Toro 44in Side Discharge Mower, 2005 and After XL 440H Lawn Tractor Handleiding

Type
Handleiding
G
ebruikershandleiding
Registreer uw product op www.Toro.com
Vertaling van de oorspronkelijke instructies (NL)
Form No. 3352-814
44 inch Maaidek met zijuitworp
voor Wheel Horse
)
XL 440H maaitractoren
Modelnr. 79110 – Serienr. 250000001 en hoger
2
W 2005 door The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
U kunt contact met ons opnemen op www.Toro.com
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
Inhoud
Blz.
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 3. . . . . . . . . . . . . .
Montage 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Losse onderdelen 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het maaidek gebruiksklaar maken 4. . . . . . . . . . . . .
Maaidek monteren 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaidek horizontaal stellen 7. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Schuinstand van het maaidek (lengterichting)
instellen 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaidek verwijderen 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zijafvoer of fijnmaken van gras 10. . . . . . . . . . . . . . .
Bediening van de aftakas 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaihoogte instellen 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaitips 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 12. . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het maaimes 12. . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de drijfriem van het maaimes 14. . . .
Onderkant van het maaidek wassen 14. . . . . . . . . . . .
Stalling 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Problemen, oorzaak en remedie 16. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u het
voertuig op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden.
De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen
letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor het juiste en veilige gebruik van het voertuig.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro.
U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer
van het product te vermelden. De locatie van het plaatje
met het modelnummer en het serienummer van het product
is aangegeven op Figuur 1.
m–1786
1
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de
ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van
u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel
tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften
niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen.
Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
3
Veiligheid
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en
bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen
stickers.
93-7009
1. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
2. Handen en voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd –
Blijf uit de buurt van draaiende messen en bewegende
onderdelen.
93-7282
1. Zet de motor af en
verwijder het
contactsleuteltje voordat u
de machine achterlaat.
2. Lees de
Gebruikershandleiding.
3. Wielhoogte
93-6674
1. Handen kunnen gekneld raken – Lees de instructies alvorens
service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
93-6677
1. Waarschuwing – Machine kan voorwerpen uitwerpen. Zorg
ervoor dat de grasgeleider altijd is aangebracht.
2. Handen en voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd –
Blijf uit de buurt van draaiende messen en bewegende
onderdelen.
93-7010
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Blijf op veilige afstand.
2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd –
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
93-3777
1. Motor
4
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Losse onderdelen
Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te bepalen welke onderdelen worden gebruikt bij de montage.
Omschrijving Hoeveelheid Gebruik
Grasgeleider
Veer
Bout, 3/8 x 3-1/2 inch
Borgmoer, 3/8 inch
1
2
2
2
Grasgeleider monteren
Maatwiel
Pen
R-pen
2
2
2
Maatwielen monteren
Bevestigingsplaat van maaidek
Borstbout
Borgmoer, 1/2 inch
1
2
2
Voorste montageplaat op maaidek monteren
Bout, 5/16 x 2-1/2 inch
Borgmoer, 5/16 inch
R-pen
Dunne ring
Dikke ring
2
2
4
2
2
Maaidek aan tractor monteren
Gebruikershandleiding 1
Lezen voordat de machine in gebruik wordt
genomen.
Het maaidek gebruiksklaar
maken
1. Plaats de veren in de beugels op het maaidek met de
haakeinden over de opstaande achterkant (Fig. 2).
2. Houd de grasgeleider recht voor de gaten in de beugels
en de rechte uiteinden van de veren onder het scharnier
en boven de grasgeleider (Fig. 2).
3. Bevestig de geleider aan de beugel met de bouten door
de grasgeleider, veren en beugels. Zet ze vast met de
borgmoeren (Fig. 2).
4. Til de grasgeleider omhoog en controleer of deze
veerbelast is en onbelemmerd volledig omlaag kan
worden geklapt.
Belangrijk
De grasgeleider moet onder veerspanning
omlaag worden gehouden. Til de grasgeleider omhoog om
te controleren of deze volledig omlaag klapt.
