Documenttranscriptie
Nederlands
WAARSCHUWING
Om het gevaar van brand of
elektrische schokken te verkleinen,
mag het apparaat niet worden
blootgesteld aan regen of vocht.
BELANGRIJKE
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
GEVAAR
OM DE KANS OP BRAND EN
ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE
VERKLEINEN, HOUDT U ZICH
NAUWGEZET AAN DEZE
INSTRUCTIES.
Als de vorm van de stekker niet past in het
stopcontact, gebruikt u een stekkeradapter
van de juiste vorm voor het stopcontact.
LET OP
Accu
Bij onjuist gebruik van de accu, kan de
accu barsten, brand veroorzaken en
chemische brandwonden tot gevolg hebben.
Houd rekening met de volgende
voorzorgsmaatregelen.
• Demonteer de accu niet.
• Plet de accu niet en stel deze niet bloot
aan schokken of stoten, laat deze niet
vallen en ga er niet op staan.
• Veroorzaak geen kortsluiting en zorg dat
er geen metalen voorwerpen in aanraking
komen met de aansluitpunten.
• Stel de accu niet bloot aan hoge
temperaturen boven 60 °C, zoals direct
zonlicht of in een auto die in de zon
geparkeerd staat.
• Verbrand de accu niet en gooi deze niet
in het vuur.
• Gebruik geen beschadigde of lekkende
lithiumion batterijen.
• Laad de accu op met een echte Sonyacculader of een apparaat waarmee de
accu kan worden opgeladen.
• Houd de accu buiten het bereik van
kleine kinderen.
• Houd de accu droog.
• Vervang de accu alleen door hetzelfde
accutype of een vergelijkbaar accutype
dat door Sony wordt aanbevolen.
• Gooi de gebruikte accu zo snel mogelijk
weg volgens de instructies.
2
NL
Acculader
Zelfs als het CHARGE-lampje niet brandt,
is de acculader niet losgekoppeld van de
wisselstroombron zolang de stekker ervan
in het stopcontact zit. Als zich een
probleem voordoet tijdens het gebruik van
de acculader, onderbreekt u de
stroomvoorziening onmiddellijk door de
stekker uit het stopcontact te trekken.
Verwijdering van oude elektrische en
elektronische apparaten
(Toepasbaar in de Europese Unie en
andere Europese landen met
gescheiden ophaalsystemen)
Voor klanten in Europa
Kennisgeving voor klanten in de
landen waar EU-richtlijnen van
toepassing zijn
De fabrikant van dit product is Sony
Corporation, 1-7-1 Konan Minato-ku
Tokyo, 108-0075 Japan. De geautoriseerde
vertegenwoordiger voor EMC en
productveiligheid is Sony Deutschland
GmbH, Hedelfinger Strasse 61, 70327
Stuttgart, Duitsland. Voor kwesties met
betrekking tot service of garantie kunt u het
adres in de afzonderlijke service- en
garantiedocumenten gebruiken.
Het symbool op het product of op de
verpakking wijst erop dat dit product niet
als huishoudelijk afval mag worden
behandeld. Het moet echter naar een plaats
worden gebracht waar elektrische en
elektronische apparatuur wordt gerecycled.
Als u ervoor zorgt dat dit product op de
correcte manier wordt verwijderd,
voorkomt u voor mens en milieu negatieve
gevolgen die zich zouden kunnen voordoen
in geval van verkeerde afvalbehandeling.
De recycling van materialen draagt bij tot
het vrijwaren van natuurlijke bronnen.
Voor meer details in verband met het
recyclen van dit product, neemt u contact
op met de gemeentelijke instanties, het
bedrijf of de dienst belast met de
verwijdering van huishoudafval of de
winkel waar u het product hebt gekocht.
NL
3NL
Verwijdering van oude batterijen (in
de Europese Unie en andere
Europese landen met afzonderlijke
inzamelingssystemen)
Dit product is getest en voldoet aan de
beperkingen die zijn uiteengezet in de
EMC-richtlijn voor het gebruik van een
verbindingskabel van minder dan 3 meter.
Let op
De elektromagnetische velden bij de
specifieke frequenties kunnen het beeld en
het geluid van dit apparaat beïnvloeden.
Dit symbool op de batterij of verpakking
wijst erop dat de meegeleverde batterij van
dit product niet als huishoudelijk afval
behandeld mag worden.
Op sommige batterijen kan dit symbool
voorkomen in combinatie met een
chemisch symbool. De chemische
symbolen voor kwik (Hg) of lood (Pb)
worden toegevoegd als de batterij meer dan
0,0005 % kwik of 0,004 % lood bevat.
Door deze batterijen op juiste wijze af te
voeren, voorkomt u voor mens en milieu
negatieve gevolgen die zich zouden kunnen
voordoen in geval van verkeerde
afvalbehandeling. Het recycleren van
materialen draagt bij tot het vrijwaren van
natuurlijke bronnen.
In het geval dat de producten om redenen
van veiligheid, prestaties dan wel in
verband met data-integriteit een
permanente verbinding met batterij
vereisen, dient deze batterij enkel door
gekwalificeerd servicepersoneel vervangen
te worden. Om ervoor te zorgen dat de
batterij op een juiste wijze zal worden
behandeld, dient het product aan het eind
van zijn levenscyclus overhandigd te
worden aan het desbetreffende
inzamelingspunt voor de recyclage van
elektrisch en elektronisch materiaal.
Voor alle andere batterijen verwijzen we u
naar het gedeelte over hoe de batterij veilig
uit het product te verwijderen. Overhandig
de batterij bij het desbetreffende
inzamelingspunt voor de recyclage van
batterijen.
Voor meer details in verband met het
recyclen van dit product of batterij, neemt u
contact op met de gemeentelijke instanties,
het bedrijf of de dienst belast met de
verwijdering van huishoudafval of de
winkel waar u het product hebt gekocht.
4
NL
Kennisgeving
Als de gegevensoverdracht halverwege
wordt onderbroken (mislukt) door statische
elektriciteit of elektromagnetische storing,
moet u de toepassing opnieuw starten of de
verbindingskabel (USB, enzovoort)
loskoppelen en opnieuw aansluiten.
Opmerkingen over het gebruik van de camera
Opnamefuncties
In de Live View-stand voor handmatige
scherpstellingscontrole kan het opgenomen
beeld verschillen van het beeld dat u met de
LCD monitor zag.
Geen compensatie voor de inhoud
van de opnamen
Voor mislukte opnamen door een
gebrekkige werking van uw camera, een
geheugenkaart, enz. kan geen
schadevergoeding worden geëist.
Aanbeveling reservekopie
Om mogelijk verlies van beeldgegevens te
voorkomen, dient u altijd een (reserve)
kopie van de gegevens op een ander
medium te maken.
Opmerkingen over de LCD-monitor
en lens
• De LCD-monitor is vervaardigd met
gebruikmaking van uiterst nauwkeurige
precisietechnologie zodat meer dan
99,99% van de pixels effectief kan
worden gebruikt. Het is echter mogelijk
dat enkele kleine zwarte punten en/of
oplichtende punten (wit, rood, blauw of
groen) permanent op de LCD-monitor
zichtbaar zijn. Dit is een normaal gevolg
van het productieproces en heeft geen
enkele invloed op de beelden.
Dit is normaal. Als u de camera op een
koude plaats inschakelt, kan de LCDmonitor tijdelijk donker zijn. Als de
camera is opgewarmd, zal de LCDmonitor normaal werken.
• Duw niet op de LCD-monitor. De
kleuren op de LCD-monitor kunnen
veranderen waardoor zich een storing
kan voordoen.
Waarschuwing over copyright
Televisieprogramma's, films, videobanden
en ander materiaal kunnen beschermd zijn
door auteursrechten. Het zonder
toestemming opnemen van dergelijk
materiaal kan in strijd zijn met de wetten op
de auteursrechten.
De afbeeldingen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
De foto's die in deze gebruiksaanwijzing als
voorbeelden worden gebruikt, zijn
gereproduceerde beelden die niet
daadwerkelijk met deze camera zijn
opgenomen.
Informatie over de
gegevensspecificaties die in deze
gebruiksaanwijzing worden
beschreven
De gegevens over prestaties en specificaties
worden gedefinieerd onder de volgende
omstandigheden, behalve voor zover
beschreven in deze gebruiksaanwijzing: bij
een standaardomgevingstemperatuur van
25ºC, en met een volledig opgeladen accu.
Zwarte, witte, rode,
blauwe en groene
punten
• Stel de camera niet bloot aan direct
zonlicht. Als het zonlicht wordt
weerkaatst op een voorwerp in de buurt,
kan brand ontstaan. Als u de camera toch
in direct zonlicht moet plaatsen, bevestigt
u de lensdop.
• Op een koude plaats kunnen beelden een
schaduw vormen op de LCD-monitor.
5NL
Inhoud
Opmerkingen over het gebruik van de camera .................. 5
De camera
voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren ......................... 10
De accu voorbereiden ...................................................... 11
Een lens bevestigen ......................................................... 16
Een geheugenkaart plaatsen ............................................ 18
De camera voorbereiden .................................................. 21
De bijgeleverde accessoires gebruiken ............................ 23
Controleren hoeveel beelden kunnen worden opgenomen ........ 25
Reiniging ......................................................................... 27
Voordat u het
toestel bedient
Plaats van de onderdelen en schermindicators ................ 30
Voorzijde .................................................................... 30
Achterzijde ................................................................. 31
Bovenzijde .................................................................. 32
Zijkanten/onderkant ................................................... 33
De opname-informatie wisselen (DISP) .................... 34
LCD-monitor (Grafische weergave) .......................... 35
LCD-monitor (Standaardweergave) ........................... 37
Zoeker ........................................................................ 39
Een functie/instelling selecteren ...................................... 40
Een functie selecteren met de Fn (Functie)-knop ...... 41
De functies die met de Fn (Functie)-knop geselecteerd
kunnen worden .................................................. 42
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen
worden ............................................................... 42
Beelden
opnemen
Beelden zonder camerabeweging vastleggen .................. 44
Correcte houding ........................................................ 44
De SteadyShot-functie gebruiken .............................. 45
Een statief gebruiken .................................................. 46
/
De automatische instelling gebruiken voor een
opname ........................................................................ 47
Een opname maken met een voor het onderwerp geschikte
instelling (Scènekeuzefunctie) ................................... 49
Portretfoto's nemen ............................................... 50
Landschapsfoto's nemen ....................................... 51
Foto's maken van een klein onderwerp ................ 52
Foto's maken van een bewegend onderwerp ........ 53
Foto's nemen van een zonsondergang ................. 54
Nachtfoto's maken ............................................... 55
6
NL
Maak de afbeelding zoals u die wilt maken
(Belichtingsfunctie)..................................................... 56
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie
gebruiken ........................................................... 57
Een opname maken door de wazigheid van de
achtergrond te regelen (Diafragmavoorkeur) ...... 58
Het vastleggen van een bewegend onderwerp met
verschillende uitdrukkingen (Sluitertijdvoorkeur)
............................................................................ 60
Een opname maken waarbij de belichting handmatig
is gewijzigd (Handmatige belichting) ............... 63
Een opname maken met een naijlend effect met een
lange belichtingstijd (BULB) ............................ 66
De
opnamefunctie
gebruiken
De scherpstelmethode selecteren ..................................... 68
Automatisch scherpstellen gebruiken ........................ 68
Een opname nemen met uw gewenste compositie
(Scherpstelvergrendeling) .................................. 71
De scherpstelmethode kiezen die geschikt is voor de
beweging van het onderwerp (Automatische
scherpstelfunctie) .............................................. 72
Het scherpstelveld (AF-gebied) kiezen ...................... 73
De scherpstelling handmatig wijzigen (Handmatige
scherpstelling) ................................................... 74
Opnamen maken met de handmatige scherpstellingscontrole
Live View ................................................................... 75
De opname-informatie wisselen (DISP) .................... 77
LCD-monitor .............................................................. 78
De flitser gebruiken ......................................................... 80
Een draadloze-flitsopname maken ............................. 83
De helderheid van het beeld wijzigen (Belichting,
flitscompensatie, meting) ........................................... 84
Een opname maken met een vastgelegde helderheid
(AE-vergrendeling) ........................................... 84
Helderheidscompensatie voor het hele beeld gebruiken
(Belichtingscompensatie) .................................. 85
De hoeveelheid flitslicht aanpassen (Flitscompensatie)
............................................................................ 86
De flitsregeling selecteren om de hoeveelheid flitslicht in
te stellen (Flitsregeling) .................................... 87
7NL
De methode selecteren voor lichtmeting van het
onderwerp (Lichtmeetfunctie) ........................... 88
Automatisch de helderheid en het contrast compenseren
(Dynamisch Bereik) ................................................... 89
De helderheid van het beeld corrigeren (Dynamischbereikoptimalisatie) ........................................... 89
Automatisch compenseren met rijke gradatie
(Automatisch Hoog Dynamisch Bereik) ........... 90
Beeldverwerking .............................................................. 92
De door u gewenste beeldverwerking kiezen
(Instellingen) ...................................................... 92
Het bereik van de gereproduceerde kleuren wijzigen
(Kleurenruimte).................................................. 93
Instelling ISO ................................................................... 94
De kleurtinten (Witbalans) instellen ................................ 95
De witbalans aanpassen zodat deze bij een bepaalde
lichtbron past (Automatisch/vooringestelde
witbalans) .......................................................... 95
De kleurtemperatuur en een filtereffect instellen
(Kleurtemperatuur/kleurfilter) ........................... 96
De kleurtinten opslaan (Eigen witbalans) .................. 97
De transportfunctie selecteren ............................ 99
Enkele opnamen nemen ............................................. 99
Continu opnemen ....................................................... 99
De zelfontspanner gebruiken .................................... 100
Beelden opnemen met verschoven belichting
(Belichtingsbracket) ........................................ 101
Opnemen met witbalansverschuiving
(Witbalansbracket) .......................................... 102
Opnamen maken met de draadloze afstandsbediening
.......................................................................... 103
Beelden weergeven ........................................................ 104
De
weergavefuncties De informatie over opgenomen beelden controleren ....... 109
Beelden beveiligen (Beveiligen) ................................... 112
gebruiken
Beelden wissen (Wissen) ............................................... 113
Beelden bekijken op een tv-scherm ............................... 115
8
NL
Uw instellingen
wijzigen
De beeldgrootte en de beeldkwaliteit instellen .............. 118
De methode voor opnemen op een geheugenkaart instellen
................................................................................... 120
De instelling voor ruisonderdrukking wijzigen ............. 122
De functie van de AEL-knop wijzigen .......................... 123
Andere instellingen wijzigen ......................................... 124
De LCD-monitor instellen ............................................. 125
De versie van de camera controleren ............................. 127
Op de standaardinstellingen terugstellen ....................... 128
Beelden bekijken Met uw computer ........................................................... 130
op uw computer De software gebruiken ................................................... 137
Beelden
afdrukken
DPOF opgeven .............................................................. 142
Beelden afdrukken door de camera aan te sluiten op een
printer die compatibel is met PictBridge .................. 144
Overige
Technische gegevens ..................................................... 146
Problemen oplossen ....................................................... 150
Waarschuwingsmededelingen ....................................... 159
Voorzorgsmaatregelen ................................................... 162
Index ............................................................................. 165
9NL
De camera voorbereiden
De bijgeleverde accessoires controleren
Het cijfer tussen haakjes geeft het aantal stuks aan.
• BC-VM10 Acculader (1)/
Netsnoer (1)
• Oplaadbare accu NP-FM500H (1)
• USB-kabel (1)
• Schouderriem (1)
• Zoekerkapje (1)
• Lensvattingdop (1) (bevestigd op
de camera)
• Oogschelp (1) (bevestigd op de
camera)
• Cd-rom (toepassingssoftware
voor α camera) (1)
10
NL
• Gebruiksaanwijzing (deze
gebruiksaanwijzing) (1)
De accu voorbereiden
Zorg ervoor dat u de NP-FM500H "InfoLITHIUM"-accu (bijgeleverd)
oplaadt als u de camera voor het eerst gebruikt.
De camera voorbereiden
De accu opladen
De "InfoLITHIUM"-accu kan zelfs worden opgeladen als deze niet
volledig leeg is.
Hij kan tevens worden gebruikt als hij niet volledig is opgeladen.
1 Plaats de accu in de acculader.
Duw de accu erin totdat deze vastklikt.
2 Sluit het netsnoer aan.
Lampje aan: Opladen
Lampje uit: Klaar (normale lading)
Eén uur nadat het lampje uit is gegaan:
volledig opgeladen
CHARGE-lamp
Naar een
stopcontact
Over de oplaadtijd
• De vereiste tijd voor het opladen van een volledig lege accu (bijgeleverd)
bij een temperatuur van 25°C is als volgt.
Volledige lading
Normale lading
Ong. 235 min.
Ong. 175 min.
• Afhankelijk van de resterende accucapaciteit of de
oplaadomstandigheden kan de oplaadtijd langer of korter zijn.
11NL
• We raden u aan om de accu op te laden bij een omgevingstemperatuur
van 10 tot 30°C. Bij hogere of lagere temperatuur kan het zijn dat u de
accu niet efficiënt kunt opladen.
Opmerkingen
• Sluit de acculader op het dichtstbijzijnde stopcontact aan.
• Als het opladen klaar is, trekt u de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en
haalt u de accu uit de acculader. De levensduur van de accu kan korter worden als u
deze opgeladen in de acculader laat zitten.
• Laad geen andere accu dan de accu van de "InfoLITHIUM" M-reeks op in de
acculader (bijgeleverd) met uw camera. Als u andere accu's dan de bijgeleverde accu
probeert op te laden, kunnen deze gaan lekken, oververhit raken of exploderen,
waardoor gevaar van letsel als gevolg van elektrocutie en brandwonden ontstaat.
• Als het CHARGE-lampje knippert, kan dit een accufout aangeven of het feit dat een
andere accu dan het opgegeven type is geplaatst. Controleer of de geplaatste accu
van het opgegeven type is. Als de accu van het opgegeven type is, verwijdert u de
accu, vervangt u deze door een nieuwe of een andere, en controleert u of de
acculader nu wel goed werkt. Als de acculader nu wel goed werkt, kan een accufout
zijn opgetreden.
• Als de acculader vuil is, is het mogelijk dat de accu niet goed wordt opgeladen.
Maak de acculader schoon met een droge doek, enz.
De camera in het buitenland gebruiken — Stroomvoorziening
U kunt de camera, de acculader en de AC-PW10AM-netspanningsadapter
(los verkrijgbaar) in elk land of gebied gebruiken met een
stroomvoorziening van 100 V tot 240 V wisselstroom van 50/60 Hz.
Opmerking
• Gebruik geen elektronische transformator (reistrafo), omdat hierdoor een storing kan
optreden.
12
NL
De opgeladen accu in de camera plaatsen
1 Open het accuklepje terwijl u de
De camera voorbereiden
hendel van het accuklepje
verschuift.
2 Verschuif de
vergrendelingshendel met de
punt van de accu en stop de accu
helemaal in de camera.
Vergrendelingshendel
3 Sluit het accuklepje.
De accu verwijderen
Schakel de camera uit, en verschuif de
vergrendelingshendel in de richting van
de pijl. Wees voorzichtig dat de accu niet
valt.
Vergrendelingshendel
13NL
Het accuklepje verwijderen
Het accuklepje kan worden verwijderd
zodat de VG-B50AM Verticale
Handgreep (los verkrijgbaar) kan worden
bevestigd.
Duw de hendel in de richting van de pijl
en schuif deze weg zodat u het klepje
kunt verwijderen.
Plaats de verdikking in het gat, trek de
hendel naar beneden en bevestig het
klepje door het naar binnen te schuiven.
De resterende acculading controleren
Controleer het niveau aan de hand van de volgende indicators en
percentages die op de LCD-monitor worden weergegeven.
"Accu leeg"
Accuniveau
Hoog
Laag
U kunt geen foto's
meer maken.
Wat is een "InfoLITHIUM"-accu?
Een "InfoLITHIUM"-accu is een lithium-ionbatterij die functies bevat voor
het uitwisselen van informatie met betrekking tot de
gebruiksomstandigheden van uw camera. Wanneer u de "InfoLITHIUM"accu gebruikt, wordt de resterende accuduur weergegeven in percentages
op basis van de gebruiksomstandigheden van uw camera.
Opmerkingen
• Het weergegeven niveau zal in bepaalde omstandigheden mogelijk niet correct zijn.
• Laat de accu niet nat worden. De accu is niet waterdicht.
• Laat de accu niet liggen op zeer warme plaatsen, zoals in een voertuig of in direct
zonlicht.
Verkrijgbare accu's
Gebruik alleen een NP-FM500H-accu. N.B. De typen NP-FM55H, NPFM50 en NP-FM30 kunnen niet worden gebruikt.
14
NL
Levensduur van de accu
• De levensduur van de accu is beperkt. De capaciteit van de accu neemt
geleidelijk af naarmate u deze meer gebruikt en de tijd verstrijkt. Als de
gebruiksduur van de accu aanzienlijk korter lijkt te worden, is de meest
waarschijnlijke oorzaak dat het einde van de levensduur van de accu is
bereikt. Koop een nieuwe accu.
• De levensduur van de accu wordt bepaald door de manier waarop deze
wordt bewaard en door de omstandigheden en omgeving waarin de accu
wordt gebruikt.
De camera voorbereiden
Doeltreffend gebruik van de accu
• Bij lage temperaturen verminderen de prestaties van de accu. Dus de tijd
dat de accu kan worden gebruikt is korter in een koude omgeving en de
snelheid van continuopnamen neemt af. Het verdient aanbeveling de accu
in een van de zakken van uw kleding te bewaren om deze op te warmen,
en deze in de camera te plaatsen vlak voordat u begint met opnemen.
• De accu raakt snel leeg als u vaak flitst, vaak continue opnamen maakt of
de camera regelmatig in- en uitschakelt.
• Wanneer u de Live View-functie voor handmatige
scherpstellingscontrole gebruikt, is er minder tijd beschikbaar dan
wanneer u opnamen maakt met alleen de zoeker.
Hoe u de accu moet bewaren
Om de levensduur van de accu te verlengen als de accu gedurende een
lange tijd niet gebruikt wordt, laadt u deze eenmaal per jaar volledig op en
verbruikt u de lading volledig met uw camera, voordat u de accu weer
bewaart op een droge, koele plaats.
15NL
Een lens bevestigen
1 Haal de lensvattingdop van de
camera en haal de
verpakkingsklep van de
achterzijde van de lens.
• Als u de lens verwisselt, doe dit dan
snel en op een stofvrije plaats om
ervoor te zorgen dat er geen stof of vuil
in de camera binnendringt.
Lensvattingdop
Verpakkingsklep
2 Lijn eerst de oranje
uitlijnmarkeringen op de lens en
de camera op elkaar uit.
Oranje indexmarkeringen
3 Draai vervolgens de lens
rechtsom tot deze met een klik
wordt vergrendeld.
• Het is belangrijk dat u de lens recht op
de camera zet.
Opmerkingen
• Bij het bevestigen van de lens, mag u de lensontgrendelingsknop niet indrukken.
• Oefen bij het bevestigen van de lens geen grote kracht uit.
16
NL
De lens verwijderen
1 Druk de lensontgrendelingsknop
helemaal in en draai de lens
linksom tot aan de aanslag.
2 Plaats de verpakkingsklep weer
op de lens en bevestig de
lensvattingdop op de camera.
• Verwijder eerst stof voordat u deze
bevestigt.
• Bij de DT 18-55 mm F3,5-5,6 SAM-lens
De camera voorbereiden
Lensontgrendelingsknop
wordt geen achterlensdop geleverd.
Wanneer u de lens wilt bewaren zonder
deze aan de camera te bevestigen, dient u
de achterlensdop ALC-R55 aan te
schaffen.
Opmerking over verwisseling van de lens
Als bij de verwisseling van de lens stof of vuil de camera binnendringt en
op het oppervlak komt van de beeldsensor (het onderdeel dat werkt als de
film), kan dit afhankelijk van de opnameomstandigheden zichtbaar zijn in
het beeld.
De camera is uitgerust met een stofpreventiefunctie om te voorkomen dat
stof op de beeldsensor komt. Toch moet u de lens snel en op een stofvrije
plaats verwisselen als u een lens bevestigt/verwijdert.
Als er stof of vuil op de beeldsensor terechtkomt
Reinig de beeldsensor in [Reinigen] van het menu Instellingen (blz. 28).
17NL
Een geheugenkaart plaatsen
Alleen "Memory Stick PRO Duo", "Memory Stick PRO-HG Duo", SDgeheugenkaarten en SDHC-geheugenkaarten kunnen met deze camera
worden gebruikt. Een MultiMediaCard kan niet met deze camera worden
gebruikt.
In deze gebruiksaanwijzing worden de "Memory Stick PRO Duo" en
"Memory Stick PRO-HG Duo" "Memory Stick PRO Duo" genoemd en
worden de SD-geheugenkaart en SDHC-geheugenkaart "SD-geheugenkaart"
genoemd.
1 Open de klep van het
geheugenkaartcompartiment.
2 Plaats de "Memory Stick PRO
Duo" of een SD-geheugenkaart.
Bovenkant (SD-geheugenkaart)
Aansluitingszijde
• Plaats de geheugenkaart totdat deze
vastklikt, zoals afgebeeld.
Bovenkant ("Memory Stick PRO
Duo")
Aansluitingszijde
3 Selecteer met de
geheugenkaartschakelaar het
type geheugenkaart dat u wilt
gebruiken.
18
NL
4 Sluit het deksel van het geheugenkaartcompartiment.
De geheugenkaart verwijderen
De camera voorbereiden
Controleer of het toegangslampje uit is en
open vervolgens de klep van het
geheugenkaartcompartiment en druk één
keer op de geheugenkaart.
