Cebora BRAVO SYNERGIC MIG 2525/M 576 Handleiding

Type
Handleiding
52
BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE
BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AAN-
DACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOL-
LEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN
PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND.
DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN
GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN.
VOOR DE AFMETINGEN EN HET GEWICHT VAN DIT
LASAPPARAAT, ZIE DE DESBETREFFENDE CATALO-
GUS.
1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN
VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de
gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opge-
somd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer
gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code
3.300.758
ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn.
· Installeer en aard de lasmachine volgens de gel-
dende voorschriften.
· Raak elektrische onderdelen of elektroden onder span-
ning niet aan met de blote huid, handschoenen of natte kledij.
· Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geïsoleerd bent.
· Zorg voor een veilige werkpositie.
DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw
gezondheid.
· Houd uw hoofd uit de buurt van dampen.
· Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie en
gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming in de
werkzone te vermijden.
BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden
veroorzaken.
· Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefilterd glas
en bescherm uw lichaam met aangepaste veiligheidskledij.
· Bescherm anderen door de installatie van geschikte scher-
men of gordijnen.
GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN
· Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden
veroorzaken; daarom dient u zich ervan te vergewis-
sen dat er geen brandbaar materiaal in de buurt is en
aangepaste beschermkledij te dragen.
GELUID
Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid
van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan
evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet
overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verpli-
chte voorzorgsmaatregelen te treffen.
ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk
zijn .
• De elektrische stroom die door een wille-
keurige conductor stroomt produceert elek-
tromagnetische velden (EMF). De las- of
snijstroom produceert elektromagnetische
velden rondom de kabels en de generatoren.
• De magnetische velden geproduceerd door hoge stroom
kunnen de functionering van pacemakers beïnvloeden. De
dragers van vitale elektronische apparatuur (pacemakers)
moeten zich tot hun arts wenden voordat ze booglas-, snij-
, afbrand- of puntlaswerkzaamheden benaderen.
De blootstelling aan elektromagnetische velden, geprodu-
ceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezondheid
op onbekende manier beïnvloeden.
Elke operator moet zich aan de volgende procedure hou-
den om de gevaren geproduceerd door elektromagneti-
sche velden te beperken:
- Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts naast elkaar blijven
liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar
vast.
- Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de
elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt.
- Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van
de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als de
aardekabel zich rechts van de operator bevindt, moet
de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts zich
tevens aan deze zijde bevinden.
- Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid
van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk.
- Voorkom dat u in de nabijheid van de generator werk-
zaamheden verricht.
ONTPLOFFINGEN
· Las niet in de nabijheid van houders onder druk
of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of
dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij
laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te
worden behandeld.
ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT
DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met
de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde
norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden
gebruikt voor professionele doeleinden in een indus-
triële omgeving. Het garanderen van elektromagneti-
sche compatibiliteit kan problematisch zijn in niet-
industriële omgevingen.
VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEK-
TRONISCHE UITRUSTING
Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon
afval!
Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC
betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch
afval en de toepassing van deze richtlijn conform de
nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het
einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden wor-
den ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf
dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar
van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegen-
woordiger te informeren over goedgekeurde inzame-
lingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese
richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een bete-
re volksgezondheid!
ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN
BEKWAAM PERSONEEL.
GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHINE
53
2 ALGEMENE BESCHRIJVING
2.1 SPECIFICATIES
Deze handleiding is opgemaakt met het doel het perso-
neel dat belast is met de installatie, de bediening en het
onderhoud van het lastoestel van aanwijzingen te voor-
zien.
Dit toestel is een constante spanningsbron die geschikt
is voor het MIG/MAG en OPEN-ARC lassen.
Controleer bij ontvangst of er geen onderdelen kapot of
beschadigd zijn.
Ledere eventuele claim voor verliezen of schade dient
de koper in te dienen bij de transporteur. Telkens
wanneer er informatie wordt gevraagd met betrekking
tot het lastoestel, wordt u verzocht het artikel en het
serienummer door te geven.
2.2 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS
IEC60974.1 Het lastoestel is volgens deze normen
IEC60974.10 gebouwd.
N°. Serienummer dat altijd dient te worden
vermeld bij vragen betreffende het appa-
raat.
Eén fase transformator - gelijkrichter.
transformator-driefasige gelijkrichter.
Platte karakteristiek.
MIG/MAG. Geschikt voor naadlassen.
I2 max Onconventionele lasstroom.
Deze waarde is de max. bereikbare limiet
tijdens het lassen.
U0. Secundaire nullastspanning
X. Inschakelduurpercentage.
De inschakelduur drukt een percentage
van 10 minuten dat overeenkomt met een
tijdsduur waarbinnen het lastoestel bij
een bepaalde stroomsterkte kan werken,
zonder oververhit te raken.
I2. Lasstroomsterkte
U2. Secundaire spanning bij lasstroomsterkte I2
U1. Nominale voedingsspanning.
3~ 50/60Hz Driefasige voeding 50 of 60 Hz.
I1 max Maximaal opgenomen stroom.
I1 eff Dit is de maximale waarde van de eigen
lijke opgenomen stroom, rekening
houdend met de inschakelduur.
IP21C Beschermingsklasse van de behuizing.
De 1 als tweede cijfer wil zeggen dat dit
toestel niet geschikt is om buiten in de
regen te worden gebruikt.
De bijkomende letter C betekent dat het
apparaat beveiligd is tegen het contact
van onder spanning staande delen van
het voedingscircuit met een stuk gereed
schap (diameter van 2,5 mm).
Geschikt voor werkzaamheden in omge
vingen met verhoogd risico.
OPMERKINGEN: het lastoestel is verder geschikt voor
gebruik in omgevingen met een vervuilingsgraad 3. (Zie
IEC664).
S
2.3 Thermische beveiliging
Dit apparaat is beveiligd met een thermische beveiliging,
die de werking van het apparaat blokkeert als de toege-
stane temperaturen zijn overschreden. In dat geval blijft
de ventilator werken en licht LED F op.
3 INSTALLATIE
• Het toestel dient te worden geïnstalleerd door
gekwalificeerd personeel.
• Alle aansluitingen moeten tot stand worden gebra-
cht volgens de geldende normen en met volledige ina-
chtneming van de wetsvoorschriften inzake ongeval-
lenpreventie.
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de
waarde die is aangegeven op de voedingskabel. Breng een
geschikte stekker aan op de voedingskabel indien deze nog
niet van een stekker is voorzien. Zorg ervoor dat de
geel/groene draad wordt verbonden met de aardingspen.