1
5
3
6
1783
4
2
Figuur 2
1. Beugel
2. Haakeind van veer
3. Ruimte voor veer
4. Grasgeleider
5. Bout
6. Borgmoer
5
5. Buig de demperveer zijwaarts, schuif de verstelplaat
van het maatwiel in de beugel van het maatwiel van het
maaidek en zet deze vast met de pen en de R-pen
(Fig. 3).
2424
2
5
4
3
1
Figuur 3
1. Demperveer
2. Plaat
3. Beugel
4. Pen
5. R-pen
Opmerking: Nadat het maaidek aan de tractor is
gemonteerd en de maaihoogte is afgesteld, moet u de
maatwielen afstellen; zie Maaihoogte afstellen, blz. 11.
6. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af.
7. Plaats de bevestigingsplaat met de lipjes naar boven
tussen de beugels aan de voorzijde van het maaidek
(Fig. 4).
8. Steek de borstbouten door de bevestigingsplaat in de
beugels van het maaidek. Zet ze vast met borgmoeren
(Fig. 4).
1784
1
2
4
3
1
4
Figuur 4
1. Lipje omhoog
2. Beugel van maaidek
3. Borstbout
4. Borgmoer
Maaidek monteren
Gevaar
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter
of complete grasvanger kunnen u of anderen in
aanraking met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen komen. Contact met het draaiende
maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan
lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar
het gazon. Als de grasgeleider is beschadigd,
moet u deze onmiddellijk vervangen.
Kom nooit met uw handen of voeten onder het
maaidek.
Probeer nooit het afvoersysteem of de maai-
messen te reinigen zonder eerst de aftakas uit te
schakelen en het contactsleuteltje op UIT te
draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje
en trek de bougiekabel van de bougie(s).
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
draai het contactsleuteltje op UIT om de motor af te
zetten. Verwijder het sleuteltje.
2. Draai de voorwielen helemaal naar links. Schuif het
maaidek vanaf de rechterkant onder het chassis.
3. Monteer de drijfriem van het maaidek op de poelie van
de elektrische koppeling (Fig. 5).
1
2
Figuur 5
Bovenaanzicht
1. Drijfriem van maaidek 2. Poelie van elektrische
koppeling
6
4. Monteer de bevestigingsbeugels van het maaidek op de
vooras met behulp van de bouten en borgmoeren
(Fig. 6).
1785
1
2
3
Figuur 6
1. Bevestigingsbeugel
2. Bout, 5/16 x 2-1/2 inch
3. Borgmoer
5. Zet de maaihoogtehendel in inkeping D.
6. Verwijder de veer van de maaihoogte-instelling tussen
de rechtse hefbeugel van het maaidek en de
bevestigingsbout (Fig. 7).
Opmerking: Gebruik hiervoor de veertrekker die bij de
machine is geleverd.
1
2
3
1851
Figuur 7
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
7. Zet de maaihoogtehendel in inkeping A.
8. Controleer of beide stangen 16 mm buiten het stelblok
steken (Fig. 8).
6
1
4
5
3
1805
16 mm
2
Figuur 8
1. Stang
2. Stelblok
3. R-pen en dikke ring
4. Stelbeugel
5. Bevestigingsplaat van
maaidek
6. R-pen en dunne ring
9. Schuif het uiteinde van de lange stang door het gat in de
bevestigingsbeugel (Fig. 8).
10.Monteer de dunne ring en de R-pen om de stang vast te
zetten op zijn plaats (Fig. 8).
11. Monteer de stelbeugel (met gleuf) op de pen aan de
bevestigingsplaat van het maaidek (Fig. 8).
12.Monteer de dikke ring en de R-pen om het maaidek vast
te zetten (Fig. 8).
13.Herhaal stappen 9–12 aan de andere kant van het
maaidek.
14.Bevestig de veer van de arm van de spanpoelie aan de
beugel op de maaimachine (Fig. 9).
1
3
2
Figuur 9
Gezien vanaf de linkerkant.
