Documenttranscriptie
Zusätzliche Informationen zu diesem Produkt
und Antworten zu häufig gestellten Fragen
können Sie auf unserer Kundendienst-Website
finden.
Extra informatie over deze camera en antwoorden
op veelgestelde vragen vindt u op onze Customer
Support-website voor klantenondersteuning.
Digitale Spiegelreflexkamera
Gebrauchsanleitung
A-Bajonett
Digitale spiegelreflexcamera
Gebruiksaanwijzing
Montagestuk A
Gedruckt mit Druckfarbe auf Pflanzenölbasis
ohne VOC (flüchtige organische Bestandteile).
Gedrukt met VOC (vluchtige organische
verbinding)-vrije inkt op basis van plantaardige
olie.
DSLR-A290
®
Nederlands
WAARSCHUWING
Om het gevaar van brand of elektrische
schokken te verkleinen, mag het apparaat
niet worden blootgesteld aan regen of
vocht.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
GEVAAR
OM DE KANS OP BRAND EN
ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE
VERKLEINEN, HOUDT U ZICH
NAUWGEZET AAN DEZE
INSTRUCTIES.
Als de vorm van de stekker niet past in het
stopcontact, gebruikt u een stekkeradapter
van de juiste vorm voor het stopcontact.
LET OP
Accu
Bij onjuist gebruik van de accu, kan de
accu barsten, brand veroorzaken en
chemische brandwonden tot gevolg hebben.
Houd rekening met de volgende
voorzorgsmaatregelen.
• Demonteer de accu niet.
• Plet de accu niet en stel deze niet bloot
aan schokken of stoten, laat deze niet
vallen en ga er niet op staan.
• Veroorzaak geen kortsluiting en zorg dat
er geen metalen voorwerpen in aanraking
komen met de aansluitpunten.
• Stel de accu niet bloot aan hoge
temperaturen boven 60 °C, zoals direct
zonlicht of in een auto die in de zon
geparkeerd staat.
• Verbrand de accu niet en gooi deze niet
in het vuur.
• Gebruik geen beschadigde of lekkende
lithiumion batterijen.
• Laad de accu op met een echte Sonyacculader of een apparaat waarmee de
accu kan worden opgeladen.
• Houd de accu buiten het bereik van
kleine kinderen.
• Houd de accu droog.
• Vervang de accu alleen door hetzelfde
accutype of een vergelijkbaar accutype
dat door Sony wordt aanbevolen.
• Gooi de gebruikte accu zo snel mogelijk
weg volgens de instructies.
2
NL
Acculader
Zelfs als het CHARGE-lampje niet brandt,
is de acculader niet losgekoppeld van de
wisselstroombron zolang de stekker ervan
in het stopcontact zit. Als zich een
probleem voordoet tijdens het gebruik van
de acculader, onderbreekt u de
stroomvoorziening onmiddellijk door de
stekker uit het stopcontact te trekken.
Verwijdering van oude elektrische en
elektronische apparaten
(Toepasbaar in de Europese Unie en
andere Europese landen met
gescheiden inzamelingssystemen)
Voor klanten in Europa
Kennisgeving voor klanten in de
landen waar EU-richtlijnen van
toepassing zijn
De fabrikant van dit product is Sony
Corporation, 1-7-1 Konan Minato-ku
Tokyo, 108-0075 Japan. De geautoriseerde
vertegenwoordiger voor EMC en
productveiligheid is Sony Deutschland
GmbH, Hedelfinger Strasse 61, 70327
Stuttgart, Duitsland. Voor kwesties met
betrekking tot service of garantie kunt u het
adres in de afzonderlijke service- en
garantiedocumenten gebruiken.
Het symbool op het product of op de
verpakking wijst erop dat dit product niet
als huishoudelijk afval mag worden
behandeld. Het moet echter naar een plaats
worden gebracht waar elektrische en
elektronische apparatuur wordt gerecycled.
Als u ervoor zorgt dat dit product op de
correcte manier wordt verwerkt, voorkomt
u voor mens en milieu negatieve gevolgen
die zich zouden kunnen voordoen in geval
van verkeerde afvalbehandeling. De
recycling van materialen draagt bij tot het
vrijwaren van natuurlijke bronnen. Voor
meer details in verband met het recyclen
van dit product, neemt u contact op met de
gemeentelijke instanties, het bedrijf of de
dienst belast met de verwijdering van
huishoudafval of de winkel waar u het
product hebt gekocht.
NL
3NL
Verwijdering van oude batterijen (in
de Europese Unie en andere
Europese landen met afzonderlijke
inzamelingssystemen)
Dit product is getest en voldoet aan de
beperkingen die zijn uiteengezet in de
EMC-richtlijn voor het gebruik van een
verbindingskabel van minder dan 3 meter.
Let op
De elektromagnetische velden bij de
specifieke frequenties kunnen het beeld en
het geluid van dit apparaat beïnvloeden.
Dit symbool op de batterij of verpakking
wijst erop dat de meegeleverde batterij van
dit product niet als huishoudelijk afval
behandeld mag worden.
Op sommige batterijen kan dit symbool
voorkomen in combinatie met een
chemisch symbool. De chemische
symbolen voor kwik (Hg) of lood (Pb)
worden toegevoegd als de batterij meer dan
0,0005 % kwik of 0,004 % lood bevat.
Door deze batterijen op juiste wijze af te
voeren, voorkomt u voor mens en milieu
negatieve gevolgen die zich zouden kunnen
voordoen in geval van verkeerde
afvalbehandeling. Het recycleren van
materialen draagt bij tot het vrijwaren van
natuurlijke bronnen.
In het geval dat de producten om redenen
van veiligheid, prestaties dan wel in
verband met data-integriteit een
permanente verbinding met batterij
vereisen, dient deze batterij enkel door
gekwalificeerd servicepersoneel vervangen
te worden. Om ervoor te zorgen dat de
batterij op een juiste wijze zal worden
behandeld, dient het product aan het eind
van zijn levenscyclus overhandigd te
worden aan het desbetreffende
inzamelingspunt voor de recyclage van
elektrisch en elektronisch materiaal.
Voor alle andere batterijen verwijzen we u
naar het gedeelte over hoe de batterij veilig
uit het product te verwijderen. Overhandig
de batterij bij het desbetreffende
inzamelingspunt voor de recyclage van
batterijen.
Voor meer details in verband met het
recyclen van dit product of batterij, neemt u
contact op met de gemeentelijke instanties,
het bedrijf of de dienst belast met de
verwijdering van huishoudafval of de
winkel waar u het product hebt gekocht.
4
NL
Kennisgeving
Als de gegevensoverdracht halverwege
wordt onderbroken (mislukt) door statische
elektriciteit of elektromagnetische storing,
moet u de toepassing opnieuw starten of de
verbindingskabel (USB, enzovoort)
loskoppelen en opnieuw aansluiten.
Opmerkingen over het gebruik van de camera
Geen compensatie voor de inhoud
van de opnamen
Voor mislukte opnamen door een
gebrekkige werking van uw camera, een
geheugenkaart, enz. kan geen
schadevergoeding worden geëist.
Aanbeveling reservekopie
Om mogelijk verlies van beeldgegevens te
voorkomen, dient u altijd een (reserve)
kopie van de gegevens op een ander
medium te maken.
Opmerkingen over de LCD-monitor
en lens
• De LCD-monitor is vervaardigd met
gebruikmaking van uiterst nauwkeurige
precisietechnologie zodat meer dan
99,99% van de pixels effectief kan
worden gebruikt. Het is echter mogelijk
dat enkele kleine zwarte punten en/of
oplichtende punten (wit, rood, blauw of
groen) permanent op de LCD-monitor
zichtbaar zijn. Dit is een normaal gevolg
van het productieproces en heeft geen
enkele invloed op de beelden.
veranderen waardoor zich een storing
kan voordoen.
Waarschuwing over copyright
Televisieprogramma's, films, videobanden
en ander materiaal kunnen beschermd zijn
door auteursrechten. Het zonder
toestemming opnemen van dergelijk
materiaal, kan in strijd zijn met de wetten
op de auteursrechten.
De afbeeldingen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
De foto's die in deze gebruiksaanwijzing als
voorbeelden worden gebruikt, zijn
gereproduceerde beelden die niet
daadwerkelijk met deze camera zijn
opgenomen.
Informatie over de
gegevensspecificaties die in deze
gebruiksaanwijzing worden
beschreven
De gegevens over prestaties en specificaties
worden gedefinieerd onder de volgende
omstandigheden, behalve voor zover
beschreven in deze gebruiksaanwijzing: bij
een standaardomgevingstemperatuur van
25ºC, en met een volledig opgeladen accu.
Zwarte, witte,
rode, blauwe en
groene punten
• Stel de camera niet bloot aan direct zonlicht.
Als het zonlicht wordt weerkaatst op een
voorwerp in de buurt, kan brand ontstaan.
Als u de camera toch in direct zonlicht moet
plaatsen, bevestigt u de lensdop.
• Op een koude plaats kunnen beelden een
schaduw vormen op de LCD-monitor.
Dit is normaal. Als u de camera op een
koude plaats inschakelt, kan de LCDmonitor tijdelijk donker zijn. Als de
camera is opgewarmd, zal de LCDmonitor normaal werken.
• Duw niet op de LCD-monitor. De
kleuren op de LCD-monitor kunnen
5NL
Inhoud
Opmerkingen over het gebruik van de camera .................. 5
De camera
voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren ......................... 10
De accu voorbereiden ...................................................... 11
Een lens bevestigen ......................................................... 17
Een geheugenkaart plaatsen ............................................ 19
De camera voorbereiden .................................................. 22
De bijgeleverde accessoires gebruiken ............................ 24
Controleren hoeveel beelden kunnen worden opgenomen
..................................................................................... 26
Reiniging ......................................................................... 28
Voordat u de
camera gaat
gebruiken
Plaats van de onderdelen en schermindicators ................ 31
Voorkant ..................................................................... 31
Achterkant .................................................................. 32
Zijkanten/onderkant ................................................... 33
De opname-informatie wisselen (DISP) ..................... 34
LCD-monitor (grafische weergave) ........................... 35
LCD-monitor (standaardweergave) ........................... 37
Zoeker ........................................................................ 39
Een functie/instelling selecteren ...................................... 40
De functies die met de bedieningsknop geselecteerd
kunnen worden .................................................. 41
De functies die met de Fn (Functies)-knop geselecteerd
kunnen worden .................................................. 42
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen
worden ............................................................... 42
Beelden
opnemen
Beelden zonder camerabeweging vastleggen .................. 44
Correcte houding ........................................................ 44
De SteadyShot-functie gebruiken .............................. 45
Een statief gebruiken .................................................. 46
/
De automatische instelling gebruiken voor een
opname ........................................................................ 47
6
NL
Een opname maken met een voor het onderwerp
(scènekeuzefunctie) geschikte instelling .................... 50
Portretfoto's nemen ............................................... 51
Landschapsfoto's nemen ...................................... 52
Foto's maken van een klein onderwerp ................ 53
Foto's maken van een bewegend onderwerp ........ 54
Foto's nemen van een zonsondergang ................. 55
Nachtfoto's maken ............................................... 56
Maak de afbeelding zoals u die wilt maken
(Belichtingsfunctie)..................................................... 57
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie
gebruiken ........................................................... 59
Een opname maken door de wazigheid van de
achtergrond te regelen (Diafragmavoorkeur) .... 60
Het vastleggen van een bewegend onderwerp met
verschillende uitdrukkingen (Sluitertijdvoorkeur)
............................................................................ 62
Een opname maken waarbij de belichting handmatig
is gewijzigd (Handmatige belichting) ............... 65
Een opname maken van een naijlend effect met een
lange belichtingstijd (BULB) ............................ 67
De
opnamefunctie
gebruiken
De scherpstelfunctie selecteren ....................................... 69
Automatisch scherpstellen gebruiken ........................ 69
Een opname nemen met uw gewenste compositie
(Scherpstelvergrendeling) .................................. 71
De scherpstelmethode kiezen die geschikt is voor de
beweging van het onderwerp (Automatische
scherpstelfunctie) .............................................. 72
Het scherpstelveld (AF-gebied) kiezen ...................... 73
De scherpstelling (Handmatige scherpstelling)
handmatig wijzigen ........................................... 74
De flitser gebruiken ......................................................... 75
Een draadloze-flitsopname maken ............................. 78
7NL
De helderheid van het beeld wijzigen (Belichting,
flitscompensatie, meting) ........................................... 79
Helderheidscompensatie voor het hele beeld gebruiken
(Belichtingscompensatie) .................................. 79
De hoeveelheid flitslicht (Flitscompensatie) aanpassen
............................................................................ 80
De methode selecteren voor lichtmeting van het
onderwerp (Lichtmeetfunctie) ........................... 81
Instelling ISO ................................................................... 82
De kleurtinten (Witbalans) instellen ................................ 83
De witbalans aanpassen zodat deze bij een bepaalde
lichtbron past (Automatisch/vooringestelde
witbalans) .......................................................... 83
De kleurtinten opslaan (Eigen witbalans) .................. 84
Beeldverwerking .............................................................. 86
De helderheid van het beeld corrigeren (Dynamischbereikoptimalisatie) ........................................... 86
De door u gewenste beeldverwerking kiezen
(Instellingen) ...................................................... 86
Het bereik van de gereproduceerde kleuren wijzigen
(Kleurenruimte).................................................. 88
De transportfunctie selecteren ............................ 89
Enkele opnamen nemen ............................................. 89
Continu opnemen ....................................................... 89
De zelfontspanner gebruiken ...................................... 90
Beelden opnemen met verschoven belichting
(Belichtingsbracket) .......................................... 91
Opnemen met de afstandsbediening ........................... 93
Beelden weergeven .......................................................... 94
De
weergavefuncties De informatie over opgenomen beelden controleren ............98
Beelden beveiligen (Beveiligen) ................................... 101
gebruiken
Beelden wissen (Wissen) ............................................... 102
Beelden bekijken op een tv-scherm ............................... 104
8
NL
Uw instellingen
wijzigen
De beeldgrootte en de beeldkwaliteit instellen .............. 108
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
................................................................................... 110
De instelling voor ruisonderdrukking instellen ............. 112
De functies van de functiekeuzeknop wijzigen ............. 113
Andere instellingen wijzigen ......................................... 114
De LCD-monitor instellen ............................................. 116
De versie van de camera controleren ............................. 117
Op de standaardinstellingen terugstellen ....................... 118
Beelden bekijken Beelden kopiëren naar uw computer ............................. 120
op uw computer Beelden bekijken op uw computer ................................ 124
De software gebruiken ................................................... 128
Beelden
afdrukken
DPOF opgeven .............................................................. 134
Beelden afdrukken door de camera aan te sluiten op een
printer die compatibel is met PictBridge .................. 136
Overige
Technische gegevens ..................................................... 139
Problemen oplossen ....................................................... 143
Waarschuwingsmededelingen ....................................... 153
Voorzorgsmaatregelen ................................................... 156
Index ............................................................................. 158
9NL
De camera voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren
Het cijfer tussen haakjes geeft het aantal stuks aan.
• BC-VH1 Acculader (1)
• Lensvattingdop (1) (bevestigd op
de camera)
• Netsnoer (1) (niet geleverd in de
Verenigde Staten en Canada)
• Oogschelp (1) (bevestigd op de
camera)
• Cd-rom (toepassingssoftware
voor α camera) (1)
• Beknopte handleiding (1)
• Gebruiksaanwijzing (deze
gebruiksaanwijzing) (1)
• Oplaadbare accu NP-FH50 (1)
• USB-kabel (1)
• Schouderriem (1)
• Zoekerkapje (1)
10
NL
De accu voorbereiden
Zorg ervoor dat u de NP-FH50 "InfoLITHIUM" accu (bijgeleverd) oplaadt
als u de camera voor het eerst gebruikt.
De "InfoLITHIUM" accu kan zelfs worden opgeladen als deze niet volledig
leeg is.
Het kan tevens worden gebruikt als hij niet volledig is opgeladen.
1 Plaats de accu in de acculader.
Duw de accu erin totdat deze vastklikt.
De camera voorbereiden
De accu opladen
11NL
2 Sluit de acculader op het
stopcontact aan.
Lampje aan: Opladen
Lampje uit: Klaar (normale lading)
Eén uur nadat het lampje uit is gegaan:
volledig opgeladen
Voor klanten in de Verenigde
Staten en Canada
Stekker
Naar het
stopcontact
CHARGE-lamp
Voor klanten in andere landen/
regio's dan de Verenigde Staten
en Canada
Netsnoer
CHARGE-lamp
Over de oplaadtijd
• De vereiste tijd voor het opladen van een volledig lege accu (bijgeleverd)
bij een temperatuur van 25°C is als volgt.
Volledige lading
Normale lading
Ong. 265 min.
Ong. 205 min.
• Afhankelijk van de resterende accucapaciteit of de
oplaadomstandigheden kan de oplaadtijd langer of korter zijn.
Wanneer het CHARGE-lampje knippert
• Het CHARGE-lampje van de bijgeleverde acculader kan op twee
manieren knipperen:
– Snel: het lampje gaat regelmatig aan en uit op een interval van 0,15
seconden.
– Langzaam: het lampje gaat regelmatig aan en uit op een interval van 1,5
seconden.
12
NL
De camera voorbereiden
• Wanneer het CHARGE-lampje snel knippert, verwijdert u de accu die
wordt opgeladen en plaatst u dezelfde accu vervolgens op de juiste
manier weer in de acculader. Als het CHARGE-lampje opnieuw snel
knippert, kan dit een accufout aangeven of het feit dat er een andere accu
dan het opgegeven type is geplaatst. Controleer of de geplaatste accu van
het opgegeven type is. Als de accu van het opgegeven type is, verwijdert
u de accu, vervangt u deze door een nieuwe of een andere en controleert u
of de acculader nu wel goed werkt. Als de acculader nu wel goed werkt,
kan een accufout zijn opgetreden.
• Wanneer het CHARGE-lampje langzaam knippert, is dit een indicatie dat
de acculader soms stopt met laden op stand-by. De acculader stopt met
laden en gaat automatisch naar de status stand-by als de temperatuur
buiten de aanbevolen bedrijfstemperatuur komt te liggen. Wanneer de
temperatuur weer binnen het normale bereik komt, gaat de acculader
verder met laden en gaat het CHARGE-lampje weer branden. We raden u
aan om de accu te laden bij een omgevingstemperatuur tussen de 10°C en
30°C.
Opmerkingen
• Sluit de acculader op het dichtstbijzijnde stopcontact aan.
• Als het opladen klaar is, trekt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en
haalt u de accu uit de acculader. De levensduur van de accu kan korter worden als u
deze opgeladen in de acculader laat zitten.
• Laat geen andere accu dan de accu van de "InfoLITHIUM" H reeks op in de
acculader (bijgeleverd) met uw camera. Als u andere accu's dan de bijgeleverde accu
probeert op te laden, kunnen deze gaan lekken, oververhit raken of exploderen,
waardoor gevaar van letsel als gevolg van elektrocutie en brandwonden ontstaat.
• Als de acculader vuil is, is het mogelijk dat de accu niet goed wordt opgeladen.
Maak de acculader schoon met een droge doek, enz.
De camera in het buitenland gebruiken — Stroomvoorziening
U kunt de camera, de acculader en de AC-PW10AM netspanningsadapter
(los verkrijgbaar) in elk land of gebied gebruiken met een
stroomvoorziening van 100 V tot 240 V wisselstroom van 50/60 Hz.
Opmerking
• Gebruik geen elektronische transformator (reistrafo), omdat hierdoor een storing kan
optreden.
13NL
De opgeladen accu in de camera plaatsen
1 Open het accuklepje terwijl u de
hendel van het accuklepje
verschuift.
2 Verschuif de
vergrendelingshendel met de
punt van de accu en stop de accu
helemaal in de camera.
Vergrendelingshendel
3 Sluit het accuklepje.
De accu verwijderen
Schakel de camera uit, en verschuif de
vergrendelingshendel in de richting van
de pijl. Wees voorzichtig dat de accu niet
valt.
Vergrendelingshendel
14
NL
De resterende acculading controleren
Zet de stroomschakelaar op ON en controleer het niveau van de lading op
de LCD-monitor.
"Accu leeg"
Accuniveau
Laag
U kunt geen foto's
meer maken.
Wat is een "InfoLITHIUM" accu?
Een "InfoLITHIUM" accu is een lithium-ionbatterij die functies bevat voor
het uitwisselen van informatie met betrekking tot de
gebruiksomstandigheden van uw camera.
Opmerkingen
• Het weergegeven niveau zal in bepaalde omstandigheden mogelijk niet correct zijn.
• Laat de accu niet nat worden. De accu is niet waterdicht.
• Laat de accu niet liggen op zeer warme plaatsen, zoals in een voertuig of in direct
zonlicht.
De camera voorbereiden
Hoog
Verkrijgbare accu's
Alleen een accu van het type NP-FH50 kan met de camera worden
gebruikt. Type NP-FH30 en NP-FH40 kunnen niet worden gebruikt.
Doeltreffend gebruik van de accu
• Bij lage temperaturen verminderen de prestaties van de accu. Dus de tijd
dat de accu kan worden gebruikt is korter in een koude omgeving en de
snelheid van continuopnamen neemt af. Het verdient aanbeveling de accu
in een van de zakken van uw kleding te bewaren om deze op te warmen,
en deze in de camera te plaatsen vlak voordat u begint met opnemen.
• De accu raakt snel leeg als u vaak flitst, vaak continue opnamen maakt of
de camera regelmatig in- en uitschakelt.
Levensduur van de accu
• De levensduur van de accu is beperkt. De capaciteit van de accu neemt
geleidelijk af naarmate u deze meer gebruikt en de tijd verstrijkt. Als de
gebruiksduur van de accu aanzienlijk korter lijkt te worden, is de meest
waarschijnlijke oorzaak dat het einde van de levensduur van de accu is
bereikt. Koop een nieuwe accu.
15NL
• De levensduur van de accu wordt bepaald door de manier waarop deze
wordt bewaard en door de omstandigheden en omgeving waarin de accu
wordt gebruikt.
Hoe u de accu moet bewaren
Om de levensduur van de accu te verlengen als de accu gedurende een
lange tijd niet gebruikt wordt, laadt u deze eenmaal per jaar volledig op en
verbruikt u de lading volledig met uw camera, voordat u de accu weer
bewaart op een droge, koele plaats.
16
NL
Een lens bevestigen
1 Haal de lensvattingdop van de
• Als u de lens verwisselt, doe dit dan
snel en op een stofvrije plaats om
ervoor te zorgen dat er geen stof of vuil
in de camera binnendringt.
Lensvattingdop
verpakkingsklep
2 Lijn eerst de oranje
uitlijnmarkeringen op de lens en
de camera op elkaar uit.
De camera voorbereiden
camera en haal de
verpakkingsklep van de
achterzijde van de lens.
Oranje indexmarkeringen
3 Draai vervolgens de lens
rechtsom tot deze met een klik
wordt vergrendeld.
Opmerkingen
• Bij de DT 18-55 mm F3,5-5,6 SAM lens wordt geen achterlensdop geleverd.
Wanneer u de lens wilt bewaren zonder deze aan de camera te bevestigen, dient u
achterlensdop ALC-R55 aan te schaffen.
• Bij het bevestigen van de lens, mag u de lensontgrendelingsknop niet indrukken.
• Oefen bij het bevestigen van de lens geen grote kracht uit.
• Lenzen met een Montagestuk E zijn niet geschikt voor deze camera.
17NL
De lens verwijderen
1 Druk de lensontgrendelingsknop
helemaal in en draai de lens
linksom tot aan de aanslag.
Lensontgrendelingsknop
2 Plaats het verpakkingsklep weer
op de lens en bevestig de
lensvattingdop op de camera.
• Verwijder eerst stof voordat u deze
bevestigt.
• Wanneer u de lens DT 18 – 55 mm F3,5
– 5,6 SAM aanschaft, dient u ook
achterlensdop ALC-R55 aan te
schaffen.
Opmerking over verwisseling van de lens
Als bij de verwisseling van de lens stof of vuil de camera binnendringt en
op het oppervlak komt van de beeldsensor (het onderdeel dat werkt als de
film), kan dit afhankelijk van de opnameomstandigheden zichtbaar zijn in
het beeld.
De camera is uitgerust met een stofpreventiefunctie om te voorkomen dat
stof op de beeldsensor komt. Toch moet u de lens snel en op een stofvrije
plaats verwisselen als u een lens bevestigt/verwijdert.
Als er stof of vuil op de beeldsensor terechtkomt
Reinig de beeldsensor in de [Reinigen] van het menu Setup (blz. 29).
