 24
1. Snijrand
2. Gebogen deel
3. Slijtage/groefvorming
Maaimes(sen) verwijderen
Opmerking: Zorg ervoor dat het mes en de bevestigingen
worden gemonteerd in de posities die worden getoond op
Figuur 25.
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 12.
2. Kantel voorzichtig het maaidek.
3. Verwijder de moer, de (dikke) ring, het mes en de platte
ring (Fig. 25). Plaats indien nodig een houten blok
tussen het maaimes en het maaidek om het mes vast te
zetten, zodat u de bout kunt losdraaien.
4. Controleer alle onderdelen. Bij gebreken of beschadiging
onderdelen vervangen.
1
4
3
2
5
m–5617
Figuur 25
1. Moer
2. Ring – dik
3. Mes
4. Platte ring – dun
5. As
Maaimes(sen) slijpen
1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden
van het mes te slijpen (Fig. 26). Houd daarbij de
oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans
als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid
materiaal verwijdert.
1
Figuur 26
1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen
2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans
(Fig. 27). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en
geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet
u wat materiaal van de achterkant van het mes afvijlen.
Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is.
1
2
Figuur 27
1. Mes 2. Mesbalans
Maaimes(sen) monteren
1. Monteer de ring, het mes, de platte ring en de mesmoer
(Fig. 25).
Belangrijk Het gebogen deel van het maaimes moet
naar de binnenkant van het maaidek wijzen.
2. Zet de mesbout vast met een torsie van 109–136 Nm.
16
Smeren
Onderhoudsinterval/Specificatie
U dient het maaidek om de 25 bedrijfsuren of jaarlijks te
smeren, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden. Het maaidek moet vaker worden gesmeerd
bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden.
Type vet: Universeel smeervet.
Methode van smeren
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
draai het contactsleuteltje op Uit. Verwijder het
contactsleuteltje.
2. Reinig de smeernippels met een doek. Indien nodig verf
van het uiteinde van de nippels afkrabben.
3. Zet een smeerpistool op de nippel. Spuit vet in de
nippels.
4. Overtollig vet wegvegen.
Smeerpunten
1. Smeer de mesassen (Fig. 28). Het model met zijafvoer
is getoond; het model met achterafvoer heeft dezelfde
assen die moeten worden gesmeerd.
m–6635
Figuur 28
Motorkap verwijderen
Desgewenst kunt u de motorkap verwijderen om beter
toegang te krijgen tot de bovenste poelies in het poeliehuis.
1. Draai de motorkap helemaal naar voren (Fig. 29).
2. Maak de kabelboom links voor op de machine los. De
kabelboom loopt naar de koplampen (Fig. 29).
3. Schuif de motorkap naar de linkerzijde van de machine
vanaf de scharnierpennen (Fig. 29).
m–6647
1
3
3
5
3
5
4
2
Figuur 29
1. Motorkap – geopend
2. Motor
3. Scharnierpen
4. Kabelboom
5. Stekker van kabelboom
4. Om de motorkap te plaatsen, zet u deze in de scharnier-
pennen. Vervolgens sluit u de kabelboom aan (Fig. 29).
5. Sluit de motorkap.
17
Onderhoud van drijfriem van
maaidek
Riem van maaidek verwijderen
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen,
blz. 12.
2. Draai de bevestigingsschroeven van de poeliekappen
los en verwijder beide poeliekappen.
3. Druk op de spanpoelie om de riem te ontspannen en
haal deze van de poelies (Fig. 30).
Riem van maaidek monteren
1. Leg de nieuwe riem rond de mespoelies en de
spanpoelie (Fig. 30). Bij het model met achterafvoer
wordt de drijfriem op dezelfde wijze geplaatst.
m–2830
1
2
Figuur 30
1. Spanpoelie 2. Drijfriem van maaidek
2. Monteer de kappen op de linker- en rechterpoelie met
behulp van de eerder verwijderde bevestigingschroeven.
3. Monteer het maaidek, zie Maaidek monteren, blz. 5.
Aftakasriem vervangen
De onderdelen in de omgeving van de motor zullen
heet zijn als de machine in gebruik is geweest.
Contact met hete onderdelen kan brandwonden
veroorzaken.
Raak motoronderdelen of de geluiddemper
nooit aan als deze heet zijn.
Laat de motor afkoelen voordat u onderhouds-
werkzaamheden verricht.
Waarschuwing
Opmerking: Desgewenst kunt u de motorkap verwijderen
om beter toegang te krijgen tot de bovenste poelies in het
poeliehuis. Zie Motorkap verwijderen, blz. 16.
1. Draai aan de linkerknop op het voorpoeliehuis om de
aftakasriem te ontspannen (Fig. 31).
