Vega WEIGHTRAC 31 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Handleiding
Radiometrische sensor voor
massaowmeting
WEIGHTRAC 31
Vierdraads 4 … 20 mA/HART
Document ID: 42374
2
Inhoudsopgave
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Inhoudsopgave
1 Over dit document ................................................................................................................... 4
1.1 Functie ............................................................................................................................. 4
1.2 Doelgroep ........................................................................................................................ 4
1.3 Gebruikte symbolen ......................................................................................................... 4
2 Voor uw veiligheid .................................................................................................................... 5
2.1 Geautoriseerd personeel .................................................................................................. 5
2.2 Correct gebruik ................................................................................................................. 5
2.3 Waarschuwing voor misbruik ............................................................................................ 5
2.4 Algemene veiligheidsinstructies ....................................................................................... 5
2.5 EU-conformiteit ................................................................................................................ 6
2.6 NAMUR-aanbevelingen ................................................................................................... 6
2.7 Milieuvoorschriften ........................................................................................................... 6
3 Productbeschrijving ................................................................................................................ 7
3.1 Constructie ....................................................................................................................... 7
3.2 Werking ............................................................................................................................ 9
3.3 Verpakking, transport en opslag ....................................................................................... 9
3.4 Toebehoren .................................................................................................................... 10
3.5 Bijbehorende stralingsbronhouder ................................................................................. 11
4 Monteren ................................................................................................................................. 13
4.1 Algemene instructies ...................................................................................................... 13
4.2 Montage-instructies ........................................................................................................ 14
5 Op de voedingsspanning aansluiten ................................................................................... 24
5.1 Aansluiting voorbereiden ................................................................................................ 24
5.2 Aansluiting-bepalenmassaow .................................................................................... 27
5.3 Aansluiting - totalisatie ................................................................................................... 29
5.4 Aansluiting - tachometer................................................................................................. 31
6 Bediening met de display- en bedieningsmodule .............................................................. 34
6.1 Aanwijs- en bedieningsmodule inzetten ......................................................................... 34
6.2 Bedieningssysteem ........................................................................................................ 35
6.3 Display- en bedieningsmodule - weergave van systeemparameters .............................. 36
6.4 Opslaan van de parameters ........................................................................................... 41
7 In bedrijf nemen met PACTWARE ......................................................................................... 42
7.1 De PC aansluiten ........................................................................................................... 42
7.2 Parametrering met PACTware ......................................................................................... 43
7.3 Parametrering-massaowmeting .................................................................................. 43
7.4 Opslaan van de parameters ........................................................................................... 59
8 Diagnose en service .............................................................................................................. 60
8.1 Onderhoud ..................................................................................................................... 60
8.2 Statusmeldingen ............................................................................................................ 60
8.3 Storingen oplossen ........................................................................................................ 63
8.4 Elektronica vervangen .................................................................................................... 64
8.5 Software-update ............................................................................................................. 65
8.6 Procedure in geval van reparatie .................................................................................... 66
9 Demonteren ............................................................................................................................ 67
9.1 Demontagestappen ........................................................................................................ 67
3
Inhoudsopgave
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
9.2 Afvoeren ......................................................................................................................... 67
10 Bijlage ..................................................................................................................................... 68
10.1 Technische gegevens ..................................................................................................... 68
10.2 Afmetingen ..................................................................................................................... 73
10.3 Industrieel octrooirecht ................................................................................................... 78
10.4 Handelsmerken .............................................................................................................. 78
Veiligheidsinstructies voor Ex-omgeving
LetbijEx-toepassingenopdeEx-speciekeveiligheidsinstructies.
Deze worden met elk instrument met Ex-toelating als document mee-
geleverd en zijn bestanddeel van de handleiding.
Uitgave: 2020-05-12
4
1 Over dit document
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
1 Over dit document
1.1 Functie
Deze handleiding geeft u de benodigde informatie over de montage,
aansluiting en inbedrijfname en bovendien belangrijke instructies voor
het onderhoud, het oplossen van storingen, het vervangen van onder-
delen en de veiligheid van de gebruiker. Lees deze daarom door voor
de inbedrijfname en bewaar deze handleiding als onderdeel van het
product in de directe nabijheid van het instrument.
1.2 Doelgroep
Deze handleiding is bedoeld voor opgeleid vakpersoneel. De inhoud
van deze handleiding moet voor het vakpersoneel toegankelijk zijn en
worden toegepast.
1.3 Gebruikte symbolen
Document ID
Dit symbool op de titelpagina van deze handleiding verwijst naar de
Document-ID. Door invoer van de document-ID op www.vega.com
komt u bij de document-download.
Informatie, aanwijzing, tip: dit symbool markeert nuttige aanvullen-
de informatie en tips voor succesvol werken.
Opmerking: dit symbool markeert opmerkingen ter voorkoming van
storingen, functiefouten, schade aan instrument of installatie.
Voorzichtig: niet aanhouden van de met dit symbool gemarkeerde
informatie kan persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
Waarschuwing: niet aanhouden van de met dit symbool gemar-
keerde informatie kan ernstig of dodelijk persoonlijk letsel tot gevolg
hebben.
Gevaar: niet aanhouden van de met dit symbool gemarkeerde infor-
matie heeft ernstig of dodelijk persoonlijk letsel tot gevolg.
Ex-toepassingen
Dit symbool markeert bijzondere instructies voor Ex-toepassingen.
Lijst
De voorafgaande punt markeert een lijst zonder dwingende volgorde.
1 Handelingsvolgorde
Voorafgaande getallen markeren opeenvolgende handelingen.
Afvoeren batterij
Dit symbool markeert bijzondere instructies voor het afvoeren van
batterijen en accu's.
5
2 Voor uw veiligheid
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
2 Voor uw veiligheid
2.1 Geautoriseerd personeel
Alle in deze documentatie beschreven handelingen mogen alleen
door opgeleid en door de eigenaar van de installatie geautoriseerd
vakpersoneel worden uitgevoerd.
Bij werkzaamheden aan en met het instrument moet altijd de beno-
digde persoonlijke beschermende uitrusting worden gedragen.
2.2 Correct gebruik
DeWEIGHTRAC31iseensensorvoorcontinuemassaowmetingop
transportbanden en in schroef- of kettingstransporteurs.
Gedetailleerde informatie over het toepassingsgebied is in hoofdstuk
"Productbeschrijving" opgenomen.
De bedrijfsveiligheid van het instrument is alleen bij correct gebruik
conformdespecicatieindegebruiksaanwijzingenindeevt.aanvul-
lende handleidingen gegeven.
2.3 Waarschuwing voor misbruik
Bij ondeskundig of verkeerd gebruik kunnen van dit product toepas-
singsspeciekegevarenuitgaan,zoalsbijvoorbeeldoverlopenvande
tank door verkeerde montage of instelling. Dit kan materiële, persoon-
lijke of milieuschade tot gevolg hebben. Bovendien kunnen daardoor
deveiligheidsspecicatiesvanhetinstrumentwordenbeïnvloed.
2.4 Algemene veiligheidsinstructies
Het instrument voldoet aan de laatste stand van de techniek rekening
houdend met de geldende voorschriften en richtlijnen. Het mag alleen
in technisch optimale en bedrijfsveilige toestand worden gebruikt. De
exploitant is voor het storingsvrije bedrijf van het instrument verant-
woordelijk. Bij gebruik in agressieve of corrosieve media, waarbij een
storing van het instrument tot een gevaarlijke situatie kan leiden, moet
de exploitant door passende maatregelen de correcte werking van
het instrument waarborgen.
Door de gebruiker moeten de veiligheidsinstructies in deze handlei-
ding, de nationale installatienormen en de geldende veiligheidsbepa-
lingen en ongevallenpreventievoorschriften worden aangehouden.
Ingrepen anders dan die welke in de handleiding zijn beschreven mo-
gen uit veiligheids- en garantie-overwegingen alleen door personeel
worden uitgevoerd, dat daarvoor door de fabrikant is geautoriseerd.
Eigenmachtige ombouw of veranderingen zijn uitdrukkelijk verboden.
Uit veiligheidsoverwegingen mogen alleen de door de fabrikant goed-
gekeurde toebehoren worden gebruikt.
Om gevaren te vermijden moeten de op het instrument aangebrachte
veiligheidssymbolen en -instructies worden aangehouden.
Dit meetsysteem gebruikt gammastraling. Houd daarom de instructies
betreendstralingsbescherminginhethoofdstuk"Productbeschrij-
ving" aan. Alle werkzaamheden aan de stralingsbeschermingshouder
6
2 Voor uw veiligheid
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
mogen alleen onder toezicht van een overeenkomstig opgeleide
stralingsbeveiligingsdeskundige worden uitgevoerd.
2.5 EU-conformiteit
Het instrument voldoet aan de wettelijke eisen uit de geldende
EU-richtlijnen. Met de CE-markering bevestigen wij de conformiteit
van het instrument met deze richtlijnen.
De EU-conformiteitsverklaring vindt u op onze homepage.
Elektromagnetische compatibiliteit
Instrumenten in vierdraads- of Ex-d-ia-uitvoering zijn bedoeld voor
gebruik in industriële omgeving. Daarbij moet rekening worden
gehouden met kabelgebonden en afgestraalde storingsgrootheden,
zoals gebruikelijk is bij een instrument klasse A conform EN 61326-1.
Wanneer het apparaat in een andere omgeving moet worden toe-
gepast, dan moet de elektromagnetische compatibiliteit met andere
instrumenten via daarvoor geschikte maatregelen worden gewaar-
borgd.
2.6 NAMUR-aanbevelingen
Namur is de belangenvereniging automatiseringstechniek binnen de
procesindustrie in Duitsland. De uitgegeven NAMUR-aanbevelingen
gelden als norm voor de veldinstrumentatie.
Het instrument voldoet aan de eisen van de volgende NAMUR-aan-
bevelingen:
NE 21 – elektromagnetische compatibiliteit van bedrijfsmaterieel
NE 43 – signaalniveau voor uitvalinformatie van meetversterkers
NE 53 – compatibiliteit van veldinstrumenten en aanwijs-/bedie-
ningscomponenten
NE 107 – Zelfbewaking en diagnose van veldinstrumenten
Zie voor meer informatie www.namur.de.
2.7 Milieuvoorschriften
De bescherming van de natuurlijke levensbronnen is een van de be-
langrijkste taken. Daarom hebben wij een milieumanagementsysteem
ingevoerd met als doel, de bedrijfsmatige milieubescherming con-
stantteverbeteren.Hetmilieumanagementsysteemisgecerticeerd
conform DIN EN ISO 14001.
Help ons, te voldoen aan deze eisen en houdt rekening met de mi-
lieu-instructies in deze handleiding.
Hoofdstuk "Verpakking, transport en opslag"
Hoofdstuk "Afvoeren"
7
3 Productbeschrijving
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
3 Productbeschrijving
3.1 Constructie
Detypeplaatbevatdebelangrijkstegegevensvoordeidenticatieen
toepassing van het instrument:
9
10
4
5
3
6
7
8
9
2
1
Fig. 1: Opbouw van de typeplaat (voorbeeld)
1 Instrumenttype
2 Productcode
3 Elektronica
4 Beschermingsgraad
5 Omgevingstemperatuur
6 Meetbreedte
7 Hard- en softwareversie
8 Opdrachtnummer
9 Serienummer van het instrument
10 ID-nummers instrumentdocumentatie
De typeplaat bevat het serienummer van het instrument. Daarmee
kunt u via onze homepage de volgende gegevens van het instrument
vinden:
Productcode (HTML)
Leveringsdatum (HTML)
Opdrachtspeciekeinstrumentkenmerken(HTML)
Handleiding en beknopte handleiding op het tijdstip van uitlevering
(PDF)
Opdrachtspeciekesensorspecicatiesvoorvervangenelektro-
nica (XML)
Testcerticaat(PDF)-optie
Ga naar "www.vega.com" en voer in het zoekveld het serienummer
van uw instrument in.
Als alternatief kunt u de gegevens opzoeken via uw smartphone.
VEGA Tools-app uit de "Apple App Store" of de
"Google Play Store" downloaden
DataMatrixcode op de typeplaat van het instrument scannen of
Serienummer handmatig in de app invoeren
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende instrumentuitvoerin-
gen:
Typeplaat
Serienummer - instru-
ment zoeken
Geldigheid van deze
handleiding
8
3 Productbeschrijving
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Hardware vanaf 1.0.6
Software vanaf 2.1.0
Het instrument wordt met verschillende elektronica-uitvoeringen
geleverd. De telkens aanwezige uitvoering kan worden afgelezen via
de productcode op de typeplaat:
Standaard elektronica type PROTRACH-XX
De levering bestaat uit:
Radiometrische sensor
Meetframe (optie)
Montagetoebehoren
Documentatie
Bluetooth-module (optie)
Deze gebruiksaanwijzing
Ex-specieke"Veiligheidsinstructies" (bij Ex-uitvoeringen)
Evt.anderecerticaten
1
3
5
5
4
3
2
Fig. 2: WEIGHTRAC 31
1 Stralingsbronhouder (bijv. SHLD-1)
2 WEIGHTRAC 31
3 Steunvoet
4 Dwarsbalk
5 Klemstukken
Opmerking:
De bijbehorende stralingsbronhouder (bijv. SHLD-1) moet afzonderlijk
worden besteld.
Uitvoeringen elektronica
Leveringsomvang
9
3 Productbeschrijving
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
3.2 Werking
Het instrument is geschikt voor stortgoedtoepassingen op transport-
banden en transportschroeven. De toepassingsmogelijkheden zijn te
vinden in praktisch alle takken van industrie.
Bij de radiometrische meting zendt een Cesium-137- of Ko-
balt-60-isotoop gebundelde gammastraling uit, die bij het doordringen
van de transportband en het medium wordt afgezwakt. De PVT-de-
tector aan de onderzijde van de transportband ontvangt de binnenko-
mende straling, waarvan de sterkte proportioneel met de dichtheid is.
Het meetprincipe heeft zich onder extreme procesomstandigheden
bewezen, omdat het contactloos door de transportband heen meet.
Het meetsysteem waarborgt maximale veiligheid, betrouwbaarheid
en installatiebeschikbaarheid onafhankelijk van het medium en de
eigenschappen daarvan.
3.3 Verpakking, transport en opslag
Uw instrument werd op weg naar de inbouwlocatie beschermd door
een verpakking. Daarbij zijn de normale transportbelastingen door
een beproeving verzekerd conform ISO 4180.
De instrumentverpakking bestaat uit karton; deze is milieuvriendelijke
en herbruikbaar. Bij speciale uitvoeringen wordt ook PE-schuim of
PE-folie gebruikt. Voer het overblijvende verpakkingsmateriaal af via
daarin gespecialiseerde recyclingbedrijven.
Het transport moet rekening houdend met de instructies op de trans-
portverpakking plaatsvinden. Niet aanhouden daarvan kan schade
aan het instrument tot gevolg hebben.
De levering moet na ontvangst direct worden gecontroleerd op volle-
digheid en eventuele transportschade. Vastgestelde transportschade
of verborgen gebreken moeten overeenkomstig worden behandeld.
De verpakkingen moeten tot aan de montage gesloten worden
gehouden en rekening houdend met de extern aangebrachte opstel-
lings- en opslagmarkeringen worden bewaard.
Verpakkingen, voor zover niet anders aangegeven, alleen onder de
volgende omstandigheden opslaan:
Niet buiten bewaren
Droog en stofvrij opslaan
Niet aan agressieve media blootstellen
Beschermen tegen directe zonnestralen
Mechanische trillingen vermijden
Opslag- en transporttemperatuur zie "Appendix - Technische
gegevens - Omgevingscondities"
Relatieve luchtvochtigheid 20 … 85 %.
Bij een gewicht van de instrumenten meer dan 18 kg (39,68 lbs) moe-
ten voor het tillen en dragen daarvoor geschikte inrichtingen worden
gebruikt.
Toepassingsgebied
Werkingsprincipe
Verpakking
Transport
Transportinspectie
Opslag
Opslag- en transporttem-
peratuur
Tillen en dragen
10
3 Productbeschrijving
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
3.4 Toebehoren
De display- en bedieningsmodule PLICSCOM is bedoeld voor meet-
waarde-indicatie, bediening en diagnose.
1)
Deze kan te allen tijde in de sensor of de externe display- en bedie-
ningsmodule worden geplaatst en weer worden verwijderd.
