Simplicity MURRAY RDLT CE, REAR DISCHARGE LAWN TRACTOR AND MOWER DECK Handleiding

Categorie
Gazon verticuteermachines
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Not for
Reproduction
INHOUD
Voorblad ............................................................................................................... 1
Illustraties ............................................................................................................3
Veiligheid van de gebruiker ...............................................................................8
Functies en bedieningselementen ..................................................................16
Gebruik ...............................................................................................................19
Controle van het veiligheidsvergrendelsysteem ............................................19
Onderhoud ......................................................................................................... 24
Problemen oplossen ......................................................................................... 28
 ......................................................................................................30
Garantie ..............................................................................................................31
Algemene informatie
Hartelijk dank voor de aankoop van deze hoogwaardige zitmaaier. Uw grasmaaier zal u vele jaren betrouwbare diensten
bewijzen, wanneer u de machine gebruikt en onderhoudt zoals vermeld in de instructies in deze handleiding.
Deze handleiding bevat veiligheidsinformatie om u te wijzen op de gevaren en risico’s verbonden met zitgrasmaaiers en
hoe u deze kunt vermijden. Deze zitgrasmaaier is alleen ontworpen en bedoeld voor het grasmaaien en voor geen enkel
ander doel. Het is belangrijk dat u deze instructies grondig doorleest en begrijpt voordat u de maaier probeert te starten of
te bedienen. Bewaar deze originele instructies voor toekomstig gebruik.
Noteer de naam en het nummer van uw model, de
identicatienummers van de fabrikant en de serienummers van
de motor in de daartoe voorziene ruimte zodat u ze bij de hand
hebt. Deze nummers vindt u op de afgebeelde locaties.
Wanneer u contact opneemt met uw erkend verdeler voor
reserveonderdelen, service of informatie, MOET u over
deze nummers beschikken.
A. Productidenticatienummer van de fabrikant
B. Serienummer van de fabrikant
C. Naam en adres van de fabrikant
D. Maximale motorsnelheid in toeren per minuut
E. Nominaal vermogen in kilowatt
F. Gewicht van de machine in kilogram
G. CE-logo (als bevestiging dat aan de CE-vereisten wordt vol-
daan)
H. Bouwjaar
I. Gegarandeerd geluidsniveau in decibel
REFERENTIEGEGEVENS VAN HET PRODUCT
Omschrijvende benaming/nummer van het model
Fabricagenr. van de machine Serienummer van de machine
Poductienummer van het maaidek Serienummer van het maaidek
Naam van de verdeler Aankoopdatum
REFERENTIEGEGEVENS VAN DE MOTOR
Motormerk Motormodel
Motortype/-specificatie Code/serienummer van de motor

Productreferentiegegevens
C
B
A
D
E
F
G
H
I
MODEL NO. xxxxxxx
SERIAL NO. xxxxxxxxxx
20xx
x.x kW
xxxx min
-1
xxx
dB
xxx kg
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
XXXXXXXXXXXXXXXXX
7
nl
De getoonde onderdelenlijst voor deze machine kunt
u downloaden op murray.com. Geef het model en
serienummer aan als u vervangende onderdelen bestelt.
Betrouwbaarheid trillingsmeting – de trilling van de ma-
chine is gemeten met de methodes en procedures die worden
beschreven in de Internationale Standaards die ten tijde van
de fabricage van kracht waren. De betrouwbaarheid van deze
meting mag tot 5% afwijken van de gepubliceerde waarde die
wordt genoemd in de Verklaring van overeenstemming.
Not for
Reproduction
WAARSCHUWING
Bepaalde onderdelen van dit product en de bijbehorende
accessoires bevatten chemische stoen waarvan bekend is in
de staat Californië dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere
voortplantingsrisico’s veroorzaken. Was uw handen na werken met
de accu.
WAARSCHUWING
Accucontactpennen, aansluitklemmen en verwante accessoi-
res bevatten lood en loodverbindingen – dit zijn chemische stoen
w
aar
van in de staat Californië bekend is dat ze kanker en geboorte-
afwijkingen kunnen veroorzaken of een ander voortplantingsrisico
inhouden.
Was uw handen na werken met de accu.
WAARSCHUWING
De motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten chemicaliën
waarvan aan de staat Californië bekend is dat deze kanker, ge
-
boorteafwijkingen of andere nadelige eecten op de voortplanting
ver
oorzaken.
Belangrijke veiligheidsinstructies
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES- Deze handleiding bevat be-
langrijke instructies die tijdens het eerste instellen, het bedie-
nen en het onderhoud van deze machine opgevolgd moeten
worden. Bewaar deze originele instructies voor toekomstig
gebruik.
Het veiligheidssymbool wordt gebruikt om te wijzen op
gevaren die persoonlijk letsel kunnen veroorzaken. Een signaal-
woord (GEVAAR, WAARSCHUWING of VOORZICHTIG) wordt
gebruikt samen met het waarschuwingspictogram om te wijzen op
de waarschijnlijkheid en de mogelijke ernst van het letsel. Verder
kan een gevarensymbool worden gebruikt om het soort gevaar aan
te duiden.
LET OP duidt op een situatie die schade aan het product zou
kunnen veroorzaken.
Brand
Bewegende delen Schok
Stoppen
Toxische gassen
Terugslag
Explosie
Aan/Uit
Choke
Brandstof
Heet oppervlakGevaar
Chemisch
Draag oog
bescherming
Lees
handleiding
Snel
Langzaam
Olie
Gevarensymbolen en hun betekenis
WAARSCHUWING
Draaiende motor stoot koolmonoxide uit, een geurloos, kleur
loos, giftig gas.
Het inademen van koolmonoxide kan hofdpijn, vermoeid
-
heid, duizeligheid, braken, verwardheid, toevallen, misselijk-
heid, auwvallen of de dood veroorzaken.
• Gebruik de machine ALLEEN buiten.
• Z
or
g er voor dat er geen uitlaatgas terecht komt in een gesloten
ruimte via ramen, deuren, ventilatie- of andere openingen.
Omrollen
Gevaar
Verlies van
lichaamsdelen
Brandstof
Afsluiten
Veiligheid van de gebruiker
GEVAAR duidt op een risico, dat indien het niet wordt
vermeden, de dood of een ernstig lichamelijk letsel tot gevolg zal
hebben.
WAARSCHUWING duidt op een risico, dat indien het
niet wordt vermeden, de dood of een ernstig lichamelijk letsel tot
gevolg kan hebben.
WAARSCHUWING
Draaiende motoren produceren warmte. Motoronderdelen,
vooral geluiddempers, worden uiterst heet.
Dit kan, bij aanraking, leiden tot ernstige brandwonden.
Brandbare resten, zoals bladeren, gras, snoeihout, enz. kun
-
nen vuur vatten.
Laat geluiddemper, motor
cilinder en koelvinnen afkoelen
voordat u ze aanraakt.
Ver
wijder brandbare stoen die zich in en rondom de geluid-
demper en cilinder hebben opgehoopt.
Over
eenkomstig de California Public Resource Code
Section 4442 is het verboden de motor te gebruiken in of
in de buurt van een bos-, kreupelhout- of grasgebied tenzij
het uitlaatsysteem is uitgerust met een vonkenvanger, zoals
gedenieerd in Section 4442, die in goede staat wordt
gehouden. Andere staten en federale jurisdicties kunnen
soortgelijke wetgeving kennen. Neem contact op met de
fabrikant, verkoper of dealer om een vonkenvanger te
verkrijgen die geschikt is voor het op deze motor gemonteerde
uitlaatsysteem.
VOORZICHTIG duidt op een gevaar dat, indien het niet
wordt voorkomen, licht of matig letsel zou kunnen veroorzaken.
8
Not for
Reproduction
Gebruiksveiligheid
Machines met motoraandrijving zijn net zo veilig als de
gebruiker ervan. Als een machine verkeerd wordt gebruikt of niet
goed wordt onderhouden, kan deze gevaarlijk zijn! Vergeet niet dat u
verantwoordelijk bent voor uw veiligheid en die van de personen in uw
omgeving. Gebruik uw gezonde verstand en denk na bij wat u doet. Als
u niet met zekerheid weet of de taak die u wil uitvoeren op een veilige
manier met de door u gekozen machine kan worden uitgevoerd, vraagt
u raad aan een vakman: neem contact op met uw erkende dealer.
Lees de handleiding
In de gebruikershandleiding staat belangrijke veiligheidsinformatie
waarvan u op de hoogte moet zijn VOOR u uw toestel gebruikt en
waarvan u zich bewust moet zijn TIJDENS het gebruik.
U vindt er technieken voor een veilig gebruik, een toelichting
bij de functies en bedieningselementen van het toestel en
onderhoudsinformatie om u te helpen uw investering in het toestel
maximaal te laten renderen.
Vergeet niet de veiligheidsvoorschriften en -informatie op de volgende
pagina's volledig te lezen. Lees dus het volledige hoofdstuk "Gebruik".
Kinderen
Met kinderen kunnen zich tragische ongevallen voordoen. Laat ze
niet in de buurt komen van de plaats waar u het toestel gebruikt.
Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en het
maaien. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven
staan waar u ze het laatst zag. Als het risico bestaat dat kinderen
in de buurt komen van waar u aan het maaien bent, laat u een
verantwoordelijke volwassene op hen passen.
LAAT NOOIT KINDEREN MEE RIJDEN OP DEZE MACHINE!
Anders moedigt u hen namelijk aan om in de toekomst ook in de
buurt van het toestel te komen terwijl het draait en dan kunnen zij
ernstig gewond raken. Zij kunnen naar het toestel komen om mee
te mogen rijden wanneer u dat niet verwacht en u zou ze omver
kunnen rijden.
Achteruit
Maai niet achteruit, tenzij
absoluut noodzakelijk.
Kijk altijd naar onderen
en achter u voor en
terwijl u achteruitrijdt,
zelfs wanneer de
maaibladen niet zijn
geactiveerd.
Veilige methoden van gebruik
9
nl
Not for
Reproduction
3.5 ft
(1,5 m)
20.0 ft (6,0 m)
Gebruik op hellingen
U kunt ernstig gewond raken of zelfs omkomen wanneer u de zitmaaier op
een te steile helling gebruikt. Als u het toestel op een helling gebruikt die te
steil is of waarop u niet voldoende tractie hebt, kan u de controle over de
zitmaaier verliezen of ermee omkantelen.
Een goede vuistregel is het toestel niet te gebruiken op een helling waar
u niet achteruit op kan rijden (in tweewielaandrijvingsmodus). U mag de
zitmaaier niet gebruiken op een helling met een hoogteverschil van meer
dan 1,07 meter over een afstand van 6,10 meter of 17,6% (10°). Rijd altijd
op hellingen in de hellingsrichting: nooit overdwars.
Merk ook op dat de bovenlaag waarop u rijdt van grote invloed kan zijn op
de stabiliteit en bestuurbaarheid van de zitmaaier. Nat gras of een beijzeld
wegdek kan uw vermogen om de zitmaaier onder controle te houden ernstig
beperken.
Als u zich niet zeker voelt bij het gebruiken van de zitmaaier op een helling,
doe het dan niet. Het is het risico niet waard.
Bewegende delen
Dit toestel heeft vele bewegende delen waaraan u of iemand anders zich kan
verwonden. Als u echter correct op de bestuurdersstoel zit en alle voorschriften in
deze handleiding naleeft, is de machine veilig in gebruik.
Het maaidek heeft ronddraaiende maaibladen die in staat zijn om handen of voeten af
te hakken. Laat niemand in de buurt van de machine wanneer het maaiblad werkt!
Om u als bestuurder deze grasmaaier veilig te helpen gebruiken is hij voorzien
van een veiligheidssysteem dat nagaat of de bestuurder correct op de
bestuurdersstoel zit. Probeer NIET om het systeem te wijzigen of te overbruggen.
Neem onmiddellijk contact op met uw dealer als het systeem niet alle tests van het
veiligheidsvergrendelsysteem doorstaat die u in deze handleiding vindt.
Rondvliegende voorwerpen
Dee machine heeft ronddraaiende maaibladen. De maaibladen kunnen
afvalmateriaal opnemen en wegslingeren waardoor een omstander ernstig
gewond kan raken. Zorg ervoor dat u het te maaien oppervlak opruimt VOOR u
begint te maaien.
Gebruik de maaier niet zonder dat de volledige grasopvangzak of
afvoerbeschermkap (deector) is aangebracht.
Laat niemand in de buurt van de machine komen terwijl deze werkt! Als toch
iemand in de buurt komt, zet u het toestel onmiddellijk uit tot deze persoon weer
weg is.
Brandstof en onderhoud
Benzine is uiterst ontvlambaar. Ook benzinedampen zijn uiterst ontvlambaar
en kunnen zich in de omgeving verplaatsen naar ontstekingsbronnen. Benzine
mag alleen als brandstof worden gebruikt, niet als oplos- of schoonmaakmiddel.
Brandstof mag nooit op een plaats worden bewaard waar een concentratie van
benzinedampen kan ontstaan of waar de dampen tot bij een ontbrandingsbron
zoals een waakvlam terecht kunnen komen. Brandstof hoort in een geschikte,
afgesloten kunststof jerrycan of in de brandstoftank van de zitmaaier met een
goed gesloten dop. Gemorste brandstof moet onmiddellijk worden verwijderd.
Correct onderhoud is cruciaal voor de veiligheid en de prestaties van
uw machine. U dient de onderhoudsprocedures uit te voeren die in deze
handleiding staan en het veiligheidssysteem met regelmatige intervallen te
testen.
10
Not for
Reproduction
ALGEMEEN GEBRUIK
1. Voor u begint, leest u alle instructies in de handleiding en
op het toestel en zorgt u ervoor dat u ze begrijpt; leef ze
ook na.
2. Houd handen en voeten uit de buurt van bewegende
onderdelen en de onderkant van de machine. Blijf ook
steeds uit de buurt van de afvoeropening.
3. Laat alleen verantwoordelijke volwassenen die vertrouwd
zijn met de instructies met het toestel werken (de lokale
wetgeving kan leeftijdsbeperkingen voor de gebruiker op-
leggen)
4. Zorg ervoor dat zich binnen het te maaien gebied geen
voorwerpen bevinden zoals stenen, speelgoed, draden,
enz. die door het blad/de bladen opgenomen en wegge-
slingerd zouden kunnen worden.
5. Vergewis u ervan dat zich geen andere personen in de
buurt bevinden voor u begint te maaien. Zet het toestel
stop wanneer iemand in de buurt komt.
6. Vervoer nooit passagiers.
7. Maai niet achteruit, tenzij absoluut noodzakelijk. Kijk altijd
naar onderen en achter u voor en terwijl u achteruitrijdt.
8. Richt het afgevoerde materiaal nooit op iemand. Vermijd
afvoeren van materiaal tegen een wand of obstakel. Het
materiaal kan terugkaatsen naar de gebruiker. Stop het
blad/de bladen wanneer u over grind rijdt.
9. Gebruik de maaier niet wanneer de volledige grasop-
vangzak, de afvoerbeschermkap (deector) of andere
veiligheidsvoorzieningen niet volledig zijn aangebracht.
10. Verlaag uw snelheid voordat u een bocht neemt.
11. Laat de maaier nooit onbeheerd draaien. Schakel altijd
de PTO uit, activeer de parkeerrem, leg de motor stil en
haal de sleutels uit het contact voor u van de zitmaaier
stapt.
12. Schakel de bladen (PTO) uit wanneer u niet aan het
maaien bent. Leg de motor stil en wacht tot alle onderde-
len volledig tot stilstand zijn gekomen voor u de machine
schoonmaakt, de grasopvangzak verwijdert of de afvoer-
bescherming vrij maakt van verstoppingen.
13. Gebruik de machine alleen bij daglicht of goede kunst-
matige verlichting.
14. Gebruik het toestel niet onder invloed van alcohol of
drugs.
15 Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of
een weg moet oversteken.
16. Wees extra voorzichtig wanneer u de zitmaaier op een
aanhangwagen of vrachtwagen zet of hem eraf haalt.
17. Draag altijd een veiligheidsbril wanneer u het toestel ge-
bruikt.
18. Uit gegevens blijkt dat gebruikers vanaf de leeftijd van 60
jaar betrokken zijn in een groot percentage van ongeval-
len met toestellen met motoraandrijving die letselschade
tot gevolg hebben. Gebruikers in die leeftijdcategorie
moeten nagaan of zij in staat zijn om de machine vol-
doende veilig te gebruiken om zichzelf en anderen te
behoeden voor verwondingen.
19. Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant voor wiel-
gewichten en tegengewichten.
20. Vergeet niet dat de gebruiker verantwoordelijk is voor on-
gevallen waarvan personen of voorwerpen het slachtoer
worden.
21. Alle bestuurders zouden zich professionele en praktische
instructies moeten laten geven.
22. Draag altijd stevig schoeisel en een lange broek. Gebruik
de zitmaaier nooit blootsvoets of op sandalen.
23. Controleer voor elk gebruik visueel of de bladen en het
bevestigingsmateriaal van de bladen zijn aangebracht,
intact zijn en stevig vastzitten. Vervang versleten of be-
schadigde onderdelen.
24. Schakel appendages/hulpstukken uit voor: het bijvul-
len van brandstof, het verwijderen van een appendage/
hulpstuk en het bijregelen (tenzij de bijregeling vanop de
bestuurdersstoel kan gebeuren).
25. Wanneer de machine geparkeerd of opgeborgen is of
onbeheerd wordt achtergelaten, laat u de snijinrichting
zakken tenzij een positief mechanisch slot wordt gebruikt.
26. Voor u de bestuurdersstoel om welke reden dan ook ver-
laat, activeert u de parkeerrem (indien uw maaier ermee
is uitgerust), schakelt u de PTO uit, zet u de motor uit en
haalt u de sleutel uit het contact.
27. Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor dat er
zich geen gras, bladeren of olieresten op de zitmaaier be-
vinden. Stop of parkeer niet boven droge bladeren, gras
of brandbare materialen.
Lees deze veiligheidsrichtlijnen volg ze zorgvuldig op. Als u zich niet aan de voorschriften houdt, kan u de controle over
het toestel verliezen of kan dat leiden tot zware verwondingen of de dood voor u of personen in de buurt van het toestel of
beschadiging van het toestel of andere voorwerpen. Het maaidek is in staat om handen en voeten af te hakken en
voorwerpen in het rond te slingeren. De gevarendriehoek in de tekst wijst op belangrijke aandachtspunten of waar-
schuwingen die nageleefd moeten worden.
TRANSPORT EN BERGING
1. Zorg ervoor dat de voorkant van de zitmaaier naar voren,
d.w.z. in de rijrichting, gericht is wanneer u hem op een
open aanhangwagen vervoert. Als de voorkant van de
zitmaaier naar achteren is gericht, kan de opstuwende
kracht van de wind de zitmaaier beschadigen.
2. Leef altijd de voorschriften inzake veilig bijvullen van
brandstof en omgang met brandstof na wanneer u het
toestel bijvult na transport of berging.
3. Berg de machine (met brandstof) nooit op in een afge-
sloten, slecht geventileerde ruimte. Benzinedampen
kunnen in contact komen met een ontstekingsbron (zoals
een geiser, boiler etc.) en een explosie veroorzaken.
Brandstofdampen zijn ook giftig voor mens en dier.
4. Volg steeds de instructies in de motorhandleiding voor
het voorbereiden van de berging voor u het toestel voor
zowel korte als lange periodes opbergt.
5. Volg altijd de instructies in de motorhandleiding voor de
correcte opstartprocedures wanneer u het toestel op-
nieuw in gebruik neemt.
6. Berg het toestel of een benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam of waakvlam, zoals van een
watergeiser. Laat het toestel afkoelen voor u het opbergt.
11
nl
Not for
Reproduction
KINDEREN
Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de gebruiker
onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid van kinde-
ren. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en
de maaiactiviteit. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats
blijven staan waar u ze het laatst zag.
1. Houd kinderen uit de buurt van waar u aan het maaien
bent en laat een andere verantwoordelijke volwassene
goed op ze passen.
2. Wees attent en zet het toestel uit als kinderen in de buurt
komen.
3. Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter u en
naar beneden kijken zodat u kleine kinderen op kan mer-
ken.
4. Voer nooit kinderen mee, zelfs niet als het blad/de bladen
is/zijn uitgeschakeld. Zij zouden kunnen vallen en ernstig
gewond raken of de veilige bediening van de zitmaaier
kunnen hinderen. Kinderen die ooit al mee hebben
mogen rijden kunnen plotseling in het maaigebied op-
duiken voor nog een ritje en daarbij vooruit of achteruit
omver worden gereden.
5. Laat kinderen nooit het toestel bedienen.
6. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoe-
ken, struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht
kunnen beperken.
UITLAATGASSEN
1. De motoruitlaatgassen van deze machine bevatten che-
mische stoen waarvan men weet dat ze in bepaalde
hoeveelheden kanker of aangeboren afwijkingen veroor-
zaken of het voortplantingssysteem schaden.
2. De relevante informatie inzake duurzaamheidsperiode en
luchtkwaliteit van uitlaatgassen vindt u op het motoruit-
laatgassenlabel.