1. Veer
2. Arm van de spanpoelie
3. Beugel
15.Zet de maaihoogtehendel in inkeping D om de montage
van de veer van de maaihoogte-instelling te
vergemakkelijken.
7
16.Bevestig de veer van de maaihoogte-instelling tussen de
rechtse hefbeugel van het maaidek en de
bevestigingsbout (Fig. 10).
Opmerking: Gebruik hiervoor de veertrekker die bij de
machine is geleverd.
1
2
3
1851
Figuur 10
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
17.Controleer of het maaidek horizontaal staat; zie
Maaidek horizontaal stellen, blz. 7, en Schuinstand
van het maaidek (lengterichting) instellen, blz. 8.
Maaidek horizontaal stellen
De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan.
Controleer de horizontale stand van het maaidek telkens
wanneer u het maaidek monteert of wanneer het maai-
resultaat onregelmatig is. Alvorens het maaidek horizontaal
te stellen, moet u ervoor zorgen dat de voor- en achter-
banden de aanbevolen spanning hebben; raadpleeg de
Gebruikershandleiding van de tractor voor de correcte
bandenspanning.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
2. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “C”.
3. Draai het maaimes (de maaimessen) voorzichtig
evenwijdig (Fig. 11). Meet de afstand tussen de
buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Fig. 11).
Als beide afstanden meer dan 5 mm bedragen, is
afstelling nodig; zie stappen 4 en 5.
Vóór
1
2
3
3
2
1078
Figuur 11
1. Maaimessen evenwijdig
2. Buitenste snijranden
3. Hier meten
4. Verwijder de R-pen en de ring uit de stelbeugel
(Fig. 12). Om de mes(en) te stellen, moet u de
stelbeugel in een ander gat plaatsen en de ring en de
R
-pen monteren. (Fig. 12). Met een gat aan de voorkant
zet u het mes lager en met een gat aan de achterkant zet
u het mes hoger. Indien nodig moet u beide kanten
afstellen.
1
4
3
2
1805
Figuur 12
1. R-pen en ring
2. Stelbeugel
3. Gat aan voorkant
4. Achterste gat
5. Schuinstand van het maaidek controleren; zie
Schuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen,
blz. 8.
8
Schuinstand van het maaidek
(lengterichting) instellen
Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer
u dit monteert. Alvorens de schuinstand te controleren, moet
u ervoor zorgen dat de voor- en achterbanden de aanbevolen
spanning hebben; raadpleeg de Gebruikershandleiding van
de tractor voor de correcte bandenspanning.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
draai het contactsleuteltje op UIT om de motor af te
zetten. Verwijder het sleuteltje.
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie
3. Controleer de horizontale stand van de machine en stel
deze bij als u de instelling niet hebt gecontroleerd; zie
Maaidek horizontaal stellen, blz. 7.
4. Meet de lengte van de stang die uitsteekt uit de
voorzijde van het stelblok op de zijkanten van het
chassis (Fig. 13).
16 mm
2
3
4
m-1805
1
Figuur 13
1. Stelblok
2. Lange stang
3. R-pen en ring
4. Bevestigingsplaat van
maaidek
Opmerking: Als de stang korter is dan is 16 mm,
verwijdert u de R
-pen en de ring aan het uiteinde van de
stang (Fig. 13) en draait u de stang totdat deze een
lengte van 16 mm heeft.
5. Plaats het uiteinde van de stang in het gat in de
bevestigingsbeugel van het maaidek en zet deze vast
met behulp van de ring en de R
-pen.
6. Herhaal deze stappen 4–5 aan de andere kant van het
maaidek.
7. Zet de maaihoogtehendel in stand C.
8. Draai de messen voorzichtig rond, totdat zij in de
lengterichting wijzen.
9. U controleert de schuinstand van de maaimachine door
de afstand tussen de onderkant van de maaimachine
(middenvoor en middenachter) en de vlakke ondergrond
te meten (Fig. 14).
Als de voorkant niet 0–8 mm lager staat dan de
achterkant, moet u de schuinstand van het maaidek
instellen (stappen 10 tot en met 13); ga anders verder
naar stap 14.