De capaciteit van de thermische beveiliging of de zekeringen
die in serie met de voeding zijn geïnstalleerd moet gelijk zijn
aan de opgenomen stroom I1 van het apparaat.
3.1 PLAATSING
Monteer het handvat, de achterwielen en de twee cilin-
dersteunen.
Hef het lasapparaat niet op bij het handvat.
Zet het lastoestel in een geventileerd vertrek.
Stof, vuil en alle andere vreemde voorwerpen die het
lastoestel kunnen binnengaan kunnen de ventilatie, en
dus de goede werking, aantasten.
Daarom is het belangrijk, afhankelijk van de omgeving en
de werkomstandigheden, de interne onderdelen schoon
te houden. Blaas de onderdelen schoon met schone
droge perslucht en wees hierbij voorzichtig dat u het
apparaat niet beschadigt.
Trek de stekker van het lasapparaat uit het stopcontact
voordat u werkzaamheden aan interne onderdelen verri-
cht.
Werkzaamheden aan interne onderdelen van het
lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door bevoegd personeel.
fig. 1
54
3.2 INTERNE VERBINDINGEN
• Werkzaamheden aan interne onderdelen van het
lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door bevoegd personeel.
• Alvorens binnen in het lastoestel te gaan werken dient u
te controleren of de stekker uit het stopcontact is gehaald.
• Na de laatste keuring wordt het lastoestel aangeslo-
ten op de spanning die vermeld wordt op de voeding-
skabel.
• Om de voedingsspanning te veranderen moet het zij-ele-
ment rechts worden weggehaald en moeten de verbindin-
gen van het klemmenbord voor spanningsverandering
worden gerangschikt zoals te zien is op de afbeelding.
•Bij één fase stroombronnen mag de voedingsspanning
niet worden veranderd.
• Gebruik het lastoestel niet zonder deksel of zonder zij-
panelen, om voor de hand liggende veiligheidsredenen,
en om de omstandigheden voor koeling van de interne
componenten niet te wijzigen.
• Bevestig een stekker die geschikt is voor het stroom-
verbruik aan de voedingskabel.
• Sluit de geel-groene ader van het netsnoer van het toe-
stel aan op een goede aarding.
3.3 EXTERNE VERBINDINGEN
3.3.1 Aansluiting van de massaklem.
• Sluit de massakabelaansluiting aan op het contact op het
lasapparaat, en verbind de massaklem met het werkstuk.
3.3.2 Plaatsen van de cilinder en aansluiten van de
gasslang
• Plaats de cilinder op de cilinderhouder van het lasap-
paraat en maak hem met de voorziene riemen vast aan
het achterpaneel van het apparaat.
• Om gevaarlijke situaties te vermijden, mag de gasci-
linder niet hoger zijn dan 1,65 m (Art. 576-577-579-
581-583) en 1 m (Art. 572-573).
• Controleer de riemen regelmatig op slijtage en bestel
indien nodig nieuwe.
• De gascilinder moet uitgerust zijn met een drukregelaar
en een manometer.
• Sluit na het plaatsen van de cilinder de gasslang die
achteraan uit het apparaat komt aan op de drukregelaar.
• Stel het gasverbruik in op ongeveer 10-12 liter per
minuut.
4 BESCHRIJVING BEDIENINGEN
4.1 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL
VAN HET LASAPPARAAT.
A- Keuzetoets.
Druk op deze toets om in volgorde de LED-
lampjes B, C, D en E te laten branden.
Kies in het submenu, dat u oproept met de
2 toetsen Q en R, de functies Soft Start, motortoerental-
regeling PULL 2003 en gasnastroomtijd.
B- Groene LED (PROGRAMMA).
Geeft aan dat het display S het gebruikte
programmanummer toont.
Lees de aanwijzingen aan de binnenkant
van het mobiele zijpaneel om te weten welke diameter,
draadtype en gassoort overeenkomt met het getoonde
programmanummer. Het cijfer op het display S wordt
altijd voorafgegaan door de letter P.
C- Groene LED.
Geeft aan dat het display S de proplas- of
werktijd toont.. Deze tijd kan worden inge-
steld op een waarde tussen 0,3 en 5 secon-
den. Als de tijd 0 is, wordt de functie uitgeschakeld. De
functie is alleen actief tijdens het lassen.
De waarde die wordt getoond op het display S wordt
altijd voorafgegaan door de letter t.
D- Groene LED.
Geeft aan dat het display S de pauzetijd tus-
sen de laspulsen toont. Deze tijd kan wor-
den ingesteld op een waarde tussen 0,3 en
5 seconden. Als de tijd 0 is, wordt de functie uitge-
schakeld. De functie is alleen actief als de lastijd niet 0 is
en tijdens het lassen.
De waarde die wordt getoond op het display S wordt
altijd voorafgegaan door de letter t.
E- Groene LED(Burn-Back).
Geeft aan dat het display S de tijd toont dat
de draad uit de toorts komt nadat de
gebruiker de toortsschakelaar heeft losgela-
ten. Deze tijd kan worden ingesteld op een waarde tussen
10 en 400 milliseconden. De waarde die wordt getoond
op het display S wordt altijd voorafgegaan door de letter t.
F- Gele LED.
Licht op wanneer de thermische beveiliging
de werking van het lasapparaat onder-
breekt.
G- Groene LED
Knippert wanneer de connector van de
toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN wordt
aangesloten op de connector I.
H- Centraalaansluiting.
Hierop wordt de lastoorts aangesloten.
I- 10-pens connector.
Deze connector moet worden aangesloten op de 10-pens
koppeling van de toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN.
PULSAR
PROGRAM
fig. 2
55
L-M Massa-aansluitingen.
Op deze aansluitingen wordt de massakabel aangeslo-
ten. (Sommige uitvoeringen zijn slechts van één massa-
aansluiting voorzien).
N- Keuzeschakelaar.
Schakelt het apparaat in en uit en kiest het lasspanning-
sbereik.
O- Keuzeschakelaar.
Stelt de lasspanning nauwkeurig af binnen het bereik dat
is gekozen met de keuzeschakelaar N.
P- Instelknop.
Stelt de draadsnelheid af en is alleen actief wanneer de
standaard lastoorts en niet de toorts PULL 2003 of de
SPOOL-GUN wordt gebruikt.
Wanneer het programma 00 wordt gebruikt, stelt deze
knop de lasdraadsnelheid in tussen 0 en 20
meter/minuut.
Wanneer een synergisch programma wordt gebruikt,
moet de knopindicator worden ingesteld op het label
SYNERGIC. Kies een synergisch programma; het display
S toont de stroominstelling van het gekozen programma.