2. Verwijder de aftakasriem van de koppelingspoelie
(Fig. 31).
3. Haal de aftakasriem van de bovenste poelie en de
bovenste spanpoelie in het poeliehuis (Fig. 31).
4. Plaats de nieuwe aftakasriem op de koppelingspoelie
(Fig. 31).
5. Monteer de aftakasriem op de bovenste poelie en de
bovenste spanpoelie in het poeliehuis (Fig. 31).
6. Draai aan de linkerknop op het voorpoeliehuis om de
aftakasriem aan te spannen (Fig. 31). De riem moet een
speling van 13 mm hebben.
4
5 1
6
3 2
7
m–6624
8
Figuur 31
1. Poeliehuis
2. Bovenste poelie
3. Bovenste spanpoelie
4. Koppelingspoelie van
aftakas
5. Rechterknop
6. Linkerknop
7. Aftakasriem
8. Controleer hier of de riem
een speling van 13 mm
heeft.
18
Drijfriem van maaidek vervangen
1. Draai aan de rechterknop op het voorpoeliehuis om de
drijfriem van het maaidek te ontspannen (Fig. 8).
2. Verwijder de drijfriem van de middelste poelie van het
maaidek (Fig. 9).
3. Haal de drijfriem van de onderste poelie en de onderste
spanpoelie in het poeliehuis (Fig. 9).
4. Monteer de nieuwe drijfriem op de middelste poelie van
het maaidek (Fig. 9). Zorg ervoor dat de drijfriem op de
bovenste middelste poelie zit.
5. Monteer de drijfriem op de onderste poelie en de
onderste spanpoelie in het poeliehuis (Fig. 9).
6. Draai aan de rechterknop op het voorpoeliehuis om de
drijfriem van het maaidek af te stellen (Fig. 8). De riem
moet een speling van 13 mm hebben.
m–6625
4
23
1
6
5
Figuur 32
1. Poeliehuis
2. Onderste poelie
3. Onderste spanpoelie
4. Middelste poelie van
maaidek
5. Drijfriem van maaidek
6. Controleer hier of de riem
een speling van 13 mm
heeft.
Reiniging en stalling
1. Verwijder vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder,
de koelribben van de cilinderkop en het ventilatorhuis.
Verwijder ook maaisel, vuil en roet van de buitenste
motoronderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van
de maaikast.
Belangrijk U kunt de machine met een mild
reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit
met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water in de
buurt van het bedieningspaneel, de verlichting, de motor en
de accu.
2. Dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant van de
machine afschrapen. Spoel vervolgens de machine
schoon met een tuinslang.
3. Controleer de conditie van het maaimes (maaimessen),
zie Onderhoud van de maaimessen, blz. 14.
4. Controleer de conditie van alle riemen.
5. Maaidek smeren; zie Smeren, blz. 16.
6. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai
deze vast. Beschadigde delen repareren of vervangen.
7. Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service
Dealer.
8. Stal de machine in een schone, droge garage of opslag-
ruimte. Verwijder het sleuteltje uit het contact en bewaar
deze op een plaats die u makkelijk kunt onthouden. Dek
de machine af om deze te beschermen en schoon te
houden.
19
Storingen, oorzaak en remedie
Probleem Mogelijke oorzaken Remedie
Abnormale trillingen.
1. Maaimes(sen) verbogen of
niet in balans.
1. Nieuw(e) maaimes(sen)
monteren.
2. Mesbout zit los. 2. Mesbout aandraaien.
3. Bevestigingsbouten van
motor zitten los.
3. Bevestigingsbouten van
motor aandraaien.
4. Losse motorpoelie,
spanpoelie of mespoelie.
4. Desbetreffende poelie
vastzetten.
5. Motorpoelie beschadigd. 5. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
Maaimes(sen) draait (draaien)
niet.
1. Drijfriem van maaimes is
versleten, los of gebroken.
1. Nieuwe drijfriem van
maaimes monteren.
2. Drijfriem van maaimes is van
poelie af.
2. Drijfriem van maaimes
monteren en spanpoelie en
riemgeleiders op juiste stand
controleren.
3. Aftakasriem is versleten, los
of gebroken.
3. Nieuwe aftakasriem
monteren.
Onregelmatige maaihoogte.
1. Bandenspanning is niet
correct.
1. Banden op juiste spanning
brengen.
2. Maaidek staat niet
horizontaal.
2. Maaidek horizontaal stellen
(dwarsrichting) en schuinstand
(lengterichting) afstellen.
3. Onderkant van de maaikast is
vuil.
3. Onderkant van het maaidek
schoonmaken.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

Toro 122cm Side Discharge Mower, XT Series Garden Tractors Handleiding

Type
Handleiding