Documenttranscriptie
Nederlands
WAARSCHUWING
Om het gevaar van brand of elektrische
schokken te verkleinen, mag het apparaat
niet worden blootgesteld aan regen of
vocht.
Stel de batterijen niet bloot aan
overmatige hitte zoals zonlicht, vuur
en dergelijke.
LET OP
het vrijwaren van natuurlijke bronnen.
Voor meer details in verband met het
recyclen van dit product, neemt u contact
op met de gemeentelijke instanties, het
bedrijf of de dienst belast met de
verwijdering van huishoudafval of de
winkel waar u het product hebt gekocht.
Geldt ook voor deze accessoires:
Afstandsbediening
Verwijdering van oude batterijen (in
de Europese Unie en andere
Europese landen met afzonderlijke
inzamelingssystemen)
U moet de batterij alleen vervangen door
een batterij van het opgegeven type. Als u
dit niet doet, kan dit brand of letsel tot
gevolg hebben.
Voor klanten in Europa
Verwijdering van oude elektrische en
elektronische apparaten
(Toepasbaar in de Europese Unie en
andere Europese landen met
gescheiden ophaalsystemen)
Het symbool op het product of op de
verpakking wijst erop dat dit product niet
als huishoudelijk afval mag worden
behandeld. Het moet echter naar een plaats
worden gebracht waar elektrische en
elektronische apparatuur wordt gerecycled.
Als u ervoor zorgt dat dit product op de
correcte manier wordt verwijderd,
voorkomt u voor mens en milieu negatieve
gevolgen die zich zouden kunnen voordoen
in geval van verkeerde afvalbehandeling.
De recycling van materialen draagt bij tot
2
NL
Dit symbool op de batterij of verpakking
wijst erop dat de meegeleverde batterij van
dit product niet als huishoudelijk afval
behandeld mag worden.
Door deze batterijen op juiste wijze af te
voeren, voorkomt u voor mens en milieu
negatieve gevolgen die zich zouden kunnen
voordoen in geval van verkeerde
afvalbehandeling. Het recycleren van
materialen draagt bij tot het vrijwaren van
natuurlijke bronnen.
In het geval dat de producten om redenen
van veiligheid, prestaties dan wel in
verband met data-integriteit een
permanente verbinding met batterij
vereisen, dient deze batterij enkel door
gekwalificeerd servicepersoneel vervangen
te worden. Om ervoor te zorgen dat de
batterij op een juiste wijze zal worden
behandeld, dient het product aan het eind
van zijn levenscyclus overhandigd te
worden aan het desbetreffende
inzamelingspunt voor de recyclage van
elektrisch en elektronisch materiaal.
Voor alle andere batterijen verwijzen we u
naar het gedeelte over hoe de batterij veilig
uit het product te verwijderen. Overhandig
de batterij bij het desbetreffende
inzamelingspunt voor de recyclage van
batterijen.
Voor meer details in verband met het
recyclen van dit product of batterij, neemt u
contact op met de gemeentelijke instanties,
het bedrijf of de dienst belast met de
verwijdering van huishoudafval of de
winkel waar u het product hebt gekocht.
Dit product is getest en voldoet aan de
beperkingen die zijn uiteengezet in de
EMC-richtlijn voor het gebruik van een
verbindingskabel van minder dan 3 meter.
Let op
De elektromagnetische velden bij de
specifieke frequenties kunnen het beeld en
het geluid van dit apparaat beïnvloeden.
Kennisgeving
Als de gegevensoverdracht halverwege
wordt onderbroken (mislukt) door statische
elektriciteit of elektromagnetische storing,
moet u de toepassing opnieuw starten of de
verbindingskabel (USB, enzovoort)
loskoppelen en opnieuw aansluiten.
Kennisgeving voor klanten
in de landen waar EUrichtlijnen van toepassing
zijn
De fabrikant van dit product is Sony
Corporation, 1-7-1 Konan Minato-ku
Tokyo, 108-0075 Japan. De geautoriseerde
vertegenwoordiger voor EMC en
productveiligheid is Sony Deutschland
GmbH, Hedelfinger Strasse 61, 70327
Stuttgart, Duitsland. Voor kwesties met
betrekking tot service of garantie kunt u het
adres in de afzonderlijke service- en
garantiedocumenten gebruiken.
NL
3NL
Opmerkingen over het gebruik van de camera
Geen compensatie voor de inhoud
van de opnamen
Voor mislukte opnamen door een
gebrekkige werking van uw camera, een
geheugenkaart, enz. kan geen
schadevergoeding worden geëist.
Aanbeveling reservekopie
Om mogelijk verlies van beeldgegevens te
voorkomen, dient u altijd een (reserve)
kopie van de gegevens op een ander
medium te maken.
Opmerkingen over de LCD-monitor
en lens
• De LCD-monitor is vervaardigd met
gebruikmaking van uiterst nauwkeurige
precisietechnologie zodat meer dan
99,99% van de pixels effectief kan
worden gebruikt. Het is echter mogelijk
dat enkele kleine zwarte punten en/of
oplichtende punten (wit, rood, blauw of
groen) permanent op de LCD-monitor
zichtbaar zijn. Dit is een normaal gevolg
van het productieproces en heeft geen
enkele invloed op de beelden.
Zwarte, witte,
rode, blauwe en
groene punten
• Stel de camera niet bloot aan direct zonlicht.
Als het zonlicht wordt weerkaatst op een
voorwerp in de buurt, kan brand ontstaan.
Als u de camera toch in direct zonlicht moet
plaatsen, bevestigt u de lensdop.
• Op een koude plaats kunnen beelden een
schaduw vormen op de LCD-monitor.
Dit is normaal. Als u de camera op een
koude plaats inschakelt, kan de LCDmonitor tijdelijk donker zijn. Als de
camera is opgewarmd, zal de LCDmonitor normaal werken.
4
NL
• Duw niet op de LCD-monitor. De
kleuren op de LCD-monitor kunnen
veranderen waardoor zich een storing
kan voordoen.
Waarschuwing over copyright
Televisieprogramma's, films, videobanden
en ander materiaal kunnen beschermd zijn
door auteursrechten. Het zonder
toestemming opnemen van dergelijk
materiaal, kan in strijd zijn met de wetten
op de auteursrechten.
De afbeeldingen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
De foto's die in deze gebruiksaanwijzing als
voorbeelden worden gebruikt, zijn
gereproduceerde beelden die niet
daadwerkelijk met deze camera zijn
opgenomen.
Inhoud
Opmerkingen over het gebruik van de camera .................. 4
De camera
voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren ........................... 8
De accu voorbereiden ........................................................ 9
Een lens bevestigen ......................................................... 14
Een geheugenkaart plaatsen ............................................ 16
De camera voorbereiden .................................................. 20
De bijgeleverde accessoires gebruiken ............................ 22
Controleren hoeveel beelden kunnen worden opgenomen
..................................................................................... 26
Reiniging ......................................................................... 28
Alvorens te
bedienen
Plaats van de onderdelen en schermindicators ................ 31
Voorkant ..................................................................... 31
Achterkant .................................................................. 32
Zijkanten/onderkant ................................................... 33
LCD-monitor (opname-informatie) ........................... 34
Weergavepaneel ......................................................... 37
Zoeker ........................................................................ 38
Een functie/instelling selecteren ...................................... 40
Functies selecteren op het Functies-scherm ............... 41
Beelden
opnemen
De automatische instelling gebruiken voor een
opname ....................................................................... 42
Belichtingsfunctie ............................................................ 44
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie
gebruiken ........................................................... 44
Fotograferen met diafragmavoorkeur .................... 46
Opnemen met sluitertijdvoorkeur .......................... 47
Opnamen maken met handmatige belichting ........ 48
Opnemen met BULB ............................................. 49
De
opnamefunctie
gebruiken
De scherpstelfunctie selecteren ....................................... 51
De scherpstelfunctie selecteren (Atomatisch
scherpstellen) .................................................... 51
De scherpstelveld selecteren ...................................... 53
Opnemen met scherpstelvergrendeling ...................... 54
AF-hulplicht ............................................................... 55
Opnamen maken met handmatige scherpstelling ....... 55
Opnamen maken met directe handmatige scherpstelling
............................................................................ 56
AF/MF gemakkelijk schakelen .................................. 57
5NL
Een flitser (niet bijgeleverd) gebruiken ........................... 58
De flitsfunctie selecteren ............................................ 59
Opnemen met langzame flitssynchronisatie ............... 60
Opnemen met hoge snelheidssynchronisatie (HSS)
............................................................................ 61
Een flitser gebruiken die is uitgerust met een
flitssynchronisatie aansluitingkabel ................... 61
De helderheid van het beeld wijzigen (Lichtmeting,
Belichting, flitscompensatie) ...................................... 63
De lichtmeetfunctie selecteren ................................... 63
De belichting compenseren ........................................ 64
Een opname maken met een vastgelegde helderheid
(AE-vergrendeling) ........................................... 65
De hoeveelheid flitslicht (Flitscompensatie) aanpassen
............................................................................ 67
Instelling ISO ................................................................... 68
De kleurtinten (Witbalans) instellen ................................ 69
Automatische/vooringestelde witbalans ..................... 70
Het instellen van de kleurtemperatuur en een filtereffect
............................................................................ 71
Eigen witbalans .......................................................... 72
Beeldverwerking .............................................................. 74
De dynamisch-bereikoptimalisatie gebruiken ............ 74
Een instelling gebruiken ............................................. 75
De transportfunctie selecteren ......................................... 78
Enkele opnamen nemen ............................................. 78
Continu opnemen ....................................................... 79
De zelfontspanner gebruiken ...................................... 80
Opnamen maken met Belichtingsbracket ................... 80
Opnemen met de witbalans-bracket ............................ 82
Opnemen met de geavanceerde DRO-bracketopname
............................................................................ 82
Opnemen met de spiegelvergrendelfunctie ................ 82
Opnemen met de afstandsbediening ........................... 83
De voorbeeldfunctie gebruiken ....................................... 84
Uw persoonlijke instellingen opslaan .............................. 86
Beelden weergeven .......................................................... 87
De
weergavefuncties De informatie over opgenomen beelden controleren ...... 93
Beelden wissen (Wissen) ................................................. 95
gebruiken
Beelden bekijken op een tv-scherm ................................. 96
6
NL
Het menu
gebruiken
Menufunctielijst ............................................................. 100
Menu Opname 1 ...................................................... 102
Menu Opname 2 ...................................................... 105
Menu Opname 3 ...................................................... 107
Menu Opname 4 ...................................................... 109
Menu Custom 1 ......................................................... 111
Menu Custom 2 ......................................................... 113
Menu Custom 3 ......................................................... 116
Menu Weergave 1 ................................................... 118
Menu Weergave 2 ................................................... 121
Menu Setup 1 ............................................................ 122
Menu Setup 2 ............................................................ 124
Menu Setup 3 ............................................................ 127
Menu Setup 4 ............................................................ 130
Beelden bekijken Beelden kopiëren naar uw computer ............................. 133
op uw computer Beelden bekijken op uw computer ................................ 137
De software gebruiken ................................................... 141
Beelden
afdrukken
Beelden afdrukken door de camera aan te sluiten op een
printer die compatibel is met PictBridge .................. 148
Overige
Technische gegevens ..................................................... 153
Problemen oplossen ....................................................... 157
Waarschuwingsme-dedelingen ...................................... 164
Voorzorgsmaatregelen ................................................... 167
Index ............................................................................. 170
7NL
De camera voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren
Het cijfer tussen haakjes geeft het aantal stuks aan.
• BC-VM10 Acculader (1)/
Netsnoer (1)
• Oplaadbare accu NP-FM500H
(1)
• Draadloze afstandsbediening
(afstandsbediening) (1)
• Afstandsbedieningsclip (1)
• USB-kabel (1)
• Videokabel (1)
8
NL
• Schouderriem (1)
• Lensvattingdop (1) (bevestigd op
de camera)
• Accessoireschoenafdekking (1)
(bevestigd op de camera)
• Oogschelp (1) (bevestigd op de
camera)
• Cd-rom (toepassingssoftware
voor α camera) (1)
• Gebruiksaanwijzing (deze
gebruiksaanwijzing) (1)
De accu voorbereiden
Zorg ervoor dat u de NP-FM500H "InfoLITHIUM" accu (bijgeleverd)
oplaadt als u de camera voor het eerst gebruikt.
De "InfoLITHIUM" accu kan zelfs worden opgeladen als deze niet volledig
leeg is.
Het kan tevens worden gebruikt als hij niet volledig is opgeladen.
1 Plaats de accu in de acculader.
Duw de accu erin totdat deze vastklikt.
De camera voorbereiden
De accu opladen
2 Sluit het netsnoer aan.
Lampje aan: Opladen
Lampje uit: Klaar (normale lading)
Eén uur nadat het lampje uit is gegaan:
volledig opgeladen
CHARGE-lamp
Naar een
stopcontact
Over de oplaadtijd
• De vereiste tijd voor het opladen van een volledig lege accu (bijgeleverd)
bij een temperatuur van 25°C is als volgt.
Volledige lading
Normale lading
Ong. 235 min.
Ong. 175 min.
• Afhankelijk van de resterende accucapaciteit of de
oplaadomstandigheden kan de oplaadtijd langer of korter zijn.
9NL
• We raden u aan om de accu op te laden bij een omgevingstemperatuur
van 10 tot 30°C. Bij hogere of lagere temperatuur kan het zijn dat u de
accu niet efficiënt kunt opladen.
Opmerkingen
• Sluit de acculader aan op een gemakkelijk bereikbaar stopcontact in de buurt.
• Zelfs als het CHARGE-lampje niet brandt, is de acculader niet losgekoppeld van de
wisselstroombron zolang de stekker ervan in het stopcontact zit. Als zich een
probleem voordoet tijdens het gebruik van de acculader, onderbreekt u de
stroomvoorziening onmiddellijk door de stekker uit het stopcontact te trekken.
• Als het opladen klaar is, trekt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en
haalt u de accu uit de acculader. De levensduur van de accu kan korter worden als u
deze opgeladen in de acculader laat zitten.
• Laat geen andere accu dan de accu van de "InfoLITHIUM" M reeks op in de
acculader (bijgeleverd) met uw camera. Als u andere accu's dan de bijgeleverde accu
probeert op te laden, kunnen deze gaan lekken, oververhit raken of exploderen,
waardoor gevaar van letsel als gevolg van elektrocutie en brandwonden ontstaat.
• Als het CHARGE-lampje knippert, kan dit een accufout aangeven of het feit dat een
andere accu dan het opgegeven type is geplaatst. Controleer of de geplaatste accu
van het opgegeven type is. Als de accu van het opgegeven type is, verwijdert u de
accu, vervangt u deze door een nieuwe of een andere, en controleert u of de
acculader nu wel goed werkt. Als de acculader nu wel goed werkt, kan een accufout
zijn opgetreden.
• Als de acculader vuil is, is het mogelijk dat de accu niet goed wordt opgeladen.
Maak de acculader schoon met een droge doek, enz.
De camera in het buitenland gebruiken — Stroomvoorziening
U kunt de camera, de acculader en de netspanningsadapter/acculader ACVQ900AM (niet bijgeleverd) in elk land of gebied gebruiken met een
stroomvoorziening van 100 V t/m 240 V wisselstroom van 50/60 Hz.
Gebruik indien nodig een in de handel verkrijgbare stekkeradapter [a],
afhankelijk van het type stopcontact [b].
Opmerking
• Gebruik geen elektronische transformator (reistrafo), omdat hierdoor een storing kan
optreden.
10
NL
De opgeladen accu in de camera plaatsen
1 Open het accuklepje terwijl u de
De camera voorbereiden
hendel van het accuklepje
verschuift.
2 Verschuif de
vergrendelingshendel met de
punt van de accu en stop de accu
helemaal in de camera.
Vergrendelingshendel
3 Sluit het accuklepje.
De accu verwijderen
Schakel de camera uit, en verschuif de
vergrendelingshendel in de richting van
de pijl. Wees voorzichtig dat de accu niet
valt.
Vergrendelingshendel
11NL
De resterende acculading controleren
Zet de stroomschakelaar op ON en controleer het niveau van de lading op
de LCD-monitor. Buiten de volgende indicators wordt het niveau ook
aangegeven door percentages.
"Accu leeg"
Accuniveau
Hoog
Laag
U kunt geen foto's
meer maken.
Wat is een "InfoLITHIUM" accu?
Een "InfoLITHIUM" accu is een lithium-ionbatterij die functies bevat voor
het uitwisselen van informatie met betrekking tot de
gebruiksomstandigheden van uw camera. Wanneer u de "InfoLITHIUM"
accu gebruikt, wordt de resterende accuduur weergegeven in percentages
op basis van de gebruiksomstandigheden van uw camera.
Opmerkingen
• Het weergegeven niveau zal in bepaalde omstandigheden mogelijk niet correct zijn.
• Laat de accu niet nat worden. De accu is niet waterdicht.
• Laat de accu niet liggen op zeer warme plaatsen, zoals in een voertuig of in direct
zonlicht.
Verkrijgbare accu's
Gebruik alleen een NP-FM500H-accu. De types NP-FM55H, NP-FM50 en
NP-FM30 kunnen niet worden gebruikt.
Het aantal beelden dat kan worden opgenomen
Het aantal beelden dat u bij benadering kunt opnemen is 880 wanneer u de
camera met volle accu gebruikt.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden kunnen de werkelijke
aantallen lager uitvallen dan hier aangegeven.
• Het aantal wordt berekend aan de hand van een volle accu en voor de
volgende omstandigheden:
– Bij een omgevingstemperatuur van 25°C.
– [Kwaliteit] is ingesteld op [Fijn].
– De functie voor het scherpstellen is ingesteld op AF-A (Automatisch AF).
– Als u iedere 30 seconden eenmaal opneemt.
– Als de camera na elke tien opnamen eenmaal wordt uit- en
ingeschakeld.
12
NL
Doeltreffend gebruik van de accu
Bij lage temperaturen verminderen de prestaties van de accu. Op koude
plaatsen kan de accu daarom minder lang worden gebruikt. Wij bevelen het
volgende aan om de accu langer mee te laten gaan: bewaar de accu in een
van de zakken van uw kleding om deze op te warmen, en plaats deze in de
camera vlak voordat u begint met opnemen.
De camera voorbereiden
• De meetmethode is gebaseerd op de CIPA-norm.
(CIPA: Camera & Imaging Products Association)
• De acculading neemt af naarmate deze langer wordt gebruikt en tevens
met het verstrijken van de tijd .
• Het aantal beelden dat kan worden opgenomen is lager in de volgende
omstandigheden:
– wanneer de omgevingstemperatuur laag is;
– wanneer de camera veelvuldig wordt in- en uitgeschakeld;
– de functie voor het scherpstellen is ingesteld op AF-C (Continu AF).
– wanneer de camera langdurig blijft scherpstellen zonder opnames te
maken, inclusief de situaties waarbij u de ontspanknop halverwege
ingedrukt houdt.
Levensduur van de accu
• De levensduur van de accu is beperkt. De capaciteit van de accu neemt
geleidelijk af naarmate u deze meer gebruikt en de tijd verstrijkt. Als de
gebruiksduur van de accu aanzienlijk korter lijkt te worden, is de meest
waarschijnlijke oorzaak dat het einde van de levensduur van de accu is
bereikt. Koop een nieuwe accu.
• De levensduur van de accu wordt bepaald door de manier waarop deze
wordt bewaard en door de omstandigheden en omgeving waarin de accu
wordt gebruikt.
Hoe u de accu moet bewaren
Om de levensduur van de accu te verlengen als de accu gedurende een
lange tijd niet gebruikt wordt, laadt u deze eenmaal per jaar volledig op en
verbruikt u de lading volledig met uw camera, voordat u de accu weer
bewaart op een droge, koele plaats.
13NL
Een lens bevestigen
1 Haal de lensvattingdop van de camera af en haal de lensdop
voor de achterkant van de lens af.
2 Lijn eerst de oranje
uitlijnmarkeringen op de lens en
de camera op elkaar uit.
Oranje indexmarkeringen
3 Draai vervolgens de lens
rechtsom tot deze met een klik
wordt vergrendeld.
• Bij het bevestigen van de lens, mag u
de lensontgrendelingsknop niet
indrukken.
Opmerkingen
• De sluiter kan niet worden ontspannen als de lens niet is bevestigd, behalve als de
functiekeuzeknop is ingesteld op M (blz. 48).
• Het gebruik van een DT-lens wordt niet gegarandeerd omdat de hoeken van de
velden donkerder zijn en de camera niet voldoet aan de primaire AE-prestatienorm.
De lens verwijderen
1 Druk de lensontgrendelingsknop
helemaal in en draai de lens
linksom tot aan de aanslag.
• Als u de lens verwisselt, doe dit dan
snel en op een stofvrije plaats om
ervoor te zorgen dat er geen stof in de
camera binnendringt.
14
NL
Lensontgrendelingsknop
2 Plaats de lensdop weer op de lens en bevestig de
lensvattingsdop op de camera.
• Verwijder stof van de dop alvorens u deze weer plaatst.
Als er stof of vuil op de beeldsensor terechtkomt
Reinig de beeldsensor in de [Reinigen] van het menu Setup (blz. 29).
De camera voorbereiden
Opmerking over verwisseling van de lens
De camera is uitgerust met een stofpreventiefunctie om te voorkomen dat
stof op de beeldsensor komt. Toch moet u de lens snel en op een stofvrije
plaats verwisselen als u een lens bevestigt/verwijdert zodat stof en vuil niet
in de camera komt als u de lens bevestigt/verwijdert.
15NL
Een geheugenkaart plaatsen
U kunt een CompactFlash-kaart (CF-kaart) of Microdrive of "Memory
Stick Duo" gebruiken als geheugenkaart.
1 Open de klep van het
geheugenkaart compartiment.
2 Plaats een geheugenkaart (niet
Aansluitingszijde
bijgeleverd) met de
aansluitingszijde naar voren (de
aansluitingszijde heeft een aantal
kleine gaatjes).
Plaats de bovenkant met het etiket in
de richting van de LCD-monitor.
• Voor een "Memory Stick Duo" steek
het volledig in de camera tot deze op
zijn plaats klikt.
Aansluitingszijde
3 Sluit het deksel van het geheugenkaart compartiment.
Opmerking
• In de standaardinstelling wordt een CF-kaart geselecteerd als geheugenkaart. Indien
u een "Memory Stick Duo" gebruikt, dient u de geheugenkaartinstelling te wijzigen
(blz. 17).
16
NL
De geheugenkaart verwijderen
Uitwerphendel van de
Toegangslampje
Om op te nemen met een "Memory Stick Duo"
Volg de stappen hieronder nadat u de camera heeft aangezet om de
geheugenkaartinstelling om te wisselen.
De camera voorbereiden
Controleer of het toegangslampje niet is
opgelicht en open vervolgens de klep van
de geheugenkaart.
CompactFlash/Microdrive: Duw de
uitwerphendel van de CF-kaart omlaag.
Trek de geheugenkaart eruit als deze een
klein beetje uitgeworpen is.
"Memory Stick Duo": Duw eenmaal op
de "Memory Stick Duo".
1 Druk
op de Fn-knop zodat het
Functies-scherm verschijnt (blz. 41).
2 Selecteer
het geheugenkaartonderdeel
met v/V/b/B op de multiselectieschakelaar.
3 Selecteer
met het instelwiel voor
of achter.
• U kunt de kaart ook selecteren met
[Geheugenkaart] in het
menu Setup
(blz. 124).
Instelwiel voor
Instelwiel achter
17NL
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
• De geheugenkaart kan als deze zopas lang is gebruikt, heet zijn. Wees
voorzichtig als u de kaart vastpakt.
• Verwijder de geheugenkaart of de accu niet als het toegangslampje aan is,
schakel in dat geval ook de camera niet uit. De gegevens kunnen
beschadigd worden.
• Er kunnen gegevens beschadigd raken als u een geheugenkaart dicht bij
magnetisch materiaal legt of als u de geheugenkaart gebruikt in een
omgeving die vatbaar is voor statische elektriciteit of elektrische ruis.
• We raden u aan om belangrijke gegevens op te slaan op bijvoorbeeld de
harde schijf van een computer.
• Wanneer u de geheugenkaart draagt of bewaart, plaatst u deze terug in het
doosje dat erbij geleverd werd.
• Stel de geheugenkaart niet bloot aan water.
• Raak de aansluitingen van de geheugenkaart niet aan met uw hand of een
metalen voorwerp.
Over de CF-kaart/Microdrive
• Zorg ervoor dat u CF-kaart/Microdriver in deze camera formatteert
wanneer u het voor het eerst gaat gebruiken.
• Verwijder het etiket van een CF-kaart/Microdrive niet of plak er geen
nieuw etiket over.
• Druk niet te hard op het etiket.
Over de "Memory Stick"
• "Memory Stick Duo": U kunt de "Memory Stick Duo"
samen met uw camera gebruiken.
• "Memory Stick": U kunt de "Memory Stick" niet voor
uw camera gebruiken.
• "Memory Stick PRO Duo" of "Memory Stick PRO-HG Duo" met een
capaciteit tot 16 GB zijn goedgekeurd voor gebruik in deze camera.
18
NL
• Wij kunnen de juiste werking van een "Memory Stick Duo" die op een
computer is geformatteerd, niet garanderen in deze camera.
• De lees-/schrijfsnelheid van de gegevens verschilt afhankelijk van de
combinatie van de "Memory Stick Duo" en de gebruikte apparatuur.
De camera voorbereiden
Opmerkingen over het gebruik van "Memory Stick Duo"
• Druk niet hard wanneer u in het aantekeningenvak schrijft.
• Bevestig geen etiket aan de "Memory Stick Duo".
• Zorg dat u de "Memory Stick Duo" nergens tegen aan stoot en niet verbuigt. Laat
deze ook niet vallen.
• Demonteer of wijzig de "Memory Stick Duo" niet.
• Laat de "Memory Stick Duo" niet liggen binnen het bereik van kleine kinderen. Zij
kunnen deze per ongeluk inslikken.
• Gebruik of bewaar de "Memory Stick Duo" niet in de volgende omstandigheden:
– Plaatsen met een hoge temperatuur, zoals in een hete auto die in de zon is
geparkeerd.
– Plaatsen die zijn blootgesteld aan direct zonlicht.
– Op vochtige plaatsen of plaatsen waar zich corrosieve stoffen bevinden.
19NL
De camera voorbereiden
De datum instellen
Als u de camera voor het eerst inschakelt, wordt het scherm voor de
instelling van de Datum/tijd weergegeven.
1 Zet de stroomschakelaar op ON
om de camera in te schakelen.
• Om de camera uit te schakelen, zet u
deze op OFF.
2 Controleer op de LCD-monitor of
[OK] is geselecteerd en druk
vervolgens op de multiselectieschakelaar.
3 Selecteer ieder onderdeel met
b/B, en stel de numerieke
waarde in met v/V.
4 Herhaal stap 3 om andere onderdelen in te stellen, en druk dan
op de multi-selectieschakelaar.
• Bij het wijzigen van de volgorde van [JJJJ/MM/DD], selecteert u eerst
[JJJJ/MM/DD] met b/B, en wijzigt u het vervolgens met v/V.
20
NL
5 Controleer op de LCD-monitor of [OK] is geselecteerd en druk
vervolgens op de multi-selectieschakelaar.
Het dioptrie instellen
Stel de dioptrie af op uw
gezichtsvermogen door het dioptrieinstelwiel te draaien totdat de
indicators in de zoeker scherp te
zien zijn.
De camera voorbereiden
De bewerking voor de instelling van de datum en tijd annuleren
Druk op de MENU-knop.
• Draai het instelwiel naar + als u verziend bent
en naar – als u bijziend bent.
• Als u de camera op het licht richt, kunt u de
dioptrie gemakkelijk instellen.
Wanneer u het dioptrie-instelwiel moeilijk kunt draaien
Plaats uw vingers in de oogschelp en
schuif het naar boven om de oogschelp te
verwijderen, stel dan de dioptrie in.
• Verwijder de oogschelp zoals aangegeven op
de illustratie als u de FDA-M1AM
Zoekerloupe (niet bijgeleverd) of de FDAA1AM Hoekzoeker (niet bijgeleverd) aan de
camera wilt bevestigen.
21NL
De bijgeleverde accessoires gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u de schouderriem, afstandsbedieningsclip
en de afstandsbediening kunt gebruiken. De overige accessoires worden
beschreven op de volgende pagina's.
• Oplaadbare accu (blz. 9)
• Acculader, netsnoer (blz. 9)
• Oogschelp (blz. 21)
• USB-kabel (blz. 98, 134, 149)
• Videokabel (blz. 96)
• Cd-rom (blz. 142)
De schouderriem bevestigen
Bevestig beide uiteinden van de
riem aan de camera.
22
NL
De afstandsbedieningsclip gebruiken
U kunt u het snoer van de RM-S1AM afstandsbediening (niet bijgeleverd)
op de schouderriem pakken om het erin vast te klemmen.
De camera voorbereiden
1 Open de afstandsbedieningsclip.
2 Klem de riem van het snoer van
de afstandsbediening in de
afstandsbedieningsclip.
3 Sluit de afstandsbedieningsclip.
Het gebruik van de Afstandsbediening
1 Verwijder het isolatievel.
Isolatievel
2 Richt de afstandsbediening naar de sensor afstandsbediening
op de voorkant van de camera om de camera te bedienen
(blz. 31).
23NL
De namen van de toetsen
A 2 SEC-knop (ontspanning van sluiter
na 2 seconden) (78, 83)
B SHUTTER-knop (78, 83)
C
-knop (Histogram) (88)
D DISP-knop (Beeld) (87)
E
-knop (Index) (91)
F
-knop (Rotatie) (89)
G
-knop (Weergave) (87)
H MENU-knop (100)
I PRINT-knop (151)
J Zender
K
L
-knop (Diavoorstelling) (121)
/
(90)
M
-knoppen (in- en uitzoomen)
-knop (Wissen) (95)
N v/V/b/B/
(40)
De batterij van de afstandsbediening vervangen
1 Stop uw
vingernagel in de sleuf terwijl
u het lipje indrukt om de batterijhouder
uit te trekken.
2 Plaats een nieuwe batterij met de zijde
+ omhoog gericht.
3 Plaats de batterijhouder terug in de
afstandsbediening tot deze op zijn
plaats klikt.
24
NL
Lipje
WAARSCHUWING
Als u de batterij verkeerd hanteert, kan deze ontploffen. U mag de
batterij niet opladen, demonteren of in het vuur gooien.
De camera voorbereiden
Opmerking
• Wanneer het vermogen van de lithiumbatterij zwak wordt, kan het bereik van de
afstandsbediening korter worden of zal de afstandsbediening mogelijk niet werken.
Vervang de batterij in dit geval door een Sony CR2025 lithiumbatterij.
Het gebruik van andere batterijen kan brand of ontploffing veroorzaken.
25NL
Controleren hoeveel beelden kunnen
worden opgenomen
Nadat u een geheugenkaart in de camera
hebt geplaatst en de stroomschakelaar
hebt ingesteld op ON, wordt het aantal
beelden dat kan worden opgenomen (als
u blijft opnemen met de huidige
instellingen) afgebeeld op de LCDmonitor.
Opmerkingen
• Als "0" geel knippert, is de geheugenkaart vol. Vervang de geheugenkaart door een
andere of wis beelden op de huidige geheugenkaart (blz. 95).
• Als "----" geel knippert, betekent het dat er geen geheugenkaart is geplaatst of dat
[Geheugenkaart] (blz. 124) niet in de juiste positie is geplaatst. Plaats een
geheugenkaart of plaats hem in de juiste positie.
Het aantal beelden dat op een geheugenkaart kan worden
opgenomen
De onderstaande tabel laat zien hoeveel beelden bij benadering kunnen
worden opgenomen op een geheugenkaart die met deze camera is
geformatteerd. De waarden kunnen variëren afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
26
NL
Het aantal opneembare beelden (Eenheden: beelden)
Beeldgrootte: L 24M/Beeldverhoud.: 3:2*
CF-kaart
1GB
2GB
4GB
8GB
16GB
148
296
593
1185
2370
Fijn
98
197
395
790
1580
Extra fijn
43
86
172
343
687
cRAW & JPEG
28
56
112
224
449
333
RAW & JPEG
20
41
83
166
cRAW
39
78
157
313
627
RAW
26
52
105
211
423
1GB
2GB
4GB
8GB
16GB
"Memory Stick Duo"
Capaciteit
Kwaliteit
Standaard
145
294
582
1169
2369
Fijn
97
196
388
779
1579
Extra fijn
42
85
168
339
687
cRAW & JPEG
27
55
110
221
449
333
RAW & JPEG
20
41
81
164
cRAW
38
77
154
309
627
RAW
26
52
103
208
423
De camera voorbereiden
Capaciteit
Kwaliteit
Standaard
* U kunt meer beelden opnemen dan is aangegeven in de bovenstaande tabellen als u
de [Beeldverhoud.] instelt op [16:9]. Als u echter een opname opslaat als RAWbeeld, dan is het nummer hetzelfde als dat van de [3:2] beeldverhouding.
27NL
Reiniging
De LCD-monitor reinigen
Veeg het schermoppervlak schoon met een LCD-reinigingsset (niet
bijgeleverd) om vingerafdrukken, stof, enz., te verwijderen.
Reiniging van de lens
• Gebruik een blazer bij het reinigen van het lensoppervlak. Als het vuil
vast zit op het oppervlak, veegt u dit eraf met een zachte doek of tissue
dat licht bevochtigd is met lensreinigingsvloeistof. Veeg met
spiraalbewegingen vanuit het midden naar de rand. Spuit de
lensreinigingsvloeistof niet rechtstreeks op het lensoppervlak.
• Raak de binnenkant van de camera, zoals de lenscontactpunten of de
spiegel, niet aan. Aangezien stof op de spiegel of in de buurt van de
spiegel het automatische-scherpstelsysteem kan hinderen, blaast u het
stof weg met behulp van een in de handel verkrijgbaar blaasborsteltje. Als
stof op de beeldsensor belandt, kan dit zichtbaar zijn in het beeld. Zet de
camera in de reinigingsfunctie en reinig vervolgens de camera met een
blaasborsteltje (blz. 29). Gebruik geen spuitbusluchtblazer om de
binnenkant van de camera te reinigen. Hierdoor kan een storing optreden.
• Gebruik geen reinigingsvloeistof die organische oplosmiddelen bevat,
zoals thinner of benzine.
De buitenkant van de camera reinigen
Maak de buitenkant van de camera schoon met een zachte doek bevochtigd
met water en veeg het oppervlak daarna droog met een droge doek. Gebruik
de onderstaande middelen niet, omdat deze de afwerking of het
camerabehuizing kunnen beschadigen.
• Chemische stoffen, zoals thinner, wasbenzine, alcohol,
wegwerpreinigingsdoeken, insectenspray, zonnebrandcrème,
insecticiden, enz.
• Raak de camera niet aan als bovenstaande middelen op uw handen zit.
• Laat de camera niet langdurig in contact met rubber of vinyl.
28
NL
De beeldsensor reinigen
Opmerkingen
• Het reinigen kan alleen worden uitgevoerd wanneer het batterijniveau
(drie
resterende batterijpictogrammen) of meer is. Als de acculading te laag wordt tijdens
het reinigen, kan de sluiter beschadigd raken. Het reinigen moet snel worden
voltooid. Wij adviseren u een netspanningsadapter/acculader te gebruiken (niet
bijgeleverd).
• Gebruik geen spuitbusluchtblazer omdat deze damp in het camerahuis kan
verspreiden.
De camera voorbereiden
Als stof of vuil in de camera binnendringt en op de beeldsensor
terechtkomt, kan dit afhankelijk van de opname-omstandigheden zichtbaar
zijn in het beeld. Als er stof op de beeldsensor zit, gebruikt u een in de
handel verkrijgbare blazer en reinigt u de beeldsensor aan de hand van de
onderstaande stappen. U kunt de beeldsensor gemakkelijk reinigen met
alleen een blazer en de stofpreventiefunctie.
1 Controleer of de accu volledig is opgeladen (blz. 12).
2 Druk op de MENU-knop, selecteer
vervolgens
3 met b/B op de
multi-selectieschakelaar.
MENU-knop
3 Selecteer [Reinigen] met v/V op
de multi-selectieschakelaar en
druk vervolgens op het midden
van de multi-selectieschakelaar.
De melding "Na het reinigen, camera
uitschakelen. Doorgaan?" verschijnt.
29NL
4 Selecteer [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en druk
vervolgens op het midden van de multi-selectieschakelaar.
Nadat de beeldsensor gedurende een korte tijd heeft getrild, wordt de spiegel
die ervoor zit, opgetild.
5 Haal de lens van de camera af (blz. 14).
6 Gebruik de blazer om het
oppervlak van de beeldsensor en
het omliggende gebied te
reinigen.
• Raak de beeldsensor niet aan met de
punt van de blazer. Voer het reinigen
snel uit.
• Houd de camera met de lensvatting
omlaag gericht om te voorkomen dat
stof weer neerdwarrelt binnenin het
camerahuis.
• Bij het reinigen van de beeldsensor,
mag u de punt van het blaasborsteltje
niet in de ruimte achter de
lensvattingopening steken.
7 Bevestig de lens en zet de camera uit.
Opmerking
• De camera begint te piepen als de acculading ontlaadt tijdens het reinigen. Stop
onmiddellijk met het reinigen en zet de camera uit.
30
NL
Alvorens te bedienen
Plaats van de onderdelen en
schermindicators
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes
vermelde bladzijden.
Voorkant
Alvorens te bedienen
A ISO-knop (68)
B
L
-knop (belichting) (64)
C DRIVE-knop (78)
D Ontspanknop (42)
E Instelwiel voor (41, 113)
F AF-hulplicht (55)/
Zelfontspannerlamp (80)
G Sensor afstandsbediening (83)
H Lenscontactpunten*
I Spiegel*
J Controleknop (84)
K Lensvatting
-knop (Verlichtingsknop
weergavepaneel) (37)
M Accessoireschoen (58)
N WB-knop (Witbalans) (69)
O Zoeker sluiterhendel (80, 83,
146)
P Functiekeuzeknop (42, 44)
Q
(flitssynchronisatie)aansluiting (61)
R Lensontgrendelingsknop (14)
S Hendel scherpstellingsfunctie
(51, 55)
* Raak deze onderdelen niet
rechtstreeks aan.
31NL
Achterkant
A Zoeker (21)
K Dioptrie-instelwiel (21)
B Zoekersensors (122)
L Voor opname: AEL-knop (AE-
vergrendeling) (65)/SLOW
SYNC-knop (60)
Voor weergave:
-knop
(Index) (91)
C Stroomschakelaar (20)
D MENU-knop (100)
E DISP-knop (Beeld)/LCD-
helderheidknop (35, 87)
F
-knop (Wissen) (95)
G
-knop (Weergave) (87)
M Hendel lichtmeetfunctie (63)
N Weergavepaneel (37)
O Voor opname: AF/MF-knop
H LCD-monitor (34)
(Automatisch/handmatig
scherpstellen) (57)
Voor weergave: -knop
(Vergroten) (90)
I Voor opname: C-knop
(Custom) (104)
Voor weergave:
(Histogram) (88)
-knop
J Voor opname: Fn-knop
(Functie) (41)
Voor weergave:
-knop
(Beeld roteren) (89)
32
NL
P Instelwiel achter (41, 113)
Q Toegangslampje (17)
R Multi-selectieschakelaar (40)
S
(SteadyShot)-schakelaar
(39)
Zijkanten/onderkant
insteeksleuf (16)
B Deksel geheugenkaart (16)
C Insteeksleuf CF-kaart (16)
D Uitwerphendel van de CF-kaart
(17)
E Bevestigingsogen voor de
K Schroefgat voor statief
• Gebruik een statief met een
schroeflengte van minder dan
5,5 mm. U kunt de camera niet
stevig bevestigen op een statief
waarvan de schroef langer is
dan 5,5 mm. Bovendien kan de
camera hierdoor beschadigd
worden.
Alvorens te bedienen
A "Memory Stick Duo"
schouderriem (22)
F REMOTE-aansluiting
G DC IN-aansluiting
• Zet de camera uit bij de
aansluiting van de ACVQ900AMwisselstroomadapter/acculader
(niet bijgeleverd), en steek
vervolgens de aansluiting van
de netspanningsadapter/
acculader in de DC INaansluiting van de camera.
H HDMI-aansluiting (98, 151)
I VIDEO OUT/USB-aansluiting
(96, 134)
J Accuklepje (11)
33NL
LCD-monitor (opname-informatie)
• De bovenstaande afbeelding is een voorbeeld van de gedetailleerde weergave in
horizontale stand.
A
C
Scherm
Indicatie
Scherm
P A S M Functiekeuzeknop (42,
44)
1/125
Sluitertijd (47)
F5.6
Diafragma (46)
+2.0
Belichting (64)
Indicatie
Transportfunctie (78)
Scherpstellingsfunctie
(51)
AE-vergrendeling (65)
AF-gebied (53)
B
Scherm
Indicatie
Lichtmeting (63)
Flitsfunctie (58)
Dynamischbereikoptimalisatie (74)
Belichtingscompensatie
(64)/Gemeten-handmatig
(48)
Instellingen (75)
Flitscompensatie (67)
EV-schaalverdeling (48,
81)
ISO AUTO
34
NL
ISO-gevoeligheid (68)
+1
+1
+1
+1 Contrast, Verzadiging,
+1 Scherpte, Helderheid,
Zoneaanpassing (77)
Scherm
Indicatie
D
AWB
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurenfilter, Eigen) (69)
Scherm
5500K
M1
Indicatie
90%
Resterende accu (12)
Beeldkwaliteit (103)
Geheugenkaart (17)
100
Resterend aantal
opneembare beelden (26)
Alvorens te bedienen
Beeldgrootte (102)/APSC-formaat (130)/
Beeldverhouding (102)
De opname-informatie wisselen
Druk op de DISP-knop om te schakelen
tussen de gedetailleerde en de vergrote
weergave.
Als u de camera naar de verticale positie
draait, wordt de opname-informatie
automatisch geroteerd overeenkomstig de
positie van de camera.
Gedetailleerde opnameinformatie
DISP-knop
Vergrote opnameinformatie
Geen opnameinformatie
• U kunt het scherm zodanig instellen dat het niet roteert met [Opn.info
weerg.] in het menu Custom (blz. 115).
35NL
Opmerking
• U kunt het scherm weergeven dat gebruikt wordt om de helderheid van de LCDmonitor aan te passen door iets langer op de DISP-knop te drukken (blz. 122).
36
NL
Weergavepaneel
U kunt de witbalans, de ISOgevoeligheid, de transportfunctie en de
belichtingscompensatie instellen door het
weergavepaneel aan de bovenkant van de
camera te controleren.
Sluitertijd (47)/ Belichting (64) Witbalans (69) ISODiafragma (46)
gevoeligheid
(68)
Transportfunctie
(78)
Alvorens te bedienen
A
B
Scherm
Indicatie
Resterende accu (12)
[100]
Resterend aantal opneembare beelden (26)*
* Zelfs als het resterende aantal op te nemen beelden hoger is dan 999, dan wordt
"999" weergegeven op het weergavepaneel.
De backlight van het weergavepaneel aanzetten
Druk op de verlichtingsknop aan de
bovenkant van het weergavepaneel. Door
er weer op te drukken gaat het backlight
uit.
Verlichtingsknop weergavepaneel
37NL
Zoeker
A
Scherm
Indicatie
AF-gebied (53)
Spot-AF-gebied (53)
Spot-lichtmeetveld (63)
Opnameveld voor
beeldverhouding 16:9
(102)
APS-C-formaatgebied
(130)
B
Scherm
Indicatie
Flitscompensatie (67)
Flitser opladen (58)
WL
Draadloze flitser (59)
Synchronisatie met hoge
snelheid (61)
Handmatige
scherpstelling (55)
z
Scherpstellen (52)
125
Sluitertijd (47)
5.6
Diafragma (46)
EV-schaalverdeling (48,
81)
AE-vergrendeling (65)
38
NL
Scherm
Indicatie
9
Teller resterend aantal
opnamen (79)
Waarschuwing
camerabeweging (39)
SteadyShotschaalverdeling (39)
Beeldverhouding 16:9
(102)
Camerabewegingswaarschuwing-indicator
De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator knippert in de zoeker
als de camera mogelijk gaat bewegen.
Opmerking
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt alleen weergegeven voor
belichtingsfuncties waarbij de sluitertijd automatisch wordt ingesteld. Voor de
functies M/S/PS wordt de indicator niet weergegeven.
Het instellen van de
-schakelaar op
"ON" zet de
(SteadyShotschaalverdeling) indicator aan. Wacht tot
het schudden van de camera vermindert
en de schaalverdeling omlaag gaat en
begin dan met opnemen.
Deze SteadyShot-functie kan het effect
van camerabewegingen verminderen
gelijkwaardig aan ongeveer 2,5 tot 4
stapjes van de sluitertijd.
-schakelaar
Alvorens te bedienen
SteadyShot -schaalverdelingindicator
Opmerking
• Het is mogelijk dat de SteadyShot-functie niet optimaal werkt wanneer de camera
nog maar net is ingeschakeld, vlak nadat u de camera richt, of wanneer de
ontspanknop helemaal is ingedrukt zonder halverwege te stoppen. Wacht totdat het
aangegeven niveau van
(SteadyShot-schaalverdeling)-indicator omlaag gaat en
druk de ontspanknop vervolgens langzaam in.
39NL
Een functie/instelling selecteren
U kunt een functie selecteren voor het opnemen of weergeven op de
opname-informatie dat wordt weergegeven door te drukken op de Fn-knop
(functie), of vanaf de venster die worden weergegeven door te drukken op
de DRIVE of de MENU-knop, etc.
Als u een uitvoering start, wordt een
bedieningsgids die de functie van de
multi-selectieschakelaar aangeeft,
weergegeven onderaan het scherm.
: Naar links/rechts voor selectie
: Omhoog/omlaag voor selectie
: Omhoog/omlaag/naar links/rechts
voor selectie
z: Druk op het midden van de controller
om de selectie uit te voeren.
Verschuif de multi-selectieschakelaar
door de instructies in de bedieningsgids
op te volgen voor het selecteren van een
item.
Bedieningsgids
De bedieningsgidslijst
De bedieningsgids geeft eveneens andere dan multiselectieschakelaarhandelingen aan. De pictogramindicaties zijn als volgt:
Scherm
Indicatie
MENU-knop
Keer terug met de MENUknop
40
Indicatie
-knop
Instelwiel voor of achter
-knop
Instelwiel voor, instelwiel
achter
-knop
DISP-knop
Fn-knop
NL
Scherm
Keer terug met de DISPknop
Functies selecteren op het Functies-scherm
Met het gebruik van de Functies-scherm kunt u instellingen direct bij de
opname-informatie wijzigen.
1 Druk op de Fn-knop om het
scherm Functies weer te geven.
Alvorens te bedienen
2 Gebruik de bedieningsgids om het
gewenste item te selecteren met
v/V/b/B op de multiselectieschakelaar.
Bedieningsgids
3 Stel het onderdeel in met het
Instelwiel voor
instelwiel voor of achter.
• Raadpleeg de overeenkomende pagina
voor details over het instellen van elk
onderdeel.
• Druk op de Fn-knop zodat het Functiesscherm verschijnt.
Instelwiel achter
• Grijze items op het Functies-scherm zijn niet beschikbaar.
• Bij het gebruik van Instellingen (blz. 75), kunnen sommige
instellingstaken alleen worden uitgevoerd op het Exclusief disp scherm.
Het instellen van een functie op het Exclusief disp scherm
Als het Functies-scherm wordt weergegeven, zorgt het drukken op de
multi-selectieschakelaar ervoor dat het Exclusief disp-scherm het
geselecteerde item instelt.
Raadpleeg de overeenkomende pagina voor details over het instellen van
elk onderdeel.
41NL
Beelden opnemen
De automatische instelling
gebruiken voor een opname
Met de "AUTO"-functie kunt u onder alle omstandigheden van elk
onderwerp eenvoudig een opname maken.
1 Zet de functiekeuzeknop in de
stand
.
2 Houd de camera vast en kijk in de
zoeker.
Scherpstelveld
Scherpstellings-indicator
3 Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te
controleren en druk de ontspanknop helemaal in om op te
nemen.
De scherpstellingsindicator z of
(Scherpstellings-indicator) gaat branden
nadat de scherpstelling is bevestigd (blz. 52).
Opmerkingen
• Als u de camera uitzet of de belichtingsfunctie wijzigt in de AUTO functie, dan
worden de hoofdopnamefuncties teruggesteld naar de standaard instellingen. De
functies die niet worden teruggesteld zijn als volgt:
– Schakelaar, keuzeknop, knoppen:
De
-schakelaar, het dioptrie-instelwiel, de items die worden ingesteld met de
DISP-knop en de C-knop
– Menu Opname:
Beeldgrootte, Beeldverhoud., Kwaliteit, Belichtingsstap, Geheugen
– Menu Custom/ menu Weergave/ menu Setup:
Alle items
42
NL
• De feitelijke instelling kan mogelijk niet overeenkomen met de posities van de
hendel scherpstellingsfunctie en de lichtmeetfunctie op de camera. Raadpleeg de
informatie die op de LCD-monitor wordt weergegeven wanneer u foto's maakt.
Beelden opnemen
43NL
Belichtingsfunctie
Als u de sluitertijd of het diafragma
instelt wordt het effect op het beeld
gewijzigd zelfs als het hetzelfde
onderwerp is.
Deze camera heeft de volgende vier
functies.
De nummer posities (1/2/3) worden
gebruikt om de opgeslagen instellingen Functiekeuzeknop
op te roepen. Zie bladzijde 86.
Instelwiel voor
Instelwiel achter
P: Automatische programmafunctie (onder)
Hiermee kunt u opnemen met automatisch ingestelde belichting (zowel de
sluitertijd als de diafragmawaarde). De andere instellingen kunnen worden
veranderd en de ingestelde waarden kunnen worden opgeslagen.
A: Diafragmaprioriteitsfunctie (blz. 46)
Hiermee kunt u opnemen nadat u de diafragmawaarde handmatig hebt
ingesteld.
Een opname maken door de wazigheid van de achtergrond te regelen.
S: Sluitertijdprioriteitsfunctie (blz. 47)
Hiermee kunt u opnemen nadat u de sluitertijd handmatig hebt ingesteld.
Neemt een bewegend onderwerp op met verschillende uitdrukkingen.
M: Handmatige belichtingsfunctie (blz. 48)
Hiermee kunt u opnamen maken nadat u de belichting handmatig hebt
ingesteld (zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde).
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie
gebruiken
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand P.
2 U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste instellingen.
De instellingen worden opgeslagen tot u de instellingen terugzet.
44
NL
Programmaverschuiving
U kunt de combinatie van de diafragmawaarde en de sluitertijd die door de
camera werden ingesteld tijdelijk veranderen met de juiste belichting.
1 Druk de ontspanknop tot
halverwege in om de
scherpstelling te wijzigen.
Sluitertijd
Diafragmawaarde
De sluitertijd en de diafragmawaarde
worden aangegeven.
om de gewenste combinatie te
kiezen terwijl de scherptediepte
wordt ingesteld.
Sluitertijd
PS
Diafragma
waarde
Beelden opnemen
2 Draai het instelwiel voor of achter
Wanneer u het instelwiel voor draait, gaat
de belichtingsfunctie-indicator naar "PS"
(Programmaverschuiving
sluitertijdvoorkeur) en als u het instelwiel
naar achteren draait, gaat de
belichtingsfunctie-indicator naar "PA"
(Programmaverschuiving
diafragmavoorkeur).
Opmerkingen
• De programmaverschuiving "PS" of "PA" wordt geannuleerd en teruggezet op "P"
als u de camera uit en inschakelt of als er een bepaalde tijd verstreken is.
• Wanneer programmaverschuiving "PS" wordt geselecteerd, wordt de
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator niet weergegeven.
• Als een flitser (niet bijgeleverd) bevestigd aan de camera wordt aangezet, werkt
programmaverschuiving niet.
45NL
Fotograferen met diafragmavoorkeur
Als u het diafragma groter instelt (een
lagere F-waarde), wordt het
scherpstellingsbereik kleiner. Alleen het
hoofdonderwerp is nog scherp. Als u het
diafragma kleiner maakt (een hogere Fwaarde), wordt het scherpstellingsbereik
groter. Het hele beeld is scherp. De
sluitertijd wordt automatisch ingesteld.
Groot diafragma
Klein diafragma
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand A.
2 De diafragmawaarde (F-waarde)
kiezen met het instelwiel voor of
achter.
• U kunt de wazigheid van een beeld
controleren met de voorbeeldknop
(blz. 84).
• De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
diafragmawaarde. Pas in zulke gevallen
het diafragma weer aan.
• De diafragmawaarde kan worden
ingesteld in stappen van 1/3 EV. U kunt
deze belichting instellen in stappen van
1/2 EV met [Belichtingsstap] in het
Menu opname (blz. 106).
46
NL
Diafragma (F-waarde)
Opnemen met sluitertijdvoorkeur
Als u met een korte sluitertijd een
opname maakt van een bewegend
onderwerp, dan lijkt het of dat onderwerp
op het beeld stilstaat. Bij een langere
sluitertijd lijkt het of het onderwerpt
beweegt of vloeit.
De diafragmawaarde wordt automatisch
aangepast.
Kortere sluitertijd
Langere sluitertijd
Beelden opnemen
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand S.
2 Selecteer de sluitertijd met het
Sluitertijd
instelwiel voor of achter.
• De sluitertijd kan worden ingesteld in
stappen van 1/3 EV. U kunt deze
belichting instellen in stappen van 1/2
EV met [Belichtingsstap] in het
Menu opname (blz. 106).
Opmerkingen
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de
functie sluitertijdvoorkeur.
• Als u de flitser gebruikt (niet bijgeleverd) en het diafragma sluit (een hoger Fwaarde instelt) door de sluitertijd langer te maken, zal het flitslicht een onderwerp op
grote afstand niet bereiken.
• Als de sluitertijd 1 seconde of langer is, zal de ruisvermindering (NR lang-belicht)
na het opnemen worden uitgevoerd. Tijdens de ruisonderdrukking kunt u niet
verdergaan met opnemen.
47NL
Opnamen maken met handmatige belichting
U kunt handmatig de sluitertijd en diafragmawaarde instellen.
Deze functie is handig als u de instelling van de sluitertijd en de
diafragmawaarde handhaaft of als u een belichtingsmeter gebruikt.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel om de
sluitertijd te wijzigen, en draai
het instelwiel achter om het
diafragma te wijzigen.
Sluitertijd
Diafragma
(F-waarde)
• U kunt de functies van het instelwiel
voor en achter uitwisselen via
[Instelwiel inst] in het menu Custom
(blz. 113).
3 Neem de opname nadat de
belichting is ingesteld.
• Controleer de belichtingswaarde op de
EV-schaalverdeling.
Naar +: beelden worden helderder.
Naar –: beelden worden donkerder.
De b B -pijl verschijnt als de
ingestelde belichting buiten het bereik
van de EV-schaalverdeling ligt. De pijl
begint te knipperen als het verschil
toeneemt. Als de belichting is
gecompenseerd, behoudt de standaard
waarde de gecompenseerde waarde.
: Metered Manual (Handmatig
gemeten)
LCD-monitor
(Gedetailleerde weergave)
Standaardwaarde
Zoeker
Standaardwaarde
Opmerkingen
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de
functie voor handmatige belichtingsinstelling.
48
NL
• Wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op M, dan wordt de ISO-instelling
[AUTO] ingesteld op [200]. In de M-functie is de ISO-instelling [AUTO] niet
beschikbaar. Stel de ISO-gevoeligheid zo nodig in.
Handmatige verschuiving
U kunt in de handmatige functie de combinatie van de sluitertijd en
diafragmawaarde veranderen zonder de belichting te veranderen.
Draai het instelwiel voor terwijl u de
AEL-knop ingedrukt houdt om de
combinatie van sluitertijd en
diafragmawaarde te kiezen.
Opnemen met BULB
U kunt de lichtstaart van bijvoorbeeld
vuurwerk opnemen, met een lange
belichting.
Beelden opnemen
AEL-knop
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel voor naar
BULB
links tot [BULB] wordt afgebeeld.
49NL
3 Draai het instelwiel achter om het diafragma (F-waarde) te
selecteren.
4 Houd de ontspanknop ingedrukt gedurende de gehele opname.
Zolang u de ontspankop ingedrukt houdt, blijft de sluiter geopend.
• Het gebruik van een afstandsbediening (de bijgeleverde of een andere
naar keuze) vermindert het trillen van de camera en houdt de belichting
vast zonder dat u de sluiterknop ingedrukt hoeft te houden.
Opmerkingen
• Schakel de SteadyShot-functie uit bij gebruik van een statief.
• Hoe langer de belichtingstijd des te opvallender de ruis op het beeld is.
• Na het opnemen wordt de ruisonderdrukking (NR lang-belicht) uitgevoerd
gedurende dezelfde tijdsduur dat de sluiter geopend was. Tijdens de
ruisonderdrukking kunt u niet verdergaan met opnemen.
50
NL
De opnamefunctie gebruiken
De scherpstelfunctie selecteren
De scherpstelfunctie selecteren (Atomatisch scherpstellen)
1 Stel de hendel
Automatische scherpstelling (S, A, C)
scherpstellingsfunctie in op de
gewenste positie.
2 Druk de ontspanknop half in om
Sensor scherpstelveld
• De scherpstellingsindicator z of
(blz. 52) gaat branden nadat de
scherpstelling is bevestigd.
• Het gebied waarop de scherpstelling is
bevestigd in het AF-gebied wordt kort
in het rood verlicht.
S (Enkelvoudige AF)
(
)
Scherpstelveld
Scherpstellings-indicator
De camera voert de scherpstelling uit en de scherpstelling
wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop tot halverwege
wordt ingedrukt. Deze functie is handig bij de opname van
een bewegingsloos onderwerp.
De opnamefunctie gebruiken
de scherpstelling te controleren
en neem de opname.
A (Automatische AF) De AF-functie wordt gewisseld tussen Enkelvoudige AF en
Continu AF volgens de beweging van het onderwerp.
(
)
Wanneer u de ontspanknop halverwege ingedrukt houdt als het
onderwerp bewegingsloos is, wordt de scherpstelling
vergrendeld. Als het onderwerp beweegt, gaat de camera verder
met het scherpstellen. Bij continu opnemen worden het tweede
en vervolgopnamen automatisch ingesteld op continu AF.
C (Continu AF)
(
)
De camera blijft scherpstellen zolang u de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt houdt. Deze functie is handig voor
bewegende onderwerpen.
• Als het AF-gebied is ingesteld op
(Breed), verandert het
AF-gebied overeenkomstig de positie van het onderwerp.
• De audiosignalen worden niet weergegeven wanneer op het
onderwerp is scherpgesteld.
51NL
• U kunt de functie van de "A" positie van de hendel scherpstellingfunctie
instellen op DMF (Direct Handmatige scherpstelling) met [AF-Ainstelling] in het
menu Opname (blz. 56).
Scherpstellings-indicator
Scherpstellingsindicator
z brandt
Status
Scherpstelling vergrendeld. Klaar om op te nemen.
brandt
Scherpstelling is bevestigd. Het scherpstelpunt beweegt
doordat het een bewegend onderwerp volgt. Klaar om op te
nemen.
brandt
Nog bezig met scherpstellen. U kunt de ontspanknop niet
loslaten.
z knippert
Kan niet scherpstellen. De sluiter is vergrendeld.
Onderwerpen waarvoor speciale scherpstelling nodig kan zijn:
Bij gebruik van de automatische scherpstelling is het moeilijk scherp te
stellen op de volgende onderwerpen. In dergelijke gevallen gebruikt u de
scherpstelvergrendelingsfunctie (blz. 54) of de handmatige scherpstelling
(blz. 55).
• Een onderwerp met weinig contrast, zoals een blauwe lucht of een witte
muur.
• Twee onderwerpen op verschillende afstanden die elkaar overlappen
binnen het AF-gebied.
• Een onderwerp dat bestaat uit zich herhalende patronen, zoals de gevel
van een kantoorgebouw.
• Een onderwerp dat zeer helder is of schittert, zoals de zon, de carrosserie
van een auto of een wateroppervlak.
De juiste afstand tot een onderwerp nauwkeurig meten
De
-markering op de camera toont de
locatie van de beeldsensor. Wanneer u de
exacte afstand meet tussen de camera en
het onderwerp, raadpleeg dan de positie
van de horizontale lijn.
52
NL
De scherpstelveld selecteren
Kies het gewenste AF-gebied die past bij
de opnameomstandigheden of uw
voorkeur. Het gebied dat voor de
scherpstelling wordt gebruikt, licht kort op.
Spot-AF-gebied
AF-gebied
Gebied
geven.
2 Selecteer het AF-gebied met
v/V/b/B op de multiselectieschakelaar.
3 Selecteer de gewenste functie met het instelwiel voor of achter.
(Breed)
De opnamefunctie gebruiken
1 Druk op de Fn-knop om het Functies-scherm (blz. 41) weer te
De camera bepaalt welk deel
van de negen AF-gebied
wordt gebruikt wanneer
wordt scherpgesteld binnen
het AF-gebied. De camera
stelt scherp op een onderwerp
met gebruik van 10
aanvullende meetpunten,
bovenop de normale negen meetpunten om een hogere mate
van scherpstelling te verkrijgen. Als u op het midden van de
multi-selectieschakelaar drukt, wordt [AF-gebied] tijdelijk
ingesteld op
(Punt) en kunt u de scherpstelling wijzigen
in het AF-gebied.
53NL
(Punt)
De camera maakt uitsluitend gebruik van het spot-AF-gebied.
(Lokaal)
Kies tijdens de opname met de multi-selectieschakelaar uit de
negen gebieden het gebied waarvoor u de scherpstelling wilt
activeren. Om het Spot-AF-gebied te kiezen, drukt u op het
midden van de multi-selectieschakelaar.
Opmerkingen
• De aanvullende meetpunten worden alleen geactiveerd als
(Breed) is
geselecteerd. Ze worden niet weergegeven in de zoeker.
• Het is mogelijk dat het lokale AF-gebied niet oplicht bij continu opnemen of
wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt zonder halverwege te stoppen.
Opnemen met scherpstelvergrendeling
Als het onderwerp niet in het midden staat en buiten het AF-gebied valt,
dan kunt u de scherpstelling vergrendelen met de stappen hieronder.
1 Plaats het onderwerp binnen het
AF-gebied en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
2 Houd de ontspanknop halverwege
ingedrukt en stel de opname
opnieuw samen.
3 Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
• Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar om het spot-AFgebied scherp te stellen (blz. 53).
• U kunt ook de AF/MF-knop gebruike om de scherpstelling te
vergrendelen met [AF/MF-knop] in het menu Custom (blz. 111).
54
NL
AF-hulplicht
Druk de ontspanknop halverwege in. Er wordt
automatisch een rood licht uitgestraald tot de
scherpstelling is vergrendeld, naar gelang de
situatie.
Wanneer u een opname maakt van een
onderwerp in donkere omstandigheden of van
een onderwerp met een laag contrast, biedt de
AF-hulplicht de camera de mogelijkheid
gemakkelijker scherp te stellen op een
onderwerp.
AF-hulplicht
Opnamen maken met handmatige scherpstelling
De opnamefunctie gebruiken
• AF-hulplicht werkt niet wanneer de scherpstellingsfunctie is ingesteld op
Continu AF of wanneer het onderwerp beweegt in Automatische AF.
• Het AF-hulplicht werkt niet wanneer het middelste veld niet is
geselecteerd met een [AF-gebied] dat is ingesteld op
(Lokaal).
• Het AF-hulplicht zal mogelijk niet werken met een brandpuntsafstand
van 300 mm of meer.
• Wanneer een externe flits (niet bijgeleverd) wordt bevestigd, wordt het
AF-hulplicht van de externe flits gebruikt.
• U kunt dit AF-hulplicht uitschakelen met [AF-hulplicht] in het
menu
Opname (blz. 107).
U kunt de afstand van een onderwerp instellen.
1 Stel de hendel
scherpstellingsfunctie in op MF.
2 Draai de scherpstelring van de
lens om goed scherp te stellen.
Scherpstelring
55NL
Opmerkingen
• Wanneer het gaat om een onderwerp dat kan worden scherpgesteld in de
automatische scherpstellingsfunctie, licht de z-indicator op in de zoeker nadat de
scherpstelling is bevestigd. Wanneer het Breed AF-gebied wordt gebruikt, worden
het middenveld gebruikt en als de lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt het veld
gebruikt dat met de multi-selectieschakelaar is geselecteerd.
• De camera zet de brandpuntsafstand op
(oneindig) als u de camera aanzet.
• Wanneer u een teleconvertor, enz. gebruikt, zal het draaien van de scherpstelring
mogelijk niet vloeiend gaan.
• Wanneer u de camera uitzet en daarna weer aanzet terwijl de functiekeuzeknop is
ingesteld op "AUTO", of als de belichtingsfunctie is gewijzigd in AUTO vanaf een
andere functie, dan wordt AF (Automatische scherpstelling) automatisch
geselecteerd ongeacht de stand van de hendel scherpstelfunctie (blz. 42).
Opnamen maken met directe handmatige scherpstelling
U kunt een fijnafstelling uitvoeren nadat u de scherpstelling hebt aangepast
in de automatische scherpstelling (Directe handmatige scherpstelling). U
kunt deze functie toewijzen aan de "A" stand van de scherpstellinghendel.
U kunt snel scherpstellen op een onderwerp in plaats dat u de handmatige
scherpstelling vanaf het begin gebruikt. Dit is handig in gevallen zoals
macro-opnamen.
1 Druk op de MENU-knop en selecteer [AF-A-instelling] t [DMF]
in het
opnamemenu 3 met de v/V/b/B op de multiselectieschakelaar.
2 Stel de hendel voor het scherpstellen in op "A".
3 Druk de ontspanknop tot halverwege in om de scherpstelling te
vergrendelen.
4 Draai de scherpstelring om de scherpstelling fijn te regelen
terwijl u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt.
56
NL
AF/MF gemakkelijk schakelen
U kunt schakelen tussen automatisch en handmatig scherpstellen, zonder de
positie vrij te geven (AF/MF-besturing).
Druk op de AF/MF-knop.
In de automatische scherpstellingsfunctie:
De scherpstellingsfunctie wordt tijdelijk
geschakeld naar de handmatige
scherpstelling. Houd de AF/MF-knop
ingedrukt en pas de scherpstelling aan
door de scherpstelring te draaien.
AF/MF-knop
Scherpstelring
• U kunt de geselecteerde functie behouden zonder dat u de AF/MF-knop
ingedrukt hoeft te houden met [AF/MF-regeling] in het
menu Custom
(blz. 111).
De opnamefunctie gebruiken
In de handmatige scherpstellingsfunctie:
De scherpstellingsfunctie wordt tijdelijk
geschakeld naar de automatisch
scherpstelling en de scherpstelling wordt
vergrendeld.
57NL
Een flitser (niet bijgeleverd) gebruiken
Met de flitser kunt u het onderwerp op donkere plaatsen helder vastleggen,
en het voorkomt tevens camerabeweging. Wanneer u een opname tegen de
zon in maakt, kunt u de flitser gebruiken om een helder beeld van het aan
de achterzijde belichte onderwerp te krijgen.
Voor informatie over het gebruiken van de flitser, raadpleegt u de
gebruiksaanwijzing die bij de flitser werd geleverd.
1 Verwijder de
accessoiresschoenafdekking en
bevestigde flitser (niet
bijgeleverd).
• Duw de flitser stevig in de
accessoiresschoenafdekking in de
richting van de pijl tot het stopt.
2 Zet de flitser aan en nadat de
flitser geladen is, kunt u de
opname maken.
Knipperend: De flitser wordt
opgeladen.
Opgelicht: De flitser is opgeladen.
• Als u de ontspanknop halverwege
indrukt bij donkere belichting in
automatische scherpstelfunctie, kan het
AF-hulplicht van de flitser worden
uitgestraald.
(Flitser wordt
opgeladen)-indicator
Opmerking
• De lens kan het flitslicht blokkeren waardoor er een schaduw op de onderkant van
het beeld kan worden geworpen. Verwijder de zonnekap.
58
NL
De flitsfunctie selecteren
1 Druk op de Fn-knop om het Functies-scherm (blz. 41) weer te
geven.
• Wanneer het scherm met de vergrote weergave wordt gebruikt (blz. 100).
2 Selecteer het flits-item met v/V/
b/B op de multiselectieschakelaar.
(Autom.flitsen)
De flitser gaat af wanneer het donker is of wanneer de
opname tegen licht wordt gemaakt. Dit is alleen te selecteren
als de AUTO -functie is geselecteerd.
(Invulflits)
Brandt elke keer dat de sluiter wordt ontspannen.
(Eindsynchron.)
Brandt vlak voordat de belichting is voltooid. U kunt een
bewegend licht of het naijlen van een bewegend onderwerp
op een realistischere manier opnemen wanneer u een
bewegend onderwerp opneemt met een langere sluitertijd met
gebruikmaking van de flitser.
(Draadloos)
De opnamefunctie gebruiken
3 Selecteer de gewenste functie met het instelwiel voor of achter.
In plaats dat u de flitser bevestigd aan de camera kunt u meer
contrast creëren wat resulteert in een meer driedimensionaal
beeld
Twee of meer draadloze flitsers* worden verkregen, inclusief
HVL-F58AM.
* HVL-F58AM, HVL-F56AM, HVL-F42AM, HVL-F36AM
Een draadloze-flitsopname maken
1 Stel de flitserfunctie van de camera in op (Draadloos).
2 Stel HVL-F58AM in als draadloze controller en bevestig het aan de
camera.
3 Plaats de andere flitser apart van de camera.
59NL
4 Als
u een test van de flitser uitvoert, druk dan op de AEL-knop.
Het wordt aanbevolen dat u [AEL-knop] instelt op [AEL-vergrendel] of
[ AEL-vergrend.] in het
menu Custom.
Als u [AEL-wisselen] of [ AEL-wisselen] selecteert, zal elke test van
de flitser ervoor zorgen dat de langzame synchronisatiefunctie aan en uit
wordt geschakeld.
5 Een opname maken van het beeld.
De flitser van de HVL-F58AM en de andere flitser wordt geflitst.
Opmerkingen
• Als een andere fotograaf in de buurt een draadloos flitsapparaat gebruikt en het
flitslicht van zijn/haar flitser uw flitsapparaat doet afgaan, verandert u het kanaal van
uw externe flitsapparaat. Als u het kanaal van het externe flitsapparaat wilt
veranderen, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die erbij werd geleverd.
• Raadpleeg de bij de draadloze flitser geleverde gebruiksaanwijzing voor de
bevestigingsinstructies van de flitser.
Opnemen met langzame flitssynchronisatie
Indien u de langzame flitssynchronisatiefunctie gebruikt met een langzame
sluitertijd, kunt u zowel het onderwerp als de achtergrond helder opnemen.
Dit is handig als u 's nachts een portret opneemt met een donkere
achtergrond.
Opnemen terwijl de SLOW SYNCknop wordt ingedrukt.
licht op in de zoeker en op de LCDmonitor om aan te geven dat de
belichting vergrendeld is.
SLOW SYNC-knop
Opmerking
• In de sluitertijdprioriteitsfunctie of de handmatige belichtingsfunctie is de langzamesynchronisatieopname niet beschikbaar met de SLOW SYNC-knop.
60
NL
Opnemen met hoge snelheidssynchronisatie (HSS)
Omdat de flitser synchronisatiesnelheidrestrictie is verwijderd bij gebruik
van een van de HVL-F58AM, HVL-F56AM, HVL-F42AM of HVLF36AM modellen, kunt u met de flitser foto’s nemen met het gehele
sluitertijdbereik van de camera. U kunt hiermee ook opnamen maken met
de flitser in heldere omstandigheden terwijl het diafragma open is. In de
hoge snelheidssynchronisatiestand, verschijnt "H" of "HSS" in de zoeker en
op de LCD-monitor.
Een flitser gebruiken die is uitgerust met een
flitssynchronisatie aansluitingkabel
Open de klep van de
(flitssynchronisatie)-aansluiting en
sluit de kabel aan.
De opnamefunctie gebruiken
Opmerkingen
• De hoge snelheidssynchronisatiestand is niet beschikbaar wanneer de 2-seconden
zelfontspanner of de spiegelvergrendelingopname is geselecteerd, of als de
flitserfunctie is ingesteld op
(Eindsynchron.).
• Raadpleeg de bij de hoge snelheidssynchronisatie geleverde gebruiksaanwijzing
voor de bevestigingsinstructies van de flitser.
(flitssynchronisatie)-aansluiting
• U kunt een flitser gebruiken die is uitgerust met een flitssynchronisatieaansluiting met een omgekeerde polariteit.
Opmerkingen
• Selecteer de handmatige belichtingsfunctie en stel de sluitertijd in op 1/200 seconde
met SteadyShot ingeschakeld of op 1/250 seconde met de SteadyShot uitgeschakeld.
Als de aanbevolen sluitertijd op de flitser langzamer is, gebruik dan de aanbevolen
of zelfs een lagere snelheid.
• Gebruik een flitser met een flitsersynchronisatiespanning van 400V of minder.
61NL
• Voordat u de flitssynchronisatiekabel aansluit op de (flitssynchronisatie)aansluiting, moet u de voeding van de aangesloten flitser uitschakelen. Als de
voeding is ingeschakeld, kan de flitser afgaan wanneer u de kabel aansluit.
• De flitser zal altijd afgaan. De flitscompensatie (blz. 67) kan niet worden gebruikt.
• Het gebruik van de automatische witbalans is niet aanbevolen. Gebruik een eigen
witbalans om een nauwkeurigere witbalans te krijgen.
• De flitserindicator wordt niet weergegeven als de (flitsersynchronisatie)aansluiting is aangesloten.
62
NL
De helderheid van het beeld wijzigen
(Lichtmeting, Belichting,
flitscompensatie)
De lichtmeetfunctie selecteren
U kunt de methode selecteren voor het meten van de helderheid van het
onderwerp.
Stel de hendel lichtmeetfunctie in
op de gewenste functie.
Hiermee wordt het hele scherm onderverdeeld in 40 velden
om het licht te meten (lichtmeting met 40 velden in
honingraatmotief).
Met deze lichtmeetmethode kunt u met de camera licht meten
op een manier die vergelijkbaar is met het menselijk oog, wat
ideaal is voor algemene opnamen, waaronder opnamen in
direct zonlicht.
(Centrumgericht)
Deze functie legt de nadruk op het middelste deel van het
scherm, maar meet de gemiddelde helderheid van het gehele
scherm.
(Spot)
Hiermee wordt het licht uitsluitend binnen de spotlichtmeetcirkel in het midden van het scherpstelkader
gemeten.
Dit is toepasselijk wanneer u een onderwerp met een sterk
contrast wilt opnemen of als u het licht van een bepaald deel
van het scherm wilt meten.
De opnamefunctie gebruiken
(Meervelds)
63NL
Meervelds lichtmeting
Het scherm van deze camera is uitgerust
met meetelementen met 39 verscherpte
honingraatmotieven en één meetelement
dat het omgevende gebied dekt. De
elementen werken synchroon met het
automatisch scherpstellen, zodat de
camera de positie en helderheid van het
onderwerp nauwkeurig kan meten om de
belichting te kunnen vaststellen.
• Als de scherpstelling is vergrendeld bij meervelds meting, wordt de
belichting (de sluitertijd en het diafragma) simultaan vergrendeld (alleen
wanneer enkelvoudige AF of automatische AF).
De belichting compenseren
De belichting wordt, behalve voor de belichtingsfunctie M, automatisch
verkregen (Automatische belichting).
Op basis van de verkregen belichting door de automatische belichting, kunt
u de belichtingscompensatie uitvoeren, afhankelijk van uw voorkeur. U
kunt het hele beeld lichter maken door naar de pluszijde te schuiven. U kunt
het hele beeld donkerder maken door naar de minzijde te schuiven.
Correctie in de –
richting
64
NL
Basisbelichting
Correctie in de +
richting
1 Druk op de
-knop om het
belichtingscompensatiescherm
weer te geven.
-knop
2 Selecteer op de multiselectieschakelaar een belichting
met b/B.
• U kunt in de plaats daarvan het
instelwiel voor of achter gebruiken.
Standaardbelichting
Voor het compenseren van de belichting in alleen in omgevingslicht*
In de standaardinstelling wordt de belichtingscompensatie uitgevoerd met
de hoeveelheid flitslicht die ook wordt gewijzigd als de flitser afgaat. U
kunt het effect beperken van de belichtingscompensatie voor de
achtergrond die alleen wordt belicht door het omgevingslicht (ieder licht
behalve het flitslicht) (blz. 116).
* Omgevingslicht: elk licht, behalve het flitslicht, dat de scène belicht
gedurende een lange tijd, zoals natuurlijk licht, een gloeilamp of een tlbuis.
De opnamefunctie gebruiken
• De belichting wordt gecorrigeerd in stappen van 1/3 tussen ±3,0EV. U
kunt deze belichting instellen in stappen van 1/2 EV met
[Belichtingsstap] in het
Menu opname (blz. 106).
Een opname maken met een vastgelegde helderheid (AEvergrendeling)
U kunt bij het opnemen van een beeld de belichting vastleggen alvorens de
samenstelling van het beeld te bepalen. Dit is effectief wanneer het
onderwerp voor de lichtmeting en het onderwerp voor het scherpstellen
verschillend zijn, of als u continu wilt opnemen met steeds dezelfde
belichtingswaarde.
65NL
1 Richt de camera op het onderwerp waarvan u de belichting wilt
meten.
• Pas de scherpstelling aan (u hoeft de scherpstelling niet te vergrendelen).
2 Druk op de AEL-knop om de
belichting te vergrendelen.
(AE vergrendelingsteken)wordt
afgebeeld in de zoeker en op de LCDmonitor.
AEL-knop
3 Stel het beeld opnieuw in als dat nodig is terwijl u de AEL-knop
ingedrukt houdt en maak de opname.
• Houd na de opname de AEL-knop ingedrukt als u met dezelfde
belichtingswaarde blijft opnemen. De instelling wordt geannuleerd wanneer
u de knop loslaat.
• U kunt de functie en werking van de AEL-knop wijzigen met [AEL-knop]
in het
menu Custom (blz. 113).
Hoe u de belichting van het beeld kunt controleren
Houd de AEL-knop ingedrukt en plaats de
spot-lichtmeetcirkel op de plaats waar het
licht contrasteert met het onderwerp. De
lichtmeetindicator geeft de verschillen in
belichting aan waarbij nul de vergrendelde
belichting is.
Een verschuiving naar de pluszijde maakt
het beeld helderder, en een verschuiving
naar de minzijde maakt het beeld donkerder.
b of B wordt achter de indicator
weergegeven of knippert als het beeld te licht
of te donker is om de juiste belichting te
krijgen.
66
NL
Spot-lichtmeetcirkel
De hoeveelheid flitslicht (Flitscompensatie) aanpassen
Als u opneemt met de flitser, kunt u alleen de hoeveelheid flitslicht
veranderen, zonder de belichtingscompensatie te veranderen. U kunt alleen
de belichting wijzigen van het hoofdonderwerp dat binnen het flitsbereik
ligt.
Aanpassen naar + zorgt voor een hoger flitsniveau en aanpassen naar –
maakt het flitsniveau lager.
1 Druk op de Fn-knop om het Functies-scherm (blz. 41) weer te
geven.
2 Selecteer de flitscompensatie
Flitscompensatie
3 Selecteer de gewenste compensatiewaarde met het instelwiel
voor of achter.
De opnamefunctie gebruiken
met v/V/b/B op de multiselectieschakelaar.
Opmerkingen
• Als u het flitsniveau heeft aangepast, dan verschijnt
in de zoeker als de flitser
wordt bevestigd. Zorg ervoor dat u niet vergeet de waarde terug te zetten als u het
flitsniveau aanpast.
• Het kan zijn dat het positieve effect niet zichtbaar is aangezien de hoeveelheid
flitslicht beperkt is als het onderwerp zich op of bij het maximumbereik van de
flitser bevindt. Als het onderwerp zich erg dichtbij bevindt, is het mogelijk dat het
negatieve effect niet zichtbaar is.
Belichtingscompensatie en flitscompensatie
De belichtingscompensatie verandert de sluitertijd, het diafragma en de ISOgevoeligheid (als [AUTO] is geselecteerd) om de compensatie uit te voeren. Als de
flitser wordt gebruikt, wordt tevens de hoeveelheid flitslicht veranderd.
De flitscompensatie verandert echter uitsluitend de hoeveelheid flitslicht.
67NL
Instelling ISO
De lichtgevoeligheid wordt uitgedrukt door de ISO-waarde (aanbevolen
belichtingsindex). Hoe hoger het getal, des te hoger de gevoeligheid.
1 Druk op de ISO-knop om het ISO
ISO-knop
scherm weer te geven.
2 Selecteer op de multi-selectieschakelaar het gewenste waarde
met v/V.
• U kunt in de plaats daarvan het instelwiel voor of achter gebruiken. De
waarde wordt verhoogd met 1 stap via het instelwiel voor en wordt
verhoogd met 1/3 stap met het instelwiel achter.
Opmerkingen
• De aanwezige helderheidsbeperkingen voor een afbeelding (dynamisch bereik) zijn
een beetje beperkter in de reeks minder dan ISO 200. Wanneer ISO 3200 of hoger
wordt geselecteerd, wordt het bereik behandeld als een uitgebreid bereik en wordt de
ruis meer opgemerkt. Pas de ISO-waarde aan nadat u de hoeveelheid ruis op de
afbeelding hebt gecontroleerd.
• De [AUTO]-instelling is niet beschikbaar in de belichtingsfunctie M. Als u de
belichtingsfunctie M wijzigt met de [AUTO]-instelling, dan wordt deze
overgeschakeld op [200]. Stel de ISO in in overeenstemming met uw opnameomstandigheden.
• U kunt het bereik van [AUTO] aanpassen met [ISO Autom. ber.] in het
menu Opname (blz. 106).
68
NL
De kleurtinten (Witbalans) instellen
WB-knop
Witbalans is een functie waarmee de
kleurtint wordt aangepast tot ongeveer wat
u ziet. Wanneer [AWB] (Autom.witbalans)
is geselecteerd, wordt de witbalans
automatisch aangepast. U kunt deze functie
echter gebruiken als de kleurtint van het
beeld er niet uitziet zoals u verwachtte, of
als u doelbewust de kleurtint wilt
veranderen voor een fotografische
uitdrukking.
Daglicht
Bewolkt
Fluorescerend
Lamplicht
Wit
Blauwachtig
Groengetint
Roodachtig
Weer/lichtbron
Eigenschappen
van het licht
Opmerking
• De camera kan geen nauwkeurige witbalans vaststellen als de enige beschikbare
lichtbron een kwik- of een natriumlamp is vanwege de kenmerken van de lichtbron.
Gebruik in zulke gevallen de flitser.
De opnamefunctie gebruiken
De kleurtint van het onderwerp verandert naarmate de aard van de lichtbron
verandert. De onderstaande tabel geeft de veranderingen in kleurtint aan
gebaseerd op diverse lichtbronnen in vergelijking met een onderwerp dat er
wit uitziet in het zonlicht.
69NL
Automatische/vooringestelde witbalans
1 Druk op de WB-knop om het witbalansfunctiescherm weer te
geven.
2 Selecteer op de multi-selectieschakelaar de gewenste functie
met v/V.
• U kunt in de plaats daarvan het instelwiel voor gebruiken.
3 Selecteer een vooringestelde witbalans, en pas uiteindelijk,
indien nodig de kleurtint aan met b/B op de multiselectieschakelaar.
Met een aanpassing naar + wordt het beeld roder en met een aanpassing naar
– wordt het beeld blauwer. (De stap is gelijk aan ongeveer 10 Mired*.)
• U kunt in de plaats daarvan het instelwiel achter gebruiken.
* Mired: een eenheid die de kleuromzettingskwaliteit aangeeft voor kleurtemperatuurfilters.
AWB
(Autom.witbalans)
(Daglicht)
Ongev. 3000 tot De camera neemt automatisch een lichtbron
7500K
waar en past de kleurtinten eropaan.
Ongev. 5300K
(Schaduw)
Ongev. 7500K
(Bewolkt)
Ongev. 6100K
(Kunstlicht)
Ongev. 2800K
(TL-licht)
–*
(Flitslicht)
Ongev. 6500K
Bij de selectie van een optie die geschikt is
voor een bepaalde lichtbron, worden de
kleurtinten aangepast aan de lichtbron
(vooringestelde witbalans).
* Aangezien de kleur van fluorescerend licht niet door de kleurentemperatuur kan
worden weergegeven, is de kleurentemperatuur weggelaten.
Bij tl-buis
Als (TL-licht) is geselecteerd, dan selecteert het aanpassen van de
waarde met b/B op de multi-selectieschakelaar de typen tl-buis
verlichting; het zorgt niet voor een fijnafstelling.
• In een omgeving waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere typen
lichtbronnen, gebruikt u de normale witbalans (blz. 72) , als u de
witbalans niet normaal kunt aanpassen met [AWB] (Autom.witbalans) of
de vooringestelde witbalansopties.
70
NL
Het instellen van de kleurtemperatuur en een filtereffect
1 Druk op de WB-knop om het witbalansfunctiescherm weer te
geven.
2 Selecteer [5500K] (Kleurtemperatuur) of [0] (Kleurfilter) met
v/V op de multi-selectieschakelaar.
• Selecteer de waarde met b/B om de kleurtemperatuur in te stellen.
• Selecteer de compensatierichting met b/B om de kleurfilter in te stellen.
Hiermee wordt de witbalans aan de hand van de
kleurtemperatuur ingesteld. Hoe hoger het getal is, des te
roder het beeld wordt, en hoe lager het getal is, des te blauwer
het beeld wordt.
De kleurtemperatuur kan worden geselecteerd tussen 2500K
en 9900K.
0*2 (Kleurfilter)
Hiermee komt het CC-filtereffect (Color Compensation) voor
fotografie tot stand.
De kleur kan, gebaseerd op de ingestelde kleurtemperatuur
als standaard, worden gecompenseerd naar G (Green) of M
(Magenta).
De waarde voor de kleurfilter kan worden geselecteerd tussen
G9 en M9. De stap is ongeveer gelijk aan CC-filternummer 5.
*1 De waarde is de waarde van de kleurtemperatuur die op dat moment is geselecteerd.
*2 De waarde is de waarde van de kleurfilter die op dat moment is geselecteerd.
De opnamefunctie gebruiken
5500K*1
(Kleurtemperatuur)
Opmerking
• Aangezien de meeste kleurmeters niet zijn ontwikkeld voor filmcamera’s, kan het
gebruik van metingen hieruit verkregen niet de juiste resultaten geven voor tl-buis
verlichting/natrium of kwiklampen. We raden u aan om de compensatie te maken
met uw eigen witbalans of om een testopname te maken.
71NL
Eigen witbalans
In een scène waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere soorten
lichtbronnen, adviseren wij u een eigen witbalans te gebruiken om de witte
kleuren nauwkeurig te reproduceren. U kunt maximaal drie instellingen
opslaan.
1 Druk op de WB-knop om het witbalansfunctiescherm weer te
geven.
2 Selecteer [
1]* (Eigen witbalans) with b/B op de multiselectieschakelaar, en druk daarna op het midden van de multiselectieschakelaar.
* Elk nummer tussen 1 en 3 wordt aangegeven.
3 Selecteer [
SET] met b/B op de multi-selectieschakelaar
en druk vervolgens op het midden van de multiselectieschakelaar.
4 Houd de camera zodanig vast dat het witte deel de spotlichtmeetcirkel geheel bedekt en druk op de ontspanknop.
De sluiter klikt en de geijkte waarden (Kleurtemperatuur en Kleurfilter)
worden weergegeven.
5 Selecteer een geheugennummer met b/B, druk op het midden
van de multi-selectieschakelaar.
De monitor keert terug naar het scherm met opname-informatie waarbij de in het
geheugen opgeslagen eigen ingestelde instelling voor witbalans blijft behouden.
• De eigen witbalansinstelling die met deze bediening werd opgeslagen, blijft
beschikbaar totdat een nieuwe instelling wordt opgeslagen.
72
NL
Opmerking
• De mededeling "Fout eigen witbalans" geeft aan dat de waarde buiten het verwachte
bereik ligt. (Als de flitser wordt gebruikt op een onderwerp dat erg dichtbij is, of als
zich een onderwerp met een felle kleur in het scherpstelkader bevindt.) Als u deze
waarde opslaat, wordt de
-indicator geel in de opname-informatie op de LCDmonitor. U kunt op dit moment wel opnemen, maar wij adviseren u de witbalans
nogmaals in te stellen om een nauwkeurigere witbalanswaarde te verkrijgen.
De eigen witbalansinstelling oproepen
Selecteer het gewenste aantal in stap 3.
Opmerking
• Als de flitser afgaat wanneer op de ontspanknop wordt gedrukt, wordt een eigen
witbalansinstelling opgeslagen waarbij rekening wordt gehouden met het flitslicht.
Gebruik bij latere opnamen ook de flitser.
De opnamefunctie gebruiken
73NL
Beeldverwerking
De dynamisch-bereikoptimalisatie gebruiken
De camera analyseert het onderwerp bijna direct en compenseert
automatisch om de beeldkwaliteit te verbetern met de optimale helderheid
en gradatie. U kunt beelden met de natuurlijke kleur die u wilt reproduceren
opnemen.
1 Druk op de Fn-knop om het Functies-scherm (blz. 41) weer te
geven.
2 Selecteer het dynamisch
bereikoptimalisatie onderdeel
met v/V/b/B op de multiselectieschakelaar.
3 Selecteer de gewenste functie met het instelwiel voor.
• Om
(Geavanc.: Niveau) af te stellen gebruikt u het instelwiel achter.
(Uit)
(Standaard)
Als het contrast van licht en schaduw tussen het onderwerp
en de achtergrond hoog is, wat gewoonlijk het geval is bij
opnemen in tegenlicht, dan verzwakt de camera het contrast
in het hele beeld om een beeld te produceren met de juiste
helderheid en contrast.
(Geavancrd
Auto)
Door het beeld op te delen in kleine velden, analyseert de
camera het contrast van licht en schaduw tussen het
onderwerp en de achtergrond, en produceert een beeld waarin
de helderheid en gradatie optimaal is.
(Geavanc.:
Niveau)
Het niveau wordt geselecteerd van
(sterk).
74
NL
Geen compensatie.
(zwak) tot
Opmerkingen
• Aangezien de snelheid van continu opnemen langzamer kan zijn in
(Geavancrd
Auto), bevelen we u aan om
(Standaard) te selecteren in situaties, waaronder het
opnemen van sportopnamen die continu opnemen met hoge snelheid nodig hebben.
• Voor vergrote RAW-beelden, kunnen andere effecten op de dynamischbereikoptimalisatie dan
(Standaard) niet worden gecontroleerd op de camera.
• Bij het opnemen met de dynamisch bereikoptimalisatie kan het beeld ruis bevatten.
Zeker als u het effect verhoogt met
(Geavanc.: Niveau), selecteer dan het niveau
door de opname te controleren.
Een instelling gebruiken
1 Druk op de Fn-knop om het Functies-scherm (blz. 41) weer te
geven.
2 Selecteer een instelling met v/V/
b/B de multi-selectieschakelaar
en druk op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
De opnamefunctie gebruiken
De Instelling is vooraf geprogrammeerd met beeldstijlen die optimaal zijn
voor verschillende scènes en doeleinden. U kunt een opname maken met
een geschikte mate van kleurreproductie en kleurtint. Daarnaast kunt u een
beeld produceren dat aan uw behoeften voldoet, met gebruik van deze
beeldstijlen als basis.
• Indien u alleen een stijlvenster
selecteert, kunt de uitvoering uitvoeren
op het Functies-scherm.
3 Selecteer op de multiselectieschakelaar het gewenste
beeld met v/V.
In de standaardinstelling kunt u
selecteren uit Standaard, Levendig,
Neutraal, Portret, Landschap, of Zwartwit.
75NL
4 Beweeg de cursor naar rechts met
B op de multi-selectieschakelaar,
en stel de parameters in met v/V
op de multi-selectieschakelaar.
Zie hieronder voor beschikbare
beeldstijlen en parameters.
Het gebruiken van andere beeldstijlen dan de standaard beeldstijlen
1 Selecteer
het stijlvenster waarvan u de
instelling wilt wijzigen.
2 Beweeg de cursor naar rechts met B op
de multi-selectieschakelaar, en stel de
gewenste beeldstijl in met v/V op de
multi-selectieschakelaar.
Beeldstijlen
76
NL
(Standaard)
Hiermee worden diverse scènes met een rijke gradatie en
prachtige kleuren vastgelegd.
(Levendig)
De verzadiging en het contrast worden verhoogd voor het
opnemen van opvallende beelden van kleurrijke scènes en
onderwerpen, zoals bloemen, lentegroen, een blauwe hemel
of vergezichten over zee.
(Neutraal)
De verzadiging en scherpte worden verlaagd om beelden in
een zachte tint op te nemen. Dit is ook geschikt voor het
vastleggen van beeldmateriaal dat met een computer moet
worden gewijzigd.
(Doorzichtig)
Voor het opnemen van beelden in een zuivere tint met
kristalheldere kleuren in een belicht gebied, geschikt voor het
opnemen van schitterend licht.
(Diep)
Voor het opnemen van beelden met diepe en dichte
kleuruitdrukkingen, geschikt voor het vastleggen van de
solide aanwezigheid van het onderwerp.
(Licht)
Voor het vastleggen van beelden met heldere en
ongecompliceerde kleuruitdrukkingen, geschikt voor het
vastleggen van een verfrissend heldere omgeving.
(Portret)
Voor het vastleggen van huidkleur met een zachte tint, ideaal
geschikt voor het maken van portretten.
(Landschap)
De verzadiging, het contrast en de scherpte worden verhoogd
voor het vastleggen van levendige, heldere landschappen.
Ook landschappen in de verte komen meer tot uiting.
(Zonsondergang)
(Nachtopname)
(Herfstbladeren)
Voor het vastleggen van de prachtige mooie kleur van de
ondergaande zon.
Het contrast wordt verzacht voor het vastleggen van een
nachtelijk landschap dat getrouwer is aan de werkelijke
weergave.
Voor het vastleggen van herfstscènes, waarbij de rode en gele
bladeren levendiger worden weergegeven.
(Zwart-wit)
Voor het vastleggen van zwart-witbeelden.
(Sepia)
Voor het vastleggen van beelden in sepia.
(Contrast)
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe meer verschil in
licht en schaduw wordt geaccentueerd waardoor er meer
invloed op een beeld komt.
(Verzadiging)
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe levendiger de kleur
is. Als een lagere waarde is geselecteerd is de kleur van het
beeld rustiger en behouden.
(Scherpte)
De scherpte aanpassen. Hoe hoger de geselecteerde waarde
hoe meer nadruk op de contouren wordt geaccentueerd en
hoe lager de geselecteerde waarde, hoe meer nadruk op de
contouren wordt verzacht.
(Helderheid)
Het aanpassen van de helderheid van het gehele beeld.
(Zoneaanpassing)
De opnamefunctie gebruiken
Parameters
Een rijke tint wordt geproduceerd om te voorkomen dat een
beeld over- of onderbelicht is.
Als een hogere waarde is geselecteerd, voorkomt het dat een
beeld wordt overbelicht bij het opnemen van een overbelicht
deel; en als een lagere waarde is geselecteerd, voorkomt het
dat een beeld wordt onderbelicht als er wordt opgenomen met
een onderbelicht deel.
Opmerkingen
• Als
(Zwart-wit) of
(Sepia) is geselecteerd, kunt u de verzadiging niet
aanpassen.
• Als u
(Zoneaanpassing) aanpast, kunt u
(Contrast) niet aanpassen.
77NL
De transportfunctie selecteren
Deze camera heeft negen transportfuncties, waaronder enkelvoudig
transport, continu-transport. Gebruik ze zoals u wilt.
1 Druk op de DRIVE-knop om het
DRIVE-knop
instellingscherm weer te geven.
2 Selecteer de gewenste functie met v/V op de multiselectieschakelaar en selecteer dan de gewenste instelling met
b/B op de multi-selectieschakelaar.
Enkelbeeldopname (blz. 78)
Continuopname (blz. 79)
Zelfontspanner (blz. 80)
Bracket: continu (blz. 80)
Bracket: enkel (blz. 80)
Witbalansbracket (blz. 82)
DRO-bracketopn. (blz. 82)
Mirror lockup (blz. 82)
Afstandsbediening (blz. 83)
• U kunt de Fn-knop vervangen voor de DRIVE-knop voor het instellen
van het Functies-scherm (blz. 41).
Enkele opnamen nemen
Deze functie is voor normaal opnemen.
Dit wordt ook gebruikt voor het annuleren van andere transportfuncties.
78
NL
Continu opnemen
Wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt, neemt de camera continu
beelden op.
Maakt opnamen met een maximum van 5 beelden per
seconde*
Maakt opnamen met een maximum van 3 beelden per
seconde*
Het maximale aantal opeenvolgende opnamen (Media gebruikt voor de
afmeting: Sony CompactFlash-kaart NCFD2G (300× 2GB))
Het aantal beelden dat continu opgenomen kan worden, is beperkt.
RAW
12 beelden
cRAW
12 beelden
RAW & JPEG
10 beelden
cRAW & JPEG
10 beelden
Extra fijn
11 beelden
Fijn/Standaard
105 beelden/285 beelden
De opnamefunctie gebruiken
* Onze meetomstandigheden: [Beeldgrootte] is ingesteld op [L:24M], [Kwaliteit] is
ingesteld op [Fijn], de scherpstellingfunctie is ingesteld op enkelvoudige AF of
handmatige scherpstelling en de sluitertijd is 1/250 seconde of sneller.
De snelheid van continu opnemen is echter lager wanneer u een opname maakt in
donkere omstandigheden, als Dynamisch-bereikoptimalisatie is ingesteld op
(Geavancrd Auto) of
(Geavanc.: Niveau), of [NR bij hoge-ISO] is ingesteld op
[Hoog].
Het aantal beelden dat opeenvolgend kan
worden opgenomen wordt aangegeven in
de zoeker. Indien het beschikbare aantal
continu opnamen hoger is dan negen
beelden, wordt "9" aangegeven in de
zoeker.
Het aantal beelden dat opeenvolgend
kan worden opgenomen
Opmerking
• Als de capaciteit van de geheugenkaart onvoldoende is, kan de camera mogelijk niet
continu alle opnamen maken die worden aangegeven in de zoeker.
79NL
De zelfontspanner gebruiken
Nadat u de ontspanknop hebt ingedrukt, wordt de sluiter
ontspannen na ongeveer tien seconden.
Als de zelfontspanner is geselecteerd, geven geluidsignalen
en het lampje van de zelfontspanner de status ervan aan. Vlak
voor de opname knippert het lampje van de zelfontspanner
snel en klinkt het geluidsignaal.
Nadat u de ontspanknop hebt ingedrukt, wordt de sluiter
ontspannen na ongeveer twee seconden.
Dit is handig om camerabeweging te verminderen om de
spiegel omhoog beweegt voor het opnemen.
De 10-seconden zelfontspanner annuleren
Druk op de DRIVE-knop.
Opmerkingen
• Als u drukt op de ontspannerknop zonder te kijken in de zoeker, moet u zoekersluiter
sluiten met de zoekersluiterhendel.
• Als de twee seconden zelfontspanner is geselecteerd kunnen de volgende
opnamefuncties niet worden gebruikt: opnemen met hoge snelheidsynchronisatie,
WL hoge snelheidsynchronisatie en spiegelvergrendelingopname.
Opnamen maken met Belichtingsbracket
Met bracketopnamen kunt u diverse beelden opnemen, ieder met een
andere belichtingsgraad. Deze camera is uitgerust met een automatische
bracketfunctie. Specificeer de afwijkingswaarde (stappen) van de
basisbelichting, en de camera verschuift automatisch de belichting bij het
opnemen. U kunt ook een beeld kiezen dat de door u gewenste helderheid
heeft nadat de opnamen klaar zijn. De basisbelichting wordt ingesteld bij
het eerste beeld van de bracketopname.
Basisbelichting
80
NL
– richting
+ richting
* (Bracket:
continu)
Hiermee worden drie of vijf opnamen gemaakt waarbij de
belichting volgens een gekozen stap verschuift.
Houd de ontspanknop ingedrukt totdat het opnemen stopt.
* (Bracket:
Hiermee worden drie of vijf opnamen gemaakt waarbij de
belichting volgens een gekozen stap verschuift.
Druk de ontspanknop in voor elke opname.
enkel)
* _._ EV onder
/
is de huidig geselecteerde stap _ aan de rechterkant van
EV is het nummer momenteel geselecteerd.
• In de standaard instelling neemt de camera op in de volgorde 0 t – t
+. U kunt de volgorde wijzigen met – t 0 t +, met [Bracketvolgorde]
in het menu Custom (blz. 116).
Het voorbeeld van de EV-schaalverdeling bij bracketopname
Omgeving-bracketopname
stappen van 0,3, drie
opnamen
Belichtingscompensatie 0
Flits-bracketopname
stappen van 0,7, drie
opnamen
Flitscompensatie –1,0
Aangegeven in de bovenste
regel.
Aangegeven onder de
schaalverdeling.
De opnamefunctie gebruiken
Opmerkingen
• De belichting wordt verschoven door aanpassing van de sluitertijd als het instelwiel
is ingesteld op M. Houd de AEL-knop ingedrukt als u de belichting verschuift door
de diafragmawaarde aan te passen en neem de opname.
• Bij aanpassing van de belichting, wordt de belichting verschoven aan de hand van de
gecompenseerde waarde met bracket opname.
• Als de flitser niet wordt gebruikt, wordt een omgeving-bracketopname uitgevoerd
waarbij de sluitertijd en het diafragma worden veranderd om de bracketopname
mogelijk te maken. Als de flitser wordt gebruikt, wordt een flits-bracketopname
uitgevoerd waarbij het flitslicht wordt veranderd.
• Enkelvoudige opname wordt automatisch geselecteerd bij flitser bracketopname
ongeacht de enkele of continu instelling. Druk de ontspanknop in voor elke opname.
LCD-monitor
Zoeker
• Bij een omgeving-bracketopname, wordt de EV-schaalverdeling ook in
de zoeker afgebeeld, maar niet bij een flits-bracketopname.
81NL
• Nadat de bracketopname is begonnen, gaan de aanduidingen van de reeds
gemaakte opnamen één voor één uit.
• Wanneer Enkel-bracket is geselecteerd en de ontspanknop tot halverwege
wordt ingedrukt en losgelaten, wordt in geval van een omgevingbracketopname "br 1" afgebeeld in de zoeker, en in geval van een flitsbracketopname "Fbr 1". Nadat de bracketopname is begonnen, wordt
afgebeeld wat het nummer van het volgende beeld is, bijv., "br 2", "br 3".
Opnemen met de witbalans-bracket
Op basis van de geselecteerde witbalanswaarde, worden drie foto's gemaakt
per opname terwijl de kleurtemperatuur automatisch wordt verschoven.
*
(Witbalansbracket)
Indien Lo is geselecteerd, wordt het verschoven met 10 mired
en als Hi is geselecteerd wordt het verschoven met 20 mired.
* De waarde weergegeven onder
is de huidige geselecteerde waarde.
Opnemen met de geavanceerde DRO-bracketopname
De geavanceerde DRO-bracketopname maakt drie foto's terwijl de gradatie
en kleuren in elk beeldgebied afzonderlijk worden geoptimaliseerd.
(DRO: D-Range Optimizer)
* (DRObracketopn.)
Indien Lo is geselecteerd, wordt het lichtjes verschoven, en
als Hi is geselecteerd wordt het ruim verschoven.
* De waarde weergegeven onder
is de huidige geselecteerde waarde.
Opmerkingen
• Wanneer de geavanceerde DRO-bracketopname is geselecteerd, wordt de instelling
dynamisch bereikoptimalisatie (blz. 74) tijdelijk gedeactiveerd.
• Van de effecten van Dynamisch beeldbereikoptimalisatie kunt u, als u een in RAWformaat opgenomen beeld weergeeft en vergroot, alleen die van
(Standaard)
controleren.
Opnemen met de spiegelvergrendelfunctie
Door de spiegel naar boven te bewegen voor de opname beweegt de camera
niet als de sluiter ontspant. Deze functie is handig als u macro-opnamen
uitvoert of als u met een telelens opneemt, omdat zelfs lichtjes bewegen
van de camera invloed heeft op het beeld.
82
NL
1 Druk op de ontspanknop.
De scherpstelling en de belichting worden vergrendeld en de spiegel gaat
omhoog.
2 Druk de ontspanknop in om het beeld op te nemen.
• Indien u gebruik maakt van de afstandsbediening (niet bijgeleverd) kunt u
de camerabeweging nog meer verminderen.
Opnemen met de afstandsbediening
Activeert de SHUTTER en 2 SEC (de sluiter wordt na twee seconden
ontspannen)-knoppen op de afstandsbediening.
De opnamefunctie gebruiken
Opmerkingen
• De spiegel beweegt automatisch naar beneden na 30 seconden vanaf het moment dat
de spiegel omhoog wordt bewogen. Druk de ontspanknop opnieuw in.
• Hoge snelheidsynchronisatie en WL hoge snelheidsynchronisatie kan niet worden
gebruikt tijdens spiegelvergrendelingopname.
• Bij spiegelvergrendelingopname mag u de sluiter niet aanraken of hard blazen op de
sluiter met gebruik van een blaasborsteltje. Dit kan schade veroorzaken aan de
camera.
• Als u drukt op de ontspannerknop zonder te kijken in de zoeker, moet u zoekersluiter
sluiten met de zoekersluiterhendel.
Stel scherp op het onderwerp, richt de zender van de
afstandsbediening op de sensor afstandsbediening en neem de
opname.
• In BULB opname, start de camera met belichten als u drukt op
SHUTTER of 2 SEC-knop, en als u opnieuw drukt op de SHUTTER of 2
SEC-knop, stopt de camera met belichten.
Opmerkingen
• Als u drukt op de ontspannerknop zonder te kijken in de zoeker, moet u zoekersluiter
sluiten met de zoekersluiterhendel.
• Om de scherpstelling te vergrendelen, drukt u de ontspanknop op de camera
halverwege in, laat u de knop los en maakt u de opname met de afstandsbediening.
Na de opname blijft de scherpstelling vergrendeld. Elke bewerking op de camera zal
de focusvergrendeling vrijgeven.
83NL
De voorbeeldfunctie gebruiken
U kunt de geschatte scherpte van het onderwerp controleren in de zoeker
voordat u de feitelijke opname maakt (Optisch voorbeeld).
Dan kunt u op voorhand de conditie van het beeld controleren op de LCDmonitor op de achterkant van de camera, en op hetzelfde scherm kunt u het
effect van de belichting, witbalans, dynamisch bereikoptimalisatie
enzovoorts (intelligent voorbeeld) controleren en aanpassen.
1 Stel scherp op het onderwerp en
druk op de controleknop.
Terwijl de knop ingedrukt wordt
gehouden, wordt het diafragma kleiner
overeenkomstig de diafragmawaarde
afgebeeld in de zoeker (optisch
voorbeeld).
• U kunt het diafragma handmatig
aanpassen tijdens het voorbeeld.
Controleknop
2 Laat de controleknop los.
Het beeld wordt weergegeven op de
LCD-monitor (Intelligent voorbeeld).
• Houd de camerapositie vast terwijl het
beeld wordt weergegeven op de LCDmonitor nadat u de knop loslaat.
3 Selecteer een onderwerp met b/B op de multiselectieschakelaar en pas de waarde aan met het instelwiel
voor en achter.
De aangepaste waarde wordt behouden behalve voor sommige functies.
• Door te drukken op de DISP-knop wordt het aangepaste beeld vergeleken
met het originele beeld. Door er opnieuw op te drukken wordt teruggegaan
naar het aangepaste beeld.
• Door te drukken op de -knop worden de waarden teruggezet op de
oorspronkelijke waarden.
84
NL
4 Druk de ontspanknop half in en wis het intelligent
voorbeelscherm om te kunnen opnemen.
Als u alleen de optische voorbeeldfunctie wilt activeren
Stel [Voorbeeldfunct.] in op [Opt. voorbeeld] in het menu Custom
(blz. 112).
Opmerkingen
• Het beeld in de zoeker zal donkerder zijn tijdens het Optisch voorbeeld.
• De automatische scherpstelling zal niet werken tijdens optisch voorbeeld. Stel van te
voren scherp op het onderwerp.
• De intelligent voorbeeldfunctie kan niet worden gebruikt tijdens BULB opnames.
• De intelligent voorbeeldfunctie kan niet worden gebruikt als het buffergeheugen van
de camera vol is.
De opnamefunctie gebruiken
85NL
Uw persoonlijke instellingen opslaan
U kunt drie combinaties van vaak gebruikte functies en instellingen in het
geheugen opslaan. U kunt de opgeslagen instellingen oproepen met de
functiekeuzeknop.
1 Stel de camera in op de instelling die u wilt opslaan.
2 Druk op de MENU-knop en selecteer [Geheugen] in het
menu Opname 4 met v/V/b/B op de multi-selectieschakelaar.
3 Selecteer het nummer dat u wilt opslaan met b/B op de multiselectieschakelaar en druk dan op het midden van de multiselectieschakelaar.
• U kunt de instellingen zo vaak als u dat wilt herschrijven.
Onderwerpen die kunnen worden opgeslagen
Belichtingsfunctie, transportfunctie, ISO, witbalans,
belichtingscompensatie, lichtmeetfunctie, scherpstellingfunctie, de positie
van het lokale AF-gebied
menu Opname onderwerpen (blz. 102 tot 110)
De opgeslagen instellingen oproepen
Draai de functiekeuzeknop naar de gewenste getalpositie.
U kunt de instellingen wijzigen door de bovenstaande stappen te volgen
nadat u een opgeslagen instelling hebt opgeroepen.
Opmerkingen
• U kunt Programmaverschuiving en handmatige verschuivinginstellingen niet
opslaan.
• De feitelijke instelling zal niet overeenkomen met de posities van de hendels en
functieknoppen op de camera. Raadpleeg de informatie die op de LCD-monitor
wordt weergegeven wanneer u foto's maakt.
86
NL
De weergavefuncties gebruiken
Beelden weergeven
Het laatst opgenomen beeld wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
1 Druk op de
-knop.
-knop
2 Selecteer op de multi-selectieschakelaar een beeld met b/B.
Terugkeren naar de opnamestand
Druk nogmaals op de -knop.
Weergave van de volgende
of vorige beelden tot
maximaal vijf beelden.
Met opname-informatie
Met opname-informatie
Zonder opnameinformatie
De weergavefuncties gebruiken
Overschakelen op het scherm voor opnamegegevens
Druk op de DISP-knop.
Telkens wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het scherm als volgt.
87NL
Het histogram afbeelden
Een histogram is de luminantieverdeling die aangeeft hoeveel pixels van
een bepaalde helderheid voorkomen in het beeld.
Druk op de
-knop.
Het histogram en de opnamegegevens
van het weergegeven beeld worden
weergegeven.
-knop
Terugkeren naar het normale weergavescherm
Druk nogmaals op de
-knop.
Hoe u het histogram kunt controleren
Als het beeld een overbelicht of
onderbelicht deel bevat, licht dat deel van
het beeld in de histogramweergave
(luminantie limietwaarschuwing) op.
Luminantie
R (rood)
Knipperend
G (groen)
B (blauw)
88
NL
Aantal
pixels
Donker
Licht
De weergavefuncties gebruiken
Door de belichtingscompensatie wordt
het histogram dienovereenkomstig
veranderd. De illustratie rechts is een
voorbeeld.
Een opname maken met de
belichtingscompensatie aan de positieve
zijde, verheldert het volledige beeld,
zodat het volledige histogram naar de
heldere zijde (rechterzijde) verschuift.
Als u opneemt met de
belichtingscompensatie toegepast aan de
negatieve kant, zal het histogram naar de
andere kant verschuiven.
Beide uiteinden van het histogram geven
over- of onderbelichte delen weer.
Het is onmogelijk om deze gebieden
later met een computer te herstellen. Pas
zo nodig de belichting aan en neem de
opname nogmaals.
Een beeld roteren
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
2 Druk op het midden van multi-selectieschakelaar.
Het beeld wordt linksom geroteerd. Herhaal stap 2 als u nog een rotatie wilt
uitvoeren.
• Nadat u het beeld hebt geroteerd, wordt het weergegeven in de geroteerde
positie, zelfs wanneer u de voeding uitschakelt.
89NL
Terugkeren naar het normale weergavescherm
Druk op de -knop.
Opmerking
• Als u geroteerde beelden naar een computer kopieert, kunnen de geroteerde beelden
met het softwareprogramma "PMB" (bijgeleverd) correct worden weergegeven. Het
is echter mogelijk dat de beelden niet worden geroteerd, afhankelijk van het
softwareprogramma.
Beelden vergroten
Een beeld kan worden vergroot om het beter te kunnen bekijken. Dit is
handig om de scherpstelling van een opgenomen beeld te bekijken.
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
Het midden van het beeld wordt vergroot.
-knop
2 Zoom in of uit op het beeld met het instelwiel achter.
3 Selecteer het deel dat u wilt
vergroten met v/V/b/B op de
multi-selectieschakelaar.
• Telkens wanneer u op het midden van
de multi-selectieschakelaar drukt,
wisselt het scherm tussen de vergrote
weergave en de normale weergave van
het beeld.
• U kunt een beeld selecteren met het
instelwiel voor bij hetzelfde
zoombereik.
• Elke keer als u drukt op de DISP-knop
wordt de informatie op het scherm aanen uitgeschakeld.
90
NL
Vergroot weergavescherm
Gehele scherm
De vergrote weergave annuleren
Druk op de
of de -knop.
Opmerking
• Voor vergrote RAW-beelden, kan een ander effect op de Dynamischbereikoptimalisatie dan
(Standaard) niet worden gecontroleerd op de camera.
Zoombereik
Beeldformaat
Zoombereik
L
Ongev. ×1,2 – ×19
M
Ongev. ×1,2 – ×14
S
Ongev. ×1,2 – ×9,4
Overschakelen op de beeldlijstweergave
1 Druk op de
-knop.
-knop
De weergavefuncties gebruiken
Het scherm verandert in het
indexweergavescherm.
2 Druk een aantal maal op de DISPknop om het gewenste
schermformaat te kiezen.
• Achtereenvolgens worden de volgende
schermen weergegeven: 9 beelden t
25 beelden t 4 beelden
DISP-knop
Terugkeren naar het scherm met een enkel beeld
Druk op de
-knop of het midden van de multi-selectieschakelaar als u
het gewenste beeld kiest.
91NL
Een map selecteren
1 Selecteer de mappenbalk met b/B op
de multi-selectieschakelaar en druk
vervolgens in het midden.
2 Selecteer de gewenste map met v/V en
druk vervolgens in het midden van de
multi-selectieschakelaar.
92
NL
Mappenbalk
De informatie over opgenomen beelden
controleren
Basisopname-informatie
Scherm
Indicatie
Scherm
Indicatie
Geheugenkaart (16)
3/7
Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
Map - bestandsnummer
(139)
-
Beveiligen (119)
DPOF3
DPOF ingesteld (119)
Beeldkwaliteit (103)
Beeldgrootte (102)/APSC-formaat (130)/
Beeldverhouding (102)
De weergavefuncties gebruiken
100-0003
Resterende accu (12)
1/125
Sluitertijd (47)
F3.5
Diafragma (46)
ISO100
ISO-gevoeligheid (68)
2008 1 1
10:37AM
Opnamedatum
93NL
Histogram weergave
A
Scherm
Indicatie
Scherm
Indicatie
ISO100
ISO-gevoeligheid (68)
Geheugenkaart (16)
–0.3
100-0003
Map - bestandsnummer
(139)
Belichtingscompensatie
(64)
–0.3
Flitscompensatie (67)
-
Beveiligen (119)
DPOF3
DPOF ingesteld (119)
Lichtmeetfunctie (63)
35mm
Beeldgrootte (102)/APSC-formaat (130)/
Beeldverhouding (102)
AWB
5500K
M1
Scherm
Indicatie
Histogram (88)
P A S M Belichtingsfunctie
(42,44)
1/125
Sluitertijd (47)
F3.5
Diafragma (46)
94
NL
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurenfilter, Eigen) (69)
Dynamischbereikoptimalisatie (74)
Resterende accu (12)
B
Brandpuntsafstand
Instellingen (75)
Beeldkwaliteit (103)
2008 1 1
10:37AM
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
Beelden wissen (Wissen)
Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. Controleer
vooraf of u het beeld al dan niet wilt wissen.
Opmerking
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
Het beeld wissen dat wordt weergegeven
1 Geef het beeld weer dat u wilt
wissen en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
2 Selecteer [Wissen] met v op de multi-selectieschakelaar en
druk vervolgens op het midden van de multi-selectieschakelaar.
De weergavefuncties gebruiken
Alle beelden in de map wissen
1 Druk op de
-knop.
2 Selecteer de mappenbalk met b
op de multi-selectieschakelaar.
Mappenbalk
3 Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar, en kies
dan de map die u wilt wissen met v/V.
4 Druk op de
-knop.
5 Selecteer [Wissen] met v op de multi-selectieschakelaar en
druk vervolgens op het midden.
95NL
Beelden bekijken op een tv-scherm
1 Schakel zowel de camera als de
1 Naar de videoingangs-aansluiting
tv uit, en sluit de camera en de tv
op elkaar aan.
Videokabel
2 Naar de
VIDEO OUTaansluiting
2 Schakel de tv in en wijzig de ingang.
• Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bijgeleverol bij tv voor meer informatie.
3 Schakel de camera in en druk op
de
-knop.
De beelden die met de camera zijn
opgenomen, worden op het tv-scherm
afgebeeld.
Selecteer op de multi-selectieschakelaar
het gewenste beeld met b/B.
• De LCD-monitor op de achterkant van
de camera wordt niet ingeschakeld.
-knop
96
NL
Multiselectieschakelaar
Uw camera in het buitenland gebruiken
Het kan nodig zijn dat u uw videoformaat instelt overeenkomstig het
signaal van het plaatselijke tv-systeem (blz. 123).
Over tv-kleursystemen
Als u beelden wilt bekijken op een televisiescherm, hebt u een televisie met
een video-ingangsaansluiting en een videokabel nodig. Het kleursysteem
van de tv moet overeenstemmen met dat van uw digitale fotocamera.
Raadpleeg de onderstaande lijsten voor het tv-kleursysteem van het land of
gebied waarin u de camera gebruikt.
NTSC-systeem
Bahama-eilanden, Bolivia, Canada, Chili, Colombia, Ecuador, Filippijnen, Jamaica,
Japan, Korea, Mexico, Midden-Amerika, Peru, Suriname, Taiwan, Venezuela,
Verenigde Staten, enz.
PAL-M-systeem
Brazilië
PAL-N-systeem
Argentinië, Paraguay, Uruguay
SECAM-systeem
Bulgarije, Frankrijk, Guyana, Irak, Iran, Monaco, Oekraïne, Rusland, enz.
De weergavefuncties gebruiken
PAL-systeem
Australië, België, China, Denemarken, Duitsland, Finland, Hongarije, Hongkong,
Italië, Koeweit, Maleisië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Singapore, Slowakije, Spanje, Thailand, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk,
Zweden, Zwitserland, enz.
97NL
Beelden bekijken van hogere beeldkwaliteit
Als u een HDTV gebruikt die met een
HDMI-aansluiting is uitgerust, kunt u
beelden met een hogere beeldkwaliteit
bekijken door een HDMI-kabel (niet
bijgeleverd) te gebruiken.
1 Naar de HDMIaansluiting
HDMI-kabel
(niet
bijgeleverd)
2 Naar de
HDMI-aansluiting
Het type HDMI-uitgangsignaal wijzigen
Het uitgangsignaal van deze camera wordt automatisch bepaald volgens
een aangesloten TV, andere signalen kunnen het beeld echter helderder
maken, afhankelijk van het onderwerp (blz. 123).
Opmerkingen
• Gebruik een HDMI-kabel met het HDMI-logo.
• Gebruik een HDMI-mini-aansluiting aan het ene uiteinde (voor de camera) en een
aansluiting die geschikt is voor de aansluiting op uw tv aan het andere uiteinde.
• Als u uw camera met een HDMI-kabel aansluit op Sony's tv die compatibel is met
VIDEO-A, stelt de tv automatisch de juiste beeldkwaliteit in voor het weergeven van
stilstaande beelden. Raadpleeg de bedieningsinstructies van Sony's tv die compatibel
is met VIDEO-A voor meer informatie.
• Sommige apparaten zullen mogelijk niet correct werken.
• Sluit de uitgang van het apparaat niet aan op de HDMI-aansluiting op de camera. Dit
kan een storing veroorzaken.
Op "PhotoTV HD"
Deze camera is compatibel met de norm "PhotoTV HD".
Door apparaten die compatibel zijn met PhotoTV HD van Sony aan te
sluiten met een HDMI-kabel, kunt u genieten van een compleet nieuwe
wereld van foto's in adembenemende Full HD-kwaliteit.
"PhotoTV HD" biedt een zeer gedetailleerde, fotogetrouwe uitdrukking van
subtiele patronen en kleuren.
98
NL
Bedienen met de afstandsbediening
Wanneer u de camera aansluit op een tv en naar de weergavefunctie gaat,
kunt u beelden afspelen met de afstandsbediening. De meeste knoppen op
de afstandsbediening hebben dezelfde functie als de knoppen op de camera.
Knoppen op de afstandsbediening
blz.
A
88
(Histogram)
B DISP (Scherm)
87
C
(Index)
91
D
(Rotatie)
89
E
(Weergave)
F MENU
G
H
I
(Diavoorstelling)
/
(In- en uitzoomen)
87
100
121
90
95
40
Diavoorstelling
Met de
-knop op de afstandsbediening kunt u een diavoorstelling
gemakkelijk starten/stoppen. Tijdens een diavoorstelling zijn de volgende
bewerkingen beschikbaar vanaf de afstandsbediening.
• Het vorige/volgende beeld weergeven met b/B.
• De diavoorstelling pauzeren/afspelen met .
De weergavefuncties gebruiken
(Wissen)
J v/V/b/B/ (Multiselectieschakelaar)
Opmerking
• Als u de camera aansluit op een TV met de bijgeleverde USB-kabel, dan kunt u de
beelden niet weergeven via de afstandsbediening.
99NL
Het menu gebruiken
Menufunctielijst
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de functie
instelt voor het gebruik van de MENUknop. Na het drukken op de MENUknop, gebruikt u de multiselectieschakelaar en volgt u de
instructies in de bedieningsgids (blz. 40).
MENU-knop
Menu Opname (blz. 102 tot 110)
Beeldgrootte
Beeldverhoud.
Kwaliteit
1 Dyn.-bereikoptim
Customtoets
Instellingen
Kleurenruimte
Flitsfunctie
Flitsregeling
Flitscompens.
2 Belichtingsstap
ISO Autom. ber.
AF-A-instelling
AF-gebied
Sluiterontspan.
3 AF-hulplicht
AF met sluiter
NR lang-belicht
NR bij hoge-ISO
Geheugen
Opn.f.terugst.
4
Menu Custom (blz. 111 tot 117)
AF/MF-knop
AF/MF-regeling
AF-snelheid
1 AF-gebiedweerg.
Scherp.vergr.
Autom.weergave
Voorbeeldfunct.
Bel.comp.inst.
3 Bracketvolgorde
Custom terugst.
100
NL
AEL-knop
Instelwiel inst
Bel.comp.wiel
2 Instelwielvergr
Toetsbediening
Opn.zonder krt.
Opn.info weerg.
Menu Weergave (blz. 118 tot 121)
Wissen
Formatteren
Beveiligen
1 DPOF instellen
• Datum afdruk.
• Indexafdruk
Beeldrotatie
Diavoorstelling
• Interval
2
Menu Setup (blz. 122 tot 132)
LCD-helderheid
Info.weerg.tijd
Stroombesparing
1 Videoformaat
HDMI-uitvoer
Taal
Datum/tijd inst
APS-C-form. v.
Terugstellen
4
Het menu gebruiken
Menustartpositie
Wisbevestiging
Audiosignalen
3 Reinigen
AF-microafst.
• hoeveelheid
Instelglas
Geheugenkaart
Bestandsnummer
Mapnaam
2 Map kiezen
• Nieuwe map
USB-verbinding
• Massaopslagkrt
101NL
Menu Opname
Menu Opname 1
Beeldgrootte
[Beeldverhoud.]: [3:2]
L:24M
6048 × 4032 pixels
M:13M
4400 × 2936 pixels
S:6.1M
3024 × 2016 pixels
[Beeldverhoud.]: [16:9]
L:21M
6048 × 3408 pixels
M:11M
4400 × 2472 pixels
S:5.2M
3024 × 1704 pixels
[APS-C-form. v.]: [Aan]
L:11M
3984 × 2656 pixels
M:5.6M
2896 × 1928 pixels
S:2.6M
1984 × 1320 pixels
Opmerkingen
• De beeldgrootte van een RAW-bestand correspondeert met L als u een RAWbestand selecteert met [Kwaliteit]. De beeldgrootte wordt niet weergegeven op de
LCD-monitor.
• Wanneer u een DT-lens plaatst, wordt [APS-C-form. v.] automatisch gekozen.
Beeldverhoud.
3:2
Een normale beeldverhouding.
16:9
Een HDTV-verhouding.
102
NL
Kwaliteit
RAW (
)
cRAW* (
Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens)
Dit formaat wordt niet bereikt met digitale verwerking.
Selecteer dit formaat om beelden op een computer te
verwerken voor professionele doelen.
• Het beeldformaat ligt vast op het maximale formaat. Het
beeldformaat wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
)
RAW & JPEG
(
)
Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens) + JPEG
Het RAW-beeld en het JPEG-beeld worden tegelijkertijd
gemaakt. Dit is handig wanneer u twee beeldbestanden nodig
hebt: een JPEG-bestand om weer te geven en een RAWbestand om te bewerken. De beeldkwaliteit ligt vast op [Fijn].
cRAW & JPEG*
(
)
Extra fijn (
Fijn (
)
)
Standaard (
)
Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt bij de opname gecomprimeerd in het JPEGbestandsformaat. Hoe hoger de compressieverhouding, hoe
kleiner de bestandsgrootte. Hierdoor kunnen meer bestanden
worden opgenomen op een geheugenkaart, maar de
beeldkwaliteit zal lager zijn.
* "c" van "cRAW" staat voor "gecomprimeerd". De gegevens worden gecomprimeerd tot
ongeveer 60 tot 70% in vergelijking met een niet-gecomprimeerd beeld. Gebruik deze
instelling wanneer u het aantal beelden dat kan worden opgenomen, wilt verhogen.
Over RAW-beelden
U hebt het softwareprogramma "Image Data Converter SR" nodig dat op de cd-rom
(bijgeleverd) staat om een RAW-beeld te kunnen openen dat op deze camera is
opgenomen. Met behulp van dit softwareprogramma kan een RAW-beeld worden
geopend en geconverteerd naar een veelgebruikt bestandsformaat, zoals JPEG of TIFF,
en kunnen de witbalans, de kleurverzadiging, het contrast, enz., worden veranderd.
• Bij het opnemen van een RAW-beeld, hebt u te maken met de volgende beperking.
– Het RAW-beeld kan niet worden afgedrukt op een DPOF-aangewezen printer of
een PictBridge-compatibele printer.
• Van de effecten van Dynamisch beeldbereikoptimalisatie kunt u, als u een in RAWformaat opgenomen beeld weergeeft en vergroot, alleen die van
(Standaard)
controleren.
Menu Opname
Opmerking
• Zie bladzijde 26 voor meer informatie over het aantal beelden dat kan worden
opgenomen wanneer de beeldkwaliteit wordt veranderd.
Dyn.-bereikoptim
Zie 74 voor verdere informatie.
103NL
Customtoets
U kunt een functie van uw keuze
toewijzen aan de C-knop. In de standaard
instelling is [Instellingen] toegewezen
aan de C-knop.
C-knop
De functies die u kunt registreren
AF-vergrendel./AF/MF-regeling/Opt. voorbeeld/Int. voorbeeld/ISO/
Witbalans/Belicht.comp./Flitscompens./Transportfunc./AF-gebied/
Beeldgrootte/Kwaliteit/Instellingen/Dyn.-bereikoptim/Flitsfunctie/
Geheugen
Instellingen
Zie 75 voor verdere informatie.
Kleurenruimte
De wijze waarop kleuren worden vertegenwoordigd met combinaties van
nummers of het assortiment kleurenreproducties wordt "kleurruimte"
genoemd. U kunt de kleurruimte wijzigen, afhankelijk van uw doel.
sRGB
Dit is de standaard kleurruimte van de digitale camera.
Gebruik sRGB bij normale opnamen, bijvoorbeeld als u van
plan bent om de beelden af te drukken zonder aanpassing.
AdobeRGB
Dit heeft een uitgebreid assortiment kleurreproducties. Als
een groot deel van de onderwerp levendig groen of rood is, is
Adobe RGB effectief.
• De bestandsnaam van het beeld begint met "_DSC".
Opmerkingen
• Adobe RGB is voor toepassingen of printers die kleurbeheer en de DCF2.0
kleurruimte-optie ondersteunen. Wanneer u toepassingen of printers gebruikt die het
kleurbeheer niet ondersteunen, kan dat beelden opleveren waarin kleuren niet
kleurgetrouw worden weergegeven of afgedrukt.
• Beelden worden met een lage verzadiging weergegeven als zij op de camera, of
apparaten die Adobe RGB niet ondersteunen, werden opgenomen met Adobe RGB.
104
NL
Menu Opname 2
Flitsfunctie
Zie 59 voor verdere informatie.
Flitsregeling
U kunt de flitsregeling selecteren om de hoeveelheid flitslicht in te stellen.
ADI-flits
Met deze methode regelt u het licht van de flitser waarbij
rekening gehouden wordt met de informatie over de
brandpuntsafstand en de lichtmeetgegevens van de voorflits.
Met deze methode kunt u een nauwkeurige flitscompensatie
krijgen waarbij er nagenoeg geen effect optreedt van de
weerkaatsing van het onderwerp.
Voorflits DDL
Met deze methode regelt u de hoeveelheid flitslicht die
uitsluitend berekend wordt volgens de gegevens van de
lichtmeting van de voorflits. Deze methode is gevoelig voor
de lichtweerkaatsing van het onderwerp.
ADI: Advanced Distance Integration (Geavanceerde afstandintegratie)
TTL: Through the lens (Door de lens)
Opmerkingen
• Wanneer de afstand tussen het onderwerp en het externe flitsapparaat niet kan
worden vastgesteld (opnemen met een draadloos, extern flitsapparaat, opnemen met
een los flitsapparaat dat met een kabel is verbonden met de camera, opnemen met
een dubbelflitsapparaat voor macro-opnamen, enz.), selecteert de camera
automatisch de instelling Voorflits DDL.
• Selecteer in de volgende gevallen [Voorflits DDL] omdat de camera geen
flitscompensatie kan uitvoeren met ADI-flits.
– Aan het flitsapparaat HVL-F36AM is een breed paneel bevestigd.
– Voor flitsopnamen wordt een diffuser gebruikt.
– Er wordt een filter met een belichtingsfactor, zoals een ND-filter, gebruikt.
– Er wordt een close-uplens gebruikt.
• ADI-flits is alleen beschikbaar in combinatie met een lens die is uitgerust met een
afstandscodeerder. Om te bepalen of uw lens is uitgerust met een afstandscodeerder,
raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die bij de lens werd geleverd.
Menu Opname
• Bij de selectie van [ADI-flits] kan het gebruik van een lens die is voorzien
van een afstandscodeerder een nauwkeuriger flitscompensatie opleveren
doordat nauwkeurigere afstandsinformatie wordt gebruikt.
105NL
Flitscompens.
Zie 67 voor verdere informatie.
Belichtingsstap
U kunt een compensatie voor de sluitersnelheid, het diafragma en de
belichting selecteren.
0,5 EV
Wijzigen in stappen van 1/2 EV.
0,3 EV
Wijzigen in stappen van 1/3 EV.
ISO Autom. ber.
400 – 1600
Stelt het bereik in van 400 – 1600.
400 – 800
Stelt het bereik in van 400 – 800.
200 – 1600
Stelt het bereik in van 200 – 1600.
200 – 800
Stelt het bereik in van 200 – 800.
200 – 400
Stelt het bereik in van 200 – 400.
106
NL
Menu Opname 3
AF-A-instelling
Zie 56 voor verdere informatie.
AF-gebied
Zie 53 voor verdere informatie.
Sluiterontspan.
U kunt een instelling selecteren voor het ontspannen van de sluiter.
Na scherpst.
De sluiter kan niet worden ontspannen als de scherpstelling
niet is bevestigd.
Geen scherpst.
De sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de scherpstelling
niet is bevestigd. Selecteer deze instelling als de opnamekans
voorrang heeft.
AF-hulplicht
U kunt het AF-hulplicht in- of uitschakelen. Voor details over het AFhulplicht, zie pagina 55.
Automatisch
Vult automatisch het AF-hulplicht indien nodig.
Uit
Schakelt het AF-hulplicht niet in.
Menu Opname
Opmerking
• De sluiter kan worden ontspannen ongeacht de instelling van het handmatig
scherpstellen, zelfs als het scherpstellen niet wordt bereikt.
Opmerking
• Als [AF-hulplicht] is ingesteld op [Uit], werkt het AF-hulplicht van de flitser (niet
bijgeleverd) niet.
AF met sluiter
In de standaardinstelling wordt het aanpassen van de scherpstelling
uitgevoerd door de ontspanknop halverwege in te drukken. U kunt deze
actie uitschakelen.
107NL
Aan
Past de scherpstelling aan door de ontspanknop halverwege
in te drukken.
Uit
Past de scherpstelling niet aan door de ontspanknop
halverwege in te drukken. U kunt de scherpstelling
aangepassen door op het midden van de multiselectieschakelaar te drukken. Dit is handig wanneer u
voortdurend opneemt met dezelfde scherpstellingspositie.
NR lang-belicht
Bij een lange belichting valt de ruis meer op. Als de sluitertijd 1 seconde of
langer is, wordt de ruisonderdrukking ingeschakeld om de korrelige ruis te
verminderen die optreedt bij lange sluitertijden.
Aan
Als de sluitertijd 1 seconde of langzamer is, wordt het
ruisonderdrukkingsproces uitgevoerd gedurende de tijd
waarin de sluiter geopend is. U kunt geen volgend beeld
opnemen totdat het proces voltooid is. Dit is van toepassing
wanneer de kwaliteit van de opname voorrang heeft.
Uit
In deze functie wordt geen ruisonderdrukking uitgevoerd. Dit
is van toepassing wanneer de timing van de opname voorrang
heeft.
Opmerking
• De ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd bij continue opname of continu bracketopnamen, zelfs wanneer deze functie is ingesteld op [Aan].
NR bij hoge-ISO
De camera verlaagt de ruis die meer opvalt als de gevoeligheid van de
camera hoger is als er opnamen worden gemaakt met de ISO-gevoeligheid
ingesteld op 1600.
Hoog
Normaal
Laag
Uit
Als [Hoog] is geselecteerd, werkt de ruisonderdrukking
doeltreffender. Selecteer [Laag] als u de details van het
onderwerp prioriteit geeft.
Verminder de ruis niet.
Opmerking
• De snelheid van continu opnemen wordt langzamer als deze is ingesteld op [Hoog].
108
NL
Menu Opname 4
Geheugen
Zie 86 voor verdere informatie.
Opn.f.terugst.
U kunt de hoofdfuncties van de opnamefunctie opnieuw instellen wanneer
de functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S, of M.
De volgende items kunnen worden teruggezet.
Onderdelen
Terugstellen naar (standaardinstelling)
Belicht.comp. (64)
±0.0
Transportfunc. (78)
Enkelbeeldopname
Witbalans (69)
AWB
Kleurtemperatuur/Kleurfilter (71)
5500K, Kleurfilter 0
Eigen witbalans (72)
5500K
ISO (68)
AUTO
Beeldgrootte (102)
L:24M
3:2
Kwaliteit (103)
Fijn
Dyn.-bereikoptim (74)
Uit
Customtoets (104)
Instellingen
Instellingen (75)
Standaard
Kleurenruimte (104)
sRGB
Flitsfunctie (59)
Invulflits
Flitsregeling (105)
ADI-flits
Flitscompens. (67)
±0.0
Belichtingsstap (106)
0,3 EV
ISO Autom. ber. (106)
200 – 800
AF-A-instelling (107)
AF-A
AF-gebied (53)
Breed
Sluiterontspan. (107)
Na scherpst.
AF-hulplicht (55)
Automatisch
Menu Opname
Beeldverhoud. (102)
109NL
Onderdelen
Terugstellen naar (standaardinstelling)
AF met sluiter (107)
Aan
NR lang-belicht (108)
Aan
NR bij hoge-ISO (108)
Normaal
110
NL
Menu Custom
Menu Custom 1
AF/MF-knop
AF/MF-regeling
Gebruikt de knop voor het overschakelen van de automatische
scherpstelling naar de handmatige scherpstelling (blz. 57).
AF-vergrendel.
Deze knop wordt gebruikt als AF-vergrendelingsknop.
Druk op de ontspanknop om foto's te maken terwijl u de AF/
MF-knop ingedrukt houdt.
AF/MF-regeling
Wanneer [AF/MF-knop] is ingesteld op [AF/MF-regeling], kunt u de
manier waarop u de AF/MF-knop gebruikt, wijzigen.
AF vastzetten
AF en MF worden alleen geschakeld terwijl de knop wordt
ingedrukt.
AF/MF wisselen
Druk op de knop en laat deze los om te schakelen tussen AF en
MF. De instelling wordt behouden tot u weer op de knop drukt.
AF-snelheid
Snel
De scherpstelling snel bevestigen.
Langzaam
De scherpstelling langzaam bevestigen.
Heeft een hogere waarschijnlijkheid voor het bevestigen van
de scherpstelling bij het opnemen van een onderwerp met de
macro opnamefunctie.
Menu Custom
Wanneer de automatische scherpstelling is geactiveerd, kunt u de snelheid
van het scherpstellen selecteren.
AF-gebiedweerg.
Als de scherpstelling wordt aangepast, zal het lokale AF-gebied dat voor
het scherpstellen wordt gebruikt, kortstondig rood oplichten. U kunt de
duur van het oplichten veranderen of het oplichten uitschakelen.
0,6 sec.
Het lokale AF-gebied licht op gedurende 0,6 seconde.
0,3 sec.
Het lokale AF-gebied licht op gedurende 0,3 seconde.
Uit
Het lokale AF-gebied licht alleen op wanneer de multiselectieschakelaar wordt ingedrukt.
111NL
Scherp.vergr.
Als u een lens gebruikt die is uitgerust met een scherpstellingvasthoudknop, kunt u de werking van de knop veranderen om een
voorbeeld van de opname te bekijken.
Scherp.vergr.
Hiermee wordt de knop gebruikt als de scherpstellingvasthoudknop.
Opt. voorbeeld
Hiermee wordt de knop gebruikt als de optische
voorbeeldknop.
Int. voorbeeld
Hiermee wordt de knop gebruikt als de intelligente
voorbeeldknop.
Autom.weergave
Nadat een beeld is opgenomen kunt u het weergeven op de LCD-monitor.
U kunt de weergaveduur veranderen.
10 sec.
5 sec.
Geeft het beeld weer op de LCD-monitor voor de tijdsduur
die u heeft geselecteerd.
2 sec.
Uit
Deactiveert de automatische weergave.
Opmerking
• In de automatische weergave wordt het beeld niet weergegeven in de verticale
positie, zelfs als u de opname in een verticale positie hebt gemaakt (blz. 120).
Voorbeeldfunct.
U kunt de voorbeeldfunctie selecteren. Voor details over de AF-hulplicht,
zie pagina 84.
Intelligent
Maakt gebruik van de intelligente voorbeeldfunctie.
Opt. voorbeeld
Maakt gebruik van de optische voorbeeldfunctie.
112
NL
Menu Custom 2
AEL-knop
De functie en de werkingswijze van de AEL-knop kan worden veranderd.
AEL-vergrendel
De camera vergrendelt de gemeten belichtingswaarde.
Selecteer uit de volgende twee opties: Houd de waarde vast
terwijl de AEL-knop is ingedrukt ([AEL-vergrendel]) of
houd de waarde vast totdat de AEL-knop opnieuw wordt
ingedrukt ([AEL-wisselen]). Dit is handig als u regelmatige
belichtingen op meerdere beelden wilt bewaren.
AEL-wisselen
AEL-vergrend.
AEL-wisselen
De camera voert tijdelijk een spotmeting uit en vergrendelt
de gemeten belichtingswaarde. Selecteer uit de volgende
twee opties: Houd de waarde vast terwijl de AEL -knop is
ingedrukt ([ AEL-vergrend.]) of houd de waarde vast totdat
de AEL-knop opnieuw wordt ingedrukt ([ AELwisselen]). Dit is handig als tijdelijk een spotmeting wilt
uitvoeren.
Instelwiel inst
Als de functiekeuzeknop is ingesteld op M (handmatige belichting) of P
(Programmaverschuiving), kunt u de functies van de voor (
) en achter
(
) instelwielen van sluitertijd of diafragma overschakelen.
Sltd
F-getal
Menu Custom
Opmerkingen
• Terwijl de belichtingswaarde vergrendelt is, wordt afgebeeld op de LCD-monitor
en in de zoeker. Zorg ervoor dat u de instelling niet terugzet.
• De instellingen "AF vastzetten" en "AF/MF wisselen" beinvloeden de handmatige
verschuiving (blz. 49) in de handmatige belichtingsfunctie.
F-getal Past de sluitertijd aan met het instelwiel voor en het
diafragma met het instelwiel achter.
Sltd Past het diafragma aan met het instelwiel voor en de
sluitertijd met het instelwiel achter.
113NL
Bel.comp.wiel
U kunt de belichting met het instelwiel voor (
(
) compenseren.
Uit
) of het instelwiel achter
Compenseer de belichting niet met de instelwielen.
Wiel voor
Compenseert de belichting met het instelwiel voor.
Wiel achter
Compenseert de belichting met het instelwiel achter.
Wanneer [Instelwiel inst] is ingesteld op [
Sltd
functies van het instelwiel voor en achter als volgt.
Belichtingsfunctie
P
A
S
M
Instelwiel voor
Uit
F-getal], zijn de
Wiel voor
Wiel achter
PS verschuiving Belichtingscompensatie PS verschuiving
Instelwiel achter
PA verschuiving PA verschuiving
Instelwiel voor
Diafragma
Belichtingscompensatie Diafragma
Diafragma
Diafragma
Instelwiel voor
Sluitertijd
Belichtingscompensatie Sluitertijd
Instelwiel achter
Sluitertijd
Sluitertijd
Belichtingscompensatie
Instelwiel voor
Sluitertijd
Sluitertijd
Sluitertijd
Instelwiel achter
Diafragma
Diafragma
Diafragma
Instelwiel achter
Belichtingscompensatie
Belichtingscompen
satie
Instelwielvergr
Als de belichtingswaarde niet wordt weergegeven, kunt u het instelwiel
voor en achter vergrendelen om deze te deactiveren.
Aan
De instelwielen voor en achter werken alleen wanneer de
sluitertijd en het diafragma worden weergegeven.
Uit
De instelwielen voor en achter werken altijd.
Toetsbediening
Wanneer u in de standaardinstelling op de knop ISO, WB, DRIVE, knop, of C-knop drukt, wordt het exclusieve scherm op het beeldscherm
weergegeven. U kunt er ook voor kiezen in plaats daarvan het Functiesscherm (blz. 41) te laten weergeven.
114
NL
Exclusief disp
Toont een exclusief scherm voor elke functie.
Functies
Toont het Functies-scherm van de functie die op dat ogenblik
is geselecteerd.
Opmerking
• Zelfs wanneer [Functies] is geselecteerd, wordt het exclusieve scherm weergegeven
wanneer er geen item van toepassing is op het vergrote weergavescherm.
Opn.zonder krt.
U kunt de sluitervergrendeling instellen om te voorkomen dat de sluiter
wordt ontspannen wanneer er geen geheugenkaart in de camera is geplaatst.
Inschakelen
De sluiter kan worden ontspannen wanneer er geen
geheugenkaart in de camera is geplaatst.
Uitschakelen
De sluiter kan niet worden ontspannen wanneer er geen
geheugenkaart in de camera is geplaatst.
Opn.info weerg.
U kunt de opname-informatie laten roteren wanneer de camera verticaal
wordt gehouden.
De weergave roteert naar een verticale positie (blz. 35).
Horizontaal
De weergave draait niet.
Menu Custom
Autom.roteren
115NL
Menu Custom 3
Bel.comp.inst.
U kunt een methode selecteren voor de belichtingscompensatie als de flitser
wordt gebruikt.
Omgeving+flits
De belichtingscorrectie wordt uitgevoerd in het
omgevingslichtbereik (de achtergrond die niet bereikt wordt
door het flitslicht) en het flitslichtbereik.
• Waarden die veranderen: sluitertijd, diafragma, ISO
(uitsluitend in de stand Auto), hoeveelheid flitslicht
• Waarden die niet veranderen: geen
Alleen omgeving
Door de hoeveelheid flitslicht vast te leggen, kunt u het effect
beperken van de belichtingscompensatie voor de achtergrond
die alleen wordt belicht door het omgevingslicht (ieder licht
behalve het flitslicht).
• Waarden die veranderen: sluitertijd, diafragma, ISO
(uitsluitend in de stand Auto)
• Waarden die niet veranderen: hoeveelheid flitslicht
• Met de flitscorrectie kunt u de correctie van het flitslichtbereik beperken
door de belichting van het omgevingslichtbereik, die niet bereikt wordt
door het flitslicht, vast te leggen (blz. 67).
Bracketvolgorde
U kunt de volgorde van een bracket-opname (blz. 80) selecteren. Dit is niet
van toepassing op een geavanceerde DRO-bracketopname.
0t–t+
Het gebruik van 0 EV is voor het opnemen van het eerste
beeld dat de beste opnamemogelijkheid biedt.
Voorbeeld: ±0 EV t –0,3 EV t +0,3 EV t –0,7 EV t
+0,7 EV
–t0t+
De volgorde loopt van een lage naar een hoge belichting.
Voorbeeld: –0,7 EV t –0,3 EV t ±0 EV t +0,3 EV t
+0,7 EV
116
NL
Custom terugst.
U kunt de belangrijkste instellingen van de het menu Custom terugstellen.
De volgende items kunnen worden teruggezet.
Onderdelen
Terugstellen naar (standaardinstelling)
AF/MF-knop (111)
AF/MF-regeling
AF/MF-regeling (111)
AF vastzetten
AF-snelheid (111)
Snel
AF-gebiedweerg. (111)
0,3 sec.
Scherp.vergr. (112)
Scherp.vergr.
Autom.weergave (112)
2 sec.
Voorbeeldfunct. (84)
Intelligent
AEL-knop (113)
AEL-vergrendel
Instelwiel inst (113)
Bel.comp.wiel (114)
Sltd
F-getal
Uit
Instelwielvergr (114)
Uit
Toetsbediening (114)
Exclusief disp
Inschakelen
Opn.info weerg. (115)
Autom.roteren
Bel.comp.inst. (116)
Omgeving+flits
Bracketvolgorde (116)
0t–t+
Menu Custom
Opn.zonder krt. (115)
117NL
Menu Weergave
Menu Weergave 1
Wissen
U kunt meerdere beelden wissen. Als u eenmaal een beeld hebt gewist,
kunt u dit niet herstellen. Controleer vooraf of u het beeld al dan niet wilt
wissen.
Gemark.beelden
Hiermee worden de geselecteerde beelden gewist.
1Selecteer het beeld dat u wilt wissen met b/B op de multiselectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar. (Om de selectie ongedaan te
maken, drukt u opnieuw op het midden.)
Als u nog andere beelden wilt wissen, herhaalt u deze stap.
2Druk op de MENU-knop. Nadat een bericht verschijnt,
selecteert u [Wissen] met v op de multi-selectieschakelaar
en druk vervolgens op het midden.
Alle beelden
Hiermee worden alle beelden op de geheugenkaart gewist.
Nadat een bericht verschijnt, selecteert u [Wissen] met v op
de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden.
Opmerking
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
Formatteren
Formatteert de geheugenkaart. Vergeet niet dat het formatteren alle
gegevens op de geheugenkaart onherstelbaar zal wissen, inclusief de
beveiligde beelden.
Nadat een bericht verschijnt, selecteert u [OK] met v op de multiselectieschakelaar en druk vervolgens op het midden.
Opmerkingen
• Tijdens het formatteren brandt het toegangslampje. Terwijl het bedrijfslampje
brandt, mag u de geheugenkaart niet verwijderen.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera. Als u de geheugenkaart op een computer
formatteert, is het mogelijk dat het niet in deze camera gebruikt kan worden,
afhankelijk van het type formattering dat is uitgevoerd.
• Formatteren kan afhankelijk van de geheugenkaart een aantal minuten in beslag
nemen.
• U kunt geen "Memory Stick Duo" die in de Insteeksleuf CF-kaart is geplaatst,
formatteren met een adapter.
118
NL
Beveiligen
U kunt afbeeldingen beschermen tegen het per ongeluk wissen.
Gemark.beelden
Geselecteerde beelden beveiligen of de beveiliging van
geselecteerde beelden annuleren.
1 Selecteer met de b/B op de multi-selectieschakelaar de
beelden die u wilt beveiligen, en druk dan op het midden
van de multi-selectieschakelaar. (Om de selectie ongedaan
te maken, drukt u opnieuw op het midden.)
Herhaal deze stap voor het beveiligen van andere beelden
of annuleer de beveiliging van andere beelden.
2 Druk op de MENU-knop. Nadat een bericht verschijnt,
selecteert u [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en
druk vervolgens op het midden.
Alle beelden
Beschermt alle beelden of annuleert de beveiliging van alle
beelden op de geheugenkaart. Nadat een bericht verschijnt,
selecteert u [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en
druk vervolgens op het midden.
Alle annuleren
DPOF instellen
Gemark.beelden
Definieert/definieert niet DPOF voor de geselecteerde beelden.
1 Selecteer met de b/B op de multi-selectieschakelaar de
beelden die u wilt specificeren met DPOF, en selecteer dan
het aantal vellen met het instelwiel achter. (Stel het aantal
op "0" in om de DPOF-markering op te heffen.)
Om DPOF op andere beelden op te geven, herhaalt u deze
stap.
2 Druk op de MENU-knop. Nadat een bericht verschijnt,
selecteert u [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en
druk vervolgens op het midden.
Alle beelden
Definieren/opheffen van de DPOF op alle beelden op de
geheugenkaart. Wanneer [Alle beelden] is geselecteerd, stel
dan het aantal afbeeldingen in met v/V op de multiselectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de
mulit-selectieschakelaar. Nadat een bericht verschijnt,
selecteert u [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en
druk vervolgens op het midden.
Alle annuleren
Menu Weergave
Met behulp van de camera kunt u aangeven welke beelden en de gewenste
aantallen die u wilt afdrukken, voordat u de beelden afdrukt in een winkel
of op uw printer.
De beelden blijven nadat u ze hebt afgedrukt als DPOF gemarkeerd.
119NL
Opmerkingen
• U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-beelden.
• U kunt ieder aantal tot maximaal 9 opgeven.
Datum afdruk.
U kunt beelden van een datum voorzien als u ze afdrukt. De positie van de
datum (binnen of buiten het beeld, tekengrootte, enz.) is afhankelijk van uw
printer.
Aan
Voorziet de afbeelding van een datum.
Uit
Voorziet de afbeelding niet van een datum.
Opmerking
• Het is van uw printer afhankelijk of deze functie beschikbaar is.
Indexafdruk
U kunt een indexafdruk maken van alle beelden op de geheugenkaart.
Index maken
Hiermee stelt u een indexafdruk in.
Index wissen
Hiermee stelt u geen indexafdruk in.
Opmerkingen
• Het aantal beelden dat op een vel kan worden afgedrukt en de indeling zijn
afhankelijk van de printer. RAW-beelden worden niet afgedrukt op een indexprint.
• De beelden die u opneemt nadat de indexafdruk is ingesteld, worden niet in de
indexafdruk opgenomen. Wij adviseren u de indexprint in te stellen vlak voordat u
deze gaat afdrukken.
Beeldrotatie
Wanneer u een beeld dat in de portretpositie is opgenomen afspeelt,
detecteert de camera de beeldrichting en wordt het beeld automatisch
weergegeven in de correcte positie.
Autom.roteren
Toont, indien nodig, het beeld in de portretpositie.
Handm.roteren
Toont alle beelden in de landschapspositie.
120
NL
Menu Weergave 2
Diavoorstelling
Hiermee worden alle beelden herhaaldelijk op de geheugenkaart
weergegeven. U kunt volgende en vorige beelden bekijken met b/B op de
multi-selectieschakelaar.
De diavoorstelling pauzeren
Druk op het midden van multi-selectieschakelaar. Wanneer u opnieuw
drukt, wordt de diavoorstelling hervat.
De diavoorstelling middenin beÎindigen
Druk op de MENU-knop.
Interval
30 sec.
Het beeld schakelt op de geselecteerde intervaltijd.
10 sec.
3 sec.
1 sec.
Menu Weergave
5 sec.
121NL
Menu Setup
Menu Setup 1
LCD-helderheid
U kunt de helderheid van de LCD-monitor instellen.
Pas de helderheid aan met b/B op de multi-selectieschakelaar en
druk vervolgens op het midden van de multi-selectieschakelaar.
• Op het scherm met de opname-informatie of het weergavescherm kunt u
de helderheid aanpassen door de DISP-knop iets langer ingedrukt te
houden.
Info.weerg.tijd
1 min.
Weergave voor de hoeveelheid tijd die u selecteert.
30 sec.
10 sec.
5 sec.
Opmerking
• Ongeacht de instelling in dit menu, zetten de zoekerkapjesensors onder de zoeker de
LCD-monitor uit als u kijkt in de zoeker.
Stroombesparing
U kunt de tijdsduur instellen waarna de camera in de spaarstand moet
worden gezet (Stroombesparing). Door de ontspanknop halverwege in te
drukken, keert de camera terug naar de opnamefunctie.
30 min.
10 min.
De camera wordt nadat de geselecteerde tijd is verstreken
naar de energiebesparende stand geschakeld.
5 min.
3 min.
1 min.
Opmerking
• Ongeacht de instelling die u hier hebt geselecteerd, gaat de camera na 30 minuten
naar de spaarstand wanneer de camera op een tv is aangesloten, of de
transportfunctie wordt ingesteld op (Afstandsbediening).
122
NL
Videoformaat
Met deze instelling kunt u de videosignaaluitgang instellen overeenkomstig
het tv-kleursysteem of het aangesloten videoapparaat. Verschillende landen
en gebieden gebruiken verschillende tv-kleursystemen. Als u beelden op
een televisiescherm wilt weergeven, leest u bladzijde 97 voor het tvkleursysteem van het land of gebied waarin de camera wordt gebruikt.
NTSC
Hiermee wordt het video-uitgangssignaal ingesteld op de
NTSC-functie (bijv. voor de VS en Japan).
PAL
Hiermee wordt het video-uitgangssignaal ingesteld op de
PAL-functie (bijv. voor Europa).
HDMI-uitvoer
Wanneer u de camera aansluit op een HDTV met een HDMI-uitgang
(blz. 98), wordt het uitgangssignaal van deze camera automatisch bepaald.
Wanneer u beelden weergeeft die met een camera zijn opgenomen, kunnen
andere signalen, afhankelijk van het onderwerp, het beeld zuiverder maken.
U kunt de volgende wijzigingen aanbrengen.
Geeft de prioriteit aan de HD-signaaluitgang (1080i).
HD(720p)prior
Geeft de prioriteit aan de HD-signaaluitgang (720p).
SD-prioriteit
Geeft de prioriteit aan de SD-signaaluitgang (standaard).
Taal
Menu Setup
HD(1080i)prior
Selecteer de taal waarin de menu-items, waarschuwingen en mededelingen
moeten worden afgebeeld.
Datum/tijd inst
Met deze instelling kunt u de datum en tijd opnieuw instellen.
Zie 20 voor verdere informatie.
123NL
Menu Setup 2
Geheugenkaart
U kunt de typen geheugenkaarten selecteren die u voor het opnemen of
weergeven wilt gebruiken.
Memory Stick
Gebruikt de "Memory Stick Duo" voor het opnemen of
weergeven.
CompactFlash
Gebruikt de CF-kaart/Microdrive voor het opnemen of
weergeven.
Bestandsnummer
Met deze instelling kunt u de methode kiezen waarmee bestandsnummers
worden toegekend aan beelden.
Serie
De camera zet de nummers niet op volgorde terug en kent
geen opeenvolgende nummers aan bestanden toe totdat het
nummer "9999" wordt bereikt.
Terugstellen
In de volgende gevallen worden door de camera nummers
teruggezet en vanaf "0001" aan bestanden toegekend. Als de
opnamemap een bestand bevat, wordt een nummer hoger dan
het hoogste reeds toegekende nummer toegewezen.
– Als het mapformaat is gewijzigd.
– Als alle beelden in de map zijn gewist.
– Als de geheugenkaart is vervangen.
– Als de geheugenkaart is geformatteerd.
Mapnaam
Selecteert het formaat van de mapnaam.
De opgenomen beelden worden opgeslagen in de automatisch gemaakte
map in de DCIM-map op de geheugenkaart.
Standaardform.
Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer +
MSDCF.
Voorbeeld: 100MSDCF
Datumformaat
Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer + J
(laatste cijfer)/MM/DD.
Voorbeeld: 10080405 (Mapnaam: 100, datum: 04/05/2008)
124
NL
Map kiezen
Als de standaardnotatie voor de mapnaam is geselecteerd en er twee of
meer mappen bestaan, kunt u de opnamemap selecteren die moet worden
gebruikt om opgenomen beelden in op te slaan.
Selecteer de gewenste map met v/V op de multiselectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
Opmerking
• U kunt de map niet selecteren wanneer u [Datumformaat] instelt.
Nieuwe map
U kunt op de geheugenkaart een map maken voor het opnemen van
afbeeldingen.
Een nieuwe map wordt aangemaakt met een nummer dat een eenheid hoger
is dan het hoogste nummer dat reeds in gebruik is, en de map wordt de
huidige opnamemap.
U kunt de USB-functie selecteren die moet worden gebruikt voor het
aansluiten van de camera op een computer, enz., met behulp van een USBkabel.
Massaopslag
Dit wordt gebruikt voor het kopiëren van beelden naar een
computer. De camera wordt herkend als een USBmassaopslagapparaat.
PTP
Drukt de beelden af met een PictBridge-compatibele printer
of kopieert beelden naar PTP (Picture Transfer Protocol) c
ompatibele apparaten.
• Voor meer informatie over het afdrukken op een
PictBridge-compatibele printer, zie blz. 148.
PC-op-afstand
Wanneer u "Remote Camera Control" op de cd-rom
(bijgeleverd) gebruikt, kunt u sommige functies van de
camera (zoals het opnemen) bedienen vanaf een computer, de
opgenomen beelden opslaan op een computer, enz.
Menu Setup
USB-verbinding
125NL
Massaopslagkrt
Wanneer een "Memory Stick Duo" en een CF-kaart beiden zijn geplaatst in
de camera tijdens massaopslagverbindingen, kunt u de weergegeven
methode selecteren op een PC.
Beide kaarten
Toont zowel de "Memory Stick Duo" als de CF-kaart/
Microdrive. Dit wordt ondersteund door een pc die werkt met
Windows 2000 SP3 of een latere versie van het
besturingssysteem.
Gekozen kaart
Toont alleen de kaart die is geselecteerd met
[Geheugenkaart].
126
NL
Menu Setup 3
Menustartpositie
U kunt het standaardscherm selecteren als u drukt op de MENU-knop.
Hoofdmenu
Geeft het
Vorige menu
Hiermee wordt het laatste geselecteerde menu eerst
afgebeeld.
1 of het
1 menuscherm eerst weer.
Wisbevestiging
U kunt een standaard onderwerp selecteren of een bevestigingscherm bij
het wissen van beelden of de mappen.
Stand.Wissen
[Wissen] is standaard geselecteerd.
Stand.Annuleren
[Annuleren] is standaard geselecteerd.
Audiosignalen
U kunt het geluid selecteren dat wordt voortgebracht wanneer de
scherpstelling is bevestigd, tijdens het aftellen van de zelfontspanner, enz.
Hiermee wordt het geluid ingeschakeld.
Uit
Hiermee wordt het geluid uitgeschakeld.
Reinigen
Menu Setup
Aan
Zie 29 voor verdere informatie.
127NL
AF-microafst.
U kunt de scherpstelling op elke lens fijnafstellen.
Voer deze handeling alleen uit als het nodig is. Let erop dat u wellicht niet
in staat bent om goed scherp te stellen op een onderwerp als u een slechte
afstelling heeft gemaakt.
Aan
Slaat de afstellingswaarde van de bevestigde lens op of stelt
scherp op een onderwerp met de opgeslagen waarde.
Afstellingswaarden worden ingesteld tussen –20 tot +20.
Uit
Voert geen AF-fijnafstelling uit.
Wissen
Wist de waarden van alle opgeslagen lensen.
Nadat een bericht verschijnt, selecteert u [OK] met v op de
multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden.
hoeveelheid
U kunt de opgeslagen waarden van [AF-microafst.] opslaan.
Selecteer de gewenste waarde met v/V op de multiselectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
Opmerkingen
• Als [AF-microafst.] niet is ingesteld op [Aan], kunt u de afstellingswaarde niet opslaan.
• Door de waarde naar + te verschuiven, verschuift het scherpstelpunt naar de
achtergrond, en door de waarde naar – te verschuiven, schuift het punt naar de
voorgrond. Bepaal de waarde door het resultaat van de testopname te raadplegen.
• We raden u aan om de waarde onder echte opnamecondities te bepalen.
• Als u een lens bevestigt die is opgeslagen op de camera, wordt de opgeslagen waarde
weergegeven. Als u een niet opgeslagen lens bevestigt, wordt "±0" weergegeven. Als
"–" als waarde wordt opgegeven, zijn er totaal 30 lensen opgeslagen. Als u een nieuwe
lens wilt opslaan, bevestig dan een lens waarvan u de opgeslagen waarde kunt wissenen
stel de waarde in op "±0", of stel de waarden van alle lensen opnieuw in met [Wissen].
• Als u een AF-fijnafstelling uitvoert met een lens van andere fabrikanten, kunnen de
afstellingswaarden van Sony, Minolta, en Konica Minolta lensen worden
beÔnvloed. Gebruik deze functie niet bij een lens van andere fabrikanten.
• U kunt geen afzonderlijke AF-fijnafstelling uitvoeren bij gebruik van Sony, Minolta,
en Konica Minolta lenses die dezelfde technische gegevens hebben.
128
NL
Instelglas
U kunt het instelglas naar Type L (niet bijgeleverd) of type M (niet
bijgeleverd) veranderen overeenkomstig uw doel. Selecteer de juiste
instelling voor het type glas na het wijzigen van het glas zelf.
Type G
Standaard instelglas (de standaard).
Type M
Instelglazen die het makkelijker maken om de piek van de
scherpstelling en de geschatte scherpte te controleren. Dit is
geschikt voor een helderdere lens (F1,4 tot 2,8).
Type L
Instelglazen die zijn uitgerust met een rooster. De helderheid
van de zoeker is hetzelfde als die van het G-type.
Opmerkingen
• Als het type glas niet goed is ingesteld kunt u het licht niet fatsoenlijk meten.
• Voor informatie over het wisselen van het instelglas, raadpleegt u de
gebruiksaanwijzing die bij het instelglas werd geleverd.
Menu Setup
129NL
Menu Setup 4
APS-C-form. v.
Neemt een beeld in het gebied dat gelijk is aan het APS-C-formaat.
Bepaal de samenstelling met gebruik van
(APS-C-formaatgebied) in de
zoeker als gids. [Beeldverhoud.] is ingesteld op [3:2].
Aan
Neemt een beeld in het APS-C-formaatgebied.
Uit
Neemt een beeld in het normale formaatgebied.
Terugstellen
U kunt de belangrijkste instellingen van de camera terugstellen.
De volgende items kunnen worden teruggezet.
Onderdelen
Terugstellen naar (standaardinstelling)
Opname-informatie (34)
Gedetailleerde opname-informatie
Belichtingscompensatie (64)
±0.0
Transportfunctie (78)
Enkelbeeldopname
Witbalans (69)
AWB (automatische witbalans)
Kleurtemperatuur/Kleurfilter (71)
5500K, kleurfilter 0
Eigen witbalans (72)
5500K
ISO (68)
AUTO
Weergavescherm (87)
Enkelbeeldweergavescherm (met
opname-informatie)
Menu Opname
Onderdelen
Terugstellen naar (standaardinstelling)
Beeldgrootte (102)
L:24M
Beeldverhoud. (102)
3:2
Kwaliteit (103)
Fijn
Dyn.-bereikoptim (74)
Uit
Customtoets (104)
Instellingen
Instellingen (75)
Standaard
Kleurenruimte (104)
sRGB
Flitsfunctie (59)
Autom.flitsen of Invulflits
130
NL
Onderdelen
Terugstellen naar (standaardinstelling)
Flitsregeling (105)
ADI-flits
Flitscompens. (67)
±0.0
Belichtingsstap (106)
0,3 EV
ISO Autom. ber. (106)
200 – 800
AF-A-instelling (107)
AF-A
AF-gebied (53)
Breed
Sluiterontspan. (107)
Na scherpst.
AF-hulplicht (55)
Automatisch
AF met sluiter (107)
Aan
NR lang-belicht (108)
Aan
NR bij hoge-ISO (108)
Normaal
Menu Custom
Onderdelen
Terugstellen naar (standaardinstelling)
AF/MF-knop (111)
AF/MF-regeling
AF/MF-regeling (111)
AF vastzetten
AF-snelheid (111)
Snel
0,3 sec.
Scherp.vergr. (112)
Scherp.vergr.
Menu Setup
AF-gebiedweerg. (111)
Autom.weergave (112)
2 sec.
Voorbeeldfunct. (84)
Intelligent
AEL-knop (113)
AEL-vergrendel
Instelwiel inst (113)
Bel.comp.wiel (114)
Sltd
F-getal
Uit
Instelwielvergr (114)
Uit
Toetsbediening (114)
Exclusief disp
Opn.zonder krt. (115)
Inschakelen
Opn.info weerg. (115)
Autom.roteren
Bel.comp.inst. (116)
Omgeving+flits
Bracketvolgorde (116)
0t–t+
131NL
Menu Weergave
Onderdelen
Terugstellen naar (standaardinstelling)
DPOF instellen – Datum afdruk. (119)
Uit
Beeldrotatie (120)
Autom.roteren
Diavoorstelling – Interval (121)
3 sec.
Menu Setup
Onderdelen
±0
Info.weerg.tijd (122)
5 sec.
Stroombesparing (122)
3 min.
HDMI-uitvoer (123)
HD(1080i)prior
Bestandsnummer (124)
Serie
Mapnaam (124)
Standaardform.
USB-verbinding (125)
Massaopslag
Massaopslagkrt (126)
Gekozen kaart
Menustartpositie (127)
Hoofdmenu
Wisbevestiging (127)
Stand.Annuleren
Audiosignalen (127)
Aan
AF-microafst. (128)
Uit
APS-C-form. v. (130)
Uit
132
NL
Terugstellen naar (standaardinstelling)
LCD-helderheid (122)
Beelden bekijken op uw computer
Beelden kopiëren naar uw computer
In dit deel wordt beschreven hoe u beelden op een geheugenkaart kunt
kopiëren naar een computer die is aangesloten met een USB-kabel.
Aanbevolen computeromgeving
Een computer die op de camera wordt aangesloten dient aan de volgende
vereisten te voldoen om beelden te importeren.
x Windows
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows 2000
Professional SP4/ Windows XP* SP3/Windows Vista* SP1
• De juiste werking kan niet worden gegarandeerd in een
computeromgeving die is opgewaardeerd tot een van de bovenstaande
besturingssystemen of in een computeromgeving met meerdere
besturingssystemen (multi-boot).
* 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
USB-aansluiting: Standaard geleverd
x Macintosh
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.1.3 of hoger)
USB-aansluiting: Standaard geleverd
Beelden bekijken op uw computer
Opmerkingen over het aansluiten van uw camera op een computer
• Voor alle bovenstaande aanbevolen computeromgevingen kan een behoorlijke
werking niet worden gegarandeerd.
• Als u twee of meer USB-apparaten tegelijkertijd op een computer aansluit, is het
mogelijk dat sommige apparaten, waaronder ook uw camera, niet zullen werken
afhankelijk van het type USB-station dat is aangesloten.
• Bij gebruik van een USB-hub of een verlengkabel kan er geen juiste werking worden
gegarandeerd.
• Deze camera is compatibel met Hi-Speed USB (USB 2.0-compatibel), zodat
wanneer u uw camera aansluit op een computer via een USB-interface die ook
compatibel is met Hi-Speed USB (USB 2.0-compatibel), u gebruik kunt maken van
geavanceerde gegevensoverdracht (snelle overdracht).
• Wanneer de computer ontwaakt uit de waak- of slaapstand, is het mogelijk dat de
communicatie tussen uw camera en uw computer zich niet op hetzelfde moment
herstelt.
133NL
Fase 1: De camera en de computer op elkaar aansluiten
1 Plaats een geheugenkaart met de opgenomen beelden in de
camera.
2 Plaats een voldoende opgeladen accu in de camera of sluit de
camera aan op een stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd).
• Als u beelden naar de computer kopieert terwijl er onvoldoende lading in de
accu zit, kan het kopiëren mislukken of kunnen de beeldgegevens vervormd
worden wanneer de accu voortijdig leeg raakt.
3 Schakel de camera en de computer in.
4 Controleer of [USB-verbinding] in
2 is ingesteld op
[Massaopslag] (blz. 125).
5 Sluit de camera en de computer
op elkaar aan.
1 Naar de
USB-aansluiting
• De wizard Automatische weergave
wordt op het bureaublad weergegeven.
USB-kabel
2 Naar de
USB-aansluiting
134
NL
Fase 2: Beelden kopiëren naar een computer
Voor Windows
Dit gedeelte beschrijft een voorbeeld van het kopiëren van beelden naar de
map "Documents" (voor Windows XP: "My Documents")-map.
1 Klik op [Open folder to view files]
(voor Windows XP: [Open folder
to view files] t [OK]) als het
wizardscherm automatisch
verschijnt op het bureaublad.
• Als het wizardscherm niet verschijnt,
klikt u op [Computer] (voor Windows
XP: [My Computer]) t [Removable
Disk].
2 Dubbelklik op [DCIM].
• In dat geval kunt u ook beelden importeren met "PMB".
3 Dubbelklik op de map waarin de
• Zie bladzijde 139 voor verdere
informatie over de opslagbestemming
van de beeldbestanden.
Beelden bekijken op uw computer
beeldbestanden die u wilt
kopiëren, zijn opgeslagen.
Klik daarna met de
rechtermuisknop op een
beeldbestand om het menu weer
te geven en klik op [Copy].
135NL
4 Dubbelklik op de map
[Documents]. Klik daarna met de
rechtermuisknop op het venster
"Documents" om het menu weer
te geven en klik op [Paste].
De beeldbestanden worden gekopieerd
naar de map "Documents".
• Als in de bestemmingsmap al een beeld
met dezelfde bestandsnaam zit, wordt
een bevestigingsmelding voor
overschrijven afgebeeld. Wanneer u het
bestaande beeld overschrijft met een
nieuw beeld, wordt het oorspronkelijke
bestand gewist. Als u het beeldbestand
naar de computer wilt kopiëren zonder
een bestaand, gelijknamig beeldbestand
te overschrijven, verandert u eerst de
bestandsnaam in een andere naam en
kopieert u daarna het beeldbestand. Als
u de bestandsnaam echter verandert, zal
dat beeld mogelijk niet meer kunnen
worden weergeven met de camera
(blz. 139).
Voor Macintosh
1 Dubbelklik op het nieuw herkende pictogram t [DCIM] t de
map waarin de beelden die u wilt kopiëren, zijn opgeslagen.
2 Sleep de beeldbestanden naar het pictogram van de vaste
schijf.
De beeldbestanden worden naar de vaste schijf gekopieerd.
136
NL
Beelden bekijken op uw computer
Voor Windows
Dit gedeelte beschrijft de procedure voor het bekijken van gekopieerde
beelden in de map "Documents" (voor Windows XP: "My Documents")map.
1 Klik op [Start] t [Documents].
• Als u Windows 2000 gebruikt,
dubbelklik dan op het bureaublad op
[My Documents].
2 Dubbelklik op het gewenste beeldbestand.
Het beeld wordt weergegeven.
Dubbelklik op het pictogram van de vaste schijf t het gewenste
beeldbestand om het te openen.
Wis de USB-verbinding.
Volg de hieronder vermelde procedure eerst voordat u:
• De USB-kabel loskoppelt
• De geheugenkaart verwijdert
• De camera uitschakelt
Beelden bekijken op uw computer
Voor Macintosh
137NL
x Voor Windows
Dubbelklik op
in de taakbalk, en klik vervolgens op
(USBmassaopslagapparaat) t [Stop]. Controleer of het juiste apparaat wordt
aangegeven in het bevestigingsvenster en klik op [OK].
Het apparaat wordt ontkoppeld.
x Voor Macintosh
Sleep het pictogram van de schijf of van de geheugenkaart naar
het pictogram "Prullenbak".
De camera is losgekoppeld van de computer.
138
NL
Opslagbestemmingen beeldbestanden en bestandsnamen
De beeldbestanden die met de camera zijn opgenomen, worden
gegroepeerd in mappen op de geheugenkaart.
Voorbeeld: mappen weergeven in Windows Vista
Beelden die op een computer zijn opgeslagen, kopiëren
naar een geheugenkaart en de beelden weergeven
Dit gedeelte beschrijft de bediening op een Windows-computer als
voorbeeld. Als de bestandsnaam niet is veranderd, kunt u stap 1 overslaan.
Beelden bekijken op uw computer
AMappen met beeldgegevens die met deze
camera zijn opgenomen. (De eerste drie
cijfers staan voor het mapnummer.)
BU kunt een map maken via de datumnotatie
(blz. 124).
• U kunt geen beelden opnemen/weergeven in
de map "MISC".
• De naam van beeldbestanden is als volgt
opgebouwd. ssss (bestandsnummer)
staat voor elk willekeurig nummer binnen het
bereik van 0001 tot 9999. Het numerieke deel
van de naam van een bestand met RAWgegevens en het bijbehorende JPEGbeeldbestand zijn hetzelfde.
– JPEG-bestanden: DSC0ssss.JPG
– JPEG-bestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.JPG
– RAW-gegevensbestanden (anders dan
Adobe RGB): DSC0ssss.ARW
– RAW-gegevensbestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.ARW
• Het is mogelijk dat de extensie niet wordt
afgebeeld, afhankelijk van de computer.
139NL
1 Klik met de rechtermuisknop op het
beeldbestand en klik daarna op
[Rename]. Verander de
bestandsnaam in "DSC0ssss".
Geef een nummer op van 0001 tot 9999
voor ssss.
• Als de bevestigingsmelding voor
overschrijven wordt afgebeeld, moet u
een ander nummer invoeren.
• De bestandsextensie kan worden
afgebeeld, afhankelijk van de instelling
van de computer. De extensie van
beelden is JPG. U mag de
bestandsextensie niet veranderen.
2 Kopieer het beeldbestand naar de
map op de geheugenkaart volgens
de onderstaande procedure.
1 Klik met de rechtermuisknop op het
beeldbestand en klik daarna op [Copy].
2 Dubbelklik op [Removable Disk] in
[Computer] (voor Windows XP: [My
Computer]).
3 Klik met de rechtermuisknop op de
map [sssMSDCF] in de map
[DCIM] en klik dan op [Paste].
• sss (bestandsnummer) staat voor
elk willekeurig nummer binnen het
bereik van 100 tot 999.
Opmerkingen
• Afhankelijk van het beeldformaat kan het onmogelijk zijn bepaalde beelden weer te
geven.
• Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera, kan het
weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd worden.
• Als er geen map is, maakt u eerst een nieuwe map aan met uw camera (blz. 125) en
kopieert u daarna het beeldbestand.
140
NL
De software gebruiken
Om beelden te gebruiken die met de camera zijn opgenomen, is de
volgende software voorzien:
• Sony Image Data Suite
"Image Data Converter SR"
"Image Data Lightbox SR"
"Remote Camera Control"
• Sony Picture Utility
"PMB" (Picture Motion Browser)
Opmerking
• "PMB" is niet compatibel met Macintosh-computers.
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "PMB"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows 2000
Professional SP4/Windows XP* SP3/Windows Vista* SP1
* 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
CPU/geheugen: Pentium III 500 MHz of sneller, 256 MB RAM of meer
(aanbevolen: Pentium III 800 MHz of sneller en 512 MB RAM of meer)
Vaste schijf: vrije schijfruimte benodigd voor installatie—200 MB of meer
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer
Beelden bekijken op uw computer
Aanbevolen computeromgeving
x Windows
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.3"/"Image Data Lightbox SR"/"Remote Camera Control"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows XP* SP3/
Windows Vista* SP1
* 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
CPU/geheugen: Pentium 4 of sneller wordt aanbevolen, RAM 1 GB of
meer wordt aanbevolen.
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer
141NL
x Macintosh
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.3"/"Image Data Lightbox SR"/"Remote Camera Control"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.4/v10.5)
CPU: Power PC G4/G5-serie (1,0 GHz of sneller aanbevolen)/Intel Core
Solo/Core Duo/Core 2 Duo of sneller
Geheugen: 1 GB of meer wordt aanbevolen.
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer
De software installeren
x Windows
• Meld aan als beheerder.
1 Schakel de computer in en plaats
de cd-rom (bijgeleverd) in het cdrom-station.
Het scherm met het installatiemenu wordt
weergegeven.
• Als het niet verschijnt, dubbelklikt u op
[Computer] (Voor Windows XP: [My
Computer]) t
(SONYPICTUTIL)
t [Install.exe].
• Onder Windows Vista is het mogelijk
dat het AutoPlay-scherm verschijnt.
Selecteer "Run Install.exe" en volg de
instructies die op het scherm
verschijnen om door te gaan met de
installatie.
2 Klik op [Install].
Controleer of zowel "Sony Image Data Suite" en "Sony Picture Utility" zijn
aangevinkt en volg de instructies op het scherm.
142
NL
3 Verwijder de cd-rom nadat de installatie is voltooid.
De volgende software is geïnstalleerd en er verschijnen pictogrammen op het
bureaublad.
• Sony Image Data Suite
"Image Data Converter SR"
"Image Data Lightbox SR"
• Sony Picture Utility
"PMB – Picture Motion Browser"
"PMB Guide"
x Macintosh
• Meld aan als beheerder.
1 Schakel uw Macintosh -computer in en plaats de cd-rom
(bijgeleverd) in het cd-rom-station.
2 Dubbelklik op het pictogram van de cd-rom.
3 Kopieer het bestand [SIDS_INST.pkg] in de map [MAC] naar het
pictogram van de vaste schijf.
kopieerbestemmingsmap.
Volg de aanwijzingen op het scherm om het installeren te voltooien.
Opmerking
• Wanneer de bevestigingsmelding voor opnieuw opstarten wordt afgebeeld, start u de
computer opnieuw op aan de hand van de aanwijzingen op het scherm.
Beelden bekijken op uw computer
4 Dubbelklik op het bestand [SIDS_INST.pkg] in de
143NL
"Image Data Converter SR" gebruiken
Opmerking
• Als u een beeld opslaat als RAW-gegevens, wordt het beeld opgeslagen in het
ARW2.1-formaat.
Met "Image Data Converter SR" kunt u:
• Beelden, opgenomen in het RAW-formaat, bewerken door verschillende
correcties toe te passen, zoals tooncurve en beeldscherpte.
• Beelden aanpassen met de witbalans, belichting en Instellingen, enz.
• De weergegeven beelden opslaan en op een computer bewerken. U kunt
het beeld opslaan als RAW-bestand of in de algemene bestandsindeling.
• Meer informatie over "Image Data Converter SR" vindt u in de Help.
Om Help te starten, klikt u op [Start] t [All Programs] t [Sony Image
Data Suite] t [Help] t [Image Data Converter SR Ver.3].
Voor opstarten/verlaten "Image Data Converter SR"
x Windows
Klik tweemaal op de snelkoppeling van "Image Data Converter SR Ver.3"
op het bureaublad.
Als u opstart vanaf het menu Start, klikt u op [Start] t [All Programs] t
[Sony Image Data Suite] t [Image Data Converter SR Ver.3].
Klik op de knop
rechtsboven in het scherm om af te sluiten.
x Macintosh
Dubbelklik op [Image Data Converter SR Ver.3] in de map [Sony Image
Data Suite] van de map [Application].
Klik op [Quit Image Data Converter SR] (Stop Image Data Converter SR)
in het menu [IDC SR].
"Image Data Lightbox SR" gebruiken
Met "Image Data Lightbox SR" kunt u:
• RAW/JPEG-beelden die met deze camera zijn opgenomen, weergeven en
vergelijken.
• De beelden een beoordeling geven op een schaal van 5.
• Instellen van kleurlabels enzovoort.
144
NL
• Een beeld weergeven in "Image Data Converter SR" en aanpassingen aan
het beeld uitvoeren.
• Meer informatie over "Image Data Lightbox SR" vindt u in de Help.
Om Help te starten vanaf het menu Start, klikt u op [Start] t [All
Programs] t [Sony Image Data Suite] t [Help] t [Image Data
Lightbox SR].
Voor opstarten/verlaten "Image Data Lightbox SR"
x Windows
Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR] op het bureaublad.
Als u opstart vanaf het menu Start, klikt u op [Start] t [All Programs] t
[Sony Image Data Suite] t [Image Data Lightbox SR].
Klik op de knop
rechtsboven in het scherm om af te sluiten.
Het dialoogvenster voor het opslaan van een collectie wordt weergegeven.
x Macintosh
Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR] in de map [Sony Image Data
Suite] van de map [Application].
Klik op [Quit Image Data Lightbox SR] (Stop Image Data Converter SR) in
het menu [Image Data Lightbox SR] om het programma te verlaten.
Werken met "Remote Camera Control"
Om Help te starten vanaf het menu Start, klikt u op [Start] t [All
Programs] t [Sony Image Data Suite] t [Help] t [Remote Camera
Control].
1 Druk op de MENU-knop en stel [USB-verbinding] in op [PC-opafstand] in het menu Set-up 2
selectieschakelaar.
Beelden bekijken op uw computer
Sluit de camera en de computer op elkaar aan. Met "Remote Camera
Control" kunt u:
• Stel de camera in of neem een beeld op van de computer.
• Neem een beeld direct op de computer op.
• Maak een opname met de intervaltimer (Uitsluitend voor Windows).
met v/V/b/B op de multi-
145NL
2 Sluit de camera en de computer
op elkaar aan.
1 Naar de
USB-aansluiting
USB-kabel
2 Naar de
USB-aansluiting
3 Schakel de camera en de computer in en start vervolgens de
"Remote Camera Control".
Opmerkingen
• Als u drukt op de ontspannerknop zonder te kijken in de zoeker, moet u zoekersluiter
sluiten met de zoekersluiterhendel.
• Bij vastleggen met intervaltimer, is de transportfunctie ingesteld op
(Enkelbeeldopname). Als scherpstellen niet wordt bereikt, is de sluiter niet
ontspannen (behalve als handmatig scherpstellen is geselecteerd of als
[Sluiterontspan.] in het
Opnamemenu is ingesteld op [Geen scherpst.]).
Voor opstarten/verlaten "Remote Camera Control"
x Windows
Klik op [Start] t [All Programs] t [Sony Image Data Suite] t [Remote
Camera Control].
Klik op de knop
rechtsboven in het scherm om af te sluiten.
x Macintosh
Dubbelklik op [Remote Camera Control] in de map [Sony Image Data
Suite] van de map [Application].
Klik op [Quit Remote Camera Control] (Stop Remote Camera Control) in
het menu [Remote Camera Control] om het programma te verlaten.
146
NL
"PMB" gebruiken
Opmerking
• "PMB" is niet compatibel met Macintosh-computers.
Met "PMB" kunt u:
• Beelden importeren die met de camera
zijn opgenomen en ze op de computer
weergeven.
• De beelden op de computer op een
kalender ordenen op opnamedatum
voor weergave.
• Beelden bewerken (rode-ogencorrectie, enz.), afdrukken en als emailbijlage versturen, de opnamedatum
veranderen en nog veel meer.
• Druk stilstaande beelden af met de datum of sla ze met datum op.
• U kunt een gegevensschijf maken met een cd- of dvd-brander.
• Meer informatie over "PMB", vindt u in de "PMB Guide".
Voor opstarten/verlaten "PMB"
Dubbelklik op het pictogram van
(PMB – Picture Motion Browser) op
het bureaublad.
Of via het Start-menu: Klik op [Start] t [All Programs] (in Windows
2000, [Programs]) t [Sony Picture Utility] t [PMB – Picture Motion
Browser].
Om "PMB" te verlaten, klikt u op de knop
in de rechterbovenhoek van
het scherm.
Opmerking
• Het bevestigingsbericht van het informatiehulpprogramma verschijnt op het bericht
wanneer u "PMB" voor de eerste keer opstart. Selecteer [Start]. Deze functie brengt
u op de hoogte van de laatste nieuwtjes, zoals software-updates. U kunt de instelling
op een later tijdstip wijzigen.
Beelden bekijken op uw computer
Om "PMB Guide" te starten, dubbelklikt u tweemaal op de snelkoppeling
van
(PMB Guide) op het bureaublad. Als u opstart vanaf het menu
Start, klikt u op [Start] t [All Programs] (in Windows 2000, [Programs])
t [Sony Picture Utility] t [Help] t [PMB Guide].
147NL
Beelden afdrukken
Beelden afdrukken door de camera aan te
sluiten op een printer die compatibel is
met PictBridge
Zelfs als u geen computer hebt, kunt u de
beelden die u hebt opgenomen met uw
camera afdrukken door de camera
rechtstreeks aan te sluiten op een
PictBridge-compatibele printer.
"PictBridge" is op de CIPA-standaard
gebaseerd. (CIPA: Camera & Imaging
Products Association)
Opmerking
• U kunt geen RAW-beelden afdrukken.
Fase 1: de camera instellen
Opmerking
• Wij adviseren u de netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) te gebruiken om
te voorkomen dat tijdens het afdrukken de accu leeg raakt.
1 Druk op de MENU-knop en stel [USB-verbinding] in op [PTP] in
het menu Set-up 2
selectieschakelaar.
met v/V/b/B op de multi-
2 Schakel de camera uit en plaats de geheugenkaart waarop de
opgenomen beelden staan.
148
NL
Fase 2: de camera aansluiten op de printer
1 Sluit de camera aan op de printer.
1 Naar de
USB-aansluiting
USB-kabel
2 Naar de
USB-aansluiting
2 Schakel de camera en de printer in.
Het scherm wordt weergegeven waarin u de beelden kunt selecteren die u wilt
afdrukken.
Fase 3: afdrukken
1 Selecteer met de b/B op de multi-selectieschakelaar de
beelden die u wilt afdrukken, en druk dan op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
2 Herhaal stap 1 als u andere beelden wilt afdrukken.
3 Druk op de MENU-knop en stel elk item in.
• Zie "PictBridge-menu" voor meer informatie over het instellen van de
items.
Beelden afdrukken
• Om te annuleren, drukt u opnieuw op het midden.
149NL
4 Selecteer [Afdrukken] t [OK] in het menu, en druk vervolgens
op het midden van de multi-selectieschakelaar.
Het beeld wordt afgedrukt.
• Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar nadat op het scherm is
aangegeven dat de afdruk klaar is.
Het afdrukken annuleren
Als u tijdens het afdrukken op het midden van de multi-selectieschakelaar
drukt, wordt het afdrukken geannuleerd. Koppel de USB-kabel los of
schakel de camera uit. Als u weer wilt afdrukken, volgt u bovenstaande
procedure (Fasen 1 tot 3).
PictBridge-menu
Bladzijde 1
Afdrukken
Hiermee worden de geselecteerde beelden afgedrukt. Zie "Fase 3: afdrukken" voor
verdere informatie.
Aantal instellen
U kunt een maximum aantal van 20 afdrukken opgeven. Hetzelfde aantal afdrukken
wordt opgegeven op alle geselecteerde beelden.
Papierformaat
Automatisch
89×127 mm
Hagaki
100×147 mm
10×15cm
10×15 cm
4"×6"
101,6×152,4 mm
A6
105×148,5 mm
13×18cm
127×178 mm
Letter
216×279,4 mm
A4
210×297 mm
A3
297×420 mm
Breed
10,2×18,1 cm
A3+
329×483 mm
150
NL
Printerinstelling
9×13cm
Layout
Automatisch
Printerinstelling
1/vel zdr.rand
Zonder rand, 1 beeld/pagina
1 foto/vel
1 beeld/pagina
2 foto/vel
2 beelden/pagina
3 foto/vel
3 beelden/pagina
4 foto/vel
4 beelden/pagina
8 foto/vel
8 beelden/pagina
Indexvel
Drukt alle geselecteerde beelden af als
een indexafdruk. De afdruklay-out volgt
de instelling van de printer.
Datum afdrukken
Dag en tijd
Voegt de datum en tijd toe.
Datum
Voegt de datum toe.
Uit
Voegt de datum niet toe.
Bladzijde 2
Alle mark.oph.
Nadat de mededeling [OK] wordt afgebeeld, drukt u op het midden van de multiselectieschakelaar. De DPOF-markering op elk beeld wordt gewist. Selecteer dit item
wanneer u de specificatie annuleert zonder beelden af te drukken.
Map afdrukken
Hiermee worden alle beelden op een geheugenkaart afgedrukt. Nadat de mededeling
[OK] wordt afgebeeld, drukt u op het midden van de multi-selectieschakelaar.
1 Sluit de camera aan op een televisie en printer (blz. 98, 149).
Beelden afdrukken
Afdrukken met de afstandsbediening
Nadat u de camera op een HDTV hebt aangesloten met een HDMI-kabel
(niet bijgeleverd), kunt u de beelden gemakkelijk afdrukken terwijl u ze op
de tv bekijkt.
2 Geef het beeld weer dat u wilt afdrukken.
3 Druk op de PRINT-knop op de afstandsbediening.
151NL
Opmerkingen
• Ongeacht de menu-instelling van de camera, wordt de instelling voor het afdrukken
als volgt vastgelegd:
– Het aantal pagina's: 1 foto/vel
– Papierformaat: Automatisch
– Layout: Automatisch
– Datum afdrukken: Uit
• Wanneer de camera op een tv is aangesloten met de videokabel (bijgeleverd), wordt
de PRINT-knop uitgeschakeld.
152
NL
Overige
Technische
gegevens
Camera
[Stofpreventie]
Systeem
Antistatische laag op
laagdoorlaatfilter en
beeldsensorverschuivings
mechanisme
[Zoeker]
[Systeem]
Type
Reflexzoekersysteem met
pentaprisma
Instelglas
Spherical Acute Matte
(uitwisselbaar, optie)
Type camera
Digitale
spiegelreflexcamera met
uitwisselbare lenzen
Alle α-lenzen (behalve
DT-lens*)
* Het gebruik van een DT-lens wordt
niet gegarandeerd omdat de hoeken
van de velden donkerder zijn en de
camera niet voldoet aan de primaire
AE-prestatienorm. [APS-C-form. v.]
is automatisch gekozen.
Kaderbereik
Ong. 1
Lens
[Beeldsensor]
Totaal aantal pixels van de camera
Ong. 25 720 000 pixels
Vergroting 0,74 × met 50 mm lens op
oneindig, –1 m–1
Oogafstand Ongeveer 20 mm vanaf de
oogschelp
Dioptrie-instelling
–3,0 tot +1,0 m–1
[Automatischescherpstellingssysteem]
Beeldformaat
35 mm (35,9×24,0) CMOS
sensor
Waarnemingssysteem voor
TTL-fase, CCDlijnsensoren (met
middenkruisdraadsensor,
F2,8 sensor)
Meetpunt
9 punten en 10 aanvullende
meetpunten
ISO gevoeligheid (aanbevolen
belichtingsindex)
AUTO, 100 tot 6400
Gevoeligheidsbereik
0 tot 18 EV (bij equivalent
van ISO 100)
[SteadyShot]
AF-hulplicht
Systeem
Mechanisme
sensorverschuiving
SteadyShot Compensatiecapaciteit
Een sluitertijdverkorting
van circa 2,5 tot 4 EV
(varieert afhankelijk van de
opnameomstandigheden en
de gebruikte lens)
Overige
Systeem
Effectief aantal pixels van de camera
Ong. 24 610 000 pixels
Ong. 1 tot 7 m
[Belichting]
Lichtmeetcel
40 velden in
honingraatmotief SPC
Lichtmeetbereik
0 tot 20 EV (2 tot 20 EV
met Spot-meting), (bij ISO
100 met F1,4 lens)
153NL
[Sluiter]
Type
Gewicht
Elektronisch gestuurd,
verticale beweging, spleettype
Sluitertijdbereik
1/8000 seconde t/m 30
seconden en B-sluiter
Flitssynchronisatiesnelheid
1/250 seconde (SteadyShot
uitgeschakeld),
1/200 seconde (SteadyShot
ingeschakeld),
[Opnamemedium]
CompactFlash kaart
(TypeI,II), Microdrive,
"Memory Stick Duo"
Ong. 850 g (zonder
batterijen, geheugenkaart
en extra accessoires)
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
(Bij gebruik van de
Microdrive: 5 tot 40°C)
Exif
Exif Ver.2.21
USB-communicatie
Hi-Speed USB (USB 2.0
compatibel)
BC-VM10 Acculader
Voeding
100 V tot 240 V
wisselstroom van 50/60 Hz
[LCD-monitor]
Uitgangsspanning
8,4 V gelijkstroom,
750 mA
LCD-scherm 7,5 cm (type 3,0) TFTaansturing
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
Totaal aantal pixels
921 600 (640 × 3 (RGB) ×
480) pixels
Opslagtemperatuur
–20 tot +60°C
[LCD-monitor]
Met backlight
[Stroomvoorziening, algemeen]
Maximale afmetingen
Ong. 70 × 25 × 95 mm
(B/H/D)
Gewicht
Ong. 90 g
Oplaadbare accu NPFM500H
Oplaadbare accu NP-FM500H
PictBridge
Compatibel
Exif Print
Compatibel
Maximale spanning
8,4 V gelijkstroom
Lege accu
[Overige]
Gebruikte accu
Lithium-ion-accu
PRINT Image Matching III
Compatibel
Nominale spanning
7,2 V gelijkstroom
Afmetingen Ong. 156,3 × 116,9 ×
81,9 mm
(B/H/D, exclusief
uitstekende delen)
Maximale laadstroom
2,0 A
Maximale laadspanning
8,4 V gelijkstroom
Capaciteit
154
NL
11,8 Wh (1 650 mAh)
Maximale afmetingen
Ong. 38,2 × 20,5 × 55,6
mm (B/H/D)
Gewicht
Ong. 78 g
Wijzigingen in ontwerp en technische
gegevens zijn voorbehouden zonder
voorafgaande kennisgeving.
Opmerkingen over de compatibiliteit
van beeldgegevens
• Deze camera voldoet aan de
universele DCF (Design rule for
Camera File system)-norm zoals
vastgesteld door JEITA (Japan
Electronics and Information
Technology Industries Association).
• Er worden geen garanties gegeven
dat beelden, welke met deze camera
zijn opgenomen, kunnen worden
weergegeven op andere apparatuur,
of dat beelden die met andere
apparatuur zijn opgenomen of
bewerkt, kunnen worden
weergegeven op deze camera.
Overige
Handelsmerken
•
is een handelsmerk van Sony
Corporation.
• "Memory Stick",
, "Memory
Stick PRO",
,
"Memory Stick Duo",
, "Memory Stick
PRO Duo",
,
"Memory Stick PRO-HG Duo",
, "Memory
Stick Micro", "MagicGate", en
zijn handelsmerken
van Sony Corporation.
• "InfoLITHIUM" is een
handelsmerk van Sony Corporation.
• "PhotoTV HD" is een handelsmerk
van Sony Corporation.
• Microsoft, Windows, en Windows
Vista zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken
van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere
landen.
• HDMI, het HDMI-logo en HighDefinition Multimedia Interface
zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van
HDMI Licensing LLC.
• Macintosh, Mac OS, iMac, iBook,
PowerBook, Power Mac, en eMac
zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van
Apple Inc.
• Intel, Intel Core, MMX, en Pentium
zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van
Intel Corporation.
• CompactFlash is een handelsmerk
van SanDisk Corporation.
• Microdrive is een gedeponeerd
handelsmerk van Hitachi Global
Storage Technologies in de
Verenigde Staten en/of andere
landen.
• Adobe is een gedeponeerd
handelsmerk of een handelsmerk
van Adobe Systems Incorporated in
de Verenigde Staten en/of andere
landen.
• D-Range Optimizer Advanced
maakt gebruik van technologie
geleverd door
Apical Limited.
155NL
• Alle andere in deze
gebruiksaanwijzing vermelde
systeem- en productnamen zijn
doorgaans handelsmerken of wettig
gedeponeerde handelsmerken van
de betreffende ontwikkelaars of
fabrikanten. In deze
gebruiksaanwijzing zijn de
aanduidingen ™ en ® echter in alle
voorkomende gevallen weggelaten.
156
NL
Problemen oplossen
Indien u problemen ondervindt met de camera, probeer dan de volgende
oplossingen. Controleer de punten op blz. 157 t/m 163. Neem contact op
met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische dienst van Sony.
1
Controleer de volgende items.
2
Verwijder de accu en plaats deze weer na circa één minuut, en
schakel de camera in.
3
Zet de instellingen terug (blz. 130).
4
Neem contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische
dienst van Sony.
Accu en spanning
De accu-restladingsindicator is onjuist, of voldoende resterende
acculading wordt aangegeven, maar de lading wordt te snel verbruikt.
• Dit doet zich voor wanneer u de camera op een zeer warme of koude plaats
gebruikt (blz. 167).
• Het resterende accuvermogen verschilt van het huidige vermogen. Laat de
accu volledig ontladen en laad deze vervolgens opnieuw op om de
weergave te corrigeren.
• De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 11).
• De accu is niet meer bruikbaar (blz. 13). Vervang de accu door een nieuwe.
• Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt
de camera in de spaarstand gezet en nagenoeg uitgeschakeld. Om de
spaarstand te annuleren, bedient u de camera, bijvoorbeeld door de
ontspanknop tot halverwege in te drukken (blz. 122).
Overige
De camera schakelt plotseling uit.
157NL
Beelden opnemen
Nadat de camera is ingeschakeld, wordt niets afgebeeld op de LCDmonitor.
• In de standaardinstelling wordt de LCD-monitor uitgeschakeld om
acculading te besparen als gedurende vijf seconden of langer geen
bediening wordt uitgevoerd. U kunt de tijd instellen waarna de LCDmonitor wordt uitgeschakeld (blz. 122).
• De LCD-monitor is ingesteld op uit. Druk op de DISP-knop om de LCDmonitor in te schakelen (blz. 35).
Het beeld is niet scherp in de zoeker.
• Stel de dioptrie goed in met behulp van het dioptrie-instelwiel (blz. 21).
De sluiter wordt niet ontspannen.
• Controleer de resterende opslagcapaciteit van de geheugenkaart (blz. 26).
Als deze vol is, doet u een van de volgende dingen:
– Wis overbodige beelden (blz. 95).
– Vervang de geheugenkaart.
• De sluiter kan niet worden ontspannen als het onderwerp niet is
scherpgesteld (blz. 107).
• Zet de belichtingsfunctie op M als er een astronomische telescoop, enz. op
de camera is aangesloten, en neem de opname.
Het opnemen duurt erg lang.
• De ruisonderdrukkingsfunctie wordt ingeschakeld (blz. 108). Dit is
normaal.
• De opnamestand is ingesteld op het RAW-formaat (blz. 103). Omdat een
RAW-beeld groot is, kost opnemen in de RAW-modus meer tijd.
De datum en tijd worden onjuist opgenomen.
• Stel de juiste datum en tijd in (blz. 20, 123).
De diafragmawaarde en/of de sluitertijd knipperen wanneer u de
ontspanknop tot halverwege indrukt.
• Aangezien het onderwerp te helder of te donker is, liggen deze waarden
buiten het beschikbare instelbereik van de camera. Maak de instellingen
opnieuw.
158
NL
Het beeld is wittig (Schittering).
Er verschijnt een lichtwaas op het beeld (Schaduwbeeld).
• De foto werd genomen onder een sterke lichtbron waarbij buitensporig veel
licht op de lens is gevallen. Bevestig de lenskap.
De hoeken van de foto zijn te donker.
• Als een filter of lenskap wordt gebruikt, haalt u deze eraf en maakt u de
opname opnieuw. Afhankelijk van de dikte van het filter en een onjuiste
bevestiging van de lenskap, kan het filter of de lenskap gedeeltelijk
zichtbaar zijn in het beeld. De optische eigenschappen van bepaalde lenzen
kunnen ertoe leiden dat de rand van het beeld te donker lijkt (onvoldoende
licht). In zulke gevallen kan het verkleinen van het diafragma met 1 of 2
stappen dit voorkomen.
Punten verschijnen en blijven op de LCD-monitor.
• Dit is normaal. Deze punten worden niet opgenomen (blz. 4).
De EV-schaalverdeling b B knippert in de zoeker.
• Het onderwerp is te helder of te donker voor het lichtmeetbereik van de
camera.
Beelden weergeven
De camera kan geen beelden weergeven.
• De map-/bestandsnaam is veranderd op de computer (blz. 139).
• Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera,
kan het weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd
worden.
• De camera staat in de USB-functie. Wis de USB-verbinding (blz. 137).
• Controleer [Videoformaat] om te zien of het video-uitgangssignaal van de
camera is ingesteld overeenkomstig het kleursysteem van de tv (blz. 97).
• Controleer of de aansluiting juist is (blz. 96).
Overige
Het beeld verschijnt niet op het tv-scherm.
Beelden wissen/bewerken
De camera kan geen beeld wissen.
• Annuleer de beveiliging (blz. 119).
159NL
Computers
Uw computer herkent uw camera niet.
•
•
•
•
Gebruik de USB-kabel (bijgeleverd) (blz. 134).
Koppel de USB-kabel los en sluit deze daarna weer stevig aan.
Stel [USB-verbinding] in op [Massaopslag] (blz. 134).
Koppel alle apparatuur los van de USB-aansluitingen van uw computer,
behalve de camera, het toetsenbord en de muis.
U kunt geen beelden kopiëren.
• Wanneer u beelden kopieert van de camera naar uw computer en de deksel
geheugenkaart opent, wordt het kopiëren geannuleerd. Open de deksel
geheugenkaart niet tijdens het kopiëren.
• Het kan voorkomen dat u de beeldbestanden van een geheugenkaart die op
een computer is geformatteerd, niet naar een computer kunt kopiëren. Maak
een opname met een geheugenkaart die op uw camera is geformatteerd
(blz. 118).
Geheugenkaart
Kan geen geheugenkaart plaatsen.
• De richting waarin de geheugenkaart is geplaatst, is verkeerd. Plaats het in
de juiste richting (blz. 16).
Kan niet opnemen op een geheugenkaart.
• De geheugenkaart is vol. Wis overbodige beelden (blz. 95).
• Er is een onbruikbare geheugenkaart geplaatst (blz. 16).
U hebt per ongeluk een geheugenkaart geformatteerd.
• Alle gegevens op de geheugenkaart zijn gewist door het formatteren. U
kunt deze niet meer herstellen.
Afstandsbediening
De bijgeleverde afstandsbediening werkt niet.
• Om op te nemen, stelt u de transportfunctie in op
Om af te spelen, sluit u de camera aan op een tv.
160
NL
(Afstandsbediening).
• Richt de sensor afstandsbediening weg van krachtige lichtbronnen, zoals
direct zonlicht of sterke belichting van bovenaf. Anders zal de
afstandsbediening mogelijk niet correct werken.
• De sensor afstandsbediening kan worden afgedekt met een lens of een kap
om deze te beschermen tegen licht. Gebruik de afstandsbediening vanaf
posities waar het licht van de afstandsbediening niet wordt verduisterd.
Een ander dvd-apparaat werkt niet goed wanneer u de bijgeleverde
afstandsbediening gebruikt.
• Selecteer een andere afstandsbedieningsmodus dan DVD 2 voor uw dvdapparaat of dek de sensor van uw dvd-apparaat af met zwart papier.
afdrukken
Zie ook "PictBridge compatibele printer" (direct hieronder) samen met de
volgende punten.
De kleuren van het beeld zijn vreemd.
• Bij het afdrukken van beelden die opgenomen zijn in de Adobe RGBmodus op een printer met sRGB-ondersteuning, die niet compatibel is met
Adobe RGB (DCF2.0/Exif2.21), worden de beelden op een lager
intensiteitsniveau afgedrukt (blz. 104).
Bij de afdruk van de beelden worden beide randen afgesneden.
Kan de beelden niet afdrukken met de datum.
Overige
• Afhankelijk van uw printer, kunnen de randen links, rechts, boven of onder
van het beeld worden afgesneden. Vooral wanneer u een beeld afdrukt dat
werd opgenomen met de beeldverhouding [16:9], kan het zijdelingse
uiteinde van het beeld worden afgesneden.
• Wanneer u beelden afdrukt met uw eigen printer, moet u de instellingen
voor bijsnijden of randloos annuleren. Vraag de fabrikant van de printer of
de printer deze functies heeft.
• Met "PMB", kunt u beelden afdrukken met een datum (blz. 147).
• Deze camera heeft geen functie voor het plaatsen van datums op beelden.
Omdat de beelden die met de camera zijn opgenomen, informatie over de
opnamedatum bevatten, kunt u beelden afdrukken met de datum op het
beeld als de printer of de software Exif-informatie kan herkennen.
Raadpleeg de fabrikant van de printer of de software voor meer informatie
over de compatibiliteit met Exif-informatie.
161NL
• Wanneer u beelden laat afdrukken in een winkel, kunnen de beelden op
aanvraag ook worden afgedrukt met de datum.
PictBridge compatibele printer
Raadpleeg voor meer informatie de bij de printer geleverde
gebruiksaanwijzing of de printerfabrikant.
Het is niet mogelijk een verbinding tot stand te brengen.
• De camera kan niet rechtstreeks op een printer worden aangesloten die niet
compatibel is met de PictBridge-standaard. Vraag de fabrikant van de
printer of uw printer compatibel is met PictBridge.
• Stel [USB-verbinding] in op [PTP] (blz. 148).
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze weer aan. Bij het verschijnen van
een foutmelding op de printer, moet u de gebruikshandleiding bijgeleverol
bij printer raadplegen.
Kan geen beelden afdrukken.
• RAW-beelden kunnen niet worden afgedrukt.
• Het is mogelijk dat beelden die zijn opgenomen met een andere camera dan
deze, of beelden die op een computer zijn bewerkt, niet kunnen worden
afgedrukt.
"---- -- --" wordt afgedrukt op het gedeelte van het beeld waar de datum
wordt ingevoegd.
• Beelden zonder de opgenomen datumgegevens, kunnen niet worden
afgedrukt met de datum. Stel [Datum afdrukken] in op [Uit] en druk het
beeld opnieuw af (blz. 151).
Overige
De mededeling "Datum en tijd instellen?" wordt afgebeeld wanneer u de
camera inschakelt.
• De camera is met een zwakke of zonder accu een tijdlang niet gebruikt.
Laad de accu op en stel datum en tijd opnieuw in (blz. 20). Als de
datuminstelling telkens wordt teruggesteld wanneer de accu wordt
opgeladen, moet u contact opnemen met uw Sony-handelaar of plaatselijk,
erkend Sony-servicecentrum.
162
NL
Het aantal opgenomen beelden neemt niet af of neemt met twee tegelijk
af.
• Dit komt doordat de compressieverhouding en de beeldgrootte na
compressie veranderen afhankelijk van het beeld als u een JPEG-beeld
opneemt (blz. 103).
De instelling wordt teruggesteld zonder dat de terugstelbediening wordt
uitgevoerd.
• De accu werd verwijderd terwijl de stroomschakelaar was ingesteld op ON.
Voordat u de accu eruit haalt, zorgt u ervoor dat de camera is uitgeschakeld
en controleert u of het toegangslampje niet is opgelicht (blz. 11).
De camera werk niet goed.
• Schakel de camera uit. Haal de accu uit de camera en plaats hem weer terug.
Als een netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) wordt gebruikt,
koppelt u het netsnoer los. Als de camera heet is, laat u deze afkoelen
voordat u deze corrigerende handeling uitvoert. Neem contact op met uw
Sony-handelaar of plaatselijk, erkende Sony-servicecentrum als de camera
niet werkt na deze oplossingen te hebben uitgevoerd.
De vijf streepjes op de SteadyShot-schaalverdeling knipperen in de
rechteronderhoek van de zoeker.
• De SteadyShot-functie werkt niet. U kunt doorgaan met opnemen, maar de
SteadyShot-functie zal niet werken. Schakel de camera uit en weer in. Als
de SteadyShot-schaalverdeling blijft knipperen, neemt u contact op met uw
Sony-handelaar of plaatselijk, erkend Sony-servicecentrum.
"--E-" wordt in de hoek rechtsonder van de LCD-monitor weergegeven.
Overige
• Verwijder de geheugenkaart en plaats deze terug. Als de indicatie niet
verdwijnt na deze procedure, moet u de geheugenkaart formatteren.
163NL
Waarschuwingsmededelingen
Als een van de onderstaande
meldingen wordt afgebeeld, voert u
de vermelde instructies uit.
Alleen voor “InfoLITHIUM” accu
• U gebruikt een incompatibele
accu.
Datum en tijd instellen?
• Stel de datum en tijd in. Laad de
interne oplaadbare accu op, als u
de camera lange tijd niet hebt
gebruikt (blz. 20, 168).
Onvoldoende acculading.
• U hebt geprobeerd [Reinigen] uit
te voeren terwijl er onvoldoende
lading in de accu zat. Laad de
accu op of gebruik de
netspanningsadapter/acculader
(niet bijgeleverd).
Geen Memory Stick
Geen CF-kaart
• Het type geheugenkaart dat in de
camera is geplaatst, verschilt van
het type dat is geselecteerd met
[Geheugenkaart] in het
menu
Setup. Stel het type correct in.
Kan Memory Stick niet gebruiken.
Formatteren?
Kan CF-kaart niet gebruiken.
Formatteren?
• De geheugenkaart werd op een
computer geformatteerd en het
bestandsformaat werd gewijzigd,
of de geheugenkaart werd op een
ander apparaat geformatteerd.
Selecteer [OK] en formatteer de
geheugenkaart. U kunt de
geheugenkaart daarna opnieuw
gebruiken, maar alle eerder
opgenomen gegevens op de
geheugenkaart worden gewist.
Het kan enige tijd duren voordat
het formatteren klaar is.
Als de mededeling nog steeds
wordt afgebeeld, moet u de
geheugenkaart vervangen.
Kaartfout
• Er is een incompatibele
geheugenkaart geplaatst of het
formatteren is mislukt.
Geheugen voor alleen-lezen
• Uw camera kan de beelden niet
opnemen op of verwijderen van
deze "Memory Stick Duo".
Plaats de Memory Stick opnieuw
Plaats CF-kaart opnieuw
• De geplaatste geheugenkaart kan
niet worden gebruikt in uw
camera.
• De geheugenkaart is beschadigd.
• Het contactgedeelte van de
geheugenkaart is vuil.
164
NL
Wordt verwerkt... Bediening
onmogelijk.
• Als de geheugenbuffer vol is,
probeert u de Intelligente
voorbeeldfunctie te gebruiken
door de controleknop los te laten.
Ongeldige bediening
• In BULB -opname, probeert u de
Intelligente voorbeeldfunctie te
gebruiken.
Gebruik Memory Stick-gleuf voor
formatteren.
• U probeert de "Memory Stick
Duo" die in de Insteeksleuf CFkaart is geplaatst, te formatteren
met een adapter. Plaats de
"Memory Stick Duo" in de
"Memory Stick Duo"insteeksleuf en formatteer de
stick.
Geen Memory Stick geplaatst. De
sluiter is vergrendeld.
Geen CF-kaart geplaatst. De
sluiter is vergrendeld.
Beeldweergave onmogelijk.
• Het is mogelijk dat beelden die
zijn opgenomen met een andere
camera of beelden die zijn
gewijzigd op een computer, niet
kunnen worden weergegeven.
• De lens is niet goed of niet
bevestigd.
• Als u de camera op een
sterrentelescoop of iets dergelijks
bevestigt, stelt u deze in op M.
Afdrukken onmogelijk.
• U hebt geprobeerd RAWbeelden te markeren met een
DPOF-markering.
Controleer het aangesloten
apparaat.
• Het is niet mogelijk een
verbinding tot stand te brengen.
Koppel de USB-kabel los en
sluit deze daarna weer aan.
Camera te warm. Laat camera
afkoelen.
• De camera is heet geworden
omdat u continu aan het
opnemen bent geweest.
Schakel de camera uit. Laat de
camera afkoelen en wacht totdat
de camera weer klaar is om op te
nemen.
Camerafout
Systeemfout.
• Schakel de camera uit, haal de
accu eruit en plaats de accu weer
terug in de camera. Als deze
mededeling vaak verschijnt,
neemt u contact op met uw Sonyhandelaar of een plaatselijk,
erkend Sony-servicecentrum.
Overige
• [Opn.zonder krt.] is ingesteld op
[Uitschakelen]. Stel dit in op
[Inschakelen] of plaats een
geheugenkaart.
Er is geen lens bevestigd. De
sluiter is vergrendeld.
165NL
Het deksel is open
• Sluit de deksel geheugenkaart
om de opname te starten.
Beeldvergroting onmogelijk.
Beeldrotatie onmogelijk.
• Beelden die met andere camera's
zijn opgenomen, zullen mogelijk
niet kunnen worden vergroot of
geroteerd.
Geen beelden veranderd
• U hebt geprobeerd beelden te
beveiligen of DPOF op te geven
zonder de specificatie van die
beelden te wijzigen.
Kan geen mappen meer maken
• De map met een naam dit begint
met "999" bestaat op de
geheugenkaart. Als dat het geval
is, kunt u geen mappen maken.
Afdrukken geannulleerd.
• De afdrukopdracht werd
geannuleerd. Koppel de USBkabel los of schakel de camera
uit.
Markeren onmogelijk.
• U hebt geprobeerd RAWbeelden te markeren op het
PictBridge-scherm.
166
NL
Printerfout
• Controleer de printer.
• Controleer of het beeld dat u wilt
afdrukken beschadigd is.
Printer bezet
• Controleer de printer.
Voorzorgsmaatregelen
Bewaar/gebruik de camera
niet op de volgende plaatsen
• Op een buitengewone hete, droge of
vochtige plaats
Op plaatsen zoals een in de zon
geparkeerde auto, kan de
camerabehuizing door de hitte
vervormen, waardoor een storing
kan optreden.
• In direct zonlicht of nabij een
verwarmingsbron
De camerabehuizing kan
verkleuren of vervormen, waardoor
een storing kan optreden.
• Op plaatsen onderhevig aan
trillingen
• In de buurt van een sterk
magnetisch veld
• Op zanderige of stoffige plaatsen
Wees voorzichtig dat geen zand of
stof in de camera kan
binnendringen. Hierdoor kan in de
camera een storing optreden en in
bepaalde gevallen kan deze storing
niet worden verholpen.
Vervoeren
Deze camera is ontworpen voor
gebruik bij een temperatuur van 0 tot
40°C (Bij gebruik van een
Microdrive: 5 tot 40°C). Het maken
van opnamen op extreem koude of
warme plaatsen met temperaturen die
buiten het bovenstaande bereik
vallen, is niet aan te bevelen.
Condensvorming
Als de camera rechtstreeks vanuit een
koude naar een warme omgeving
wordt overgebracht, kan vocht
condenseren binnenin of op de
buitenkant van de camera. Deze
vochtcondensatie kan een storing in
de camera veroorzaken.
Hoe condensvorming te voorkomen
Wanneer u de camera vanuit een
koude naar een warme omgeving
overbrengt, verpakt u de camera in
een goed gesloten plastic zak en laat u
deze gedurende ongeveer een uur
wennen aan de nieuwe
omgevingsomstandigheden.
Wanneer er condensvorming
optreedt
Schakel de camera uit en wacht
ongeveer een uur om het vocht te
laten verdampen. Als u probeert om
opnamen te maken terwijl er nog
vocht in de lens aanwezig is, zullen
de opgenomen beelden niet helder
zijn.
Overige
• Zorg ervoor dat de lensdop of
lensvattingdop bevestigd is als u de
camera niet gebruikt. Voordat u de
lensvattingdop bevestigt, verwijdert
u al het stof van de dop voordat u
deze op de camera bevestigt.
Bedrijfstemperatuur
167NL
Interne oplaadbare batterij
Deze camera is uitgerust met een
interne, oplaadbare batterij om de
datum en tijd alsmede andere
instellingen bij te houden, ongeacht
of de camera is ingeschakeld of niet.
Deze interne batterij wordt tijdens het
gebruik van de camera voortdurend
opgeladen. Als u de camera echter
alleen korte perioden gebruikt, loopt
de accu geleidelijk leeg, en als u de
camera ongeveer 8 maanden in het
geheel niet gebruikt, loopt de accu
helemaal leeg. In dat geval moet u de
oplaadbare batterij opladen voordat u
de camera gaat gebruiken.
Zelfs als u de oplaadbare batterij niet
oplaadt, kunt u de camera toch
gebruiken zolang u de datum en tijd
niet opneemt. Als de camera de
instellingen iedere keer dat u de
interne oplaadbare accu oplaadt,
opnieuw instelt op de
standaardinstellingen, is de accu
misschien niet meer bruikbaar. Neem
contact op met uw Sony-dealer of de
plaatselijke technische dienst van
Sony.
Oplaadprocedure voor de interne,
oplaadbare batterij
Plaats een opgeladen accu in de
camera of sluit de camera aan op een
stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter/acculader (niet
bijgeleverd), en laat de camera
gedurende 24 uur of langer
uitgeschakeld liggen.
168
NL
Opmerkingen over opnemen/
weergeven
• Maak een proefopname om te
controleren of de camera juist werkt
voordat u eenmalige gebeurtenissen
opneemt.
• Deze camera is ontworpen om stofen vochtbestendig te zijn, maar is
niet water- en spatwaterdicht.
Wanneer u de camera in de regen
gebruikt, moet u ervoor zorgen dat
de camera en de lens niet nat
worden. Maak de camera na
gebruik schoon als deze vuil is. Als
er water, zand, stof, zout, enz. op de
camera achterblijft, kan de camera
beschadigd worden.
• Kijk niet in de zon of een sterke
lichtbron door een verwijderde lens
of de zoeker. Dit kan leiden tot
onherstelbare beschadiging van uw
ogen. Of het kan een storing van de
camera veroorzaken.
• Gebruik de camera niet in de buurt
van een plaats waar sterke
radiogolven worden gegenereerd of
straling wordt uitgestraald. Het is
mogelijk dat de camera dan niet
goed kan opnemen of weergeven.
• Als u de camera in zanderige of
stoffige plaatsen gebruikt, kunnen
storingen optreden.
• Als er condens op de camera is
gevormd, moet u deze verwijderen
voordat u de camera gebruikt
(blz. 167).
• Niet met de camera schudden of er
tegenaan stoten. Dit kan niet alleen
leiden tot storingen en de
onmogelijkheid om beelden op te
nemen, maar kan ook de
geheugenkaart onbruikbaar maken
en beeldgegevens vervormen,
beschadigen of verloren doen gaan.
• Houd de camera, bijgeleverde
accessoires, enz. buiten het bereik
van kinderen. De "Memory Stick
Duo", enz., kan worden ingeslikt.
Als dit probleem zich voordoet,
moet u onmiddellijk een arts
raadplegen.
Opmerkingen bij het omgaan
met het instelglas
• Let er op het instelglas, de spiegel,
etc, niet mt uw vingers aan te raken.
• Als er stof zit op het oppervlak van
het glas, verwijder dit dan met een
blaasbalgje. Gebruik in dit geval
geen spray blaasbalg.
• Als het glas een kras heeft of
olieachtig is, neem dan contact op
met uw Sony dealer or lokale
geauthorizeerde Sony
servicecentrum.
Overige
169NL
Index
Index
A
Aantal opneembare beelden
..........................................12, 26
Accu............................................11
Accu opladen ................................9
Adobe RGB ..............................104
AEL-knop .................................113
AE-vergrendeling .......................65
AF/MF-regeling..........................57
Afdrukken.........................119, 148
AF-gebied ...................................53
AF-hulplicht ...............................55
AF-microafst.............................128
Afstandsbediening
......................23, 78, 83, 99, 151
APS-C-formaat .........................130
Audiosignalen...........................127
Automatisch flitsen.....................59
Automatisch programma ............44
Automatische scherpstelling.......51
Automatische weergave............112
B
Beeldgrootte .............................102
Beeldkwaliteit...........................103
Beeldrotatie...............................120
Beeldverhouding.......................102
Belichtingscorrectie ....................64
Belichtingsfunctie.......................44
Belichtingsvergrendeling............65
170
NL
Bestandsnummer...................... 124
Beveiligen ................................ 119
Bracket ....................................... 80
BULB-opname........................... 49
C
Centrumgericht .......................... 63
CF-kaart ..................................... 16
C-knop ..................................... 104
Compressie-verhouding ........... 103
Condensvorming...................... 167
Continu AF ................................ 51
Continu opnemen....................... 79
Continu-bracket ......................... 80
Contrast...................................... 75
Customtoets ............................. 104
D
Datum afdrukken ..................... 120
Datum/tijd inst ........................... 20
De klok instellen ........................ 20
Diafragma .................................. 46
Diavoorstelling ........................ 121
Dioptrie-instelling...................... 21
Directe handmatige scherpstelling
............................................... 56
DISP-knop ........................... 35, 87
DPOF-instelling ....................... 119
Draadloze flitser......................... 59
DRIVE-knop.............................. 78
Dyn.-bereikoptim....................... 74
E
Een beeld weergeven ........... 87, 96
Eigen witbalans.......................... 72
Eindflitssynchronisatie............... 59
Enkel-bracket ............................. 80
Enkelvoudige AF ....................... 51
EV-schaalverdeling........ 48, 66, 81
Indexafdruk .............................. 120
Indexweergavescherm................ 91
Info.weerg.tijd .......................... 122
Instelglas .................................. 129
Instellingen................................. 75
Intelligent voorbeeld .................. 84
ISO automatisch bereik ............ 106
ISO-gevoeligheid ....................... 68
F
Flitscompensatie ........................ 67
Flitser ......................................... 58
Flitsfunctie ................................. 59
Flitsregeling ............................. 105
Fn-knop ...................................... 41
Formatteren .............................. 118
Functies ...................................... 41
J
JPEG......................................... 103
K
Kleurfilter................................... 71
Kleurruimte .............................. 104
Kleurtemperatuur ....................... 71
G
L
Geheugen ................................... 86
Langzame-flitssynchronisatie
............................................... 60
LCD-helderheid ....................... 122
LCD-monitor........................ 34, 93
Lens............................................ 14
Lichtmeetfunctie ........................ 63
Lichtmeting met 40 velden in
honingraatmotief.................... 63
H
I
Image Data Converter SR ........ 144
Image Data Lightbox SR ......... 144
M
Map kiezen ............................... 125
Mapnaam.................................. 124
Meervelds................................... 63
"Memory Stick Duo".................. 16
MENU-knop............................. 100
Index
Handmatige belichting ............... 48
Handmatige scherpstelling......... 55
Handmatige verschuiving .......... 49
HDMI-uitvoer ............................ 98
Het donkere gedeelte ................. 88
Het lichte gedeelte ..................... 88
Histogram............................. 88, 94
171NL
Menulijst...................................100
Microdrive ..................................16
Multi-selectieschakelaar .............40
N
Nieuwe map..............................125
NR bij hoge-ISO.......................108
NR lang-belicht ........................108
O
Omgevingslicht...........................65
Oogschelp ...................................21
Opn.f.terugst. ............................109
Opn.info weerg. ........................115
Opnemen.....................................42
P
PictBridge .................................148
PMB..........................................147
Programmaverschuiving.............45
Scherpte ..................................... 75
Schouderriem ............................. 22
Sluiterontspan. ......................... 107
Sluitertijd ............................. 44, 47
Spiegelvergrendeling ........... 78, 82
Spot ............................................ 63
sRGB........................................ 104
SteadyShot functie ..................... 39
Stofpreventiefunctie................... 29
Stroombesparing ...................... 122
Synchronisatie met hoge snelheid
............................................... 61
T
Technische gegevens ............... 153
Terugstellen ............. 109, 117, 130
Tot halverwege indrukken
....................................... 42, 107
Transportfunctie......................... 78
U
R
USB-verbinding ....................... 125
RAW .................................103, 144
Reinigen......................................29
Remote Camera Control ...........145
Roteren .......................................89
Ruisonderdrukking ...................108
V
S
Scherpstellen...............................51
Scherpstellings-indicator ............52
Scherpstelvergrendeling .............54
172
NL
Vergroot scherm ........................ 90
Verzadiging................................ 75
Videoformaat ........................... 123
Voorbeeld .................................. 84
Vooringestelde witbalans........... 70
W
WB-knop.................................... 69
Weergavepaneel......................... 37
Wissen........................................ 95
Witbalans ................................... 69
Witbalans-bracket ...................... 80
Z
Zelfontspanner ........................... 80
Zoeker .................................. 21, 38
Index
173NL