Deze stroom komt overeen met een bepaalde snelheid.
Om deze snelheid te corrigeren, draait u de knop gewoon
rechtsom om de snelheid te verhogen of linksom om de
snelheid te verlagen. Veranderingen van de draad-
snelheid worden altijd aangegeven op het display S door
een stroomwaarde.
Q- en R-toetsen.
• Wanneer LED B brandt, toont het display
S het lasprogrammanummer dat is gekozen
met de 2 toetsen. Zodra de keuze is vol-
tooid, blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat
daarna uit.
• Wanneer LED C brandt, toont het display S de propla-
stijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de keuze is
voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat
daarna uit.
• Wanneer LED D brandt, toont het display S de laspau-
zetijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de keuze is
voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat
daarna uit.
• Wanneer LED E brandt, toont het display S de terug-
brandtijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de
keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden
en gaat daarna uit.
• Wanneer de LED's B, C, D en E uit zijn en we ons in een
synergisch programma bevinden, toont het display S
ofwel de ingestelde stroom ofwel de aanbevolen dikte in
millimeter wanneer op één van de twee toetsen wordt
gedrukt.
Wanneer u de 2 keuzeschakelaars N en O instelt, kunt u
de verhoging of verlaging van de gekozen waarde onmid-
dellijk zien op het display S. Deze functie wordt gebruikt
als men vooraf wil weten met welke stroom of dikte het
lassen moet beginnen.
• Wanneer de 2 toetsen minstens 5 seconden lang tege-
lijkertijd worden ingedrukt, wordt het submenu geopend,
1
2
3
4
7
8
9
10
5
6
A
SYNERGIC
PROGRAM
PULSAR
2
1
0
1
2
3
5
6
4
S
IP 21C
Nº
/-/
A
VV
A
EN 50199-IEC 60974-1
U
0
V
U
1
V
U
1
V
I
1max=
A
I
1eff=
A
I
1max
=A
I
1eff
=A
X 40% 60% 100%
I
2A A A
I
2max. A
=
U
2V V V
~
50/60Hz
MADE IN ITALY
V
MIG-MAG
BRAVOBRAVOB
SYNERGICSYNERGIC
fig.3
C
BQ
S
R
A
P
G
N
O
M
L
D
E
F
H
I
C
BQ
S
R
A
P
G
N
D
E
F
H
I
L
56
waar we 3 functies vinden die kunnen worden gekozen
met de toets A:
1- Soft Start (snelheid).
Wijzigt de ingestelde draadsnelheid; deze snelheid blijft
actief gedurende de tijd die is ingesteld voor de Soft
Start-functie (tijd).
De snelheid kan met behulp van de 2 toetsen Q en R wor-
den ingesteld op 10% tot maximaal 150% van de
ingestelde lassnelheid.
Deze functie dient, samen met de Soft Start-functie (tijd),
om het trekken van de boog te verbeteren.
De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
letter (A).
2- Snelheid ingesteld op de motor van de PULL 2003.
Met de twee toetsen Q en R kan de snelheid van de PULL
2003 worden gewijzigd binnen een bereik van –9 tot +9 in
vergelijking met de ingestelde waarde. Deze functie zorgt
voor een maximale draaddoorvoer door de motor van de
draadaanvoerunit van het lasapparaat in lijn te brengen
met de motor van de PULL 2003.
De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
letter (H).
3- Gasnastroomtijd.
Met de twee toetsen Q en R kan de gasstroom na het
lassen worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 5
seconden. Deze functie is vooral nuttig voor het lassen
van roestvrij staal en aluminium. De waarde op het dis-
play S wordt voorafgegaan door de letter (P).
4- Soft Start (tijd).
Stelt de tijd in gedurende dewelke de Soft Start-snelheid
actief blijft. Deze functie dient, samen met de Soft Start-
functie (snelheid), om het trekken van de boog te verbe-
teren.
Met de 2 toetsen Q en R kan de Soft Start-tijd worden
ingesteld op een waarde van 0 tot 1 seconde.
De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
letter (d).
5- Handmatige 2-taktmodus en automatische 4-takt-
modus.
Stel de 2 toetsen Q en R in om de 2-takt- of 4-takt-
modus te kiezen.
Als het lasapparaat is ingesteld op de handmatige 2-
takt-modus, begint u te lassen door de toets E in te druk-
ken en stopt u door de toets los te laten.
Als het lasapparaat is ingesteld op de automatische 4-
takt-modus, moet u de toortsschakelaar indrukken om te
beginnen lassen; zodra het lassen is begonnen, kunt u de
schakelaar loslaten.
Om te stoppen met lassen, de schakelaar nogmaals
indrukken en loslaten. Deze instelling is geschikt voor
langdurig lassen en vermijdt dat de lasser moe wordt
door het ingedrukt houden van de toortsschakelaar. De
waarde op het display S wordt voorafgegaan door de
symbolen (2T en 4T).
S- Display.
Wanneer het handmatige programma 00 wordt gebruikt,
toont het instrument de draadsnelheid in meter per
minuut vóór het lassen en de lasstroom tijdens het
lassen.
Bij gebruik van synergische programma's wordt altijd de
lasstroom getoond.
Zoals hierboven beschreven, kan het instrument de vol-
gende informatie weergeven vóór u begint te lassen: het
gebruikte programma, de proplastijd, de laspauzetijd, de
terugbrandtijd, de aanbevolen dikte, de Soft Start -func-
tie, het ingestelde motortoerental van de PULL 2003 en
de gasnastroomtijd.
5 LASSEN
5.1 Installatie
Verzeker u ervan dat de draaddiameter overeenstemt met
de diameter die is aangegeven op de draadaanvoerrol en
dat het gekozen programma geschikt is voor het mate-
riaal en het type van gas. Gebruik draadaanvoerrollen met
een "U"-vormige groef voor aluminiumdraden en rollen
met een "V"-vormige groef voor andere draden.
5.2 HET APPARAAT IS KLAAR OM TE LASSEN
Volg de bijgevoegde instructies wanneer u last met de
Pull-2000 of Spool-Gun toorts.
• Verbind de massaklem met het werkstuk.
• Zet de schakelaar N op 1.
• Verwijder het gasmondstuk.
• Schroef de contacttip los.
• Plaats de draad in de draadkoker van de toorts, ervoor
zorgend dat hij in de groef van de rol zit en dat de rol zich
in de juiste positie bevindt.
• Druk op de knop van de toorts om de draad aan te voe-
ren totdat hij uit de toorts komt.
• Opgelet: houd uw gezicht uit de buurt van de con-
tactbuis terwijl de draad naar buiten komt.
• Schroef de contacttip opnieuw vast en controleer of het
gat dezelfde diameter heeft als de gebruikte draad.
• Monteer het gasmondstuk.
5.3 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL ZONDER
GASBESCHERMING. (alleen voor art. 572 en 573).
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op
het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen
voor Art. 572 en 573, zie figuur 4 ).
Om goede en beschermde lassen te verkrijgen, moet u
steeds van links naar rechts en van boven naar onder
werken. Verwijder al het afval aan het einde van elke las-
sessie.
De gevulde lasdraad die u moet gebruiken is ons Art.
1587, Ø 0,9 mm.
57
5.4 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL MET GASBE-
SCHERMING.
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op
het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen
voor Art. 572 en 573, zie figuur 5 ).
Om dit materiaal te lassen, moet u het volgende doen:
• Gebruik een lasgas met een tweeledige samenstelling,
gewoonlijk ARGON + CO2, waarbij het percentage Argon
minimaal 75% bedraagt. Dit mengsel zal resulteren in
sterke en mooie lasnaden.
Het gebruik van zuiver CO2 als beschermgas zal resulte-
ren in smalle lasnaden, met een grotere penetratie maar
ook aanzienlijk meer vonken.
• Gebruik een lasdraad met dezelfde kwaliteit als het te las-
sen staal. Het verdient aanbeveling altijd draden van goede
kwaliteit te gebruiken en het gebruik van verroeste draden te
vermijden, aangezien dit kan leiden tot lasfouten.
• Vermijd het lassen van verroeste onderdelen of onder-
delen met olie- of vetvlekken.
5.5 LASSEN VAN ROESTVRIJ STAAL
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op
het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen
voor Art. 572 en 573, zie figuur 5 ).
Roestvrij staal van de 300-klasse moet worden gelast met
een beschermgas met hoog argongehalte en een klein
percentage zuurstof (O2) of kooldioxide (CO2) (ongeveer
2%) om de boog te stabiliseren.
Raak de draad niet aan met uw handen. Het is belangrijk
dat de laszone altijd schoon is, om verontreiniging van de
lasverbinding te voorkomen.
5.6 LASSEN VAN ALUMINIUM
Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op
het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen
voor Art. 572 en 573, zie figuur 5 ).
Om aluminium te lassen, moet u het volgende doen:
• Gebruik zuiver argon als beschermgas.
• Gebruik een lasdraad waarvan de samenstelling
geschikt is voor het te lassen basismateriaal.
• Gebruik frezen en borstelmachines die speciaal ontwor-
pen zijn voor aluminium en gebruik ze nooit voor andere
materialen.
• Om aluminium te lassen, moet u de volgende toortsen
gebruiken: PULL 2003 Art. 2003 or SPOOL-GUN Art.
1562 met de verbinding Art. 1196.
6 LASFOUTEN
1 FOUT- Poreusheid (binnen of buiten de
lasnaad)
OORZAKEN • Electrode defect (verroest oppervlak)
• Ontbrekend beschermgas, te wijten aan:
- laag gasdebiet
- defecte verbruiksmeter.
- bevrozen regelaar, wegens geen
verwarming van het CO2-beschermgas
- defecte gasklep
- verstopte contacttip
- verstopte gasuitlaatopeningen
- luchtstromen in laszone.
2 FOUT - Krimpbarsten
OORZAKEN • Draad of werkstuk vuil of verroest.
• Lasnaad te smal.
• Lasnaad te hol.
• Lasnaad te diep doorgedrongen.
3 FOUT - Zij-insnijdingen
OORZAKEN • Te snel gelast
• Lage stroom en hoge boogspanning.
4 FOUT - Overmatig spatvorming
OORZAKEN • Te hoge spanning.
• Onvoldoende inductantie.
• Geen voorverwarming van het CO2-
beschermgas
7 ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM
• Beschermgasmondstuk
Dit mondstuk moet regelmatig worden schoongemaakt
om gesproeid metaal te verwijderen. Vervang het mond-
stuk als het vervormd of platgedrukt is.
• Contacttip.
Alleen een goed contact tussen deze contacttip en de
draad garandeert een stabiele boog en een optimaal ver-
mogen; neem daarom de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht:
A) Het gat van de contacttip moet vrij zijn van vuil en roest.
B) Gesproeid metaal koekt makkelijker aan na lange
lasbewerkingen, wat de draadaanvoer kan belemmeren.
Daarom moet de tip vaker worden schoongemaakt en
Fig. 5
Fig. 4
58
indien nodig worden vervangen.
C) De contacttip moet altijd stevig in de behuizing van de
toorts worden geschroefd. De thermische cycli waaraan
de toorts onderhevig is, kunnen de tip doen loskomen; dit
kan leiden tot oververhitting van de toortsbehuizing en
een ongelijkmatige aanvoer van de draad.
• Draadliner
Dit is een belangrijk onderdeel dat vaak moet worden
gecontroleerd, aangezien de draad koperstof of kleine
metaalkrullen kan achterlaten. Maak het regelmatig
schoon samen met de gasleidingen met behulp van
droge perslucht.
De draadkokers zijn onderhevig aan voortdurende slijtage
en moeten daarom na een bepaalde periode vervangen
worden.
• Draadaanvoermotor
Maak regelmatig de aanvoerrollen schoon, om de door de
lasdraadspoel achtergelaten roest of metaalresten te
verwijderen. Controleer regelmatig de volledige draa-
daanvoergroep: sluithaak, draadgeleiderollen, draadliner
en contacttip.
8 TOEBEHOREN
Art. 2003 Pull 2003 toorts met UP/DOWN -regeling
op de handgreep.
Art. 1562 Spool-gun toorts met potentiometer op de
handgreep.
Art. 1196.00 Aansluitkabel van 6 meter voor 1562.
Art. 1196.20 Aansluitkabel van 12 meter voor 1562.