DegeïntegreerdeBluetooth-module(optie)maaktdedraadloze
bediening via standaard bedieningsapparaten mogelijk:
2)
Smartphone/Tablet (iOS- of Android-besturingssysteem)
PC/Notebook met Bluetooth-USB-adapter (Windows-besturings-
systeem)
Meer informatie vindt u in de handleiding "Display- en bedieningsmo-
dule PLICSCOM" (document-ID 36433).
De interface-adapter VEGACONNECT maakt de koppeling van com-
municatie-apparaten op de USB-poort van een PC mogelijk.
De VEGADIS 81 is een externe display- en bedieningseenheid voor
VEGA-plics
®
-sensoren.
De VEGADIS 82 is geschikt voor meetwaarde-aanwijzing en bedie-
ning van sensoren met HART-protocol. Deze wordt in het 4 … 20 mA/
HART-signaalcircuit opgenomen.
De elektronica PT30... is een reservedeel voor radiometrische senso-
ren WEIGHTRAC 31.
Deze bevindt zich in de grote elektronica- en aansluitruimte.
De elektronica kan alleen door een VEGA-servicetechnicus worden
vervangen.
De extra elektronicamodule PROTRAC.ZE… is een reservedeel voor
radiometrische sensoren WEIGHTRAC 31.
Deze bevindt zich in de bedienings- en aansluitruimte aan de zijkant.
Indien u de WEIGHTRAC 31 heeft besteld zonder meetframe, wordt
met het instrument een basismontageset geleverd, waarmee u de
meetbuis betrouwbaar kunt bevestigen.
Het bijbehorende meetframe en de passende montagetoebehoren
kunnen als optie worden meebesteld.
Gebruik voor het bepalen van de bandsnelheid een tachometer. Deze
kan op de ingang van de WEIGHTRAC 31 worden aangesloten.
De referentie-absorber is een testinrichting voor de WEIGHTRAC
31. Deze is geschikt voor referentiemeting bij transportbanden en
transportschroeven. Deze kunnen bij een lege transportinrichting een
bepaalde meetwaarde exact reproduceren voor testdoeleinden.
PLICSCOM
VEGACONNECT
VEGADIS 81
VEGADIS 82
Elektronicamodule - PT30
Extra elektronicamodule -
PROTRAC.ZE
Basismontageset
Meetframe voor montage
Tachometer
Referentieabsorber
1)
Inregeling alleen via DTM-bediening mogelijk
2)
Bluetooth-functie bij VEGADIS 82 pas op een later tijdstip bruikbaar.
11
3 Productbeschrijving
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Om externe stoorstraling uit te sluiten, kunt u een gammamodulator
voor de bronhouder monteren. Daarmee is ook bij aanwezige stoor-
straling een betrouwbare meting mogelijk.
Fig. 3: Gammamodulator (optie) voor een ononderbroken meting, ook bij aan-
wezige stoorstraling
1 Gammamodulator (gemonteerd op bronhouder)
Voor omgevingstemperaturen tot 120 °C (248 °C) is de gammamodu-
lator als optie ook leverbaar met waterkoeling.
Er kan een willekeurig aantal instrumenten worden gesynchroniseerd.
Om meerdere gammamodulatoren te synchroniseren, hebt u een
regelaar nodig.
3.5 Bijbehorende stralingsbronhouder
voor het gebruik van een radiometrische meting is een isotoop in een
geschikte stralingsbronhouder (bijv. SHLD-1) nodig.
Hetomgaanmetradioactievestoeniswettelijkgeregeld.Maatge-
vend voor het gebruik zijn de stralingsbeschermingsvoorschriften in
het land, waar de installatie wordt gebruikt.
In Duitsland geldt bijvoorbeeld de actuele "Strahlenschutzverordn-
ung" (StrlSchV) gebaseerd op de "Atomschutzgesetz" (AtG).
Voor de meting met radiometrische methoden zijn vooral de volgende
punten van belang:
Gammamodulator
12
3 Productbeschrijving
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Voor het gebruik van een installatie met gammastraling is een
gebruikstoestemming nodig. Deze toestemming wordt door de betref-
fende autoriteiten gegeven.
Meer informatie vindt u in de handleiding van de stralingsbronhouder.
Bijdeomgangmetradioactievestoenmoetelkeonnodigestralings-
belasting worden vermeden. Een onvermijdbare stralingsbelasting
moet zo klein mogelijk worden gehouden. Houd daarvoor de volgen-
de drie belangrijke maatregelen aan:
1 2 3
Fig. 4: Maatregelen ter bescherming tegen radioactieve straling
1 Afscherming
2 Tijd
3 Afstand
Afscherming: zorg voor een zo goed mogelijke afscherming tussen
destralingsbronenuzelfenalleanderepersonen.Vooreeneectie-
ve afscherming kunnen stralingsbronhouders (bijv. SHLD-1) en alle
materialen met een hoge dichtheid worden gebruikt (bijv. lood, ijzer,
beton, enz.).
Tijd: houd u zo kort mogelijk in het stralingsgebied op.
Afstand: houd een zo groot mogelijke afstand tot de stralingsbron
aan. De stralingsdosis neem kwadratisch af met de afstand tot de
stralingsbron.
De eigenaar van de installatie moet een verantwoordelijke voor de
stralingsbescherming benoemen, die de noodzakelijke vakkennis
heeft. Deze is verantwoordelijk voor de stralingsbeschermingsveror-
dening en voor alle maatregelen voor de stralingsbescherming.
Controlegebieden zijn gebieden, waarbinnen de plaatselijke dosis
een bepaalde waarde overschrijdt. Binnen deze controlegebieden
mogen alleen personen werken, bij wie een ambtelijke persoonlijke
dosisbewaking plaatsvindt. De telkens geldende grenswaarden voor
hetcontrolegebiedvindtuindeactuelerichtlijnvandebetreende
autoriteiten (in Duitsland is dit bijv. de stralingsbeschermingsverorde-
ning).
Voor meer informatie over stralingsbescherming en de voorschriften
in andere landen staan wij u graag ter beschikking.
Gebruikstoestemming
Algemene informatie
betreende stralingsbe-
scherming
Verantwoordelijke voor
de stralingsbescherming
Controlegebied
13
4 Monteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
4 Monteren
4.1 Algemene instructies
De stralingsbronhouder is onderdeel van het meetsysteem. Voor het
geval dat de stralingsbronhouder al met een actieve isotoop is uitge-
rust, moet de stralingsbronhouder voor de montage worden gezekerd.
Gevaar:
Waarborg voor het begin van de montagewerkzaamheden, dat de
stralingsbron betrouwbaar is gesloten. Beveilig de gesloten toestand
van de stralingsbronhouder met een hangslot tegen onbedoeld
openen.
Bescherm uw instrument door de volgende maatregelen tegen het
binnendringen van vocht.
Gebruik passende aansluitkabel (zie hoofdstuk "Op de voedings-
spanning aansluiten")
Kabelwartel resp. stekkerverbinding vast aantrekken
Aansluitkabel voor kabelwartel resp. stekkerverbinding naar bene-
den toe installeren
Dit geldt vooral bij buitenmontage, in ruimten, waar met vochtigheid
rekening moet worden gehouden (bijvoorbeeld door reinigingspro-
cessen) en op gekoelde resp. verwarmde tanks.
Opmerking:
Waarborg, dat de in hoofdstuk "Technische gegevens" aangegeven
vervuilingsgraad bij de aanwezige omstandigheden past.
Opmerking:
Waarborg, dat tijdens de installatie of het onderhoud geen vocht of
vervuiling in het inwendige van het instrument terecht kan komen.
Waarborg voor het behoud van de beschermingsklasse van het in-
strument, dat de deksel van de behuizing tijdens bedrijf altijd gesloten
en eventueel geborgd is.
Opmerking:
Het instrument mag uit veiligheidsoverwegingen alleen binnen de
toegestaneprocesomstandighedenwordengebruikt.Despecicaties
daarvan vindt u in hoofdstuk "Technische gegevens" van de handlei-
ding resp. op de typeplaat.
Waarborg voor de montage, dat alle onderdelen van het instrument
die in aanraking komen met het proces, geschikt zijn voor de optre-
dende procesomstandigheden.
Daarbij behoren in het bijzonder:
Meetactieve deel
Procesaansluiting
Procesafdichting
Procesomstandigheden zijn in het bijzonder:
Procesdruk
Stralingsbron uitscha-
kelen
Bescherming tegen voch-
tigheid
Procescondities
14
4 Monteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Procestemperatuur
Chemische eigenschappen van het medium
Abrasie en mechanische inwerkingen
Metrisch schroefdraad
Bij instrumentbehuizingen met metrisch schroefdraad zijn de ka-
belwartels af fabriek ingeschroefd. Deze zijn met kunststof pluggen
afgesloten als transportbeveiligingen.
U moet deze pluggen verwijderen voordat de elektrische aansluitin-
gen worden gemaakt.
NPT-schroefdraad
Bij instrumentbehuizingen met zelfafdichtende NPT-schroefdraad
kunnen de kabelwartels niet af fabriek worden ingeschroefd. De vrije
openingen van de kabeldoorvoeren zijn daarom met rode stofbe-
schermdoppen afgesloten als transportbeveiliging.
De beschermdoppen moeten voor de inbedrijfname door toegela-
ten kabelwartels worden vervangen of met geschikte blindpluggen
worden afgesloten.
De passende kabelwartels en blindpluggen worden met het instru-
ment meegeleverd.
4.2 Montage-instructies
Opmerking:
In het kader van de projectering zullen onze specialisten de omstan-
digheden van het meetpunt analyseren, om het isotoop overeenkom-
stig te dimensioneren.
U krijgt bij uw meetplaats een "Source-Sizing"-document met de be-
nodigdebronactiviteitenallerelevantespecicatiesvoordemontage.
Naast de volgende montage-instructies moet u ook de instructies op
dit "Source-Sizing"-document aanhouden.
Zolang in het "Source-Sizing"-document niet iets anders is aangege-
ven, gelden de volgende montage-instructies.
U kunt de WEIGHTRAC 31 vanaf beide zijden in het meetframe
schuiven en monteren.
Richt de stralingshoek van de stralingsbronhouder op de WEIGHT-
RAC 31.
Monteer de stralingsbronhouder op de voorgeschreven afstand van
de transportband. Maak met behulp van afzettingen en bescherm-
roosters ingrijpen in het gevaarlijke gebied onmogelijk.
Opmerkingen over beperkingen en de montage van de bijbehorende
stralingsbronhouder vindt u in de handleiding van de stralingsbron-
houder.
Indien u de WEIGHTRAC 31 zonder meetframe heeft besteld, wordt
met het instrument een basismontageset meegeleverd.
Bepaal vooraf de montagepositie.
1. Bevestig de montagebeugel (6) op uw transportband.
Kabelwartels
Inbouwpositie
Basismontageset
15
4 Monteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
U kunt daarvoor de montagebeugel (6) op uw installatie lassen of
via de beide boringen ø 9 mm (0.35 in) vastschroeven.
2. Plaats twee van de klemstukken (4) op de voorgemonteerde
montagebeugel (6).
1
2
3
4
5
4
2
6
7
Fig. 5: Montage van de sensor met de basismontageset
1 Bout M6 x 120 (4 Stück)
2 Wigborgring M6 Nordlock (8 stuks)
3 Dekplaat (2 stuks)
4 Klemstuk (4 stuks) PA
5 Sensor
6 Montagebeugel
7 Moer M6 (4 stuks)
Opmerking:
Monteer de instrumentbehuizing van de sensor op een goed
toegankelijke zijde van de transportband, zodat het instrument voor
bediening en service goed bereikbaar is.
3. Schuif de sensor (5) zijwaartsonder de transportband door en
plaats de sensor in de beide klemstukken (4).
Lijn de meetbreedte van de sensor zo mogelijk in het midden
onder de transportband uit. Let erop, dat ook bij een beladen
transportband nog voldoende afstand tussen sensor en trans-
portband overblijft.
16
4 Monteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
4. Plaats de beide andere klemstukken (4) conform de afbeelding
over de al aanwezige klemstukken (4).
5. Plaats een metalen dekplaat (3) conform de afbeelding op het
bovenste klemstuk (4).
6. Steek de bouten (1) met ieder een wigborgringen (2) door de
klemstukken (4).
7. Steek telkens een wigborgring (2) van onderen op de bouten (1)
en draai een moer (7) op de bouten.
8. Lijn de klemstukken (4) uit en trek de moeren (7) gelijkmatig met
8 Nm aan.
9. Controleer of de sensor (5) correct is bevestigd.
- Transportbanden
Monteer het meetframe zodanig, dat de meetbuis van de WEIGHT-
RAC 31 zich onder de te meten transportband bevindt.
Houd tussen de transportband en de meetbuis van de WEIGHTRAC
31 een afstand van min. 10 mm aan.
- Schroeftransportinstallaties
Monteer het meetframe op een locatie van de transportschroef, waar
het product gelijkmatig wordt getransporteerd. Vermijd plaatsen, waar
het product zich afzet of waar product over de schroefas terugvalt.
- Kettingtransporteurs
Bij de montagen van de WEIGHTRAC 31 op een kettingtransporteur
is de inbouwhoek voor een optimale doorstraling van doorslaggevend
belang.
Houdt daarvoor de instructies aan in het "Source-Sizing" document.
Montage van het meetframe (optie)
Het meetframe met de bijbehorende montagetoebehoren kan als
optie worden toegepast. Indien u de WEIGHTRAC 31 heeft besteld
met meetframe, gaat u als volgt te werk.
Montage - dwarsdrager
Wij adviseren voor de bevestiging van de steunvoeten het meetframe
voor te monteren. Daarme kunt u de gaten voor de bevestinging op
de transportband eenvoudig bepalen.
U heeft voor de montage van het meetframe een draaimomentsleutel
nodig (45 Nm resp. 8 Nm) en twee steeksleutels met sleutelwijdte 16
en 10.
1. Plaats de dwarsdrager (4) op de bovenste houders van de beide
steunvoeten (6).
Let erop, dat de dwarsdrager (4) boven aan beide zijden onge-
veer 30 mm uitsteekt.
Meetframe (optie)
17
4 Monteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
1
2
3
4
2
5
6
Fig. 6: Montage van de dwarsdrager
1 Bout M10 x 40 (12 stuks)
2 Wigborgring M10 Nordlock (24 stuks)
3 Dwarsdrager (1 stuks)
4 Klemklauw (4 stuks)
5 Moer M10 (12 stuks)
6 Steunvoet (2 stuks)
2. Plaats de vier klemklauwen (4) met de inkeping naar onderen in
de dwarsdrager (3).
3. Steek de bouten (1) met de wigborgringen (2) door de klemklau-
wen (4).
4. Steek telkens een wigborgring (2) van onderen op de bouten (1)
en draai een moer (5) op de bouten.
5. Richt de dwarsdrager (3) op de bovenste houders van de steun-
voeten (6) uit en trek de moeren (5) gelijkmatig vast met 45 Nm.
Montage - steunvoet
1. Plaats het voorgemonteerde meetframe over de transportband en
bepaal een geschikte plaats voor de montage van de steunvoe-
ten (6).
Bevestig het meetframe zo mogelijk in het midden en onder een
hoek van 90° boven de transportband. Houd daarbij voldoende
afstand aan de zijkant tot de transportband aan.
2. Boor de gaten voor de steunvoeten (6) volgens het volgende
boorschema.
18
4 Monteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
De gaten in de steunvoeten (telkens 6 stuks) zijn geschikt voor
bouten M10.
De bouten (14) en vulringen (15) voor de bevestiging op de trans-
portband zijn niet meegeleverd.
120 mm
(4.72")
15 mm
(0.59")
150 mm
(5.91")
15 mm
(0.59")
270 mm
(10.63")
300 mm
(11.81")
ø 12 mm
(0.47")
Fig. 7: Boorplan voor steunvoeten
3. Gebruik bij de montage van de steunvoeten (6) geschikte vulrin-
gen (15).
14
15
Fig. 8: Montage van de steunvoeten
14 Bout M10 (24 stuks) - lokaal
15 Vulring M10 (24 stuks) - lokaal
4. Trek de bouten (14) gelijkmatig met 45 Nm vast.
19
4 Monteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Montage - sensor
1. Plaats twee klemstukken (11) op de bevestigingsbeugel van de
steunvoeten (6).
