Vega POINTRAC 31 Handleiding

Type
Handleiding
Handleiding
Radiometrische sensor voor
niveausignalering
POINTRAC 31
Vierdraads 8/16 mA/HART
Document ID: 39411
2
Inhoudsopgave
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Inhoudsopgave
1 Over dit document ................................................................................................................... 4
1.1 Functie ............................................................................................................................. 4
1.2 Doelgroep ........................................................................................................................ 4
1.3 Gebruikte symbolen ......................................................................................................... 4
2 Voor uw veiligheid .................................................................................................................... 5
2.1 Geautoriseerd personeel .................................................................................................. 5
2.2 Correct gebruik ................................................................................................................. 5
2.3 Waarschuwing voor misbruik ............................................................................................ 5
2.4 Algemene veiligheidsinstructies ....................................................................................... 5
2.5 EU-conformiteit ................................................................................................................ 6
2.6 NAMUR-aanbevelingen ................................................................................................... 6
2.7 Milieuvoorschriften ........................................................................................................... 6
3 Productbeschrijving ................................................................................................................ 7
3.1 Constructie ....................................................................................................................... 7
3.2 Werking ............................................................................................................................ 8
3.3 Verpakking, transport en opslag ....................................................................................... 8
3.4 Toebehoren ...................................................................................................................... 9
3.5 Bijbehorende stralingsbronhouder ................................................................................. 11
4 Monteren ................................................................................................................................. 13
4.1 Algemene instructies ...................................................................................................... 13
4.2 Montage-instructies ........................................................................................................ 14
5 Op de voedingsspanning aansluiten ................................................................................... 20
5.1 Aansluiting voorbereiden ................................................................................................ 20
5.2 Aansluiting ..................................................................................................................... 23
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule ................................................... 27
6.1 Aanwijs- en bedieningsmodule inzetten ......................................................................... 27
6.2 Bedieningssysteem ........................................................................................................ 28
6.3 Parametrering ................................................................................................................. 29
6.4 Opslaan van de parameters ........................................................................................... 40
7 In bedrijf nemen met PACTWARE ......................................................................................... 41
7.1 De PC aansluiten ........................................................................................................... 41
7.2 Parametrering met PACTware ......................................................................................... 42
7.3 Opslaan van de parameters ........................................................................................... 43
8 In bedrijf nemen met andere systemen ............................................................................... 44
8.1 DD-bedieningsprogramma's .......................................................................................... 44
8.2 Field Communicator 375, 475 ........................................................................................ 44
9 Diagnose en service .............................................................................................................. 45
9.1 Onderhoud ..................................................................................................................... 45
9.2 Statusmeldingen ............................................................................................................ 45
9.3 Storingen oplossen ........................................................................................................ 48
9.4 Elektronica vervangen .................................................................................................... 49
9.5 Software-update ............................................................................................................. 49
9.6 Procedure in geval van reparatie .................................................................................... 50
10 Demonteren ............................................................................................................................ 51
3
Inhoudsopgave
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
10.1 Demontagestappen ........................................................................................................ 51
10.2 Afvoeren ......................................................................................................................... 51
11 Bijlage ..................................................................................................................................... 52
11.1 Technische gegevens ..................................................................................................... 52
11.2 Afmetingen ..................................................................................................................... 56
11.3 Industrieel octrooirecht ................................................................................................... 61
11.4 Handelsmerken .............................................................................................................. 61
Veiligheidsinstructies voor Ex-omgeving
Let bij Ex-toepassingen op de Ex-specieke veiligheidsinstructies.
Deze worden met elk instrument met Ex-toelating als document mee-
geleverd en zijn bestanddeel van de handleiding.
Uitgave: 2020-05-12
4
1 Over dit document
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
1 Over dit document
1.1 Functie
Deze handleiding geeft u de benodigde informatie over de montage,
aansluiting en inbedrijfname en bovendien belangrijke instructies voor
het onderhoud, het oplossen van storingen, het vervangen van onder-
delen en de veiligheid van de gebruiker. Lees deze daarom door voor
de inbedrijfname en bewaar deze handleiding als onderdeel van het
product in de directe nabijheid van het instrument.
1.2 Doelgroep
Deze handleiding is bedoeld voor opgeleid vakpersoneel. De inhoud
van deze handleiding moet voor het vakpersoneel toegankelijk zijn en
worden toegepast.
1.3 Gebruikte symbolen
Document ID
Dit symbool op de titelpagina van deze handleiding verwijst naar de
Document-ID. Door invoer van de document-ID op www.vega.com
komt u bij de document-download.
Informatie, aanwijzing, tip: dit symbool markeert nuttige aanvullen-
de informatie en tips voor succesvol werken.
Opmerking: dit symbool markeert opmerkingen ter voorkoming van
storingen, functiefouten, schade aan instrument of installatie.
Voorzichtig: niet aanhouden van de met dit symbool gemarkeerde
informatie kan persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
Waarschuwing: niet aanhouden van de met dit symbool gemar-
keerde informatie kan ernstig of dodelijk persoonlijk letsel tot gevolg
hebben.
Gevaar: niet aanhouden van de met dit symbool gemarkeerde infor-
matie heeft ernstig of dodelijk persoonlijk letsel tot gevolg.
Ex-toepassingen
Dit symbool markeert bijzondere instructies voor Ex-toepassingen.
Lijst
De voorafgaande punt markeert een lijst zonder dwingende volgorde.
1 Handelingsvolgorde
Voorafgaande getallen markeren opeenvolgende handelingen.
Afvoeren batterij
Dit symbool markeert bijzondere instructies voor het afvoeren van
batterijen en accu's.
5
2 Voor uw veiligheid
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
2 Voor uw veiligheid
2.1 Geautoriseerd personeel
Alle in deze documentatie beschreven handelingen mogen alleen
door opgeleid en door de eigenaar van de installatie geautoriseerd
vakpersoneel worden uitgevoerd.
Bij werkzaamheden aan en met het instrument moet altijd de beno-
digde persoonlijke beschermende uitrusting worden gedragen.
2.2 Correct gebruik
De POINTRAC 31 is een sensor voor niveausignalering.
Gedetailleerde informatie over het toepassingsgebied is in hoofdstuk
"Productbeschrijving" opgenomen.
De bedrijfsveiligheid van het instrument is alleen bij correct gebruik
conform de specicatie in de gebruiksaanwijzing en in de evt. aanvul-
lende handleidingen gegeven.
2.3 Waarschuwing voor misbruik
Bij ondeskundig of verkeerd gebruik kunnen van dit product toepas-
singsspecieke gevaren uitgaan, zoals bijvoorbeeld overlopen van de
tank door verkeerde montage of instelling. Dit kan materiële, persoon-
lijke of milieuschade tot gevolg hebben. Bovendien kunnen daardoor
de veiligheidsspecicaties van het instrument worden beïnvloed.
2.4 Algemene veiligheidsinstructies
Het instrument voldoet aan de laatste stand van de techniek rekening
houdend met de geldende voorschriften en richtlijnen. Het mag alleen
in technisch optimale en bedrijfsveilige toestand worden gebruikt. De
exploitant is voor het storingsvrije bedrijf van het instrument verant-
woordelijk. Bij gebruik in agressieve of corrosieve media, waarbij een
storing van het instrument tot een gevaarlijke situatie kan leiden, moet
de exploitant door passende maatregelen de correcte werking van
het instrument waarborgen.
Door de gebruiker moeten de veiligheidsinstructies in deze handlei-
ding, de nationale installatienormen en de geldende veiligheidsbepa-
lingen en ongevallenpreventievoorschriften worden aangehouden.
Ingrepen anders dan die welke in de handleiding zijn beschreven mo-
gen uit veiligheids- en garantie-overwegingen alleen door personeel
worden uitgevoerd, dat daarvoor door de fabrikant is geautoriseerd.
Eigenmachtige ombouw of veranderingen zijn uitdrukkelijk verboden.
Uit veiligheidsoverwegingen mogen alleen de door de fabrikant goed-
gekeurde toebehoren worden gebruikt.
Om gevaren te vermijden moeten de op het instrument aangebrachte
veiligheidssymbolen en -instructies worden aangehouden.
Dit meetsysteem gebruikt gammastraling. Houd daarom de instructies
betreend stralingsbescherming in het hoofdstuk "Productbeschrij-
ving" aan. Alle werkzaamheden aan de stralingsbeschermingshouder
6
2 Voor uw veiligheid
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
mogen alleen onder toezicht van een overeenkomstig opgeleide
stralingsbeveiligingsdeskundige worden uitgevoerd.
2.5 EU-conformiteit
Het instrument voldoet aan de wettelijke eisen uit de geldende
EU-richtlijnen. Met de CE-markering bevestigen wij de conformiteit
van het instrument met deze richtlijnen.
De EU-conformiteitsverklaring vindt u op onze homepage.
Elektromagnetische compatibiliteit
Instrumenten in vierdraads- of Ex-d-ia-uitvoering zijn bedoeld voor
gebruik in industriële omgeving. Daarbij moet rekening worden
gehouden met kabelgebonden en afgestraalde storingsgrootheden,
zoals gebruikelijk is bij een instrument klasse A conform EN 61326-1.
Wanneer het apparaat in een andere omgeving moet worden toe-
gepast, dan moet de elektromagnetische compatibiliteit met andere
instrumenten via daarvoor geschikte maatregelen worden gewaar-
borgd.
2.6 NAMUR-aanbevelingen
Namur is de belangenvereniging automatiseringstechniek binnen de
procesindustrie in Duitsland. De uitgegeven NAMUR-aanbevelingen
gelden als norm voor de veldinstrumentatie.
Het instrument voldoet aan de eisen van de volgende NAMUR-aan-
bevelingen:
NE 21 – elektromagnetische compatibiliteit van bedrijfsmaterieel
NE 43 – signaalniveau voor uitvalinformatie van meetversterkers
NE 53 – compatibiliteit van veldinstrumenten en aanwijs-/bedie-
ningscomponenten
NE 107 – Zelfbewaking en diagnose van veldinstrumenten
Zie voor meer informatie www.namur.de.
2.7 Milieuvoorschriften
De bescherming van de natuurlijke levensbronnen is een van de be-
langrijkste taken. Daarom hebben wij een milieumanagementsysteem
ingevoerd met als doel, de bedrijfsmatige milieubescherming con-
stant te verbeteren. Het milieumanagementsysteem is gecerticeerd
conform DIN EN ISO 14001.
Help ons, te voldoen aan deze eisen en houdt rekening met de mi-
lieu-instructies in deze handleiding.
Hoofdstuk "Verpakking, transport en opslag"
Hoofdstuk "Afvoeren"
7
3 Productbeschrijving
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
3 Productbeschrijving
3.1 Constructie
De typeplaat bevat de belangrijkste gegevens voor de identicatie en
toepassing van het instrument:
2
9
10
4
5
3
6
7
8
9
1
Fig. 1: Opbouw van de typeplaat (voorbeeld)
1 Instrumenttype
2 Productcode
3 Elektronica
4 Beschermingsgraad
5 Proces- en omgevingstemperatuur, procesdruk
6 Instrumentlengte
7 Hard- en softwareversie
8 Opdrachtnummer
9 Serienummer van het instrument
10 ID-nummers instrumentdocumentatie
De typeplaat bevat het serienummer van het instrument. Daarmee
kunt u via onze homepage de volgende gegevens van het instrument
vinden:
Productcode (HTML)
Leveringsdatum (HTML)
Opdrachtspecieke instrumentkenmerken (HTML)
Handleiding en beknopte handleiding op het tijdstip van uitlevering
(PDF)
Opdrachtspecieke sensorspecicaties voor vervangen elektro-
nica (XML)
Testcerticaat (PDF) - optie
Ga naar "www.vega.com" en voer in het zoekveld het serienummer
van uw instrument in.
Als alternatief kunt u de gegevens opzoeken via uw smartphone.
VEGA Tools-app uit de "Apple App Store" of de
"Google Play Store" downloaden
DataMatrixcode op de typeplaat van het instrument scannen of
Serienummer handmatig in de app invoeren
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende instrumentuitvoerin-
gen:
Typeplaat
Serienummer - instru-
ment zoeken
Geldigheid van deze
handleiding
8
3 Productbeschrijving
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Hardware vanaf 1.0.6
Software vanaf 2.1.0
Het instrument wordt met verschillende elektronica-uitvoeringen
geleverd. De telkens aanwezige uitvoering kan worden afgelezen via
de productcode op de typeplaat:
Standaard elektronica type PROTRACH-XX
De levering bestaat uit:
Radiometrische sensor
Montagetoebehoren
Documentatie
Bluetooth-module (optie)
Deze gebruiksaanwijzing
Ex-specieke "Veiligheidsinstructies" (bij Ex-uitvoeringen)
Evt. andere certicaten
3.2 Werking
Het instrument is geschikt voor toepassingen in vloeistoen en
stortgoederen in tanks onder moeilijke procesomstandigheden. De
toepassingsmogelijkheden liggen binnen praktisch alle industriële
branches.