Documenttranscriptie

GEBRUIKSAANWIJZING VOOR MIG-LASMACHINE BELANGRIJK: LEES VOORDAT U MET DEZE MACHINE BEGINT TE WERKEN DE GEBRUIKSAANWIJZING AANDACHTIG DOOR EN BEWAAR ZE GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE MACHINE OP EEN PLAATS DIE DOOR ALLE GEBRUIKERS IS GEKEND. DEZE UITRUSTING MAG UITSLUITEND WORDEN GEBRUIKT VOOR LASWERKZAAMHEDEN. VOOR DE AFMETINGEN EN HET GEWICHT VAN DIT LASAPPARAAT, ZIE DE DESBETREFFENDE CATALOGUS. 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN LASSEN EN VLAMBOOGSNIJDEN KAN SCHADELIJK ZIJN VOOR UZELF EN VOOR ANDEREN. Daarom moet de gebruiker worden gewezen op de gevaren, hierna opgesomd, die met laswerkzaamheden gepaard gaan. Voor meer gedetailleerde informatie, bestel het handboek met code 3.300.758 ELEKTRISCHE SCHOK - Kan dodelijk zijn. · Installeer en aard de lasmachine volgens de geldende voorschriften. · Raak elektrische onderdelen of elektroden onder spanning niet aan met de blote huid, handschoenen of natte kledij. · Zorg dat u zowel van de aarde als van het werkstuk geïsoleerd bent. · Zorg voor een veilige werkpositie. DAMPEN EN GASSEN - Kunnen schadelijk zijn voor uw gezondheid. · Houd uw hoofd uit de buurt van dampen. · Werk in aanwezigheid van een goede ventilatie en gebruik ventilatoren rondom de boog om gasvorming in de werkzone te vermijden. BOOGSTRALEN - Kunnen oogletsels en brandwonden veroorzaken. · Bescherm uw ogen met een lasmasker met gefilterd glas en bescherm uw lichaam met aangepaste veiligheidskledij. · Bescherm anderen door de installatie van geschikte schermen of gordijnen. GEVAAR VOOR BRAND EN BRANDWONDEN · Vonken (spatten) kunnen brand en brandwonden veroorzaken; daarom dient u zich ervan te vergewissen dat er geen brandbaar materiaal in de buurt is en aangepaste beschermkledij te dragen. GELUID Deze machine produceert geen rechtstreeks geluid van meer dan 80 dB. Het plasmasnij/lasprocédé kan evenwel geluidsniveaus veroorzaken die deze limiet overschrijden; daarom dienen gebruikers alle wettelijk verplichte voorzorgsmaatregelen te treffen. ELEKTROMAGNETISCHE VELDEN – Kunnen schadelijk zijn . • De elektrische stroom die door een willekeurige conductor stroomt produceert elektromagnetische velden (EMF). De las- of snijstroom produceert elektromagnetische velden rondom de kabels en de generatoren. • De magnetische velden geproduceerd door hoge stroom kunnen de functionering van pacemakers beïnvloeden. De 52 dragers van vitale elektronische apparatuur (pacemakers) moeten zich tot hun arts wenden voordat ze booglas-, snij, afbrand- of puntlaswerkzaamheden benaderen. De blootstelling aan elektromagnetische velden, geproduceerd tijdens het lassen of snijden, kunnen de gezondheid op onbekende manier beïnvloeden. Elke operator moet zich aan de volgende procedure houden om de gevaren geproduceerd door elektromagnetische velden te beperken: - Zorg ervoor dat de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts naast elkaar blijven liggen. Maak ze, indien mogelijk, met tape aan elkaar vast. - Voorkom dat u de aardekabel en de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts om uw lichaam wikkelt. - Voorkom dat u tussen de aardekabel en de kabel van de elektrodeklep of de lastoorts komt te staan. Als de aardekabel zich rechts van de operator bevindt, moet de kabel van de elektrodeklem of de lastoorts zich tevens aan deze zijde bevinden. - Sluit de aardeklem zo dicht mogelijk in de nabijheid van het las- of snijpunt aan op het te bewerken stuk. - Voorkom dat u in de nabijheid van de generator werkzaamheden verricht. ONTPLOFFINGEN · Las niet in de nabijheid van houders onder druk of in de aanwezigheid van explosief stof, gassen of dampen. · Alle cilinders en drukregelaars die bij laswerkzaamheden worden gebruik dienen met zorg te worden behandeld. ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT DDeze machine is vervaardigd in overeenstemming met de voorschriften zoals bepaald in de geharmoniseerde norm IEC 60974-10 (Cl. A) en mag uitsluitend worden gebruikt voor professionele doeleinden in een industriële omgeving. Het garanderen van elektromagnetische compatibiliteit kan problematisch zijn in nietindustriële omgevingen. VERWIJDERING VAN ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE UITRUSTING Behandel elektrische apparatuur niet als gewoon afval! Overeenkomstig de Europese richtlijn 2002/96/EC betreffende de verwerking van elektrisch en elektronisch afval en de toepassing van deze richtlijn conform de nationale wetgeving, moet elektrische apparatuur die het einde van zijn levensduur heeft bereikt gescheiden worden ingezameld en ingeleverd bij een recyclingbedrijf dat zich houdt aan de milieuvoorschriften. Als eigenaar van de apparatuur dient u zich bij onze lokale vertegenwoordiger te informeren over goedgekeurde inzamelingsmethoden. Door het toepassen van deze Europese richtlijn draagt u bij aan een schoner milieu en een betere volksgezondheid! ROEP IN GEVAL VAN STORINGEN DE HULP IN VAN BEKWAAM PERSONEEL. 2 ALGEMENE BESCHRIJVING 2.1 SPECIFICATIES Deze handleiding is opgemaakt met het doel het personeel dat belast is met de installatie, de bediening en het onderhoud van het lastoestel van aanwijzingen te voorzien. Dit toestel is een constante spanningsbron die geschikt is voor het MIG/MAG en OPEN-ARC lassen. Controleer bij ontvangst of er geen onderdelen kapot of beschadigd zijn. Ledere eventuele claim voor verliezen of schade dient de koper in te dienen bij de transporteur. Telkens wanneer er informatie wordt gevraagd met betrekking tot het lastoestel, wordt u verzocht het artikel en het serienummer door te geven. 2.2 UITLEG VAN DE TECHNISCHE GEGEVENS IEC60974.1 IEC60974.10 N°. Het lastoestel is volgens deze normen gebouwd. Serienummer dat altijd dient te worden vermeld bij vragen betreffende het apparaat. Eén fase transformator - gelijkrichter. transformator-driefasige gelijkrichter. Platte karakteristiek. Geschikt voor naadlassen. Onconventionele lasstroom. Deze waarde is de max. bereikbare limiet tijdens het lassen. U0. Secundaire nullastspanning X. Inschakelduurpercentage. De inschakelduur drukt een percentage van 10 minuten dat overeenkomt met een tijdsduur waarbinnen het lastoestel bij een bepaalde stroomsterkte kan werken, zonder oververhit te raken. I2. Lasstroomsterkte U2. Secundaire spanning bij lasstroomsterkte I2 U1. Nominale voedingsspanning. 3~ 50/60Hz Driefasige voeding 50 of 60 Hz. I1 max Maximaal opgenomen stroom. I1 eff Dit is de maximale waarde van de eigen lijke opgenomen stroom, rekening houdend met de inschakelduur. IP21C Beschermingsklasse van de behuizing. De 1 als tweede cijfer wil zeggen dat dit toestel niet geschikt is om buiten in de regen te worden gebruikt. De bijkomende letter C betekent dat het apparaat beveiligd is tegen het contact van onder spanning staande delen van het voedingscircuit met een stuk gereed schap (diameter van 2,5 mm). S Geschikt voor werkzaamheden in omge vingen met verhoogd risico. OPMERKINGEN: het lastoestel is verder geschikt voor gebruik in omgevingen met een vervuilingsgraad 3. (Zie IEC664). MIG/MAG. I2 max 2.3 Thermische beveiliging Dit apparaat is beveiligd met een thermische beveiliging, die de werking van het apparaat blokkeert als de toegestane temperaturen zijn overschreden. In dat geval blijft de ventilator werken en licht LED F op. 3 INSTALLATIE • Het toestel dient te worden geïnstalleerd door gekwalificeerd personeel. • Alle aansluitingen moeten tot stand worden gebracht volgens de geldende normen en met volledige inachtneming van de wetsvoorschriften inzake ongevallenpreventie. Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de waarde die is aangegeven op de voedingskabel. Breng een geschikte stekker aan op de voedingskabel indien deze nog niet van een stekker is voorzien. Zorg ervoor dat de geel/groene draad wordt verbonden met de aardingspen. De capaciteit van de thermische beveiliging of de zekeringen die in serie met de voeding zijn geïnstalleerd moet gelijk zijn aan de opgenomen stroom I1 van het apparaat. 3.1 PLAATSING Monteer het handvat, de achterwielen en de twee cilindersteunen. Hef het lasapparaat niet op bij het handvat. Zet het lastoestel in een geventileerd vertrek. Stof, vuil en alle andere vreemde voorwerpen die het lastoestel kunnen binnengaan kunnen de ventilatie, en dus de goede werking, aantasten. Daarom is het belangrijk, afhankelijk van de omgeving en de werkomstandigheden, de interne onderdelen schoon te houden. Blaas de onderdelen schoon met schone droge perslucht en wees hierbij voorzichtig dat u het apparaat niet beschadigt. Trek de stekker van het lasapparaat uit het stopcontact voordat u werkzaamheden aan interne onderdelen verricht. Werkzaamheden aan interne onderdelen van het lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd personeel. fig. 1 53 3.2 INTERNE VERBINDINGEN • Werkzaamheden aan interne onderdelen van het lasapparaat mogen uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd personeel. • Alvorens binnen in het lastoestel te gaan werken dient u te controleren of de stekker uit het stopcontact is gehaald. • Na de laatste keuring wordt het lastoestel aangesloten op de spanning die vermeld wordt op de voedingskabel. • Om de voedingsspanning te veranderen moet het zij-element rechts worden weggehaald en moeten de verbindingen van het klemmenbord voor spanningsverandering worden gerangschikt zoals te zien is op de afbeelding. 4 BESCHRIJVING BEDIENINGEN 4.1 BEDIENINGSELEMENTEN OP HET VOORPANEEL VAN HET LASAPPARAAT. A- Keuzetoets. Druk op deze toets om in volgorde de LEDlampjes B, C, D en E te laten branden. Kies in het submenu, dat u oproept met de 2 toetsen Q en R, de functies Soft Start, motortoerentalregeling PULL 2003 en gasnastroomtijd. B- Groene LED (PROGRAMMA). Geeft aan dat het display S het gebruikte PROGRAM programmanummer toont. Lees de aanwijzingen aan de binnenkant van het mobiele zijpaneel om te weten welke diameter, draadtype en gassoort overeenkomt met het getoonde programmanummer. Het cijfer op het display S wordt altijd voorafgegaan door de letter P. C- Groene LED. Geeft aan dat het display S de proplas- of werktijd toont.. Deze tijd kan worden ingesteld op een waarde tussen 0,3 en 5 seconden. Als de tijd 0 is, wordt de functie uitgeschakeld. De functie is alleen actief tijdens het lassen. De waarde die wordt getoond op het display S wordt altijd voorafgegaan door de letter t. fig. 2 •Bij één fase stroombronnen mag de voedingsspanning niet worden veranderd. • Gebruik het lastoestel niet zonder deksel of zonder zijpanelen, om voor de hand liggende veiligheidsredenen, en om de omstandigheden voor koeling van de interne componenten niet te wijzigen. • Bevestig een stekker die geschikt is voor het stroomverbruik aan de voedingskabel. • Sluit de geel-groene ader van het netsnoer van het toestel aan op een goede aarding. 3.3 EXTERNE VERBINDINGEN 3.3.1 Aansluiting van de massaklem. • Sluit de massakabelaansluiting aan op het contact op het lasapparaat, en verbind de massaklem met het werkstuk. 3.3.2 Plaatsen van de cilinder en aansluiten van de gasslang • Plaats de cilinder op de cilinderhouder van het lasapparaat en maak hem met de voorziene riemen vast aan het achterpaneel van het apparaat. • Om gevaarlijke situaties te vermijden, mag de gascilinder niet hoger zijn dan 1,65 m (Art. 576-577-579581-583) en 1 m (Art. 572-573). • Controleer de riemen regelmatig op slijtage en bestel indien nodig nieuwe. • De gascilinder moet uitgerust zijn met een drukregelaar en een manometer. • Sluit na het plaatsen van de cilinder de gasslang die achteraan uit het apparaat komt aan op de drukregelaar. • Stel het gasverbruik in op ongeveer 10-12 liter per minuut. 54 D- Groene LED. Geeft aan dat het display S de pauzetijd tussen de laspulsen toont. Deze tijd kan worden ingesteld op een waarde tussen 0,3 en 5 seconden. Als de tijd 0 is, wordt de functie uitgeschakeld. De functie is alleen actief als de lastijd niet 0 is en tijdens het lassen. De waarde die wordt getoond op het display S wordt altijd voorafgegaan door de letter t. E- Groene LED(Burn-Back). Geeft aan dat het display S de tijd toont dat de draad uit de toorts komt nadat de gebruiker de toortsschakelaar heeft losgelaten. Deze tijd kan worden ingesteld op een waarde tussen 10 en 400 milliseconden. De waarde die wordt getoond op het display S wordt altijd voorafgegaan door de letter t. F- Gele LED. Licht op wanneer de thermische beveiliging de werking van het lasapparaat onderbreekt. G- Groene LED Knippert wanneer de connector van de PULSAR toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN wordt aangesloten op de connector I. H- Centraalaansluiting. Hierop wordt de lastoorts aangesloten. I- 10-pens connector. Deze connector moet worden aangesloten op de 10-pens koppeling van de toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN. S B Q C R PROGRAM B BRAVO SYNERGIC D A A SYNERGIC 4 E 5 6 8 2 9 10 1 PULSAR F H I EN 50199-IEC 60974-1 A / V - A / V = A U0 MIG-MAG ~ 50/60Hz S V U1 U1 X I2 U2 V V 40% 60% A A V V I1max= A I1max= A B Q C R N O D A 6 2 E P G 5 3 F H I 100% A V MADE IN ITALY 2 0 P G 1 1 Nº I2max. S 7 3 I1eff= A I1eff= A IP 21C 4 V N L M L fig.3 L-M Massa-aansluitingen. Op deze aansluitingen wordt de massakabel aangesloten. (Sommige uitvoeringen zijn slechts van één massaaansluiting voorzien). N- Keuzeschakelaar. Schakelt het apparaat in en uit en kiest het lasspanningsbereik. O- Keuzeschakelaar. Stelt de lasspanning nauwkeurig af binnen het bereik dat is gekozen met de keuzeschakelaar N. P- Instelknop. Stelt de draadsnelheid af en is alleen actief wanneer de standaard lastoorts en niet de toorts PULL 2003 of de SPOOL-GUN wordt gebruikt. Wanneer het programma 00 wordt gebruikt, stelt deze knop de lasdraadsnelheid in tussen 0 en 20 meter/minuut. Wanneer een synergisch programma wordt gebruikt, moet de knopindicator worden ingesteld op het label SYNERGIC. Kies een synergisch programma; het display S toont de stroominstelling van het gekozen programma. Deze stroom komt overeen met een bepaalde snelheid. Om deze snelheid te corrigeren, draait u de knop gewoon rechtsom om de snelheid te verhogen of linksom om de snelheid te verlagen. Veranderingen van de draadsnelheid worden altijd aangegeven op het display S door een stroomwaarde. Q- en R-toetsen. • Wanneer LED B brandt, toont het display S het lasprogrammanummer dat is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat daarna uit. • Wanneer LED C brandt, toont het display S de proplastijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat daarna uit. • Wanneer LED D brandt, toont het display S de laspauzetijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat daarna uit. • Wanneer LED E brandt, toont het display S de terugbrandtijd die is gekozen met de 2 toetsen. Zodra de keuze is voltooid, blijft de LED nog 5 seconden branden en gaat daarna uit. • Wanneer de LED's B, C, D en E uit zijn en we ons in een synergisch programma bevinden, toont het display S ofwel de ingestelde stroom ofwel de aanbevolen dikte in millimeter wanneer op één van de twee toetsen wordt gedrukt. Wanneer u de 2 keuzeschakelaars N en O instelt, kunt u de verhoging of verlaging van de gekozen waarde onmiddellijk zien op het display S. Deze functie wordt gebruikt als men vooraf wil weten met welke stroom of dikte het lassen moet beginnen. • Wanneer de 2 toetsen minstens 5 seconden lang tegelijkertijd worden ingedrukt, wordt het submenu geopend, 55 waar we 3 functies vinden die kunnen worden gekozen met de toets A: 1- Soft Start (snelheid). Wijzigt de ingestelde draadsnelheid; deze snelheid blijft actief gedurende de tijd die is ingesteld voor de Soft Start-functie (tijd). De snelheid kan met behulp van de 2 toetsen Q en R worden ingesteld op 10% tot maximaal 150% van de ingestelde lassnelheid. Deze functie dient, samen met de Soft Start-functie (tijd), om het trekken van de boog te verbeteren. De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de letter (A). 2- Snelheid ingesteld op de motor van de PULL 2003. Met de twee toetsen Q en R kan de snelheid van de PULL 2003 worden gewijzigd binnen een bereik van –9 tot +9 in vergelijking met de ingestelde waarde. Deze functie zorgt voor een maximale draaddoorvoer door de motor van de draadaanvoerunit van het lasapparaat in lijn te brengen met de motor van de PULL 2003. De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de letter (H). 3- Gasnastroomtijd. Met de twee toetsen Q en R kan de gasstroom na het lassen worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 5 seconden. Deze functie is vooral nuttig voor het lassen van roestvrij staal en aluminium. De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de letter (P). 4- Soft Start (tijd). Stelt de tijd in gedurende dewelke de Soft Start-snelheid actief blijft. Deze functie dient, samen met de Soft Startfunctie (snelheid), om het trekken van de boog te verbeteren. Met de 2 toetsen Q en R kan de Soft Start-tijd worden ingesteld op een waarde van 0 tot 1 seconde. De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de letter (d). 5- Handmatige 2-taktmodus en automatische 4-taktmodus. Stel de 2 toetsen Q en R in om de 2-takt- of 4-taktmodus te kiezen. Als het lasapparaat is ingesteld op de handmatige 2takt-modus, begint u te lassen door de toets E in te drukken en stopt u door de toets los te laten. Als het lasapparaat is ingesteld op de automatische 4takt-modus, moet u de toortsschakelaar indrukken om te beginnen lassen; zodra het lassen is begonnen, kunt u de schakelaar loslaten. Om te stoppen met lassen, de schakelaar nogmaals indrukken en loslaten. Deze instelling is geschikt voor langdurig lassen en vermijdt dat de lasser moe wordt door het ingedrukt houden van de toortsschakelaar. De waarde op het display S wordt voorafgegaan door de symbolen (2T en 4T). 56 S- Display. Wanneer het handmatige programma 00 wordt gebruikt, toont het instrument de draadsnelheid in meter per minuut vóór het lassen en de lasstroom tijdens het lassen. Bij gebruik van synergische programma's wordt altijd de lasstroom getoond. Zoals hierboven beschreven, kan het instrument de volgende informatie weergeven vóór u begint te lassen: het gebruikte programma, de proplastijd, de laspauzetijd, de terugbrandtijd, de aanbevolen dikte, de Soft Start -functie, het ingestelde motortoerental van de PULL 2003 en de gasnastroomtijd. 