8
9
10
11
13
11
9
12
Fig. 9: Montage van de sensor in het meetframe
8 Bout M6 x 120 (4 Stück)
9 Wigborgring M6 Nordlock (8 stuks)
10 Dekplaat (2 stuks)
11 Klemstuk (4 stuks)
12 Moer M6 (4 stuks)
13 Sensor
Opmerking:
Monteer de instrumentbehuizing van de sensor op een goed
toegankelijke zijde van de transportband, zodat het instrument voor
bediening en service goed bereikbaar is.
2. Schuif de sensor (13) zijwaarts in het meetframe onder de trans-
portband door en plaats de sensor in de beide klemstukken (11).
Lijn de meetbreedte van de sensor zo mogelijk in het midden
onder de transportband uit. Let erop, dat ook bij een beladen
transportband nog voldoende afstand tussen sensor en trans-
portband overblijft.
20
4 Monteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
3. Plaats de beide andere klemstukken (11) conform de afbeelding
over de al aanwezige klemstukken (11).
4. Plaats een metalen dekplaat (10) conform de afbeelding op het
bovenste klemstuk (11).
5. Steek de bouten (8) met ieder een wigborgringen (9) door de
klemstukken (11).
6. Steek telkens een wigborgring (9) van onderen op de bouten (8)
en draai een moer (12) op de bouten.
7. Lijn de klemstukken (11) uit en trek de moeren (12) gelijkmatig
met 8 Nm aan.
8. Controleer of de sensor (13) correct is bevestigd.
Montage - stralingsbronhouder
1
7
5
2
Fig. 10: Montage van de stralingsbronhouder op het meetframe
1 Bout M10 x 65 (4 stuks)
2 Wigborgring M10 Nordlock (8 stuks)
5 Moer M10 (4 stuks)
7 Stralingsbronhouder (SHLD-1)
1. Plaats de stralingsbronhouder (7) in gesloten en vergrendelde
toestand van boven af op het meetframe.
De stralingsbronhouder is zeer zwaar. Gebruik daarom een ge-
schikt hefwerktuig. De stralingsbronhouder heeft voor dit doel een
passende oogbout voor aanslaan van een haak enz.
Opmerking:
Kies de uitlijning van de stralingsbronhouder zodanig, dat het draai-
mechaniek van de stralingsbronhouder op een goed toegankelijke
zijde van de transportband zit. Daardoor is het draaimechaniek voor
bediening en service altijd goed bereikbaar. Dit geldt alleen voor
stralingsbronhouders met symmetrische stralingshoek.
21
4 Monteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
2. Lijn de stralingsbronhouder (7) uit op de gaten.
Let er daarbij op, dat de stralingsbronhouder in de juiste richting
op de dwarsdrager zit.
3. Steekdebouten(1)iedermeteenwigborgring(2)doordeens
van de stralingsbronhouder (7).
4. Steek telkens een wigborgring (2) van onderen op de bouten (1)
en draai een moer (5) op de bouten.
5. Lijn de stralingsbronhouder (7) uit en trek de bouten (5) gelijkma-
tig vast met 45 Nm.
De montage van het meetframe is daarmee afgerond.
Meetframe inspannen
Grote meetframes kunnen bij krachtige trillingen of sterke wind
bewegen.
Span daarom meetframes vanaf een bandbreedte van 1600 mm af
met stalen kabels.
Aan de zijkant op de steunvoet van het meetframe zijn daarvoor twee
aansluitpunten aangebracht.
Bepaal de bevestigingspunten op uw transportband afhankelijk van
de plaatselijke omstandigheden.
Plan spanbouten (1) in voor iedere kabel, om het meetframe goed te
kunnen inspannen.
Let erop dat het meetframe na het spannen verticaal staat.
1
Fig. 11: Inspannen van het meetframe
1 Spanbout
Wanneer de maximale omgevingstemperatuur wordt overschreden,
moet u geschikte maatregelen nemen, om het instrument te bescher-
men tegen oververhitting.
Bescherming tegen hitte
22
4 Monteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Daarvoor kunt u het instrument door middel van isolatie tegen hitte
beschermen of het instrument op grotere afstand van de hittebron
monteren.
Let erop, dat deze maatregelen al bij de projectering moeten worden
ingepland. Wanneer u dergelijke maatregelen naderhand wilt nemen,
neem dan contact op met onze specialisten, om de nauwkeurigheid
van de installatie niet in gevaar te brengen.
Wanneer deze maatregelen niet voldoende zijn, om de maximale om-
gevingstemperatuur aan te houden, bieden wij voor de WEIGHTRAC
31 een water- of luchtkoeling aan.
Het koelsysteem moet ook in de berekening van de meetplaats wor-
den meegenomen. Neem contact op met onze specialisten over de
dimensionering van de koeling.
Voor de massastroommeting is altijd de snelheidswaarde van de
transportband nodig.
Naast andere mogelijkheden kan daarvoor een tachometer worden
gebruikt.
Positionering van de tachometer
Een eenzijdige belasting kan beschadiging van de tachometer
veroorzaken. Om dit te voorkomen, kiest u een positie onder de trans-
portband, waarbij het loopwiel zo mogelijk loodrecht op de transport-
band staat.
De houder van de tachometer is daarom met een hoek van 115° op
de draagplaat voorgemonteerd.
105°
1
Fig. 12: Loopwiel van de tachometer, loodrecht op de transportband
1 Transportband
Looprichting
Monteer de tachometer conform de volgende afbeelding. De correcte
uitlijning van het loopwiel is belangrijk. Bij variaties, bijvoorbeeld door
wisselende belading, kan het loopwiel uitwijken.
Monteer de tachometer zo mogelijk in de buurt van een steunrol,
omdat de transportband op deze plaatsen zeer gelijkmatig loopt.
Voor de hoogteverstelling is de bevestigingsbeugel van de tachome-
ter van meerdere boringen voorzien.
Montage van de tachome-
ter
23
4 Monteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Kies de hoogte-instelling zodanig, dat de veer van het loopwiel bij
lege transportband iets is voorgespannen.
2
3
1
Fig. 13: Looprichting van de tachometer
1 Transportband
2 Steunrol van de transportband
3 Veer voor voorspanning van het loopwiel
24
5 Op de voedingsspanning aansluiten
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
5 Op de voedingsspanning aansluiten
5.1 Aansluiting voorbereiden
Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies:
De elektrische aansluiting mag alleen door opgeleide en door de
eigenaar geautoriseerde vakspecialisten worden uitgevoerd.
Indien overspanningen kunnen worden verwacht, moeten over-
spanningsbeveiligingenwordengeïnstalleerd.
Waarschuwing:
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten of losmaken.
Het instrument is in dit geval in de veiligheidsklasse I uitgevoerd. Voor
het aanhouden van deze veiligheidsklasse is het absoluut noodzake-
lijk, dat de aarde op de inwendige aardklem wordt aangesloten. Let
daarbij op de nationale installatievoorschriften.
De voedingsspanning en de stroomuitgang volgen bij de vraag naar
veilige scheiding via separate aansluitkabels. Het voedingsspan-
ningsgebied kan afhankelijk van de uitvoering van het instrument
verschillen.
Despecicatiesbetreendevoedingsspanningvindtuinhoofdstuk
"Technische gegevens".
Algemene eisen
Waarborg, dat de gebruikte kabel de voor de maximaal optre-
dende omgevingstemperatuur benodigde temperatuurbestendig-
heid en brandveiligheid heeft.
Gebruik kabels met ronde doorsnede bij instrument met behuizing
en kabelwartel. Controleer voor welke kabeldiameter de kabelwar-
tel geschikt is, om de afdichtende werking van de kabelwartel te
waarborgen (IP-beschermingsklasse).
Gebruik een bij de kabeldiameter passende kabelwartel.
Niet gebruikte kabelwartels bieden onvoldoende bescherming
tegen vocht en moeten worden vervangen door blindpluggen.
Voedingsspanning
voor de voedingsspanning moet een toegelaten, drie-aderige installa-
tiekabel met PE-leider worden gebruikt.
Signaalkabel
De 4 … 20 mA stroomuitgang wordt met standaard 2-aderige
kabel zonder afscherming aangesloten. Indien elektromagnetische
instrooiingen worden verwacht, die boven de testwaarden van de EN
61326-1 voor industriële omgeving liggen, moet afgeschermde kabel
worden gebruikt.
Metrisch schroefdraad
Bij instrumentbehuizingen met metrisch schroefdraad zijn de ka-
belwartels af fabriek ingeschroefd. Deze zijn met kunststof pluggen
afgesloten als transportbeveiligingen.
Veiligheidsinstructies
Voedingsspanning via
netspanning
Aansluitkabel kiezen
Kabelwartels
25
5 Op de voedingsspanning aansluiten
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
U moet deze pluggen verwijderen voordat de elektrische aansluitin-
gen worden gemaakt.
NPT-schroefdraad
Bij instrumentbehuizingen met zelfafdichtende NPT-schroefdraad
kunnen de kabelwartels niet af fabriek worden ingeschroefd. De vrije
openingen van de kabeldoorvoeren zijn daarom met rode stofbe-
schermdoppen afgesloten als transportbeveiliging.
U moet deze beschermkappen voor de inbedrijfstelling vervangen
door toegelaten kabelwartels of afsluiten met geschikte blindpluggen.
Niet gebruikte kabelwartels bieden geen voldoende bescherming
tegen vocht en moeten door blindpluggen worden vervangen.
De passende kabelwartels en blindpluggen worden met het instru-
ment meegeleverd.
Wanneer afgeschermde kabel noodzakelijk is, legt u de kabelafscher-
ming aan beide zijden op het aardpotentiaal. In de sensor moet de
afscherming direct op de interne aardklem worden aangesloten. De
externe aardklem op de behuizing moet laagohmig met de potentiaal-
vereeningzijnverbonden.
Indienpotentiaalvereeningsstromenkunnenwordenverwacht,moet
de verbinding aan de signaalzijde via een keramische condensator
(bijv. 1 nF, 1500 V) worden gerealiseerd. De laagfrequente potenti-
aalvereeningsstromenwordennuonderdrukt,debeschermende
werking tegen hoogfrequentie stoorsignalen blijft echter behouden.
Waarschuwing:
Binnen galvanische installaties en bij tanks met kathodische bescher-
ming bestaan aanmerkelijke potentiaalverschillen. Hier kunnen bij
afschermingsaarding aan beide zijden aanmerkelijke compensatie-
stromen via de kabelafscherming optreden.
Om dat te voorkomen, mag bij deze toepassingen de kabelafscher-
ming slechts aan één zijde in de schakelkast op het aardpotentiaal
worden aangesloten. De kabelafscherming mag niet op de interne
aardklem in de sensor worden aangesloten en de externe aardklem
op de behuizing mag nietmetdepotentiaalvereeningworden
verbonden.
Informatie:
De metalen onderdelen van het instrument zijn geleidend met de
interne en externe aardklem op de behuizing verbonden. Deze verbin-
ding bestaat direct metaal op metaal of bij instrumenten met externe
elektronica via de afscherming van de speciale verbindingskabel.
Specicatiesvandepotentiaalverbindingenbinnenhetinstrument
vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens".
De aansluiting van de voedingsspanning en de signaaluitgang wordt
via veerkrachtklemmen in de behuizing uitgevoerd.
De verbinding met de display- en bedieningsmodule resp. de interfa-
ce-adapter wordt via contactpennen in de behuizing uitgevoerd.
Kabelafscherming en
aarding
Aansluittechniek
26
5 Op de voedingsspanning aansluiten
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Ga als volgt tewerk:
Deze procedure geldt voor instrumenten zonder explosieveiligheid.
1. Schroef het grote behuizingsdeksel los
2. Wartelmoer van de kabelwartel losmaken en de afsluitplug uitne-
men
3. Aansluitkabel ca. 10 cm ontdoen van de mantel, aderuiteinde ca.
1 cm ontdoen van de isolatie.
4. Kabel door de kabelwartel in de sensor schuiven
1
Fig. 14: Aansluitstappen 4 en 5
1 Vergrendeling van de klemmenblokken
5. Een kleine platte schroevendraaier krachtig in de rechthoekige
vergrendelingsopeningvandebetreendeaansluitklemsteken.
6. Aderuiteinden conform aansluitschema in de ronde openingen
van de klemmen steken
Informatie:
Massieve aders en soepele aders met adereindhulzen kunnen direct
indeklemmenopeningenwordengestoken.Bijexibeleaderszonder
eindhuls steekt u een kleine platte schroevendraaier krachtig in de
rechthoekige vergrendelingsopening. De klemmenopening wordt
daardoor vrijgegeven. Wanneer u de schroevendraaier uittrekt, wordt
de klemmenopening weer gesloten.
7. Controleer of de kabels goed in de klemmen zijn bevestigd door
licht hieraan te trekken
Om een ader weer los te maken, steekt u een kleine platte
schroevendraaier krachtig conform de afbeelding in de rechthoe-
kige vergrendelingsopening
8. Afscherming op de interne aardklem aansluiten, de externe aard-
klemmetdepotentiaalvereeningverbinden
Aansluitstappen
27
5 Op de voedingsspanning aansluiten
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
9. Wartelmoer van de kabelwartel vast aandraaien. De afdichtring
moet de kabel geheel omsluiten
10. Deksel behuizing vastschroeven
De elektrische aansluiting is zo afgerond.
Informatie:
De klemmenblokken zijn opsteekbaar en kunnen van de elektronica
worden afgetrokken. Hiervoor de beide borghendels aan de zijkant
van het klemmenblok met een kleine schroevendraaier losmaken. Bij
het losmaken van de vergrendeling wordt het klemmenblok automa-
tisch uitgedrukt. Klemmenblok wegtrekken. Bij het opnieuw plaatsen
moet deze vastklikken.
5.2 Aansluiting - bepalen massaow
Niet-Ex instrumenten en instrumenten met niet-intrinsiekveilige
stroomuitgang
1
1
24
/L
/N
PE
56 91011
22
11
12
2122 1920 18 17 14 1316 15 12
2
7
3
1
4
5
6
8
9
10
Fig. 15: Elektronica- en aansluitruimte bij niet-Ex instrumenten en instrumenten
met niet-intrinsiekveilige stroomuitgang
1 Voedingsspanning
2 Relaisuitgang
3 Signaaluitgang 4 … 20 mA/HART actief
4 Signaaluitgang 4 … 20 mA/HART passief
5 Signaalingang 4 … 20 mA
6 Schakelingang voor NPN-transistor
7 Schakelingang potentiaalvrij
8 Transistoruitgang
9 Interface voor sensor-sensor-communicatie (MGC)
10 Instelling busadres voor sensor-sensor-communicatie (MGC)
3)
Elektronica- en aansluit-
ruimte - Niet-Ex instru-
menten en instrumenten
met niet-intrinsiekveilige
stroomuitgang
3)
MGC = Multi Gauge Communication
28
5 Op de voedingsspanning aansluiten
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
567
8
2
1
Fig. 16: Bedienings- en aansluitruimte bij niet-Ex instrumenten en instrumenten
met niet-intrinsiekveilige stroomuitgang
1 Aansluitklemmen voor de externe aanwijs- en bedieningseenheid
2 Contactpen voor display- en bedieningsmodule resp. interfaceadapter
Instrumenten met intrinsiekveilige stroomuitgang
Gedetailleerde informatie over de explosieveilige uitvoeringen
(Ex-ia,Ex-d)vindtuindeEx-speciekeveiligheidsinstructies.Deze
zijn onderdeel van de levering en worden met ieder instrument met
Ex-toelating meegeleverd.
1
1
24
/L
/N
PE
56
22
11
12
2122 1920 18 17 14 1316 15 12
2
5
1
3
4
6
7
8
Fig. 17: Elektronica- en aansluitruimte (Ex-d) bij instrumenten met intrinsiekvei-
lige stroomuitgang
1 Voedingsspanning
2 Relaisuitgang
3 Signaalingang 4 … 20 mA
4 Schakelingang voor NPN-transistor
5 Schakelingang potentiaalvrij
6 Transistoruitgang
7 Interface voor sensor-sensor-communicatie (MGC)
8 Instelling busadres voor sensor-sensor-communicatie (MGC)
4)
Bedienings- en aansluit-
ruimte - Niet-Ex instru-
menten en instrumenten
met niet-intrinsiekveilige
stroomuitgang
Elektronica- en aansluit-
ruimte - instrumenten met
intrinsiekveilige stroom-
uitgang
4)
MGC = Multi Gauge Communication
29
5 Op de voedingsspanning aansluiten
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
567
8
2
3
4
1
2
+
( )
(-)
1
Fig. 18: Bedienings- en aansluitruimte (Ex-ia) bij instrumenten met intrinsiekvei-
lige stroomuitgang
1 Aansluitklemmen voor intrinsiekveilige signaaluitgang 4 ... 20 mA/HART
(actief)
2 Contactpen voor display- en bedieningsmodule resp. interfaceadapter
3 Aansluitklemmen voor de externe aanwijs- en bedieningseenheid
4 Aardklem
5.3 Aansluiting - totalisatie
Om ook brede transportbanden te kunnen meten, kunnen meerdere
instrumenten in cascade worden opgesteld. De meetbereiken van de
instrumenten moet elkaar daarbij overlappen.