Toegangslampje
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
• Zorg dat u de geheugenkaart nergens tegen aan stoot, niet verbuigt en niet
laat vallen.
• Gebruik of bewaar de geheugenkaart niet in de volgende
omstandigheden:
– Plaatsen met een hoge temperatuur, zoals in een hete auto die in de zon
is geparkeerd.
– Plaatsen die zijn blootgesteld aan direct zonlicht.
– Op vochtige plaatsen of plaatsen waar zich corrosieve stoffen bevinden.
• De geheugenkaart kan als deze zopas lang is gebruikt, heet zijn. Wees
voorzichtig als u de kaart vastpakt.
• Verwijder de geheugenkaart of de accu niet als het toegangslampje aan is
en schakel in dat geval ook de camera niet uit. De gegevens kunnen
beschadigd worden.
• Er kunnen gegevens beschadigd raken als u een geheugenkaart dicht bij
magnetisch materiaal legt of als u de geheugenkaart gebruikt in een
omgeving die vatbaar is voor statische elektriciteit of elektrische ruis.
• We raden u aan om belangrijke gegevens op te slaan op bijvoorbeeld de
harde schijf van een computer.
• Wanneer u de geheugenkaart draagt of bewaart, plaatst u deze terug in het
doosje dat erbij geleverd werd.
• Stel de geheugenkaart niet bloot aan water.
• Raak de aansluitingen van de geheugenkaart niet aan met uw hand of een
metalen voorwerp.
19NL
• Wanneer de schrijfbeveiligingsschakelaar van een geheugenkaart is
ingesteld op de LOCK-positie, kunt u geen bewerkingen uitvoeren, zoals
het opnemen of verwijderen van beelden.
• De "Memory Stick PRO Duo" met een capaciteit tot 32 GB en de SDgeheugenkaarten met een capaciteit tot 32 GB werken gegarandeerd goed
met deze camera.
• Wij kunnen de juiste werking van geheugenkaarten die op een computer
zijn geformatteerd niet garanderen in deze camera. Het is belangrijk dat u
de geheugenkaarten formatteert met behulp van de camera.
• De lees-/schrijfsnelheid van de gegevens verschilt afhankelijk van de
combinatie van de geheugenkaarten en de gebruikte apparatuur.
• Druk niet hard wanneer u in het aantekeningenvak schrijft.
• Bevestig geen etiket op de geheugenkaarten zelf.
• Demonteer of wijzig de geheugenkaarten niet.
• Laat de geheugenkaarten niet liggen binnen het bereik van kleine
kinderen. Zij kunnen deze per ongeluk inslikken.
Opmerkingen over het gebruik van de "Memory Stick" in de camera
De typen "Memory Stick" die in deze camera kunnen worden gebruikt,
worden in de onderstaande tabel vermeld. Er kan echter niet worden
gegarandeerd dat alle functies van de "Memory Stick PRO Duo" correct
werken.
"Memory Stick PRO Duo"*
Beschikbaar bij uw camera
"Memory Stick PRO-HG Duo"*
"Memory Stick Duo"
Niet beschikbaar bij uw camera
"Memory Stick" en "Memory
Stick PRO"
Niet beschikbaar bij uw camera
* Deze is uitgerust met de functie MagicGate. MagicGate is technologie ter
bescherming van het auteursrecht op basis van versleuteling. Het opnemen/afspelen
van gegevens waarvoor functies van MagicGate zijn vereist, is met deze camera niet
mogelijk.
* Ondersteunt snelle gegevensoverdracht op basis van een parallelle interface.
20
NL
De camera voorbereiden
De datum instellen
De camera voorbereiden
Als u de camera voor het eerst inschakelt, wordt het scherm voor de
instelling van de Datum/tijd weergegeven.
1 Zet de stroomschakelaar op ON
om de camera in te schakelen.
• Om de camera uit te schakelen, zet u
deze op OFF.
2 Controleer op de LCD-monitor of
[OK] is geselecteerd en druk
vervolgens op het midden van de
controller.
3 Selecteer ieder onderdeel met
b/B, en stel de numerieke
waarde in met v/V.
• Bij het wijzigen van de volgorde van
[JJJJ/MM/DD], selecteert u eerst [JJJJ/
MM/DD] met b/B, en wijzigt u het
vervolgens met v/V.
4 Herhaal stap 3 om andere onderdelen in te stellen, en druk dan
op het midden van de controller.
21NL
5 Controleer op de LCD-monitor of [OK] is geselecteerd en druk
vervolgens op het midden van de controller.
De bewerking voor de instelling van de datum en tijd annuleren
Druk op de MENU-knop.
De datum/tijd opnieuw instellen
MENU-knop t
1 t [Datum/tijd inst]
De scherpte van de zoeker (dioptrie-instelling) instellen
Stel de dioptrie af op uw
gezichtsvermogen door het dioptrieinstelwiel te draaien totdat de
display in de zoeker scherp te zien
is.
• Als u de camera op een lamp richt, kunt u de
dioptrie gemakkelijk instellen.
• Wanneer de indicatoren niet duidelijk te zien
zijn, ook niet als u de dioptrie aanpast, kunt u
het beste een dioptrische aanpassing
gebruiken (los verkrijgbaar).
Wanneer u het dioptrie-instelwiel moeilijk kunt draaien
Plaats uw vingers onder de oogschelp en
schuif deze naar boven om de oogschelp
te verwijderen, stel dan de dioptrie in.
22
NL
De bijgeleverde accessoires gebruiken
De schouderriem bevestigen
Bevestig beide uiteinden van de
riem aan de camera.
De camera voorbereiden
In dit deel wordt beschreven hoe u de schouderriem, het zoekerkapje en de
oogschelp kunt gebruiken. De overige accessoires worden beschreven op
de volgende pagina's.
• Oplaadbare accu (blz. 11)
• Acculader, netsnoer (blz. 11)
• USB-kabel (blz. 131, 144)
• Cd-rom (blz. 138)
Zoekerkapje
• U kunt ook het zoekerkapje (blz. 24) aan de
riem vastmaken.
23NL
Het zoekerkapje en de oogschelp gebruiken
U kunt voorkomen dat er licht door de zoeker binnenvalt en de belichting
verstoort. Bevestig het zoekerkapje als de sluiter wordt ontspannen zonder
gebruikmaking van de zoeker, zoals bij een zelfontspanneropname.
1 Schuif voorzichtig de oogschelp
van de camera af door de beide
onderuiteinden omhoog te
duwen.
• Steek uw vingers onder de oogschelp
en schuif de oogschelp omhoog.
• Verwijder en bevestig de oogschelp zoals
aangegeven in de illustratie als u de
zoekerloep FDAM1AM (los verkrijgbaar),
de hoekzoeker FDA-A1AM (los
verkrijgbaar) of de vergrotende zoeker
FDA-ME1AM (los verkrijgbaar) op de
camera wilt bevestigen.
2 Schuif het zoekerkapje over de
zoeker.
Opmerkingen
• Wanneer u opnamen maakt met het zoekerkapje, kunnen de sensoren van het
zoekerkapje niet worden geactiveerd. Schakel, wanneer u het zoekerkapje gebruikt,
zowel [Eye-Start AF] (blz. 70) als [Autom.uitsch.] (blz. 126) uit.
• U kunt de LCD-monitor uitschakelen met de DISP-knop (Weergave).
24
NL
Controleren hoeveel beelden kunnen
worden opgenomen
Opmerkingen
• Wanneer "0" (het aantal opneembare beelden) geel knippert, is de geheugenkaart
vol. Vervang de geheugenkaart door een andere of wis beelden op de huidige
geheugenkaart (blz. 113).
• Wanneer "NO CARD" (het aantal opneembare beelden) geel knippert, betekent dit
dat er geen geheugenkaart is geplaatst. Plaats een geheugenkaart.
De camera voorbereiden
Nadat u een geheugenkaart in de camera
hebt geplaatst en de stroomschakelaar hebt
ingesteld op ON, wordt het aantal beelden
dat kan worden opgenomen (als u blijft
opnemen met de huidige instellingen)
afgebeeld op de LCD-monitor.
Het aantal beelden dat op een geheugenkaart kan worden
opgenomen
De onderstaande tabel laat zien hoeveel beelden bij benadering kunnen
worden opgenomen op een geheugenkaart die met deze camera is
geformatteerd. De waarden zijn gedefinieerd aan de hand van tests met
standaardgeheugenkaarten van Sony. De waarden kunnen variëren
afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Beeldgrootte: L 14M
Beeldverhoud.: 3:2*
"Memory Stick PRO Duo"
Capaciteit
Formaat
Standaard
(Eenheden: beelden)
2GB
4GB
8GB
16GB
32GB
7188
451
893
1796
3642
Fijn
319
633
1273
2582
5096
RAW & JPEG
92
184
370
752
1485
RAW
131
260
523
1062
2097
25NL
SD-geheugenkaart
Capaciteit
Formaat
Standaard
(Eenheden: beelden)
2GB
4GB
8GB
16GB
32GB
442
890
1793
3642
7188
Fijn
313
631
1271
2582
5096
RAW & JPEG
90
183
370
752
1485
RAW
128
259
522
1062
2097
* U kunt meer beelden opnemen dan is aangegeven in de bovenstaande tabel als u de
[Beeldverhoud.] instelt op [16:9]. Het aantal is echter hetzelfde als dat van de
beeldverhouding [3:2] bij een instelling op [RAW].
Het aantal beelden dat kan worden opgenomen bij gebruik
van een accu
Het aantal beelden dat u bij benadering kunt opnemen is 1050 als u de
camera gebruikt met de accu (bijgeleverd) op volle capaciteit.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden kunnen de werkelijke
aantallen lager uitvallen dan hier aangegeven.
• Het aantal wordt berekend aan de hand van een volle accu en voor de
volgende omstandigheden:
– Bij een omgevingstemperatuur van 25°C.
– [Kwaliteit] is ingesteld op [Fijn].
– [Autom. scherpst.] is ingesteld op
(Automatische AF).
– Als u iedere 30 seconden eenmaal opneemt.
– Als de flitser iedere twee keer eenmaal afgaat.
– Als de camera na elke tien opnamen eenmaal wordt uit- en
ingeschakeld.
• De meetmethode is gebaseerd op de CIPA-norm.
(CIPA: Camera & Imaging Products Association)
26
NL
Reiniging
De camera reinigen
De camera voorbereiden
• Raak de binnenkant van de camera, zoals de lenscontactpunten of de
spiegel, niet aan. Stof op of bij de spiegel zal misschien een nadelige
invloed hebben op de werking van het automatischescherpstelsysteem,
blaas daarom het stof weg met een in de handel verkrijgbaar
blaasborsteltje*. Meer informatie over het reinigen van de beeldsensor
vindt u op de volgende bladzijde.
* Gebruik geen spuitbusluchtblazer. Hierdoor kan een storing optreden.
• Maak de buitenkant van de camera schoon met een zachte doek
bevochtigd met water en veeg het oppervlak daarna droog met een droge
doek. Gebruik de onderstaande middelen niet, omdat deze de afwerking
of het camerabehuizing kunnen beschadigen.
– Chemische stoffen, zoals thinner, wasbenzine, alcohol,
wegwerpreinigingsdoeken, insectenspray, zonnebrandcrème,
insecticiden, enz.
– Raak de camera niet aan als bovenstaande middelen op uw handen zit.
– Laat de camera niet langdurig in contact met rubber of vinyl.
Reiniging van de lens
• Gebruik geen reinigingsvloeistof die organische oplosmiddelen bevat,
zoals thinner of benzine.
• Reinig het lensoppervlak met een in de handel verkrijgbaar
blaasborsteltje. Als het vuil vast zit op het oppervlak, veegt u dit eraf met
een zachte doek of tissue dat licht bevochtigd is met
lensreinigingsvloeistof. Veeg met spiraalbewegingen vanuit het midden
naar de rand. Spuit de lensreinigingsvloeistof niet rechtstreeks op het
lensoppervlak.
27NL
De beeldsensor reinigen
Als stof of vuil in de camera binnendringt en op de beeldsensor (het
onderdeel dat werkt als de film) terechtkomt, kan dit afhankelijk van de
opnameomstandigheden zichtbaar zijn in het beeld. Als er stof op de
beeldsensor zit, gebruikt u een in de handel verkrijgbare blazer en reinigt u de
beeldsensor aan de hand van de onderstaande stappen. U kunt de beeldsensor
gemakkelijk reinigen met alleen een blazer en de stofpreventiefunctie.
Opmerkingen
• Het reinigen kan alleen worden uitgevoerd wanneer het batterijniveau
(drie
resterende batterijpictogrammen) of meer is. Als de acculading te laag wordt tijdens
het reinigen, kan de sluiter beschadigd raken. Het reinigen moet snel worden
voltooid. Het gebruik van een AC-PW10AM-netspanningsadapter (los verkrijgbaar)
wordt aanbevolen.
• Gebruik geen spuitbusluchtblazer omdat deze waterdruppels in het camerahuis kan
verspreiden.
1 Controleer of de accu volledig is opgeladen (blz. 14).
2 Druk op de MENU-knop, selecteer
vervolgens
controller.
3 met b/B op de
MENU-knop
3 Selecteer [Reinigen] met v/V en
druk vervolgens op het midden
van de controller.
De melding "Na het reinigen, camera
uitschakelen. Doorgaan?" verschijnt.
4 Selecteer [OK] met v en druk op het midden van de controller.
Nadat de beeldsensor gedurende een korte tijd heeft getrild, wordt de spiegel
die ervoor zit, opgetild.
28
NL
5 Haal de lens van de camera af (blz. 17).
6 Gebruik de blazer om het
De camera voorbereiden
oppervlak van de beeldsensor en
het omliggende gebied te
reinigen.
• Raak de beeldsensor niet aan met de
punt van de blazer. Voer het reinigen
snel uit.
• Houd de camera met de lensvatting
omlaag gericht om te voorkomen dat
stof weer neerdwarrelt binnenin het
camerahuis.
• Bij het reinigen van de beeldsensor
mag u de punt van het blaasborsteltje
niet in de ruimte achter de
lensvattingopening steken.
7 Bevestig de lens en zet de camera uit.
Opmerking
• De camera begint te piepen als de acculading laag wordt tijdens het reinigen. Stop
onmiddellijk met reinigen en zet de camera uit.
29NL
Voordat u het toestel bedient
Plaats van de onderdelen en
schermindicators
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes
vermelde bladzijden.
Voorzijde
A Ontspanknop (47)
L Lensontgrendelingsknop (17)
B Stroomschakelaar (21)
M Schakelaar
C Instelwiel (59)
D Zelfontspannerlampje (100)
E Sensor afstandsbediening
F Lenscontactpunten*
G Spiegel*
H Lensvattingopening
I Ingebouwde flits* (80)
J Functiekeuzeknop (47 – 67)
K
Pop-upknop voor de flits
(80)
30
NL
scherpstellingsfunctie (68, 74)
* Raak deze onderdelen niet
rechtstreeks aan.
Achterzijde
B Sensoren van het zoekerkapje
(70, 126)
C Zoeker* (22, 39)
D MENU-knop (42)
E DISP-knop (Beeld) (34, 77,
104)
F LCD-monitor (35, 104, 109)
G
H
(Weergave)-knop (104)
(Wissen)-knop (113)
I Voor opname:
(Belichting)-
knop (85)
Voor weergave:
(Uitzoom)knop (105)/
(Index)-knop
(106)
J Voor opname: AEL-knop (AE-
vergrendeling) (65, 84)
Voor weergave/Stand handmatige
scherpstellingscontrole Live
View:
(Inzoom)-knop
(75, 105)
Voordat u het toestel bedient
A Dioptrie-instelwiel (22)
K Voor opname: Fn-knop
(Functie) (41, 42)
Voor weergave:
(Beeld
roteren)-knop (105)
L Toegangslampje (19)
M Controller (v/V/b/B) (40)
N Controller (Enter) (40)/AF-
knop (73)
* Raak deze onderdelen niet
rechtstreeks aan.
31NL
Bovenzijde
A Accessoireschoen (83)
B
Positiemarkering
beeldsensor (70)
C MF CHECK LIVE VIEW
(Handmatige
scherpstellingscontrole Live
View)-knop (75)
D ISO-knop (94)
E
(Transporteren)-knop
(99)
F D-RANGE-knop (Dynamisch
bereik) (89)
32
NL
Zijkanten/onderkant
B
(USB)-aansluiting (131,
144)
C REMOTE-aansluiting
• Sluit de afstandsbediening RMS1AM/RM-L1AM (los
verkrijgbaar) aan op de camera
door de stekker van de
afstandsbediening in de
REMOTE-aansluiting te steken
waarbij u de stekkergeleider op
één lijn brengt met die van de
REMOTE-aansluiting.
D Bevestigingsogen voor de
Voordat u het toestel bedient
A HDMI -aansluiting (115)
H "Memory Stick PRO Duo"-
insteeksleuf (18)
I Deksel geheugenkaart
J Accuklepje (13)
K Schroefgat voor statief
• Gebruik een statief met een
schroeflengte van minder dan
5,5 mm. U kunt de camera niet
stevig bevestigen op een statief
waarvan de schroef langer is
dan 5,5 mm. Bovendien kan de
camera hierdoor beschadigd
worden.
schouderriem (23)
E DC IN-aansluiting
• Zet de camera uit als u de ACPW10AM-netspanningsadapter
(los verkrijgbaar) aansluit en
sluit de netspanningsadapter
vervolgens aan op de DC INaansluiting van de camera.
F Geheugenkaartschakelaar
G SD-insteeksleuf geheugenkaart
(18)
33NL
De opname-informatie wisselen (DISP)
Schakel tussen de Grafische weergave en
de standaardweergave door op de DISPknop te drukken.
Als u de camera naar de verticale positie
draait, wordt de opname-informatie
automatisch geroteerd overeenkomstig de
positie van de camera.
Raadpleeg bladzijde 77 voor details over
DISP-knop
de schermstatus in de stand Live View
voor handmatige scherpstellingscontrole.
Grafische weergave
(standaardinstelling)
Standaardweergave
Geen opname-informatie
34
NL
LCD-monitor (Grafische weergave)
In de grafische weergave worden de sluitertijd en de diafragmawaarde
grafisch weergegeven en wordt duidelijk geïllustreerd hoe de belichting
werkt. In de stand AUTO of Scèneselectie zullen sommige items misschien
niet weergegeven worden. Nadere bijzonderheden over de bediening vindt
u op de tussen haakjes vermelde bladzijden.
Scherm
Scherm
Indicatie
Belichtingscompensatie
(85)/Gemetenhandmatig (64)
Indicatie
P A S M Functiekeuzeknop (47 –
67)
Voordat u het toestel bedient
A
EV-schaalverdeling (64,
102)
Beeldkwaliteit (119)
C
Beeldgrootte (118)/
Beeldverhouding (118)
Geheugenkaart (18)
100
Resterend aantal
opneembare beelden (25)
Scherm
Indicatie
Flitsfunctie (80)/Rodeogen-effectvermindering
(82)
Transportfunctie (99)
100% Resterend accuvermogen
(14)
Scherpstellingsfunctie
(72)
B
Scherm
Indicatie
ISO-gevoeligheid (94)
Sluitertijdindicatie (60)
Dynamischbereikoptimalisatie (89)/
Auto HDR (90)
Diafragma-indicatie (58)
35NL
LCD-monitor (Standaardweergave)
Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes
vermelde bladzijden.
In AUTO of de scènekeuzefunctie
Scherm
Scherm
Voordat u het toestel bedient
A
In de stand P/A/S/M
Indicatie
Transportfunctie (99)
Indicatie
P A S M Functiekeuzeknop (47 –
67)
Scherpstellingsfunctie
(72)
Beeldkwaliteit (119)
AF-gebied (73)
AWB
Beeldgrootte (118)/
Beeldverhouding (118)
Geheugenkaart (18)
100
Resterend aantal
opneembare beelden (25)
100% Resterend accuvermogen
(14)
B
Scherm
7500K G9
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld, Eigen,
Kleurtemperatuur,
Kleurfilter) (95)
Dynamischbereikoptimalisatie (89)/
Auto HDR (90)
Instellingen (92)
Lichtmeetfunctie (88)
Indicatie
Flitsfunctie (80)/Rodeogen-effectvermindering
(82)
Belichtingscompensatie
(85)/Gemetenhandmatig(64)
Flitscompensatie (86)
37NL
Scherm
Indicatie
EV-schaalverdeling (64,
102)
ISO-gevoeligheid (94)
C
Scherm
Indicatie
1/125
Sluitertijd (60)
F2.8
Diafragma (58)
+1.0
Belichting (85)
AE-vergrendeling (84)
SteadyShot (45)
38
NL
Zoeker
Scherm
Scherm
Indicatie
AF-gebied (73)
Scherm
Waarschuwing
camerabeweging (45)
SteadyShotschaalverdeling (45)
Opnameveld voor
beeldverhouding 16:9
(118)
Beeldverhouding 16:9
(118)
Indicatie
Flitscompensatie (86)
Flitser opladen (80)
WL
Indicatie
Breed AF-gebied (73)
B
Draadloze flitser (83)
Hoge-snelheidssynchronisatiestand*
Voordat u het toestel bedient
A
* U kunt met de HVL-F58AM/HVLF42AM-flitser (los verkrijgbaar) met
een synchronisatiefunctie met hoge
snelheid bij elke sluitertijd een
flitsopname maken. Raadpleeg de bij
de flitser geleverde
gebruiksaanwijzing voor de
bevestigingsinstructies van de flitser.
Handmatige
scherpstelling (74)
z
Scherpstellen
125
Sluitertijd (60)
5.6
Diafragma (58)
EV-schaalverdeling (64,
102)
AE-vergrendeling (84)
0
Waarschuwing "opname
niet beschikbaar" (99)
39NL
Een functie/instelling selecteren
U kunt een functie voor het maken of weergeven van een opname
selecteren met een van de knoppen, zoals de Fn (Functie)-knop of de
MENU-knop.
Wanneer u een bewerking start, wordt
onderaan het scherm een bedieningsgids
met de controllerfuncties weergegeven.
: Druk op v/V/b/B op de controller
om de cursor te bewegen.
z: Druk op het midden van de controller
om de selectie uit te voeren.
In deze gebruiksaanwijzing wordt de procedure voor het met de controller
selecteren van een functie uit de lijst die op het scherm wordt weergegeven
als volgt beschreven (wij geven uitleg over de procedure met behulp van de
standaardpictogrammen.):
Voorbeeld: Fn-knop t AWB (Witbalans) t Kies de gewenste
instelling
De bedieningsgidslijst
De bedieningsgids geeft andere dan controllerbewerkingen aan. De
pictogramindicaties zijn als volgt:
MENU-knop
Keer terug met de MENU-knop
(Wis)-knop
(Inzoom)-knop
(Uitzoom)-knop
(Weergave)-knop
Instelwiel
40
NL
Een functie selecteren met de Fn (Functie)-knop
Met deze knop worden functies ingesteld of uitgevoerd die vaak bij het
maken van opnamen worden gebruikt
1 Druk op de Fn-knop.
Voordat u het toestel bedient
2 Selecteer het item van uw keuze
met v/V/b/B op de controller,
start vervolgens de uitvoering
door z in het midden in te
drukken.
Het instellingscherm verschijnt.
3 Gebruik de bedieningsgids om de
gewenste functies te selecteren
en uit te voeren.
• Raadpleeg de overeenkomende pagina
voor details over het instellen van elk
onderdeel.
Bedieningsgids
De camera instellen direct vanuit het scherm met de opname-informatie
Draai het instelwiel zonder op de midden
z te drukken in stap 2. U kunt de camera
instellen direct vanuit het scherm met de
opname-informatie.
41NL
De functies die met de Fn (Functie)-knop geselecteerd
kunnen worden
Transportfunc. (99)
Flitsfunctie (80)
Autom. scherpst. (72)
AF-gebied (73)
ISO-gevoeligheid (94)
Lichtmeetfunctie (88)
Flitscompens. (86)
Witbalans (95)
DRO/Auto HDR (89)
Instellingen (92)
De functies die met de MENU-knop geselecteerd kunnen
worden
U kunt de basisinstellingen instellen voor de camera als geheel of functies
uitvoeren zoals opnemen, afspelen of andere bewerkingen.
Menu Opname
Beeldgrootte (118)
Beeldverhoud. (118)
Kwaliteit (119)
1 Flitsregeling (87)
AF-hulplicht (82)
SteadyShot (45)
Kleurenruimte (93)
Menu Eigen Instellingen
Eye-Start AF (70)
AEL-knop (84)
Rode-ogen-verm. (82)
1
Autom.weergave (125)
Autom.uitsch. (126)
Stramienlijn (126)
Menu Weergave
Wissen (113)
Formatteren (121)
Diavoorstelling (107)
1
Beveiligen (112)
Printen opgeven (142)
Beeldrotatie (104)
42
NL
NR lang-belicht (122)
NR bij hoge-ISO (122)
2
Menu Instellingen
LCD-helderheid (125)
Datum/tijd inst (21)
Stroombesp. (LV) (124)
1 Stroombesp.(OVF) (124)
CTRL.VOOR HDMI (117)
Taal (124)
Help-scherm (124)
Voordat u het toestel bedient
Reinigen (28)
3 Versie (127)
Terugstellen (128)
Bestandsnummer (120)
Mapnaam (120)
Map kiezen (121)
2 Nieuwe map (121)
USB-verbinding (131, 144)
Audiosignalen (124)
43NL
Beelden opnemen
Beelden zonder camerabeweging
vastleggen
Er wordt van "camerabeweging" gesproken als de camera ongewild beweegt
nadat de ontspanknop is ingedrukt, wat een wazig beeld tot gevolg heeft.
Volg de onderstaande instructies om beweging van de camera te
verminderen.
Correcte houding
Stabiliseer uw bovenlichaam en ga in een houding staan die
voorkomt dat de camera beweegt.
Bij gebruik van de zoeker
In de stand handmatige
scherpstellingscontrole Live
View (blz. 75)
Punt 1
Houd met één hand de camera vast, en ondersteun met de andere hand de lens.
Punt 2
Ga stevig staan met uw beide voeten ter hoogte van uw schouders.
44
NL
Punt 3
Houd uw ellebogen licht tegen uw lichaam gedrukt.
Stabiliseer uw bovenlichaam door uw elleboog op uw knie te zetten als u in
een knielende positie fotografeert.
Camerabewegingswaarschuwing-indicator
De
(camerabewegingswaarschuwing)indicator knippert in de zoeker als de
camera mogelijk gaat bewegen. In dit
geval gebruikt u een statief of de flitser.
Opmerking
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt alleen weergegeven voor
functies waarbij de sluitertijd automatisch wordt ingesteld. Voor de functies M/S
wordt deze indicator niet weergegeven.
Beelden opnemen
(camerabewegingswaarschuwing)indicator
De SteadyShot-functie gebruiken
De SteadyShot-functie is in de standaardinstelling op [Aan] ingesteld.
De SteadyShot-schaalverdelingsindicator
De
(SteadyShot-schaalverdeling)indicator geeft de status voor
camerabeweging aan. Wacht tot de
schaalverdeling omlaag gaat en begin dan
met opnemen.
(SteadyShot-schaalverdeling)indicator
De SteadyShot-functie uitschakelen
MENU-knop t
1 t [SteadyShot] t [Uit]
45NL
Opmerking
• Het is mogelijk dat de SteadyShot-functie niet optimaal werkt wanneer de camera
nog maar net is ingeschakeld of wanneer de ontspanknop helemaal is ingedrukt
zonder halverwege te stoppen.
Een statief gebruiken
We raden u aan om de camera in de volgende situaties op een statief te
plaatsen.
• Zonder flitser in donkere omstandigheden opnamen maken.
• Opnemen met lange sluitertijden, dit wordt doorgaans gebruikt bij
nachtopnamen.
• Een opname maken van een onderwerp dat dichtbij is, zoals een macroopname.
• Een opname maken met een telescooplens.
Opmerking
• Schakel bij gebruik van een statief de SteadyShot-functie uit omdat de SteadyShotfunctie dan mogelijk niet goed werkt.
46
NL
/ De automatische instelling
gebruiken voor een opname
In de stand "AUTO" kunt u gemakkelijk een foto maken van een
willekeurig onderwerp onder willekeurige omstandigheden, omdat de
camera een inschatting maakt van de situatie en de instellingen aanpast.
Kies
om op te nemen op plaatsen waar u geen flitser mag gebruiken.
Wanneer u de functiekeuzeknop draait, worden de uitleg van de
geselecteerde functie en de opnamemethoden op het (Help-scherm)-scherm
weergegeven. U kunt het Help-scherm uitschakelen (blz. 124).
stand
of
(Flitser uit).
Beelden opnemen
1 Zet de functiekeuzeknop in de
of
2 Houd de camera vast en kijk in de zoeker.
Er wordt automatisch scherpgesteld op het onderwerp dat over het
scherpstelgebied wordt gelegd (Eye-Start AF, blz. 70).
3 Plaats het AF-gebied over het
onderwerp van uw keuze.
• Als de
(camerabewegingswaarschuwing)indicator knippert, maakt u rustig een
foto van het onderwerp terwijl u de
camera stabiel houdt of gebruikt u een
statief.
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator
AF-gebied
4 Bij gebruik van een zoomlens,
draait u de zoomring en bepaalt u
het beeld.
Zoomring
47NL
5 Druk de ontspanknop tot
halverwege in om scherp te
stellen.
Wanneer de scherpstelling is bevestigd,
gaat z of
(scherpstellingsindicator)
branden (blz. 69).
• Wacht totdat de
(SteadyShotschaalverdelings)-indicator laag is, dan
werkt de SteadyShot-functie beter.
Scherpstellingsindicator
(SteadyShot-schaalverdeling)indicator
6 Druk de ontspanknop helemaal in
om het beeld op te nemen.
Opmerking
• Omdat de camera de automatische instelfunctie inschakelt, zijn veel functies niet
beschikbaar, zoals belichtingscompensatie en de ISO-instelling. Als u verschillende
instellingen wilt aanpassen, zet u de functiekeuzeknop op P en maakt u vervolgens
een foto van uw onderwerp.
48
NL
Een opname maken met een voor het
onderwerp geschikte instelling
(Scènekeuzefunctie)
U kunt met de selectie van een juiste instelling voor het onderwerp of de
opnamesituatie een foto maken met een geschikte instelling voor het
onderwerp.
Wanneer u de functiekeuzeknop draait, worden de uitleg van de
geselecteerde functie en de opnamemethoden op het (Help-scherm)-scherm
weergegeven.
Beelden opnemen
Opmerkingen
• Omdat de camera de instellingen automatisch beoordeelt, zijn veel functies niet
beschikbaar, zoals belichtingscompensatie en de ISO-instelling.
• De flitser wordt voor elk van de scènekeuzefuncties ingesteld op
(Autom.flitsen)
of
(Flitser uit). U kunt deze instellingen wijzigen (blz. 80).
49NL
Portretfoto's nemen
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken waarop het onderwerp
scherp is tegen een onscherpe
achtergrond.
z Foto's maken waarop de huidtinten
zacht zijn weergegeven.
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Portret).
Opnametechnieken
• Zet de lens in de telestand om de achtergrond waziger te maken.
• U kunt een levendig beeld vastleggen door scherp te stellen op het oog dat
dichter bij de lens is.
• Gebruik de zonnekap (los verkrijgbaar) om onderwerpen met tegenlicht
te fotograferen.
• Gebruik de functie Rode-ogen-effectvermindering als de ogen van uw
onderwerp rood worden door de flits (blz. 82).
50
NL
Landschapsfoto's nemen
Deze functie is geschikt voor:
z Volledig scherpe foto's van het hele
landschap in levendige kleuren.
(Landschap).
Opnametechniek
Beelden opnemen
Zet de functiekeuzeknop in de stand
• Stel de lens in op groothoek om de weidsheid van de scène te
accentueren.
51NL
Foto's maken van een klein onderwerp
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken van dichtbij, zoals van
bloemen, insecten, gerechten of
kleine voorwerpen.
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Macro).
Opnametechnieken
• Ga vlakbij het onderwerp staan en neem de opname op de
minimumafstand van de lens.
• U kunt met een macrolens (los verkrijgbaar) een onderwerp van dichterbij
fotograferen.
• Stel de flitsfunctie in op (Flitser uit) als u een onderwerp fotografeert
binnen 1 meter.
• De SteadyShot-functie is in de macrostand minder effectief. U bereikt
betere resultaten met een statief.
52
NL
Foto's maken van een bewegend onderwerp
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken van bewegende
onderwerpen buitenshuis of op
plaatsen met veel licht.
Beelden opnemen
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Sportactie).
Opnametechnieken
• De camera neemt continu beelden op zolang u de ontspanknop helemaal
ingedrukt houdt.
• Houd de ontspanknop tot het juiste moment half ingedrukt.
53NL
Foto's nemen van een zonsondergang
Deze functie is geschikt voor:
z Prachtige foto's maken van het rode
licht van de zonsondergang.
Zet de functiekeuzeknop in de stand
(Zonsondergang).
Opnametechniek
• In vergelijking met andere standen wordt hiermee een beeld vastgelegd
waarin de rode kleur geaccentueerd is. Dit is ook geschikt voor het
vastleggen van het prachtige rood van de zonsopkomst.
54
NL
Nachtfoto's maken
Deze functie is geschikt voor:
z Het maken van portretten in
nachtscènes.
z Foto's maken van nachtscènes op
afstand met behoud van de donkere
atmosfeer van de omgeving.
Stel de flitsfunctie in op
mensen erop (blz. 80).
(Nachtportret).
(Flitser uit) als u een nachtfoto maakt zonder
Beelden opnemen
Zet de functiekeuzeknop in de stand
Opnametechnieken
• Let erop dat het onderwerp niet beweegt om te voorkomen dat het beeld
wazig wordt.
• De sluitertijd is langer, dus is het raadzaam een statief te gebruiken.
Opmerking
• Het is mogelijk dat de foto niet goed wordt gemaakt als u een volledig donkere
nachtscène fotografeert.
55NL
Maak de afbeelding zoals u die wilt
maken (Belichtingsfunctie)
Met een spiegelreflexcamera kunt u de sluitertijd (hoe lang de sluiter open
is) en het diafragma (het veld dat scherp is: velddiepte) instellen om een
verscheidenheid aan fotografische uitdrukkingen te benutten.
De instelling van sluitertijd en diafragma creëert niet alleen de fotografische
effecten van beweging en scherptediepte, maar het bepaalt eveneens de
helderheid van een beeld door de hoeveelheid belichting (de hoeveelheid licht
die de camera binnenkomt), de belangrijkste factor van fotograferen, te regelen.
De helderheid van de foto veranderen aan de hand van de belichtingstijd
Hoeveelheid
belichting
laag
hoog
De camera opent de sluiter korter bij een kortere sluitertijd. Daardoor heeft
de camera minder tijd om licht binnen te laten, en dit heeft een donkerdere
foto tot gevolg. U kunt het diafragma (het gat waardoor het licht
binnenkomt) enigszins openen om de hoeveelheid licht te wijzigen die in
één keer binnenkomt om een heldere foto te nemen.
De helderheid van de foto, aangepast met de sluitertijd en het diafragma,
wordt "belichting" genoemd.
In dit deel laten we u zien hoe u de belichting kunt wijzigen en de
verschillende foto-uitdrukkingen kunt benutten door beweging,
scherptediepte en licht te gebruiken.
Wanneer u de functiekeuzeknop draait, worden de uitleg van de
geselecteerde functie en de opnamemethoden op het (Help-scherm)-scherm
weergegeven. U kunt het Help-scherm uitschakelen (blz. 124).
56
NL
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie
gebruiken
Deze functie is geschikt voor:
z Gebruik van de automatische
belichting, terwijl uw eigen
instellingen voor ISO-gevoeligheid,
instellingen, dynamischbereikoptimalisatie enzovoort
behouden blijven.
2 U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste
Beelden opnemen
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand P.
instellingen (blz. 68 tot 103).
• U kunt op de -knop drukken om de flitser te gebruiken.
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
57NL
Een opname maken door de wazigheid van de
achtergrond te regelen (Diafragmavoorkeur)
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's waarop het onderwerp scherp
is en alles voor en achter het
onderwerp wazig is.
Diafragmavergroting vernauwt het
veld dat scherpgesteld is. (De
velddiepte wordt oppervlakkiger.)
z De scènediepte vastleggen.
Diafragmaverkleining verbreedt het
veld dat scherpgesteld is. (De
velddiepte krijgt meer diepte.)
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand A.
58
NL
2 De diafragmawaarde (F-waarde)
kiezen met het instelwiel.
Diafragma (F-waarde)
3 Wijzig de scherptediepte en
fotografeer het onderwerp.
De sluitertijd wordt automatisch
aangepast om de juiste belichting te
krijgen.
• De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
diafragmawaarde. Pas in zulke gevallen
het diafragma weer aan.
Beelden opnemen
• Kleinere F-waarde: de voor- en
achtergrond van het onderwerp zijn
wazig.
Grotere F-waarde: de voor- en
achtergrond en het onderwerp zelf zijn
allemaal scherp.
• U kunt de wazigheid van een beeld niet
in de zoeker controleren. Controleer het
opgenomen beeld en pas het diafragma
aan.
Sluitertijd
Opnametechnieken
• De sluitertijd kan afhankelijk van de diafragmawaarde langer worden.
Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
• Maak de achtergrond minder scherp door een telelens te gebruiken die
een lagere diafragmawaarde heeft (lichtgevoelige lens).
Opmerking
• Druk op de -knop wanneer u een opname met flits maakt. De diafragmawaarde
bepaalt echter het flitserbereik. Controleer het bereik van de flitser (blz. 82) als u de
flitser voor een opname gebruikt.
59NL
Het vastleggen van een bewegend onderwerp met
verschillende uitdrukkingen (Sluitertijdvoorkeur)
Deze functie is geschikt voor:
z Momentopnamen van een bewegend
onderwerp. Gebruik een kortere
sluitertijd om één moment van de
beweging helder vast te leggen.
z De beweging volgen om de
dynamiek en vloeiing ervan uit te
drukken. Gebruik een langere
sluitertijd om het na-ijlende beeld
van het bewegende onderwerp vast
te leggen.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand S.
60
NL
2 Kies de sluitertijd met het
instelwiel.
Beelden opnemen
Sluitertijd
3 Wijzig de scherptediepte en
fotografeer het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch
aangepast om de juiste belichting te
krijgen.
• De sluitertijd knippert als de camera
beoordeelt dat er geen juiste belichting
wordt verkregen met de gekozen
sluitertijd. Pas in zulke gevallen de
sluitertijd weer aan.
Diafragma (F-waarde)
Opnametechnieken
• Gebruik een statief als de sluitertijd langer wordt.
• Kies een hogere ISO-gevoeligheid als u een binnenopname maakt van
een sport.
Opmerkingen
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de
functie sluitertijdvoorkeur.
• Hoe hoger de ISO-gevoeligheid, des te opvallender de ruis.
• Als de sluitertijd een seconde of langer is, zal de ruisonderdrukking (NR langbelicht) na het opnemen worden uitgevoerd. Tijdens de ruisonderdrukking kunt u
niet verdergaan met opnemen.
61NL
• Druk op de -knop wanneer u een opname met flits maakt. Als u echter de flitser
gebruikt en het diafragma sluit (een hogere F-waarde instelt) door de sluitertijd
langer te maken, zal het flitslicht onderwerpen op grote afstand niet bereiken.
62
NL
Een opname maken waarbij de belichting handmatig is
gewijzigd (Handmatige belichting)
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken met de gewenste
belichtingsinstelling door zowel de
sluitertijd als het diafragma te
wijzigen.
Beelden opnemen
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel om de
sluitertijd te wijzigen, en draai
het instelwiel terwijl u de -knop
ingedrukt houdt om het diafragma
te wijzigen.
-knop
Diafragma (F-waarde)
Sluitertijd
63NL
3 Maak de foto nadat de belichting
is ingesteld.
• Controleer de belichtingswaarde op de
EV-schaalverdeling (Gemetenhandmatig).
Naar +: beelden worden helderder.
Naar –: beelden worden donkerder.
: Metered Manual (Handmatig
gemeten)
Wanneer de camera in de M-stand
staat, wordt een onder- of
overcompensatiewaarde weergegeven
op basis van de juiste belichting met
behulp van de index op de
belichtingscompensatie-indicator.
Standaardwaarde
Opmerkingen
• De
(camerabewegingswaarschuwing)-indicator wordt niet weergegeven in de
functie voor handmatige belichtingsinstelling.
• Wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op M, dan wordt de ISO-instelling
[AUTO] ingesteld op [200]. In de M-functie is de ISO-instelling [AUTO] niet
beschikbaar. Stel indien nodig de ISO-gevoeligheid in (blz. 94).
• Druk op de -knop wanneer u een opname met flits maakt. De diafragmawaarde
bepaalt echter het flitserbereik. Controleer het bereik van de flitser (blz. 82) als u de
flitser voor een opname gebruikt.
De EV-schaalverdeling in M-functie
De b B-pijl verschijnt als de ingestelde
belichting buiten het bereik van de EVschaalverdeling ligt. De pijl begint te
knipperen als het verschil toeneemt.
LCD-monitor (standaardweergave)
Standaardwaarde
Zoeker
Standaardwaarde
64
NL
Handmatige verschuiving
U kunt in de handmatige functie de combinatie van de sluitertijd en
diafragmawaarde veranderen zonder de belichting te veranderen.
Draai het instelwiel terwijl u de AELknop ingedrukt houdt om de combinatie
van sluitertijd en diafragmawaarde te
kiezen.
AEL-knop
Beelden opnemen
65NL
Een opname maken met een naijlend effect met een
lange belichtingstijd (BULB)
Deze functie is geschikt voor:
z Foto's maken van de lichtstaart van
bijvoorbeeld vuurwerk.
z Foto's maken van de lichtstaarten
van sterren.
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel naar links tot
[BULB] wordt afgebeeld.
BULB
66
NL
3 Draai terwijl u de
-knop
ingedrukt houdt het instelwiel om
het diafragma (F-waarde) te
wijzigen.
-knop
4 Druk de ontspanknop tot halverwege in om de scherpstelling te
wijzigen.
Zolang u de ontspankop ingedrukt houdt, blijft de sluiter geopend.
Opnametechnieken
• Gebruik een statief.
• Stel in de handmatige scherptefunctie de scherptediepte in op oneindig als
u vuurwerk, enz. opneemt.
• Gebruik de draadloze afstandsbediening (los verkrijgbaar) (blz. 103). Als
u op de SHUTTER-knop op de draadloze afstandsbediening drukt, wordt
BULB-opname geactiveerd. Als u er weer op drukt, wordt BULBopname gestopt. U hoeft de SHUTTER-knop op de draadloze
afstandsbediening niet ingedrukt te houden.
• U kunt met de afstandsbediening de sluiter openhouden als u een
afstandsbediening gebruikt die is voorzien van een vergrendelingsfunctie
voor de ontspanknop (los verkrijgbaar).
Beelden opnemen
5 Houd de ontspanknop ingedrukt gedurende de gehele opname.
Opmerkingen
• Schakel de SteadyShot-functie uit bij gebruik van een statief (blz. 45).
• Hoe langer de belichtingstijd, des te opvallender de ruis op het beeld.
• Na het fotograferen wordt de ruisonderdrukking (NR lang-belicht) uitgevoerd met
dezelfde tijdsduur dat de sluiter geopend was. Tijdens de ruisonderdrukking kunt u
niet verdergaan met opnemen.
• Wanneer de Auto HDR-functie is geactiveerd, kunt u de sluitersnelheid niet op
[BULB] zetten.
• Als de Auto HDR-functie wordt gebruikt met de sluitersnelheid op [BULB], wordt
de sluitersnelheid tijdelijk op 30 seconden gezet.
67NL
De opnamefunctie gebruiken
De scherpstelmethode selecteren
Er zijn twee methoden om de scherptediepte te wijzigen: automatisch en
handmatig scherpstellen.
Afhankelijk van de lens kan de methode voor overschakeling tussen
automatische en handmatige scherpstelling verschillend zijn.
Type lens
De lens is
voorzien van een
Schakelaar
Scherpstellingsfunctie
De lens is niet
voorzien van een
Schakelaar
Scherpstellingsfunctie
Te gebruiken
schakelaar
Lens (Zet de
Schakelaar
Scherpstellingsfunctie op de
camera altijd op
AF.)
Camera
Overschakelen naar
automatische
scherpstelling
Zet de Schakelaar
Scherpstellingsfunctie op de lens op
AF.
Overschakelen naar
handmatige
scherpstelling
Zet de Schakelaar
Scherpstellingsfunctie op de lens op
MF.
Zet de Schakelaar
Scherpstellingsfunctie op de camera
op AF.
Zet de Schakelaar
Scherpstellingsfunctie op de camera
op MF.
Automatisch scherpstellen gebruiken
1 Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de
camera op AF.
2 Wanneer de lens is voorzien van
de Schakelaar
scherpstellingsfunctie, zet u deze
op AF.
68
NL
3 Kijk in de zoeker.
Er wordt automatisch scherpgesteld op het onderwerp dat over het
scherpstelgebied wordt gelegd (Eye-Start AF, blz. 70).
4 Druk de ontspanknop half in om
AF-gebiedssensor
de scherpstelling te controleren
en neem de opname.
• De scherpstellingsindicator verandert
in z of
wanneer de scherpstelling
is bevestigd (zie onder).
• De sensor die voor scherpstelling wordt
gebruikt in het AF-gebied licht rood op
(blz. 73)
AF-gebied
Scherpstellingsindicator
De opnamefunctie gebruiken
Opnametechniek
• Stel het [AF-gebied] in (blz. 73) om het gebied te kiezen dat wordt
gebruikt voor de scherpstelling.
Scherpstellingsindicator
Scherpstellingsindicator
Status
z brandt
Scherpstelling vergrendeld. Klaar om op te nemen.
brandt
Scherpstelling is bevestigd. Het scherpstelpunt beweegt
doordat het een bewegend onderwerp volgt. Klaar om op te
nemen.
brandt
Nog bezig met scherpstellen. U kunt de ontspanknop niet
loslaten.
z knippert
Kan niet scherpstellen. De sluiter is vergrendeld.
Onderwerpen waarvoor speciale scherpstelling nodig kan zijn
Bij gebruik van de automatische scherpstelling is het moeilijk scherp te
stellen op de volgende onderwerpen. In dergelijke gevallen gebruikt u de
scherpstelvergrendelingsfunctie (blz. 71) of de handmatige scherpstelling
(blz. 74).
69NL
• Een onderwerp met weinig contrast, zoals een blauwe lucht of een witte
muur.
• Twee onderwerpen op verschillende afstanden die elkaar overlappen
binnen het AF-gebied.
• Een onderwerp dat bestaat uit zich herhalende patronen, zoals de gevel
van een kantoorgebouw.
• Een onderwerp dat zeer helder is of schittert, zoals de zon, de carrosserie
van een auto of een wateroppervlak.
• Het omgevingslicht is onvoldoende.
De juiste afstand tot een onderwerp nauwkeurig meten
De
-markering op de bovenkant van de
camera toont de locatie van de beeldsensor*.
Wanneer u de exacte afstand meet tussen de
camera en het onderwerp, raadpleeg dan de
positie van de horizontale lijn.
* De beeldsensor is het onderdeel van de
camera dat fungeert als de film.
Opmerking
• Als het onderwerp dichterbij is dan de minimale opnameafstand van de gebruikte
lens, kan de scherpstelling niet worden bevestigd. Zorg voor voldoende afstand
tussen het onderwerp en de lens op de camera.
De functie Eye-Start AF deactiveren
MENU-knop t
1 t [Eye-Start AF] t [Uit]
• Wanneer u de camera gebruikt met de FDA-M1AM Zoekerloep (los
verkrijgbaar), de FDA-A1AM Hoekzoeker (los verkrijgbaar) of de FDAME1AM Vergrotende zoeker (los verkrijgbaar), schakel dan zowel [EyeStart AF] als [Autom.uitsch.] uit omdat de accessoires de sensoren van
het zoekerkapje bedekken, die zich boven de zoeker bevinden.
70
NL
Een opname nemen met uw gewenste compositie
(Scherpstelvergrendeling)
1 Plaats het onderwerp binnen het
AF-gebied en druk de
ontspanknop tot halverwege in.
De scherpstelling en belichting zijn
vastgezet.
2 Houd de ontspanknop tot
3 Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
De opnamefunctie gebruiken
halverwege ingedrukt en plaats
het onderwerp terug op de
oorspronkelijke plaats om het
beeld opnieuw samen te stellen.
71NL
De scherpstelmethode kiezen die geschikt is voor de
beweging van het onderwerp (Automatische
scherpstelfunctie)
Fn-knop t
instelling
(Autom. scherpst.) t Selecteer de gewenste
(Enkelvoudige
AF)
AF)
De camera voert de scherpstelling uit en de scherpstelling
wordt vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt.
(Automatische De [Autom. scherpst.] wordt overgeschakeld tussen
enkelvoudige AF en continue AF, afhankelijk van de
beweging van het onderwerp.
Wanneer u de ontspanknop halverwege ingedrukt houdt als
het onderwerp bewegingsloos is, wordt de scherpstelling
vergrendeld. Als het onderwerp beweegt, gaat de camera
verder met het scherpstellen.
(Continue AF)
De camera blijft scherpstellen zolang u de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt houdt.
• De audiosignalen worden niet weergegeven wanneer op het
onderwerp is scherpgesteld.
• Scherpstelvergrendeling gebruiken is niet mogelijk.
Opnametechnieken
• Gebruik
• Gebruik
(Enkelvoudige AF) als het onderwerp stilstaat.
(Continue AF) als het onderwerp in beweging is.
Opmerking
•
(Automatische AF) wordt geselecteerd als de belichtingsfunctie is ingesteld op
AUTO of in een van de volgende scènekeuzefuncties:
(Portret),
(Landschap),
(Zonsondergang) of
(Nachtportret).
(Enkelvoudige AF) wordt geselecteerd als de belichtingsfunctie is ingesteld op
(Macro) in de scènekeuzefunctie.
(Continue AF) wordt geselecteerd als de belichtingsfunctie is ingesteld op
(Sportactie) in de scènekeuzefunctie.
72
NL
Het scherpstelveld (AF-gebied) kiezen
Kies het gewenste AF-gebied dat past bij
de opnameomstandigheden of uw
voorkeur. Het gebied dat voor de
scherpstelling wordt gebruikt, licht kort
op.
AF-gebied
Gebied
Fn-knop t
(AF-gebied) t Kies de gewenste instelling
De camera bepaalt welk deel negen de negen AF-gebieden
wordt gebruikt voor het scherpstellen.
(Punt)
De camera gebruikt uitsluitend het AF-gebied in het midden.
(Lokaal)
Kies met de controller uit de negen AF-gebieden het gebied
waarvoor u de scherpstelling wilt activeren. Druk op de AFknop als u de AF-gebieden die zich in het middengebied
bevinden, wilt selecteren.
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, wordt
[AF-gebied] vastgezet op
(Breed) en kunt u de andere instellingen niet
selecteren.