5 LASSEN 5.1 Installatie Verzeker u ervan dat de draaddiameter overeenstemt met de diameter die is aangegeven op de draadaanvoerrol en dat het gekozen programma geschikt is voor het materiaal en het type van gas. Gebruik draadaanvoerrollen met een "U"-vormige groef voor aluminiumdraden en rollen met een "V"-vormige groef voor andere draden. 5.2 HET APPARAAT IS KLAAR OM TE LASSEN Volg de bijgevoegde instructies wanneer u last met de Pull-2000 of Spool-Gun toorts. • Verbind de massaklem met het werkstuk. • Zet de schakelaar N op 1. • Verwijder het gasmondstuk. • Schroef de contacttip los. • Plaats de draad in de draadkoker van de toorts, ervoor zorgend dat hij in de groef van de rol zit en dat de rol zich in de juiste positie bevindt. • Druk op de knop van de toorts om de draad aan te voeren totdat hij uit de toorts komt. • Opgelet: houd uw gezicht uit de buurt van de contactbuis terwijl de draad naar buiten komt. • Schroef de contacttip opnieuw vast en controleer of het gat dezelfde diameter heeft als de gebruikte draad. • Monteer het gasmondstuk. 5.3 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL ZONDER GASBESCHERMING. (alleen voor art. 572 en 573). Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen voor Art. 572 en 573, zie figuur 4 ). Om goede en beschermde lassen te verkrijgen, moet u steeds van links naar rechts en van boven naar onder werken. Verwijder al het afval aan het einde van elke lassessie. De gevulde lasdraad die u moet gebruiken is ons Art. 1587, Ø 0,9 mm. Fig. 4 Raak de draad niet aan met uw handen. Het is belangrijk dat de laszone altijd schoon is, om verontreiniging van de lasverbinding te voorkomen. 5.6 LASSEN VAN ALUMINIUM 5.4 LASSEN VAN KOOLSTOFSTAAL MET GASBESCHERMING. Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen voor Art. 572 en 573, zie figuur 5 ). Om dit materiaal te lassen, moet u het volgende doen: • Gebruik een lasgas met een tweeledige samenstelling, gewoonlijk ARGON + CO2, waarbij het percentage Argon minimaal 75% bedraagt. Dit mengsel zal resulteren in sterke en mooie lasnaden. Het gebruik van zuiver CO2 als beschermgas zal resulteren in smalle lasnaden, met een grotere penetratie maar ook aanzienlijk meer vonken. • Gebruik een lasdraad met dezelfde kwaliteit als het te lassen staal. Het verdient aanbeveling altijd draden van goede kwaliteit te gebruiken en het gebruik van verroeste draden te vermijden, aangezien dit kan leiden tot lasfouten. • Vermijd het lassen van verroeste onderdelen of onderdelen met olie- of vetvlekken. Fig. 5 Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen voor Art. 572 en 573, zie figuur 5 ). Om aluminium te lassen, moet u het volgende doen: • Gebruik zuiver argon als beschermgas. • Gebruik een lasdraad waarvan de samenstelling geschikt is voor het te lassen basismateriaal. • Gebruik frezen en borstelmachines die speciaal ontworpen zijn voor aluminium en gebruik ze nooit voor andere materialen. • Om aluminium te lassen, moet u de volgende toortsen gebruiken: PULL 2003 Art. 2003 or SPOOL-GUN Art. 1562 met de verbinding Art. 1196. 6 LASFOUTEN 1 FOUTOORZAKEN 2 FOUT OORZAKEN 3 FOUT OORZAKEN 4 FOUT OORZAKEN Poreusheid (binnen of buiten de lasnaad) • Electrode defect (verroest oppervlak) • Ontbrekend beschermgas, te wijten aan: - laag gasdebiet - defecte verbruiksmeter. - bevrozen regelaar, wegens geen verwarming van het CO2-beschermgas - defecte gasklep - verstopte contacttip - verstopte gasuitlaatopeningen - luchtstromen in laszone. - Krimpbarsten • Draad of werkstuk vuil of verroest. • Lasnaad te smal. • Lasnaad te hol. • Lasnaad te diep doorgedrongen. - Zij-insnijdingen • Te snel gelast • Lage stroom en hoge boogspanning. - Overmatig spatvorming • Te hoge spanning. • Onvoldoende inductantie. • Geen voorverwarming van het CO2beschermgas 7 ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM 5.5 LASSEN VAN ROESTVRIJ STAAL Zorg ervoor dat de kabels correct worden aangesloten op het aansluitpaneel, zodat de polen overeenkomen (alleen voor Art. 572 en 573, zie figuur 5 ). Roestvrij staal van de 300-klasse moet worden gelast met een beschermgas met hoog argongehalte en een klein percentage zuurstof (O2) of kooldioxide (CO2) (ongeveer 2%) om de boog te stabiliseren. • Beschermgasmondstuk Dit mondstuk moet regelmatig worden schoongemaakt om gesproeid metaal te verwijderen. Vervang het mondstuk als het vervormd of platgedrukt is. • Contacttip. Alleen een goed contact tussen deze contacttip en de draad garandeert een stabiele boog en een optimaal vermogen; neem daarom de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: A) Het gat van de contacttip moet vrij zijn van vuil en roest. B) Gesproeid metaal koekt makkelijker aan na lange lasbewerkingen, wat de draadaanvoer kan belemmeren. Daarom moet de tip vaker worden schoongemaakt en 57 indien nodig worden vervangen. C) De contacttip moet altijd stevig in de behuizing van de toorts worden geschroefd. De thermische cycli waaraan de toorts onderhevig is, kunnen de tip doen loskomen; dit kan leiden tot oververhitting van de toortsbehuizing en een ongelijkmatige aanvoer van de draad. • Draadliner Dit is een belangrijk onderdeel dat vaak moet worden gecontroleerd, aangezien de draad koperstof of kleine metaalkrullen kan achterlaten. Maak het regelmatig schoon samen met de gasleidingen met behulp van droge perslucht. De draadkokers zijn onderhevig aan voortdurende slijtage en moeten daarom na een bepaalde periode vervangen worden. • Draadaanvoermotor Maak regelmatig de aanvoerrollen schoon, om de door de lasdraadspoel achtergelaten roest of metaalresten te verwijderen. Controleer regelmatig de volledige draadaanvoergroep: sluithaak, draadgeleiderollen, draadliner en contacttip. 8 TOEBEHOREN Art. 2003 Art. 1562 Art. 1196.00 Art. 1196.20 58 Pull 2003 toorts met UP/DOWN -regeling op de handgreep. Spool-gun toorts met potentiometer op de handgreep. Aansluitkabel van 6 meter voor 1562. Aansluitkabel van 12 meter voor 1562.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96

Cebora BRAVO SYNERGIC MIG 2525/M 576 Handleiding

Type
Handleiding