Vóór
1078
1
2
3
4
4
Figuur 14
1. Mes in lengterichting
2. Afstand rand van voorste
maaimes
3. Afstand rand van
achterste maaimes
4. Hier meten
10.Om de schuinstand van het maaidek bij te stellen, moet
u de bevestigingsbouten aan de voorkant een beetje
losdraaien (Fig. 15).
m-4634
1
2
1
2
Figuur 15
1. Bevestigingsbout 2. Moer van oogbout
11. Draai de moeren van de oogbouten om de afstelling te
veranderen (Fig. 15). Om de voorkant van het maaidek
hoger te zetten, draait u de moeren van de oogbouten
vaster. Om de voorkant lager te zetten, draait u de
moeren van de oogbouten losser.
9
12.Nadat u de borgmoeren op de oogbouten gelijk hebt
afgesteld, controleert u nogmaals de schuinstand. Stel
de moeren indien nodig bij, totdat de voorste punt van
het maaimes 0–8 mm lager staat dan de achterste punt.
13.Als de schuinstand correct is, draait u de
bevestigingsbouten vast (Fig. 15).
14.Als de schuinstand correct is, moet u controleren of de
maaimachine horizontaal staat; zie Maaidek horizontaal
stellen, blz. 7.
15.Controleer de hoogte van de maatwielen; zie
Maaihoogte afstellen, blz. 11.
Maaidek verwijderen
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
2. Zet de maaihoogtehendel in inkeping D.
3. Verwijder de veer van de maaihoogte-instelling tussen
de rechtse hefbeugel van het maaidek en de
bevestigingsbout (Fig. 16).
Opmerking: Gebruik hiervoor de veertrekker die bij de
machine is geleverd.
1
2
3
1851
Figuur 16
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
4. Zet de maaihoogtehendel in inkeping A.
5. Verwijder de veer op de arm van de spanpoelie van de
beugel op de maaimachine (Fig. 17).
1
3
2
Figuur 17
Gezien vanaf de linkerkant.
1. Veer
2. Arm van de spanpoelie
3. Beugel
6. Verwijder de bouten en moeren en trek de twee
bevestigingsbeugels van het maaidek omlaag van de
vooras af (Fig. 18).
1785
1
2
3
Figuur 18
1. Bevestigingsbeugel
2. Bout, 5/16 x 2-1/2 inch
3. Borgmoer
10
7. Verwijder de R-pen en de ring van het uiteinde van de
lange stang (Fig. 19). Schuif de stang uit de
bevestigingsbeugel van het maaidek.
1
3
2
1
4
1805
Figuur 19
1. R-pen en ring
2. Lange stang
3. Stelbeugel
4. Bevestigingsplaat van
maaidek
8. Verwijder de R-pen en de ring op de bevestigingsbeugel
van het maaidek (Fig. 19). Schuif de beugel van de
bevestigingspen. Monteer de ring en de R
-pen voor opslag.
9. Draai de stelbeugel omhoog naar het frame toe en haak
de lange stang zolang in één van de gaten. Zet de lange
stang vast met de ring en de R
-pen.
10.Herhaal stappen 7–9 aan de andere kant van het maaidek.
11. Zet de maaihoogtehendel in inkeping D. Bevestig de
veer van de maaihoogte-instelling aan de bout voor
opslag (Fig. 16).
Opmerking: U mag de veer van de maaihoogte-instelling
niet monteren als de kettingen van het achterwiel moeten
worden geïnstalleerd.
12.Verwijder de drijfriem van het maaidek van de poelie
van de elektrische koppeling (Fig. 20).
1
2
Figuur 20
Bovenaanzicht
1. Drijfriem van maaidek 2. Poelie van elektrische
koppeling
13.Draai de voorwielen helemaal naar links. Schuif het
maaidek naar rechts uit om deze te verwijderen.