Met een cascade wordt het samen schakelen van twee of meer
instrumenten bedoeld, die samen een langer meettraject kunnen
afdekken.
Daarbij reageert één instrument als master en alle overige instrumen-
ten werken als slaves.
De pulsfrequenties van alle instrumenten worden in het masterinstru-
ment getotaliseerd en in een gemeenschappelijk signaal omgezet.
Hetmasterinstrumentmoetdefunctie"massaowmeting"hebben.
Kies daarvoor onder het menupunt " Inbedrijfsname - Toepassing" de
functie"massaowmeting".
Stel het adres (MGC) op het masterinstrument in op "99".
De slave-instrumenten moeten daarvoor als "Summation Slave" wor-
dengedenieerd.Kiesdaarvooronderhetmenupunt"Inbedrijfname
- Toepassing" de functie "Summation Slave".
U kunt de adresinstelling (MGC) op de slave-instrumenten vrij kiezen.
Alleen het adres "99" is aan het master-instrument voorbehouden.
Opmerking:
Let erop, dat alle instrumenten dezelfde softwareversie gebruiken. De
softwareversie 2.0 is niet downwards compatibel.
Sluit de instrumenten aan conform het volgende aansluitschema:
Bedienings- en aansluit-
ruimte - instrumenten met
intrinsiekveilige stroom-
uitgang
Elektronica- en aansluit-
ruimte - totalisatie
30
5 Op de voedingsspanning aansluiten
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
1
1
2456 91011
22
11
12
2122 1920 18 17 14 1316 15 12
1
1
2456 91011
22
11
12
2122 1920 18 17 14 1316 15 12
1
1
2456 91011
22
11
12
2122 1920 18 17 14 1316 15 12
bus
bus
M
S
S
bus
bus
bus
bus
M
S
S
1
Fig. 19: Elektronica- en aansluitruimte bij cascade-opstelling van meerdere
instrumenten.
1 Transportband
M Masterinstrument
S Slave-instrument
Informatie:
De aansluiting kan als alternatief ook bijvoorbeeld stervormig worden
uitgevoerd. Let daarbij op de polariteit.
De keuze van de beide klemmenparen is willekeurig.
31
5 Op de voedingsspanning aansluiten
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
5.4 Aansluiting - tachometer
Demassaowmetingheeftaltijddesnelheidvandetransportband,
de kettingstransporteur of de transportschroef nodig.
Daarvoor bestaan drie mogelijkheden:
Invoer van een constante snelheid
Overname van een snelheidswaarde uit de installatiebesturing
(bijv. PLC)
Aansluiting van een tachometer (digitaal)
Bij de invoer van een constante snelheid worden met variaties in de
snelheid geen rekening gehouden. Dit kan meetfouten veroorzaken.
Wij adviseren gebruik te maken van een werkelijke waarde uit de
installatiebesturing of via een optionele tachometer.
Zie daarvoor "Parametrering massaowmeting".
Wanneer u een constante bandsnelheid heeft ingevoerd, adviseren
wij gebruik te maken van een band-stop-signaal.
Indien de band stopt, wordt ook de meting gedurende deze periode
onderbroken. Zonder band-stop-signaal zal de WEIGHTRAC 31 de
transporthoeveelheid verder optellen.
U kunt het band-stop-signaal met een schakelrelais of een signaal uit
de installatiebesturing (PLC) realiseren.
Sluit een schakelrelais aan op de klemmen 14 en 16.
Sluit het digitale uitgangssignaal (open collector) uit de installatiebe-
sturing (PLC) aan op de klemmen 14 en 15.
Digitale tachometers maken betrouwbare meetresultaten mogelijk
dankzij een exacte meting van de bandsnelheid.
Constante bandsnelheid
Tachometer (digitaal)
32
5 Op de voedingsspanning aansluiten
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Fig. 20: Digitale tachometer
De digitale tachometer kan door de WEIGHTRAC 31 worden gevoed.
Dit is alleen mogelijk, wanneer u de WEIGHTRAC 31 met maximaal
24 V voedt.
Uitgang digitale tachometer: open-collector of HTL uitgang (push-
pull)
Voor de vast aangesloten kabel gelden de volgende kabelkleuren.
33
5 Op de voedingsspanning aansluiten
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
2
1
16
15
A
Z
X
1
1
2456
22
11
12
2122 1920 18 17 14 1316 15 12
91011
Fig. 21: Bandsnelheid - installatiebesturing (PLC) resp. tachometer (digitaal)
A Tachometer (digitaal)
x Elektrische aansluiting - sensor
z Elektrische aansluiting - tachometer (5 … 26 V DC)
1 Voedingsspanning - kabelkleur bruin
2 Voedingsspanning - kabelkleur wit
15 Digitale ingang - kabelkleur groen
16 Digitale ingang - kabelkleur geel
- Afscherming - kabelkleur zwart - op de aardklem in de behuizing aansluiten
34
6 Bediening met de display- en bedieningsmodule
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
6 Bediening met de display- en
bedieningsmodule
6.1 Aanwijs- en bedieningsmodule inzetten
De display- en bedieningsmodule kan te allen tijde in de sensor wor-
den geplaatst en weer worden verwijderd. Een onderbreking van de
voedingsspanning is hiervoor niet nodig.
Ga als volgt tewerk:
1. Schroef het kleine behuizingsdeksel los
2. Display- en bedieningsmodule in de gewenste positie op de
elektronica plaatsen (vier posities, 90° verdraaid naar keuze)
3. Display- en bedieningsmodule op de elektronica plaatsen en iets
naar rechts verdraaien tot deze borgt
4. Deksel behuizing met venster vastschroeven
De demontage volgt in omgekeerde volgorde
De display- en bedieningsmodule wordt door de sensor gevoed,
andere aansluitingen zijn niet nodig.
1
2
Fig. 22: Aanwijs- en bedieningsmodule inzetten
Opmerking:
Indien u naderhand het instrument met een display- en bedienings-
module voor permanente meetwaarde-aanwijzing wilt uitrusten, dan
is een verhoogd deksel met venster nodig.
Aanwijs- en bedienings-
module in-/uitbouwen
35
6 Bediening met de display- en bedieningsmodule
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
6.2 Bedieningssysteem
1
2
Fig. 23: Aanwijs- en bedieningselementen
1 LC-display
2 Bedieningstoetsen
[OK]-toets:
Naar menu-overzicht gaan
Gekozen menu bevestigen
Parameter wijzigen
Waarde opslaan
[->]-toets:
Weergave meetwaarde wisselen
Lijstpositie kiezen
Menupunten selecteren
Te wijzigen positie kiezen
[+]-toets:
Waarde van een parameter veranderen
[ESC]-toets:
Invoer onderbreken
Naar bovenliggend menu terugspringen
U bedient het instrument via de vier toetsen van de display- en
bedieningsmodule. Op het LC-display worden de afzonderlijke menu-
punten getoond. De functie van de afzonderlijke toetsen vindt u in de
afbeelding hiervoor.
Bij de Bluetooth-uitvoering van de display- en bedieningsmodule
bedient u het instrument als alternatief met een magneetstift. Deze
bediend de vier toetsen van de display- en bedieningsmodule door
het gesloten deksel met kijkglas van de behuizing heen.
Toetsfuncties
Bedieningssysteem -
toetsen direct
Bedieningssysteem -
toetsen via magneetstift
36
6 Bediening met de display- en bedieningsmodule
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
1
2
4
3
Fig. 24: Display- en bedieningselement - met bediening via magneetpen
1 LC-display
2 Magneetstift
3 Bedieningstoetsen
4 Deksel met kijkvenster
Bij eenmalig bedienen van de [+]- en [->]-toetsen wijzigt de bewerkte
waarde of de cursor met een positie. Bij bediening langer dan 1 s
verloopt de verandering continu.
Gelijktijdig bedienen van de [OK]- en [ESC]-toetsen langer dan 5 s
zorgt voor terugkeer naar het basismenu. Daarbij wordt de menutaal
naar "Engels" omgeschakeld.
Ca. 60 minuten na de laatste toetsbediening wordt een automatische
terugkeer naar de meetwaarde-aanwijzing uitgevoerd. Daarbij gaan
de nog niet met [OK] bevestigde waarden verloren.
6.3 Display- en bedieningsmodule - weergave
van systeemparameters
Opmerking:
Bij de eerste inbedrijfname of na een instrumentreset start het in-
strument met een foutmelding (F025 - ongeldige lineariseringstabel).
Dat is normaal, omdat de sensor nog geen referentiepunten voor
een correct bedrijf heeft. Druk op de toets "OK" om de foutmelding te
bevestigen. Voer een inregeling uit met PACTware.
Met de display- en bedieningsmodule kunt u de parameters van
de WEIGHTRAC 31 alleen uitlezen. Voer de parametrering van het
instrument uit met de bedieningssoftware PACTware.
De parametrering vindt u in het volgende hoofdstuk.
6.3.1 Inbedrijfname
In dit menupunt kunt u de ingestelde toepassing uitlezen.
De keuze van de toepassing is alleen in PACTware mogelijk.
Tijdfuncties
Instrumentstart
Toepassing
37
6 Bediening met de display- en bedieningsmodule
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
In dit menupunt kunt u de nulrate bepalen.
De procedure voor het bepalen van de nulrate vindt u in het hoofstuk
"In bedrijf nemen met PACTware"
In de eerste weergave wordt de laatst bepaalde nulrate met de bijbe-
horende datum getoond.
Eerst moet u de duur van de nulrate-bepaling vastleggen. Kies een
voldoende lange tijd, zodat de band meerdere malen kan rondlopen.
Start de nulrate-bepaling (nulrate bepalen).
Opmerking:
Na dit menuvenster wordt de nulrate bepaald. Er volgt geen extra
vraag om bevestiging.
Bij de linearisatie wordt een pulsrate aan een bijbehorende totaal-
gewicht van het transportmateriaal toegekend. Een linearisatie is in
principe nodig.
De linearisatie van de sensor is alleen in PACTware mogelijk.
In het menupunt "Bediening blokkeren/vrijgeven" beschermt u de
sensorparameters tegen ongewenste of onbedoelde veranderingen.
De sensor wordt daarbij permanent geblokkeerd/vrijgegeven.
Bij vergrendeld instrument zijn alleen nog de volgende bedienings-
functies zonder PIN-invoer mogelijk:
Menupunten kiezen en data weergeven
Data vanuit de sensor in de display- en bedieningsmodule inlezen
Voordat u de sensor bij vrijgegeven toestand blokkeert, kunt u de
viercijferige PIN veranderen.
Onthoud de ingevoerde PIN-code goed. Bediening van de sensor is
alleen nog maar met deze PIN-code mogelijk.
Opgelet:
Bij actieve PIN is de bediening via PACTware/DTM en via andere
systemen tevens geblokkeerd.
De PIN in uitleveringstoestand is "0000".
Neem contact op met onze serviceafdeling, indien u de PIN-code na
verandering bent vergeten.
Nulrate
Linearisatie
Bediening vergrendelen/
vrijgeven
38
6 Bediening met de display- en bedieningsmodule
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
6.3.2 Display
In het hoofdmenupunt "Display" moeten voor een optimale instelling
van het display de afzonderlijke submenupunten opeenvolgend
worden gekozen en ingesteld op de juiste parameters. De procedure
wordt hierna beschreven.
Dit menupunt maakt instelling van de gewenste taal mogelijk.
De sensor is bij uitlevering ingesteld op de bestelde taal.
Wanneer geen taal is vooringesteld, wordt bij de inbedrijfname naar
de taal gevraagd.
Inditmenupuntdenieertudeweergavevandemeetwaardeophet
display. daarbij kunt u twee verschillende meetwaarden weergeven. In
ditmenupuntdenieertumeetwaarde1.
U kunt kiezen, of het display de actuele pulsfrequentie, de uitgangs-
stroom, de elektronicatemperatuur, de proceswaarde of de pro-
cessnelheid moet aanwijzen.
De fabrieksinstelling voor de aanwijswaarde 1 is "Pulsrate".
Inditmenupuntdenieertudeweergavevandemeetwaardeophet
display. daarbij kunt u twee verschillende meetwaarden weergeven. In
ditmenupuntdenieertumeetwaarde2.
U kunt kiezen, of het display de actuele pulsfrequentie, de uitgangs-
stroom, de elektronicatemperatuur, de proceswaarde of de pro-
cessnelheid moet aanwijzen.
De fabrieksinstelling voor de aanwijswaarde 2 is "Pulsrate".
Inditmenupuntdenieertuhetweergaveformaatvandemeetwaarde
op het display. kunt voor de twee verschillende weergavewaarden
verschillende weergaveformaten vastleggen.
Ukuntdeniëren,methoeveeldecimalennadekommademeet-
waarde op het display wordt getoond.
Taal van het menu
Aanwijswaarde 1
Aanwijswaarde 2
Aanwijsformaat
39
6 Bediening met de display- en bedieningsmodule
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
De fabrieksinstelling voor het weergaveformaat is "Automatisch".
Inditmenupuntdenieertudeeenheid,waarindepulsratewordt
weergegeven.
U kunt kiezen tussen ct/s (counts per seconde) of kct/s (kilocounts
per seconde).
Bij een pulsrate boven 99.999 kan het display de waarde niet meer
weergeven. Kies in dit geval de eenheid kct/s (kilocounts/seconde).
6.3.3 Diagnose
In dit menupunt kunt u de status van uw sensor opvragen. In normaal
bedrijf toont de sensor hier de melding "OK". In geval van storing
vindt u op deze positie de bijbehorende storingscode.
De aanwijsfunctie houdt de maximale en minimale waarden tijdens
bedrijf vast.
Pulsfrequenties - min./max.
Temperatuur - min./max./actueel
In dit menuvenster kunt u de actuele elektronicatemperatuur en de
actuele spanning aan de photomultiplier (PMT = photomultiplier tube)
weergeven.
Hier kunt u de inregelwaarde van de sensor oproepen. Dat is de
procentuele waarde van het verschil tussen de min.- en max.-inregel-
punten (delta I). De waarde is een indicatie voor de betrouwbaarheid
en de niet-reproduceerbaarheid van de meting.
Des te groter de afstand tussen de beide inregelpunten, des te groter
is ook de verschilwaarde (delta I) en des te betrouwbaarder is de me-
ting. Een delta-I waarde onder 10% is een indicatie voor een kritische
meting.
Om de delta-I waarde te verhogen, moet u de afstand tussen de min.-
en max.-inregelpunten in de linearisering vergroten.
Eenheid van de pulsrate
Instrumentstatus
Sleepaanwijzer
Elektronica
Inregelgegevens
40
6 Bediening met de display- en bedieningsmodule
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Met dit menupunt simuleert u meetwaarden via de stroomuitgang.
Daarmee kan de signaalweg, bijv. via nageschakelde aanwijsinstru-
menten of de ingangskaart van het besturingssysteem worden getest.
U kunt verschillende waarden simuleren:
Pulsfrequentie van de sensor
Proceswaarde
Stroomuitgang
Schakelfunctie van het relais
Informatie:
60 minuten na de laatste toetsbediening wordt de simulatie automa-
tisch afgebroken.
In dit menuvenster kunt u de actuele nulrate en de datum van de
nulrate weergeven.
6.3.4 Info
In dit menu vindt u de volgende menupunten:
Instrument naam - toont de instrumentnaam en het serienummer
Simulatie
Nulrate
Info
41
6 Bediening met de display- en bedieningsmodule
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Instrumentversie - toont de hard- en softwareversie van het instru-
ment
Kalibratiedatum - toont de kalibratiedatum en de datum van de
laatste verandering
Instrumentspecicaties-toontaanvullendespecicatiesvanhet
instrument, zoals bijv. toelating, elektronica ...