Het niveau wordt contactloos door de tankwand heen gesignaleerd. U
heeft geen procesaansluiting of opening in de tank nodig. Het instru-
ment is daardoor ideaal geschikt voor installatie achteraf.
Bij de radiometrische meting zendt een Cesium-137- of Ko-
balt-60-isotoop gebundelde gammastraling uit, die bij het doordringen
van de tankwand en het medium wordt afgezwakt. De PVT-staafde-
tector aan de tegenoverliggende zijde van de tank ontvangt de bin-
nenkomende straling. Wanneer de intensiteit van de straling bijv. door
demping door het product onder een ingestelde waarde ligt, schakelt
de POINTRAC 31. Het meetprincipe heeft zich onder extreme proces-
omstandigheden bewezen, omdat het contactloos van buiten door
de tankwand heen meet. Het meetsysteem waarborgt maximale vei-
ligheid, betrouwbaarheid en installatiebeschikbaarheid onafhankelijk
van het medium en de eigenschappen daarvan.
3.3 Verpakking, transport en opslag
Uw instrument werd op weg naar de inbouwlocatie beschermd door
een verpakking. Daarbij zijn de normale transportbelastingen door
een beproeving verzekerd conform ISO 4180.
De instrumentverpakking bestaat uit karton; deze is milieuvriendelijke
en herbruikbaar. Bij speciale uitvoeringen wordt ook PE-schuim of
PE-folie gebruikt. Voer het overblijvende verpakkingsmateriaal af via
daarin gespecialiseerde recyclingbedrijven.
Uitvoeringen elektronica
Leveringsomvang
Toepassingsgebied
Werkingsprincipe
Verpakking
9
3 Productbeschrijving
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Het transport moet rekening houdend met de instructies op de trans-
portverpakking plaatsvinden. Niet aanhouden daarvan kan schade
aan het instrument tot gevolg hebben.
De levering moet na ontvangst direct worden gecontroleerd op volle-
digheid en eventuele transportschade. Vastgestelde transportschade
of verborgen gebreken moeten overeenkomstig worden behandeld.
De verpakkingen moeten tot aan de montage gesloten worden
gehouden en rekening houdend met de extern aangebrachte opstel-
lings- en opslagmarkeringen worden bewaard.
Verpakkingen, voor zover niet anders aangegeven, alleen onder de
volgende omstandigheden opslaan:
Niet buiten bewaren
Droog en stofvrij opslaan
Niet aan agressieve media blootstellen
Beschermen tegen directe zonnestralen
Mechanische trillingen vermijden
Opslag- en transporttemperatuur zie "Appendix - Technische
gegevens - Omgevingscondities"
Relatieve luchtvochtigheid 20 … 85 %.
Bij een gewicht van de instrumenten meer dan 18 kg (39,68 lbs) moe-
ten voor het tillen en dragen daarvoor geschikte inrichtingen worden
gebruikt.
3.4 Toebehoren
De display- en bedieningsmodule is bedoeld voor meetwaarde-indi-
catie, bediening en diagnose.
De geïntegreerde Bluetooth-module (optie) maakt de draadloze
bediening via standaard bedieningsapparaten mogelijk.
De interface-adapter VEGACONNECT maakt de koppeling van com-
municatie-apparaten op de USB-poort van een PC mogelijk.
De VEGADIS 81 is een externe display- en bedieningseenheid voor
VEGA-plics
®
-sensoren.
De VEGADIS 82 is geschikt voor meetwaarde-aanwijzing en bedie-
ning van sensoren met HART-protocol. Deze wordt in het 4 … 20 mA/
HART-signaalcircuit opgenomen.
De VEGADIS 62 is geschikt voor de meetwaarde-aanwijzing van sen-
soren. Deze wordt in de 4 … 20 mA/HART-signaalkabel opgenomen.
De elektronica PT30... is een reservedeel voor radiometrische senso-
ren POINTRAC 31.
Deze bevindt zich in de grote elektronica- en aansluitruimte.
De elektronica kan alleen door een VEGA-servicetechnicus worden
vervangen.
Transport
Transportinspectie
Opslag
Opslag- en transporttem-
peratuur
Tillen en dragen
PLICSCOM
VEGACONNECT
VEGADIS 81
VEGADIS 82
Externe aanwijseenheid
Elektronicamodule - PT30
10
3 Productbeschrijving
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
De extra elektronicamodule PROTRAC.ZE… is een reservedeel voor
radiometrische sensoren POINTRAC 31.
Deze bevindt zich in de bedienings- en aansluitruimte aan de zijkant.
De radiometrische sensor heeft temperatuurgrenzen, welke niet
mogen worden overschreden. Wanneer de maximaal toegestane
temperatuur wordt overschreden, kunnen foutmetingen en permanen-
te beschadiging van de sensor ontstaan.
U heeft meerdere mogelijkheden, te hoge omgevingstemperaturen te
vermijden:
Passieve zonwering
Directe zonnestralen verhogen de temperatuur aan de sensor met 20
°K. De beste oplossing voor het beschermen tegen de eecten van
directe zonnestralen is een geschikt dak, waarmee de sensor in de
schaduw komt te liggen.
Indien dit niet of slechts met grote inspanningen mogelijk is, kunt
u de passieve zonwering gebruiken. De passieve zonwering is een
zonnekap voor de behuizing en een zonnebeschermslang waarmee
de sensortemperatuur met 10 °K kan worden verlaagd.
Luchtkoeling
Bij omgevingstemperaturen tot +80 °C kunt u een luchtkoeling
gebruiken. De koellucht wordt met wervelstroomkoelers gegenereerd.
Controleer, of u voldoende perslucht ter beschikking heeft. Meer
informatie vindt u in de aanvullende handleiding van de luchtkoeling.
De luchtkoeling kan niet naderhand worden geïnstalleerd.
Waterkoeling
Bij omgevingstemperaturen tot +100 °C kunt u een waterkoeling
toepassen. Controleer of u voldoende gekoeld water ter beschikking
heeft. Meer informatie vindt u in de aanvullende handleiding van de
waterkoeling. De waterkoeling kan niet naderhand worden geïnstal-
leerd.
Om externe stoorstraling uit te sluiten, kunt u een gammamodulator
voor de bronhouder monteren. Daarmee is ook bij aanwezige stoor-
straling een betrouwbare meting mogelijk.
Extra elektronicamodule -
PROTRAC.ZE
Apparaatkoeling
Gammamodulator
11
3 Productbeschrijving
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Fig. 2: Gammamodulator (optie) voor een ononderbroken meting, ook bij aan-
wezige stoorstraling
1 Gammamodulator (gemonteerd op bronhouder)
Voor omgevingstemperaturen tot 120 °C (248 °C) is de gammamodu-
lator als optie ook leverbaar met waterkoeling.
Er kan een willekeurig aantal instrumenten worden gesynchroniseerd.
Om meerdere gammamodulatoren te synchroniseren, hebt u een
regelaar nodig.
3.5 Bijbehorende stralingsbronhouder
Voor het gebruik van een radiometrische meting is een stralende
isotoop in een geschikte stralingsbronhouder nodig.
Het omgaan met radioactieve stoen is wettelijk geregeld. Maatge-
vend voor het gebruik zijn de stralingsbeschermingsvoorschriften in
het land, waar de installatie wordt gebruikt.
In Duitsland geldt bijvoorbeeld de actuele "Strahlenschutzverordn-
ung" (StrlSchV) gebaseerd op de "Atomschutzgesetz" (AtG).
Voor de meting met radiometrische methoden zijn vooral de volgende
punten van belang:
Voor het gebruik van een installatie met gammastraling is een
gebruikstoestemming nodig. Deze toestemming wordt door de betref-
fende autoriteiten gegeven.
Meer informatie vindt u in de handleiding van de stralingsbronhouder.
Gebruikstoestemming
12
3 Productbeschrijving
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Bij de omgang met radioactieve preparaten moet elke onnodige
stralingsbelasting worden vermeden. Een onvermijdbare stralingsbe-
lasting moet zo klein mogelijk worden gehouden. Houd daarvoor de
volgende drie belangrijke maatregelen aan:
1 2 3
Fig. 3: Maatregelen ter bescherming tegen radioactieve straling
1 Afscherming
2 Tijd
3 Afstand
Afscherming: zorg voor een zo goed mogelijke afscherming tussen
de stralingsbron en uzelf en alle andere personen. Voor een eectieve
afscherming kunnen stralingsbronhouders (bijv. VEGASOURCE) en
alle materialen met een hoge dichtheid worden gebruikt (bijv. lood,
ijzer, beton, enz.).
Tijd: houd u zo kort mogelijk in het stralingsgebied op.
Afstand: houd een zo groot mogelijke afstand tot de stralingsbron
aan. De stralingsdosis neem kwadratisch af met de afstand tot de
stralingsbron.
De eigenaar van de installatie moet een verantwoordelijke voor de
stralingsbescherming benoemen, die de noodzakelijke vakkennis
heeft. Deze is verantwoordelijk voor de stralingsbeschermingsveror-
dening en voor alle maatregelen voor de stralingsbescherming.
Controlegebieden zijn gebieden, waarbinnen de plaatselijke dosis
een bepaalde waarde overschrijdt. Binnen deze controlegebieden
mogen alleen personen werken, bij wie een ambtelijke persoonlijke
dosisbewaking plaatsvindt. De telkens geldende grenswaarden voor
het controlegebied vindt u in de actuele richtlijn van de betreende
autoriteiten (in Duitsland is dit bijv. de stralingsbeschermingsverorde-
ning).
Voor meer informatie over stralingsbescherming en de voorschriften
in andere landen staan wij u graag ter beschikking.
Algemene informatie
betreende stralingsbe-
scherming
Verantwoordelijke voor
de stralingsbescherming
Controlegebied
13
4 Monteren
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
4 Monteren
4.1 Algemene instructies
De stralingsbronhouder is onderdeel van het meetsysteem. Voor het
geval dat de stralingsbronhouder al met een actieve isotoop is uitge-
rust, moet de stralingsbronhouder voor de montage worden gezekerd.
Gevaar:
Waarborg voor het begin van de montagewerkzaamheden, dat de
stralingsbron betrouwbaar is gesloten. Beveilig de gesloten toestand
van de stralingsbronhouder met een hangslot tegen onbedoeld
openen.
Bescherm uw instrument door de volgende maatregelen tegen het
binnendringen van vocht.
Gebruik passende aansluitkabel (zie hoofdstuk "Op de voedings-
spanning aansluiten")
Kabelwartel resp. stekkerverbinding vast aantrekken
Aansluitkabel voor kabelwartel resp. stekkerverbinding naar bene-
den toe installeren
Dit geldt vooral bij buitenmontage, in ruimten, waar met vochtigheid
rekening moet worden gehouden (bijvoorbeeld door reinigingspro-
cessen) en op gekoelde resp. verwarmde tanks.
Opmerking:
Waarborg, dat de in hoofdstuk "Technische gegevens" aangegeven
vervuilingsgraad bij de aanwezige omstandigheden past.
Opmerking:
Waarborg, dat tijdens de installatie of het onderhoud geen vocht of
vervuiling in het inwendige van het instrument terecht kan komen.
Waarborg voor het behoud van de beschermingsklasse van het in-
strument, dat de deksel van de behuizing tijdens bedrijf altijd gesloten
en eventueel geborgd is.
Opmerking:
Het instrument mag uit veiligheidsoverwegingen alleen binnen de
toegestane procesomstandigheden worden gebruikt. De specicaties
daarvan vindt u in hoofdstuk "Technische gegevens" van de handlei-
ding resp. op de typeplaat.
Waarborg voor de montage, dat alle onderdelen van het instrument
die in aanraking komen met het proces, geschikt zijn voor de optre-
dende procesomstandigheden.
Daarbij behoren in het bijzonder:
Meetactieve deel
Procesaansluiting
Procesafdichting
Procesomstandigheden zijn in het bijzonder:
Procesdruk
Stralingsbron uitscha-
kelen
Bescherming tegen voch-
tigheid
Procescondities
14
4 Monteren
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Procestemperatuur
Chemische eigenschappen van het medium
Abrasie en mechanische inwerkingen
Metrisch schroefdraad
Bij instrumentbehuizingen met metrisch schroefdraad zijn de ka-
belwartels af fabriek ingeschroefd. Deze zijn met kunststof pluggen
afgesloten als transportbeveiligingen.
U moet deze pluggen verwijderen voordat de elektrische aansluitin-
gen worden gemaakt.
NPT-schroefdraad
Bij instrumentbehuizingen met zelfafdichtende NPT-schroefdraad
kunnen de kabelwartels niet af fabriek worden ingeschroefd. De vrije
openingen van de kabeldoorvoeren zijn daarom met rode stofbe-
schermdoppen afgesloten als transportbeveiliging.
De beschermdoppen moeten voor de inbedrijfname door toegela-
ten kabelwartels worden vervangen of met geschikte blindpluggen
worden afgesloten.
De passende kabelwartels en blindpluggen worden met het instru-
ment meegeleverd.
4.2 Montage-instructies
Opmerking:
In het kader van de projectering zullen onze specialisten de omstan-
digheden van het meetpunt analyseren, om het isotoop overeenkom-
stig te dimensioneren.
U krijgt bij uw meetplaats een "Source-Sizing"-document met de be-
nodigde bronactiviteit en alle relevante specicaties voor de montage.
Naast de volgende montage-instructies moet u ook de instructies op
dit "Source-Sizing"-document aanhouden.
Zolang in het "Source-Sizing"-document niet iets anders is aangege-
ven, gelden de volgende montage-instructies.
Kabelwartels
Inbouwpositie
15
4 Monteren
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
2
1
Fig. 4: Montagepositie - niveaudetectie - uitvoering met detectorbuis
1 Inbouw verticaal
2 Montage horizontaal, dwars op tank
16
4 Monteren
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
3
2
1
Fig. 5: Montagepositie - niveaudetectie - uitvoering zonder detectorbuis
1 Horizontale inbouw
2 Inbouw verticaal
3 Montage horizontaal, dwars op tank
Opmerkingen over beperkingen en de montage van de bijbehorende
stralingsbronhouder vindt u in de handleiding van de stralingsbron-
houder, bijv. VEGASOURCE.
Voor de niveausignalering wordt de sensor in de regel horizontaal
op de hoogte van het gewenste niveau gemonteerd. Let erop, dat op
deze plaats in de tank geen verstevigingen of ribben aanwezig mogen
zijn.
Richt de stralingshoek van de stralingsbronhouder exact op het meet-
bereik van de POINTRAC 31.
Bevestig de sensoren zodanig, dat uit de houder vallen onmogelijk is.
Zorg eventueel voor een ondersteuning van de sensor naar beneden
toe.
Monteer de stralingsbronhouder zo mogelijk dicht bij de tank. Indien
toch nog openingen overblijven, maak dan met obstakels en be-
schermroosters grijpen in het gevaarlijke gebied onmogelijk.
U kunt de sensor (uitvoering met detectorbuis) met de meegeleverde
montagebeugel op uw tank monteren.
Montageklem
17
4 Monteren
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
1
2
3
4
Fig. 6: Montageklem
1 Bout M8 x 80
2 Scharnierklem
3 Detectorbuis
4 Console
1. Bepaal de exacte montagepositie van de montageklem en teken
de boringen af.
Boor de betreende gaten (max. M12) voor bevestiging van de
montageklemmen.
2. Voor montage de detectorbuis (3) in de V-vormige houder van de
console (4) plaatsen.
Trek de scharnierklem (2) conform de afbeelding door de console
(4).
Schroef de scharnierklem (2) in elkaar en trek de bout (1) aan met
een maximaal aanhaalmoment van 20 Nm (14,75 lbf/ft).
Opmerking:
De montageklemmen hebben geen bevestigingsschroeven. Kies
het bevestigingsmateriaal dat past bij de omstandigheden van uw
installatie.
Niveausignalering - maximaal niveausignalering
Voor de niveausignalering in vloeistoen of stortgoederen wordt de
POINTRAC 31 ter hoogte van het gewenste schakelpunt gemonteerd.
Sensoruitlijning
18
4 Monteren
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Fig. 7: POINTRAC 31 als maximaal niveausignalering (niet bedekt)
Niveausignalering - minimaal niveausignalering
Fig. 8: POINTRAC 31 als minimaal niveausignalering (bedekt)
19
4 Monteren
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Fig. 9: POINTRAC 31 als niveausignalering (bovenaanzicht)
Voor de niveausignalering van stortgoederen met geringe dichtheid is
de POINTRAC 31 goed geschikt. Monteer het instrument horizontaal
ter hoogte van het gewenste schakelpunt.
Monteer daarvoor de stralingsbronhouder VEGASOURCE 90° ver-
draaid, om een zo breed mogelijke stralingshoek te krijgen.
Bij bedekking door het product is de demping van de straling duidelijk
hoger, daardoor wordt het schakelpunt betrouwbaarder.
Wanneer de maximale omgevingstemperatuur wordt overschreden,
moet u geschikte maatregelen nemen, om het instrument te bescher-
men tegen oververhitting.
Daarvoor kunt u het instrument door middel van isolatie tegen hitte
beschermen of het instrument op grotere afstand van de hittebron
monteren.
Let erop, dat deze maatregelen al bij de projectering moeten worden
ingepland. Wanneer u dergelijke maatregelen naderhand wilt nemen,
neem dan contact op met onze specialisten, om de nauwkeurigheid
van de installatie niet in gevaar te brengen.
Wanneer deze maatregelen niet voldoende zijn, om de maximale om-
gevingstemperatuur aan te houden, bieden wij voor de POINTRAC 31
een water- of luchtkoeling aan.
Het koelsysteem moet ook in de berekening van de meetplaats wor-
den meegenomen. Neem contact op met onze specialisten over de
dimensionering van de koeling.
Stortgoed met geringe
dichtheid
Bescherming tegen hitte
20
5 Op de voedingsspanning aansluiten
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
5 Op de voedingsspanning aansluiten
5.1 Aansluiting voorbereiden
Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies:
De elektrische aansluiting mag alleen door opgeleide en door de
eigenaar geautoriseerde vakspecialisten worden uitgevoerd.
Indien overspanningen kunnen worden verwacht, moeten over-
spanningsbeveiligingen worden geïnstalleerd.
Waarschuwing:
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten of losmaken.
Het instrument is in dit geval in de veiligheidsklasse I uitgevoerd. Voor
het aanhouden van deze veiligheidsklasse is het absoluut noodzake-
lijk, dat de aarde op de inwendige aardklem wordt aangesloten. Let
daarbij op de nationale installatievoorschriften.
De voedingsspanning en de stroomuitgang volgen bij de vraag naar
veilige scheiding via separate aansluitkabels. Het voedingsspan-
ningsgebied kan afhankelijk van de uitvoering van het instrument
verschillen.
De specicaties betreende voedingsspanning vindt u in hoofdstuk
"Technische gegevens".
Algemene eisen
Waarborg, dat de gebruikte kabel de voor de maximaal optre-
dende omgevingstemperatuur benodigde temperatuurbestendig-
heid en brandveiligheid heeft.
Gebruik kabels met ronde doorsnede bij instrument met behuizing
en kabelwartel. Controleer voor welke kabeldiameter de kabelwar-
tel geschikt is, om de afdichtende werking van de kabelwartel te
waarborgen (IP-beschermingsklasse).
Gebruik een bij de kabeldiameter passende kabelwartel.
Niet gebruikte kabelwartels bieden onvoldoende bescherming
tegen vocht en moeten worden vervangen door blindpluggen.
Voedingsspanning
voor de voedingsspanning moet een toegelaten, drie-aderige installa-
tiekabel met PE-leider worden gebruikt.
Signaalkabel
De 8/16 mA-stroomuitgang wordt met standaard 2-aderige kabel
zonder afscherming aangesloten. Indien elektromagnetische instrooi-
ingen worden verwacht, die boven de testwaarden van de EN 61326
voor industriële omgeving liggen, moet afgeschermde kabel worden
gebruikt.
Metrisch schroefdraad
Bij instrumentbehuizingen met metrisch schroefdraad zijn de ka-
belwartels af fabriek ingeschroefd. Deze zijn met kunststof pluggen
afgesloten als transportbeveiligingen.
Veiligheidsinstructies
Voedingsspanning via
netspanning
Aansluitkabel kiezen
Kabelwartels
21
5 Op de voedingsspanning aansluiten
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
U moet deze pluggen verwijderen voordat de elektrische aansluitin-
gen worden gemaakt.
NPT-schroefdraad
Bij instrumentbehuizingen met zelfafdichtende NPT-schroefdraad
kunnen de kabelwartels niet af fabriek worden ingeschroefd. De vrije
openingen van de kabeldoorvoeren zijn daarom met rode stofbe-
schermdoppen afgesloten als transportbeveiliging.
U moet deze beschermkappen voor de inbedrijfstelling vervangen
door toegelaten kabelwartels of afsluiten met geschikte blindpluggen.
Niet gebruikte kabelwartels bieden geen voldoende bescherming
tegen vocht en moeten door blindpluggen worden vervangen.
De passende kabelwartels en blindpluggen worden met het instru-
ment meegeleverd.
Wanneer afgeschermde kabel noodzakelijk is, legt u de kabelafscher-
ming aan beide zijden op het aardpotentiaal. In de sensor moet de
afscherming direct op de interne aardklem worden aangesloten. De
externe aardklem op de behuizing moet laagohmig met de potentiaal-
vereening zijn verbonden.
Indien potentiaalvereeningsstromen kunnen worden verwacht, moet
de verbinding aan de signaalzijde via een keramische condensator
(bijv. 1 nF, 1500 V) worden gerealiseerd. De laagfrequente potenti-
aalvereeningsstromen worden nu onderdrukt, de beschermende
werking tegen hoogfrequentie stoorsignalen blijft echter behouden.
Waarschuwing:
Binnen galvanische installaties en bij tanks met kathodische bescher-
ming bestaan aanmerkelijke potentiaalverschillen. Hier kunnen bij
afschermingsaarding aan beide zijden aanmerkelijke compensatie-
stromen via de kabelafscherming optreden.
Om dat te voorkomen, mag bij deze toepassingen de kabelafscher-
ming slechts aan één zijde in de schakelkast op het aardpotentiaal
worden aangesloten. De kabelafscherming mag niet op de interne
aardklem in de sensor worden aangesloten en de externe aardklem
op de behuizing mag niet met de potentiaalvereening worden
verbonden.
Informatie:
De metalen onderdelen van het instrument zijn geleidend met de
interne en externe aardklem op de behuizing verbonden. Deze verbin-
ding bestaat direct metaal op metaal of bij instrumenten met externe
elektronica via de afscherming van de speciale verbindingskabel.
Specicaties van de potentiaalverbindingen binnen het instrument
vindt u in het hoofdstuk "Technische gegevens".
De aansluiting van de voedingsspanning en de signaaluitgang wordt
via veerkrachtklemmen in de behuizing uitgevoerd.
De verbinding met de display- en bedieningsmodule resp. de interfa-
ce-adapter wordt via contactpennen in de behuizing uitgevoerd.
Kabelafscherming en
aarding
Aansluittechniek
22
5 Op de voedingsspanning aansluiten
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Ga als volgt tewerk:
Deze procedure geldt voor instrumenten zonder explosieveiligheid.
1. Schroef het grote behuizingsdeksel los
2. Wartelmoer van de kabelwartel losmaken en de afsluitplug uitne-
men
3. Aansluitkabel ca. 10 cm ontdoen van de mantel, aderuiteinde ca.
1 cm ontdoen van de isolatie.
4. Kabel door de kabelwartel in de sensor schuiven
1
Fig. 10: Aansluitstappen 4 en 5
1 Vergrendeling van de klemmenblokken
5. Een kleine platte schroevendraaier krachtig in de rechthoekige
vergrendelingsopening van de betreende aansluitklem steken.
6. Aderuiteinden conform aansluitschema in de ronde openingen
van de klemmen steken
Informatie:
Massieve aders en soepele aders met adereindhulzen kunnen direct
in de klemmenopeningen worden gestoken. Bij exibele aders zonder
eindhuls steekt u een kleine platte schroevendraaier krachtig in de
rechthoekige vergrendelingsopening. De klemmenopening wordt
daardoor vrijgegeven. Wanneer u de schroevendraaier uittrekt, wordt
de klemmenopening weer gesloten.
7. Controleer of de kabels goed in de klemmen zijn bevestigd door
licht hieraan te trekken
Om een ader weer los te maken, steekt u een kleine platte
schroevendraaier krachtig conform de afbeelding in de rechthoe-
kige vergrendelingsopening
8. Afscherming op de interne aardklem aansluiten, de externe aard-
klem met de potentiaalvereening verbinden
Aansluitstappen
23
5 Op de voedingsspanning aansluiten
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
9. Wartelmoer van de kabelwartel vast aandraaien. De afdichtring
moet de kabel geheel omsluiten
10. Deksel behuizing vastschroeven
De elektrische aansluiting is zo afgerond.
Informatie:
De klemmenblokken zijn opsteekbaar en kunnen van de elektronica
worden afgetrokken. Hiervoor de beide borghendels aan de zijkant
van het klemmenblok met een kleine schroevendraaier losmaken. Bij
het losmaken van de vergrendeling wordt het klemmenblok automa-
tisch uitgedrukt. Klemmenblok wegtrekken. Bij het opnieuw plaatsen
moet deze vastklikken.
5.2 Aansluiting
Niet-Ex instrumenten en instrumenten met niet-intrinsiekveilige
stroomuitgang
1
1
24
/L
/N
PE
56 91011
22
11
12
2122 1920 18 17 14 1316 15 12
2
7
3
1
4
5
6
8
9
10
Fig. 11: Elektronica- en aansluitruimte bij niet-Ex instrumenten en instrumenten
met niet-intrinsiekveilige stroomuitgang
1 Voedingsspanning
2 Relaisuitgang
3 Signaaluitgang 8/16 mA/HART actief
4 Signaaluitgang 8/16 mA/HART Multidrop passief
5 Signaalingang 4 … 20 mA
6 Schakelingang voor NPN-transistor
7 Schakelingang potentiaalvrij
8 Transistoruitgang
9 Interface voor sensor-sensor-communicatie (MGC)
10 Instelling busadres voor sensor-sensor-communicatie (MGC)
1)
Elektronica- en aansluit-
ruimte - Niet-Ex instru-
menten en instrumenten
met niet-intrinsiekveilige
stroomuitgang
1)
MGC = Multi Gauge Communication
24
5 Op de voedingsspanning aansluiten
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
567
8
2
1
Fig. 12: Bedienings- en aansluitruimte bij niet-Ex instrumenten en instrumenten
met niet-intrinsiekveilige stroomuitgang
1 Aansluitklemmen voor de externe aanwijs- en bedieningseenheid
2 Contactpen voor display- en bedieningsmodule resp. interfaceadapter
Wanneer inductieve lasten of hogere stromen worden geschakeld,
wordt de goudlaag op de relaiscontactvlakken permanent bescha-
digd. Het contact is daarna niet meer geschikt voor het schakelen van
laagspanningscircuits.
Inductieve lasten ontstaan ook door de aansluiting op een PLC-in-
gang of -uitgang en/of in combinatie met lange kabels. Voer hier altijd
maatregelen uit voor vonkblussing ter bescherming van de relaiscon-
tacten (bijv. Z-diode) of gebruik de transistor- of 8/16 mA-uitgang.
Instrumenten met intrinsiekveilige stroomuitgang
Gedetailleerde informatie over de explosieveilige uitvoeringen
(Ex-ia, Ex-d) vindt u in de Ex-specieke veiligheidsinstructies. Deze
zijn onderdeel van de levering en worden met ieder instrument met
Ex-toelating meegeleverd.
Bedienings- en aansluit-
ruimte - Niet-Ex instru-
menten en instrumenten
met niet-intrinsiekveilige
stroomuitgang
Aansluiting op een PLC
25
5 Op de voedingsspanning aansluiten
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
1
1
24
/L
/N
PE
56
22
11
12
2122 1920 18 17 14 1316 15 12
2
5
1
3
4
6
7
8
Fig. 13: Elektronica- en aansluitruimte (Ex-d) bij instrumenten met intrinsiekvei-
lige stroomuitgang
1 Voedingsspanning
2 Relaisuitgang
3 Signaalingang 4 … 20 mA
4 Schakelingang voor NPN-transistor
5 Schakelingang potentiaalvrij
6 Transistoruitgang
7 Interface voor sensor-sensor-communicatie (MGC)
8 Instelling busadres voor sensor-sensor-communicatie (MGC)
2)
567
8
2
3
4
1
2
+
( )
(-)
1
Fig. 14: Bedienings- en aansluitruimte (Ex-ia) bij instrumenten met intrinsiekvei-
lige stroomuitgang
1 Aansluitklemmen voor intrinsiekveilige signaaluitgang 8/16 mA/HART (Mul-
tidrop) actief
2 Contactpen voor display- en bedieningsmodule resp. interfaceadapter
3 Aansluitklemmen voor de externe aanwijs- en bedieningseenheid
4 Aardklem
Wanneer inductieve lasten of hogere stromen worden geschakeld,
wordt de goudlaag op de relaiscontactvlakken permanent bescha-
Elektronica- en aansluit-
ruimte - instrumenten met
intrinsiekveilige stroom-
uitgang
Bedienings- en aansluit-
ruimte - instrumenten met
intrinsiekveilige stroom-
uitgang
Aansluiting op een PLC
2)
MGC = Multi Gauge Communication
26
5 Op de voedingsspanning aansluiten
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
digd. Het contact is daarna niet meer geschikt voor het schakelen van
laagspanningscircuits.
Inductieve lasten ontstaan ook door de aansluiting op een PLC-in-
gang of -uitgang en/of in combinatie met lange kabels. Voer hier altijd
maatregelen uit voor vonkblussing ter bescherming van de relaiscon-
tacten (bijv. Z-diode) of gebruik de transistor- of 8/16 mA-uitgang.
27
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
6 In bedrijf nemen met de display- en
bedieningsmodule
6.1 Aanwijs- en bedieningsmodule inzetten
De display- en bedieningsmodule kan te allen tijde in de sensor wor-
den geplaatst en weer worden verwijderd. Een onderbreking van de
voedingsspanning is hiervoor niet nodig.
Ga als volgt tewerk:
1. Schroef het kleine behuizingsdeksel los
2. Display- en bedieningsmodule in de gewenste positie op de
elektronica plaatsen (vier posities, 90° verdraaid naar keuze)
3. Display- en bedieningsmodule op de elektronica plaatsen en iets
naar rechts verdraaien tot deze borgt
4. Deksel behuizing met venster vastschroeven
De demontage volgt in omgekeerde volgorde
De display- en bedieningsmodule wordt door de sensor gevoed,
andere aansluitingen zijn niet nodig.
1
2
Fig. 15: Aanwijs- en bedieningsmodule inzetten
Opmerking:
Indien u naderhand het instrument met een display- en bedienings-
module voor permanente meetwaarde-aanwijzing wilt uitrusten, dan
is een verhoogd deksel met venster nodig.
Aanwijs- en bedienings-
module in-/uitbouwen
28
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
6.2 Bedieningssysteem
1
2
Fig. 16: Aanwijs- en bedieningselementen
1 LC-display
2 Bedieningstoetsen
[OK]-toets:
Naar menu-overzicht gaan
Gekozen menu bevestigen
Parameter wijzigen
Waarde opslaan
[->]-toets:
Weergave meetwaarde wisselen
Lijstpositie kiezen
Menupunten selecteren
Te wijzigen positie kiezen
[+]-toets:
Waarde van een parameter veranderen
[ESC]-toets:
Invoer onderbreken
Naar bovenliggend menu terugspringen
U bedient het instrument via de vier toetsen van de display- en
bedieningsmodule. Op het LC-display worden de afzonderlijke menu-
punten getoond. De functie van de afzonderlijke toetsen vindt u in de
afbeelding hiervoor.
Bij de Bluetooth-uitvoering van de display- en bedieningsmodule
bedient u het instrument als alternatief met een magneetstift. Deze
bediend de vier toetsen van de display- en bedieningsmodule door
het gesloten deksel met kijkglas van de behuizing heen.
Toetsfuncties
Bedieningssysteem -
toetsen direct
Bedieningssysteem -
toetsen via magneetstift
29
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
1
2
4
3
Fig. 17: Display- en bedieningselement - met bediening via magneetpen
1 LC-display
2 Magneetstift
3 Bedieningstoetsen
4 Deksel met kijkvenster
Bij eenmalig bedienen van de [+]- en [->]-toetsen wijzigt de bewerkte
waarde of de cursor met een positie. Bij bediening langer dan 1 s
verloopt de verandering continu.
Gelijktijdig bedienen van de [OK]- en [ESC]-toetsen langer dan 5 s
zorgt voor terugkeer naar het basismenu. Daarbij wordt de menutaal
naar "Engels" omgeschakeld.
Ca. 60 minuten na de laatste toetsbediening wordt een automatische
terugkeer naar de meetwaarde-aanwijzing uitgevoerd. Daarbij gaan
de nog niet met [OK] bevestigde waarden verloren.
6.3 Parametrering
Door de parametrering wordt het instrument op de toepassing-
somstandigheden aangepast. De parametrering verloopt via een
bedieningsmenu.
Het hoofdmenu is in vijf bereiken verdeeld met de volgende functio-
naliteit:
Inbedrijfname: instellingen bijv. meetplaatsnaam, isotoop, toepas-
sing, achtergrondstraling, inregeling, signaaluitgang
Display: instellingen bijv. voor taal, meetwaarde-aanwijzing
Diagnose: informatie bijv. over instrumentstatus, aanwijzing, simula-
tie
Uitgebreide instellingen: instrumenteenheid, reset, datum/tijd,
kopieerfunctie
Info: instrumentnaam, hard- en softwareversie, kalibratiedatum,
instrumentspecicaties
Tijdfuncties
Hoofdmenu
30
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Controleer of het display al op de voor u correcte taal is ingesteld.
Indien dit niet het geval is, kunt u de taal in het menupunt "Display -
taal van het menu" veranderen.
Begin met de inbedrijfname van de POINTRAC 31.
In het hoofdmenupunt "inbedrijfname" moeten voor een optimale
instelling van de meting de afzonderlijke submenupunten opeen-
volgend worden gekozen en ingesteld op de juiste parameters. De
procedure wordt hierna beschreven.
Houd de volgorde van de menupunten zo veel mogelijk aan.
6.3.1 Inbedrijfname
In dit menupunt kunt u de sensor resp. de meetplaats een eenduidige
naam geven. Druk op de "OK"-toets, om de bewerking te starten. Met
de "+"-toets verandert u het teken en met de "-"-toets springt u een
positie verder.
U kunt namen met maximaal 19 tekens invoeren. De beschikbare
tekens zijn:
Hoofdletters van A … Z
Getallen van 0 … 9
Speciale tekens + - / _ spatie
In dit menupunt kunt u de POINTRAC 31 op de in de stralingsbron-
houder ingebouwde isotoop instellen.
Controleer daarvoor, welke isotoop in de stralingsbronhouder is
ingebouwd. Deze informatie vindt u op de typeplaat van de stralings-
bronhouder.
Door deze keuze wordt de gevoeligheid van de sensor optimaal op
de isotoop aangepast. Met de normale reductie van de activiteit van
de stralingsbron door het radioactieve verval wordt daardoor rekening
gehouden.
De POINTRAC 31 heeft deze informatie nodig voor de automatische
zelfcompensatie. Dat maakt en foutloze meting mogelijk over de
gehele gebruiksduur van de gammastraler. Een jaarlijkse kalibratie
komt te vervallen.
Voer de gewenste parameter in via de betreende toetsen, sla uw
instellingen op met [OK] en ga met [ESC] en [->] naar het volgende
menupunt.
Procedure
Meetplaatsnaam
Isotoop
31
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Voer hier de betreende toepassing in.
Met dit menupunt kunt u de sensor op de gewenste toepassing aan-
passen. U kunt uit de volgende toepassingen kiezen: "Niveau", "Alarm
externe straling" of "Correctie werkelijke waarde".
Alarm externe straling
De straling van externe stralingsbronnen kan het meetresultaat van
continu metende, radiometrische sensoren vervalsen.
U kunt de POINTRAC 31 ook als slave-apparaat voor de detectie van
externe straling gebruiken. Daarmee kunt u een alarmering realiseren.
Voor deze functie heeft u PACTware nodig met de betreende DTM.
Correctie momentele waarde
U kunt de POINTRAC 31 ook als slave-instrument voor de detectie
van een gedenieerde vulhoogte gebruiken. Daarmee kunt u de
meetwaarde van een continu metende, radiometrische sensor bij het
bereiken van deze vulhoogte automatisch naar de actuele waarde
corrigeren.
Voor deze functie heeft u PACTware nodig met de betreende DTM.
De natuurlijke straling op de aarde beïnvloedt de nauwkeurigheid van
de meting.
Met behulp van dit menupunt kunt u deze natuurlijke achtergrondstra-
ling onderdrukken.
De POINTRAC 31 meet daarvoor de aanwezige natuurlijke achter-
grondstraling en zet de pulsfrequentie op nul.
De pulsfrequentie uit deze achtergrondstraling wordt daarna auto-
matisch van de totale pulsfrequentie afgetrokken. Dat wil zeggen:
getoond wordt alleen dat deel van de pulsfrequentie, die van de
gebruikte stralingsbron komt.
De stralingsbronhouder moet voor deze instelling zijn gesloten.
In dit menupunt kunt u de temperatuureenheid kiezen.
In dit menupunt kunt u kiezen, of u aan de sensor een één- of twee-
puntsinregeling wilt uitvoeren.
Toepassing
Achtergrondstraling
Eenheid
Type inregeling
32
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Bij een tweepuntsinregeling wordt de delta-I waarde automatisch
gekozen.
Wij adviseren de tweepuntsregeling te kiezen. Daarvoor moet u het
niveau in de tank kunnen veranderen, om de sensor in voltoestand
(geheel bedekt) en in leegtoestand (vrij) te kunnen inregelen.
Daarmee realiseert u een zeer betrouwbaar schakelpunt.
Bij een éénpuntsinregeling moet u de verschilwaarde tussen de min.-
en max.-inregelpunten (delta-I) tijdens de inbedrijfname zelf kiezen.
Dit menupunt verschijnt alleen, wanneer u bij de keuze van het type
inregeling (inbedrijfname - type inregeling) de "Eenpuntsinregeling''
heeft gekozen.
In dit menupunt legt u het punt vast, waarbij de POINTRAC 31 in
onbedekte toestand moet schakelen.
Maak de tank leeg, tot de sensor niet meer is bedekt.
Daarvoor geeft u de gewenste pulsfrequentie handmatig in of u laat
deze door POINTRAC 31 bepalen. Het bepalen van de pulsfrequentie
verdient altijd de voorkeur.
De pulsfrequentie wordt in ct/s aangegeven. Dat is het aantal counts
per seconde, dus de gemeten radioactieve straling, die momenteel
op de sensor valt.
Voorwaarden:
De straling is ingeschakeld. De stralingsbronhouder staat op "Aan"
Tussen de stralingsbronhouder en de sensor bevindt zich geen
medium.
U kunt de waarde voor "Inregeling niet bedekt" (ct/s) handmatig
invoeren.
U kunt de waarde voor "Inregeling niet bedekt" door de POINTRAC
31 laten bepalen.
Inregeling niet-bedekt
(eenpuntsinregeling)
33
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Dit menupunt verschijnt alleen, wanneer u bij de keuze van het type
inregeling (inbedrijfname - type inregeling) de "Eenpuntsinregeling''
heeft gekozen.
In dit menupunt kunt u instellen, bij welke procentuele waarde de
maximale pulsfrequentie van de sensor moet omschakelen.
Omdat de straling bij bedekte sensor in de meeste gevallen nage-
noeg wordt geabsorbeerd, is de pulsfrequentie bij bedekte sensor
zeer laag.
De verandering tussen de beide toestanden is duidelijk.
Daarom verdient een procentuele waarde van 90% voor de delta-I
waarde aanbeveling.
Lagere waarden kiest u voor de gevoelige detectie van stortgoed-
taluds of aanhechtingen, die slechts een gedeeltelijke absorptie van
de straling tot gevolg hebben.
Dit menupunt verschijnt alleen, wanneer u bij de keuze van het type
inregeling (inbedrijfname - type inregeling) de "Tweepuntsinrege-
ling'' heeft gekozen.
In dit menupunt kunt u instellen, bij welke minimale pulsfrequentie
(ct/s) de sensor moet omschakelen.
Vul de tank, tot de POINTRAC 31 is bedekt.
Daarmee krijgt u voor de inregeling bedekt de minimale pulsfrequen-
tie (ct/s).
Voer de pulsfrequentie handmatig in of u laat deze door de POIN-
TRAC 31 bepalen. Het bepalen van de pulsfrequentie verdient altijd
de voorkeur.
U kunt het inregelpunt (ct/s) handmatig invoeren.
U kunt het inregelpunt door de POINTRAC 31 laten bepalen.
Dit menupunt verschijnt alleen, wanneer u bij de keuze van het type
inregeling (inbedrijfname - type inregeling) de "Tweepuntsinrege-
ling'' heeft gekozen.
Delta I (eenpuntsinrege-
ling)
Inregeling bedekt (twee-
puntsinregeling)
Inregeling niet-bedekt
(tweepuntsinregeling)
34
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
In dit menupunt kunt u instellen, bij welke maximale pulsfrequentie
(ct/s) de sensor moet omschakelen.
Maak de tank leeg, tot de POINTRAC 31 niet meer is bedekt.
Daarmee krijgt u voor de inregeling niet-bedekt de maximale pulsfre-
quentie (ct/s).
Voer de pulsfrequentie handmatig in of u laat deze door de POIN-
TRAC 31 bepalen. Het bepalen van de pulsfrequentie verdient altijd
de voorkeur.
U kunt het inregelpunt (ct/s) handmatig invoeren.
U kunt het inregelpunt door de POINTRAC 31 laten bepalen.
In dit menupunt kunt u het schakelgedrag van de sensor kiezen.
U kunt tussen een 8 - 16 mA-karakteristiek of een 16 - 8 mA-karakte-
ristiek kiezen.
In dit menupunt kunt u ook het schakelgedrag bij storing vastleggen.
U kunt kiezen, of de stroomuitgang bij een storing 22 mA of < 3,6 mA
moet uitsturen.
In dit menupunt kiest u, in welke bedrijfsstand de sensor moet wer-
ken.
U kunt kiezen uit overvulbeveiliging of droogloopbeveiliging.
De relaisuitgangen van de sensor reageren overeenkomstig.
Stroomuitgang modus
Relais
35
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Overvulbeveiliging = het relais wordt bij het bereiken van het maxima-
le niveau spanningsloos (veilige toestand).
Droogloopbeveiliging = het relais wordt bij het bereiken van het mini-
male niveau spanningsloos (veilige toestand).
Let erop, dat daarvoor de correcte karakteristiek is gekozen. Zie
menupunt "Inbedrijfname - Stroomuitgang modus".
In het menupunt "Bediening blokkeren/vrijgeven" beschermt u de
sensorparameters tegen ongewenste of onbedoelde veranderingen.
De sensor wordt daarbij permanent geblokkeerd/vrijgegeven.
Bij vergrendeld instrument zijn alleen nog de volgende bedienings-
functies zonder PIN-invoer mogelijk:
Menupunten kiezen en data weergeven
Data vanuit de sensor in de display- en bedieningsmodule inlezen
Voordat u de sensor bij vrijgegeven toestand blokkeert, kunt u de
viercijferige PIN veranderen.
Onthoud de ingevoerde PIN-code goed. Bediening van de sensor is
alleen nog maar met deze PIN-code mogelijk.
Opgelet:
Bij actieve PIN is de bediening via PACTware/DTM en via andere
systemen tevens geblokkeerd.
De PIN in uitleveringstoestand is "0000".
Neem contact op met onze serviceafdeling, indien u de PIN-code na
verandering bent vergeten.
6.3.2 Display
In het hoofdmenupunt "Display" moeten voor een optimale instelling
van het display de afzonderlijke submenupunten opeenvolgend
worden gekozen en ingesteld op de juiste parameters. De procedure
wordt hierna beschreven.
Dit menupunt maakt instelling van de gewenste taal mogelijk.
De sensor is bij uitlevering ingesteld op de bestelde taal.
Wanneer geen taal is vooringesteld, wordt bij de inbedrijfname naar
de taal gevraagd.
Bediening vergrendelen/
vrijgeven
Taal van het menu
36
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Met deze parameter kunt u de weergave van het display veranderen.
U kunt kiezen, of het display de actuele pulsfrequentie of de elektroni-
catemperatuur moet weergeven.
6.3.3 Diagnose
In dit menupunt kunt u de status van uw sensor opvragen. In normaal
bedrijf toont de sensor hier de melding "OK". In geval van storing
vindt u op deze positie de bijbehorende storingscode.
De aanwijsfunctie houdt de maximale en minimale waarden tijdens
bedrijf vast.
Pulsfrequenties - min./max.
Temperatuur - min./max./actueel
Hier kunt u de inregelwaarde van de sensor oproepen. Dat is de pro-
centuele waarde van de maximale pulsfrequentie, waarbij de sensor
omschakelt.
Wanneer u een eenpunstregeling heeft uitgevoerd, is dit de ingevoer-
de waarde. Bij een tweepuntsinregeling is dit de berekende waarde.
De waarde is een indicatie voor de betrouwbaarheid en de niet-repro-
duceerbaarheid van het schakelpunt.
Des te groter het verschil van de pulsfrequentie bij bedekte en
niet-bedekte toestand, des te groter is de verschilwaarde (delta-I)
en des te betrouwbaarder is de meting. De automatisch berekende
demping is ook afhankelijk van de delta-I waarde. Des te hoger de
waarde, des te minder de demping.
Een delta-I waarde onder 10% is een indicatie voor een kritische
meting.
Met dit menupunt simuleert u meetwaarden via de stroomuitgang.
Daarmee kan de signaalweg, bijv. via nageschakelde aanwijsinstru-
menten of de ingangskaart van het besturingssysteem worden getest.
Aanwijswaarde
Instrumentstatus
Sleepaanwijzer
Inregelgegevens
Simulatie
37
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
U kunt verschillende waarden simuleren:
Pulsfrequentie van de sensor
Stroomuitgang
Schakelfunctie van het relais
Informatie:
10 minuten na de laatste toetsbediening wordt de simulatie automa-
tisch afgebroken.
De sensor berekent automatisch een geschikte integratietijd.
6.3.4 Overige instellingen
In dit menupunt kunt u de actuele datum, de tijd en het weergavefor-
maat instellen.
Bij een reset worden alle instellingen behalve enkele uitzonderingen
gereset. De uitzonderingen zijn: PIN, taal, SIL en HART-modus.
Berekende demping
Datum/tijd
Reset
38
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
De volgende resetfuncties staan ter beschikking:
Basisinstellingen: resetten van de parameterinstellingen naar
defaultwaarden op het tijdstip van uitlevering af fabriek. Opdrachtspe-
cieke instellingen worden daarbij gewist.
Fabrieksinstellingen: resetten van de parameterinstellingen idem
als bij "Basisinstellingen". Bovendien worden speciale parameters
naar de defaultwaarde teruggezet. Opdrachtspecieke instellingen
worden daarbij gewist.
Sleepwijzer meetwaarde: resetten van de parameterinstellingen
in het menupunt "Inbedrijfname" naar de defaultwaarden van het
betreende instrument. De opdrachtgerelateerde instellingen blijven
behouden, maar worden niet in de actuele parameters overgenomen.
Sleepwijzer temperatuur: terugzetten van de gemeten min. en max.
temperaturen op de actuele meetwaarde.
De volgende tabel toont de defaultwaarden van het instrument. De
waarden gelden voor de toepassing "Grensniveau". De toepassing
moet eerst worden gekozen.
Afhankelijk van de uitvoering van het instrument zijn niet alle menu-
punten beschikbaar resp. verschillend bezet:
Menu Menupunt Default-waarde
Inbedrijfname Meetplaatsnaam Sensor
Isotoop Cs-137
Toepassing Schakelpunt
Type inregeling Eénpuntsinregeling
Inregeling - niet bedekt 90000 ct/s
Inregeling - bedekt 9000 ct/s
Alleen bij tweepuntsinregeling
Delta I 90 %
Achtergrondstraling 0 ct/s
Temperatuureenheid °C
Demping Wordt door het instrument automatisch be-
rekend
Stroomuitgang modus 8/16 mA, < 3,6 mA
Alarm externe straling Gemoduleerde meetstroom
Bedrijfsstand - relais Overvulbeveiliging
Bediening blokkeren Vrijgegeven
Display Taal Gekozen taal
Aanwijswaarde Pulsfrequentie
39
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Menu Menupunt Default-waarde
Overige instellingen Temperatuureenheid °C
HART-bedrijfsstand Standaard
Met deze functie kunt u de bedrijfsstand kiezen.
De HART-bedrijfsstanden Standard en Multidrop zijn beschikbaar in
de sensor.
De defaultinstelling is standaard met adres 0.
Wanneer de meetwaarde tot boven de 4 … 20 mA wordt uitgestuurd,
mag niet naar HART Multidrop worden omgeschakeld.
De bedrijfsstand Standard met het vaste adres 0 (fabrieksinstelling)
betekent uitsturen van de meetwaarde als 8/16 mA-signaal.
Bij de bedrijfsmodus Multidrop communiceren meerdere sensoren via
een tweedraadskabel via het HART-protocol.
In de bedrijfsstand Multidrop kunnen max. 15 sensoren op een
2-draadskabel worden aangesloten. Iedere sensor moet een adres
tussen 1 en 15 krijgen toegekend.
Met deze functie worden:
Parametreerdata uit de sensor in de display- en bedieningsmodule
gelezen
Parametreerdata ui de display- en bedieningsmodule in de sensor
geschreven
De gekopieerde data worden in een EEPROM-geheugen in de
display- en bedieningsmodule permanent opgeslagen en blijven
ook behouden bij een uitval van de voedingsspanning. Deze kunnen
van daaruit in één of meerdere sensoren worden geschreven of als
data-backup voor een eventuele latere vervanging van de sensor
worden bewaard.
Opmerking:
Voor het kopiëren van de data in de sensor wordt gecontroleerd, of
de data bij de sensor passen. Indien de data niet passen, dan wordt
een foutmelding gegeven. Bij het schrijven van de data in de sensor
wordt weergegeven, van welk apparaattype de data komen en welk
TAG-nummer deze sensor heeft.
HART-bedrijfsstand
Sensorinstellingen
kopiëren
40
6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
6.3.5 Info
In dit menu vindt u de volgende menupunten:
Instrument naam - toont de instrumentnaam en het serienummer
Instrumentversie - toont de hard- en softwareversie van het instru-
ment
Kalibratiedatum - toont de kalibratiedatum en de datum van de
laatste verandering
Instrumentspecicaties - toont aanvullende specicaties van het
instrument, zoals bijv. toelating, elektronica ...
Voorbeelden voor de infoweergave:
6.4 Opslaan van de parameters
Het verdient aanbeveling, de ingestelde waarden te noteren, bijv.
in deze handleiding, en aansluitend te archiveren. Deze kunnen
daardoor nogmaals worden gebruikt en zijn beschikbaar voor bijv.
servicedoeleinden.
Wanneer het instrument is uitgevoerd met een display- en bedie-
ningsmodule, dan kunnen de parametreergegevens daarin worden
opgeslagen. De procedure wordt in het menupunt "Instrumentinstel-
lingen kopiëren" beschreven.
Info
Op papier
In display- en bedienings-
module
41
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
7.1 De PC aansluiten
2
1
3
Fig. 18: Aansluiting van de PC via interface-adapter direct op de sensor
1 USB-kabel naar PC
2 Interface-adapter VEGACONNECT 4
3 Sensor
Informatie:
De interface-adapter VEGACONNECT 3 is niet geschikt voor aanslui-
ting op de sensor.
1
5
2 4
3
OPEN
TWIST
USB
LOCK
Fig. 19: Aansluiting van de PC via HART op de signaalkabel
1 POINTRAC 31
2 HART-weerstand250Ω(optieafhankelijkvanverwerking)
3 Aansluitkabel met 2 mm pennen en klemmen
4 Meetversterkersysteem/PLC/voedingsspanning
5 Voedingsspanning
Benodigde componenten:
POINTRAC 31
PC met PACTware en passende VEGA-DTM
VEGACONNECT 4
HART-weerstand ca. 250 Ω
Via interface-adapter
direct op de sensor
Aansluiting via HART
42
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Voedingsspanning
Opmerking:
Bij voedingsapparaten met geïntegreerde HART-weerstand (inwen-
dige weerstand ca. 250 Ω) is geen extra externe weerstand nodig. Dit
geldt bijv. voor de VEGA-instrumenten VEGATRENN 149A, VEGADIS
371 en VEGAMET 391. Ook op de markt leverbare Ex-voedingsschei-
ders zijn meestal uitgerust met een voldoende grote stroombegren-
zingsweerstand. In deze gevallen kan de VEGACONNECT 4 parallel
aan de 4 … 20 mA-kabel worden aangesloten.
7.2 Parametrering met PACTware
Voor de parametrering van de sensor via een Windows-PC is de con-
guratiesoftware PACTware en een passende instrumentdriver (DTM)
conform de FDT-standaard nodig. De meest actuele PACTware-versie
en alle beschikbare DTM's zijn in een DTM Collection opgenomen.
Bovendien kunnen de DTM's in andere applicaties conform FDT-stan-
daard worden opgenomen.
Opmerking:
Om de ondersteuning van alle instrumentfuncties te waarborgen,
moet u altijd de nieuwste DTM Collection gebruiken. Bovendien zijn
niet alle beschreven functies in oudere rmwareversies opgenomen.
De nieuwste instrumentsoftware kunt u van onze homepage down-
loaden. Een beschrijving van de update-procedure is ook op internet
beschikbaar.
De verdere inbedrijfname wordt in de gebruiksaanwijzing "DTM-Col-
lection/PACTware" beschreven, die met iedere DTM Collection wordt
meegeleverd en via internet kan worden gedownload. Een aanvullen-
de beschrijving is in de online-help van PACTware en de VEGA-DTM's
opgenomen.
Voorwaarden
43
7 In bedrijf nemen met PACTWARE
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Fig. 20: Voorbeeld van een DTM-aanzicht
Alle instrument-DTM's zijn leverbaar als gratis standaard versie en als
volledige versie tegen betaling. In de standaard versie zijn alle func-
ties voor een complete inbedrijfname opgenomen. Een assistent voor
eenvoudige projectopbouw vereenvoudigt de bediening aanmerkelijk.
Ook het opslaan/afdrukken van het project en een import-/exportfunc-
tie zijn onderdeel van de standaard versie.
In de volledige versie is bovendien een uitgebreide afdrukfunctie
beschikbaar voor de volledige projectdocumentatie en het opslaan
van meetwaarde- en echocurven. Bovendien is hier een tankbereke-
ningsprogramma en een multiviewer voor weergave en analyse van
de opgeslagen meetwaarde- en echocurven beschikbaar.
De standaardversie kan op www.vega.com/downloads en "Software"
worden gedownload. De volledige versie kunt u op een CD krijgen via
uw vertegenwoordiging.
7.3 Opslaan van de parameters
Het verdient aanbeveling de parameters via PACTware te documen-
teren resp. op te slaan. Deze kunnen daardoor nogmaals worden
gebruikt en staan voor servicedoeleinden ter beschikking.
Standaard-/volledige
versie
44
8 In bedrijf nemen met andere systemen
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
8 In bedrijf nemen met andere systemen
8.1 DD-bedieningsprogramma's
Voor het instrument staan instrumentbeschrijvingen als Enhanced
Device Description (EDD) voor DD-bedieningsprogramma's zoals
bijv. AMS↑ en PDM ter beschikking.
De bestanden kunnen op www.vega.com/downloads en "Software"
worden gedownload.
8.2 Field Communicator 375, 475
Voor het instrument staan instrumentbeschrijvingen als EDD voor
parametrering met de Field Communicator 375 resp. 475 ter beschik-
king.
Voor de integratie van de EDD in de Field Communicator 375 resp.
475 is de door de fabrikant leverbare software "Easy Upgrade Utility"
nodig. Deze software wordt via het internet geactualiseerd en nieuwe
EDD's worden na vrijgave door de fabrikant automatisch in de instru-
mentcatalogus van deze software overgenomen. Deze kunnen dan
naar een Field Communicator worden overgedragen.
45
9 Diagnose en service
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
9 Diagnose en service
9.1 Onderhoud
Bij correct gebruik is bij normaal bedrijf geen bijzonder onderhoud
nodig.
De bijbehorende stralingsbronhouder moet regelmatig worden
gecontroleerd. Meer informatie vindt u in de handleiding van de
stralingsbronhouder.
9.2 Statusmeldingen
Het instrument beschikt over een zelfbewaking en diagnose conform
NE 107 en VDI/VDE 2650. Voor de in de volgende tabel genoemde
statusmeldingen zijn gedetailleerde storingsmeldingen onder het
menupunt "Diagnose" via het betreende bedieningshulpmiddel
beschikbaar.
De statusmeldingen zijn onderverdeeld in de volgende categorieën:
Uitval
Functiecontrole
Buiten de specicaties
Onderhoud nodig
en door pictogrammen verduidelijkt:
41 2 3
Fig. 21: Pictogrammen van de statusmeldingen
1 Uitval (failure) - rood
2 Buitendespecicatie(outofspecication)-geel
3 Functiecontrole (function check) - oranje
4 Onderhoud nodig (maintenance) - blauw
Uitval (Failure): vanwege een herkende functiestoring in het instru-
ment geeft het instrument een storingsmelding.
Deze statusmelding is altijd actief. Deactiveren door de gebruiker is
niet mogelijk.
Functiecontrole (Function check): aan het instrument wordt ge-
werkt, de meetwaarde is tijdelijk ongeldig (bijv. tijdens de simulatie).
Deze statusmelding is standaard niet actief.
Buiten de specicaties (Out of specication): de meetwaarde
isonzeker, omdat de instrumentspecicaties zijn overschreden (bijv.
elektronicatemperatuur).
Deze statusmelding is standaard niet actief.
Onderhoud nodig (Maintenance): door externe invloeden is de
instrumentfunctie beperkt. De meting wordt beïnvloed, de meetwaar-
Statusmeldingen
46
9 Diagnose en service
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
de is nog geldig. Plan het instrument in voor onderhoud, omdat uitval
binnen afzienbare tijd valt te verwachten (bijv. door aangroei).
Deze statusmelding is standaard niet actief.
Code
Tekstmelding
Oorzaak Oplossen
F008
Fout multisensorcommu-
nicatie
Overige sensoren niet ingeschakeld
EMC-invloeden
Geen andere sensor aanwezig
Bekabeling tussen de sensoren con-
troleren
Sensoren correct aansluiten en bedrijfs-
klaar maken
F013
Sensor meldt fout
Fout aan stroomingang
Meetwaarde niet geldig
Aangesloten instrumenten zonder func-
tie
Stroomingang controleren
Aangesloten instrumenten controleren
(slaves)
F016
Inregeldata verwisseld
De waarden van de min.- en max.-inre-
geling zijn verwisseld
Inregelgegevens corrigeren
F017
Inregelbereik te klein
De waarden van de min.- en max.-inre-
geling liggen te dicht bij elkaar
Inregelgegevens corrigeren
F025
Ongeldige lineariseringsta-
bel
Verkeerde waarde in de lineariseringsta-
bel
Lineariseringstabel corrigeren
F030
Proceswaarde buiten de
grenzen
Proceswaarden liggen niet binnen het in-
gestelde meetbereik
Inregeling herhalen
F034
EPROM hardewarefout
Elektronica defect Elektronica vervangen
F035
EPROM datafout
Fout in de interne instrumentcommu-
nicatie
Reset uitvoeren
Elektronica vervangen
F036
Defect programmageheu-
gen
Fout bij software-update Software-update herhalen
Elektronica vervangen
F037
RAM hardwarefout
Fout in RAM Elektronica vervangen
F038
Slave meldt storing
Verbindingskabel met slave-instrument
onderbroken
Instrument niet als slave-instrument ge-
denieerd
Instrument als slave deniëren
Verbindingskabel naar slave-instrument
controleren
F040
Hardware-fout
Sensor defect Elektronica vervangen
F041
Fout photomultiplier
Fout in de meetwaarderegistratie Elektronica vervangen
F045
Fout aan stroomuitgang
Fout aan stroomuitgang Bekabeling van de stroomuitgang con-
troleren
Elektronica vervangen
Failure
47
9 Diagnose en service
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Code
Tekstmelding
Oorzaak Oplossen
F052
Verkeerde conguratie
Ongeldige parametrering Reset uitvoeren
F114
Fout Real-time klok
Accu ontladen Real-time klok opnieuw instellen
F122
Dubbel adres op de multi-
sensorcommunicatiebus
Instrumentadres werd meerdere keren
toegekend
Instrumentadressen veranderen
F123
Alarm externe straling
Externe apparaten veroorzaken radioac-
tieve straling
Oorzaak voor de externe straling be-
palen
Bij kortstondige externe straling, instru-
ment- (schakel)uitgangen gedurende
deze tijd stilleggen
F124
Alarm vanwege verhoog-
de straling
Stralingsdosis te hoog Oorzaak voor de verhoogde straling be-
palen
F125
Omgevingstemperatuur is
te hoog
Omgevingstemperatuur aan de behui-
zing buiten de specicatie
Instrument koelen (verwarmen) of met
isolatiemateriaal tegen kou resp. stra-
lingswarmte beschermen.
Tab.2:Foutcodesentekstmeldingen,instructiesbetreendeoorzaakenoplossing
Code
Tekstmelding
Oorzaak Oplossen
C029
Simulatie
Simulatie actief Simulatie beëindigen
Automatisch einde na 60 min. afwachten
Tab.3:Foutcodesentekstmeldingen,instructiesbetreendeoorzaakenoplossing
Code
Tekstmelding
Oorzaak Oplossen
S017
Nauwkeurigheid buiten de
specicatie
Nauwkeurigheid buiten de specicatie Inregelgegevens corrigeren
S025
Linearisatietabel slecht
Linearisatietabel slecht Linearisering uitvoeren
S038
Slave buiten de specicatie
Slave buiten de specicatie Slave controleren
S125
Omgevingstemperatuur te
hoog/te laag
Omgevingstemperatuur te hoog/te laag Instrument met isolatiemateriaal tegen
extreme temperaturen beschermen
Tab.4:Foutcodesentekstmeldingen,instructiesbetreendeoorzaakenoplossing
Function check
Out of specication
48
9 Diagnose en service
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Het instrument heeft geen statusmeldingen voor het bereik "Main-
tenance".
9.3 Storingen oplossen
Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de installatie,
geschikte maatregelen voor het oplossen van optredende storingen
te nemen.
De eerste maatregelen zijn:
Analyse van foutmeldingen
Controle van het uitgangssignaal
Behandeling van meetfouten
Aanvullende omvangrijke diagnosemogelijkheden worden geboden
door een smartphone/tablet met de bedienings-app resp. een PC/
laptop met de software PACTware en de bijbehorende DTM. In veel
gevallen kan de oorzaak op deze wijze worden bepaald en kunnen
storingen zo worden opgelost.
De volgende tabel beschrijft mogelijke fouten, die eventueel geen
foutmelding tot gevolg hebben:
Fout Oorzaak Oplossen
Het instrument meldt bedekt
zonder productbedekking
Het instrument meldt niet-be-
dekt met productbedekking
Voedingsspanning ontbreekt Kabels controleren op breuk, eventueel repa-
reren
Voedingsspanning te laag
resp. belastingsweerstand te
hoog
Controleren, evt. aanpassen
Elektrische aansluiting fout Aansluiting conform hoofdstuk "Aansluitstap-
pen" controleren en evt. conform hoofdstuk
"Aansluitschema" corrigeren
Elektronica defect Schakel onder "Diagnose/simulatie" het scha-
kelgedrag van de sensor om. Wanneer het
instrument niet omschakelt, stuurt u dit op ter
reparatie
Aanhechtingen aan de binnen-
wand van de tank
Aanhechtingen verwijderen
Controleer de delta-I waarde.
Verbeter de schakeldrempel - voer een twee-
puntsinregeling uit
Stroomsignaal groter dan 22
mA of kleiner dan 3,6 mA.
Elektronica in sensor defect Storingsmeldingen op de display- en bedie-
ningsmodule aanhouden
Afhankelijk van de oorzaak van de storing en genomen maatrege-
len moeten evtentueel de in hoofdstuk "Inbedrijfname" beschreven
handelingen opnieuw worden genomen resp. op plausibiliteit en
volledigheid worden gecontroleerd.
Wanneer deze maatregelen echter geen resultaat hebben, neem dan
in dringende gevallen contact op met de VEGA service-hotline onder
tel.nr. +49 1805 858550.
Maintenance
Gedrag bij storingen
Storingen verhelpen
Uitgangssignaal contro-
leren
Gedrag na oplossen
storing
24-uurs service hotline
49
9 Diagnose en service
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
De hotline staat ook buiten de gebruikelijke kantoortijden 7 dagen per
week, 24 uur per dag ter beschikking.
Omdat wij deze service wereldwijd aanbieden, is deze ondersteuning
in het Engels. De service is gratis, alleen de telefoonkosten zijn van
toepassing.
9.4 Elektronica vervangen
Bij een defect kan de elektronica door de gebruiker worden vervan-
gen.
Bij Ex-toepassingen mag slechts één instrument en één elektronica
met bijbehorende Ex-toelating worden ingezet.
Indien lokaal geen elektronica beschikbaar is, kan deze via uw verte-
genwoordiging besteld worden. De elektronica is op de betreende
sensor afgestemd en verschilt bovendien in signaaluitgang resp. voor
wat betreft de voedingsspanning.
De nieuwe elektronica moet met de fabrieksinstellingen van de sen-
sor geladen worden. Hiervoor bestaan de volgende mogelijkheden:
Af fabriek
Lokaal door de gebruiker
In beide gevallen is opgave van het serienummer van de sensor
nodig. Het serienummer vindt u op de typeplaat van het instrument,
op de binnenwand van de behuizing en op de pakbon.
Bij het locaal laden moeten vooraf de opdrachtgegevens van het
internet worden gedownload (zie handleiding "elektronica").
Opgelet:
Alle toepassingstechnische instellingen moeten opnieuw worden
ingevoerd. Daarom moet u na het vervangen van de elektronica een
nieuwe inbedrijfname uitvoeren.
Wanneer u bij de eerste inbedrijfname van de sensor de gegevens
van de parametrering heeft opgeslagen, kunt u deze weer naar de
vervangende elektronica overdragen. Een nieuwe inbedrijfname is
dan niet meer nodig.
9.5 Software-update
Een update van de instrumentsoftware is op de volgende manieren
mogelijk:
Interface-adapter VEGACONNECT
HART-signaal
Bluetooth
Daarvoor zijn afhankelijk van de manier de volgende componenten
nodig:
Instrument
Voedingsspanning
Interface-adapter VEGACONNECT
Display- en bedieningsmodule PLICSCOM met Bluetooth-functie
PC met PACTware/DTM en Bluetooth-USB-adapter
Actuele instrumentsoftware als bestand
50
9 Diagnose en service
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
De actuele instrumentsoftware en gedetailleerde informatie overr de
procedure vindt u in het downloadgedeelte van www.vega.com.
De informatie voor de installatie is in het download-bestand opgeno-
men.
Opgelet:
Instrumenten met toelatingen kunnen aan bepaalde softwareversies
zijn gebonden. Waarborg daarbij, dat bij een software-update de
toelating actief blijft.
Gedetailleerde informatie vindt u in het downloadgedeelte van
www.vega.com.
9.6 Procedure in geval van reparatie
De volgende procedure heeft alleen betrekking op de sensor. Wan-
neer een reparatie van de stralingsbronhouder noodzakelijk mocht
zijn, vindt u de bijbehorende instructies in de handleiding van de
stralingsbronhouder.
Een formulier voor retourzenden van het instrument en gedetailleerde
informatie over de procedure vindt u in het downloadgedeelte van
www.vega.com
U helpt on zo, de reparatie snel en zonder tijdverlies vanwege vragen
uit te voeren.
Wanneer een reparatie nodig is, gaat u als volgt te werk:
Omschrijving van de opgetreden storing.
Het instrument schoonmaken en goed inpakken
Het ingevulde formulier en eventueel een veiligheidsspecicatie-
blad buiten op de verpakking aanbrengen.
Vraag het adres voor de retourzending op bij uw vertegenwoordi-
ging. Deze vindt u op onze homepage www.vega.com.
51
10 Demonteren
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
10 Demonteren
10.1 Demontagestappen
Waarschuwing:
Let voor het demonteren goed op gevaarlijke procesomstandigheden
zoals bijvoorbeeld druk in de tank of leiding, hoge temperaturen,
agressieve of toxische media enz.
Houdt de hoofdstukken "Monteren" en "Op de voedingsspanning
aansluiten" aan en voer de daar genoemde handelingen uit in omge-
keerde volgorde.
10.2 Afvoeren
Het instrument bestaat uit materialen die door gespecialiseerde recy-
clingbedrijven weer kunnen worden hergebruikt. Wij hebben daarom
de elektronica eenvoudig demonteerbaar ontworpen en gebruiken
recyclebare materialen.
WEEE-richtlijn
Het instrument valt niet onder de EU-WEEE-richtlijn. Conform artikel 2
van deze richtlijn zijn elektrische en elektronische apparaten daarvan
uitgezonderd, wanneer deze onderdeel van een ander apparaat zijn,
dat niet onder het geldigheidsgebied van de richtlijn valt. Dit zijn o.a.
vaste industriële installaties.
Voer het apparaat direct via een gespecialiseerde recyclingbedrijf af
en gebruik daarvoor niet de gemeentelijke afvalverwerking.
Wanneer u niet de mogelijkheid heeft, het ouder instrument goed af te
voeren, neem dan met ons contact op voor terugname en afvoer.
52
11 Bijlage
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
11 Bijlage
11.1 Technische gegevens
Aanwijzing voor gecerticeerde instrumenten
Voor gecerticeerde instrumenten (bijv. met Ex-certicering) gelden de technische specicaties in
de bijbehorende, meegeleverde veiligheidsinstructies. Deze kunnen bijv. bij de procesomstandig-
heden of de voedingsspanning van de hier genoemde specicaties afwijken.
Alle toelatingsdocumenten kunnen worden gedownload van onze homepage.
Algemene specicaties
316L komt overeen met 1.4404 of 1.4435
Materialen, niet in aanraking met medium
Ʋ Detectorbuis 316L (alleen bij uitvoering met 152 mm resp. 304 mm)
Ʋ Scintillatiemateriaal PVT (Polyvinyltoluene)
Ʋ Gietaluminium behuizing Gietaluminium AlSi10Mg, poedergecoat (Basis: polyes-
ter)
Ʋ RVS-behuizing 316L
Ʋ Afdichting tussen behuizing en deksel
behuizing
NBR (RVS-behuizing, gietwerk), siliconen (aluminium
behuizing)
Ʋ Kijkglas in deksel behuizing (optie) Polycarbonaat
Ʋ Aardklem 316L
Ʋ Kabelwartel PA, roestvast staal, messing
Ʋ Afdichting kabelwartel NBR
Ʋ Afsluitplug kabelwartel PA
Ʋ Montagetoebehoren 316L
Procesaansluitingen
Ʋ Bevestigingsstrips ø 9 mm (0.35 in), gatafstand 119 mm (4.69 in)
Gewicht
Ʋ Aluminium behuizing, met elektronica 3,4 kg (7.5 lbs) + meetlengte
Ʋ RVS-behuizing met elektronica 8,36 kg (18.43 lbs) + meetlengte
Ʋ Meetlengte 46 mm (1.8 in) 0,7 kg (1.54 lbs)
Ʋ Meetlengte 152 mm (6 in) 0,98 kg (2.16 lbs)
Ʋ Meetlengte 304 mm (12 in) 1,95 kg (4.3 lbs)
Max. aandraaimoment montageschroeven
Ʋ Bevestigingsstrips op sensorhuis 15 Nm (11.1 lbf ft), roestvast staal A4-70
Max. aandraaimoment voor NPT-kabelwartels en conduit-buizen
Ʋ Aluminium/RVS-behuizing 50 Nm (36.88 lbf ft)
Ingangsgrootheden
Meeteenheid De meetgrootheid is de intensiteit van de gammastraling
van een stralingsbron. Wanneer de intensiteit van de
straling bijv. door demping door het product onder een
ingestelde waarde ligt, schakelt de POINTRAC 31.
53
11 Bijlage
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
L
Fig.22:Databetreendeingangsgrootheid
L Meetbereik (bereik, waarbinnen het schakelpunt moet liggen)
Meetbereik 46 mm (1.8 in), 152 mm (6 in) of 304 mm (12 in)
Analoge ingang
Ʋ Soort ingang 4 … 20 mA, passief
Ʋ Interne belasting 250 Ω
Schakelingang
Ʋ Ingangstype - open collector 10 mA
Ʋ Ingangstype - relaiscontact 100 mA
Uitgangsgrootheid
Uitgangssignalen 8/16 mA/HART - actief; 8/16 mA/HART - Multidrop
Klemmenspanning passief 9 … 30 V DC
Kortsluitbeveiliging Aanwezig
Potentiaalscheiding Aanwezig
Uitvalsignaal stroomuitgang (instelbaar) 22 mA, < 3,6 mA
Max. uitgangsstroom 22 mA
Startstroom ≤ 3,6 mA
Last
Ʋ 8/16 mA/HART - actief < 500 Ω
Ʋ 8/16 mA/HART - intrinsiekveilig < 300 Ω
Demping (63 % van de ingangsgroot-
heid)
Wordt door het instrument automatisch berekend
HART-uitgangswaarde
Ʋ PV (Primary Value) Schakeltoestand
Ʋ SV (Secondary Value) Elektronicatemperatuur
Ʋ TV (Third Value) -
Ʋ FV (Fourth Value) Telfrequentie
Relaisuitgang
Uitgang Relaisuitgang (SPDT), potentiaalvrij omschakelcontact
54
11 Bijlage
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Schakelspanning max. 253 V AC/DC
Bij stroomcircuits > 150 V AC/DC moeten de relaiscon-
tacten zich in hetzelfde circuit bevinden.
Schakelstroom max. 3 A AC (cos phi > 0,9), 1 A DC
Schakelvermogen
Ʋ Min. 50 mW
Ʋ Max. 750 VA AC, 40 W DC (bei U < 40 V DC)
Wanneer inductieve lasten of hogere stromen worden
geschakeld, wordt de goudlaag op de relaiscontactvlak-
ken permanent beschadigd. Het contact is daarna niet
meer geschikt voor het schakelen van signaalcircuits.
Contactmateriaal (relaiscontacten) AgNi of AgSnO2 met telkens 3 µm verguld
Transistoruitgang
Uitgang Potentiaalvrije transistoruitgang, permanent kortsluitvast
Belastingsstroom < 400 mA
Spanningsval < 1 V
Schakelspanning < 55 V DC
Sperstroom < 10 µA
Meetnauwkeurigheid (volgens DIN EN 60770-1)
Procesreferentie-omstandigheden conform DIN EN 61298-1
Ʋ Temperatuur +18 … +30 °C (+64 … +86 °F)
Ʋ Relatieve luchtvochtigheid 45 … 75 %
Ʋ Luchtdruk 860 … 1060 mbar/86 … 106 kPa (12.5 … 15.4 psig)
Nietherhaalbaarheid ≤ 0,5 %
Meetafwijking bij stortgoederen De waarden zijn sterk afhankelijk van de toepassing.
Bindende specicaties zijn daarom niet mogelijk.
Meetafwijking onder EMC-invloed ≤ 1 %
Invloeden op de meetnauwkeurigheid
Specicaties gelden ook voor de stroomuitgang
Temperatuurdrift - stroomuitgang ±0,03 %/10 K gerelateerd aan het 16 mA-bereik
max. ±0,3 %
Afwijking op de stroomuitgang door
analoog-digitaal omvorming
<±15 µA
Afwijking op stroomuitgang door sterke,
hoogfrequente elektromagnetische in-
strooiingen in het kader van de EN 61326
<±150 µA
Omgevingscondities
Opslag- en transporttemperatuur -40 … +60 °C (-40 … +140 °F)
55
11 Bijlage
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Procescondities
Voor de procesomstandigheden moeten bovendien de specicaties op de typeplaat worden aan-
gehouden. De lagere waarde geldt.
Procesdruk Drukloos
Procestemperatuur (gemeten aan detec-
tiebuis)
-40 … +60 °C (-40 … +140 °F)
Bij temperaturen boven 60 °C adviseren wij gebruik van
een waterkoeling
Trillingsbestendigheid
3)
Mechanische trillingen tot 1 g in het frequentiegebied
van 5 … 200 Hz
Elektromechanische specicaties - uitvoering IP66/IP67
Opties voor de kabelinstallatie
Ʋ Kabelinvoer M20 x 1,5; ½ NPT
Ʋ Kabelwartel M20 x 1,5; ½ NPT (kabeldiameter zie tabel onder)
Ʋ Blindplug M20 x 1,5; ½ NPT
Ʋ Afsluitkap ½ NPT
Materiaal ka-
belwartel
Materiaal af-
dichting
Kabeldiameter
4,5 … 8,5 mm 5 … 9 mm 6 … 12 mm 7 … 12 mm 10 … 14 mm
PA NBR
Messing, ver-
nikkeld
NBR
RVS NBR
Aderdiameter (veerkrachtklemmen)
Ʋ Massieve ader, litze 0,2 … 2,5 mm² (AWG 24 … 14)
Ʋ Litze met adereindhuls 0,2 … 1,5 mm² (AWG 24 … 16)
Geïntegreerde klok
Datumformaat Dag.Maand.Jaar
Tijdformaat 12 h/24 h
Tijdzone af fabriek CET
Max. gangafwijking 10,5 min/jaar
Extra uitgangsgrootheid - elektronicatemperatuur
Uitsturen van de temperatuurwaarde
Ʋ Analoog Via de stroomuitgang
Ʋ Digitaal Via het digitale uitgangssignaal (afhankelijk van de
uitvoering van de elektronica)
Bereik -40 … +50 °C (-40 … +122 °F)
Resolutie < 0,1 K
Nauwkeurigheid ±5 K
3)
Getest conform de richtlijnen van de Germanischen Lloyd, GL-karakteristiek 2.
56
11 Bijlage
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Voedingsspanning
Bedrijfsspanning 20 … 72 V DC of 20 … 253 V AC, 50/60 Hz
Ompoolbeveiliging Aanwezig
Max. opgenomen vermogen 6 VA (AC); 4 W (DC)
Elektrische veiligheidsmaatregelen
Beschermingsklasse, afhankelijk van
huisuitvoering
IP66/IP67 (NEMA Type 4X)
4)
Overspanningscategorie De voeding kan op netten met overspanningscategorie
III worden aangesloten
Veiligheidsklasse I
11.2 Afmetingen
De volgende maattekeningen geven slechts een deel van de mogelijke uitvoeringen weer. Gedetail-
leerde maattekeningen kunnen via www.vega.com/downloads en "Tekeningen" worden gedown-
load.
4)
Voorwaarde voor het behouden van de beschermingsklasse is een passende kabel.
57
11 Bijlage
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Aluminium of RVS-behuizing
242,5 mm (9.55")
54,5 mm
(2.15")
9 mm
(0.35")
9 mm
(0.35")
175
mm
(6.89")
90
mm
(3.54")
100
mm
(3.94")
143,5
mm
(5.65")
169
mm
(6.65")
116,5
mm
(4.59")
119
mm
(4.69")
M20x1,5/
½ NPT
Fig.23:Aluminiumbehuizingresp.rvs-behuizing(jngietwerk)
58
11 Bijlage
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
POINTRAC 31 met detectorbuis
22 mm
(0.87")
36 mm
(1.42")
ø 76,2
mm
(3")
L
242,5 mm (9.55")
Fig. 24: POINTRAC 31 met detectorbuis - meetlengte: 152 mm of 304 mm (6 in/12 in)
L Meetbereik = bestellengte 152 mm of 304 mm (6 in/12 in)
59
11 Bijlage
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
POINTRAC 31 - montagevoorbeeld
220 mm
(8.66")
70
mm
(2.76")
101,6 mm
(4.00")
195
mm
(7.68")
152,5
mm
(6.00")
127
mm
(5.00")
51
mm
(2.01")
14
mm
(0.55")
183 mm
(7.20")
38 mm
(1.50")
38 mm
(1.50")
23 mm
(0.91")
14
mm
(0.55")
54 mm
(2.13")
101,3 mm
(4.00")
58
mm
(2.28")
Fig. 25: POINTRAC 31 met detectorbuis, 152 mm of 304 mm (6 in/12 in) - met meegeleverde montagetoebehoren
POINTRAC 31 zonder detectorbuis
57 mm
(2.24")
242,5 mm (9.55")
Fig. 26: POINTRAC 31 zonder detectorbuis - meetbereik = bestellengte 46 mm (1,8 in)
60
11 Bijlage
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
POINTRAC 31 - montagevoorbeeld
220 mm
(8.66")
111
mm
(4.37")
101,6 mm
(4.00")
195
mm
(7.68")
152,5
mm
(6.00")
127
mm
(5.00")
51
mm
(2.01")
14
mm
(0.55")
183 mm
(7.20")
100 mm
(3.84")
38 mm
(1.50")
38 mm
(1.50")
Fig. 27: POINTRAC 31 zonder detectorbuis, 46 mm (1,8 in) - met meegeleverde montagetoebehoren
61
11 Bijlage
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
11.3 Industrieel octrooirecht
VEGA product lines are global protected by industrial property rights. Further information see
www.vega.com.
VEGA Produktfamilien sind weltweit geschützt durch gewerbliche Schutzrechte.
Nähere Informationen unter www.vega.com.
Les lignes de produits VEGA sont globalement protégées par des droits de propriété intellectuel-
le. Pour plus d'informations, on pourra se référer au site www.vega.com.
VEGA lineas de productos están protegidas por los derechos en el campo de la propiedad indu-
strial. Para mayor información revise la pagina web www.vega.com.
Линии продукции фирмы ВЕГА защищаются по всему миру правами на интеллектуальную
собственность. Дальнейшую информацию смотрите на сайте www.vega.com.
VEGA系列产品在全球享有知识产权保护。
进一步信息请参见网站<www.vega.com
11.4 Handelsmerken
Alle gebruikte merken en handels- en bedrijfsnamen zijn eigendom van hun rechtmatige eigenaar/
auteur.
62
INDEX
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
INDEX
A
Aansluitstappen 22
Aansluittechniek 21
Aanwijswaarde 36
Aarding 21
Achtergrondstraling 31
Afscherming 21
B
Bediening
Systeem 28
Bediening blokkeren 35
Bedrijfsstand 39
C
Controlegebieden 12
D
Datum 37
Defaultwaarde 38
Delta I 33
Demping 37
E
EDD (Enhanced Device Description) 44
Eenheid 31
F
Formulier retourzenden instrument 50
G
Gammamodulator 10
Gebruikstoestemming 11
H
HART 39
Hitte 19
Hoofdmenu 29
I
Inbouwpositie 14
Inregelgegevens 36
Inregelpunt 32
Instrumentinstellingen Kopiëren 39
Instrumentkenmerken 40
Instrumentnaam 40
Instrumentstatus 36
Isotoop
Co-60 30
Cs-137 30
K
Kabelinvoer 14, 20
Kabelwartel 14, 20
Kalibratiedatum 40
Koeling 10
M
Meetplaatsnaam 30
N
NAMUR NE 107 45
Failure 46
Function check 47
Maintenance 48
Out of specication 47
P
Potentiaalvereening 21
Preparaat 30
R
Relais 34
Reparatie 50
Reserve-onderdelen
Elektronica 9
Reset 37
S
Sensoruitlijning 17
Service-hotline 48
Signaal controleren 48
Simulatie 36
Sleepaanwijzer 36
Storing
Oplossen 48
Storingen verhelpen 48
Stralingsbescherming 12
Stralingsbron 30
Stralingsbronhouder 11
Stroomuitgang modus 34
T
Taal 35
Tijd 37
Toebehoren 10
Display- en bedieningsmodule 9
Externe aanwijseenheid 9
Externe display- en bedieningseenheid 9
Gammamodulator 10
Toepassing 31
63
INDEX
POINTRAC 31 • Vierdraads 8/16 mA/HART
39411-NL-200708
Type inregeling 31
Typeplaat 7
U
Uitvoering instrument 40
V
Veiligheidsklasse 20
Verantwoordelijke voor de stralingsbescherming
12
Verbindingskabel 20
Voedingsspanning 20, 56
W
Waterkoeling 19
Werkingsprincipe 8
Printing date:
VEGA Grieshaber KG
Am Hohenstein 113
77761 Schiltach
Germany
39411-NL-200708
De gegevens omtrent leveromvang, toepassing, gebruik en bedrijfsomstandighe-
den van de sensoren en weergavesystemen geeft de stand van zaken weer op het
moment van drukken.
Wijzigingen voorbehouden
© VEGA Grieshaber KG, Schiltach/Germany 2020
Phone +49 7836 50-0
Fax +49 7836 50-201
www.vega.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64

Vega POINTRAC 31 Handleiding

Type
Handleiding