• Het is mogelijk dat het lokale AF-gebied niet oplicht bij continu opnemen of
wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt zonder halverwege te stoppen.
De opnamefunctie gebruiken
(Breed)
73NL
De scherpstelling handmatig wijzigen (Handmatige
scherpstelling)
Als het moeilijk is om de juiste scherpte in de stand autofocus te krijgen,
kunt u de scherpte handmatig aanpassen.
1 Zet de Schakelaar
scherpstellingsfunctie op de lens
op MF.
2 Wanneer de lens niet is voorzien
van een Schakelaar
scherpstellingsfunctie, stelt u de
Schakelaar scherpstellingsfunctie
op de camera op MF.
3 Draai de scherpstelring van de
lens om goed scherp te stellen.
Scherpstelring
Opmerkingen
• Wanneer het gaat om een onderwerp dat kan worden scherpgesteld in de
automatische scherpstellingsfunctie, licht de z-indicator op nadat de scherpstelling
is bevestigd. Wanneer het lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt het middenveld
gebruikt, en wanneer het lokale AF-gebied wordt gebruikt, wordt het veld dat met de
controller is gekozen, gebruikt.
• Wanneer u een teleconvertor (los verkrijgbaar) enzovoort gebruikt, zal het draaien
van de scherpstelring mogelijk niet vloeiend gaan.
• Als de dioptrie niet goed wordt ingesteld, wordt de het beeld in de zoeker niet goed
scherpgesteld (blz. 23).
74
NL
Opnamen maken met de handmatige
scherpstellingscontrole Live View
U kunt de scherpstelling controleren door voor het maken van de opname
het beeld op de LCD-monitor te vergroten door middel van de beeldsensor
die wordt gebruikt voor het vastleggen.
1 Druk op de MF CHECK LIVE VIEW-
MF CHECK LIVE VIEW-knop
knop.
2 Vergroot het beeld door op de
LCD-monitorweergave
De opnamefunctie gebruiken
De spiegel schuift omhoog en het beeld
wordt weergegeven op de LCD-monitor
in het 100-procent kaderbereik.
• De aanduiding van de sluitersnelheid
en het diafragma wordt vastgezet
wanneer de handmatige
scherpstellingscontrole Live View start.
De camera meet het licht vlak voordat
de opname wordt gemaakt opnieuw en
de belichting wordt ingesteld.
• Het beeld wordt weergegeven in de
juiste helderheid, ongeacht de
vastgestelde belichting. Er wordt geen
rekening gehouden met de
belichtingscompensatie in het
weergegeven beeld, maar wel in het
vastgelegde beeld.
-knop
-knop te drukken en selecteer met
v/V/b/B op de controller het
gedeelte dat u wilt vergroten.
• Telkens wanneer u op de -knop
drukt, verandert het zoombereik als
volgt: Volledige display t Ong. ×7
t Ong. ×14
75NL
3 Bevestig de scherpstelling en pas deze aan.
• U kunt de scherpstelling handmatig aanpassen in de stand handmatige
scherpstellingscontrole Live View.
• Als u op de AF-knop drukt in de stand Autofocus, wordt de automatische
scherpstelling geactiveerd. De spiegel schuift omlaag in de stand Autofocus
en de display wordt tijdelijk niet weergegeven.
• Wanneer [AF-gebied] is ingesteld op
(Lokaal), kunt u de automatische
scherpstelling ook activeren met de controller.
4 Maak de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.
• U kunt beelden vastleggen wanneer de zoom-schaalverdeling is ingesteld
op ongeveer ×7 of ×14, maar het vastgelegde beeld vult de volledige
display.
• De handmatige scherpstellingscontrolefunctie Live View wordt vrijgegeven
wanneer de opname is gemaakt.
Opnametechnieken
• Drukt u op de MF CHECK LIVE VIEW-knop wanneer de camera in de
stand AE-vergrendeling staat, dan dan kunt u een versie van het beeld
controleren waarin rekening wordt gehouden met de gecompenseerde
belichting. Wanneer u vanaf dit punt begint met het maken van opnamen,
begint de camera de belichting in de stand AE-vergrendeling.
• U kunt een rasterlijn verwijderen (blz. 126).
Opmerkingen
• De camera stelt niet scherp op een onderwerp wanneer u de ontspanknop half indrukt.
• Het beeld in de zoeker is niet zichtbaar in de stand handmatige
scherpstellingscontrolefunctie Live View.
• Wanneer
wordt aangeduid, loopt de temperatuur van de camera op. Als u van
plan bent door te gaan met het uitvoeren van de handmatige scherpstellingscontrole
Live View, kunt u de camera pas weer gebruiken wanneer de temperatuur is
afgenomen (blz. 161).
• U wordt geadviseerd het zoekerkapje (blz. 24) te bevestigen.
• Wanneer u doorlopende opnamen maakt of opnamen maakt met belichtings-bracket
in de handmatige scherpstellingscontrolefunctie Live View vindt automatische
scherpstelling plaats bij de eerste opname.
76
NL
De opname-informatie wisselen (DISP)
Telkens wanneer u op de DISP-knop
drukt, verandert de stand Live View van
het scherm als volgt.
DISP-knop
standaardweergave
Opname-informatie aan
Opname-informatie uit
De opnamefunctie gebruiken
77NL
LCD-monitor
De status van het scherm in de stand voor de handmatige
scherpstellingscontrole Live View is als volgt.
Weergave opname-informatie
A
B
Scherm
Indicatie
Scherm
P A S M Functiekeuzeknop
(47 – 67)
Beeldkwaliteit (119)
Waarschuwing voor
oververhitting (161)
Beeldgrootte (118)/
Beeldverhouding (118)
Geheugenkaart (18)
100
Resterend aantal
opneembare beelden (25)
100% Resterend accuvermogen
(14)
78
NL
Indicatie
Spot-lichtmeetveld (88)
AF-gebied (73)
C
Scherm
Indicatie
1/125
Sluitertijd (60)
F3.5
Diafragma (58)
EV-schaalverdeling (64,
102)
AE-vergrendeling (75)
Waarschuwing
camerabeweging (45)
SteadyShot schaalverdeling (45)
D
Scherm
Indicatie
Transportfunctie (99)
Flitsfunctie (80)/Rodeogen-effectvermindering
(82)
Scherpstellingsfunctie
(72)
AF-gebied (73)
E
Indicatie
ISO-gevoeligheid (94)
Lichtmeting (88)
+2.0
AWB
7500K G9
Flitscompensatie (86)
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld, Eigen,
Kleurtemperatuur,
Kleurfilter) (95)
Dynamischbereikoptimalisatie (89)/
Auto HDR (90)
De opnamefunctie gebruiken
Scherm
Instellingen (92)
79NL
De flitser gebruiken
Met de flitser kunt u het onderwerp op donkere plaatsen helder vastleggen,
en het voorkomt tevens camerabeweging. Wanneer u een opname tegen de
zon in maakt, kunt u de flitser gebruiken om een helder beeld van het aan
de achterzijde belichte onderwerp te krijgen.
1 Fn-knop t
2 Druk op de
(Flitsfunctie) t Kies de gewenste instelling
-knop.
-knop
De flitser komt omhoog.
• Bij de functies AUTO of Scènekeuze
komt de flitser automatisch omhoog als
er onvoldoende licht is of als het
onderwerp zich in tegenlicht bevindt.
De ingebouwde flitser komt niet
omhoog, zelfs niet als u op de knop
drukt.
3 Nadat de flitser klaar is met
laden, kunt u het onderwerp
fotograferen.
Knippert: De flitser wordt opgeladen.
Als de indicator knippert, kunt u de
sluiter niet ontspannen.
Brandt: De flitser is opgeladen en
klaar voor gebruik.
• Als u de ontspanknop in de
automatische scherpstelling bij weinig
licht half indrukt, wordt mogelijk
geflitst om het onderwerp te kunnen
scherpstellen (AF-hulplicht).
80
NL
(Flitser wordt
opgeladen)-indicator
(Flitser uit)
De ingebouwde flitser gaat niet af, zelfs niet als deze uitklapt.
Dit kan niet worden geselecteerd als de functiekeuzeknop is
ingesteld op P, A, S of M.
(Autom.flitsen)
De flitser gaat af wanneer het donker is of wanneer de
opname tegen licht wordt gemaakt. Dit kan niet worden
geselecteerd als de functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S
of M.
(Invulflits)
Elke keer als u de ontspanknop indrukt, wordt er geflitst.
(Langz.flitssync.) Elke keer als u de ontspanknop indrukt, wordt er geflitst. U
kunt met de langzame-flitssynchronisatieopname zowel een
helder beeld van het onderwerp als van de achtergrond nemen
door een langere sluitertijd te gebruiken.
(Eindsynchron.)
(Draadloos)
Elke keer als u de ontspanknop indrukt, wordt er geflitst net
voordat de belichting is voltooid.
Opnametechnieken
• De zonnekap (los verkrijgbaar) kan het licht van de flitser blokkeren.
Verwijder de zonnekap als u de flitser gebruikt.
• Houd bij het gebruik van de flitser een afstand van 1 m of meer van het
onderwerp dat u wilt fotograferen.
• Met langzame-flitssynchronisatie kunt u in het donker een helderdere
afbeelding maken van mensen en achtergronden.
• Met eindsynchronisatie kunt u een natuurlijke foto maken van het spoor
van een bewegend onderwerp, zoals een fietser of een wandelaar.
De opnamefunctie gebruiken
Er wordt geflitst met een externe flitser (los verkrijgbaar) die
niet op de camera is aangesloten en op afstand van de camera
staat (draadloos flitsen).
Opmerkingen
• Houd de camera niet vast bij de flitserzender.
• De opnamecondities die nodig zijn om te voorkomen dat er schaduwen op een foto
verschijnen, verschillen afhankelijk van de lens.
• Wanneer de belichtingsfunctie wordt ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie,
kunnen de opties
(Langz.flitssync.),
(Eindsynchron.) en (Draadloos) niet
worden geselecteerd.
81NL
Het flitserbereik
Het bereik van de ingebouwde flitser is afhankelijk van de ISOgevoeligheid en de diafragmawaarde. Zie de volgende tabel.
Diafragma
ISO-instelling
F2.8
F4.0
200
1–6m
1 – 4,3 m
F5.6
1–3m
400
1,4 – 8,6 m
1–6m
1 – 4,3 m
800
2 – 12 m
1,4 – 8,6 m
1–6m
Het AF-hulplicht
• Het AF-hulplicht werkt niet als [Autom. scherpst.] is ingesteld op
(Continue AF) of als het onderwerp in beweging is in
(Automatische AF). (De indicator
of
licht op.)
• Het AF-hulplicht zal mogelijk niet werken met een brandpuntsafstand van
300 mm of meer.
• Wanneer een externe flits (los verkrijgbaar) wordt bevestigd, wordt het
AF-hulplicht van de externe flits gebruikt.
Het AF-hulplicht uitschakelen
MENU-knop t
1 t [AF-hulplicht] t [Uit]
De rode-ogen-vermindering gebruiken
Met deze instelling kunt u het rode-ogeneffect verminderen door enkele
keren een zwak flitslicht te laten afgaan alvorens de opname met de flitser
te maken.
MENU-knop t
82
NL
1 t [Rode-ogen-verm.] t [Aan]
Een draadloze-flitsopname maken
U kunt met een flitser die een draadloze opnamefunctie heeft (los
verkrijgbaar) flitsen zonder snoer zelfs als de flitser niet op de camera is
aangesloten. Door de plaats van de flitser te veranderen, kunt u een beeld
vastleggen dat driedimensionaal lijkt te zijn door het contrast van licht en
schaduw op het onderwerp te benadrukken.
Raadpleeg voor het maken van afbeeldingen de bedieningsinstructies van
uw flitser.
1 Sluit de draadloze flitser aan op de accessoireschoen en
schakel zowel de camera als de flitser in.
(Flitsfunctie) t
(Draadloos)
3 Maak de draadloze flitser los van de accessoireschoen en klap
de ingebouwde flitser open.
• Als u een test van de flitser uitvoert, druk dan op de AEL-knop.
Opmerkingen
• De camera kan de draadloze belichtingsverhoudingscontrole niet uitvoeren.
• Schakel de draadloze-flitserfunctie uit nadat u klaar bent met het maken van
draadloze-flitsopnamen. Als de ingebouwde flitser wordt gebruikt terwijl de
draadloze-flitserfunctie nog ingeschakeld is, worden de opnamen onnauwkeurig
door de flitser belicht.
• Als een andere fotograaf in de buurt een draadloos flitsapparaat gebruikt en het
flitslicht van zijn/haar ingebouwde flitser uw flitsapparaat doet afgaan, kiest u een
ander kanaal voor de externe flitser. Als u het kanaal van het externe flitsapparaat
wilt veranderen, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die erbij werd geleverd.
De opnamefunctie gebruiken
2 Fn-knop t
Installatie van de AEL-knop
Bij gebruik van de draadloze flitser adviseren wij u [AEL-knop] in te
stellen op [AEL-vergrendel] in het -menu Custom (blz. 123).
83NL
De helderheid van het beeld wijzigen
(Belichting, flitscompensatie, meting)
Een opname maken met een vastgelegde helderheid (AEvergrendeling)
De belichting kan bij een opname in tegenlicht of bij een raam ongeschikt
zijn voor het onderwerp vanwege de grote lichtverschillen tussen het
onderwerp en de achtergrond. Gebruik in zulke gevallen de lichtmeter waar
genoeg licht valt op het onderwerp en vergrendel de belichting alvorens de
opname te nemen. Richt de camera vóór een plaats die lichter is dan het
onderwerp en gebruik de lichtmeter om de belichting van het hele beeld te
vergrendelen om het onderwerp minder helder te maken. Richt de camera
vóór een plaats die donkerder is dan het onderwerp en gebruik de
lichtmeter om de belichting van het hele beeld te vergrendelen om het
onderwerp meer helderheid te geven.
In dit deel wordt beschreven hoe u met de (Spot) een helderder beeld
van het onderwerp kunt vastleggen.
De plaats waar u de
belichting vergrendelt.
1 Fn-knop t
(Lichtmeetfunctie) t
(Spot)
2 Pas de scherpstelling aan op het deel waarop u de belichting
wilt vergrendelen.
De belichting wordt ingesteld wanneer er scherpgesteld is.
84
NL
3 Vergrendel de belichting door op
de AEL-knop te drukken.
(AE-vergrendelingsteken) verschijnt.
AEL-knop
4 Stel scherp op het onderwerp terwijl u op de AEL-knop drukt, en
neem de opname van het onderwerp.
Helderheidscompensatie voor het hele beeld gebruiken
(Belichtingscompensatie)
Behalve voor de belichtingsfunctie M wordt de belichting automatisch
geselecteerd (Automatische belichting).
U kunt afhankelijk van uw voorkeur op basis van de belichting die is
verkregen door de automatische belichting, belichtingscompensatie
uitvoeren door de belichting ofwel naar de pluszijde of naar de minzijde te
verschuiven. U kunt het hele beeld lichter maken door naar de pluszijde te
schuiven. U kunt het hele beeld donkerder maken door naar de minzijde te
schuiven.
Correctie in de –
richting
Basisbelichting
De opnamefunctie gebruiken
• Houd na de opname de AEL-knop ingedrukt als u met dezelfde
belichtingswaarde blijft opnemen. De instelling wordt geannuleerd wanneer
u de knop loslaat.
Correctie in de +
richting
85NL
1 Druk op de
-knop om het
belichtingscompensatiescherm
weer te geven.
-knop
2 Pas de belichting aan met de
instelwiel.
Naar + (over): maakt een beeld helderder.
Naar – (onder): maakt een beeld
donkerder.
Standaardbelichting
3 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Opnametechnieken
• Pas het compensatieniveau aan door het opgenomen beeld te controleren.
• Met de bracketopnamefunctie kunt u meerdere beelden opnemen met de
belichting verschoven naar de plus- of minzijde (blz. 101).
Opmerking
• Deze optie kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op
AUTO, M, of de scènekeuzefunctie.
De hoeveelheid flitslicht aanpassen (Flitscompensatie)
Als u opneemt met de flitser, kunt u alleen de hoeveelheid flitslicht
veranderen, zonder de belichtingscompensatie te veranderen. U kunt alleen
de belichting wijzigen van het hoofdonderwerp dat binnen het flitsbereik ligt.
Fn-knop t
instelling
(Flitscompens.) t Selecteer de gewenste
Naar +: verhoogt het flitsniveau.
Naar –: verlaagt het flitsniveau.
86
NL
Opmerkingen
• Deze optie kan niet worden ingesteld als de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO
of de scènekeuzefunctie.
• Als u het flitsniveau heeft aangepast, verschijnt
in de zoeker als de ingebouwde
flitser omhoog wordt gehaald. Zorg ervoor dat u niet vergeet de waarde terug te
zetten als u het flitsniveau aanpast.
• Het kan zijn dat het hogere flitseffect niet zichtbaar is, omdat de hoeveelheid flitslicht
beperkt is als het onderwerp zich buiten het maximumbereik van de flitser bevindt. Als het
onderwerp zich erg dichtbij bevindt, is het mogelijk dat het lagere flitseffect niet zichtbaar is.
Belichtingscompensatie en flitscompensatie
De belichtingscompensatie verandert de sluitertijd, het diafragma en de ISOgevoeligheid (als [AUTO] is geselecteerd) om de compensatie uit te voeren. Als de
flitser wordt gebruikt, wordt tevens de hoeveelheid flitslicht veranderd.
De flitscompensatie verandert echter uitsluitend de hoeveelheid flitslicht.
MENU knop t
instelling
1 t [Flitsregeling] t Selecteer de gewenste
ADI-flits
Met deze methode regelt u het licht van de flitser waarbij
rekening gehouden wordt met de informatie over de
brandpuntsafstand en de lichtmeetgegevens van de voorflits.
Met deze methode kunt u een nauwkeurige flitscompensatie
krijgen waarbij er nagenoeg geen effect optreedt van de
weerkaatsing van het onderwerp.
Voorflits DDL
Met deze methode regelt u de hoeveelheid flitslicht die
uitsluitend berekend wordt volgens de gegevens van de
lichtmeting van de voorflits. Deze methode is gevoelig voor
de lichtweerkaatsing van het onderwerp.
De opnamefunctie gebruiken
De flitsregeling selecteren om de hoeveelheid flitslicht in te
stellen (Flitsregeling)
ADI: Advanced Distance Integration (Geavanceerde afstandsintegratie)
TTL: Through the lens (Door de lens)
• Bij de selectie van [ADI-flits] kan het gebruik van een lens die is voorzien
van een afstandscodeerder een nauwkeuriger flitscompensatie opleveren
doordat nauwkeurigere afstandsinformatie wordt gebruikt.
Opmerkingen
• Wanneer de afstand tussen het onderwerp en het externe flitsapparaat (los
verkrijgbaar) niet kan worden vastgesteld (opnemen met een draadloos, extern
flitsapparaat (los verkrijgbaar), opnemen met een los flitsapparaat dat met een kabel
87NL
is verbonden met de camera, opnemen met een dubbelflitsapparaat of ringflitser voor
macro-opnamen, enz.), selecteert de camera automatisch de stand Voorflits DDL.
• Selecteer in de volgende gevallen [Voorflits DDL] omdat de camera geen
flitscompensatie kan uitvoeren met ADI-flits.
– Aan het flitsapparaat HVL-F36AM is een breed paneel bevestigd.
– Voor flitsopnamen wordt een diffuser gebruikt.
– Er wordt een filter met een belichtingsfactor, zoals een ND-filter, gebruikt.
– Er wordt een close-uplens gebruikt.
• ADI-flits is alleen beschikbaar in combinatie met een lens die is uitgerust met een
afstandscodeerder. Om te bepalen of uw lens is uitgerust met een afstandscodeerder,
raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die bij de lens werd geleverd.
De methode selecteren voor lichtmeting van het onderwerp
(Lichtmeetfunctie)
Fn-knop t
(Lichtmeetfunctie) t Kies de gewenste stand
(Meervelds)
Bij deze instelling wordt het licht op elk veld gemeten na
opdeling van het totale gebied in meerdere velden en zo
wordt de juiste belichting van het gehele scherm bepaald.
(Centrum gericht) Deze functie legt de nadruk op het middelste deel van het scherm,
maar meet de gemiddelde helderheid van het gehele scherm.
(Spot)
Deze functie meet licht op of rond het scherpstelgebied in het
midden van het kader.
Opnametechnieken
• Gebruik (Meervelds) voor meten voor algemene opnamen.
• Meet, wanneer er een onderwerp met veel contrast in het AF-gebied is, het
licht van het onderwerp dat u wilt vastleggen en maak gebruik van de
optimale belichting met de spotmeetfunctie en de AE-vergrendeling (blz. 84).
Opmerking
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, wordt
[Lichtmeetfunctie] vastgezet op
(Meervelds) en kunt u de andere functies niet
selecteren.
88
NL
Automatisch de helderheid en het
contrast compenseren (Dynamisch
Bereik)
D-RANGE-knop t Selecteer de
gewenste instelling
(Uit)
(Auto HDR)
Maakt geen gebruik van DRO/Auto HDR-functies.
Door het beeld op te delen in kleine velden, analyseert de
camera het contrast van licht en schaduw tussen het
onderwerp en de achtergrond, en produceert een beeld waarin
de helderheid en gradatie optimaal is.
Schiet twee beelden met verschillende belichting en legt dan
het heldere gebied van het onderbelichte beeld over het
donkere gebied van het overbelichte beeld, zodat een beeld
ontstaat met een rijke gradatie.
De helderheid van het beeld corrigeren (Dynamischbereikoptimalisatie)
1 D-RANGE-knop t
De opnamefunctie gebruiken
(Dyn.-bereikoptim)
D-RANGE-knop
(Dyn.-bereikoptim)
2 Selecteer op de controller een optimaal niveau met b/B.
(Automatisch)
(Niveau)*
* Lv_ weergegeven bij
Corrigeert automatisch de helderheid.
Optimaliseert de gradaties van een vastgelegd beeld in elk
van de gebieden van het beeld. Selecteer het optimale niveau
tussen Lv1 (zwak) en Lv5 (krachtig).
is de stap die nu is geselecteerd.
89NL
Opmerkingen
• De instelling wordt vastgezet op
(Uit) wanneer
(Zonsondergang) of
(Nachtportret) is geselecteerd in de scènekeuzefunctie. De instelling wordt vastgezet
op
(Automatisch) wanneer andere standen zijn geselecteerd in
scènekeuzefunctie.
• Bij het opnemen met de dynamisch-bereikoptimalisatie kan het beeld ruis bevatten.
Selecteer het juiste niveau door het vastgelegde beeld te controleren, vooral wanneer
u het effect laat toenemen.
Automatisch compenseren met rijke gradatie (Automatisch
Hoog Dynamisch Bereik)
1 D-RANGE-knop t
(Auto HDR)
2 Selecteer op de controller een optimaal niveau met b/B.
(Aut.
belichtingsver.)
Corrigeert automatisch het belichtingsverschil.
(Niveau
Stelt het belichtingsverschil in op basis van het contrast van
Belichtingsverschil)* het onderwerp. Selecteer het optimale niveau tussen 1.0Ev
(zwak) en 3.0Ev (krachtig).
* _Ev weergegeven bij
is de stap die nu is geselecteerd.
Opnametechniek
• De sluiter wordt twee keer bediend voor één opname, let daarom goed op
het volgende:
– Gebruik deze functie wanneer het onderwerp niet beweegt en niet
knippert.
– Stel het beeld niet opnieuw samen.
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsstand is ingesteld op AUTO of Scèneselectie, kunt u [Auto
HDR] niet selecteren.
• U kunt pas beginnen met de volgende opname als het proces van het vastleggen na
het afdrukken is voltooid.
• U krijgt misschien, afhankelijk van het luminantieverschil van een onderwerp en de
opnameomstandigheden, niet het gewenste effect.
90
NL
• Wanneer de flitser wordt gebruikt, heeft deze functie weinig effect.
• Voor een beeld dat is vastgelegd met deze functie kan niet meer dan één beeld dat
wordt opgelegd, worden gebruikt.
• U kunt deze functies niet gebruiken voor RAW-beelden.
• Wanneer de scène weinig contrast heeft, de opname bewegingsonscherp is of het
onderwerp van de opname wazig is, zult u misschien geen goede HDR-beelden
krijgen. In zulke gevallen wordt
aangeduid op het vastgelegde beeld zodat u
weet wat er aan de hand is. Maak nog meer opnamen en besteed aandacht aan het
contrast of de onscherpte.
De opnamefunctie gebruiken
91NL
Beeldverwerking
De door u gewenste beeldverwerking kiezen (Instellingen)
1 Fn-knop t
(Instellingen) t Selecteer de gewenste
instelling
2 Als u
(Contrast), (Verzadiging) of
(Scherpte) wilt
aanpassen, selecteert u het gewenste item met b/B en past u
vervolgens de waarde aan met v/V.
(Standaard)
Voor het maken van verschillende opnames met een rijke
gradatie en prachtige kleuren.
(Levendig)
De verzadiging en het contrast worden verhoogd voor het
opnemen van opvallende beelden van kleurrijke scènes en
onderwerpen, zoals bloemen, lentegroen, een blauwe hemel
of vergezichten over zee.
(Portret)
Voor het vastleggen van huidkleur met een zacht tint, ideaal
geschikt voor het maken van portretten.
(Landschap)
De verzadiging, het contrast en de scherpte worden verhoogd
voor het vastleggen van levendige, heldere landschappen.
Ook landschappen in de verte komen meer tot uiting.
(Zonsondergang)
(Zwart-wit)
Voor het vastleggen van de prachtige mooie kleur van de
ondergaande zon.