18
NL
Een geheugenkaart plaatsen
1 Open de klep van het
geheugenkaart compartiment.
2 Plaats de "Memory Stick PRO
De camera voorbereiden
Alleen "Memory Stick PRO Duo", "Memory Stick PRO-HG Duo", SDgeheugenkaarten en SDHC-geheugenkaarten kunnen met deze camera
worden gebruikt. Een MultiMediaCard kan niet met deze camera worden
gebruikt.
In deze gebruiksaanwijzing worden de "Memory Stick PRO Duo" en
"Memory Stick PRO-HG Duo" "Memory Stick PRO Duo" genoemd en
worden de SD-geheugenkaart en SDHC-geheugenkaart "SDgeheugenkaart" genoemd.
Bovenkant (SD-geheugenkaart)
Duo" of een SD-geheugenkaart.
Aansluitingszijde
• Plaats de geheugenkaart totdat deze
vastklikt, zoals afgebeeld.
Bovenkant
("Memory Stick PRO Duo")
Aansluitingszijde
3 Selecteer met de
geheugenkaartschakelaar het
type geheugenkaart dat u wilt
gebruiken.
19NL
4 Sluit het deksel van het geheugenkaart compartiment.
De geheugenkaart verwijderen
Controleer of het toegangslampje uit is en
open vervolgens de klep van het
geheugenkaartcompartiment en druk één
keer op de geheugenkaart.
Toegangslampje
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
• Zorg dat u de geheugenkaart nergens tegen aan stoot, niet verbuigt en niet
laat vallen.
• Gebruik of bewaar de geheugenkaart niet in de volgende
omstandigheden:
– Plaatsen met een hoge temperatuur, zoals in een hete auto die in de zon
is geparkeerd.
– Plaatsen die zijn blootgesteld aan direct zonlicht.
– Op vochtige plaatsen of plaatsen waar zich corrosieve stoffen bevinden.
• De geheugenkaart kan als deze zopas lang is gebruikt, heet zijn. Wees
voorzichtig als u de kaart vastpakt.
• Verwijder de geheugenkaart of de accu niet als het toegangslampje aan is,
schakel in dat geval ook de camera niet uit. De gegevens kunnen
beschadigd worden.
• Er kunnen gegevens beschadigd raken als u een geheugenkaart dicht bij
magnetisch materiaal legt of als u de geheugenkaart gebruikt in een
omgeving die vatbaar is voor statische elektriciteit of elektrische ruis.
• We raden u aan om belangrijke gegevens op te slaan op bijvoorbeeld de
harde schijf van een computer.
• Wanneer u de geheugenkaart draagt of bewaart, plaatst u deze terug in het
doosje dat erbij geleverd werd.
• Stel de geheugenkaart niet bloot aan water.
• Raak de aansluitingen van de geheugenkaart niet aan met uw hand of een
metalen voorwerp.
20
NL
De camera voorbereiden
• Wanneer de schrijfbeveiligingsschakelaar van een geheugenkaart is
ingesteld op de LOCK-positie, kunt u geen bewerkingen uitvoeren, zoals
het opnemen of verwijderen van beelden.
• Van de "Memory Stick PRO Duo" met een capaciteit tot 32 GB of de SDgeheugenkaarten met een capaciteit tot 32 GB is bevestigd dat ze goed
met deze camera functioneren.
• Wij kunnen de juiste werking van geheugenkaarten die op een computer
zijn geformatteerd niet garanderen in deze camera.
• De lees-/schrijfsnelheid van de gegevens verschilt afhankelijk van de
combinatie van de geheugenkaarten en de gebruikte apparatuur.
• Druk niet hard wanneer u in het aantekeningenvak schrijft.
• Bevestig geen etiket op de geheugenkaarten zelf.
• Demonteer of wijzig de geheugenkaarten niet.
• Laat de geheugenkaarten niet liggen binnen het bereik van kleine
kinderen. Zij kunnen deze per ongeluk inslikken.
Opmerkingen over het gebruik van de "Memory Stick"
De typen "Memory Stick" die met deze camera kunnen worden gebruikt,
worden in de onderstaande tabel vermeld. Er kan echter niet worden
gegarandeerd dat alle functies van de "Memory Stick PRO Duo" correct
werken.
"Memory Stick PRO Duo"*
Beschikbaar bij uw camera
"Memory Stick PRO-HG Duo"*
"Memory Stick Duo"
Niet beschikbaar bij uw camera
"Memory Stick" en "Memory
Stick PRO"
Niet beschikbaar bij uw camera
* Deze is uitgerust met de functie MagicGate. MagicGate is technologie ter
bescherming van het auteursrecht op basis van versleuteling. Het opnemen/afspelen
van gegevens waarvoor functies van MagicGate zijn vereist, is met deze camera niet
mogelijk.
* Ondersteunt snelle gegevensoverdracht op basis van een parallelle interface.
21NL
De camera voorbereiden
De datum instellen
Als u de camera voor het eerst inschakelt, wordt het scherm voor de
instelling van de Datum/tijd weergegeven.
1 Zet de stroomschakelaar op ON
om de camera in te schakelen.
• Om de camera uit te schakelen, zet u
deze op OFF.
2 Controleer op de LCD-monitor of
[OK] is geselecteerd en druk
vervolgens op het midden van de
bedieningsknop.
3 Selecteer ieder onderdeel met b/
B, en stel de numerieke waarde
in met v/V.
• Bij het wijzigen van de volgorde van
[JJJJ/MM/DD], selecteert u eerst [JJJJ/
MM/DD] met b/B, en wijzigt u het
vervolgens met v/V.
4 Herhaal stap 3 om andere onderdelen in te stellen en druk
vervolgens op het midden van de bedieningsknop.
22
NL
5 Controleer op de LCD-monitor of [OK] is geselecteerd en druk
vervolgens op het midden van de bedieningsknop.
De datum/tijd opnieuw instellen
MENU-knop t
2 t [Datum/tijd inst]
De scherpte van de zoeker (dioptrie-instelling) instellen
Stel de dioptrie af op uw
gezichtsvermogen door het dioptrieinstelwiel te draaien totdat de
indicators in de zoeker scherp te
zien zijn.
De camera voorbereiden
De bewerking voor de instelling van de datum en tijd annuleren
Druk op de MENU-knop.
• Draai het instelwiel naar + als u verziend bent
en naar – als u bijziend bent.
• Als u de camera op een lamp richt, kunt u de
dioptrie gemakkelijk instellen.
Wanneer u het dioptrie-instelwiel moeilijk kunt draaien
Plaats uw vingers onder de oogschelp en
schuif deze naar boven om de oogschelp
te verwijderen, stel dan de dioptrie in.
• Verwijder en bevestig de oogschelp zoals
aangegeven op de illustratie als u de FDAM1AM zoekerloup (los verkrijgbaar) of de
FDA-A1AM hoekzoeker (los verkrijgbaar)
aan de camera wilt bevestigen.
23NL
De bijgeleverde accessoires gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u de schouderriem, het zoekerkapje en de
oogschelp kunt gebruiken. De overige accessoires worden beschreven op
de volgende pagina's.
• Oplaadbare accu (blz. 11)
• Acculader (blz. 11)
• Netsnoer (niet geleverd in de Verenigde Staten en Canada) (blz. 11)
• USB-kabel (blz. 121, 137)
• Cd-rom (blz. 129)
De schouderriem bevestigen
Bevestig beide uiteinden van de
riem aan de camera.
• U kunt ook het zoekerkapje (blz. 25) aan de
riem vastmaken.
24
NL
Zoekerkapje
Het zoekerkapje en de oogschelp gebruiken
U kunt voorkomen dat er licht door de zoeker binnenvalt en de belichting
verstoort. Bevestig het zoekerkapje als de sluiter wordt ontspannen zonder
gebruikmaking van de zoeker, zoals bij een zelfontspanneropname.
De camera voorbereiden
1 Schuif voorzichtig de oogschelp
van de camera af door de beide
onderuiteinden omhoog te
duwen.
• Steek uw vingers onder de oogschelp
en schuif de oogschelp omhoog.
2 Schuif het zoekerkapje over de
zoeker.
Opmerking
• De sensoren van het zoekerkapje, die zich onder de zoeker bevinden, kunnen
afhankelijk van de situatie worden geactiveerd, en de scherpstelling kan worden
aangepast of de LCD-monitor kan blijven knipperen. Schakel in dergelijke gevallen
zowel [Eye-Start AF] (blz. 71) als [Autom.uitsch.] (blz. 116) uit.
25NL
Controleren hoeveel beelden kunnen
worden opgenomen
Nadat u een geheugenkaart in de camera
hebt geplaatst en de stroomschakelaar
hebt ingesteld op ON, wordt het aantal
beelden dat kan worden opgenomen (als
u blijft opnemen met de huidige
instellingen) afgebeeld op de LCDmonitor.
Opmerkingen
• Wanneer "0" (het aantal opneembare beelden) geel knippert, is de geheugenkaart
vol. Vervang de geheugenkaart door een andere of wis beelden op de huidige
geheugenkaart (blz. 102).
• Wanneer "NO CARD" (het aantal opneembare beelden) geel knippert, betekent dit
dat er geen geheugenkaart is geplaatst. Plaats een geheugenkaart.
Het aantal beelden dat op een geheugenkaart kan worden
opgenomen
De onderstaande tabel laat zien hoeveel beelden bij benadering kunnen
worden opgenomen op een geheugenkaart die met deze camera is
geformatteerd. De waarden zijn gedefinieerd aan de hand van tests met
standaardgeheugenkaarten van Sony. De waarden kunnen variëren
afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Beeldgrootte: L 14M
Beeldverhoud.: 3:2*
"Memory Stick PRO Duo"
Capaciteit
Formaat
Standaard
2 GB
4 GB
8 GB
16 GB
32 GB
8725
548
1085
2180
4421
Fijn
393
779
1566
3176
6268
RAW & JPEG
72
144
291
592
1169
RAW
89
178
358
728
1438
26
NL
(Eenheden: beelden)
SD-geheugenkaart
Capaciteit
Formaat
Standaard
(Eenheden: beelden)
4 GB
8 GB
16 GB
32 GB
537
1081
2177
4421
8889
Fijn
385
776
1564
3176
6386
RAW & JPEG
71
144
291
592
1191
RAW
87
177
358
728
1465
* U kunt meer beelden opnemen dan is aangegeven in de bovenstaande tabel als u de
[Beeldverhoud.] instelt op [16:9]. Het aantal is echter hetzelfde als dat van de
beeldverhouding [3:2] bij een instelling op [RAW].
Het aantal beelden dat kan worden opgenomen bij gebruik
van een accu
De camera voorbereiden
2 GB
Het aantal beelden dat u bij benadering kunt opnemen is 500 als u de
camera gebruikt met de accu (bijgeleverd) op volle capaciteit.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden kunnen de werkelijke
aantallen lager uitvallen dan hier aangegeven.
• Het aantal wordt berekend aan de hand van een volle accu en voor de
volgende omstandigheden:
– Bij een omgevingstemperatuur van 25°C.
– [Kwaliteit] is ingesteld op [Fijn].
– [Autom. scherpst.] is ingesteld op [
] (Automatische AF).
– Als u iedere 30 seconden eenmaal opneemt.
– Als de flitser iedere twee keer eenmaal afgaat.
– Als de camera na elke tien opnamen eenmaal wordt uit- en
ingeschakeld.
• De meetmethode is gebaseerd op de CIPA-norm.
(CIPA: Camera & Imaging Products Association)
27NL
Reiniging
De LCD-monitor reinigen
Veeg het schermoppervlak schoon met een in de handel verkrijgbare LCDreinigingsset om vingerafdrukken, stof enzovoort te verwijderen.
Reiniging van de lens
• Reinig het lensoppervlak met een in de handel verkrijgbaar
blaasborsteltje. Als het vuil vast zit op het oppervlak, veegt u dit eraf met
een zachte doek of tissue dat licht bevochtigd is met
lensreinigingsvloeistof. Veeg met spiraalbewegingen vanuit het midden
naar de rand. Spuit de lensreinigingsvloeistof niet rechtstreeks op het
lensoppervlak.
• Raak de binnenkant van de camera, zoals de lenscontactpunten of de
spiegel, niet aan. Aangezien stof op de spiegel of in de buurt van de
spiegel het automatische-scherpstelsysteem kan hinderen, blaast u het
stof weg met behulp van een in de handel verkrijgbaar blaasborsteltje. Als
stof op de beeldsensor belandt, kan dit zichtbaar zijn in het beeld. Zet de
camera in de reinigingsfunctie en reinig vervolgens de camera met een
blaasborsteltje (blz. 29). Gebruik geen spuitbusluchtblazer om de
binnenkant van de camera te reinigen. Hierdoor kan een storing optreden.
• Gebruik geen reinigingsvloeistof die organische oplosmiddelen bevat,
zoals thinner of benzine.
De buitenkant van de camera reinigen
Maak de buitenkant van de camera schoon met een zachte doek bevochtigd
met water en veeg het oppervlak daarna droog met een droge doek. Gebruik
de onderstaande middelen niet, omdat deze de afwerking of het
camerabehuizing kunnen beschadigen.
• Chemische stoffen, zoals thinner, wasbenzine, alcohol,
wegwerpreinigingsdoeken, insectenspray, zonnebrandcrème,
insecticiden, enz.
• Raak de camera niet aan als bovenstaande middelen op uw handen zit.
• Laat de camera niet langdurig in contact met rubber of vinyl.
28
NL
De beeldsensor reinigen
Opmerkingen
• Het reinigen kan alleen worden uitgevoerd wanneer het batterijniveau
(drie
resterende batterijpictogrammen) of meer is. Als de acculading te laag wordt tijdens
het reinigen, kan de sluiter beschadigd raken. Het reinigen moet snel worden
voltooid. Het gebruik van een AC-PW10AM netspanningsadapter (los verkrijgbaar)
wordt aanbevolen.
• Gebruik geen spuitbusluchtblazer omdat deze waterdruppels in het camerahuis kan
verspreiden.
De camera voorbereiden
Als stof of vuil in de camera binnendringt en op de beeldsensor (het
onderdeel dat werkt als de film) terechtkomt, kan dit afhankelijk van de
opname-omstandigheden zichtbaar zijn in het beeld. Als er stof op de
beeldsensor zit, gebruikt u een in de handel verkrijgbare blazer en reinigt u
de beeldsensor aan de hand van de onderstaande stappen. U kunt de
beeldsensor gemakkelijk reinigen met alleen een blazer en de
stofpreventiefunctie.
1 Controleer of de accu volledig is opgeladen (blz. 15).
2 Druk op de MENU-knop, selecteer
vervolgens
3 met b/B op de
bedieningsknop.
MENU-knop
3 Selecteer [Reinigen] met v/V en
druk vervolgens op het midden
van de bedieningsknop.
De melding "Na het reinigen, camera
uitschakelen. Doorgaan?" verschijnt.
29NL
4 Selecteer [OK] met v op de bedieningsknop en druk vervolgens
op het midden van de bedieningsknop.
Nadat de beeldsensor gedurende een korte tijd heeft getrild, wordt de spiegel
die ervoor zit, opgetild.
5 Haal de lens van de camera af (blz. 18).
6 Gebruik de blazer om het
oppervlak van de beeldsensor en
het omliggende gebied te
reinigen.
• Raak de beeldsensor niet aan met de
punt van de blazer. Voer het reinigen
snel uit.
• Houd de camera met de lensvatting
omlaag gericht om te voorkomen dat
stof weer neerdwarrelt binnenin het
camerahuis.
• Bij het reinigen van de beeldsensor
mag u de punt van het blaasborsteltje
niet in de ruimte achter de
lensvattingopening steken.
7 Bevestig de lens en zet de camera uit.
Opmerking
• De camera begint te piepen als de acculading laag wordt tijdens het reinigen. Stop
onmiddellijk met reinigen en zet de camera uit.
30
NL
Voordat u de camera gaat gebruiken
Plaats van de onderdelen en
schermindicators
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes
vermelde bladzijden.
Voorkant
Voordat u de camera gaat gebruiken
A Ontspanknop (47)
L Lensontgrendelingsknop (18)
B Stroomschakelaar (22)
M Schakelaar
C Instelwiel (61, 113)
D Zelfontspannerlampje (90)
E Lenscontactpunten*
scherpstellingsfunctie (69, 74)
* Raak deze onderdelen niet
rechtstreeks aan.
F Sensor afstandsbediening
G Spiegel*
H Lensvattingopening
I Ingebouwde flits* (75)
J
Positiemarkering
beeldsensor (71)
K Functiekeuzeknop (47 - 68)
31NL
Achterkant
A Zelfvergrendelende
J Bedieningsknop
Accessoireschoen (78)
Wanneer het menu is
ingeschakeld: v/V/b/B (40)
Wanneer het menu is
uitgeschakeld: DISP (34, 94)/
(89)/ISO (82)/ (75)
B Zoeker* (23)
C MENU-knop (42)
D Sensoren van het zoekerkapje
(71, 116)
E LCD-monitor (35, 94, 98)
F Dioptrie-instelwiel (23)
G Voor opname:
-knop
(belichting) (79)
Voor weergave:
(Inzoomen)-knop (95)
H Fn-knop (Functie) (42)
I Bedieningsknop (Enter) (40)/
Spot AF-knop (73)
32
NL
K
L
-knop (Wissen) (102)
-knop (Weergave) (94)
* Raak deze onderdelen niet
rechtstreeks aan.
Zijkanten/onderkant
B Geheugenkaartschakelaar
C Deksel geheugenkaart
D "Memory Stick PRO Duo"-
insteeksleuf (19)
E Insteeksleuf voor SD-
geheugenkaart (19)
F
K Schroefgat voor statief
• Gebruik een statief met een
schroeflengte van minder dan
5,5 mm. U kunt de camera niet
stevig bevestigen op een statief
waarvan de schroef langer is
dan 5,5 mm. Bovendien kan de
camera hierdoor beschadigd
worden.
Voordat u de camera gaat gebruiken
A HDMI -aansluiting (104)
(USB)-aansluiting (121,
137)
G Toegangslampje (20)
H Bevestigingsogen voor de
schouderriem (24)
I DC IN-aansluiting
• Zet de camera uit als u de ACPW10AM netspanningsadapter
(los verkrijgbaar) aansluit en
sluit de netspanningsadapter
vervolgens aan op de DC INaansluiting van de camera.
J Accuklepje (14)
33NL
De opname-informatie wisselen (DISP)
Druk op DISP op de bedieningsknop om
te schakelen tussen de grafische
weergave en de standaardweergave.
Als u de camera naar de verticale positie
draait, wordt de opname-informatie
automatisch geroteerd overeenkomstig de
positie van de camera.
Grafische weergave
(standaardinstelling)
Standaardweergave
Geen opnameinformatie
34
NL
LCD-monitor (grafische weergave)
In de grafische weergave worden de sluitertijd en de diafragmawaarde
grafisch weergegeven en wordt duidelijk geïllustreerd hoe de belichting
werkt. In AUTO of in de scènekeuzefunctie worden alleen de onderdelen
weergegeven die kunnen worden ingesteld. Nadere bijzonderheden over de
bediening vindt u op de tussen haakjes vermelde bladzijden.
Scherm
Indicatie
Scherm
P A S M Functiekeuzeknop (47 68)
1/125
Sluitertijd (62)
F5.6
Diafragma (60)
SteadyShot (45)
B
Scherm
Indicatie
Flitsfunctie (75)/Rodeogen-effectvermindering
(77)
Voordat u de camera gaat gebruiken
C
A
Transportfunctie (89)
+2.0
ISO AUTO
Belichtingscompensatie
(79)
ISO-gevoeligheid (82)
Indicatie
Sluitertijdindicatie* (62)
Diafragma-indicatie*
(60)
* De aanwijzer geeft de huidige waarde
aan.
35NL
D
Scherm
Indicatie
Resterend accuvermogen
(15)
Beeldkwaliteit (108)
Beeldgrootte (108)/
Beeldverhouding (108)
Geheugenkaart (19)
100
36
NL
Resterend aantal
opneembare beelden (26)
LCD-monitor (standaardweergave)
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes
vermelde bladzijden.
In AUTO of de scènekeuzefunctie
Scherm
Scherm
P A S M Functiekeuzeknop (47 68)
Sluitertijd (62)
F5.6
Diafragma (60)
+2.0
Belichting (79)
Indicatie
Transportfunctie (89)
Indicatie
1/125
Voordat u de camera gaat gebruiken
A
In de stand P/A/S/M
Scherpstellingsfunctie
(72)
AF-gebied (73)
Lichtmeetfunctie (81)
Instellingen (86)
SteadyShot (45)
B
Scherm
Indicatie
AWB
Flitsfunctie (75)/Rodeogen-effectvermindering
(77)
7500K G9
Belichtingscompensatie
(79)
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld, Eigen,
Kleurtemperatuur,
Kleurenfilter) (83)
Dynamischbereikoptimalisatie (86)
Flitscompensatie (80)
EV-schaalverdeling (66,
92)
ISO AUTO
ISO-gevoeligheid (82)
37NL
C
Scherm
Indicatie
Resterend accuvermogen
(15)
Beeldkwaliteit (108)
Beeldgrootte (108)/
Beeldverhouding (108)
Geheugenkaart (19)
100
38
NL
Resterend aantal
opneembare beelden (26)
Zoeker
Scherm
Scherm
Indicatie
AF-gebied (73)
Opnameveld voor
beeldverhouding 16:9
(108)
B
Scherm
Indicatie
Flitscompensatie (80)
Flitser opladen (75)
WL
Draadloze flitser (78)
Indicatie
SteadyShot schaalverdeling (45)
Beeldverhouding 16:9
(108)
* U kunt met de HVL-F58AM/HVLF42AM-flitser (los verkrijgbaar) met
een synchronisatiefunctie met hoge
snelheid bij elke sluitertijd een
flitsopname maken. Raadpleeg de bij
de flitser geleverde
gebruiksaanwijzing voor de
bevestigingsinstructies van de flitser.
Voordat u de camera gaat gebruiken
A
Hoge snelheidssynchronisatiestand*
Handmatige
scherpstelling (74)
z
Scherpstellen
125
Sluitertijd (62)
5.6
Diafragma (60)
EV-schaalverdeling (66,
92)
0
Waarschuwing "opname
niet beschikbaar" (89)
Waarschuwing
camerabeweging (45)
39NL
Een functie/instelling selecteren
U kunt in de menulijst een functie selecteren voor opnemen of weergeven.
Druk op de bedieningsknop, de Fn-knop (Functie) of de MENU-knop om
de menulijst weer te geven.
Voorbeeld: Als de Fn-knop wordt
ingedrukt.
Verplaats met de bedieningsknop de
cursor naar de gewenste instelling in de
menulijst en activeer de selectie.
: Druk op v/V/b/B op de
bedieningsknop om de cursor te
bewegen.
z: Druk op het midden van de controller
om de selectie uit te voeren.
In deze gebruiksaanwijzing wordt het selecteren van functies in de
menulijst met de bedieningsknop als volgt beschreven:
Voorbeeld: Fn-knop t [Witbalans] t Selecteer de gewenste
instelling
Als u een bewerking start, wordt onder aan het scherm een bedieningsgids
met de functies van de bedieningsknop weergegeven. Raadpleeg deze gids
tijdens de bediening van de camera. De stapsgewijze beschrijving van het
bovenstaande voor beeld is als volgt:
1 Druk op de Fn-knop.
40
NL
2 Selecteer [Witbalans] met v/V/
b/B op de bedieningsknop en
druk vervolgens op z in het
midden om deze optie uit te
voeren.
3 Gebruik de bedieningsgids om de
Als u bijvoorbeeld wilt veranderen,
selecteert u met v/V, past u de waarde
op +/– aan met b/B en drukt u
vervolgens op z in het midden om de
optie uit te voeren.
Bedieningsgids
De bedieningsgidslijst
In de bedieningsgids worden ook andere bewerkingen vermeld dan van de
bedieningsknop. De pictogramindicaties zijn als volgt:
Voordat u de camera gaat gebruiken
gewenste functies te selecteren
en uit te voeren.
MENU-knop
Keer terug met de MENU-knop
Fn-knop
(Wis)-knop
(Inzoom)-knop
(Weergave)-knop
Instelwiel
De functies die met de bedieningsknop geselecteerd
kunnen worden
Functies die in verschillende opnamesituaties regelmatig worden gebruikt,
zijn aan de bedieningsknop toegewezen. U kunt deze opnamefuncties
rechtstreeks instellen met de bedieningsknop en ook van weergavestatus
wisselen.
