Simplicity Regent RD Series Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Simplicity Regent RD Series Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
9
INHOUD
Illustraties.............................................................................................................3
Veiligheid van de gebruiker ..............................................................................10
Functies en bedieningselementen...................................................................17
Bediening ...........................................................................................................20
Onderhoud .........................................................................................................25
Problemen oplossen .........................................................................................29
Garantie ..............................................................................................................31
Specificaties.......................................................................................................32
Onderdelen en accessoires..............................................................................32
Algemene informatie
Hartelijk dank voor de aankoop van deze hoogwaardige Simplicity-zitgrasmaaier. We zijn blij dat u vertrouwen stelt in het
Simplicity-merk. Uw Simplicity-product zal u vele jaren betrouwbare diensten bewijzen, wanneer u het gebruikt en
onderhoudt zoals vermeld in de instructies in deze handleiding.
Deze handleiding bevat veiligheidsinformatie om u te wijzen op de gevaren en risico’s verbonden met zitgrasmaaiers en
hoe u deze kunt vermijden. Deze zitgrasmaaier is alleen ontworpen en bedoeld voor het grasmaaien en voor geen enkel
ander doel. Het is belangrijk u deze originele instructies leest en begrijpt voordat u dit apparaat probeert te
starten of te bedienen.
Noteer de naam en het nummer van uw model, de
identificatienummers van de fabrikant en de
serienummers van de motor in de daartoe voorziene
ruimte zodat u ze bij de hand hebt. Deze nummers vindt u
op de afgebeelde locaties.
Wanneer u contact opneemt met uw erkend verdeler
voor reserveonderdelen, herstellingen of informatie,
MOET u over deze nummers beschikken.
A. Productidentificatienummer van de fabrikant
B. Serienummer van de fabrikant
C. Nominaal vermogen in kilowatt
D. Maximale motorsnelheid in toeren per minuut
E. Naam en adres van de fabrikant
F. Jaar van fabricage
G. CE-logo (als bevestiging dat aan de CE-vereisten
wordt voldaan)
H. Gewicht van het toestel in kilogram
I. Gegarandeerd geluidsniveau in decibel
Part No. xxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxx
Serial No. xxxxxxxxxx
20xx
kW: x.xx
xxxx max
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxx dB
kg: xxx
A
B
C
D
E
F
G
H
I
PRODUCTREFERENTIEGEGEVENS
Omschrijvende benaming/nummer van het model
PRODUCTNUMMER van het toestel SERIENUMMER van het toestel
PRODUCTNUMMER van het maaidek SERIENUMMER van het maaidek
Naam van de verdeler Aankoopdatum
MOTORREFERENTIEGEGEVENS
Merk van de motor Motormodel
Motortype/-specificatie Code/serienummer van de motor
CE-identificatieplaatjeProductreferentiegegevens
De geïllustreerde onderdelenlijst voor deze machine kan worden gedownload op www.simplicitymfg.com. Geef het
model en serienummer aan als u vervangende onderdelen bestelt.
Copyright © 2009 Briggs & Stratton Power Products Group, LLC
Milwaukee, WI, Alle rechten voorbehouden.
SIMPLICITY is een handelsmerk van Briggs & Stratton Power Products
Group, LLC Milwaukee, WI VS.
VEILIGHEID VAN DE GEBRUIKER
10 www.simplicitymfg.com
Gebruiksveiligheid
Gefeliciteerd met uw aankoop van een apparaat van superieure kwaliteit voor
gazon- en tuinonderhoud. Onze producten zijn ontworpen en gefabriceerd om te
voldoen aan de in de branche geldende normen inzake veiligheid of ze te overtre-
ffen.
Toestellen met motoraandrijving zijn maar zo veilig als de gebruiker ervan. Als het
toestel verkeerd wordt gebruikt of niet goed wordt onderhouden, kan het gevaarlijk
zijn! Vergeet niet dat u verantwoordelijk bent voor uw veiligheid en die van perso-
nen in uw omgeving.
Gebruik uw gezond verstand en denk na bij wat u doet. Als u niet met zekerheid
weet of de taak die u wil uitvoeren op een veilige manier met het door u gekozen
toestel kan worden uitgevoerd, vraagt u raad aan een vakman: neem contact op
met uw erkende dealer.
Lees de handleiding
In de gebruikershandleiding staat belangrijke veiligheidsinformatie waarvan u op de hoogte moet
zijn VOOR u uw toestel gebruikt en waarvan u zich bewust moet zijn TIJDENS het gebruik.
U vindt er technieken voor een veilig gebruik, een toelichting bij de functies en bedien-
ingselementen van het toestel en onderhoudsinformatie om u te helpen uw investering
in het toestel maximaal te laten renderen.
Vergeet niet de veiligheidsvoorschriften en -informatie op de volgende pagina’s
volledig te lezen. Lees ook het volledige hoofdstuk “Gebruik”.
Kinderen
Met kinderen kunnen zich tragische ongevallen voordoen. Laat ze
niet in de buurt komen van de plaats waar u het toestel gebruikt.
Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en het
maaien. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven waar
u ze het laatst zag. Als het risico bestaat dat kinderen in de buurt
komen van waar u aan het maaien bent, laat u een verantwo-
ordelijke volwassene op hen passen.
LAAT NOOIT KINDEREN MEE RIJDEN OP DEZE MACHINE! An-
ders moedigt u hen namelijk aan om in de toekomst ook in de
buurt van het toestel te komen terwijl het draait en dan kunnen zij
ernstig gewond raken. Zij kunnen naar het toestel komen om mee
te mogen rijden wanneer u dat niet verwacht en u zou ze omver
kunnen rijden.
Achteruitrijden
Maai niet achteruit, tenzij absoluut noodza-
kelijk. Kijk altijd naar onderen en achter u
voor en terwijl u achteruitrijdt, zelfs
wanneer de maaibladen niet
zijn geactiveerd.
3.5 ft
(1,5 m)
20.0 ft (6,0 m)
VEILIGHEID VAN DE GEBRUIKER
11
Gebruik op hellingen
U kan ernstig gewond raken of zelfs omkomen wanneer u de zitmaaier op een te
steile helling gebruikt. Als u het toestel op een helling gebruikt die te steil is of
waarop u niet voldoende tractie hebt, kan u de controle over de zitmaaier ver-
liezen of ermee omkantelen.
Een goede vuistregel is het toestel niet te gebruiken op een helling waar u niet
achteruit op kan rijden (in tweewielaandrijvingsmodus). U mag de zitmaaier niet
gebruiken op een helling met een hoogteverschil van meer dan 1,5 meter (3,5
voet) over een afstand van 6,0 meter (20 voet). Rijd altijd op hellingen in de
hellingsrichting: nooit overdwars.
Merk ook op dat de bovenlaag waarop u rijdt van grote invloed kan zijn op de
stabiliteit en bestuurbaarheid van de zitmaaier. Nat gras of een beijzeld wegdek
kan uw vermogen om de zitmaaier onder controle te houden ernstig beperken.
Als u zich niet zeker voelt bij het gebruiken van de zitmaaier op een helling, doe
het dan niet. Het is het risico niet waard.
Bewegende delen
Dit toestel heeft vele bewegende delen waaraan u of iemand anders zich kan verwonden.
Als u echter correct op de bestuurdersstoel zit en alle voorschriften in deze handleiding
naleeft, is het toestel veilig in gebruik.
Het maaidek heeft ronddraaiende maaibladen die in staat zijn om handen of voeten af te
hakken. Laat niemand in de buurt van het toestel wanneer het draait!
Om u als bestuurder deze grasmaaier veilig te helpen gebruiken is hij voorzien van een vei-
ligheidssysteem dat nagaat of de bestuurder correct op de bestuurdersstoel zit. Probeer
NIET om het systeem te wijzigen of te overbruggen. Neem onmiddellijk contact op met uw
verdeler als het systeem niet alle tests van het veiligheidsvergrendelsysteem doorstaat die
u in deze handleiding vindt.
Rondvliegende voorwerpen
Dit toestel heeft ronddraaiende maaibladen. De maaibladen kunnen afvalmateriaal opne-
men en wegslingeren waardoor een omstander ernstig gewond kan raken. Zorg ervoor dat
u het te maaien oppervlak opruimt VOOR u begint te maaien.
Gebruik de maaier niet zonder dat de volledige grasopvangzak of afvoerbeschermkap (de-
flector) is aangebracht.
Laat ook niemand in de buurt van het toestel terwijl het draait! Als toch iemand in de buurt
komt, zet u het toestel onmiddellijk uit tot die perso(o)n(en) weer weg is/zijn.
Brandstof en onderhoud
Benzine is uiterst ontvlambaar. Ook benzinedampen zijn uiterst ontvlambaar en kunnen
zich in de omgeving verspreiden tot bij andere ontstekingsbronnen. Benzine mag
alleen als brandstof worden gebruikt, niet als oplos- of schoonmaakmiddel. Hij mag
nooit op een plaats worden bewaard waar het tot een concentratie van benzinedampen
kan komen of waar de dampen tot bij een ontbrandingsbron zoals een waakvlam kun-
nen komen. Brandstof hoort in een geschikte plastic benzinehouder of in de brandstof-
tank van de zitmaaier met een goed gesloten dop. Gemorste brandstof moet
onmiddellijk worden opgenomen.
Correct onderhoud is cruciaal voor de veiligheid en de prestaties van uw toestel. Voer
zeker de onderhoudsprocedures uit die in deze handleiding staan, en in het bijzonder
het periodieke testen van het veiligheidssysteem.
VEILIGHEID VAN DE GEBRUIKER
12
ALGEMEEN GEBRUIK
1. Voor u begint, leest u alle instructies in de handleiding en
op het toestel en zorgt u ervoor dat u ze begrijpt; leef ze ook
na.
2. Houd handen en voeten uit de buurt van bewegende on-
derdelen en de onderkant van de machine. Blijf ook steeds
uit de buurt van de afvoeropening.
3. Laat alleen verantwoordelijke volwassenen die vertrouwd
zijn met de instructies met het toestel werken (de lokale
wetgeving kan leeftijdsbeperkingen voor de gebruiker op-
leggen)
4. Zorg ervoor dat zich binnen het te maaien gebied geen
voorwerpen bevinden zoals stenen, speelgoed, draden,
enz. die door het blad/de bladen opgenomen en wegges-
lingerd zouden kunnen worden.
5. Vergewis u ervan dat zich geen andere personen in de
buurt bevinden voor u begint te maaien. Zet het toestel stop
wanneer iemand in de buurt komt.
6. Vervoer nooit passagiers.
7. Maai niet achteruit, tenzij absoluut noodzakelijk. Kijk altijd
naar onderen en achter u voor en terwijl u achteruitrijdt.
8. Richt het afgevoerde materiaal nooit op iemand. Vermijd het
afvoeren van materiaal tegen een wand of obstakel. Het
materiaal kan terugkaatsen naar de gebruiker. Stop het
blad/de bladen wanneer u over grind rijdt.
9. Gebruik de maaier niet wanneer de volledige grasop-
vangzak, de afvoerbeschermkap (deflector) of andere vei-
ligheidsvoorzieningen niet volledig zijn aangebracht.
10. Vertraag voor u een bocht neemt.
11. Laat de maaier nooit onbeheerd draaien. Schakel altijd de
PTO uit, activeer de parkeerrem, leg de motor stil en haal
de sleutels uit het contact voor u van de zitmaaier stapt.
12. Schakel de bladen (PTO) uit wanneer u niet aan het maaien
bent. Leg de motor stil en wacht tot alle onderdelen volledig
tot stilstand zijn gekomen voor u de machine schoonmaakt,
de grasopvangzak verwijdert of de afvoerbescherming vrij
maakt van verstoppingen.
13. Gebruik de machine alleen bij daglicht of goede kunst-
matige verlichting.
14. Gebruik het toestel niet onder invloed van alcohol of drugs.
15. Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of
een weg moet oversteken.
16. Wees extra voorzichtig wanneer u de zitmaaier op een aan-
hangwagen of vrachtwagen zet of hem eraf haalt.
17. Draag altijd een veiligheidsbril wanneer u het toestel gebruikt.
18. Uit gegevens blijkt dat gebruikers vanaf de leeftijd van 60
jaar betrokken zijn in een groot percentage van ongevallen
met toestellen met motoraandrijving die letselschade tot
gevolg hebben. Gebruikers in die leeftijdcategorie moeten
nagaan of zij in staat zijn om de machine voldoende veilig te
gebruiken om zichzelf en anderen te behoeden voor ver-
wondingen.
19. Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant voor wiel-
gewichten en tegengewichten.
20. Vergeet niet dat de gebruiker verantwoordelijk is voor
ongevallen waarvan personen of voorwerpen het slachtoffer
worden.
21. Alle bestuurders zouden zich professionele en praktische
instructies moeten laten geven.
22. Draag altijd stevig schoeisel en een lange broek. Gebruik de
zitmaaier nooit blootsvoets of op sandalen.
23. Controleer voor elk gebruik visueel of de bladen en het
bevestigingsmateriaal van de bladen zijn aangebracht, in-
tact zijn en stevig vastzitten. Vervang versleten of
beschadigde onderdelen.
24. Schakel appendages/hulpstukken uit voor: het bijvullen van
brandstof, het verwijderen van een appendage/hulpstuk en
het bijregelen (tenzij de bijregeling vanop de bestuurder-
sstoel kan gebeuren).
25. Wanneer de machine geparkeerd of opgeborgen is of onbe-
heerd wordt achtergelaten, laat u de snijinrichting zakken
tenzij een positief mechanisch slot wordt gebruikt.
26. Voor u de bestuurdersstoel om welke reden dan ook ver-
laat, activeert u de parkeerrem (indien uw maaier ermee is
uitgerust), schakelt u de PTO uit, zet u de motor uit en haalt
u de sleutel uit het contact.
27. Om het brandgevaar te beperken zorgt u ervoor dat er zich
geen gras, bladeren of olieresten op de zitmaaier bevinden.
Stop of parkeer niet boven droge bladeren, gras of brand-
bare materialen.
Lees deze veiligheidsvoorschriften en leef ze nauwgezet na. Het niet naleven van deze voorschriften kan ertoe leiden
dat u de controle over de zitmaaier verliest of kan leiden tot zware verwondingen of de dood van u of personen in de
buurt van het toestel of beschadiging van het toestel of andere voorwerpen. Het maaidek is in staat om handen en
voeten af te hakken en voorwerpen in het rond te slingeren. De gevarendriehoek in de tekst wijst op belangrijke
aandachtspunten of waarschuwingen die nageleefd moeten worden.
TRANSPORT EN BERGING
1. Zorg ervoor dat de voorkant van de zitmaaier naar voren,
d.w.z. in de rijrichting, gericht is wanneer u hem op een
open aanhangwagen vervoert. Als de voorkant van de zit-
maaier naar achteren is gericht, kan de opstuwende kracht
van de wind de zitmaaier beschadigen.
2. Leef altijd de voorschriften inzake veilig bijvullen van brand-
stof en omgang met brandstof na wanneer u het toestel bi-
jvult na transport of berging.
3. Berg de machine (met brandstof) nooit op in een afgesloten,
slecht geventileerde ruimte. De kans bestaat dat ben-
zinedampen in contact komen met een ontstekingsbron
(zoals een geiser, boiler, enz.) en een explosie veroorzaken.
Brandstofdampen zijn ook giftig voor mens en dier.
4. Volg steeds de instructies in de motorhandleiding voor het
voorbereiden van de berging voor u het toestel voor zowel
korte als lange periodes opbergt.
5. Volg altijd de instructies in de motorhandleiding voor de cor-
recte opstartprocedures wanneer u het toestel opnieuw in
gebruik neemt.
6. Berg het toestel of een benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam of waakvlam, zoals van een wa-
tergeiser. Laat het toestel afkoelen voor u het opbergt.
www.simplicitymfg.com
VEILIGHEID VAN DE GEBRUIKER
13
GEBRUIK OP HELLINGEN
Hellingen vormen een belangrijke factor met betrekking tot
ongevallen door verlies van controle en kantelen die tot ernstige
letsels en de dood kunnen leiden. Bij het gebruik op hellingen is
extra voorzichtigheid geboden. Als u de helling niet achteruit op
kan rijden of als u zich niet op uw gemak voelt op de helling, ge-
bruikt u de zitmaaier beter niet op die helling.
Door de rem te gebruiken zal u een (zelftrekkende) duwmaaier of
een zitmaaier NIET onder controle krijgen als de machine op een
helling begint te glijden. De hoofdredenen voor het verlies van
controle zijn: onvoldoende grip van de banden, te hoge snelheid,
onvoldoende remmen, ongeschikt type machine voor de taak, on-
voldoende aandacht voor de toestand van de bodem, onjuiste
verdeling van de aanhanglast en belading.
1. Maai hellingen in de hellingsrichting, niet overdwars.
2. Let op voor putten, voren of bulten. Als het terrein oneffen
is, kan de zitmaaier kantelen. Obstakels kunnen door hoog
gras aan het zicht worden onttrokken.
3. Kies een lage snelheid zodat u niet hoeft te stoppen of van
snelheid hoeft te veranderen terwijl u zich op de helling
bevindt.
4. Maai niet als het gras nat is. De banden kunnen dan hun
grip verliezen.
5. Rijd altijd met de zitmaaier in versnelling, in het bijzonder
wanneer u hellingen afrijdt. Zet de maaier niet in neutraal
om zo van een helling te rijden.
6. Vermijd op een helling te starten, stoppen of draaien. Als de
banden hun grip verliezen, schakelt u het maaiblad/de
maaibladen uit en rijdt u traag de helling recht af.
7. Voer alle bewegingen op hellingen traag en geleidelijk uit.
Verander niet plotseling van snelheid of richting, want dan
kan de zitmaaier omkantelen.
8. Wees extra voorzichtig bij het bedienen van machines met
grasopvangzakken of andere appendages; zij kunnen de
stabiliteit van de machine negatief beïnvloeden. Gebruik ze
niet op steile hellingen.
9. Probeer de machine niet te stabiliseren door uw voet op de
grond te zetten (bij zitmaaiers).
10. Maai niet in de buurt van steile dalingen, grachten of wallen.
De grasmaaier zou plotseling kunnen kantelen als een wiel
over de rand van een klif of gracht raakt of als een rand in-
zakt.
11. Gebruik geen grasopvangzak op steile hellingen.
12. Maai geen hellingen waar u niet achteruit op kan rijden.
13. Neem contact op met uw erkende dealer/kleinhandelaar
voor aanbevelingen inzake wielgewichten of
tegengewichten om de stabiliteit te verbeteren.
14. Verwijder obstakels zoals stenen, dikke takken, enz.
15. Houd een lage snelheid aan. Zelfs als de remmen naar be-
horen werken kunnen de banden op hellingen hun grip ver-
liezen.
16. Maak geen bochten op hellingen tenzij noodzakelijk, en
draai dan traag en gelijkmatig indien mogelijk naar bene-
den.
AANHANGUITRUSTING (ZITMAAIERS)
1. Sleep alleen met een machine die is uitgerust met een
bevestigingsvoorziening die geschikt is voor slepen. Beves-
tig geen aanhanguitrusting op een andere plaats dan op de
bevestigingsvoorziening.
2. Houd u aan de aanbevelingen van de fabrikant inzake de
gewichtslimieten voor aanhanguitrusting en het slepen op
hellingen.
3. Laat nooit kinderen of andere personen in of op de aanhan-
guitrusting plaatsnemen.
4. Op hellingen kan het gewicht van de aanhanguitrusting ver-
lies van grip en van controle veroorzaken.
5. Rijd traag en houd rekening met extra stopafstand.
6. Zet de maaier niet in vrijloop om zo van een helling te rijden.
KINDEREN
Er kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de gebruiker
onvoldoende aandacht heeft voor de aanwezigheid van kinderen.
Kinderen worden vaak aangetrokken door de machine en de
maaiactiviteit. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven
waar u ze het laatst zag.
1. Houd kinderen uit de buurt van waar u aan het maaien bent
en laat een andere verantwoordelijke volwassene goed op
ze passen.
2. Wees attent en zet het toestel uit als kinderen in de buurt
komen.
3. Voor en tijdens het achteruitrijden moet u achter u en naar
beneden kijken zodat u kleine kinderen op kan merken.
4. Voer nooit kinderen mee, zelfs niet als het blad/de bladen
is/zijn uitgeschakeld. Zij zouden kunnen vallen en ernstig
gewond raken of de veilige bediening van de zitmaaier kun-
nen hinderen. Kinderen die ooit al mee hebben mogen rij-
den kunnen plotseling in het maaigebied opduiken voor nog
een ritje en daarbij vooruit of achteruit omver worden gere-
den.
5. Laat kinderen nooit het toestel bedienen.
6. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
struiken, bomen of andere voorwerpen die het zicht kunnen
beperken.
UITLAATGASSEN
1. De motoruitlaatgassen van dit toestel bevatten chemische
stoffen waarvan men weet dat ze in bepaalde hoeveelheden
kanker of aangeboren afwijkingen veroorzaken of het voort-
plantingssysteem schaden.
2. De relevante informatie inzake duurzaamheidsperiode en
luchtkwaliteit van uitlaatgassen vindt u op het motoruitlaat-
gassenlabel.
ONTSTEKINGSSYSTEEM
1. Het ontstekingsbougiesysteem voldoet aan de Canadese
ICES-002 norm.
WAARSCHUWING
Gebruik de zitmaaier nooit op hellingen van meer dan 17,6
percent (10°) wat neerkomt op een hoogteverschil van 106
cm over een afstand van 607 cm.
Wanneer u op hellingen maait, moet u extra wielgewichten
of tegengewichten gebruiken. Neem contact op met uw
dealer/kleinhandelaar die u kan zeggen welke gewichten
verkrijgbaar en geschikt zijn voor uw maaier.
Kies een lage rijsnelheid voor u de helling oprijdt. Gebruik
gewichten vooraan en wees bovendien extra voorzichtig
wanneer u op een helling maait met een op de achterkant
aangebrachte grasopvangzak.
Maai IN DE HELLINGSRICHTING, nooit overdwars, wees
voorzichtig wanneer u van richting verandert en START OF
STOP NIET OP EEN HELLING.
14
VEILIGHEID VAN DE GEBRUIKER
SERVICE EN ONDERHOUD
Veilig omgaan met benzine
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere ontstekings-
bronnen.
2. Gebruik uitsluitend houders die zijn goedgekeurd om ben-
zine te bevatten.
3. Verwijder nooit de brandstofdop en vul nooit brandstof bij
terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u ben-
zine bijvult.
4. Vul de machine nooit binnenshuis bij.
5. Berg de machine of de benzinehouder nooit op in een
ruimte met een open vlam of waakvlam, zoals in de buurt
van een watergeiser of ander toestel.
6. Vul houders nooit in een voertuig of in een laadbak met
plastic bekleding. Plaats houders steeds op de grond en uit
de buurt van uw voertuig voor u ze vult.
7. Haal toestellen die op benzine werken van de vrachtwagen
of aanhangwagen en vul ze op de grond bij. Als dat niet mo-
gelijk is, vult u de toestellen op een aanhangwagen bij met
een draagbare houder in plaats van met een benzinepomp-
pistool.
8. Houd het mondstuk steeds in contact met de rand van de
brandstoftank of houder tot het bijvullen is voltooid. Gebruik
geen voorzieningen die het mondstuk vanzelf open houden.
9. Als u brandstof op uw kleding hebt gemorst, trekt u onmid-
dellijk iets anders aan.
10. Doe de brandstoftank nooit te vol. Breng de dop weer aan
en draai ze stevig vast.
11. Wees extra voorzichtig bij de omgang met benzine en an-
dere brandstoffen. Zij zijn ontbrandbaar en de dampen zijn
ontplofbaar.
12. Als u brandstof hebt gemorst, mag u de motor niet proberen
te starten maar verplaatst u de machine weg van de plaats
waar u hebt gemorst en vermijdt u het creëren van elke mo-
gelijke ontstekingsbron tot de brandstofdampen zijn vervlo-
gen.
13. Breng de dop van de brandstoftank en van de brand-
stofhouder weer stevig aan.
Onderhoud
1. Laat het toestel nooit draaien in een gesloten ruimte waar
zich koolmonoxidedampen kunnen verzamelen.
2. Zorg ervoor dat alle moeren en bouten, in het bijzonder de
bevestigingsbouten van de maaibladen, goed vastzitten en
houd het toestel in een goede toestand.
3. Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. Controleer
regelmatig of de veiligheidsvoorzieningen naar behoren
functioneren en voer de nodige herstellingen uit als ze niet
naar behoren werken.
4. Zorg ervoor dat zich geen gras, bladeren en ander afvalma-
teriaal opstapelen of afzetten in en op het toestel. Neem
gemorste olie of brandstof op en verwijder al het met brand-
stof doordrongen afvalmateriaal. Laat de machine afkoelen
voor u ze opbergt.
5. Als u een voorwerp raakt, stopt u en inspecteert u de ma-
chine. Herstel indien nodig alvorens opnieuw te starten.
6. Voer nooit aanpassingen of herstellingen uit terwijl de motor
draait.
7. Inspecteer veelvuldig de onderdelen van de grasopvangzak
en afvoerbescherming en vervang waar nodig door on-
derdelen die door de fabrikant worden aanbevolen.
8. Maaibladen zijn scherp. Omwikkel de bladen of draag hand-
schoenen en wees extra voorzichtig wanneer u aan de
maaibladen werkt.
9. Controleer veelvuldig de remwerking. Regel bij en herstel
waar nodig.
10. Houd de veiligheids- en instructielabels in goede staat of
vervang ze waar nodig.
11. Verwijder de brandstoffilter niet wanneer de motor warm is
want gemorste brandstof kan ontbranden. Spreid de klem-
men van de brandstofleiding niet verder dan noodzakelijk.
Zorg ervoor dat de klemmen de leidingen stevig op de filter
geklemd houden na de installatie.
12. Gebruik geen benzine die METHANOL bevat, geen gasohol
met meer dan 10% ETHANOL en ook geen benzine-addi-
tieven of superbenzine want daardoor kan de motor of het
brandstofsysteem beschadigd worden.
13. Als u de brandstoftank leeg moet laten lopen, moet u dat in
de open lucht doen.
14. Vervang defecte knaldempers/uitlaten.
15. Gebruik uitsluitend door de fabrikant toegelaten reserveon-
derdelen wanneer u herstellingen uitvoert.
16. Houd u altijd aan de specificaties van de fabrikant voor in-
stellingen en bijregelingen.
17. Doe voor grote onderhoudsbeurten en herstellingen uitslui-
tend een beroep op erkende servicepunten.
18. Probeer nooit grote herstellingen aan dit toestel uit te vo-
eren tenzij u daarvoor de nodige opleiding hebt genoten.
Onjuiste onderhouds- en herstellingsprocedures kunnen lei-
den tot gevaar tijdens het gebruik, beschadiging van het
toestel en het vervallen van de fabrieksgarantie.
19. Bij maaiers met meerdere bladen moet u goed oppassen
want als u een blad laat draaien kan dat andere bladen
doen draaien.
20. Wijzig de toerenregelaar van de motor niet en drijf de motor
evenmin op. De motor gebruiken met een te grote snelheid
kan het risico op persoonlijke letsels doen toenemen.
21. Schakel de aandrijfappendages uit, zet de motor uit, haal de
sleutel uit het contact en maak de ontstekingsbougieka-
bel(s) los: voor u blokkeringen van de appendages en de
afvoertrechter verhelpt, onderhoud of reparaties uitvoert,
een voorwerp raakt of wanneer het toestel abnormaal trilt.
Wanneer u een voorwerp hebt geraakt, inspecteert u de
machine op schade voor u ze opnieuw start en ze gebruikt.
22. Blijf met uw handen altijd uit de buurt van bewegende on-
derdelen, zoals de koelventilator van de hydropomp, wan-
neer de zitmaaier draait. (De koelventilator van de
hydropomp bevindt zich normaal op de bovenkant van de
aandrijfas).
23. Toestellen met hydraulische pompen, leidingen en motoren:
WAARSCHUWING: Hydraulicavloeistof die onder druk
ontsnapt kan voldoende kracht hebben om door de huid te
dringen en ernstige verwondingen te veroorzaken. Als
lichaamsvreemde vloeistof onder de huid terecht is
gekomen, moet ze binnen de paar uren chirurgisch worden
verwijderd door een arts die vertrouwd is met dit soort let-
sels, want anders kan gangreen (koudvuur) optreden. Blijf
met uw lichaam en handen uit de buurt van de pengaten of
spuitopeningen die hydraulicavloeistof onder hoge druk uit-
stoten. Gebruik papier en karton in plaats van uw handen
om lekken op te sporen. Vergewis u ervan dat alle hydrauli-
cavloeistofaansluitingen goed dicht zijn en alle hydraulicas-
langen en -leidingen in goede staat verkeren voor u het
systeem onder druk zet. Als er lekken optreden, laat u uw
machine onmiddellijk door een erkende deaer herstellen.
24. WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie. De
foutieve ontspanning van veren kan tot ernstige lichamelijke
verwondingen leiden. Veren moeten door een bevoegd tech-
nicus worden verwijderd.
25. Modellen die zijn uitgerust met een motorradiator:
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie. Om
ernstige lichamelijke letsels door warme koelvloeistof of
ontsnappende stoom te voorkomen, mag u de dop van de
radiator nooit proberen te verwijderen terwijl de motor
draait. Leg de motor stil en wacht tot hij is afgekoeld. Zelfs
dan moet u nog erg voorzichtig zijn wanneer u de dop ver-
wijdert.
www.simplicitymfg.com
VEILIGHEID VAN DE GEBRUIKER
15
Waarschuwing: Lees de gebruiker-
shandleiding.
Zorg ervoor dat u de gebruikershan-
dleiding hebt gelezen en begrijpt voor u
deze machine gebruikt.
Gevaar: Rondvliegende voorwerpen.
Deze machine kan voorwerpen en
afval in het rond slingeren. Houd
iedereen uit de buurt.
Waarschuwing: Haal de sleutel uit
het contact voor u aan de zitmaaier
werkt.
Haal de sleutel uit het contact en raad-
pleeg technische naslagwerken voor u
herstellingen of onderhoud uitvoert.
Gevaar: Kantelen van de zitmaaier.
Gebruik deze machine niet op hellin-
gen van meer dan 10°.
Gevaar: Afhakken van ledematen.
Deze machine kan ledematen
afhakken. Houd iedereen en zeker
kinderen uit de buurt wanneer de
motor draait.
Gevaar: Afhakken van ledematen.
Deze zitmaaier kan ledematen
afhakken. Blijf met uw handen en voeten
uit de buurt van de bladen.
Gevaar: Brandgevaar.
Voeg geen brandstof toe terwijl de motor
loopt of heet is. Zet de motor stil en laat
hem 3 minuten afkoelen voordat u
brandstof toevoegt.
Gevaar: Heet oppervlak.
Laat de machine afkoelen voordat u dit
gebied aanraakt.
Gevaar: Koolmonoxidevergiftiging.
Gebruik de motor niet in een ongeven-
tileerde ruimte.
Gevaar: Afhakken van ledematen.
Deze zitmaaier kan ledematen
afhakken. Blijf met uw handen en
voeten uit de buurt van de bladen.
Waarschuwingsstickers
Alle informatie op uw zitmaaier met de melding GEVAAR,
WAARSCHUWING en OPGEPAST en met instructies moet
zorgvuldig worden gelezen en nauwgezet worden nageleefd.
Als u de instructies niet naleeft kan dat tot lichamelijke letsels
leiden. De informatie is voor uw veiligheid en is belangrijk! De
onderstaande veiligheidsstickers bevinden zich op het trac-
torgedeelte en het maaidek van uw zitmaaier.
Als een van deze stickers weg of beschadigd is, vervangt u hem
meteen. Neem contact op met uw plaatselijke dealer voor reser-
vestickers.
De stickers kunnen gemakkelijk worden aangebracht en dienen
als constante visuele herinnering voor u en anderen die de ma-
chine bedienen dat veiligheidsvoorschriften die nodig zijn voor
een veilig en effectief gebruik moeten worden nageleefd.
Veiligheidspictogrammen
16
R
4
3
2
R
4
3
2
VEILIGHEID VAN DE GEBRUIKER
Waarschuwingsstickers Afb. 1
Ontkoppeling
onderdeelnr. 1735265
Veiligheidspictogrammen
onderdeelnr. 1734027
Optillen van het maaidek
onderdeelnr. 1730264
Brandstofniveau
onderdeelnr. 1735889
Posities van de con-
tactschakelaar
onderdeelnr. 1722806
Veiligheidspictogram
onderdeelnr. 1735890
Veiligheidspictogram
onderdeelnr. 1735890
www.simplicitymfg.com
12V
FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN
BEDIENINGSELEMENTEN VAN DE ZITMAAIER
Bedieningselementen van de zitmaaier Afb. 2
17
Gasklephendel
De gasklep bepaalt de motorsnelheid. Duw de gasklephendel
naar voren om de motorsnelheid te doen toenemen en trek de
hendel naar achteren om de motorsnelheid te doen afnemen.
Werk altijd met VOLGAS (“FULL”).
Choke
Sluit de choke bij een koude start. Open de choke zodra de motor
start. Bij een warme motor hoeft de choke mogelijk niet te worden
gebruikt. Duw de hendel naar voren om de choke te sluiten.
Koplampen
Met de verlichtingsschakelaar worden de koplampen van de zit-
maaier in- en uitgeschakeld.
Uurmeter (Geselecteerde modellen)
De uurmeter meet het aantal uur dat de sleutel in de stand AAN
heeft gestaan.
18
FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN
Achteruitmaaioptie (RMO)
Dankzij de achteruitmaaioptie is het mogelijk om te maaien (of an-
dere hulpstukken te gebruiken die door de PTO worden aange-
dreven) terwijl achteruit wordt gereden. Als u ervoor kiest om
achteruit te maaien, draait u aan de RMO-sleutel nadat de PTO is
geactiveerd. Het ledlampje licht op en de bestuurder kan vanaf dat
ogenblik achteruit maaien. Telkens wanneer de PTO wordt geac-
tiveerd moet de RMO opnieuw worden geactiveerd, indien
gewenst.
PTO-schakelaar
Met de PTO -schakelaar (Power Take-Off schakelaar) worden
hulpstukken geactiveerd en gedeactiveerd die gebruik maken van
de PTO. Om de PTO te activeren, trekt u de schakelaar
OMHOOG. Duw de schakelaar naar BENEDEN om de PTO te de-
activeren.
Merk op dat de bestuurder stevig op de bestuurder-
sstoel van de zitmaaier moet zitten om de PTO te laten werken.
Contactschakelaar
Met de contactschakelaar wordt de motor gestart en stopgezet; de
schakelaar kan in drie standen staan:
UIT (“OFF”) Zet de motor stop en schakelt het elektrische
systeem uit.
AAN (“RUN”) Laat de motor draaien en activeert het elek-
trische systeem.
START Zwengelt de motor aan om hem te doen
starten.
OPMERKING: Laat de contactschakelaar nooit in de stand AAN
(“RUN”) staan wanneer de motor niet draait. Hierdoor wordt de
accu leeggetrokken.
Rijsnelheidspedalen
De vooruitrijsnelheid van de zitmaaier wordt geregeld met het
vooruitrijsnelheidspedaal. De achteruitrijsnelheid van de zitmaaier
wordt geregeld met het achteruitrijsnelheidspedaal.
Wanneer u een van de pedalen indrukt neemt de rijsnelheid toe.
Merk op dat hoe meer het pedaal wordt ingedrukt, hoe sneller de
zitmaaier rijdt.
Snelheidsregelaar
De snelheidsregelaar wordt gebruikt om de vooruitrijsnelheid te
vergrendelen. De snelheidsregelaar heeft zes vergrendelposities.
Hendel van maaidekhefsysteem
Het maaidekhefsysteem regelt de maaihoogte. Trek het
maaidekhefsysteem naar achteren om de hoogte te verlagen en
omhoog om de hoogte te verhogen.
Hendel om de positie van de bestuurder-
sstoel aan te passen
De stoel kan vooruit of achteruit worden geschoven. Trek aan de
hendel, geef de stoel de gewenste plaats en laat de hendel los om
de stoel op die positie te vergrendelen.
Vrijgavehendel voor de transmissie
Met de vrijgavehendel voor de transmissie wordt de transmissie
gedeactiveerd zodat de zitmaaier met de hand kan worden
voortgeduwd. Zie
De zitmaaier met de hand voortduwen
voor
bijkomende informatie.
Brandstoftank
Om de dop te verwijderen draait u ze naar links.
Stopcontact (Geselecteerde modellen)
Het stopcontact levert 12V gelijkstroom. De nominale stroom-
sterkte van het accessoire mag maximaal 9 ampère bedragen.
Brandstofmeter
Geeft het peil van de brandstof in de tank weer.
Parkeerrem
De parkeerremknop wordt gebruikt om de parkeerrem in te
schakelen wanneer de zitmaaier stilstaat. Druk het rempedaal
volledig in en trek aan de knop om de parkeerrem te activeren.
Rempedaal
Wanneer u het rempedaal indrukt wordt de rem van de zitmaaier
geactiveerd.
12V
www.simplicitymfg.com
FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN
MOTORBEDIENINGSELEMENTEN
Motorbedieningselementen Afb. 3
I
N
C
C
F
M
J
J
G
B
K
A
E
B
L
H
M
D
F
A. Motoridentificatieplaatje
B. Bougie
C. Luchtfilter
D. Peilstok
E. Olieaftapplug
F. Ronddraaiend scherm
G. Oliefilter
H. Elektrische startmotor
I. Carbureteur
J. Brandstoffilter (optie)
K. Brandstofpomp (optie)
L. Snelle olieaftapplug (optie)
M. Oliekoeler (optie)
N. Eleltronische bedieningseenheid (optie)
19
20
BEDIENING
Olie Aanbevelingen
Wij raden voor de beste prestaties het gebruik aan van
Briggs & Stratton garantiegecertificeerde olie. Andere hoge
kwaliteit olie is aanvaardbaar wanneer deze geclassificeerd is
“for service SF, SG, SH, SJ” of hoger. Gebruik geen speciale
toevoegingen.
De buitentemperaturen bepalen de juiste olieviscositeit voor
de motor. Gebruik de kaart om de beste viscositeit te bepalen
voor het verwachte buitentemperatuurbereik.
Olie controleren/bijvullen
Voordat de olie bijgevuld of gecontroleerd wordt
Plaats de motor waterpas.
Reinig rond de olievulopening.
1. Verwijder de peilstok (A, Afb. 4) en veeg deze af met
een schone doek.
2. Installeer de peilstok en draai deze vast.
3. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het
moet tot de “FULL (=vol) markering (B) op de peilstok
zijn.
4. Indien laag, langzaam olie bijvullen via de olievulopen-
ing van de motor (C). Niet overvullen. Wacht na het olie
bijvullen een minuut en controleer dan opnieuw het
oliepeil.
NOOT: Vul geen olie bij via de snelle olie aftap (L, Afb. 3)
(indien hiermee uitgerust).
5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
Synthetic
* Wordt SAE 30 olie gebruikt bij temperaturen onder 4°C, dan leidt dat tot slecht
starten.
** Het gebruik van 10W-30 bij temperaturen boven 27°C zal resulteren in hoger
olieverbruik. Controleer het oliepeil vaker.
Controle van het veiligheidsver-
grendelsysteem
Uw machine is uitgerust met veiligheidsver-
grendelingsschakelaars en andere veilighei-
dsvoorzieningen. Deze veiligheidssystemen zijn er voor
uw veiligheid: probeer de veiligheidsschakelaars niet te
overbruggen en knoei niet met de veiligheidsvoorzienin-
gen. Controleer regelmatig of ze nog correct werken.
Controle van de operationele VEILIGHEID
Uw machine is uitgerust met een zitveiligheidssysteem.
Controleer elk voor- en najaar de werking van de
stoelschakelaar aan de hand van de volgende tests.
Test 1 — De motor mag NIET aanslaan als:
De PTO-schakelaar in de stand AAN staat, OF
Het rempedaal NIET volledig is ingedrukt (parkeerrem
uitgeschakeld), OF
De rijsnelheidsregelhendels NIET in de VRIJLOOP-
STAND (“NEUTRAL”) staan.
Test 2 — De motor MOET aanslaan en starten als:
De bestuurder op de stoel zit, EN
De PTO-schakelaar in de stand UIT staat, EN
Het rempedaal volledig is ingedrukt (parkeerrem in-
geschakeld), EN
De snelheidsregelaar in de VRIJLOOPSTAND (“NEU-
TRAL”) staat.
Test 3 — de motor moet worden UITGESCHAKELD
als:
de bestuurder van de stoel opstaat terwijl de PTO is
ingeschakeld, OF
de bestuurder van de stoel opstaat terwijl het
rempedaal NIET volledig is ingedrukt (handrem NIET
AANGETROKKEN).
Test 4 — Controleer de remwerking van de
maaibladen
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek
moeten volledig tot stilstand komen binnen de vijf secon-
den nadat de elektrische PTO-schakelaar in de stand UIT
is gezet (of de bestuurder van zijn stoel opstaat). Als de
aandrijfriem van de grasmaaier niet binnen vijf seconden
stopt, raadpleeg een erkende dealer.
Test 5 — Controle van de achteruitmaaioptie (RMO)
De motor moet afslaan als u achteruit probeert te rij-
den terwijl de PTO ingeschakeld is en de RMO niet
werd geactiveerd.
Het RMO lampje moet branden wanneer de RMO
werd geactiveerd.
WAARSCHUWING
Als uit een test blijkt dat niet alle
veiligheidsvoorzieningen correct werken, mag u de
zitmaaier niet gebruiken. Neem contact op met uw
erkende verdeler. Probeer in geen geval het doel
van het veiligheidsvergrendelingssysteem te
omzeilen.
www.simplicitymfg.com
Oliedruk
Indien de oliedruk te laag is, dan zal een drukschakelaar (in-
dien hiermee uitgerust) de motor stoppen of een
waarschuwing op de machine activeren. Stop wanneer dit op-
treedt de motor en controleer het oliepeil met de peilstok.
Indien het oliepeil zich onder de “ADD” (=bijvullen) markering
bevindt, voeg dan olie bij tot deze de “FULL markering
bereikt Start de motor en controleer op een juiste druk voor-
dat de machine weer gebruikt wordt.
Indien het oliepeil zich bevindt tussen de markeringen “ADD”
(=bijvullen) en “FULL (=vol), de motor niet starten.
Neem
contact op met een erkende dealer en laat het
oliedrukprobleem verhelpen.
Brandstof Aanbevelingen
Brandstof moet aan deze voorwaarden voldoen:
Schone, verse, loodvrije benzine.
Een minimum octaangetal van 87/87 AKI (91 RON).
Zie hieronder voor gebruik op grote hoogten.
Benzine met tot 10% ethanol (gasohol) of tot 15%
MTBE (methyl tertiary butyl ether), is acceptabel.
VOORZICHTIG: Gebruik geen niet-goedgekeurde benzine
zoals E85. Meng geen olie door de benzine of modificeer de
motor niet voor gebruik op alternatieve brandstoffen. Dit zal
motorcomponenten beschadigen en de motorgarantie on-
geldig doen maken.
Meng om het brandstofsysteem tegen het vormen van gom te
beschermen een brandstofstabilisator door de brandstof. Zie
Opslag. Alle brandstof is niet hetzelfde. Wanneer start of
prestatieproblemen optreden, verander dan van brand-
stofleverancier of-merk. Deze motor is gecertificeerd om te
werken op benzine. Het emissiebeheersingsysteem van deze
motor is EM (Engine Modifications).
Grote Hoogten
Bij hoogten boven 1524 meter is een minimum 85 octaan/85
AKI (89 RON) benzine acceptabel. Om te blijven voldoen aan
emissievoorschriften, is een afstelling voor grote hoogten
noodzakelijk. Gebruik zonder deze afstelling veroorzaakt
slechtere prestaties, hoger brandstofverbruik en toegenomen
emissies.
Raadpleeg een erkende dealer voor informatie
over afstelling voor grote hoogtes.
Gebruik van de motor onder 762 meter met een set voor ge-
bruik op grote hoogten wordt niet aanbevolen.
Brandstof bijvullen
BEDIENING
WAARSCHUWING
Brandstof en zijn dampen zijn uiterst
brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige
brandwonden of de dood veroorzaken.
Bij het toevoegen van brandstof
Zet de motor uit en laat deze tenminste 2 minuten
afkoelen voordat de tankdop verwijderd wordt.
Vul de brandstoftank buitenshuis of in een goed
geventileerde omgeving.
De brandstoftank niet te vol gieten. Om de benzine de
ruimte te geven om te kunnen uitzetten, de tank niet
tot boven de bodem van de tanknek vullen.
Houd alle brandstof weg van vonken, open vlammen,
waakvlammen, hitte en andere ontstekingsbronnen.
Controleer brandstofslangen, tank, dop en fittingen
regelmatig op barsten of lekken. Zonodig vervangen.
Indien brandstof gemorst wordt, wachten tot deze
verdampt is voordat de motor gestart wordt.
1. Reinig het gebied rond de tankdop. Verwijder de
tankdop (A, Afb. 3).
2. Vul de brandstoftank (B) met brandstof. Vul niet tot
boven de bodem van de brandstoftanknek om
uitzetting van de brandstof te compenseren (C).
3. Installeer de tankdop weer.
De Motor Starten
WAARSCHUWING
Brandstof en zijn dampen zijn uiterst
brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige
brandwonden of de dood veroorzaken.
Bij het starten van de motor
Zorg ervoor dat bougie, uitlaat, tankdop en luchtfilter
(indien de motor hiermee is uitgerust) op hun plaats
zitten en stevig vast zitten.
Torn de motor niet indien de bougie verwijderd is.
Wanneer de motor “verzopen” is, plaats de choke
(indien hiermee uitgerust) in de stand
OPEN/”RUN”(=aan), beweeg de toerentalbediening
(indien hiermee uitgerust) naar de “fast” (=volgas)
positie en torn tot de motor start.
21
22
OPGEPAST: Deze motor is door Briggs & Stratton zonder
olie verzonden. Zorg er voordat u de motor start voor dat olie
wordt bijgevuld volgens de instructies in deze handleiding.
Wanneer U de motor zonder olie start, zal deze onherstelbaar
beschadigen en dit zal niet door garantie gedekt zijn.
1. Controleer het oliepeil. Zie het
Olie controleren/To-
evoegen
hoofdstuk.
2. Zorg ervoor dat aandrijvingbedieningen, indien hier-
mee uitgerust, zijn ontkoppeld.
3. Draai de brandstofkraan (A, Afb. 6), indien hiermee uit-
gerust open.
4. Beweeg de toerentalbediening (B) naar de stand “fast”
(=snel) laat de motor draaien op de snel stand.
5. Zet de gecombineerde choke-/gashendel (C) in de
chokestand.
NOOT: Over het algemeen hoeft u de choke niet te ge-
bruiken bij het herstarten van een warme motor.
6. Draai het contactslot (D) naar de stand ”on”
(=aan)/”start” (Afb. 4).
OPM.: Neem contact op met een erkende verdeler als de
motor ook na herhaalde pogingen niet aanslaat.
OPGEPAST: Start om de levensduur van de startmotor te
verlengen steeds kortstondig (maximaal vijf seconden).
Wacht één minuut tussen twee startpogingen.
7. Beweeg wanneer de motor opwarmt de chokebedien-
ing (C) naar de run stand.
WAARSCHUWING
Motoren geven koolmonoxide af, een reukloos,
kleurloos, gifgas.
Het inademen van koolmonoxide kan
misselijkheid, flauwvallen of de dood
veroorzaken.
Start en gebruik de motor buiten.
De motor niet in een afgesloten ruimte starten of
gebruiken, zelfs niet met open deuren of ramen.
BEDIENING
Met de zitmaaier rijden
1. Ga op de bestuurdersstoel zitten en pas de positie van de
stoel zo aan dat u gemakkelijk bij alle bedieningsele-
menten kan en het display op het dashboard kan lezen.
2. Activeer de parkeerrem.
3. Zorg ervoor dat de PTO-schakelaar uitgeschakeld is.
4. Start de motor (zie
De motor starten
).
5. Schakel de parkeerrem uit en laat het rempedaal los.
6. Duw het vooruitrijsnelheidspedaal in om vooruit te rijden.
Laat het pedaal los om te stoppen. Merk op dat hoe meer
het pedaal wordt ingedrukt, hoe sneller de zitmaaier rijdt.
7. Stop de zitmaaier door de rijsnelheidspedalen los te laten,
de parkeerrem te activeren en de motor stil te leggen (zie
De zitmaaier en motor stopzetten
).
Maaien
1. Zet de maaihoogte in de gewenste stand met behulp
van de hendel van het maaidekhefsysteem.
2. Trek de handrem aan. Zorg dat de PTO-schakelaar uit-
geschakeld is.
3. Start de motor (zie
De motor starten
).
4. Zet de gashendel in de stand VOL.
5. Schakel de PTO in om de maaibladen te activeren.
6. Begin te maaien.
OPM.: Als het alarmsignaal „opvangzak vol” klinkt, moet
u de PTO onmiddellijk uitschakelen om te voorkomen
dat de afvoerbuis verstopt raakt. Rijd naar een
geschikte plaats en leeg de opvangzak (zie De op-
vangzak legen).
7. Wanneer u klaar bent, schakelt u de PTO uit en tilt u
het maaidek met behulp van de hendel van het
maaidekhefsysteem op.
8. Stop de motor (zie
De zitmaaier en motor
stopzetten
).
WAARSCHUWING
De motor slaat af als het achteruitrijsnelheidspedaal
wordt ingedrukt terwijl de PTO is geactiveerd en de RMO
niet werd geactiveerd. De bestuurder moet de PTO altijd
uitschakelen voor met de zitmaaier op of over wegen,
paden of andere plaatsen wordt gereden die door andere
voertuigen kunnen worden gebruikt. Het plotselinge
verlies van aandrijving zou een risico in kunnen houden.
www.simplicitymfg.com
BEDIENING
WAARSCHUWING
Achteruit maaien kan gevaarlijk zijn voor omstanders. Er
kunnen zich tragische ongevallen voordoen als de
gebruiker onvoldoende aandacht heeft voor de
aanwezigheid van kinderen. Activeer de RMO nooit als er
kinderen in de buurt zijn. Kinderen worden vaak
aangetrokken door de machine en de maaiactiviteit.
DE ZITMAAIER
MAG NIET WOR-
DEN GESLEEPT
De zitmaaier slepen
leidt tot schade aan de
transmissie. • Gebruik
geen ander voertuig
om deze machine
voort te duwen of te
trekken.
• Activeer de trans-
missievrijgavehendel
niet terwijl de motor
draait.
Achteruit maaien
Als een bestuurder ervoor opteert om achteruit te maaien kan
het RMO-systeem worden gebruikt. Om de achteruitmaaiop-
tie (“Reverse Mowing Option” of RMO) te gebruiken, draait u
aan de RMO-sleutel nadat de PTO werd geactiveerd. Het led-
lampje licht op en de bestuurder kan vanaf dat ogenblik
achteruit maaien. Telkens wanneer de PTO wordt geactiveerd
moet de RMO opnieuw worden geactiveerd, indien gewenst.
De sleutel dient te worden verwijderd om de toegang tot de
RMO-functie te beperken.
De zitmaaier met de hand voortduwen
1. Schakel de PTO uit en leg de motor stil.
2. Druk de hendel ca. 6 cm (2-3/8 inch) in om de transmissie
te ontkoppelen (A, Afb. 7).
3. U kunt de zitmaaier nu met de hand voortduwen.
Parkeerremfunctie
De parkeerrem gebruiken - Zie Afb. 8. Om de parkeerrem in
te schakelen laat u de rijsnelheidspedalen (A) los, duwt u het
rempedaal (B) volledig in, trekt u de parkeerremknop (C)
OMHOOG en laat u vervolgens het rempedaal los.
De parkeerrem uitschakelen - Zie Afb. 8. Om de parkeerrem
uit te schakelen duwt u het rempedaal (B) in.
Werking van snelheidsregelaar
DE SNELHEIDSREGELAAR ACTIVEREN:
1. Trek de knop van de snelheidsregelaar (D, Afb. 8)
omhoog.
2. Duw het vooruitrijsnelheidspedaal (A) in.
3. Til de knop van de snelheidsregelaar (D) omhoog wanneer
de gewenste snelheid is bereikt. De snelheidsregelaar
wordt in een van de vijf vergrendelstanden vergrendeld.
DE SNELHEIDSREGELAAR UITSCHAKELEN:
1. Duw het rempedaal (B, Afb. 8) omhoog.
OF
2. Duw het vooruitrijsnelheidspedaal (A) in.
Uurmeter (indien aanwezig)
De uurmeter (E, Afb. 8) meet het aantal uur dat de sleutel in
de stand AAN heeft gestaan.
23
De zitmaaier en motor stopzetten
1. Zet de rijsnelheidsregeling (en) in de neutrale stand.
2. Zet de PTO-koppeling uit en wacht tot alle bewegende on-
derdelen tot stilstand zijn gekomen.
3. Zet de gasklephendel in de stand TRAAG en draai de con-
tactsleutel in de stand UIT. Haal de sleutel uit het contact.
De opvangzak leegmaken
Om de opvangzak leeg te maken:
1. Trek de hendel van de opvangzak uit en duw hem vooruit
(A, Afb. 9) om de opvangzak leeg te maken (B).
2. Gebruik de hendel van de opvangzak om de opvangzak te
sluiten en schuif hem terug in de opvangzak.
24
BEDIENING
Installeren en verwijderen van de
mulchstekker
WAARSCHUWING
Voor uw eigen veiligheid mag u de scherpe
maaibladen niet met de blote hand vastpakken.
Onvoorzichtige of onjuiste omgang met de
maaibladen kan tot ernstig letsel leiden.
1. Verwijder de opvangzak.
2. Houd de hendel (A, Afb. 11) vast en schuif de stekker
in de tunnel. Zorg dat het omhulsel bovenop de
schuifgeleiders aan de binnenkant van het maaidek
schuift.
3. Druk de hendel in om de binnenveer samen te
drukken.
4. Steek de verlengbuis in het gat aan het einde van de
tunnel en maak deze met de haarspeld vast (B).
5. Breng de opvangzak weer aan.
6. Verwijder de mulchstekker in omgekeerde volgorde.
De opvangzak verwijderen en installeren
1. Open de vergrendeling van de opvangzak (A, Afb. 10); de
vergrendeling bevindt zich achter het rechtse achterwiel.
2. Til de vergrendeling van de opvangzak op en duw hem
naar achteren.
3. Open de opvangzak een beetje met de hendel van de
opvangzak (B).
4. Til de opvangzak van de achterste steunarmen.
5. Ga in omgekeerde volgorde tewerk om alles opnieuw te
installeren. Om het opnieuw aanbrengen van de
opvangzak te vergemakkelijken, zorg ervoor dat de
uitlijningspijltjes van de opvangzak op een lijn liggen met
de pijltjes achteraan op de maaier.
WAARSCHUWING
Gebruik de maaier niet als de hopper of deflector
niet zijn aangebracht.
Regelen van het alarm dat de opvangzak vol
is
Het volume gras in de opvangzak kan worden gewijzigd
door middel van het alarmblad (zie Afb. 12).
Regelen van het grasvolume
Als de beugel van het blad (A, Afb. 12) omhoog wordt
geschoven, is het volume grass in de opvangzak groter
voordat het alarm afgaat. Als de beugel van het blad
omlaag wordt geschoven, is het volume grass in de
opvangzak kleiner voordat het alarm afgaat.
1. Schroef de bevestigers van de beugel los (B).
2. Schuif de beugel van het blad (A) omhoog of omlaag.
3. Span de bevestigers van de beugel aan.
Afstelling van de maaihoogte
De hendel van het maaidekhefsysteem (A, Afb. 13) wordt
gebruikt om het maaidek tot de gewenste maaihoogte op
te tillen en te laten zakken.
Om het maaidek te laten zakken, trekt u de hendel van
het maaidekhefsysteem iets achteruit om hem vervol-
gens naar links te duwen en naar beneden te schuiven.
Om het maaidek op te tillen, trekt u de hendel van het
maaidekhefsysteem omhoog en vergrendelt u de hendel
in de uitsparing aan de rechterkant.
Een aanhanger bevestigen
De maximaal toegelaten horizontale trekkracht op de kop-
pelstand bedraagt 280 Newton. De maximaal toegelaten
verticale kracht op de koppelstand bedraagt 160 Newton.
Dat komt overeen met het trekken van een aanhangwagen
van 113 kg op een helling van 10 graden. Bevestig de aan-
hangwagen met een trekhaakpen (A, Afb. 14) en klem (B)
van de correcte grootte.
www.simplicitymfg.com
ONDERHOUD
25
PROCEDURE
EERSTE
5 UUR
OM DE
8 UUR OF
DAGELIJKS
OM DE
25 UUR OF
JAARLIJKS
OM DE
50 UUR OF
JAARLIJKS
JAARLIJKS
ZITMAAIER EN
MAAIDEK
Controleer het
veiligheidsvergrendelsysteem
Controleer de remwerking van de
zitmaaier
Controleer de remwerking van de
maaibladen
Controleer de zitmaaier/het maaidek op
loszittende bevestigingsmiddelen
Smeer de zitmaaier en het maaidek
Raadpleeg dealer
Reinig de accu en kabels
Controleer de bandenspanning
Reinig de zitmaaier en het maaidek
Controleer de maaibladen
Raadpleeg dealer
MOTOR
Ververs de motorolie
Controleer het oliepeil van de motor
Verwijder zichtbaar afvalmateriaal uit de
motorruimte
Reinig het luchtfilter en voorfilter*
Vervang het oliefilter
Inspecteer de geluiddemper
Raadpleeg dealer
Vervang het luchtfilter
Vervang het voorfilter
Vervang de ontstekingsbougie
Raadpleeg dealer
Vervang het brandstoffilter
Raadpleeg dealer
*In stoffige omgevingen of als vuil in de lucht aanwezig is, moet u vaker reinigen.
26
ONDERHOUD
Controleer de remwerking van de maaibladen
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek moeten
volledig tot stilstand komen binnen de vijf seconden na het
uitschakelen van de elektrische PTO-schakelaar.
1. Start de motor wanneer de zitmaaier in vrijloop staat, de
PTO-koppeling uitgeschakeld is en de bestuurder op de
stoel zit.
2. Kijk over de linker voetsteun naar de aandrijfriem van het
maaidek. Activeer de PTO en wacht meerdere seconden.
Schakel de PTO-koppeling uit en ga na hoeveel tijd de
aandrijfriem van het maaidek nodig heeft om te stoppen.
3. Als de aandrijfriem van de grasmaaier niet binnen vijf
seconden stopt, raadpleeg een erkende dealer.
De accu en kabels reinigen
1. Koppel de batterijkabels los van de batterij en begin daar-
bij met de negatieve kabel (A, Afb. 15) gevolgd door de
afdekking en de positieve kabel (B).
2. Draai de vleugelmoer en de ring (D) los.
3. Draai de opsluitstaaf (C) omhoog en weg van de batterij.
Bevestig de staaf op de stuurkolom.
4. Verwijder de batterij (E).
5. Maak het batterijvak schoon met een oplossing van soda
en water.
6. Maak de polen van de batterij en de uiteinden van de ka-
bels schoon met een staalborstel en schoonmaakmiddel
voor batterijpolen tot ze glanzen.
7. Plaats de batterij (E) weer in het batterijvak. Bevestig ze
met de opsluitstaaf (C) en de vleugelmoer en ring (D).
8. Sluit de batterijkabels opnieuw aan: eerst de positieve
kabel (B) en daarna de negatieve kabel (A).
9. Breng een laagje petrolatum of niet-geleidend smeervet
aan op de uiteinden van de batterijkabels en polen.
Controleer de bandenspanning
De bandenspanning moet op regelmatige tijdstippen worden
gecontroleerd en op de waarden in de tabel worden gehouden (zie
Figuur 14). Merk op dat deze waarden lichtjes kunnen afwijken van
de “maximale bandenspanning” die op de zijkant van de banden
wordt vermeld. De drukwaarden in de handleiding zijn ideale waar-
den voor de beste tractie en maaikwaliteit en voor een langere lev-
ensduur van de banden.
Bandenmaat PSI bar
22 x 8.8 10 0,68
15 x 6.6 14 0,96
WARNING
Als u de batterij plaatst of verwijdert, moet u de
negatieve batterijkabel als EERSTE loskoppelen
en als LAATSTE terug aansluiten. Doet u dat niet,
dan bestaat de kans op kortsluiting tussen de
positieve pool en een stuk gereedschap.
Onderhoud van de accu
De accu opladen
WAARSCHUWING
Houd open vlammen en vonken uit de buurt
van de accu; de uit de accu ontsnappende
gassen zijn zeer explosief. Zorg voor een
goede ventilatie tijdens het laden van de
batterij.
Een lege batterij of een batterij die te zwak is om de motor
te starten kan het gevolg zijn van een defect in het
laadsysteem of in een ander elektrisch onderdeel. Als u
twijfelt aan de oorzaak van het probleem neemt u contact
op met uw verdeler. Als de accu moet vervangen,
raadpleeg dan het gedeelte
De accu en kabels reinigen
.
Om de accu op te laden volgt u de aanwijzingen van de
fabrikant van de acculader en neemt u alle
waarschuwingen in acht die onder
Veiligheid van de
gebruiker
in deze handleiding zijn vermeld. Laad de
batterij tot ze volledig is opgeladen. Laad niet op met een
vermogen van meer dan 10 ampère.
www.simplicitymfg.com
ONDERHOUD
Smering
Smeer de zitmaaier op alle plaatsen die zijn aangegeven
in de Figuren 16-19 en op de vermelde punten. Alge-
meen geldt dat alle bewegende delen die in contact
komen met andere delen met olie moeten worden ges-
meerd. Zorg er echter voor dat nooit olie of smeervet op
aandrijfriemen of riemschijven terechtkomt. Opper-
vlakken moeten voor en na het smeren schoon worden
gewreven.
De positie van de bestuurdersstoel
aanpassen
De stoel kan vooruit of achteruit worden geschoven. Trek
aan de hendel (A, Afb. 20), zet de stoel in de gewenste
stand en laat de hendel los om de stoel in die stand te
vergrendelen.
De rem bijregelen
Uw zitmaaier is niet uitgerust met een manueel regelbare
rem. Neem contact op met uw dealer als de rem niet
goed werkt.
Olie verversen
Gebruikte olie is gevaarlijk afval en moet op de juiste manier
worden afgevoerd. Niet met huishoudelijk afval weggooien.
Raadpleeg de plaatselijke autoriteiten, het servicecentrum
of de dealer voor veilige manieren om het af te voeren/te re-
cyclen.
Oliefilter vervangen
Zie voor vervangingsintervallen de
Onderhoud
kaart.
1. Tap de olie uit de motor af. Zie de
Olie Verwijderen
sectie.
2. Verwijder de oliefilter (C) en gooi deze op de juiste
manier weg. Zie Afb. 7.
3. Smeer, voordat U het nieuwe oliefilter installeert, de
filterpakking in met verse, schone olie.
4. Installeer het oliefilter met de hand tot de pakking de
oliefilteradapter raakt, draai het oliefilter dan nog 1/2
tot 3/4 slag vast.
5. Vul olie bij. Zie het hoofdstuk
Olie bijvullen.
6. Start de motor en laat deze draaien. Controleer terwijl
de motor opwarmt op olielekkages.
7. Stop de motor en controleer het oliepeil. Het moet tot
de “FULL (=vol) markering op de peilstok komen.
Olie verwijderen
1. Ontkoppel, met de motor uit maar nog steeds warm,
de bougiekabel (A, Afb. 21) en houd deze weg van de
bougie.
2. Verwijder de peilstok (D).
Standaard olie aftapplug
1. Verwijder de olie aftapplug (B, Afb. 21). Tap de olie af in
een goedgekeurde container.
2. Installeer nadat de olie is afgetapt de olie aftapplug en
draai deze vast.
Optionele snelle olie aftap
1. Ontkoppel de olie aftapslang (G) van de zijkant
van de motor.
2. Draai en verwijder de olie aftapdop (H). Laat de snelle
olie aftap voorzichtig (I) in een goedgekeurde con-
tainer zakken (J).
3. Installeer nadat de olie is afgetapt de olie aftapdop.
Bevestig de olie aftapslang aan de zijkant van de
motor.
27
Olie bijvullen
Plaats de motor waterpas.
Reinig rond de olievulopening.
Raadpleeg het hoofdstuk Specificaties voor de olieca-
paciteit.
1. Verwijder de peilstok (D) en veeg deze af met een
schone doek (Afb. 21).
2. Giet de olie langzaam in de olievulopening van de
motor (E). Niet overvullen. Wacht na het olie bijvullen
een minuut en controleer dan het oliepeil.
3. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
4. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het
moet tot de “FULL (=vol) markering (F) op de peilstok
komen.
5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
Opslag
28
ONDERHOUD
WAARSCHUWING
Brandstof en zijn dampen zijn uiterst
brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige
brandwonden of de dood veroorzaken.
Start of gebruik de motor nooit met verwijderde
luchtreiniger (indien de motor hiermee is uitgerust) of
verwijderd luchtfilter (indien de motor hiermee is
uitgerust).
Luchtfilter onderhouden
OPGEPAST: Gebruik geen perslucht of oplosmiddelen om
de luchtfilter te reinigen. Perslucht kan de filter beschadigen
en oplosmiddelen zullen de filter oplossen. Het luchtfiltersys-
teem gebruikt een plat of ovaal patroon. Sommige modellen
zijn ook uitgerust met een voorfilter dat uitgewassen en
hergebruikt kan worden.
1. Verwijder het deksel (A, Afb. 8).
2. Verwijder de filter (C) en de voorfilter (B).
3. Tik om vuil los te maken voorzichtig tegen een hard
oppervlak. Wanneer de filter erg vuil is, vervang deze
dan door een nieuwe filter.
4. Was de voorfilter in een vloeibaar oplosmiddel en
water. Laat deze dan grondig drogen. De voorfilter niet
inoliën.
5. Zet het droge voorfilter en filter in de houder op de
motor (D).
6. Installeer het deksel.
WAARSCHUWING
Draaiende motoren produceren hitte.
Motoronderdelen, vooral de uitlaat, worden
uiterst heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij
contact.
Brandbaar vuil, zoals bladeren, gras, hout, enz.,
kan in brand geraken.
Laat uitlaat, motorcilinder en vinnen afkoelen voordat
deze aangeraakt worden.
Verwijder al het zichtbare afvalmateriaal uit de
motorruimte.
Inspectie van de geluiddemper
WAARSCHUWING:
Vervangingsonderdelen moeten originele zijn
en op dezelfde manier worden gemonteerd als de
oorspronkelijke onderdelen, anders kan brand
optreden.
WAARSCHUWING
Berg de machine (met brandstof) nooit op in een
afgesloten, slecht geventileerde ruimte. De kans
bestaat dat benzinedampen in contact komen
met een ontstekingsbron (zoals een geiser,
boiler, enz.) en een explosie veroorzaken.
Brandstofdampen zijn ook giftig voor mens en
dier.
Als u brandstof bewaart of apparatuur met brandstof in
de tank
Sla het niet op in de buurt van ovens, kachels,
waterverwarmers of andere toestellen met waakvlammen
of andere ontstekingsbronnen
omdat ze benzinedampen kunnen ontsteken.
Apparatuur
Schakel de PTO uit, trek de handrem aan en verwijder de
sleutel uit het contact.
De accu zal langer meegaan als deze wordt verwijderd. Zet
deze op een koele, droge plaats en laad deze één keer per
maand volledig op. Als u de accu in de zitmaaier laat zitten,
moet u minkabel loskoppelen.
Brandstofsysteem
Brandstof kan verschalen als het langer dan 30 dagen wordt
bewaard. Verschaalde brandstof kunnen leiden tot zuur- en
gomafzettingen in het brandstofsysteem of op essentiële
carbureteuronderdelen. Om de brandstof vers te houden, kunt
u Briggs & Stratton FUEL FIT® brandstofstabilisator
gebruiken, dat als een vloeibare additief or een
druppelconcentraatpatroon verkrijgbaar is.
U hoeft de benzine niet uit de motor af te tappen als een
brandstofstabilisator volgens de instructies wordt toegevoegd.
Laat de motor 2 minuten lopen zodat de stabilisator door het
brandstofsysteem kan circuleren. De motor en de brandstof
kunnen dan maximaal 24 maanden worden bewaard.
Als de benzine in de motor niet met een brandstofstabilisator
is behandeld, moet het in een goedgekeurde bak worden
afgetapt. Laat de motor lopen totdat het door gebrek aan
brandstof stopt. Het gebruik van een brandstofstabilisator in
de opslagcontainer wordt aanbevolen om de brandstof vers te
houden.
Motorolie
Ververs de motorolie als de motor nog warm is. Zie
Olie
verversen.
Voordat u het apparaat start nadat het werd opgeslagen:
Controleer het peil van alle vloeistoffen. Controleer alle
onderhoudspunten.
Voer alle aanbevolen controles en procedures in deze
handleiding uit.
Laat de motor enkele minuten warmlopen voordat u het
toestel gebruikt.
www.simplicitymfg.com
BRIGGS & STRATTON POWER PRODUCTS GROUP, L.L.C. GARANTIEBELEID VOOR EIGENAREN
BEPERKTE GARANTIE
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC zal alle onderdelen van het apparaat met materiaal- en/of fabricagefouten
gratis repareren en/of vervangen. Briggs & Stratton Corporation zal alle onderdelen van de Briggs and Stratton motor* met
materiaal- en/of fabricagefouten gratis repareren en/of vervangen. Transportkosten voor producten die worden teruggestuurd
ter reparatie of vervanging onder deze garantie komen voor rekening van de koper. Deze garantie is van kracht gedurende de
onderstaande perioden en onderworpen aan de onderstaande voorwaarden. Voor garantieservice kunt u de dichtstbijzijnde
erkende servicedealer vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op www.BriggsandStratton.
Er wordt geen andere expliciete garantie afgegeven. Impliciete garanties, inclusief voor verkoopbaarheid en geschiktheid voor
een bepaald doel, zijn beperkt tot één jaar na aankoop of in de wettelijke toegestane mate. Aansprakelijkheid voor incidentele
of gevolgschade wordt uitgesloten voorzover dit wettelijk toegestaan is.
Sommmige staten of landen staan geen beperkingen toe over de periode waarin een impliciete garantie geldig is, en sommige
staten of landen staan geen uitsluiting of beperking van incidentele of gevolgschade toe, zodat de bovenstaande beperking
en uitsluitingen mogelijk niet op u van toepassing zijn. Deze garantie geeft u specifieke wettelijke rechten en u kunt eveneens
andere rechten hebben per staat of per land verschillen.
GARANTIEPERIODE
De garantieperiode start op de datum van aankoop door de eerste consument (detailhandel) of commerciële eindgebruiker
en is geldig gedurende de hierboven vermelde periode. “Consumentengebruik” betekent persoonlijk huishoudelijk gebruik
door een particuliere consument. “Commercieel gebruik” betekent ieder ander gebruik, inclusief het gebruik voor commerciële
huurdoeleinden of voor het genereren van inkomen. Zodra het product commercieel is gebruikt, zal het daarna in het kader van
deze garantie worden beschouwd als commercieel gebruik.
Er is geen garantieregistratie vereist om een garantie op Briggs & Stratton-producten te krijgen. Bewaar uw kwitantie als
aankoopbewijs. Als u geen bewijs kunt leveren van de oorspronkelijke datum op het moment waarop u om garantieservice
verzoekt, zal de productiedatum van het product worden gebruikt om te bepalen of het product onder de garantie valt.
OVER UW GARANTIE
U zijn altijd bereid reparaties uit te voeren die onder de garantie vallen en verontschuldigen ons bij voorbaat bij u voor het
eventuele ongemak. Garantieservice wordt alleen verleend door servicedealers die door Briggs & Stratton of BSPPG, LLC zijn
erkend.
De meeste reparaties die onder de garantie vallen, worden routinematig afgehandeld, maar aan bepaalde garantieverzoeken
kan soms niet worden voldaan. Deze garantie geldt alleen voor materiaal- en/of fabricagefouten. Het geldt niet voor schade die is
veroorzaakt door verkeerd gebruik of misbruik, verkeerd onderhoud of reparatie, normale slijtage of het gebruik van verschaalde of
niet-goedgekeurde brandstof.
Verkeerd gebruik en misbruik - Het juiste, bedoelde gebruik van dit product wordt beschreven in de gebruikershandleiding. Als
u het product gebruikt op een manier die niet is beschreven in de gebruikershandleiding of als u het product gebruikt nadat het is
beschadigd, vervalt uw garantie. Garantie is niet toegestaan als het serienummer op het product is verwijderd of als het product op
een of andere manier is gewijzigd of aangepast, of als het product blijkt te zijn mishandeld zoals herkenbaar is aan inslagschade of
beschadiging door water/chemische corrosie.
Verkeerd onderhoud of reparatie - Dit product moet worden onderhouden volgens de procedures en schema’s in de
gebruikershandleiding en voor service- en reparatiewerkzaamheden moeten originele Briggs & Stratton-onderdelen worden
gebruikt. Schade die is veroorzaakt door gebrekkig onderhoud of het gebruik van niet-originele onderdelen valt niet onder de
garantie.
Normale slijtage - Net zoals alle mechanische apparaten is ook uw apparaat onderhevig aan slijtage zelfs als het goed wordt
onderhouden. Deze garantie dekt de reparatie niet wanneer de levensduur van een onderdeel of het apparaat door normaal
gebruik is verstreken. Onderhouds- en aan slijtage onderhevige onderdelen zijn bijvoorbeeld filters, riemen, snijbladen en
remblokken (met uitzondering van motorremblokken). Deze vallen niet onder de garantie als het om slijtagekenmerken gaat, maar
wel als er sprake is van materiaal- en/of fabricagefouten.
Verschaalde brandstof - Om goed te werken, heeft dit product brandstof nodig dat voldoet aan de specificaties in de
gebruikershandleiding. Schade die is veroorzaakt door verschaalde brandstof (lekkage van de carburateur, verstopte
brandstofslangen, klevende kleppen etc) vallen niet onder de garantie.
* Geldt alleen voor Briggs and Stratton-motoren. De garantie voor niet-Briggs and Stratton-motoren wordt gegeven door de motorfabrikant.
Item Consumentengebruik Commercieel gebruik:
Apparatuur 2 jaar n/a
Motor* 2 jaar n/a
Batterij 1 jaar n/a
NL
32
MOTOR
18 pk* Briggs & Stratton
Merk Briggs & Stratton
Paardenkracht 18 @ 2700 +/- 100 rpm
Cilinderinhoud 656 cc (40,03 cu in)
Elektrisch systeem 12 Volt, 16 ampère dynamo, accu:
startsterkte (bij koude start): 230 amp.
Oliecapaciteit 1,8-1,9 l (62-64 oz)
Elektrodenafstand bougies 0,76 mm (0,030 in.)
Aanhaalmoment bougie 20 Nm (180 in-lb)
24 pk* Briggs & Stratton
Merk Briggs & Stratton
Paardenkracht 24 @ 2700 +/- 100 rpm
Cilinderinhoud 724 cc (44,18 cu in)
Elektrisch systeem 12 Volt, 16 ampère dynamo, accu:
startsterkte (bij koude start): 230 amp.
Oliecapaciteit 1,8-1,9 l (62-64 oz)
Elektrodenafstand bougies 0,76 mm (0,030 in.)
Aanhaalmoment bougie 20 Nm (180 in-lb)
Serviceonderdelen Onderdeelnummer
Ontstoorde bougie 491055
Levenslang platina 5066
bougie
Luchtfilter 499486
Voorreiniger 273638
Oliefilter 492932
Brandstoffilter 691035
CHASSIS
Inhoud brandstoftank Capaciteit: 10 l (2,6 gal)
Achterwielen Bandenmaat: 22 x 8,8
Bandenspanning: 0,68 bar (10 psi)
Voorwielen Bandenmaat: 15 x 6,6
Bandenspanning: 0,96 bar (14 psi)
TRANSMISSIE
K46
Type Hydrostatic Tuff Torq K46
Motorolie Synthetisch 5W30
Snelheden @ 3400 omw./min. Vooruit: 0-8,7 km/h (0-5,4 MPH)
achteruit: 0-3,7 km/h (0-2,3 MPH)
Continu beschikbaar koppel 170 ft-lbs
Nominale waarde trekstang 227 lbs (103 kg)
Maximale asdruk 675 lbs (306 kg)
MAAIDEK
Maaibreedte 102 cm (40 in.)
Aantal bladen 2
Platform basisdek Afvoer naar achteren
Maaihoogte 2,5-8,0 cm (0.98-3.15 in.)
Maaistanden 7
AFMETINGEN
Totale lengte 2030 mm (79.9 in.)
Totale breedte 1070 mm (42,1 in.)
Hoogte 1190 mm (46.9 in.)
Gewicht 270 kg (595 lbs)
*Briggs & Stratton modellen: Het nominale brutovermogen voor afzonderlijke modellen met benzinemotor wordt gegeven volgens SAE
(Society of Automotive Engineers), code J1940 (Small Engine Power and Torque Rating Procedure) en het nominale vermogen is
verkregen en gecorrigeerd volgens SAE J1995 (herzien 2002-05). Torsiewaarden zijn afgeleid bij 3060 RPM; paardenkrachtwaarden
zijn afgeleid bij 3600 RPM. Werkelijk totaal motorvermogen zal minder zijn en wordt ondermeer beïnvloed door omgevingscondities en
variaties in motoren onderling. Gezien het brede productaassortiment waarop onze motoren worden aangebracht en de vele
verschillende omgevingsfactoren die van toepassing zijn op het gebruik van de machines, zal de benzinemotor niet het nominale
brutovermogen ontwikkelen wanneer hij wordt gebruikt in een met de motor aangedreven machine (feitelijk vermogen ter plaatse of
netto pk). Dit verschil komt vanwege diverse factoren waaronder, maar niet uitsluitend, accessoires (luchtfilter, uitlaat, opladen, koelen,
carburator, brandstofpomp, etc.), toepassingsbeperkingen, omgevingscondities (temperatuur, accessoires, hoogte) en verschillen in
motoren onderling. Vanwege beperkingen aan productie en capaciteit, kan het zijn dat Briggs & Stratton een motor met hoger nominaal
vermogen inzet in plaats van de standaard motor in deze serie.
SPECIFICATIES
ONDERDELEN EN ACCESSOIRES
Onderdelen
Wij raden u aan een erkende Simplicity/Briggs & Stratton
dealer in te schakelen voor alle onderhouds- en
servicewerkzaamheden aan de zitmaaier/motor en
onderdelen daarvan.
Grondschuiverblad, 107 cm (42 in.)
Stortkar
Afvoerpijp achter
Gewichthouder voor achterkant
Achterwielgewichten, 14 kg (31 lbs)
Eentrapssneeuwruimer
Sneeuwcabine
Accessoires
De volgende accessoires zijn verkrijgbaar voor deze
zitgrasmaaier. Neem voor nadere informatie contact op
met een erkende Simplicity dealer:
www.simplicitymfg.com
/