Voor het vastleggen van zwart-witbeelden.
(Contrast), (Verzadiging), en
instellingenitem worden aangepast.
(Contrast)
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe meer verschil in
licht en schaduw wordt geaccentueerd waardoor er meer
invloed op een beeld komt.
(Verzadiging)
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe levendiger de kleur.
Als er een lagere waarde wordt geselecteerd, is de kleur van
het beeld rustiger en zachter.
92
NL
(Scherpte) kunnen voor ieder
(Scherpte)
De scherpte aanpassen. Hoe hoger de geselecteerde waarde,
hoe meer de contouren worden geaccentueerd. Hoe lager de
geselecteerde waarde, hoe meer de contouren worden
verzacht.
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, wordt
[Instellingen] vastgezet op
(Standaard) en kunt u de andere instellingen niet
selecteren.
• Wanneer
(Zwart-wit) is geselecteerd, kunt u de verzadiging niet aanpassen.
Het bereik van de gereproduceerde kleuren wijzigen
(Kleurenruimte)
MENU-knop t
instelling
1 t [Kleurenruimte] t Kies de gewenste
sRGB
Dit is de standaard Kleurenruimte van de digitale camera.
Gebruik sRGB bij normale opnamen, bijvoorbeeld als u van
plan bent om de beelden af te drukken zonder aanpassing.
Adobe RGB
Dit heeft een uitgebreid assortiment kleurenreproducties. Als
een groot deel van de onderwerp levendig groen of rood is, is
Adobe RGB effectief.
• De bestandsnaam van het beeld begint met "_DSC".
De opnamefunctie gebruiken
De wijze waarop kleuren worden vertegenwoordigd met combinaties van
nummers of het assortiment kleurenreproducties wordt "Kleurenruimte"
genoemd. U kunt de Kleurenruimte wijzigen, afhankelijk van uw doel.
Opmerkingen
• Adobe RGB is voor toepassingen of printers die kleurbeheer en de DCF2.0kleurenruimteoptie ondersteunen. Wanneer u toepassingen of printers gebruikt die
het kleurbeheer niet ondersteunen, kan dat beelden opleveren waarin kleuren niet
natuurgetrouw worden gereproduceerd.
• Beelden worden met een lage verzadiging weergegeven als zij op de camera, of
apparaten die Adobe RGB niet ondersteunen, werden opgenomen met Adobe RGB.
93NL
Instelling ISO
De lichtgevoeligheid wordt uitgedrukt door de ISO-waarde (aanbevolen
belichtingsindex). Hoe hoger het getal, des te hoger de gevoeligheid.
1 Druk op de ISO-knop om het ISO-
ISO-knop
scherm weer te geven.
2 Selecteer op de controller met v/V de gewenste waarde.
• Hoe hoger het getal, des te hoger het ruisniveau is.
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, wordt
de ISO-waarde vastgezet op AUTO en kunt u de andere ISO-waarden niet
selecteren.
• Wanneer de belichtingsfunctie wordt ingesteld op P/A/S en de ISO-waarde wordt
ingesteld op [AUTO], wordt de ISO-waarde automatisch ingesteld tussen ISO 200
en ISO 1600.
• De [AUTO]-instelling is niet beschikbaar in de belichtingsfunctie M. Als u de
belichtingsfunctie M wijzigt met de [AUTO]-instelling, dan wordt deze
overgeschakeld op [200]. Stel de ISO in in overeenstemming met uw opnameomstandigheden.
94
NL
De kleurtinten (Witbalans) instellen
De kleurtint van het onderwerp verandert naarmate de aard van de lichtbron
verandert. De onderstaande tabel geeft de veranderingen in kleurtint aan
gebaseerd op diverse lichtbronnen in vergelijking met een onderwerp dat er
wit uitziet in het zonlicht.
Daglicht
Bewolkt
Fluorescerend
Lamplicht
Wit
Blauwachtig
Groengetint
Roodachtig
Weer/lichtbron
Eigenschappen
van het licht
Opmerkingen
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, wordt
[Witbalans] vastgezet op AWB (Autom.witbalans) en kunt u de andere functies niet
selecteren.
• De camera kan geen nauwkeurige witbalans vaststellen als de enige beschikbare
lichtbron een kwik- of een natriumlamp is vanwege de kenmerken van de lichtbron.
Gebruik in zulke gevallen de flitser.
De opnamefunctie gebruiken
Witbalans is een functie waarmee de kleurtint wordt aangepast tot ongeveer
wat u ziet. Gebruik deze functie als de kleurtint van het beeld er niet uitziet
zoals u verwachtte, of als u doelbewust de kleurtint wilt veranderen voor
een fotografische uitdrukking.
De witbalans aanpassen zodat deze bij een bepaalde
lichtbron past (Automatisch/vooringestelde witbalans)
Fn-knop t AWB (Witbalans) t Kies de gewenste instelling
• Wanneer [AWB] niet is geselecteerd, kunt u de kleurtint fijnregelen met
b/B op de controller. Met een aanpassing naar + wordt het beeld roder en
met een aanpassing naar – wordt het beeld blauwer.
95NL
AWB
(Autom.witbalans)
(Daglicht)
(Schaduw)
(Bewolkt)
De camera neemt automatisch een lichtbron waar en past de
kleurtinten erop aan.
Bij de selectie van een optie die geschikt is voor een bepaalde
lichtbron, worden de kleurtinten aangepast aan de lichtbron
(vooringestelde witbalans).
(Gloeilamp)
(TL-licht)
(Flitslicht)
Opnametechnieken
• Gebruik de bracketfunctie van de witbalans als u de gewenste kleurtint
niet in de geselecteerde optie kunt krijgen (blz. 102).
• U kunt de waarde van de gewenste waarde aanpassen door [5500K]
(Kleurtemperatuur) of [0] (Kleurfilter) te selecteren.
• Door
(Eigen inst.) te selecteren, kunt u uw instelling opslaan
(blz. 97).
De kleurtemperatuur en een filtereffect instellen
(Kleurtemperatuur/kleurfilter)
Fn-knop t AWB (Witbalans) t [5500K] (Kleurtemperatuur) of
[0] (Kleurfilter)
• Selecteer de waarde met b/B om de kleurtemperatuur in te stellen.
• Selecteer de compensatierichting met b/B om de kleurfilter in te stellen.
Opmerking
• De waarden zijn anders onder tl-licht/natrium- of kwiklampen omdat kleurmeters
zijn ontworpen voor filmcamera's. We raden u aan om uw eigen witbalans te
gebruiken of een testopname te maken.
96
NL
5500K*1
(Kleurtemperatuur)
Hiermee wordt de witbalans aan de hand van de
kleurtemperatuur ingesteld. Hoe hoger het getal is, des te
roder het beeld wordt, en hoe lager het getal is, des te blauwer
het beeld wordt.
0*2 (Kleurfilter)
Zo komt het effect van CC (Color Compensation)-filters voor
fotografie tot stand.
De kleur kan, gebaseerd op de ingestelde kleurtemperatuur
als standaard, worden gecompenseerd naar G (Green) of M
(Magenta).
*1 De waarde is de waarde van de kleurtemperatuur die op dat moment is
geselecteerd.
*2 De waarde is de waarde van de kleurfilter die op dat moment is geselecteerd.
De kleurtinten opslaan (Eigen witbalans)
1 Fn-knop t AWB (Witbalans) t
(Eigen inst.)
2 Selecteer [
SET] met b/B op de controller, en druk
vervolgens op het midden van de controller.
De opnamefunctie gebruiken
In een scène waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere soorten
lichtbronnen, adviseren wij u een eigen witbalans te gebruiken om de witte
kleuren nauwkeurig te reproduceren.
3 Houd de camera zo dat het witte gebied het AF-gebied in het
midden volledig bedekt en druk vervolgens op de ontspanknop.
De sluiter klikt en de geijkte waarden (kleurtemperatuur en kleurfilter)
worden weergegeven.
4 Druk op het midden van de controller.
De monitor keert terug naar het scherm met opname-informatie waarbij de in
het geheugen opgeslagen eigen ingestelde instelling voor witbalans blijft
behouden.
• De eigen witbalansinstelling die met deze bediening werd opgeslagen, blijft
beschikbaar totdat er een nieuwe instelling wordt opgeslagen.
97NL
Opmerking
• De mededeling "Fout eigen witbalans" geeft aan dat de waarde buiten het verwachte
bereik ligt. (Als de flitser wordt gebruikt op een onderwerp dat erg dichtbij is, of als
zich een onderwerp met een felle kleur in het scherpstelkader bevindt.) Als u deze
waarde opslaat, wordt de
-indicator geel in de opname-informatie op de LCDmonitor. U kunt op dit moment wel opnemen, maar wij adviseren u de witbalans
nogmaals in te stellen om een nauwkeurigere witbalanswaarde te verkrijgen.
De eigen witbalansinstelling oproepen
Fn-knop t AWB (Witbalans) t
(Eigen inst.)
Opmerking
• Als de flitser afgaat wanneer op de ontspanknop wordt gedrukt, wordt een eigen
witbalansinstelling opgeslagen waarbij rekening wordt gehouden met het flitslicht.
Gebruik bij latere opnamen ook de flitser.
98
NL
De transportfunctie selecteren
Deze camera heeft zeven transportfuncties, waaronder enkelvoudig
transport en continutransport. Kies naar wens een transportfunctie.
Enkele opnamen nemen
Deze functie is voor normaal opnemen.
-knop t
(Enkelbeeldopname)
Opmerking
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op
(Sportactie) in de
scènekeuzefunctie, kunt u niet een enkele opname maken.
De camera legt de beelden doorlopend vast op de volgende snelheden*.
Maximaal 5 beelden per
seconde
Maximaal 3 beelden per
seconde
* Onze meetomstandigheden. De snelheid van een continuopname is
langzamer, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
1
-knop t
(Continuopname) t Kies de gewenste
De opnamefunctie gebruiken
Continu opnemen
stand
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
• De camera blijft opnemen als u de ontspanknop ingedrukt houdt.
Het maximale aantal opeenvolgende opnamen
Het aantal beelden dat continu opgenomen kan worden, is beperkt.
Fijn
32 beelden
Standaard
116 beelden
RAW & JPEG
7 beelden
RAW
14 beelden
99NL
Ononderbroken opnamen maken bij hogere snelheden
De camera maakt ononderbroken opnamen met maximaal zeven beelden per
seconde. De belichting en scherpstelling worden ingesteld bij de eerste opname.
-knop t
(Snelh.v. continutr.)
Opmerkingen
• U kunt geen continuopnamen maken wanneer "0" knippert in de zoeker. Wacht tot
de indicator verdwijnt.
• U kunt geen ononderbroken opnamen maken bij een andere scènekeuze dan
(Sportactie).
De zelfontspanner gebruiken
De 10-seconden zelfontspanner is handig wanneer de fotograaf zelf op de
foto moet staan en de 2-seconden zelfontspanner is handig om
camerabewegingen te verminderen.
1
-knop t
instelling
• Het cijfer achter
(Zelfontspanner) t Selecteer de gewenste
is het huidige aantal geselecteerde seconden.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
• Als de zelfontspanner is geselecteerd, geven geluidsignalen en het lampje
van de zelfontspanner de status ervan aan. Vlak voor de opname knippert
het lampje van de zelfontspanner snel en klinkt het geluidsignaal.
De zelfontspanner annuleren
Druk op de
-knop.
Opmerking
• Wanneer u op de ontspanknop drukt zonder in de zoeker te kijken, gebruikt u het
zoekerkapje (blz. 24).
100
NL
Beelden opnemen met verschoven belichting
(Belichtingsbracket)
Basisbelichting
– richting
+ richting
1
-knop t
bracketstap
(Bracket: continu) t Kies de gewenste
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
De basisbelichting wordt ingesteld bij het eerste beeld van de bracketopname.
De opnamefunctie gebruiken
Met bracketopnamen kunt u diverse beelden opnemen, ieder met een
andere belichtingsgraad. Specificeer de afwijkingswaarde (stappen) van de
basisbelichting en de camera maakt automatisch drie opnamen bij een
wisselende belichting. Houd de ontspanknop ingedrukt totdat het opnemen
stopt.
Wanneer er wordt geflitst, wordt met de flitsbracketopname de hoeveelheid
flitslicht gevarieerd. Druk de ontspanknop in voor elke opname.
Opmerkingen
• De belichting wordt verschoven door aanpassing van de sluitertijd als het instelwiel
is ingesteld op M.
• Bij aanpassing van de belichting, wordt de belichting verschoven aan de hand van de
gecompenseerde waarde.
• De bracket kan niet worden gebruikt wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op
AUTO of de scènekeuzefunctie.
101NL
EV-schaalverdeling bij bracketopname
LCD-monitor
(standaardweergave)
Omgevingslichtbracket*
Stappen van 0,3, drie
opnamen
Belichtingscompensatie 0
Flits-bracketopname
Stappen van 0,7, drie
opnamen
Flitscompensatie –1,0
Aangegeven in de bovenste
regel.
Aangegeven onder de
schaalverdeling.
Zoeker
LCD-monitor (Stand
handmatige
scherpstellingscontrole
Live View)
* Omgevingslicht: elk licht, behalve het flitslicht, dat de scène belicht
gedurende een lange tijd, zoals natuurlijk licht, een gloeilamp of een tl-buis.
• Bij bracketopnamen wordt hetzelfde aantal aanduidingen als het aantal
opneembare beelden weergegeven op de EV-schaalverdeling. Bij
flitsbracketopnamen worden de aanduidingen echter niet in de zoeker
weergegeven.
• Nadat de bracketopname is begonnen, gaan de aanduidingen van de reeds
gemaakte opnamen één voor één uit.
Opnemen met witbalansverschuiving (Witbalansbracket)
Op basis van de geselecteerde witbalans en kleurtemperatuur/kleurfilter
worden drie beelden vastgelegd met een wisselende witbalans.
1
-knop t
gewenste instelling
(Witbalansbracket) t Kies de
• Wanneer Lo is geselecteerd, wordt het verschoven met 10 mired* en
wanneer Hi is geselecteerd wordt het verschoven met 20 mired.
2 Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
* Mired: een eenheid die de kleuromzettingskwaliteit aangeeft voor
kleurtemperatuurfilters.
102
NL
Opnamen maken met de draadloze afstandsbediening
U kunt een opname maken met de knoppen SHUTTER en 2SEC (de
ontspanknop wordt na 2 seconden losgelaten) op de RMT-DSLR1draadloze afstandsbediening (los verkrijgbaar). Raadpleeg ook de
gebruiksaanwijzing van de draadloze afstandsbediening.
1
-knop t
(Afstandsbediening)
2 Stel scherp op het onderwerp, richt de zender van de draadloze
afstandsbediening op de sensor van de afstandsbediening en
maak de opname.
De opnamefunctie gebruiken
Opmerking
• Wanneer u op de ontspanknop drukt zonder in de zoeker te kijken, gebruikt u het
zoekerkapje (blz. 24).
103NL
De weergavefuncties gebruiken
Beelden weergeven
Het laatst opgenomen beeld wordt weergegeven op de LCD-monitor.
1 Druk op de
-knop.
-knop
2 Selecteer op de controller een beeld met b/B.
Terugkeren naar de opnamestand
Druk nogmaals op de -knop.
Overschakelen op het scherm voor opnamegegevens
Druk op de DISP-knop.
Telkens wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het scherm als volgt.
Zonder opnameinformatie
Histogramweergave
Met opnameinformatie
De beeldrichting kiezen bij de weergave van een beeld dat is opgenomen
in de portretpositie
MENU knop t
instelling
1 t [Beeldrotatie] t Selecteer de gewenste
Opmerking
• Wanneer u het beeld weergeeft op een tv of computer, wordt het weergegeven in de
portretpositie, zelfs als [Handm.roteren] is geselecteerd.
104
NL
Een beeld roteren
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
2 Druk op het midden van de controller.
Het beeld wordt linksom geroteerd. Herhaal stap 2 als u nog een rotatie wilt
uitvoeren.
• Nadat u het beeld hebt geroteerd, wordt het weergegeven in de geroteerde
positie, zelfs wanneer u de voeding uitschakelt.
Terugkeren naar het normale weergavescherm
Druk op de -knop.
Beelden vergroten
Een beeld kan worden vergroot om het beter te kunnen bekijken. Dit is
handig om de scherpstelling van een opgenomen beeld te bekijken.
De weergavefuncties gebruiken
Opmerking
• Als u geroteerde beelden naar een computer kopieert, kunnen de geroteerde beelden
met het softwareprogramma "PMB" op de cd-rom (bijgeleverd) correct worden
weergegeven. Het is echter mogelijk dat de beelden niet worden geroteerd,
afhankelijk van het softwareprogramma.
1 Geef het beeld weer dat u wilt
roteren en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
105NL
2 U kunt in- en uitzoomen op het
beeld met de
-knop of
-knop.
• Draaien aan het instelwiel schakelt het
beeld over op dezelfde
weergavevergroting. Als u meerdere
beelden opneemt met dezelfde
compositie, dan kunt u hun
scherptediepte vergelijken.
-knop
3 Selecteer het deel dat u wilt vergroten met v/V/b/B op de
controller.
De vergrote weergave annuleren
Druk op de -knop om het beeld te laten terugkeren naar de normale
grootte.
Zoombereik
Het weergavezoombereik is als volgt.
Beeldgrootte
Zoombereik
L
Ongev. ×1,1 – ×14
M
Ongev. ×1,1 – ×11
S
Ongev. ×1,1 – ×7,2
Overschakelen op de beeldlijstweergave
1 Druk op de
-knop.
Het scherm verandert in het
beeldindexscherm.
106
NL
-knop
2 Druk een aantal maal op de DISPknop om het gewenste
schermformaat te kiezen.
• Achtereenvolgens worden de volgende
schermen weergegeven: 9 beelden t 4
beelden
DISP-knop
Terugkeren naar het scherm met een enkel beeld
Druk op de
-knop of het midden van de controller als u het gewenste
beeld kiest.
Mappenbalk
Beelden automatisch weergeven (Diavoorstelling)
MENU-knop t
1 t [Diavoorstelling] t [OK]
De opgenomen beelden worden op volgorde weergegeven
(diavoorstelling). De diavoorstelling eindigt automatisch nadat alle beelden
zijn weergegeven.
• U kunt volgende en vorige beelden bekijken met b/B op de controller.
De weergavefuncties gebruiken
Een map selecteren
1 Selecteer de mappenbalk met b/B op
de controller en druk vervolgens in het
midden.
2 Selecteer de gewenste map met v/V en
druk vervolgens in het midden.
De diavoorstelling pauzeren
Druk op het midden van de controller. Wanneer u opnieuw drukt, wordt de
diavoorstelling hervat.
De diavoorstelling middenin beëindigen
Druk op de MENU-knop.
107NL
Het interval kiezen tussen de beelden in de diavoorstelling
MENU-knop t
1 t [Diavoorstelling] t [Interval] t
Selecteer het gewenste aantal seconden
Herhaaldelijk afspelen
MENU-knop t
[Aan]
108
NL
1 t [Diavoorstelling] t [Herhalen] t
De informatie over opgenomen beelden
controleren
Telkens wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het scherm als volgt
(blz. 104).
Basisopname-informatie
Indicatie
Geheugenkaart (18)
100-0003
Map - bestandsnummer
(135)
-
Beveiligen (112)
DPOF3
DPOF ingesteld (142)
Beeldkwaliteit (119)
Beeldgrootte (118)/
Beeldverhouding (118)
Scherm
Indicatie
Waarschuwing Auto
HDR-beeld (90)
De weergavefuncties gebruiken
Scherm
Waarschuwing resterend
accuvermogen (14)
1/125
Sluitertijd (60)
F3.5
Diafragma (58)
ISO200
ISO-gevoeligheid (94)
2009 1 1
10:37AM
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
109NL
Histogramweergave
A
Scherm
Scherm
–0.3
Indicatie
Map - bestandsnummer
(135)
-
Beveiligen (112)
DPOF3
35mm
Instellingen (92)
AWB +1
5500K M1
Waarschuwing resterend
accuvermogen (14)
B
Indicatie
Histogram (111)
P A S M Functiekeuzeknop (47 –
67)
1/125
Sluitertijd (60)
F3.5
Diafragma (58)
ISO200
ISO-gevoeligheid (94)
110
NL
Belichtingscompensatie
(85)
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurfilter, Eigen) (95)
Dynamischbereikoptimalisatie (89)/
Auto HDR/
Waarschuwing Auto
HDR-beeld (90)
Beeldgrootte (118)/
Beeldverhouding (118)
–0.3
Brandpuntsafstand (148)
DPOF ingesteld (142)
Beeldkwaliteit (119)
Scherm
Flitscompensatie (86)
Lichtmeetfunctie (88)
Geheugenkaart (18)
100-0003
Indicatie
2009 1 1
10:37AM
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
Hoe u het histogram kunt controleren
Als het beeld een sterk belicht of zwak
belicht deel bevat, knippert dat deel van
het beeld in de histogramweergave
(luminantielimietwaarschuwing).
Aantal pixels
Het histogram geeft de
luminantieverdeling weer die aangeeft
hoeveel pixels van een bepaalde
helderheid er voorkomen in het beeld.
Druk als u het histogram wilt weergeven,
op de DISP-knop (bladzijde 34 en 104).
Donker
Licht
Knipperend
R (rood)
Luminantie
Door de belichtingscompensatie wordt
het histogram dienovereenkomstig
veranderd. De illustratie rechts is een
voorbeeld.
Een opname maken met de
belichtingscompensatie aan de positieve
zijde, verheldert het volledige beeld, zodat
het volledige histogram naar de heldere
zijde (rechterzijde) verschuift. Als u
opneemt met de belichtingscompensatie
toegepast aan de negatieve kant, zal het
histogram naar de andere kant verschuiven.
Beide uiteinden van het histogram geven
sterk en zwak belichte delen weer. Het is
onmogelijk om deze gebieden later met
een computer te herstellen. Pas zo nodig
de belichting aan en neem de opname
nogmaals.
De weergavefuncties gebruiken
G (groen) B (blauw)
111NL
Beelden beveiligen (Beveiligen)
U kunt afbeeldingen beschermen tegen het per ongeluk wissen.
Geselecteerde beelden beveiligen/de beveiliging van
geselecteerde beelden annuleren
1 MENU-knop t
1 t [Beveiligen] t [Gemark.beelden]
2 Selecteer de beelden die u wilt
beveiligen met b/B op de
controller en druk dan op het
midden van de controller.
-
De markering - wordt op het
geselecteerde beeld afgebeeld.
• Om de selectie ongedaan te maken,
drukt u opnieuw op het midden.
3 Als u nog andere beelden wilt beveiligen, herhaalt u stap 2.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v en druk vervolgens op het midden van de
controller.
112
NL
Beelden wissen (Wissen)
Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. Controleer
vooraf of u het beeld al dan niet wilt wissen.
Opmerking
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
Het beeld wissen dat wordt weergegeven
1 Geef het beeld weer dat u wilt
wissen en druk vervolgens op de
-knop.
-knop
2 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden
van de controller.
1 MENU-knop t
1 t [Wissen] t [Gemark.beelden]
2 Selecteer met de controller de
beelden die u wilt wissen, en druk
dan op het midden van de
controller.
De markering
wordt op het
geselecteerde beeld afgebeeld.
De weergavefuncties gebruiken
Hiermee worden de geselecteerde beelden gewist
Totaal aantal
3 Als u nog andere beelden wilt wissen, herhaalt u stap 2.
4 Druk op de MENU-knop.
113NL
5 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden
van de controller.
Alle beelden in de map wissen
1 Druk op de
-knop.
2 Selecteer de mappenbalk met b
op de controller.
Mappenbalk
3 Druk op het midden van de controller, en selecteer vervolgens
de map die u wilt wissen met v/V.
4 Druk op de
-knop.
5 Selecteer [Wissen] met v en druk vervolgens op het midden
van de controller.
Het in één keer verwijderen van alle afbeeldingen
MENU-knop t
1 t [Wissen] t [Alle beelden] t [Wissen]
Opmerking
• Het kan lang duren voordat veel beelden gewist zijn als deze zijn geselecteerd met
[Alle beelden]. We raden u aan beelden te wissen op een computer of met de camera
de geheugenkaart te formatteren.
114
NL
Beelden bekijken op een tv-scherm
Als u de beelden die u met de camera hebt gemaakt, op een tv wilt
bekijken, hebt u een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) en een HD-tv met
HDMI-aansluiting nodig.
1 Schakel zowel de camera als de
tv uit, en sluit de camera en de tv
op elkaar aan.
1 Naar de HDMI-
aansluiting
HDMI-kabel
(los verkrijgbaar)
2 Naar de
HDMI-aansluiting
• Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bijgeleverd bij de tv voor meer informatie.
3 Schakel de camera in.
De beelden die met de camera zijn
opgenomen, worden op het tv-scherm
afgebeeld.
Selecteer de gewenste beelden met b/B
op de controller.
• De LCD-monitor op de camera wordt
niet ingeschakeld.
De weergavefuncties gebruiken
2 Schakel de tv in en wijzig de ingang.
Controller
Opmerkingen
• Gebruik een HDMI-kabel met het HDMI-logo.
• Gebruik een HDMI-mini-aansluiting aan het ene uiteinde (voor de camera) en een
aansluiting die geschikt is voor de aansluiting op uw tv aan het andere uiteinde.
115NL
• Als u uw camera met een HDMI-kabel aansluit op een Sony tv die compatibel is met
VIDEO-A, stelt de tv automatisch de juiste beeldkwaliteit in voor het weergeven van
stilstaande beelden. Raadpleeg de bedieningsinstructies van Sony's tv die compatibel
is met VIDEO-A voor meer informatie.
• Sommige apparaten zullen mogelijk niet correct werken.
• Sluit de uitgang van het apparaat niet aan op de HDMI-aansluiting op de camera. Dit
kan een storing veroorzaken.
Op "PhotoTV HD"
Deze camera is compatibel met de norm "PhotoTV HD".
Door apparaten die compatibel zijn met PhotoTV HD van Sony aan te
sluiten met een HDMI-kabel, kunt u genieten van een compleet nieuwe
wereld van foto's in adembenemende Full HD-kwaliteit.
"PhotoTV HD" biedt een zeer gedetailleerde, fotogetrouwe uitdrukking van
subtiele patronen en kleuren.
Uw camera in het buitenland gebruiken
De camera neemt automatisch het kleursysteem waar dat overeenkomt met
het aangesloten videoapparaat.
Over tv-kleursystemen
Als u beelden wilt bekijken op een televisiescherm, hebt u een televisie met
een video-ingangsaansluiting en een videokabel nodig. Het kleursysteem
van de tv moet overeenstemmen met dat van uw digitale fotocamera.
Raadpleeg de onderstaande lijsten voor het tv-kleursysteem van het land of
gebied waarin u de camera gebruikt.
NTSC-systeem
Bahama-eilanden, Bolivia, Canada, Chili, Colombia, Ecuador, Filippijnen, Jamaica,
Japan, Korea, Mexico, Midden-Amerika, Peru, Suriname, Taiwan, Venezuela,
Verenigde Staten, enz.
PAL-systeem
Australië, België, China, Denemarken, Duitsland, Finland, Hongarije, Hongkong,
Italië, Koeweit, Maleisië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Singapore, Slowakije, Spanje, Thailand, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk,
Zweden, Zwitserland, enz.
PAL-M-systeem
Brazilië
116
NL
PAL-N-systeem
Argentinië, Paraguay, Uruguay
SECAM-systeem
Bulgarije, Frankrijk, Guyana, Irak, Iran, Monaco, Oekraïne, Rusland, enz.
Gebruik van "BRAVIA" Sync
Wanneer u de camera met een HDMI-kabel aansluit op een tv die
"BRAVIA" Sync ondersteunt, kunt u de camera bedienen met de
afstandsbediening van de tv.
1 Sluit een tv die "BRAVIA" Sync ondersteunt, op de camera aan
(blz. 115).
Het ingangssignaal wordt automatisch omgeschakeld en het beeld dat met de
camera is opgenomen, verschijnt op het tv-scherm.
2 Druk op de LINK MENU-knop op de afstandsbediening van de tv.
gebruiken.
Onderdelen in het koppelingsmenu
Diavoorstelling
Hiermee speelt u beelden automatisch af (blz. 107).
Eén beeld afspelen
U keert terug naar het scherm met een enkel beeld.
Beeldindex
Hiermee schakelt u naar het beeldindexscherm.
Wissen
Hiermee selecteert u de methode voor verwijdering van
beelden voor één beeld of alle beelden (blz. 113).
De weergavefuncties gebruiken
3 U kunt de bedieningsknop op de afstandsbediening van de tv
Opmerkingen
• De beschikbare bewerkingen zijn beperkt als de camera met een HDMI-kabel op een
tv is aangesloten.
• Alleen op tv's die "BRAVIA" Sync ondersteunen, kunnen deze bewerkingen worden
gebruikt. Raadpleeg de bij de tv geleverde gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
• Als de camera onnodige bewerkingen uitvoert als reactie op de afstandsbediening
van de tv als de camera met een HDMI-aansluiting op een tv van een andere
fabrikant is aangesloten, stelt u [CTRL.VOOR HDMI] in het
menu Instellingen
in op [Uit].
117NL
Uw instellingen wijzigen
De beeldgrootte en de beeldkwaliteit instellen
Beeldgrootte
MENU-knop t
1 t [Beeldgrootte] t Selecteer de
gewenste grootte
[Beeldverhoud.]: [3:2]
L:14M
4592 × 3056 pixels
M:7.4M
3344 × 2224 pixels
S:3.5M
2288 × 1520 pixels
[Beeldverhoud.]: [16:9]
L:12M
4592 × 2576 pixels
M:6.3M
3344 × 1872 pixels
S:2.9M
2288 × 1280 pixels
Opmerking
• Wanneer u een RAW-beeld selecteert met [Kwaliteit], komt de beeldgrootte van het RAWbeeld overeen met L. De beeldgrootte wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
Beeldverhoud.
MENU-knop t
1 t [Beeldverhoud.] t Selecteer de
gewenste beeldverhouding
3:2
Een normale beeldverhouding.
16:9
Een HDTV-verhouding.
118
NL
Kwaliteit
MENU knop t
instelling
(RAW)
(RAW &
JPEG)
(Fijn)
(Standaard)
1 t [Kwaliteit] t Selecteer de gewenste
Bestandsformaat: RAW (Gegevens met het RAWcompressieformaat.)
Bij deze bestandsindeling wordt geen digitale verwerking op
de beelden uitgevoerd. Selecteer dit formaat om beelden op
een computer te verwerken voor professionele doelen.
• Het beeldformaat ligt vast op het maximale formaat. Het
beeldformaat wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
Bestandsformaat: RAW (Gegevens met het RAWcompressieformaat.) + JPEG
Het RAW-beeld en het JPEG-beeld worden tegelijkertijd
gemaakt. Dit is handig wanneer u twee beeldbestanden nodig
hebt: een JPEG-bestand om weer te geven en een RAWbestand om te bewerken.
• De beeldkwaliteit is vastgelegd op [Fijn] en de beeldgrootte
is vastgelegd op [L].
Opmerking
• Zie bladzijde 25 voor meer informatie over het aantal beelden dat kan worden
opgenomen wanneer de beeldkwaliteit wordt veranderd.
Over RAW-beelden
U hebt het softwareprogramma "Image Data Converter SR" nodig dat op de cd-rom
(bijgeleverd) staat om een RAW-beeld te kunnen openen dat op deze camera is
opgenomen. Met behulp van dit softwareprogramma kan een RAW-beeld worden
geopend en geconverteerd naar een veelgebruikt bestandsformaat, zoals JPEG of TIFF,
en kunnen de witbalans, de kleurverzadiging, het contrast, enz., worden veranderd.
• Het RAW-beeld kan niet worden afgedrukt op een DPOF-printer of een PictBridgecompatibele printer.
• U kunt [Auto HDR] niet instellen op beelden in RAW-formaat.
Uw instellingen wijzigen
Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt bij de opname gecomprimeerd in het JPEGbestandsformaat. Omdat de compressieverhouding van
(Standaard) hoger is dan die van
(Fijn), is de
bestandsgrootte van
kleiner dan die van
.
Hierdoor kunnen meer bestanden worden opgenomen op een
geheugenkaart, maar zal de beeldkwaliteit lager zijn.
119NL
De methode voor opnemen op een
geheugenkaart instellen
De methode kiezen waarmee bestandsnummers worden
toegekend aan beelden
MENU knop t
2 t [Bestandsnummer] t Selecteer de
gewenste instelling
Serie
De camera zet de nummers niet op volgorde terug en kent
opeenvolgende nummers aan bestanden toe totdat het
nummer "9999" wordt bereikt.
Terugstellen
In de volgende gevallen worden door de camera nummers
teruggezet op de beginwaarde en vanaf "0001" aan bestanden
toegekend. Als de opnamemap een bestand bevat, wordt een
nummer hoger dan het hoogste reeds toegekende nummer
toegewezen.
– Als het mapformaat is gewijzigd.
– Als alle beelden in de map zijn gewist.
– Als de geheugenkaart is vervangen.
– Als de geheugenkaart is geformatteerd.
Het formaat van de mapnaam selecteren
De opgenomen beelden worden opgeslagen in de automatisch gemaakte
mappen in de map DCIM op de geheugenkaart.
MENU knop t
instelling
Standaardform.
Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer +
MSDCF.
Voorbeeld: 100MSDCF
Datumformaat
Het formaat van de mapnaam is als volgt: mapnummer + J
(laatste cijfer)/MM/DD.
Voorbeeld: 10090405 (Mapnaam: 100, datum: 04/05/2009)
120
NL
2 t [Mapnaam] t Selecteer de gewenste
Een nieuwe map maken
U kunt op de geheugenkaart een map maken voor het opnemen van
afbeeldingen.
Een nieuwe map wordt aangemaakt met een nummer dat een eenheid hoger
is dan het hoogste nummer dat reeds in gebruik is, en de map wordt de
huidige opnamemap.
MENU-knop t
2 t [Nieuwe map]
De opnamemap selecteren
Als het standaardformaat voor de mapnaam is geselecteerd en er twee of
meer mappen bestaan, kunt u de opnamemap selecteren die moet worden
gebruikt om opgenomen beelden in op te slaan.
MENU-knop t
map
2 t [Map kiezen] t Selecteer de gewenste
Opmerking
• U kunt de map niet selecteren wanneer u de instelling [Datumformaat] selecteert.
MENU-knop t
1 t [Formatteren] t [OK]
Opmerkingen
• Tijdens het formatteren brandt het toegangslampje. Terwijl het lampje brandt, mag u
de geheugenkaart niet verwijderen.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera. Als u de geheugenkaart op een computer
formatteert, is het mogelijk dat niet in deze camera gebruikt kan worden, afhankelijk
van het type formattering dat is uitgevoerd.
• Formatteren kan afhankelijk van de geheugenkaart een aantal minuten in beslag
nemen.
Uw instellingen wijzigen
De geheugenkaart formatteren
Vergeet niet dat het formatteren alle gegevens op de geheugenkaart
onherstelbaar zal wissen, inclusief de beveiligde beelden.
121NL
De instelling voor ruisonderdrukking
wijzigen
Ruisonderdrukking uitschakelen tijdens opnamen met een
lange belichtingstijd
De ruisonderdrukking wordt ingeschakeld voor de duur dat de sluiter open
is als u de sluitertijd instelt op een seconde of langer (opname met lange
belichting).
Dit gebeurt om de korrelige ruis die typisch is voor een lange belichting, te
verminderen. Er wordt een bericht weergegeven als de ruisonderdrukking
in voortgang is, en u kunt dan geen nieuwe foto's nemen. Selecteer [Aan]
om de prioriteit voor de beeldkwaliteit aan te geven. Selecteer [Uit] om de
prioriteit voor de opnametiming aan te geven.
MENU-knop t
2 t [NR lang-belicht] t [Uit]
Opmerkingen
• De ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd bij continue opnamen of continue
bracket-opnamen, zelfs wanneer deze functie is ingesteld op [Aan].
• Wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op AUTO of de scènekeuzefunctie, kunt
u de ruisonderdrukking niet uitschakelen.
De ruisonderdrukking instellen bij instellingen met een
hoge ISO-gevoeligheid
Als er opnamen worden gemaakt met de ISO-gevoeligheid ingesteld op
1600, verlaagt de camera ruis die opvalt als de gevoeligheid van de camera
hoger is.
Selecteer [Hoog] om de prioriteit voor de beeldkwaliteit aan te geven.
Selecteer [Normaal] om de prioriteit voor de opnametiming aan te geven.
MENU-knop t
2 t [NR bij hoge-ISO] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerking
• [Normaal] wordt automatisch geselecteerd voor continue opnamen of continu
bracketopnamen, zelfs als u de instelling [Hoog] kiest.
122
NL
De functie van de AEL-knop wijzigen
De bediening van de AEL-knop wijzigen
De functie van de AEL-knop kan worden geselecteerd uit de volgende twee
functies:
– Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te
drukken terwijl de knop ingedrukt wordt gehouden ([AEL-vergrendel]).
– Behoud de vergrendelde belichtingswaarde door op de AEL-knop te
drukken tot de knop nogmaals wordt ingedrukt ([AEL-wisselen]).
MENU knop t
instelling
1 t [AEL-knop] t Selecteer de gewenste
Opmerkingen
• Terwijl de belichtingswaarde vergrendeld is, wordt
afgebeeld op de LCDmonitor en in de zoeker. Zorg ervoor dat u de instelling niet terugzet.
• De instellingen "AF vastzetten" en "AF/MF wisselen" beïnvloeden de handmatige
verschuiving (blz. 65) in de handmatige belichtingsfunctie.
Uw instellingen wijzigen
123NL
Andere instellingen wijzigen
Het geluid aan-/uitzetten
U kunt het geluid selecteren dat wordt voortgebracht wanneer de sluiter
wordt vergrendeld, tijdens het aftellen van de zelfontspanner, enz.
MENU knop t
2 t [Audiosignalen] t Selecteer de
gewenste instelling
Het Help-scherm verwijderen
U kunt het Help-scherm dat wordt weergegeven tijdens de bediening van
de camera, uitschakelen. Dit is handig wanneer u de volgende bewerking
snel wilt uitvoeren.
MENU-knop t
1 t [Help-scherm] t [Uit]
De tijdsduur instellen waarna de camera in de spaarstand
moet worden gezet
U kunt verschillende tijdsintervallen voor de camera instellen om over te
schakelen naar de stroombesparing (Stroombesparing). Door de
ontspanknop halverwege in te drukken, keert de camera terug naar de
opnamefunctie.
MENU-knop t
gewenste tijd
1 t [Stroombesp.(OVF)] t Selecteer de
Opmerkingen
• Ongeacht de instelling die u hier hebt geselecteerd, gaat de camera na 30 minuten
naar de spaarstand wanneer de camera op een tv is aangesloten, of de
transportfunctie wordt ingesteld op (Afstandsbediening).
• Stel [Stroombesp. (LV)] in wanneer u de handmatige scherpstellingscontrole Live
View gebruikt.
De taal selecteren
MENU-knop t
124
NL
1t[
Taal] t Selecteer de taal
De LCD-monitor instellen
De helderheid van de LCD-monitor handmatig instellen
MENU-knop t
1 t [LCD-helderheid] t Selecteer de
gewenste instelling
De weergegeven tijd van het beeld direct na de opname
ervan instellen (Automatische weergave)
U kunt het opgenomen beeld direct na de opname ervan controleren op de
LCD-monitor. U kunt de weergaveduur veranderen.
MENU knop t
1 t [Autom.weergave] t Selecteer de
gewenste instelling
Opmerking
• In de automatische weergave wordt het beeld niet in de verticale positie
weergegeven, zelfs niet als [Beeldrotatie] wordt ingesteld op [Autom.roteren]
(blz. 104).
Uw instellingen wijzigen
125NL
De LCD-monitor aanhouden terwijl u in de zoeker kijkt
In de standaardinstelling wordt, terwijl u in de zoeker kijkt, de LCDmonitor uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu leegloopt.
Selecteer [Uit] als u wilt dat de LCD-monitor aangezet wordt als u in de
zoeker kijkt.
MENU-knop t
1 t [Autom.uitsch.] t [Uit]
De stramienlijn in-/uitschakelen
U kunt selecteren of de rasterlijn al dan niet wordt weergegeven in de stand
handmatige scherpstellingscontrole Live View (blz. 75).
MENU knop t
instelling
126
NL
1 t [Stramienlijn] t Selecteer de gewenste
De versie van de camera controleren
De versie weergeven
Hiermee geeft u de versie van uw camera weer. Controleer de versie
wanneer er een firmware-update uitkomt.
MENU-knop t
3 t [Versie]
Opmerking
• Een update kan alleen worden uitgevoerd wanneer het accuniveau
(drie
resterende accupictogrammen) of meer is. We raden u aan de accu voldoende op te
laden of een AC-PW10AM-netspanningsadapter (los verkrijgbaar) te gebruiken.
Uw instellingen wijzigen
127NL
Op de standaardinstellingen terugstellen
U kunt de belangrijkste instellingen van de camera terugstellen.
MENU-knop t
3 t [Terugstellen] t [OK]
De volgende items kunnen worden teruggezet.
Onderdelen
Terugstellen op
Belichtingscompensatie (85)
±0.0
Opname-informatie (35)
Grafische weergave
Weergavescherm (104)
Enkelbeeldweergavescherm (met
opname-informatie)
Transportfunctie (99)
Enkelbeeldopname
Flitsfunctie (80)
Invulflits (verschilt naargelang de
ingebouwde flitser open is of niet)
Autom. scherpst. (72)
AF-A
AF-gebied (73)
Breed
ISO (94)
AUTO
Lichtmeetfunctie (88)
Meervelds
Flitscompens. (86)
±0.0
Witbalans (95)
AWB (automatische witbalans)
Kleurtemperatuur/Kleurfilter (96)
5500K, Kleurfilter 0
Eigen witbalans (97)
5500K
DRO/Auto HDR (89)
DRO Automatisch
Instellingen (92)
Standaard
Menu Opname
Onderdelen
Terugstellen op
Beeldgrootte (118)
L:14M
Beeldverhoud. (118)
3:2
Kwaliteit (119)
Fijn
Flitsregeling (87)
ADI-flits
AF-hulplicht (82)
Automatisch
SteadyShot (45)
Aan
Kleurenruimte (93)
sRGB
NR lang-belicht (122)
Aan
128
NL
Onderdelen
Terugstellen op
NR bij hoge-ISO (122)
Normaal
Menu Eigen Instellingen
Onderdelen
Terugstellen op
Eye-Start AF (70)
Aan
AEL-knop (123)
AEL-vergrendel
Rode-ogen-verm. (82)
Uit
Autom.weergave (125)
2 sec.
Autom.uitsch. (126)
Aan
Stramienlijn (126)
Aan
Menu Weergave
Onderdelen
Terugstellen op
Printen opgeven – Datum afdruk. (143)
Uit
Diavoorstelling – Interval (107)
3 sec.
Diavoorstelling – Herhalen (107)
Uit
Beeldrotatie (104)
Autom.roteren
Onderdelen
Terugstellen op
LCD-helderheid (125)
±0
Stroombesp. (LV) (124)
20 sec.
Stroombesp.(OVF) (124)
10 sec.
CTRL.VOOR HDMI (117)
Aan
Help-scherm (124)
Aan
Bestandsnummer (120)
Serie
Mapnaam (120)
Standaardform.
USB-verbinding (131, 144)
Massaopslag
Audiosignalen (124)
Aan
Uw instellingen wijzigen
Menu Instellingen
129NL
Beelden bekijken op uw computer
Met uw computer
In dit deel wordt beschreven hoe u beelden op een geheugenkaart kunt
kopiëren naar een computer die is aangesloten met een USB-kabel.
Aanbevolen computeromgeving
Een computer die op de camera wordt aangesloten dient aan de volgende
vereisten te voldoen om beelden te importeren.
x Windows
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows XP*1 SP3/
Windows Vista*2 SP2/Windows 7
• De juiste werking kan niet worden gegarandeerd in een
computeromgeving die is opgewaardeerd tot een van de bovenstaande
besturingssystemen of in een computeromgeving met meerdere
besturingssystemen (multi-boot).
*1 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
*2 Starterseditie wordt niet ondersteund.
USB-aansluiting: Standaard geleverd
x Macintosh
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.4, 10.5, 10.6)
USB-aansluiting: Standaard geleverd
Opmerkingen over het aansluiten van uw camera op een computer
• Een behoorlijke werking kanniet worden gegarandeerd voor alle bovenstaande
aanbevolen computeromgevingen.
• Als u twee of meer USB-apparaten tegelijkertijd op een computer aansluit, is het
mogelijk dat sommige apparaten, waaronder ook uw camera, niet zullen werken
afhankelijk van het type USB-apparaat dat is aangesloten.
• Bij gebruik van een USB-hub of een verlengkabel kan er geen juiste werking worden
gegarandeerd.
• Deze camera is compatibel met Hi-Speed USB (USB 2.0-compatibel), zodat
wanneer u uw camera aansluit op een computer via een USB-interface die ook
compatibel is met Hi-Speed USB (USB 2.0-compatibel), u gebruik kunt maken van
geavanceerde gegevensoverdracht (snelle overdracht).
• Wanneer de computer ontwaakt uit de waak- of slaapstand, is het mogelijk dat de
communicatie tussen uw camera en uw computer zich niet op hetzelfde moment herstelt.
130
NL
Fase 1: De camera en de computer op elkaar aansluiten
1 Plaats een geheugenkaart met de opgenomen beelden in de
camera.
2 Selecteer met de geheugenkaartschakelaar het type
geheugenkaart waarvan u beelden wilt kopiëren.
3 Plaats een voldoende opgeladen accu in de camera of sluit de
camera aan op een stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter (los verkrijgbaar).
• Als u beelden naar de computer kopieert terwijl de accu onvoldoende is
opgeladen, kan het kopiëren mislukken of kunnen de beeldgegevens
beschadigd raken wanneer de accu voortijdig leeg raakt.
4 Schakel de camera en de computer in.
5 Controleer of [USB-verbinding] in
2 is ingesteld op
[Massaopslag].
1 Naar de USB-aansluiting
op elkaar aan.
De wizard Automatische weergave wordt
op het bureaublad weergegeven.
USB-kabel
2 Naar de
USB-aansluiting
Beelden bekijken op uw computer
6 Sluit de camera en de computer
131NL
Fase 2: Beelden kopiëren naar een computer
Voor Windows
Dit gedeelte beschrijft een voorbeeld van het kopiëren van beelden naar de
map "Documenten" (voor Windows XP: "Mijn documenten").
Wanneer u de bijgeleverde "PMB"-software gebruikt, kunt u gemakkelijk
beelden kopiëren (blz. 137).
1 Klik op [Map openen en
bestanden weergeven] (voor
Windows XP: [Map openen en
bestanden weergeven] t [OK])
als het wizardscherm automatisch
verschijnt op het bureaublad.
• Als het wizardscherm niet verschijnt,
klikt u op [Computer] (voor Windows
XP: [Deze computer]) t
[Verwisselbare schijf].
2 Dubbelklik op [DCIM].
3 Dubbelklik op de map waarin de
beeldbestanden die u wilt
kopiëren, zijn opgeslagen.
Geef daarna het menu weer door
met de rechtermuisknop op een
beeldbestand te klikken en klik op
[Kopiëren].
• Zie bladzijde 135 voor verdere
informatie over de opslagbestemming
van de beeldbestanden.
132
NL
4 Dubbelklik op de map
[Documenten]. Klik daarna met
de rechtermuisknop op het
venster "Documenten" om het
menu weer te geven en klik op
[Plakken].
Voor Macintosh
1 Dubbelklik op het nieuw herkende pictogram t [DCIM] t de
map waarin de beelden die u wilt kopiëren, zijn opgeslagen.
2 Sleep de beeldbestanden naar het pictogram van de vaste
schijf.
De beeldbestanden worden naar de vaste schijf gekopieerd.
Beelden bekijken op uw computer
De beeldbestanden worden gekopieerd
naar de map "Documenten".
• Als in de bestemmingsmap al een beeld
met dezelfde bestandsnaam zit, wordt
een bevestigingsmelding voor het
overschrijven afgebeeld. Wanneer u het
bestaande beeld overschrijft met een
nieuw beeld, wordt het oorspronkelijke
bestand gewist. Als u het beeldbestand
naar de computer wilt kopiëren zonder
een bestaand, gelijknamig beeldbestand
te overschrijven, verandert u eerst de
bestandsnaam in een andere naam en
kopieert u daarna het beeldbestand. Als
u de bestandsnaam echter verandert, zal
dat beeld mogelijk niet meer kunnen
worden weergeven met de camera
(blz. 135).
133NL
Beelden bekijken op uw computer
Voor Windows
1 Klik op [start] t [Documenten] (Voor Windows XP: [Mijn
documenten]).
• Wanneer u RAW-beelden wilt bekijken, hebt u de bijgeleverde software "Image
Data Converter SR" nodig (blz. 140).
2 Dubbelklik
op het gewenste beeldbestand.
Het beeld wordt weergegeven.
Voor Macintosh
Dubbelklik op het pictogram van de vaste schijf t het gewenste
beeldbestand om het te openen.
De USB-verbinding verwijderen
Voer vooraf elke procedure voor Windows of Macintosh die hieronder
wordt vermeld, uit wanneer u:
• De USB-kabel loskoppelt.
• De geheugenkaart verwijdert.
• De camera uitschakelt.
x Voor Windows
Dubbelklik op
in de taakbalk en klik vervolgens op
(USB-apparaat
voor massaopslag) t [Stoppen]. Controleer of het juiste apparaat wordt
aangegeven in het bevestigingsvenster en klik op [OK].
Het apparaat wordt ontkoppeld.
x Voor Macintosh
Sleep het pictogram van de schijf of van de geheugenkaart naar
het pictogram "Prullenbak".
De camera is losgekoppeld van de computer.
134
NL
Opslagbestemmingen beeldbestanden en bestandsnamen
De beeldbestanden die met de camera zijn opgenomen, worden
gegroepeerd in mappen op de geheugenkaart.
Voorbeeld: mappen weergeven in Windows Vista
Beelden die op een computer zijn opgeslagen, kopiëren
naar een geheugenkaart en de beelden weergeven
Dit gedeelte beschrijft als voorbeeld de bediening op een Windowscomputer. Als de bestandsnaam niet is veranderd, kunt u stap 1 overslaan.
Wanneer u de bijgeleverde "PMB"-software gebruikt, kunt u gemakkelijk
beelden kopiëren (blz. 137).
Beelden bekijken op uw computer
AMappen met beeldgegevens die met deze
camera zijn opgenomen. (De eerste drie
cijfers staan voor het mapnummer.)
BU kunt een map maken in het datumformaat
(blz. 120).
• U kunt geen beelden opnemen/weergeven in
de map "MISC".
• De naam van beeldbestanden is als volgt
opgebouwd. ssss (bestandsnummer)
staat voor elk willekeurig nummer binnen het
bereik van 0001 tot 9999. Het numerieke deel
van de naam van een bestand met RAWgegevens en het bijbehorende JPEG-bestand
zijn hetzelfde.
– JPEG-bestanden: DSC0ssss.JPG
– JPEG-bestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.JPG
– RAW-gegevensbestanden (anders dan
Adobe RGB): DSC0ssss.ARW
– RAW-gegevensbestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.ARW
• Het is mogelijk dat de extensie niet wordt
afgebeeld, afhankelijk van de computer.
135NL
1 Klik met de rechtermuisknop op
het beeldbestand en klik daarna
op [Naam wijzigen]. Verander de
bestandsnaam in
"DSC0ssss".
• Geef een nummer op van 0001 tot 9999
voor ssss.
• Als de bevestigingsmelding voor
overschrijven wordt afgebeeld, moet u
een ander nummer invoeren.
• De bestandsextensie kan worden
afgebeeld, afhankelijk van de instelling
van de computer. De extensie van
beelden is JPG. U mag de
bestandsextensie niet veranderen.
2 Kopieer het beeldbestand naar de
map op de geheugenkaart volgens
de onderstaande procedure.
1 Klik met de rechtermuisknop op het
beeldbestand en klik daarna op
[Kopiëren].
2 Dubbelklik op [Verwisselbare schijf]
in [Computer] (voor Windows XP:
[Deze computer]).
3 Klik met de rechtermuisknop op de
map [sssMSDCF] in de map
[DCIM] en klik dan op [Plakken].
• sss staat voor elk willekeurig
nummer tussen 100 en 999.
Opmerkingen
• Afhankelijk van het beeldformaat kan het onmogelijk zijn bepaalde beelden weer te geven.
• Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera, kan het
weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd worden.
• Als er geen map is, maakt u eerst een nieuwe map aan met uw camera (blz. 121) en
kopieert u daarna het beeldbestand.
136
NL
De software gebruiken
Om beelden te gebruiken die met de camera zijn opgenomen, is de
volgende software voorzien:
• Sony Image Data Suite
"Image Data Converter SR"
"Image Data Lightbox SR"
• Sony Picture Utility
"PMB" (Picture Motion Browser)
Opmerking
• "PMB" is niet compatibel met Macintosh-computers.
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "PMB"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows XP*1 SP3/
Windows Vista*2 SP2/Windows 7*2
*1 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund. Windows
Image Mastering API (IMAPI) Ver. 2.0 of hoger is vereist als u een disk
wilt aanmaken. U kunt alleen het IMAPI-installatieprogramma
downloaden, als u een internetverbinding hebt.
*2 Starterseditie wordt niet ondersteund.
CPU/geheugen: Pentium III 500 MHz of sneller, 256 MB RAM of meer
(aanbevolen: Pentium III 800 MHz of sneller en 512 MB RAM of meer)
Vaste schijf: vrije schijfruimte benodigd voor installatie—500 MB of meer
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer
Beelden bekijken op uw computer
Aanbevolen computeromgeving
x Windows
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.3"/"Image Data Lightbox SR"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Microsoft Windows XP*1 SP3/
Windows Vista*2 SP2/Windows 7*2
*1 64-bits edities en startersedities worden niet ondersteund.
*2 Starterseditie wordt niet ondersteund.
CPU/geheugen: Pentium 4 of sneller wordt aanbevolen, RAM 1 GB of
meer wordt aanbevolen.
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer
137NL
x Macintosh
Aanbevolen omgeving voor het gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.3"/"Image Data Lightbox SR"
Besturingssysteem (voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.4, 10.5)
CPU: Power PC G4/G5-serie (1,0 GHz of sneller aanbevolen)/Intel Core
Solo/Core Duo/Core 2 Duo of sneller
Geheugen: 1 GB of meer wordt aanbevolen.
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of meer
De software installeren
x Windows
• Meld aan als beheerder.
1 Schakel de computer in en plaats
de cd-rom (bijgeleverd) in het cdrom-station.
Het scherm met het installatiemenu wordt
weergegeven.
• Als het niet verschijnt, dubbelklikt u op
[Computer] (Voor Windows XP: [Deze
computer]) t
(SONYPICTUTIL)
t [Install.exe].
• Onder Windows Vista is het mogelijk
dat het AutoPlay-scherm verschijnt.
Selecteer "Install.exe uitvoeren" en
volg de instructies die op het scherm
verschijnen om door te gaan met de
installatie.
2 Klik op [Installeren].
• Controleer of zowel "Sony Image Data Suite" en "Sony Picture Utility" zijn
aangevinkt en volg de instructies op het scherm.
138
NL
3 Verwijder de cd-rom nadat de installatie is voltooid.
De volgende software is geïnstalleerd en er verschijnen pictogrammen op het
bureaublad.
• Sony Image Data Suite
"Image Data Converter SR"
"Image Data Lightbox SR"
• Sony Picture Utility
"PMB"
"Gids voor PMB"
x Macintosh
• Meld aan als beheerder.
1 Schakel uw Macintosh -computer in en plaats de cd-rom
(bijgeleverd) in het cd-rom-station.
2 Dubbelklik op het pictogram van de cd-rom.
3 Kopieer het bestand [IDS_INST.pkg] in de map [MAC] naar het
pictogram van de vaste schijf.
kopieerbestemmingsmap.
• Volg de aanwijzingen op het scherm om het installeren te voltooien.
Opmerking
• Wanneer het bericht ter bevestiging voor opnieuw opstarten verschijnt, start u de
computer opnieuw op aan de hand van de aanwijzingen op het scherm.
Beelden bekijken op uw computer
4 Dubbelklik op het bestand [IDS_INST.pkg] in de
139NL
"Image Data Converter SR" gebruiken
Opmerking
• Als u een beeld opslaat als RAW-gegevens, wordt het beeld opgeslagen in het
ARW2.1-formaat.
Met "Image Data Converter SR" kunt u:
• Beelden, opgenomen in het RAW-formaat, bewerken door verschillende
correcties toe te passen, zoals tooncurve en beeldscherpte.
• Beelden aanpassen met witbalans, belichting en instellingen enzovoort.
• De weergegeven beelden opslaan en op een computer bewerken. U kunt
het beeld opslaan als RAW-bestand of in de algemene bestandsindeling.
• Meer informatie over "Image Data Converter SR" vindt u in de Help.
Klik om de Help te starten op [start] t [Alle programma's] t [Sony
Image Data Suite] t [Help] t [Image Data Converter SR Ver.3].
De informatie over ondersteuning voor de "Sony Image Data Suite" (alleen
in het Engels):
http://www.sony.co.jp/ids-se/
"Image Data Lightbox SR" gebruiken
Met "Image Data Lightbox SR" kunt u:
• RAW/JPEG-beelden die met deze camera zijn opgenomen, weergeven en
vergelijken.
• De beelden een beoordeling geven op een schaal van 5.
• Instellen van kleurlabels enzovoort.
• Geef een beeld weer met "Image Data Converter SR" en breng
aanpassingen in het beeld aan.
• Meer informatie over "Image Data Lightbox SR" vindt u in de Help.
Klik voor het opstarten van de Help vanuit het menu start op [start] t
[Alle programma's] t [Sony Image Data Suite] t [Help] t [Image Data
Lightbox SR].
140
NL
"PMB" gebruiken
Opmerking
• "PMB" is niet compatibel met Macintosh-computers.
Met "PMB" kunt u:
• Beelden importeren die met de camera
zijn opgenomen en ze op de computer
weergeven.
• De beelden op de computer op een
kalender ordenen op opnamedatum
voor weergave.
• Beelden bewerken (rode-ogenvermindering, enz.), afdrukken en als emailbijlage versturen, de opnamedatum
veranderen en nog veel meer.
• Druk stilstaande beelden af met de datum of sla ze met datum op.
• U kunt een gegevensschijf maken met een cd- of dvd-brander.
• Meer informatie over "PMB", vindt u in de "Gids voor PMB".
De informatie over ondersteuning voor de "PMB" (alleen in het Engels):
http://www.sony.co.jp/pmb-se/
Opmerking
• Het bevestigingsbericht van het informatiehulpprogramma verschijnt op het bericht
wanneer u "PMB" voor de eerste keer opstart. Selecteer [start]. Deze functie brengt u
op de hoogte van de laatste nieuwtjes, zoals software-updates. U kunt de instelling
op een later tijdstip wijzigen.
Beelden bekijken op uw computer
Om "Gids voor PMB" te starten, dubbelklikt u tweemaal op de
snelkoppeling van
(Gids voor PMB) op het bureaublad. Als u opstart
vanuit het menu Start, klikt u op [start] t [Alle programma's] t [Sony
Picture Utility] t [Help] t [Gids voor PMB].
141NL
Beelden afdrukken
DPOF opgeven
Met behulp van de camera kunt u aangeven welke beelden u in welke
aantallen wilt afdrukken, voordat u de beelden afdrukt in een winkel of op
uw printer. Volg de onderstaande procedure.
De beelden blijven nadat u ze hebt afgedrukt als DPOF gemarkeerd. We
raden u aan om ze na het afdrukken op te heffen.
DPOF opgeven/opheffen op geselecteerde beelden
1 MENU-knop t
1 t [Printen opgeven] t [DPOF
instellen] t [Gemark.beelden] t [OK]
2 Selecteer op de controller een beeld met b/B.
3 Selecteer met het midden van de controller het aantal pagina's.
• Stel het aantal in op "0" in om de DPOF-markering op te heffen.
4 Druk op de MENU-knop.
5 Selecteer [OK] met v op de controller, en druk vervolgens op
het midden van de controller.
Opmerkingen
• U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-gegevensbestanden.
• U kunt ieder aantal tot maximaal 9 opgeven.
142
NL
Beelden van een datum voorzien
U kunt beelden van een datum voorzien als u ze afdrukt. De positie van de
datum (binnen of buiten het beeld, tekengrootte, enz.) is afhankelijk van uw
printer.
MENU-knop t
t [Aan]
1 t [Printen opgeven] t [Datum afdruk.]
Opmerking
• Het is van uw printer afhankelijk of deze functie beschikbaar is.
Beelden afdrukken
143NL
Beelden afdrukken door de camera aan te
sluiten op een printer die compatibel is
met PictBridge
Zelfs als u geen computer hebt, kunt u de
beelden die u hebt opgenomen met uw
camera afdrukken door de camera
rechtstreeks aan te sluiten op een
PictBridge-compatibele printer.
"PictBridge" is op de CIPA-standaard
gebaseerd. (CIPA: Camera & Imaging
Products Association)
Opmerking
• U kunt geen RAW-beelden afdrukken.
Fase 1: de camera aansluiten op de printer
Opmerking
• Wij adviseren u de netspanningsadapter (los verkrijgbaar) te gebruiken om te
voorkomen dat tijdens het afdrukken de accu leeg raakt.
1 MENU-knop t
2 t [USB-verbinding] t [PTP]
2 Zet de camera uit en selecteer met de
geheugenkaartschakelaar het type geheugenkaart waarvan u
beelden wilt afdrukken.
144
NL
3 Sluit de camera aan op de printer.
1 Naar de USBaansluiting
USB-kabel
2 Naar de
USB-aansluiting
4 Schakel de camera en de printer in.
Het scherm wordt weergegeven waarin u de beelden kunt selecteren die u wilt
afdrukken.
Fase 2: afdrukken
1 Selecteer met de b/B op de controller de beelden die u wilt
afdrukken, en druk dan op het midden van de controller.
• Om te annuleren, drukt u opnieuw op het midden.
2 Selecteer [OK] in het menu en druk vervolgens op het midden
Het beeld wordt afgedrukt.
• Druk op het midden van de controller nadat op het scherm is aangegeven
dat de afdruk klaar is.
3 Herhaal stap 1 en 2 als u andere beelden wilt afdrukken.
Beelden afdrukken
van de controller.
Het afdrukken annuleren
Als u tijdens het afdrukken op het midden van de controller drukt, wordt het
afdrukken geannuleerd. Koppel de USB-kabel los of schakel de camera uit.
Als u weer wilt afdrukken, volgt u bovenstaande procedure (Fasen 1 en 2).
145NL
Overige
Technische gegevens
Ong. 1 tot 5 m
[Handmatige scherpstellingscontrole
Live View]
Camera
Beeldformaat
Beeldsensor voor het
maken van opnamen
[Systeem]
Type camera
Digitale
spiegelreflexcamera met
ingebouwde flitser en
verwisselbare lenzen
Lens
AF-hulplicht
Alle α-lenzen
Kaderbereik 100%
[Zoeker]
Type
Reflexzoeker met pentaDach-spiegel
[Beeldsensor]
Kaderbereik 95%
Beeldformaat
23,4×15,6 mm (APS-Cformaat) CMOSbeeldsensor
Vergroting 0,83 × met 50 mm lens op
oneindig, –1 m–1 (dioptrie)
Totaal aantal pixels van beeldsensor
Ong. 14 600 000 pixels
Oogafstand Ongeveer 16,5 mm vanaf
de oogschelp, 10,9 mm
vanaf het oogschelpframe
bij –1 m–1
Effectief aantal pixels van de camera
Ong. 14 200 000 pixels
Dioptrie-instelling
–2,5 tot +1,0 m–1
[SteadyShot]
[Belichtingsregeling]
Systeem
Lichtmeetcel
Beeldsensorverschuivingsmechanisme
[Stofpreventie]
Systeem
Antistatische laag op
laagdoorlaatfilter en
beeldsensorverschuivingsmechanisme
[Automatischescherpstellingssysteem]
Systeem
Waarnemingssysteem voor
TTL-fase, CCDlijnsensoren (9 punten,
8 lijnen met
middenkruisdraadsensor)
Gevoeligheidsbereik
0 tot 18 EV (bij ISO 100conversie)
146
NL
SPC
Lichtmeetmethode
40 velden in
honingraatmotief
Lichtmeetbereik
1 tot 20 EV (3 tot 20 EV
met Spot-meting), (bij ISO
100-conversie met F1,4lens)
ISO-gevoeligheid (aanbevolen
belichtingsindex)
AUTO, ISO 200 tot 12800
Belichtingscorrectie
±2,0 EV (1/3 EV stap)
[Sluiter]
Type
[Overige]
Elektronisch gestuurd,
verticale beweging, spleettype
Sluitertijdbereik
1/4000 seconde tot 30
seconden, tijd, (1/3 EV stap)
Flitssynchronisatiesnelheid
1/160 seconde
PictBridge Compatibel
Exif Print
Afmetingen Ong. 137 × 104 × 81 mm
(B/H/D, exclusief
uitstekende delen)
Gewicht
[Ingebouwde flitser]
Richtgetal van de flitser
GN12 (in meters bij ISO
100-conversie)
Heroplaadtijd
Ong. 4 seconden
Flitsbereik
Dekking 18 mm lens
(brandpuntsafstand die de
lens aangeeft)
Flitscompensatie
±2,0 EV (1/3 EV stap)
[Opnamemedium]
"Memory Stick PRO Duo",
"Memory Stick PRO-HG
Duo", SD-geheugenkaart,
SDHC-geheugenkaart
[LCD-monitor]
LCD-scherm
6,7 cm (type 2,7) TFTaansturing
[Ingangs-/uitgangsaansluitingen]
USB
miniB
HDMI
HDMI type C mini-stekker
Ong. 520 g (zonder
batterijen, geheugenkaart
en body-accessoires)
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
Bestandsindeling
Overeenkomstig JPEG
(DCF Ver. 2.0, Exif Ver.
2.21, MPF Baseline),
geschikt voor DPOF
USB-communicatie
Hi-Speed USB (USB 2.0compatibel)
BC-VM10 Acculader
Ingangsspanning
100 V - 240 V
wisselstroom, 50/60 Hz,
9W
Uitgangsspanning
8,4 V gelijkstroom, 0,75 A
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
Opslagtemperatuur
–20 tot +60°C
Maximale afmetingen
Ong. 70 × 25 × 95 mm
(B/H/D)
Gewicht
Overige
Totaal aantal pixels
230 400 (960 × 240) pixels
Compatibel
PRINT Image Matching III
Compatibel
Ong. 90 g
[Stroomvoorziening, algemeen]
Lege accu
Oplaadbare accu NPFM500H
147NL
Oplaadbare accu NP-FM500H
Gebruikte batterij
Lithium-ionbatterij
Maximale spanning
8,4 V gelijkstroom
Nominale spanning
7,2 V gelijkstroom
Maximale laadstroom
2,0 A
Maximale laadspanning
8,4 V gelijkstroom
Capaciteit
Standaard 11,8 Wh (1 650 mAh)
Minimum 11,5 Wh (1 600 mAh)
Maximale afmetingen
Ong. 38,2 × 20,5 × 55,6
mm (B/H/D)
Gewicht
Ong. 78 g
Wijzigingen in ontwerp en technische
gegevens zijn voorbehouden zonder
voorafgaande kennisgeving.
Over de brandpuntsafstand
De beeldhoek van deze camera is
kleiner dan die van een camera voor
35mm-film. U krijgt (bij benadering)
een vergelijkbare brandpuntsafstand
van een camera met 35mm-film, en
neemt onder dezelfde beeldhoek op,
door de brandpuntsafstand van uw
lens met de helft te verhogen.
Wanneer u bijvoorbeeld een 50mmlens gebruikt, krijgt u bij benadering
hetzelfde resultaat als met een 75mmlens op een camera met 35mm-film.
148
NL
Opmerkingen over de compatibiliteit
van beeldgegevens
• Deze camera voldoet aan de
universele DCF (Design rule for
Camera File system)-norm zoals
vastgesteld door JEITA (Japan
Electronics and Information
Technology Industries
Association).
• Er worden geen garanties gegeven
dat beelden, welke met deze camera
zijn opgenomen, kunnen worden
weergegeven op andere apparatuur,
of dat beelden die met andere
apparatuur zijn opgenomen of
bewerkt, kunnen worden
weergegeven op deze camera.
Handelsmerken
•
is een handelsmerk van Sony
Corporation.
• "Memory Stick",
, "Memory
Stick PRO",
,
"Memory Stick Duo",
, "Memory Stick
PRO Duo",
,
"Memory Stick PRO-HG Duo",
, "Memory
Stick Micro", "MagicGate" en
zijn handelsmerken
van Sony Corporation.
• "InfoLITHIUM" is een
handelsmerk van Sony Corporation.
• "PhotoTV HD" is een handelsmerk
van Sony Corporation.
• Microsoft, Windows, en Windows
Vista zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken
van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere
landen.
Overige
• HDMI, het HDMI-logo en HighDefinition Multimedia Interface
zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van
HDMI Licensing LLC.
• Macintosh en Mac OS zijn
handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Apple Inc.
• PowerPC is een gedeponeerd
handelsmerk van IBM Corporation
in de Verenigde Staten.
• Het logo SDHC is een
handelsmerk.
• MultiMediaCard is een
handelsmerk van MultiMediaCard
Association.
• Intel, Intel Core, MMX, en Pentium
zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van
Intel Corporation.
• Adobe is een gedeponeerd
handelsmerk of een handelsmerk
van Adobe Systems Incorporated in
de Verenigde Staten en/of andere
landen.
• Alle andere in deze
gebruiksaanwijzing vermelde
systeem- en productnamen zijn
doorgaans handelsmerken of wettig
gedeponeerde handelsmerken van
de betreffende ontwikkelaars of
fabrikanten. In deze
gebruiksaanwijzing zijn de
aanduidingen ™ en ® echter in alle
voorkomende gevallen weggelaten.
149NL
Problemen oplossen
Indien u problemen ondervindt met de camera, probeer dan de volgende
oplossingen. Controleer de punten op blz. 150 t/m 158. Neem contact op
met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische dienst van Sony.
1
Controleer de volgende items.
2
Verwijder de accu en plaats deze weer na circa één minuut, en
schakel de camera in.
3
Zet de instellingen terug (blz. 128).
4
Neem contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische
dienst van Sony.
Accu en spanning
De accu kan niet worden geplaatst.
• Gebruik bij het plaatsen van de accu de punt van de accu om de
vergrendelingshendel te verschuiven (blz. 13).
• Controleer het modelnummer van de accu (blz. 10, 14).
De indicator resterend accuvermogen is onjuist of voldoende resterend
accuvermogen wordt aangegeven, maar de accu raakt te snel leeg.
• Dit doet zich voor wanneer u de camera op een zeer warme of koude plaats
gebruikt (blz. 162).
• De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 11).
• De accu is niet meer bruikbaar (blz. 15). Vervang de accu door een nieuwe.
De camera kan niet worden ingeschakeld.
• Plaats de accu correct (blz. 13).
• De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (blz. 11).
• De accu is niet meer bruikbaar (blz. 15). Vervang de accu door een nieuwe.
150
NL
De camera schakelt plotseling uit.
• Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt
de camera in de spaarstand gezet en nagenoeg uitgeschakeld. Om de
spaarstand te annuleren, bedient u de camera, bijvoorbeeld door de
ontspanknop tot halverwege in te drukken (blz. 124).
Het CHARGE-lampje knippert tijdens het opladen van de accu.
• Verwijder de accu en plaats deze correct in de acculader.
• Laad de accu op onder een temperatuur tussen de 10 en 30°C.
Beelden opnemen
Nadat de camera is ingeschakeld, wordt niets afgebeeld op de
LCD-monitor.
• Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt
de camera in de spaarstand gezet en nagenoeg uitgeschakeld. Om de
spaarstand te annuleren, bedient u de camera, bijvoorbeeld door de
ontspanknop tot halverwege in te drukken (blz. 124).
Het beeld is niet scherp in de zoeker.
• Stel de dioptrie goed in met behulp van het dioptrie-instelwiel (blz. 23).
De sluiter wordt niet ontspannen.
Overige
• U gebruikt een geheugenkaart met een schrijfbeveiligingsschakelaar die is
ingesteld in de LOCK-stand. Zet de schrijfbeveiligingsschakelaar in de
stand voor opnemen.
• De schakelaar van de geheugenkaart staat in de verkeerde positie. Zet deze
in de juiste positie (blz. 18).
• Controleer de resterende opslagcapaciteit van de geheugenkaart (blz. 25).
• U kunt tijdens het opladen van de ingebouwde flitser geen beelden
opnemen (blz. 80).
• De sluiter kan niet worden ontspannen als het onderwerp niet is
scherpgesteld.
• De lens zit niet goed vast. Zet de lens goed vast (blz. 16).
• Zet de belichtingsfunctie op M als er een astronomische telescoop, enz. op
de camera is aangesloten, en neem de opname.
151NL
• Voor het onderwerp is mogelijk speciale scherpstelling vereist (blz. 69).
Gebruik de scherpstelvergrendeling of de handmatige
scherpstellingsfunctie (blz.71, 74).
Het opnemen duurt erg lang.
• De ruisonderdrukkingsfunctie wordt ingeschakeld (blz. 122). Dit is
normaal.
• De opnamestand is ingesteld op het RAW-formaat (blz. 119). Omdat een
RAW-gegevensbestand groot is, kost opnemen in de RAW-modus meer
tijd.
• De Auto HDR is bezig met de verwerking van een beeld (blz. 89).
Het beeld is onscherp.
• Het onderwerp bevindt zich te dichtbij. Controleer de minimale
brandpuntsafstand van de lens.
• U bent opnamen aan het maken in de handmatige scherpstelfunctie, zet de
opnamefunctieschakelaar op AF (automatische scherpstelling) (blz. 68).
• Wanneer de Schakelaar scherpstellingsfunctie op de lens aanwezig is, stelt
u deze in op AF.
• Er is onvoldoende omgevingslicht.
Eye-Start AF werkt niet.
• Stel [Eye-Start AF] in op [Aan] (blz. 70).
• Druk de ontspanknop tot halverwege in.
De flitser werkt niet.
• De flitserfunctie is ingesteld op [Autom.flitsen]. Als u er zeker van wilt zijn
dat de flitser altijd afgaat, stelt u de flitserfunctie in op [Invulflits] (blz. 80).
Het duurt te lang voordat de flitser opnieuw is opgeladen.
• De flitser is binnen een korte tijd meerdere keren afgegaan. Als de flitser
meerdere keren achter elkaar is afgegaan, kan het opladen langer duren dan
gebruikelijk om oververhitting van de camera te voorkomen.
Een foto die met de flitser is gemaakt, is te donker.
• Als het onderwerp zich buiten het flitserbereik (de afstand die door het
flitslicht kan worden bereikt) bevindt, zullen de beelden donker zijn omdat
het flitslicht het onderwerp niet bereikt. Als de ISO-gevoeligheid wordt
veranderd, verandert tevens het flitserbereik (blz. 82).
152
NL
De datum en tijd worden onjuist opgenomen.
• Stel de datum en tijd in (blz. 21).
De diafragmawaarde en/of de sluitertijd knipperen wanneer u de
ontspanknop half indrukt.
• Aangezien het onderwerp te helder of te donker is, liggen deze waarden
buiten het beschikbare instelbereik van de camera. Maak de instellingen
opnieuw.
Het beeld is wittig (Schittering).
Er verschijnt een lichtwaas op het beeld (Schaduwbeeld).
• De foto werd genomen onder een sterke lichtbron waarbij buitensporig veel
licht op de lens is gevallen. Bevestig een zonnekap (los verkrijgbaar).
De hoeken van de foto zijn te donker.
• Als een filter of lenskap wordt gebruikt, haalt u deze eraf en maakt u de
opname opnieuw. Afhankelijk van de dikte van het filter en een onjuiste
bevestiging van de lenskap, kan het filter of de lenskap gedeeltelijk
zichtbaar zijn in het beeld. De optische eigenschappen van bepaalde lenzen
kunnen ertoe leiden dat de rand van het beeld te donker lijkt (onvoldoende
licht).
De ogen van het onderwerp zijn rood.
• Schakel de functie rode-ogen-effectvermindering in (blz. 82).
• Ga dicht bij het onderwerp staan en neem het binnen het flitserbereik op
met de flitser (blz. 82).
Punten verschijnen en blijven op de LCD-monitor.
Het beeld is wazig.
• De foto werd opgenomen op een donkere locatie zonder gebruik te maken
van de flitser, waardoor camerabewegingen werden gemaakt. Het gebruik
van een statief of de flitser wordt aanbevolen (blz. 46, 80).
Overige
• Dit is normaal. Deze punten worden niet opgenomen (blz. 5).
De EV-schaalverdeling b B knippert op de LCD-monitor of in de zoeker.
• Het onderwerp is te helder of te donker voor het lichtmeetbereik van de
camera.
153NL
Beelden weergeven
De camera kan geen beelden weergeven.
• De map-/bestandsnaam is veranderd op de computer (blz. 135).
• Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het
beeldbestand werd opgenomen op een ander model dan dat van uw camera,
kan het weergeven van het beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd
worden.
• De camera staat in de USB-functie. Verwijder de USB-verbinding
(blz. 134).
Beelden wissen/bewerken
De camera kan geen beeld wissen.
• Annuleer de beveiliging (blz. 112).
U hebt per ongeluk een beeld gewist.
• Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. We raden u
aan om de beelden te beveiligen die u niet wilt wissen (blz. 112).
U kunt geen DPOF-markering instellen.
• U kunt geen DPOF-markeringen instellen op RAW-beelden.
Computers
U weet niet of het besturingssysteem van uw computer compatibel is met
de camera.
• Controleer "Aanbevolen computeromgeving" (blz. 130, 137).
Uw computer herkent uw camera niet.
• Controleer of de camera aan staat.
• Als de accu bijna leeg is, plaatst u een opgeladen accu (blz. 11) of sluit u de
netspanningsadapter (los verkrijgbaar) aan.
• Gebruik de USB-kabel (bijgeleverd) (blz. 131).
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze daarna weer stevig aan.
• Stel [USB-verbinding] in op [Massaopslag] (blz. 131).
• Koppel alle apparatuur los van de USB-aansluitingen van uw computer,
behalve de camera, het toetsenbord en de muis.
154
NL
• Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer en niet via een USB-hub of
ander apparaat (blz. 130).
U kunt geen beelden kopiëren.
• Breng de USB-verbinding tot stand door de camera op de juiste wijze aan te
sluiten op de computer (blz. 131).
• Volg de betreffende kopieerprocedure voor uw besturingssysteem
(blz. 132).
• Het kan voorkomen dat u de beeldbestanden van een geheugenkaart die op
een computer is geformatteerd, niet naar een computer kunt kopiëren. Maak
een opname met een geheugenkaart die op uw camera is geformatteerd
(blz. 121).
Het beeld kan niet worden weergegeven op een computer.
• Als u "PMB" gebruikt, raadpleeg dan de "Gids voor PMB".
• Raadpleeg de fabrikant van de computer of de software.
Nadat u een USB-verbinding hebt gemaakt, wordt "PMB" niet automatisch
gestart.
• Breng de USB-verbinding tot stand nadat de computer is opgestart
(blz. 131).
Geheugenkaart
Kan geen geheugenkaart plaatsen.
• De richting waarin de geheugenkaart is geplaatst, is verkeerd. Plaats het in
de juiste richting (blz. 18).
Kan niet opnemen op een geheugenkaart.
Overige
• De geheugenkaart is vol. Wis overbodige beelden (blz. 113).
• Er is een onbruikbare geheugenkaart geplaatst (blz. 19).
U hebt per ongeluk een geheugenkaart geformatteerd.
• Alle gegevens op de geheugenkaart zijn gewist door het formatteren. U
kunt deze niet meer herstellen.
155NL
"De "Memory Stick PRO Duo" wordt niet herkend door een computer met
een "Memory Stick"-sleuf.
• Sluit de camera op uw computer aan als de "Memory Stick PRO Duo" niet
door de "Memory Stick"-sleuf van uw computer wordt ondersteund
(blz. 131). De computer herkent de "Memory Stick PRO Duo".
Afdrukken
Zie ook "PictBridge-compatibele printer" (direct hieronder) samen met de
volgende punten.
De kleuren van het beeld zijn vreemd.
• Bij het afdrukken van beelden die opgenomen zijn in de Adobe RGBmodus op een printer met sRGB-ondersteuning, die niet compatibel is met
Adobe RGB (DCF2.0/Exif2.21), worden de beelden op een lager
intensiteitsniveau afgedrukt (blz. 93).
Bij de afdruk van de beelden worden beide randen afgesneden.
• Afhankelijk van uw printer, kunnen de randen links, rechts, boven of onder
van het beeld worden afgesneden. Vooral wanneer u een beeld afdrukt dat
is opgenomen met de beeldverhouding [16:9], kan het zijn dat de zijkanten
van het beeld worden afgesneden.
• Wanneer u beelden afdrukt met uw eigen printer, moet u de instellingen
voor bijsnijden of randloos annuleren. Vraag de fabrikant van de printer of
de printer deze functies heeft.
• Wanneer u beelden laat afdrukken bij een digitale afdrukservice, vraag hen
dan of ze de beelden kunnen afdrukken zonder beide randen af te snijden.
Kan de beelden niet afdrukken met de datum.
• Met "PMB", kunt u beelden afdrukken met een datum (blz. 141).
• Deze camera heeft geen functie voor het plaatsen van datums op beelden.
Omdat de beelden die met de camera zijn opgenomen, informatie over de
opnamedatum bevatten, kunt u beelden afdrukken met de datum op het
beeld als de printer of de software Exif-informatie kan herkennen.
Raadpleeg de fabrikant van de printer of de software voor meer informatie
over de compatibiliteit met Exif-informatie.
• Wanneer u beelden laat afdrukken in een winkel, kunnen de beelden op
aanvraag ook worden afgedrukt met de datum.
156
NL
PictBridge-compatibele printer
Raadpleeg voor meer informatie de bij de printer geleverde
gebruiksaanwijzing of de printerfabrikant.
Het is niet mogelijk een verbinding tot stand te brengen.
• De camera kan niet rechtstreeks op een printer worden aangesloten die niet
compatibel is met de PictBridge-standaard. Vraag de fabrikant van de
printer of uw printer compatibel is met PictBridge.
• Stel [USB-verbinding] in op [PTP] (blz. 144).
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze weer aan. Bij het verschijnen van
een foutmelding op de printer, moet u de gebruikshandleiding bijgeleverd
bij de printer raadplegen.
Kan geen beelden afdrukken.
• Controleer of de camera en de printer op de juiste wijze met behulp van de
USB-kabel zijn aangesloten.
• RAW-beelden kunnen niet worden afgedrukt.
• Het is mogelijk dat beelden die zijn opgenomen met een andere camera dan
deze, of beelden die op een computer zijn bewerkt, niet kunnen worden
afgedrukt.
Het beeld kan niet op het ingestelde formaat worden afgedrukt.
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze telkens opnieuw aan wanneer het
papierformaat is veranderd nadat de printer op de camera is aangesloten.
De camera kan niet worden bediend nadat het afdrukken is geannuleerd.
• Wacht enige tijd terwijl de printer het annuleren uitvoert. Dit kan,
afhankelijk van de printer, enige tijd duren.
Overige
Overige
De lens raakt beslagen.
• Er is condensvorming opgetreden. Schakel de camera uit en laat deze
gedurende ongeveer een uur liggen voordat u deze weer gebruikt (blz. 162).
157NL
De mededeling "Datum en tijd instellen?" wordt afgebeeld wanneer u de
camera inschakelt.
• De camera is met een zwakke of zonder accu een tijdlang niet gebruikt.
Laad de accu op en stel de datum opnieuw in (bladzijde 21, 163). Als de
datuminstelling telkens wordt teruggesteld wanneer de accu wordt
opgeladen, moet u contact opnemen met uw Sony-handelaar of plaatselijk,
erkend Sony-servicecentrum.
Het aantal opneembare beelden neemt niet af of neemt met twee tegelijk
af.
• Dit komt doordat de compressieverhouding en de beeldgrootte na
compressie veranderen afhankelijk van het beeld als u een JPEG-beeld
opneemt (blz. 119).
De instelling wordt teruggesteld zonder dat de terugstelbediening wordt
uitgevoerd.
• De accu werd verwijderd terwijl de stroomschakelaar was ingesteld op ON.
Wanneer u de accu verwijdert, zorgt u ervoor dat de camera is
uitgeschakeld en controleert u of het toegangslampje niet brandt (bladzijde
13, 31).
De camera werk niet goed.
• Schakel de camera uit. Haal de accu uit de camera en plaats hem weer terug.
Als er een netspanningsadapter (los verkrijgbaar) wordt gebruikt, koppelt u
het netsnoer los. Als de camera heet is, laat u deze afkoelen voordat u deze
corrigerende handeling uitvoert. Neem contact op met uw Sony-handelaar
of plaatselijk, erkende Sony-servicecentrum als de camera niet werkt na
deze oplossingen te hebben uitgevoerd.
De vijf staafjes van de SteadyShot-schaalverdeling knipperen.
• De SteadyShot-functie werkt niet. U kunt doorgaan met opnemen, maar de
SteadyShot-functie zal niet werken. Schakel de camera uit en weer in. Als
de SteadyShot-schaalverdeling blijft knipperen, neemt u contact op met uw
Sony-handelaar of plaatselijk, erkend Sony-servicecentrum.
"--E-" wordt op het scherm weergegeven.
• Verwijder de geheugenkaart en plaats deze terug. Als de indicatie niet
verdwijnt na deze procedure, moet u de geheugenkaart formatteren.
158
NL
Waarschuwingsmededelingen
Als een van de volgende berichten
verschijnt, voert u de onderstaande
instructies uit.
Accu is ongeschikt. Gebruik het
juiste type.
• U gebruikt een incompatibele
accu (blz. 14).
Datum en tijd instellen?
• Stel de datum en tijd in. Laad de
interne oplaadbare accu op, als u
de camera lange tijd niet hebt
gebruikt (blz. 21, 163).
Onvoldoende acculading.
• U hebt geprobeerd [Reinigen] uit
te voeren terwijl er onvoldoende
lading in de accu zat. Laad de
accu op of gebruik de
netspanningsadapter (los
verkrijgbaar).
• De geheugenkaart is
geformatteerd op een computer en
de bestandsindeling is gewijzigd.
Selecteer [OK] en formatteer de
geheugenkaart. U kunt de
geheugenkaart daarna opnieuw
gebruiken, maar alle eerder
opgenomen gegevens op de
Kaartfout
• Er is een incompatibele
geheugenkaart geplaatst of het
formatteren is mislukt.
Plaats “Memory Stick” opnieuw.
Plaats SD-geheugenkaart
opnieuw.
• De geplaatste geheugenkaart kan
niet worden gebruikt in uw
camera.
• De geheugenkaart is beschadigd.
• Het contactgedeelte van de
geheugenkaart is vuil.
SD-geheugenkaart vergrendeld.
• U gebruikt een geheugenkaart
met een
schrijfbeveiligingsschakelaar die
is ingesteld in de LOCK-stand.
Zet de
schrijfbeveiligingsschakelaar in
de stand voor opnemen.
Deze “Memory Stick” word niet
ondersteund. Gebruik een
ondersteunde "Memory Stick".
Overige
Kan “Memory Stick” niet
gebruiken. Formatteren?
Kan SD-geheugenkaart niet
gebruiken. Formatteren?
geheugenkaart worden gewist.
Het kan enige tijd duren voordat
het formatteren klaar is.
Als de mededeling nog steeds
wordt afgebeeld, moet u de
geheugenkaart vervangen.
• Gebruik een "Memory Stick" die
op deze camera beschikbaar is
(blz. 19).
159NL
Op deze “Memory Stick” kunt u
mogelijk niet normaal opnemen of
afspelen.
• U kunt deze kaart beter niet
gebruiken omdat deze niet
geschikt is voor de “Memory
Stick”-standaard. Vraag de
fabrikant van de kaart om advies.
Geen “Memory Stick” geplaatst.
Sluiter vergrd.
Geen SD-geheugenkaart
geplaatst. Sluiter vergrd.
• Er is geen geheugenkaart
geplaatst. Plaats een
geheugenkaart.
Bezig...
• Wanneer ruisonderdrukking van
lange belichting wordt
uitgevoerd gedurende dezelfde
tijdsduur dat de sluiter geopend
was. Tijdens de
ruisonderdrukking kunt u niet
verdergaan met opnemen.
Beeldweergave onmogelijk.
• Het is mogelijk dat beelden die
zijn opgenomen met een andere
camera of beelden die zijn
gewijzigd op een computer, niet
kunnen worden weergegeven.
Er is geen lens bevestigd. De
sluiter is vergrendeld.
• De lens is niet goed of niet
bevestigd.
160
NL
• Als u de camera op een
sterrentelescoop of iets dergelijks
bevestigt, stelt u deze in op M.
Geen beelden
• Er staat geen beeld op de
geheugenkaart.
Beeld is beveiligd
• U hebt geprobeerd beveiligde
beelden te wissen.
Afdrukken onmogelijk.
• U hebt geprobeerd RAWbeelden te markeren met een
DPOF-markering.
Bezig initialiseren USBverbinding.
• Een USB-verbinding is tot stand
gebracht. Koppel de USB-kabel
niet los.
Controleer het aangesloten
apparaat.
• Er kan geen PictBridgeverbinding worden gemaakt.
Koppel de USB-kabel los en
sluit deze daarna weer aan.
Camera te warm. Laat camera
afkoelen.
• De camera is heet geworden omdat
u continu aan het opnemen bent
geweest.
Schakel de camera uit. Laat de
camera afkoelen en wacht totdat de
camera weer klaar is om op te
nemen.
Afdrukken geannulleerd.
• De temperatuur van de camera
loopt op in de stand voor de
handmatige
scherpstellingscontrole Live
View. Als u van plan bent de
camera te blijven gebruiken,
kunt u dat pas doen wanneer de
temperatuur is gedaald.
Camerafout
Systeemfout.
• Schakel de camera uit, haal de
accu eruit en plaats de accu weer
terug in de camera. Als deze
mededeling vaak verschijnt,
neemt u contact op met uw
Sony-handelaar of een
plaatselijk, erkend Sonyservicecentrum.
• De afdrukopdracht werd
geannuleerd. Koppel de USBkabel los of schakel de camera
uit.
Ongeldige bediening
• U hebt geprobeerd RAWbeelden te markeren op het
PictBridge-scherm.
Printerfout
• Controleer de printer.
• Controleer of het beeld dat u wilt
afdrukken beschadigd is.
Printer bezet
• Controleer de printer.
Beeldvergroting onmogelijk.
Beeldrotatie onmogelijk.
• Beelden die met andere camera's
zijn opgenomen, zullen mogelijk
niet kunnen worden vergroot of
geroteerd.
Geen beelden veranderd
Overige
• U hebt geprobeerd DPOF op te
geven zonder beelden aan te
duiden.
Kan geen mappen meer maken
• De map met een naam dit begint
met "999" bestaat op de
geheugenkaart. Als dat het geval
is, kunt u geen mappen maken.
161NL
Voorzorgsmaatregelen
achterlensdop ALC-R55 aan te
schaffen.
Bewaar/gebruik de camera
niet op de volgende plaatsen
Bedrijfstemperatuur
• Op een buitengewoon hete, droge
of vochtige plaats
Op plaatsen zoals een in de zon
geparkeerde auto, kan de
camerabehuizing door de hitte
vervormen, waardoor een storing
kan optreden.
• In direct zonlicht of nabij een
verwarmingsbron
De camerabehuizing kan
verkleuren of vervormen, waardoor
een storing kan optreden.
• Op plaatsen onderhevig aan
trillingen
• In de buurt van een sterk
magnetisch veld
• Op zanderige of stoffige plaatsen
Wees voorzichtig dat geen zand of
stof in de camera kan
binnendringen. Hierdoor kan in de
camera een storing optreden en in
bepaalde gevallen kan deze storing
niet worden verholpen.
De camera opbergen
Zorg ervoor dat de lensdop of
lensvattingdop bevestigd is als u de
camera niet gebruikt. Wanneer u de
lensvattingdop bevestigt,
verwijdert u al het stof van de dop
voordat u deze op de camera
bevestigt. Wanneer u de lens DT
18 – 55 mm F3.5 – 5.6 SAM
aanschaft, dient u ook de
162
NL
Deze camera is ontworpen voor
gebruik bij een temperatuur tussen 0
en 40°C. Het maken van opnamen op
extreem koude of warme plaatsen met
temperaturen die buiten het
bovenstaande bereik vallen, is niet
aan te bevelen.
Condensvorming
Als de camera rechtstreeks vanuit een
koude naar een warme omgeving
wordt overgebracht, kan vocht
condenseren binnenin of op de
buitenkant van de camera. Deze
vochtcondensatie kan een storing in
de camera veroorzaken.
Hoe condensvorming te voorkomen
Wanneer u de camera vanuit een
koude naar een warme omgeving
overbrengt, verpakt u de camera in
een goed gesloten plastic zak en laat u
deze gedurende ongeveer een uur
wennen aan de nieuwe
omgevingsomstandigheden.
Wanneer er condensvorming
optreedt
Schakel de camera uit en wacht
ongeveer een uur om het vocht te
laten verdampen. Als u probeert om
opnamen te maken terwijl er nog
vocht in de lens aanwezig is, zullen
de opgenomen beelden niet helder
zijn.
Interne oplaadbare batterij
Deze camera is uitgerust met een
interne, oplaadbare batterij om de
datum en tijd alsmede andere
instellingen bij te houden, ongeacht
of de camera is ingeschakeld of niet.
Deze interne batterij wordt tijdens het
gebruik van de camera voortdurend
opgeladen. Als u de camera echter
alleen korte perioden gebruikt, loopt
de batterij geleidelijk leeg, en als u de
camera ongeveer 3 maanden in het
geheel niet gebruikt, loopt de batterij
helemaal leeg. In dat geval moet u de
oplaadbare batterij opladen voordat u
de camera gaat gebruiken.
Zelfs als u de oplaadbare batterij niet
oplaadt, kunt u de camera toch
gebruiken zolang u de datum en tijd
niet opneemt. Als de camera de
instellingen iedere keer dat u de
interne oplaadbare batterij oplaadt,
opnieuw instelt op de
standaardinstellingen, is de interne
oplaadbare batterij misschien niet
meer bruikbaar. Neem contact op met
uw Sony-dealer of de plaatselijke
technische dienst van Sony.
• Maak een proefopname om te
controleren of de camera juist werkt
voordat u eenmalige gebeurtenissen
opneemt.
• Deze camera is noch tegen stof,
noch tegen opspattend water
bestendig, en is niet waterdicht.
• Kijk niet in de zon of een sterke
lichtbron door een verwijderde lens
of de zoeker. Dit kan leiden tot
onherstelbare beschadiging van uw
ogen. Of het kan een storing van de
camera veroorzaken.
• Gebruik de camera niet in de buurt
van een plaats waar sterke
radiogolven worden gegenereerd of
straling wordt uitgestraald. Het is
mogelijk dat de camera dan niet
goed kan opnemen of weergeven.
• Als u de camera in zanderige of
stoffige plaatsen gebruikt, kunnen
storingen optreden.
• Als er condens op de camera is
gevormd, moet u deze verwijderen
voordat u de camera gebruikt
(blz. 162).
• Niet met de camera schudden of er
tegenaan stoten. Dit kan niet alleen
leiden tot storingen en de
onmogelijkheid om beelden op te
nemen, maar kan ook de
geheugenkaart onbruikbaar maken
en beeldgegevens vervormen,
beschadigen of verloren doen gaan.
• Maak het venster van de flitser
schoon voordat u deze gebruikt. De
hitte die vrijkomt bij het afgaan van
de flitser kan eventueel vuil op het
venster van de flitser doen
Overige
Oplaadprocedure voor de interne,
oplaadbare batterij
Plaats een opgeladen accu in de
camera of sluit de camera aan op een
stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter (los
verkrijgbaar) en laat de camera 24 uur
of langer uitgeschakeld liggen.
Opmerkingen over opnemen/
weergeven
163NL
verbranden of vastbakken waardoor
onvoldoende licht het onderwerp
bereikt.
• Houd de camera, bijgeleverde
accessoires, enz. buiten het bereik
van kinderen. Ze kunnen een
geheugenkaart enzovoort inslikken.
Als dit probleem zich voordoet,
moet u onmiddellijk een arts
raadplegen.
164
NL
Index
Index
A
Aantal opneembare beelden
......................................... 25, 26
Accu ..................................... 11, 13
Accu opladen ............................. 11
Adobe RGB................................ 93
AEL-knop ................................ 123
AE-vergrendeling....................... 84
Afdrukken ........................ 142, 144
AF-gebied .................................. 73
AF-hulplicht............................... 82
Afstandsbediening ................... 103
Audiosignalen .......................... 124
Auto HDR .................................. 90
Autom. scherpst. ........................ 72
Autom. uitsch........................... 126
Autom.weergave ...................... 125
Automatisch flitsen .................... 80
Automatisch programma............ 57
Automatisch scherpstellen ......... 68
Belichtingscorrectie ................... 85
Belichtingsfunctie ...................... 56
Bestandsnummer ...................... 120
Beveiligen ................................ 112
Bracket ..................................... 101
Brandpuntsafstand.................... 148
BULB-opname ........................... 66
C
Camerabeweging verminderen
............................................... 44
Centrumgericht........................... 88
Compressieverhouding............. 119
Condensvorming ...................... 162
Continu opnemen ....................... 99
Continubracket ......................... 101
Continue AF ............................... 72
Contrast ...................................... 92
Controller ................................... 40
CTRL.VOOR HDMI ............... 117
D
Beelden bekijken op een tv-scherm
............................................. 115
Beeldgrootte............................. 118
Beeldindex ............................... 106
Beeldkwaliteit .......................... 119
Beeldrotatie .............................. 104
Beeldverhoud. .......................... 118
Belichting................................... 56
Datum afdruk. .......................... 143
Datum/tijd inst............................ 21
DC IN-aansluiting ...................... 33
De klok instellen ........................ 21
Diafragma............................. 56, 58
Diafragmavoorkeur .................... 58
Diavoorstelling......................... 107
Dioptrie-instelling ...................... 22
Index
B
165NL
DPOF instellen .........................142
Draadloze afstandsbediening
..............................................103
Draadloze flitser .........................83
Dyn.-bereikoptim........................89
Histogram ................................ 111
Hoeveelheid belichting .............. 56
Hoge-snelheidssynchronisatiestand
............................................... 39
I
E
Een beeld weergeven ................104
Eigen witbalans ..........................97
Eindsynchron. .............................80
Enkelvoudige AF........................72
EV-schaalverdeling ......64, 85, 102
Eye-Start AF ...............................70
Image Data Converter SR ........ 140
Image Data Lightbox SR ......... 140
Instellingen ................................ 92
Invulflits..................................... 80
ISO-gevoeligheid ....................... 94
J
JPEG ........................................ 119
F
Flits-bracketopname .................101
Flitscompensatie .........................86
Flitser uit...............................47, 80
Flitsfunctie ..................................80
Flitsregeling ................................87
Fn-knop.......................................40
Formatteren...............................121
G
Geheugenkaartschakelaar ...........18
H
Handmatige belichting................63
Handmatige scherpstelling .........74
Handmatige scherpstelling Live
View .......................................74
Handmatige verschuiving ...........65
Help-scherm .............................124
166
NL
K
Kleurenruimte ............................ 93
Kleurfilter .................................. 96
Kleurtemperatuur ....................... 96
Kwaliteit .................................. 119
L
Landschap .................................. 51
Langz.flitssync........................... 80
LCD-helderheid ....................... 125
LCD-monitor ............... 34, 78, 109
Lens............................................ 16
Lichtmeetfunctie ........................ 88
Lichtmeting met 40 velden in
honingraatmotief.................. 146
M
Macro ......................................... 52
Map kiezen............................... 121
Mapnaam ................................. 120
Meervelds................................... 88
"Memory Stick Duo" ................. 18
"Memory Stick PRO Duo"......... 18
Menu .......................................... 42
N
Nachtportret ............................... 55
Nieuwe map ............................. 121
NR bij hoge-ISO ...................... 122
NR lang-belicht........................ 122
Scherpstellen .............................. 68
Scherpstellingsindicator ............. 69
Scherpstelvergrendeling............. 71
Scherpte...................................... 92
Schouderriem ............................. 23
SD-geheugenkaart ...................... 18
Sluitertijd.............................. 56, 60
Sluitertijdvoorkeur ..................... 60
Sportactie ................................... 53
Spot ............................................ 88
SteadyShot-functie ..................... 45
Stofpreventiefunctie ................... 28
Stroombesp............................... 124
O
Omgevingslicht ........................ 102
Oogschelp .................................. 24
Opnemen .................................... 47
P
PictBridge ................................ 144
PMB ......................................... 141
Portret......................................... 50
T
Taal........................................... 124
Technische gegevens................ 146
Terugstellen.............................. 128
Tot halverwege indrukken ......... 48
Transportfunctie ......................... 99
U
USB-verbinding ....................... 131
R
S
Scènekeuzefunctie ..................... 49
Scherpstelfunctie........................ 72
V
Velddiepte .................................. 56
Vergroot beeld.......................... 105
Versie ....................................... 127
Verzadiging ................................ 92
Vooringestelde witbalans........... 95
Index
RAW ................................ 119, 140
Reinigen ..................................... 28
Rode-ogen-verm. ....................... 82
Roteren..................................... 105
Ruisonderdrukking................... 122
W
Wissen ...................................... 113
167NL
Witbalans ....................................95
Witbalansbracket ......................102
Z
Zelfontspanner ..........................100
Zoeker...................................22, 39
Zoekerkapje ................................24
Zoekersensors ...........................126
Zonsondergang ...........................54
168
NL