Gebruiksaanwijzing
Zijafvoer of fijnmaken van gras
Gevaar
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter
of complete grasvanger kunnen u of anderen in
aanraking met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen komen. Contact met het draaiende
maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan
lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar
het gazon. Als de grasgeleider is beschadigd,
moet u deze onmiddellijk vervangen.
Kom nooit met uw handen of voeten onder het
maaidek.
Probeer nooit het afvoersysteem of de maai-
messen te reinigen zonder eerst de aftakas uit te
schakelen en het contactsleuteltje op UIT te
draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje
en trek de bougiekabel van de bougie(s).
Het maaidek is uitgerust met een scharnierende
grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het
gazon afvoert. Om gemaaid gras fijn te maken, moet u de
Recycler
®
kit (optioneel bij een aantal modellen) monteren.
Bediening van de aftakas
Met de maaikoppelingshendel (aftakas) schakelt u de
aandrijving naar het maaimes (de maaimessen) in of uit.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding van uw tractor voor
een volledige beschrijving van de aftakas.
11
Maaihoogte instellen
Met de maaihoogtehendel stelt u het maaidek in op de
gewenste maaihoogte. De maaihoogte kan in zeven standen
worden gezet, van ongeveer 38 tot 116 mm.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
2. Trek aan de maaihoogtehendel en zet deze in de
gewenste stand (Fig. 21).
m–1853
1
116 mm
38 mm
51 mm
64 mm
76 mm
89 mm
102 mm
Ongeveer
Figuur 21
1. Maaihoogtehendel
3. U stelt de maatwielen van de maaimachine als volgt af
op de correcte hoogte:
A. Verwijder de R-pen en de pen om de maatwielen in
een ander gat te plaatsen (Fig. 22).
1233
1
2
3
Figuur 22
1. Wiel
2. Pen
3. R-pen
B. Kies een gat en let er hierbij op dat het maatwiel
zich 10 mm boven de grond bevindt voor de
gewenste maaihoogte (Fig. 22).
C. Plaats de pen en zet deze vast met de R-pen.
Maaitips
SNEL-stand gashendel
Voor een optimaal maairesultaat en een maximale
luchtcirculatie moet u de gashendel op SNEL zetten. Lucht
is vereist om het gemaaide gras goed fijn te maken. Daarom
is het belangrijk dat u de maaihoogte niet te laag instelt en
ervoor zorgt dat de machine niet geheel is omgeven door
ongemaaid gras. Probeer altijd één zijkant van de machine
vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden
aangezogen.
Wanneer u een gazon voor de eerste keer
maait
Laat het gras iets langer dan normaal, om te voorkomen dat
oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid. In
het algemeen is het best de voorheen gebruikte maaihoogte
te kiezen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien,
kunt u het best in twee keer maaien om een goed
maairesultaat te verkrijgen.
1/3 van de lengte van het gras afmaaien
Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer 1/3 van de
lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt
afgeraden, tenzij het gras dun is of in de late herfst,
wanneer het gras langzamer groeit.
Maairichting
Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras
rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere
verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting
ten goede komt.
Maai met de juiste regelmaat
Normaal gesproken om de 4 dagen. Houd er echter
rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel
groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een
goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker
maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u
minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien,
maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later
op een lagere maaihoogte.
Gras niet te kort afmaaien
Als de maaibreedte van het maaidek groter is dan die van
het maaidek dat u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte
één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te
kort worden afgemaaid.
12
Lang gras
Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of
als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte
hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte
maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte
maaien.
Stoppen tijdens het maaien
Als u de machine moet stoppen tijdens het maaien, kan er
een kluit maaisel op het gazon terechtkomen. Dit kunt u als
volgt voorkomen:
1. Schakel het maaimes (de maaimessen) in en rij naar een
deel van het gazon dat al is gemaaid.
2. Om het maaisel gelijkmatig te verspreiden, zet u de
maaihoogte één of twee standen hoger en rijdt u vooruit
met het mes (de messen) in de stand Ingeschakeld.
Onderkant van het maaidek schoonhouden
Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant
van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek
verzamelt, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend
maairesultaat.
Onderhoud van maaimessen
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp
maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het
te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt
het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer
groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer om de 30
dagen of het maaimes (de maaimessen) goed scherp is
(zijn) en verwijder bramen met een vijl.
Onderhoud
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure
Voor elk gebruik Onderkant van het maaidek schoonmaken.
Om de 5 bedrijfsuren Maaimes controleren.
Voor de stalling
Alle bovenstaande onderhoudsprocedures uitvoeren.
De riemen op slijtage/scheurtjes controleren.
Beschadigde oppervlakken bijwerken.
Onderhoud van het maaimes
Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u het
maaimes (of de maaimessen) scherp houden. Een of meer
extra maaimessen vergemakkelijken het slijpen en
vervangen.
Gevaar
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een
stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of omstanders en
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Het Toro-logo is een geregistreerd handelsmerk van de
Toro Company. Het duidt aan dat het onderdeel waarop het
is aangebracht, een origineel Toro-product is. Het logo, dat
hieronder wordt afgebeeld, is aangebracht op originele
Toro-maaimessen.
Mes(sen) controleren
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 9.
2. Controleer de snijranden (Fig. 23). Als de randen niet
scherp zijn of bramen vertonen, maaimes(sen)
verwijderen en slijpen; zie Maaimes(sen) slijpen, blz. 13.
13
3. Controleer het mes (de messen), met name het gebogen
deel (Fig. 23). Als u beschadiging, slijtage of
groefvorming in dit deel constateert (Fig. 23), moet u
het mes direct vervangen.
151
1
2
3
Figuur 23
1. Snijrand
2. Gebogen deel
3. Slijtage/groefvorming
Het maaimes verwijderen
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 9.
2. Kantel voorzichtig het maaidek.
3. Verwijder de bout, de klemring en het mes (Fig. 24).
Plaats indien nodig een houten blok tussen het maaimes
en het maaidek om het mes vast te zetten, zodat u de
bout kunt losdraaien.
4. Controleer alle onderdelen. Bij gebreken of
beschadiging delen vervangen.
1796
1
2
3
4
Figuur 24
1. Moer
2. Klemring
3. Mes
4. As
Maaimessen slijpen
1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden
van het mes te slijpen (Fig. 25). Houd daarbij de
oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans
als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid
materiaal verwijdert.
m–1854
1
Figuur 25
1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen
2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans
(Fig. 26). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans
en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is,
moet u wat metaal afvijlen van de achterkant van het
mes. Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is.
1
2
1855
Figuur 26
1. Mes 2. Mesbalans
Mes(sen) monteren
1. Monteer het mes, de klemring en de mesbout (Fig. 27).
Belangrijk
Het gebogen deel van het mes moet naar de
binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede
maaikwaliteit te garanderen.
2. Draai de mesmoer vast met een torsie van 54-81 Nm.
1796
1
2
3
4
Figuur 27
1. Moer
2. Klemring
3. Mes
4. As
14
Onderhoud van de drijfriem
van het maaimes
Drijfriem van maaimes verwijderen
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 9.
2. Draai de bevestigingsschroeven van de poeliekappen
los en verwijder de kappen van de mespoelies (Fig. 28).
2
3
1
1803
2
4
Figuur 28
Bovenaanzicht
1. Schroef van poeliekap
2. Poeliekap
3. Riemgeleider
4. Drijfriem van maaidek
3. Draai de bevestigingsbout van de spanpoelie los zodat
de riem langs de riemgeleider kan lopen (Fig. 28).
4. Verwijder de riem van de poelies (Fig. 28).
Drijfriem van het maaimes monteren
1. Leg de nieuwe riem rond de mespoelies en de
spanpoelies.
2. Draai de bout van de spanpoelie vast (Fig. 28).
3. Monteer de kappen op de linker- en rechterpoelie met
behulp van de bevestigingschroeven (Fig. 28).
4. Monteer het maaidek, zie Maaidek monteren, blz. 5.
Onderkant van het maaidek
wassen
Telkens nadat u de maaimachine heeft gebruikt, moet u de
onderkant van de machine wassen om te voorkomen dat er
zich gras verzamelt. Hierdoor wordt gras beter fijn gemaakt
en het maaisel beter verstrooid.
1. Parkeer de machine op een stevig, horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de motor af en
haal het sleuteltje uit het contact.
2. Bevestig de slangkoppeling aan de wasaansluiting van
de machine en draai de waterkraan helemaal open
(Fig. 29).
Opmerking: Smeer petrolatum op de O-ring van de
wasaansluiting om de koppeling gemakkelijker te
bevestigen en de O-ring te beschermen.
3. Zet het maaidek in de laagste maaistand.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor.
Schakel de aftakas in en laat de machine één tot drie
minuten lopen.
5. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het
sleuteltje uit het contact. Wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen.
6. Draai de kraan dicht en maak de slangkoppeling los van
de wasaansluiting.
Opmerking: Als de maaimachine na één wasbeurt niet
schoon is, moet u deze 30 minuten laten inweken. Herhaal
daarna deze procedure.
7. Laat de motor opnieuw één à drie minuten lopen om het
overtollig water te verwijderen.
1
m–3119
2
3
Figuur 29
1. Wasaansluiting
2. Snelkoppeling (niet
meegeleverd)
3. Slang
15
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan
voorwerpen uitwerpen of contact met het maaimes
veroorzaken, waardoor u en anderen letsel kunnen
oplopen. Contact met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen kan ernstig lichamelijk of dodelijk
letsel veroorzaken.
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting
moet direct worden vervangen, voordat u de
machine opnieuw gebruikt.
Gaten in de machine dichtmaken met bouten en
moeren.
Steek nooit uw handen of voeten onder de
machine of door openingen in de machine.
Waarschuwing
Stalling
1. Vuil en maaisel van de bovenkant van het maaidek
verwijderen.
2. Dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant van de
machine.afschrapen. Spoel vervolgens de machine
schoon met een tuinslang.
3. Controleer de conditie van de maaimessen, zie
Onderhoud van het maaimes, blz. 12.
4. De conditie van de drijfriem van het maaimes
controleren.
5. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai
deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.
6. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service
Dealer.
7. Stal de machine in een schone, droge garage of
opslagruimte. Dek de machine af om deze te
beschermen en schoon te houden.
16
Problemen, oorzaak en remedie
Probleem Mogelijke oorzaken Remedie
De machine trilt abnormaal.
1. Het maaimes (de maaimessen)
is (zijn) verbogen of niet in
balans.
1. Nieuwe maaimes(sen)
monteren.
2. De bevestigingsbout van het
maaimes zit los.
2. De bevestigingsbout van het
maaimes vastdraaien.
3. De bevestigingsbouten van de
motor zitten los.
3. De bevestigingsbouten van de
motor vastdraaien.
4. Een motorpoelie, spanpoelie of
mespoelie zit los.
4. Desbetreffende poelie
vastzetten.
5. De motorpoelie is beschadigd. 5. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
Het mes (de messen) draait
(draaien) niet.
1. De drijfriem van de
maaimessen is versleten, los of
stuk.
1. Een nieuwe drijfriem monteren.
2. De drijfriem van het maaimes
zit niet op de poelie.
2. Monteer de drijfriem van het
maaimes en controleer of de
spanpoelie en de riemgeleiders
de juiste positie hebben.
De machine maait ongelijkmatig.
1. De maatwielen zijn verkeerd
afgesteld.
1. Stel de maatwielen af.
2. De bandenspanning is niet
correct.
2. Zorg ervoor dat de banden de
correcte spanning hebben.
3. Het maaidek staat niet
horizontaal.
3. Het maaidek horizontaal en in
de correcte schuinstand stellen.
4. De onderkant van het maaidek
is vuil.
4. Onderkant van het maaidek
schoonmaken.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16

Toro 44in Side Discharge Mower, 2005 and After XL 440H Lawn Tractor Handleiding

Type
Handleiding