Voorbeelden voor de infoweergave:
6.4 Opslaan van de parameters
Het verdient aanbeveling, de ingestelde waarden te noteren, bijv.
in deze handleiding, en aansluitend te archiveren. Deze kunnen
daardoor nogmaals worden gebruikt en zijn beschikbaar voor bijv.
servicedoeleinden.
Wanneer het instrument is uitgevoerd met een display- en bedie-
ningsmodule, dan kunnen de parametreergegevens daarin worden
opgeslagen. De procedure wordt in het menupunt "Instrumentinstel-
lingen kopiëren" beschreven.
Op papier
In display- en bedienings-
module
42
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
7.1 De PC aansluiten
2
1
3
Fig. 25: Aansluiting van de PC via interface-adapter direct op de sensor
1 USB-kabel naar PC
2 Interface-adapter VEGACONNECT 4
3 Sensor
Informatie:
De interface-adapter VEGACONNECT 3 is niet geschikt voor aanslui-
ting op de sensor.
1
5
2 4
3
OPEN
TWIST
USB
LOCK
Fig. 26: Aansluiting van de PC via HART op de signaalkabel
1 WEIGHTRAC 31
2 HART-weerstand 250 Ω (optie afhankelijk van verwerking)
3 Aansluitkabel met 2 mm pennen en klemmen
4 Meetversterkersysteem/PLC/voedingsspanning
5 Voedingsspanning
Benodigde componenten:
WEIGHTRAC 31
PC met PACTware en passende VEGA-DTM
VEGACONNECT 4
HART-weerstandca.250Ω
Via interface-adapter
direct op de sensor
Aansluiting via HART
43
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Voedingsspanning
7.2 Parametrering met PACTware
Voor de parametrering van de sensor via een Windows-PC is de con-
guratiesoftwarePACTwareeneenpassendeinstrumentdriver(DTM)
conform de FDT-standaard nodig. De meest actuele PACTware-versie
en alle beschikbare DTM's zijn in een DTM Collection opgenomen.
Bovendien kunnen de DTM's in andere applicaties conform FDT-stan-
daard worden opgenomen.
Opmerking:
Om de ondersteuning van alle instrumentfuncties te waarborgen,
moet u altijd de nieuwste DTM Collection (vanaf DTM-Collection
06/2012) gebruiken. Bovendien zijn niet alle beschreven functies in
ouderermwareversiesopgenomen.Denieuwsteinstrumentsoftware
kunt u van onze homepage downloaden. Een beschrijving van de
update-procedure is ook op internet beschikbaar.
De verdere inbedrijfname wordt in de gebruiksaanwijzing "DTM-Col-
lection/PACTware" beschreven, die met iedere DTM Collection wordt
meegeleverd en via internet kan worden gedownload. Een aanvullen-
de beschrijving is in de online-help van PACTware en de VEGA-DTM's
opgenomen.
Alle instrument-DTM's zijn leverbaar als gratis standaard versie en als
volledige versie tegen betaling. In de standaard versie zijn alle func-
ties voor een complete inbedrijfname opgenomen. Een assistent voor
eenvoudige projectopbouw vereenvoudigt de bediening aanmerkelijk.
Ook het opslaan/afdrukken van het project en een import-/exportfunc-
tie zijn onderdeel van de standaard versie.
In de volledige versie is bovendien een uitgebreide afdrukfunctie
beschikbaar voor de volledige projectdocumentatie en het opslaan
van meetwaarde- en echocurven. Bovendien is hier een tankbereke-
ningsprogramma en een multiviewer voor weergave en analyse van
de opgeslagen meetwaarde- en echocurven beschikbaar.
De standaardversie kan op www.vega.com/downloads en "Software"
worden gedownload. De volledige versie kunt u op een CD krijgen via
uw vertegenwoordiging.
7.3 Parametrering - massaowmeting
Via de parametrering wordt het instrument op de toepassingsomstan-
digheden aangepast.
Opmerking:
Bij de eerste inbedrijfname of na een instrumentreset start het in-
strument met een foutmelding (F025 - ongeldige lineariseringstabel).
Dat is normaal, omdat de sensor nog geen referentiepunten voor
een correct bedrijf heeft. Druk op de toets "OK" om de foutmelding te
bevestigen.
Voer een inbedrijfname uit in de hierna genoemde volgorde.
Voorwaarden
Standaard-/volledige
versie
Instrumentstart
44
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Controleer of de software al op de voor u correcte taal is ingesteld.
Indien dit niet het geval is, kunt u de taal in het menu "Extra's/opties"
veranderen.
In dit menu kunt u de sensor resp. het meetpunt een eenduidige
naam geven.
Na het starten van PACTware kunt u kiezen, of u de uitgebreide
bediening met de DTM (Device Type Manager) wilt uitvoeren of liever
met de inbedrijfname-assistent wilt werken.
In dit menupunt kunt u de WEIGHTRAC 31 op de in de stralingsbron-
houder ingebouwde isotoop instellen.
Controleer daarvoor, welke isotoop in de stralingsbronhouder is
ingebouwd. Deze informatie vindt u op de typeplaat van de stralings-
bronhouder.
Door deze keuze wordt de gevoeligheid van de sensor optimaal op
de isotoop aangepast. Met de normale reductie van de activiteit van
de stralingsbron door het radioactieve verval wordt daardoor rekening
gehouden.
De WEIGHTRAC 31 heeft deze informatie nodig voor de automati-
sche zelfcompensatie. Dat maakt en foutloze meting mogelijk over de
gehele gebruiksduur van de gammastraler. Een jaarlijkse kalibratie
komt te vervallen.
Inbedrijfname
Startdeinbedrijfname-assistentdoorklikkenopdebetreendeknop.
Houd zo mogelijk de volgorde van de inbedrijfname-assistent aan.
Met dit menupunt is het mogelijk, de sensor op de gewenste toe-
passing aan te passen. U kunt uit de volgende toepassingen kiezen:
"Massastroom (band/schroef)" of "Massastroom totalisatie-slave".
Voorinstellingen
Startscherm
Isotoop
Inbedrijfname-assistent
Keuze van de toepassing
(Stap 1)
45
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Fig. 27: Toepassing kiezen
Massastroom (band/schroef)
De toepassing "Massastroom (band/schroef)" is de registratie van
de massastroom van stortgoederen op een transportband of in een
transportschroef.
Massastroom totalisatie-slave
De toepassing "Massastroom totalisatieslave" is de registratie van de
massastroom van stortgoederen, bijv. op een brede transportband
metmeerdereinstrumenten,waarbijhetbetreendeapparaatals
slave werkt.
Wanneer u deze functie heeft gekozen, kunt u via een keuzeveld de
slave-uitgangen activeren. Wanneer u dit veld activeert, is de stroom-
uitgang van de WEIGHTRAC 31 in functie.
Wanneer de uitgang wordt geactiveerd, blijft het instrument in functie
als slave, maar de 4 ... 20 mA-uitgang kan bovendien als afzonderlijk
instrument worden gebruikt. Wanneer de uitgang actief is, heeft het
instrument de volledige functionaliteit.
Informatie:
Wanneer u het instrument als master van een massastroom-totali-
satie wilt gebruiken, kies dan de toepassing "Massastroom (band/
schroef)".
In dit venster kunt u de instellingen voor de snelheid van de transport-
band of de transportschroef uitvoeren.
Processnelheid (Stap 2)
46
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Fig. 28: Processnelheid kiezen
Ingang
Wanneer u geen tachometer op de transportband beschikbaar heeft,
en niet de actuele bandsnelheid uit de installatiebesturing kunt over-
nemen, moet u de ingang van de processnelheid uitschakelen, door
"Geen band-/schroef-stopsignaal" te kiezen. In dit geval moet u een
vaste snelheid voor de transportband instellen.
U kunt de transportbandsnelheid via een "Analoge ingang
(4 … 20 mA)" of een "Digitale ingang (frequentie-ingang)" overdra-
gen. Tachometers zijn hoofdzakelijk voor de digitale ingang bedoeld.
U heeft op deze positie ook de mogelijkheid, slechts één "Band-stop-
signaal" te verwerken. In dit geval moet u een vaste bandsnelheid
invoeren.
Schaalindeling min./max.
Wanneer u een van de ingangen voor processnelheid heeft gekozen,
kunt u op deze positie de min.- en max.- waarde voor de ingang vast-
leggen. Voor de analoge ingang in mA en de digitale ingang in Hz.
Eenheid band-/schroefsnelheid
Hier kunt u de eenheid van de bandsnelheid kiezen (bijv. m/s, ft/min,
enz.)
Band-/schroefsnelheid min./max.
Hier kunt u de minimale en de maximale snelheid van de transport-
band invoeren.
Aansluiten van een tachometer
Normaal gesproken zijn op transportbanden digitale tachometers
gemonteerd, die de bandsnelheid continu meten.
47
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
In dit geval moet u de digitale uitgangswaarde van de tachometer aan
een bijbehorende bandsnelheid toekennen.
In het voorbeeld is de doorsnede van het tachometerwiel 0,160 m en
de tachometer levert 200 impulsen per omwenteling.
Laat de band op maximale snelheid draaien en lees in het diagnose-
venster de maximale frequentie (in Hz) van de tachometer af. In het
volgende voorbeeld is dat 480 Hz.
De bandsnelheid kunt u als volgt berekenen:
U
T
P
R
U
T
=  * 0,16m
U
T
=  * d
U
T
= 0,50m
V
B
= * F
0,50m
200
V
B
= * 480 Hz
V
B
= 1,2 m/sec
Fig. 29: Berekening van de bandsnelheid
U
T
Omvang van het tachometerwiel (m)
d Diameter van het tachometerwiel (m)
V
B
Bandsnelheid (m/s)
P
R
Impulsen per omwenteling (afhankelijk van de gebruikte tachometer)
F Werkelijke frequentie (Hz)
Om te waarborgen dat het meetbereik ook bij veranderingen aan de
transportinstallatie nog voldoende groot is, adviseren wij de waarde
van frequentie en bandsnelheid te verdubbelen. Daardoor blijft vol-
doende reserve over ook bij een eventueel hogere bandsnelheid.
Voorbeeld: de beide waarden: 480 Hz 1,2 m/s worden verdubbeld
tot: 960 Hz 2,4 m/s.
Kies de digitale ingang en voer deze beide maximale waarden in.
In dit venster kunt u de instellingen voor de ingangen van de
WEIGHTRAC 31 uitvoeren.
Ingangen kiezen (Stap 3)
48
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Fig. 30: Ingangen kiezen
Totalisatie
Wanneer u bijv. op een brede transportband meerdere instrument wilt
toepassen, activeer dan de functie "Totalisatie".
Daarmee werkt het instrument als master-instrument van een casca-
degroep.
Alarm externe straling
De straling van externe stralingsbronnen kan het meetresultaat van
de sensor vervalsen.
Mogelijke externe stralingsbronnen kunnen bijvoorbeeld een lasnaad-
beproeving aan een naastgelegen installatie of andere radiometri-
sche instrumenten zijn.
U heeft daarvoor een andere sensor nodig (sensor alarm externe
straling) voor het registreren van de externe straling.
Het alarm externe straling wordt alleen tijdens de verhoogde externe
straling gegeven. Daarna wordt het alarm externe straling automa-
tisch weer gereset.
In dit menupunt kunt u het gedrag van de sensor bij het optreden van
externe stralingsbronnen vastleggen. Bovendien kunt u de scha-
keldrempel bij optredende externe straling vrij kiezen.
U kunt kiezen, of de sensor bij aanwezige externe straling een modu-
lerende stroom (dithering) of de instelde storingsstroom uitstuurt.
Bij een modulerende meetstroom (dithering) wordt de laatste geldige
stroomwaarde vastgehouden en de stroomuitgang moduleert een
blokspanning ±1 mA rondom deze waarde.
49
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Informatie:
Wanneer u het alarm externe straling heeft geactiveerd, moet u in de
volgende stap het type en de gegevens van de aangesloten externe
stralingsalarmsensor invoeren.
Processnelheid
De snelheid van de transportband is belangrijk voor het meetresultaat
van de sensor.
Deze functie is standaard actief. Daarmee kan de ingang voor een
externe tachometer of een snelheidswaarde uit de controlekamer
worden gebruikt.
In dit venster kunt u de tot nu toe uitgevoerde veranderingen overne-
men.
De gegevens worden in het instrument geschreven.
Fig. 31: Achtergrondstraling onderdrukken
Denatuurlijkestralingopdeaardebeïnvloedtdenauwkeurigheidvan
de meting.
Met behulp van dit menupunt kunt u deze natuurlijke achtergrondstra-
ling onderdrukken.
De WEIGHTRAC 31 meet daarvoor de aanwezige natuurlijke achter-
grondstraling en zet de pulsfrequentie op nul.
De pulsfrequentie uit deze achtergrondstraling wordt daarna auto-
matisch van de totale pulsfrequentie afgetrokken. Dat wil zeggen:
getoond wordt alleen dat deel van de pulsfrequentie, die van de
gebruikte stralingsbron komt.
Toepassing overnemen
(Stap 4)
Inbedrijfname - Achter-
grondstraling (Stap 5)
50
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Opgelet:
De stralingsbronhouder moet voor deze instelling zijn gesloten en de
sensor moet al vijf minuten lang in bedrijf zijn.
Opmerking:
Indien u een al aanwezige stralingsbronhouder verder gebruikt,
adviseren wij de meting van de achtergrondstraling zonder de
aangebouwde stralingsbronhouder. Een stralingsbronhouder met
een Cs-137 isotoop moet voor de meting van de achtergrondstraling
minimaal 3 m (10 ft) afstand tot de sensor hebben. Een stralingsbron-
houder met een C0-60 isotoop moet voor de meting een afstand van
minimaal 5 m (17 ft) hebben.
Daardoor waarborgt u, dat de gemeten pulsfrequentie werkelijk van
de gebruikte stralingsbron komt.
Fig. 32: Inregeling
In dit menupunt kunt u het meetbereik (min.- en max.-proceswaarde)
van de sensor invoeren.
Deze instellingen hebben invloed op de stroomuitgang van de sensor.
Voer in het menuvenster "Max. proceswaarde" het maximale niveau
(vol) bijvoorbeeld in "t/h" in. Dit komt overeen met een uitgangsstroom
van 20 mA.
Voer in het menuvenster "Min. proceswaarde" het minimale niveau
(leeg) bijvoorbeeld in "l/h" in. Dit komt overeen met een uitgangs-
stroom van 4 mA.
Inbedrijfname - Inregeling
(Stap 6)
51
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Fig. 33: Demping instellen
Inditmenupuntkuntudedempingvandesensorbijlterkeuze
"Handmatig" instellen. Daarmee kunt u variaties in de meetwaarde-
weergave bijv. door een onrustig productoppervlak onderdrukken. De-
ze tijd mag tussen 1 en 1200 seconden liggen. Let erop, dat daarmee
echter ook de reactietijd van de meting groter wordt en het instrument
op snelle meetwaardeveranderingen vertraagd reageert. In de regel is
een tijd van ca. 60 seconden voldoende, om de meetwaardeweerga-
ve tot rust te brengen.
Bij de instelling "automatisch" berekent het instrument op basis van
de inregeling en de meetwaardeveranderingen een bijbehorende
demping. Deze instelling is vooral geschikt voor toepassingen, waar-
bij afwisselend snelle en langzame niveauveranderingen optreden.
Inbedrijfname - Demping
(Stap 7)
52
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Fig. 34: Gedrag van de stroomuitgangen kiezen
In dit menupunt kunt u de karakteristiek van de sensor en het gedrag
bij een storing vastleggen.
Inditmenupuntkuntuhetgedragvandestroomuitgangdeniëren.
U kunt daarbij de stroom bij minimaal niveau en bij maximaal niveau
afzonderlijk vastleggen.
Fig. 35: Relaisuitgang
Inbedrijfname - Stroom-
uitgang (stap 8)
Inbedrijfname - Relais
(Stap 9)
53
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
In dit menupunt kunt u de relaisuitgang activeren en de functie en de
schakelpunten daarvan instellen.
Wanneer het uitsturen van de proceswaarde is ingesteld, kunt u
kiezen tussen overvulbeveiliging of droogloopbeveiliging.
De relaisuitgangen van de sensor reageren overeenkomstig.
U kunt "geen" referentiegrootheid kiezen. In dit geval werkt de relai-
suitgang als fail-safe relais.
Geen - relais werkt als fail-safe relais
Elektronicatemperatuur
Proceswaarde
"Geen" referentiegrootheid betekent, dat de relaisuitgang als fail-safe
relais werkt.
Opgelet:
Onafhankelijk van de gekozen referentiegrootheid wordt het relais bij
een storing spanningsloos.
Fig. 36: Teller instellen
Met deze functie kunt u de totaalteller activeren. De totaalteller is af
fabriek uitgeschakeld.
U kunt instellen, bij welke materiaalhoeveelheid een telimpuls via de
digitale uitgang (NPN-transistor) wordt uitgestuurd.
De lekstroomonderdrukking bepaalt, vanaf welke vulgraad in procen-
ten de totaalteller actief is.
Daarmee kunt u voorkomen, dat bij een lege transportband door
optredende vervuilingen of kleine aanhechtingen verder wordt geteld.
Inbedrijfname - Teller
(Stap 10)
54
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Sluit in een laatste stap de bediening met de inbedrijfname-assistent
af. Na het beëindigen van de assistent verspringt het programma
weer naar de gewone DTM-programma-omgeving.
Informatie:
Na het succesvol doorlopen van de inbedrijfname-assistent moet u in
de DTM nog twee andere punten instellen.
Inregeling
Fig. 37: Nulfrequentie bepalen (tarameting)
Om de meetnauwkeurigheid te verhogen, moet u de nulfrequentie be-
palen bij lege transportband. Let er daarbij op, dat tijdens het bepalen
van de nulfrequentie geen materiaal wordt getransporteerd en geen
kleine resthoeveelheden op de transportband vallen. In dergelijke
gevallen moet u de procedure herhalen.
Laat de transportband meerdere gehele omlopen maken, om onge-
lijkmatigheden in de transportband of de transporteur te compense-
ren. Des te vaker de transportband bij het bepalen van de nulfrequen-
tie rondloopt, des te nauwkeuriger wordt deze instelling.
Tip:
Om de bepaling van de nulfrequentie (tarering) te controleren, kunt
u na de inregeling een testmeting gedurende 5 tot 10 minuten met
lege band uitvoeren. Wanneer bij deze meting geen of een verwaar-
loosbaar kleine transporthoeveelheid wordt getotaliseerd, heeft u de
nulfrequentie correct bepaald.
1. Start de lege transportband en laat deze leeg draaien
Tip: transportband met gekleurd tape markeren
2. Stralingsbronhouder op "Aan" instellen
3. Klik op de knop "Nulfrequentie bepalen"
4. Laat de transportband twee tot drie complete bandlengten rond-
lopen
5. Beëindig het bepalen van de nulfrequentie
6. Transportband stoppen
De vastgelegde waarde van de nulfrequentie wordt in de sensor
overgenomen
Afronden
Inregeling - bepalen nulf-
requentie (DTM)
55
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Opmerking:
Bij sterke bandslijtage moet het bepalen van de nulfrequentie re-
gelmatig worden herhaald, om de meetnauwkeurigheid constant te
houden.
Wanneer u de band vervangt, moet u de nulfrequentie opnieuw
bepalen.
Automatische nulratebepaling
De automatische nulratebepaling biedt u de mogelijkheid een nulrate-
bepaling te activeren via een impuls van de digitale ingang.
Daarmee kunt u de nulratebepaling bijvoorbeeld vanuit de controleka-
mer activeren.
1. Activeer in de inbedrijfname-assistent de digitale ingang.
2. Voor het starten van de nulratebepaling kunt u een knop of een
PLC gebruiken die op de digitale ingang wordt aangesloten.
Dit is niet mogelijk wanneer daar al een toerentalmeter is aange-
sloten. De digitale ingang kan maar één keer worden gebruikt.
3. Om de automatische nulratebepaling te starten, moet de knop
of het startsignaal van de PLC ten minste 3 seconden worden
vastgehouden.
4. De duur van de nulratebepaling is vooraf ingesteld op 120 s.
U kunt deze tijd in de DTM onder de instelling "Nullrate" aan de
situatie in uw installatie aanpassen.
In dit menupunt kunt u de inreling van de sensor uitvoeren.
Bij de linearisering wordt aan een pulsfrequentie een bijbehorende
totaalgewicht van het transportmateriaal toegekend.
Daarom is het van belang, het gewicht van het getransporteerde ma-
teriaal correct te bepalen. Daarbij hoort ook, dat u een nauwkeurige,
eventueel ook geijkte weegschaal gebruikt.
Let er bovendien op, dat geen materiaal op de band of bij het trans-
port verloren gaat of vreemd materiaal erbij komt. Indien u de meting
met een vrachtwagen uitvoert, let dan op constante meetomstan-
digheden(altijdmetofzonderchaueurwegen,hetzelfdevoertuig
gebruiken of verschillen compenseren, voertuig zonder aanhechtend
restmateriaal op de laadvloer, enz.).
Let er bovendien op, dat de dichtheid van het materiaal bij de lineari-
sering overeenkomt met het later te meten originele materiaal.
Inregeling - Linearisering
(DTM)
56
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Fig. 38: Inregelpunten toevoegen
Vanwege het meetprincipe is er geen lineaire relatie tussen de
pulsfrequentie en het niveau. Daarom moet deze inregeling (resp. de
linearisatie) in ieder geval worden uitgevoerd.
Voor een zo nauwkeurig mogelijk meetresultaat moet u deze inrege-
ling uitvoeren bij verschillende vulhoogten (transportcapaciteiten) van
de transportband. Deze de verder de transportcapaciteiten uit elkaar
liggen, des te nauwkeuriger is de linearisering.
Hoe u de totaalhoeveelheid van het transportmateriaal weegt, hangt
af van uw mogelijkheden.
U kunt de totaalhoeveelheid van het transportmateriaal met een
vrachtwagen opvangen en het gewicht met een weegbrug bepalen.
Omgekeerd kunt u de materiaalhoeveelheid ook voor de meting
wegen en voor de linearisering gebruiken. Een andere mogelijkheid
is om het materiaal naar een silo te transporteren, die op weegcellen
staat.
U kunt de linearisering via twee verschillende methoden uitvoeren:
Dynamisch - met draaiende transportband
Statisch - met stilstaande transportband
Dynamische linearisering
Bij een dynamische linearisering simuleert u het werkelijke bedrijf
van de transportband met een bekende materiaalhoeveelheid. Voor
een dynamische linearisering heeft u minimaal 20% van de maximale
proceswaarde nodig. Wanneer het meetbereik bijvoorbeeld 0...200
ton is, dan moet voor de linearisering minimaal 40 ton materiaal
beschikbaar zijn.
Net zoals bij het bepalen van de nulfrequentie wordt ook hier de
linearisering nauwkeuriger, wanneer de linearisering langer loopt
en de vulhoogten verder uit elkaar liggen. Daarom worden linearise-
ringen vaak met de maximale transportcapaciteit uitgevoerd, in ons
voorbeeld met 200 ton.
57
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Tip:
Bij een linearisering kunnen vele technische of procesafhankelijke
factoren een foutmeting tot gevolg hebben. Zorg daarom bij de lineari-
sering voor voldoende materiaal, om eventueel de meting te herhalen.
U heeft een bekende materiaalhoeveelheid, die continu op de
transportband wordt gestort.
De transportband is zo mogelijk maximaal beladen (100%).
1. Belaad de transportband continu met een bekende hoeveelheid
materiaal.
Meet de materiaalhoeveelheid met een bandweger of weeg het
materiaal via een vrachtwagenweegbrug.
Let erop, dat het gebruikte materiaal overeenkomt met het later te
meten materiaal.
2. Start de transportband.
3. Klik op "Meting starten", zodra het eerste materiaal de meting
passeert.
4. Dit doorlpoen moet meerdere minuten duren.
5. Klik op "Meting stoppen", zodra het laatste materiaal de meting
passeert.
6. De gemeten pulsfrequentie wordt aangegeven in ct/s. Dat is het
aantal counts per seconde, dus de gemeten radioactieve straling,
die momenteel op de sensor valt.
7. Voer nu de bijbehorende materiaalhoeveelheid (bijv. kg, t, lb) in.
Dat is in dit geval de totale materiaalhoeveelheid, die gedurende
de meting is getransporteerd.
Daarmee kent u aan de actuele pulsfrequentie een bijbehorende
materiaalhoeveelheid toe.
8. Klik op "Afronden".
Neem het waardepaar over met "Overnemen".
Voer een dergelijke linearisering uit met meerdere beladingshoogten.
Wij adviseren twee tot drie metingen.
Wanneer u meerdere lineariseringspunten met verschillende bela-
dingshoogten invoert, wordt de meting betrouwbaarder.
Statische linearisering
Bij een statische linearisering simuleert u een typische belading van
de transportband met een bekende materiaalhoeveelheid over een
gedenieerdebandlengte.
De inregelpunten worden in kg/m ingevoerd.
Tip:
Om het materiaal gelijkmatiger en zonder verlies op de band te kun-
nen laden, adviseren wij gebruik te maken van een vooraf gemaakt
houten frame.
U heeft een bekende materiaalhoeveelheid, die op typische wijze
en hoogte over een kort gedeelte van de transportband ligt.
U kent de latere, continue bandsnelheid of kunt deze meten.
De transportband is zo mogelijk compleet beladen (100%).
58
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
U kunt de transportband langzaam handmatig bewegen.
Wanneer u niet de mogelijkheid heeft, de transportband langzaam
handmatig te bewegen en het materiaal overeenkomstig licht is, kunt
u het materiaal ook op een lang stuk folie leggen en deze langzaam
door het meetframe trekken. Indien het foliegewicht niet verwaar-
loosbaar klein is, moet u het gewicht van de folie later bij het gewicht
optellen.
Let erop, dat u daarbij in geen geval binnen het controlebereik van de
meetinstallatie komt. Knip de folie op lengte af.
1. Waarborg, dat de stralingsbronhouder gesloten en vergrendeld is
(bedrijfsstand:o)
2. Belaad de transportband gelijkmatig met een bekende hoeveel-
heid materiaal, bijv. 60 kg over eenlengte van 1 m.
Let erop, dat het gebruikte materiaal in soort en beladingshoogte
overeenkomt met het later te meten materiaal.
3. Beweeg de materiaalbaan in het meetframe van de WEIGHTRAC
31
4. Schakel de stralingsbronhouder in (On).
5. Klik op "Meting starten".
6. Beweeg de band langzaam handmatig of trek het materiaal lang-
zaam op een folie weg. Deze procedure moet 5 tot 10 minuten
duren.
7. Klik op "Meting stoppen".
8. De gemeten pulsfrequentie wordt aangegeven in ct/s. Dat is het
aantal counts per seconde, dus de gemeten radioactieve straling,
die momenteel op de sensor valt.
9. Voer nu de bijbehorende materiaalhoeveelheid (bijv. kg, t, lb) in.
Dat is in dit geval de totale materiaalhoeveelheid, die gedurende
de meting op de transportband lag.
Voer de lengte van het stuk band in (bijv. 1 m).
Daarmee kent u aan de actuele pulsfrequentie een bijbehorende
materiaalhoeveelheid toe (bijv. 60 kg/m).
10. Klik op "Afronden".
Neem het waardepaar over met "Overnemen".
11. Herhaal deze procedure met een grotere materiaalhoeveelheid
(bijv. 120 kg) tot u de latere maximale beladingshoogte van de
transportband heeft bereikt.
U kunt in PACTware aanvullende opties kiezen.
Een gedetailleerde beschrijving van de functies vindt u in de
PACTware-online help.
Bij een reset worden alle instellingen behalve enkele uitzonderingen
gereset. De uitzonderingen zijn: PIN, taal en HART-modus.
De volgende resetfuncties staan ter beschikking:
Uitgebreide instellingen
in PACTware
Overige instellingen -
reset
59
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Basisinstellingen: herstellen van de parameterinstellingen naar het
tijdstipvanuitleveringaffabriekinclusiefdeopdrachtspeciekeinstel-
lingen. Het meetwaardegeheugen wordt daarbij gewist.
Fabrieksinstellingen: resetten van de parameterinstellingen
inclusief de speciale parameters naar de defaultwaarden van het
betreendeinstrument.Hetmeetwaardegeheugenendeopdracht-
speciekeinstellingenwordendaarbijgewist.
Aanwijzing: resetten van de parameterinstellingen in het menupunt
"Inbedrijfname"naardedefaultwaardenvanhetbetreendeinstru-
ment. Opdrachtgerelateerde instellingen blijven behouden, maar
worden niet in de actuele parameters overgenomen. Het meetwaar-
degeheugen en het eventgeheugen blijven behouden.
De volgende tabel toont de defaultwaarden van het instrument. De
waarden gelden voor de toepassing "Massastroom". De toepassing
moet eerst worden gekozen.
Afhankelijk van de uitvoering van het instrument zijn niet alle menu-
punten beschikbaar resp. verschillend bezet:
Menu Menupunt Default-waarde
Inbedrijfname Meetplaatsnaam Sensor
Isotoop Cs-137
Toepassing Massastroom
Achtergrondstraling 0 ct/s
Eenheid proceswaarde m
Temperatuureenheid °C
Demping 60 s
Correctie momentele waarde 0
Stroomuitgang modus 4 … 20 mA, < 3,6 mA
Stroomuitgang min./max. Min. stroom 3,8 mA, max. stroom 20,5 mA
Alarm externe straling Gemoduleerde meetstroom
Referentiegrootheid - Relais Geen
Bediening blokkeren Vrijgegeven
Display Taal Gekozen taal
Aanwijswaarde Pulsfrequentie
Aanwijseenheid ct/s
Overige instellingen Temperatuureenheid °C
Linearisatiecurve Leeg
HART-bedrijfsstand Standaard
Adres 0
7.4 Opslaan van de parameters
Het verdient aanbeveling de parameters via PACTware te documen-
teren resp. op te slaan. Deze kunnen daardoor nogmaals worden
gebruikt en staan voor servicedoeleinden ter beschikking.
60
8 Diagnose en service
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
8 Diagnose en service
8.1 Onderhoud
Bij correct gebruik is bij normaal bedrijf geen bijzonder onderhoud
nodig.
De bijbehorende stralingsbronhouder moet regelmatig worden
gecontroleerd. Meer informatie vindt u in de handleiding van de
stralingsbronhouder.
8.2 Statusmeldingen
Het instrument beschikt over een zelfbewaking en diagnose conform
NE 107 en VDI/VDE 2650. Voor de in de volgende tabel genoem-
de statusmeldingen zijn gedetailleerde storingsmeldingen onder
het menupunt "Diagnose" via display- en bedieningsmodule en
PACTware/DTM beschikbaar.
De statusmeldingen zijn onderverdeeld in de volgende categorieën:
Uitval
Functiecontrole
Buitendespecicaties
Onderhoud nodig
en door pictogrammen verduidelijkt:
41 2 3
Fig. 39: Pictogrammen van de statusmeldingen
1 Uitval (failure) - rood
2 Buiten de specicatie (out of specication) - geel
3 Functiecontrole (function check) - oranje
4 Onderhoud nodig (maintenance) - blauw
Uitval (Failure): vanwege een herkende functiestoring in het instru-
ment geeft het instrument een storingsmelding.
Deze statusmelding is altijd actief. Deactiveren door de gebruiker is
niet mogelijk.
Functiecontrole (Function check): aan het instrument wordt ge-
werkt, de meetwaarde is tijdelijk ongeldig (bijv. tijdens de simulatie).
Deze statusmelding is standaard niet actief. Activeren is door de
gebruiker mogelijk via PACTware/DTM of EDD.
Buiten de specicaties (Out of specication): de meetwaarde
isonzeker,omdatdeinstrumentspecicatieszijnoverschreden(bijv.
elektronicatemperatuur).
Deze statusmelding is standaard niet actief. Activeren is door de
gebruiker mogelijk via PACTware/DTM of EDD.
Statusmeldingen
61
8 Diagnose en service
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Onderhoud nodig (Maintenance): door externe invloeden is de
instrumentfunctiebeperkt.Demetingwordtbeïnvloed,demeetwaar-
de is nog geldig. Plan het instrument in voor onderhoud, omdat uitval
binnen afzienbare tijd valt te verwachten (bijv. door aangroei).
Deze statusmelding is standaard niet actief. Activeren is door de
gebruiker mogelijk via PACTware/DTM of EDD.
Code
Tekstmelding
Oorzaak Oplossen
F008
Fout multisensorcommu-
nicatie
Overige sensoren niet ingeschakeld
EMC-invloeden
Geen andere sensor aanwezig
Bekabeling tussen de sensoren con-
troleren
Sensoren correct aansluiten en bedrijfs-
klaar maken
F013
Sensor meldt fout
Fout aan stroomingang
Meetwaarde niet geldig
Aangesloten instrumenten zonder func-
tie
Stroomingang controleren
Aangesloten instrumenten controleren
(slaves)
F016
Inregeldata verwisseld
De waarden van de min.- en max.-inre-
geling zijn verwisseld
Inregelgegevens corrigeren
F017
Inregelbereik te klein
De waarden van de min.- en max.-inre-
geling liggen te dicht bij elkaar
Inregelgegevens corrigeren
F025
Ongeldige lineariseringsta-
bel
Lege lineariseringstabel
Verkeerde waarde in de lineariseringsta-
bel
Linearisatietabel aanmaken
Lineariseringstabel corrigeren
F030
Proceswaarde buiten de
grenzen
Proceswaarden liggen niet binnen het in-
gestelde meetbereik
Inregeling herhalen
F034
EPROM hardewarefout
Elektronica defect Instrument opnieuw starten
Elektronica vervangen
F035
EPROM datafout
Fout in de interne instrumentcommu-
nicatie
Reset uitvoeren
Elektronica vervangen
F036
Defect programmageheu-
gen
Fout bij software-update Software-update herhalen
Elektronica vervangen
F037
RAM hardwarefout
Fout in RAM Instrument opnieuw starten
Elektronica vervangen
F038
Slave meldt storing
Verbindingskabel met slave-instrument
onderbroken
Instrument niet als slave-instrument ge-
denieerd
Verbindingskabel naar slave-instrument
controleren
Instrumentalsslavedeniëren
F040
Hardware-fout
Sensor defect Instrument opnieuw starten
Elektronica vervangen
F041
Fout photomultiplier
Fout in de meetwaarderegistratie Instrument opnieuw starten
Elektronica vervangen
Failure
62
8 Diagnose en service
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Code
Tekstmelding
Oorzaak Oplossen
F045
Fout aan stroomuitgang
Fout aan stroomuitgang Bekabeling van de stroomuitgang con-
troleren
Elektronica vervangen
F052
Verkeerdeconguratie
Ongeldige parametrering Reset uitvoeren
F053
Inregelgegevens ingang
fout
Inregeling ingang fout Inregeling ingang corrigeren
F066
Verkeerde inregeling
Inregeling nog niet uitgevoerd
Fout bij de inregeling of de invoer van de
lineariseringstabel
Inregeling uitvoeren
Linearisering uitvoeren
F068
Pulsfrequentie te hoog
Verkeerde instrumentinstellingen Reset uitvoeren
F072
Limit overschreden
Verkeerde instrumentinstellingen Reset uitvoeren
F080
Systeemfout
Instrumentfout Instrument opnieuw starten
Neem contact op met onze service
F086
Communicatiefout
Fout in de veldbuscommunicatie Instrument opnieuw starten
Neem contact op met onze service
F114
Fout Real-time klok
Accu ontladen Real-time klok opnieuw instellen
F120
Filtertijdfout
Verkeerde of ontbrekende instrumentin-
regeling
Inregeling uitvoeren
F121
Verkeerde deelnemerlijst
op de multisensorcommu-
nicatiebus
Slave-instrumenten niet gevonden Slave-instrumenten controleren
Slave-lijst in master-instrument contro-
leren
Slave-instrument met verkeerd adres
F122
Dubbele adressen op de
multisensorcommunica-
tiebus
Instrumentadres werd meerdere keren
toegekend
Instrumentadressen veranderen
F123
Alarm externe straling
Externe apparaten veroorzaken straling Oorzaak voor de externe straling be-
palen
Bij kortstondige externe straling: scha-
keluitgangen gedurende deze periode
handmatig bewaken
F124
Alarm vanwege verhoog-
de straling
Stralingsdosis te hoog Oorzaak voor de verhoogde straling be-
palen
F125
Omgevingstemperatuur is
te hoog
Omgevingstemperatuur aan de behui-
zingbuitendespecicatie
Instrument koelen of met isolatiemateri-
aal tegen stralingswarmte beschermen
Tab. 2: Foutcodes en tekstmeldingen, instructies betreende oorzaak en oplossing
63
8 Diagnose en service
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Code
Tekstmelding
Oorzaak Oplossen
C029
Simulatie
Simulatie actief Simulatie beëindigen
Automatisch einde na 60 min. afwachten
Tab. 3: Foutcodes en tekstmeldingen, instructies betreende oorzaak en oplossing
Code
Tekstmelding
Oorzaak Oplossen
S017
Nauwkeurigheid buiten de
specicatie
Nauwkeurigheidbuitendespecicatie Inregelgegevens corrigeren
S025
Linearisatietabel slecht
Linearisatietabel slecht Linearisering uitvoeren
S038
Slavebuitendespecicatie
Slavebuitendespecicatie Slave controleren
S125
Omgevingstemperatuur te
hoog/te laag
Omgevingstemperatuur te hoog/te laag Instrument met isolatiemateriaal tegen
extreme temperaturen beschermen
Tab. 4: Foutcodes en tekstmeldingen, instructies betreende oorzaak en oplossing
Het instrument heeft geen statusmeldingen voor het bereik "Main-
tenance".
8.3 Storingen oplossen
Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de installatie,
geschikte maatregelen voor het oplossen van optredende storingen
te nemen.
De eerste maatregelen zijn:
Analyse van foutmeldingen
Controle van het uitgangssignaal
Behandeling van meetfouten
Aanvullende omvangrijke diagnosemogelijkheden worden geboden
door een smartphone/tablet met de bedienings-app resp. een PC/
laptop met de software PACTware en de bijbehorende DTM. In veel
gevallen kan de oorzaak op deze wijze worden bepaald en kunnen
storingen zo worden opgelost.
Sluit conform het aansluitschema een multimeter met een passend
meetbereik aan. De volgende tabel beschrijft mogelijke fouten in het
stroomsignaal en helpt bij het oplossen daarvan:
Function check
Out of specication
Maintenance
Gedrag bij storingen
Storingen verhelpen
4 … 20 mA-signaal
controleren (bepalen
massastroom)
64
8 Diagnose en service
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Fout Oorzaak Oplossen
4 … 20 mA-signaal niet
stabiel
Variaties belading Demping via PACTware/DTM instellen
Transportband werd vervangen Bepaling nulfrequentie uitvoeren
4 … 20 mA-signaal ont-
breekt
Elektrische aansluiting fout Aansluiting conform hoofdstuk "Aansluit-
stappen" controleren en evt. conform
hoofdstuk "Aansluitschema" corrigeren
Voedingsspanning ontbreekt Kabels controleren op breuk, eventueel
repareren
Voedingsspanning te laag resp. belas-
tingsweerstand te hoog
Controleren, evt. aanpassen
Stroomsignaal groter dan
22 mA of kleiner dan 3,6
mA.
Instrument op storingsmelding Storingsmelding op de display- en be-
dieningsmodule aanhouden
De volgende tabel beschrijft mogelijke fouten, die eventueel geen
foutmelding tot gevolg hebben:
Fout Oorzaak Oplossen
Instrument geeft belading
van de transportband aan.
Band is echter in werkelijk-
heid leeg.
Variaties belading Bepaling nulfrequentie uitvoeren
Instrument totaliseert ma-
teriaal. Band is echter in
werkelijkheid leeg.
Vuil, aanhechtingen op de transportband Lekstroomonderdrukking activeren
Transportband werd vervangen - band-
verbindingen
Lekstroomonderdrukking activeren
Onnauwkeurige meetwaar-
den
Wisselende materiaaldichtheid Linearisering uitvoeren
Afhankelijk van de oorzaak van de storing en genomen maatrege-
len moeten evtentueel de in hoofdstuk "Inbedrijfname" beschreven
handelingen opnieuw worden genomen resp. op plausibiliteit en
volledigheid worden gecontroleerd.
Wanneer deze maatregelen echter geen resultaat hebben, neem dan
in dringende gevallen contact op met de VEGA service-hotline onder
tel.nr. +49 1805 858550.
De hotline staat ook buiten de gebruikelijke kantoortijden 7 dagen per
week, 24 uur per dag ter beschikking.
Omdat wij deze service wereldwijd aanbieden, is deze ondersteuning
in het Engels. De service is gratis, alleen de telefoonkosten zijn van
toepassing.
8.4 Elektronica vervangen
Bij een defect kan de elektronica door de gebruiker worden vervan-
gen.
Bij Ex-toepassingen mag slechts één instrument en één elektronica
met bijbehorende Ex-toelating worden ingezet.
Overige storingen
Gedrag na oplossen
storing
24-uurs service hotline
65
8 Diagnose en service
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Indien lokaal geen elektronica beschikbaar is, kan deze via uw verte-
genwoordigingbesteldworden.Deelektronicaisopdebetreende
sensor afgestemd en verschilt bovendien in signaaluitgang resp. voor
wat betreft de voedingsspanning.
De nieuwe elektronica moet met de fabrieksinstellingen van de sen-
sor geladen worden. Hiervoor bestaan de volgende mogelijkheden:
Af fabriek
Lokaal door de gebruiker
In beide gevallen is opgave van het serienummer van de sensor
nodig. Het serienummer vindt u op de typeplaat van het instrument,
op de binnenwand van de behuizing en op de pakbon.
Bij het locaal laden moeten vooraf de opdrachtgegevens van het
internet worden gedownload (zie handleiding "elektronica").
Opgelet:
Alle toepassingstechnische instellingen moeten opnieuw worden
ingevoerd. Daarom moet u na het vervangen van de elektronica een
nieuwe inbedrijfname uitvoeren.
Wanneer u bij de eerste inbedrijfname van de sensor de gegevens
van de parametrering heeft opgeslagen, kunt u deze weer naar de
vervangende elektronica overdragen. Een nieuwe inbedrijfname is
dan niet meer nodig.
8.5 Software-update
Een update van de instrumentsoftware is op de volgende manieren
mogelijk:
Interface-adapter VEGACONNECT
HART-signaal
Bluetooth
Daarvoor zijn afhankelijk van de manier de volgende componenten
nodig:
Instrument
Voedingsspanning
Interface-adapter VEGACONNECT
Display- en bedieningsmodule PLICSCOM met Bluetooth-functie
PC met PACTware/DTM en Bluetooth-USB-adapter
Actuele instrumentsoftware als bestand
De actuele instrumentsoftware en gedetailleerde informatie overr de
procedure vindt u in het downloadgedeelte van www.vega.com.
De informatie voor de installatie is in het download-bestand opgeno-
men.
Opgelet:
Instrumenten met toelatingen kunnen aan bepaalde softwareversies
zijn gebonden. Waarborg daarbij, dat bij een software-update de
toelating actief blijft.
Gedetailleerde informatie vindt u in het downloadgedeelte van
www.vega.com.
66
8 Diagnose en service
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
8.6 Procedure in geval van reparatie
De volgende procedure heeft alleen betrekking op de sensor. Wan-
neer een reparatie van de stralingsbronhouder noodzakelijk mocht
zijn, vindt u de bijbehorende instructies in de handleiding van de
stralingsbronhouder.
Een formulier voor retourzenden van het instrument en gedetailleerde
informatie over de procedure vindt u in het downloadgedeelte van
www.vega.com
U helpt on zo, de reparatie snel en zonder tijdverlies vanwege vragen
uit te voeren.
Wanneer een reparatie nodig is, gaat u als volgt te werk:
Omschrijving van de opgetreden storing.
Het instrument schoonmaken en goed inpakken
Hetingevuldeformuliereneventueeleenveiligheidsspecicatie-
blad buiten op de verpakking aanbrengen.
Vraag het adres voor de retourzending op bij uw vertegenwoordi-
ging. Deze vindt u op onze homepage www.vega.com.
67
9 Demonteren
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
9 Demonteren
9.1 Demontagestappen
Waarschuwing:
Let voor het demonteren goed op gevaarlijke procesomstandigheden
zoals bijvoorbeeld druk in de tank of leiding, hoge temperaturen,
agressieve of toxische media enz.
Houdt de hoofdstukken "Monteren" en "Op de voedingsspanning
aansluiten" aan en voer de daar genoemde handelingen uit in omge-
keerde volgorde.
9.2 Afvoeren
Het instrument bestaat uit materialen die door gespecialiseerde recy-
clingbedrijven weer kunnen worden hergebruikt. Wij hebben daarom
de elektronica eenvoudig demonteerbaar ontworpen en gebruiken
recyclebare materialen.
WEEE-richtlijn
Het instrument valt niet onder de EU-WEEE-richtlijn. Conform artikel 2
van deze richtlijn zijn elektrische en elektronische apparaten daarvan
uitgezonderd, wanneer deze onderdeel van een ander apparaat zijn,
dat niet onder het geldigheidsgebied van de richtlijn valt. Dit zijn o.a.
vaste industriële installaties.
Voer het apparaat direct via een gespecialiseerde recyclingbedrijf af
en gebruik daarvoor niet de gemeentelijke afvalverwerking.
Wanneer u niet de mogelijkheid heeft, het ouder instrument goed af te
voeren, neem dan met ons contact op voor terugname en afvoer.
68
10 Bijlage
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
10 Bijlage
10.1 Technische gegevens
Aanwijzing voor gecerticeerde instrumenten
Voorgecerticeerdeinstrumenten(bijv.metEx-certicering)geldendetechnischespecicatiesin
de bijbehorende, meegeleverde veiligheidsinstructies. Deze kunnen bijv. bij de procesomstandig-
hedenofdevoedingsspanningvandehiergenoemdespecicatiesafwijken.
Alle toelatingsdocumenten kunnen worden gedownload van onze homepage.
Algemene specicaties
316L komt overeen met 1.4404 of 1.4435
Materialen, niet in aanraking met medium
Ʋ Detectorbuis 316L
Ʋ Scintillatiemateriaal PVT (polyvinyltolueen)
Ʋ Gietaluminium behuizing Gietaluminium AlSi10Mg, poedergecoat (Basis: polyes-
ter)
Ʋ RVS-behuizing 316L
Ʋ Afdichting tussen behuizing en deksel
behuizing
NBR (RVS-behuizing, gietwerk), siliconen (aluminium
behuizing)
Ʋ Kijkglas in deksel behuizing (optie) Polycarbonaat
Ʋ Aardklem 316L
Ʋ Kabelwartel PA, roestvast staal, messing
Ʋ Afdichting kabelwartel NBR
Ʋ Afsluitplug kabelwartel PA
Ʋ Meetframe (optie) Staal verzinkt, edelstaal
Ʋ Klemstukken (DIN 3015, deel 1) PA (polyamide)
Procesaansluitingen
Ʋ Bevestigingsstrips ø 9 mm (0.35 in), gatafstand 119 mm (4.69 in)
Gewicht
Ʋ Aluminium behuizing, met elektronica 3,4 kg (7.5 lbs) + meetbuis
Ʋ RVS-behuizing met elektronica 8,36 kg (18.43 lbs) + meetbuis
Ʋ Meetbuis 7,1 kg/m (4.77 lbs/ft)
Ʋ Meetframe (optie) 28 … 72 kg (62 … 159 lbs)
5)
Breedte transportband (zie tabel) 500 … 2800 mm (19.7 … 110 in)
Max. aandraaimoment montageschroeven
Ʋ Bevestigingsstrips op sensorhuis 15 Nm (11.1 lbf ft), roestvast staal A4-70
Max. aandraaimoment voor NPT-kabelwartels en conduit-buizen
Ʋ Aluminium/RVS-behuizing 50 Nm (36.88 lbf ft)
5)
Voor meetbreedte 500 … 2800 mm (19,7 … 110 in)
69
10 Bijlage
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Ingangsgrootheden
Analoge ingang
Ʋ Soort ingang 4 … 20 mA, passief
Ʋ Interne belasting 250Ω
Schakelingang
Ʋ Ingangstype - NPN (open collector) 10 mA
Ʋ Ingangstype - relaiscontact 100 mA
Ʋ Frequentie 0 … 10000 Hz
Meeteenheid De meetgrootheid is de intensiteit van de gammastraling
van een isotoop. Wanneer de intensiteit van de straling
bijv. door toenemende belading van de transportband
afneemt, verandert de meetwaarde van de WEIGHTRAC
31 proportioneel met de belading.
E
C
B
D
A
L
Fig. 40: Data betreende ingangsgrootheid
A Maximale transportbandbreedte
B Totale breedte - dwarsdrager
C Binnenwerkse breedte (binnenmaat) - meetframe
D Totaalhoogte - meetframe
E Binnenwerkse hoogte (binnenmaat) - meetframe
L Lengte van de detector (instrumentlengte)
70
10 Bijlage
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Afmetingen/meetframe (optie)
A B C D E L
500 mm
(19.68 in)
880 mm
(34.65 in)
635 mm (25 in) 500 mm
(19.68 in)
435 mm
(17.13 in)
610 mm (24 in)
800 mm (31.5 in) 1175 mm
(46.26 in)
948 mm
(37.32 in)
770 mm
(30.32 in)
705 mm
(27.76 in)
1000 mm
(39.37 in)
1000 mm
(39.37 in)
1370 mm
(53.94 in)
1143 mm (45 in) 1000 mm
(39.37 in)
935 mm
(36.81 in)
1219 mm (48 in)
1200 mm
(47.24 in)
1570 mm
(61.81 in)
1343 mm
(52.87 in)
1180 mm
(46.46 in)
1115 mm
(43.9 in)
1500 mm
(59.06 in)
1600 mm (63 in) 1960 mm
(77.17 in)
1733 mm
(68.23 in)
1550 mm
(61.02 in)
1485 mm
(58.46 in)
1829 mm (72 in)
2000 mm
(78.74 in)
2450 mm
(96.46 in)
2223 mm
(87.52 in)
1970 mm
(77.56 in)
1905 mm (75 in) 2500 mm
(98.43 in)
2400 mm
(94.49 in)
2826 mm
(111.26 in)
2599 mm
(102.32 in)
2357 mm
(92.8 in)
2292 mm
(90.24 in)
2743 mm
(107.99 in)
2800 mm
(110.24 in)
3198 mm
(125.91 in)
2971 mm
(116.97 in)
2775 mm
(109.25 in)
2710 mm
(106.69 in)
3000 mm
(118.11 in)
Meetbreedte (L) 610 … 3000 mm (24 … 118 in)
Uitgangsgrootheid/Massastroommeting
Uitgangssignalen 4 … 20 mA/HART - actief; 4 … 20 mA/HART - passief
Bereik van het uitgangssignaal 3,8 … 20,5 mA/HART
Klemmenspanning passief 9 … 30 V DC
Kortsluitbeveiliging Aanwezig
Potentiaalscheiding Aanwezig
Signaalresolutie 0,3 µA
Uitvalsignaal stroomuitgang (instelbaar) 22 mA, < 3,6 mA
Max. uitgangsstroom 22 mA
Startstroom ≤3,6mA
Last
Ʋ 4 … 20 mA/HART - actief <500Ω
Ʋ 4 … 20 mA/HART - intrinsiekveilig <300Ω
Demping (63 % van de ingangsgroot-
heid)
1 … 1200 s, instelbaar
HART-uitgangswaarde
Ʋ PV (Primary Value) Massastroom
Ʋ SV (Secondary Value) Elektronicatemperatuur
Ʋ TV (Third Value) Belading (bijv. in kg/m)
Ʋ FV (Quaternary Value) Bandsnelheid
Relaisuitgang
Uitgang Relaisuitgang (SPDT), potentiaalvrij omschakelcontact
71
10 Bijlage
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Schakelspanning max. 253 V AC/DC
Bij stroomcircuits > 150 V AC/DC moeten de relaiscon-
tacten zich in hetzelfde circuit bevinden.
Schakelstroom max. 3 A AC (cos phi > 0,9), 1 A DC
Schakelvermogen
Ʋ Min. 50 mW
Ʋ Max. 750 VA AC, 40 W DC (bei U < 40 V DC)
Wanneer inductieve lasten of hogere stromen worden
geschakeld, wordt de goudlaag op de relaiscontactvlak-
ken permanent beschadigd. Het contact is daarna niet
meer geschikt voor het schakelen van signaalcircuits.
Contactmateriaal (relaiscontacten) AgNi of AgSnO2 met telkens 3 µm verguld
Transistoruitgang
Uitgang Potentiaalvrije transistoruitgang, permanent kortsluitvast
Belastingsstroom < 400 mA
Spanningsval < 1 V
Schakelspanning < 55 V DC
Sperstroom < 10 µA
Meetnauwkeurigheid (volgens DIN EN 60770-1)
Procesreferentie-omstandigheden conform DIN EN 61298-1
Ʋ Temperatuur +18 … +30 °C (+64 … +86 °F)
Ʋ Relatieve luchtvochtigheid 45 … 75 %
Ʋ Luchtdruk 860 … 1060 mbar/86 … 106 kPa (12.5 … 15.4 psig)
Nietherhaalbaarheid 1 % van de meetbereikeindwaarde
Meetafwijking bij stortgoederen De waarden zijn afhankelijk van de kwaliteit van de
linearisering
Meetafwijking onder EMC-invloed ≤1%
Invloeden op de meetnauwkeurigheid
Specicaties gelden ook voor de stroomuitgang
Temperatuurdrift - stroomuitgang ±0,03 %/10 K gerelateerd aan het 16 mA-bereik
max. ±0,3 %
Afwijking op de stroomuitgang door
analoog-digitaal omvorming
<±15 µA
Afwijking op stroomuitgang door sterke,
hoogfrequente elektromagnetische in-
strooiingen in het kader van de EN 61326
<±150 µA
Meetkarakteristieken en specicaties
Sprongantwoordtijd
6)
≤5s(bijdemping1s)
6)
Tijdsperiode na sprongsgewijze verandering van de meetafstand met max. 0,5 m bij vloeistoftoepassingen,
max. 2 m bij stortgoedtoepassingen, tot het uitgangssignaal voor de eerste keer 90% van de stabiele waarde
heeft aangenomen (IEC 61298-2).
72
10 Bijlage
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Omgevingscondities
Opslag- en transporttemperatuur -40 … +60 °C (-40 … +140 °F)
Procescondities
Voordeprocesomstandighedenmoetenbovendiendespecicatiesopdetypeplaatwordenaan-
gehouden. De lagere waarde geldt.
Procesdruk Drukloos
Procestemperatuur (gemeten aan detec-
tiebuis)
-40 … +60 °C (-40 … +140 °F)
Trillingsongevoeligheid - sensor
7)
Mechanische trillingen tot 1 g in het frequentiegebied
van 5 … 200 Hz
Trillingsongevoeligheid - in meetframe
ingebouwd
Mechanische trillingen tot 1 g in het frequentiegebied
van 5 … 200 Hz
Elektromechanische specicaties - uitvoering IP66/IP67
Opties voor de kabelinstallatie
Ʋ Kabelinvoer M20 x 1,5; ½ NPT
Ʋ Kabelwartel M20 x 1,5; ½ NPT (kabeldiameter zie tabel onder)
Ʋ Blindplug M20 x 1,5; ½ NPT
Ʋ Afsluitkap ½ NPT
Materiaal ka-
belwartel
Materiaal af-
dichting
Kabeldiameter
4,5 … 8,5 mm 5 … 9 mm 6 … 12 mm 7 … 12 mm 10 … 14 mm
PA NBR
Messing, ver-
nikkeld
NBR
RVS NBR
Aderdiameter (veerkrachtklemmen)
Ʋ Massieve ader, litze 0,2 … 2,5 mm² (AWG 24 … 14)
Ʋ Litze met adereindhuls 0,2 … 1,5 mm² (AWG 24 … 16)
Geïntegreerde klok
Datumformaat Dag.Maand.Jaar
Tijdformaat 12 h/24 h
Tijdzone af fabriek CET
Max. gangafwijking 10,5 min/jaar
Extra uitgangsgrootheid - elektronicatemperatuur
Uitsturen van de temperatuurwaarde
Ʋ Analoog Via de stroomuitgang
Ʋ Digitaal Via het digitale uitgangssignaal (afhankelijk van de
uitvoering van de elektronica)
Bereik -40 … +50 °C (-40 … +122 °F)
7)
Getest conform de richtlijnen van de Germanischen Lloyd, GL-karakteristiek 2.
73
10 Bijlage
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Resolutie < 0,1 K
Nauwkeurigheid ±5 K
Voedingsspanning
Bedrijfsspanning 20 … 72 V DC of 20 … 253 V AC, 50/60 Hz
Ompoolbeveiliging Aanwezig
Max. opgenomen vermogen 6 VA (AC); 4 W (DC)
Elektrische veiligheidsmaatregelen
Beschermingsklasse, afhankelijk van
huisuitvoering
IP66/IP67 (NEMA Type 4X)
8)
Overspanningscategorie De voeding kan op netten met overspanningscategorie
III worden aangesloten
Veiligheidsklasse I
10.2 Afmetingen
De volgende maattekeningen geven slechts een deel van de mogelijke uitvoeringen weer. Gedetail-
leerde maattekeningen kunnen via www.vega.com/downloads en "Tekeningen" worden gedown-
load.
8)
Voorwaarde voor het behouden van de beschermingsklasse is een passende kabel.
74
10 Bijlage
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Aluminium of RVS-behuizing
242,5 mm (9.55")
54,5 mm
(2.15")
9 mm
(0.35")
9 mm
(0.35")
175
mm
(6.89")
90
mm
(3.54")
100
mm
(3.94")
143,5
mm
(5.65")
169
mm
(6.65")
116,5
mm
(4.59")
119
mm
(4.69")
M20x1,5/
½ NPT
Fig. 41: Aluminium behuizing resp. rvs-behuizing (jngietwerk)
75
10 Bijlage
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
WEIGHTRAC 31
22 mm
(0.87")
36 mm
(1.42")
ø 76,2
mm
(3")
L
242,5 mm (9.55")
Fig. 42: WEIGHTRAC 31
L Meetbreedte
76
10 Bijlage
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
WEIGHTRAC 31 ingebouwd in meetframe (optie)
30 mm
(1.81")
30 mm
(1.81")
70 mm
(2.76")
70 mm
(2.76")
E
122 mm
(4.80")
C
B
D
136 mm
(5.35")
A
L
Fig. 43: WEIGHTRAC 31 in het meetframe met stralingsbronhouder SHLD-1 (afzonderlijk bestelbaar)
A Maximale transportbandbreedte
B Totale breedte - dwarsdrager
C Binnenwerkse breedte (binnenmaat) - meetframe
D Totaalhoogte - meetframe
E Binnenwerkse hoogte (binnenmaat) - meetframe
L Meetbreedte (lengte van de detector)
Afmetingen/meetframe (optie)
A B C D E L
500 mm
(19.68 in)
880 mm
(34.65 in)
635 mm (25 in) 500 mm
(19.68 in)
435 mm
(17.13 in)
610 mm (24 in)
800 mm (31.5 in) 1175 mm
(46.26 in)
948 mm
(37.32 in)
770 mm
(30.32 in)
705 mm
(27.76 in)
1000 mm
(39.37 in)
1000 mm
(39.37 in)
1370 mm
(53.94 in)
1143 mm (45 in) 1000 mm
(39.37 in)
935 mm
(36.81 in)
1219 mm (48 in)
1200 mm
(47.24 in)
1570 mm
(61.81 in)
1343 mm
(52.87 in)
1180 mm
(46.46 in)
1115 mm
(43.9 in)
1500 mm
(59.06 in)
1600 mm (63 in) 1960 mm
(77.17 in)
1733 mm
(68.23 in)
1550 mm
(61.02 in)
1485 mm
(58.46 in)
1829 mm (72 in)
2000 mm
(78.74 in)
2450 mm
(96.46 in)
2223 mm
(87.52 in)
1970 mm
(77.56 in)
1905 mm (75 in) 2500 mm
(98.43 in)
77
10 Bijlage
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
A B C D E L
2400 mm
(94.49 in)
2826 mm
(111.26 in)
2599 mm
(102.32 in)
2357 mm
(92.8 in)
2292 mm
(90.24 in)
2743 mm
(107.99 in)
2800 mm
(110.24 in)
3198 mm
(125.91 in)
2971 mm
(116.97 in)
2775 mm
(109.25 in)
2710 mm
(106.69 in)
3000 mm
(118.11 in)
78
10 Bijlage
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
10.3 Industrieel octrooirecht
VEGA product lines are global protected by industrial property rights. Further information see
www.vega.com.
VEGA Produktfamilien sind weltweit geschützt durch gewerbliche Schutzrechte.
Nähere Informationen unter www.vega.com.
Les lignes de produits VEGA sont globalement protégées par des droits de propriété intellectuel-
le. Pour plus d'informations, on pourra se référer au site www.vega.com.
VEGA lineas de productos están protegidas por los derechos en el campo de la propiedad indu-
strial. Para mayor información revise la pagina web www.vega.com.
Линии продукции фирмы ВЕГА защищаются по всему миру правами на интеллектуальную
собственность. Дальнейшую информацию смотрите на сайте www.vega.com.
VEGA系列产品在全球享有知识产权保护。
进一步信息请参见网站<www.vega.com
10.4 Handelsmerken
Alle gebruikte merken en handels- en bedrijfsnamen zijn eigendom van hun rechtmatige eigenaar/
auteur.
79
INDEX
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
INDEX
A
Aansluitstappen 26
Aansluittechniek 25
Aanwijsformaat 38
Aanwijswaarde 38
Aarding 25
Achtergrondstraling 49, 54
Afscherming 25
Alarm externe straling 48
B
Band-/schroefsnelheid 46
Basismontageset 10
Bediening
Systeem 35
Bediening blokkeren 37
C
Controlegebied 12
D
Demping 51
E
Eenheid bandsnelheid 46
Eenheid van de pulsrate 39
Elektronica 39
F
Formulier retourzenden instrument 66
Foutmeldingen 60
G
Gammamodulator 11
Gebruikstoestemming 12
H
Hitte 21
I
Inbedrijfname-assistent 44
Inbouwpositie 14
Ingang 46
Inregelgegevens 39
Inregeling 50, 54
Instrumentkenmerken 40
Instrumentnaam 40
Instrumentstatus 39
Isotoop 44
Co-60 44
Cs-137 44
K
Kabelinvoer 14, 24
Kabelwartel 14, 24
Kalibratiedatum 40
L
Linearisatie 37, 55
M
Meetframe 10, 16
Montagetoebehoren 10
N
NAMUR NE 107
Failure 61
Function check 63
Maintenance 63
Outofspecication63
Nulrate 40
P
Potentiaalvereening25
Processnelheid 49
R
Referentieabsorber 10
Relais 52
Reparatie 66
Reserve-onderdelen
Elektronica 10
Reset 58
S
Schaalverdeling 46
Service-hotline 64
Signaal controleren 63
Simulatie 40
Sleepaanwijzer 39
Statusmeldingen 60
Storing
Oplossen 63
Storingen verhelpen 63
Stralingsbescherming 12
Stralingsbron 44
Stralingsbronhouder 11
Stroomuitgang min./max. 52
T
Taal 38
80
INDEX
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Tachometer 10
Tachometer Bandsnelheid Snelheid 31
Toebehoren 10
Display- en bedieningsmodule 10
Externe display- en bedieningseenheid 10
Gammamodulator 11
Toepassing 36, 37, 44
Totaalteller 53
Totalisatie 48
Typeplaat 7
U
Uitvoering instrument 40
V
Veiligheidsklasse 24
Verantwoordelijke voor de stralingsbescherming
12
Verbindingskabel 24
Voedingsspanning 24, 73
W
Waterkoeling 21
Werkingsprincipe 9
81
Notes
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
82
Notes
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
83
Notes
WEIGHTRAC 31 • Vierdraads 4 … 20 mA/HART
42374-NL-200708
Printing date:
VEGA Grieshaber KG
Am Hohenstein 113
77761 Schiltach
Germany
42374-NL-200708
De gegevens omtrent leveromvang, toepassing, gebruik en bedrijfsomstandighe-
den van de sensoren en weergavesystemen geeft de stand van zaken weer op het
moment van drukken.
Wijzigingen voorbehouden
© VEGA Grieshaber KG, Schiltach/Germany 2020
Phone +49 7836 50-0
Fax +49 7836 50-201
www.vega.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84

Vega WEIGHTRAC 31 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor