31
NL
Instructies voor het correct gras afrijden
Voor het gras afrijden is een overlappende werkwijze
aan te bevelen.
Maai enkel met een scherp en intact mes zodat de
grashalmen niet uitrafelen en het gazon niet geel
wordt.
Om een proper maaipatroon te bereiken leidt u de
maaier in zo recht mogelijke banen. De banen
moeten elkaar steeds overlappen met enkele
centimeters zodat er geen stroken blijven staan.
Hoe vaak moet worden afgereden hangt in principe
ervan af hoe snel het gras groeit. In de
hoofdgroeiperiode (mei – juni) twee keer per week,
anders eenmaal per week. De maaihoogte moet
tussen 4 en 6 cm liggen en het gras moet 4 tot 5 cm
groeien voordat u het opnieuw afrijdt. Mocht het gras
ooit wat langer worden, maak dan achteraf niet de
fout het gras direct in één keer op de normale hoogte
terug te snijden. Dit schaadt het gazon. Snij dan
nooit meer dan de helft van de grashoogte terug.
De onderkant van de omkasting van de maaier
schoon houden en afgezet gras zeker verwijderen.
Afgezet materiaal bemoeilijkt het starten, doet
afbreuk aan de maaikwaliteit en belemmert het
uitwerpen van het gras.
Op hellingen moet de maaibaan steeds dwars over
de helling verlopen. Het wegglijden van de maaier
kan door schuin omhoog verplaatsen worden
voorkomen.
Kies de maaihoogte naargelang de werkelijke lengte
van het gras. Rijdt het gras in meerdere beurten af
zodat het gras per beurt maximaal 4 cm korter wordt
gereden.
Voordat u eender welke controles aan het mes
uitvoert zeker de motor afzetten. Denk eraan dat het
mes na het afzetten van de motor nog enkele
seconden blijft draaien. Probeer nooit het mes te
stoppen. Controleer regelmatig of het mes correct
bevestigd, in perfecte staat en goed geslepen is. Zo
niet dient u het mes te slijpen of te vervangen. Indien
het roterende mes een voorwerp raakt, de maaier
uitschakelen en wachten tot het mes helemaal
stilstaat. Controleer vervolgens de toestand van het
mes en de meshouder. Indien die beschadigd zijn
moeten ze worden vervangen.
Leg de gebruikte aansluitkabel van het toestel in
bochten voor het gebruikte stopcontact op de grond.
Rijdt het gras al weggaand van het stopcontact of de
kabel af en let er op dat de aansluitkabel van het
toestel steeds binnen het afgereden gazongedeelte
ligt om te voorkomen dat u met de grasmaaier over
de kabel rijdt.
Zodra tijdens het maaien grasresten blijven liggen,
moet de opvangzak leeg worden gemaakt.
Let op! Vóór het afnemen van de opvangzak de
motor afzetten en wachten tot het
maaigereedschap tot stilstand is gekomen.
Om de opvangzak af te nemen tilt u met één hand de
uitlaatklep op en met de andere hand neemt u de
opvangzak aan het handvat uit. Overeenkomstig de
veiligheidsvoorschriften valt de uitlaatklep bij het
afnemen van de opvangzak dicht en sluit de
achterste uitwerpopening. Als daarbij grasresten in
de opening blijven hangen, trekt u de maaier best
ongeveer 1 m terug om het starten van de motor te
vergemakkelijken.
Grasresten in de omkasting van de maaier en op het
werkgereedschap niet met de hand of de voet
verwijderen maar met de gepaste hulpmiddelen, b.v.
borstel of handveger.
Op de plaats waar u de korf ledigt moet de frontklep
van de korf met 180° omhoog worden gezwenkt. Die
klikt dan vanzelf in deze stand vast. Ter
ondersteuning bevindt zich aan de achterzijde van
de opvanginrichting een tweede volwaardige
handgreep. Na het leegmaken kan de frontklep terug
naar de werkstand worden gebracht door de
ontgrendeling (fig. 12, pos. C) te bedienen.
Om een goed opraapresultaat te bereiken dienen de
opvangzak en vooral het net na gebruik van binnen
te worden schoongemaakt.
Opvangzak enkel vasthaken als de motor afgezet is
en het maaigereedschap stilstaat.
Uitwerpklep met één hand optillen en met de andere
hand de opvangzak aan het handvat vasthouden en
van boven vasthaken.
7. Vervanging van de
netaansluitleiding
Als de netaansluitleiding van dit apparaat
beschadigd wordt, dan moet hij door de fabrikant of
diens klantendienst of door een gelijkwaardig
gekwalificeerde persoon vervangen worden, om
gevaren te vermijden.