41NL
DISP (Weergave) (bladzijde 34, 94)
(Flitser) (blz. 75)
ISO (blz. 82)
(Transportfunctie) (blz. 89)
• Enkelbeeldopname (blz. 89)
• Continuopname (blz. 89)
• Zelfontspanner (blz. 90)
• Zelfontsp.(Cont.) (blz. 90)
• Bracket: continu (blz. 91)
• Afstandsbediening (blz. 93)
De functies die met de Fn (Functies)-knop geselecteerd
kunnen worden
Met deze knop opent u de schermen waarmee u functies kunt instellen of
uitvoeren die regelmatig bij opname of weergave worden gebruikt.
Opnamefunctie
Weergavefunctie
Autom. scherpst. (72)
Lichtmeetfunctie (81)
Witbalans (83)
AF-gebied (73)
Dyn.-bereikoptim (86)
Instellingen (86)
Wissen (102)
Beeldindex (96)
Printen opgeven (134)
Diavoorstelling (97)
Beveiligen (101)
Roteren (95)
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen
worden
U kunt de basisinstellingen instellen voor de camera als geheel of functies
uitvoeren zoals opnemen, afspelen of andere bewerkingen.
42
NL
Menu Opname
Beeldgrootte (108)
Beeldverhoud. (108)
Kwaliteit (108)
1
Flitscompens. (80)
AF-hulplicht (77)
SteadyShot (45)
2
Kleurenruimte (88)
NR lang-belicht (112)
NR bij hoge-ISO (112)
Menu Custom
Voordat u de camera gaat gebruiken
Eye-Start AF (71)
Instelwiel inst (113)
1 Rode-ogen-verm. (77)
Autom.weergave (116)
Autom.uitsch. (116)
Menu Weergave
Wissen (102)
Formatteren (111)
Diavoorstelling (97)
1
Beveiligen (101)
Printen opgeven (134)
Beeldrotatie (94)
Menu Setup
LCD-helderheid (116)
Stroombesparing (114)
CTRL.VOOR HDMI (106)
1
Kleur weergeven (114)
Help-scherm (114)
Datum/tijd inst (115)
Taal (115)
Bestandsnummer (110)
2
Mapnaam (110)
Map kiezen (111)
• Nieuwe map (111)
USB-verbinding (121, 136)
Audiosignalen (114)
3 Reinigen (29)
Versie (117)
Terugstellen (118)
43NL
Beelden opnemen
Beelden zonder camerabeweging
vastleggen
Er wordt van "camerabeweging" gesproken als de camera ongewild
beweegt nadat de ontspanknop is ingedrukt, wat een wazig beeld tot gevolg
heeft.
Volg de onderstaande instructies om beweging van de camera te
verminderen.
Correcte houding
Stabiliseer uw bovenlichaam en ga in een houding staan die
voorkomt dat de camera beweegt.
Punt 1
Houd met één hand de camera vast, en ondersteun met de andere hand de
lens.
Punt 2
Ga stevig staan met uw beide voeten op schouderhoogte.
44
NL
Punt 3
Houd uw ellebogen licht tegen uw lichaam gedrukt.
Stabiliseer uw bovenlichaam door uw elleboog op uw knie te zetten als u in
een knielende positie fotografeert.
Camerabewegingswaarschuwing-indicator
De
(camerabewegingswaarschuwing)indicator knippert in de zoeker als de
camera mogelijk gaat bewegen. In dit
geval gebruikt u een statief of de flitser.
Opmerking
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt alleen weergegeven voor
functies waarbij de sluitertijd automatisch wordt ingesteld. Voor de functies M/S
wordt deze indicator niet weergegeven.
Beelden opnemen
(camerabewegingswaarschuwing)indicator
De SteadyShot-functie gebruiken
De SteadyShot-functie kan het effect van camerabewegingen verminderen
met het equivalent van ongeveer 2,5 tot 3,5 stappen van de sluitertijd.
De SteadyShot-functie is in de standaardinstelling op [Aan] ingesteld.
45NL
De SteadyShot-schaalverdelingsindicator
De
(SteadyShot-schaalverdeling)indicator geeft de status voor
camerabeweging aan. Wacht tot de
schaalverdeling omlaag gaat en begin dan
met opnemen.
(SteadyShot-schaalverdeling)indicator
De SteadyShot-functie uitschakelen
MENU-knop t
1 t [SteadyShot] t [Uit]
Opmerking
• Het is mogelijk dat de SteadyShot-functie niet optimaal werkt wanneer de camera
nog maar net is ingeschakeld of wanneer de ontspanknop helemaal is ingedrukt
zonder halverwege te stoppen. Wacht totdat het aangegeven niveau van
(SteadyShot-schaalverdeling)-indicator omlaag gaat en druk de ontspanknop
vervolgens langzaam in.
Een statief gebruiken
We raden u aan om de camera in de volgende situaties op een statief te
plaatsen.
• Zonder flitser in donkere omstandigheden opnamen maken.
• Opnemen met lange sluitertijden, dit wordt doorgaans gebruikt bij
nachtopnamen.
• Een opname maken van een onderwerp dat dichtbij is, zoals een macroopname.
• Een opname maken met een telescooplens.
Opmerking
• Schakel bij gebruik van een statief de SteadyShot-functie uit omdat de SteadyShotfunctie dan mogelijk kan storen (blz. 45).
46
NL
/ De automatische instelling
gebruiken voor een opname
In de stand "AUTO" kunt u gemakkelijk een foto maken van een
willekeurig onderwerp onder willekeurige omstandigheden, omdat de
camera een inschatting maakt van de situatie en de instellingen aanpast.
Kies
om op te nemen op plaatsen waar u geen flitser mag gebruiken.
Wanneer u de functiekeuzeknop draait, worden de uitleg van de
geselecteerde functie en de opnamemethoden op het (Help-scherm)-scherm
weergegeven. U kunt het Help-scherm uitschakelen (blz. 114).
stand
of
(Flitser uit).
Beelden opnemen
1 Zet de functiekeuzeknop in de
of
2 Houd de camera vast en kijk in de
zoeker.
Het onderwerp in het scherpstelgebied
wordt automatisch scherpgesteld (EyeStart AF, blz. 71).
Scherpstelveld
3 Plaats het gewenste onderwerp
binnen het scherpstelveld.
• Als de
(camerabewegingswaarschuwing)indicator knippert, maakt u rustig een
foto van het onderwerp terwijl u de
camera stabiel houdt of gebruikt u een
statief.
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator
47NL
4 Bij gebruik van een zoomlens,
draait u de zoomring en bepaalt u
het beeld.
Zoomring
5 Druk de ontspanknop tot
halverwege in om scherp te
stellen.
Wanneer de scherpstelling is bevestigd,
gaat z of
(scherpstellings-indicator)
branden (blz. 70).
Scherpstellings-indicator
6 Druk de ontspanknop helemaal in
om het beeld op te nemen.
• Wanneer u de ontspanknop indrukt
nadat de
(SteadyShotschaalverdeling)-indicator laag wordt,
wordt de SteadyShot-functie
effectiever.
(SteadyShot-schaalverdeling)indicator
48
NL
Opmerking
• Omdat de camera de automatische instelfunctie inschakelt, zijn veel functies niet
beschikbaar, zoals belichtingscompensatie en de ISO-instelling. Als u verschillende
instellingen wilt aanpassen, zet u de functiekeuzeknop op P en maakt u vervolgens
een foto van uw onderwerp.
Beelden opnemen
49NL
Een opname maken met een voor het
onderwerp (scènekeuzefunctie) geschikte
instelling
U kunt met de selectie van een juiste instelling voor het onderwerp of de
opnamesituatie een foto maken met een geschikte instelling voor het
onderwerp.
Wanneer u de functiekeuzeknop draait, worden de uitleg van de
geselecteerde functie en de opnamemethoden op het (Help-scherm)-scherm
weergegeven. U kunt het Help-scherm uitschakelen (blz. 114).
Opmerking
• De camera maakt een inschatting van de situatie en past de instellingen daaraan aan.
Omdat de camera de automatische instelfunctie inschakelt, zijn veel functies niet
beschikbaar, zoals belichtingscompensatie en de ISO-instelling.
50
NL
Portretfoto's nemen
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken waarop het onderwerp
scherp is tegen een onscherpe
achtergrond.
z Foto's maken waarop de huidtinten
zacht zijn weergegeven.
Beelden opnemen
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Portret).
Opnametechnieken
• Zet de lens in de tele-stand om de achtergrond waziger te maken.
• U kunt een levendig beeld vastleggen door scherp te stellen op het oog dat
dichter bij de lens is.
• Gebruik de zonnekap (los verkrijgbaar) om onderwerpen met tegenlicht
te fotograferen.
• Gebruik de functie Rode-ogeneffectvermindering als de ogen van uw
onderwerp rood worden door de flits (blz. 77).
• Zet de flitsfunctie op (Flitser uit) wanneer u fotografeert zonder de
flitser (blz. 75).
51NL
Landschapsfoto's nemen
Deze functie is geschikt voor:
z Volledig scherpe foto's van het hele
landschap in levendige kleuren.
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Landschap).
Opnametechnieken
• Stel de lens in op groothoek om de weidsheid van de scène te
accentueren.
• Zet de flitsfunctie op (Invulflits) wanneer u fotografeert met de flitser
(blz. 75).
52
NL
Foto's maken van een klein onderwerp
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken van dichtbij, zoals van
bloemen, insecten, gerechten of
kleine voorwerpen.
Beelden opnemen
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Macro).
Opnametechnieken
• Ga vlakbij het onderwerp staan en neem de opname op de
minimumafstand van de lens.
• U kunt met een macrolens (los verkrijgbaar) een onderwerp van dichterbij
fotograferen.
• Stel de flitsfunctie in op (Flitser uit) als u onderwerp fotografeert
binnen 1 meter.
• De SteadyShot-functie is in de macrostand minder effectief. U bereikt
betere resultaten met een statief.
• Zet de flitsfunctie op (Flitser uit) wanneer u fotografeert zonder de
flitser (blz. 75).
53NL
Foto's maken van een bewegend onderwerp
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken van bewegende
onderwerpen buitenshuis of op
plaatsen met veel licht.
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Sportactie).
Opnametechnieken
• De camera neemt continu beelden op zolang u de ontspanknop helemaal
ingedrukt houdt.
• Houd de ontspanknop tot het juiste moment half ingedrukt.
• Zet de flitsfunctie op (Invulflits) wanneer u fotografeert met de flitser
(blz. 75).
54
NL
Foto's nemen van een zonsondergang
Deze functie is geschikt voor:
z Prachtige foto's maken van het rode
licht van de zonsondergang.
Beelden opnemen
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Zonsondergang).
Opnametechnieken
• In vergelijking met andere standen wordt hiermee een beeld vastgelegd
waarin de rode kleur geaccentueerd is. Dit is ook geschikt voor het
vastleggen van het prachtige rood van de zonsopkomst.
• Zet de flitsfunctie op (Invulflits) wanneer u fotografeert met de flitser
(blz. 75).
55NL
Nachtfoto's maken
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken van nachtscènes op
afstand met behoud van de donkere
atmosfeer van de omgeving.
Zet de functiekeuzeknop in de stand
Stel de flitsfunctie in op
mensen erop (blz. 75).
(Nachtportret).
(Flitser uit) als u een nachtfoto maakt zonder
Opnametechnieken
• Let erop dat het onderwerp niet beweegt om te voorkomen dat het beeld
wazig wordt.
• De sluitertijd is langer, dus is het raadzaam een statief te gebruiken.
Opmerking
• Het is mogelijk dat de foto niet goed wordt gemaakt als u een volledig donkere
nachtscène fotografeert.
56
NL
Maak de afbeelding zoals u die wilt
maken (Belichtingsfunctie)
Met een spiegelreflexcamera kunt u de sluitertijd (hoe lang de sluiter open
is) en het diafragma (het veld dat scherp is: velddiepte) instellen om een
verscheidenheid aan fotografische uitdrukkingen te benutten.
U kunt bijvoorbeeld een korte sluitertijd gebruiken om de vorm van een
golf, die er maar even is, vast te leggen, of het accent te leggen op een
bloem met een langere sluitertijd om alles wat zich voor en achter de bloem
bevindt onscherp te maken. Dit zijn een paar effecten die u kunt benutten
met uw camera (blz. 60, 62).
Beelden opnemen
De instelling van sluitertijd en diafragma creëert niet alleen de
fotografische effecten van beweging en scherptediepte, maar het bepaalt
eveneens de helderheid van een beeld door de hoeveelheid belichting (de
hoeveelheid licht die de camera binnenkomt), de belangrijkste factor van
fotograferen, te regelen.
De helderheid van de foto veranderen aan de hand van de belichtingstijd
Hoeveelheid
belichting
laag
hoog
De camera opent de sluiter korter bij een kortere sluitertijd. Daardoor heeft
de camera minder tijd om licht binnen te laten, en dit heeft een donkerdere
foto tot gevolg. U kunt het diafragma (het gat waardoor het licht
binnenkomt) enigszins openen om de hoeveelheid licht te wijzigen die in
één keer binnenkomt om een heldere foto te nemen.
De helderheid van de foto, aangepast met de sluitertijd en het diafragma,
wordt "belichting" genoemd.
57NL
In dit deel laten we u zien hoe u de belichting kunt wijzigen en de
verschillende foto-uitdrukkingen kunt benutten door beweging,
scherptediepte en licht te gebruiken. Zo kunt u de goede manier vinden om
het beeld en onderwerp vast te leggen zoals u het wilt.
Wanneer u de functiekeuzeknop draait, worden de uitleg van de
geselecteerde functie en de opnamemethoden op het (Help-scherm)-scherm
weergegeven. U kunt het Help-scherm uitschakelen (blz. 114).
58
NL
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie
gebruiken
Deze functie is geschikt voor:
z Gebruik van de automatische
belichting, terwijl uw eigen
instellingen voor ISO-gevoeligheid,
instellingen, dynamische
bereikoptimalisatie enzovoort
behouden blijven.
Beelden opnemen
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand P.
2 U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste
instellingen (blz. 69 tot 93).
• Zet de flitsfunctie op
(blz. 75).
(Invulflits) wanneer u fotografeert met de flitser
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
59NL
Een opname maken door de wazigheid van de
achtergrond te regelen (Diafragmavoorkeur)
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's waarop het onderwerp scherp
is en alles voor en achter het
onderwerp wazig is.
Diafragmavergroting vernauwt het
veld dat scherpgesteld is. (De
velddiepte wordt oppervlakkiger.)
z De scènediepte vastleggen.
Diafragmaverkleining verbreedt het
veld dat scherpgesteld is. (De
velddiepte krijgt meer diepte.)
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand A.
60
NL
2 De diafragmawaarde (F-waarde)
kiezen met het instelwiel.
3 Wijzig de scherptediepte en
Diafragma (F-waarde)
Beelden opnemen
• Kleinere F-waarde: de voor- en
achtergrond van het onderwerp zijn
wazig.
Grotere F-waarde: de voor- en
achtergrond en het onderwerp zelf zijn
allemaal scherp.
• U kunt de wazigheid van een beeld niet
in de zoeker controleren. Controleer het
opgenomen beeld en pas het diafragma
aan.
Sluitertijd
fotografeer het onderwerp.
De sluitertijd wordt automatisch
aangepast om de juiste belichting te
krijgen.
• De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
diafragmawaarde. Pas in zulke gevallen
het diafragma weer aan.
Opnametechnieken
• De sluitertijd kan afhankelijk van de diafragmawaarde langer worden.
Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
• Maak de achtergrond minder scherp door een telelens te gebruiken of een
lens met een lagere diafragmawaarde (lichtgevoelige lens).
• Zet de flitsfunctie op (Invulflits) wanneer u fotografeert met de flitser
(blz. 75). De diafragmawaarde bepaalt echter het flitserbereik. Controleer
het bereik van de flitser (blz. 77) als u de flitser voor een opname
gebruikt.
61NL
Het vastleggen van een bewegend onderwerp met
verschillende uitdrukkingen (Sluitertijdvoorkeur)
Deze functie is geschikt voor:
z Momentopnamen van een bewegend
onderwerp. Gebruik een kortere
sluitertijd om één moment van de
beweging helder vast te leggen.
z De beweging te volgen om de
dynamiek en vloeiing ervan uit te
drukken. Gebruik een langere
sluitertijd om het na-ijlende beeld
van het bewegende onderwerp vast
te leggen.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand S.
62
NL
2 Kies de sluitertijd met het
instelwiel.
Sluitertijd
Diafragma (F-waarde)
fotografeer het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch
aangepast om de juiste belichting te
krijgen.
• De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
sluitertijd. Pas in zulke gevallen de
sluitertijd weer aan.
Beelden opnemen
3 Wijzig de scherptediepte en
Opnametechnieken
• Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
• Kies een hogere ISO-gevoeligheid als u een binnenopname maakt van
een sport.
Opmerkingen
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de
functie sluitertijdvoorkeur.
• Hoe hoger de ISO-gevoeligheid, des te opvallender de ruis.
• Als de sluitertijd 1 seconde of langer is, zal de ruisonderdrukking (NR lang-belicht)
na het opnemen worden uitgevoerd. Tijdens de ruisonderdrukking kunt u niet
verdergaan met opnemen.
63NL
• Zet de flitsfunctie op (Invulflits) wanneer u fotografeert met de flitser (blz. 75).
Als u echter de flitser gebruikt en het diafragma sluit (een hogere F-waarde instelt)
door de sluitertijd langer te maken, zal het flitslicht onderwerpen op grote afstand
niet bereiken.
64
NL
Een opname maken waarbij de belichting handmatig is
gewijzigd (Handmatige belichting)
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken met de gewenste
belichtingsinstelling door zowel de
sluitertijd als het diafragma te
wijzigen.
Beelden opnemen
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel om de
sluitertijd te wijzigen, en draai
het instelwiel terwijl u de -knop
ingedrukt houdt om het diafragma
te wijzigen.
• U kunt zelf kiezen wat het instelwiel
aanpast (de sluitertijd of de
diafragmawaarde) met [Instelwiel inst]
(blz. 113).
-knop
Sluitertijd
Diafragma (F-waarde)
65NL
3 Maak de foto nadat de belichting
is ingesteld.
• Naar +: beelden worden helderder.
Naar –: beelden worden donkerder.
: Metered Manual (Handmatig
gemeten)
Belichtingswaarde
Opmerkingen
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de
functie voor handmatige belichtingsinstelling.
• Wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op M, dan wordt de ISO-instelling
[AUTO] ingesteld op [100]. In de M-functie is de ISO-instelling [AUTO] niet
beschikbaar. Stel indien nodig de ISO-gevoeligheid in (blz. 82).
• Zet de flitsfunctie op (Invulflits) wanneer u fotografeert met de flitser (blz. 75).
De diafragmawaarde bepaalt echter het flitserbereik. Controleer het bereik van de
flitser (blz. 77) als u de flitser voor een opname gebruikt.
De EV-schaalverdeling in M-functie
U kunt de belichtingswaarde op de EVschaalverdeling controleren via de
standaardweergave of op het scherm van
de beeldzoeker.
De b B-pijl verschijnt als de ingestelde
belichting buiten het bereik van de EVschaalverdeling ligt. De pijl begint te
knipperen als het verschil toeneemt.
LCD-monitor (standaardweergave)
Standaardwaarde
Zoeker
Standaardwaarde
66
NL
Een opname maken van een naijlend effect met een
lange belichtingstijd (BULB)
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken van de lichtstaart van
bijvoorbeeld vuurwerk.
z Foto's maken van de lichtstaarten
van sterren.
Beelden opnemen
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel naar links tot
[BULB] wordt afgebeeld.
BULB
67NL
3 Draai terwijl u de
-knop
ingedrukt houdt het instelwiel om
het diafragma (F-waarde) te
wijzigen.
-knop
4 Druk de ontspanknop tot halverwege in om de scherpstelling te
wijzigen.
5 Houd de ontspanknop ingedrukt gedurende de gehele opname.
Zolang u de ontspankop ingedrukt houdt, blijft de sluiter geopend.
Opnametechnieken
• Gebruik een statief.
• Stel om de handmatige scherptefunctie de scherptediepte in op oneindig
als u vuurwerk, enz. opneemt.
• Gebruik de draadloze afstandsbediening (los verkrijgbaar) (blz. 93). Als u
op de SHUTTER-knop op de afstandsbediening drukt, wordt BULBopname geactiveerd. Als u er weer op drukt, wordt BULB-opname
gestopt. U hoeft de SHUTTER-knop op de afstandsbediening niet
ingedrukt te houden.
Opmerkingen
• Schakel de SteadyShot-functie uit bij gebruik van een statief (blz. 45).
• Hoe langer de belichtingstijd, des te opvallender de ruis op het beeld.
• Na het fotograferen wordt de ruisonderdrukking (NR lang-belicht) uitgevoerd met
dezelfde tijdsduur dat de sluiter geopend was. Tijdens de ruisonderdrukking kunt u
niet verdergaan met opnemen.
68
NL
De opnamefunctie gebruiken
De scherpstelfunctie selecteren
Er zijn twee methoden om de scherptediepte te wijzigen. automatisch en
handmatig scherpstellen.
Afhankelijk van de lens kan de methode voor overschakeling tussen
automatische en handmatige scherpstelling verschillend zijn.
Type lens
Overschakelen naar
automatische
scherpstelling
Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de lens op AF.
Lens (zet de
Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de camera altijd op AF.)
Camera
Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de camera op
AF.
Overschakelen naar
handmatige
scherpstelling
Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de lens op MF.
Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de camera op
MF.
Automatisch scherpstellen gebruiken
1 Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de
camera op AF.
De opnamefunctie gebruiken
De lens is voorzien van een
Schakelaar
scherpstellingsfunctie
De lens is niet
voorzien van een
Schakelaar
scherpstellingsfunctie
Te gebruiken
schakelaar
2 Wanneer de lens is voorzien van
de Schakelaar
scherpstellingsfunctie, stelt u
deze in op AF.
3 Kijk in de zoeker.
Het onderwerp in het scherpstelgebied wordt automatisch scherpgesteld (EyeStart AF).
69NL
4 Druk de ontspanknop half in om
Sensor scherpstelveld
de scherpstelling te controleren
en neem de opname.
• De scherpstellingsindicator verandert
in z of
nadat de scherpstelling is
bevestigd (zie onder).
• De sensor die voor scherpstemming
wordt gebruikt in het AF-gebied licht
rood op (blz. 73).
Scherpstelveld
Scherpstellings-indicator
Opnametechniek
• Stel het [AF-gebied] in (blz. 73) om het gebied te kiezen dat wordt
gebruikt voor de scherpstelling.
Scherpstellings-indicator
Scherpstellingsindicator
z brandt
brandt
brandt
z knippert
Status
Scherpstelling vergrendeld. Klaar om op te nemen.
Scherpstelling is bevestigd. Het scherpstelpunt beweegt
doordat het een bewegend onderwerp volgt. Klaar om op te
nemen.
Nog bezig met scherpstellen. U kunt de ontspanknop niet
loslaten.
Kan niet scherpstellen. De sluiter is vergrendeld.
Onderwerpen waarvoor speciale scherpstelling nodig kan zijn
Bij gebruik van de automatische scherpstelling is het moeilijk scherp te
stellen op de volgende onderwerpen. In dergelijke gevallen gebruikt u de
scherpstelvergrendelingsfunctie (blz. 71) of de handmatige scherpstelling
(blz. 74).
• Een onderwerp met weinig contrast, zoals een blauwe lucht of een witte
muur.
• Twee onderwerpen op verschillende afstanden die elkaar overlappen
binnen het AF-gebied.
• Een onderwerp dat bestaat uit zich herhalende patronen, zoals de gevel
van een kantoorgebouw.
• Een onderwerp dat zeer helder is of schittert, zoals de zon, de carrosserie
van een auto of een wateroppervlak.
• Het omgevingslicht is onvoldoende.
70
NL
De juiste afstand tot een onderwerp nauwkeurig meten
De
-markering op de bovenkant van
de camera toont de locatie van de
beeldsensor*. Wanneer u de exacte
afstand meet tussen de camera en het
onderwerp, raadpleeg dan de positie van
de horizontale lijn.
* De beeldsensor is het onderdeel van de
camera dat fungeert als de film.
De functie Eye-Start AF deactiveren
MENU-knop t
1 t [Eye-Start AF] t [Uit]
• We raden u aan om de [Eye-Start AF] in te stellen op [Uit] wanneer u de
zoekerloup FDA-M1AM (los verkrijgbaar) of de hoekzoeker FDAA1AM (los verkrijgbaar) aan de camera bevestigt, omdat daardoor de
sensors van het zoekerkapje onder de zoeker geactiveerd kunnen worden.
De opnamefunctie gebruiken
Opmerkingen
• Als het onderwerp dichterbij is dan de minimale opnameafstand van de gebruikte
lens, kan de scherpstelling niet worden bevestigd. Zorg voor voldoende afstand
tussen het onderwerp en de lens op de camera.
• Wanneer de Schakelaar scherpstellingsfunctie op de camera is ingesteld op MF,
wordt de juiste scherpstelling niet bereikt, zelfs niet als de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de lens op AF is ingesteld. Als u naar de automatische
scherpstelling wilt overschakelen, stelt u de Schakelaar scherpstellingsfunctie op de
camera in op AF.
Een opname nemen met uw gewenste compositie
(Scherpstelvergrendeling)
1 Plaats het onderwerp binnen het
AF-gebied en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
De scherpstelling en belichting zijn
vastgezet.
71NL
2 Houd de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt en plaats
het onderwerp terug op de
oorspronkelijke plaats om het
beeld opnieuw samen te stellen.
3 Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
De scherpstelmethode kiezen die geschikt is voor de
beweging van het onderwerp (Automatische
scherpstelfunctie)
Fn-knop t [Autom. scherpst.] t Selecteer de gewenste
instelling
(Enkelvoudige
AF)
AF)
De camera voert de scherpstelling uit en de scherpstelling
wordt vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt.
(Automatische De functie [Autom. scherpst.] wordt geschakeld tussen
enkelvoudige AF en continue AF, afhankelijk van de
beweging van het onderwerp.
Wanneer u de ontspanknop halverwege ingedrukt houdt als
het onderwerp bewegingsloos is, wordt de scherpstelling
vergrendeld. Als het onderwerp beweegt, gaat de camera
verder met het scherpstellen.
(Continue AF)
De camera blijft scherpstellen zolang u de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt houdt.
• De audiosignalen worden niet weergegeven wanneer op het
onderwerp is scherpgesteld.
Opnametechnieken
• Gebruik
• Gebruik
72
NL
(Enkelvoudige AF) als het onderwerp stilstaat.
(Continue AF) als het onderwerp in beweging is.
Opmerking
•
(Automatische AF) wordt geselecteerd als de belichtingsfunctie is ingesteld op
AUTO of op een van de volgende scènekeuzefuncties:
(Portret),
(Landschap),
(Zonsondergang) of
(Nachtportret).
(Enkelvoudige AF) wordt geselecteerd als de belichtingsfunctie is ingesteld op
(Macro) in de scènekeuzefunctie.
(Continue AF) wordt geselecteerd als de belichtingsfunctie is ingesteld op
(Sportactie) in de scènekeuzefunctie.
Het scherpstelveld (AF-gebied) kiezen
AF-gebied
Gebied
Fn-knop t [AF-gebied] t Selecteer de gewenste instelling
(Breed)
De camera bepaalt welk deel van de negen AF-gebieden
wordt gebruikt wanneer wordt scherpgesteld binnen het AFgebied. U kunt de scherpstelling wijzigen met de AFgebieden in het midden door het midden van de
bedieningsknop ingedrukt te houden.
(Punt)
De camera gebruikt uitsluitend het AF-gebied in het midden.
(Lokaal)
Kies met de bedieningsknop uit de negen gebieden het gebied
waarvoor u de scherpstelling wilt activeren. U kunt de
scherpstelling tijdelijk wijzigen met de AF-gebieden in het
midden door het midden van de bedieningsknop ingedrukt te
houden.
De opnamefunctie gebruiken
Kies het gewenste AF-gebied die past bij
de opnameomstandigheden of uw
voorkeur. Het gebied dat voor de
scherpstelling wordt gebruikt, licht kort
op.
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, wordt
[AF-gebied] vastgezet op
(Breed) en kunt u de andere instellingen niet
selecteren.
• Het is mogelijk dat het lokale AF-gebied niet oplicht bij continu opnemen of
wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt zonder halverwege te stoppen.
73NL
De scherpstelling (Handmatige scherpstelling) handmatig
wijzigen
Als het moeilijk is om de juiste scherpte in de stand autofocus te krijgen,
kunt u de scherpte handmatig aanpassen.
1 Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de lens
op MF.
2 Wanneer de lens niet is voorzien
van een Schakelaar
scherpstellingsfunctie, stelt u de
Schakelaar scherpstellingsfunctie
op de camera in op MF.
3 Draai de scherpstelring van de
lens om goed scherp te stellen.
Scherpstelring
Opmerkingen
• Wanneer het gaat om een onderwerp dat kan worden scherpgesteld in de
automatische scherpstellingsfunctie, licht de z-indicator op nadat de scherpstelling
is bevestigd. Wanneer het breedbeeld-AF-gebied wordt gebruikt, wordt het
middelste gebied gebruikt, en wanneer het lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt
het gebied gebruikt dat met de bedieningsknop is geselecteerd.
• Wanneer u een teleconvertor (los verkrijgbaar) enzovoort gebruikt, zal het draaien
van de scherpstelring mogelijk niet vloeiend gaan.
• Als de dioptrie niet goed wordt ingesteld, wordt de het beeld in de zoeker niet goed
scherpgesteld (blz. 23).
• De rechtstreekse handmatige scherpstellingsfunctie is niet beschikbaar op deze
camera.
74
NL
De flitser gebruiken
Met de flitser kunt u het onderwerp op donkere plaatsen helder vastleggen,
en het voorkomt tevens camerabeweging. Wanneer u een opname tegen de
zon in maakt, kunt u de flitser gebruiken om een helder beeld van het aan
de achterzijde belichte onderwerp te krijgen.
Wanneer u de functiekeuzeknop instelt op AUTO, komt de flitser
automatisch naar buiten als het donker is of als u tegen het licht in
fotografeert.
1
op de bedieningsknop t
Selecteer de gewenste instelling
laden, kunt u het onderwerp
fotograferen.
Knipperend: De flitser wordt
opgeladen. Als de indicator knippert,
kunt u de sluiter niet ontspannen.
Opgelicht: De flitser is opgeladen en
klaar voor gebruik.
• Als u de ontspanknop in de
automatische scherpstelling bij weinig
licht half indrukt, wordt mogelijk
geflitst om het onderwerp te kunnen
scherpstellen (AF-hulplicht).
(Flitser wordt
opgeladen)-indicator
De opnamefunctie gebruiken
2 Nadat de flitser klaar is met
75NL
(Flitser uit)
Er wordt niet geflitst, zelfs niet als het donker is.
(Autom.flitsen)
De flitser gaat af wanneer het donker is of wanneer de
opname tegen licht wordt gemaakt.
(Invulflits)
Elke keer als u de ontspanknop indrukt, wordt er geflitst.
(Langz.flitssync.) Elke keer als u de ontspanknop indrukt, wordt er geflitst. U
kunt met de langzame-flitssynchronisatieopname zowel een
helder beeld van het onderwerp als van de achtergrond nemen
door een langere sluitertijd te gebruiken.
(Eindsynchron.)
(Draadloos)
Elke keer als u de ontspanknop indrukt, wordt er geflitst net
voordat de belichting is voltooid.
Er wordt geflitst met een externe flitser (los verkrijgbaar) die
niet op de camera is aangesloten en op afstand van de camera
staat (draadloos flitsen).
Opnametechnieken
• De zonnekap (los verkrijgbaar) kan het licht van de flitser blokkeren.
Verwijder de zonnekap als u de flitser gebruikt.
• Houd bij het gebruik van de flitser een afstand van 1 m of meer van het
onderwerp dat u wilt fotograferen.
• Met langzame-flitssynchronisatie kunt u in het donker een helderdere
afbeelding maken van mensen en achtergronden.
• Met eindsynchronisatie kunt u een natuurlijke foto maken van het spoor
van een bewegend onderwerp, zoals een fietser of een wandelaar.
Opmerkingen
• Houd de camera niet vast bij de flitserzender.
• Er zijn verschillende opnamecondities waarbij moet worden voorkomen dat er
schaduwen op een foto verschijnen, afhankelijk van de lens.
• Wanneer de belichtingsfunctie wordt ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie,
kunnen de opties
(Langz.flitssync.),
(Eindsynchron.) en (Draadloos) niet
worden geselecteerd.
76
NL
Het flitserbereik
Het bereik van de ingebouwde flitser is afhankelijk van de ISOgevoeligheid en de diafragmawaarde. Zie de volgende tabel.
Diafragma
F2,8
ISOAUTO 1,4 – 7,1 m
instelling 100
1 – 3,6 m
F4,0
F5,6
1–5m
1 – 3,6 m
1 – 2,5 m
1 – 1,8 m
200
1 – 5,1 m
1 – 3,5 m
1 – 2,5 m
400
1,4 – 7,1 m
1–5m
1 – 3,6 m
800
2 – 10 m
1,4 – 7,1 m
1 – 5,1 m
Het AF-hulplicht uitschakelen
MENU-knop t
1 t [AF-hulplicht] t [Uit]
De rode-ogen-vermindering gebruiken
Met deze instelling kunt u het rode-ogeneffect verminderen door enkele
keren een zwak flitslicht te laten afgaan alvorens de opname met de flitser
te maken.
MENU-knop t
De opnamefunctie gebruiken
Het AF-hulplicht
• Het AF-hulplicht werkt niet als de [Autom. scherpst.] is ingesteld op
(Continue AF) of als het onderwerp in beweging is in
(Automatische AF). (De indicator
of
licht op.)
• Het AF-hulplicht zal mogelijk niet werken met een brandpuntsafstand van
300 mm of meer.
• Wanneer een externe flits wordt bevestigd, wordt het AF-hulplicht van de
externe flits gebruikt.
1 t [Rode-ogen-verm.] t [Aan]
77NL
Een draadloze-flitsopname maken
U kunt met een externe, draadloze flitser (los verkrijgbaar) flitsen zonder
snoer waarbij de externe flitser niet op de camera is aangesloten. Door de
plaats van de flitser te veranderen, kunt u een beeld vastleggen dat
driedimensionaal lijkt te zijn door het contrast van licht en schaduw op het
onderwerp te benadrukken.
Raadpleeg voor het maken van afbeeldingen de bedieningsinstructies van
uw flitser.
1 Sluit de draadloze flitser aan op de Zelfvergrendelende
Accessoireschoen en schakel zowel de camera als de flitser in.
2
op de bedieningsknop t
(Draadloos)
3 Haal de draadloze flitser van de Zelfvergrendelende
Accessoireschoen.
Opmerkingen
• U kunt met de camera niet vooraf een flitsertest uitvoeren van de draadloze flitser.
Controleer of de flitser goed werkt door de ontspanknop los te laten.
• De camera kan de draadloze belichtingsverhoudingscontrole niet uitvoeren.
• Schakel de draadloze-flitserfunctie uit nadat u klaar bent met het maken van
draadloze-flitsopnamen. Als de ingebouwde flitser wordt gebruikt terwijl de
draadloze-flitserfunctie nog ingeschakeld is, worden de opnamen onnauwkeurig
door de flitser belicht.
• Als een andere fotograaf in de buurt een draadloos flitsapparaat gebruikt en het
flitslicht van zijn/haar ingebouwde flitser uw flitsapparaat doet afgaan, kiest u een
ander kanaal voor de externe flitser. Als u het kanaal van het externe flitsapparaat
wilt veranderen, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die erbij werd geleverd.
78
NL
De helderheid van het beeld wijzigen
(Belichting, flitscompensatie, meting)
Helderheidscompensatie voor het hele beeld gebruiken
(Belichtingscompensatie)
Correctie in de –
richting
Basisbelichting
1 Druk op de
-knop om het
belichtingscompensatiescherm
weer te geven.
Correctie in de +
richting
-knop
De opnamefunctie gebruiken
De belichting wordt, behalve voor de opnamefunctie M, automatisch
geselecteerd (Automatische belichting).
U kunt afhankelijk van uw voorkeur op basis van de belichting die is
verkregen door de automatische belichting, belichtingscompensatie
uitvoeren door de belichting ofwel naar de pluszijde of naar de minzijde te
verschuiven. U kunt het hele beeld lichter maken door naar de pluszijde te
schuiven. U kunt het hele beeld donkerder maken door naar de minzijde te
schuiven.
2 Pas de belichting aan met de
Instelwiel.
Naar + (over): maakt een beeld helderder.
Naar – (onder): maakt een beeld
donkerder.
Standaardbelichting
79NL
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Opnametechnieken
• Pas het compensatieniveau aan door het opgenomen beeld te controleren.
• Met de bracketopnamefunctie kunt u meerdere beelden opnemen met de
belichting verschoven naar de plus- of minzijde (blz. 91).
Opmerking
• Deze optie kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op
AUTO, M (Handmatige belichting) of de scènekeuzefunctie.
De hoeveelheid flitslicht (Flitscompensatie) aanpassen
Als u opneemt met de flitser, kunt u alleen de hoeveelheid flitslicht
veranderen, zonder de belichtingscompensatie te veranderen. U kunt alleen
de belichting wijzigen van het hoofdonderwerp dat binnen het flitsbereik
ligt.
MENU-knop t
instelling
1 t [Flitscompens.] t Kies de gewenste
Naar +: verhoogt het flitsniveau.
Naar –: verlaagt het flitsniveau.
Opmerkingen
• Deze optie kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO
of de scènekeuzefunctie.
• Als u het flitsniveau heeft aangepast, dan verschijnt
in de zoeker als de
ingebouwde flitser omhoog wordt getrokken. Zorg ervoor dat u niet vergeet de
waarde terug te zetten als u het flitsniveau aanpast.
• Het kan zijn dat het hogere flitseffect niet zichtbaar is, omdat de hoeveelheid
flitslicht beperkt is als het onderwerp zich buiten het maximumbereik van de flitser
bevindt. Als het onderwerp zich erg dichtbij bevindt, is het mogelijk dat het lagere
flitseffect niet zichtbaar is.
Belichtingscompensatie en flitscompensatie
De belichtingscompensatie verandert de sluitertijd, het diafragma en de ISOgevoeligheid (als [AUTO] is geselecteerd) om de compensatie uit te voeren. Als de
flitser wordt gebruikt, wordt tevens de hoeveelheid flitslicht veranderd.
De flitscompensatie verandert echter uitsluitend de hoeveelheid flitslicht.
80
NL
De methode selecteren voor lichtmeting van het onderwerp
(Lichtmeetfunctie)
Fn-knop t [Lichtmeetfunctie] t Kies de gewenste instelling
(Meervelds)
Bij deze instelling wordt het licht op elk veld gemeten na
opdeling van het totale gebied in meerdere velden en zo
wordt de juiste belichting van het gehele scherm bepaald.
(Centrum gericht) Deze functie legt de nadruk op het middelste deel van het
scherm, maar meet de gemiddelde helderheid van het gehele
scherm.
(Spot)
Deze functie meet licht op of rond het scherpstelgebied in het
midden van het kader.
Opnametechniek
(Meervelds) voor meten voor algemene opnamen.
Opmerking
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, wordt
[Lichtmeetfunctie] vastgezet op
(Meervelds) en kunt u de andere functies niet
selecteren.
De opnamefunctie gebruiken
• Gebruik
81NL
Instelling ISO
De lichtgevoeligheid wordt uitgedrukt door de ISO-waarde (aanbevolen
belichtingsindex). Hoe hoger het getal, des te hoger de gevoeligheid.
1 Druk op ISO op de
bedieningsknop om het ISOscherm weer te geven.
2 Selecteer op de bedieningsknop met v/V de gewenste waarde.
• Hoe hoger het getal, des te hoger het ruisniveau is.
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, wordt
de ISO-waarde vastgezet op [AUTO] en kunt u de andere ISO-waarden niet
selecteren.
• Wanneer de belichtingsfunctie wordt ingesteld op P/A/S en de ISO-waarde wordt
ingesteld op [AUTO], wordt de ISO-waarde automatisch ingesteld tussen ISO 100
en ISO 400.
• De [AUTO]-instelling is niet beschikbaar in de opnamefunctie M. Als u de
opnamefunctie M wijzigt met de [AUTO]-instelling, dan wordt deze overgeschakeld
op [100]. Stel de ISO in in overeenstemming met uw opname-omstandigheden.
82
NL
De kleurtinten (Witbalans) instellen
De kleurtint van het onderwerp verandert naarmate de aard van de lichtbron
verandert. De onderstaande tabel geeft de veranderingen in kleurtint aan
gebaseerd op diverse lichtbronnen in vergelijking met een onderwerp dat er
wit uitziet in het zonlicht.
Daglicht
Bewolkt
Fluorescerend
Lamplicht
Wit
Blauwachtig
Groengetint
Roodachtig
Weer/lichtbron
Eigenschappen
van het licht
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, wordt
[Witbalans] vastgezet op AWB (Autom.witbalans) en kunt u de andere functies niet
selecteren.
• De camera kan geen nauwkeurige witbalans vaststellen als de enige beschikbare
lichtbron een kwik- of een natriumlamp is vanwege de kenmerken van de lichtbron.
Gebruik in zulke gevallen de flitser.
De opnamefunctie gebruiken
Witbalans is een functie waarmee de kleurtint wordt aangepast tot ongeveer
wat u ziet. Gebruik deze functie als de kleurtint van het beeld er niet uitziet
zoals u verwachtte, of als u doelbewust de kleurtint wilt veranderen voor
een fotografische uitdrukking.
De witbalans aanpassen zodat deze bij een bepaalde
lichtbron past (Automatisch/vooringestelde witbalans)
Fn-knop t [Witbalans] t Selecteer de gewenste instelling
• Wanneer [AWB] niet is geselecteerd, kunt u de kleurtint fijnregelen met
b/B op de bedieningsknop. Met een aanpassing naar + wordt het beeld
roder en met een aanpassing naar – wordt het beeld blauwer.
83NL
AWB
(Autom.witbalans)
(Daglicht)
(Schaduw)
(Bewolkt)
De camera neemt automatisch een lichtbron waar en past de
kleurtinten eropaan.
Bij de selectie van een optie die geschikt is voor een bepaalde
lichtbron, worden de kleurtinten aangepast aan de lichtbron
(vooringestelde witbalans).
(Kunstlicht)
(TL-licht)
(Flitslicht)
Opnametechniek
• Door
onder).
(Eigen inst.) te selecteren, kunt u uw instelling opslaan (zie
De kleurtinten opslaan (Eigen witbalans)
In een scène waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere soorten
lichtbronnen, adviseren wij u een eigen witbalans te gebruiken om de witte
kleuren nauwkeurig te reproduceren.
1 Fn-knop t [Witbalans] t
2 Selecteer [
SET] met b/B op de bedieningsknop en druk
vervolgens op het midden van de bedieningsknop.
3 Houd de camera zo dat het witte gebied het scherpstelgebied in
het midden volledig bedekt en druk vervolgens op de
ontspanknop.
De sluiter klikt en de geijkte waarden (kleurtemperatuur en kleurfilter)
worden weergegeven.
84
NL
4 Druk op het midden van de bedieningsknop.
De monitor keert terug naar het scherm met opname-informatie waarbij de in
het geheugen opgeslagen eigen ingestelde instelling voor witbalans blijft
behouden.
• De eigen witbalansinstelling die met deze bediening werd opgeslagen, blijft
beschikbaar totdat er een nieuwe instelling wordt opgeslagen.
Opmerking
• De mededeling "Fout eigen witbalans" geeft aan dat de waarde buiten het verwachte
bereik ligt. (Als de flitser wordt gebruikt op een onderwerp dat erg dichtbij is, of als
zich een onderwerp met een felle kleur in het scherpstelkader bevindt.) Als u deze
waarde opslaat, wordt de
-indicator geel in de opname-informatie op de LCDmonitor. U kunt op dit moment wel opnemen, maar wij adviseren u de witbalans
nogmaals in te stellen om een nauwkeurigere witbalanswaarde te verkrijgen.
Fn-knop t [Witbalans] t
(Eigen inst.)
Opmerking
• Als de flitser afgaat wanneer op de ontspanknop wordt gedrukt, wordt een eigen
witbalansinstelling opgeslagen waarbij rekening wordt gehouden met het flitslicht.
Gebruik bij latere opnamen ook de flitser.
De opnamefunctie gebruiken
De eigen witbalansinstelling oproepen
85NL
Beeldverwerking
De helderheid van het beeld corrigeren (Dynamischbereikoptimalisatie)
Fn-knop t [Dyn.-bereikoptim] t Selecteer de gewenste
instelling
(Uit)
Geen optimalisatie.
(Standaard)
Als het contrast van licht en schaduw tussen het onderwerp
en de achtergrond scherp is, wat gewoonlijk het geval is bij
opnemen in tegenlicht, dan verzwakt de camera het contrast
in het hele beeld om een beeld te produceren met de juiste
helderheid en contrast.
(Geavanceerd)
Door het beeld op te delen in kleine velden, analyseert de
camera het contrast van licht en schaduw tussen het
onderwerp en de achtergrond, en produceert een beeld waarin
de helderheid en gradatie optimaal is.
Opmerkingen
•
(Geavanceerd) wordt geselecteerd als de belichtingsfunctie is ingesteld op
AUTO of in een van de volgende scènekeuzefuncties:
(Portret),
(Landschap)
of
(Macro).
(Standaard) wordt geselecteerd als de belichtingsfunctie is ingesteld op
(Sportactie) in de scènekeuzefunctie.
(Uit) wordt geselecteerd als de belichtingsfunctie is ingesteld op
(Zonsondergang) of
(Nachtportret) in de scènekeuzefunctie.
• Voor vergrote RAW-beelden, kunnen andere effecten op de dynamischbereikoptimalisatie dan
(Standaard) niet worden gecontroleerd op de camera.
• Bij het opnemen met de dynamisch bereikoptimalisatie kan het beeld ruis bevatten.
De door u gewenste beeldverwerking kiezen (Instellingen)
1 Fn-knop t [Instellingen] t Selecteer de gewenste instelling
2 Als u het
(Contrast), (Verzadiging) of
(Scherpte) wilt
aanpassen, selecteert u het gewenste item met b/B, en past u
vervolgens de waarde aan met v/V.
86
NL
(Standaard)
Voor het maken van verschillende opnames met een rijke
gradatie en prachtige kleuren.
(Levendig)
De verzadiging en het contrast worden verhoogd voor het
opnemen van opvallende beelden van kleurrijke scènes en
onderwerpen, zoals bloemen, lentegroen, een blauwe hemel
of vergezichten over zee.
(Portret)
Voor het vastleggen van huidkleur met een zacht tint, ideaal
geschikt voor het maken van portretten.
(Landschap)
De verzadiging, het contrast en de scherpte worden verhoogd
voor het vastleggen van levendige, heldere landschappen.
Ook landschappen in de verte komen meer tot uiting.
(Nachtopname)
(Zwart-wit)
Voor het vastleggen van de prachtige mooie kleur van de
ondergaande zon.
Voor het vastleggen van zwart-witbeelden.
(Contrast), (Verzadiging) en
instellingenitem worden aangepast.
(Scherpte) kunnen voor ieder
(Contrast)
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe meer verschil in
licht en schaduw wordt geaccentueerd waardoor er meer
invloed op een beeld komt.
(Verzadiging)
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe levendiger de kleur.
Als er een lagere waarde wordt geselecteerd, is de kleur van
het beeld rustiger en zachter.
(Scherpte)
De scherpte aanpassen. Hoe hoger de geselecteerde waarde,
hoe meer de contouren worden geaccentueerd. Hoe lager de
geselecteerde waarde, hoe meer de contouren worden
verzacht.
De opnamefunctie gebruiken
(Zonsondergang)
Het contrast wordt verzacht voor het vastleggen van een
nachtelijk landschap dat getrouwer is aan de werkelijke
weergave.
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, wordt
[Instellingen] vastgezet op
(Standaard) en kunt u de andere instellingen niet
selecteren.
• Wanneer
(Zwart-wit) is geselecteerd, kunt u de verzadiging niet aanpassen.
87NL
Het bereik van de gereproduceerde kleuren wijzigen
(Kleurenruimte)
De wijze waarop kleuren worden vertegenwoordigd met combinaties van
nummers of het assortiment kleurenreproducties wordt "kleurruimte"
genoemd. U kunt de kleurruimte wijzigen, afhankelijk van uw doel.
MENU-knop t
2 t [Kleurenruimte] t Selecteer de
gewenste instelling
sRGB
Dit is de standaard kleurruimte van de digitale camera.
Gebruik sRGB bij normale opnamen, bijvoorbeeld als u van
plan bent om de beelden af te drukken zonder aanpassing.
Adobe RGB
Dit heeft een uitgebreid assortiment kleurreproducties. Als
een groot deel van de onderwerp levendig groen of rood is, is
Adobe RGB effectief.
• De bestandsnaam van het beeld begint met "_DSC".
Opmerkingen
• Adobe RGB is voor toepassingen of printers die kleurbeheer en de DCF2.0
kleurruimte-optie ondersteunen. Wanneer u toepassingen of printers gebruikt die het
kleurbeheer niet ondersteunen, kan dat beelden opleveren waarin kleuren niet
natuurgetrouw worden gereproduceerd.
• Beelden worden met een lage verzadiging weergegeven als zij op de camera, of
apparaten die Adobe RGB niet ondersteunen, werden opgenomen met Adobe RGB.
88
NL
De transportfunctie selecteren
Deze camera heeft vijf transportfuncties, waaronder enkelvoudig transport
en continutransport. Kies naar wens een transportfunctie.
Enkele opnamen nemen
Deze functie is voor normaal opnemen.
op de bedieningsknop t
(Enkelbeeldopname)
Continu opnemen
De camera legt de beelden continu vast op een maximumsnelheid van 2,5
beelden per seconde*.
* Onze meetomstandigheden. De snelheid van continu opname is
langzamer, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
1
De opnamefunctie gebruiken
Opmerking
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op
(Sportactie) in de
scènekeuzefunctie, kunt u geen enkelvoudige opnamen maken.
op de bedieningsknop t
(Continuopname)
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
• De camera blijft opnemen als u de ontspanknop ingedrukt houdt.
89NL
Het maximale aantal opeenvolgende opnamen
Het aantal beelden dat continu opgenomen kan worden, is beperkt.
Fijn/Standaard
Geen limiet (tot de geheugenkaart vol is)
RAW & JPEG
3 beelden
RAW
6 beelden
Opmerkingen
• U kunt geen continuopnamen maken wanneer "0" knippert in de zoeker. Wacht tot
de indicator verdwijnt.
• Wanneer de belichtingsfunctie op een andere scènekeuzefunctie wordt ingesteld dan
(Sportactie), kunt u geen continuopnamen maken.
• De snelheid van continuopnamen kan iets lager worden wanneer de accu bijna leeg
is of de omgevingstemperatuur laag is.
De zelfontspanner gebruiken
De 10-seconden zelfontspanner is handig wanneer de fotograaf zelf op de
foto moet staan en de 2-seconden zelfontspanner is handig om
camerabewegingen te verminderen.
[Zelfontsp.(Cont.)] is handig om mislukte foto's te voorkomen omdat de
camera continuopnamen maakt van drie of vijf beelden na een pauze van
10 seconden.
1
op de bedieningsknop t
(Zelfontspanner) t Selecteer
de gewenste instelling
• Het cijfer achter
is het huidige
aantal geselecteerde seconden.
• Selecteer
om de continue
zelfontspanner te gebruiken.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
• Als de zelfontspanner is geselecteerd, geven geluidsignalen en het lampje
van de zelfontspanner de status ervan aan. Vlak voor de opname knippert
het lampje van de zelfontspanner snel en klinkt het geluidsignaal.
90
NL
De zelfontspanner annuleren
Druk op
op de bedieningsknop.
Opmerking
• Wanneer u op de ontspanknop drukt zonder in de zoeker te kijken, gebruikt u het
zoekerkapje (blz. 25).
Beelden opnemen met verschoven belichting
(Belichtingsbracket)
– richting
+ richting
1
De opnamefunctie gebruiken
Basisbelichting
Met bracketopnamen kunt u diverse beelden opnemen, ieder met een
andere belichtingsgraad. Deze camera is uitgerust met een automatische
bracketfunctie. Specificeer de afwijkingswaarde (stappen) van de
basisbelichting, en de camera verschuift automatisch de belichting bij het
opnemen. U kunt ook een beeld kiezen dat de door u gewenste helderheid
heeft nadat de opnamen klaar zijn.
Wanneer er wordt geflitst, wordt met de flitsbracketopname de hoeveelheid
flitslicht gevarieerd. Druk de ontspanknop in voor elke opname.
op de bedieningsknop t
(Bracket: continu) t
Selecteer de gewenste
bracketstap
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
De basisbelichting wordt ingesteld bij het eerste beeld van de bracketopname.
91NL
* (Bracket:
continu)
* _ EV weergegeven bij
Hiermee worden drie opnamen gemaakt waarbij de belichting
volgens een gekozen stap verschuift.
Houd de ontspanknop ingedrukt totdat het opnemen stopt.
Wanneer er wordt geflitst, drukt u per opname op de
ontspanknop.
is de momenteel gekozen stap.
Opmerkingen
• De belichting wordt verschoven door aanpassing van de sluitertijd
functiekeuzeknop.
• Bij aanpassing van de belichting, wordt de belichting verschoven aan de hand van de
gecompenseerde waarde.
• De bracket kan niet worden gebruikt als de opnamefunctie is ingesteld op AUTO of
de scènekeuzefunctie.
EV-schaalverdeling bij bracketopname
LCD-monitor
(standaardweergave)
Omgevingslichtbracket*
stappen van 0,3, drie
opnamen
Belichtingscompensatie 0
Flits-bracketopname
stappen van 0,7, drie
opnamen
Flitscompensatie –1,0
Aangegeven in de bovenste
regel.
Aangegeven onder de
schaalverdeling.
Zoeker
* Omgevingslicht: elk licht, behalve het flitslicht, dat de scène belicht
gedurende een lange tijd, zoals natuurlijk licht, een gloeilamp of een tlbuis.
• Bij bracketopnamen wordt hetzelfde aantal aanduidingen als het aantal
opneembare beelden weergegeven op de EV-schaalverdeling. Bij
flitsbracketopnamen worden de aanduidingen echter niet in de zoeker
weergegeven.
• Nadat de bracketopname is begonnen, gaan de aanduidingen van de reeds
gemaakte opnamen één voor één uit.
92
NL
• Als u de ontspanknop half indrukt en loslaat, verschijnt "br 1". "Fbr 1"
verschijnt voor de flitsbracket. Nadat de flitsbracketopname is begonnen,
wordt aangeduid wat het nummer van het volgende beeld is, bijvoorbeeld
"Fbr 2", "Fbr 3".
Opnemen met de afstandsbediening
U kunt een opname maken met de knoppen SHUTTER en 2SEC (de
ontspanknop wordt na 2 seconden losgelaten) op de RMT-DSLR1
draadloze afstandsbediening (los verkrijgbaar). Raadpleeg ook de
gebruiksaanwijzing van de draadloze afstandsbediening.
1
op de bedieningsknop t
(Afstandsbediening)
afstandsbediening op de sensor afstandsbediening en neem de
opname.
Opmerking
• Gebruik het zoekerkapje (blz. 25).
De opnamefunctie gebruiken
2 Stel scherp op het onderwerp, richt de zender van de
93NL
De weergavefuncties gebruiken
Beelden weergeven
Het laatst opgenomen beeld wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
1 Druk op de
-knop.
-knop
2 Selecteer met b/B op de bedieningsknop een beeld.
Terugkeren naar de opnamestand
Druk nogmaals op de -knop.
Overschakelen op het scherm voor opnamegegevens
Druk op DISP op de bedieningsknop.
Telkens wanneer u op DISP op de bedieningsknop drukt, verandert het
scherm als volgt.
Zonder opnameinformatie
Histogram
weergave
Met opnameinformatie
De beeldrichting kiezen bij de weergave van een beeld dat is opgenomen
in de portretpositie
MENU-knop t
(1) t [Beeldrotatie] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerking
• Wanneer u het beeld weergeeft op een tv of computer, wordt het weergegeven in de
portretpositie, zelfs als [Handm.roteren] is geselecteerd.
94
NL
Een beeld roteren
1 Fn-knop t [Roteren]
2 Druk op het midden van de bedieningsknop.
Het beeld wordt linksom geroteerd. Herhaal stap 2 als u nog een rotatie wilt
uitvoeren.
• Nadat u het beeld hebt geroteerd, wordt het weergegeven in de geroteerde
positie, zelfs wanneer u de voeding uitschakelt.
Terugkeren naar het normale weergavescherm
Druk op de -knop.
Beelden vergroten
Een beeld kan worden vergroot om het beter te kunnen bekijken. Dit is
handig om de scherpstelling van een opgenomen beeld te bekijken.
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
De weergavefuncties gebruiken
Opmerking
• Als u geroteerde beelden naar een computer kopieert, kunnen de geroteerde beelden
met het softwareprogramma "PMB" op de cd-rom (bijgeleverd) correct worden
weergegeven. Het is echter mogelijk dat de beelden niet worden geroteerd,
afhankelijk van het softwareprogramma.
2 U kunt in- en uitzoomen op het
beeld met het instelwiel.
95NL
3 Selecteer het deel dat u wilt vergroten met v/V/b/B op de
bedieningsknop.
De vergrote weergave annuleren
Druk op de -knop om het beeld te laten terugkeren naar de normale
grootte.
Zoombereik
Het weergavezoombereik is als volgt.
Beeldgrootte
Zoombereik
L
Ongev. ×1,1 – ×14
M
Ongev. ×1,1 – ×11
S
Ongev. ×1,1 – ×7,2
Overschakelen op de beeldlijstweergave
Fn-knop t [Beeldindex] t Selecteer het gewenste aantal
beelden dat moet worden weergegeven
Het scherm verandert in het beeldindexscherm.
Terugkeren naar het scherm met een enkel beeld
Druk op het midden van de bedieningsknop als u het gewenste beeld
selecteert.
Een map selecteren
1 Selecteer de mappenbalk met b/B op
de bedieningsknop en druk vervolgens
op het midden.
2 Selecteer de gewenste map met v/V en
druk vervolgens in het midden.
96
NL
Mappenbalk
Beelden automatisch weergeven (Diavoorstelling)
De diavoorstelling kan worden bediend met de Fn-knop of met de MENUknop. Hier wordt de bediening met de Fn-knop beschreven.
Fn-knop t [Diavoorstelling] t [OK]
De opgenomen beelden worden op volgorde weergegeven
(diavoorstelling). De diavoorstelling eindigt automatisch nadat alle beelden
zijn weergegeven.
• U kunt het volgende en vorige beeld bekijken met b/B op de bedieningsknop.
De diavoorstelling pauzeren
Druk op het midden van de bedieningsknop. Wanneer u opnieuw drukt,
wordt de diavoorstelling hervat.
De diavoorstelling middenin beëindigen
Druk op de
-knop.
Fn-knop t [Diavoorstelling] t [Interval] t Selecteer het
gewenste aantal seconden
Herhaaldelijk afspelen
Fn-knop t [Diavoorstelling] t [Herhalen] t [Aan]
De weergavefuncties gebruiken
Het interval kiezen tussen de beelden in de diavoorstelling
97NL
De informatie over opgenomen beelden
controleren
Telkens wanneer u op DISP op de bedieningsknop drukt, verandert het
scherm als volgt (blz. 94).
Basisopname-informatie
Scherm
Indicatie
Geheugenkaart (19)
100-0003
Map - bestandsnummer
(126)
-
Beveiligen (101)
DPOF3
DPOF ingesteld (134)
Beeldkwaliteit (108)
Beeldgrootte (108)/
Beeldverhouding (108)
Waarschuwing resterend
accuvermogen (15)
1/125
Sluitertijd (62)
F3.5
Diafragma (60)
ISO100
ISO-gevoeligheid (82)
2010 1 1
10:37AM
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
98
NL
Histogram weergave
A
Scherm
Scherm
–0.3
Indicatie
Lichtmeetfunctie (81)
Geheugenkaart (19)
100-0003
Map - bestandsnummer
(126)
Beveiligen (101)
DPOF3
DPOF ingesteld (134)
Beeldkwaliteit (108)
35mm
AWB +1
5500K M1
Beeldgrootte (108)/
Beeldverhouding (108)
Waarschuwing resterend
accuvermogen (15)
B
Scherm
Indicatie
Brandpuntsafstand (141)
Instellingen (86)
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurenfilter) (83)
Dynamischbereikoptimalisatie (86)
2010 1 1
10:37AM
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
De weergavefuncties gebruiken
-
Indicatie
Flitscompensatie (80)
Histogram (100)
P A S M Functiekeuzeknop (47 –
68)
1/125
Sluitertijd (62)
F3.5
Diafragma (60)
ISO100
ISO-gevoeligheid (82)
–0.3
Belichtingscompensatie
(79)
99NL
Hoe u het histogram kunt controleren
Aantal pixels
Het histogram geeft de
luminantieverdeling weer die aangeeft
hoeveel pixels van een bepaalde
helderheid er voorkomen in het beeld.
Druk als u het histogram wilt weergeven,
op DISP op de bedieningsknop (blz. 94).
Donker
Als het beeld een sterk belicht of zwak
belicht deel bevat, knippert dat deel van
het beeld in de histogramweergave
(luminantielimietwaarschuwing).
Licht
Knipperend
R (rood)
Luminantie
G (groen) B (blauw)
Door de belichtingscompensatie wordt
het histogram dienovereenkomstig
veranderd. De illustratie rechts is een
voorbeeld.
Een opname maken met de
belichtingscompensatie aan de positieve
zijde, verheldert het volledige beeld,
zodat het volledige histogram naar de
heldere zijde (rechterzijde) verschuift.
Als u opneemt met de
belichtingscompensatie toegepast aan de
negatieve kant, zal het histogram naar de
andere kant verschuiven.
Beide uiteinden van het histogram geven
sterk en zwak belichte delen weer. Het is
onmogelijk om deze gebieden later met
een computer te herstellen. Pas zo nodig
de belichting aan en neem de opname
nogmaals.
100
NL
Beelden beveiligen (Beveiligen)
U kunt afbeeldingen beschermen tegen het per ongeluk wissen.
De beveiligingsfunctie kan worden bediend met de Fn-knop of met de
MENU-knop. Hier wordt de bediening met de Fn-knop beschreven.
Geselecteerde beelden beveiligen/de beveiliging van
geselecteerde beelden annuleren
1 Fn-knop t [Beveiligen] t [Gemark.beelden]
2 Selecteer de beelden die u wilt
-
De markering - wordt op het
geselecteerde beeld afgebeeld.
• Om de selectie ongedaan te maken,
drukt u opnieuw op het midden.
3 Als u nog andere beelden wilt beveiligen, herhaalt u stap 2.
4 Druk op de Fn-knop.
5 Selecteer [OK] met v op de bedieningsknop en druk vervolgens
De weergavefuncties gebruiken
beveiligen met b/B op de
bedieningsknop en druk dan op
het midden van de
bedieningsknop.
op het midden van de bedieningsknop.
Alle beelden beveiligen/de beveiliging van alle beelden
annuleren
Fn-knop t [Beveiligen] t [Alle beelden] of [Alle annuleren] t
[OK]
101NL
Beelden wissen (Wissen)
Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. Controleer
vooraf of u het beeld al dan niet wilt wissen.
De wisfunctie kan worden bediend met de Fn-knop of met de MENU-knop.
Hier wordt de bediening met de Fn-knop beschreven.
Opmerking
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
Het beeld wissen dat wordt weergegeven
1 Geef het beeld weer dat u wilt
wissen en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
2 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden
van de bedieningsknop.
Hiermee worden de geselecteerde beelden gewist
1 Fn-knop t [Wissen] t [Gemark.beelden]
2 Selecteer met de bedieningsknop
de beelden die u wilt wissen, en
druk dan op het midden van de
bedieningsknop.
De markering
wordt op het
geselecteerde beeld afgebeeld.
Totaal aantal
3 Als u nog andere beelden wilt wissen, herhaalt u stap 2.
102
NL
4 Druk op de Fn-knop.
5 Selecteer [Wissen] met v op de bedieningsknop en druk
vervolgens op het midden van de bedieningsknop.
Alle beelden in de map wissen
1 Fn-knop t [Beeldindex] t Selecteer het gewenste aantal
beelden
2 Selecteer de mappenbalk met b
op de bedieningsknop.
3 Druk op het midden van de bedieningsknop, en selecteer
vervolgens de map die u wilt wissen met v/V.
4 Druk op de
-knop.
5 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden
van de bedieningsknop.
De weergavefuncties gebruiken
Mappenbalk
Het in één keer verwijderen van alle afbeeldingen
Fn-knop t [Wissen] t [Alle beelden] t [Wissen]
Opmerking
• Het kan lang duren voordat veel beelden gewist zijn als deze zijn geselecteerd met
[Alle beelden]. We raden u aan beelden te wissen op een computer of met de camera
de geheugenkaart te formatteren.
103NL
Beelden bekijken op een tv-scherm
Als u de beelden die u met de camera hebt gemaakt, op een tv wilt
bekijken, hebt u een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) en een HD-tv met
HDMI-aansluiting nodig.
1 Schakel zowel de camera als de
tv uit, en sluit de camera en de tv
op elkaar aan.
1 Naar de HDMIaansluiting
HDMI-kabel
(los verkrijgbaar)
2 Naar de
HDMI-aansluiting
2 Schakel de tv in en wijzig de ingang.
• Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bijgeleverd bij tv voor meer informatie.
3 Schakel de camera in.
De beelden die met de camera zijn
opgenomen, worden op het tv-scherm
afgebeeld.
Selecteer het gewenste beeld met b/B op
de bedieningsknop.
• De LCD-monitor op de camera wordt
niet ingeschakeld.
Bedieningsknop
Opmerkingen
• Gebruik een HDMI-kabel met het HDMI-logo.
• Gebruik een HDMI-mini-aansluiting aan het ene uiteinde (voor de camera) en een
aansluiting die geschikt is voor de aansluiting op uw tv aan het andere uiteinde.
104
NL
• Als u uw camera met een HDMI-kabel aansluit op een Sony tv die compatibel is met
VIDEO-A, stelt de tv automatisch de juiste beeldkwaliteit in voor het weergeven van
stilstaande beelden. Raadpleeg de bedieningsinstructies van Sony's tv die compatibel
is met VIDEO-A voor meer informatie.
• Sommige apparaten zullen mogelijk niet correct werken.
• Sluit de uitgang van het apparaat niet aan op de HDMI-aansluiting op de camera. Dit
kan een storing veroorzaken.
Op "PhotoTV HD"
Deze camera is compatibel met de norm "PhotoTV HD".
Door apparaten die compatibel zijn met PhotoTV HD van Sony aan te
sluiten met een HDMI-kabel, kunt u genieten van een compleet nieuwe
wereld van foto's in adembenemende Full HD-kwaliteit.
"PhotoTV HD" biedt een zeer gedetailleerde, fotogetrouwe uitdrukking van
subtiele patronen en kleuren.
Over tv-kleursystemen
Als u beelden wilt bekijken op een televisiescherm, hebt u een televisie met
een video-ingangsaansluiting en een videokabel nodig. Het kleursysteem
van de tv moet overeenstemmen met dat van uw digitale fotocamera.
Raadpleeg de onderstaande lijsten voor het tv-kleursysteem van het land of
gebied waarin u de camera gebruikt.
NTSC-systeem
Bahama-eilanden, Bolivia, Canada, Chili, Colombia, Ecuador, Filippijnen, Jamaica,
Japan, Korea, Mexico, Midden-Amerika, Peru, Suriname, Taiwan, Venezuela,
Verenigde Staten, enz.
De weergavefuncties gebruiken
Uw camera in het buitenland gebruiken
De camera neemt automatisch het kleursysteem waar dat overeenkomt met
het aangesloten video-apparaat.
PAL-systeem
Australië, België, China, Denemarken, Duitsland, Finland, Hongarije, Hongkong,
Italië, Koeweit, Maleisië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Singapore, Slowakije, Spanje, Thailand, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk,
Zweden, Zwitserland, enz.
PAL-M-systeem
Brazilië
105NL
PAL-N-systeem
Argentinië, Paraguay, Uruguay
SECAM-systeem
Bulgarije, Frankrijk, Guyana, Irak, Iran, Monaco, Oekraïne, Rusland, enz.
Gebruik van "BRAVIA" Sync
Wanneer u de camera met een HDMI-kabel aansluit op een tv die
"BRAVIA" Sync ondersteunt, kunt u de camera bedienen met de
afstandsbediening van de tv.
1 Sluit een tv die "BRAVIA" Sync ondersteunt, op de camera aan
(blz. 104).
Het ingangssignaal wordt automatisch omgeschakeld en het beeld dat met de
camera is opgenomen, verschijnt op het tv-scherm.
2 Druk op de LINK MENU-knop op de afstandsbediening van de tv.
3 U kunt de bedieningsknop op de afstandsbediening van de tv
gebruiken.
Onderdelen in het koppelingsmenu
Wissen
Hiermee selecteert u de methode voor verwijdering van
beelden voor één beeld of alle beelden (blz. 102).
Beeldindex
Hiermee schakelt u naar het beeldindexscherm.
Diavoorstelling
Hiermee speelt u beelden automatisch af (blz. 97).
Beveiligen
Hiermee beveiligt u alle beelden of annuleert u de beveiliging
van alle beelden (blz. 101).
Printen opgeven
Hier geeft u de DPOF-markering voor alle beelden op of heft
u deze op (blz. 134).
Hier geeft u het aantal beelden op dat u wilt afdrukken.
U kunt al dan niet een datum aan de beelden toevoegen.
Eén beeld afspelen
U keert terug naar het scherm met een enkel beeld.
Opmerkingen
• De beschikbare bewerkingen zijn beperkt als de camera met een HDMI-kabel op een
tv is aangesloten.
106
NL
• Alleen op tv's die "BRAVIA" Sync ondersteunen, kunnen deze bewerkingen worden
gebruikt. Raadpleeg de bij de tv geleverde gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
• Als de camera onnodige bewerkingen uitvoert als reactie op de afstandsbediening
van de tv als de camera met een HDMI-aansluiting op een tv van een andere
fabrikant is aangesloten, stelt u [CTRL.VOOR HDMI] in het menu
Setup in op
[Uit].
De weergavefuncties gebruiken
107NL
Uw instellingen wijzigen
De beeldgrootte en de beeldkwaliteit
instellen
Beeldgrootte
MENU-knop t
1 t [Beeldgrootte] t Selecteer de
gewenste grootte
[Beeldverhoud.]: [3:2]
L:14M
M:7.7M
4592 × 3056 pixels
3408 × 2272 pixels
S:3.5M
2288 × 1520 pixels
[Beeldverhoud.]: [16:9]
L:12M
4592 × 2576 pixels
M:6.5M
3408 × 1920 pixels
S:2.9M
2288 × 1280 pixels
Opmerking
• Wanneer u een RAW-beeld selecteert met [Kwaliteit], komt de beeldgrootte van het
RAW-beeld overeen met L. De beeldgrootte wordt niet weergegeven op de LCDmonitor.
Beeldverhoud.
MENU-knop t
1 t [Beeldverhoud.] t Selecteer de
gewenste beeldverhouding
3:2
Een normale beeldverhouding.
16:9
Een HDTV-verhouding.
Kwaliteit
MENU-knop t
instelling
108
NL
1 t [Kwaliteit] t Selecteer de gewenste
(RAW)
(RAW &
JPEG)
(Fijn)
(Standaard)
Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens)
Bij deze bestandsindeling wordt geen digitale verwerking op
de beelden uitgevoerd. Selecteer dit formaat om beelden op
een computer te verwerken voor professionele doelen.
• Het beeldformaat ligt vast op het maximale formaat. Het
beeldformaat wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens) + JPEG
Het RAW-beeld en het JPEG-beeld worden tegelijkertijd
gemaakt. Dit is handig wanneer u twee beeldbestanden nodig
hebt: een JPEG-bestand om weer te geven en een RAWbestand om te bewerken.
• De beeldkwaliteit is vastgelegd op [Fijn] en de beeldgrootte
is vastgelegd op [L].
Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt bij de opname gecomprimeerd in het JPEGbestandsformaat. Omdat de compressieverhouding van
(Standaard) hoger is dan die van
(Fijn), is de
bestandsgrootte van
kleiner dan die van
.
Hierdoor kunnen meer bestanden worden opgenomen op een
geheugenkaart, maar zal de beeldkwaliteit lager zijn.
Over RAW-beelden
U hebt het softwareprogramma "Image Data Converter SR" nodig dat op de cd-rom
(bijgeleverd) staat om een RAW-beeld te kunnen openen dat op deze camera is
opgenomen. Met behulp van dit softwareprogramma kan een RAW-beeld worden
geopend en geconverteerd naar een veelgebruikt bestandsformaat, zoals JPEG of
TIFF, en kunnen de witbalans, de kleurverzadiging, het contrast, enz., worden
veranderd.
• Het RAW-beeld kan niet worden afgedrukt op een DPOF-printer of een PictBridgecompatibele printer.
• Van de effecten van Dynamisch beeldbereikoptimalisatie kunt u, als u een in RAWformaat opgenomen beeld weergeeft en vergroot, alleen die van
(Standaard)
controleren.
Uw instellingen wijzigen
Opmerking
• Zie bladzijde 26 voor meer informatie over het aantal beelden dat kan worden
opgenomen wanneer de beeldkwaliteit wordt veranderd.
109NL
De methode voor opnemen op een
geheugenkaart instellen
De methode kiezen waarmee bestandsnummers worden
toegekend aan beelden
MENU-knop t
2 t [Bestandsnummer] t Selecteer de
gewenste instelling
Serie
De camera zet de nummers niet op volgorde terug en kent
geen opeenvolgende nummers aan bestanden toe totdat het
nummer "9999" wordt bereikt.
Terugstellen
In de volgende gevallen worden door de camera nummers
teruggezet op de beginwaarde en vanaf "0001" aan bestanden
toegekend. Als de opnamemap een bestand bevat, wordt een
nummer hoger dan het hoogste reeds toegekende nummer
toegewezen.
– Als het mapformaat is gewijzigd.
– Als alle beelden in de map zijn gewist.
– Als de geheugenkaart is vervangen.
– Als de geheugenkaart is geformatteerd.
Het formaat van de mapnaam selecteren
De opgenomen beelden worden opgeslagen in de automatisch gemaakte
mappen in de map DCIM op de geheugenkaart.
MENU-knop t
instelling
Standaardform.
Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer +
MSDCF.
Voorbeeld: 100MSDCF
Datumformaat
Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer + J
(laatste cijfer)/MM/DD.
Voorbeeld: 10100405 (Mapnaam: 100, datum: 04/05/2010)
110
NL
2 t [Mapnaam] t Selecteer de gewenste
Een nieuwe map maken
U kunt op de geheugenkaart een map maken voor het opnemen van
afbeeldingen.
Een nieuwe map wordt aangemaakt met een nummer dat een eenheid hoger
is dan het hoogste nummer dat reeds in gebruik is, en de map wordt de
huidige opnamemap.
MENU-knop t
2 t [Nieuwe map]
De opnamemap selecteren
Als de standaardnotatie voor de mapnaam is geselecteerd en er twee of
meer mappen bestaan, kunt u de opnamemap selecteren die moet worden
gebruikt om opgenomen beelden in op te slaan.
MENU-knop t
map
2 t [Map kiezen] t Selecteer de gewenste
Opmerking
• U kunt de map niet selecteren wanneer u de instelling [Datumformaat] selecteert.
MENU-knop t
1 t [Formatteren]t [OK]
Opmerkingen
• Tijdens het formatteren brandt het toegangslampje. Terwijl het bedrijfslampje
brandt, mag u de geheugenkaart niet verwijderen.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera. Als u de geheugenkaart op een computer
formatteert, is het mogelijk dat het niet in deze camera gebruikt kan worden,
afhankelijk van het type formattering dat is uitgevoerd.
• Formatteren kan afhankelijk van de geheugenkaart een aantal minuten in beslag
nemen.
Uw instellingen wijzigen
De geheugenkaart formatteren
Vergeet niet dat het formatteren alle gegevens op de geheugenkaart
onherstelbaar zal wissen, inclusief de beveiligde beelden.
111NL
De instelling voor ruisonderdrukking
instellen
Ruisonderdrukking uitschakelen tijdens opnamen met een
lange belichtingstijd
De ruisonderdrukking wordt ingeschakeld voor de duur dat de sluiter open
is als u de sluitertijd instelt op een seconde of langer (opname met lange
belichting).
Dit gebeurt om de korrelige ruis die typisch is voor een lange belichting, te
verminderen. Er wordt een bericht weergegeven als de ruisonderdrukking
in voortgang is, en u kunt dan geen andere foto's nemen. Selecteer [Aan]
om de prioriteit voor de beeldkwaliteit aan te geven. Selecteer [Uit] om de
prioriteit voor de opnametiming aan te geven.
MENU-knop t
2 t [NR lang-belicht]t [Uit]
Opmerkingen
• De ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd bij continuopnamen, continue bracketopnamen of continuopnamen met de zelfontspanner, zelfs niet wanneer deze functie
is ingesteld op [Aan].
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, kunt
u de ruisonderdrukking niet uitschakelen.
De ruisonderdrukking uitschakelen bij instellingen met een
hoge ISO-gevoeligheid
De camera verlaagt de ruis die meer opvalt als de gevoeligheid van de
camera hoger is als er opnamen worden gemaakt met de ISO-gevoeligheid
ingesteld op 1600.
Selecteer [Aan] om de prioriteit voor de beeldkwaliteit aan te geven.
Selecteer [Uit] om de prioriteit voor de opnametiming aan te geven.
MENU-knop t
2 t [NR bij hoge-ISO] t [Uit]
Opmerkingen
• De ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd bij continuopnamen, continue bracketopnamen of continuopnamen met de zelfontspanner, zelfs niet wanneer deze functie
is ingesteld op [Aan].
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, kunt
u de ruisonderdrukking niet uitschakelen.
112
NL
De functies van de functiekeuzeknop
wijzigen
De functie van de functiekeuzeknop wijzigen
In de opnamefunctie M (Handmatige belichting) kunt u de camera zo
instellen dat het aan te passen item (de sluitertijd of het diafragma) alleen
met het instelwiel kan worden geselecteerd.
Het is handig om de meest gebruikte instelling te kiezen voor de aanpassing
van de belichting.
MENU-knop t
1 t [Instelwiel inst] t Selecteer de
gewenste instelling
Uw instellingen wijzigen
113NL
Andere instellingen wijzigen
Het geluid aan/uit zetten
U kunt het geluid selecteren dat wordt voortgebracht wanneer de sluiter
wordt vergrendeld, tijdens het aftellen van de zelfontspanner, enz.
MENU-knop t
3 t [Audiosignalen] t Selecteer de
gewenste instelling
De achtergrondkleur van de schermweergave selecteren
U kunt de achtergrondkleur van de LCD-monitor veranderen in [Zwart],
[Wit], [Bruin] of [Roze].
MENU-knop t
1 t [Kleur weergeven] t Selecteer de
gewenste instelling
Het Help-scherm verwijderen
U kunt het Help-scherm dat wordt weergegeven tijdens de bediening van
de camera, uitschakelen. Dit is handig wanneer u de volgende bewerking
snel wilt uitvoeren.
MENU-knop t
1 t [Help-scherm] t [Uit]
De tijdsduur instellen waarna de camera in de spaarstand
moet worden gezet
U kunt verschillende tijdsintervallen voor de camera instellen om over te
schakelen naar de stroombesparing (Stroombesparing). Door de
ontspanknop halverwege in te drukken, keert de camera terug naar de
opnamefunctie.
MENU-knop t
gewenste tijd
114
NL
1 t [Stroombesparing] t Selecteer de
Opmerking
• Ongeacht de instelling die u hier hebt geselecteerd, gaat de camera na 30 minuten
naar de spaarstand wanneer de camera op een tv is aangesloten, of de
transportfunctie wordt ingesteld op (Afstandsbediening).
De datum instellen
Hiermee zet u de datum terug op de beginwaarde. Zie bladzijde 22 voor
meer informatie.
MENU-knop t
in
2 t [Datum/tijd inst] t Stel de datum en tijd
De taal selecteren
MENU-knop t
2t[
Taal] t Selecteer de taal
Uw instellingen wijzigen
115NL
De LCD-monitor instellen
De helderheid van de LCD monitor handmatig instellen
MENU-knop t
1 t [LCD-helderheid] t Selecteer de
gewenste instelling
De weergegeven tijd van het beeld direct na de opname
ervan instellen (Automatisch weergave)
U kunt het opgenomen beeld direct na de opname ervan controleren op de
LCD-monitor. U kunt de weergaveduur veranderen.
MENU knop t
1 t [Autom.weergave] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerking
• In de automatische weergave wordt het beeld niet in de verticale positie
weergegeven, zelfs niet als [Beeldrotatie] wordt ingesteld op [Autom.roteren]
(blz. 94).
De LCD-monitor aanhouden terwijl u in de zoeker kijkt
In de standaardinstelling wordt, terwijl u in de zoeker kijkt, de LCDmonitor uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu leegloopt.
Selecteer [Uit] als u wilt dat de LCD-monitor aangezet wordt als u in de
zoeker kijkt.
MENU-knop t
116
NL
1 t [Autom.uitsch.] t [Uit]
De versie van de camera controleren
De versie weergeven
Hiermee geeft u de versie van uw camera weer. Controleer de versie
wanneer er een firmware-update uitkomt.
MENU-knop t
3 t [Versie]
Opmerking
• Een update kan alleen worden uitgevoerd wanneer het accuniveau
(drie
resterende accupictogrammen) of meer is. We raden u aan de accu voldoende op te
laden of een AC-PW10AM netspanningsadapter (los verkrijgbaar) te gebruiken.
Uw instellingen wijzigen
117NL
Op de standaardinstellingen terugstellen
U kunt de belangrijkste instellingen van de camera terugstellen.
MENU-knop t
3 t [Terugstellen] t [OK]
De volgende items kunnen worden teruggezet.
Onderdelen
Terugstellen op
Belichtingscompensatie (79)
±0.0
Opname-informatie (34)
Grafische weergave
Weergavescherm (94)
Enkelbeeldweergavescherm (met
opname-informatie)
Transportfunctie (89)
Enkelbeeldopname
ISO (82)
AUTO
Flitsfunctie (75)
Automatisch flitsen of flitser uit
Lichtmeetfunctie (81)
Meervelds
Autom. scherpst. (72)
AF-A
Witbalans (83)
AWB (automatische witbalans)
Eigen witbalans (84)
5500K
Dyn.-bereikoptim (86)
Standaard
Instellingen (86)
Standaard
Menu Opname
Onderdelen
Terugstellen op
Beeldgrootte (108)
L:14M
Beeldverhoud. (108)
3:2
Kwaliteit (108)
Fijn
Flitscompens. (80)
±0.0
AF-hulplicht (77)
Automatisch
SteadyShot (45)
Aan
Kleurenruimte (88)
sRGB
NR lang-belicht (112)
Aan
NR bij hoge-ISO (112)
Aan
118
NL
Menu Custom
Onderdelen
Terugstellen op
Eye-Start AF (71)
Aan
Instelwiel inst (113)
Sluitertijd
Rode-ogen-verm. (77)
Uit
Autom.weergave (116)
2 sec.
Autom.uitsch. (116)
Aan
Menu Weergave
Onderdelen
Terugstellen op
Diavoorstelling – Interval (97)
3 sec.
Diavoorstelling – Herhalen (97)
Uit
Printen opgeven – Datum afdruk. (138)
Uit
Beeldrotatie (94)
Autom.roteren
Menu Setup
Onderdelen
Terugstellen op
LCD-helderheid (116)
±0
10 sec.
CTRL.VOOR HDMI (106)
Aan
Kleur weergeven (114)
Wit
Help-scherm (114)
Aan
Bestandsnummer (110)
Serie
Mapnaam (110)
Standaardform.
USB-verbinding (121, 137)
Massaopslag
Audiosignalen (114)
Aan
Uw instellingen wijzigen
Stroombesparing (114)
119NL
Beelden bekijken op uw computer
Beelden kopiëren naar uw computer
In dit deel wordt beschreven hoe u beelden op een geheugenkaart kunt
kopiëren naar een computer die is aangesloten met een USB-kabel.
Aanbevolen computeromgeving
Een computer die op de camera wordt aangesloten dient aan de volgende
vereisten te voldoen om beelden te importeren.
x Windows
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows XP*1 SP3/
Windows Vista*2 SP2/Windows 7
• De juiste werking kan niet worden gegarandeerd in een
computeromgeving die is opgewaardeerd tot een van de bovenstaande
besturingssystemen of in een computeromgeving met meerdere
besturingssystemen (multi-boot).
*1 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
*2 Starterseditie wordt niet ondersteund.
USB-aansluiting: Standaard geleverd
x Macintosh
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.4, 10.5, 10.6)
USB-aansluiting: Standaard geleverd
Opmerkingen over het aansluiten van uw camera op een computer
• Voor alle bovenstaande aanbevolen computeromgevingen kan een behoorlijke
werking niet worden gegarandeerd.
• Als u twee of meer USB-apparaten tegelijkertijd op een computer aansluit, is het
mogelijk dat sommige apparaten, waaronder ook uw camera, niet zullen werken
afhankelijk van het type USB-station dat is aangesloten.
• Bij gebruik van een USB-hub of een verlengkabel kan er geen juiste werking worden
gegarandeerd.
• Deze camera is compatibel met Hi-Speed USB (USB 2.0-compatibel), zodat
wanneer u uw camera aansluit op een computer via een USB-interface die ook
compatibel is met Hi-Speed USB (USB 2.0-compatibel), u gebruik kunt maken van
geavanceerde gegevensoverdracht (snelle overdracht).
• Wanneer de computer ontwaakt uit de waak- of slaapstand, is het mogelijk dat de
communicatie tussen uw camera en uw computer zich niet op hetzelfde moment
herstelt.
120
NL
Fase 1: De camera en de computer op elkaar aansluiten
1 Plaats een geheugenkaart met de opgenomen beelden in de
camera.
2 Selecteer met de geheugenkaartschakelaar het type
geheugenkaart waarvan u beelden wilt kopiëren.
3 Plaats een voldoende opgeladen accu in de camera of sluit de
camera aan op een stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter (los verkrijgbaar).
• Als u beelden naar de computer kopieert terwijl de accu onvoldoende is
opgeladen, kan het kopiëren mislukken of kunnen de beeldgegevens
beschadigd raken wanneer de accu voortijdig leeg raakt.
4 Schakel de camera en de computer in.
5 Controleer of [USB-verbinding] in het
3 menu Setup is
ingesteld op [Massaopslag].
op elkaar aan.
1 Naar de USB-
aansluiting
De wizard Automatische weergave wordt
op het bureaublad weergegeven.
USB-kabel
2 Naar de
USB-aansluiting
Beelden bekijken op uw computer
6 Sluit de camera en de computer
121NL
Fase 2: Beelden kopiëren naar een computer
Voor Windows
Dit gedeelte beschrijft een voorbeeld van het kopiëren van beelden naar de
map "Documenten" (voor Windows XP: "Mijn documenten")-map.
Wanneer u de bijgeleverde "PMB"-software gebruikt, kunt u gemakkelijk
beelden kopiëren (blz. 128).
1 Klik op [Map openen en
bestanden weergeven] (voor
Windows XP: [Map openen en
bestanden weergeven] t [OK])
als het wizardscherm automatisch
verschijnt op het bureaublad.
• Als het wizardscherm niet verschijnt,
klikt u op [Computer] (voor Windows
XP: [Deze computer]) t
[Verwisselbare schijf].
2 Dubbelklik op [DCIM].
• U kunt beelden ook rechtstreeks importeren met "PMB".
3 Dubbelklik op de map waarin de
beeldbestanden die u wilt
kopiëren, zijn opgeslagen.
Klik daarna met de
rechtermuisknop op een
beeldbestand om het menu weer
te geven en klik op [Kopiëren].
• Zie bladzijde 126 voor verdere
informatie over de opslagbestemming
van de beeldbestanden.
122
NL
4 Dubbelklik op de map
[Documenten]. Klik daarna met
de rechtermuisknop op het
venster "Documenten" om het
menu weer te geven en klik op
[Plakken].
Voor Macintosh
1 Dubbelklik op het nieuw herkende pictogram t [DCIM] t de
map waarin de beelden die u wilt kopiëren, zijn opgeslagen.
2 Sleep de beeldbestanden naar het pictogram van de vaste
schijf.
De beeldbestanden worden naar de vaste schijf gekopieerd.
Beelden bekijken op uw computer
De beeldbestanden worden gekopieerd
naar de map "Documenten".
• Als in de bestemmingsmap al een beeld
met dezelfde bestandsnaam zit, wordt
een bevestigingsmelding voor
overschrijven afgebeeld. Wanneer u het
bestaande beeld overschrijft met een
nieuw beeld, wordt het oorspronkelijke
bestand gewist. Als u het beeldbestand
naar de computer wilt kopiëren zonder
een bestaand, gelijknamig beeldbestand
te overschrijven, verandert u eerst de
bestandsnaam in een andere naam en
kopieert u daarna het beeldbestand. Als
u de bestandsnaam echter verandert, zal
dat beeld mogelijk niet meer kunnen
worden weergeven met de camera
(blz. 126).
123NL
Beelden bekijken op uw computer
Voor Windows
Dit gedeelte beschrijft de procedure voor het bekijken van gekopieerde
beelden in de map "Documenten" (voor Windows XP: "Mijn
documenten")-map.
Wanneer u RAW-beelden wilt bekijken, hebt u de bijgeleverde software
"Image Data Converter SR" nodig (blz. 131).
1 Klik op [start] t [Documenten].
• Als u Windows 2000 gebruikt,
dubbelklik dan op het bureaublad op
[Mijn documenten].
2 Dubbelklik op het gewenste beeldbestand.
Het beeld wordt weergegeven.
Voor Macintosh
Dubbelklik op het pictogram van de vaste schijf t het gewenste
beeldbestand om het te openen.
Wis de USB-verbinding
Voer elke procedure voor Windows of Macintosh die hieronder wordt
vermeld, vooraf uit wanneer u:
• De USB-kabel loskoppelt.
• De geheugenkaart verwijdert.
• De camera uitschakelt.
124
NL
x Voor Windows
Dubbelklik op
in de taakbalk, en klik vervolgens op
(USB-apparaat
voor massaopslag) t [Stoppen]. Controleer of het juiste apparaat wordt
aangegeven in het bevestigingsvenster en klik op [OK].
Het apparaat wordt ontkoppeld.
x Voor Macintosh
Sleep het pictogram van de schijf of van de geheugenkaart naar
het pictogram "Prullenbak".
De camera is losgekoppeld van de computer.
Beelden bekijken op uw computer
125NL
Opslagbestemmingen beeldbestanden en bestandsnamen
De beeldbestanden die met de camera zijn opgenomen, worden
gegroepeerd in mappen op de geheugenkaart.
Voorbeeld: mappen weergeven in Windows Vista
AMappen met beeldgegevens die met deze
camera zijn opgenomen. (De eerste drie
cijfers staan voor het mapnummer.)
BU kunt een map maken via de datumnotatie
(blz. 110).
• U kunt geen beelden opnemen/weergeven in
de map "MISC".
• De naam van beeldbestanden is als volgt
opgebouwd. ssss (bestandsnummer)
staat voor elk willekeurig nummer binnen het
bereik van 0001 tot 9999. Het numerieke deel
van de naam van een bestand met RAWgegevens en het bijbehorende JPEG-bestand
zijn hetzelfde.
– JPEG-bestanden: DSC0ssss.JPG
– JPEG-bestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.JPG
– RAW-gegevensbestanden (anders dan
Adobe RGB): DSC0ssss.ARW
– RAW-gegevensbestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.ARW
• Het is mogelijk dat de extensie niet wordt
afgebeeld, afhankelijk van de computer.
Beelden die op een computer zijn opgeslagen, kopiëren
naar een geheugenkaart en de beelden weergeven
Dit gedeelte beschrijft de bediening op een Windows-computer als
voorbeeld. Als de bestandsnaam niet is veranderd, kunt u stap 1 overslaan.
Wanneer u de bijgeleverde "PMB"-software gebruikt, kunt u gemakkelijk
beelden kopiëren (blz. 128).
126
NL
1 Klik met de rechtermuisknop op
het beeldbestand en klik daarna op
[Naam wijzigen]. Verander de
bestandsnaam in "DSC0ssss".
• Geef een nummer op van 0001 tot 9999
voor ssss.
• Als de bevestigingsmelding voor
overschrijven wordt afgebeeld, moet u
een ander nummer invoeren.
• De bestandsextensie kan worden
afgebeeld, afhankelijk van de instelling
van de computer. De extensie van
beelden is JPG. U mag de
bestandsextensie niet veranderen.
2 Kopieer het beeldbestand naar de
map op de geheugenkaart
volgens de onderstaande
procedure.
1 Klik met de rechtermuisknop op het
Opmerkingen
• Afhankelijk van het beeldformaat kan het onmogelijk zijn bepaalde beelden weer te
geven.
• Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera, kan het
weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd worden.
• Als er geen map is, maakt u eerst een nieuwe map aan met uw camera (blz. 111) en
kopieert u daarna het beeldbestand.
Beelden bekijken op uw computer
beeldbestand en klik daarna op
[Kopiëren].
2 Dubbelklik op [Verwisselbare schijf]
in [Computer] (voor Windows XP:
[Deze computer]).
3 Klik met de rechtermuisknop op de
map [sssMSDCF] in de map
[DCIM] en klik dan op [Plakken].
• sss staat voor elk willekeurig
nummer tussen 100 en 999.
127NL
De software gebruiken
Om beelden te gebruiken die met de camera zijn opgenomen, is de
volgende software voorzien:
• Sony Image Data Suite
"Image Data Converter SR"
"Image Data Lightbox SR"
• "PMB" (Picture Motion Browser)
Opmerking
• "PMB" is niet compatibel met Macintosh-computers.
Aanbevolen computeromgeving
x Windows
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.3"/"Image Data Lightbox SR"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows XP*1 SP3/
Windows Vista*2 SP2/Windows 7
*1 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
*2 Starterseditie wordt niet ondersteund.
CPU/geheugen: Pentium 4 of sneller wordt aanbevolen, RAM 1 GB of
meer wordt aanbevolen.
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "PMB"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows XP*1 SP3/
Windows Vista*2 SP2/Windows 7
*1 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund. Windows
Image Mastering API (IMAPI) Ver.2.0 of later is vereist als u de functie
voor het maken van discs wilt gebruiken.
*2 Starterseditie wordt niet ondersteund.
CPU/geheugen: Pentium III 500 MHz of sneller, 256 MB RAM of meer
(aanbevolen: Pentium III 800 MHz of sneller en 512 MB RAM of meer)
Vaste schijf: vrije schijfruimte benodigd voor installatie—500 MB of meer
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer
128
NL
x Macintosh
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.3"/"Image Data Lightbox SR"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.4, 10.5, 10.6
(Snow Leopard))
CPU: Power PC G4/G5-serie (1,0 GHz of sneller aanbevolen)/Intel Core
Solo/Core Duo/Core 2 Duo of sneller
Geheugen: 1 GB of meer wordt aanbevolen.
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer
De software installeren
x Windows
• Meld aan als beheerder.
1 Schakel de computer in en plaats
de cd-rom (bijgeleverd) in het cdrom-station.
2 Klik op [Installeren].
• Controleer of zowel "Sony Image Data Suite" als "PMB" zijn aangevinkt en
volg de instructies op het scherm.
Beelden bekijken op uw computer
Het scherm met het installatiemenu wordt
weergegeven.
• Als het niet verschijnt, dubbelklikt u op
[Computer] (Voor Windows XP: [Deze
computer]) t
(SONYPMB) t
[Install.exe].
• Onder Windows Vista is het mogelijk
dat het AutoPlay-scherm verschijnt.
Selecteer "Install.exe uitvoeren" en
volg de instructies die op het scherm
verschijnen om door te gaan met de
installatie.
129NL
3 Verwijder de cd-rom nadat de installatie is voltooid.
De volgende software is geïnstalleerd en er verschijnen pictogrammen op het
bureaublad.
"Image Data Converter SR"
"Image Data Lightbox SR"
"PMB"
"PMB Launcher"
"PMB Help"
x Macintosh
• Meld aan als beheerder.
1 Schakel uw Macintosh-computer in en plaats de cd-rom
(bijgeleverd) in het cd-rom-station.
2 Dubbelklik op het pictogram van de cd-rom.
3 Kopieer het bestand [IDS_INST.pkg] in de map [MAC] naar het
pictogram van de vaste schijf.
4 Dubbelklik op het bestand [IDS_INST.pkg] in de
kopieerbestemmingsmap.
• Volg de aanwijzingen op het scherm om het installeren te voltooien.
Opmerking
• Wanneer het bericht ter bevestiging voor opnieuw opstarten verschijnt, start u de
computer opnieuw op aan de hand van de aanwijzingen op het scherm.
130
NL
"Image Data Converter SR" gebruiken
Opmerking
• Als u een beeld opslaat als RAW-gegevens, wordt het beeld opgeslagen in het
ARW2.1-formaat.
Met "Image Data Converter SR" kunt u:
• Beelden, opgenomen in het RAW-formaat, bewerken door verschillende
correcties toe te passen, zoals tooncurve en beeldscherpte.
• Beelden aanpassen met witbalans, belichting en instellingen enzovoort.
• De weergegeven beelden opslaan en op een computer bewerken. U kunt
het beeld opslaan als RAW-bestand of in de algemene bestandsindeling.
• Meer informatie over "Image Data Converter SR" vindt u in de Help.
Klik om de Help te starten op [start] t [Alle programma's] t [Sony
Image Data Suite] t [Help] t [Image Data Converter SR Ver.3].
De informatie over ondersteuning voor de "Sony Image Data Suite" (alleen
in het Engels):
http://www.sony.co.jp/ids-se/
x Macintosh
Dubbelklik op [Image Data Converter SR Ver.3] in de map [Sony Image
Data Suite] van de map [Programma’s].
Klik op een afsluitonderdeel in het menu [IDC SR] om het programma af te
sluiten.
"Image Data Lightbox SR" gebruiken
Beelden bekijken op uw computer
Voor opstarten/verlaten "Image Data Converter SR"
x Windows
Klik tweemaal op de snelkoppeling van "Image Data Converter SR Ver.3"
op het bureaublad.
Als u opstart vanaf het menu start, klikt u op [start] t [Alle programma's]
t [Sony Image Data Suite] t [Image Data Converter SR Ver.3].
Klik op de knop
rechtsboven in het scherm om af te sluiten.
Met "Image Data Lightbox SR" kunt u:
• RAW/JPEG-beelden die met deze camera zijn opgenomen, weergeven en
vergelijken.
131NL
• De beelden een beoordeling geven op een schaal van vijf.
• Instellen van kleurlabels enzovoort.
• Geef een beeld weer met "Image Data Converter SR" en breng
aanpassingen in het beeld aan.
• Meer informatie over "Image Data Lightbox SR" vindt u in de Help.
Klik voor het opstarten van de Help vanuit het menu start op [start] t
[Alle programma's] t [Sony Image Data Suite] t [Help] t [Image Data
Lightbox SR].
Voor opstarten/verlaten "Image Data Lightbox SR"
x Windows
Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR] op het bureaublad.
Als u opstart vanaf het menu start, klikt u op [start] t [Alle programma's]
t [Sony Image Data Suite] t [Image Data Lightbox SR].
Klik op de knop
rechtsboven in het scherm om af te sluiten.
Het dialoogvenster voor het opslaan van een collectie wordt weergegeven.
x Macintosh
Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR] in de map [Sony Image Data
Suite] van de map [Programma’s].
Klik op een afsluitonderdeel in het menu [Image Data Lightbox SR] om het
programma af te sluiten.
"PMB" gebruiken
Opmerking
• "PMB" is niet compatibel met Macintosh-computers.
Met "PMB" kunt u:
• Beelden importeren die met de camera zijn opgenomen en ze op de
computer weergeven.
• De beelden op de computer op een kalender ordenen op opnamedatum
voor weergave.
• Beelden bewerken (rode-ogen-correctie, enz.), afdrukken en als emailbijlage versturen, de opnamedatum veranderen en nog veel meer.
• Druk stilstaande beelden af met de datum of sla ze met datum op.
• Meer informatie over "PMB" vindt u in de "PMB Help".
132
NL
Als u "PMB Help" wilt starten, dubbelklikt u op de snelkoppeling van
(PMB Help) op het bureaublad. Als u opstart vanuit het menu Start, klikt u
op [start] t [Alle programma's] t [PMB] t [PMB Help].
Voor opstarten/verlaten "PMB"
Dubbelklik op het pictogram van
(PMB) op het bureaublad.
Of via het Start-menu: Klik op [start] t [Alle programma's] t [PMB] t
[PMB].
Om "PMB" te verlaten, klikt u op de knop
in de rechterbovenhoek van
het scherm.
De informatie over ondersteuning voor de "PMB" (alleen in het Engels):
http://www.sony.co.jp/pmb-se/
Beelden bekijken op uw computer
133NL
Beelden afdrukken
DPOF opgeven
Met behulp van de camera kunt u aangeven welke beelden en de gewenste
aantallen die u wilt afdrukken, voordat u de beelden afdrukt in een winkel
of op uw printer. Volg de onderstaande procedure.
De beelden blijven nadat u ze hebt afgedrukt als DPOF gemarkeerd. We
raden u aan om ze na het afdrukken op te heffen.
DPOF opgeven/opheffen op geselecteerde beelden
DPOF-specificaties kunnen worden ingesteld met de Fn-knop of met de
MENU-knop. Hier wordt de bediening met de Fn-knop beschreven.
1 Fn-knop t [Printen opgeven] t [DPOF instellen] t
[Gemark.beelden] t [OK]
2 Selecteer het beeld met b/B op de bedieningsknop.
3 Selecteer met het midden van de bedieningsknop het aantal
pagina's.
• Stel het aantal in op "0" in om de DPOF-markering op te heffen.
4 Druk op de Fn-knop.
5 Selecteer [OK] met v op de bedieningsknop en druk vervolgens
op het midden van de bedieningsknop.
Opmerkingen
• U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-gegevensbestanden.
• U kunt ieder aantal tot maximaal 9 opgeven.
De DPOF-markering opgeven/opheffen voor alle beelden
Fn-knop t [Printen opgeven] t [DPOF instellen] t [Alle
beelden] of [Alle annuleren] t [OK] t [OK]
134
NL
• U kunt een waarde selecteren voor het aantal beelden dat u wilt afdrukken
nadat u [Alle beelden] hebt geselecteerd. Voor alle beelden wordt
dezelfde waarde gebruikt.
Beelden van een datum voorzien
U kunt beelden van een datum voorzien als u ze afdrukt. De positie van de
datum (binnen of buiten het beeld, tekengrootte, enz.) is afhankelijk van uw
printer.
Fn-knop t [Printen opgeven] t [Datum afdruk.] t [Aan]
Opmerking
• Het is van uw printer afhankelijk of deze functie beschikbaar is.
Beelden afdrukken
135NL
Beelden afdrukken door de camera aan te
sluiten op een printer die compatibel is
met PictBridge
Zelfs als u geen computer hebt, kunt u de
beelden die u hebt opgenomen met uw
camera afdrukken door de camera
rechtstreeks aan te sluiten op een
PictBridge-compatibele printer.
"PictBridge" is op de CIPA-standaard
gebaseerd. (CIPA: Camera & Imaging
Products Association)
Opmerking
• U kunt geen RAW-beelden afdrukken.
Fase 1: de camera instellen
Opmerking
• Wij adviseren u de netspanningsadapter (los verkrijgbaar) te gebruiken om te
voorkomen dat tijdens het afdrukken de accu leeg raakt.
1 MENU-knop t
3 t [USB-verbinding] t [PTP]
2 Schakel de camera uit en plaats de geheugenkaart waarop de
opgenomen beelden staan.
3 Selecteer met de geheugenkaartschakelaar het type
geheugenkaart waarvan u beelden wilt afdrukken.
136
NL
Fase 2: de camera aansluiten op de printer
1 Sluit de camera aan op de printer.
1 Naar de USBaansluiting
USB-kabel
2 Naar de
USB-aansluiting
2 Schakel de camera en de printer in.
Het scherm wordt weergegeven waarin u de beelden kunt selecteren die u wilt
afdrukken.
Fase 3: afdrukken
1 Selecteer met de b/B op de bedieningsknop het beeld dat u
wilt afdrukken, en druk dan op het midden van de
bedieningsknop.
• Om te annuleren, drukt u opnieuw op het midden.
3 Druk op de MENU-knop en stel elk item in.
• Zie "PictBridge-menu" voor meer informatie over het instellen van de
items.
4 Selecteer [Afdrukken] t [OK] in het menu, en druk vervolgens
Beelden afdrukken
2 Herhaal stap 1 als u andere beelden wilt afdrukken.
op het midden van de bedieningsknop.
Het beeld wordt afgedrukt.
• Nadat op het scherm is aangegeven dat de afdruk klaar is, drukt u op het
midden van de bedieningsknop.
137NL
Het afdrukken annuleren
Als u tijdens het afdrukken op het midden van de bedieningsknop drukt,
wordt het afdrukken geannuleerd. Koppel de USB-kabel los of schakel de
camera uit. Als u weer wilt afdrukken, volgt u bovenstaande procedure
(Fasen 1 tot 3).
PictBridge-menu
Afdrukken
Hiermee worden de geselecteerde beelden afgedrukt. Zie "Fase 3:
afdrukken" voor verdere informatie.
Aantal instellen
U kunt het aantal afdrukken opgeven, maximaal 20. Op alle geselecteerde
beelden wordt hetzelfde aantal afdrukken opgegeven.
Papierformaat
Automatisch
Printerinstelling
9×13cm
89×127 mm
Hagaki
100×147 mm
10×15cm
10×15 cm
4"×6"
101,6×152,4 mm
A6
105×148,5 mm
13×18cm
127×178 mm
Letter
216×279,4 mm
A4
210×297 mm
A3
297×420 mm
Datum afdrukken
Dag en tijd
Voegt de datum en tijd toe.
Datum
Voegt de datum toe.
Uit
Voegt de datum niet toe.
Alle mark.oph.
Nadat het bericht verschijnt, selecteert u [OK]. Vervolgens drukt u op het
midden van de bedieningsknop. wordt van elk beeld gewist nadat de
beelden zijn afgedrukt. Selecteer dit item wanneer u de specificatie
annuleert zonder beelden af te drukken.
138
NL
Overige
Technische
gegevens
[Automatischescherpstellingssysteem]
Systeem
Camera
[Systeem]
Type camera
Digitale
spiegelreflexcamera met
ingebouwde flitser en
uitwisselbare lenzen
Lens
Lens met Montagestuk A
[Beeldsensor]
Waarnemingssysteem voor
TTL-fase, CCDlijnsensoren (9 punten, 8
lijnen met
middenkruisdraadsensor)
Gevoeligheidsbereik
0 tot 18 EV (bij equivalent
van ISO 100)
AF-hulplicht
Ong. 1 tot 5 m
[Zoeker]
Type
Reflexzoeker met pentaDach-spiegel
Totaal aantal pixels van de camera
Ong. 14 900 000 pixels
Kaderbereik
Effectief aantal pixels van de camera
Ong. 14 200 000 pixels
Vergroting 0,83 × met 50 mm lens op
oneindig, –1 m-1
Beeldformaat
23,5×15,7 mm (APS-Cformaat) Interlace-scan
primaire kleuren
Oogafstand Ongeveer 16,5 mm vanaf
de oogschelp, 10,9 mm
vanaf het oogschelpframe
bij dioptriewaarde –1
(–1 m–1)
[SteadyShot]
Systeem
Beeldsensorverschuivingsmechanisme
[Stofpreventie]
Systeem
Antistatische laag op
laagdoorlaatfilter en
beeldsensorverschuivings
mechanisme
Diopterinstelling
–2,5 - +1,0 m–1
[Belichtingsregeling]
Lichtmeetcel
SPC
Lichtmeetmethode
40 velden in
honingraatmotief
Lichtmeetbereik
1 - 20 EV (3 - 20 EV met
Spotmeting), (bij ISO 100
met F1,4 lens)
Overige
SteadyShot Compensatiecapaciteit
Een sluitertijdverkorting
van circa 2,5 tot 3,5 EV
(varieert afhankelijk van de
opnameomstandigheden en
de gebruikte lens)
0,95
ISO gevoeligheid (aanbevolen
belichtingsindex)
AUTO, ISO 100 - 3200
139NL
Belichtingscorrectie
±2,0 EV (in stappen van
1/3 EV)
Lege accu
Elektronisch gestuurd,
verticale beweging, spleettype
Sluitertijdbereik
1/4000 seconde tot 30
seconden, tijd, (1/3 EV
stap)
Flitssynchronisatiesnelheid
1/160 seconde
PictBridge
compatibel
Exif Print
compatibel
PRINT Image Matching III
compatibel
Afmetingen Ong. 128,1 × 97,1 ×
79,6 mm (B/H/D, exclusief
uitstekende delen)
Gewicht
[Ingebouwde flitser]
Richtgetal van de flitser
GN 10 (in meter bij ISO
100)
Heroplaadtijd
Ong. 4 seconden
Flitsbereik
Oplaadbare accu NP-FH50
[Overige]
[Sluiter]
Type
[Stroomvoorziening, algemeen]
Dekking 18 mm lens
(brandpuntsafstand die de
lens aangeeft)
Ong. 508 g (inclusief accu
en "Memory Stick PRO
Duo")
Ong. 456 g (alleen de
camera)
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
Bestandsindeling
JPEG (DCF Versie 2.0,
Exif Versie 2.21, MPF
Baseline), DPOFcompatibel
Flitscompensatie
±2,0 EV (in stappen van
1/3 EV)
USB-communicatie
Hi-Speed USB (USB 2.0
compatibel)
[Opnamemedium]
BC-VH1 Acculader
"Memory Stick PRO Duo",
SD-geheugenkaart, SDHCgeheugenkaart
[LCD-monitor]
LCD-scherm
6,7 cm (type 2,7) TFTaansturing
Totaal aantal pixels
230 400 (960 × 240) pixels
[Ingangs-/uitgangsaansluitingen]
USB
miniB
HDMI
HDMI type C mini-stekker
Ingangsspanning
100 V - 240 V
wisselstroom, 50/60 Hz,
4W
Uitgangsspanning
8,4 V gelijkstroom, 0,28 A
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
Opslagtemperatuur
–20 tot +60°C
Maximale afmetingen
Ong. 60 × 25 × 95 mm (B/
H/D)
Gewicht
140
NL
Ong. 75 g
Oplaadbare accu NP-FH50
Gebruikte accu
Lithium-ionaccu
Maximale spanning
8,4 V gelijkstroom
Nominale spanning
6,8 V gelijkstroom
Maximale laadstroom
1,75 A
Maximale laadspanning
8,4 V gelijkstroom
Capaciteit
Standaard 6,1 Wh (900 mAh)
Minimum 5,9 Wh (870 mAh)
Maximale afmetingen
Ong. 31,8 × 18,5 × 45,0
mm (B/H/D)
Gewicht
Ong. 50 g
Wijzigingen in ontwerp en technische
gegevens zijn voorbehouden zonder
voorafgaande kennisgeving.
Over de brandpuntsafstand
De beeldhoek van deze camera is
kleiner dan die van een camera voor
35mm-film. U krijgt (bij benadering)
een vergelijkbare brandpuntsafstand
van een camera met 35mm-film, en
neemt onder dezelfde beeldhoek op,
door de brandpuntsafstand van uw
lens met de helft te verhogen.
Wanneer u bijvoorbeeld een 50mmlens gebruikt, krijgt u bij benadering
hetzelfde resultaat als met een 75mmlens op een camera met 35mm-film.
Overige
Opmerkingen over de compatibiliteit
van beeldgegevens
• Deze camera voldoet aan de
universele DCF (Design rule for
Camera File system)-norm zoals
vastgesteld door JEITA (Japan
Electronics and Information
Technology Industries
Association).
• Er worden geen garanties gegeven
dat beelden, welke met deze camera
zijn opgenomen, kunnen worden
weergegeven op andere apparatuur,
of dat beelden die met andere
apparatuur zijn opgenomen of
bewerkt, kunnen worden
weergegeven op deze camera.
141NL
Handelsmerken
•
is een handelsmerk van Sony
Corporation.
• "Memory Stick",
, "Memory
Stick PRO",
,
"Memory Stick Duo",
, "Memory Stick
PRO Duo",
,
"Memory Stick PRO-HG Duo",
, "Memory
Stick Micro", "MagicGate" en
zijn handelsmerken
van Sony Corporation.
• "InfoLITHIUM" is een
handelsmerk van Sony Corporation.
• "PhotoTV HD" is een handelsmerk
van Sony Corporation.
• Microsoft, Windows, en Windows
Vista zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken
van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere
landen.
• HDMI, het HDMI-logo en HighDefinition Multimedia Interface
zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van
HDMI Licensing LLC.
• Macintosh en Mac OS zijn
handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Apple Inc.
• PowerPC is een gedeponeerd
handelsmerk van IBM Corporation
in de Verenigde Staten.
• Het logo SDHC is een
handelsmerk.
• MultiMediaCard is een
handelsmerk van MultiMediaCard
Association.
• Intel, Intel Core, MMX, en Pentium
zijn handelsmerken of
142
NL
gedeponeerde handelsmerken van
Intel Corporation.
• Adobe is een gedeponeerd
handelsmerk of een handelsmerk
van Adobe Systems Incorporated in
de Verenigde Staten en/of andere
landen.
• D-Range Optimizer Advanced
maakt gebruik van technologie
geleverd door
Apical Limited.
• Alle andere in deze
gebruiksaanwijzing vermelde
systeem- en productnamen zijn
doorgaans handelsmerken of wettig
gedeponeerde handelsmerken van
de betreffende ontwikkelaars of
fabrikanten. In deze
gebruiksaanwijzing zijn de
aanduidingen ™ en ® echter in alle
voorkomende gevallen weggelaten.
Problemen oplossen
Indien u problemen ondervindt met de camera, probeer dan de volgende
oplossingen. Controleer de punten op blz. 143 t/m 152. Neem contact op
met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische dienst van Sony.
1
Controleer de volgende items.
2
Verwijder de accu en plaats deze weer na circa één minuut, en
schakel de camera in.
3
Zet de instellingen terug (blz. 118).
4
Neem contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische
dienst van Sony.
Accu en spanning
De accu kan niet worden geplaatst.
• Gebruik bij het plaatsen van de accu de punt van de accu om de
vergrendelingshendel te verschuiven (blz. 14).
• Controleer het modelnummer van de accu (blz. 10, 15).
De indicator resterend accuvermogen is onjuist, of voldoende resterend
accuvermogen wordt aangegeven, maar de accu raakt te snel leeg.
Overige
• Dit doet zich voor wanneer u de camera op een zeer warme of koude plaats
gebruikt (blz. 156).
• De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 11).
• De accu is niet meer bruikbaar (blz. 15). Vervang de accu door een nieuwe.
De camera kan niet worden ingeschakeld.
• Plaats de accu correct (blz. 14).
• De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 11).
• De accu is niet meer bruikbaar (blz. 15). Vervang de accu door een nieuwe.
143NL
De camera schakelt plotseling uit.
• Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt
de camera in de spaarstand gezet en nagenoeg uitgeschakeld. Om de
spaarstand te annuleren, bedient u de camera, bijvoorbeeld door de
ontspanknop tot halverwege in te drukken (blz. 114).
Het CHARGE-lampje knippert tijdens het opladen van de accu.
• Verwijder de accu en plaats deze correct in de acculader.
• Laad de accu op onder een temperatuur tussen de 10 en 30°C.
Beelden opnemen
Nadat de camera is ingeschakeld, wordt niets afgebeeld op de LCDmonitor.
• In de standaardinstelling wordt de LCD-monitor uitgeschakeld om
acculading te besparen als gedurende 10 seconden of langer geen bediening
wordt uitgevoerd.
Het beeld is niet scherp in de zoeker.
• Stel de dioptrie goed in met behulp van het dioptrie-instelwiel (blz. 23).
Het beeld is niet opgenomen.
• Er is geen geheugenkaart geplaatst.
De sluiter wordt niet ontspannen.
• U gebruikt een geheugenkaart met een schrijfbeveiligingsschakelaar die is
ingesteld in de LOCK-stand. Zet de schrijfbeveiligingsschakelaar in de
stand voor opnemen.
• De schakelaar van de geheugenkaart staat in de verkeerde positie. Zet deze
in de juiste positie (blz. 19).
• Controleer de resterende opslagcapaciteit van de geheugenkaart (blz. 26).
Als deze vol is, doet u een van de volgende dingen:
– Wis overbodige beelden (blz. 102).
– Vervang de geheugenkaart.
• U kunt tijdens het opladen van de ingebouwde flitser geen beelden
opnemen (blz. 75).
• De sluiter kan niet worden ontspannen als het onderwerp niet is
scherpgesteld.
144
NL
• De lens zit niet goed vast. Zet de lens goed vast (blz. 17).
• Zet de opnamefunctie op M als er een astronomische telescoop, enz. op de
camera is aangesloten, en neem de opname.
• Voor het onderwerp is mogelijk speciale scherpstelling vereist (blz. 70).
Gebruik de scherpstelvergrendeling of de handmatige
scherpstellingsfunctie (blz.71, 74).
Het opnemen duurt erg lang.
• De ruisonderdrukkingsfunctie wordt ingeschakeld (blz. 112). Dit is
normaal.
• De opnamestand is ingesteld op het RAW-formaat (blz. 108). Omdat een
RAW-gegevensbestand groot is, kost opnemen in de RAW-modus meer
tijd.
Het beeld is onscherp.
• Het onderwerp bevindt zich te dichtbij. Controleer de minimale
brandpuntsafstand van de lens.
• U bent opnamen aan het maken in de handmatige scherpstelfunctie, zet de
opnamefunctiehendel op AF (automatische scherpstelling) (blz. 69).
• Wanneer de Schakelaar scherpstellingsfunctie op de lens aanwezig is, stelt
u deze in op AF.
• Er is onvoldoende omgevingslicht.
Eye-Start AF werkt niet.
• Stel [Eye-Start AF] in op [Aan] (blz. 71).
• Druk de ontspanknop tot halverwege in.
De flitser werkt niet.
• De flitserfunctie is ingesteld op [Autom.flitsen]. Als u er zeker van wilt zijn
dat de flitser altijd afgaat, stelt u de flitserfunctie in op [Invulflits] (blz. 75).
• Het flitslicht is weerkaatst door stof in de lucht dat daardoor in het beeld
werd opgenomen. Dit is normaal.
Overige
Wazige vlekken verschijnen in beelden opgenomen met de flitser.
Het duurt te lang voordat de flitser opnieuw is opgeladen.
• De flitser is binnen een korte tijd meerdere keren afgegaan. Als de flitser
meerdere keren achter elkaar is afgegaan, kan het opladen langer duren dan
gebruikelijk om oververhitting van de camera te voorkomen.
145NL
Een foto die met de flitser is gemaakt, is te donker.
• Als het onderwerp zich buiten het flitserbereik (de afstand die door het
flitslicht kan worden bereikt) bevindt, zullen de beelden donker zijn omdat
het flitslicht het onderwerp niet bereikt. Als de ISO-gevoeligheid wordt
veranderd, verandert tevens het flitserbereik (blz. 77).
• In de volgende situaties kan het beeld donker zijn. Verwijder deze
accessoires en maak vervolgens een opname.
– Een ND-filter of een PL-filter.
– Een diffuser.
– Een breed paneel voor de HVL-F36AM flitser.
De datum en tijd worden onjuist opgenomen.
• Stel de juiste datum en tijd in (blz. 22, 115).
De diafragmawaarde en/of de sluitertijd knipperen wanneer u de
ontspanknop half indrukt.
• Aangezien het onderwerp te helder of te donker is, liggen deze waarden
buiten het beschikbare instelbereik van de camera. Maak de instellingen
opnieuw.
Het beeld is wittig (Schittering).
Er verschijnt een lichtwaas op het beeld (schaduwbeeld).
• De foto werd genomen onder een sterke lichtbron waarbij buitensporig veel
licht op de lens is gevallen. Bevestig een zonnekap (los verkrijgbaar).
De hoeken van de foto zijn te donker.
• Als een filter of lenskap wordt gebruikt, haalt u deze eraf en maakt u de
opname opnieuw. Afhankelijk van de dikte van het filter en een onjuiste
bevestiging van de lenskap, kan het filter of de lenskap gedeeltelijk
zichtbaar zijn in het beeld. De optische eigenschappen van bepaalde lenzen
kunnen ertoe leiden dat de rand van het beeld te donker lijkt (onvoldoende
licht).
De ogen van het onderwerp zijn rood.
• Schakel de functie rode-ogeneffectvermindering in (blz. 77).
• Ga dicht bij het onderwerp staan en neem het binnen het flitserbereik op
met de flitser (blz. 77).
146
NL
Punten verschijnen en blijven op de LCD-monitor.
• Dit is normaal. Deze punten worden niet opgenomen (blz. 5).
Het beeld is wazig.
• De foto werd opgenomen op een donkere locatie zonder gebruik te maken
van de flitser, waardoor camerabewegingen werden gemaakt. Het gebruik
van een statief of de flitser wordt aanbevolen (bladzijde 46, 75).
De EV-schaalverdeling b B knippert in de zoeker.
• Het onderwerp is te helder of te donker voor het lichtmeetbereik van de
camera.
Beelden weergeven
De camera kan geen beelden weergeven.
• De map-/bestandsnaam is veranderd op de computer (blz. 126).
• Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera,
kan het weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd
worden.
• De camera staat in de USB-functie. Wis de USB-verbinding (blz. 124).
Het beeld verschijnt niet op het tv-scherm.
• Controleer of de aansluiting juist is (blz. 104).
Beelden wissen/bewerken
De camera kan geen beeld wissen.
Overige
• Annuleer de beveiliging (blz. 101).
U hebt per ongeluk een beeld gewist.
• Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. We raden u
aan om de beelden te beveiligen die u niet wilt wissen (blz. 101).
U kunt geen DPOF-markering instellen.
• U kunt geen DPOF-markeringen instellen op RAW-beelden.
147NL
Computers
U weet niet of het besturingssysteem van uw computer compatibel is met
de camera.
• Zie "Aanbevolen computeromgeving" (blz. 120, 128).
Uw computer herkent uw camera niet.
• Controleer of de camera aan staat.
• Als de accu bijna leeg is, plaatst u een opgeladen accu (blz. 11) of sluit u de
netspanningsadapter (los verkrijgbaar) aan.
• Gebruik de USB-kabel (bijgeleverd) (blz. 121).
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze daarna weer stevig aan.
• Stel [USB-verbinding] in op [Massaopslag] (blz. 121).
• Koppel alle apparatuur los van de USB-aansluitingen van uw computer,
behalve de camera, het toetsenbord en de muis.
• Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer en niet via een USB-hub of
ander apparaat (blz. 120).
U kunt geen beelden kopiëren.
• Breng de USB-verbinding tot stand door de camera op de juiste wijze aan te
sluiten op de computer (blz. 121).
• Volg de betreffende kopieerprocedure voor uw besturingssysteem
(blz. 122).
• Het kan voorkomen dat u de beeldbestanden van een geheugenkaart die op
een computer is geformatteerd, niet naar een computer kunt kopiëren. Maak
een opname met een geheugenkaart die op uw camera is geformatteerd
(blz. 111).
Het beeld kan niet worden weergegeven op een computer.
• Als u "PMB" gebruikt, raadpleeg dan de "PMB Help".
• Raadpleeg de fabrikant van de computer of de software.
Nadat u een USB-verbinding hebt gemaakt, wordt "PMB" niet automatisch
gestart.
• Breng de USB-verbinding tot stand nadat de computer is opgestart
(blz. 121).
U weet niet hoe u de software (bijgeleverd) moet gebruiken.
• Raadpleeg de Help of de handleiding van de software.
148
NL
Geheugenkaart
Kan geen geheugenkaart plaatsen.
• De richting waarin de geheugenkaart is geplaatst, is verkeerd. Plaats het in
de juiste richting (blz. 19).
Kan niet opnemen op een geheugenkaart.
• De geheugenkaart is vol. Wis overbodige beelden (blz. 102).
• Er is een onbruikbare geheugenkaart geplaatst (blz. 20).
U hebt per ongeluk een geheugenkaart geformatteerd.
• Alle gegevens op de geheugenkaart zijn gewist door het formatteren. U
kunt deze niet meer herstellen.
De "Memory Stick PRO Duo" wordt niet herkend door een computer met
een "Memory Stick"-sleuf.
• Sluit de camera op uw computer aan als de "Memory Stick PRO Duo" niet
door de "Memory Stick"-sleuf van uw computer wordt ondersteund
(blz. 121). De computer herkent de "Memory Stick PRO Duo".
afdrukken
Zie ook "PictBridge compatibele printer" (direct hieronder) samen met de
volgende punten.
De kleuren van het beeld zijn vreemd.
Bij de afdruk van de beelden worden beide randen afgesneden.
Overige
• Bij het afdrukken van beelden die opgenomen zijn in de Adobe RGBmodus op een printer met sRGB-ondersteuning, die niet compatibel is met
Adobe RGB (DCF2.0/Exif2.21), worden de beelden op een lager
intensiteitsniveau afgedrukt (blz. 88).
• Afhankelijk van uw printer, kunnen de randen links, rechts, boven of onder
van het beeld worden afgesneden. Vooral wanneer u een beeld afdrukt dat
werd opgenomen met de beeldverhouding [16:9], kunnen de zijkanten van
het beeld worden afgesneden.
149NL
• Wanneer u beelden afdrukt met uw eigen printer, moet u de instellingen
voor bijsnijden of randloos annuleren. Vraag de fabrikant van de printer of
de printer deze functies heeft.
• Wanneer u beelden laat afdrukken bij een digitale afdrukservice, vraag hen
dan of ze de beelden kunnen afdrukken zonder beide randen af te snijden.
Kan de beelden niet afdrukken met de datum.
• Met "PMB", kunt u beelden afdrukken met een datum (blz. 132).
• Deze camera heeft geen functie voor het plaatsen van datums op beelden.
Omdat de beelden die met de camera zijn opgenomen, informatie over de
opnamedatum bevatten, kunt u beelden afdrukken met de datum op het
beeld als de printer of de software Exif-informatie kan herkennen.
Raadpleeg de fabrikant van de printer of de software voor meer informatie
over de compatibiliteit met Exif-informatie.
• Wanneer u beelden laat afdrukken in een winkel, kunnen de beelden op
aanvraag ook worden afgedrukt met de datum.
PictBridge compatibele printer
Raadpleeg voor meer informatie de bij de printer geleverde
gebruiksaanwijzing of de printerfabrikant.
Het is niet mogelijk een verbinding tot stand te brengen.
• De camera kan niet rechtstreeks op een printer worden aangesloten die niet
compatibel is met de PictBridge-standaard. Vraag de fabrikant van de
printer of uw printer compatibel is met PictBridge.
• Stel [USB-verbinding] in op [PTP] (blz. 136).
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze weer aan. Bij het verschijnen van
een foutmelding op de printer, moet u de gebruikshandleiding bijgeleverd
bij de printer raadplegen.
Kan geen beelden afdrukken.
• Controleer of de camera en de printer op de juiste wijze met behulp van de
USB-kabel zijn aangesloten.
• RAW-beelden kunnen niet worden afgedrukt.
• Het is mogelijk dat beelden die zijn opgenomen met een andere camera dan
deze, of beelden die op een computer zijn bewerkt, niet kunnen worden
afgedrukt.
150
NL
"---- -- --" wordt afgedrukt op het gedeelte van het beeld waar de datum
wordt ingevoegd.
• Beelden zonder de opnamedatum/-tijd kunnen niet worden afgedrukt met
de datum op het beeld. Stel [Datum afdrukken] in op [Uit] en druk het beeld
opnieuw af (blz. 138).
Het beeld kan niet op het ingestelde formaat worden afgedrukt.
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze telkens opnieuw aan wanneer het
papierformaat is veranderd nadat de printer op de camera is aangesloten.
• De afdrukinstelling van de camera is anders dan die van de printer.
Verander de instelling van de camera (blz. 138) of de printer.
De camera kan niet worden bediend nadat het afdrukken is geannuleerd.
• Wacht enige tijd terwijl de printer het annuleren uitvoert. Dit kan,
afhankelijk van de printer, enige tijd duren.
Overige
De lens raakt beslagen.
• Er is condensvorming opgetreden. Schakel de camera uit en laat deze
gedurende ongeveer een uur liggen voordat u deze weer gebruikt (blz. 156).
De mededeling "Datum en tijd instellen?" wordt afgebeeld wanneer u de
camera inschakelt.
Het aantal opgenomen beelden neemt niet af of neemt met twee tegelijk
af.
Overige
• De camera is met een zwakke of zonder accu een tijdlang niet gebruikt.
Laad de accu op en stel de datum opnieuw in (bladzijde 22, 156). Als de
datuminstelling telkens wordt teruggesteld wanneer de accu wordt
opgeladen, neem contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke
technische dienst van Sony.
• Dit komt doordat de compressieverhouding en de beeldgrootte na
compressie veranderen afhankelijk van het beeld als u een JPEG-beeld
opneemt (blz. 108).
151NL
De instelling wordt teruggesteld zonder dat de terugstelbediening wordt
uitgevoerd.
• De accu werd verwijderd terwijl de stroomschakelaar was ingesteld op ON.
Wanneer u de accu verwijdert, zorgt u ervoor dat de camera is
uitgeschakeld en controleert u of het toegangslampje niet brandt (bladzijde
14, 33).
De camera werk niet goed.
• Schakel de camera uit. Haal de accu uit de camera en plaats hem weer terug.
Als er een netspanningsadapter (los verkrijgbaar) wordt gebruikt, koppelt u
het netsnoer los. Als de camera heet is, laat u deze afkoelen voordat u deze
corrigerende handeling uitvoert. Neem contact op met uw Sony-handelaar
of plaatselijk, erkende Sony-servicecentrum als de camera niet werkt na
deze oplossingen te hebben uitgevoerd.
De vijf staafjes van de SteadyShot-schaalverdeling knipperen.
• De SteadyShot-functie werkt niet. U kunt doorgaan met opnemen, maar de
SteadyShot-functie zal niet werken. Schakel de camera uit en weer in. Als
de SteadyShot-schaalverdeling blijft knipperen, neem contact op met uw
Sony-dealer of de plaatselijke technische dienst van Sony.
"--E-" wordt op het scherm weergegeven.
• Verwijder de geheugenkaart en plaats deze terug. Als de indicatie niet
verdwijnt na deze procedure, moet u de geheugenkaart formatteren.
152
NL
Waarschuwingsmededelingen
Als een van de onderstaande
berichten verschijnt, voert u de
onderstaande instructies uit.
Accu is ongeschikt. Gebruik het
juiste type.
• U gebruikt een incompatibele
accu (blz. 15).
Datum en tijd instellen?
• Stel de datum en tijd in. Laad de
interne oplaadbare accu op, als u
de camera lange tijd niet hebt
gebruikt (blz. 22, 156).
Onvoldoende acculading.
• U hebt geprobeerd [Reinigen] uit
te voeren terwijl er onvoldoende
lading in de accu zat. Laad de
accu op of gebruik de
netspanningsadapter (los
verkrijgbaar).
• De geheugenkaart is
geformatteerd op een computer en
de bestandsindeling is gewijzigd.
Selecteer [OK] en formatteer
vervolgens de geheugenkaart. U
kunt de geheugenkaart daarna
opnieuw gebruiken, maar alle
eerder opgenomen gegevens op
Kaartfout
• Er is een incompatibele
geheugenkaart geplaatst of het
formatteren is mislukt.
Plaats “Memory Stick” opnieuw.
Plaats SD-geheugenkaart
opnieuw.
• De geplaatste geheugenkaart kan
niet worden gebruikt in uw
camera.
• De geheugenkaart is beschadigd.
• Het contactgedeelte van de
geheugenkaart is vuil.
SD-geheugenkaart vergrendeld.
• U gebruikt een geheugenkaart
met een
schrijfbeveiligingsschakelaar die
is ingesteld in de LOCK-stand.
Zet de
schrijfbeveiligingsschakelaar in
de stand voor opnemen.
Deze “Memory Stick” wordt niet
ondersteund.
Overige
Kan “Memory Stick” niet
gebruiken. Formatteren?
Kan SD-geheugenkaart niet
gebruiken. Formatteren?
de geheugenkaart worden gewist.
Het kan enige tijd duren voordat
het formatteren klaar is.
Als het bericht nog steeds wordt
weergegeven, moet u de
geheugenkaart vervangen.
• Gebruik de "Memory Stick" die
op deze camera beschikbaar is
(blz. 20).
153NL
Geen “Memory Stick” geplaatst.
Sluiter vergrd.
Geen SD-geheugenkaart
geplaatst. Sluiter vergr.
• Geen geheugenkaart geplaatst
van het type dat met de
geheugenkaartschakelaar is
geselecteerd. Plaats een
geheugenkaart of wijzig het type
geheugenkaart met de
geheugenkaartschakelaar.
Bezig...
• Wanneer ruisonderdrukking van
lange belichting wordt
uitgevoerd gedurende dezelfde
tijdsduur dat de sluiter geopend
was. Tijdens de
ruisonderdrukking kunt u niet
verdergaan met opnemen.
Beeldweergave onmogelijk.
• Het is mogelijk dat beelden die
zijn opgenomen met een andere
camera of beelden die zijn
gewijzigd op een computer, niet
kunnen worden weergegeven.
Er is geen lens bevestigd. De
sluiter is vergrendeld.
• De lens is niet goed of niet
bevestigd.
• Als u de camera op een
sterrentelescoop of iets
dergelijks bevestigt, stelt u deze
in op M.
154
NL
Geen beelden
• Er staat geen beeld op de
geheugenkaart.
Beeld is beveiligd
• U hebt geprobeerd beveiligde
beelden te wissen.
Afdrukken onmogelijk.
• U hebt geprobeerd RAWbeelden te markeren met een
DPOF-markering.
Bezig initialiseren USBverbinding.
• Een USB-verbinding is tot stand
gebracht. Koppel de USB-kabel
niet los.
Controleer het aangesloten
apparaat.
• Er kan geen PictBridgeverbinding worden gemaakt.
Koppel de USB-kabel los en
sluit deze daarna weer aan.
Camera te warm. Laat camera
afkoelen.
• De camera is heet geworden
omdat u continu aan het
opnemen bent geweest.
Schakel de camera uit. Laat de
camera afkoelen en wacht totdat
de camera weer klaar is om op te
nemen.
Camerafout
Systeemfout.
• Schakel de camera uit, haal de
accu eruit en plaats de accu weer
terug in de camera. Als deze
mededeling vaak verschijnt,
neem contact op met uw Sonydealer of de plaatselijke
technische dienst van Sony.
Beeldvergroting onmogelijk.
Beeldrotatie onmogelijk.
Markeren onmogelijk.
• U hebt geprobeerd RAWbeelden te markeren op het
PictBridge-scherm.
Printerfout
• Controleer de printer.
• Controleer of het beeld dat u wilt
afdrukken beschadigd is.
Printer bezet
• Controleer de printer.
• Beelden die met andere camera's
zijn opgenomen, zullen mogelijk
niet kunnen worden vergroot of
geroteerd.
Geen beelden veranderd
• U hebt geprobeerd beelden te
beveiligen of DPOF op te geven
zonder de specificatie van die
beelden te wijzigen.
Kan geen mappen meer maken
• De map met een naam dit begint
met "999" bestaat op de
geheugenkaart. Als dat het geval
is, kunt u geen mappen maken.
• De afdrukopdracht werd
geannuleerd. Koppel de USBkabel los of schakel de camera
uit.
Overige
Afdrukken geannulleerd.
155NL
Voorzorgsmaatregelen
Bewaar/gebruik de camera
niet op de volgende plaatsen
• Op een buitengewone hete, droge of
vochtige plaats
Op plaatsen zoals een in de zon
geparkeerde auto kan de
camerabehuizing door de hitte
vervormd raken, waardoor er een
storing kan optreden.
• In direct zonlicht of nabij een
verwarmingsbron
De camerabehuizing kan verkleuren
of vervormd raken, waardoor er een
storing kan optreden.
• Op plaatsen onderhevig aan
trillingen
• In de buurt van een sterk
magnetisch veld
• Op zanderige of stoffige plaatsen
Let op dat er geen zand of stof in de
camera kan binnendringen.
Hierdoor kan in de camera een
storing optreden en in bepaalde
gevallen kan deze storing niet
worden verholpen.
De camera opbergen
Zorg ervoor dat de lensdop of
lensvattingdop bevestigd is als u de
camera niet gebruikt. Voordat u de
lensvattingdop bevestigt,
verwijdert u al het stof van de dop
voordat u deze op de camera
bevestigt. Wanneer u de lens DT
18 – 55 mm F3,5 – 5,6 SAM
aanschaft, dient u ook de
achterlensdop ALC-R55 aan te
schaffen.
156
NL
Bedrijfstemperatuur
Deze camera is ontworpen voor
gebruik bij een temperatuur tussen 0
en 40°C. Het maken van opnamen op
extreem koude of warme plaatsen met
temperaturen die buiten het
bovenstaande bereik vallen, is niet
aan te bevelen.
Condensvorming
Als de camera rechtstreeks vanuit een
koude naar een warme omgeving
wordt overgebracht, kan vocht
condenseren binnenin of op de
buitenkant van de camera. Deze
vochtcondensatie kan een storing in
de camera veroorzaken.
Hoe condensvorming te voorkomen
Wanneer u de camera vanuit een
koude naar een warme omgeving
overbrengt, verpakt u de camera in
een goed gesloten plastic zak en laat u
deze gedurende ongeveer een uur
wennen aan de nieuwe
omgevingsomstandigheden.
Wanneer er condensvorming
optreedt
Schakel de camera uit en wacht
ongeveer een uur om het vocht te
laten verdampen. Als u probeert om
opnamen te maken terwijl er nog
vocht in de lens aanwezig is, zullen
de opgenomen beelden niet helder
zijn.
Interne oplaadbare batterij
Deze camera is uitgerust met een
interne, oplaadbare batterij om de
datum en tijd alsmede andere
instellingen bij te houden, ongeacht
of de camera is ingeschakeld of niet.
Deze interne batterij wordt tijdens het
gebruik van de camera voortdurend
opgeladen. Als u de camera echter
alleen korte perioden gebruikt, loopt
de accu geleidelijk leeg, en als u de
camera ongeveer 3 maanden in het
geheel niet gebruikt, loopt de accu
helemaal leeg. In dat geval moet u de
oplaadbare batterij opladen voordat u
de camera gaat gebruiken.
Zelfs als u de oplaadbare batterij niet
oplaadt, kunt u de camera toch
gebruiken zolang u de datum en tijd
niet opneemt. Als de camera de
instellingen iedere keer dat u de
interne oplaadbare accu oplaadt,
opnieuw instelt op de
standaardinstellingen, is de interne
oplaadbare accu misschien niet meer
bruikbaar. Neem contact op met uw
Sony-dealer of de plaatselijke
technische dienst van Sony.
Oplaadprocedure voor de interne,
oplaadbare batterij
Plaats een opgeladen accu in de
camera of sluit de camera aan op een
stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter (los
verkrijgbaar) en laat de camera 24 uur
of langer uitgeschakeld liggen.
• Maak een proefopname om te
controleren of de camera juist werkt
voordat u eenmalige gebeurtenissen
opneemt.
• Deze camera is noch tegen stof,
noch tegen opspattend water
bestendig, en is niet waterdicht.
Overige
Opmerkingen over opnemen/
weergeven
• Kijk niet in de zon of een sterke
lichtbron door een verwijderde lens
of de zoeker. Dit kan leiden tot
onherstelbare beschadiging van uw
ogen. Of het kan een storing van de
camera veroorzaken.
• Gebruik de camera niet in de buurt
van een plaats waar sterke
radiogolven worden gegenereerd of
straling wordt uitgestraald. Het is
mogelijk dat de camera dan niet
goed kan opnemen of weergeven.
• Als u de camera in zanderige of
stoffige plaatsen gebruikt, kunnen
storingen optreden.
• Als er condens op de camera is
gevormd, moet u deze verwijderen
voordat u de camera gebruikt
(blz. 156).
• Niet met de camera schudden of er
tegenaan stoten. Dit kan niet alleen
leiden tot storingen en de
onmogelijkheid om beelden op te
nemen, maar kan ook de
geheugenkaart onbruikbaar maken
en beeldgegevens vervormen,
beschadigen of verloren doen gaan.
• Maak het venster van de flitser
schoon voordat u deze gebruikt. De
hitte die vrijkomt bij het afgaan van
de flitser kan eventueel vuil op het
venster van de flitser doen
verbranden of vastbakken waardoor
onvoldoende licht het onderwerp
bereikt.
• Houd de camera, bijgeleverde
accessoires, enz. buiten het bereik
van kinderen. Ze kunnen een
geheugenkaart enzovoort inslikken.
Als dit probleem zich voordoet,
moet u onmiddellijk een arts
raadplegen.
157NL
Index
Index
A
Aantal opneembare
beelden .............................26, 27
Accu......................................11, 14
Accu opladen ..............................11
Adobe RGB ................................88
Afdrukken.........................134, 136
AF-gebied ...................................73
AF-hulplicht ...............................77
Afstandsbediening ......................93
Audiosignalen...........................114
Autom. scherpst..........................72
Autom.uitsch. ...........................116
Autom.weergave.......................116
Automatisch flitsen.....................75
Automatisch programma ............59
Automatisch scherpstellen..........69
Bestandsnummer...................... 110
Beveiligen ................................ 101
Bracket ....................................... 91
Brandpuntsafstand ................... 141
BULB-opname........................... 67
C
Camerabeweging
verminderen ........................... 44
Centrum gericht ......................... 81
Compressie-verhouding ........... 108
Condensvorming...................... 156
Continu opnemen....................... 89
Continu-bracket ......................... 91
Continue AF............................... 72
Contrast...................................... 86
CTRL.VOOR HDMI ............... 106
B
D
Bedieningsknop ....................40, 41
Beelden bekijken op een
tv-scherm ..............................104
Beeldgrootte .............................108
Beeldindex ..................................96
Beeldkwaliteit...........................108
Beeldrotatie.................................94
Beeldverhoud............................108
Belichting ...................................57
Belichtingscorrectie ....................79
Belichtingsfunctie.......................57
Datum afdrukken ..................... 135
Datum/tijd inst ................... 22, 115
DC IN-aansluiting...................... 33
De klok instellen ................ 22, 115
Diafragma ............................ 57, 60
Diafragmavoorkeur.................... 60
Diavoorstelling .......................... 97
Dioptrie-instelling...................... 23
DPOF instellen......................... 134
Draadloze flitser......................... 78
Dyn.-bereikoptim....................... 86
158
NL
E
Een beeld weergeven ................. 94
Eigen witbalans.......................... 84
Eindflitssynchronisatie............... 75
Enkelvoudige AF ....................... 72
EV-schaalverdeling.............. 66, 92
F
Flits-bracketopname................... 91
Flitscompensatie ........................ 80
Flitser uit .............................. 47, 75
Flitsfunctie ................................. 75
Fn-knop ...................................... 40
Formatteren .............................. 111
G
Geheugenkaartschakelaar .......... 19
H
Handmatige belichting ............... 65
Handmatige scherpstelling......... 74
Help-scherm............................. 114
Histogram................................. 100
Hoeveelheid belichting .............. 57
Hoge snelheidssynchronisatiestand
............................................... 39
Image Data Converter SR ........ 131
Image Data Lightbox SR ......... 131
Instellingen................................. 86
Instelwiel inst ........................... 113
Invulflits..................................... 75
J
JPEG......................................... 108
K
Kleur weergeven ...................... 114
Kleurenruimte ............................ 88
Kwaliteit................................... 108
L
Landschap .................................. 52
Langzame-flitssynchronisatie .... 75
LCD-helderheid ....................... 116
LCD-monitor........................ 34, 98
Lens............................................ 17
Lichtmeetfunctie ........................ 81
Lichtmeting met 40 velden in
honingraatmotief.................. 139
M
Macro ......................................... 53
Map kiezen ............................... 111
Mapnaam.................................. 110
Meervelds................................... 81
"Memory Stick Duo".................. 19
"Memory Stick PRO Duo"......... 19
Menu .......................................... 42
Index
I
ISO-gevoeligheid ....................... 82
N
Nachtportret ............................... 56
Nieuwe map ............................. 111
159NL
NR bij hoge-ISO.......................112
NR lang-belicht ........................112
SteadyShot functie ..................... 45
Stofpreventiefunctie................... 29
Stroombesparing ...................... 114
O
Omgevingslicht...........................92
Oogschelp ...................................25
Opnemen.....................................47
P
PictBridge .................................136
PMB..........................................132
Portret .........................................51
Punt.............................................81
T
Taal .......................................... 115
Technische gegevens ............... 139
Terugstellen ............................. 118
Tot halverwege indrukken ......... 48
Transportfunctie......................... 89
U
USB-verbinding ............... 121, 137
R
V
RAW .................................108, 131
Reinigen......................................29
Rode-ogen-verm. ........................77
Roteren .......................................95
Ruisonderdrukking ...................112
Velddiepte.................................. 57
Vergroot beeld ........................... 95
Versie ....................................... 117
Verzadiging................................ 86
Vooringestelde witbalans........... 83
S
W
Scènekeuzefunctie ......................50
Scherpstelfunctie ........................72
Scherpstellen...............................69
Scherpstellings-indicator ............70
Scherpstelvergrendeling .............71
Scherpte ......................................86
Schouderriem..............................24
SD-geheugenkaart ......................19
Sluitertijd ..............................57, 62
Sluitertijdvoorkeur......................62
Sportactie ....................................54
Wissen...................................... 102
Witbalans ................................... 83
160
NL
Z
Zelfontspanner ........................... 90
Zoeker ........................................ 39
Zoekerkapje ............................... 25
Zoekersensors .......................... 116
Zonsondergang .......................... 55