GEBRUIK OP HELLINGEN
Hellingen vormen een belangrijke factor met betrekking tot on-
gevallen door verlies van controle en kantelen die tot ernstige
letsels of de dood kunnen leiden. Bij gebruik op hellingen is
extra voorzichtigheid geboden. Als u de helling niet achteruit
op kan rijden of als u zich niet op uw gemak voelt op de helling,
gebruikt u de zitmaaier beter niet op die helling.
Door de rem te gebruiken zal u een (zelftrekkende) duwmaaier
of een zitmaaier NIET onder controle krijgen als de machine op
een helling begint te glijden. De hoofdredenen voor verlies van
controle zijn: onvoldoende grip van de banden, te hoge snel-
heid, onvoldoende remmen, ongeschikt type machine voor de
taak, onvoldoende aandacht voor de toestand van de bodem,
onjuiste verdeling van de aanhanglast en belading.
1. Maai hellingen in de hellingsrichting, niet overdwars.
2. Let op voor putten, voren of bulten. Als het terrein onef-
fen is, kan de zitmaaier kantelen. Obstakels kunnen door
hoog gras aan het zicht worden onttrokken.
3. Kies een lage snelheid zodat u niet hoeft te stoppen of
van snelheid hoeft te veranderen terwijl u zich op de hel-
ling bevindt.
4. Maai niet als het gras nat is. De banden kunnen dan hun
grip verliezen.
5. Rijd altijd met de zitmaaier in versnelling, in het bijzonder
wanneer u hellingen afrijdt. Zet de maaier niet in neutraal
om zo van een helling te rijden.
6. Vermijd op een helling te starten, stoppen of draaien. Als
de banden hun grip verliezen, schakelt u het maaiblad/de
maaibladen uit en rijdt u traag de helling recht af.
7. Voer alle bewegingen op hellingen traag en geleidelijk
uit. Verander niet plotseling van snelheid of richting, want
dan kan de zitmaaier omkantelen.
8. Wees extra voorzichtig bij het bedienen van machines
met grasopvangzakken of andere appendages; zij kun-
nen de stabiliteit van de machine negatief beïnvloeden.
Gebruik ze niet op steile hellingen.
9. Probeer de machine niet te stabiliseren door uw voet op
de grond te zetten (bij zitmaaiers).
10. Maai niet in de buurt van steile dalingen, grachten of wal-
len. De grasmaaier zou plotseling kunnen kantelen als
een wiel over de rand van een klif of gracht raakt of als
een rand inzakt.
11. Gebruik geen grasopvangzak op steile hellingen.
12. Maai geen hellingen waar u niet achteruit op kan rijden.
13. Neem contact op met uw erkende verdeler/kleinhande-
laar voor aanbevelingen inzake wielgewichten of tegen-
gewichten om de stabiliteit te verbeteren.
14. Verwijder obstakels zoals stenen, dikke takken, enz.
15. Houd een lage snelheid aan. Zelfs als de remmen naar
behoren werken kunnen de banden op hellingen hun grip
verliezen.
16. Maak geen bochten op hellingen tenzij noodzakelijk, en
draai dan traag en gelijkmatig indien mogelijk naar bene-
den.

1. Sleep alleen met een machine die is uitgerust met een
bevestigingsvoorziening die geschikt is voor slepen. Be-
vestig geen aanhanguitrusting op een andere plaats dan
op de bevestigingsvoorziening.
2. Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant inzake de
gewichtslimieten voor aanhanguitrusting en het slepen
op hellingen.
3. Laat nooit kinderen of andere personen in of op de aan-
hanguitrusting plaatsnemen.
4. Op hellingen kan het gewicht van de aanhanguitrusting
verlies van grip en van controle veroorzaken.
5. Rijd traag en houd rekening met extra stopafstand.
6. Zet de maaier niet in vrijloop om zo van een helling te rij-
den.
WAARSCHUWING
Gebruik de zitmaaier nooit op hellingen van meer dan 17,6
percent (10°) wat neerkomt op een hoogteverschil van 106
cm over een afstand van 607 cm.
Wanneer u op hellingen maait, moet u extra wielgewichten
of tegengewichten gebruiken. Neem contact op met uw
verdeler/kleinhandelaar die u kan zeggen welke gewichten
verkrijgbaar en geschikt zijn voor uw maaier.
Kies een lage rijsnelheid voor u de helling oprijdt. Gebruik
gewichten vooraan en wees bovendien extra voorzichtig
wanneer u op een helling maait met een op de achterkant
aangebrachte grasopvangzak.
Maai IN DE HELLINGSRICHTING, nooit overdwars, wees
voorzichtig wanneer u van richting verandert en START OF
STOP NIET OP EEN HELLING.
12
Not for
Reproduction
ONDERHOUD
Veilig omgaan met benzine
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontste-
kingsbronnen.
2. Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om
benzine te bevatten.
3. Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof
bij terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen vóór u
benzine bijvult.
4. Vul de machine nooit binnenshuis bij.
5. Berg de machine of de benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam of waakvlam, zoals in de buurt
van een watergeiser of ander toestel.
6. Vul houders nooit in een voertuig of in een laadbak met
plastic bekleding. Plaats houders steeds op de grond en
uit de buurt van uw voertuig voor u ze vult.
7. Haal toestellen die op benzine werken van de vrachtwa-
gen of aanhangwagen en vul ze op de grond bij. Als dat
niet mogelijk is, vult u de toestellen op een aanhangwa-
gen bij met een draagbare houder in plaats van met een
benzinepomppistool.
8. Houd het mondstuk steeds in contact met de rand van de
brandstoftank of houder tot het bijvullen is voltooid. Ge-
bruik geen voorzieningen die het mondstuk vanzelf open
houden.
9. Als u brandstof op uw kleding hebt gemorst, trek dan on-
middellijk iets anders aan.
10. Doe de brandstoftank nooit te vol. Breng de dop weer
aan en draai ze stevig vast.
11. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine en
andere brandstoen. Zij zijn ontbrandbaar en de dampen
zijn ontplofbaar.
12. Als u brandstof hebt gemorst, mag u de motor niet probe-
ren te starten maar verplaatst u de machine weg van de
plaats waar u hebt gemorst en vermijdt u het creëren van
elke mogelijke ontstekingsbron tot de brandstofdampen
zijn vervlogen.
13. Breng de dop van de brandstoftank en van de brandstof-
houder weer stevig aan.
Onderhoud
1. Laat het toestel nooit draaien in een gesloten ruimte waar
zich koolmonoxidedampen kunnen verzamelen.
2. Zorg ervoor dat alle moeren en bouten, in het bijzonder
de bevestigingsbouten van de maaibladen, goed vastzit-
ten en houd het toestel in een goede toestand.
3. Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer
regelmatig of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren
functioneren en voer de nodige herstellingen uit als ze
niet naar behoren werken.
4. Zorg ervoor dat zich geen gras, bladeren en ander af-
valmateriaal opstapelen of afzetten in en op het toestel.
Neem gemorste olie of brandstof op en verwijder alle met
brandstof doordrenkte afval. Laat de machine afkoelen
voor u ze opbergt.
5. Als u een voorwerp raakt, stopt u en inspecteert u de ma-
chine. Herstel indien nodig alvorens opnieuw te starten.
6. Voer nooit aanpassingen of herstellingen uit terwijl de
motor draait.
7. Inspecteer veelvuldig de onderdelen van de grasopvang-
zak en afvoerbescherming en vervang waar nodig door
onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen.
8. Maaibladen zijn scherp. Omwikkel de bladen of draag
handschoenen en wees extra voorzichtig wanneer u aan
de maaibladen werkt.
9. Controleer veelvuldig de remwerking. Regel bij en her-
stel waar nodig.
10. Houd de veiligheids- en instructielabels in goede staat of
vervang ze waar nodig.
11. Verwijder de brandstolter niet wanneer de motor warm
is want gemorste brandstof kan ontbranden. Spreid de
klemmen van de brandstoeiding niet verder dan nood-
zakelijk. Zorg ervoor dat de klemmen de leidingen stevig
op de lter geklemd houden na de installatie.
12. Gebruik geen benzine die METHANOL bevat, geen
gasohol met meer dan 10% ETHANOL en ook geen
benzine-additieven of superbenzine want daardoor kan
de motor of het brandstofsysteem beschadigd worden.
13. Als u de brandstoftank leeg moet laten lopen, moet u dat
in de open lucht doen.
14. Vervang defecte knaldempers/knalpotten.
15. Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten reserve-
onderdelen wanneer u herstellingen uitvoert.
16. Houd u altijd aan de specicaties van de fabrikant voor
instellingen en bijregelingen.
17. Doe voor grote onderhoudsbeurten en herstellingen uit-
sluitend een beroep op erkende servicepunten.
18. Probeer nooit grote herstellingen aan dit toestel uit te
voeren tenzij u daarvoor de nodige opleiding hebt ge-
noten. Onjuiste onderhouds- en herstellingsprocedures
kunnen leiden tot gevaar tijdens het gebruik, beschadi-
ging van het toestel en het vervallen van de fabrieksga-
rantie.
19. Bij maaiers met meerdere bladen moet u goed oppassen
want als u een blad laat draaien kan dat andere bladen
doen draaien.
20. Wijzig de toerenregelaar van de motor niet en drijf de
motor evenmin op. De motor gebruiken met een te grote
snelheid kan het risico op persoonlijke letsels doen toe-
nemen.
21. Schakel de aandrijfappendages uit, zet de motor
uit, haal de sleutel uit het contact en maak de
ontstekingsbougiekabel(s) los: alvorens blokkeringen
van de appendages en de afvoertrechter te verwijderen,
onderhoud of reparaties uit te voeren, een voorwerp te
raken of wanneer de machine abnormaal trilt Wanneer u
een voorwerp hebt geraakt, inspecteert u de machine op
schade voor u ze opnieuw start en ze gebruikt.
22. Blijf met uw handen altijd uit de buurt van bewegende
onderdelen, zoals de koelventilator van de hydropomp,
wanneer de zitmaaier draait. (De koelventilator van de
hydropomp bevindt zich normaal op de bovenkant van de
aandrijfas).
23. Toestellen met hydraulische pompen, leidingen en moto-
ren: WAARSCHUWING: Hydraulische vloeistof die onder
druk ontsnapt kan voldoende kracht hebben om door de
huid te dringen en ernstige verwondingen te veroorzaken.
Als lichaamsvreemde vloeistof onder de huid terecht
is gekomen, moet ze binnen de paar uren chirurgisch
worden verwijderd door een arts die vertrouwd is met dit
soort letsels. Anders kan gangreen (koudvuur) optreden.
Blijf met uw lichaam en handen uit de buurt van de pen-
gaten of vulopeningen die hydraulische vloeistof onder
hoge druk uitstoten. Gebruik papier en karton in plaats
van uw handen om lekken op te sporen. Controleer of
alle hydraulische vloeistofaansluitingen goed dicht zijn
en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat
verkeren voor u het systeem onder druk zet. Als er lek-
ken optreden, laat u uw machine onmiddellijk door een
erkend verdeler herstellen.
24. WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie.
De foutieve ontspanning van veren kan tot ernstige licha-
melijke verwondingen leiden. Veren moeten door een
bevoegd technicus worden verwijderd.
25. Modellen die zijn uitgerust met een motorradiator:
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie.
Om ernstig lichamelijk letsel door warme koelvloeistof of
ontsnappende stoom te voorkomen, mag u de dop van
de radiator nooit proberen verwijderen terwijl de motor
draait. Leg de motor stil en wacht tot hij is afgekoeld.
Zelfs dan moet u nog erg voorzichtig zijn wanneer u de
dop verwijdert.
13
nl
Not for
Reproduction
Veiligheidsstickers
Sticker – Hoofdpaneel CE
Ond. nr. 1723175
Sticker - Neutraal
Ond. nr. 7101935
Sticker - Gevaar, draai-
ende bladen
Ond. nr. 1720389
Sticker – Gevaar,
ontluchtingsleiding
Ond. nr. 1721107
Sticker - Snijhoogte
Ond. nr. 1730264
Sticker - Disselwaarschuwing
Ond. nr. 729677
Sticker - Contact
Ond. nr. 1722806
1723175
(
)
20
LB
(
)
34
LB
_
_
20 HR
AH
CCA
@18°C
Pb
Pb
885627
885540
190
17
Afbeelding 1
Sticker - Accu
Ond. nr. 885627
14
Not for
Reproduction
Waarschuwing: Lees de
gebruikershandleiding.
lees en begrijp de gebruikershandleiding
voordat u deze machine gebruikt.
Gevaar: rondvliegende voorwerpen.
Deze machine kan voorwerpen en afval
in het rond slingeren. Houd iedereen uit
de buurt.
Waarschuwing: Haal de sleutel uit
het contact voor u aan de zitmaaier
werkt.
Haal de sleutel uit het contactslot en
raadpleeg technische naslagwerken
voor u reparaties of onderhoud uitvoert.
Gevaar: Kantelen van de zitmaaier.
Gebruik deze machine niet op hellingen
van meer dan 10°.
Gevaar: rondvliegende
voorwerpen.
Bedien het apparaat niet zonder eerst
de ontluchtingsleiding te hebben
aangesloten.
Gevaar: Afhakken van ledematen.
Deze machine kan ledematen
afhakken. Houd iedereen en zeker
kinderen uit de buurt wanneer de motor
draait.
Gevaar: Afhakken van ledematen.
Deze zitmaaier kan ledematen
afhakken. Blijf met uw handen en voeten
uit de buurt van de bladen.
Veiligheidspictogrammen
15
nl
Not for
Reproduction
Functies en bedieningselementen

16
Not for
Reproduction
Koplampen
Deze schakelaar schakelt de koplampen van de zitmaaier in
en uit.
Achteruitmaaioptie (RMO)
Dankzij de achteruitmaaioptie is het mogelijk om te maaien
(of andere hulpstukken te gebruiken die door de PTO wor-
den aangedreven) terwijl achteruit wordt gereden. Als u
ervoor kiest om achteruit te maaien, draait u aan de RMO-
sleutel nadat de PTO is geactiveerd. Het LED-lampje
licht op en de bestuurder kan vanaf dat ogenblik achteruit
maaien. Telkens wanneer de PTO wordt geactiveerd moet
de RMO opnieuw worden geactiveerd, indien gewenst.
Aftakasschakelaar
De Aftakasschakelaar (PTO ; Power Take-O) koppelt
uitbreidingen die door de aftakas (PTO) gebruikt worden,
aan en af. Om de PTO te activeren, trekt u de schakelaar
OMHOOG. Duw de schakelaar naar BENEDEN om de PTO
te deactiveren. Merk op dat de bestuurder stevig op de be-
stuurdersstoel van de zitmaaier moet zitten om de PTO te
laten werken.
Snelheidspedalen
De vooruitrijsnelheid van de zitmaaier wordt geregeld met het
vooruitrijsnelheidspedaal. De achteruitrijsnelheid van de zit-
maaier wordt geregeld met het achteruitrijsnelheidspedaal.
Wanneer u een van de pedalen indrukt neemt de rijsnelheid
toe. Merk op dat hoe meer het pedaal wordt ingedrukt, hoe
sneller de zitmaaier rijdt.
Hendel om de positie van de bestuur
dersstoel aan te passen
De stoel kan vooruit of achteruit worden geschoven. Trek
aan de hendel, geef de stoel de gewenste plaats en laat de
hendel los om de stoel op die positie te vergrendelen.
Alarm: afvalbak vol
Het “afvalbak vol” alarm wordt geactiveerd wanneer de gras-
opvangzak vol met gemaaid gras is. Klinkt het geluid, koppel
dan de aftakas (PTO) af, rijd naar uw stortplaats en leeg de
afvalbak.
OPM.: Gebruikt u de verzamelaar voor het opruimen van bla-
deren, dan kan het alarm niet klinken wanneer u droge blade-
ren verzamelt.
Contact
Met de contactschakelaar wordt de motor gestart en stopge-
zet; de schakelaar kan in drie standen staan:
UIT Zet de motor stop en schakelt het elektrische
systeem uit.
AAN Laat de motor draaien en activeert het elektri-
sche systeem.
START Zwengelt de motor aan om hem te doen
starten.
OPM.: Laat de contactschakelaar nooit in de stand AAN
("RUN") staan als de motor niet draait. Hierdoor wordt de accu
leeggetrokken.
Gas-/chokehendel
Choke-A-Matic
Deze regelt het motortoerental en de choke. Zet de gas-/
chokehendel in de stand SNEL om het motortoerental te
verhogen en in de stand LANGZAAM om het motortoerental
te verlagen. Zet de gas-/chokehendel voorbij de stand SNEL,
in de stand CHOKE om een koude motor te starten. bij een
warme motor hoeft de choke eventueel niet te worden ge-
bruikt.
OPM.: Werk alleen met de zitmaaier met de gas-/chokehen-
del in de stand SNEL.
17
nl
Parkeerremknop
Wordt gebruikt om de handrem te vergrendelen wanneer de
zitmaaier is gestopt. Druk het rempedaal volledig in en trek
aan de knop om de parkeerrem te activeren.
Snelheidsregelaar
De snelheidsregelaar wordt gebruikt om de vooruitrijsnelheid
te vergrendelen. De snelheidsregelaar heeft zes vergrendel-
posities.
Rempedaal
Wanneer u het rempedaal indrukt wordt de rem van de zit-
maaier geactiveerd.
Brandstoftank
Trek de kap van de zitmaaier omhoog om bij de brandstof-
tank te komen. Draai de dop naar links om deze te verwijde-
ren.
Not for
Reproduction
Hendel van maaidekhefsysteem
Regelt de snijhoogte van de maaier. Trek de hendel
omlaag om de snijhoogte te verminderen en trek de hendel
omhoog om de snijhoogte te vergroten. De snijhoogte kan
worden aangepast van 2,5 cm (1,0”) tot 8,9 cm (3,5”).
Hendel afvalbak openen/sluiten
Hiermee opent u de afvalbak, zodat deze geleegd kan wor-
den. Trek nogmaals aan de hendel om de bak te sluiten. Om
de grasopvangzak te legen, dient u de hendel uit te trekken
en naar voren te duwen. Om de afvalbak te sluiten, dient u de
hendel naar achteren te trekken tot de afvalbak sluit en ver-
grendeld wordt. Laat de hendel van de grasopvangzak los.
Hendel voor transmissie vrijgeven
Hiermee deactiveert u de transmissie, zodat de zitmaaier
handmatig voortgerold kan worden. Zie De zitmaaier hand-
matig voortrollen.
18
Hendel voor transmissie vrijgeven
Hiermee deactiveert u de transmissie, zodat de zitmaaier
handmatig voortgerold kan worden. Zie De zitmaaier hand-
matig voortrollen.
Not for
Reproduction
Test 1 — De motor mag NIET aanslaan als:
De PTO-schakelaar in de stand AAN staat, OF
Het rempedaal NIET volledig is ingedrukt (parkeerrem
uitgeschakeld), OF
De rijsnelheidsregelhendels NIET in de VRIJLOOP-
STAND ("NEUTRAL") staan.
Test 2 — De motor ZOU MOETEN aanslaan als:
De bestuurder op de stoel zit, EN
De PTO-schakelaar in de stand UIT staat, EN
Het rempedaal volledig is ingedrukt (parkeerrem inge-
schakeld), EN
De cruise control-hendel bevindt zich in de NEUTRAAL-
stand.
Test 3 — De motor moet AFSLAAN als :
De bestuurder van zijn stoel opstaat.
Opvangzak is niet gesloten tijdens activeren PTO-schake-
laar.
Test 4 — Remtijd van het maaiblad controleren
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek moeten
volledig tot stilstand komen binnen de vijf seconden nadat de
elektrische PTO-schakelaar UIT is gezet. Als de aandrijfriem
van de maaier niet binnen de vijf seconden stopt, moet u con-
tact opnemen met een erkende dealer.
Test 5 — Controle van de achteruitmaaioptie (RMO)
De motor moet afslaan als u achteruit probeert te rijden
terwijl de PTO ingeschakeld is en de RMO niet werd ge-
activeerd.
Het RMO lampje moet branden wanneer de RMO werd
geactiveerd.
Aanbevolen motorolie
Voor de beste prestatie raden wij het gebruik van Briggs &
Stratton Warranty Certied oliesoorten aan. Andere hoogwaar-
dige soorten reinigingsolie zijn acceptabel als zij geschikt zijn
voor SF, SG, SH, SJ of hoger. Gebruik geen speciale additie-
ven.
De buitentemperaturen bepalen de juiste olieviscositeit voor
de motor. Bepaal met behulp van de tabel de beste viscositeit
voor het verwachte buitentemperatuurbereik.
* Onder 4°C (40°F) zal het gebruik van SAE 30 leiden tot problemen bij
het starten.
** Boven 27°C (80°F) kan het gebruik van 10W-30 leiden tot een hoger
olieverbruik. Controleer het oliepeil vaker.
Controle van het veiligheidsvergrendelsy-
steem
Uw machine is uitgerust met veiligheidsvergrendelings-
schakelaars en andere veiligheidsvoorzieningen. Deze
veiligheidssystemen zijn er voor uw veiligheid: probeer de
veiligheidsschakelaars niet te overbruggen en knoei niet met
de veiligheidsvoorzieningen.
Gebruik
WAARSCHUWING
Als uit een test blijkt dat niet alle veiligheids
voorzienin-
gen correct werken, mag u de machine niet gebrui-
ken. Raadpleeg een erkende dealer.
WAARSCHUWING
Achteruit maaien k
an gevaarlijk zijn voor omstanders.
Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de gebrui-
ker onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid van
kinder
en.
Activeer de RMO nooit als er kinderen in de buurt
zijn. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en
de maaiactiviteit.
Bandenmaat PSI bar
15 x 6.0 14 0,96
20 x 8.0 10 0,68

Controleer de bandenspanning
De bandenspanning moet regelmatig worden gecontroleerd
om te zorgen voor maximale tractie en het beste maairesultaat
(zie guur 3).
OPM.: Denk eraan dat deze waarden iets kunnen afwijken
van de maximale bandenspanning die op de zijkant van de
banden staat vermeld.
19
nl
Not for
Reproduction
Oliedruk
Als de oliedruk te laag is, zal een drukschakelaar (indien aan-
wezig) de motor stoppen of een waarschuwingsvoorziening
activeren. Als dit gebeurt, stop dan de motor en controleer het
oliepeil met de peilstok.
Als het oliepeil tot onder de markering BIJVULLEN is gedaald,
moet u olie bijvullen tot aan de markering VOL. Start de motor
en controleer of de juiste druk aanwezig is voordat u doorgaat.
Start de motor niet als het oliepeil tussen de markeringen
BIJVULLEN en VOL staat. Neem contact op met een erkende
dealer en laat het oliedrukprobleem verhelpen.
1. Trek de kap van de zitmaaier omhoog om bij de brandstof
tank te komen.
2. Verwijder eventueel vuil rondom de benzinedop. Verwijder
de brandstofdop (A, guur 6).
3. Vul de brandstoftank (B) met brandstof. Vul de brandstof-
tank niet voorbij de onderkant van de vulhals zodat de
brandstof nog kan uitzetten.
4. Draai de tankdop weer vast.
Olie controleren/bijvullen
Voordat u olie bijvult of het oliepeil controleert
Zet de motor waterpas.
Reinig rond de olievulopening.
1. Verwijder de peilstok (A, guur 4) en veeg deze met een
schone doek af.
2. Installeer de peilstok en draai deze vast.
3. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil Het peil
dient ter hoogte van de markering VOL (B) op de peilstok
te zijn.
4. Als het peil te laag is, vul dan langzaam olie bij via de
motorolievulopening (C). Vul niet teveel bij. Wacht na het
bijvullen van de olie één minuut en controleer het oliepeil
nogmaals.
OPM: Voeg geen olie toe via de plug voor snel olie aftappen
(indien aanwezig).
5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
Grote hoogte
Op hoogtes van meer dan 1.524 meter (5.000 feet) is benzine
met minimaal 85 octaan/85 AKI (89 RON) acceptabel. Een
afstelling voor grote hoogtes is vereist om aan de emissie-
eisen te blijven voldoen. Gebruik zonder deze afstelling leidt
tot verminderde prestaties, hoger brandstofverbruik en hogere
emissies. Raadpleeg een erkende dealer voor informatie over
afstelling voor grote hoogtes.
Het gebruik van de motor op hoogtes van minder dan 762
meter (2.500 feet) met de set voor grote hoogtes wordt niet
aanbevolen.
Aanbevolen brandstof
De brandstof moet aan deze eisen voldoen:
Schone, verse, loodvrije benzine.
Minimaal 87 octaan/87 AKI (91 RON). Zie hieronder voor
gebruik op grote hoogte.
Benzine met max. 10% ethanol (gasohol) of max. 15%
MTBE (methyltertiairbutylether) is acceptabel.
VOORZICHTIG: Gebruik geen benzines die niet zijn goed-
gekeurd zoals E85. Meng geen olie in de benzine en pas de
motor niet aan voor alternatieve brandstoen. Daardoor wor-
den de motoronderdelen beschadigd en vervalt de garantie
voor de motor.
Voeg een brandstofstabilisator aan de brandstof toe om het
brandstofsysteem tegen gomvorming te beschermen. Zie de
paragraaf Opslag. Niet alle brandstoen zijn gelijk. Verander
bij start- of prestatieproblemen van tankstation of merk. Deze
motor is gecerticeerd om op benzine te lopen. Het emissiere-
gelsysteem voor deze motor is EM (Engine Modications).
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlam
baar en explosief.
Brand of explosie kan ernstige brandwonden of
dodelijk letsel veroorzaken.
Bij het toevoegen van brandstof
Schakel de motor uit en laat de motor ten minste
gedurende 3 minuten afkoelen voordat u de benzinedop
verwijdert.
Vul de brandstoftank buiten of in een goed geventileerde
ruimte.
Vul de brandstoftank niet te veel. Vul de brandstoftank
niet tot boven de onderkant van de nek zodat de
brandstof kan uitzetten.
Houd de brandstof uit de buurt van vonken,
open vlammen, waakvlammen, hitte en andere
ontstekingsbronnen.
Controleer brandstoeidingen, tank, vuldop en
koppelingen regelmatig op barsten of lekken. Vervang
deze, indien noodzakelijk.
Indien brandstof wordt gemorst, dient u te wachten tot
deze verdampt is voordat u de motor start.
20
Not for
Reproduction
De motor starten
WAARSCHUWING
Motoren stoten koolmonoxide uit, een geurloos,
kleurloos, giftig gas.
Het inademen van koolmonoxide kan misselijkheid,
auwvallen of de dood veroorzaken.
Brand of explosie kan ernstige brandwonden of
dodelijk letsel veroorzaken.
Start en laat de motor buiten draaien.
Start of laat de motor niet draaien in een afgesloten
ruimte, zelfs als de deuren of ramen open staan.
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlam-
baar en explosief.
Brand of explosie kan ernstige brandwonden of
dodelijk letsel veroorzaken.
Bij het starten van de motor
Zorg dat de bougie, de geluiddemper, de benzinedop en
het luchtlter (indien aanwezig) aanwezig zijn en goed
vastzitten.
Tracht de motor niet te starten terwijl de bougie
verwijderd is.
Als de motor verzuipt, zet de choke (indien aanwezig)
in de stand OPEN/DRAAIEN, zet de gashendel (indien
aanwezig) in de stand SNEL en start de motor totdat
deze aanslaat.
1. Controleer het oliepeil. Zie onder Oliepeil controleren/
olie bijvullen.
2. Zorg dat de rijbediening van de zitmaaier gedeactiveerd
is.
3. Zet de gashendel/choke in de stand CHOKE.
OPM.: Over het algemeen hoeft u de choke niet te gebruiken
bij het herstarten van een warme motor.
4. Steek de sleutel in het contactslot en draai hem in de
stand AAN/START.
5. Start de motor en zet de gas-/chokehendel in de stand
SNEL (FAST). Warm de motor op door deze tenminste één
minuut te laten draaien alvorens de draaiende messen toe te
voegen of de zitmaaier te besturen.
6. Na het opwarmen van de motor: werk alleen met de zit-
maaier met de gas-/chokehendel in de stand SNEL.
In een noodgeval kunt u de motor direct stilleggen door
de contactsleutel op STOP te zetten. Gebruik deze me-
thode uitsluitend in noodsituaties. Voor het normaal uitscha-
kelen van de motor volgt u de procedure in De maaier en de
motor stoppen.
OPM.: Neem contact op met een erkende dealer als de motor
ook na herhaalde pogingen niet aanslaat.
Met de zitmaaier rijden
1. Ga op de bestuurdersstoel zitten en pas de positie van de
stoel zo aan dat u gemakkelijk bij alle bedieningselementen
kan en het display op het dashboard kan lezen.
2. Trek de handrem aan.
3. Zorg dat de PTO-schakelaar uitgeschakeld is.
4. Start de motor (zie De motor starten).
5. Schakel de parkeerrem uit en laat het rempedaal los.
6. Duw het vooruitrijsnelheidspedaal in om vooruit te rijden.
Laat het pedaal los om te stoppen. Merk op dat hoe meer
het pedaal wordt ingedrukt, hoe sneller de zitmaaier rijdt.
7. Stop de zitmaaier door de snelheidspedalen los te laten, de
handrem aan te trekken en de motor te stoppen (zie De zit-
maaier en motor stopzetten).
21
nl
Not for
Reproduction
De zitmaaier met de hand voortduwen
1. Schakel de PTO uit en leg de motor stil.
2. Trek de hendel (A, guur 6) aan tot de voorzijde van de
unit en druk deze vervolgens naar beneden om te vergren-
delen. U kunt de zitmaaier nu met de hand voortduwen.
3. Trek de hendel omhoog en duw deze naar de achterzijde
van de unit om de transmissie te starten. De maaier kan nu
rijden.
Werking van snelheidsregelaar
DE SNELHEIDSREGELAAR ACTIVEREN:
1. Trek de knop van de snelheidsregelaar (D, guur 7) om-
hoog.
2. Duw het vooruitrijsnelheidspedaal (A) in.
3. Til de knop van de snelheidsregelaar omhoog wanneer de
gewenste snelheid is bereikt. De snelheidsregelaar wordt
in een van de vijf vergrendelstanden vergrendeld.
DE SNELHEIDSREGELAAR UITSCHAKELEN:
1. Duw het rempedaal (B, guur 7) in.
OF
2. Druk het gaspedaal vooruit in (A).
Met de Reverse Mowing Option (RMO) kan de bestuurder
achteruit maaien (zie Functies en bedieningselementen).
U kunt dit activeren door de RMO-sleutel te verdraaien na
het activeren van de PTO. Het LED-lampje licht op en de
bestuurder kan vanaf dat ogenblik achteruit maaien. Telkens
wanneer de PTO wordt geactiveerd moet de RMO opnieuw
worden geactiveerd, indien gewenst. De sleutel dient te worden
verwijderd om de toegang tot de RMO-functie te beperken.
WAARSCHUWING
Achteruit maaien k
an gevaarlijk zijn voor omstanders.
Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de gebruiker
onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid van kinderen.
Activeer de RMO nooit als er kinderen in de buurt zijn. Kinderen
worden vaak aangetrokken door de machine en de maaiactiviteit.
Achteruitmaaioptie (RMO
TM
)
WAARSCHUWING
De zitmaaier slepen leidt tot schade aan de transmis-
sie
. Gebruik geen ander voertuig om deze machine voort te
duwen of te tr
ekken. Activeer de transmissievrijgavehendel niet
terwijl de motor draait.
Parkeerremfunctie
De parkeerrem gebruiken - Om de parkeerrem in te
schakelen laat u de rijsnelheidspedalen (A, guur 7) los, duwt
u het rempedaal (B) volledig in, trekt u de parkeerremknop (C)
OMHOOG en laat u vervolgens het rempedaal los.
De parkeerrem uitschakelen - Om de parkeerrem uit te
schakelen trapt u het rempedaal (B, guur 7) geheel in en
drukt u op de knop van de parkeerrem (C) OMLAAG.
Maaien
1. Zet de maaihoogte in de gewenste stand met behulp van de
hendel van het maaidekhefsysteem.
2. Trek de handrem aan. Zorg dat de PTO-schakelaar uitge-
schakeld is.
3. Start de motor (zie De motor starten).
4. Zet de gashendel in de stand VOL.
Of, de gas-/chokehendel in de stand SNEL.
5. Schakel de PTO in om de maaibladen te activeren.
6. Begin te maaien.
OPM.: Als het alarmsignaal “grasopvangzak vol” klinkt, moet u
de PTO onmiddellijk uitschakelen om te voorkomen dat de af-
voerbuis verstopt raakt. Rijd naar een geschikte plaats en leeg
de grasopvangzak (zie De grasopvangzak legen).
7. Wanneer u klaar bent, schakelt u de PTO uit en tilt u het
maaidek met behulp van de hendel van het maaidekhefsy-
steem op.
8. Stop de motor (zie De zitmaaier en motor stoppen).
22
Not for
Reproduction
De grasopvangzak legen
1. Trek de hendel van de grasopvangzak uit en draai deze
naar voren tot de grasopvangzak aan de onderzijde geheel
open is (zie guur 8).
2. Verwijder het gras uit de grasopvangzak.
3. Verplaats de maaier een klein stukje vooruit. Dit zorgt er-
voor dat de berg gras het sluiten van de grasopvangzak
niet verhindert.
4. Draai de grasopvangzak terug in de gesloten positive voor
u gaat maaien.
1. Zet de rijsnelheidsregeling(en) in de neutrale stand.
2. Ontkoppel de aftakas (PTO) en wacht tot alle bewegende
delen gestopt zijn..
3. Plaats de gashendel (of gashendel/choke) in de stand
LANGZAAM en draai het contact UIT. Haal de sleutel uit
het contact.
Afstelling van de maaihoogte
De hendel van het maaidekhefsysteem (A, guur 9) wordt ge-
bruikt om de maaidek op de gewenste snijhoogte in te stellen.
De snijhoogte kan worden aangepast van 2,5 cm (1,0”) tot 8,9
cm (3,5”).
Om het maaidek te laten zakken, trekt u de hendel van het
maaidekhefsysteem iets achteruit om hem vervolgens naar
links te duwen en naar beneden te schuiven. Om het maai-
dek op te tillen, trekt u de hendel van het maaidekhefsysteem
omhoog en vergrendelt u de hendel in de uitsparing aan de
rechterkant.
Een aanhanger bevestigen
De maximaal toegelaten horizontale trekkracht op de kop-
pelstand bedraagt 150 Newton. De maximaal toegelaten
verticale kracht op de koppelstand bedraagt 90 Newton. Dit
is gelijk aan een aanhangwagen van 113 kg (250 lbs) op een
heuvel met een hellingshoek van 10°. Bevestig de aanhang-
wagen met een borgpen (A, guur 10) en klem (B) van de
juiste afmetingen.
De zitmaaier en motor stopzetten
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlam-
baar en explosief.
Brand of explosie kan ernstige brandwonden of
dodelijk letsel veroorzaken.
De carburateur niet smoren om de motor uit te schakelen.
23
nl
Not for
Reproduction
ZITMAAIER EN MAAIDEK
Om de 8 uur of dagelijks
Controleer het veiligheidsvergrendelsysteem
Verwijder het vuil van de zitmaaier en het maaidek
Verwijder het vuil uit de motorruimte
Om de 25 uur of jaarlijks*
Controleer de bandenspanning
Controleer de stoptijd van de maaibladen
Controleer de zitmaaier en het maaidek op losse
bevestigingsmiddelen
Om de 50 uur of jaarlijks*
Reinig de accu en kabels
Controleer de remwerking van de zitmaaier
Raadpleeg uw dealer jaarlijks om
Smeer de zitmaaier en het maaidek
Controleer de maaibladen **
MOTOR
De eerste 5 uren
Ververs de motorolie
Om de 8 uur of dagelijks
Controleer het oliepeil van de motor
Om de 25 uur of jaarlijks*
Reinig het motorluchtlter en het voorlter **
Om de 50 uur of jaarlijks*
Ververs de motorolie
Vervang het olielter
Jaarlijks
Vervang het luchtlter
Vervang het voorlter
Raadpleeg uw dealer jaarlijks om
Inspecteer de geluiddemper en vonkenvanger
de bougie te vervangen
Vervang het brandstolter
Reinig het luchtkoelsysteem van de motor
* Welke als eerste komt
** Controleer de bladen vaker op plaatsen met zandige
bodem of in zeer stoge omgevingen
* Welke als eerste komt
** In stoge omgevingen of als vuil in de lucht aanwezig is,
moet u vaker reinigen.
Onderhoudschema
Emissieverklaring
Onderhoud, vervangen en reparatie van de apparatuur en syste-
men voor de emissieregeling kan worden uitgevoerd door een
persoon of bedrijf gespecialiseerd in de reparatie van niet op de
weg gebruikte motoren. Maar voor de kostenloze emissierege-
ling-service moeten deze werkzaamheden worden uigevoerd
door een erkende dealer.
Onderhoud
WAARSCHUWING
Onbedoelde vonken kunnen resulteren in brand of
een elektrische schok.
Ongewild starten kan leiden tot beknelling, trauma-
tische amputatie of scheurwonden.
Vóór het uitvoeren van instellingen of reparaties:
Maak de bougiekabel los en houd de kabel op veilige
afstand van de ontstekingsbougie.
Neem de minkabel van de accu los (alleen bij maaiers
met elektrisch starten).
Gebruik alleen correct gereedschap.
Verander niets aan de regulateur, koppelingen of an-
dere onderdelen om het motortoerental te verhogen.
Vervangende onderdelen moeten identiek zijn aan
en op dezelfde positie worden geïnstalleerd als de
originele onderdelen. Andere onderdelen zullen minder
goed werken, kunnen de maaier beschadigen en kun-
nen letsel veroorzaken.
Sla niet op het vliegwiel met een hamer of een ander
hard voorwerp want het vliegwiel kan door een derge-
lijke handeling in stukken uiteenvallen.
Controleer de bandenspanning
De bandenspanning moet regelmatig worden gecontroleerd
om te zorgen voor maximale tractie en het beste maairesultaat
(zie guur 3)
OPM.: Denk eraan dat deze waarden iets kunnen afwijken
van de maximale bandenspanning die op de zijkant van de
banden staat vermeld.
24
Not for
Reproduction
Remtijd van het maaidek controleren
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek moeten
volledig tot stilstand komen binnen de vijf seconden na het uit-
schakelen van de elektrische PTO-schakelaar.
1. Start de motor wanneer de zitmaaier in vrijloop staat, de
PTO-koppeling uitgeschakeld is en de bestuurder op de
stoel zit.
2. Activeer de PTO en wacht meerdere seconden. Deactiveer
de PTO.
3. Als de aandrijfriem van de maaier niet binnen de vijf se-
conden stopt, moet u contact opnemen met een erkende
dealer.
De batterij en batterijkabels schoonmaken
1. Trek de stoel omhoog zodat u bij de accu en de kabels
kunt.
2. Verwijder de schroeven (A, guur 11) en accuhouder (B).
3. Schuif de accu (C) naar voren in de accuhouder (D).
4. Verwijder schroef (E) en vulring (F) en ontkoppel de nega-
tieve kabel (G) van de accu.
5. Verwijder schroef (H) en vulring (I) en ontkoppel de posi-
tieve kabel (J) van de accu.
6. Verwijder de accu en plaats deze op een vlak oppervlak.
7. Reinig de accuhouder met een mengsel van zuiverings-
zout en water.
8. Maak de polen van de accu en de uiteinden van de ka-
bels schoon met een staalborstel en schoonmaakmiddel
voor accupolen.
De olie verversen
Gebruikte olie is een gevaarlijk afvalproduct en moet op de
juiste manier worden afgevoerd. Voer het niet met het huis-
houdelijk afval af. Raadpleeg de plaatselijke autoriteiten, het
servicecentrum of uw dealer voor veilige afvoer-/recyclingbe-
drijven.
Olie verwijderen
1. Maak met uitgeschakelde, maar nog steeds warme motor
de bougiekabel (D, guur 4) los en zorg dat deze niet in de
buurt van de bougie komt.
2. Verwijder de peilstok (A).
3. Verwijder de olieaftapplug zoals getoond in guur 12. Laat
de olie in een daarvoor goedgekeurde jerrycan lopen.
4. Draai de olieaftapplug weer vast nadat de olie is afge-
tapt.
Onderhoud van de accu
WAARSCHUWING
Als u de batterij plaatst of verwijdert,
moet u de negatieve batterijkabel als EERSTE los-
koppelen en als LAATSTE terug aansluiten.
Doet u dat niet, dan bestaat de kans op kortsluiting
tussen de positieve pool en een stuk gereedschap.
WAARSCHUWING
Accucontactpennen, aansluitklemmen en verwante
accessoires bevatten lood en loodverbindingen – dit zijn
chemische stoen waarvan in de staat Californië bekend is
dat ze kanker en geboorteafwijkingen kunnen veroorzaken
of een ander voortplantingsrisico inhouden. Was uw handen
na werken met de accu.
Een lege batterij of een batterij die te zwak is om de motor te
starten kan het gevolg zijn van een defect in het laadsysteem of
in een ander elektrisch onderdeel. Als u twijfelt aan de oorzaak
van het probleem neemt u contact op met uw verdeler. Als de
accu moet vervangen, raadpleeg dan het gedeelte De accu en
kabels reinigen.
Om de accu op te laden volgt u de aanwijzingen van de
fabrikant van de acculader en neemt u alle waarschuwingen
in acht die onder Veiligheid van de gebruiker in deze
handleiding zijn vermeld. Laad de batterij tot ze volledig is
opgeladen. Laad niet op met een vermogen van meer dan 10
ampère.
Als de accu vervangen moet worden, raadpleegt u stap 1-6 en
9-11 van de sectie Accu en kabels reinigen.
WAARSCHUWING
Houd open vlammen en vonken uit de buurt van de
accu; de uit de accu ontsnappende gassen zijn zeer
explosief. Zorg voor een goede ventilatie tijdens het
laden van de batterij.
De accu opladen
9. PLaats de accukabels terug en sluit eerst de positieve
kabel en vervolgens de negatieve kabel aan. Gebruik de
schroeven en vulringen.
10. Plaats de accu in de accuhouder. Bevestig het met de
houder en schroeven.
11. Klap de stoel weer neer.
25
nl
Not for
Reproduction
LET OP: Reinig het lter niet met perslucht of oplosmidde-
len. Perslucht kan het lter beschadigen en oplosmiddelen
kunnen het lter oplossen.
1. Verwijder de bevestigingen (A, guur 14) en de luchtl-
terkap (B).
2. Verwijder het lter (C) door het einde van het lter op
te tillen en het lter van de inlaat te trekken(D).
3. Tik het lter voorzichtig op een hard oppervlak om het
vuil los te maken. Als het lter zeer vuil is, vervang het
dan door een nieuw lter.
4. Was het voorlter in water met een vloeibaar afwas-
middel. Laat het dan goed aan de lucht drogen. Breng
geen olie aan op het voorlter.
5. Monteer het droge voorlter op het lter.
6. Plaats het lter op de inlaat. Druk het uiteinde van het
lter in de basis zoals getoond. Verzeker u ervan dat
het lter goed op de basis is gemonteerd.
7. Plaats de luchtlterkap en bevestig deze.

Voor vervangingsintervallen zie het Onderhouds-
schema.
1. Tap de olie af terwijl de motor warm is. Zie Olie verwij-
deren.
2. Verwijder het olielter (A, guur 13) en voer dit op de
juiste manier af.
3. Smeer de olielterpakking lichtjes met verse, schone
olie in voordat u het nieuwe olielter plaatst.
4. Installeer het olielter met de hand totdat de pakking
contact maakt met de olielteradapter en draai het
olielter dan een 1/2 of 3/4 slag vast.
5. Vul olie bij. Zie onder Olie bijvullen.
6. Start en laat de motor draaien. Controleer of olielek-
kage als de motor eenmaal is opgewarmd.
7. Stop de motor en controleer het oliepeil opnieuw. De
olie moet op de markering VOL op de peilstok staan.
Olie bijvullen
Zet de motor waterpas.
Reinig rond de olievulopening.
Zie het hoofdstuk Specicaties voor de oliecapaciteit.
1. Verwijder de peilstok (A, guur 4) en veeg deze met
een schone doek af.
2. Giet de olie langzaam in de vulopening (C). Voeg niet
te veel brandstof toe. Wacht na het bijvullen één mi-
nuut en controleer het oliepeil dan nogmaals.
3. Plaats de peilstok en druk deze goed aan.
4. Verwijder de peilstok en lees het oliepeil af. De olie
moet op de markering VOL (B) op de peilstok staan.
5. Plaats de peilstok en druk deze goed aan.

WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ont
vlambaar en explosief.
Brand of explosie kan ernstige brandwonden of
dodelijk letsel veroorzaken.
Nooit de motor starten of laten draaien zonder de
luchtltereenheid of het luchtlter.
26
Not for
Reproduction
Uitrusting
Schakel de PTO uit, trek de handrem aan en verwijder de
sleutel uit het contact.
De accu zal langer meegaan als deze wordt verwijderd. Zet
deze op een koele, droge plaats en laad deze één keer per
maand volledig op. Als u de accu in de zitmaaier laat zitten,
moet u minkabel loskoppelen.
Brandstofsysteem
Brandstof kan verschalen als het langer dan 30 dagen wordt
bewaard. Verschaalde brandstof kunnen leiden tot zuur- en
gomafzettingen in het brandstofsysteem of op essentiële car-
bureteuronderdelen. Om de brandstof vers te houden, kunt u
Briggs & Stratton® Brandstofconservering & -stabilisator met
geavanceerde formule gebruiken, verkrijgbaar waar originele
Briggs & Stratton-onderdelen worden verkocht.
Gebruik voor motoren die zijn voorzien van een FRESH
START® brandstofdop de Briggs & Stratton FRESH START®
verkrijgbaar als druppelconcentraatpatroon.
U hoeft de benzine niet uit de motor af te tappen als een
brandstofstabilisator volgens de instructies wordt toegevoegd.
Laat voor het opbergen van de machine de motor 2 minuten
lopen zodat de stabilisator door het brandstofsysteem kan
circuleren.
Motorolie
Ververs de motorolie als de motor nog warm is. Zie het hoofd-
stuk Olie verversen.
Voor u het toestel start nadat het werd opgeborgen:
Controleer het peil van alle vloeistoen. Controleer alle
onderhoudspunten.
Voer alle aanbevolen controles en procedures in deze
handleiding uit.
Laat de motor enkele minuten warmlopen voordat u het
toestel gebruikt.
Het maaidek wassen
OPM.: De uitwas-poort stelt u in staat om een gebruikelijke
tuinslang op de maaier aan te sluiten om gras en vuil van de
onderzijde te verwijderen. Dit zorgt voor een de juiste en veilige
werking van de maaier.
1. Plaats de zitmaaier op een vlak oppervlak.
2. Koppel de snelle ontkoppeling (niet inbegrepen) (A, guur
15) aan de tuinslang(B) en sluit deze aan op de uitwas-
poort (C) aan beide zijden van de maaidek.
3. Reinig met stromend water gras en vuil van de onderzijde
van het maaidek.
4. Zet de maaier aan en stel hem in op de hoogste
maaihoogte.
5. Stop de motor (zie De zitmaaier en motor stopzetten).
6. Verwijder de tuinslang en de snelaansluiting van de afspuit-
aansluiting als u klaar bent.
7. Herhaal dit voor de uitwas-poort aan de andere kant.
WAARSCHUWING
Voor het gebruiken van de maaier controleert u of de
slang goed is bevestigd en niet in contact komt met
de maaibladen. Als de maaier draait en de bladen
geactiveerd zijn moet de persoon die de maaier
schoonmaakt op de bestuurdersstoel zitten, en er
mogen geen omstanders zijn. Het niet naleven van deze
instructies kan ernstige letsels of de dood tot gevolg hebben.
Opbergen
WAARSCHUWING
Zet de machine (met brandstof) nooit weg in een af-
gesloten, niet geventileerde ruimte. Benzinedampen
kunnen in contact komen met een ontstekingsbron
(zoals een geiser, boiler etc.) en een explosie
veroorzaken. Brandstofdampen zijn ook giftig voor
mens en dier.
Als u brandstof bewaart of machines met brandstof in
de tank
Sla het niet op in de buurt van ovens, kachels, water-
verwarmers of andere toestellen met waakvlammen of
andere ontstekingsbronnen omdat ze benzinedampen
kunnen ontsteken.
27
nl
Not for
Reproduction
PROBLEEM ZOEK NAAR OPLOSSING
De motor wil niet
aanslaan of starten.
Rempedaal is niet ingedrukt. Druk het rempedaal volledig in.
PTO-schakelaar (elektrische
koppeling) staat in de stand
AAN.
Zet de schakelaar in de stand UIT.
Snelheidsregelaar
ingeschakeld.
Zet de knop in de stand VRIJ/UIT.
Geen brandstof meer. Als de motor warm is, laat u hem afkoelen en vult u vervolgens
brandstof bij.
Motor verzopen. Schakel de choke uit.
Zekering is doorgeslagen. Raadpleeg een erkende dealer.
De polen van de batterij moeten
worden schoongemaakt.
Zie De accu en kabels reinigen.
De batterij is leeg of stuk. Accu opladen of vervangen.
Bedrading los of defect. Controleer de bedrading visueel. Raadpleeg een erkende dealer
als de draden gerafeld of gebroken zijn.
Solenoïde of startmotor defect. Raadpleeg een erkende dealer.
Schakelaar
veiligheidsvergrendelsysteem
defect.
Raadpleeg een erkende dealer.
Water in brandstof. Raadpleeg een erkende dealer.
Benzine is oud of verschaald. Raadpleeg een erkende dealer.
Motor start moeilijk of
loopt niet goed.
Te rijk brandstofmengsel. Maak luchtlter schoon.
Motor heeft een ander probleem. Raadpleeg een erkende dealer.
Kloppende motor.
Laag oliepeil. Controleer oliepeil en voeg olie toe indien nodig.
Verkeerde oliekwaliteit gebruikt. Zie Tabel met aanbevolen oliesoorten.
Overdreven olieverbruik.
De motor raakt oververhit. Raadpleeg een erkende dealer.
Verkeerde oliekwaliteit gebruikt. Zie Tabel met aanbevolen oliesoorten.
Te veel olie in oliecarter. Tap overtollige motorolie af.
Motoruitlaat is zwart.
Vuile luchtlter. Zie Luchtlter onderhouden.
Choke dicht. Open de choke.
De motor loopt maar de
maaier wil niet rijden.
Rijsnelheidspedalen niet
ingedrukt.
Druk de pedalen in.
Ontgrendelingshendel van de
transmissie staat in de stand
DUWEN.
Zet de hendel in de stand RIJDEN.
Parkeerrem is ingeschakeld. Zet de parkeerrem uit.
Tractieaandrijfriem is gebroken
of slipt.
Raadpleeg een erkende dealer.
Problemen met de zitmaaier oplossen
Problemen oplossen
28
Not for
Reproduction
PROBLEEM ZOEK NAAR OPLOSSING
Rem houdt niet.
Rem binnenin versleten. Raadpleeg een erkende dealer.
Zitmaaier is moeilijk te
besturen of gedraagt
zich slecht.
Stuurstangenmechanisme zit
los.
Raadpleeg een erkende dealer.
Onjuiste bandenspanning. Zie Bandenspanning controleren.
Lagers van voorwielas zijn
droog.
Raadpleeg een erkende dealer.
Problemen met de zitmaaier oplossen (vervolg)
PROBLEEM ZOEK NAAR OPLOSSING
Het maaidek komt niet
omhoog.
Stangenmechanisme van
hefsysteem niet correct
bevestigd of beschadigd.
Raadpleeg een erkende dealer.
Maaier maait niet gelijk.
Maaidek niet waterpas. Raadpleeg een erkende dealer.
Maaibladen zijn beschadigd. Raadpleeg een erkende dealer.
De banden van de zitmaaier zijn
niet goed opgeblazen.
Zie Bandenspanning controleren.
Maairesultaat ziet er
onafgewerkt uit.
Motorsnelheid te laag. Geef volgas.
Rijsnelheid te hoog. Rij trager.
De maaibladen moeten
geslepen worden.
Raadpleeg een erkende dealer.
Zitmaaier heeft een ander
probleem.
Raadpleeg een erkende dealer.
De motor valt
gemakkelijk stil tijdens
het maaien.
Motorsnelheid te laag. Geef volgas.
Rijsnelheid te hoog. Rij trager.
Vuil of verstopt luchtlter. Zie Luchtlter onderhouden.
Maaihoogte te laag ingesteld. Stel de maaihoogte bij de eerste maaibeurt van lang gras in op
de hoogste stand.
Motor niet op
bedrijfstemperatuur.
Laat de motor een aantal minuten warmdraaien.
De maaier wordt gestart in lang
gras.
Start de motor op een plaats zonder lang gras.
De opvangzak sluit niet goed. Sluit de opvangzak tot de grendels dichtklikken. Als de zak nog
niet goed sluit, neemt u contact op met de dealer.
Overdreven
maaiervibraties.
Zitmaaier heeft een ander
probleem.
Raadpleeg een erkende dealer.
De motor loopt en de
zitmaaier rijdt, maar de
maaier wil niet rijden.
PTO is niet ingeschakeld. Schakel de PTO in.
Zitmaaier heeft een ander
probleem.
Raadpleeg een erkende dealer.
Het alarm “opvangzak
vol” klinkt niet als de
opvangzak vol is.
Grasophoping rond de hendel. Reinig het gebied rond de hendel.
Alarm heeft een ander probleem. Raadpleeg een erkende dealer.
Problemen met het maaidek oplossen
29
nl
Not for
Reproduction
CHASSIS
Inhoud brandstoftank 6,0 L (1,5 gal)
Voorwielen Bandenmaat: 15 x 6,0
Bandenspanning: 14 psi (0,96 bar)
Achterwielen Bandenmaat: 20 x 8,0
Bandenspanning: 10 psi (0,68 bar)
TRANSMISSIE
Type Hydrostatische Hydroversnelling
Motorolie Synthetisch 5W30
Snelheden Vooruit: 0-9,0 km/u (0-5,6 mph)
@ 3400 rpm Achteruit: 0-4,5 km/h (0-2,8 mph)
Continu beschikbaar 233 Nm (172 ft-lbs)
koppel Uitgaand
MAAIER
Maaibreedte 96,5 cm (38”)
106,7 cm (42”)
Aantal bladen 2
Platform basisdek Achterwaartse uitworp
Maaihoogte 2,5-8,9 cm (1,0-3,5”)
Maaistanden 6
Specificaties
30
MOTOR
Briggs & Stratton
Model Intek Series
TM
4175 OHV
Cilinderinhoud 500 cc (30,5 cu in.)
Elektrisch systeem Accu: 12 Volt, 190 CCA
Dynamo: 9 ampère
Oliecapaciteit 1,4 L (48 oz)
Elektrodenafstand bougies 0,76 mm (0.030 in.)
Aanhaalmoment bougie 20 Nm (180 in-lbs)
Model Intek Series
TM
7180 OHV
Cilinderinhoud 656 cc (40,03 cu in.)
Elektrisch systeem Accu: 12 Volt, 190 CCA
Dynamo: 9 ampère reg.
Oliecapaciteit 1,9 L (64 oz)
Elektrodenafstand bougies 0,76 mm (0.030 in.)
Aanhaalmoment bougie 20 Nm (180 in-lbs)
Model Intek Series
TM
7220 OHV
Cilinderinhoud 656 cc (40,03 cu in.)
Elektrisch systeem Accu: 12 Volt, 190 CCA
Dynamo: 9 ampère reg.
Oliecapaciteit 1,9 L (64 oz)
Elektrodenafstand bougies 0,76 mm (0.030 in.)
Aanhaalmoment bougie 20 Nm (180 in-lbs)
Model Professional Series
TM
OHV
Cilinderinhoud 656 cc (40,03 cu in.)
Elektrisch systeem Accu: 12 Volt, 190 CCA
Dynamo: 9 ampère reg.
Oliecapaciteit 1,9 L (64 oz)
Elektrodenafstand bougies 0,76 mm (0.030 in.)
Aanhaalmoment bougie 20 Nm (180 in-lbs)
Vermogenklasseringen
De bruto vermogenklassering voor individuele benzinemotormodellen is ingedeeld conform SAE (Society of Automotive
Engineers)-code J1940 Vermogens- en torsieklasseringsprocedure voor kleine motoren, en is geklasseerd conform SAE J1995.
Torsiewaarden worden afgeleid bij 2600 rpm voor motoren waar ‘rpm’ is aangegeven op het typeplaatje en 3060 voor alle
andere motoren; paardenkrachtwaarden worden afgeleid bij 3600 rpm. De graeken van het brutovermogen kunt u zien op www.
BRIGGSandSTRATTON.COM. Het nettovermogen wordt gemeten met geplaatste uitlaat en luchtlter maar het brutovermogen
wordt gemeten zonder deze onderdelen. Het werkelijke brutomotorvermogen zal hoger zijn dan het nettomotorvermogen en
wordt o.a. beïnvloed door omgevingsomstandigheden en verschillen tussen de motoren. Gezien de vele verschillende producten
waarop onze motoren worden aangebracht zal de benzinemotor mogelijk niet zijn nominale brutovermogen ontwikkelen wanneer
hij wordt gebruikt in een door een motor aangedreven machine. Dit verschil wordt veroorzaakt door diverse factoren waaronder,
maar niet uitsluitend, de verscheidenheid aan motoronderdelen (luchtlter, uitlaat, turbo, koelen, carburateur, brandstofpomp
etc.), toepassingsbeperkingen, omgevingsomstandigheden (temperatuur, vochtigheid, hoogte) en verschillen tussen motoren.
Vanwege productie- en capaciteitsbeperkingen kan het zijn dat Briggs & Stratton een motor met een hoger nominaal vermogen
gebruikt in plaats van de standaardmotor voor deze serie.
Onderdelen en accessoires
Neem contact op met een erkende dealer voor details.
Not for
Reproduction
31
nl
Garantie
BRIGGS & STRATTON ENGINE / EQUIPMENT GARANTIEBELEID April 2012
BEPERKTE GARANTIE
Briggs & Stratton garandeert dat het gedurende de hieronder opgegeven garantieperiode alle onderdelen van het apparaat met materiaal- en/of
fabricagefouten gratis zal repareren en/of vervangen. Transportkosten voor producten die worden teruggestuurd ter reparatie of vervanging onder
deze garantie komen voor rekening van de koper. Deze garantie is geldig voor- en onderhavig aan de onderstaande periodes en voorwaarden Voor
garantieservice kunt u de dichtstbijzijnde erkende servicedealer vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op murray.com. De koper moet contact
opnemen met de erkende servicedealer en vervolgens het product beschikbaar stellen aan de erkende servicedealer voor onderzoek en tests.
Er zijn geen andere expliciete garanties van toepassing. Impliciete garanties zoals verkoopbaarheid en geschiktheid voor een bepaald
doel zijn beperkt tot één jaar vanaf aankoop of tot mate die door de wet is toegestaan. Alle andere impliciete garanties zijn uitgesloten.
Aansprakelijkheid voor incidentele of gevolgschade wordt uitgesloten voorzover dit wettelijk toegestaan is. Bepaalde staten of landen
staan geen beperkingen toe over hoe lang een impliciete garantie geldig is en bepaalde staten of landen staan geen uitsluiting of beperking toe
voor incidentele of gevolgschade, zodat de hoger vermelde beperking en uitsluiting misschien niet op u van toepassing is. Deze garantie verleent u
specieke wettelijke rechten en het is mogelijk dat u ook andere rechten hebt die per staat of per land verschillen.**
GARANTIEPERIODE
* Geldt alleen voor Briggs and Stratton-motoren. De garantie voor niet-Briggs and Stratton-motoren wordt gegeven door de motorfabrikant. Componenten
die betrekking hebben op emissies vallen onder de Garantieverklaring Emissies.
** In Australië: onze goederen worden geleverd met garanties die onder de Australische consumentenwetgeving niet kunnen worden uitgesloten. U hebt
recht op vervanging of terugbetaling voor een grote storing en voor compensatie voor alle andere redelijk te voorziene verliezen of schade. U hebt ook
het recht om de goederen te laten repareren of vervangen als de goederen niet van een aanvaardbare kwaliteit zijn en de schade niet een belangrijke
storing is. Zoek voor garantieservice naar de dichtstbijzijnde erkende servicedealer met onze dealerzoekfunctie op BRIGGSandSTRATTON.COM, of
door te bellen naar 1300 274 447, of door een e-mail of brief te sturen naar [email protected], Briggs & Stratton Australia Pty Ltd,
1 Moorebank Avenue, NSW, Australia, 2170.
De garantieperiode gaat in op de datum van aankoop door de eerste klant of commerciële eindgebruiker en is van kracht gedurende de periode die in
de bovenstaande tabel is opgegeven. "Consumentengebruik" betekent persoonlijk huishoudelijk gebruik door een particuliere consument. "Commercieel
gebruik" betekent ieder ander gebruik, inclusief het gebruik voor commerciële huurdoeleinden of voor het genereren van inkomen. Zodra het product voor
commerciële doelen is gebruikt, zal het hierna worden beschouwd als commercieel gebruik voor doeleinden van deze garantie.
Er is geen garantieregistratie vereist om een garantie op Briggs & Stratton-producten te krijgen. Bewaar uw kwitantie als aankoopbewijs.
Indien u geen bewijs van de eerste aankoopdatum kunt overleggen op het moment dat om garantieservice verzocht wordt, dan zal de
fabricagedatum van het product gebruikt worden om de garantieperiode te bepalen.
OVER UW GARANTIE
U kunt altijd een beroep doen op onze reparatie onder garantie en we verontschuldigen ons voor het geleden ongemak. De garantieservice is uitsluitend
beschikbaar via erkende servicedealers van Murray. De meeste reparaties onder garantie worden routinematig afgehandeld, maar aan bepaalde
garantieverzoeken kan soms niet worden voldaan. Deze garantie geldt alleen voor materiaal- en/of fabricagefouten. Het geldt niet voor schade die is
veroorzaakt door verkeerd gebruik of misbruik, verkeerd onderhoud of reparatie, normale slijtage of het gebruik van verschaalde of niet-goedgekeurde
brandstof.
Verkeerd gebruik en misbruik - Het juiste, bedoelde gebruik van dit product wordt beschreven in de gebruikershandleiding. Als u het product gebruikt
op een manier die niet is beschreven in de gebruikershandleiding of als u het product gebruikt nadat het is beschadigd, vervalt uw garantie. Garantie is
niet toegestaan als het serienummer op het product is verwijderd of als het product op een of andere manier is gewijzigd of aangepast, of als het product
blijkt te zijn mishandeld zoals herkenbaar is aan inslagschade of beschadiging door water/chemische corrosie.
Verkeerd onderhoud of reparatie - Dit product moet worden onderhouden volgens de procedures en schema‘s in de gebruikershandleiding en
voor service- en reparatiewerkzaamheden moeten originele Briggs & Stratton-onderdelen worden gebruikt of het equivalent daarvan. Schade die is
veroorzaakt door gebrekkig onderhoud of het gebruik van niet-originele onderdelen valt niet onder de garantie.
Normale slijtage - Net zoals alle mechanische apparaten is ook uw apparaat onderhevig aan slijtage zelfs als het goed wordt onderhouden. Deze
garantie dekt de reparatie niet wanneer de levensduur van een onderdeel of het apparaat door normaal gebruik is verstreken. Onderdelen die moeten
worden onderhouden en aan slijtage onderhevig zijn zoals lters, riemen, snijbladen en remblokken (met uitzondering van motorremblokken) vallen niet
onder de garantie als het uitsluitend om slijtagekenmerken gaat, maar wel als er sprake is van materiaal- en/of fabricagefouten.
Verschaalde brandstof - Om goed te werken, heeft dit product brandstof nodig die voldoet aan de specicaties in de gebruikershandleiding. Schade die
is veroorzaakt door verschaalde brandstof (lekkage van de carburateur, verstopte brandstofslangen, vastzittende kleppen etc) valt niet onder de garantie.
Andere uitsluitingen - Deze garantie is niet op toepassing van schade als gevolg van ongelukken, misbruik, modicaties, veranderingen, onjuist
onderhoud, bevriezen of chemisch verval. Toevoegingen of toebehoren die oorspronkelijk niet met het product zijn meegeleverd, zijn eveneens
uitgesloten. Er is geen garantiedekking voor apparatuur gebruikt voor primair vermogen in plaats van een krachtinstallatie of op apparatuur die
gebruikt wordt in toepassingen voor life support. Deze garantie sluit ook storingen uit als gevolg van handelingen van God en andere force majeure
gebeurtenissen die buiten controle van de fabrikant vallen.
Onderdeel Particulier gebruik Commercieel gebruik
Uitrusting 3 jaar 90 dagen
Motor* 3 jaar 90 dagen
Accu (indien hiermee uitgerust) 1 jaar 1 jaar
1737660H_NL Rev C

Documenttranscriptie

INHOUD Voorblad................................................................................................................ 1 Illustraties............................................................................................................. 3 Veiligheid van de gebruiker................................................................................ 8 Functies en bedieningselementen................................................................... 16 Gebruik................................................................................................................ 19 Controle van het veiligheidsvergrendelsysteem............................................. 19 Onderhoud.......................................................................................................... 24 Problemen oplossen.......................................................................................... 28 Specificaties....................................................................................................... 30 Garantie............................................................................................................... 31 Algemene informatie Hartelijk dank voor de aankoop van deze hoogwaardige zitmaaier. Uw grasmaaier zal u vele jaren betrouwbare diensten bewijzen, wanneer u de machine gebruikt en onderhoudt zoals vermeld in de instructies in deze handleiding. Deze handleiding bevat veiligheidsinformatie om u te wijzen op de gevaren en risico’s verbonden met zitgrasmaaiers en hoe u deze kunt vermijden. Deze zitgrasmaaier is alleen ontworpen en bedoeld voor het grasmaaien en voor geen enkel ander doel. Het is belangrijk dat u deze instructies grondig doorleest en begrijpt voordat u de maaier probeert te starten of te bedienen. Bewaar deze originele instructies voor toekomstig gebruik. Wanneer u contact opneemt met uw erkend verdeler voor reserveonderdelen, service of informatie, MOET u over deze nummers beschikken. Referentiegegevens van het PRODUCT Omschrijvende benaming/nummer van het model Fabricagenr. van de machine Poductienummer van het maaidek Naam van de verdeler Serienummer van de machine Serienummer van het maaidek Aankoopdatum Referentiegegevens van de MOTOR Motormerk Motormodel Motortype/-specificatie Code/serienummer van de motor De getoonde onderdelenlijst voor deze machine kunt u downloaden op murray.com. Geef het model en serienummer aan als u vervangende onderdelen bestelt. nl A. Productidentificatienummer van de fabrikant B. Serienummer van de fabrikant C. Naam en adres van de fabrikant D. Maximale motorsnelheid in toeren per minuut E. Nominaal vermogen in kilowatt F. Gewicht van de machine in kilogram G. CE-logo (als bevestiging dat aan de CE-vereisten wordt voldaan) H. Bouwjaar I. Gegarandeerd geluidsniveau in decibel N o R tf ep o r ro du ct io Noteer de naam en het nummer van uw model, de identificatienummers van de fabrikant en de serienummers van de motor in de daartoe voorziene ruimte zodat u ze bij de hand hebt. Deze nummers vindt u op de afgebeelde locaties. CE-identificatieplaatje n Productreferentiegegevens A MODEL NO. xxxxxxx SERIAL NO. xxxxxxxxxx B C XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXX D xxxx min-1 E x.x kW F xxx kg G 20xx H xxx I dB “Betrouwbaarheid trillingsmeting – de trilling van de machine is gemeten met de methodes en procedures die worden beschreven in de Internationale Standaards die ten tijde van de fabricage van kracht waren. De betrouwbaarheid van deze meting mag tot 5% afwijken van de gepubliceerde waarde die wordt genoemd in de Verklaring van overeenstemming.” 7 Veiligheid van de gebruiker Belangrijke veiligheidsinstructies BEWAAR DEZE INSTRUCTIES- Deze handleiding bevat belangrijke instructies die tijdens het eerste instellen, het bedienen en het onderhoud van deze machine opgevolgd moeten worden. Bewaar deze originele instructies voor toekomstig gebruik. Gevarensymbolen en hun betekenis Brand Bewegende delen Stoppen Explosie Aan/Uit LET OP duidt op een situatie die schade aan het product zou kunnen veroorzaken. WAARSCHUWING De motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten chemicaliën waarvan aan de staat Californië bekend is dat deze kanker, geboorteafwijkingen of andere nadelige effecten op de voortplanting veroorzaken. WAARSCHUWING Bepaalde onderdelen van dit product en de bijbehorende accessoires bevatten chemische stoffen waarvan bekend is in de staat Californië dat ze kanker, geboorteafwijkingen en andere voortplantingsrisico’s veroorzaken. Was uw handen na werken met de accu. WAARSCHUWING Accucontactpennen, aansluitklemmen en verwante accessoires bevatten lood en loodverbindingen – dit zijn chemische stoffen waarvan in de staat Californië bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen kunnen veroorzaken of een ander voortplantingsrisico inhouden. Was uw handen na werken met de accu. Draag oog bescherming Lees handleiding Brandstof Afsluiten Gevaar Chemisch Snel N o R tf ep o r ro du ct io n Toxische gassen Terugslag Schok VOORZICHTIG duidt op een gevaar dat, indien het niet wordt voorkomen, licht of matig letsel zou kunnen veroorzaken. Heet oppervlak Langzaam Omrollen Gevaar Olie Choke Brandstof Verlies van lichaamsdelen Het veiligheidssymbool wordt gebruikt om te wijzen op gevaren die persoonlijk letsel kunnen veroorzaken. Een signaalwoord (GEVAAR, WAARSCHUWING of VOORZICHTIG) wordt gebruikt samen met het waarschuwingspictogram om te wijzen op de waarschijnlijkheid en de mogelijke ernst van het letsel. Verder kan een gevarensymbool worden gebruikt om het soort gevaar aan te duiden. GEVAAR duidt op een risico, dat indien het niet wordt vermeden, de dood of een ernstig lichamelijk letsel tot gevolg zal hebben. WAARSCHUWING duidt op een risico, dat indien het niet wordt vermeden, de dood of een ernstig lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben. 8 WAARSCHUWING Draaiende motor stoot koolmonoxide uit, een geurloos, kleur loos, giftig gas. Het inademen van koolmonoxide kan hofdpijn, vermoeidheid, duizeligheid, braken, verwardheid, toevallen, misselijkheid, flauwvallen of de dood veroorzaken. • Gebruik de machine ALLEEN buiten. • Zorg er voor dat er geen uitlaatgas terecht komt in een gesloten ruimte via ramen, deuren, ventilatie- of andere openingen. WAARSCHUWING Draaiende motoren produceren warmte. Motoronderdelen, vooral geluiddempers, worden uiterst heet. Dit kan, bij aanraking, leiden tot ernstige brandwonden. Brandbare resten, zoals bladeren, gras, snoeihout, enz. kunnen vuur vatten. • Laat geluiddemper, motorcilinder en koelvinnen afkoelen voordat u ze aanraakt. • Verwijder brandbare stoffen die zich in en rondom de geluiddemper en cilinder hebben opgehoopt. • Overeenkomstig de California Public Resource Code Section 4442 is het verboden de motor te gebruiken in of in de buurt van een bos-, kreupelhout- of grasgebied tenzij het uitlaatsysteem is uitgerust met een vonkenvanger, zoals gedefinieerd in Section 4442, die in goede staat wordt gehouden. Andere staten en federale jurisdicties kunnen soortgelijke wetgeving kennen. Neem contact op met de fabrikant, verkoper of dealer om een vonkenvanger te verkrijgen die geschikt is voor het op deze motor gemonteerde uitlaatsysteem.  Veilige methoden van gebruik Gebruiksveiligheid Machines met motoraandrijving zijn net zo veilig als de gebruiker ervan. Als een machine verkeerd wordt gebruikt of niet goed wordt onderhouden, kan deze gevaarlijk zijn! Vergeet niet dat u verantwoordelijk bent voor uw veiligheid en die van de personen in uw omgeving. Gebruik uw gezonde verstand en denk na bij wat u doet. Als u niet met zekerheid weet of de taak die u wil uitvoeren op een veilige manier met de door u gekozen machine kan worden uitgevoerd, vraagt u raad aan een vakman: neem contact op met uw erkende dealer. N o R tf ep o r ro du ct io In de gebruikershandleiding staat belangrijke veiligheidsinformatie waarvan u op de hoogte moet zijn VOOR u uw toestel gebruikt en waarvan u zich bewust moet zijn TIJDENS het gebruik. U vindt er technieken voor een veilig gebruik, een toelichting bij de functies en bedieningselementen van het toestel en onderhoudsinformatie om u te helpen uw investering in het toestel maximaal te laten renderen. Vergeet niet de veiligheidsvoorschriften en -informatie op de volgende pagina's volledig te lezen. Lees dus het volledige hoofdstuk "Gebruik". n Lees de handleiding Kinderen Met kinderen kunnen zich tragische ongevallen voordoen. Laat ze niet in de buurt komen van de plaats waar u het toestel gebruikt. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en het maaien. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven staan waar u ze het laatst zag. Als het risico bestaat dat kinderen in de buurt komen van waar u aan het maaien bent, laat u een verantwoordelijke volwassene op hen passen. LAAT NOOIT KINDEREN MEE RIJDEN OP DEZE MACHINE! Anders moedigt u hen namelijk aan om in de toekomst ook in de buurt van het toestel te komen terwijl het draait en dan kunnen zij ernstig gewond raken. Zij kunnen naar het toestel komen om mee te mogen rijden wanneer u dat niet verwacht en u zou ze omver kunnen rijden. nl Achteruit Maai niet achteruit, tenzij absoluut noodzakelijk. Kijk altijd naar onderen en achter u voor en terwijl u achteruitrijdt, zelfs wanneer de maaibladen niet zijn geactiveerd. 9 Gebruik op hellingen 3.5 ft (1,5 m) 20.0 ft (6,0 m) U kunt ernstig gewond raken of zelfs omkomen wanneer u de zitmaaier op een te steile helling gebruikt. Als u het toestel op een helling gebruikt die te steil is of waarop u niet voldoende tractie hebt, kan u de controle over de zitmaaier verliezen of ermee omkantelen. Een goede vuistregel is het toestel niet te gebruiken op een helling waar u niet achteruit op kan rijden (in tweewielaandrijvingsmodus). U mag de zitmaaier niet gebruiken op een helling met een hoogteverschil van meer dan 1,07 meter over een afstand van 6,10 meter of 17,6% (10°). Rijd altijd op hellingen in de hellingsrichting: nooit overdwars. Merk ook op dat de bovenlaag waarop u rijdt van grote invloed kan zijn op de stabiliteit en bestuurbaarheid van de zitmaaier. Nat gras of een beijzeld wegdek kan uw vermogen om de zitmaaier onder controle te houden ernstig beperken. Als u zich niet zeker voelt bij het gebruiken van de zitmaaier op een helling, doe het dan niet. Het is het risico niet waard. Bewegende delen N o R tf ep o r ro du ct io n Dit toestel heeft vele bewegende delen waaraan u of iemand anders zich kan verwonden. Als u echter correct op de bestuurdersstoel zit en alle voorschriften in deze handleiding naleeft, is de machine veilig in gebruik. Het maaidek heeft ronddraaiende maaibladen die in staat zijn om handen of voeten af te hakken. Laat niemand in de buurt van de machine wanneer het maaiblad werkt! Om u als bestuurder deze grasmaaier veilig te helpen gebruiken is hij voorzien van een veiligheidssysteem dat nagaat of de bestuurder correct op de bestuurdersstoel zit. Probeer NIET om het systeem te wijzigen of te overbruggen. Neem onmiddellijk contact op met uw dealer als het systeem niet alle tests van het veiligheidsvergrendelsysteem doorstaat die u in deze handleiding vindt. Rondvliegende voorwerpen Dee machine heeft ronddraaiende maaibladen. De maaibladen kunnen afvalmateriaal opnemen en wegslingeren waardoor een omstander ernstig gewond kan raken. Zorg ervoor dat u het te maaien oppervlak opruimt VOOR u begint te maaien. Gebruik de maaier niet zonder dat de volledige grasopvangzak of afvoerbeschermkap (deflector) is aangebracht. Laat niemand in de buurt van de machine komen terwijl deze werkt! Als toch iemand in de buurt komt, zet u het toestel onmiddellijk uit tot deze persoon weer weg is. Brandstof en onderhoud Benzine is uiterst ontvlambaar. Ook benzinedampen zijn uiterst ontvlambaar en kunnen zich in de omgeving verplaatsen naar ontstekingsbronnen. Benzine mag alleen als brandstof worden gebruikt, niet als oplos- of schoonmaakmiddel. Brandstof mag nooit op een plaats worden bewaard waar een concentratie van benzinedampen kan ontstaan of waar de dampen tot bij een ontbrandingsbron zoals een waakvlam terecht kunnen komen. Brandstof hoort in een geschikte, afgesloten kunststof jerrycan of in de brandstoftank van de zitmaaier met een goed gesloten dop. Gemorste brandstof moet onmiddellijk worden verwijderd. Correct onderhoud is cruciaal voor de veiligheid en de prestaties van uw machine. U dient de onderhoudsprocedures uit te voeren die in deze handleiding staan en het veiligheidssysteem met regelmatige intervallen te testen. 10 Lees deze veiligheidsrichtlijnen volg ze zorgvuldig op. Als u zich niet aan de voorschriften houdt, kan u de controle over het toestel verliezen of kan dat leiden tot zware verwondingen of de dood voor u of personen in de buurt van het toestel of beschadiging van het toestel of andere voorwerpen. Het maaidek is in staat om handen en voeten af te hakken en voorwerpen in het rond te slingeren. De gevarendriehoek in de tekst wijst op belangrijke aandachtspunten of waarschuwingen die nageleefd moeten worden. 16. Wees extra voorzichtig wanneer u de zitmaaier op een aanhangwagen of vrachtwagen zet of hem eraf haalt. 17. Draag altijd een veiligheidsbril wanneer u het toestel gebruikt. 18. Uit gegevens blijkt dat gebruikers vanaf de leeftijd van 60 jaar betrokken zijn in een groot percentage van ongevallen met toestellen met motoraandrijving die letselschade tot gevolg hebben. Gebruikers in die leeftijdcategorie moeten nagaan of zij in staat zijn om de machine voldoende veilig te gebruiken om zichzelf en anderen te behoeden voor verwondingen. 19. Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant voor wielgewichten en tegengewichten. 20. Vergeet niet dat de gebruiker verantwoordelijk is voor ongevallen waarvan personen of voorwerpen het slachtoffer worden. 21. Alle bestuurders zouden zich professionele en praktische instructies moeten laten geven. 22. Draag altijd stevig schoeisel en een lange broek. Gebruik de zitmaaier nooit blootsvoets of op sandalen. 23. Controleer voor elk gebruik visueel of de bladen en het bevestigingsmateriaal van de bladen zijn aangebracht, intact zijn en stevig vastzitten. Vervang versleten of beschadigde onderdelen. 24. Schakel appendages/hulpstukken uit voor: het bijvullen van brandstof, het verwijderen van een appendage/ hulpstuk en het bijregelen (tenzij de bijregeling vanop de bestuurdersstoel kan gebeuren). 25. Wanneer de machine geparkeerd of opgeborgen is of onbeheerd wordt achtergelaten, laat u de snijinrichting zakken tenzij een positief mechanisch slot wordt gebruikt. 26. Voor u de bestuurdersstoel om welke reden dan ook verlaat, activeert u de parkeerrem (indien uw maaier ermee is uitgerust), schakelt u de PTO uit, zet u de motor uit en haalt u de sleutel uit het contact. 27. Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor dat er zich geen gras, bladeren of olieresten op de zitmaaier bevinden. Stop of parkeer niet boven droge bladeren, gras of brandbare materialen. N o R tf ep o r ro du ct io 1. Voor u begint, leest u alle instructies in de handleiding en op het toestel en zorgt u ervoor dat u ze begrijpt; leef ze ook na. 2. Houd handen en voeten uit de buurt van bewegende onderdelen en de onderkant van de machine. Blijf ook steeds uit de buurt van de afvoeropening. 3. Laat alleen verantwoordelijke volwassenen die vertrouwd zijn met de instructies met het toestel werken (de lokale wetgeving kan leeftijdsbeperkingen voor de gebruiker opleggen) 4. Zorg ervoor dat zich binnen het te maaien gebied geen voorwerpen bevinden zoals stenen, speelgoed, draden, enz. die door het blad/de bladen opgenomen en weggeslingerd zouden kunnen worden. 5. Vergewis u ervan dat zich geen andere personen in de buurt bevinden voor u begint te maaien. Zet het toestel stop wanneer iemand in de buurt komt. 6. Vervoer nooit passagiers. 7. Maai niet achteruit, tenzij absoluut noodzakelijk. Kijk altijd naar onderen en achter u voor en terwijl u achteruitrijdt. 8. Richt het afgevoerde materiaal nooit op iemand. Vermijd afvoeren van materiaal tegen een wand of obstakel. Het materiaal kan terugkaatsen naar de gebruiker. Stop het blad/de bladen wanneer u over grind rijdt. 9. Gebruik de maaier niet wanneer de volledige grasopvangzak, de afvoerbeschermkap (deflector) of andere veiligheidsvoorzieningen niet volledig zijn aangebracht. 10. Verlaag uw snelheid voordat u een bocht neemt. 11. Laat de maaier nooit onbeheerd draaien. Schakel altijd de PTO uit, activeer de parkeerrem, leg de motor stil en haal de sleutels uit het contact voor u van de zitmaaier stapt. 12. Schakel de bladen (PTO) uit wanneer u niet aan het maaien bent. Leg de motor stil en wacht tot alle onderdelen volledig tot stilstand zijn gekomen voor u de machine schoonmaakt, de grasopvangzak verwijdert of de afvoerbescherming vrij maakt van verstoppingen. 13. Gebruik de machine alleen bij daglicht of goede kunstmatige verlichting. 14. Gebruik het toestel niet onder invloed van alcohol of drugs. 15 Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of een weg moet oversteken. n Algemeen gebruik Transport en berging 1. Zorg ervoor dat de voorkant van de zitmaaier naar voren, d.w.z. in de rijrichting, gericht is wanneer u hem op een open aanhangwagen vervoert. Als de voorkant van de zitmaaier naar achteren is gericht, kan de opstuwende kracht van de wind de zitmaaier beschadigen. 2. Leef altijd de voorschriften inzake veilig bijvullen van brandstof en omgang met brandstof na wanneer u het toestel bijvult na transport of berging. 3. Berg de machine (met brandstof) nooit op in een afgesloten, slecht geventileerde ruimte. Benzinedampen kunnen in contact komen met een ontstekingsbron (zoals een geiser, boiler etc.) en een explosie veroorzaken. Brandstofdampen zijn ook giftig voor mens en dier. nl 4. Volg steeds de instructies in de motorhandleiding voor het voorbereiden van de berging voor u het toestel voor zowel korte als lange periodes opbergt. 5. Volg altijd de instructies in de motorhandleiding voor de correcte opstartprocedures wanneer u het toestel opnieuw in gebruik neemt. 6. Berg het toestel of een benzinehouder nooit op in een ruimte met een open vlam of waakvlam, zoals van een watergeiser. Laat het toestel afkoelen voor u het opbergt. 11 WAARSCHUWING Gebruik de zitmaaier nooit op hellingen van meer dan 17,6 percent (10°) wat neerkomt op een hoogteverschil van 106 cm over een afstand van 607 cm. Wanneer u op hellingen maait, moet u extra wielgewichten of tegengewichten gebruiken. Neem contact op met uw verdeler/kleinhandelaar die u kan zeggen welke gewichten verkrijgbaar en geschikt zijn voor uw maaier. Kies een lage rijsnelheid voor u de helling oprijdt. Gebruik gewichten vooraan en wees bovendien extra voorzichtig wanneer u op een helling maait met een op de achterkant aangebrachte grasopvangzak. Maai IN DE HELLINGSRICHTING, nooit overdwars, wees voorzichtig wanneer u van richting verandert en START OF STOP NIET OP EEN HELLING. Kinderen Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de gebruiker onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid van kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en de maaiactiviteit. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven staan waar u ze het laatst zag. 1. Houd kinderen uit de buurt van waar u aan het maaien bent en laat een andere verantwoordelijke volwassene goed op ze passen. 2. Wees attent en zet het toestel uit als kinderen in de buurt komen. 3. Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter u en naar beneden kijken zodat u kleine kinderen op kan merken. 4. Voer nooit kinderen mee, zelfs niet als het blad/de bladen is/zijn uitgeschakeld. Zij zouden kunnen vallen en ernstig gewond raken of de veilige bediening van de zitmaaier kunnen hinderen. Kinderen die ooit al mee hebben mogen rijden kunnen plotseling in het maaigebied opduiken voor nog een ritje en daarbij vooruit of achteruit omver worden gereden. 5. Laat kinderen nooit het toestel bedienen. 6. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht kunnen beperken. N o R tf ep o r ro du ct io Hellingen vormen een belangrijke factor met betrekking tot ongevallen door verlies van controle en kantelen die tot ernstige letsels of de dood kunnen leiden. Bij gebruik op hellingen is extra voorzichtigheid geboden. Als u de helling niet achteruit op kan rijden of als u zich niet op uw gemak voelt op de helling, gebruikt u de zitmaaier beter niet op die helling. Door de rem te gebruiken zal u een (zelftrekkende) duwmaaier of een zitmaaier NIET onder controle krijgen als de machine op een helling begint te glijden. De hoofdredenen voor verlies van controle zijn: onvoldoende grip van de banden, te hoge snelheid, onvoldoende remmen, ongeschikt type machine voor de taak, onvoldoende aandacht voor de toestand van de bodem, onjuiste verdeling van de aanhanglast en belading. 1. Maai hellingen in de hellingsrichting, niet overdwars. 2. Let op voor putten, voren of bulten. Als het terrein oneffen is, kan de zitmaaier kantelen. Obstakels kunnen door hoog gras aan het zicht worden onttrokken. 3. Kies een lage snelheid zodat u niet hoeft te stoppen of van snelheid hoeft te veranderen terwijl u zich op de helling bevindt. 4. Maai niet als het gras nat is. De banden kunnen dan hun grip verliezen. 5. Rijd altijd met de zitmaaier in versnelling, in het bijzonder wanneer u hellingen afrijdt. Zet de maaier niet in neutraal om zo van een helling te rijden. 6. Vermijd op een helling te starten, stoppen of draaien. Als de banden hun grip verliezen, schakelt u het maaiblad/de maaibladen uit en rijdt u traag de helling recht af. 7. Voer alle bewegingen op hellingen traag en geleidelijk uit. Verander niet plotseling van snelheid of richting, want dan kan de zitmaaier omkantelen. 8. Wees extra voorzichtig bij het bedienen van machines met grasopvangzakken of andere appendages; zij kunnen de stabiliteit van de machine negatief beïnvloeden. Gebruik ze niet op steile hellingen. 9. Probeer de machine niet te stabiliseren door uw voet op de grond te zetten (bij zitmaaiers). 10. Maai niet in de buurt van steile dalingen, grachten of wallen. De grasmaaier zou plotseling kunnen kantelen als een wiel over de rand van een klif of gracht raakt of als een rand inzakt. 11. Gebruik geen grasopvangzak op steile hellingen. 12. Maai geen hellingen waar u niet achteruit op kan rijden. 13. Neem contact op met uw erkende verdeler/kleinhandelaar voor aanbevelingen inzake wielgewichten of tegengewichten om de stabiliteit te verbeteren. 14. Verwijder obstakels zoals stenen, dikke takken, enz. 15. Houd een lage snelheid aan. Zelfs als de remmen naar behoren werken kunnen de banden op hellingen hun grip verliezen. 16. Maak geen bochten op hellingen tenzij noodzakelijk, en draai dan traag en gelijkmatig indien mogelijk naar beneden. n Gebruik op hellingen Aanhanguitrusting (zitmaaiers) 1. Sleep alleen met een machine die is uitgerust met een bevestigingsvoorziening die geschikt is voor slepen. Bevestig geen aanhanguitrusting op een andere plaats dan op de bevestigingsvoorziening. 2. Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant inzake de gewichtslimieten voor aanhanguitrusting en het slepen op hellingen. 3. Laat nooit kinderen of andere personen in of op de aanhanguitrusting plaatsnemen. 4. Op hellingen kan het gewicht van de aanhanguitrusting verlies van grip en van controle veroorzaken. 5. Rijd traag en houd rekening met extra stopafstand. 6. Zet de maaier niet in vrijloop om zo van een helling te rijden. 12 Uitlaatgassen 1. De motoruitlaatgassen van deze machine bevatten chemische stoffen waarvan men weet dat ze in bepaalde hoeveelheden kanker of aangeboren afwijkingen veroorzaken of het voortplantingssysteem schaden. 2. De relevante informatie inzake duurzaamheidsperiode en luchtkwaliteit van uitlaatgassen vindt u op het motoruitlaatgassenlabel. 12. Gebruik geen benzine die METHANOL bevat, geen gasohol met meer dan 10% ETHANOL en ook geen benzine-additieven of superbenzine want daardoor kan de motor of het brandstofsysteem beschadigd worden. 13. Als u de brandstoftank leeg moet laten lopen, moet u dat in de open lucht doen. 14. Vervang defecte knaldempers/knalpotten. 15. Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten reserveonderdelen wanneer u herstellingen uitvoert. 16. Houd u altijd aan de specificaties van de fabrikant voor instellingen en bijregelingen. 17. Doe voor grote onderhoudsbeurten en herstellingen uitsluitend een beroep op erkende servicepunten. 18. Probeer nooit grote herstellingen aan dit toestel uit te voeren tenzij u daarvoor de nodige opleiding hebt genoten. Onjuiste onderhouds- en herstellingsprocedures kunnen leiden tot gevaar tijdens het gebruik, beschadiging van het toestel en het vervallen van de fabrieksgarantie. 19. Bij maaiers met meerdere bladen moet u goed oppassen want als u een blad laat draaien kan dat andere bladen doen draaien. 20. Wijzig de toerenregelaar van de motor niet en drijf de motor evenmin op. De motor gebruiken met een te grote snelheid kan het risico op persoonlijke letsels doen toenemen. 21. Schakel de aandrijfappendages uit, zet de motor uit, haal de sleutel uit het contact en maak de ontstekingsbougiekabel(s) los: alvorens blokkeringen van de appendages en de afvoertrechter te verwijderen, onderhoud of reparaties uit te voeren, een voorwerp te raken of wanneer de machine abnormaal trilt Wanneer u een voorwerp hebt geraakt, inspecteert u de machine op schade voor u ze opnieuw start en ze gebruikt. 22. Blijf met uw handen altijd uit de buurt van bewegende onderdelen, zoals de koelventilator van de hydropomp, wanneer de zitmaaier draait. (De koelventilator van de hydropomp bevindt zich normaal op de bovenkant van de aandrijfas). 23. Toestellen met hydraulische pompen, leidingen en motoren: WAARSCHUWING: Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt kan voldoende kracht hebben om door de huid te dringen en ernstige verwondingen te veroorzaken. Als lichaamsvreemde vloeistof onder de huid terecht is gekomen, moet ze binnen de paar uren chirurgisch worden verwijderd door een arts die vertrouwd is met dit soort letsels. Anders kan gangreen (koudvuur) optreden. Blijf met uw lichaam en handen uit de buurt van de pengaten of vulopeningen die hydraulische vloeistof onder hoge druk uitstoten. Gebruik papier en karton in plaats van uw handen om lekken op te sporen. Controleer of alle hydraulische vloeistofaansluitingen goed dicht zijn en alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat verkeren voor u het systeem onder druk zet. Als er lekken optreden, laat u uw machine onmiddellijk door een erkend verdeler herstellen. 24. WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie. De foutieve ontspanning van veren kan tot ernstige lichamelijke verwondingen leiden. Veren moeten door een bevoegd technicus worden verwijderd. 25. Modellen die zijn uitgerust met een motorradiator: WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie. Om ernstig lichamelijk letsel door warme koelvloeistof of ontsnappende stoom te voorkomen, mag u de dop van de radiator nooit proberen verwijderen terwijl de motor draait. Leg de motor stil en wacht tot hij is afgekoeld. Zelfs dan moet u nog erg voorzichtig zijn wanneer u de dop verwijdert. N o R tf ep o r ro du ct io Veilig omgaan met benzine 1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekingsbronnen. 2. Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om benzine te bevatten. 3. Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof bij terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen vóór u benzine bijvult. 4. Vul de machine nooit binnenshuis bij. 5. Berg de machine of de benzinehouder nooit op in een ruimte met een open vlam of waakvlam, zoals in de buurt van een watergeiser of ander toestel. 6. Vul houders nooit in een voertuig of in een laadbak met plastic bekleding. Plaats houders steeds op de grond en uit de buurt van uw voertuig voor u ze vult. 7. Haal toestellen die op benzine werken van de vrachtwagen of aanhangwagen en vul ze op de grond bij. Als dat niet mogelijk is, vult u de toestellen op een aanhangwagen bij met een draagbare houder in plaats van met een benzinepomppistool. 8. Houd het mondstuk steeds in contact met de rand van de brandstoftank of houder tot het bijvullen is voltooid. Gebruik geen voorzieningen die het mondstuk vanzelf open houden. 9. Als u brandstof op uw kleding hebt gemorst, trek dan onmiddellijk iets anders aan. 10. Doe de brandstoftank nooit te vol. Breng de dop weer aan en draai ze stevig vast. 11. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine en andere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de dampen zijn ontplofbaar. 12. Als u brandstof hebt gemorst, mag u de motor niet proberen te starten maar verplaatst u de machine weg van de plaats waar u hebt gemorst en vermijdt u het creëren van elke mogelijke ontstekingsbron tot de brandstofdampen zijn vervlogen. 13. Breng de dop van de brandstoftank en van de brandstofhouder weer stevig aan. n Onderhoud Onderhoud 1. Laat het toestel nooit draaien in een gesloten ruimte waar zich koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. 2. Zorg ervoor dat alle moeren en bouten, in het bijzonder de bevestigingsbouten van de maaibladen, goed vastzitten en houd het toestel in een goede toestand. 3. Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer regelmatig of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren functioneren en voer de nodige herstellingen uit als ze niet naar behoren werken. 4. Zorg ervoor dat zich geen gras, bladeren en ander afvalmateriaal opstapelen of afzetten in en op het toestel. Neem gemorste olie of brandstof op en verwijder alle met brandstof doordrenkte afval. Laat de machine afkoelen voor u ze opbergt. 5. Als u een voorwerp raakt, stopt u en inspecteert u de machine. Herstel indien nodig alvorens opnieuw te starten. 6. Voer nooit aanpassingen of herstellingen uit terwijl de motor draait. 7. Inspecteer veelvuldig de onderdelen van de grasopvangzak en afvoerbescherming en vervang waar nodig door onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen. 8. Maaibladen zijn scherp. Omwikkel de bladen of draag handschoenen en wees extra voorzichtig wanneer u aan de maaibladen werkt. 9. Controleer veelvuldig de remwerking. Regel bij en herstel waar nodig. 10. Houd de veiligheids- en instructielabels in goede staat of vervang ze waar nodig. 11. Verwijder de brandstoffilter niet wanneer de motor warm is want gemorste brandstof kan ontbranden. Spreid de klemmen van de brandstofleiding niet verder dan noodzakelijk. Zorg ervoor dat de klemmen de leidingen stevig op de filter geklemd houden na de installatie. nl 13 Veiligheidsstickers Sticker - Snijhoogte Ond. nr. 1730264 885540 Pb Pb CCA @18°C 190 20 HR AH 17 885627 Sticker - Accu Ond. nr. 885627 Sticker - Contact Ond. nr. 1722806 N o R tf ep o r ro du ct io n Sticker - Neutraal Ond. nr. 7101935 1723175 Sticker – Gevaar, ontluchtingsleiding Ond. nr. 1721107 Sticker – Hoofdpaneel CE Ond. nr. 1723175 _ Sticker - Gevaar, draaiende bladen Ond. nr. 1720389  14 ( 20 LB ) _ (34 LB ) Sticker - Disselwaarschuwing Ond. nr. 729677 Afbeelding 1 Veiligheidspictogrammen Gevaar: Kantelen van de zitmaaier. Gebruik deze machine niet op hellingen van meer dan 10°. Gevaar: Afhakken van ledematen. Deze machine kan ledematen afhakken. Houd iedereen en zeker kinderen uit de buurt wanneer de motor draait. Gevaar: rondvliegende voorwerpen. Deze machine kan voorwerpen en afval in het rond slingeren. Houd iedereen uit de buurt. Gevaar: Afhakken van ledematen. Deze zitmaaier kan ledematen afhakken. Blijf met uw handen en voeten uit de buurt van de bladen. Gevaar: rondvliegende voorwerpen. Bedien het apparaat niet zonder eerst de ontluchtingsleiding te hebben aangesloten. N o R tf ep o r ro du ct io Waarschuwing: Haal de sleutel uit het contact voor u aan de zitmaaier werkt. Haal de sleutel uit het contactslot en raadpleeg technische naslagwerken voor u reparaties of onderhoud uitvoert. n Waarschuwing: Lees de gebruikershandleiding. lees en begrijp de gebruikershandleiding voordat u deze machine gebruikt. nl 15 N o R tf ep o r ro du ct io n Functies en bedieningselementen  16 figuur 2 Deze regelt het motortoerental en de choke. Zet de gas-/ chokehendel in de stand SNEL om het motortoerental te verhogen en in de stand LANGZAAM om het motortoerental te verlagen. Zet de gas-/chokehendel voorbij de stand SNEL, in de stand CHOKE om een koude motor te starten. bij een warme motor hoeft de choke eventueel niet te worden gebruikt. OPM.: Werk alleen met de zitmaaier met de gas-/chokehendel in de stand SNEL. Koplampen Deze schakelaar schakelt de koplampen van de zitmaaier in en uit. Achteruitmaaioptie (RMO) Aftakasschakelaar De Aftakasschakelaar (PTO ; Power Take-Off) koppelt uitbreidingen die door de aftakas (PTO) gebruikt worden, aan en af. Om de PTO te activeren, trekt u de schakelaar OMHOOG. Duw de schakelaar naar BENEDEN om de PTO te deactiveren. Merk op dat de bestuurder stevig op de bestuurdersstoel van de zitmaaier moet zitten om de PTO te laten werken. Contact Met de contactschakelaar wordt de motor gestart en stopgezet; de schakelaar kan in drie standen staan: UIT Zet de motor stop en schakelt het elektrische systeem uit. AAN Laat de motor draaien en activeert het elektrische systeem. START Zwengelt de motor aan om hem te doen starten. OPM.: Laat de contactschakelaar nooit in de stand AAN ("RUN") staan als de motor niet draait. Hierdoor wordt de accu leeggetrokken. nl De vooruitrijsnelheid van de zitmaaier wordt geregeld met het vooruitrijsnelheidspedaal. De achteruitrijsnelheid van de zitmaaier wordt geregeld met het achteruitrijsnelheidspedaal. Wanneer u een van de pedalen indrukt neemt de rijsnelheid toe. Merk op dat hoe meer het pedaal wordt ingedrukt, hoe sneller de zitmaaier rijdt. Hendel om de positie van de bestuur dersstoel aan te passen De stoel kan vooruit of achteruit worden geschoven. Trek aan de hendel, geef de stoel de gewenste plaats en laat de hendel los om de stoel op die positie te vergrendelen. Alarm: afvalbak vol Het “afvalbak vol” alarm wordt geactiveerd wanneer de grasopvangzak vol met gemaaid gras is. Klinkt het geluid, koppel dan de aftakas (PTO) af, rijd naar uw stortplaats en leeg de afvalbak. OPM.: Gebruikt u de verzamelaar voor het opruimen van bladeren, dan kan het alarm niet klinken wanneer u droge bladeren verzamelt. N o R tf ep o r ro du ct io Dankzij de achteruitmaaioptie is het mogelijk om te maaien (of andere hulpstukken te gebruiken die door de PTO worden aangedreven) terwijl achteruit wordt gereden. Als u ervoor kiest om achteruit te maaien, draait u aan de RMOsleutel nadat de PTO is geactiveerd. Het LED-lampje licht op en de bestuurder kan vanaf dat ogenblik achteruit maaien. Telkens wanneer de PTO wordt geactiveerd moet de RMO opnieuw worden geactiveerd, indien gewenst. Snelheidspedalen n Gas-/chokehendel Choke-A-Matic Parkeerremknop Wordt gebruikt om de handrem te vergrendelen wanneer de zitmaaier is gestopt. Druk het rempedaal volledig in en trek aan de knop om de parkeerrem te activeren. Snelheidsregelaar De snelheidsregelaar wordt gebruikt om de vooruitrijsnelheid te vergrendelen. De snelheidsregelaar heeft zes vergrendelposities. Rempedaal Wanneer u het rempedaal indrukt wordt de rem van de zitmaaier geactiveerd. Brandstoftank Trek de kap van de zitmaaier omhoog om bij de brandstoftank te komen. Draai de dop naar links om deze te verwijderen. 17 Hendel van maaidekhefsysteem Regelt de snijhoogte van de maaier. Trek de hendel omlaag om de snijhoogte te verminderen en trek de hendel omhoog om de snijhoogte te vergroten. De snijhoogte kan worden aangepast van 2,5 cm (1,0”) tot 8,9 cm (3,5”). Hendel voor transmissie vrijgeven Hiermee deactiveert u de transmissie, zodat de zitmaaier handmatig voortgerold kan worden. Zie De zitmaaier handmatig voortrollen. Hendel afvalbak openen/sluiten Hiermee opent u de afvalbak, zodat deze geleegd kan worden. Trek nogmaals aan de hendel om de bak te sluiten. Om de grasopvangzak te legen, dient u de hendel uit te trekken en naar voren te duwen. Om de afvalbak te sluiten, dient u de hendel naar achteren te trekken tot de afvalbak sluit en vergrendeld wordt. Laat de hendel van de grasopvangzak los. N o R tf ep o r ro du ct io Hiermee deactiveert u de transmissie, zodat de zitmaaier handmatig voortgerold kan worden. Zie De zitmaaier handmatig voortrollen. n Hendel voor transmissie vrijgeven 18 Gebruik Controle van het veiligheidsvergrendelsysteem Uw machine is uitgerust met veiligheidsvergrendelingsschakelaars en andere veiligheidsvoorzieningen. Deze veiligheidssystemen zijn er voor uw veiligheid: probeer de veiligheidsschakelaars niet te overbruggen en knoei niet met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer de bandenspanning De bandenspanning moet regelmatig worden gecontroleerd om te zorgen voor maximale tractie en het beste maairesultaat (zie figuur 3). OPM.: Denk eraan dat deze waarden iets kunnen afwijken van de maximale bandenspanning die op de zijkant van de banden staat vermeld. WAARSCHUWING Als uit een test blijkt dat niet alle veiligheidsvoorzieningen correct werken, mag u de machine niet gebruiken. Raadpleeg een erkende dealer. Test 1 — De motor mag NIET aanslaan als: • De PTO-schakelaar in de stand AAN staat, OF Bandenmaat • Het rempedaal NIET volledig is ingedrukt (parkeerrem uitgeschakeld), OF • De rijsnelheidsregelhendels NIET in de VRIJLOOPSTAND ("NEUTRAL") staan. Test 2 — De motor ZOU MOETEN aanslaan als:  N o R tf ep o r ro du ct io • De bestuurder op de stoel zit, EN n 15 x 6.0 20 x 8.0 • De PTO-schakelaar in de stand UIT staat, EN • Het rempedaal volledig is ingedrukt (parkeerrem ingeschakeld), EN • De cruise control-hendel bevindt zich in de NEUTRAALstand. Test 3 — De motor moet AFSLAAN als : • De bestuurder van zijn stoel opstaat. • Opvangzak is niet gesloten tijdens activeren PTO-schakelaar. PSI 14 10 bar 0,96 0,68 figuur 3 Aanbevolen motorolie Voor de beste prestatie raden wij het gebruik van Briggs & Stratton Warranty Certified oliesoorten aan. Andere hoogwaardige soorten reinigingsolie zijn acceptabel als zij geschikt zijn voor SF, SG, SH, SJ of hoger. Gebruik geen speciale additieven. De buitentemperaturen bepalen de juiste olieviscositeit voor de motor. Bepaal met behulp van de tabel de beste viscositeit voor het verwachte buitentemperatuurbereik. Test 4 — Remtijd van het maaiblad controleren De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek moeten volledig tot stilstand komen binnen de vijf seconden nadat de elektrische PTO-schakelaar UIT is gezet. Als de aandrijfriem van de maaier niet binnen de vijf seconden stopt, moet u contact opnemen met een erkende dealer. Test 5 — Controle van de achteruitmaaioptie (RMO)  • De motor moet afslaan als u achteruit probeert te rijden terwijl de PTO ingeschakeld is en de RMO niet werd geactiveerd. • Het RMO lampje moet branden wanneer de RMO  werd geactiveerd. WAARSCHUWING Achteruit maaien kan gevaarlijk zijn voor omstanders. Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de gebruiker onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid van kinderen. Activeer de RMO nooit als er kinderen in de buurt zijn. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en de maaiactiviteit. nl * Onder 4°C (40°F) zal het gebruik van SAE 30 leiden tot problemen bij het starten. ** Boven 27°C (80°F) kan het gebruik van 10W-30 leiden tot een hoger olieverbruik. Controleer het oliepeil vaker. 19 Voordat u olie bijvult of het oliepeil controleert • Zet de motor waterpas. • Reinig rond de olievulopening. 1. Verwijder de peilstok (A, figuur 4) en veeg deze met een schone doek af. 2. Installeer de peilstok en draai deze vast. 3. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil Het peil dient ter hoogte van de markering VOL (B) op de peilstok te zijn. 4. Als het peil te laag is, vul dan langzaam olie bij via de motorolievulopening (C). Vul niet teveel bij. Wacht na het bijvullen van de olie één minuut en controleer het oliepeil nogmaals. OPM: Voeg geen olie toe via de plug voor snel olie aftappen (indien aanwezig). 5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast. Oliedruk Op hoogtes van meer dan 1.524 meter (5.000 feet) is benzine met minimaal 85 octaan/85 AKI (89 RON) acceptabel. Een afstelling voor grote hoogtes is vereist om aan de emissieeisen te blijven voldoen. Gebruik zonder deze afstelling leidt tot verminderde prestaties, hoger brandstofverbruik en hogere emissies. Raadpleeg een erkende dealer voor informatie over afstelling voor grote hoogtes. Het gebruik van de motor op hoogtes van minder dan 762 meter (2.500 feet) met de set voor grote hoogtes wordt niet aanbevolen.  WAARSCHUWING Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlam baar en explosief. Brand of explosie kan ernstige brandwonden of dodelijk letsel veroorzaken. Bij het toevoegen van brandstof • Schakel de motor uit en laat de motor ten minste gedurende 3 minuten afkoelen voordat u de benzinedop verwijdert. • Vul de brandstoftank buiten of in een goed geventileerde ruimte. • Vul de brandstoftank niet te veel. Vul de brandstoftank niet tot boven de onderkant van de nek zodat de brandstof kan uitzetten. • Houd de brandstof uit de buurt van vonken, open vlammen, waakvlammen, hitte en andere ontstekingsbronnen. • Controleer brandstofleidingen, tank, vuldop en koppelingen regelmatig op barsten of lekken. Vervang deze, indien noodzakelijk. • Indien brandstof wordt gemorst, dient u te wachten tot deze verdampt is voordat u de motor start. N o R tf ep o r ro du ct io Als de oliedruk te laag is, zal een drukschakelaar (indien aanwezig) de motor stoppen of een waarschuwingsvoorziening activeren. Als dit gebeurt, stop dan de motor en controleer het oliepeil met de peilstok. Grote hoogte n Olie controleren/bijvullen Als het oliepeil tot onder de markering BIJVULLEN is gedaald, moet u olie bijvullen tot aan de markering VOL. Start de motor en controleer of de juiste druk aanwezig is voordat u doorgaat. Start de motor niet als het oliepeil tussen de markeringen BIJVULLEN en VOL staat. Neem contact op met een erkende dealer en laat het oliedrukprobleem verhelpen. Aanbevolen brandstof De brandstof moet aan deze eisen voldoen: 1. Trek de kap van de zitmaaier omhoog om bij de brandstof tank te komen. • Schone, verse, loodvrije benzine. 2. Verwijder eventueel vuil rondom de benzinedop. Verwijder de brandstofdop (A, figuur 6). • Benzine met max. 10% ethanol (gasohol) of max. 15% MTBE (methyltertiairbutylether) is acceptabel. 4. Draai de tankdop weer vast. • Minimaal 87 octaan/87 AKI (91 RON). Zie hieronder voor gebruik op grote hoogte. VOORZICHTIG: Gebruik geen benzines die niet zijn goedgekeurd zoals E85. Meng geen olie in de benzine en pas de motor niet aan voor alternatieve brandstoffen. Daardoor worden de motoronderdelen beschadigd en vervalt de garantie voor de motor. Voeg een brandstofstabilisator aan de brandstof toe om het brandstofsysteem tegen gomvorming te beschermen. Zie de paragraaf Opslag. Niet alle brandstoffen zijn gelijk. Verander bij start- of prestatieproblemen van tankstation of merk. Deze motor is gecertificeerd om op benzine te lopen. Het emissieregelsysteem voor deze motor is EM (Engine Modifications). 20 3. Vul de brandstoftank (B) met brandstof. Vul de brandstoftank niet voorbij de onderkant van de vulhals zodat de brandstof nog kan uitzetten. WAARSCHUWING  Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlambaar en explosief.  Brand of explosie kan ernstige brandwonden of dodelijk letsel veroorzaken. Bij het starten van de motor • Zorg dat de bougie, de geluiddemper, de benzinedop en het luchtfilter (indien aanwezig) aanwezig zijn en goed vastzitten. • Tracht de motor niet te starten terwijl de bougie verwijderd is. • Als de motor verzuipt, zet de choke (indien aanwezig) in de stand OPEN/DRAAIEN, zet de gashendel (indien aanwezig) in de stand SNEL en start de motor totdat deze aanslaat. OPM.: Neem contact op met een erkende dealer als de motor ook na herhaalde pogingen niet aanslaat. Met de zitmaaier rijden 1. Ga op de bestuurdersstoel zitten en pas de positie van de stoel zo aan dat u gemakkelijk bij alle bedieningselementen kan en het display op het dashboard kan lezen. 2. Trek de handrem aan. 3. Zorg dat de PTO-schakelaar uitgeschakeld is. 4. Start de motor (zie De motor starten). 5. Schakel de parkeerrem uit en laat het rempedaal los. 6. Duw het vooruitrijsnelheidspedaal in om vooruit te rijden. Laat het pedaal los om te stoppen. Merk op dat hoe meer het pedaal wordt ingedrukt, hoe sneller de zitmaaier rijdt. 7. Stop de zitmaaier door de snelheidspedalen los te laten, de handrem aan te trekken en de motor te stoppen (zie De zitmaaier en motor stopzetten). N o R tf ep o r ro du ct io WAARSCHUWING  Motoren stoten koolmonoxide uit, een geurloos, kleurloos, giftig gas.  Het inademen van koolmonoxide kan misselijkheid, flauwvallen of de dood veroorzaken.  Brand of explosie kan ernstige brandwonden of dodelijk letsel veroorzaken. • Start en laat de motor buiten draaien. • S  tart of laat de motor niet draaien in een afgesloten ruimte, zelfs als de deuren of ramen open staan. In een noodgeval kunt u de motor direct stilleggen door de contactsleutel op STOP te zetten. Gebruik deze methode uitsluitend in noodsituaties. Voor het normaal uitschakelen van de motor volgt u de procedure in De maaier en de motor stoppen. n De motor starten 1. Controleer het oliepeil. Zie onder Oliepeil controleren/ olie bijvullen. 2. Zorg dat de rijbediening van de zitmaaier gedeactiveerd is. 3. Zet de gashendel/choke in de stand CHOKE. OPM.: Over het algemeen hoeft u de choke niet te gebruiken bij het herstarten van een warme motor. 4. Steek de sleutel in het contactslot en draai hem in de stand AAN/START. 5. Start de motor en zet de gas-/chokehendel in de stand SNEL (FAST). Warm de motor op door deze tenminste één minuut te laten draaien alvorens de draaiende messen toe te voegen of de zitmaaier te besturen. 6. Na het opwarmen van de motor: werk alleen met de zitmaaier met de gas-/chokehendel in de stand SNEL. nl 21 1. Zet de maaihoogte in de gewenste stand met behulp van de hendel van het maaidekhefsysteem. 2. Trek de handrem aan. Zorg dat de PTO-schakelaar uitgeschakeld is. 3. Start de motor (zie De motor starten). 4. Zet de gashendel in de stand VOL. Of, de gas-/chokehendel in de stand SNEL. 5. Schakel de PTO in om de maaibladen te activeren. 6. Begin te maaien. OPM.: Als het alarmsignaal “grasopvangzak vol” klinkt, moet u de PTO onmiddellijk uitschakelen om te voorkomen dat de afvoerbuis verstopt raakt. Rijd naar een geschikte plaats en leeg de grasopvangzak (zie De grasopvangzak legen). 7. Wanneer u klaar bent, schakelt u de PTO uit en tilt u het maaidek met behulp van de hendel van het maaidekhefsysteem op. 1. Schakel de PTO uit en leg de motor stil. 2. Trek de hendel (A, figuur 6) aan tot de voorzijde van de unit en druk deze vervolgens naar beneden om te vergrendelen. U kunt de zitmaaier nu met de hand voortduwen. 3. Trek de hendel omhoog en duw deze naar de achterzijde van de unit om de transmissie te starten. De maaier kan nu rijden. WAARSCHUWING De zitmaaier slepen leidt tot schade aan de transmissie. Gebruik geen ander voertuig om deze machine voort te duwen of te trekken. Activeer de transmissievrijgavehendel niet terwijl de motor draait. Parkeerremfunctie De parkeerrem gebruiken - Om de parkeerrem in te schakelen laat u de rijsnelheidspedalen (A, figuur 7) los, duwt u het rempedaal (B) volledig in, trekt u de parkeerremknop (C) OMHOOG en laat u vervolgens het rempedaal los. N o R tf ep o r ro du ct io 8. Stop de motor (zie De zitmaaier en motor stoppen). De zitmaaier met de hand voortduwen n Maaien Achteruitmaaioptie (RMOTM) WAARSCHUWING Achteruit maaien kan gevaarlijk zijn voor omstanders. Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de gebruiker onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid van kinderen. Activeer de RMO nooit als er kinderen in de buurt zijn. Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en de maaiactiviteit. Met de Reverse Mowing Option (RMO) kan de bestuurder achteruit maaien (zie Functies en bedieningselementen). U kunt dit activeren door de RMO-sleutel te verdraaien na het activeren van de PTO. Het LED-lampje licht op en de bestuurder kan vanaf dat ogenblik achteruit maaien. Telkens wanneer de PTO wordt geactiveerd moet de RMO opnieuw worden geactiveerd, indien gewenst. De sleutel dient te worden verwijderd om de toegang tot de RMO-functie te beperken. De parkeerrem uitschakelen - Om de parkeerrem uit te schakelen trapt u het rempedaal (B, figuur 7) geheel in en drukt u op de knop van de parkeerrem (C) OMLAAG. Werking van snelheidsregelaar DE SNELHEIDSREGELAAR ACTIVEREN: 1. Trek de knop van de snelheidsregelaar (D, figuur 7) omhoog. 2. Duw het vooruitrijsnelheidspedaal (A) in. 3. Til de knop van de snelheidsregelaar omhoog wanneer de gewenste snelheid is bereikt. De snelheidsregelaar wordt in een van de vijf vergrendelstanden vergrendeld. DE SNELHEIDSREGELAAR UITSCHAKELEN: 1. Duw het rempedaal (B, figuur 7) in. of 2. Druk het gaspedaal vooruit in (A). 22 WAARSCHUWING  Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ontvlam- baar en explosief.  Brand of explosie kan ernstige brandwonden of dodelijk letsel veroorzaken. • De carburateur niet smoren om de motor uit te schakelen. 1. Zet de rijsnelheidsregeling(en) in de neutrale stand. 2. Ontkoppel de aftakas (PTO) en wacht tot alle bewegende delen gestopt zijn.. 3. Plaats de gashendel (of gashendel/choke) in de stand LANGZAAM en draai het contact UIT. Haal de sleutel uit het contact. De grasopvangzak legen 1. Trek de hendel van de grasopvangzak uit en draai deze naar voren tot de grasopvangzak aan de onderzijde geheel open is (zie figuur 8). De hendel van het maaidekhefsysteem (A, figuur 9) wordt gebruikt om de maaidek op de gewenste snijhoogte in te stellen. De snijhoogte kan worden aangepast van 2,5 cm (1,0”) tot 8,9 cm (3,5”). Om het maaidek te laten zakken, trekt u de hendel van het maaidekhefsysteem iets achteruit om hem vervolgens naar links te duwen en naar beneden te schuiven. Om het maaidek op te tillen, trekt u de hendel van het maaidekhefsysteem omhoog en vergrendelt u de hendel in de uitsparing aan de rechterkant. Een aanhanger bevestigen De maximaal toegelaten horizontale trekkracht op de koppelstand bedraagt 150 Newton. De maximaal toegelaten verticale kracht op de koppelstand bedraagt 90 Newton. Dit is gelijk aan een aanhangwagen van 113 kg (250 lbs) op een heuvel met een hellingshoek van 10°. Bevestig de aanhangwagen met een borgpen (A, figuur 10) en klem (B) van de juiste afmetingen. N o R tf ep o r ro du ct io 2. Verwijder het gras uit de grasopvangzak. Afstelling van de maaihoogte n De zitmaaier en motor stopzetten 3. Verplaats de maaier een klein stukje vooruit. Dit zorgt ervoor dat de berg gras het sluiten van de grasopvangzak niet verhindert. 4. Draai de grasopvangzak terug in de gesloten positive voor u gaat maaien. nl 23 Onderhoud Onderhoudschema ZITMAAIER EN MAAIDEK Om de 8 uur of dagelijks Controleer het veiligheidsvergrendelsysteem Verwijder het vuil van de zitmaaier en het maaidek Verwijder het vuil uit de motorruimte MOTOR De eerste 5 uren Ververs de motorolie Om de 8 uur of dagelijks Controleer het oliepeil van de motor Om de 25 uur of jaarlijks* Om de 25 uur of jaarlijks* Controleer de stoptijd van de maaibladen Controleer de zitmaaier en het maaidek op losse bevestigingsmiddelen Om de 50 uur of jaarlijks* Om de 50 uur of jaarlijks* Reinig de accu en kabels Controleer de remwerking van de zitmaaier Raadpleeg uw dealer jaarlijks om Smeer de zitmaaier en het maaidek * Welke als eerste komt ** Controleer de bladen vaker op plaatsen met zandige bodem of in zeer stoffige omgevingen Emissieverklaring Onderhoud, vervangen en reparatie van de apparatuur en systemen voor de emissieregeling kan worden uitgevoerd door een persoon of bedrijf gespecialiseerd in de reparatie van niet op de weg gebruikte motoren. Maar voor de kostenloze emissieregeling-service moeten deze werkzaamheden worden uigevoerd door een erkende dealer. Controleer de bandenspanning De bandenspanning moet regelmatig worden gecontroleerd om te zorgen voor maximale tractie en het beste maairesultaat (zie figuur 3) OPM.: Denk eraan dat deze waarden iets kunnen afwijken van de maximale bandenspanning die op de zijkant van de banden staat vermeld. 24 Ververs de motorolie Vervang het oliefilter Jaarlijks Vervang het luchtfilter Vervang het voorfilter Raadpleeg uw dealer jaarlijks om Inspecteer de geluiddemper en vonkenvanger de bougie te vervangen N o R tf ep o r ro du ct io Controleer de maaibladen ** Reinig het motorluchtfilter en het voorfilter ** n Controleer de bandenspanning Vervang het brandstoffilter Reinig het luchtkoelsysteem van de motor * Welke als eerste komt ** In stoffige omgevingen of als vuil in de lucht aanwezig is, moet u vaker reinigen. WAARSCHUWING Onbedoelde vonken kunnen resulteren in brand of een elektrische schok.  Ongewild starten kan leiden tot beknelling, trauma- tische amputatie of scheurwonden. Vóór het uitvoeren van instellingen of reparaties: • M  aak de bougiekabel los en houd de kabel op veilige afstand van de ontstekingsbougie. • N  eem de minkabel van de accu los (alleen bij maaiers met elektrisch starten). • Gebruik alleen correct gereedschap. • V  erander niets aan de regulateur, koppelingen of andere onderdelen om het motortoerental te verhogen. • V  ervangende onderdelen moeten identiek zijn aan en op dezelfde positie worden geïnstalleerd als de originele onderdelen. Andere onderdelen zullen minder goed werken, kunnen de maaier beschadigen en kunnen letsel veroorzaken.  la niet op het vliegwiel met een hamer of een ander • S hard voorwerp want het vliegwiel kan door een dergelijke handeling in stukken uiteenvallen. Remtijd van het maaidek controleren 9. PLaats de accukabels terug en sluit eerst de positieve kabel en vervolgens de negatieve kabel aan. Gebruik de schroeven en vulringen. De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek moeten volledig tot stilstand komen binnen de vijf seconden na het uitschakelen van de elektrische PTO-schakelaar. 10. Plaats de accu in de accuhouder. Bevestig het met de houder en schroeven. 1. Start de motor wanneer de zitmaaier in vrijloop staat, de PTO-koppeling uitgeschakeld is en de bestuurder op de stoel zit. 3. Als de aandrijfriem van de maaier niet binnen de vijf seconden stopt, moet u contact opnemen met een erkende dealer. Onderhoud van de accu WAARSCHUWING H  oud open vlammen en vonken uit de buurt van de accu; de uit de accu ontsnappende gassen zijn zeer explosief. Zorg voor een goede ventilatie tijdens het laden van de batterij. Een lege batterij of een batterij die te zwak is om de motor te starten kan het gevolg zijn van een defect in het laadsysteem of in een ander elektrisch onderdeel. Als u twijfelt aan de oorzaak van het probleem neemt u contact op met uw verdeler. Als de accu moet vervangen, raadpleeg dan het gedeelte De accu en kabels reinigen. N o R tf ep o r ro du ct io WAARSCHUWING Als u de batterij plaatst of verwijdert, moet u de negatieve batterijkabel als EERSTE los- koppelen en als LAATSTE terug aansluiten. Doet u dat niet, dan bestaat de kans op kortsluiting tussen de positieve pool en een stuk gereedschap. De accu opladen n 2. Activeer de PTO en wacht meerdere seconden. Deactiveer de PTO. 11. Klap de stoel weer neer. WAARSCHUWING Accucontactpennen, aansluitklemmen en verwante accessoires bevatten lood en loodverbindingen – dit zijn chemische stoffen waarvan in de staat Californië bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen kunnen veroorzaken of een ander voortplantingsrisico inhouden. Was uw handen na werken met de accu. De batterij en batterijkabels schoonmaken Om de accu op te laden volgt u de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader en neemt u alle waarschuwingen in acht die onder Veiligheid van de gebruiker in deze handleiding zijn vermeld. Laad de batterij tot ze volledig is opgeladen. Laad niet op met een vermogen van meer dan 10 ampère. Als de accu vervangen moet worden, raadpleegt u stap 1-6 en 9-11 van de sectie Accu en kabels reinigen. De olie verversen 2. Verwijder de schroeven (A, figuur 11) en accuhouder (B). Gebruikte olie is een gevaarlijk afvalproduct en moet op de juiste manier worden afgevoerd. Voer het niet met het huishoudelijk afval af. Raadpleeg de plaatselijke autoriteiten, het servicecentrum of uw dealer voor veilige afvoer-/recyclingbedrijven. 4. Verwijder schroef (E) en vulring (F) en ontkoppel de negatieve kabel (G) van de accu. Olie verwijderen 1. Trek de stoel omhoog zodat u bij de accu en de kabels kunt. 3. Schuif de accu (C) naar voren in de accuhouder (D). 5. Verwijder schroef (H) en vulring (I) en ontkoppel de positieve kabel (J) van de accu. 6. Verwijder de accu en plaats deze op een vlak oppervlak. 7. Reinig de accuhouder met een mengsel van zuiveringszout en water. 8. Maak de polen van de accu en de uiteinden van de kabels schoon met een staalborstel en schoonmaakmiddel voor accupolen. nl 1. Maak met uitgeschakelde, maar nog steeds warme motor de bougiekabel (D, figuur 4) los en zorg dat deze niet in de buurt van de bougie komt. 2. Verwijder de peilstok (A). 3. Verwijder de olieaftapplug zoals getoond in figuur 12. Laat de olie in een daarvoor goedgekeurde jerrycan lopen. 4. Draai de olieaftapplug weer vast nadat de olie is afge- tapt. 25 Het oliefilter vervangen Voor vervangingsintervallen zie het Onderhoudsschema. 1. Tap de olie af terwijl de motor warm is. Zie Olie verwijderen. 2. Verwijder het oliefilter (A, figuur 13) en voer dit op de juiste manier af. 3. Smeer de oliefilterpakking lichtjes met verse, schone olie in voordat u het nieuwe oliefilter plaatst. 4. Installeer het oliefilter met de hand totdat de pakking contact maakt met de oliefilteradapter en draai het oliefilter dan een 1/2 of 3/4 slag vast. 5. Vul olie bij. Zie onder Olie bijvullen. 6. Start en laat de motor draaien. Controleer of olielekkage als de motor eenmaal is opgewarmd. • Zet de motor waterpas. • Reinig rond de olievulopening. • Zie het hoofdstuk Specificaties voor de oliecapaciteit. 1. Verwijder de peilstok (A, figuur 4) en veeg deze met een schone doek af. 2. Giet de olie langzaam in de vulopening (C). Voeg niet te veel brandstof toe. Wacht na het bijvullen één minuut en controleer het oliepeil dan nogmaals. 3. Plaats de peilstok en druk deze goed aan. 4. Verwijder de peilstok en lees het oliepeil af. De olie moet op de markering VOL (B) op de peilstok staan. 5. Plaats de peilstok en druk deze goed aan. 26 LET OP: Reinig het filter niet met perslucht of oplosmiddelen. Perslucht kan het filter beschadigen en oplosmiddelen kunnen het filter oplossen. 1. Verwijder de bevestigingen (A, figuur 14) en de luchtfilterkap (B). 2. Verwijder het filter (C) door het einde van het filter op te tillen en het filter van de inlaat te trekken(D). 3. Tik het filter voorzichtig op een hard oppervlak om het vuil los te maken. Als het filter zeer vuil is, vervang het dan door een nieuw filter. N o R tf ep o r ro du ct io Olie bijvullen WAARSCHUWING Brandstof en brandstofdampen zijn uiterst ont vlambaar en explosief.  Brand of explosie kan ernstige brandwonden of dodelijk letsel veroorzaken. • Nooit de motor starten of laten draaien zonder de luchtfiltereenheid of het luchtfilter. n 7. Stop de motor en controleer het oliepeil opnieuw. De olie moet op de markering VOL op de peilstok staan. Luchtfilter onderhouden 4. Was het voorfilter in water met een vloeibaar afwasmiddel. Laat het dan goed aan de lucht drogen. Breng geen olie aan op het voorfilter. 5. Monteer het droge voorfilter op het filter. 6. Plaats het filter op de inlaat. Druk het uiteinde van het filter in de basis zoals getoond. Verzeker u ervan dat het filter goed op de basis is gemonteerd. 7. Plaats de luchtfilterkap en bevestig deze. OPM.: De uitwas-poort stelt u in staat om een gebruikelijke tuinslang op de maaier aan te sluiten om gras en vuil van de onderzijde te verwijderen. Dit zorgt voor een de juiste en veilige werking van de maaier. WAARSCHUWING Voor het gebruiken van de maaier controleert u of de slang goed is bevestigd en niet in contact komt met de maaibladen. Als de maaier draait en de bladen geactiveerd zijn moet de persoon die de maaier schoonmaakt op de bestuurdersstoel zitten, en er mogen geen omstanders zijn. Het niet naleven van deze instructies kan ernstige letsels of de dood tot gevolg hebben. 1. Plaats de zitmaaier op een vlak oppervlak. WAARSCHUWING Zet de machine (met brandstof) nooit weg in een af- gesloten, niet geventileerde ruimte. Benzinedampen kunnen in contact komen met een ontstekingsbron (zoals een geiser, boiler etc.) en een explosie veroorzaken. Brandstofdampen zijn ook giftig voor mens en dier. Als u brandstof bewaart of machines met brandstof in de tank • Sla het niet op in de buurt van ovens, kachels, waterverwarmers of andere toestellen met waakvlammen of andere ontstekingsbronnen omdat ze benzinedampen kunnen ontsteken. Uitrusting Schakel de PTO uit, trek de handrem aan en verwijder de sleutel uit het contact. De accu zal langer meegaan als deze wordt verwijderd. Zet deze op een koele, droge plaats en laad deze één keer per maand volledig op. Als u de accu in de zitmaaier laat zitten, moet u minkabel loskoppelen. N o R tf ep o r ro du ct io 2. Koppel de snelle ontkoppeling (niet inbegrepen) (A, figuur 15) aan de tuinslang(B) en sluit deze aan op de uitwaspoort (C) aan beide zijden van de maaidek. 3. Reinig met stromend water gras en vuil van de onderzijde van het maaidek. 4. Zet de maaier aan en stel hem in op de hoogste maaihoogte. 5. Stop de motor (zie De zitmaaier en motor stopzetten). 6. Verwijder de tuinslang en de snelaansluiting van de afspuitaansluiting als u klaar bent. 7. Herhaal dit voor de uitwas-poort aan de andere kant. Opbergen n Het maaidek wassen Brandstofsysteem Brandstof kan verschalen als het langer dan 30 dagen wordt bewaard. Verschaalde brandstof kunnen leiden tot zuur- en gomafzettingen in het brandstofsysteem of op essentiële carbureteuronderdelen. Om de brandstof vers te houden, kunt u Briggs & Stratton® Brandstofconservering & -stabilisator met geavanceerde formule gebruiken, verkrijgbaar waar originele Briggs & Stratton-onderdelen worden verkocht. Gebruik voor motoren die zijn voorzien van een FRESH START® brandstofdop de Briggs & Stratton FRESH START® verkrijgbaar als druppelconcentraatpatroon. U hoeft de benzine niet uit de motor af te tappen als een brandstofstabilisator volgens de instructies wordt toegevoegd. Laat voor het opbergen van de machine de motor 2 minuten lopen zodat de stabilisator door het brandstofsysteem kan circuleren. Motorolie Ververs de motorolie als de motor nog warm is. Zie het hoofdstuk Olie verversen. Voor u het toestel start nadat het werd opgeborgen: • Controleer het peil van alle vloeistoffen. Controleer alle onderhoudspunten. • Voer alle aanbevolen controles en procedures in deze handleiding uit. • Laat de motor enkele minuten warmlopen voordat u het toestel gebruikt. nl 27 Problemen oplossen Problemen met de zitmaaier oplossen Rempedaal is niet ingedrukt. Druk het rempedaal volledig in. PTO-schakelaar (elektrische koppeling) staat in de stand AAN. Zet de schakelaar in de stand UIT. Snelheidsregelaar ingeschakeld. Geen brandstof meer. Zet de knop in de stand VRIJ/UIT. Motor verzopen. Schakel de choke uit. Zekering is doorgeslagen. Raadpleeg een erkende dealer. De polen van de batterij moeten worden schoongemaakt. Zie De accu en kabels reinigen. De batterij is leeg of stuk. Accu opladen of vervangen. Bedrading los of defect. Controleer de bedrading visueel. Raadpleeg een erkende dealer als de draden gerafeld of gebroken zijn. Solenoïde of startmotor defect. Motor start moeilijk of loopt niet goed. Kloppende motor. Overdreven olieverbruik. Motoruitlaat is zwart. De motor loopt maar de maaier wil niet rijden. 28 OPLOSSING Als de motor warm is, laat u hem afkoelen en vult u vervolgens brandstof bij. n De motor wil niet aanslaan of starten. ZOEK NAAR N o R tf ep o r ro du ct io PROBLEEM Raadpleeg een erkende dealer. Schakelaar veiligheidsvergrendelsysteem defect. Water in brandstof. Raadpleeg een erkende dealer. Benzine is oud of verschaald. Raadpleeg een erkende dealer. Te rijk brandstofmengsel. Maak luchtfilter schoon. Raadpleeg een erkende dealer. Motor heeft een ander probleem. Raadpleeg een erkende dealer. Laag oliepeil. Controleer oliepeil en voeg olie toe indien nodig. Verkeerde oliekwaliteit gebruikt. Zie Tabel met aanbevolen oliesoorten. De motor raakt oververhit. Raadpleeg een erkende dealer. Te veel olie in oliecarter. Tap overtollige motorolie af. Vuile luchtfilter. Zie Luchtfilter onderhouden. Choke dicht. Open de choke. Rijsnelheidspedalen niet ingedrukt. Druk de pedalen in. Verkeerde oliekwaliteit gebruikt. Zie Tabel met aanbevolen oliesoorten. Ontgrendelingshendel van de transmissie staat in de stand DUWEN. Zet de hendel in de stand RIJDEN. Parkeerrem is ingeschakeld. Zet de parkeerrem uit. Tractieaandrijfriem is gebroken of slipt. Raadpleeg een erkende dealer. Problemen met de zitmaaier oplossen (vervolg) PROBLEEM Rem houdt niet. Zitmaaier is moeilijk te besturen of gedraagt zich slecht. ZOEK NAAR Rem binnenin versleten. OPLOSSING Raadpleeg een erkende dealer. Stuurstangenmechanisme zit los. Raadpleeg een erkende dealer. Onjuiste bandenspanning. Zie Bandenspanning controleren. Lagers van voorwielas zijn droog. Raadpleeg een erkende dealer. Problemen met het maaidek oplossen Maaier maait niet gelijk. Maairesultaat ziet er onafgewerkt uit. Maaidek niet waterpas. Raadpleeg een erkende dealer. Maaibladen zijn beschadigd. Raadpleeg een erkende dealer. De banden van de zitmaaier zijn niet goed opgeblazen. Zie Bandenspanning controleren. Motorsnelheid te laag. Geef volgas. Rijsnelheid te hoog. Rij trager. De maaibladen moeten geslepen worden. Raadpleeg een erkende dealer. Zitmaaier heeft een ander probleem. Raadpleeg een erkende dealer. Motorsnelheid te laag. Geef volgas. Rijsnelheid te hoog. Rij trager. Maaihoogte te laag ingesteld. Stel de maaihoogte bij de eerste maaibeurt van lang gras in op de hoogste stand. Laat de motor een aantal minuten warmdraaien. Vuil of verstopt luchtfilter. De motor valt gemakkelijk stil tijdens het maaien. OPLOSSING Raadpleeg een erkende dealer. n Het maaidek komt niet omhoog. ZOEK NAAR Stangenmechanisme van hefsysteem niet correct bevestigd of beschadigd. N o R tf ep o r ro du ct io PROBLEEM Motor niet op bedrijfstemperatuur. De maaier wordt gestart in lang gras. Zie Luchtfilter onderhouden. Start de motor op een plaats zonder lang gras. De opvangzak sluit niet goed. Sluit de opvangzak tot de grendels dichtklikken. Als de zak nog niet goed sluit, neemt u contact op met de dealer. Overdreven maaiervibraties. Zitmaaier heeft een ander probleem. Raadpleeg een erkende dealer. De motor loopt en de zitmaaier rijdt, maar de maaier wil niet rijden. PTO is niet ingeschakeld. Schakel de PTO in. Zitmaaier heeft een ander probleem. Raadpleeg een erkende dealer. Het alarm “opvangzak vol” klinkt niet als de opvangzak vol is. nl Grasophoping rond de hendel. Reinig het gebied rond de hendel. Alarm heeft een ander probleem. Raadpleeg een erkende dealer. 29 Specificaties MOTOR Intek SeriesTM 4175 OHV 500 cc (30,5 cu in.) Accu: 12 Volt, 190 CCA Dynamo: 9 ampère 1,4 L (48 oz) 0,76 mm (0.030 in.) 20 Nm (180 in-lbs) Model Cilinderinhoud Elektrisch systeem Oliecapaciteit Elektrodenafstand bougies Aanhaalmoment bougie Intek SeriesTM 7180 OHV 656 cc (40,03 cu in.) Accu: 12 Volt, 190 CCA Dynamo: 9 ampère reg. 1,9 L (64 oz) 0,76 mm (0.030 in.) 20 Nm (180 in-lbs) Model Cilinderinhoud Elektrisch systeem Oliecapaciteit Elektrodenafstand bougies Aanhaalmoment bougie Intek SeriesTM 7220 OHV 656 cc (40,03 cu in.) Accu: 12 Volt, 190 CCA Dynamo: 9 ampère reg. 1,9 L (64 oz) 0,76 mm (0.030 in.) 20 Nm (180 in-lbs) Model Cilinderinhoud Elektrisch systeem Oliecapaciteit Elektrodenafstand bougies Aanhaalmoment bougie 6,0 L (1,5 gal) Bandenmaat: 15 x 6,0 Bandenspanning: 14 psi (0,96 bar) Bandenmaat: 20 x 8,0 Bandenspanning: 10 psi (0,68 bar) Type Motorolie Snelheden @ 3400 rpm Continu beschikbaar koppel Uitgaand Hydrostatische Hydroversnelling Synthetisch 5W30 TRANSMISSIE Vooruit: 0-9,0 km/u (0-5,6 mph) Achteruit: 0-4,5 km/h (0-2,8 mph) 233 Nm (172 ft-lbs) Maaier Maaibreedte 96,5 cm (38”) 106,7 cm (42”) Aantal bladen 2 Platform basisdek Achterwaartse uitworp Maaihoogte 2,5-8,9 cm (1,0-3,5”) Maaistanden 6 N o R tf ep o r ro du ct io Model Cilinderinhoud Elektrisch systeem Oliecapaciteit Elektrodenafstand bougies Aanhaalmoment bougie Inhoud brandstoftank Voorwielen Achterwielen n Briggs & Stratton CHASSIS Professional SeriesTM OHV 656 cc (40,03 cu in.) Accu: 12 Volt, 190 CCA Dynamo: 9 ampère reg. 1,9 L (64 oz) 0,76 mm (0.030 in.) 20 Nm (180 in-lbs) Vermogenklasseringen De bruto vermogenklassering voor individuele benzinemotormodellen is ingedeeld conform SAE (Society of Automotive Engineers)-code J1940 Vermogens- en torsieklasseringsprocedure voor kleine motoren, en is geklasseerd conform SAE J1995. Torsiewaarden worden afgeleid bij 2600 rpm voor motoren waar ‘rpm’ is aangegeven op het typeplaatje en 3060 voor alle andere motoren; paardenkrachtwaarden worden afgeleid bij 3600 rpm. De grafieken van het brutovermogen kunt u zien op www. BRIGGSandSTRATTON.COM. Het nettovermogen wordt gemeten met geplaatste uitlaat en luchtfilter maar het brutovermogen wordt gemeten zonder deze onderdelen. Het werkelijke brutomotorvermogen zal hoger zijn dan het nettomotorvermogen en wordt o.a. beïnvloed door omgevingsomstandigheden en verschillen tussen de motoren. Gezien de vele verschillende producten waarop onze motoren worden aangebracht zal de benzinemotor mogelijk niet zijn nominale brutovermogen ontwikkelen wanneer hij wordt gebruikt in een door een motor aangedreven machine. Dit verschil wordt veroorzaakt door diverse factoren waaronder, maar niet uitsluitend, de verscheidenheid aan motoronderdelen (luchtfilter, uitlaat, turbo, koelen, carburateur, brandstofpomp etc.), toepassingsbeperkingen, omgevingsomstandigheden (temperatuur, vochtigheid, hoogte) en verschillen tussen motoren. Vanwege productie- en capaciteitsbeperkingen kan het zijn dat Briggs & Stratton een motor met een hoger nominaal vermogen gebruikt in plaats van de standaardmotor voor deze serie. Onderdelen en accessoires Neem contact op met een erkende dealer voor details. 30 Garantie Briggs & Stratton ENGINE / EQUIPMENT Garantiebeleid April 2012 Beperkte garantie Briggs & Stratton garandeert dat het gedurende de hieronder opgegeven garantieperiode alle onderdelen van het apparaat met materiaal- en/of fabricagefouten gratis zal repareren en/of vervangen. Transportkosten voor producten die worden teruggestuurd ter reparatie of vervanging onder deze garantie komen voor rekening van de koper. Deze garantie is geldig voor- en onderhavig aan de onderstaande periodes en voorwaarden Voor garantieservice kunt u de dichtstbijzijnde erkende servicedealer vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op murray.com. De koper moet contact opnemen met de erkende servicedealer en vervolgens het product beschikbaar stellen aan de erkende servicedealer voor onderzoek en tests. Er zijn geen andere expliciete garanties van toepassing. Impliciete garanties zoals verkoopbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel zijn beperkt tot één jaar vanaf aankoop of tot mate die door de wet is toegestaan. Alle andere impliciete garanties zijn uitgesloten. Aansprakelijkheid voor incidentele of gevolgschade wordt uitgesloten voorzover dit wettelijk toegestaan is. Bepaalde staten of landen staan geen beperkingen toe over hoe lang een impliciete garantie geldig is en bepaalde staten of landen staan geen uitsluiting of beperking toe voor incidentele of gevolgschade, zodat de hoger vermelde beperking en uitsluiting misschien niet op u van toepassing is. Deze garantie verleent u specifieke wettelijke rechten en het is mogelijk dat u ook andere rechten hebt die per staat of per land verschillen.** Garantieperiode Onderdeel Uitrusting Motor* Accu (indien hiermee uitgerust) Particulier gebruik 3 jaar 3 jaar 1 jaar Commercieel gebruik 90 dagen 90 dagen 1 jaar N o R tf ep o r ro du ct io n * Geldt alleen voor Briggs and Stratton-motoren. De garantie voor niet-Briggs and Stratton-motoren wordt gegeven door de motorfabrikant. Componenten die betrekking hebben op emissies vallen onder de Garantieverklaring Emissies. ** In Australië: onze goederen worden geleverd met garanties die onder de Australische consumentenwetgeving niet kunnen worden uitgesloten. U hebt recht op vervanging of terugbetaling voor een grote storing en voor compensatie voor alle andere redelijk te voorziene verliezen of schade. U hebt ook het recht om de goederen te laten repareren of vervangen als de goederen niet van een aanvaardbare kwaliteit zijn en de schade niet een belangrijke storing is. Zoek voor garantieservice naar de dichtstbijzijnde erkende servicedealer met onze dealerzoekfunctie op BRIGGSandSTRATTON.COM, of door te bellen naar 1300 274 447, of door een e-mail of brief te sturen naar [email protected], Briggs & Stratton Australia Pty Ltd, 1 Moorebank Avenue, NSW, Australia, 2170. De garantieperiode gaat in op de datum van aankoop door de eerste klant of commerciële eindgebruiker en is van kracht gedurende de periode die in de bovenstaande tabel is opgegeven. "Consumentengebruik" betekent persoonlijk huishoudelijk gebruik door een particuliere consument. "Commercieel gebruik" betekent ieder ander gebruik, inclusief het gebruik voor commerciële huurdoeleinden of voor het genereren van inkomen. Zodra het product voor commerciële doelen is gebruikt, zal het hierna worden beschouwd als commercieel gebruik voor doeleinden van deze garantie. Er is geen garantieregistratie vereist om een garantie op Briggs & Stratton-producten te krijgen. Bewaar uw kwitantie als aankoopbewijs. Indien u geen bewijs van de eerste aankoopdatum kunt overleggen op het moment dat om garantieservice verzocht wordt, dan zal de fabricagedatum van het product gebruikt worden om de garantieperiode te bepalen. Over uw garantie U kunt altijd een beroep doen op onze reparatie onder garantie en we verontschuldigen ons voor het geleden ongemak. De garantieservice is uitsluitend beschikbaar via erkende servicedealers van Murray. De meeste reparaties onder garantie worden routinematig afgehandeld, maar aan bepaalde garantieverzoeken kan soms niet worden voldaan. Deze garantie geldt alleen voor materiaal- en/of fabricagefouten. Het geldt niet voor schade die is veroorzaakt door verkeerd gebruik of misbruik, verkeerd onderhoud of reparatie, normale slijtage of het gebruik van verschaalde of niet-goedgekeurde brandstof. Verkeerd gebruik en misbruik - Het juiste, bedoelde gebruik van dit product wordt beschreven in de gebruikershandleiding. Als u het product gebruikt op een manier die niet is beschreven in de gebruikershandleiding of als u het product gebruikt nadat het is beschadigd, vervalt uw garantie. Garantie is niet toegestaan als het serienummer op het product is verwijderd of als het product op een of andere manier is gewijzigd of aangepast, of als het product blijkt te zijn mishandeld zoals herkenbaar is aan inslagschade of beschadiging door water/chemische corrosie. Verkeerd onderhoud of reparatie - Dit product moet worden onderhouden volgens de procedures en schema‘s in de gebruikershandleiding en voor service- en reparatiewerkzaamheden moeten originele Briggs & Stratton-onderdelen worden gebruikt of het equivalent daarvan. Schade die is veroorzaakt door gebrekkig onderhoud of het gebruik van niet-originele onderdelen valt niet onder de garantie. Normale slijtage - Net zoals alle mechanische apparaten is ook uw apparaat onderhevig aan slijtage zelfs als het goed wordt onderhouden. Deze garantie dekt de reparatie niet wanneer de levensduur van een onderdeel of het apparaat door normaal gebruik is verstreken. Onderdelen die moeten worden onderhouden en aan slijtage onderhevig zijn zoals filters, riemen, snijbladen en remblokken (met uitzondering van motorremblokken) vallen niet onder de garantie als het uitsluitend om slijtagekenmerken gaat, maar wel als er sprake is van materiaal- en/of fabricagefouten. Verschaalde brandstof - Om goed te werken, heeft dit product brandstof nodig die voldoet aan de specificaties in de gebruikershandleiding. Schade die is veroorzaakt door verschaalde brandstof (lekkage van de carburateur, verstopte brandstofslangen, vastzittende kleppen etc) valt niet onder de garantie. Andere uitsluitingen - Deze garantie is niet op toepassing van schade als gevolg van ongelukken, misbruik, modificaties, veranderingen, onjuist onderhoud, bevriezen of chemisch verval. Toevoegingen of toebehoren die oorspronkelijk niet met het product zijn meegeleverd, zijn eveneens uitgesloten. Er is geen garantiedekking voor apparatuur gebruikt voor primair vermogen in plaats van een krachtinstallatie of op apparatuur die gebruikt wordt in toepassingen voor life support. Deze garantie sluit ook storingen uit als gevolg van handelingen van God en andere force majeure gebeurtenissen die buiten controle van de fabrikant vallen. 1737660H_NL Rev C nl 31
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240

Simplicity MURRAY RDLT CE, REAR DISCHARGE LAWN TRACTOR AND MOWER DECK Handleiding

Categorie
Gazon verticuteermachines
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor