Nikon D200 Handleiding

Type
Handleiding
Over deze handleiding
De onderwerpen in deze handleiding zijn gerangschikt in oplopende moeilijkheidsgraad.
Deze hoofdstukken behandelen alles wat nodig
is voor eenvoudige richt-en-schiet-fotogra e.
Inleiding (p. 1)
Bekijk de namen van de cameraonderdelen goed en maak de camera gebruiksklaar.
Instructies: Fotograferen en weergeven (p. 17)
De basishandelingen die nodig zijn voor het maken en afspelen van foto’s.
Instellingen: Basisinstellingen (p. 115)
Basisinstellingen van de camera, inclusief het formatteren van geheugenkaarten en
het instellen van de cameraklok.
Technische gegevens (p. 173)
Lees dit hoofdstuk voor informatie over cameraspecifi caties, accessoires en het oplos-
sen van problemen.
Lees deze hoofdstukken voor een complete
omschrijving van de werking van de camera.
Naslaginformatie: Meer over foto’s maken (p. 26)
Speel met de belichting en verken de creatieve mogelijkheden van
enkele van de meer geavanceerde instellingen van de camera.
Naslaginformatie: Meer over foto’s weergeven (p. 98)
Leer meer over het afspelen, naar de computer overspelen
en het printen van foto’s.
Instellingen: Opname- en weergave-instellingen, persoonlijke instel-
lingen (p. 124)
Lees dit hoofdstuk voor meer informatie over de persoon-
lijke instellingen en de opname- en weergave-opties.
Handelsmerkinformatie
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation. CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. Lexar Media is een handels-
merk van Lexar Media Corporation. Microdrive is een handelsmerk van Hitachi Global Storage Technologies in de Verenigde Staten
en andere landen. Adobe en Acrobat zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Inc. PictBridge is een handelsmerk. Alle
andere handelsnamen die in deze handleiding of in andere documentatie bij uw Nikon product worden vermeld, zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
i
Inleiding
Instructies Fotograferen en weergeven
Naslaginformatie Meer over foto’s maken
Meer over foto’s weergeven
Instellingen Basisinstellingen:
Het setup-menu
Opname-opties:
Het opnamemenu
Weergaveopties:
Het weergavemenu
Persoonlijke instellingen:
Het menu Persoonlijke instellingen
Technische gegevens
ii
Voor uw veiligheid
Om schade aan uw Nikon product of letsel voor uzelf of anderen te voorkomen,
dient u de volgende veiligheidsinstructies goed door te lezen voordat u deze
apparatuur gaat gebruiken. Bewaar deze veiligheidsinstructies waar iedereen die
het product gebruikt ze kan lezen.
De consequenties voor het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies in dit
hoofdstuk worden met het volgende pictogram aangegeven:
Dit pictogram staat bij waarschuwingen, informatie die u voor gebruik van dit
Nikon product moet lezen om mogelijk letsel te voorkomen.
WAARSCHUWINGEN
Kijk niet via de zoeker in de zon
In de zon of andere sterke lichtbronnen
kijken via de zoeker, kan tot blijvende
vermindering van het gezichtsvermogen
leiden.
Onmiddellijk uitschakelen in geval van storing
Indien u ontdekt dat er rook of een on-
gewone geur vrijkomt uit het apparaat of
de lichtnetadapter (apart leverbaar), ont-
koppelt u onmiddellijk de lichtnetadapter
van het lichtnet en verwijdert u de bat-
terij; pas daarbij op dat u zich niet brandt.
Voortgaand gebruik kan leiden tot letsel.
Breng na het verwijderen van de batterij
de apparatuur naar een door Nikon er-
kend servicecentrum.
Niet gebruiken in de nabijheid van ontvlambaar
gas
Gebruik elektronische apparatuur niet in
de nabijheid van ontvlambaar gas, omdat
dit kan leiden tot explosie of brand.
Doe de draagriem niet om de hals van kinderen
Het om de nek dragen van de camera
door een kind kan leiden tot verstikking.
Haal het apparaat niet uit elkaar
Aanraking van inwendige onderdelen
kan tot letsel leiden. In geval van een de-
fect mag dit product uitsluitend worden
gerepareerd door een gekwalifi ceerde re-
parateur. Mocht het product openbarsten
als gevolg van een val of ander ongeluk,
verwijder dan de batterij of ontkoppel
de lichtnetadapter en breng het product
vervolgens naar een door Nikon geautori-
seerd servicecentrum voor inspectie.
Neem de juist voorzorgen in acht bij het gebruik
van batterijen
Batterijen kunnen bij onjuist gebruik lekken of
exploderen. Neem de volgende voorzorgen
in acht wanneer u bezig bent met de batte-
rijen die in dit product worden gebruikt:
Zorg ervoor dat het product is uitgescha-
keld voordat u de batterij vervangt. Als
u een lichtnetadapter gebruikt, dient u
deze los te koppelen.
Gebruik alleen batterijen die zijn goedge-
keurd voor gebruik in dit apparaat. Gebruik
geen oude en nieuwe batterijen of batte-
rijen van verschillend type door elkaar.
Plaats batterijen niet ondersteboven of
achterstevoren.
U mag de batterij niet kortsluiten of uit
elkaar halen.
Stel batterijen niet bloot aan vuur of hoge
temperaturen.
iii
U mag batterijen niet blootstellen aan of
onderdompelen in water.
Plaats het afdekkapje van de batterij te-
rug wanneer u de batterij vervoert. Ver-
voer of bewaar batterijen niet samen met
metalen objecten, zoals halskettingen of
haarspelden.
Volledig lege batterijen kunnen gaan
lekken. Om schade aan het product te
voorkomen, dient u een lege batterij te
verwijderen.
Plaats het afdekkapje op de contact-
punten en berg de batterij op een koele
plaats op als de batterij niet in gebruik is.
Direct na gebruik, of als het product
gedurende langere tijd op batterijen is
gebruikt, kan de batterij heet zijn. Zet de
camera daarom uit en laat de batterij af-
koelen voor u deze verwijdert.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
een batterij als u veranderingen opmerkt,
zoals verkleuring of vervorming.
Gebruik de juiste kabels
Als u kabels op de in- en uitvoeraan-
sluitingen gaat aansluiten, gebruik dan
uitsluitend de meegeleverde kabels, of
kabels die Nikon voor het beoogde doel
aanbiedt. Op die manier bent u verzekerd
van een optimale werking.
Buiten bereik van kinderen houden
Negeren van deze waarschuwing kan lei-
den tot letsel.
Cd-roms
De cd-roms waarop de software en de
handleiding worden gedistribueerd mo-
gen niet op audio-cd-apparatuur worden
afgespeeld. Het afspelen van cd-roms op
een audio-cd-speler kan tot gehoorver-
lies of schade aan de apparatuur leiden.
Wees voorzichtig bij het gebruik van de  itser
Pas op dat het fl itsvenster niet in aanra-
king is met een persoon of een object
als u de fl itser gebruikt. Anders kan de
persoon zich branden of kan er vuur ont-
staan.
Gebruik van de fl itser dicht bij de ogen
kan leiden tot tijdelijke vermindering van
het gezichtsvermogen. Pas extra op bij
het fotograferen van kleine kinderen; de
itser mag niet dichterbij worden gehou-
den dan een meter.
Gebruik van de zoeker
Bij het gebruik van de oogsterktecorrec-
tie-instelling met het oog aan de zoeker
dient u op te passen dat u niet per onge-
luk met uw vinger in uw oog steekt.
Vermijd contact met vloeibare kristallen
Mocht de monitor stuk gaan, pas dan op
dat u geen letsel oploopt door het gebro-
ken glas en voorkom dat vloeibare kristal-
len van de monitor in aanraking komen
met de huid of in ogen of mond komen.
iv
Opmerkingen
• Niets van de handleidingen die bij dit product
zijn geleverd mag worden gereproduceerd,
overgedragen, getranscribeerd, opgeslagen
in een archiefsysteem of vertaald in enige taal
in enige vorm, met enig middel, zonder voor-
afgaande schriftelijk toestemming van Nikon.
Nikon behoudt zich het recht voor de speci-
caties van de hardware en software die in
deze handleidingen wordt beschreven op
enig moment zonder voorafgaande aankon-
diging te wijzigen.
Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade
die voortkomt uit het gebruik van dit product.
Hoewel alles in het werk is gesteld om te zor-
gen dat de informatie in deze handleidingen
juist en compleet is, stellen we het zeer op
prijs als u de Nikon importeur op de hoogte
wilt stellen van eventuele onjuistheden of
omissies (adres aanwezig in overige docu-
mentatie).
v
Pictogram voor gescheiden inzameling in Europese landen
Dit pictogram geeft aan dat dit product via gescheiden inzameling moet worden
afgevoerd.
Het volgende is alleen van toepassing op gebruikers in Europese landen:
Dit product is ontworpen met het oog op gescheiden inzameling via een daarvoor
bestemd inzamelingspunt. Gooi dit product niet weg als huishoudafval.
Neem voor meer informatie contact op met uw leverancier of de locale autoriteit die verant-
woordelijk is voor afvalverwerking.
Mededeling betreff ende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let er op dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door
middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
Voorwerpen die volgens de wet niet mogen worden
gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld,
munten, waardepapieren of overheidsobliga-
ties, zelfs als dergelijke kopieën of reproducties
voorzien zijn van een stempel Voorbeeld’.
Het kopiëren of reproduceren van papiergeld,
munten of waardepapieren die in het buiten-
land in circulatie zijn, is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend, is het
kopiëren of reproduceren van ongebruikte
door de overheid uitgegeven postzegels of
briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de
overheid uitgegeven zegels of van gecertifi -
ceerde, door de wet voorgeschreven docu-
menten is verboden.
• Waarschuwingen met betrekking tot bepaalde ko-
pieën en reproducties
De overheid heeft waarschuwingen uitgevaardigd
met betrekking tot het kopiëren of reproduceren
van waardepapieren, uitgegeven door commercië-
le instellingen (aandelen, wissels, cheques, cadeau-
certifi caten, etc.), reispassen of coupons, behalve
wanneer het gaat om een minimaal benodigd
aantal kopieën voor zakelijk gebruik door een be-
drijf. Eveneens niet toegestaan is het kopiëren of re-
produceren van door de overheid uitgegeven pas-
poorten, vergunningen afgegeven door overheids-
instanties en andere instellingen, identiteitskaarten
en kaartjes zoals passen en maaltijdcoupons.
• Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van auteursrech-
terlijk beschermde creatieve werken zoals boe-
ken, muziek, schilderijen, houtgravures, kaarten,
tekeningen, fi lms en foto’s is verboden bij nati-
onale en internationale wetten. Gebruik dit pro-
duct niet voor het maken van illegale kopieën
of voor inbreuk maken op het auteursrecht.
Opslagapparatuur in de afvalverwerking
Houd er rekening mee dat het wissen van beelden of het formatteren van geheugenkaarten of
andere opslagmedia de oorspronkelijke beelddata niet geheel verwijdert. Gewiste bestanden
kunnen soms van weggegooide opslagapparatuur worden teruggehaald met commercieel ver-
krijgbare software, wat een potentiële bron is van misbruik van persoonlijke beeldbestanden. De
verantwoordelijkheid voor de privacy omtrent dat soort bestanden ligt bij de gebruiker.
Voordat u een opslagapparaat weggooit of overdraagt aan iemand anders dient u alle bestanden te wissen
met commercieel verkrijgbare verwijderingssoftware of formatteert u het apparaat en laadt u het vervol-
gens geheel met beelden die geen privé-informatie bevatten (bijvoorbeelden fotos van een egale lucht).
Denk er aan dat u eventueel ook de beelden vervangt die u gebruikt voor de vooringestelde witbalans.
Denk eraan letsel of schade aan voorwerpen te vermijden bij het fysiek vernietigen van opslagapparaten.
vi
Voor uw veiligheid ............................................................................................................................ ii
Opmerkingen ...................................................................................................................................... iv
Inleiding
Inleiding
..................................................................................................................
..................................................................................................................
1
1
Kennismaking met de camera ...................................................................................................... 2
Eerste stappen .................................................................................................................................... 8
Objectief bevestigen ...................................... 8
Batterij laden en plaatsen ............................ 10
Basisinstellingen ................................................ 12
Geheugenkaarten plaatsen ....................... 14
Zoeker op oogsterkte aanpassen ........... 16
Instructies:
Instructies:
Fotograferen en weergeven
Fotograferen en weergeven
..............................................................
..............................................................
1
1
7
7
Eenvoudig fotograferen .................................................................................................................. 17
Eenvoudig weergeven ..................................................................................................................... 22
Naslaginformatie
Naslaginformatie
....................................................................................................
....................................................................................................
2
2
3
3
Gebruik van cameramenu’s ........................................................................................................... 24
Naslaginformatie:
Naslaginformatie:
Meer over foto’s maken
Meer over fotos maken
..........................................................
..........................................................
2
2
6
6
Een opnamestand kiezen ............................................................................................................... 26
Beeldkwaliteit en -grootte ............................................................................................................. 28
Beeldkwaliteit ..................................................... 28 Beeldformaat ....................................................... 32
ISO-gevoeligheid ............................................................................................................................... 33
Witbalans .............................................................................................................................................. 35
Beelden optimaliseren ..................................................................................................................... 45
Kleurruimte .......................................................................................................................................... 50
Scherpstelling ..................................................................................................................................... 51
Scherpstelstand ................................................. 51
Scherpstelveld kiezen .................................... 53
AF-veldstand ....................................................... 54
Selectie scherpstelzones .............................. 55
Scherpstelvergrendeling ............................. 56
AF-hulpverlichting ........................................... 58
Goede resultaten met autofocus ........... 59
Handmatig scherpstellen ............................ 60
Belichting .............................................................................................................................................. 61
Lichtmeting .......................................................... 61
Belichtingsstand ................................................ 62
Vergrendeling automatische belichting
... 70
Belichtingscorrectie ........................................ 72
Belichtings- en fl itsbracketing .................. 73
Flitsfotografi e ...................................................................................................................................... 76
Flitssynchronisatiestanden ......................... 77
Gebruik van de ingebouwde fl itser ...... 78
Flitsbelichtingscorrectie ............................... 80
FV-vergrendeling .............................................. 81
Zelfontspannerstand ........................................................................................................................ 83
Beeld-op-beeld en Meervoudige Belichting ........................................................................... 84
Intervalfotografi e ............................................................................................................................... 89
Objectieven zonder CPU ................................................................................................................. 93
Een GPS-eenheid gebruiken .......................................................................................................... 96
Reset met twee knoppen ............................................................................................................... 97
Inhoud
vii
Naslaginformatie: Meer over fotos weergeven
Naslaginformatie: Meer over fotos weergeven
...................................................
...................................................
9
9
8
8
Foto’s bekijken .................................................................................................................................... 98
Enkel beeld weergeven ................................ 98
Foto-informatie .................................................. 99
Meerdere beelden bekijken:
Miniatuur weergave ......................................... 102
Foto’s van dichtbij bekijken:
zoomweergave .................................................. 103
Foto’s tegen verwijderen beveiligen ... 104
Afzonderlijke fotos verwijderen .............. 105
Beelden op TV bekijken ................................................................................................................... 106
Aansluiten op een computer ........................................................................................................ 107
Foto’s printen ...................................................................................................................................... 110
Instellingen
Instellingen
.............................................................................................................
.............................................................................................................
11
11
5
5
Basisinstellingen: Het setup-menu ............................................................................................. 115
Formatteren ......................................................... 116
LCD-helderheid ................................................. 116
Spiegel omhoog ............................................... 117
Videostand ............................................................ 117
Wereldtijd .............................................................. 117
Taal ............................................................................. 118
Beeldcommentaar ........................................... 118
Autom. beeldrotatie ....................................... 119
Recente instellingen ....................................... 119
USB ............................................................................ 121
Stof referentiefoto ............................................ 121
Batterij-informatie ............................................ 123
Firmware versie .................................................. 123
Opname-opties: Het opnamemenu ........................................................................................... 124
Geh.bank opnamemenu ............................. 125
Opn.menu terugzetten ................................. 127
Mappen .................................................................. 128
Naamgeving bestanden .............................. 129
Beeld optimaliseren ........................................ 129
Kleurruimte .......................................................... 129
Beeldkwaliteit ..................................................... 129
Beeldformaat ....................................................... 130
JPEG compressie ............................................... 130
RAW compressie ............................................... 130
Witbalans ............................................................... 130
Ruisonderdrukking ......................................... 131
Hoge ISO ruisonderd. ..................................... 131
ISO- gevoeligheid .............................................. 132
Beeld-op -beeld .................................................. 132
Meervoudige belicht. .................................... 132
Intervalopnamen .............................................. 132
Niet-CPU objectief ........................................... 132
Weergaveopties: Het weergavemenu ........................................................................................ 133
Wissen ..................................................................... 133
Terugspeelmap .................................................. 135
Diashow ................................................................. 135
Beeld verbergen ................................................ 137
Printopdracht ...................................................... 139
Weergavestand .................................................. 141
Beeld terugspelen ............................................ 141
Na verwijderen ................................................... 142
Draai portret ........................................................ 142
Persoonlijke instellingen ................................................................................................................. 143
Technische gegevens
Technische gegevens
.............................................................................................
.............................................................................................
17
17
3
3
Optionele accessoires ...................................................................................................................... 173
Behandeling van uw camera ......................................................................................................... 184
Problemen oplossen ......................................................................................................................... 189
Bijlage .................................................................................................................................................... 195
Specifi caties ......................................................................................................................................... 203
Index ....................................................................................................................................................... 208
viii
Maak testopnamen
Voordat u bij belangrijke gelegenheden (zoals bruiloften of reizen) fotos maakt, is het aan
te bevelen om een testopname te maken om te controleren of de camera goed werkt.
Nikon is niet aansprakelijk voor kosten of gederfde winst als gevolg van het niet goed func-
tioneren van het product.
Permanente educatie
Als onderdeel van ons streven naar permanente educatie en voortdurende productonder-
steuning en training wordt on line voortdurend actuele informatie beschikbaar gesteld op
de volgende websites:
• Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
• Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support
Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek deze sites voor actuele productinformatie, tips en antwoorden op veelgestelde
vragen en voor algemeen advies over digital imaging en fotografi e. Raadpleeg voor meer
informatie de dichtstbijzijnde Nikon vertegenwoordiging.
Bezoek de URL hieronder voor contactgegevens:
http://nikonimaging.com/
1
In deze handleiding wordt in de illustraties een AF-S DX 18–70 mm f/3.5–4.5G ED objec-
tief gebruikt. De onderdelen van de lens worden hieronder weergegeven.
4
Inleiding—Kennismaking met de camera
De multi-selector wordt gebruikt voor menunavigatie en voor het regelen van de foto-
informatie die bij weergave te zien is.
Aantal weergegeven
beelden wijzigen
Camerabody (vervolg)
(AE/AF vergrendeling)
knop: 56, 70
Hoofdinstel-
schijf: 170
(AF-ON)
knop: 52
Kaartsleufdek-
sel:
14
Vergrendeling kaartsleufdeksel:
14
Toegangslampje ge-
heugenkaart:
14
Selectieknop AF-veldstand:
54
Vergrendeling
selectieknop
scherpstel-
stand:
53
Monitor: 9, 116, 184
(enter) knop: 24
[ (zoomweergave)
knop: 103]
(beveilig)
knop: 104
[ ? (help) knop:
24]
(miniaturen)
knop: 102
(menu) knop:
24
(weergave)
knop
:
22, 98
(verwijder) knop: 22, 105
[ (formatteer) knop: 14]
(bracketing)
knop: 43, 73
Oculairrubber
Zoekeroculair:
83, 90, 181
Oogsterktecorrectieknop:
16, 181
Selectieknop lichtmeting:
61
Multi-selector
Meer foto-informatie bekijken
Beweeg cursor omhoog
Weergave ( 98)
Menunavigatie ( 24)
Volgende foto bekijken
Geef submenu weer
Maak selectie
Meer foto-informatie bekijken
Beweeg cursor omlaag
Vorige foto bekijken
Terug naar vorig menu
Annuleren
Maak selectie
5
Inleiding—Kennismaking met de camera
6
Inleiding—Kennismaking met de camera
12
8
119 10
14
18
19
20 21 24
22
13
15
16 17
23
6
7
2
1
3
5
4
* Kan worden verborgen met persoonlijke instelling d3 ( 158).
De zoekerdisplay
Wanneer de batterij vrijwel leeg is wordt de
display in de zoeker gedimd. De zoekerdisplay
keert terug naar de normale werking als er een
volle batterij is geplaatst.
1 Compositieraster (verschijnt wanneer
Aan is geselecteerd voor Persoonlijke
Instelling d2 (Rasterweergave) ...........158
2 8 mm referentiecirkel voor centrumge-
richte meting ........................................................61
3 Waarschuwing ‘Geen geheugenkrt
*
...... 7
4 Batterijaanduiding
*
...........................................17
5 Zwart-witaanduiding
*
.....................................45
6 Scherpstelpunten (scherpstelvelden)
normaal kader ..............................................53, 55
7 Scherpstelpunten (scherpstelvelden)
breed kader ............................................................55
8 Scherpstelaanduiding .....................................20
9 Lichtmeting ............................................................61
10 Belichtingsvergrendeling (AE) ....................70
11 Sluiter tijd .........................................................62–69
12 Diafragma (f/getal) ...................................62–69
Diafragma (aantal stops) ........................67, 69
13 Belichtingsstand ..................................................62
14 Aanduiding fl itscorrectie ...............................80
15 Aanduiding belichtingscorrectie ..............72
16 ISO- gevoeligheid ................................................33
17 Aantal resterende opnamen .......................17
Aantal resterende opnamen
voor volraken geheugenbuff er ..................27
Opnameaanduiding voorinstelling
witbalans ..................................................................40
Waarde belichtingscorrectie .......................72
Waarde fl itscorrectie .........................................80
Aanduiding PC-verbinding .......................108
18 Flitsgereed-aanduiding ..................................79
19 Flitswaarde(FV )-vergrendeling ...................81
20 Flitssynchronisatie ..............................................79
21 Aanduiding diafragmastop ..................67, 69
22 Elektronische analoge
belichtingsaanduiding ....................................69
Belichtingscorrectie ..........................................72
23
Aanduiding automatische gevoeligheid
...153
24 ‘K’ (verschijnt bij geheugencapaciteit
voor meer dan 1000 opnamen) .................. 7
7
Inleiding—Kennismaking met de camera
Geheugenkaarten met een grote capaciteit
Als er genoeg ruimte op de geheugenkaart over is om
duizend of meer beelden bij de huidige instellingen op te
slaan, wordt het resterend aantal opnamen aangegeven in
duizendtallen, afgrond naar het dichtstbijzijnde honderd-
tal (bijvoorbeeld: is er ruimte voor circa 1260 beelden, dan
geeft de opnameteller aan: 1,2K).
Weergave bij uitgeschakelde camera/geen geheugenkaart
Is de camera uitgeschakeld terwijl er een batterij en een
geheugenkaart in zitten, dan blijft het aantal opnamen op
de LCD-monitor zichtbaar. Is er geen geheugenkaart aan-
wezig, dan is op de LCD-monitor te zien; in de zoeker
verschijnt het pictogram.
Geavanceerde matglasaanduidingen
Wanneer de achtergrond helder is verschijnt het actieve scherpstelveld ( 53) in zwart.
Is de achtergrond donker, dan verschijnt het actieve scherpstelveld kort in rood om het
contrast met de achtergrond vast te stellen (‘Vari-Brite’ scherpstelvelden), zodat het mak-
kelijker is het scherpstelveld te identifi ceren. De zoeker is tevens uitgerust met oproepbare
rasterlijnen. Is Aan geselecteerd voor Persoonlijke Instelling d2 (Rasterweergave; 158),
dan verschijnt er een compositieraster over de weergave in de zoeker. Het raster is nuttig
voor de compositie van landschapsopnamen en bij de tilt- en shift-verstellingen van een
PC Nikkor objectief.
Als gevolg van de aard van dit type zoekerweergave ziet u mogelijk fi jne lijnen die vanuit
het geselecteerde scherpstelveld naar buiten toe stralen, of dat de weergave van de zoeker
rood wordt als het geselecteerde scherpstelveld oplicht. Dit zijn normale verschijnselen; ze
wijzen niet op een storing.
De zoekerdisplay
Het scherpstelveld- en de rasterlijndisplay in de zoeker (geavanceerde matglasweergave)
hebben de neiging bij hogere temperaturen lichter te worden; bij lage temperaturen wor-
den ze juist donker en werken ze trager. De andere zoekerdisplays hebben de neiging bij
hogere temperaturen donkerder te worden en bij lagere temperaturen trager te reageren.
Bij kamertemperatuur keren alle displays terug naar hun normale werking.
8
Inleiding—Eerste stappen
1
Nadat u hebt gecontroleerd of de camera uit-
staat, verwijdert u de achterste lensdop en de
bodydop van de camera.
2
Zorg dat het montageteken op het objectief in
lijn staat met het montageteken op de camera-
body en plaats het objectief in de bajonetvatting
van de camera. Pas op dat u niet de ontgren-
delknop van het objectief indrukt en draai het
objectief tegen de klok in totdat het vastklikt.
Eerste stappen
Objectief bevestigen
Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer het objectief is verwij-
derd.
Objectieven verwijderen
Denk er goed aan dat de camera uit moet staan als u een
objectief verwijdert of verwisselt. Om het objectief te ver-
wijderen houdt u de ontgrendelknop ingedrukt terwijl u het
objectief met de klok mee draait.
Diafragmaring
Als het objectief is uitgerust met een diafragmaring, vergrendelt u deze op het kleinste
diafragma (hoogste f/-getal). Zie de handleiding van het objectief voor meer informatie.
Bevestigings-
index
9
Inleiding—Eerste stappen
Bevestiging van de camerariem
Bevestig de riem als aangegeven.
Om het kapje te verwijderen pakt u het stevig vast en trekt u
de onderkant rustig naar buiten, zoals rechts aangegeven.
Het monitorkapje
Het transparante plastic kapje (het BM-6 LCD-monitor-
kapje) wordt bij de camera geleverd om de LCD-monitor
schoon te houden en te beschermen wanneer de camera
niet wordt gebruikt. Om het kapje te plaatsen steekt u het
uitsteeksel aan de bovenzijde van het kapje in de daarvoor
bestemde uitsparing boven de cameramonitor (
); druk
vervolgens op de onderzijde van het kapje totdat het op
zijn plaats klikt (
).
10
Inleiding—Eerste stappen
1.1 Steek het netsnoer in de lader en steek de
stekker in het stopcontact.
1.2 Plaats de batterij in de lader. Het lampje
CHARGE knippert tijden het opladen van
de batterij. Er zijn ongeveer twee uur en een
kwartier nodig om een lege batterij geheel
op te laden.
1.3 Het laden is voltooid als het lampje CHARGE
stopt met knipperen. Verwijder de batterij
uit de lader en trek de stekker uit het stop-
contact.
Batterij laden en plaatsen
De meegeleverde EN-EL3e batterij is standaard niet opgeladen. Laad de batterij
op met de meegeleverde MH-18a snellader, zoals hieronder wordt beschreven.
1
Batterij opladen
De batterij en de lader
Lees de waarschuwingen op de pagina’s ii-iii en 187–188 van deze handleiding en volg ze
op, evenals waarschuwingen en instructies van de batterijfabrikant. Gebruik alleen EN-
EL3e batterijen. De D200 is niet compatibel met de EN-EL3 en EN-EL3a batterijen voor de
D100, D70-serie en D50 camera’s of met de MS-D70 CR2 batterijhouder.
Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen onder 0 °C of boven 40 °C. Tijdens het
opladen dient de temperatuur in een bereik van circa 5–35 °C te liggen. Voor het beste
resultaat doet u er goed aan de batterij op te laden bij een temperatuur van 20 °C of hoger.
Denk eraan dat de batterij tijdens het gebruik heet kan worden; laat de batterij afkoelen
voordat u deze oplaadt. Als u deze voorzorgsmaatregelen negeert, kan dit beschadiging
van de batterij veroorzaken, de prestaties van de batterij verminderen en ervoor zorgen dat
deze niet normaal oplaadt.
De capaciteit van de batterij neemt af bij lage temperaturen. Dit kunt u zien aan de aandui-
ding voor het batterijniveau. Bij lage temperaturen lijkt een net opgeladen batterij gedeel-
telijk ontladen. Bij temperaturen onder circa 5 °C kan de gebruiksduur van de batterij, zoals
deze in de weergave Batterij informatie wordt getoond, tijdelijk zijn gereduceerd. De
normale weergave wordt weer hersteld bij een temperatuur van circa 20 °C of hoger.
11
Inleiding—Eerste stappen
2.1 Controleer of de camera uit staat en open
het batterijvak.
2.2 Plaats een geheel geladen batterij in de ca-
mera, als rechts aangegeven. Sluit het deksel
van het batterijvak.
De EN-EL3e deelt informatie met compatibele apparatuur, waardoor het mogelijk is
de batterijstatus in zes niveaus aan te geven op het LCD-venster en als een percen-
tage in de weergave Batterij informatie van het setup-menu ( 123). Ook wordt de
gebruiksduur van de batterij weergegeven en het aantal opnamen dat werd gemaakt
sinds de batterij voor het laatst werd geladen.
EN-EL3e oplaadbare Li-ion batterijen
2
Batterij plaatsen
Gebruik alleen originele Nikon elektronische accessoires
Nikon camera’s zijn ontworpen volgens de hoogste standaarden en bevatten complexe
elektronische schakelingen. Alleen originele Nikon elektronische accessoires (waaronder
lenzen, fl itsers, batterijladers, batterijen en lichtnetadapters) die specifi ek zijn bedoeld voor
gebruik met deze Nikon digitale camera, zijn ontworpen en getest om te voldoen aan de
veiligheids- en functioneringsvoorschriften van deze elektronische schakelingen.
GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE ELEKTRONISCHE ACCESSOIRES KAN SCHADE AAN
DE CAMERA TOT GEVOLG HEBBEN DIE NIET ONDER DE GARANTIE VALT. Het
gebruik van oplaadbare Li-ion batterijen van andere fabri-
kanten die niet zijn voorzien van het Nikon holografi sche
zegel (zie rechts) kan de normale werking van de camera
verstoren of ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken,
vlam vatten, scheuren of gaan lekken.
Neem contact op met een erkende Nikon dealer voor meer informatie over originele Nikon
accessoires.
Batterij verwijderen
Zet de camera uit voordat u de batterij verwijdert. Plaats het beschermkapje terug als de
batterij niet wordt gebruikt.
12
Inleiding—Eerste stappen
5
2
6
7 8
9
10
3 4
1
Basisinstellingen
De taaloptie in het setup-menu wordt automatisch gemarkeerd wanneer menus
voor het eerst worden weergegeven. Kies een taal en stel de datum en tijd in.
Zet de camera aan en druk op de knop
.
Geef het menu Taal weer.
Selecteer een taal. Terug naar setup-menu.
Markeer Wereldtijd.Geef de opties weer.
Markeer Tijdzone. Geef een wereldkaart met tijdzones weer.
Selecteer de lokale tijdzone.
*
* Het veld UTC geeft het verschil in uren aan tussen de geselecteerde tijdzone en de Coor-
dinated Universal Time (UTC).
Terug naar menu WERELDTIJD.
13
Inleiding—Eerste stappen
11
12
18 19
16 17
14 15
13
Cameramenu’s gebruiken
De taaloptie wordt alleen automatisch geselecteerd wanneer de menu’s voor het eerst
worden weergegeven. Zie “Cameramenu’s gebruiken ( 24–25) voor informatie over het
normale gebruik van het menu.
Markeer Datum.
† Als de zomertijd van toepassing is in de lokale tijdzone, markeert u Zomertijd en drukt
u de multi-selector naar rechts. Druk de multi-selector omlaag om Aan te selecteren en
druk de multi-selector naar rechts. De tijd wordt automatisch één uur vooruit gezet.
Geef het menu DATUM weer.
Druk de multi-selector naar links of naar
rechts om het onderdeel te selecteren en
druk de multi-selector omhoog of omlaag
om de waarde te wijzigen.
Terug naar menu WERELDTIJD. Markeer Datumformaat.
Geef de opties weer. Kies de volgorde waarin de
datum wordt weergegeven.
Terug naar menu WERELDTIJD. Terug naar setup-menu.
15
Inleiding—Eerste stappen
1
2
Illustraties
In illustraties in deze handleiding worden aanduidingen in het LCD-venster en in de zoeker
die relevant zijn voor de uitleg in de begeleidende tekst, in zwart weergegeven. Aanduidin-
gen die niet in de tekst worden genoemd, worden in grijs weergegeven.
Geheugenkaart verwijderen
1 Let er op dat het toegangslampje uit is.
2 Zet de camera uit en open het deksel van de kaartsleuf.
3 Druk op de uitwerpknop om de kaart een stukje naar bui-
ten te laten komen (
). De kaart kan vervolgens met de
hand worden verwijderd (
). Druk niet op de geheugen-
kaart als u op de uitwerpknop drukt. Negeren van deze
waarschuwing zou schade aan de camera of de geheu-
genkaart kunnen veroorzaken.
16
Inleiding—Eerste stappen
1
Verwijder de lensdop en zet de camera aan.
2
Draai de oogsterktecorrectieknop totdat de
scherpstelhaakjes scherp worden weergegeven
als de ontspanknop half wordt ingedrukt. Bij ge-
bruik van de oogsterktecorrectieknop met het
oog aan de zoeker dient u op te passen dat u niet
per ongeluk met uw vinger in uw oog steekt.
Standaard worden de zoekerdisplay en de diafragma- en sluitertijdaanduidingen in
het LCD-venster uitgeschakeld als gedurende circa zes seconden geen handelingen
plaatsvinden (meter uit), zodat de gebruiksduur van batterij wordt verlengd. Druk de
ontspanknop half in om de weergave weer te activeren.
Meter uit
Zoeker op oogsterkte aanpassen
U bepaalt de beeldcompositie van uw fotos in de zoeker. Voordat u gaat fotogra-
feren dient u ervoor te zorgen dat de weergave van het zoekerbeeld scherp is.
Scherpstel-
velden
17
Instructies—Eenvoudig fotograferen
1.1 Verwijder de lensdop en zet de camera aan.
Het LCD-venster wordt ingeschakeld en de
display in de zoeker licht op. Tijdens het fo-
tograferen blijft de LCD-monitor uit.
1.2 Controleer het batterijniveau in de zoeker of
op het LCD-venster.
LCD-
venster
Zoeker Beschrijving
Batterij volledig opgeladen.
Batterij gedeeltelijk ontladen.
Batterij bijna leeg. Houd volle
reservebatterij gereed.
(knippert)
(knippert)
Sluiter kan niet worden ontspan-
nen. Verwissel batterij.
Batterijniveau verschijnt niet wanneer camera worden gevoed met op-
tionele lichtnetadapter.
1.3 De opnameteller in het LCD-venster en de
zoeker geeft het aantal fotos aan dat op de
geheugenkaart kan worden opgeslagen.
Controleer het aantal resterende opnamen.
Als er niet voldoende geheugen is om met
de huidige instellingen nog fotos op te
slaan, zal de display knipperen als rechts
weergegeven. Er kunnen verder geen fotos
worden gemaakt totdat de geheugenkaart
is vervangen of er fotos zijn gewist.
Instructies:
Fotograferen en weergeven
Eenvoudig fotograferen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u met de standaardinstellingen fotos maakt.
1
Zet de camera aan
18
Instructies—Eenvoudig fotograferen
2.1 Ontgrendel de keuzeknop (
) terwijl u de
keuzeknop (
) instelt op S (enkelbeeld). Bij
deze instelling maakt de camera een foto
per keer dat de ontspanknop wordt inge-
drukt.
2.2 Draai aan de selectieknop scherpstelstand
totdat hij inklikt op (enkelvelds-AF). Bij
deze instelling stelt de camera scherp op
het onderwerp in het scherpstelveld dat
door de gebruiker is gekozen.
Optie Standaard Beschrijving
Beeldkwa-
liteit
NORM
(JPEG Normaal)
Balans tussen beeldkwaliteit en bestandsgrootte
is ideaal voor snapshots.
28–
31
Beeld-
grootte
L
(Groot)
Beelden zijn 3872×2592 pixels groot. 32
ISO-
gevoelig-
heid
100
ISO-gevoeligheid (digitale equivalent van fi lm-
gevoeligheid) ingesteld op waarde die ruwweg
overeenkomt met ISO 100.
33–
34
Witbalans
A
(Auto)
De witbalans wordt automatisch ingesteld voor
een natuurlijke kleurweergave bij de meeste
soorten verlichting.
35–
44
Belich-
tingsstand
(Geprogrammeerd
automatisch)
Ingebouwd belichtingsprogramma regelt auto-
matisch sluitertijd en diafragma voor optimale
belichting in de meeste situaties.
62–
69
Scherp-
stelveld
Centraal scherp-
stelveld
Camera stelt scherp op onderwerp in centraal
scherpstelveld.
53
LCD-venster
Belichtings-
stand
Beeldgrootte
Beeldkwaliteit
Scherpstelveld Witbalans
Zoeker
ISO-gevoeligheid
2
Pas camera-instellingen aan
In deze instructies wordt beschreven hoe u fotos maakt met de standaardin-
stellingen die u in onderstaande tabel vermeld ziet, bij gebruik van een G of
D objectief. Zie het Naslaghoofdstuk voor informatie over terugzetten van
deze instellingen op hun standaardwaarden.
1
2
19
Instructies—Eenvoudig fotograferen
2.4 Zet de keuzeknop voor het lichtmeetsysteem
op (matrixmeting). Matrixmeting gebruikt
informatie van alle delen van het beeld om
de belichting te bepalen en zorgt zo voor
optimale resultaten voor het gehele beeld. Er
verschijnt een pictogram in de zoeker.
2.3 Draai aan de selectieknop scherpstelstand
totdat hij vastklikt op S (enkelvoudige AF). Bij
deze instelling stelt de camera automatisch
scherp wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt. Er kan alleen een foto worden ge-
maakt als de camera heeft scherpgesteld.
3.1 Houd de camera vast als aangegeven.
Vasthouden van de camera
Houd de handgreep in uw rechterhand en onder-
steun de camera of het objectief met uw linker-
hand. Houd voor ondersteuning uw ellebogen
tegen uw lichaam gedrukt en plaats een voet een
halve pas naar voren om uw bovenlichaam stabiel
te houden.
3.2 Bepaal via de zoeker de beeldcompositie,
waarbij het hoofdonderwerp zich in het
centrale scherpstelveld bevindt.
3
Bepaal de beeldcompositie
Scherp-
stelveld
20
Instructies—Eenvoudig fotograferen
4
Scherpstelling
Druk de ontspanknop half in om de scherpstel-
ling te activeren. Als de camera in staat is om
scherp te stellen op het onderwerp in het cen-
trale scherpstelveld, klinkt er een geluidsignaal
en de scherpstelindicator () verschijnt in de
zoeker (als de scherpstelindicator knippert, was
de camera niet in staat met autofocus scherp te
stellen). De scherpstelling wordt vergrendeld als
de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Als het onderwerp donker is kan de AF-hulp-
verlichting mogelijk in werking treden om de
scherpstelling te ondersteunen.
5
Controleer de belichting
In de belichtingsstand P (geprogrammeerd auto-
matisch) stelt de camera automatisch sluitertijd
en diafragma in wanneer de ontspanknop half
wordt ingedrukt. Controleer voordat u de foto
maakt sluitertijd en diafragma in de zoeker. Als
de foto met de huidige instellingen zou worden
onder- of overbelicht, zou een van de volgende
aanduidingen verschijnen.
Symbool Beschrijving
Foto wordt overbelicht. Gebruik optioneel grijsfi lter (ND).
Foto wordt onderbelicht. Gebruik fl itser of verhoog ISO-gevoeligheid.
De ontspanknop
De camera heeft een tweetraps-ontspanknop. De camera stelt scherp als de ontspan-
knop half wordt ingedrukt. De scherpstelling blijft vergrendeld zolang de ontspanknop
half ingedrukt blijft. Om de foto te maken, drukt u de ontspanknop verder in.
Vergrendel de
scherpstelling
Maak de foto
21
Instructies—Eenvoudig fotograferen
6
Maak de foto
Druk de ontspanknop helemaal in om de sluiter
te ontspannen en de foto op te slaan. Het toe-
gangslampje naast de kaartsleuf zal gaan bran-
den. U mag de geheugenkaart niet verwijderen en
de voeding niet verwijderen of loskoppelen totdat
het lampje uitgaat en de opname is voltooid.
22
Instructies—Eenvoudig weergeven
Om de foto te verwijderen die op de monitor te
zien is, drukt u op de knop. Het volgende dia-
loogvenster wordt weergegeven. Druk opnieuw
op de knop om het beeld te wissen en terug te
keren naar de weergave. Om af te sluiten zonder de
foto te verwijderen, drukt u op de knop of drukt
u de ontspanknop half in.
Eenvoudig weergeven
Druk op de knop om fotos te bekijken. De meest
recente foto verschijnt op de monitor. U kunt meer
foto’s weergeven door de multi-selector naar links of
rechts te duwen.
Om de weergave te stoppen en terug te keren naar
de opnamestand, drukt u de ontspanknop half in.
Ongewenste fotos verwijderen
23
Naslaginformatie
Een kleurruimte kiezen
Dit hoofdstuk borduurt voort op de Instructies en geeft verdere opname- en
weergave-opties.
Gebruik van de menu’s Gebruik van cameramenu’s: 24
Snelle fotoseries maken
Ontspanvertraging verminderen
Een opnamestand kiezen: 26
Beeldkwaliteit en -grootte instellen Beeldkwaliteit en -grootte: 28
Eigen instellingen kiezen voor verscherping,
contrast, kleur, verzadiging en kleurtoon
Beelden optimaliseren: 45
De camera sluitertijd en diafragma laten
bepalen
Belichtingsstand P
(geprogrammeerd auto): 63
Beweging bevriezen of onscherp
weergeven
Belichtingsstand S
(Sluitertijdvoorkeuze): 64
Scherptediepte regelen Belichtingsstand A
(Diafragmavoorkeuze): 66
Sluitertijd en diafragma handmatig
regelen
Belichtingsstand M (Handmatig): 68
Foto lichter of donkerder maken of het
contrast verbeteren
Belichtingscorrectie: 72
De ingebouwde fl itser gebruiken Flitsfotogra e: 76
Foto’s maken met de zelfontspanner Zelfontspannerstand: 83
Foto’s tot één beeld combineren
Beeld-op-beeld en Meervoudige Belichting
: 84
Foto’s met bepaalde intervallen maken Intervalfotogra e: 89
Gebruik van een objectief zonder CPU Objectieven zonder CPU: 93
GPS-data bij fotos opnemen Een GPS-eenheid gebruiken: 96
Foto’s weergeven Foto’s bekijken: 98
Naslaginformatie
Kleurruimte: 50
Bewegend onderwerp fotograferen of
handmatig scherpstellen
Scherpstellen: 51
Kleuren natuurlijker maken
Foto’s maken onder ongebruikelijke
lichtomstandigheden
Witbalans: 35
ISO-gevoeligheid verhogen wanneer er
weinig licht is
ISO-gevoeligheid: 33
24
Naslaginformatie—Gebruik van cameramenu’s
Help
Druk op de knop als u hulp bij menuopties wilt weergeven. Er wordt een beschrijving
getoond van de optie of het menu dat momenteel is geselecteerd. Als u door de informatie
wilt bladeren, drukt u op de knop terwijl u de multi-selector omhoog of omlaag drukt.
Recente instellingen vergrendelen en verwijderen
De optie Recente instellingen in het setup-menu ( 119) kan worden gebruikt om
alle onderdelen uit het menu Recente instellingen te verwijderen of het menu met
de huidige instellingen te vergrendelen. Daarmee creëert u een persoonlijk menu van
opties uit de menu’s voor opname en persoonlijke instellingen.
Gebruik van cameramenus
De meeste opname-, weergave- en setup-opties zijn
toegankelijk via de cameramenu’s. Om de menus te
bekijken, drukt u op de knop .
Kies tussen de menu’s voor weer-
gave, opname, persoonlijke instel-
lingen en setup (zie hieronder)
Recente instellingen bekijken
Schuif verschijnt indien meer
opties in huidig menu be-
schikbaar zijn
Huidige instelling voor elke
optie wordt aangegeven met
pictogram
Huidig menu licht op
Als het pictogram ‘?’ wordt weer-
gegeven, kunt u hulpinformatie
over het huidige item weergeven
door op de knop te drukken.
Menu Beschrijving
Weergave Weergave-instellingen aanpassen en fotos beheren ( 133).
Opname Opname-instellingen aanpassen ( 124).
Persoonlijke
instellingen
Camera-instellingen personaliseren ( 143).
Instellingen
Geheugenkaarten formatteren en basisinstellingen camera uitvoeren ( 115).
Recente
instellingen
Opsomming van de veertien meest gebruikte onderdelen van de me-
nu’s voor opname en persoonlijke instellingen.
De multi-selector wordt gebruikt om door de cameramenus te navigeren.
Beweeg cursor omhoog
Verhoog aantal
Geef submenu weer
Maak selectie (selectie kan ook
worden gemaakt met knop of
het midden van de multi-selector)
Maak selectie (zelfde als knop )Beweeg cursor omlaag
Verlaag aantal
Terug naar vorig menu
Annuleren (kan ook worden
uitgevoerd met knop)
25
Naslaginformatie—Gebruik van cameramenu’s
21
3
54
76
8
De menu’s verlaten
Druk de ontsnapknop half in om de menu’s te verlaten en terug te keren naar de opna-
mestand, of druk eenmaal op de knop om het pictogram voor het huidige menu te
markeren en druk nog een keer op de knop om naar de opnamestand te gaan.
Zo wijzigt u menu-instellingen:
Menu’s weergeven Markeer pictogram voor huidig menu
Selecteer menu
Positioneer cursor in geselecteerd menu Markeer menu-onderdeel
Geef opties weer Markeer optie
Maak selectie
Menu-onderdelen die in grijs verschijnen,
zijn op het moment niet beschikbaar.
Bij het formatteren van geheugenkaarten
en in andere gevallen waarin gebruikersin-
formatie vereist is, kan een selectie alleen
worden gemaakt met het midden van de
multi-selector of door te drukken op de
knop
. Een melding van deze strekking
zal verschijnen.
26
In de opnamestand regelt u hoe de camera fotos maakt: een per keer, in een
continu-serie, met een bepaalde vertraging, of met de spiegel opgeklapt om de
ontspanvertraging zo klein mogelijk te maken en trilling te verminderen.
Stand Beschrijving
S
Enkelbeeld.
De camera maakt één foto per keer dat de ontspanknop wordt inge-
drukt. Tijdens het opnemen van de foto brandt het toegangslampje;
de volgende opname kan meteen worden gemaakt, mits er voldoende
ruimte in het buff ergeheugen is.
C
L
Continu,
lage snelheid
Zolang de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, maakt de camera op-
namen met een snelheid van 1 tot 4 beelden per seconde.
*
De opnamesnel-
heid kan worden gekozen met persoonlijke instelling d4 (Opnamesnelheid;
158).
CH
Continu, hoge
snelheid
Zolang de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, maakt de camera
opnamen met een snelheid tot 5 beelden per seconde.
*
Gebruik deze
optie om bewegende onderwerpen te fotograferen of een vluchtige uit-
drukking in een portret vast te leggen.
Zelfontspanner
Gebruik de zelfontspanner om zelf op de foto te komen of om onscherp-
te te voorkomen die het gevolg is van cameratrilling (
83).
M
UP
Spiegel
omhoog
Druk de ontspanknop eenmaal in om de spiegel op te klappen, druk hem
nogmaals in om een foto te maken (de sluiter wordt automatisch ontspan-
nen als de ontspanknop gedurende 30 seconden na het opklappen van
de spiegel niet is ingedrukt). Spiegel klapt terug na het ontspannen van
de sluiter. Kies deze stand om cameratrilling te minimaliseren in situaties
waarin de minste camerabeweging tot onscherpe opnamen kan leiden.
Houd er rekening mee dat u de automatische scherpstelling, lichtmeting
en de beeldcompositie als de spiegel is opgeklapt niet in de zoeker kunt
controleren.
* Gemiddelde snelheid bij continue servo AF, handmatige belichting of sluitertijdvoorkeu-
ze, een sluitertijd van / sec of sneller en voldoende ruimte in de geheugenbuff er.
U kiest een opnamestand door de keuzeknop te ont-
grendelen en in de gewenste stand te draaien.
Een opnamestand kiezen
Naslaginformatie:
Meer over fotos maken
Naslaginformatie—Een opnamestand kiezen
27
Naslaginformatie—Een opnamestand kiezen
Het aantal foto’s dat bij de huidige instellingen in de ge-
heugenbuff er kan worden opgeslagen, wordt door de
opnametellers in de zoeker en in het LCD-venster aan-
gegeven wanneer u de ontspanknop indrukt (Bij afbeel-
dingskwaliteiten van JPEG Fijn,
JPEG Normaal
en JPEG
Basis geeft het display 25 aan als de buff er ruimte bevat
voor 25 afbeeldingen of meer). Dit aantal wordt bijgewerkt naarmate meer fotos naar
de geheugenkaart worden overgezet en er meer geheugen in de buff er beschikbaar
komt. Als 0 wordt weergegeven, is de geheugenbuff er vol en verloopt het maken van
opnamen trager.
Bu ercapaciteit
Automatische beeldrotatie ( 119)
In de stand Continu geldt de stand voor de eerste opname voor alle opnamen in de serie,
ook als de houding van de camera tijdens het fotograferen werd veranderd.
De geheugenbuff er
De camera is uitgerust met een geheugenbuff er voor tijdelijke opslag, waardoor u opna-
mes kunt blijven maken terwijl er fotos worden opgeslagen op de geheugenkaart. Als de
buff er vol is, dan wordt de ontspanknop uitgeschakeld totdat er genoeg data is overgezet
naar de geheugenkaart om ruimte te maken voor een andere foto. In de continumodus
kunt u blijven opnemen tot maximaal 100 opnames zolang u de ontspanknop ingedrukt
houdt, hoewel de framesnelheid zal dalen als de buff er eenmaal vol is.
Het toegangslampje naast de kaartsleuf brandt als de fotos op de geheugenkaart worden
opgeslagen. Afhankelijk van het aantal fotos in de buff er kan het opslaan enkele seconden
tot enkele minuten duren. Zolang het toegangslampje brandt, mag u de geheugenkaart
niet verwijderen en de voeding niet verwijderen of loskoppelen. Als u de camera uitzet ter-
wijl er nog gegevens aanwezig zijn in de buff er, wordt de camera pas werkelijk uitgescha-
keld als alle fotos in de buff er zijn opgeslagen. Als u de camera wilt uitschakelen zonder
de foto’s in de buff er op te slaan, houdt u de knop ingedrukt terwijl u de camera uitzet.
(Houd de knop gedurende ten minste één seconde ingedrukt nadat u de camera hebt
uitgezet.) Als de batterij leeg raakt terwijl er nog fotos in de buff er aanwezig zijn, wordt de
ontspanknop geblokkeerd en worden de foto’s overgezet naar de geheugenkaart.
De geschatte tijd die nodig is om de hele buff er naar een SanDisk SDCFX (Extreme III)-
kaart van 1 GB te schrijven (waarbij de gevoeligheid is ingesteld op ISO 100 equivalent)
bedraagt:
Niet gecomprimeerd NEF (RAW)+JPEG Basis (Groot) 50 s (19 beelden)
Niet gecomprimeerd NEF (RAW) 50 s (22 beelden)
JPEG Fine (Groot) 35 s (37 beelden)
De buff ergrootte die in het LCD-venster en de zoeker verschijnt, is slechts een benadering.
De bestandsgrootte van gecomprimeerde beeldbestanden hangt samen met het opgeno-
men beeld, waardoor er in het aantal op te nemen beelden variaties kunnen voorkomen.
Zie de Bijlage ( 196) voor meer informatie.
28
Naslaginformatie—Beeldkwaliteit en -grootte
Beeldkwaliteit en -grootte
De beeldkwaliteit en -grootte zijn samen bepalend voor de hoeveelheid ruimte
die een foto op de geheugenkaart inneemt.
Beeldkwaliteit
De camera ondersteunt de volgende beeldkwaliteitopties (lijst in afl opende
volgorde van beeldkwaliteit en bestandsgrootte):
Stand Beschrijving
NEF (RAW)
12-bits Raw-gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op de ge-
heugenkaart opgeslagen in de NEF-indeling (Nikon Electronic Format).
JPEG Fijn
Foto’s worden opgeslagen in de JPEG-indeling met een compressiever-
houding van circa 1: 4.
*
JPEG Normaal
Foto’s worden opgeslagen in de JPEG-indeling met een compressiever-
houding van circa 1: 8.
*
JPEG Basis
Foto’s worden opgeslagen in de JPEG-indeling met een compressiever-
houding van circa 1: 16.
*
NEF (RAW)+
JPEG Fijn
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW) beeld en één JPEG
Fijn beeld.
NEF (RAW)+
JPEG Normaal
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW) beeld en één JPEG
Normaal beeld.
NEF (RAW)+
JPEG Basis
Er worden twee beelden opgeslagen: één NEF (RAW) beeld en één JPEG
Basis beeld.
* Vaste grootte geselecteerd voor JPEG compressie (
30).
U kunt de beeldkwaliteit instellen via de optie Beeldkwaliteit in het opname-
menu of door de knop QUAL ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te
draaien. U hebt de keuze uit twee compressieopties: RAW compressie voor NEF
(RAW) fotos ( 31) en JPEG compressie voor JPEG-fotos ( 30).
NEF (RAW) / NEF + JPEG
NEF (RAW) beelden kunnen alleen op een computer worden bekeken met de meegele-
verde software of met Nikon Capture 4 versie 4.4 of later (apart leverbaar; 182). Wanneer
foto’s die zijn opgenomen met NEF (RAW) + JPEG Fijn, NEF (RAW) + JPEG Normaal, of
NEF (RAW) + JPEG Basis op de camera worden bekeken, worden alleen de JPEG-beelden
weergegeven. Als u fotos die met deze instellingen zijn gemaakt verwijdert, worden het
NEF-bestand én het JPEG-bestand verwijderd.
Witbalansbracketing kan niet worden gebruikt voor NEF (RAW) fotos. Als u een NEF (RAW)
optie selecteert voor de beeldkwaliteit, wordt witbalansbracketing uitgeschakeld.
Beeldkwaliteit, beeldgrootte en bestandsgrootte
Zie de Bijlage voor informatie over het aantal beelden dat op een geheugenkaart kan wor-
den opgeslagen ( 196).
29
Naslaginformatie—Beeldkwaliteit en -grootte
1
Markeer Beeldkwaliteit in het opnamemenu
en druk de multi-selector naar rechts.
2
Markeer de gewenste optie en druk de multi-
selector naar rechts. Het opnamemenu wordt
weergegeven.
Het menu Beeldkwaliteit
De knop QUAL
Houd de knop QUAL ingedrukt en draai aan de hoofd-
instelschijf totdat de gewenste instelling op het LCD-
venster verschijnt. (Let erop dat u RAW compressie
en JPEG compressie alleen kunt instellen via het
opnamemenu.)
RAW
BASIS
RAW
NORMAAL
RAW
FIJN
FIJNRAW
NORMAAL
BASIS
Bestandsnamen
Foto’s worden opgeslagen als beeldbestanden met namen volgens het patroon ‘DSC_
nnnn.xxx’, waarbij nnnn een viercijferig getal tussen 0001 en 9999 is dat de camera auto-
matisch in oplopende volgorde van grootte toekent en waarbij xxx één van de volgende
drie letterextensies is: ‘NEF’ voor NEF-beelden, JPG’ voor JPEG-beelden en ‘NDF’ voor Stof
referentiefoto’s ( 121–122). De NEF- en JPEG-bestanden die zijn opgenomen met een
NEF+JPEG-instelling hebben dezelfde bestandsnamen, maar verschillende extensies. Fo-
to’s die zijn gemaakt met de Kleurruimte-instelling AdobeRGB ( 50) hebben namen
die beginnen met een underscore (bijvoorbeeld. ‘_DSC0001.JPG’). Het DSC-gedeelte van
de bestandsnaam kan worden gewijzigd met de optie Naamgeving bestanden in het
opnamemenu ( 129).
30
Naslaginformatie—Beeldkwaliteit en -grootte
2
Markeer de gewenste optie en druk de multi-
selector naar rechts. Het opnamemenu wordt
weergegeven. De geselecteerde optie is van
toepassing op alle volgende beelden die met
de kwaliteitsinstelling JPEG worden gemaakt.
1
Markeer JPEG compressie in het opnameme-
nu en druk de multi-selector naar rechts.
Het menu JPEG compressie
Het menu JPEG compressie biedt de volgende opties voor JPEG-fotos:
Stand Beschrijving
Vaste grootte
(standaard)
Foto’s worden zodanig gecomprimeerd dat de bestandsgrootte onge-
veer gelijk is. De kwaliteit hangt af van het onderwerp.
Optimale
kwaliteit
Optimale beeldkwaliteit. De bestandsgrootte hangt af van het onder-
werp.
Het eff ect van deze opties is het duidelijkst bij een hoge gevoeligheid ( 33),
complexe onderwerpen, JPEG Basis beelden of een hoge verscherping ( 46).
31
Naslaginformatie—Beeldkwaliteit en -grootte
Het menu RAW compressie
De volgende opties zijn beschikbaar voor NEF (RAW) beelden:
Stand Beschrijving
NEF (RAW)
(standaard)
NEF-beelden worden niet gecomprimeerd.
Gecompr. NEF
(RAW)
NEF beelden worden gecomprimeerd met circa 40–50%, zonder veel
kwaliteitsverlies. De opslagtijd wordt gereduceerd.
1
Markeer RAW compressie in het opname-
menu en druk de multi-selector naar rechts.
2
Markeer de gewenste optie en druk de multi-
selector naar rechts. Het opnamemenu wordt
weergegeven. De geselecteerde optie is van toe-
passing op alle volgende NEF (RAW) beelden.
32
Naslaginformatie—Beeldkwaliteit en -grootte
De knop QUAL
Houd de knop QUAL ingedrukt en draai aan de secun-
daire instelschijf tot de gewenste waarde in het LCD-
venster verschijnt.
Beeldformaat
De beeldgrootte wordt gemeten in pixels. Kleinere afmetingen leveren kleinere be-
standen op, die geschikt zijn voor verspreiding via e-mail of gebruik op webpaginas.
Omgekeerd geldt dat hoe groter de foto is, hoe groter deze kan worden afgedrukt
zonder zichtbaar ‘korrelig te worden. Kies de beeldgrootte in overeenstemming
met de beschikbare ruimte op de geheugenkaart en de uit te voeren taak.
Beeldformaat Grootte (pixels) Globale grootte bij een print van 200 dpi.
Groot (3872 × 2592/10.0 M) 3872 × 2592 49,2 × 32,9 cm
Middel (2896 × 1944/5.6 M) 2896 × 1944 36,8 × 24,7 cm
Klein (1936 × 1296/2.5 M) 1936 × 1296 24,6 × 16,5 cm
U kunt de beeldgrootte instellen via de optie Beeldformaat in het opnameme-
nu of door de knop QUAL ingedrukt te houden en te draaien aan de secundaire
instelschijf. De geselecteerde optie is niet van invloed op de grootte van NEF
(RAW) fotos. Wanneer u NEF-fotos op een computer bekijkt met de meegele-
verde software of met Nikon Capture 4 versie 4.4 of later (apart leverbaar), zijn ze
3872 × 2592 pixels groot.
Het menu Beeldformaat
1
Markeer Beeldformaat in het opnamemenu
en druk de multi-selector naar rechts.
2
Markeer de gewenste optie en druk de multi-
selector naar rechts. Het opnamemenu wordt
weergegeven.
33
Naslaginformatie—ISO-gevoeligheid
ISO-gevoeligheid
‘ISO-gevoeligheid’ is de digitale equivalent van fi lmgevoeligheid. Hoe hoger de
gevoeligheid, des te minder licht er nodig is om een foto te maken. Zo kunt u
kortere sluitertijden of kleinere diafragmas gebruiken.
De ISO-gevoeligheid kan worden ingesteld op waarden die ongeveer overeenkomen
met ISO 100 tot ISO 1600, in stappen van / LW. Als een hoge gevoeligheid prioriteit
heeft, kan de ISO-gevoeligheid verder worden verhoogd tot 1 LW boven ISO 1600. De
ISO-gevoeligheid kan worden aangepast met de optie ISO-gevoeligheid in het op-
namemenu of door op de knop ISO te drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien.
Het menu ISO-gevoeligheid
1
Markeer ISO-gevoeligheid in het opname-
menu en druk de multi-selector naar rechts.
2
Markeer de gewenste optie en druk de multi-
selector naar rechts. Het opnamemenu wordt
weergegeven.
De knop ISO
Houd de knop ISO ingedrukt en draai aan de hoofdin-
stelschijf tot de gewenste waarde in het LCD-venster
of de zoeker verschijnt.
*
* De zoekerdisplay geeft weer.
*
*
34
Naslaginformatie—ISO-gevoeligheid
Ruis
Hoe hoger de ISO-gevoeligheid, des te groter is de kans op ‘ruis’ in de fotos in de vorm van
her en der verspreide, helder gekleurde pixels. Foto’s die zijn gemaakt met een ISO-gevoe-
ligheid van meer dan ISO 1600, bevatten waarschijnlijk zeer veel ruis.
Hoge ISO ruisond ( 131)
Deze optie kan worden gebruikt om ruis te verminderen bij een ISO-gevoeligheid van ISO
400 of meer. (Hierdoor neemt de capaciteit van de geheugenbuff er wel af.) Hoewel ruis-
onderdrukking voor hoge ISO altijd wordt toegepast bij een ISO-instelling boven de ISO
800, zal de hoeveelheid ruisonderdrukking toenemen als u de optie Hoge ISO ruisond.
inschakelt.
b1—ISO auto ( 152)
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling b1 (ISO auto), varieert de camera de
ISO-gevoeligheid automatisch ten opzichte van de door de gebruiker geselecteerde waar-
de om zo een optimale belichting te garanderen. De ISO-gevoeligheid kan niet hoger zijn
dan 1600 wanneer ISO auto is ingeschakeld en Aan kan niet worden geselecteerd voor
ISO auto bij een ISO-gevoeligheid boven 1600.
b2—ISO stapgrootte ( 154)
Afhankelijk van de optie die is ingesteld voor persoonlijke instelling b2 kan de ISO-gevoe-
ligheid ook worden ingesteld in stappen van / of 1 LW.
Indien mogelijk wordt de huidige ISO-gevoeligheidsinstelling behouden wanneer de stap-
grootte wordt veranderd. Indien de huidige gevoeligheidsinstelling voor de nieuwe stap-
grootte niet beschikbaar is, dan wordt de ISO-gevoeligheid afgerond op de dichtstbijzijnde
beschikbare instelling.
ISO stapgrootte ingesteld op 1/2 stop ISO stapgrootte ingesteld op 1 stop
35
Naslaginformatie—Witbalans
Witbalans
De kleur die een voorwerp weerkaatst hangt af van de kleur van de lichtbron. De
menselijke hersenen kunnen zich aanpassen aan wijzigingen in de kleur van de
lichtbron, waardoor witte voorwerpen er altijd wit uitzien, ongeacht of ze in de
schaduw, in direct zonlicht of bij gloeilamplicht worden bekeken. In tegenstel-
ling tot een camera met een fi lmrolletje kunnen digitale cameras deze correctie
nabootsen door beelden te verwerken op basis van de kleur van de lichtbron.
Dit wordt de ‘witbalans’ genoemd. Voor natuurgetrouwe kleuren kiest u, voor u
een foto maakt, een witbalansinstelling die overeenkomt met de lichtbron. De
volgende opties zijn beschikbaar:
Optie
Globale kleur-
temperatuur
*
Beschrijving
Automatisch
3.500–
8.000 K
Witbalans wordt automatisch aangepast voor kleurtem-
peratuur die wordt gemeten door RGB-sensor van 1005
pixels en beeldsensor. Gebruik een G- of D-type objec-
tief voor het beste resultaat. Bij gebruik ingebouwde
itser of optionele SB-800 en SB-600 fl itsers; witbalans
afgestemd op omstandigheden als fl its afgaat.
Gloeilamplicht
3.000 K Voor foto’s bij gloeilamplicht.
TL-licht 4.200 K Voor foto’s bij TL-licht.
Direct zonlicht
5.200 K Voor onderwerpen in direct zonlicht.
Flitslicht 5.400 K
Voor licht van de ingebouwde fl itser of optionele Nikon fl itsers.
Bewolkt 6.000 K Voor foto’s bij daglicht bij bewolkte hemel.
Schaduw 8.000 K Voor foto’s bij daglicht in de schaduw.
Kies kleur-
temperatuur
2.500–
10.000 K
Kies kleurtemperatuur in een lijst met waarden ( 38).
Witbalans
preset
Gebruik grijs of wit object of bestaande foto als refe-
rentie voor de witbalans ( 39).
* Fijnafstemming ingesteld op 0. Zie de Bijlage voor andere waarden.
Bij de meeste lichtbronnen is het aan te bevelen automatische witbalans te ge-
bruiken. Als u daarmee niet het gewenste resultaat kunt bereiken, kiest u een
optie uit de tabel hierboven of gebruikt u vooringestelde witbalans (Preset).
Studiofl itslicht
De automatische witbalans geeft mogelijk niet het gewenste resultaat bij het licht van
studiofl itsers. Kies een kleurtemperatuur, gebruik Witbalans preset of zet de witbalans op
Flitslicht en gebruik de Flitslicht om de witbalans te corrigeren.
36
Naslaginformatie—Witbalans
U kunt de witbalans instellen via de optie Witbalans in het opnamemenu of
door de knop WB ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien.
Het menu Witbalans
1
Markeer Witbalans in het opnamemenu en
druk de multi-selector naar rechts.
2
Markeer de gewenste optie en druk de multi-se-
lector naar rechts. Als u Kies kleurtempera-
tuur kiest, wordt er een menu met kleurtem-
peraturen weergegeven ( 38). Witbalans
preset toont een menu met opties voor voor-
ingestelde witbalans ( 39), de andere opties
een menu voor fi jnafstemming ( 37).
De knop WB
Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de hoofdin-
stelschijf tot de gewenste waarde in het LCD-venster
verschijnt.
e5—Auto bracketing ( 166)
Als Witbalans bracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e5 (Auto bracke-
ting), maakt de camera meerdere fotos wanneer u de ontspanknop indrukt. De witbalans
wordt bij elke foto iets gevarieerd, waardoor er een reeks witbalansvariaties ontstaat.
37
Naslaginformatie—Witbalans
Fijnafregeling witbalans
Bij andere instellingen dan (Kies kleurtemperatuur) en PRE (Witbalans pre-
set) is het mogelijk fi jnafstemming toe te passen om variaties in de kleur van de
lichtbron te compenseren of om met opzet een warme of koele tint in het beeld
te brengen. Hogere instellingen (“+”) kunnen worden gebruikt om het beeld een
blauwachtige zweem te geven of om te corrigeren voor lichtbronnen die een
gele of rode zweem geven. Verlagen van de witbalans-waarde (“–”) kan fotos wat
roder of geler maken, als correctie voor lichtbronnen met een blauwzweem. U
kunt corrigeren met waarden van +3 tot –3, in stappen van één. Met uitzondering
van de stand voor TL-licht geldt dat elke stap gelijk is aan 10 mired.
U kunt de witbalans fi jnregelen via de optie Witbalans in het opnamemenu of
door de knop WB ingedrukt te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien. Bij
alle instellingen behalve ±0 verschijnt een
pictogram in het LCD-venster.
Het menu Witbalans
Als er een andere optie wordt geselecteerd dan Kies
kleurtemperatuur of Witbalans preset in het witba-
lansmenu ( 35), verschijnt het rechts weergegeven
menu. Druk de multi-selector omhoog of omlaag om
de gewenste waarde te kiezen en druk de multi-selector
naar rechts. Het opnamemenu wordt weergegeven.
De knop WB
Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de secun-
daire instelschijf tot de gewenste waarde verschijnt.
Een bepaalde verandering in de kleurtemperatuur levert een groter verschil in kleur op
bij een lage kleurtemperatuur dan bij een hogere kleurtemperatuur. Een wijziging van
bijvoorbeeld 1000 K levert een groter kleurverschil op bij 3000 K dan bij 6000 K. Mired,
een waarde die wordt berekend door de inverse van de kleurtemperatuur te vermenig-
vuldigen met 10
6
, is een maateenheid voor kleurtemperatuur die rekening houdt met
een dergelijke variatie. Bijvoorbeeld:
4000 K – 3000 K (een verschil van 1000 K) = 83 mired
7000 K – 6000 K (een verschil van 1000 K) = 24 mired
Mired
38
Naslaginformatie—Witbalans
Maak testopnamen
Maak een testfoto om te bepalen of de geselecteerde waarde geschikt is voor de lichtbron.
Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron varieert afhankelijk van de waarnemer en andere
omstandigheden. Kleurtemperatuur is een objectieve maatstaf voor de kleur van een licht-
bron, omschreven als de temperatuur tot welke een voorwerp verhit zou moeten worden
om licht in dezelfde golfl engte uit te stralen. Lichtbronnen met een kleurtemperatuur in
de buurt van 5000 – 5500 K lijken wit, terwijl lichtbronnen met een lagere kleurtempera-
tuur, zoals gloeilampen, enigszins geel of rood overkomen. Lichtbronnen met een hogere
kleurtemperatuur komen blauwachtig over.
Kleurtemperatuur kiezen
Kies een instelling van (Kies kleurtemperatuur) om de kleurtemperatuur te
selecteren uit 31 vooringestelde waarden tussen 2500 en 10.000 K, in stappen
van ruwweg 10 mired (denk eraan dat de gewenste resultaten niet zullen wor-
den verkregen met fl itslicht of TL-licht). U kunt de kleurtemperatuur selecteren in
het witbalansmenu, of met de knop WB en de secundaire instelschijf.
Het menu Witbalans
Als Kies kleurtemperatuur in het witbalansmenu
(
35) wordt geselecteerd, verschijnt het rechts
weergegeven menu. Druk de multi-selector omhoog
of omlaag om de gewenste waarde te kiezen en druk
de multi-selector naar rechts. Het opnamemenu
wordt weergegeven.
De knop WB
Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de secun-
daire instelschijf tot de gewenste waarde verschijnt.
39
Naslaginformatie—Witbalans
Witbalans preset
Witbalans preset wordt gebruikt voor het vastleggen en oproepen van persoon-
lijke witbalansinstellingen voor opnamen bij gemengde lichtbronnen of voor
het corrigeren voor lichtbronnen met sterke kleurzweem. Er zijn twee methoden
voor het instellen van een Witbalans preset:
Methode Beschrijving
Directe
meting
Neutraal grijs of wit object wordt geplaatst in het licht dat voor de uitein-
delijke foto zal worden gebruikt; de witbalans wordt door de camera op
het object gemeten (
40).
Van be-
staande foto
kopiëren
De witbalans wordt gekopieerd van een foto op de geheugenkaart (
42)
of de witbalanswaarde wordt gekopieerd van Nikon Capture 4 versie 4.4
of later (apart leverbaar, 182).
De camera kan maximaal vijf waarden voor Witbalans preset opslaan in presets
d-0 tot d-4. Aan elke Witbalans preset kan een omschrijving worden toegevoegd
( 42).
Witbalans presets
Wijzigingen in witbalans presets zijn van toepassing op alle opnamemenu-banken (
125). Er verschijnt een bevestigingsscherm als de gebruiker tracht een witbalans preset
te wijzigen die in een andere menu-bank is aangemaakt (geen waarschuwing verschijnt
voor preset d-0).
Sla waarden op die zijn aangemaakt in Nikon Capture
4 versie 4.4 of later (apart verkrijgbaar; 182).
d-0
Slaat laatst
gemeten
waarde op
( 40).
Sla waarden op
van beelden op
geheugenkaart
( 42).
d-1 – d-4
Sla waarden op die zijn gekopieerd
van d-0 ( 42).
40
Naslaginformatie—Witbalans
Witbalanswaarde meten
U kunt de witbalans meten door een neutraal grijs referentievoorwerp te gebrui-
ken. De nieuwe witbalanswaarde wordt automatisch in preset d-0 opgeslagen.
1
Plaats een neutraal wit of grijs object in het licht dat zal worden gebruikt
voor de uiteindelijke foto. In studio-omstandigheden kan een grijskaart als
referentievoorwerp worden gebruikt.
2
Houd de knop WB ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat in het LCD-venster
verschijnt. Als u de nieuwe waarde voor witba-
lans preset onmiddellijk gaat gebruiken, selec-
teert u preset d-0 door de knop WB ingedrukt te
houden en te draaien aan de secundaire instel-
schijf tot d-0 verschijnt. Anders is er geen nood-
zaak d-0 te selecteren wanneer u een nieuwe
witbalanswaarde meet.
4
Richt de camera zo dat het referentievoorwerp
de zoeker vult en druk de ontspanknop helemaal
in. De camera zal een witbalanswaarde meten
en deze waarde gebruiken wanneer witbalans
preset wordt geselecteerd. Er wordt geen foto opgenomen; ook wanneer
de camera niet scherpgesteld staat, kan de witbalans nauwkeurig worden
gemeten.
Om te stoppen zonder een nieuwe waarde voor de witbalans te meten,
drukt u op de knop
WB
.
3
Laat de knop WB even los en druk vervolgens
op de knop totdat het pictogram begint te
knipperen. Een knipperend zal ook in de
opnameteller van het LCD-venster en de zoeker
verschijnen.
41
Naslaginformatie—Witbalans
5
Als de camera in staat was een witbalanswaarde
te meten, zal in het LCD-venster knippe-
ren en zal in de zoeker circa 3 seconden een
knipperende te zien zijn voordat de camera
terugkeert naar de opnamestand.
Als de verlichting te donker of te fel is, is de camera
mogelijk niet in staat de witbalans te meten. Een
knipperende
verschijnt circa vier seconden
in het LCD-venster en de zoeker. Keer terug naar
Stap 4 en meet de witbalans opnieuw.
De nieuwe waarde voor witbalans wordt opgeslagen in preset d-0, waarbij de
vorige waarde voor deze preset automatisch wordt vervangen (er zal geen be-
vestigingsscherm verschijnen). Om de nieuwe waarde te gebruiken selecteert
u preset d-0 (als er geen witbalans is gemeten voordat u d-0 selecteert, wordt
de witbalans ingesteld op een kleurtemperatuur van 5200 K, dezelfde als voor
Direct zonlicht). De nieuwe witbalanswaarde blijft in preset d-0 staan totdat
de witbalans opnieuw wordt gemeten. Door preset d-0 naar één van de andere
presets te kopiëren voordat u de witbalans opnieuw meet, kunt u maximaal vijf
witbalanswaarden opslaan ( 42).
Als u RAW-foto’s die zijn gemaakt met de D200 weergeeft op een computer, kunt u
de witbalans wijzigen met Nikon Capture 4 versie 4.4 of later (apart verkrijgbaar). De
gewijzigde waarde kan, als de camera op een computer is aangesloten, direct worden
gekopieerd naar een witbalans preset. Het beeld kan ook worden opgeslagen op de
geheugenkaart in de camera, waarna de witbalanswaarde kan worden gekopieerd
met de optie Selecteer foto in het witbalansmenu. Eventuele opmerkingen die zijn
toegevoegd met Nikon Capture 4, worden dan gekopieerd naar de opmerkingen voor
de geselecteerde voorinstelling. Raadpleeg de handleiding van Nikon Capture 4 voor
meer informatie.
Nikon Capture 4
42
Naslaginformatie—Witbalans
Bij instelling op (Witbalans preset) kunnen presets
ook worden geselecteerd door op de knop WB te drukken
en aan de secundaire instelschijf te draaien. Zolang de
knop WB is ingedrukt, verschijnt de huidige preset.
De knop WB
Witbalans preset-opties
Door Witbalans preset te selecteren in het menu Witbalans ( 35) verschijnt
het menu met witbalans presets van Stap 1. Zo geeft u opties voor een geselec-
teerde preset weer:
1
Markeer gewenste preset.
*
2
Bekijk opties voor gemarkeerde preset.
* Als u de witbalans wilt instellen op de waarde voor de gemarkeerde preset en als u weer
wilt terugkeren naar de opnamestand zonder stap 2 te voltooien, drukt u op de knop .
† Als u opties voor de andere presets wilt zien, markeert u de naam van de huidige preset
(d-0–d-4) en drukt u de multi-selector naar rechts.
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om een optie te markeren en druk de
multi-selector vervolgens naar rechts om de selectie te maken.
Optie Beschrijving
Instellen
Hiermee stelt u de witbalans in op de waarde voor de geselecteerde pre-
set en keert u terug naar het opnamemenu.
Commentaar
bewerken
Het dialoogvenster voor tekstbewerking wordt weergegeven (
118).
Voer een commentaar van maximaal 36 tekens in voor de huidige preset
en druk op de knop om terug te keren naar stap1.
Selecteer
foto
(alleen d-1 – d-4)
Foto’s op een geheugenkaart worden weergegeven als miniaturen. Gebruik
de multi-selector om fotos te markeren en druk op de knop om de ge-
markeerde foto schermvullend weer te geven. Druk op het midden van de
multi-selector om de witbalanswaarde (en het eventuele commentaar) voor
de gemarkeerde foto te kopiëren naar de huidige preset en terug te keren
naar stap 1. U kunt alleen fotos selecteren die met de D200 zijn genomen.
Kopieer d-0
(alleen d-1 – d-4)
Hiermee kopieert u de witbalanswaarde (en het eventuele commentaar)
voor preset d-0 naar de huidige preset en keert u terug naar stap 1.
43
Naslaginformatie—Witbalans
Witbalans bracketing
Met witbalansbracketing maakt de camera elke keer dat de ontspanknop wordt
ingedrukt een reeks witbalansvariaties op basis van de huidige witbalansinstel-
ling ( 35). Er is slechts één opname nodig om de bracketingreeks te kunnen
voltooien. Witbalansbracketing wordt aanbevolen wanneer u opnamen maakt
onder gemengde verlichting of experimenteert met verschillende witbalansin-
stellingen. Witbalansbracketing is niet beschikbaar bij de witbalansinstelling
(Kies kleurtemperatuur) of (Witbalans preset) of bij de beeldkwaliteiten
NEF (RAW), NEF+JPEG Fijn, NEF+JPEG Normaal, of NEF+JPEG Basis.
Zo gebruikt u witbalansbracketing:
1
Kies Witblans bracketing voor Persoonlijke in-
stelling e5 (Auto bracketing; 166).
3
Houd de knop ingedrukt en draai aan de se-
cundaire instelschijf om de witbalansvariatie te
kiezen ( 197). Elke stap is ruwweg gelijkwaar-
dig aan 10 mired.
2
Houd de knop ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf om het aantal opnamen voor
de bracketingreeks te kiezen ( 197). Bij andere
instellingen dan nul verschijnen het pictogram
en de bracketingaanduiding in het LCD-
venster.
Als het aantal opnamen in de bracketingreeks
hoger is dan het resterend aantal opnamen, ver-
schijnt ( ) en knippert het aantal reste-
rende opnamen. De opname kan starten als er
een nieuwe geheugenkaart is geplaatst.
47
Naslaginformatie—Beelden optimaliseren
Contrast wijzigen: Tooncompensatie
Bij het opslaan van een foto op de geheugenkaart wordt de toonverdeling in
het beeld aangepast om het contrast te verbeteren. Tooncompensatie wordt
uitgevoerd door middel van tooncurven, die de relatie tussen de toonverdeling
in het oorspronkelijke beeld en die in het gecorrigeerde beeld defi niëren. Met
de opties in het menu Tooncompensatie kunt u regelen welk type tooncurve
wordt gebruikt.
Optie Beschrijving
Automa-
tisch
(standaard)
De camera optimaliseert het contrast automatisch door de juiste curve te
selecteren. De curve verschilt van beeld tot beeld, zelfs bij onderwerpen
van hetzelfde type; om meer dan één foto met dezelfde curve te maken,
dient u een andere instelling te kiezen. Gebruik een G- of D-type objectief
voor het beste resultaat.
Normaal
Camera gebruikt dezelfde standaard curve voor alle beelden. Geschikt
voor de meeste onderwerpen, zowel donkere als lichte.
Minder
contrast
Voorkomt dat hoge lichten in portretten er bij direct zonlicht uitgebleekt
uitzien.
Meer
contrast
Zorgt voor behoud van detaillering bij mistige landschappen en andere
laagcontrastonderwerpen.
Eigen
Eigen curve kan worden aangemaakt in Nikon Capture 4 versie 4.4 of later
(apart leverbaar) en naar de camera worden gedownload. Kies Eigen als
u deze zelfgedefi nieerde curve wilt selecteren. Als u geen aangepaste
curve hebt gemaakt, komt deze optie overeen met Normaal.
Kleuren afstemmen op het onderwerp: Kleurstand
Zoals analoge cameras de keuze bieden uit verschillende fi lms voor verschil-
lende onderwerpen, zo biedt de D200 een keuze uit kleurstanden met subtiel
verschillende paletten.
Optie Beschrijving
I
(standaard)
Kies deze stand voor portretfotos.
II
Voor fotos die uitgebreid worden bewerkt of geretoucheerd. Deze optie is al-
leen beschikbaar als Adobe RGB is geselecteerd voor Kleurruimte.
III
Voor natuur- of landschapsfotos.
Stand II
Als u sRGB kiest voor Kleurruimte terwijl Kleurstand is ingesteld op Stand II, wordt Kleur-
stand gewijzigd in de stand die van kracht was toen u sRGB de vorige keer selecteerde.
48
Naslaginformatie—Beelden optimaliseren
Het RGB-kleurmodel dat bij digitale foto’s wordt gebruikt reproduceert kleuren door ver-
schillende hoeveelheden rood, groen en blauw licht te gebruiken. Door twee kleuren
licht te mengen kan er een scala aan verschillende kleuren worden geproduceerd. Bij-
voorbeeld: rood met een beetje groen gemengd levert oranje op. Bij gelijke hoeveelhe-
den rood en groen ontstaat geel, terwijl geelgroen wordt verkregen wanneer iets min-
der rood wordt gebruikt. Bij vermenging van verschillende hoeveelheden rood en blauw
licht ontstaan er kleuren variërend van roodpaars naar paars tot marineblauw, terwijl
door groen en blauw licht te mengen kleuren ontstaan van smaragdgroen tot turkoois.
(Het toevoegen van een derde kleur licht resulteert in lichtere kleurtonen. Als ze alledrie
in gelijke hoeveelheden worden gemengd, ontstaan er resultaten van wit naar grijs.) In
een cirkel gerangschikt wordt dit stelsel aan kleuren een kleurenwiel genoemd.
Kleurintensiteit regelen: Verzadiging
Met Verzadiging regelt u de intensiteit van de kleuren.
Optie Beschrijving
Automa-
tisch
De camera past de verzadiging automatisch aan het onderwerp aan.
Gebruik een G- of D-type objectief voor het beste resultaat.
Normaal
(standaard)
Normale intensiteit. Aanbevolen voor de meeste situaties.
Gematigd
Verminderde intensiteit. Te gebruiken voor fotos die later op de com-
puter zullen worden bewerkt.
Verhoogd
Verhoogde intensiteit. Te gebruiken voor een intense kleurweergave
voor fotos die zonder verdere correctie dienen te worden geprint.
Kleuren beheersen: Tint aanpassen
De kleurtoon van het beeld kan worden aangepast in een bereik van –9° tot +9°
in stappen van 3°. Wanneer u rood als uitgangskleur neemt en u stelt de kleur-
toon hoger in dan 0° (de standaardinstelling), creëert u een gele zweem; kleuren
die bij 0° rood zijn, worden steeds meer oranje naarmate u de instelling verhoogt.
Als u de kleurtoon lager dan 0° instelt, creëert u een blauwe zweem, zodat de
kleuren die bij 0° rood zijn steeds paarser worden.
Kleurtoon (Tint)
49
Naslaginformatie—Beelden optimaliseren
1 2
3 4
5 6
Eigen opties voor beeldoptimalisatie kiezen
Door Eigen te kiezen in het menu Beeld optimaliseren ( 45) verschijnt het
menu van Stap 1.
Markeer optimalisatie-optie. Geef submenu weer.
Markeer optie. Maak selectie. Herhaal stappen 1–4 om
andere opties aan te passen.
Markeer Gereed.Terug naar het opnamemenu.
50
Naslaginformatie—Kleurruimte
Kleurruimte
De opties in het menu Kleurruimte bepalen de kleuromvang voor de kleuren
die beschikbaar zijn voor kleurweergave. Kies een kleurruimte op basis van de
manier waarop de uiteindelijke fotos verder worden verwerkt.
Optie Beschrijving
sRGB
(standaard)
Voor fotos die zonder verdere bewerking worden afgedrukt of gebruikt.
Kleurstand II is niet beschikbaar ( 47).
AdobeRGB
Deze kleurruimte kan een groter kleurbereik weergeven dan sRGB,
waardoor dit de beste keuze is voor fotos die uitgebreid worden be-
werkt of geretoucheerd.
1
Markeer Kleurruimte in het opnamemenu en
druk de multi-selector naar rechts.
2
Markeer de gewenste optie en druk de multi-se-
lector naar rechts.
Kleurruimte
sRGB wordt aanbevolen voor fotos die zonder verdere bewerking worden afgedrukt of die
worden weergegeven in toepassingen die geen kleurbeheer ondersteunen. Deze stand
wordt ook aangeraden voor fotos die worden afgedrukt met ExifPrint, de optie voor direct
printen van bepaalde printers, in een fotokiosk of via een andere commerciële printservice.
Adobe RGB-fotos kunnen ook worden afgedrukt met deze opties, hoewel de kleuren niet
zo levendig zullen zijn.
JPEG-foto’s die zijn gemaakt in de Adobe RGB-kleurruimte zijn Exif 2.21- en DCF 2.0-com-
patibel. Toepassingen en printers die Exif 2.21 en DCF 2.0 ondersteunen, selecteren auto-
matisch de juiste kleurruimte. Als de toepassing of het apparaat Exif 2.21 en DCF 2.0 niet
ondersteunt, dient u de juiste kleurruimte handmatig te selecteren. Raadpleeg de docu-
mentatie van het programma of het apparaat voor meer informatie.
Nikon software
Nikon Capture 4 versie 4.4 of hoger (apart verkrijgbaar) en PictureProject selecteren auto-
matisch de juiste kleurruimte als u fotos die zijn gemaakt met de D200 in deze program-
mas opent.
51
Naslaginformatie—Scherpstelling
Scherpstelling
Dit hoofdstuk beschrijft de opties waarmee u regelt hoe de camera scherpstelt:
scherpstelstand, selectie scherpstelveld en AF-veldstand.
Scherpstelstand
De scherpstelstand wordt ingesteld door middel
van de selectieknop scherpstelstand voorop de ca-
mera. U kunt kiezen uit twee autofocus (AF) standen,
waarbij de camera automatisch scherpstelt als u de
ontspanknop half indrukt, en één handmatige stand,
waarbij u de scherpstelling handmatig instelt met
behulp van de scherpstelring op het objectief:
Optie Beschrijving
S
Enkelvou-
dige AF
De camera stelt scherp als u de ontspanknop half indrukt. De scherpstelling
wordt vergrendeld wanneer de scherpstelindicator () in de zoeker ver-
schijnt, en blijft vergrendeld zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt
(scherpstelvergrendeling). Standaard kan er alleen een foto worden gemaakt
als de scherpstelindicator wordt getoond (scherpstelprioriteit).
C
Continue AF
De camera stelt voortdurend scherp zolang u de ontspanknop half ingedrukt
houdt. Als het onderwerp zich verplaatst, wordt de scherpstelling aangepast
(anticiperende meevolgende scherpstelling; 52). In de standaardinstelling is het
mogelijk foto’s te maken als er niet goed is scherpgesteld (ontspanprioriteit).
M
Handmatig
De camera stelt niet automatisch scherp; u dient handmatig scherp te stellen
met de scherpstelring op het objectief. Als het objectief een grootste diafragma
heeft van f/5,6 of groter, kunt u de scherpstelaanduiding in de zoeker gebruiken
om de scherpstelling te controleren (elektronische afstandsmeter), maar er kan
een foto worden gemaakt ongeacht of de camera scherpgesteld staat.
Kies Enkelvoudige AF wanneer u statische objecten fotografeert. Continue AF is
mogelijk een betere keuze wanneer u onderwerpen met een grillig bewegings-
patroon fotografeert. Handmatige scherpstelling is aan te bevelen wanneer de
camera niet in staat is met autofocus scherp te stellen.
52
Naslaginformatie—Scherpstelling
De knop AF-ON
Voor het scherpstellen van de camera heeft indrukken van
de knop AF-ON hetzelfde eff ect als half indrukken van de
ontspanknop.
Anticiperende meevolgende scherpstelling
Bij Continue AF activeert de camera automatisch de anticiperende meevolgende
scherpstelling als het onderwerp zich verplaatst terwijl de ontspanknop half wordt
ingedrukt of op de knop AF-ON wordt gedrukt. Tijdens anticiperende meevolgende
scherpstelling volgt de camera de scherpstelling en probeert te voorspellen waar het
onderwerp zich zal bevinden op het moment dat de sluiter wordt ontspannen.
a1—AF-C prioriteit ( 148)
Wanneer Scherpstelling werd geselecteerd voor Persoonlijke Instelling a1 (AF-C priori-
teit), kunt u in bij Continue AF alleen foto’s maken wanneer de camera scherpgesteld staat.
Denk eraan dat de scherpstelling niet zal worden vergrendeld als het signaal voor correcte
scherpstelling verschijnt, welke instelling er ook is geselecteerd.
a2—AF-S prioriteit ( 148)
Wanneer Ontspannen werd geselecteerd voor Persoonlijke Instelling a2 (AF-S prioriteit),
kunt u in de enkelvoudige AF-stand ook fotos maken wanneer de scherpstelling niet in
orde is. Denk eraan dat de scherpstelling zal worden vergrendeld als het signaal voor cor-
recte scherpstelling verschijnt, welke instelling er ook is geselecteerd.
a5—Lock-On ( 150)
Met deze optie regelt u of de camera meteen de scherpstelling bijstelt om een onderwerp
te blijven volgen indien de afstand tot het onderwerp drastisch verandert.
a6—AF activering ( 151)
Wanneer Alleen AF-ON geselecteerd is bij Persoonlijke Instelling a6 (AF activering), stelt
de camera alleen scherp wanneer de AF-ON knop wordt ingedrukt, en niet wanneer u de
ontspanknop half indrukt.
53
Naslaginformatie—Scherpstelling
Scherpstelveld kiezen
Standaard biedt de D200 keuze uit elf scherpstelvelden die samen een groot deel
van het beeld beslaan. U kunt het scherpstelveld handmatig selecteren, zodat u
uw beeldcompositie zo kunt kiezen dat het hoofdonderwerp vrijwel overal in
het beeld kan worden geplaatst, of automatisch, waarbij ervoor wordt gezorgd
dat het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt altijd scherp is,
ongeacht waar het zich in beeld bevindt (prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp;
54). Groep dynamische AF kan worden gebruikt om scherp te stellen op het
dichtstbijzijnde onderwerp binnen een geselecteerd deel van het beeld ( 54).
Om het scherpstelveld te kiezen draait u de vergren-
deling van de scherpstelselectieknop naar de stand
. Nu kan de multi-selector worden gebruikt om het
scherpstelveld te kiezen.
U kunt op elk moment het middelste scherpstelveld
(of de middelste scherpstelgroep) selecteren door op
het midden van de multi-selector te drukken.
De vergrendeling van de scherpstelselectieknop kan
in de stand L (vergrendeld) worden gedraaid, om te
voorkomen dat het geselecteerde scherpstelveld ver-
andert wanneer u op de multi-selector drukt.
Scherpstelveld kiezen
Het scherpstelveld kan niet worden gewijzigd tijdens het weergeven van beelden of me-
nu’s of wanneer de lichtmeters zijn uitgeschakeld.
a3—Scherpstelzones ( 148)
Selecteer in enkelvelds-AF ( ) en dynamische AF ( ) Breed (7 velden) om uit zeven
brede scherpstelzones te kiezen in plaats van uit de normale elf ( 55–56).
a7—AF-veld verlichting ( 151)
Afhankelijk van de optie die werd gekozen voor persoonlijke instelling a7 (AF-veld verlichting),
zal het actieve scherpstelveld kort in het rood oplichten om het contrast te verbeteren naar ge-
lang het noodzakelijk is (‘VariBrite scherpstelvelden), altijd oplichten of nooit oplichten.
a8—Scherpstelveld ( 151)
Deze optie kan worden gebruikt om de selectie van het scherpstelveld te laten doorlopen’.
f1—Centrale knop>Opnamestand ( 168)
Afhankelijk van de optie die werd geselecteerd voor Centrale knop > Opnamestand
(persoonlijke instelling f1), zal drukken op het midden van de multi-selector geen eff ect
hebben of het geselecteerde scherpstelveld verlichten.
54
Naslaginformatie—Scherpstelling
AF-veldstand
De AF-veldstand bepaalt hoe het scherpstelveld wordt
geselecteerd in de autofocusstand. U selecteert de AF-
veldstand door te draaien aan de selectieknop voor de
AF-veldstand. De geselecteerde stand wordt aangegeven
door een pictogram op het LCD-venster (zie hieronder).
Stand
Pictogram
Beschrijving
Enkelvelds-AF
De gebruiker selecteert het scherpstelveld met de multi-selector; de ca-
mera stelt alleen scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherp-
stelveld. Gebruik deze optie voor relatief statische composities met onder-
werpen die binnen het geselecteerde scherpstelgebied blijven.
Dynamische AF
De gebruiker selecteert het scherpstelveld handmatig, maar de camera
gebruikt gegevens van meerdere scherpstelvelden om de scherpstelling
te bepalen. Als het onderwerp het geselecteerde scherpstelveld zelfs maar
kort verlaat, stelt de camera scherp op basis van informatie van de andere
scherpstelvelden. (Het geselecteerde scherpstelveld in de zoeker verandert
echter niet.) Gebruik deze optie met continue servo AF grillig bewegende
onderwerpen te volgen en in andere situaties waarin het moeilijk is het on-
derwerp in het geselecteerde scherpstelgebied te houden.
Groep
dynamische AF
De gebruiker kiest een groep scherpstel-
velden (zie rechts). De camera stelt scherp
op het midden van de geselecteerde
groep. Als het onderwerp het scherpstel-
veld zelfs maar kort verlaat, stelt de camera
scherp op basis van informatie van de an-
dere scherpstelvelden in dezelfde groep.
Kies deze optie als het onderwerp zich
grillig beweegt, maar de positie van het
onderwerp in de totale compositie wel
Boven
Links Midden Rechts
Onder
bekend is. Met persoonlijke instelling a4 ( 149) kunt u de manier wijzi-
gen waarop scherpstelvelden worden gegroepeerd of scherpstellen op
het dichtstbijzijnde onderwerp in de geselecteerde groep.
Dynamische AF
met prioriteit
dichtstbijzijnde
onderwerp
De camera selecteert automatisch het scherpstelgebied met het onder-
werp dat zich het dichtst bij de camera bevindt. Voorkomt onscherpe
foto’s bij fotograferen van onderwerpen die zich grillig verplaatsen. Het
scherpstelgebied kan niet handmatig worden geselecteerd en wordt niet
weergegeven in de zoeker of het LCD-venster.
Handmatig scherpstellen
Wanneer handmatige scherpstelling wordt gebruikt, wordt enkelvelds-AF automatisch geselecteerd.
Het LCD-venster
Het geselecteerde scherpstelveld of de geselecteerde scherpstelgroep wordt weergegeven in het
LCD-venster in de standen Enkelvelds-AF, Dynamische AF en Groep dynamische AF. In de illustraties in
de kolom ‘Symbool’ is het middelste scherpstelveld of de middelste scherpstelgroep geselecteerd. Het
scherpstelveld dat de camera selecteert voor Dynamische AF met prioriteit voor het dichtstbijzijnde
onderwerp wordt niet weergegeven in het LCD-venster.
55
Naslaginformatie—Scherpstelling
1 2
3 4
Selectie scherpstelzones
Wanneer (Enkelvelds-AF) of (Dynamische AF) werd geselecteerd voor AF-
veldstand ( 54), kan de gebruiker kiezen tussen normale en brede scherpstelvelden
(wanneer
Groep dynamische AF of Prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp AF is
geselecteerd voor AF-veldstand zijn alleen normale scherpstelvelden beschikbaar).
Optie Beschrijving
Normaal
(11 velden)
(standaard)
Gebruiker heeft keuze uit 11 scherpstelvelden; camera stelt scherp op
het gekozen scherpstelgebied. Te gebruiken voor scherpstelling op spe-
cifi eke beeldpartijen van het onderwerp.
Breed
(7 velden)
Gebruiker kan kiezen uit zeven scherpstelvelden die elk een groot deel
van het beeld dekken. Daardoor is het gemakkelijker om het onderwerp
in het scherpstelveld te plaatsen en sneller beeldcomposities bepalen.
Kan tot onvoorspelbare resultaten leiden als het scherpstelveld meer-
dere onderwerpen bevat.
De scherpstelgebieden worden in het LCD-venster en in de zoeker als volgt weergegeven:
LCD-venster
Zoeker
Enkelvelds-AF Dynamische AF
Normaal
(11 velden)
Breed
(7 velden)
Voor het bepalen van de grootte van de scherpstelzones met persoonlijke instel-
ling a3 (Scherpstelzones), roept u het menu Persoonlijke instellingen op en volgt
u onderstaande stappen.
Markeer Autofocus.Geef de opties weer.
Markeer a3 Scherpstelzones.Geef de opties weer.
56
Naslaginformatie—Scherpstelling
5 6
Markeer optie. Maak selectie.
Zo kiest u de grootte van de scherpstelzone met de FUNC. knop en de secundaire
instelschijf:
1
Selecteer Scherpstelzones voor persoonlijke
instelling f4 (FUNC. knop; 170).
2
Houd de knop FUNC. ingedrukt en draai aan de
secundaire instelschijf. Brede scherpstelzones
zijn in gebruik wanneer WIDE in het LCD-ven-
ster verschijnt.
Scherpstelvergrendeling
U kunt de scherpstelvergrendeling gebruiken om de compositie te wijzigen na-
dat u hebt scherpgesteld. Op deze manier kunt u scherpstellen op een onder-
werp dat zich in de uiteindelijke compositie niet in het scherpstelveld bevindt.
U kunt de scherpstelvergrendeling ook gebruiken als het autofocussysteem niet
kan scherpstellen ( 59).
Bij enkelvoudige AF wordt de scherpstelling automatisch vergrendeld wanneer
het signaal voor correctie scherpstelling () in de zoeker verschijnt. Bij Conti-
nue AF moet de scherpstelling handmatig worden vergrendeld met de AE-L/AF-L
knop. Zo gebruikt u de scherpstelvergrendeling:
1
Plaats het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelgebied en druk de ontspanknop half
in om de scherpstelling te activeren.
57
Naslaginformatie—Scherpstelling
2
Controleer of de scherpstelaanduiding (
) in de zoeker wordt weergegeven.
Enkelvoudige AF
De scherpstelling wordt automatisch vergren-
deld wanneer de aanduiding voor correcte
scherpstelling verschijnt, en blijft vergrendeld
tot u uw vinger van de ontspanknop haalt. U
kunt de scherpstelling ook vergrendelen door op de AE-L/AF-L knop te druk-
ken (zie hieronder).
Continue AF
Druk op de AE-L/AF-L knop om zowel de scherp-
stelling als de belichting te vergrendelen. De
scherpstelling blijft vergrendeld zolang u de AE-
L/AF-L knop indrukt, zelfs als u uw vinger daarna
van de ontspanknop haalt.
3
Bepaal opnieuw de compositie van uw foto en
druk af.
Bij enkelvoudige AF blijft de scherpstelling tussen de opnamen door vergrendeld
zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt, zodat u achter elkaar een aantal
foto’s met dezelfde scherpstelling kunt maken. De scherpstelling blijft tussen de
opnamen door ook vergrendeld zolang u de AE-L/AF-L knop ingedrukt houdt.
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet zolang de scherp-
stelvergrendeling actief is. Als het onderwerp zich verplaatst dient u opnieuw
scherp te stellen op de nieuwe afstand.
c2—AE-L/AF-L ( 156)
Met deze optie regelt u of de AE-L/AF-L knop scherpstelling en belichting vergrendelt (stan-
daardinstelling), alleen de scherpstelling, of alleen de belichting.
58
Naslaginformatie—Scherpstelling
AF-hulpverlichting
Dankzij de ingebouwde AF-hulpverlichting kan de came-
ra ook scherpstellen op schaars verlichte onderwerpen.
De camera moet in scherpstelstand S staan (enkelvou-
dige AF), er moet een AF-Nikkor objectief op de camera
zijn bevestigd, het middelste scherpstelveld of de mid-
delste scherpstelveld groep moet zijn geselecteerd of de optie Prioriteit dichtstbijzijnde
onderwerp moet actief zijn. Als aan deze voorwaarden is voldaan en het onderwerp
schaars is verlicht, wordt bij het half indrukken van de ontspanknop de hulpverlichting
automatisch geactiveerd om het automatisch scherpstellen te vergemakkelijken.
De AF-hulpverlichting werkt alleen goed bij gebruik van een objectief met een
brandpuntsafstand van 24 tot 200 mm en als het onderwerp zich binnen het
bereik van de AF-hulpverlichting bevindt. Zonnekappen moeten worden verwij-
derd. Bij de meeste objectieven heeft de AF-hulpverlichting een bereik van circa
0,5 3 meter). Bij de volgende objectieven is autofocus met AF-hulpverlichting
niet beschikbaar op een scherpstelafstand korter dan 0,7 meter):
AF Micro ED 200 mm f/4D
AF-S ED 28-70 mm f/2.8D
AF-S VR ED 24–120 mm f/3.5–5.6G
AF Micro ED 70–180 mm f/4.5–5.6D
Bij het volgende objectief is autofocus met AF-hulpverlichting niet beschikbaar
op een scherpstelafstand van minder dan 1 meter:
AF-S DX ED 55–200 mm f/4–5.6G
Bij de volgende objectieven is autofocus met AF-hulpverlichting niet beschik-
baar op een scherpstelafstand van minder dan 1,5 meter:
AF-S VR ED 70–200 mm f/2.8G
AF ED 80–200 mm f/2.8D
AF-S ED 80-200 mm f/2.8D
Bij het volgende objectief is autofocus met AF-hulpverlichting niet beschikbaar
op een scherpstelafstand van minder dan 2,5 meter:
AF VR ED 80–400 mm f/4.5–5.6D
Autofocus met AF-hulpverlichting is niet beschikbaar bij de AF-S VR ED 200–400
mm f/4G.
Continu gebruik van de AF-hulpverlichting
Als de AF-hulpverlichting voor een aantal achtereenvolgende opnamen is gebruikt, wordt
hij mogelijk kort uitgeschakeld om de lamp te sparen. Na een korte pauze kan de AF-hulp-
verlichting weer worden gebruikt. Houd er rekening mee dat de AF-hulpverlichting bij con-
tinu gebruik heet kan worden.
a9—AF-hulplicht ( 152)
Deze optie kan worden gebruikt om de AF-hulpverlichting uit te schakelen.
59
Naslaginformatie—Scherpstelling
Er is weinig of geen
contrast tussen
onderwerp en achter-
grond
Het scherpstelgebied
bevat onderwerpen
op verschillende
afstanden van de
camera
Het onderwerp wordt
gedomineerd door
regelmatige geome-
trische patronen
Het scherpstelgebied
bevat gebieden met
scherp contraste-
rende helderheden
De onderwerp is in
beeld kleiner dan het
scherpstelveld
Het onderwerp
omvat veel kleine
details
Onder de hierboven omschreven omstandigheden bieden de optionele Speed-
lights SB-800 en SB-600 en de SU-800 draadloze Speedlight-commander actieve
AF-verlichting voor de volgende scherpstelvelden:
Brandpuntafstand AF-lens Normaal (11 velden) Breed (7 velden)
23–34 mm
35–70 mm
71–105 mm
Bij andere fl itsers kan de AF-hulpverlichting van de camera worden gebruikt.
Goede resultaten met autofocus
Autofocus functioneert niet goed onder de onderstaande omstandigheden. Als
de camera niet in staat is automatisch scherp te stellen, gebruikt u handmatige
scherpstelling (
60) of scherpstelvergrendeling ( 56) om op een ander on-
derwerp op dezelfde afstand scherp te stellen en de compositie van uw foto
daarna opnieuw te bepalen.
Voorbeeld: onderwerp heeft dezelfde kleur
als de achtergrond.
Voorbeeld: onderwerp bevindt zich in een
kooi.
Voorbeeld: een rij ramen in een wolkenkrab-
ber.
Voorbeeld: onderwerp bevindt zich half in
de schaduw.
Voorbeeld: het scherpstelveld bestrijkt zowel
voorgrond met onderwerp als achtergrond
met ver gelegen gebouwen.
Voorbeeld: een wei met bloemen of andere
onderwerpen die klein zijn of weinig variatie
in helderheid bieden.
60
Naslaginformatie—Scherpstelling
Om de afstand tussen uw onderwerp en de camera te
bepalen, dient u vanaf het brandvlakteken op de came-
rabody te meten. De afstand tussen de bajonet van het
objectief en het brandvlak is 46,5mm.
Handmatig scherpstellen
Voor objectieven die geen autofocus ondersteunen
(Nikkor objectieven zonder AF) is handmatige scherp-
stelling beschikbaar. Handmatige scherpstelling kan
verder worden gebruikt als autofocus geen bevre-
digende resultaten oplevert ( 59). Om handma-
tig scherp te stellen dient u de selectieknop van de
scherpstelstand op M te zetten en de scherpstelring
van het objectief rond te draaien tot het beeld in de
helder matte cirkel in de zoeker scherp is. Er kan altijd
worden gefotografeerd, ook als het beeld niet scherp is.
De elektronische afstandsmeter
Als het objectief een grootste diafragma van f/5,6 of
groter heeft (lager f/-getal), kunt u de scherpstelindica-
tor in de zoeker gebruiken om te controleren of het ge-
deelte van het onderwerp in het geselecteerde scherp-
stelveld scherp is. Plaats uw onderwerp in het actieve
scherpstelveld, druk de ontspanknop half in en draai de
scherpstelring van het objectief rond tot de scherpstelindicator () verschijnt.
Brandvlakpositie
A-M selectie/Autofocus met prioriteit handmatig
Als u een objectief gebruikt met de mogelijkheid van A-M selectie, selecteert u M wanneer
u handmatig scherpstelt. Wanneer u een objectief met A/M (autofocus met prioriteit voor
handmatig) selectie gebruikt, dan kan de scherpstelling handmatig worden bijgesteld met
het objectief ingesteld op M of M/A. Raadpleeg de documentatie die meegeleverd is bij
het objectief voor details.
61
Naslaginformatie—Belichting
Lichtmeting
De lichtmeetmethode bepaalt hoe de camera de belichting instelt:
Methode Beschrijving
3D-kleuren-
matrix II/
kleurenma-
trix II/
kleurenma-
trix
Een RGB-sensor van 1005 pixels stelt de belichting in op basis van verschillen-
de soorten gegevens uit alle delen van het beeld. Bij G- of D-type objectieven
gebruikt de camera 3D-kleurenmatrixmeting II om een natuurlijk resultaat te
krijgen, zelfs al wordt het beeld overheerst door heldere (wit of geel) of donke-
re (zwart of donkergroen) kleuren. Bij andere CPU-objectieven is 3D-afstand-
sinformatie niet beschikbaar. In plaats daarvan gebruikt de camera kleuren-
matrixmeting II. Kleurenmatrixmeting is beschikbaar als de brandpuntsafstand
en het maximale diafragma van een objectief zonder CPU zijn opgegeven via
de optie Niet-CPU objectief in het opnamemenu (
93. Centrumgerichte
meting wordt gebruikt als de brandpuntsafstand of het diafragma niet bekend
is). Matrixmeting levert geen bevredigende resultaten op in combinatie met
automatische belichtingsvergrendeling ( 70) of belichtingscorrectie ( 72),
maar wordt in de meeste andere gevallen aangeraden.
Centrumge-
richt
De camera meet het licht in het totale beeld, maar laat een cirkel met een
diameter van 8mm in het midden van het beeld - aangegeven door de cor-
responderende referentiecirkel van 8 mm in de zoeker - zwaarder meetel-
len. Klassieke meetmethode voor portretten; aanbevolen bij gebruik van
lters met een verlengingsfactor (fi lterfactor) van meer dan 1 × ( 181).
Spot
Camera meet een cirkel van 3mm diameter (circa 2 % van het beeld). De cir-
kel valt gelijk met het gebruikte scherpstelveld (in groep dynamische AF, op
centraal scherpstelveld of gebruikte groep; 54), waardoor het mogelijk is
op onderwerpen buiten het centrum te meten (wordt een objectief zonder
CPU gebruikt of is dynamische AF met prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp
actief, dan meet de camera het centrale scherpstelveld). Zorgt ervoor dat
onderwerp in meetveld juist wordt belicht, ook als de achtergrond veel lich-
ter of donkerder is.
*
* Voor een verbeterde precisie bij objectieven zonder CPU dient u de brandpuntsafstand
en het grootste diafragma in het menu Niet-CPU objectief in te voeren ( 93).
Draai, voor u de foto maakt, aan de selectieknop om
een methode te kiezen die geschikt is voor de com-
positie- en verlichtingsomstandigheden. Controleer
uw selectie in de zoeker.
Belichting
b6—Centrumgericht Ø ( 155)
Met deze optie regelt u de grootte van het gebied dat bij centrumgerichte meting het sterkst meetelt.
b7—Fijnafst. belichting ( 156)
U kunt de optimale belichting voor elke lichtmeetmethode afzonderlijk bijstellen. (Merk op dat
het pictogram voor belichtingscorrectie niet wordt weergegeven als de belichting is bijgesteld).
62
Naslaginformatie—Belichting
Als u een indruk van het eff ect van het diafragma wilt krij-
gen, houdt u de knop voor scherptedieptecontrole inge-
drukt. Het objectief wordt ingesteld op de diafragmawaar-
de die de camera (in de standen P en S) of de gebruiker (in
de standen A en M) heeft gekozen. Hierdoor is de scherp-
tediepte zichtbaar in de zoeker (de ingebouwde fl itser en
de optionele Speedlights SB-800, SB-600 en SB-R200 geven een instellicht af).
Belichtingsstand
Met de belichtingsstand bepaalt u hoe de camera voor het regelen van de be-
lichting de sluitertijd en het diafragma instelt. Er zijn vier standen beschikbaar:
geprogrammeerd automatisch (P), sluitertijdvoorkeuze (S), diafragmavoorkeuze
(A) en handmatig (M).
Visuele scherptedieptecontrole
Objectieven met CPU
Als u een CPU-objectief gebruikt dat is uitgerust met een diafragmaring, dient u deze te ver-
grendelen op het kleinste diafragma (hoogste f/-getal). Bij andere instellingen wordt de ont-
spanknop buiten werking gesteld en toont de diafragma-aanduiding op het LCD-venster en in
de zoeker een knipperend . Type G objectieven zijn niet uitgerust met een diafragmaring.
b1—ISO auto ( 152)
Wanneer persoonlijke instelling b1 (ISO auto) is ingeschakeld, varieert de camera de ISO-ge-
voeligheid automatisch tussen 100 – en een door de gebruiker geselecteerd maximum, voor
een optimale belichting en een optimaal fl itsniveau. In de belichtingsstanden P en A past de
camera de ISO-gevoeligheid aan wanneer de benodigde sluitertijd voor een optimale belich-
ting sneller dan / s of langzamer dan een opgegeven waarde is. Anders past de camera
de ISO-gevoeligheid aan wanneer de grenzen van het belichtingssysteem van de camera
worden overschreden (S-stand) of wanneer een optimale belichting niet kan worden bereikt
bij de door de gebruiker gekozen sluitertijd- en diafragma-instelling (M-stand).
e4—Instellicht ( 166)
Als Uit is geselecteerd voor persoonlijke instelling e4 (Instellicht), produceren de inge-
bouwde fl itser en de optionele SB-800, SB-600 en SB-R200 Nikon Speedlights geen instel-
licht wanneer u de knop voor scherptedieptecontrole indrukt.
63
Naslaginformatie—Belichting
In de stand P kunt u verschillende combinaties van sluiter-
tijd en diafragma selecteren door aan de hoofdinstelschijf
te draaien (‘fl exibel programma’). Alle combinaties leveren
dezelfde belichting op. Als het fl exibele programma actief
is, verschijnt een asterisk (‘*’) naast de aanduiding voor de belichtingsstand in het LCD-
venster. Om terug te keren naar de standaard sluitertijd en het standaard diafragma dient
u aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de aanduiding verdwenen is. U kunt ook te-
rugkeren naar de standaard instellingen door de camera uit te zetten, een andere belich-
tingsstand te kiezen, een reset met twee knoppen uit te voeren ( 97) of een andere
optie bij Persoonlijke Instelling b3 (LW stapgrootte; 154) te kiezen.
P: geprogrammeerd automatisch
In deze stand stelt de camera de sluitertijd en het diafragma automatisch in volgens
een ingebouwd programma ( 195) voor een optimale belichting in de meeste
situaties. Deze stand wordt aanbevolen voor snapshotfotos en andere situaties
waarin u de camera de sluitertijd en het diafragma wilt laten bepalen. U kunt de
door de camera gekozen instelling aanpassen door middel van het fl exibele pro-
gramma, belichtingscorrectie (
72) en belichtingsbracketing ( 73). De stand
geprogrammeerd automatisch is niet beschikbaar voor objectieven zonder CPU.
Zo maakt u fotos in de stand geprogrammeerd automatisch:
1
Houd de knop ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat P in de zoeker en het
LCD-venster verschijnt.
2
Bepaal de beelduitsnede, stel scherp en maak de foto.
Flexibel programma
Objectieven zonder CPU
Wanneer een objectief zonder CPU op de camera is bevestigd, wordt automatisch belichtings-
stand A (diafragmavoorkeuze) geselecteerd. De belichtingsstandaanduiding (P) in het LCD-ven-
ster knippert en A verschijnt in de zoeker. Zie voor meer informatie ‘Sluitertijdvoorkeuze ( 66).
Waarschuwing belichting
Als de uiterste waarden van het belichtingsmeetsysteem worden overschreden, verschijnt
er één van de volgende aanduidingen in het LCD-venster en de zoeker:
Symbool Beschrijving
Onderwerp te licht. Gebruik een optioneel grijsfi lter (ND) of verlaag ISO-gevoeligheid ( 33).
Onderwerp te donker. Gebruik fl itser of verhoog ISO-gevoeligheid ( 33).
64
Naslaginformatie—Belichting
2
Draai aan de hoofdinstelschijf om de gewenste
sluitertijd in te stellen.
S: Sluitertijdvoorkeuze
In de stand sluitertijdvoorkeuze kiest u de sluitertijd, terwijl de camera automatisch
het diafragma kiest dat de beste belichting oplevert. U kunt de sluitertijd instellen
op waarden tussen 30 sec. en / sec. Gebruik een lange sluitertijd om beweging
te suggereren door bewegende onderwerpen onscherp weer te geven, en een
korte sluitertijd om bewegende onderwerpen scherp vast te leggen (‘bevriezen’).
De stand Sluitertijdvoorkeuze is niet beschikbaar voor objectieven zonder CPU.
Zo maakt u fotos in de stand sluitertijdvoorkeuze:
1
Houd de knop ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat S in de zoeker en het
LCD-venster verschijnt.
3
Bepaal de beelduitsnede, stel scherp en maak de foto.
65
Naslaginformatie—Belichting
Objectieven zonder CPU
Wanneer een objectief zonder CPU op de camera is bevestigd, wordt automatisch belich-
tingsstand A (diafragmavoorkeuze) geselecteerd. De belichtingsstandaanduiding (S) in het
LCD-venster knippert en A verschijnt in de zoeker.
Overschakelen van stand M naar stand S
Als u in de stand M de sluitertijd selecteert en vervolgens stand S selecteert zonder
de sluitertijd te wijzigen, knippert de sluitertijdaanduiding en kan er geen opname worden
gemaakt. Draai aan de hoofdinstelschijf om een andere sluitertijd te selecteren voordat u de
foto maakt.
Waarschuwing belichting
Als de camera niet in staat is bij de geselecteerde sluitertijd de juiste belichting in te stellen,
toont de elektronische analoge belichtingsaanduiding ( 69) in de zoeker de hoeveelheid
onder- of overbelichting en toont de diafragma-aanduiding op het LCD-venster en in de
zoeker één van de volgende aanduidingen:
Symbool Beschrijving
Onderwerp te licht. Kies een kortere sluitertijd of een lagere ISO-gevoeligheid ( 33) of ge-
bruik een optioneel grijsfi lter (ND).
Onderwerp te donker. Kies een langere sluitertijd of een hogere ISO-gevoeligheid ( 33), of
gebruik de fl itser.
Ruisonderdrukking ruisond. ( 131)
Als u ruis bij langere sluitertijden wilt verminderen, selecteert u Aan voor de optie Ruison-
derdrukking in het opnamemenu. Controleer of de batterij volledig is opgeladen voordat
u tijdopnames maakt.
b3—LW stapgrootte ( 154)
Met behulp van deze optie kunt u bepalen of de sluitertijd en het diafragma worden gewij-
zigd in stappen van / LW (de standaardinstelling), / LW of 1 LW.
f5—Instelschijven> Verwissel hoofd/sec. ( 170)
Met behulp van deze optie kunt u de functies van de instelschijven omwisselen, zodat de
secundaire instelschijf de sluitertijd regelt en de hoofdinstelschijf het diafragma.
66
Naslaginformatie—Belichting
A: Diafragmavoorkeuze
In de stand diafragmavoorkeuze kiest u het diafragma, terwijl de camera auto-
matisch de sluitertijd kiest die de beste belichting oplevert. Kleine diafragmas
(hoge f/-getallen) geven een grote scherptediepte, waardoor zowel het hoofd-
onderwerp als de achtergrond scherp kunnen worden weergegeven. Grote dia-
fragmas (lage f/-getallen) geven een onscherpe achtergrond en laten meer licht
door in de camera, zodat het fl itsbereik groter wordt en er door kortere sluitertij-
den minder kans is op onscherpe fotos.
Zo maakt u fotos in de stand diafragmavoorkeuze:
1
Houd de knop ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat A in de zoeker en het
LCD-venster verschijnt.
2
Draai aan de secundaire instelschijf om het ge-
wenste diafragma in te stellen.
3
Bepaal de beelduitsnede, stel scherp en maak de foto.
67
Naslaginformatie—Belichting
Objectieven zonder CPU
Is het grootste diafragma opgegeven met het onderdeel Niet-CPU objectief in het
opnamemenu ( 93) als er een objectief zonder CPU op de camera zit, dan wordt het
huidige f/-getal getoond in de zoeker en het LCD-venster,
afgerond op de dichtstbijzijnde hele stop. Anders toont de
diafragma-aanduiding alleen het aantal stops ( , met het
grootste diafragma als ) en moet u het f/-getal op de
diafragmaring van het objectief afl ezen.
Waarschuwing belichting
Als de camera niet in staat is bij het geselecteerde diafragma de juiste belichting in te stel-
len, toont de elektronische analoge belichtingsaanduiding ( 69) in de zoeker de hoeveel-
heid onder- of overbelichting en toont de sluitertijdaanduiding op het LCD-venster en in
de zoeker één van de volgende aanduidingen:
Symbool Beschrijving
Onderwerp te licht. Kies een kleiner diafragma (hoger f/-getal) of een lagere ISO-gevoeligheid
( 33) of gebruik een optioneel grijsfi lter (ND).
Onderwerp te donker. Kies een groter diafragma (lagere f/-getal) of een hogere ISO-gevoelig-
heid ( 33) of gebruik een optionele fl itser.
b3—LW stapgrootte ( 154)
Met behulp van deze optie kunt u bepalen of de sluitertijd en het diafragma worden gewij-
zigd in stappen van / LW (de standaardinstelling), / LW of 1 LW.
f5—Instelschijven ( 170)
Instelschijven>Verwissel hoofd/sec. en Instelschijven>Instellen diafragma regelt
of het diafragma wordt ingesteld met de hoofdinstelschijf, de secundaire instelschijf of de
diafragmaring op het objectief. Ongeacht de instelling die u hier kiest, wordt bij type G
objectieven altijd de secundaire instelschijf gebruikt en bij objectieven zonder CPU altijd
de diafragmaring.
68
Naslaginformatie—Belichting
M: Handmatig
In de handmatige belichtingsstand regelt u zowel de sluitertijd als het diafragma.
De sluitertijd kan worden ingesteld op waarden tussen 30 en / sec., maar
de sluiter kan ook voor onbepaalde tijd worden opengehouden voor tijdopna-
mes ( ). Het diafragma kan worden ingesteld tussen de laagste en hoogste
waarde voor het objectief. Met de elektronische analoge belichtingsaanduiding
in de zoeker kunt u de belichting afstemmen op de opnameomstandigheden en
het doel waarvoor het beeld zal worden gebruikt.
Zo maakt u fotos in de handmatige belichtingsstand:
1
Houd de knop ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat M in de zoeker en het
LCD-venster verschijnt.
2
Draai aan de hoofdinstelschijf om een sluitertijd
te kiezen, en aan de secundaire instelschijf om
het diafragma in te stellen. Controleer de belich-
ting in de elektronische analoge belichtingsaan-
duiding (zie rechts) en blijf de sluitertijd en het
diafragma bijstellen tot u de gewenste belich-
ting hebt bereikt.
3
Bepaal de beelduitsnede, stel scherp en maak de foto.
Bij een sluitertijd van blijft de sluiter open terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt
gehouden. Nikon beveelt aan een volledig opgeladen EN-EL3e batterij of een optionele EH-6
lichtnetadapter te gebruiken om te voorkomen dat de voeding onderbroken wordt wanneer
de sluiter open staat. Als de batterij leeg raakt tijdens het maken van een opname, wordt de
foto op de geheugenkaart opgeslagen en wordt de camera automatisch uitgeschakeld.
69
Naslaginformatie—Belichting
Bij andere sluitertijden dan toont de elektronische analoge belichtingsaanduiding in het
LCD-venster en in de zoeker of de foto bij de huidige instellingen onder- of overbelicht zou
worden. Afhankelijk van de optie die u bij Persoonlijke Instelling b3 (LW stapgrootte) hebt ge-
kozen, wordt de hoeveelheid onder- of overbelichting in stappen van /, / of 1 LW getoond. Als
de uiterste waarden van het lichtmeetsysteem worden overschreden, knippert de aanduiding.
‘LW stapgrootte’ ingesteld op ‘1/3 stop’
‘LW stapgrootte’ ingesteld op ‘1/2 stop’
‘LW stapgrootte’ ingesteld op ‘1 stop’
LCD-venster Zoeker LCD-venster Zoeker LCD-venster Zoeker
Optimale belichting
/ LW onderbelicht /LW onderbelicht 1 LW onderbelicht
Meer dan 3 LW overbelicht
*
* Bij 1/3 stop verschijnt in de zoeker wanneer de overbelichting sterker is dan 2 LW.
Elektronische analoge belichtingsaanduiding
AF Micro Nikkor objectieven
U hoeft bij gebruik van een externe belichtingsmeter alleen rekening te houden met verlen-
gingsfactoren wanneer u het diafragma instelt met de diafragmaring van het objectief.
Objectieven zonder CPU
Is het grootste diafragma opgegeven met het onderdeel Niet-CPU objectief in het op-
namemenu ( 93) als er een objectief zonder CPU op de camera is bevestigd, wordt het
huidige f/-getal getoond in de zoeker en het LCD-venster,
afgerond op de dichtstbijzijnde hele stop. Anders toont de
diafragma-aanduiding alleen het aantal stops ( , met het
grootste diafragma als ) en moet u het f/-getal op de
diafragmaring van het objectief afl ezen.
Ruisonderdrukking ( 131)
Als u ruis bij langere sluitertijden wilt verminderen, selecteert u Aan voor de optie Ruison-
derdrukking in het opnamemenu.
b3—LW stapgrootte ( 154)
Met behulp van deze optie kunt u bepalen of de sluitertijd en het diafragma worden gewij-
zigd in stappen van / LW (de standaardinstelling), / LW of 1 LW.
f5—Instelschijven ( 170)
Instelschijven>Verwissel hoofd/sec. en Instelschijven>Instellen diafragma regelt
of het diafragma wordt ingesteld met de hoofdinstelschijf, de secundaire instelschijf of de
diafragmaring op het objectief. Ongeacht de instelling die u hier kiest, wordt bij type G
objectieven altijd de secundaire instelschijf gebruikt en bij objectieven zonder CPU altijd
de diafragmaring.
70
Naslaginformatie—Belichting
Vergrendeling automatische belichting
Bij centrumgerichte lichtmeting telt een gebied in het midden van het beeld
zwaarder mee bij het bepalen van de belichting. Op dezelfde manier wordt bij
spotmeting de belichting gebaseerd op de lichtomstandigheden in het op dat
moment geselecteerde scherpstelveld. Als uw onderwerp zich bij het maken
van de foto niet in het meetgebied bevindt, dan wordt de belichting gebaseerd
op de lichtomstandigheden in de achtergrond en kan uw hoofdonderwerp
onder- of overbelicht worden. Gebruik om dit te voorkomen de vergrendeling
automatische belichting.
1
Selecteer belichtingsstand P, S of A en kies cen-
trumgerichte of spotmeting (belichtingsvergren-
deling heeft geen eff ect in stand M). Bij centrum-
gerichte lichtmeting dient u met de multi-selector
het centrale scherpstelveld te selecteren ( 53).
2
Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied en druk de ont-
spanknop half in. Met de ontspanknop half ingedrukt en uw onderwerp in het
scherpstelveld drukt u de AE-L/AF-L knop in om de belichting (en ook de scherp-
stelling, behalve bij handmatige scherpstelling) te vergrendelen. Controleer of
de aanduiding voor correcte scherpstelling (
) in de zoeker verschijnt.
Zolang de vergrendeling automatische belichting actief is, verschijnt een
AE-L aanduiding in de zoeker.
3
Houd de AE-L/AF-L knop ingedrukt, bepaal op-
nieuw de compositie van uw foto en maak de
foto.
71
Naslaginformatie—Belichting
Zolang de belichting vergrendeld is, kunt u de volgende instellingen wijzigen zonder
dat dit van invloed is op de gemeten belichtingswaarde:
Belichtingsstand Instellingen
Geprogrammeerd automatisch Sluitertijd en diafragma (fl exibel programma;
63)
Sluitertijdvoorkeuze Sluitertijd
Diafragmavoorkeuze Diafragma
De nieuwe waarden worden in de zoeker en op het LCD-venster getoond. Houd er
rekening mee dat u de lichtmeetmethode niet kunt wijzigen als de belichting vergren-
deld is (wijzigingen in de lichtmeting worden van kracht wanneer de belichting wordt
ontgrendeld).
Sluitertijd en diafragma wijzigen
Meetgebied
Bij spotmeting wordt de belichting vergrendeld op de waarde die werd gemeten in een
cirkel van 3 mm in het midden van het geselecteerde scherpstelgebied. Bij centrumge-
richte meting wordt de belichting vergrendeld op de waarde die werd gemeten in een
cirkel van 8 mm in het midden van de zoeker.
c1—AE-vergrendeling ( 156)
Als u +Ontspanknop hebt geselecteerd bij AE-vergrendeling, dan wordt de belichting
vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt.
c2—AE-L/AF-L ( 156)
Afhankelijk van de gekozen optie vergrendelt AE-L/AF-L zowel scherpstelling en belichting
(standaardinstelling), alleen de scherpstelling, of alleen de belichting. Er zijn opties om de
belichting vergrendeld te houden tot u de AE-L/AF-L-knop voor de tweede keer indrukt, tot
u een foto maakt of tot de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
72
Naslaginformatie—Belichting
Belichtingscorrectie
Om bij bepaalde composities het gewenste resultaat te verkrijgen, kan het nodig
zijn om af te wijken van de door de camera voorgestelde belichting door belich-
tingscorrectie toe te passen. Als vuistregel geldt dat een positieve belichtingscor-
rectiewaarde moet worden gebruikt wanneer het hoofdonderwerp donkerder is
dan de achtergrond, en een negatieve waarde wanneer het hoofdonderwerp
lichter is dan de achtergrond.
1
Druk op de knop , draai aan de hoofdinstel-
schijf en controleer de belichtingscorrectie in
het LCD-venster of de zoeker (in de zoeker wor-
den positieve waarden aangegeven door een
pictogram, en negatieve waarden door een
pictogram). U kunt de belichtingscorrectie
instellen van –5 LW (onderbelichting) tot +5 LW
(overbelichting), in stappen van / LW.
Bij andere waarden dan ± 0 gaat de 0 in het
midden van de elektronische analoge belich-
tingsaanduiding knipperen en verschijnt er een
pictogram op het LCD-venster en in de zoeker
wanneer u de knop loslaat. U kunt de huidige
belichtingscorrectiewaarde controleren in de
elektronische analoge belichtingsaanduiding
of door op de knop te drukken.
±0 LW ( knop ingedrukt)
–0,3 LW
+2,0 LW
2
Bepaal de beeldcompositie, stel scherp en maak de foto.
U kunt terugkeren naar de normale belichting door de belichtingscorrectie op
±0 te zetten of een reset met twee knoppen ( 97) uit te voeren. Bij het uitzetten
van de camera wordt de belichtingscorrectie niet teruggezet.
b4—Bel. corr/Fijnafstem. ( 154)
Met deze optie kunt u de belichtingscorrectie wijzigen in stappen van / LW of 1 LW.
b5—Belicht. correctie ( 155)
Indien gewenst kunt u de belichtingscorrectie instellen zonder op de knop te drukken.
73
Naslaginformatie—Belichting
1
Selecteer bij Persoonlijke Instelling e5 (Auto
bracketing; 166) het soort bracketing dat u wilt
uitvoeren. Kies AE & fl its om zowel de belichting als
de fl itsintensiteit te variëren (de standaardinstelling),
Alleen AE om alleen de belichting te variëren en
Alleen Flits om alleen de fl itsintensiteit te variëren.
2
Houd de knop ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf om het aantal opnamen voor
de bracketingreeks te kiezen ( 198–199). Bij
andere instellingen dan nul verschijnen het pic-
togram BKT en de bracketingaanduiding in het
LCD-venster en zal het pictogram knipperen
in het LCD-venster en de zoeker.
3
Houd de knop ingedrukt en draai aan de se-
cundaire instelschijf om de stapgrootte te kie-
zen ( 198 – 199).
Belichtings- en fl itsbracketing
Bij belichtingsbracketing varieert de camera bij elke opname de belichtingscor-
rectie, terwijl bij fl itsbracketing bij elke opname de fl itsintensiteit wordt gevari-
eerd (alleen bij de standen i-DDL en, met de optionele SB-800 fl itser, fl itssturing
met automatisch diafragma). De camera produceert slechts één foto per keer dat
u op de ontspanknop drukt, wat betekent dat er meerdere opnamen (maximaal
negen) nodig zijn om een bracketingserie te voltooien. Belichtings- en fl itsbrac-
keting worden aanbevolen voor situaties waarin u het moeilijk vindt om de juiste
belichting te bepalen, maar geen tijd hebt om het resultaat te controleren en de
instellingen na elke opname te wijzigen.
Bracketingprogrammas
Zie de Bijlage voor een lijst met belichtings- en fl itsbracketingprogrammas.
e8—Auto BKT selectie ( 167)
Indien gewenst kan de hoofdinstelschijf worden gebruikt om bracketing aan en uit te zetten en de
secundaire instelschijf om zowel het aantal opnamen als de belichtingsstapgrootte te selecteren.
74
Naslaginformatie—Belichting
4
Bepaal de beeldcompositie, stel scherp en druk af. De camera varieert de
belichting en/of de fl itsintensiteit per opname, op basis van het geselec-
teerde bracketingprogramma. Wijzigingen in de belichting worden toege-
voegd aan de belichtingscorrectiewaarde ( 72), zodat belichtingscorrec-
tiewaarden van meer dan 5 LW kunnen worden bereikt.
Zolang bracketing actief is, wordt er een voortgangsindicator voor brac-
keting getoond in het LCD-venster. Na elke opname verdwijnt er een seg-
ment van de aanduiding.
U annuleert bracketing door op de knop te drukken en aan de hoofd-
instelschijf te draaien tot het aantal opnamen in de bracketingreeks nul is
en
de aanduidingen voor de bracketingserie niet meer in het LCD-
venster te zien zijn. De volgende keer dat bracketing wordt geactiveerd,
wordt het laatst gebruikte programma weer in werking gesteld. U kunt
bracketing ook annuleren door een reset met twee knoppen uit te voeren
(
97); in dit geval wordt het bracketingprogramma niet opnieuw in wer-
king wordt gesteld wanneer u bracketing de volgende keer activeert. Als
u Witbalans bracketing selecteert voor persoonlijke instelling e5, wordt
het huidige bracketingprogramma geannuleerd.
75
Naslaginformatie—Belichting
De camera verandert de belichting door de sluitertijd en het diafragma te variëren (ge-
programmeerd automatisch), het diafragma (sluitertijdvoorkeuze) of de sluitertijd (dia-
fragmavoorkeuze, handmatige instelling). Is Aan geselecteerd voor persoonlijke instel-
ling b1 (ISO auto), dan zal de camera voor een optimale belichting automatisch de ISO-
gevoeligheid variëren wanneer de grenzen van het belichtingssysteem van de camera
zijn bereikt. Als persoonlijke instelling e5 (Auto bracketing) is ingesteld op Alleen AE of
op AE & fl its, terwijl Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling b1 (ISO auto), zal
de camera de ISO-gevoeligheid variëren zonder de sluitertijd of het diafragma te variëren,
ongeacht de instelling die werd gekozen voor persoonlijke instelling e6 (zie hieronder).
Belichtingsbracketing
Opnamestand
In de enkelbeeldstand en de zelfontspannerstand wordt er één foto gemaakt per keer dat
u de ontspanknop indrukt. In de lage-snelheid en hoge-snelheid continustand pauzeert de
camera nadat het aantal opnamen opgegeven in het bracketingprogramma is bereikt. De
camera gaat verder wanneer u de ontspanknop opnieuw indrukt.
Belichting- of fl itsbacketing hervatten
Als de geheugenkaart vol is voordat alle opnamen in de reeks zijn gemaakt, kunt u verder
gaan met de volgende opname in de reeks nadat u een nieuwe geheugenkaart in de ca-
mera hebt geplaatst of plaats hebt gemaakt op de huidige geheugenkaart door een aantal
foto’s te verwijderen. Als u de camera uitzet voordat alle opnamen in de reeks zijn gemaakt,
gaat het bracketing verder vanaf de volgende opname in de reeks wanneer u de camera
weer aan zet.
e6—M-stand bracketing ( 167)
Met deze optie regelt u hoe de camera belichtings- en fl itsbelichtingsbracketing uitvoert in
de handmatige belichtingsstand. U kunt bracketing uitvoeren door zowel de fl itsintensiteit
als de sluitertijd en/of het diafragma te variëren, of door alleen de fl itsintensiteit te variëren.
e7—Auto BKT volgorde ( 167)
Deze optie kan worden gebruikt om de bracketingvolgorde te wijzigen.
76
Naslaginformatie—Flitsfotografi e
Flitsfotografi e
Gebruik van de ingebouwde fl itser
De D200 is uitgerust met een fl itser met een richtgetal 12 (ISO, m) die niet al-
leen kan worden gebruikt wanneer het aanwezige licht te zwak is, maar ook om
schaduwen en onderwerpen in tegenlicht op te helderen of wat lichtaccenten
in iemands ogen te brengen.
De ingebouwde fl itser ondersteunt de volgende methoden van fl itssturing:
i-DDL uitgebalanceerde invul its voor digital re excamera’s:
De itser geeft een reeks bijna on-
zichtbare voorfl itsen (monitorvoorfl itsen) af, direct voor de hoofdfl its. Voorfl itsen die worden
gerefl ecteerd door objecten in alle delen van het beeld, worden opgevangen door de RGB-
sensor met 1005 pixels en samen met informatie van het matrixmeetsysteem geanalyseerd,
waarna de fl itssterkte wordt aangepast om zo een natuurlijke balans tussen het hoofdonder-
werp en achtergrondverlichting te krijgen. Als u een D- of G-type objectief gebruikt, wordt de
afstandsinformatie gebruikt bij het berekenen van de fl itssterkte. De berekening voor objec-
tieven zonder CPU wordt nauwkeuriger als u objectiefgegevens opgeeft (brandpuntsafstand
en maximaal diafragma; 93 95). Niet beschikbaar wanneer spotmeting wordt gebruikt.
Standaard i-DDL- its voor digitale re excamera’s: De fl itssterkte wordt aangepast om zo een
standaard verlichtingsniveau te verkrijgen. Er wordt geen rekening gehouden met de
helderheid van de achtergrond. Aanbevolen voor opnamen waarbij het hoofdonderwerp
wordt benadrukt ten koste van de achtergrond of wanneer belichtingscorrectie wordt
toegepast. Standaard i-DDL-fl its voor digitale refl excamera wordt automatisch geacti-
veerd als spotmeting is geselecteerd.
ISO-gevoeligheid
i-DDL-fl itssturing kan ISO-gevoeligheden tussen 100 en 1600 aanpassen. Wellicht is het niet
mogelijk om het fl itsniveau goed aan te passen bij instelling van de ISO-gevoeligheid boven
de 1600. Wanneer Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling b1 (ISO auto; 152), wordt
de ISO-gevoeligheid automatisch aangepast om een optimale fl itssterkte te bereiken. Dit kan
ertoe leiden dat de voorgrond wordt onderbelicht in fl itsfotos die zijn genomen met een lange
sluitertijd, bij daglicht of tegen een lichte achtergrond. Kies in dit geval een andere fl itsstand
dan langzame synchronisatie, of selecteer de stand A of M en kies een groter diafragma.
Gebruik van de ingebouwde fl itser
Als de ingebouwde fl itser in de opnamestand Continu wordt gebruikt, wordt er bij het
indrukken van de ontspanknop telkens maar één foto gemaakt.
Vibratie-reductie (beschikbaar bij VR-objectieven) werkt niet als de ontspanknop half
ingedrukt wordt en de ingebouwde fl itser bezig is met opladen.
Als de ingebouwde fl itser voor een aantal achtereenvolgende opnamen is gebruikt wordt hij mogelijk
kort uitgeschakeld om de fl itser te sparen. Na een korte pauze kan de fl itser weer worden gebruikt.
Flitshoek
De itshoek van de ingebouwde fl itser kan het beeldveld van een 18mm objectief dek-
ken. Bij sommige objectieven of diafragma-instellingen wordt het onderwerp mogelijk niet
volledig uitgelicht ( 201).
77
Naslaginformatie—Flitsfotografi e
Flitssynchronisatiestanden
De camera ondersteunt de volgende fl itssynchronisatiestanden:
Flitssynchronisatiestand Beschrijving
Synchronisatie
eerste gordijn
Aanbevolen voor de meeste situaties. In de standen geprogrammeerd
automatisch en diafragmavoorkeuze wordt de sluitertijd automatisch
ingesteld op waarden tussen / en / s (/ tot /. s bij gebruik van
optionele Speedlight fl itser bij Auto FP snelle synchronisatie;
160).
Rode-ogen-reductie
Het lampje voor rode-ogen-reductie wordt circa een seconde voor de
hoofdfl its ontstoken. De pupillen van de gefotografeerde personen worden
daardoor kleiner, wat het eff ect van rode ogen in fl itsfotos vermindert.
Rode-ogen-reductie met
langzame synchronisatie
Combineert rode-ogen-reductie met langzame synchronisatie. Deze stand
kan alleen worden gebruikt wanneer de belichting op geprogrammeerd
automatisch of diafragmavoorkeuze staat. Gebruik van een statief wordt
aanbevolen om cameratrilling te voorkomen.
Langzame
synchronisatie
Flitsen wordt gecombineerd met lange sluitertijden tot 30 sec. om zowel
het onderwerp als de achtergrond s nachts of bij slecht licht vast te leggen.
Deze stand kan alleen worden gebruikt wanneer de belichting op gepro-
grammeerd automatisch of diafragmavoorkeuze staat. Gebruik van een
statief wordt aanbevolen om cameratrilling te voorkomen.
Synchronisatie
tweede gordijn
Wanneer de belichting op sluitertijdvoorkeuze of handmatig staat, wordt
de fl itser ontstoken vlak voordat de sluiter sluit, waardoor er een licht-
stroom achter een bewegend onderwerp ontstaat. Bij geprogrammeerd
automatisch en diafragmavoorkeuze wordt langzame synchronisatie met
het tweede gordijn gebruikt om zowel het onderwerp als de achtergrond
vast te leggen. Gebruik van een statief wordt aanbevolen om cameratrilling
te voorkomen.
Rode-ogen-reductie
Sommige objectieven dekken het lampje voor rode-ogen-reductie af waardoor het licht
ervan de ogen van het onderwerp niet bereikt en de rode-ogen-reductie niet werkt.
Studiofl itssystemen
Synchronisatie met het tweede sluitergordijn kan niet worden gebruikt bij studiofl itssyste-
men, aangezien daarbij niet de juiste synchronisatie kan worden verkregen.
Compatibele objectieven
Zie de Bijlage voor informatie over welke objectieven u in combinatie met de ingebouwde
itser kunt gebruiken.
e3—Flitsstand ingeb. fl . ( 161)
De volgende fl itsstanden kunnen worden gekozen: DDL, Handmatig, Stroboscopisch
itsen en Commanderstand. Op vol vermogen heeft de ingebouwde fl itser in de stand
Handmatig een richtgetal van 13 (ISO 100, m). In de stand Stroboscopisch fl itsen geeft
de fl itser een aantal fl itsen achtereen terwijl de sluiter geopend is. De sterkte van de fl itsen,
het aantal fl itsen en de interval tussen de fl itsen kunnen in een menu worden geselec-
teerd. De Commanderstand is bestemd voor draadloze sturing van los van de cameras
geplaatste optionele SB-800, SB-600 en SB-R200 fl itsers.
78
Naslaginformatie—Flitsfotografi e
3
Houd de knop ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf tot het gewenste fl itspictogram
in het LCD-venster verschijnt.
Om stroom te sparen als de fl itser niet wordt gebruikt, dient u de fl itser dicht te klappen
door hem naar beneden te duwen tot hij vastklikt.
Gebruik van de ingebouwde fl itser
Zo gebruikt u de ingebouwde fl itser:
1
Kies een lichtmeetmethode ( 61). Selecteer
matrix- of centrumgerichte meting om i-DDL
uitgebalanceerde invulfl its voor digitale re-
excameras te activeren. Standaard i-DDL-fl its
voor digitale refl excameras wordt automatisch
geactiveerd als spotmeting wordt geselecteerd.
2
Druk op de ontgrendelknop voor de ingebouwde
itser. De ingebouwde fl itser klapt uit en wordt
opgeladen. Als de fl itser is geladen brandt het
itsgereedlampje.
Synchronisatie
eerste gordijn
Flitsen
met lange
sluiter-
tijd
2
Synchro-
nisatie
tweede
gordijn
3
Rode-ogen-
reductie
met lange
sluitertijd
1
Rode-ogen-
reductie
1 Alleen beschikbaar in de belichtingsstanden P en
A. (rode-ogen-reductie) wordt geselecteerd in
de standen S en M.
2 Alleen beschikbaar in de belichtingsstanden P en
A. (synchronisatie eerste gordijn) wordt gese-
lecteerd in de standen S en M.
3
In de belichtingsstanden P en A wordt de fl itssyn-
chronisatiestand ingesteld op (langzame synchro-
nisatie tweede gordijn) wanneer u de knop loslaat.
Wanneer de  itser niet in gebruik is
79
Naslaginformatie—Flitsfotografi e
4
Druk de ontspanknop half in en controleer de belichting (sluitertijd en di-
afragma). De tabel hieronder geeft een overzicht van de sluitertijden en
diafragmawaarden die beschikbaar zijn als de ingebouwde fl itser is uitgeklapt.
Belichtingsstand
Sluitertijd diafragma
P
Automatisch door camera ingesteld
(/–/ s)
1
Automatisch door
camera ingesteld
63
S Ingesteld door gebruiker (/–30 s)
2
64
A
Automatisch door camera ingesteld
(/–/ s)
1
Ingesteld door
gebruiker
3
66
M Ingesteld door gebruiker (/–30 s)
2
68
1 De langste sluitertijden die de camera kan kiezen bepaalt u met behulp van Per-
soonlijke Instelling e2 (Sluitertijd fl itsen; 161). Ongeacht de geselecteerde optie
kan de camera lange sluitertijden tot 30 seconden kiezen wanneer de fl itssynchro-
nisatiestand staat ingesteld op langzame synchronisatie, langzame synchronisatie
tweede gordijn of rode-ogen-reductie met langzame synchronisatie.
2 Sluitertijden korter dan / seconde worden verlengd tot / seconde als de
ingebouwde fl itser is uitgeklapt en geactiveerd.
3 Het fl itsbereik is afhankelijk van ISO-gevoeligheid en diafragma. Raadpleeg de tabel
met fl itsbereiken ( 200) bij het instellen van het diafragma in de standen A en M.
5
Controleer of de fl itsgereedaanduiding in de
zoeker wordt weergegeven. Als deze niet wordt
weergegeven als de ingebouwde fl itser wordt
gebruikt, is de ontspanknop geblokkeerd.
6
Bepaal de compositie voor de foto, controleer of het onderwerp zich binnen
het fl itsbereik bevindt ( 200), stel scherp en druk af. Als de fl itsgereedaan-
duiding na het maken van de foto nog ongeveer drie seconden blijft knip-
peren, is de fl itser met maximale intensiteit afgegaan en kan de foto onder-
belicht zijn. Controleer het resultaat op de monitor. Pas de instellingen aan
als de foto inderdaad onderbelicht is en probeer het opnieuw.
e1—Flitssync. snelheid ( 160)
Deze optie kan worden gebruikt als u Auto FP snelle synchronisatie wilt toepassen (hiervoor
is de optionele SB-800, SB-600 of SB-R200 fl itser vereist, niet beschikbaar als ingebouwde
itser wordt gebruikt) of de hoogste synchronisatietijd wilt beperken tot sluitertijden lan-
ger dan / sec. Als u de sluitertijd wilt instellen op de kortste synchronisatietijd in de stan-
den S en M, selecteert u de instelling na de langst mogelijke sluitertijd (30 sec of ). Er
wordt een X weergegeven als fl itssynchronisatie-aanduiding in het LCD-venster.
80
Naslaginformatie—Flitsfotografi e
Flitsbelichtingscorrectie
U kunt fl itsbelichtingscorrectie gebruiken om de automatisch door de camera be-
paalde fl itsintensiteit te vergroten of verkleinen. U kunt de fl itsintensiteit vergro-
ten om het hoofdonderwerp lichter te maken of juist beperken om ongewenste
lichtaccenten of refl ecties te verminderen. Als vuistregel geldt dat er een posi-
tieve correctiewaarde nodig kan zijn wanneer het hoofdonderwerp donkerder
is dan de achtergrond, en een negatieve waarde wanneer het hoofdonderwerp
lichter is dan de achtergrond.
Druk op de
knop, en draai intussen aan de se-
cundaire instelschijf tot de gewenste fl itsbelichtings-
correctie op het LCD-venster of in de zoeker wordt
weergegeven. U kunt de fl itsbelichtingscorrectie in-
stellen van –3 LW (donkerder) tot +1 LW (lichter), in
stappen van / LW.
Bij andere waarden dan 0 verschijnt op het LCD-ven-
ster en in de zoeker het pictogram zodra u de
knop loslaat. Druk op de knop om de huidige
waarde voor fl itsbelichtingscorrectie te controleren.
U kunt terugkeren naar de normale fl itsdosering door de fl itsbelichtingscorrectie
op ±0.0 te zetten of een reset met twee knoppen (( 97) uit te voeren. Bij het
uitzetten van de camera wordt de fl itsbelichtingscorrectie niet teruggezet.
Gebruik van fl itsbelichtingscorrectie bij optionele fl itsers
Flitsbelichtingscorrectie is ook beschikbaar als een optionele SB-800 of SB-600 fl itser is
aangesloten.
Instellicht
De ingebouwde fl itser en de optionele SB-800, SB-600 en SB-R200 fl itsers werken als
instellicht wanneer de knop voor scherptedieptecontrole wordt ingedrukt. U kunt het
instellicht uitschakelen met persoonlijke instelling e4 (Instellicht; 166).
b3—LW stapgrootte ( 154)
Met deze optie kunt u de fl itscorrectie wijzigen in stappen van / LW of 1 LW.
81
Naslaginformatie—Flitsfotografi e
FV-vergrendeling
Deze functie, fl itswaardevergrendeling, dient om de fl itsintensiteit te vergrende-
len, zodat u de compositie van uw foto kunt wijzigen zonder de fl itsintensiteit te
wijzigen. Zo kunt u ervoor zorgen dat de fl itsintensiteit wordt afgestemd op het
onderwerp, zelfs wanneer dat zich niet midden in het beeld bevindt. Bij wijzigin-
gen van de ISO-gevoeligheid of het diafragma wordt de fl itsintensiteit automa-
tisch aangepast. Zo gebruikt u de fl itswaardevergrendeling:
1
Selecteer FV-vergrendeling of FV-vergr./
Objectief bij Persoonlijke Instelling f4 (FUNC.
knop; 170).
2
Druk op de ontgrendelingsknop voor de inge-
bouwde fl itser om de fl itser uit te klappen.
3
Plaats het onderwerp in het midden van het
beeld en druk de ontspanknop half in om de
scherpstelling te activeren.
4
Druk op de FUNC. knop. De fl itser geeft een mo-
nitorvoor its af om het juiste fl itsniveau te bepa-
len. De fl itssterkte wordt vastgezet op dit niveau
en pictogrammen voor fl itswaardevergrende-
ling
(
en
)
worden weergegeven in
het LCD-venster en de zoeker.
5
Bepaal de nieuwe beeldcompositie.
82
Naslaginformatie—Flitsfotografi e
FV-vergrendeling is ook beschikbaar bij gebruik van de SB-800-, SB-600 en SB-R200
itsers (optioneel verkrijgbaar). Stel de fl itser in op DDL (de SB-800 kan ook worden
gebruikt in de stand AA; zie voor meer informatie de handleiding van de fl itser). Als
de fl itsintensiteit is vergrendeld, wordt de fl itsintensiteit automatisch aangepast aan
wijzigingen van de zoomstand van de fl itser.
Wanneer u de Commanderstand selecteert voor persoonlijke instelling e3 (Inge-
bouwde fl itser; 161), kan FV-vergrendeling worden gebruikt in combinatie met
itsers op afstand van het type SB-800, SB-600 of SB-R200 indien (a) een van de inge-
bouwde fl itsers, fl itsergroep A of fl itsergroep B in de DDL-stand staat, of (b) indien een
itsergroep geheel bestaat uit SB-800-fl itsers in de DDL- of AA-stand.
6
Druk de ontspanknop verder in om de foto te ma-
ken. Indien gewenst kunt u meerdere fotos ma-
ken zonder de FV-vergrendeling te ontgrendelen.
7
U ontgrendelt de fl itswaarde door op de FUNC.
knop te drukken en te controleren of de pic-
togrammen voor fl itswaardevergrendeling
(
en
)
niet meer in het LCD-venster en
de zoeker worden weergegeven.
Gebruik van FV-vergrendeling bij optionele  itsers
Gebruik van FV-vergrendeling met de ingebouwde fl itser
Wanneer alleen de ingebouwde fl itser wordt gebruikt, is FV-vergrendeling alleen beschik-
baar indien voor persoonlijke instelling e3 (Ingebouwde fl itser; 161) DDL (de stan-
daardinstelling) is geselecteerd.
83
Naslaginformatie—Zelfontspannerstand
3
Bepaal de beeldcompositie en activeer de
scherpstelling. Is de autofocus ingeschakeld,
zorg dan dat u niet voor het objectief staat wan-
neer u de zelfontspanner activeert. In enkelvou-
dige autofocus (
51) kunnen er alleen fotos worden gemaakt wanneer
de scherpstelaanduiding () in de zoeker te zien is.
Sluit het zoekeroculair
Bij andere belichtingsstanden dan handmatig verwijdert u
het oculairrubber en plaatst u het meegeleverde oculair-
kapje DK-5 zoals wordt aangegeven. Zo voorkomt u dat licht
dat via de zoeker binnenvalt van invloed is op de opname.
Zelfontspannerstand
De zelfontspannerstand kan worden gebruikt om cameratrilling te verminderen
of om zelf op de foto te komen.
1
Plaats de camera op een statief (aanbevolen) of op een horizontaal, stabiel
oppervlak.
2
Druk de ontgrendeling van de keuzeknop in
en draai de keuzeknop op
(zelfontspan-
nerstand).
4
Druk de ontspanknop volledig in om de zelfont-
spanner te starten. Het zelfontspannerlampje
(AF-hulpverlichting) begint te knipperen en er
klinkt een piepsignaal. Twee seconden voordat
de foto wordt gemaakt stopt het zelfontspannerlampje met knipperen en
neemt de frequentie van het piepsignaal toe.
De ingebouwde fl itser
De zelfontspanner wordt uitgeschakeld als de ingebouwde fl itser wordt uitgeklapt
voordat de foto wordt genomen. Als u de zelfontspanner na het uitklappen van
de fl itser wilt starten, dient u te wachten tot de fl itsgereedaanduiding in de zoeker
verschijnt en vervolgens de ontspanknop in te drukken.
U kunt de zelfontspanner voordat een foto is gemaakt, uitschakelen door de ontgrende-
ling van de keuzeknop in te drukken en de keuzeknop in een andere stand te zetten.
In de zelfontspannerstand geeft de sluitertijdinstelling een tijd van circa
1
/
6 s.
c4—Zelfontspanner ( 157)
De vertraging van de zelfontspanner kan worden ingesteld op 2 sec, 5 sec, 10 sec.(de
standaardinstelling), of 20 sec.
84
Naslaginformatie—Beeld-op-beeld en Meervoudige Belichting
Beeld-op-beeld en Meervoudige Belichting
De volgende opties zijn beschikbaar als u meerdere opnamen wilt combineren
tot één beeld:
• Beeld-op-beeld: twee bestaande RAW-fotos worden gecombineerd tot één foto
die afzonderlijk van de originelen wordt opgeslagen. De originelen moeten op
dezelfde geheugenkaart staan.
• Meervoudige belichting: een reeks van twee tot tien opnamen wordt opgeslagen
als één foto. De afzonderlijke opnamen worden niet apart opgeslagen.
Beeld-op-beeld
U maakt een foto van twee opnamen met de optie Beeld-op-beeld in het
opnamemenu.
1
De nieuwe foto wordt opgeslagen met de huidige instellingen voor beeld-
kwaliteit en -grootte. Voor u een beeld-op-beeld-opname maakt, dient u
daarom de beeldkwaliteit en -grootte in te stellen ( 28).
2
Markeer Beeld-op-beeld in het opnamemenu
( 124) en druk de multi-selector naar rechts.
Er wordt een voorbeeld weergegeven terwijl
Beeld 1 is gemarkeerd.
3
Druk op de knop om de RAW-fotos op de
geheugenkaart weer te geven. Duw de multi-
selector naar links of naar rechts om fotos te
markeren. Houd de knop ingedrukt als u wilt
inzoomen op de gemarkeerde foto.
4
Druk op het midden van de multi-selector om de
gemarkeerde foto te selecteren en terug te keren
naar de voorbeeldweergave. De geselecteerde
foto wordt weergegeven als Beeld 1.
85
Naslaginformatie—Beeld-op-beeld en Meervoudige Belichting
5
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om
een waarde voor versterking te selecteren tus-
sen 0,1 en 2,0. De standaardwaarde is 1,0. Als u
0,5 selecteert, wordt de versterking gehalveerd,
terwijl deze wordt verdubbeld bij de waarde 2,0.
Het eff ect van de versterking is zichtbaar in de
voorbeeldfoto.
6
Druk de multi-selector naar links of rechts om Beeld 2 te markeren. Her-
haal de stappen 3–5 om het tweede beeld te selecteren en opnieuw aan
te passen.
7
Druk de multi-selector naar links of naar rechts
om Bld>Bld te markeren en druk op de knop
om een bevestigingsbericht weer te geven. (Als u
de nieuwe foto zonder bevestiging wilt opslaan,
markeert u Opsl. en drukt u op de knop ). Druk
op de knop om de nieuwe foto op te slaan of
druk op de knop om terug te keren naar het voorbeeldscherm.
Foto’s selecteren voor de beeld-op-beeld-functie
Alleen RAW-foto’s die zijn gemaakt met de D200 kunnen worden geselecteerd voor de
beeld-op-beeld-functie. Andere fotos worden niet weergegeven in de lijst met miniaturen.
Verborgen fotos worden niet weergegeven en kunnen niet worden geselecteerd.
Beeld-op-beeld
De nieuwe foto wordt opgeslagen met de huidige instellingen voor beeldkwaliteit, beeldgroot-
te en bestandsnaam, waarbij de bestandsnaam wordt bepaald door het hoogste bestands-
nummer in de huidige map met één te verhogen. Instellingen voor witbalans, verscherping,
kleurruimte, kleurstand en kleurtoon worden overgenomen van de foto die is geselecteerd
voor Beeld 1, evenals opnamedatum, lichtmeting, sluitertijd, diafragma, belichtingsstand,
belichtingscorrectie, brandpuntsafstand, camerastand en andere fotogegevens.
86
Naslaginformatie—Beeld-op-beeld en Meervoudige Belichting
Meervoudige belichting
Voer de volgende stappen uit om een meervoudige belichting te maken:
1
Markeer Meervoudige belicht. in het opna-
memenu ( 124) en druk de multi-selector naar
rechts.
2
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om
Aantal belichtingen te markeren en druk de
multi-selector naar rechts.
3
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om
het aantal opnamen te kiezen dat wordt ge-
combineerd tot één foto. Druk de multi-selector
naar rechts om terug te keren naar het menu
Meervoudige belicht.
4
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om
Autom. versterking te markeren en druk de
multi-selector naar rechts.
5
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om
een van de volgende opties te markeren en druk
de multi-selector vervolgens naar rechts.
Optie Beschrijving
Aan
(stan-
daard)
De versterking wordt aangepast op basis
van het aantal daadwerkelijke opnamen.
(De versterking voor elke opname wordt
ingesteld op / voor 2 opnamen, op /
voor 3 opnamen enzovoort.)
Uit
De versterking wordt niet aangepast bij
een meervoudige belichting.
87
Naslaginformatie—Beeld-op-beeld en Meervoudige Belichting
7
Bepaal de beelduitsnede, stel scherp en maak
de foto. In de stand Continu hoge snelheid of
Continu lage snelheid ( 26) slaat de camera
alle opnamen in één reeks achter elkaar op. In
de enkelvoudige opnamestand wordt telkens één foto gemaakt wanneer
u de ontspanknop indrukt. Druk de ontspanknop net zo vaak in tot alle
opnamen zijn gemaakt. De opname eindigt automatisch als:
• Er geen bewerkingen worden uitgevoerd gedurende 30 sec tijdens de
opname of gedurende 30 sec nadat de monitor is uitgeschakeld tijdens
weergave of menubewerkingen
• De gebruiker Terugzetten of Annuleren
selecteert in het menu Meervoudige belichting
en de multi-selector naar rechts drukt
De camera wordt uitgezet
De batterij leeg is
Fotos worden gewist
Als de opname eindigt voordat het opgegeven aantal fotos is genomen,
wordt een meervoudige belichting gemaakt op basis van de tot dan toe
gemaakte fotos. Als Autom. versterking is ingeschakeld, wordt de ver-
sterking aangepast aan het werkelijke aantal gemaakte opnamen. Als u de
opname wilt beëindigen zonder een meervoudige belichting te maken,
houdt u de knop ingedrukt terwijl u de camera uitzet.
Het pictogram knippert tot de opname ein-
digt. Nadat de opname is beëindigd, wordt de
meervoudige belichtingsstand opgeheven en
wordt het pictogram niet meer weergege-
ven. Herhaal de stappen 1–7 als u nog meer
meervoudige belichtingen wilt maken.
6
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om
Gereed te markeren en druk de multi-selector
vervolgens naar rechts.
Het pictogram wordt weergegeven op het
LCD-venster.
88
Naslaginformatie—Beeld-op-beeld en Meervoudige Belichting
Geheugenkaarten verwisselen
U mag de geheugenkaart niet verwijderen of vervangen terwijl een meervoudige
belichting wordt opgeslagen.
Foto-informatie
De foto-informatie die wordt getoond bij het weergeven van fotos (met inbegrip van
opnamedatum en camerastand) geldt alleen voor de eerste opname in de meervoudige
belichting.
Meter uit
De opname eindigt en de meervoudige belichting wordt opgeslagen als er gedurende 30
seconden geen handelingen plaatsvinden, tenzij Altijd aan is geselecteerd voor persoon-
lijke instelling c3 (Meter uit; 157) of de camera stroom krijgt via de optionele EH-6 licht-
netadapter. Om te voorkomen dat de lichtmeter wordt uitgeschakeld vóór de limiet van 30
seconden is verstreken wanneer de opname begint, worden 30 seconden toegevoegd aan
de vertraging voor de automatische uitschakeling van de lichtmeter. De huidige vertraging
voor uitschakeling van de lichtmeter wordt hersteld nadat de opname is beëindigd.
Witbalans ( 35)
Als Automatisch is geselecteerd voor witbalans, wordt de witbalans vastgezet op een waar-
de die overeenkomt met Direct zonlicht als een meervoudige belichting wordt uitgevoerd.
Gebruik Automatisch alleen als het onderwerp door direct zonlicht wordt verlicht.
Intervalfotografi e
Als intervalfotografi e wordt geactiveerd voordat de eerste opname wordt gemaakt, slaat de
camera opnamen op met het geselecteerde interval tot het aantal ingestelde opnamen in
het menu Meervoudige belicht. is bereikt (het aantal opnamen in het menu voor interval-
opnamen wordt genegeerd). Deze opnamen worden vervolgens opgeslagen als één foto,
waarna de meervoudige belichting en de intervalopname worden beëindigd. De opname
eindigt automatisch als er gedurende 30 seconden geen handelingen plaatsvinden, tenzij
Altijd aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3 (Meter uit; 157) of de camera
stroom krijgt via de optionele EH-6 lichtnetadapter. Als u een meervoudige belichting maakt
met behulp van de intervaltimer, kies dan een interval van minder dan 30 seconden, selecteer
Altijd aan voor persoonlijke instelling c3 (Meter uit; 157) of gebruik een lichtnetadapter.
De intervalopname wordt geannuleerd als u de meervoudige belichting annuleert.
Bracketing en andere instellingen
Bracketing wordt geannuleerd als de meervoudige belichting wordt geselecteerd en kan pas
worden hersteld nadat de opname is voltooid. Terwijl de meervoudige belichting actief is, kunt
u geen geheugenkaarten formatteren en kunt u de volgende instellingen niet wijzigen: opties
in het opnamemenu, behalve Intervalopnamen (u kunt Intervalopnamen alleen aanpas-
sen voordat de eerste opname wordt gemaakt), Stof referentiefoto en Spiegel omhoog.
Standaardwaarden herstellen met twee knoppen ( 97)
Als u de standaardwaarden herstelt met twee knoppen, is dit niet van invloed op de in-
stellingen voor meervoudige belichting. Bovendien wordt de meervoudige belichting
hiermee niet geannuleerd.
89
Naslaginformatie—Intervalfotografi e
Intervalfotografi e
Met de D200 kunt u fotos met van tevoren ingestelde intervalperioden maken.
1
Markeer Intervalopnamen in het opnameme-
nu ( 124) en druk de multi-selector naar rechts.
2
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om
een van de volgende Start te kiezen:
Nu:
Fotograferen begint na een vertraging van circa 3 sec
Starttijd: Fotograferen begint op Starttijd
3
Druk de multi-selector naar links of rechts om
de volgende opties te markeren en omhoog of
omlaag om de instellingen voor de intervaltimer
te wijzigen.
Optie Beschrijving
Starttijd
Voer een starttijd voor intervalfotografi e in wanneer u Starttijd hebt gese-
lecteerd bij Start. Druk de multi-selector naar links of rechts om het uur of
de minuut van de starttijd te markeren, en omhoog of omlaag om de tijd
te wijzigen. Niet beschikbaar wanneer u Nu hebt geselecteerd bij Start.
Interval
Voer tijd tussen opnamen in. Druk de multi-selector naar links of rechts om uur,
minuut of seconde te markeren, en omhoog of omlaag om de tijd te wijzigen.
De camera kan geen fotos maken met het ingestelde interval als dit interval
korter is dan de sluitertijd of de tijd die is vereist om de foto’s op te slaan.
Sel. Intvl*
Opnamen
Stel het aantal intervallen in en kies het aantal opnamen dat bij elke interval ge-
maakt wordt. Druk de multi-selector naar links of rechts om het aantal interval-
len of het aantal opnamen te markeren, en omhoog of omlaag om de waarde
te wijzigen. Het totaal aantal te maken opnamen wordt rechts getoond.
Rest. (interval*
opnamen)
Toont het aantal intervallen en het totaal aantal resterende opna-
men in het huidige intervalprogramma. Dit onderdeel kan niet wor-
den gewijzigd.
Start
Kies Uit om de instellingen aan te passen zonder de intervaltimer te
starten. Selecteer Aan en druk op
om de intervaltimer te starten.
Het fotograferen begint op de geselecteerde starttijd en gaat door
tot het aantal opgegeven intervallen is voltooid.
90
Naslaginformatie—Intervalfotografi e
4
Markeer Start onder in het menu voor de intervaltimer, druk de multi-selector
omhoog of omlaag om Aan te selecteren en druk op de knop
. De eerste reeks
foto’s wordt gemaakt op de ingestelde starttijd. De camera blijft opnamen maken
met het ingestelde interval tot alle fotos zijn gemaakt. Als de opnamen niet kun-
nen worden gemaakt bij de huidige instellingen (bijvoorbeeld als een sluitertijd
van
is geselecteerd in de handmatige belichtingsstand of als de begin-
tijd minder dan één minuut na de huidige tijd valt), wordt er een waarschuwing
weergegeven en wordt het menu voor de intervaltimer opnieuw weergegeven.
Gebruik van een statief wordt aanbevolen.
Maak een proefopname
Maak voordat u de intervalfotografi e start een proefopname met de huidige instellingen en con-
troleer het resultaat op de monitor. Denk er aan dat de camera voor elke opname scherp stelt
— er worden geen fotos gemaakt als de camera niet kan scherpstellen bij enkelvoudige AF.
Gebruik een betrouwbare stroombron
Controleer of de batterij in de camera volledig geladen is, zodat de opnamen niet worden
onderbroken. Als u twijfelt, laadt u de batterij eerst op of gebruikt u een EH-6 lichtnetadapter
(apart verkrijgbaar).
Controleer de tijd
Selecteer voordat u een starttijd instelt Wereldtijd in het setup-menu en controleer of de
cameraklok op de juiste tijd en datum staat ( 12).
Geen geheugencapaciteit
Als de geheugenkaart vol is, blijft de intervaltimer actief, maar worden er geen fotos ge-
maakt. Verwijder een aantal fotos of zet de camera uit en plaats een andere geheugenkaart
in de camera. Wanneer u de camera weer aanzet, wordt het intervalfotograferen gepau-
zeerd. Zie ‘Pauzeren intervalfotografi e op de volgende bladzijde voor informatie over ver-
der gaan met intervalfotograferen.
Bracketing
Wijzig de bracketing-instellingen voordat u het intervalfotograferen start. Indien belichtings-
en/of fl itsbracketing actief is tijdens het intervalfotograferen, dan maakt de camera bij elke in-
terval het aantal opnamen in het bracketing-programma, ongeacht het aantal opnamen op-
gegeven in het intervaltimer-menu. Indien witbalansbracketing actief is tijdens het intervalfo-
tograferen, maakt de camera slechts één opname bij elk interval en wordt de opname bewerkt
om het aantal exemplaren te creëren dat is opgegeven in het bracketingprogramma.
Het oculairkapje
In andere belichtingsstanden dan handmatig verwijdert u
het kapje van het zoekeroculair en plaatst u het meegele-
verde DK-5 zoekeroculair om te voorkomen dat licht dat via
de zoeker binnenvalt van invloed is op de opname.
91
Naslaginformatie—Intervalfotografi e
Tijdens het intervalfotograferen knippert het
pictogram in het LCD-venster. Direct voordat het volgen-
de opname-interval begint, toont de sluitertijdaanduiding
het aantal resterende intervallen en toont de diafragma-
aanduiding het aantal resterende opnamen in het huidige
interval. Op andere momenten kunt u het aantal resterende intervallen en het aantal
opnamen in elk interval controleren door de ontspanknop half in te drukken (nadat u
de knop hebt losgelaten, worden de sluitertijd en het diafragma getoond tot de belich-
tingsmeters worden uitgeschakeld).
Als u andere interval-instellingen wilt bekijken terwijl de
opname in gang is, selecteert u tussen de opnamen door
Intervalopnamen. Tijdens het intervalfotograferen toont
het intervaltimermenu de starttijd, het opname-interval,
het geselecteerde aantal intervallen en het aantal opna-
men, en het aantal resterende intervallen en opnamen
Tijdens het intervalfotograferen kunnen geen van deze
onderdelen worden gewijzigd.
Zo pauzeert u het maken van een intervalserie:
• Druk de knop tussen twee intervallen door.
• Markeer Start onder in het menu voor de intervaltimer, druk de multi-selector om-
hoog of omlaag om Pauze te selecteren en druk op de knop .
Zet de camera uit (indien gewenst kunt u de geheugenkaart verwisselen zolang de
camera uit staat). Het maken van de intervalserie is gepauzeerd als de camera wordt
ingeschakeld.
U hervat de opname door een Start te kiezen zoals dat is
beschreven in stap 2 ( 89). Als Starttijd wordt geselec-
teerd, kan een nieuwe starttijd worden gekozen, zoals dat
is beschreven in stap 3. Het interval, het aantal intervallen
en het aantal opnamen kan niet worden gewijzigd. Mar-
keer Start onder in het menu voor de intervaltimer, druk
de multi-selector omhoog of omlaag om Herstarten te
selecteren en druk op de knop .
Tijdens de opname
Intervalfotogra e pauzeren
92
Naslaginformatie—Intervalfotografi e
Om de opname te onderbreken markeert u Start onder in het menu voor de intervalti-
mer en drukt u de multi-selector omhoog of omlaag om Gereed te selecteren en drukt
u vervolgens op de knop .
Een intervalopname wordt ook onderbroken indien:
Er een reset met twee knoppen werd uitgevoerd ( 97).
Opn.menu terugzetten in het opnamemenu werd geselecteerd ( 127).
Bracketingseries worden gewijzigd (
73).
De batterij leeg is.
Wanneer het intervalfotograferen beëindigd wordt, schakelt de camera over op de
normale opnamestand.
Intervalfotogra e onderbreken
Tijdens de opname
Tijdens het intervalfotograferen kunnen de opname- en menu-instellingen zonder beper-
kingen worden gewijzigd. Houd rekening met het volgende:
Wanneer u een reset met twee knoppen uitvoert ( 97) of de bracketing-instellingen
wijzigt ( 73), wordt het intervalfotograferen beëindigd.
• De monitor schakelt circa vier seconden voor elk interval uit.
Meervoudige belichting
U kunt de intervaltimer gebruiken om een meervoudige belichting te maken ( 86).
Opnamestand
Ongeacht de geselecteerde opnamestand maakt de camera bij elk interval het ingestelde
aantal opnamen. In de stand CH (Continu hoge snelheid) worden fotos gemaakt met een
snelheid van vijf opnamen per seconde. In de standen S (enkel beeld), CL (continu lage
snelheid) en MUP (spiegel omhoog) worden fotos gemaakt met de snelheid die is ingesteld
via persoonlijke instelling d4 (Opnamesnelheid; 158). In de stand (zelfontspanner)
wordt de sluitervertraging toegepast op elke gemaakte foto. In de stand MUP wordt de spie-
gel direct voorafgaand aan elke opname automatisch opgeklapt.
Instellingenbanken opnamemenu
Wijzigingen in interval-instellingen zijn van toepassing op alle opnamemenu-banken (
125). Wanneer u de instellingen van het opnamemenu terugstelt met behulp van het onder-
deel Opn.menu terugzetten in het opnamemenu ( 127), dan worden de intervaltimer-
instellingen als volgt teruggesteld:
• Starttijd: Nu
• Interval: 00:01´:00”
• Aantal intervallen: 1
• Aantal opnamen: 1
• Start: Uit
93
Naslaginformatie—Objectieven zonder CPU
Objectieven zonder CPU
Door informatie over het objectief (brandpuntsafstand en maximum diafragma) in te
voeren, kunt u gebruik maken van een aantal CPU-objectieff uncties wanneer u een
objectief zonder CPU gebruikt. Als de brandpuntsafstand van het objectief bekend is:
kunt u de automatische zoomverstelling van de optionele SB-800 en SB-600
itser gebruiken
• wordt de brandpuntsafstand vermeld (voorzien van een asterisk) in de foto-
informatie-aanduiding in de weergavestand
Als het grootste diafragma van het objectief bekend is:
verschijnt de diafragmawaarde in het LCD-venster en de zoeker
wordt de fl itssterkte aangepast aan veranderingen van het diafragma
wordt het diafragma vermeld (voorzien van een asterisk) in de foto-informatie-
aanduiding in de weergavestand
Als zowel brandpuntsafstand als grootste diafragma zijn opgegeven:
is kleuren-matrixmeting mogelijk (het is mogelijk noodzakelijk centrumgerich-
te of spotmeting te gebruiken om met bepaalde objectieven goede resultaten
te bereiken, waaronder Rexfl ex-Nikkor objectieven)
Verbetert de nauwkeurigheid van centrumgerichte meting, spotmeting en i-
DDL uitgebalanceerde invulfl its voor digitale SLR
Brandpuntsafstand invoeren
U kunt de brandpuntsafstand van het objectief opgeven via de optie Niet-CPU
objectief in het opnamemenu of door de FUNC. knop ingedrukt te houden en
aan de hoofdinstelschijf te draaien. De volgende instellingen zijn beschikbaar:
6–45mm: 6, 8, 13, 15, 16, 18, 20, 24, 25, 28, 35, 43 en 45mm
50–180mm: 50, 55, 58, 70, 80, 85, 86, 100, 105, 135 en 180mm
200–4000mm: 200, 300, 360, 400, 500, 600, 800, 1000, 1200, 1400, 1600, 2000,
2400, 2800, 3200 en 4000mm
Het menu Niet-CPU objectief
1
Markeer Niet-CPU objectief in het opname-
menu ( 124) en druk de multi-selector naar
rechts.
De knop FUNC.
Klap de ingebouwde fl itser omlaag en schakel eventuele optionele Speedlight fl itsers uit
voordat u de knop FUNC. gebruikt om de objectiefgegevens in te voeren.
94
Naslaginformatie—Objectieven zonder CPU
2
Markeer Brandpuntsafstand en druk de multi-
selector naar rechts.
3
Selecteer de groep waartoe het objectief behoort
(6 – 45 mm, 50 – 180 mm of 200 – 4000 mm)
en druk de multi-selector naar rechts.
4
Selecteer de brandpuntsafstand van het objectief
(in mm) en druk de multi-selector naar rechts.
De knop FUNC.
1
Selecteer FV-vergr./Objectief bij persoonlijke
instelling f4 (FUNC. knop; 170).
2
Houd de FUNC. knop ingedrukt en draai aan
de hoofdinstelschijf. De brandpuntsafstand ver-
schijnt in het LCD-venster:
Brandpuntsafstand niet in de lijst
Indien de juiste brandpuntsafstand niet in de lijst staat, kies dan de dichtstbijzijnde hogere
waarde.
Standaard grootste diafragma
Wanneer u een brandpuntsafstand kiest wordt Maximaal diafragma ingesteld op de
laatste waarde die voor die brandpuntsafstand werd geselecteerd.
95
Naslaginformatie—Objectieven zonder CPU
Grootste diafragma invoeren
U kunt het grootste diafragma van het objectief opgeven via de optie Niet-CPU
Objectief in het opnamemenu of door de knop FUNC. ingedrukt te houden en
aan de hoofdinstelschijf te draaien. De volgende f/-getallen zijn beschikbaar:
1.2, 1.4, 1.8, 2, 2.5, 2.8, 3.3, 3.5, 4, 4.5, 5, 5.6, 6.3, 7.1, 8, 9.5, 11, 13, 15, 16, 19, 22
Het menu Niet-CPU objectief
1
Markeer Maximaal diafragma in het menu
Niet-CPU objectief en druk de multi-selector
naar rechts.
2
Selecteer het f/-getal dat correspondeert met
het grootste diafragma en druk de multi-selector
naar rechts.
De knop FUNC.
1
Selecteer FV-vergr./Objectief bij persoonlijke
instelling f4 (FUNC. knop; 170).
2
Houd de knop FUNC. ingedrukt en draai aan de
secundaire instelschijf. Het grootste diafragma
verschijnt in het LCD-venster:
Zoomobjectieven
De objectiefgegevens worden niet gewijzigd wanneer u een objectief zonder CPU in- of
uitzoomt. Selecteer na het wijzigen van de zoomstand een nieuwe waarde voor de brand-
puntsafstand van het objectief en het diafragma.
96
Naslaginformatie—Een GPS-eenheid gebruiken
Een GPS-eenheid gebruiken
GPS-apparaten van Garmin en Magellan die voldoen aan versie 2.01 van de
NMEA0183-gegevensindeling van de National Marine Electronics Association,
kunnen via een MC-35 GPS-kabel (apart verkrijgbaar; 182) worden aangeslo-
ten op de 10-pins afstandsbedieningsaansluiting van de camera. Zo kunt u infor-
matie over de huidige positie van de camera opslaan wanneer u fotos maakt. De
camera werkt met de volgende apparaten:
Garmin eTrex-serie met een aansluiting voor een pc-interfacekabel
Magellan SporTrak-serie met een aansluiting voor een pc-interfacekabel
Deze apparaten kunnen op de MC-35 worden aan-
gesloten met een 9-pins D-sub-kabel die wordt
geleverd door de fabrikant van het GPS-apparaat.
Raadpleeg de handleiding van de MC-35 voor meer
informatie. Zet het GPS-apparaat in de NMEA-stand
(4800 baud) voordat u de camera aanzet.
Als de camera communiceert met een GPS-appa-
raat, wordt het pictogram
weergegeven in het
LCD-venster. De lichtmeters worden niet uitgescha-
keld wanneer dit pictogram wordt weergegeven. De
gegevens voor fotos die worden gemaakt terwijl het
pictogram wordt weergegeven, bevatten een extra pagina ( 100) met de
huidige breedtegraad, lengtegraad, hoogte en tijd (UTC - Coordinated Universal
Time). Indien er gedurende twee seconden geen informatie van de GPS-eenheid
wordt ontvangen, verdwijnt het pictogram en slaat de camera geen GPS-in-
formatie meer op.
Coordinated Universal Time (UTC)
UTC-gegevens worden door het GPS-apparaat aangeleverd en staan los van de cameraklok.
GPS-gegevens
GPS-gegevens worden alleen opgeslagen als het pictogram wordt weergegeven. Con-
troleer voor u fotos gaat maken of het pictogram wordt weergegeven in het LCD-ven-
ster. Als het pictogram knippert, duidt dit erop dat het GPS-apparaat een signaal zoekt.
U kunt wel foto’s maken terwijl het pictogram knippert, maar deze zullen geen GPS-
gegevens bevatten.
MC-35
97
Naslaginformatie—Reset met twee knoppen
Reset met twee knoppen
U kunt de standaardwaarden van de hieronder ver-
melde camera-instellingen herstellen door de knop-
pen QUAL en tegelijk gedurende meer dan twee
seconden ingedrukt te houden. (Deze knoppen wor-
den aangegeven met een groene stip). De LCD-ven-
sters worden kort uitgeschakeld terwijl de instellingen worden hersteld. Dit is
niet van invloed op persoonlijke instellingen.
Optie Standaard
Scherpstelveld Centraal
*
Belichtingsstand
Geprogrammeerd
automatisch
Flexibel programma Uit
Belichtingscorrectie ±0
Vergrendeling auto-
matische belichting
Uit
* Indien de AF-veldstand op groep dynami-
sche AF staat, wordt de middelste groep
geselecteerd.
† Persoonlijke instelling c2 (AE-L/AF-L)
wordt hier niet door beïnvloed.
Optie Standaard
Bracketing Uit
Flitssynchronisatie-
stand
Synchronisatie
eerste gordijn
Flitsbelichtingscor-
rectie
±0
Flitswaardevergren-
deling
Uit
Het aantal opnamen wordt teruggezet op
nul. De ophoogwaarde voor bracketing
wordt teruggezet op 1 LW (belichtings-/
itsbracketing) of 1 (witbalans-bracketing).
De volgende opties in het opnamemenu worden ook teruggesteld. Alleen de
instellingen in de geheugenbank die op het moment geselecteerd zijn met de
optie Geh.bank opnamemenu worden teruggesteld ( 125). De instellingen
in de andere geheugenbanken worden niet gewijzigd.
Optie Standaard
Beeldkwaliteit JPEG Normaal
Beeldformaat Groot
Optie Standaard
Witbalans Automatisch
*
ISO-gevoeligheid 100
* Fijnafstemming teruggesteld op 0.
Opn.menu terugzetten ( 127)
Andere opties in het opnamemenu voor de huidige instellingenbank stelt u terug door Ja
te selecteren bij de optie Opn.menu terugzetten in het opnamemenu.
R—Menu terugzetten ( 147)
Persoonlijke instellingen voor de huidige persoonlijke-instellingenbank kunt u terugzet-
ten op hun standaardwaarden door Ja te selecteren bij persoonlijke instelling R (Menu
terugzetten).
98
Naslaginformatie—Fotos bekijken
U kunt de multi-selector gebruiken zolang de monitor is ingeschakeld. De vergrendeling
van de scherpstelselectieknop werkt alleen als de monitor uitstaat.
Naslaginformatie:
Meer over fotos weergeven
Foto’s bekijken
Enkel beeld weergeven
Als u fotos wilt weergeven, drukt u op de knop . De
meest recente foto verschijnt op de monitor.
U verlaat de menu’s en keert terug naar de opnamestand door op de knop
te
drukken of de ontspanknop half in te drukken. Om de cameramenu’s ( 24) te
bekijken drukt u op de knop.
De multi-selector gebruiken
Beeld terugspelen ( 141)
Wanneer u Aan selecteert bij de optie Beeld terugspelen in het weergavemenu, verschij-
nen foto’s automatisch op de monitor terwijl ze op de geheugenkaart worden opgeslagen.
In de enkelbeeldstand, de zelfontspannerstand en de ‘spiegel omhoog stand worden de
foto’s stuk voor stuk weergegeven terwijl u ze maakt. In de Continu opnamestand worden
de foto’s weergegeven zodra u stopt met fotograferen, waarbij de eerste foto in de reeks
verschijnt. Het weergeven van fotos wordt onderbroken wanneer u op de ontspanknop
drukt en wordt hervat wanneer u de knop na het fotograferen loslaat.
Draai portret ( 142)
Deze optie in het weergavemenu bepaalt of ‘staande foto’s
(‘’portret’), die zijn gemaakt terwijl Aan is geselecteerd voor
de optie Autom. beeldrotatie in het setup-menu, automa-
tisch worden geroteerd wanneer ze worden weergegeven.
c5—Monitor uit ( 157)
De monitor wordt automatisch uitgeschakeld om stroom te sparen wanneer er gedurende
de periode die werd opgegeven bij persoonlijke instelling c5 (Monitor uit) geen handelin-
gen werden verricht. Druk op de knop om terug te keren naar de weergavestand.
99
Naslaginformatie—Fotos bekijken
Foto-informatie
Foto-informatie wordt over het beeld weergegeven als u fotos afzonderlijk bekijkt.
Er zijn maximaal acht paginas met informatie beschikbaar voor elke foto. Druk de
multi-selector omlaag om als volgt door de foto-informatie te bladeren: (Histo-
gram), Basisinformatie, Bestandsinformatie, (Opnamegegevens 1), (Opnamegege-
vens 2), (GPS-gegevens), (RGB Histogram) en (Hoge lichten). Druk opnieuw op de
multi-selector om in omgekeerde volgorde door de foto-informatie te bladeren.
Basisinformatie
1 Beveiligingsstatus ........ 104 2 Mapnummer/
beeldnummer
............... 135
Bestandsinformatie
1 Beveiligingsstatus ........ 104
2 Scherpstelvelden
*
...........53
3 Beeldnummer/totaal
aantal beelden .............. 135
4 Mapnaam ......................... 135
5 Beeldkwaliteit ...................28
6 Opnamedatum ................ 12
7 Opnametijdstip ................12
8 Bestandsnaam ............... 129
9 Beeldgrootte ......................32
10 Mapnummer/
beeldnummer
............... 135
* Werd AF-veld geselecteerd voor Weergavestand ( 141) in het
weergavemenu, dan licht het actieve scherpstelveld rood op (wor-
den fotos gemaakt met dynamische AF, groep dynamische AF of
prioriteit voor het dichtstbijzijnde onderwerp, dan licht het veld op
waarin de scherpstelling het eerst wordt vergrendeld).
Opnamegegevens 1
*
1 Beveiligingsstatus ........ 104
2 Cameranaam
3 Lichtmeetmethode .......61
4 Sluiter tijd ......................62–69
5 Diafragma ............................62
6 Belichtingsstand ..............62
7 Belichtingscorrectie ...... 72
8 Brandpuntsafstand ..... 176
9 Flitssynchronisatie-
stand .......................................77
10 Mapnummer/
beeldnummer
............... 135
* Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor
Weergavestand ( 141).
f3—Foto-info/Bladeren ( 169)
De rollen van de multi-selectorknoppen kunnen worden omgekeerd, zodat u met naar
link en rechts drukken de beelden wisselt en met omhoog- en omlaag drukken de
foto-informatie regelt.
100
Naslaginformatie—Fotos bekijken
Histogrammen op de camera kunnen verschillen van histogrammen die worden weer-
gegeven in beeldbewerkingstoepassingen.
Opnamegegevens 2
*
1 Beveiligingsstatus ........ 104
2 Beeldoptimalisatie ......... 45
3 ISO-gevoeligheid
..........33
4 Witbalans/
Witbalanscorrectie .........35
5 Tooncompensatie .......... 47
6 Verscherping .....................46
7 Kleurstand/
Tint aanpassen .................47
8 Verzadiging ........................48
9 Beeldcommentaar ...... 118
10 Mapnummer/
beeldnummer
............... 135
* Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor
Weergavestand ( 141).
Wordt rood weergegeven als de foto is gemaakt terwijl Auto ISO is
ingeschakeld.
GPS-gegevens
*
1 Beveiligingsstatus ........ 104
2 Breedtegraad
3 Lengtegraad
4 Hoogte
5 Coordinated Universal
Time (UTC)
6 Mapnummer/
beeldnummer
............... 135
* Wordt alleen weergegeven als een GPS-apparaat was aangesloten
toen de foto werd genomen ( 96).
Wat er wordt weergegeven kan verschillen wanneer een foto op
een computer wordt weergegeven.
RGB-histogram
*
1 Beveiligingsstatus ........ 104
2 Hoge lichten (delen van de
foto die overbelicht kunnen
zijn) worden aangegeven
met een knipperende rand
3 Mapnummer/
beeldnummer
................ 135
4 Histogram (RGB-kanaal).
In alle histogrammen
geeft de horizontale as de
helderheid van de pixels
aan, terwijl de verticale as
het aantal pixels aangeeft.
5 Histogram (rode kanaal)
6
Histogram (groene kanaal)
7 Histogram (blauwe kanaal)
8 Huidige kanaal
* Wordt alleen weergegeven als RGB Histogram is geselecteerd
voor Weergavestand ( 141).
Hoge lichten kunnen voor elk kleurkanaal
afzonderlijk worden weergegeven. Druk de
multi-selector naar links of naar rechts terwijl u
de knop ingedrukt houdt om als volgt door
de kanalen te bladeren: RGB (alle kanalen)
R (rood) G (groen) B (blauw) weergave hoge lichten uit
RGB.
Histogrammen
101
Naslaginformatie—Fotos bekijken
Hoge lichten
*
1 Beveiligingsstatus ............................................................................... 104
2 Hoge lichten (delen van de foto die overbelicht kunnen
zijn) worden aangegeven met een knipperende rand
3 Huidige kanaal
4 Mapnummer/beeldnummer
......................................................135
* Wordt alleen weergegeven als Hoge lichten is geselecteerd voor
Weergavestand (
141).
Hoge lichten kunnen voor elk kleurkanaal
afzonderlijk worden weergegeven. Druk de
multi-selector naar links of naar rechts terwijl u
de knop ingedrukt houdt om als volgt door
de kanalen te bladeren: RGB (alle kanalen) R (rood) G (groen)
B (blauw) RGB.
Histogram
*
1 Beveiligingsstatus ............................................................................... 104
2 Histogram dat de verdeling van tinten in de foto weer-
geeft. De horizontale as komt overeen met de helder-
heid van pixels, terwijl de verticale as het aantal pixels
met die bepaalde helderheid in de foto aangeeft.
3 Mapnummer/beeldnummer
......................................................135
* Wordt alleen weergegeven als Histogram is geselecteerd voor
Weergavestand ( 141).
102
Naslaginformatie—Fotos bekijken
Meerdere beelden bekijken: Miniatuurweergave
Door de knop in te drukken en de hoofdinstel-
schijf rond te draaien kunt u contactprints’ van vier
of negen beelden weergeven. U kunt de volgende
bewerkingen uitvoeren wanneer miniaturen worden
weergegeven:
Doel Gebruik Beschrijving
Aantal weerge-
geven beelden
wijzigen
Druk op de knop en draai aan de hoofdinstel-
schijf om het aantal getoonde beelden als volgt
te wijzigen: één beeld vier miniaturen negen
miniaturen één beeld.
Wisselen
miniaturen/
volle grootte
Druk midden op de multi-selector om heen en
weer te schakelen tussen volle grootte en minia-
tuurweergave.
Markeer
de foto’s
Druk de multi-selector omhoog, naar rechts, naar
links of omlaag om miniaturen te markeren.
Door fotos
bladeren
Druk op de knop in en draai aan de secundaire
instelschijf om pagina voor pagina door de beel-
den te bladeren.
Foto verwijderen
Er verschijnt een bevesti-
gingsdialoog. Druk nog-
maals op om de foto te
verwijderen. Druk op een
willekeurige knop om te
stoppen zonder de foto te
verwijderen.
Inzoomen op
gemarkeerde
foto
( )
Druk op voor een vergrote weergave van de ge-
markeerde foto ( 103).
Foto beveiligen
Om een foto te beveiligen of om de beveiliging van
een foto op te heff en drukt u op de knop ( 104).
Menu’s weer-
geven
Druk op knop om de cameramenu’s weer te
geven ( 24).
Terug naar het
opnamemenu
Ontspanknop/
Om terug te keren naar de opnamestand drukt u
op de knop of drukt u de ontspanknop half in.
Beeld terugspelen ( 141)
Wanneer u Aan selecteert bij de optie Beeld terugspelen in het weergavemenu, verschij-
nen foto’s automatisch op de monitor terwijl ze op de geheugenkaart worden opgeslagen.
In de enkelbeeldstand, en de zelfontspannerstand worden de fotos stuk voor stuk weerge-
geven terwijl u ze maakt. In de stand Continu begint de weergave nadat de opnamen zijn
gemaakt. Miniatuurweergave is alleen beschikbaar in de Continu opnamestand.
103
Naslaginformatie—Fotos bekijken
Fotos van dichtbij bekijken: zoomweergave
Druk op de knop om in te zoomen op het beeld
dat in enkelbeeldweergave wordt getoond of dat in
miniatuurweergave is gemarkeerd. Als de foto is inge-
zoomd kunt u de volgende handelingen uitvoeren:
Doel Gebruik Beschrijving
Zoom ophef-
fen/hervatten
( )
Druk om de zoom op te heff en en terug te keren naar
enkelbeeld of miniatuurweergave. Druk opnieuw op
om in te zoomen.
Weergavege-
bied selec-
teren
Druk op de knop om een kader
weer te geven dat het ingezoomde
gebied toont. Terwijl u de knop in-
gedrukt houdt, kunt u het kader ver-
plaatsen met de multi-selector en de
grootte van het kader bepalen met
de hoofdinstelschijf. Draai de instelschijf tegen de klok in
om uit te zoomen, met de klok mee om in te zoomen tot
maximaal circa 25 × (grote fotos), 19 × (gemiddelde fotos)
of 13 × (kleine fotos). Laat de knop los als u het geselec-
teerde gebied schermvullend wilt weergeven.
Andere beel-
den bekijken
Roteer de hoofdinstelschijf om hetzelfde gebied van an-
dere beelden met dezelfde zoomfactor te bekijken.
Andere delen
van beeld
bekijken
Gebruik de multi-selector om niet
zichtbare delen van het beeld weer
te geven. Houd de multi-selector
ingedrukt om andere delen van het
beeld door het venster te schuiven.
U kunt de multi-selector gebruiken zolang de monitor is ingeschakeld. De vergrende-
ling van de scherpstelselectieknop werkt alleen als de monitor uitstaat.
De multi-selector gebruiken
c5—Monitor uit ( 157)
De monitor wordt automatisch uitgeschakeld om stroom te sparen wanneer er gedurende
de periode die werd opgegeven bij persoonlijke instelling c5 (Monitor uit) geen handelin-
gen werden verricht. Druk op de knop om terug te keren naar de weergavestand.
f1—Centrale knop > Weergavestand ( 168)
In plaats van heen en weer te schakelen tussen het weergeven op volle grootte en het
weergeven van miniaturen, kan het midden van de multi-selector ook worden gebruikt om
heen en weer te schakelen tussen zoomweergave en histogramweergave.
104
Naslaginformatie—Fotos bekijken
Als u de beveiliging wilt opheff en van alle fotos in de map of mappen die momen-
teel zijn geselecteerd in het menu Terugspeelmap, houdt u de knoppen en
gedurende ongeveer twee seconden ingedrukt.
Fotos tegen verwijderen beveiligen
In de enkelbeeld- , zoom- en miniatuurweergave kunt u de knop gebruiken
om fotos te beveiligen om zo te voorkomen dat u ze per ongeluk wist. Beveiligde
bestanden kunnen niet worden verwijderd met de knop of de optie Wissen
in het weergavemenu en hebben het kenmerk ‘alleen-lezen als ze worden weer-
gegeven op een Windows-computer. Beveiligde fotos worden wel verwijderd
als de geheugenkaart wordt geformatteerd.
Zo beveiligt u een foto:
1
Geef de foto schermvullend weer of markeer deze in de lijst met miniatu-
ren.
2
Druk op de knop . De foto wordt gemarkeerd
met een pictogram.
U heft de beveiliging van een foto op, zodat deze kan worden verwijderd, door
de foto weer te geven of te markeren in de miniaturenlijst en op de knop te
drukken.
Beveiliging van alle foto’s verwijderen
105
Naslaginformatie—Fotos bekijken
Afzonderlijke fotos verwijderen
U verwijdert een foto die wordt weergegeven in de enkelbeeld- of zoomweer-
gave of een foto die is gemarkeerd in de miniatuurweergave door op de knop
te drukken. Nadat een foto is verwijderd, kan deze niet worden hersteld.
1
Geef de foto weer of markeer deze in de lijst met miniaturen.
2
Druk op de knop . Het volgende dialoogven-
ster wordt weergegeven.
3
Als u fotos wilt weergeven, drukt u opnieuw op de knop. Druk op de
knop om te stoppen zonder de foto te verwijderen.
Beveiligde en verborgen beelden
Beelden die zijn gemarkeerd met een pictogram zijn beveiligd en kunnen niet worden
verwijderd. Verborgen beelden worden in enkelbeeld- en miniatuurweergave niet weerge-
geven en kunnen niet voor verwijderen worden geselecteerd.
Wissen ( 133)
Om meerdere beelden te verwijderen kunt u het beste de optie Wissen in het weergave-
menu gebruiken.
Na verwijderen ( 142)
De optie Na verwijderen in het weergavemenu bepaalt of het volgende beeld of het
vorige beeld moet verschijnen nadat een beeld is verwijderd.
106
Naslaginformatie—Beelden op TV bekijken
1
Selecteer de juiste videostand via het menu
Videostand ( 117).
2
Zet de camera uit. Zet de camera altijd uit
voordat u de videokabel aansluit of loskoppelt.
3
Open het beschermkapje over de video-uitgang
en de gelijkstroomingang (DC-in).
4
Sluit de videokabel aan als hieronder weergegeven.
Beelden op TV bekijken
De meegeleverde EG-D100 videokabel kan worden gebruikt om de camera op
een televisie of videorecorder aan te sluiten voor weergave of opname.
Video
Video
uitgang
uitgang
DC in
DC in
Aansluiten
op tv/video-
apparaat
Aanslui-
ten op
camera
5
Stem de televisie af op het videokanaal.
6
Zet de camera aan. Tijdens het afspelen worden fotos weergegeven op het
televisiescherm of opgenomen op videoband. De cameramonitor blijft uit.
De randen zijn mogelijk niet zichtbaar als fotos worden weergegeven op
een televisiescherm.
Gebruik een lichtnetadapter
Voor langdurig afspelen is gebruik van een EH-6 lichtnetadapter (optioneel leverbaar) aan
te bevelen. Wanneer de EH-6 is aangesloten, wordt de automatische uitschakeling van de
monitor van de camera vast ingesteld op 10 minuten, en de lichtmeters worden verder niet
automatisch uitgeschakeld.
107
Naslaginformatie—Aansluiten op een computer
Aansluiten op een computer
U kunt de camera op een computer aansluiten met de meegeleverde USB-kabel.
Nadat u de camera hebt aangesloten, kunt u de fotos met de meegeleverde
software naar de computer kopiëren, waar u ze kunt bekijken en bewerken. De
camera kan ook worden gebruikt met Nikon Capture 4 versie 4.4 of later (apart
verkrijgbaar), dat batchverwerking en meer geavanceerde beeldbewerkingsop-
ties ondersteunt en waarmee u de camera rechtstreeks vanaf de computer op
afstand kunt bedienen.
Voordat u de camera aansluit
Installeer de benodigde software na het doorlezen van de bijbehorende gebruiks-
aanwijzingen en de systeemeisen. Controleer of data-overdracht niet is verstoord
en kijk of de camerabatterij geheel opgeladen is. Als u twijfelt, laadt u de batterij op
voor u deze gebruikt of gebruikt u een EH-6 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar).
Voor u de camera aansluit, stelt u de optie USB in het
setup-menu ( 121) in op basis van het besturings-
systeem van de computer en het feit of u de camera
aanstuurt via Nikon Capture 4 versie 4.4 (apart ver-
krijgbaar) of dat u fotos naar de computer overspeelt
met de meegeleverde software:
Besturingssysteem Meegeleverde software Nikon Capture 4 Camera Control
Windows XP Home Edition
Windows XP Professional
Kies PTP of
Mass Storage
Kies PTP
Mac OS X
Windows 2000 Professional
Windows Millennium Edition (ME)
Windows 98 Tweede editie (SE)
Kies Mass Storage
*
Mac OS 9 Niet ondersteund
* Selecteer
NIET PTP. Als PTP is geselecteerd wanneer u de camera aansluit, wordt de hard-
warewizard van Windows weergegeven. Klik op Annuleren om de wizard af te sluiten en
verbreek de verbinding met de camera. Zorg ervoor dat u Mass Storage selecteert voor
u de camera opnieuw aansluit.
108
Naslaginformatie—Aansluiten op een computer
1
Zet de computer aan en wacht tot deze is opgestart.
2
Zet de camera uit.
4
Zet de camera aan. Als Mass Storage is gese-
lecteerd voor USB, wordt weergegeven in
het LCD-venster en de zoeker en knippert de
aanduiding voor de pc-stand (als PTP is gese-
lecteerd, veranderen de camera-aanduidingen
niet). U kunt fotos nu overzetten naar de com-
puter, zoals wordt beschreven in de handleiding
van de meegeleverde software (op cd).
Is Nikon Capture 4 Camera Control actief, dan
verschijnt in het LCD-venster in plaats van
het aantal opnamen. Alle fotos die u maakt,
worden op de vaste schijf van de computer op-
geslagen in plaats van op de geheugenkaart van
de camera. Zie de gebruikshandleiding bij Nikon
Capture 4 voor meer informatie.
De USB-kabel aansluiten
3
Sluit de UC-E4 USB-kabel aan zoals hier wordt weergegeven. Sluit de camera
rechtstreeks op de computer aan en niet op een USB-hub of -toetsenbord.
Tijdens de overdracht
Zet de camera niet uit als er nog beelden worden overgespeeld.
109
Naslaginformatie—Aansluiten op een computer
5
Als PTP is geselecteerd voor USB ( 121), kunt u de camera uitschake-
len en de USB-kabel loskoppelen nadat de overdracht is voltooid. Als de
standaardinstelling Mass Storage is geselecteerd voor de optie USB in
het setup-menu van de camera, moet u de camera eerst uit het systeem
verwijderen, zoals hieronder wordt beschreven.
Windows XP Home Edition/Windows XP Professional
Klik op het pictogram (
) ‘Hardware vei-
lig verwijderen’ op de taakbalk en selecteer
USB-apparaat voor massaopslag in het menu
dat wordt weergegeven.
Windows 2000 Professional
Klik op het pictogram ( ) ‘Hardware ontkop-
pelen of uitwerpen’ op de taakbalk en selec-
teer USB-apparaat voor massaopslag in het
menu dat wordt weergegeven.
Windows Millennium Edition (Me)
Klik op het pictogram ( ) ‘Hardware ontkop-
pelen of uitwerpen’ op de taakbalk en se-
lecteer USB-schijf in het menu dat wordt
weergegeven.
Windows 98 Tweede editie
Klik in Deze computer met de rechtermuisknop
op het pictogram van de verwisselbare schijf die
overeenkomt met de camera en selecteer Eject
in het menu dat wordt weergegeven.
Macintosh
Sleep het cameravolume (‘NIKON D200’) naar de
Prullenmand.
110
Naslaginformatie—Fotos printen
Foto’s printen
Foto’s kunnen op een van de volgende manieren worden afgedrukt:
Sluit de camera aan op een printer en print fotos rechtstreeks vanuit de camera
( 111).
Steek de geheugenkaart in een printer die is voorzien van een kaartsleuf (zie de
handleiding van de printer voor meer informatie). Ondersteunt de printer DPOF
(
202), dan kunt u fotos voor printen selecteren met Printopdracht ( 139).
Neem de geheugenkaart naar een printadres of digitale printshop. Onder-
steunt dit bedrijf DPOF ( 202), dan kunt u fotos voor printen selecteren met
Printopdracht ( 139).
Speelt de fotos over met de meegeleverde software en druk ze af vanuit een
computer (zie software-gebruikshandleiding, op cd-rom).
Houd er rekening mee dat RAW-beelden alleen kunnen worden geprint door ze
over te spelen naar een computer en ze te printen met de meegeleverde soft-
ware of Nikon Capture versie 4.4 of later (optioneel leverbaar).
Printen via directe USB-verbinding
Als de camera is aangesloten op een printer die PictBridge ondersteunt ( 202),
kunt u fotos rechtstreeks vanuit de camera printen.
Foto’s maken
Selecteer fotos voor printen met
Printopdracht ( 139)
Selecteer PTP in het menu USB van de camera en sluit de camera
op de printer aan ( 121)
Foto’s een voor een
printen ( 112)
Meerdere foto’s printen
( 113)
Indexprints aanmaken
( 113)
USB-kabel loskoppelen
Printen via directe USB-verbinding
Zorg ervoor dat de batterij goed is opgeladen of gebruik de optionele EH-6 lichtnetadapter.
Als u foto’s maakt die u wilt printen zonder ze te bewerken, stelt u Kleurruimte in op sRGB.
111
Naslaginformatie—Fotos printen
4
Zet de camera aan. Er verschijnt een welkomst-
scherm, gevolgd door het PictBridge weergave-
scherm. Ga verder bij ‘Fotos een voor een prin-
ten’ ( 112) of ‘Meerdere fotos printen’ ( 113).
1
Stel de optie USB in het setup-menu in op PTP
( 121).
2
Zet de printer aan.
3
Zet de camera uit en sluit de meegeleverde
USB-kabel aan, zoals hier wordt aangegeven.
Forceer niets en probeer niet de stekker schuin
aan te sluiten. Sluit de camera rechtstreeks op
de computer aan en niet via een USB-hub.
Printer aansluiten
Druk de multi-selector naar links of rechts om extra fotos te zien, of houd de
knop ingedrukt om in te zoomen op de huidige foto ( 103). Als u zes
foto’s tegelijk wilt bekijken, drukt u op de knop en draait u aan de hoofd-
instelschijf. Gebruik de multi-selector om fotos te markeren, of druk op-
nieuw op de knop en draai aan de hoofdinstelschijf om de gemarkeerde
foto schermvullend te bekijken.
112
Naslaginformatie—Fotos printen
Fotos een voor een printen
Om de foto af te drukken die werd geselecteerd in
het PictBridge weergavescherm drukt u de knop
en laat deze los. Het menu rechts wordt weergege-
ven. Druk de multi-selector omhoog of omlaag om
een optie te markeren en druk de multi-selector ver-
volgens naar rechts om de selectie te maken.
Optie Beschrijving
Start met
printen
Drukt geselecteerde foto af. Als u het printen wilt annuleren en wilt terugkeren
naar het PictBridge-menu voordat alle fotos zijn afgedrukt, drukt u op de knop .
Het PictBridge weergavescherm verschijnt als het printen is voltooid. Print extra
foto’s als boven omschreven of zet de camera uit en ontkoppel de USB-kabel.
Pagina-
grootte
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om de pagi-
nagrootte te kiezen uit Printerstandaard (standaard-
paginagrootte voor huidige printer), 89 × 127 mm,
127 × 178 mm, Hagaki, 100 × 150 mm, 4 × 6 in.,
203 × 254 mm, Letter, A3 of A4, en druk vervolgens
de multi-selector naar rechts om een selectie te ma-
ken en terug te keren naar het printmenu.
Aantal
pagina’s
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk de multi-
selector omhoog of omlaag om het gewenste aantal
(maximaal 99) te markeren, druk vervolgens de multi-
selector naar rechts om de selectie te maken en terug te
keren naar het printmenu.
Rand
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk de
multi-selector omhoog of omlaag en markeer
Printerstandaard (standaardinstelling voor huidige
printer), Printen met randen (druk foto af met witte
rand), of Geen randen, druk vervolgens de multi-selec-
tor naar rechts om de selectie te maken en terug te keren
naar het printmenu.
Tijdstem-
pel
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk de
multi-selector omhoog of omlaag en markeer
Printerstandaard (standaardinstelling voor huidige
printer), Print tijdstempel (print tijd en datum van op-
name op foto), of Geen tijdstempel, druk vervolgens
de multi-selector naar rechts om de selectie te maken en
terug te keren naar het printmenu.
Paginagrootte, Rand en Tijdstempel
Kies Printerstandaard om met de huidige printerinstellingen af te drukken. Alleen opties
die de printer ondersteunt kunnen worden geselecteerd.
113
Naslaginformatie—Fotos printen
Optie Beschrijving
Uitsnijden
Het menu rechts wordt weergegeven. Druk de multi-
selector omhoog of omlaag om Uitsnede (uitsnede
voor printen maken) of Niet uitsnijden te markeren
en druk de multi-selector naar rechts.
Als Uitsnede is geselecteerd, verschijnt het rechts
weergegeven venster. Draai aan de hoofdinstelschijf om
grootte van uitsnede te kiezen en gebruik de multi-se-
lector om positie van uitsnede te bepalen. Druk op
om terug te keren naar het printmenu. Houd er rekening
mee dat de kwaliteit kan verminderen als een kleine
uitsnede met grotere afmetingen wordt afgedrukt.
Meerdere fotos printen
Druk op de knop als u een aantal geselecteerde fo-
to’s tegelijk af wilt drukken of als u een indexprint wilt
laten maken waarop alle JPEG-fotos als miniaturen te
zien zijn. Het menu rechts wordt weergegeven. Druk
de multi-selector omhoog of omlaag om een optie te
markeren en druk de multi-selector vervolgens naar
rechts om de selectie te maken.
Optie Beschrijving
Print Selectie Drukt geselecteerde fotos af. (
114).
Print (DPOF)
Drukt huidige DPOF printopdracht af (
139). Merk op dat DPOF
datum- en info-opties niet worden ondersteund.
Indexprint
Maakt een indexprint aan van alle JPEG- fotos
(als geheugenkaart meer dan 256 fotos bevat
worden slechts 256 foto’s geprint). Druk op knop
om menu rechts weer te geven, kies de op-
ties voor paginagrootte, rand en tijdstempel als
beschreven op pagina 112 (waarschuwing ver-
schijnt als geselecteerde paginagrootte te klein
is). Om printen te starten markeert u Start met
printen en drukt u de multi-selector naar rechts.
Het PictBridge menu verschijnt als het printen is
voltooid.
114
Naslaginformatie—Fotos printen
Foutmeldingen
Als het bericht hier rechts wordt weergegeven, is er een fout
opgetreden. Nadat u de printer hebt gecontroleerd en even-
tuele problemen hebt verholpen volgens de aanwijzingen
in de printerhandleiding, drukt u de multi-selector omhoog
of omlaag om Doorgaan te markeren en drukt u de multi-
selector naar rechts om het printen te hervatten. Selecteer
Annuleren als u het printen wilt beëindigen zonder de resterende fotos af te drukken.
Foto’s voor printen selecteren
NEF (RAW) fotos verschijnen in het menu Print selectie maar kunnen niet voor printen
worden geselecteerd.
U kunt de multi-selector gebruiken zolang de monitor is ingeschakeld. De vergrende-
ling van de scherpstelselectieknop werkt alleen als de monitor uitstaat.
1 2
3
4
Geselecteerde fotos printen
Door Print selectie te kiezen in het PictBridge menu (zie boven) verschijnt het
menu van Stap 1.
Blader door de beelden. Om een beeld
schermvullend te zien drukt u op de
knop .
*
Selecteer huidige foto en stel het aantal
prints in op 1. Geselecteerde fotos wor-
den aangeduid met het pictogram .
* Om de fotos af te drukken in de printopdracht die was aangemaakt met Printopdracht
(
139) selecteert u Print (DPOF) in het PictBridge menu. De printopdracht kan worden
gewijzigd zoals op deze pagina wordt beschreven.
Geef het aantal prints op (tot 99). U verwij-
dert een foto uit de selectie door de multi-
selector omlaag te drukken als het aantal
prints is ingesteld op 1. Herhaal de stappen
1–3 om meer fotos te selecteren.
Geef de printopties weer. Kies opties voor pagi-
nagrootte, rand en tijdstempel, zoals beschreven
op pagina 112. Als u geselecteerde fotos wilt
printen, markeert u Start met printen en drukt
u de multi-selector naar rechts. Het PictBridge
menu verschijnt als het printen is voltooid.
De multi-selector gebruiken
115
Het setup-menuInstellingen
U kunt de multi-selector gebruiken zolang de monitor is ingeschakeld. De vergrende-
ling van de scherpstelselectieknop werkt alleen als de monitor uitstaat.
Instellingen
Basisinstellingen: Het setup-menu
Het setup-menu bevat de volgende opties. Zie ‘Gebruik van de menus’ ( 24)
voor meer informatie over het gebruik van de menus.
Optie
Formatteren 116
LCD-helderheid 116
Spiegel omhoog
*
117
Videostand 117
Wereldtijd 117
Taal (LANG) 118
Bld commentaar 118
Autom. beeldrotatie 119
Recente instellingen 119
USB 121
Stof referentiefoto 121–122
Batterij informatie 123
Firmware versie 123
* Niet beschikbaar wanneer het batterijniveau
of
lager is, of wanneer camera gevoed wordt via optionele
MB-D200 battery pack gevuld met AA-batterijen.
De multi-selector gebruiken
116
Het setup-menuInstellingen
Formatteren
Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd wan-
neer ze voor het eerst worden gebruikt. Het formatteren
van geheugenkaarten is ook een eff ectieve manier om alle
foto’s van de kaart te verwijderen. Wanneer u Formatte-
ren selecteert, worden de volgende opties weergegeven.
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om een optie
te markeren en druk op knop
.
Optie Beschrijving
Nee Terug zonder geheugenkaart te formatteren.
Ja
Formatteer geheugenkaart. Tijdens het formatteren is het
bericht rechts te zien. Zet de camera niet uit, verwijder de bat-
terijen of geheugenkaart niet uit de camera en koppel de licht-
netadapter (apart verkrijgbaar) niet los voordat het formatte-
ren is voltooid en het setup-menu wordt weergegeven.
LCD-helderheid
Druk de multi-selector omhoog om de helderheid te ver-
groten en omlaag om de helderheid te verminderen. Het
getal rechts op de display geeft het huidige helderheids-
niveau weer, waarbij +2 de lichtste instelling is en –2 de
donkerste. Druk de multi-selector naar rechts om uw keus
door te voeren en terug te keren naar het setup-menu.
Vóór het formatteren
Bij het formatteren van geheugenkaarten wordt alle informatie op de kaart, inclusief ver-
borgen en beveiligde fotos en eventuele andere gegevens, permanent gewist. Zorg voordat
u een geheugenkaart formatteert dat u alle fotos die u wilt bewaren naar een computer
hebt gekopieerd.
FAT 32
De D200 ondersteunt FAT 32, waardoor geheugenkaarten met een capaciteit van meer
dan 2 GB kunnen worden gebruikt. FAT 16 wordt gebruikt voor het herformatteren van
kaarten die al in FAT werden geformatteerd.
Formatteren met twee knoppen
Geheugenkaarten kunnen ook worden geformatteerd met de ( en ) knoppen
( 14).
117
Het setup-menuInstellingen
Spiegel omhoog
Deze optie wordt gebruikt om de spiegel omhoog te
klappen, zodat u het laagdoorlaatfi lter dat de beeldsensor
beschermt kunt onderzoeken of reinigen. Zie Technische
gegevens: Behandeling van uw camera ( 185).
Deze optie is niet beschikbaar wanneer het batterijniveau of lager is, wan-
neer meerdere opnamen achter elkaar worden gemaakt of wanneer de camera
wordt gevoed vanuit een optionele MB-D200 battery pack met AA-batterijen.
Gebruik een geheel geladen EN-EL3e batterij of een optionele lichtnetadapter.
Raakt de batterij leeg terwijl de spiegel opgeklapt is, dan klinkt er een piepsignaal
en gaat de AF-hulpverlichting knipperen om u te waarschuwen dat de spiegel na
circa twee minuten automatisch zal neerklappen.
Videostand
Kies voordat u uw camera aansluit op een televisie of video-
apparaat ( 106) de videostand die overeenkomt met de
videonorm van het apparaat waarop u de camera aansluit.
Optie Beschrijving
NTSC
Gebruik deze optie wanneer u de camera op een NTSC-
apparaat aansluit.
PAL
Gebruik deze optie wanneer u de camera op een PAL-appa-
raat aansluit. Houd er rekening mee dat het aantal uitvoer-
pixels selectief wordt verminderd, wat de resolutie verlaagt.
Wereldtijd
De optie Wereldtijd wordt gebruikt om de cameraklok
op de huidige tijd en datum in te stellen ( 12).
De klokbatterij
De klok/kalender van de camera wordt gevoed door een aparte, oplaadbare batterij die zo
nodig wordt opgeladen als de hoofdbatterijen in de camera zijn geplaatst of als de camera
wordt gevoed door een optionele EH-6 lichtnetadapter. Twee dagen opladen is voldoende
om de klok gedurende ongeveer drie maanden van stroom te voorzien. Als het pictogram
in het LCD-venster knippert, is de klokbatterij leeg en is de klok teruggezet op de
beginstand: 2005.01.01.00:00:00. Stel de juiste datum en tijd in.
118
Het setup-menuInstellingen
Taal
Kies de taal voor cameramenu’s en meldingen:
De Deutsch Duits
En English Engels
Es Español Spaans
Fr Français Frans
It Italiano Italiaans
Ne Nederlands Nederlands
Po Português Portugees
Py Russisch Русский
Sv Svenska Zweeds
Traditioneel Chinees
Vereenvoudigd Chinees
Japans
Koreaans
Beeldcommentaar
Met deze optie kunt u bij het fotograferen een korte tekst aan
uw fotos toevoegen. Deze opmerkingen worden weergege-
ven als u de fotos bekijkt met de meegeleverde software of
Nikon Capture 4 versie 4.4 of later (optioneel leverbaar). De
eerste vijftien tekens van het commentaar zijn ook zichtbaar
op Opnamegegevens 2 van de foto-informatie ( 100).
Gereed: Slaat de wijzigingen op en keert terug naar het setup-menu.
Commentaar invoeren: Het volgende dialoogvenster wordt weergegeven. Voer een
commentaar in zoals hieronder wordt beschreven.
Toetsenbordveld: Gebruik de multi-selector om letters te marke-
ren, druk midden op de multi-selector om ze te selecteren.
Commentaarveld: Hier verschijnt het commentaar. U verplaatst de
cursor door op de knop te drukken en de multi-selector te
gebruiken.
U verwijdert het teken op de huidige cursorpositie door op de knop te drukken. Om terug
te keren naar het setup-menu zonder het commentaar te wijzigen, drukt u op de knop .
Een commentaar mag 36 tekens lang zijn. Extra tekens worden verwijderd.
Nadat u het commentaar hebt gewijzigd, drukt u op om terug te keren naar het
beeldcommentaarmenu.
Commentaar toevoegen
: Aan alle fotos wordt een commentaar toegevoegd als
deze optie is aangevinkt (). Markeer deze optie en druk de multi-selector naar
rechts om het vinkje te plaatsen of te verwijderen.
119
Het setup-menuInstellingen
Autom. beeldrotatie
Foto’s die werden gemaakt met deze optie op Aan (standaard),
bevatten informatie over de stand van de camera, waardoor
ze bij het weergeven ( 98) of bij weergave in compatibele
Nikon software automatisch kunnen worden geroteerd.
*
De
volgende camerastanden worden geregistreerd:
Landschap (liggend) Camera 90° met de
klok mee geroteerd
Camera 90° tegen de
klok in geroteerd
* In de Continu-stand ( 26) geldt de stand van de eerste opname voor alle opnamen in
de serie, ook als de houding van de camera tijdens het fotograferen werd veranderd.
De stand van de camera wordt niet vastgelegd wanneer Uit is geselecteerd. Kies
deze optie als u fotos maakt met het objectief omhoog of omlaag gericht.
Recente instellingen
De volgende opties zijn beschikbaar:
Optie Beschrijving
Ver-
grendel
menu
Het menu rechts wordt weergegeven. Selecteer Ja om
het menu te vergrendelen, zodat er geen onderdelen
kunnen worden toegevoegd of verwijderd, Nee om het
menu te ontgrendelen. De instellingen in andere me-
nu’s worden niet gewijzigd.
Recente
inst.
wissen
Het menu rechts wordt weergegeven. Selecteer Ja om
alle recente instellingen te wissen, Nee om terug te
gaan zonder het menu Recente instellingen te wijzigen.
Deze optie wordt van kracht, zelfs wanneer Recente in-
stellingen zijn vergrendeld.
120
Het setup-menuInstellingen
Het menu Recente instellingen wijzigen
Zo creëert u een persoonlijk menu van opnameopties en persoonlijke instellingen:
1 Selecteer Vergrendelmenu>Nee om de Recente instellin-
gen te ontgrendelen.
2 Selecteer Recente inst. wissen >Ja om alle aanwezige re-
cente instellingen te wissen.
3 Selecteer de onderdelen die u in het menu Recente instel-
lingen wilt opnemen uit het opnamemenu en het menu Per-
soonlijke instellingen. De veertien laatst geselecteerde opties
worden opgeslagen.
4 Selecteer Vergrendelmenu>Ja om de Recente instellingen
te vergrendelen.
121
Het setup-menuInstellingen
USB
Voor u de camera via USB op een computer aansluit ( 107)
dient u de juiste USB-optie te selecteren. Deze wordt be-
paald door het besturingssysteem van de computer, en de
vraag of de camera wordt aangestuurd via Nikon Capture
4 versie 4.4 of later (apart verkrijgbaar) of dat u fotos naar de
computer overzet met de meegeleverde software:
Besturingssysteem Meegeleverde software Nikon Capture 4 Camera Control
Windows XP Home Edition
Windows XP Professional
Kies PTP of
Mass Storage
Kies PTP
Mac OS X
Windows 2000 Professional
Windows Millennium Edition (ME)
Windows 98 Tweede editie
Kies Mass Storage
Mac OS 9 Niet ondersteund
Stof referentiefoto
Met deze functie vergaart de camera referentie-informatie
voor de functie Image Dust O (Stofverwijdering) in Nikon
Capture 4 versie 4.4 of later (optioneel leverbaar, zie de
softwarehandleiding).
1
Breng een objectief met CPU aan op de camera (een lens met een brand-
puntafstand van minstens 50 mm wordt aanbevolen). De optie Stof
referentiefoto is alleen beschikbaar voor objectieven met CPU. Werkt u
met een zoomobjectief, zoom dan helemaal in.
2
Druk de multi-selector naar rechts. Het bericht rechts
verschijnt en wordt weergegeven in het LCD-
venster en in de zoeker.
Om de bewerking te annuleren en terug te keren
naar het setup-menu, drukt u op de knop.
122
Het setup-menuInstellingen
De functie Image Dust Off van Nikon Capture 4 versie 4.4 of later (apart verkrijgbaar)
verwijdert het eff ect van stof in het beeldverwerkingssysteem van de camera op NEF
(RAW) fotos door de fotos te vergelijken met de gegevens van de referentiefoto. Deze
functie is niet beschikbaar voor JPEG foto’s. Dezelfde referentiegegevens kunnen wor-
den gebruikt voor NEF (RAW) fotos die zijn gemaakt met verschillende objectieven of
met verschillende diafragmawaarden.
3
Houd het objectief tien cm vanaf een helder, egaal wit object; neem het
object zo in beeld dat er niets anders in de zoeker te zien is en druk vervol-
gens de ontspanknop half in. In een autofocusstand wordt de afstand au-
tomatisch ingesteld op oneindig; bij handmatige scherpstelling moet de
afstand op oneindig worden ingesteld voordat op de ontspanknop wordt
gedrukt. Gebruikt u de diafragmaring voor het instellen van het diafragma,
stel dan het kleinste diafragma in (hoogste f/-getal).
4
Druk de ontspanknop helemaal in om de referentiegegevens voor Image
Dust Off te verkrijgen (de ruisonderdrukking schakelt automatisch aan
wanneer het onderwerp slecht verlicht is, waardoor het langer duurt om
de informatie op te slaan). Wanneer u op de ontspanknop drukt, wordt de
monitor uitgeschakeld.
Als het referentievoorwerp te licht of te donker is,
kan het zijn dat de camera geen referentiegegevens
voor Image Dust O kan verkrijgen en verschijnt het
bericht rechts. Kies een ander referentievoorwerp en
herhaal het proces vanaf Stap 1.
Image Dust O
Referentie-informatie voor stofverwijdering
Referentiebeelden kunnen niet op de computer worden beke-
ken met beeldverwerkingssoftware. Een rasterpatroon verschijnt
wanneer u een referentiebeeld op de camera bekijkt.
129
Instellingen Het opnamemenu
Naamgeving bestanden
Foto’s worden opgeslagen met bestandsnamen die bestaan
uit ‘DSC_’ of ‘_DSC’ gevolgd door een 4-cijferig bestandsnum-
mer en een uit 3 letters bestaande extensie (b.v. ‘DSC_0001.
JPG’). De optie Naamgeving bestanden wordt gebruikt
om het ‘DSC’ gedeelte van de bestandsnaam te wijzigen.
Druk de multi-selector naar rechts om het dialoogvenster
weer te geven dat hieronder wordt getoond.
Toetsenbordveld: Gebruik de multi-selector om letters te markeren,
druk op midden op de multi-selector om ze te selecteren.
Voorvoegsel-veld: Hier verschijnt het voorvoegsel voor de bestands-
namen. U verplaatst de cursor naar links of naar rechts door op de
knop te drukken en de multi-selector te gebruiken.
U verwijdert het teken op de huidige cursorpositie door op de knop te drukken. Druk op de knop
om terug te keren naar het opnamemenu zonder de instellingen voor de naamgeving te wijzigen.
Nadat u het voorvoegsel voor de bestandsnaam hebt gewijzigd, drukt u op om terug te keren naar het
opnamemenu. Nieuwe fotos worden opgeslagen volgens de nieuwe instellingen voor de naamgeving.
Beeld optimaliseren
Optimaliseer kleur, contrast, scherpte, verzadiging en tint
of maak fotos in zwart-wit. Zie ‘Naslaginformatie: Beelden
optimaliseren ( 45).
Kleurruimte
U kunt kiezen uit de kleurruimten sRGB en Adobe RGB. Zie
‘Naslaginformatie: Beeld aanpassen ( 50).
Beeldkwaliteit
Voor beeldkwaliteit zijn zeven opties beschikbaar. Zie ‘Na-
slaginformatie: Beeldkwaliteit en –grootte ( 28).
130
Instellingen Het opnamemenu
Beeldformaat
Voor de beeldgrootte hebt u de keuze uit Groot, Middel
en Klein. Zie ‘Naslaginformatie: Beeldkwaliteit en –grootte’
( 32).
JPEG compressie
Geef aan of u JPEG-fotos wilt comprimeren tot een vaste
grootte of de bestandsgrootte wilt variëren voor een be-
tere beeldkwaliteit. Zie ‘Naslaginformatie: Beeldkwaliteit
en –grootte ( 30).
RAW compressie
Hier bepaalt u of u NEF (RAW) beelden wilt comprimeren.
Zie ‘Naslaginformatie: Beeldkwaliteit en –grootte ( 31).
Witbalans
Er zijn negen opties voor witbalans beschikbaar. Zie ‘Na-
slaginformatie: Witbalans ( 35).
131
Instellingen Het opnamemenu
Optie Beschrijving
Uit
(standaard)
Ruisonderdrukking is uitgeschakeld; de camera werkt op de normale manier.
Aan
Foto’s die zijn gemaakt bij een sluitertijd van circa 8 se-
conden of langer worden verwerkt om zo de ruis te ver-
minderen. Hierdoor neemt de opslagtijd met 50–100%
toe en kunnen de helft minder fotos worden opgeslagen
in de geheugenbuff er. Tijdens de verwerking knippert
in het gebied voor sluitertijd/diafragma. De volgende foto kan wor-
den gemaakt zodra niet meer wordt weergegeven. Als fotos wor-
den weergegeven tijdens de verwerking, is het eff ect van de ruisonderdrukking
mogelijk niet zichtbaar op de monitor.
Hoge ISO ruisonderd.
Foto’s die worden gemaakt met een hoge gevoeligheid,
kunnen worden bewerkt, waardoor de ruis wordt vermin-
derd. Kies uit de volgende opties:
Ruisonderdrukking
Selecteer Aan om ‘ruis’ in de vorm van willekeurig voorko-
mende, helder gekleurde pixels te verminderen in fotos
die zijn gemaakt met sluitertijden van 8 sec. of langer.
Optie Beschrijving
Aan
(Normaal)
(standaard)
Ruisonderdrukking wordt toegepast bij een ISO-gevoeligheid van 400
of hoger, of als de ISO-gevoeligheid wordt verhoogd tot 400 of meer
wanneer Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling b1 (ISO Auto).
Selecteer Normaal voor normale, Hoog voor verhoogde ruisonderdruk-
king. Ruisonderdrukking neemt toe bij een ISO-gevoeligheid van meer
dan 1600.
Aan (Laag)
Aan (Hoog)
Uit
Ruisonderdrukking wordt uitgeschakeld bij een ISO-gevoeligheid van 800
of lager. Minimale ruisonderdrukking vindt plaats bij een ISO-gevoelig-
heid van meer dan 800.
132
Instellingen Het opnamemenu
ISO-gevoeligheid
U kunt de ISO-gevoeligheid verhogen ten opzichte van de
standaard waarde (100). Een ISO-gevoeligheid van meer
dan 1600 is alleen beschikbaar als persoonlijke instelling
b1 (ISO auto) is uitgeschakeld. Zie ‘Naslaginformatie: Ge-
voeligheid (ISO-equivalent)’ (
33).
Beeld-op-beeld
Deze functie maakt een nieuwe foto door twee bestaan-
de RAW-fotos over elkaar heen te leggen. De RAW-fotos
moeten zijn gemaakt met de D200 en op dezelfde geheu-
genkaart zijn opgeslagen. Zie ‘Naslaginformatie: Beeld-op-
beeld en meervoudige belichting ( 84).
Meervoudige belicht.
Deze functie maakt één foto van twee tot tien opnamen.
Zie ‘Naslaginformatie: Beeld-op-beeld en meervoudige
belichting’ ( 86).
Intervalopnamen
U kunt automatisch fotos maken bij vooraf ingestelde inter-
vallen. Zie ‘Naslaginformatie: Intervalopnamen’ ( 89).
Niet-CPU objectief
Als u de brandpuntsafstand en het maximale diafragma
van een niet-CPU-objectief opgeeft, kunt u functies als
kleurenmatrixmeting, weergave van de diafragmawaarde
en uitgebalanceerde invulfl its gebruiken met dit objectief.
Zie ‘Naslaginformatie: Niet-CPU objectief ( 93).
133
Instellingen Het weergavemenu
U kunt de multi-selector gebruiken zolang de monitor is ingeschakeld. De vergrende-
ling van de scherpstelselectieknop werkt alleen als de monitor uitstaat.
Weergaveopties: Het weergavemenu
Het weergavemenu bevat de volgende opties: Zie ‘Gebruik van de menus’ (
24) voor meer informatie over het gebruik van de menus.
Optie
Wissen 133–134
Terugspeelmap 135
Diashow 135–136
Beeld verbergen 137–138
Printopdracht 139–140
Weergavestand 141
Beeld terugspelen 141
Na verwijderen 142
Draai portret 142
Het weergavemenu wordt alleen weergegeven als
de camera een geheugenkaart bevat.
Wissen
Het menu Wissen bevat de volgende opties:
Optie Beschrijving
Selectie Geselecteerde fotos wissen.
Alle Alle foto’s wissen.
De multi-selector gebruiken
Beveiligde en verborgen beelden
Beelden die zijn gemarkeerd met een pictogram zijn beveiligd en kunnen niet worden
verwijderd. Verborgen beelden ( 137) worden niet in de lijst met miniaturen weergege-
ven en kunnen niet voor verwijderen worden geselecteerd.
Geheugenkaarten met een grote capaciteit
Als de geheugenkaart een groot aantal bestanden of mappen bevat, en als het aantal te
verwijderen fotos erg groot is, kan het wissen soms meer dan een half uur duren.
134
Instellingen Het weergavemenu
Geselecteerde fotos wissen: Selectie
Door Selectie te kiezen verschijnen de fotos in de map of de mappen die wer-
den geselecteerd in het menu Terugspeelmap ( 135) als miniaturen.
1 2
Markeer foto. (Druk op om het gemar-
keerde beeld op volle grootte te bekij-
ken. Laat de knop los om terug te keren
naar de miniaturen.)
Selecteer gemarkeerde foto.
Geselecteerde foto wordt
voorzien van pictogram.
3
Herhaal de stappen 1 en 2 als u meer fotos wilt selecteren. U verwijdert een foto
uit de selectie door deze te markeren en op het midden van de multi-selector te
drukken. Om terug te gaan zonder fotos te wissen drukt u op de knop .
4
Er verschijnt een bevestigingsscherm. Druk
de multi-selector omhoog of omlaag om
een optie te markeren en druk op om de
optie te selecteren.
Ja: wis geselecteerde fotos
Nee: terug zonder foto’s te wissen
Alle fotos wissen: Alle
Door Alle te kiezen verschijnt het rechts weergegeven
bevestigingsvenster. Druk de multi-selector omhoog of
omlaag om een optie te markeren en druk vervolgens op
de knop om een selectie te maken.
Ja: verwijder alle beelden uit de map of mappen gese-
lecteerd in het menu Terugspeelmap ( 135). Fotos
die beveiligd of verborgen zijn worden niet verwijderd.
Nee: terug zonder fotos te wissen.
135
Instellingen Het weergavemenu
Terugspeelmap
Map kiezen voor terugspelen.
Optie Beschrijving
ND200
Beelden in alle met de D200 gecreëerde mappen zijn zichtbaar tijdens het
weergeven.
Alle
Beelden in alle mappen gecreëerd met cameras die voldoen aan de Design rule
for Camera File system (DCF) — d.w.z. alle Nikon digitale cameras en de meeste
andere merken camera’s — zijn zichtbaar tijdens het afspelen.
Huidige
Alleen beelden in de map die momenteel is geselecteerd met de optie Mappen
in het opnamemenu worden tijdens afspelen weergegeven.
Diashow
Om de beelden een voor een weer te geven in een au-
tomatische diavoorstelling, markeert u Start in het menu
Diashow en drukt u de multi-selector naar rechts. Alle fo-
to’s in de map(pen) die is (zijn) geselecteerd in het menu
Terugspeelmap worden afgespeeld in de volgorde
waarin ze zijn opgenomen, met een pauze tussen elke
foto. Verborgen fotos ( 137) worden niet weergegeven.
Een map voor opslag selecteren
Met de optie Mappen in het opnamemenu kunt u nieuwe mappen creëren en een map
selecteren voor het opslaan van de foto’s die u gaat maken ( 128).
136
Instellingen Het weergavemenu
U kunt de volgende handelingen uitvoeren tijdens een diashow:
Doel Gebruik Beschrijving
Een beeld
vooruit of
achteruit
Druk de multi-selector naar links om terug te keren naar het
vorige beeld, naar rechts om door te gaan naar het volgende.
Foto-informatie
bekijken
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om tijdens diashow
getoonde foto-informatie te wijzigen.
Diashow pau-
zeren
Druk op om diashow te pauzeren.
Terug naar
weergavemenu
Druk op om diashow te stoppen en weergavemenu weer
te geven.
Terug naar
weergavestand
Druk op om diashow te stoppen en terug te keren naar
weergave met huidig beeld op de monitor.
Terug naar de
opnamestand
Ontspan-
knop
Druk de ontspanknop half in om de diashow te beëindigen, de
monitor uit te zetten en terug te keren naar de opnamestand.
Het rechts weergegeven venster verschijnt wanneer de
diashow eindigt of wanneer de knop is ingedrukt om
de weergave te pauzeren. Druk de multi-selector om-
hoog of omlaag om een optie te markeren en druk de
multi-selector vervolgens naar rechts om uw keuze te be-
vestigen.
Herstarten: Diashow hervatten.
Tussenpauze: Wijzig de tijd dat ieder beeld wordt weergegeven.
Afsluiten: Diashow stoppen en terugkeren naar weergavemenu.
Om de diashow te verlaten en terug te keren naar het weergavemenu, drukt u de
multi-selector naar links of drukt u op de knop.
Weergave-interval wijzigen: Tussenpauze
U wijzigt de tijd dat elke foto wordt weergegeven door
Tussenpauze in het menu Diashow of het pauzemenu
te selecteren en de multi-selector naar rechts te drukken.
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om de gewens-
te optie te markeren en druk de multi-selector vervolgens
naar rechts om terug te keren naar het vorige menu.
137
Instellingen Het weergavemenu
Verborgen beelden hebben de status ‘verborgen’ en ‘alleen-lezen’ wanneer u ze op een
Windows computer bekijkt. Bij ‘NEF+JPEG’ beelden geldt dit zowel voor het NEF (RAW)
als het JPEG-bestand.
Beeld verbergen
Met de optie Beeld verbergen kunt u geselecteerde fotos
verbergen of weer zichtbaar maken. Verborgen fotos zijn alleen
zichtbaar in het menu Beeld verbergen en kunnen alleen
worden verwijderd door de geheugenkaart te formatteren.
Optie Beschrijving
Selecteren
Geselecteerde fotos verbergen of zicht-
baar maken.
Alles deselecteren? Alle fotos zichtbaar maken.
Geselecteerde fotos verbergen: Selecteren
Door Selecteren te kiezen verschijnen de fotos in de map of de mappen die
werden geselecteerd in het menu Terugspeelmap ( 135) als miniaturen.
1 2
Markeer foto. (Druk op om het gemar-
keerde beeld op volle grootte te bekij-
ken. Laat de knop los om terug te keren
naar de miniaturen.)
Selecteer gemarkeerde foto. Gese-
lecteerde foto wordt voorzien van
pictogram.
3 4
Herhaal de stappen 1 en 2 als u meer
foto’s wilt selecteren. U verwijdert
een foto uit de selectie door deze te
markeren en op het midden van de
multi-selector te drukken. Om terug
te gaan zonder verberg-status van
foto’s te wijzigen, drukt u op de
knop.
Voltooi de handeling en keer terug naar
het weergavemenu.
Bestandsattributen voor verborgen beelden
Beveiligde en verborgen beelden
Wanneer u een beeld zichtbaar maakt dat zowel verborgen als beveiligd is, maakt u tegelij-
kertijd de beveiliging van het beeld ongedaan.
138
Instellingen Het weergavemenu
Alle fotos zichtbaar maken: Alles deselecteren
Door Alles deselecteren? te kiezen verschijnt het rechts
weergegeven bevestigingsvenster. Druk de multi-selector
omhoog of omlaag om een optie te markeren en druk ver-
volgens op de knop om een selectie te maken.
Ja: maak alle beelden in de map of mappen geselecteerd
in het menu Terugspeelmap zichtbaar (
135). Op de
monitor is kort het bericht Alles deselct. gereed’ te lezen,
waarna het weergavemenu wordt getoond.
Nee: verlaat het menu en keer terug naar het weergavemenu zonder de ver-
berg-status van fotos te wijzigen.
139
Instellingen Het weergavemenu
Printopdracht
Met de optie Printopdracht kunt u digitale printopdrach-
ten aanmaken, waarbij u opgeeft welke fotos u wilt prin-
ten, hoeveel prints u van iedere foto wilt hebben en welke
informatie er op iedere foto moet staan. Deze informatie
wordt in Digital Print Order Format (DPOF) opgeslagen op
de geheugenkaart. De kaart kan vervolgens uit de camera
worden verwijderd en worden gebruikt om de geselecteerde beelden af te druk-
ken met ieder DPOF-compatibel apparaat.
Optie Beschrijving
Selecteren Foto’s selecteren voor het printen.
Alles dese-
lecteren?
Verwijder alle fotos uit de printopdracht.
De D200 ondersteunt Exif (Exchangeable Image File Format for Digital Still Cameras) versie
2.21, een standaard waarmee bij fotos opgeslagen informatie kan worden gebruikt voor opti-
male kleurreproductie wanneer beelden worden afgedrukt op printers die aan Exif voldoen.
Exif versie 2.21
Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het mogelijk maakt foto’s
af te drukken op basis van een printopdracht die is opgeslagen op de geheugenkaart.
Controleer voor u gaat printen of de printer of printservice DPOF ondersteunt. Fotos
die zijn geselecteerd met Printopdracht kunnen ook worden afgedrukt op PictBridge-
printers via een directe USB-aansluiting (
110). Als de camera via de meegeleverde
UC-E4 USB-kabel is aangesloten op een PictBridge-printer, verschijnt er een menu op
de monitor van de camera. Selecteer Print (DPOF) om de huidige printopdracht af te
drukken. De datum- en opnamegegevens worden niet afgedrukt.
DPOF/PictBridge
Printopdracht
Printopdracht is niet beschikbaar als de geheugenkaart onvoldoende ruimte bevat om
de printopdracht op te slaan. Verwijder ongewenste fotos en probeer het opnieuw.
NEF beelden
Foto’s die zijn gemaakt met de kwaliteitsinstelling NEF (RAW) of ( 28) kunnen met deze
optie niet voor printen worden geselecteerd.
Na het aanmaken van een printopdracht
Na het aanmaken van een printopdracht dient u de verberg-status van beelden in de printop-
dracht niet te wijzigen en geen beelden te verwijderen met behulp van een computer of
ander apparaat. Elk van beide acties kan tijdens het printen problemen veroorzaken.
Foto’s maken voor direct printen
Als u foto’s zonder bewerking wilt printen, stelt u de optie Kleurruimte in het opnamemenu
in op sRGB ( 50).
140
Instellingen Het weergavemenu
Printopdracht wijzigen: Selecteren
Door Selecteren te kiezen verschijnen de fotos in de map of de mappen die
werden geselecteerd in het menu Terugspeelmap ( 135) als miniaturen.
2
Druk op de knop en druk de multi-selec-
tor omhoog of omlaag om het aantal prints
(maximaal 99) in te voeren, of druk op het
midden van de multi-selector om het beeld
te selecteren en het aantal prints op 1 te
zetten. Geselecteerde beelden worden ge-
markeerd door een pictogram.
3
Herhaal de stappen 1 en 2 als u meer fotos wilt selecteren. U verwijdert een foto
uit de selectie door de multi-selector omhoog of omlaag te drukken totdat het
pictogram niet meer wordt weergegeven. Druk op de knop om het menu te
verlaten zonder de printopdracht te wijzigen.
4
Terug naar het menu Printopdracht. Mar-
keer en druk de multi-selector naar rechts
om de opties te selecteren of te deselecte-
ren. Geselecteerde onderdelen zijn voor-
zien van een .
Opname-info printen: print sluitertijd en diafragma op alle foto’s in de printopdracht.
Datum printen: print opnamedatum op alle foto’s in printopdracht.
Om de printopdracht te voltooien en terug te keren naar het weergavemenu markeert
u Gereed en drukt u de multi-selector naar rechts. Om het menu te verlaten zonder de
printopdracht te wijzigen drukt u op de
knop.
1
Markeer foto. (Druk op om het gemar-
keerde beeld op volle grootte te bekijken.
Laat de knop los om terug te keren naar de
miniaturen.)
Alle fotos uit de printopdracht verwijderen: Alles deselecteren
Door Alles deselecteren? te kiezen verschijnt het rechts
weergegeven bevestigingsvenster. Druk de multi-selector
omhoog of omlaag om een optie te markeren en druk ver-
volgens op de
knop om een selectie te maken.
Ja: verwijder alle fotos uit de printopdracht. Het bericht
Alles deselct. gereed’ wordt kort weergegeven op de mo-
nitor, waarna het weergavemenu verschijnt.
Nee: terugkeren naar het weergavemenu zonder de printopdracht te wijzigen.
141
Instellingen Het weergavemenu
Weergavestand
U kiest de informatie die wordt weergegeven op het infor-
matiescherm ( 99) door de gewenste optie te selecteren
en de multi-selector naar rechts te drukken. Er verschijnt
een naast de geselecteerde items; om een onderdeel te
deselecteren markeert u het en drukt u de multi-selector
naar rechts. U keert terug naar het weergavemenu door
Gereed te selecteren en de multi-selector naar rechts te drukken.
Optie Beschrijving
Informatie
*
Opnamegegevens worden weergegeven in de foto-informatie.
Histogram
*
Het histogram wordt weergegeven in de foto-informatie.
Hoge lichten
*
De hoge lichten worden weergegeven in de foto-informatie.
RGB Histogram
*
RGB histogram wordt weergegeven in de foto-informatie.
Scherpstelveld
Actieve scherpstelveld (in geval van enkelvoudige AF met dynamische
AF, groep dynamische AF of prioriteit voor het dichtstbijzijnde onder-
werp: veld waarop scherpstelling wordt vergrendeld) verschijnt rood
in foto-informatie.
* Standaard selectie.
Beeld terugspelen
Via de optie Beeld terugspelen regelt u of fotos wel of
niet direct na de opnamen op de monitor worden ge-
toond.
Optie Beschrijving
Uit
(standaard)
Foto’s worden niet automatisch na de opname op
de monitor getoond.
Aan
Foto’s worden automatisch na de opname op de
monitor getoond.
142
Het weergavemenu
Na verwijderen
U bepaalt of de volgende of vorige foto wordt weergege-
ven nadat u een foto hebt verwijderd.
Optie Beschrijving
Toon vol-
gende
(standaard)
Nadat een foto is verwijderd, wordt de volgende foto weergegeven of ge-
markeerd in de miniaturenlijst. Als de gewiste foto de laatste foto in het
geheugen is, wordt de vorige foto weergegeven of gemarkeerd.
Toon
vorige
Nadat een foto is verwijderd, wordt de vorige foto weergegeven of gemar-
keerd in de miniaturenlijst. Als de gewiste foto de eerste in het geheugen is,
wordt de volgende foto weergegeven of gemarkeerd.
Doorgaan
als tevoren
Indien u de beelden in volgorde van opname aan het doorbladeren was
voordat u een beeld verwijderde, wordt het volgende beeld getoond of
gemarkeerd (als het verwijderde beeld het laatste in het geheugen was,
wordt het vorige beeld getoond of gemarkeerd). Indien u de beelden in
omgekeerde volgorde aan het doorbladeren was, wordt het vorige beeld
getoond of gemarkeerd (als het verwijderde beeld het eerste in het geheu-
gen was, wordt het volgende beeld getoond of gemarkeerd).
Draai portret
Bepaal of staande’ (portret) fotos bij vertoning op de mo-
nitor automatisch moeten worden geroteerd.
Optie Beschrijving
Aan
(standaard)
Staande foto’s die zijn gemaakt terwijl de optie Aan is geselecteerd voor
Autom. beeldrotatie (
119), worden staand weergegeven als u ze op de
monitor bekijkt. (Dergelijke fotos worden op
2
/
3 van hun grootte weergege-
ven om ervoor te zorgen dat ze op de monitor passen.)
Uit Staande foto’s worden niet geroteerd.
Instellingen
143
Instellingen Persoonlijke instellingen
U kunt de multi-selector gebruiken zolang de monitor is ingeschakeld. De vergrende-
ling van de scherpstelselectieknop werkt alleen als de monitor uitstaat.
Persoonlijke instellingen
Met de persoonlijke instellingen kunt u een aantal camerabedieningsfuncties op
maat afstellen en zo instellingencombinaties creëren die afwijken van de stan-
daardinstellingen waarop uw camera bij aankoop stond. Naast Persoonlijke Instel-
ling C (Selecteer geh.bank) en Persoonlijke Instelling R (Menu terugzetten),
zijn de instellingen in het menu Persoonlijke instellingen onderverdeeld in de
volgende zes groepen:
Groep Persoonlijke instellingen
aAutofocus a1–a10
b Lichtmeting/Belichting b1–b7
cTimers/AE&AF-vergr. c1–c5
dOpnemen/Weergeven d1–d8
eBracketing/Flits e1–e8
fBediening f1–f7
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om de gewenste groep te markeren
en druk de multi-selector naar rechts. De complete lijst met persoonlijke instel-
lingen a1–f7 verschijnt, beginnend bij de instellingen in de geselecteerde groep.
Om een instelling in een andere groep te selecteren drukt u de multi-selector
omhoog of omlaag en bladert u tot de gewenste instelling wordt getoond,of u
drukt de multi-selector naar links om terug te keren naar het topmenu en een an-
dere groep te selecteren. Persoonlijke instelling a1 (AF-C prioriteit) en f7 (Geen
geheugenkrt?) zijn aan elkaar gekoppeld: wanneer u de multi-selector omhoog
drukt terwijl persoonlijke instelling a1 gemarkeerd is, wordt persoonlijke instel-
ling f7 getoond; wanneer u de multi-selector omlaag drukt terwijl persoonlijke
instelling f7 is gemarkeerd, wordt persoonlijke instelling a1 getoond.
De multi-selector gebruiken
144
Persoonlijke instellingenInstellingen
De volgende persoonlijke instellingen zijn beschikbaar:
Persoonlijke instelling
CSelecteer geh.bank Geheugenbank persoonlijke inst. 146
R Menu terugzetten Persoonlijke inst. menu terugzetten 147
a Autofocus
a1 AF-C prioriteit Selectie prioriteit in AF-C stand 148
a2 AF-S prioriteit Selectie prioriteit in AF-S stand 148
a3 Scherpstelzones Selectie scherpstelzones 148
a4 Groep dyn. AF Patroonkeuze in Groep dynamische AF 149–150
a5 Lock-On Focus Tracking met Lock-On 150
a6 AF activering AF activering 151
a7 AF-veld verlichting AF-veld verlichting 151
a8 Scherpstelveld Scherpstelveld kiezen 151
a9 AF-hulplicht Ingebouwde AF-hulpverlichting 152
a10 AF-ON van MB-D200 Functie van AF-ON knop op MB-D200 battery pack 152
b Lichtmeting/Belichting
b1 ISO auto Regeling automatische ISO gevoeligheid 152–153
b2 ISO stapgrootte Stapgrootte voor instelling ISO-waarde 154
b3 LW stapgrootte Stapgrootte voor instelling belichting 154
b4 Bel. corr. /Fijnafstem.
Stapgrootte voor belicht. corr. en  jnafstemming.
154
b5 Belicht. Correctie Makkelijke belichtingscorrectie 155
b6 Centrumgericht Ø Grootte meetgebied bij centrumgerichte meting 155
b7 Fijnafst.belichting Fijnafstemming voor een optimale belichting 156
cTimers/AE&AF-vergr.
c1 AE-vergrendeling AE-vergrendeling knoppen 156
c2 AE-L/AF-L Werking van de AE-L/AF-L knop 156–157
c3 Meter uit Automatische uitschakeling lichtmeter 157
c4 Zelfontspanner Vertraging zelfontspanner 157
c5 Monitor uit Automatische uitschakeling monitor 157
dOpnemen/Weergeven
d1 Signaal Signaal 158
d2 Rasterweergave Weergave van raster in zoeker 158
d3 Zoekerwaarschuwing Weergave waarschuwing in zoeker 158
d4 Opnamesnelheid Opnamesnelheid in de stand CL 158
d5 Spiegel voorontsp. Spiegel voorontspanningsstand 158
d6 Opeenvolg. numm. Opeenvolg. nummering van bestandsnamen 159
d7 Verlichting LCD-verlichting 159
d8 MB-D200 Batterijen MB-D200 batterijtype 160
145
Instellingen Persoonlijke instellingen
Persoonlijke instelling
e Bracketing/Flits
e1 Flitssync. snelheid Flitssynchronisatie snelheid 160
e2 Sluitertijd  itsen Langste sluitertijd bij gebruik van  its 161
e3 Ingebouwde  itser Flitsstand ingeb. . 161–166
e4 Instellicht Scherptedieptecontrole activeert instellicht 166
e5 Auto bracketing Instellingen voor automatische bracketing 166
e6 M-stand bracketing Automatische bracketing in belichtingsstand M 167
e7 Auto BKT volgorde Volgorde van belichting automatische bracketing 167
e8 Auto BKT selectie Selectiemethode voor automatische bracketing 167
f Bediening
f1 Centrale knop Centrale knop multi-selector 168
f2 Multi-selector Als de multi-selector wordt ingedrukt 169
f3 Foto-info/Bladeren Rol van multi-selector bij schermv. weergave 169
f4 FUNC. Knop Toewijzing functie aan FUNC. knop 170
f5 Instelschijven De werking van de instelschijven aanpassen 170–171
f6 Knoppen en schijven Instelmethode voor knoppen en schijven 172
f7 Geen geheugenkrt? Sluiter vergrendelen indien geen geh.-kaart 172
146
Persoonlijke instellingenInstellingen
Persoonlijke instelling C: Geheugenbank persoonlijke inst.
Persoonlijke instellingen worden opgeslagen in een van
de vier banken. Wijzigingen in de instellingen in de ene
bank zijn niet van invloed op de andere banken. Als u een
bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen wilt
opslaan, selecteert u een van de vier banken en brengt
u de gewenste instellingen aan. De nieuwe instellingen
worden opgeslagen in de bank en blijven behouden, ook al zet u de camera uit.
De instellingen worden toegepast als u de bank selecteert. U kunt verschillende
combinaties van instellingen opslaan in de andere banken, zodat u direct tussen
combinaties kunt schakelen door de juiste bank te selecteren in het bankmenu.
De standaardnamen voor de vier banken van het opnamemenu zijn A, B, C en D.
Met de optie Hernoemen kunt u een bijschrift toevoegen, zoals beschreven in
‘Het opnamemenu: Geh.bank opnamemenu’ (
125).
Als de instellingen in de huidige bank niet op hun standaard waarden
staan, dan toont het LCD-venster achterop de camera CUSTOM met
de letter van de bank. Er staat een asterisk bij de gewijzigde instellin-
gen in het tweede niveau van het menu Persoonlijke instellingen.
Geheugenbank persoonlijke instellingen
147
Instellingen Persoonlijke instellingen
Persoonlijke instelling R: Persoonlijke inst. menu terugzetten
Om terug te keren naar de standaard instellingen voor de
huidige bank met persoonlijke instellingen ( 146), mar-
keert u Ja en drukt u de multi-selector naar rechts (selecteer
Nee om terug te keren zonder de instellingen te wijzigen).
Persoonlijke instelling Standaard
a1 AF-C prioriteit BPS
a2 AF-S prioriteit Scherpstelling
a3 Scherpstelzones Normaal (11 velden)
a4 Groep dynamische AF
Patroon 1/Centrale veld
a5 Lock-On Normaal
a6 AF activering Ontspanknop/AF-ON
a7 AF-veld verlichting Automatisch
a8 Scherpstelveld Geen doorloop
a9 AF-hulplicht Aan
a10 AF-ON van MB-D200 AF-ON + AF-veld
b1 ISO auto Uit
b2 ISO stapgrootte 1/3 stop
b3 LW stapgrootte 1/3 stop
b4 Bel. corr. /Fijnafstem. 1/3 stop
b5 Belicht. correctie Uit
b6 Centrumgericht Ø
φ 8 mm
b7 Fijnafst.belichting 0
*
c1 AE-vergrendeling AE-L/AF-L knop
c2 AE-L/AF-L AE/AF-vergrendeling
c3 Meter uit 6 sec
c4 Zelfontspanner 10 sec
c5 Monitor uit 20 sec
d1 Signaal Hoog
d2 Rasterweergave Uit
d3 Zoekerwaarschuwing Aan
d4 Opnamesnelheid 3 bps
d5 Spiegel voorontsp. Uit
d6
Opeenvolg. numm.
Uit
d7 Verlichting Uit
d8 MB-D200 Batterijen LR6 (AA-type Alkaline)
* Van toepassing op alle meetmethoden.
Persoonlijke instelling Standaard
e1 Flitssync. snelheid 1/250 sec
e2 Sluitertijd  itsen 1/60 sec
e3 Ingebouwde  itser DDL
e4 Instellicht Aan
e5 Auto bracketing AE &  its
e6 M-stand bracketing Flits/sluitertijd
e7 Auto BKT volgorde MTR>onder>boven
e8 Auto BKT selectie Handmatig instellen
f1 Centrale knop
Opnamestand Centrale AF-veld
Weergavestand Thumbnail aan/uit
f2 Multi-selector Doe niets
f3 Foto-info/Bladeren
Info ▲▼/
Bladeren
f4 FUNC. Knop FV-vergrendeling
f5 Instelschijven
Draairichting Normaal
Verwissel Hoofd/sec. Uit
Instellen diafragma Secundaire instelschijf
Menu’s en weergave Uit
f6 Knoppen en schijven Standaard
f7 Geen geheugenkrt? Ja
Reset met twee knoppen
De persoonlijke instellingen worden niet te-
ruggezet als er een reset met twee knoppen
wordt uitgevoerd ( 97).
148
Persoonlijke instellingenInstellingen
Persoonlijke instelling a1: Selectie prioriteit in AF-C stand
Deze optie regelt of u in de stand Continue AF altijd een
foto kunt maken wanneer u de ontspanknop indrukt (ont-
spanprioriteit), of alleen een foto kunt maken als de camera
scherpgesteld staat (scherpstelprioriteit).
Optie Beschrijving
BPS
(standaard)
Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt altijd een foto gemaakt.
BPS + AF
Er kunnen fotos worden gemaakt ongeacht of de camera scherpgesteld
staat. In de continu-stand daalt de opnamesnelheid om beter te kunnen
scherpstellen als het onderwerp donker is of een laag contrast heeft.
Scherp-
stelling
Er kan alleen een foto worden gemaakt als de aanduiding voor correcte
scherpstelling () zichtbaar is. Denk eraan dat de scherpstelling niet is ver-
grendeld als de aanduiding voor een goede scherpstelling verschijnt.
Persoonlijke instelling a2: Selectie prioriteit in AF-S stand
Deze optie regelt of u in de enkelvoudige AF-stand alleen
een foto kunt maken wanneer de camera goed is scherp-
gesteld (scherpstelprioriteit), of dat u ook een foto kunt
maken als de camera niet goed is scherpgesteld (ontspan-
prioriteit). Ongeacht de gekozen instelling zal de scherp-
stelling worden vergrendeld wanneer de aanduiding voor
een goede scherpstelling () verschijnt.
Optie Beschrijving
Scherpstelling
(standaard)
Er kan alleen een foto worden gemaakt als de aanduiding voor cor-
recte scherpstelling () zichtbaar is.
Ontspannen
Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt altijd een foto ge-
maakt.
Persoonlijke instelling a3: Slectie scherpstelzones
Bij de standaardinstelling Normaal (11 velden) biedt de
camera keuze uit elf scherpstelgebieden. Selecteer Breed
(7 velden) voor brede scherpstelgebieden wanneer
(enkelvelds-AF) of (dynamische AF) is geselecteerd
voor AF-veld stand ( 54).
149
Instellingen Persoonlijke instellingen
Persoonlijke instelling a4: Patroonkeuze in Groep dynamische AF
Deze optie regelt de groepering van de scherpstelvelden
bij groep dynamische AF ( 54) en of de camera prioriteit
geeft aan het onderwerp in het middelste scherpstelveld
van de geselecteerde groep.
Optie Beschrijving
Patroon 1/
Centrale veld
(standaard)
Scherpstelvelden zijn gegroepeerd in patroon 1 (
150). Camera stelt
scherp op onderwerp in centraal scherpstelveld van geselecteerde
groep. Omdat camera scherpstelveld niet hoeft te selecteren is er
voor scherpstelling minder tijd vereist. Wanneer het onderwerp uit het
centrale scherpstelveld beweegt, zal de camera scherpstellen op basis
van de informatie uit andere scherpstelvelden van dezelfde groep. Het
centrale scherpstelveld van de geselecteerde groep wordt in het LCD-
venster gemarkeerd.
Patroon 1/
Dichtstbz.
onderw.
Scherpstelvelden zijn gegroepeerd in patroon 1 (
150). De camera
selecteert in de huidige groep automatisch het scherpstelgebied met
het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt. Wanneer
het onderwerp uit het geselecteerde scherpstelveld beweegt, zal de
camera scherpstellen op basis van de informatie uit andere scherpstel-
velden van dezelfde groep.
Patroon 2/
Centrale veld
Als bij Patroon 1/Centrale veld, alleen zijn de scherpstelvelden ge-
groepeerd in patroon 2 (
150).
Patroon 2/
Dichtstbz.
onderw.
Als bij Patroon 1/Dichtstbz. onderw., alleen zijn de scherpstelvel-
den gegroepeerd in patroon 2 (
150).
150
Persoonlijke instellingenInstellingen
De scherpstelvelden zijn als volgt gegroepeerd (illustraties laten het LCD-venster zien):
Patroon 1 Patroon 2
*
Centraal
veld
Boven
Links Midden Rechts
Onder
Boven
Onder
Links Midden 1 Midden 2 Rechts
Dichtst-
bijz.
onderw.
Boven
Links Midden Rechts
Onder
Boven
Onder
Links Midden 1 Midden 2 Rechts
* De middelste groep scherpstelvelden wordt geselecteerd door één keer op het midden
van de multi-selector te drukken om de huidige middelste groep scherpstelvelden te ac-
tiveren en vervolgens op het midden van de multi-selector te drukken om heen en weer
te schakelen tussen ‘Midden 1’ en ‘Midden 2’. ‘Midden 2’ is alleen beschikbaar wanneer u
Centrale AF-veld (de standaardoptie) hebt geselecteerd bij Centrale knop (Persoon-
lijke Instelling f1)> Opnamestand.
Persoonlijke instelling a5: Focus Tracking met Lock-On
Deze optie regelt hoe de scherpstelling reageert op plot-
selinge grote veranderingen in de afstand tot het onder-
werp.
Optie Beschrijving
Lang
De camera wacht met het bijstellen van de scherpstelling wanneer de afstand
tot het onderwerp plotseling drastisch verandert. Voorkomt dat de camera op-
nieuw begint scherp te stellen wanneer het onderwerp tijdelijk niet zichtbaar
is door voorbijkomende objecten. Selecteer Lang om de tijd te verlengen die
verstrijkt voordat de camera opnieuw scherpstelt, Kort om die tijd te verkorten.
Normaal
(standaard)
Kort
Uit
De camera past onmiddellijk de scherpstelling aan wanneer de afstand tot
het onderwerp plotseling drastisch verandert. Gebruiken bij het snel achter-
een fotograferen van onderwerpen op verschillende afstanden.
151
Instellingen Persoonlijke instellingen
Persoonlijke instelling a6: AF activering
Met deze optie regelt u of u zowel de ontspanknop als de
AF-ON knop kunt gebruiken om de autofocus te activeren,
of dat alleen autofocus wordt gestart wanneer op AF-ON
wordt gedrukt.
Optie Beschrijving
Ontspanknop/
AF-ON
(standaard)
Autofocus te activeren met de AF-ON knoppen of door de ontspanknop
half in te drukken.
Alleen AF-ON Autofocus alleen te activeren met de AF-ON knop.
Persoonlijke instelling a7: AF-veld verlichting
Met deze optie regelt u of het actieve scherpstelveld in de
zoeker rood oplicht.
Optie Beschrijving
Auto-
matisch
(stan-
daard)
Het geselecteerde scherpstelveld licht automatisch op als dat nodig is om con-
trast met de achtergrond te krijgen.
Uit Het geselecteerde scherpstelveld licht niet op.
Aan
Het geselecteerde scherpstelveld licht altijd op, ongeacht de helderheid van de
achtergrond. Afhankelijk van de helderheid van de achtergrond is het scherp-
stelveld mogelijk moeilijk te zien.
Persoonlijke instelling a8: Scherpstelveld kiezen
Bij gebruik van de instelling Geen doorloop, wordt het
scherpstelgebied begrensd door de buitenste scherpstel-
velden. Daardoor heeft het bijvoorbeeld geen eff ect als
u de multi-selector omhoog drukt terwijl het bovenste
scherpstelveld is geselecteerd. Door de optie Doorlopen
te kiezen loopt de scherpstelveldselectie door: van boven
naar beneden en weer naar boven en van links naar rechts en weer naar links.
152
Persoonlijke instellingenInstellingen
Persoonlijke instelling a9: Ingebouwde AF-hulpverlichting
Bij de standaardinstelling Aan wordt de AF-hulpverlich-
ting bij weinig licht ontstoken om de scherpstelling te
vergemakkelijken ( 58). Selecteer Uit om de AF-hulp-
verlichting uit te zetten.
Persoonlijke instelling a10: Functie van AF-ON knop op MB-D200
battery pack
Met deze optie regelt u de functie die is toegewezen aan
de AF-ON knop van de optionele MB-D200 battery pack
( 181).
Optie Beschrijving
AF-Aan +
AF-veld
(standaard)
AF-ON knop op battery pack heeft dezelfde functie als AF-ON knop de ca-
mera. U kunt het scherpstelveld selecteren door de AF-ON knop op de MB-
D200 ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien.
AF-Aan AF-ON
knop op battery pack heeft dezelfde functie als AF-ON knop de camera.
AE/AF-L +
AF-veld
AF-ON knop op battery pack heeft dezelfde functie als AE-L/AF-L knop op
de camera. U kunt het scherpstelveld selecteren door de AF-ON knop op
de MB-D200 ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te
draaien.
AE/AF-L
AF-ON knop op battery pack heeft dezelfde functie als AE-L/AF-L knop op
de camera.
AF-veld
U kunt het scherpstelveld selecteren door de AF-ON knop op de MB-D200
ingedrukt te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien.
Zelfde als
FUNC-knop
AF-ON knop op battery pack heeft functie die met persoonlijke instelling
f4 (FUNC. knop;
170) is toegewezen aan FUNC. knop van camera.
Persoonlijke instelling b1: Regeling automatische ISO gevoeligheid
Als Aan is geselecteerd voor deze optie, past de camera zo
nodig automatisch de ISO-gevoeligheid aan om te zorgen
voor een optimale belichting. Deze optie is niet beschik-
baar bij een ISO-gevoeligheid van meer dan 1600.
Hoge ISO ruisond. ( 131)
De kans op ruis is groter in fotos die zijn genomen met een hogere gevoeligheid. Als u
ruis wilt verminderen bij een gevoeligheid van ISO 400 equivalent of hoger, zet u de optie
Hoge ISO ruisond. in het opnamemenu aan.
153
Instellingen Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Uit
(standaard)
ISO-gevoeligheid blijft ingesteld op de gekozen waarde, ongeacht of er met de
onderhavige belichtingsinstelling een optimale belichting kan worden bereikt.
Aan
Als geen optimale belichting kan worden verkregen bij de gekozen ISO-ge-
voeligheid, wordt ter compensatie de gevoeligheid aangepast tot een mini-
mum van circa ISO 200 en een maximum dat is ingesteld met de optie Maxi-
male gevoeligheid. Bij gebruik van fl itslicht wordt de fl itssterkte aangepast.
In de belichtingsstanden P en A wordt de ISO-gevoeligheid aangepast als de
foto overbelicht zou zijn bij een sluitertijd van
1
/
8.000 of onderbelicht bij de
geselecteerde waarde voor Langste sluitertijd. In andere standen past de
camera de ISO-gevoeligheid aan wanneer de grenzen van het belichtings-
systeem worden overschreden (S-stand) of wanneer een optimale belichting
niet kan worden bereikt bij de door de gebruiker gekozen sluitertijd- en dia-
fragma-instelling (M-stand). De ISO-gevoeligheid kan niet worden ingesteld
op waarden hoger dan 1600 terwijl deze optie is geselecteerd.
Maximale
gevoelig-
heid
Het menu rechts wordt weergegeven. Markeer ge-
wenste ISO-waarde en druk multi-selector naar rechts
om terug te keren naar het menu ISO auto.
Langste
sluitertijd
Het menu rechts wordt weergegeven. Markeer ge-
wenste sluitertijd en druk multi-selector naar rechts
om terug te keren naar het menu ISO auto.
Wanneer Aan is geselecteerd verschijnt op het LCD-
scherm en in de zoeker ISO-AUTO. Wanneer de gevoelig-
heid wordt gewijzigd ten opzichte van de waarde die door
de gebruiker werd geselecteerd knipperen deze aandui-
dingen en de gewijzigde waarde verschijnt in de zoeker
(de aanduidingen knipperen niet als een fl itser wordt gebruikt).
ISO Auto>Aan
Als een fl itser wordt gebruikt, kan dat ertoe leiden dat de voorgrond wordt onderbelicht in foto’s die
zijn genomen met een lange sluitertijd, bij daglicht of tegen een lichte achtergrond. Kies een andere
itsstand dan langzame synchronisatie, of selecteer de stand A of M en kies een groter diafragma.
Als u in het opnamemenu een bank kiest waarin de ISO-gevoeligheid is ingesteld op een hogere
waarde dan 1600 nadat Aan werd geselecteerd, wordt de ISO-gevoeligheid niet automatisch aan-
gepast. De ISO-gevoeligheid wordt evenmin automatisch aangepast als een bank waarin Aan is ge-
selecteerd, wordt gekozen nadat de ISO-gevoeligheid is ingesteld op een hogere waarde dan 1600.
Omdat de gevoeligheid alleen afwijkt van de door de gebruiker geselecteerde waarde wanneer de
limieten voor het diafragma en de sluitertijd worden overschreden, is het fl exibele programma (P-
stand) niet van invloed op het diafragma of de sluitertijd wanneer de ISO-AUTO-indicatoren knipperen.
154
Persoonlijke instellingenInstellingen
Persoonlijke instelling b2: Stapgrootte voor instelling ISO-waarde
Deze optie regelt of wijzigingen in de gevoeligheid (ISO
equivalent) worden gemaakt in stappen equivalent aan
/ LW (1/3 stop, de standaardoptie), / LW (1/2 stop) of
1 LW (1 stop).
Persoonlijke instelling b3: Stapgrootte voor instelling belichting
Deze optie regelt of wijzigingen in de sluitertijd, diafragma
en bracketing worden gemaakt in stappen equivalent aan
/ LW (1/3 stop, de standaardoptie), / LW (1/2 stop) of
1 LW (1 stop).
Persoonlijke instelling b4: Stapgrootte voor belicht.
corr. en fi jnafstemming.
Deze optie regelt of wijzigingen in de belichtingscorrectie
en fi jnafstemming worden gemaakt in stappen equivalent
aan / LW (1/3 stop, de standaardoptie), / LW (1/2 stop)
of 1 LW (1 stop).
155
Instellingen Persoonlijke instellingen
Persoonlijke instelling b5: Makkelijke belichtingscorrectie
Deze optie regelt of u de knop nodig hebt om de
belichtingscorrectie in te stellen ( 72). Wanneer Aan is
geselecteerd, zal de 0 in het midden van de belichtings-
display knipperen, zelfs wanneer de belichtingscorrectie is
ingesteld op ±0.
Optie Beschrijving
Uit
(standaard)
De belichtingscorrectie wordt ingesteld door op de
knop te drukken
en de hoofdinstelschijf te draaien.
Aan
De belichtingscorrectie kan alleen worden ingesteld door te draaien aan
de instelschijf. Welke schijf u gebruikt, hangt af van de optie die is gese-
lecteerd voor persoonlijke instelling f5> Verwissel hoofd/sec..
Instelschijven (persoonlijke instelling f5)>Verwissel hoofd/sec.
Uit Aan
Belichtings-
stand
P Secundaire instelschijf Secundaire instelschijf
S Secundaire instelschijf Hoofdinstelschijf
A Hoofdinstelschijf Secundaire instelschijf
M N.v.t.
Aan (Auto-
herstel)
Als Aan, behalve dat de belichtingscorrectie die werd ingesteld met al-
leen de instelschijf wordt geannuleerd wanneer de camera uit wordt ge-
zet of de lichtmeter zichzelf uitschakelt.
Persoonlijke instelling b6: Grootte meetgebied bij
centrumgerichte meting
Bij het berekenen van de belichting wordt bij centrumge-
richte meting het grootste gewicht toegekend aan een cir-
kel in het midden van het beeld. De diameter (φ) van deze
cirkel kan worden ingesteld op 6, 8, 10 en 13 mm (de stan-
daardoptie is 8mm; let erop dat de diameter vaststaat op 8
mm als een objectief zonder CPU wordt gebruikt, ongeacht
de instelling die is geselecteerd voor Niet-CPU objectief
in het opnamemenu).
156
Persoonlijke instellingenInstellingen
Persoonlijke instelling b7: Fijnafstemming voor een optimale belichting
Gebruik deze optie om de belichtingswaarde die de ca-
mera selecteert aan te passen. U kunt de belichting voor
elke meetmethode afzonderlijk aanpassen tussen +1 LW
en –1 LW in stappen van /LW. Als u deze optie selecteert
verschijnt een waarschuwing dat het pictogram niet
verschijnt wanneer de belichting wordt gewijzigd; mar-
keer Ja en druk de multi-selector naar rechts (selecteer
Nee om terug te keren zonder belichting te wijzigen). Se-
lecteer een lichtmeetmethode en druk de multi-selector
naar rechts om een lijst van belichtingswaarden te laten
verschijnen. Markeer een optie en druk de multi-selector
naar rechts om een selectie te maken.
Fijnafstemming belichting
U kunt de belichting aanpassen voor elke bank met persoonlijke instellingen. Aangezien
het pictogram voor belichtingscorrectie ( ) niet wordt weergegeven, vormt het menu
Fijnafst. belichting de enige manier om te bepalen of de belichting is gewijzigd. Belich-
tingscorrectie ( 72) wordt aangeraden in de meeste situaties.
Persoonlijke instelling c1: AE-vergrendeling knoppen
Deze optie bepaalt welke knoppen de belichting vergrendelen.
Optie Beschrijving
AE-L/AF-L knop
(standaard)
Belichting kan worden vergrendeld door op
de knop AE-L/AF-L-knop te drukken.
+ Ontspanknop
U kunt de belichting vergrendelen door op
de AE-L/AF-L knop te drukken of door de ont-
spanknop half in te drukken.
Persoonlijke instelling c2: Werking van de AE-L/AF-L knop
Met deze optie regelt u de werking van de AE-L/AF-L knop.
157
Instellingen Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
AE/AF-vergrendeling
(standaard)
Bij het indrukken van de AE-L/AF-L knop worden scherpstelling
en belichting vergrendeld.
AE-vergrendeling
Bij het indrukken van de AE-L/AF-L knop wordt de belichting ver-
grendeld. De scherpstelling wordt niet vergrendeld.
AE-vergr. vast/ontsp.
Belichting wordt vergrendeld wanneer de AE-L/AF-L knop wordt
ingedrukt en blijft vergrendeld totdat deze knop opnieuw wordt
ingedrukt, er een foto wordt gemaakt of wanneer de belichtings-
meters worden uitgeschakeld.
AE-vergrendeling
vast
Belichting wordt vergrendeld wanneer de AE-L/AF-L knop wordt
ingedrukt en blijft vergrendeld totdat deze knop opnieuw wordt
ingedrukt of de belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
AF-vergrendeling
Bij het indrukken van de AE-L/AF-L knop wordt de scherpstelling
vergrendeld. De belichting wordt niet vergrendeld.
Persoonlijke instelling c3: Automatische uitschakeling lichtmeter
Deze optie regelt hoe lang de camera doorgaat met het
meten van de belichting wanneer er geen handelingen
worden verricht. 4 sec., 6 sec. (de standaardoptie), 8 sec.
of 16 sec. of tot u de camera uitzet (Altijd aan). Kies een
kortere uitschakelingsperiode als u stroom wilt sparen.
Persoonlijke instelling c4: Vertraging zelfontspanner
Deze optie regelt hoe lang na het indrukken van de ont-
spanknop de opname wordt gemaakt wanneer de camera
in de zelfontspannerstand staat. De vertraging van de zelf-
ontspanner kan worden ingesteld op 2 sec, 5 sec, 10 sec
(de standaardinstelling), of 20 sec.
Persoonlijke instelling c5: Automatische uitschakeling monitor
Deze optie regelt hoe lang de monitor aanblijft wanneer
er geen handelingen worden verricht: 10 sec, 20 sec (de
standaardoptie), 1 min, 5 min of 10 min. Kies een kortere
uitschakelingsperiode als u stroom wilt sparen.
De EH-6 lichtnetadapter
Wanneer de camera wordt gevoed door de optionele EH-6 lichtnetadapter, schakelen de
belichtingsmeters niet uit en schakelt de monitor pas na tien minuten uit, ongeacht de
opties gekozen bij Persoonlijke Instelling c3 (Meter uit) en c5 (Monitor uit).
158
Persoonlijke instellingenInstellingen
Persoonlijke instelling d1: Signaal
Regelt de toonhoogte van de pieptoon die wordt weergegeven
wanneer de zelfontspanner aftelt of wanneer de camera scherp-
stelt bij enkelvoudige servo-AF terwijl Scherpstelling (de stan-
daardinstelling) is geselecteerd voor persoonlijke instelling a2
(AF-S prioriteit). Kies Hoog (de standaardoptie), Laag of Uit.
Er verschijnt een pictogram in het LCD-venster wan-
neer Hoog of Laag is geselecteerd.
Persoonlijke instelling d2: Weergave van raster in zoeker
Selecteer Aan om de rasterlijnen in de zoeker oproepbaar
te maken ( 6). De standaardoptie is Uit.
Persoonlijke instelling d3: Weergave waarschuwing in zoeker
Selecteer Aan (de standaardoptie) om een waarschuwing in de
zoeker weer te geven wanneer de batterij bijna leeg is, er geen ge-
heugenkaart in de camera is geplaatst of u in zwart-wit fotografeert.
Er verschijnt geen waarschuwing wanneer Uit is geselecteerd; con-
troleer voor de opnamen de aanduidingen in het LCD-venster.
Persoonlijke instelling d4: Opnamesnelheid in de stand CL
Deze optie bepaalt de snelheid waarmee fotos kunnen wor-
den gemaakt in de stand CL (continu, lage snelheid) (tijdens
intervalfotografi e bepaalt deze instelling ook de opname-
snelheid voor de enkelvoudige opnamestand en bij opge-
klapte spiegel). U kunt een snelheid instellen tussen 1 en 4
beelden per seconde (bps). De standaardwaarde is 3 bps. De
opnamesnelheid kan bij langere sluitertijden afnemen.
Persoonlijke instelling d5: Spiegel voorontspanningsstand
Selecteer Aan om het ontspannen van de sluiter te vertragen tot
ongeveer 0,4 sec. nadat u de ontspanknop hebt ingedrukt. Hier-
door kunt u cameratrilling voorkomen in situaties waarbij de ge-
ringste beweging van de camera kan leiden tot onscherpe fotos
(bijvoorbeeld bij microscoopfotografi e). De standaardoptie is Uit.
159
Instellingen Persoonlijke instellingen
Persoonlijke instelling d6: Opeenvolg. nummering van bestandsnamen
Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera het laatst
gebruikte bestandsnummer met één en kent deze naam toe
aan het nieuwe bestand. Deze optie regelt of de bestands-
nummering doorgaat vanaf het laatst gebruikte nummer
wanneer een nieuwe map wordt gecreëerd, de geheugen-
kaart wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in
de camera wordt geplaatst.
Optie Beschrijving
Uit
(standaard)
De bestandsnummering wordt teruggesteld op 0001 wanneer een nieuwe
map wordt gecreëerd, de geheugenkaart wordt geformatteerd of een nieu-
we geheugenkaart in de camera wordt geplaatst.
Aan
Wanneer een nieuwe map wordt gecreëerd, de geheugenkaart wordt gefor-
matteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt geplaatst, gaat
de bestandsnummering verder vanaf het laatst gebruikte nummer of vanaf
het hoogste nummer in de huidige map, afhankelijk van welk getal het hoog-
ste is. Indien u een foto maakt terwijl de huidige map een foto genummerd
9999 bevat, wordt er automatisch een nieuwe map gecreëerd en begint de
bestandsnummering weer bij 0001.
Resetten
Als bij Aan, behalve dat de volgende foto die u maakt een bestandsnummer
krijgt dat één hoger is dan het hoogste bestandsnummer in de huidige map.
Als de geselecteerde map geen fotos bevat, wordt de bestandsnummering
teruggezet op 0001.
Persoonlijke instelling d7: LCD verlichting
Met deze optie regelt u de verlichting van het LCD-venster
(LCD-verlichting).
Optie Beschrijving
Uit
(standaard)
Het LCD-venster wordt alleen verlicht als de hoofdschakelaar in de stand
staat.
Aan
De verlichting blijft aan zolang de lichtmeters actief zijn (dit is van invloed op
de gebruiksduur van de batterij).
160
Persoonlijke instellingenInstellingen
Gebruik van AA-batterijen
EN-EL3e-batterijen worden aanbevolen voor de beste prestaties. De capaciteit van AA-batterijen
neemt sterk af bij temperaturen onder 20 °C, varieert per merk en is mede afhankelijk van de op-
slagomstandigheden. Soms functioneren batterijen niet meer volwaardig voor het moment dat de
uiterste gebruiksdatum is verstreken. Sommige AA-batterijen kunnen niet worden gebruikt. Van-
wege hun beperkte capaciteit en prestatiekenmerken dient u alkaline- en nikkel-mangaan-batte-
rijen alleen te gebruiken als er geen alternatief beschikbaar is. Gebruik deze batterijen niet bij lage
temperaturen. De camera geeft het niveau van AA-batterijen als volgt weer:
LCD-venster Zoeker Beschrijving
Batterijen volledig opgeladen.
Batterijen bijna leeg. Houd volle batterijen bij de hand.
(knippert) (knippert) Sluiter kan niet worden ontspannen. Vervang de batterijen.
Persoonlijke instelling d8: MB-D200 batterijtype
Om te zorgen dat de camera naar verwachting werkt wanneer
AA-batterijen worden gebruikt in het optionele MB-D200-battery
pack, stemt u de optie die in dit menu is geselecteerd af op het
type batterij dat in het battery pack is geplaatst. Het is niet nodig
deze optie aan te passen wanneer u EN-EL3e batterijen gebruikt.
Optie Beschrijving
LR6 (AA-type Alkaline)
(standaard)
Selecteer deze optie wanneer u LR6 alkaline AA-batterijen ge-
bruikt.
HR6 (AA-type Ni-MH)
Selecteer deze optie wanneer u HR6 NIMH AA-batterijen gebruikt.
FR6 (AA-type Lithium)
Selecteer deze optie wanneer u FR6 lithium AA-batterijen gebruikt.
ZR6 (AA-type Ni-Mn)
Selecteer deze optie wanneer u ZR6 nikkel-mangaan AA-batterijen gebruikt.
Persoonlijke instelling e1: Flitssynchronisatie snelheid
Deze optie bepaalt de fl itssynchronisatietijd. De opties variëren
van / sec (1/250 sec, de standaardinstelling) tot / sec (1/60
sec). Om Auto FP snelle synchronisatie mogelijk te maken bij ge-
bruik van Nikon Speedlight fl itsers die Nikons Creatieve Verlich-
tingssysteem (CVS) ondersteunen, selecteert u 1/250 sec (Auto
FP) (als de ingebouwde fl itser fl itst of als er geen CVS-compati-
bele fl itser is aangesloten, zal de fl itssynchronisatietijd worden ingesteld op / sec.). Als
de camera een sluitertijd van / sec aangeeft in de belichtingsstand P of A, wordt Auto FP
snelle synchronisatie geactiveerd als de werkelijke sluitertijd hoger ligt dan / sec.
Om de sluitertijd vast in te stellen op de kortste voor fl its te gebruiken sluitertijd in de stan-
den sluitertijdvoorkeuze of handmatige belichting, selecteert u de eerstvolgende sluiter-
tijd na de laagst mogelijke sluitertijd (30 sec. of ) Er wordt een X weergegeven als
itssynchronisatie-aanduiding in het LCD-venster en in de zoeker.
Sluitertijd vast instellen op maximale  itssynchronisatiesnelheid
161
Instellingen Persoonlijke instellingen
Persoonlijke instelling e2: Langste sluitertijd bij gebruik van fl its
Deze optie bepaalt de langst mogelijke sluitertijd bij trage
synchronisatie, synchronisatie met het achterste gordijn
of rode-ogen-reductie met trage fl itssynchronisatie in de
stand geprogrammeerd automatisch of diafragmavoor-
keuze (in de stand sluitertijdvoorkeuze of handmatige
belichting of wanneer de fl itser is ingesteld op langzame
synchronisatie, langzame synchronisatie op het tweede gordijn of rode-ogen-
reductie met langzame synchronisatie kunt u de sluitertijd instellen op waarden
tot wel 30 sec., ongeacht de gekozen instelling). De opties variëren van / sec
(1/60 sec, de standaardinstelling) tot 30 sec (30 sec).
Persoonlijke instelling e3: Flitsstand ingeb.fl .
Kies de fl itsstand voor de ingebouwde fl itser.
DDL (standaard): De fl itssterkte wordt automatisch aange-
past aan de opnameomstandigheden.
Handmatig: De fl itser fl itst op de sterkte die in het rechts
weergegeven menu is geselecteerd. Markeer een instel-
ling tussen Volledige opbrengst en 1/128 (/ van de
maximale intensiteit) en druk de multi-selector naar rechts
om terug te keren naar de persoonlijke instellingen (op
vol vermogen heeft de ingebouwde fl itser een richtgetal
van 13 [m, ISO 100]).
pictogrammen knipperen in het
LCD-venster en de zoeker. Er wordt geen monitor-voor its
afgegeven, waardoor de ingebouwde fl itser kan fungeren
als aansturende fl itser voor optionele los geplaatste fl it-
sers, in combinatie met een Speedlight-commander op
afstand, zoals de SU-4.
162
Persoonlijke instellingenInstellingen
Het aantal keren dat een fl itser achtereen kan fl itsen, wordt bepaald door de fl itssterkte.
Beschikbare opties voor Aantal’
Flitssterkte
(opbrengst)
1/4
2
1/8 2–5
1/16 2–10
1/32 2–10, 15
1/64 2–10, 15, 20, 25
1/128
2–10, 15, 20, 25, 30, 35
Stroboscopisch  itsen: de fl itser fl itst een aantal malen ach-
tereen terwijl de sluiter geopend is, waardoor een strobos-
copisch eff ect ontstaat. pictogrammen knipperen in
het LCD-venster en de zoeker als deze optie is geselec-
teerd. Druk de multi-selector naar links of naar rechts om
de volgende opties te selecteren omhoog of omlaag om
de waarde te wijzigen. Nadat de instellingen voltooid zijn,
drukt u op de
knop om terug te keren naar persoonlijke
instellingen.
Optie Beschrijving
Sterkte Markeer de gewenste fl itssterkte (uitgedrukt als deel van vol vermogen).
Aantal
Kies het aantal fl itsen dat op de gekozen sterkte moet worden afgevuurd.
Afhankelijk van de sluitertijd en de optie geselecteerd voor Freq., kan het
werkelijk aantal fl itsen lager kan zijn dan geselecteerd.
Freq. Kies het aantal fl itsen per seconde dat moet worden afgevuurd.
‘Aantal’
163
Instellingen Persoonlijke instellingen
Commanderstand: Kies deze optie om de ingebouwde fl itser
als sturende fl itser te gebruiken voor aansturing van een of
meer los geplaatste Speedlight fl itsers in maximaal twee
groepen (A en B) bij gebruik van Geavanceerde draadloze
verlichting.
Optie Beschrijving
Ingebouwd Kies de fl itsstand voor de ingebouwde fl itser (commander itser).
DDL
i-DDL-stand. Menu voor fl itscorrectiewaarden verschijnt; kies waarde tus-
sen +3,0 en –3,0 LW in stappen van /LW. Bij alle instellingen behalve ±0
verschijnt een
pictogram in het LCD-venster en de zoeker.
M
Kies fl itssterkte voor ingebouwde fl itser uit waarden van Volledige op-
brengst tot 1/128 (/ van volledige opbrengst).
knippert in het LCD-
venster en de zoeker.
--
De ingebouwde fl itser wordt niet ontstoken, maar AF-hulpverlichting
wordt geactiveerd. Ingebouwde fl itser moet worden uitgeklapt om het
mogelijk te maken dat de monitor-voorfl itsen worden ontstoken.
ver-
schijnt niet in de fl itsstandweergave van het LCD-venster.
Groep A Kies de fl itsstand voor alle fl itser van groep A.
DDL
i-DDL-stand. Menu voor fl itscorrectiewaarden verschijnt; kies waarde tus-
sen +3.0 en –3.0 LW in stappen van /
LW.
AA
Automatisch diafragma (niet beschikbaar met SB-600 en SB-R200 fl itsers).
Menu voor fl itscorrectiewaarden verschijnt; kies waarde tussen +3.0 en
–3.0 LW in stappen van /LW.
M
Kies fl itssterkte voor fl itsers in Groep A: waarden van Volledige opbrengst
tot 1/128 (/ van de maximale intensiteit).
-- Flitsers in groep A worden niet ontstoken.
Groep B Kies de fl itsstand voor alle fl itser van groep B.
DDL
i-DDL-stand. Menu voor fl itscorrectiewaarden verschijnt; kies waarde tus-
sen +3.0 en –3.0 LW in stappen van / LW.
AA
Automatisch diafragma (niet beschikbaar met optionele SB-600 en SB-
R200 fl itsers). Menu voor fl itscorrectiewaarden verschijnt; kies waarde tus-
sen +3.0 en –3.0 LW in stappen van / LW.
M
Kies fl itssterkte voor fl itsers in Groep B: waarden van Volledige opbrengst
tot 1/128 (/ van de maximale intensiteit).
-- Flitsers in groep B worden niet ontstoken.
Kanaal
Kies uit de kanalen 1–4. Alle fl itsers in beide groepen moeten op hetzelfde
kanaal zijn ingesteld.
164
Persoonlijke instellingenInstellingen
Om optionele Speedlight fl itsers in de Commanderstand te gebruiken, selec-
teert u Commanderstand voor persoonlijke instelling e3 en voert u de onder-
staande stappen uit.
1 2
Markeer Ingebouwd>Stand.Selecteer de gewenste fl itsstand.
3
Als DDL of M is geselecteerd, kun-
nen aanvullende opties worden ge-
selecteerd. Druk de multi-selector
omhoog of omlaag om een optie
weer te geven en druk naar rechts
om de optie te selecteren.
4 5
Markeer Groep A>Stand.Selecteer de gewenste fl itsstand.
6
Als DDL, AA of M is geselec-
teerd, kunnen aanvullende op-
ties worden geselecteerd. Druk
de multi-selector omhoog of
omlaag om een optie weer te
geven en druk naar rechts om
de optie te selecteren. Herhaal
stappen 4–6 voor Groep B.
7 8
Markeer Kanaal.Selecteer kanaal.
9
Druk op de knop .
165
Instellingen Persoonlijke instellingen
10
11
Bepaal de beeldcompositie en stel de optionele Speedlight fl itsers als hieronder
aangegeven.
10 m of minder
30 ° of minder
60–30 °
5 m of minder
De sensor van de
los opgestelde
Speedlight fl itser
moet op de ca-
mera zijn gericht.
Camera
(ingebouwde
itser)
5 m of minder
60–30 °
30 ° of minder
Maximum afstand tussen optionele Speedlight fl itsers en camera is circa 10 m
wanneer een Speedlight fl itser voor de camera is geplaatst (binnen 30° aan beide
zijden van de middellijn) of circa 5 m wanneer een Speedlight fl itser 30–60° ter-
zijde van de middellijn is geplaatst.
Zet alle Speedlight fl itsers aan en zet alle optionele Speedlight fl itsers op het ka-
naal dat is geselecteerd in de stappen 7 en 8. Zie de Speedlight handleiding voor
meer informatie.
Commanderstand
Richt de sensorvensters van de optionele Speedlight-fl itsers zo dat ze de monitor-voorfl it-
sen van de ingebouwde fl itser ontvangen (let daar extra goed op als u zonder statief werkt).
Let er goed op dat er geen direct zonlicht of sterke refl ecties van de optionele Speedlights
in het objectief van de camera binnenvallen (in de DDL-stand) of op de lichtgevoelige
cel van de optionele Speedlight (AA-stand) vallen, omdat dit de belichting kan verstoren.
Om bij opnamen op korte afstand te voorkomen dat de sturende fl itspulsen van de inge-
bouwde fl itser in het beeld zijn terug te vinden, dient u een lage ISO-gevoeligheid en een
klein diafragma (groot f/-getal) te gebruiken of een optioneel SG-3IR infraroodfi lter voor de
ingebouwde fl itser te gebruiken. De SG-3IR is vereist voor het beste resultaat bij synchroni-
satie met het tweede gordijn aangezien dit helderder fl itspulsen produceert. Maak na het
plaatsen van de fl itsers een testopname en bekijk het resultaat in de cameramonitor.
Er is geen limiet voor het aantal optionele Speedlight fl itsers dat kan worden gebruikt,
maar praktisch bezien is drie het maximum. Gebruikt u meer fl itsers, dan heeft het licht van
de andere fl itsers een negatieve invloed op de resultaten. Alle fl itsers moeten in dezelfde
groep zitten, fl itsbelichtingscorrectie ( 73) geldt voor alle fl itsers. Raadpleeg de handlei-
ding van de fl itser(s) voor meer informatie.
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling e4 (Instellicht; 166), geven alle fl it-
sers instellicht af als er op de scherptedieptecontroleknop wordt gedrukt. De Commander-
stand kan ook worden gebruikt in combinatie met FV-vergrendeling ( 81).
166
Persoonlijke instellingenInstellingen
12
13
Druk op de knop voor het uitklappen van de fl itser om de
ingebouwde fl itser in stelling te brengen (denk eraan dat
de ingebouwde fl itser moet zijn uitgeklapt, zelfs wanneer
-- is geselecteerd voor Ingebouwd>Flitsstand).
Na te hebben gecontroleerd dat het fl itsgereedlampje van de camera en fl its-
gereedlampjes van alle Speedlight fl itsers branden, kunt u de beeldcompositie
bepalen, scherpstellen en de opname maken.
Persoonlijke instelling e4: Scherptedieptecontrole activeert instellicht
Bij de standaardinstelling Aan produceren de ingebouwde
itser en optionele fl itsers die het Nikon Creatieve Verlich-
tingssysteem ondersteunen instellicht wanneer er op de
scherptediepteknop wordt gedrukt. Selecteer Uit om deze
functie uit te schakelen.
Persoonlijke instelling e5: Instellingen voor automatische bracketing
Deze optie regelt welke instellingen worden gevarieerd
wanneer de automatische bracketing aan staat.
Optie Beschrijving
AE & fl its
(standaard)
Camera voert belichtings- en fl itsbracketing uit.
Alleen AE Camera voert alleen belichtingsbracketing uit.
Alleen fl its Camera voert alleen fl itsbracketing uit.
Witbalans
bracketing
Camera voert witbalansbracketing uit (niet beschikbaar bij kwaliteitsin-
stellingen NEF/RAW of NEF + JPEG).
167
Instellingen Persoonlijke instellingen
Persoonlijke instelling e6: Automatische bracketing in belichtingsstand M
Deze optie regelt welke instellingen worden gevarieerd
wanneer AE & fl its of Alleen AE wordt geselecteerd voor
persoonlijke instelling e5 in de stand voor handmatige be-
lichtingsregeling.
Optie Beschrijving
Flits/sluitertijd
(standaard)
De camera varieert de sluitertijd (persoonlijke instelling e5 staat op Alleen AE ingesteld)
of sluitertijd en fl itssterkte (persoonlijke instelling e5 staat op AE & fl its ingesteld).
Flits/sl.tijd/
diafr.
De camera varieert de sluitertijd en diafragma (persoonlijke instelling e5
staat op Alleen AE ingesteld) of sluitertijd, diafragma en fl itssterkte (per-
soonlijke instelling e5 staat op AE & fl its ingesteld).
Flits/
diafragma
De camera varieert diafragma (persoonlijke instelling e5 staat op Alleen AE ingesteld)
of diafragma en fl itssterkte (persoonlijke instelling e5 staat op AE & fl its ingesteld).
Alleen fl its
Camera varieert alleen fl itssterkte (persoonlijke instelling is ingesteld op AE & fl its).
Is er geen fl itser aangesloten wanneer persoonlijke instelling b1 (ISO auto) aan staat, dan
zal de camera alleen de ISO-gevoeligheid variëren, ongeacht de geselecteerde instelling.
• Flitsbracketing kan alleen worden gebruikt met i-DDL- of AA-fl itssturing.
Persoonlijke instelling e7: Volgorde van belichting automatische bracketing
Met deze optie regelt u de volgorde waarin de bracketing
wordt uitgevoerd.
Optie Beschrijving
MTR>onder>boven
(standaard)
Bracketing uitgevoerd in volgorde die is
beschreven in ‘Bracketing’(
73).
Onder>MTR>boven
De bracketing loopt van de laagste naar
de hoogste waarde.
Persoonlijke instelling e8: Selectiemethode voor automatische bracketing
Met deze optie regelt u hoe het bracketingprogramma
wordt geselecteerd.
Optie Beschrijving
Handmatig
instellen
(standaard)
Druk op de knop, draai aan de hoofdinstelschijf
om het aantal opnamen te selecteren en de secun-
daire instelschijf om de bracketingstap te selecteren.
Voorgedefi n.
waarden
Druk op de knop en draai de hoofdinstelschijf rond
om bracketing aan en uit te zetten. Druk op de knop
en draai de secundaire instelschijf rond om het
aantal opnamen en de bracketing-stap te selecteren.
168
Persoonlijke instellingenInstellingen
Persoonlijke instelling f1: Centrale knop multi-selector
Deze optie regelt welke handelingen worden uitgevoerd
wanneer u op het midden van de multi-selector drukt.
Opnamestand: Deze optie regelt welke handeling wordt uit-
gevoerd wanneer u op het midden van de multi-selector
drukt als de camera in de opnamestand staat.
Optie Beschrijving
Centrale
AF-veld
(standaard)
Wanneer u op het midden van de multi-selector drukt, wordt het middelste
scherpstelveld of de middelste groep scherpstelvelden (groep dynamische AF)
geselecteerd. Wanneer u Patroon 2 hebt geselecteerd bij persoonlijke instelling
a4 (Groep dynamische AF), dan schakelt u met drukken op het midden van de
multi-selector heen en weer tussen de middelste groepen scherpstelvelden.
Verlicht
AF-veld
Wanneer u op het midden van de multi-selector drukt, wordt het actie scherp-
stelveld of de actie groep scherpstelvelden (groep dynamische AF) verlicht.
*
Geen
functie
Wanneer u op het midden van de multi-selector drukt en de camera staat in
de opnamestand, dan gebeurt er niets.
*
* Het midden van de multi-selector kan niet worden gebruikt om heen en weer te scha-
kelen tussen de centrale groepen scherpstelvelden wanneer u Patroon 2 hebt geselec-
teerd bij persoonlijke instelling a4 (Groep dynamische AF).
Weergavestand: Met deze optie regelt u welke handeling
wordt uitgevoerd wanneer u op het midden van de multi-
selector drukt als de camera in de weergavestand staat.
Optie Beschrijving
Thumbnail aan/uit
(standaard)
Druk op het midden van de multi-selector om heen en weer te schake-
len tussen enkelbeeldweergave en miniatuurweergave (thumbnail).
Histogram aan/uit
Druk midden op multi-selector om histogramweergave aan of uit te zetten.
Zoom aan/uit
Druk op het midden van de multi-selector om in te zoomen op de
foto. Druk nogmaals om de schermvullende weergave of minia-
tuurweergave te herstellen. Als deze optie is geselecteerd, word het
menu met zoominstellingen weergegeven. Kies uit Lage zoom,
Middelmatige zoom en Sterke zoom.
169
Instellingen Persoonlijke instellingen
U kunt de multi-selector gebruiken zolang de monitor is ingeschakeld. De vergrende-
ling van de scherpstelselectieknop werkt alleen als de monitor uitstaat.
Persoonlijke instelling f2: Als de multi-selector wordt ingedrukt:
Indien gewenst kunt u de multi-selector gebruiken om de
belichtingsmeters of autofocus te activeren.
Optie Beschrijving
Doe niets
(standaard)
De multi-selector activeert de belichtingsmeters en autofocus niet.
Activeer lichtmeter Indrukken van de multi-selector activeert de belichtingsmeters.
Activeer autofocus
In de AF-S of AF-C stand worden de belichtingsmeters geactiveerd
wanneer u op de multi-selector drukt. De camera stelt scherp zo-
lang de multi-selector ingedrukt wordt gehouden.
Persoonlijke instelling f3: Rol van multi-selector bij schermv. weergave
Wanneer u de multi-selector in de weergavestand om-
hoog of omlaag drukt, worden standaard de andere beel-
den op de geheugenkaart weergegeven, terwijl er bij het
naar links en rechts drukken van de multi-selector andere
foto-informatie wordt getoond. Deze rollen kunnen wor-
den omgedraaid met persoonlijke instelling f3.
Optie Beschrijving
Info▲▼/Bladeren
(standaard)
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om andere foto-informatie
weer te geven en naar links of rechts om extra beelden weer te geven.
Info /Bladeren▲▼
Druk de multi-selector omhoog of omlaag om extra beelden weer te
geven en naar links of rechts om andere foto-informatie weer te geven.
De multi-selector gebruiken
170
Persoonlijke instellingenInstellingen
Optie Beschrijving
FV-vergrendeling
(standaard)
Als de ingebouwde fl itser of een optionele CVS-compatibele Speedlight
wordt gebruikt, wordt de fl itswaarde vergrendeld als u op de knop FUNC.
drukt. Druk nogmaals om de fl itswaardevergrendeling te annuleren.
FV-vergr./
Objectief
Als hierboven, behalve dat wanneer de ingebouwde fl itser is inge-
klapt of er geen CVS-compatibele fl itser is bevestigd, u de FUNC.
knop en de instelschijven kunt gebruiken om de brandpuntsafstand
en het diafragma van niet-CPU-objectieven in te stellen (
93).
1 Stop sl.tijd/diafr.
Wanneer u op de FUNC. knop drukt terwijl u aan de instelschijven
draait, worden de sluitertijd (belichtingsstand S en M) en het dia-
fragma (belichtingsstand A en M) gewijzigd in stappen van 1 LW.
Zelfde als
AE-L/AF-L
FUNC. knop heeft dezelfde functies als AE-L/AF-L knop.
Flitser uit
De itser wordt niet geactiveerd als u foto’s maakt met de FUNC.
knop ingedrukt.
Bracketing-serie
Als u de FUNC. knop ingedrukt houdt, worden alle opnamen met het
belichtings- of fl itsbracketingprogramma gemaakt telkens wanneer u de
ontspanknop indrukt. In de standen continu (hoge snelheid) en continu
(lage snelheid) herhaalt de camera de bracketingreeks zolang u de ont-
spanknop ingedrukt houdt. Indien u witbalansbracketing hebt geselec-
teerd, maakt de camera fotos op maximaal 5 beelden per seconde (en-
kelbeeld of continu hoge snelheid) of 1–4 beelden per seconde (continu
lage snelheid) en wordt voor elk beeld witbalansbracketing uitgevoerd.
Matrixmeting Indrukken van de FUNC. knop activeert matrixmeting.
Centrumgericht Indrukken van de FUNC. knop activeert centrumgerichte meting.
Spotmeting Indrukken van de FUNC. knop activeert spotmeting.
Scherpstelzones
Druk op de FUNC. knop en draai aan een van de instelschijven om
te wisselen tussen normale en brede scherpstelzones ( 56).
Persoonlijke instelling f5: De werking van de instelschijven aanpassen
Deze optie regelt de werking van de hoofdinstelschijf en
secundaire instelschijf.
Persoonlijke instelling f4: To ewijzing functie aan FUNC. knop
Met deze optie bepaalt u de functie van de FUNC. knop.
171
Instellingen Persoonlijke instellingen
Optie Beschrijving
Draai-
richting
Deze optie bepaalt de werking van de instelschijven op de
camera en het optionele MB-D200 battery pack wanneer
u fl exibel programma, sluitertijd, diafragma, snelle belich-
tingscorrectie, belichtingsstand, waarde voor belichtings-
correctie, bracketingstap en fl itssynchronisatiestand instelt.
Normaal (standaard): normale werking van de instelschijven.
Teg engesteld: keert draairichting van instelschijven om.
Verwissel
hoofd/
sec.
Wisselt de functies van de hoofd- en secundaire instel-
schijf om de sluitertijd en het diafragma in te stellen om.
Uit (standaard): hoofdinstelschijf regelt sluitertijd, se-
cundaire instelschijf regelt diafragma.
Aan: hoofdinstelschijf regelt diafragma, secundaire in-
stelschijf regelt sluitertijd.
Instellen
diafrag-
ma
Bepaalt of het diafragma wordt gewijzigd via de diafragma-
ring van het objectief of via de instelschijven. Ongeacht de
gekozen instelling moet de objectiefring worden gebruikt
om het diafragma in te stellen voor niet-CPU-objectieven,
terwijl u het diafragma van G-type objectieven zonder dia-
fragmaring moet instellen met de instelschijven.
Secund. instelschijf (standaard): Diafragma kan alleen wordeningesteld met de secun-
daire instelschijf (of de hoofdinstelschijf indien Verwissel hoofd/sec. op Aan staat).
Diafragmaring: Het diafragma kan alleen worden ingesteld met de diafragmaring
van het objectief. De diafragma-aanduiding van de camera geeft het diafragma weer
in stappen van 1 LW. Deze optie wordt automatisch geselecteerd wanneer er een ob-
jectief zonder CPU wordt geplaatst.
Menu’s
en
weer-
gave
Bepaalt de functie van de instelschijven wanneer u fotos
bekijkt of menu’s weergeeft.
Uit (standaard): de multi-selector wordt gebruikt om
het weer te geven beeld te kiezen, miniaturen te mar-
keren en door menu’s te navigeren.
Aan: Hoofdinstelschijf voert dezelfde functie uit als de
multi-selector naar links of rechts drukken. De subinstelschijf heeft dezelfde func-
tie als wanneer u de multi-selector omhoog of omlaag drukt. Deze optie heeft
geen eff ect op de functie van de instelschijven tijdens de zoomweergave.
Enkel beeld weergeven: de hoofdinstelschijf wordt gebruikt om de weer te geven foto te
selecteren, de secundaire instelschijf om aanvullende fotogegevens weer te geven.
Miniatuurweergave: met de hoofdinstelschijf verplaatst u de cursor naar links
of rechts, met de secundaire instelschijf omhoog of omlaag.
Menunavigatie: met de hoofdinstelschijf verplaatst u de markeringsbalk omhoog of omlaag.
Draai de secundaire instelschijf naar rechts om het submenu weer te geven of naar links
om naar het vorige menu terug te gaan. U selecteert door de multi-selector naar rechts te
drukken, door midden op de multi-selector te drukken of door op knop te drukken.
172
Persoonlijke instellingenInstellingen
Persoonlijke instelling f6: Instelmethode voor knoppen en schijven
Deze optie maakt het mogelijk om instellingen, die ge-
woonlijk worden gedaan door op de knop , , , ,
ISO, QUAL of WB te drukken en aan een instelschijf te draaien,
uit te voeren door aan de instelschijf te draaien nadat u de
knop hebt losgelaten.
Optie Beschrijving
Standaard
(standaard)
Instellingen worden gewijzigd door de instelschijf rond te draaien ter-
wijl de knop wordt ingedrukt.
Vergrendelen
Instellingen kunnen worden gewijzigd door aan de instelschijf te draai-
en nadat de knop is losgelaten. U heft deze functie op door nogmaals
op de ontspanknop te drukken, op de knop
, , , , ISO, QUAL
of WB te drukken of door ongeveer 20 sec te wachten (behalve als Al-
tijd aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c3 of een optionele
lichtnetadapter wordt gebruikt).
Persoonlijke instelling f7: Sluiter vergrendelen indien geen
geh.-kaart
Deze optie maakt het mogelijk de sluiter te ontspannen
wanneer er geen geheugenkaart in de camera zit Wan-
neer fotos met het programma Nikon Capture 4 Camera
Control direct op de computer worden opgeslagen, wor-
den ze niet op de geheugenkaart opgeslagen en kan de
ontspanknop worden ingedrukt ongeacht op welke in-
stelling deze optie staat.
Optie Beschrijving
Ja
(standaard)
De ontspanknop functioneert niet als er geen geheugenkaart in de camera
zit.
Nee
De ontspanknop functioneert ook als er geen geheugenkaart in de camera
zit. De fotos die worden gemaakt als er geen geheugenkaart in de camera
zit, worden niet opgeslagen, hoewel ze kort op de monitor verschijnen.
173
Technische gegevens—Optionele accessoires
Technische gegevens
Optionele accessoires
Een van de voordelen van een digitale refl excamera is de grote variëteit aan be-
schikbare accessoires, waarmee het bereik van digitale fotografi e enorm is. Raad-
pleeg de websites van Nikon of recente productcatalogi voor actuele informatie
over accessoires voor de D200.
Li-ion BATTERY PACK
Speedlight fl itsers
Zoekeraccessoires
Batterijen
Lichtnetadapters
Filters
Software
Afstandsbedieningsac-
cessoires met 10-pins
aansluiting
Objectieven
Battery
packs
Gebruik alleen originele Nikon accessoires
Alleen originele Nikon accessoires die specifi ek zijn bedoeld voor gebruik met uw Nikon
digitale camera, zijn ontworpen en getest om te voldoen aan de van toepassing zijnde
veiligheids- en functioneringsvoorschriften. GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE ACCESSOIRES KAN SCHADE AAN
DE CAMERA TOT GEVOLG HEBBEN DIE NIET ONDER DE GARANTIE VALT.
174
Technische gegevens—Optionele accessoires
Objectieven
Objectieven met CPU (in het bijzonder type G en D objectieven) worden aan-
bevolen voor gebruik met de D200 (IX Nikkor objectieven met CPU kunnen niet
worden gebruikt).
De volgende objectieven kunnen op de D200 worden gebruikt:
Camera-instelling
Objectief/accessoire
Scherpstelling Stand Lichtmeting
AF
M (met
elektronische
afstandsmeter)
M
P
S
A
M
3D
Kleur
CPU-objectieven
1
Type G of D AF Nikkor
2
; AF-S, AF-I Nikkor
✔✔✔✔✔
3
PC-Micro Nikkor 85 mm f/2.8D
4
5
6
3
AF-S / AF-I Teleconverter
7
8
8
✔✔✔
3
Andere AF Nikkors (behalve objectieven voor F3AF)
9
9
✔✔✔
✔✔
3
AI-P Nikkor
10
✔✔✔
✔✔
3
Niet-CPU objectieven
11
AI-gemodi ceerde, AI-, AI-S, of Serie E Nikkor
12
10
13
14
15
Medical Nikkor 120 mm f/4
✔✔
16
———
Re ex Nikkor ——
13
——
15
PC-Nikkor
5
17
——
AI-type Teleconverter
18
8
13
14
15
TC-16A AF Teleconverter
8
13
14
15
PB-6 Balgapparaat
19
8
20
——
Automatische tussenringen (PK-serie 11-A, 12 of 13; PN-11)
8
13
——
1 IX Nikkor objectieven kunnen niet worden gebruikt.
2 Vibratiereductie (VR) wordt ondersteund bij VR-objectieven.
3
Bij spotmeting wordt het geselecteerde scherpstelveld gebruikt.
4 Bij het tilten of shiften van het objectief, of wanneer niet het
grootste diafragma is ingesteld, functioneren de belichtings-
meting en  itssturing van de camera niet correct.
5 Bij het tilten of shiften van het objectief kan de elektronische
afstandsmeter niet worden gebruikt.
6 Alleen handmatige belichtingsregeling.
7 Compatibel met AF-I Nikkor-objectieven en met alle AF-S-
objectieven, met uitzondering van AF-S DX VR ED 18–200 mm
f/3.5–5.6G; AF-S DX ED 12–24 mm f/4G, 17–55 mm f/2.8G,
18–55 mm f/3.5–5.6G, 18–70 mm f/3.5–4.5G en 55–200 mm
f/4-5.6G; AF-S VR ED 24–120 mm f/3.5–5.6G en AF-S ED 17–
35 mm f/2. 8D, 24–85 mm f/3.5–4.5G en 28–70 mm f/2.8D.
8 Bij maximaal e ectief diafragma van f/5,6 of lichtsterker.
9
Als met de AF 80–200 mm f/2.8S, AF 35–70 mm f/2.8S, nieuw-
model AF 28–85 mm f/3.5–4.5S, of AF 28–85 mm f/3.5–4.5S
wordt ingezoomd bij het scherpstellen op de minimale scherp-
stelafstand, is het beeld op het matglas in de zoeker mogelijk
niet scherp, terwijl de aanduiding voor correcte scherpstelling
toch verschijnt. Stel handmatig scherp op het beeld in de zoeker.
10 Bij maximaal diafragma van f/5,6 of lichtsterker.
11 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (zie vol-
gende pagina).
12 Het draaibereik voor de AI 80–200mm f/2.8S ED statiefbeves-
tiging wordt begrensd door de camerabody. Er kunnen geen
lters worden verwisseld terwijl de AI 200–400mm f/4S ED op
de camera is bevestigd.
13 Als het maximum diafragma is ingevoerd bij de optie Niet-
CPU objectief in het opnamemenu, dan wordt het diafragma
getoond in de zoeker en het LCD-venster.
14 Kan alleen worden gebruikt indien de brandpuntsafstand en
grootste diafragmaopening zijn opgegeven onder Niet-CPU
objectief in het opnamemenu. Gebruik spot- of centrumge-
richte meting als gewenste resultaten niet worden bereikt.
15 Voor een verbeterde precisie dient u de brandpuntsafstand en
het grootste diafragma in het menu Niet-CPU objectief in te
voeren.
16 Kan worden gebruikt in de handmatige belichtingsstand bij
een sluitertijd langer dan 1/125 sec. Als het maximum dia-
fragma is ingevoerd bij de optie Niet-CPU objectief in het
175
Technische gegevens—Optionele accessoires
opnamemenu, dan wordt het diafragma getoond in de zoeker
en het LCD-venster.
17 Belichting wordt bepaald door het diafragma van het objectief
vooraf in te stellen. In de belichtingsstand diafragmavoorkeuze
dient u het diafragma vooraf in te stellen met de diafragmaring
van het objectief vóór het vergrendelen van de automatische
belichting of het shiften van het objectief. In de handmatige
belichtingsstand dient u het diafragma vooraf in te stellen met
de diafragmaring van het objectief en de belichting te bepalen
vóór het shiften van het objectief.
18 Belichtingscorrectie is vereist bij gebruik met de AI 28–85 mm
f/3.5–4.5S, AI 35-105 mm f/3.5–4.5S, AI 35-135 mm f/3.5–
4.5S of AF-S 80-200 mm f/2.8D. Raadpleeg de handleiding van
de teleconverter voor meer informatie.
19 PK-12 of PK-13 automatische tussenring vereist.
20
Gebruik vooringesteld diafragma. Stel in de belichtingsstand A
het diafragma in voordat u de belichting bepaalt en foto’s maakt.
Voor de PF-4 repro-unit is de PA-4 camerahouder benodigd.
Incompatibele accessoires en objectieven zonder CPU
De volgende accessoires en objectieven zonder CPU kunnen NIET in combinatie met de
D200 worden gebruikt:
• Niet-AI-objectieven
• Objectieven waarvoor de AU-1 scherpste-
leenheid benodigd is (400 mm f/4.5, 600
mm f/5.6, 800 mm f/8, 1200 mm f/11).
• Fisheye (6 mm f/5.6, 8 mm f/8, OP 10 mm
f/5.6)
• 21 mm f/4 (oud type)
• K2 ringen
• ED 180–600 mm f/8 (serienummers
174041–174180)
• ED 360–1200 mm f/11 (serienummers
174031–174127)
• 200-600 mm f/9.5 (serienummers 280001–
300490)
• Objectieven voor de F3AF (80 mm f/2.8,
200 mm f/3.5, TC-16 Teleconverter)
• PC 28 mm f/4 (serienummer 180900 of
eerder)
• PC 35 mm f/2.8 (serienummers 851001–
906200)
• PC 35 mm f/3.5 (oud type)
• 1000 mm f/6.3 Refl ex (oud type)
• PC 1000 mm f/11 Refl ex (serienummers
142361–143000)
• PC 2000 mm f/11 Refl ex (serienummers
200111–200310)
Compatibele objectieven zonder CPU
Wanneer u informatie over het objectief hebt ingevoerd bij de optie Niet-CPU objectief
in het opnamemenu, kunt u veel van de mogelijkheden die CPU-objectieven bieden ook
gebruiken bij objectieven zonder CPU. Indien u geen informatie hebt ingevoerd, kan kleu-
renmatrixmeting niet worden gebruikt en wordt centrumgerichte lichtmeting toegepast
wanneer matrixmeting wordt geselecteerd.
Objectieven zonder CPU kunnen alleen worden gebruikt in de belichtingsstanden A en M,
waarbij u het diafragma dient in te stellen met de diafragmaring op het objectief. Wanneer
u het grootste diafragma niet hebt opgegeven bij de optie Niet-CPU objectief, toont
de diafragma-aanduiding van de camera alleen het aantal stops vanaf het maximum di-
afragma; het werkelijke diafragma moet u op de diafragmaring van het objectief afl ezen.
In de belichtingsstanden P en S wordt automatisch diafragmavoorkeuze geselecteerd. De
belichtingsstandaanduiding in het LCD-venster knippert en A verschijnt in de zoeker.
176
Technische gegevens—Optionele accessoires
Het gebied dat een kleinbeeldcamera be-
licht is 36 × 24 mm groot. Het gebied dat de
D200 belicht is daarentegen 23,6 × 15,8 mm
groot. Dit betekent dat de diagonale beeld-
hoek van een kleinbeeldcamera ongeveer
1,5 keer zo groot is als die van de D200.
Beeldgrootte (D200)
Beeldgrootte (kleinbeeldformaat)
Objectief
(23,6 mm × 15,8 mm)
Beelddiagonaal
(36 mm × 24 mm)
Beeldhoek (kleinbeeldformaat)
Beeldhoek (D200)
CPU-objectieven zijn te herkennen aan de CPU-contacten. Bovendien staat op G
objectieven een ‘G’ en op type D objectieven een ‘D.
CPU-objectief Type G objectief Type D objectief
Type G objectieven zijn niet uitgerust met een diafragmaring. In tegenstelling tot
andere CPU-objectieven is het niet nodig om de diafragmaring op het kleinste
diafragma (hoogste f/-getal) te vergrendelen wanneer u een type G objectief
gebruikt.
Beeldhoek en brandpuntsafstand
De diagonale beeldhoek van de D200 is kleiner dan die van een kleinbeeldca-
mera. Als u de brandpuntsafstand van objectieven voor de D200 naar kleinbeeld-
formaat wilt omrekenen, vermenigvuldigt u de brandpuntsafstand van het ob-
jectief met ongeveer 1,5.
Optie
Brandpuntsafstand in mm (circa) in kleinbeeldformaat (aangepast aan de beeldhoek)
Kleinbeeldca-
mera
17 20 24 28 35 50 60 85
D200 25,5 30 36 42 52,5 75 90 127,5
Kleinbeeldca-
mera
105 135 180 200 300 400 500 600
D200 157,5 202,5 270 300 450 600 750 900
Beeldhoek berekenen
177
Technische gegevens—Optionele accessoires
Optionele Speedlight fl itsers
Wanneer de D200 met een compatibele fl itser, zoals de SB-800, SB-600 of externe
SB-R200 (apart verkrijgbaar) wordt gebruikt, ondersteunt de camera alle beschik-
bare opties van het Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) van Nikon, inclusief i-
DDL-fl itssturing ( 76), fl itswaardevergrendeling ( 81) en automatische snelle
FP-synchronisatie ( 160). Ondersteuning van de geavanceerde draadloze ver-
lichting maakt het mogelijk de ingebouwde fl itser te gebruiken als sturende fl it-
ser (Commander) voor externe SB-800, SB-600 en SB-R200 fl itsers. Raadpleeg de
handleiding van de fl itser voor meer informatie. De ingebouwde fl itser fl itst niet
als een optionele fl itser is aangesloten.
SB-800 en SB-600 Speedlight fl itsers
Deze krachtige Speedlight fl itsers hebben een richtgetal van 38 respectievelijk 30
(m, zoomkop in 35 mm stand, ISO 100, 20 °C). Voor indirect fl itsen of close-up fo-
tografi e kan de fl itserkop 90 ° omhoog, 180 ° naar links en 90 ° naar rechts worden
gedraaid. De kop van de SB-800 kan bovendien 7 ° voorover worden gekanteld.
De automatische zoom (24–105 mm respectievelijk 24–85 mm) zorgt ervoor dat
de verlichting wordt aangepast in overeenstemming met de brandpuntsafstand
van het objectief. Met de ingebouwde groothoekdiff usor kan de beeldhoek van
14 mm objectieven uitlichten (de SB-800 heeft ook stand voor 17 mm objectie-
ven). De fl itser bevat een hulpverlichting die wordt gebruikt om instellingen aan
te passen in het donker.
Draadloze fl itser op afstand SB-R200
Deze krachtige externe Speedlight heeft een richtgetal van 10 (m, ISO 100, 20 °C).
Hoewel de SB-R200 niet op het accessoireschoentje van de camera kan worden
bevestigd, kan het apparaat wel fl itsen met een optionele SB-800 Speedlight,
een SU-800 draadloze Speedlight-commander of een camera met het geavan-
ceerde draadloze verlichtingssysteem en een ingebouwde fl itser. Met de D200
in de commanderstand (
163) fungeert de SB-R200 als een draadloze fl itser
op afstand. Het apparaat kan met de hand worden vastgehouden, op een AS-20
Speedlight-steun worden geplaatst of worden bevestigd op het cameraobjectief
met de SX-1 bevestiging voor afstandsbediening en close-up i-DDL-fotografi e.
Gebruik alleen originele Nikon fl itsaccessoires
Gebruik alleen Nikon Speedlight fl itsers. Wanneer het accessoireschoentje wordt blootge-
steld aan negatieve spanningen of spanningen groter dan 250 V, kan dit niet alleen de nor-
male werking verstoren, maar kunnen ook de synchronisatieschakelingen van de camera
of de fl itser beschadigd raken. Raadpleeg voordat u een Nikon Speedlight fl itser gebruikt
die niet op de lijst in dit hoofdstuk voorkomt eerst een door Nikon erkende onderhouds-
dienst voor meer informatie.
178
Technische gegevens—Optionele accessoires
De volgende functies zijn beschikbaar met de SB-800, SB-600 en SB-R200.
Flitser
Flitsstand/functie
SB-800 SB-600
Geavanceerde draadloze verlichting
SB-800 SB-600
1
SB-R200
2
i-DDL
3
4
4
✔✔
AA Automatisch diafragma
5
6
——
A Niet-DDL automatisch
6
7
——
GN Afstandsprioriteit handmatig
———
M Handmatig
✔✔✔✔
RPT Stroboscopisch  itsen
9
9
REAR Synchronisatie tweede gordijn
✔✔✔✔
Rode-ogenreductie
✔✔✔
——
Communicatie van  itskleurinformatie
✔✔
——
Auto FP snelle synchronisatie
8
✔✔
9
9
9
Flitswaardevergrendeling
✔✔✔✔
AF-hulpverlichting voor multivelds AF
10
5
5
——
Automatische zoom
✔✔
——
ISO auto (persoonlijke instelling b1)
✔✔
——
1 Fungeert alleen als draadloze  itser op afstand.
2
Kan niet op accessoireschoentje van de camera worden bevestigd.
Kan als draadloze  itser op afstand worden gebruikt als camera
in commanderstand staat ( 163) of een SB-800 Speedlight op
de camera is geplaatst en de SB-R200 wordt gestuurd door een
optionele SU-800 draadloze Speedlight-commander.
3 Bij gebruik van een niet-CPU-objectief met i-DDL uitgeba-
lanceerde invul its voor digitale re excameras is een hogere
nauwkeurigheid mogelijk als de objectiefgegevens worden
opgegeven via het menu Niet-CPU objectief.
4 Standaard i-DDL voor digitale re excamera’s wordt gebruikt
met spotmeting of als dit op de  itser is geselecteerd.
5 Niet beschikbaar bij niet-CPU-objectieven, tenzij de objectief-
gegevens zijn opgegeven met Niet-CPU objectief.
6 Selecteer de  itsstand via de  itser.
7
Alleen beschikbaar als een niet-CPU-objectief wordt gebruikt zonder dat
de objectiefgegevens zijn opgegeven via het menu Niet-CPU objectief.
8
Selecteer 1/250 s (Auto FP) voor persoonlijke instelling e1 (Flitssync.
snelheid; 160). Niet beschikbaar als ingebouwde  itser  itst.
9
Alleen beschikbaar wanneer SB-800 wordt gebruikt als sturende  itser
of optionele SU-800 draadloze Speedlight-commander wordt gebruikt.
10 Alleen beschikbaar bij AF-CPU-objectieven.
De volgende Speedlight fl itsers kunnen worden gebruikt voor Niet-DDL auto en
handmatige standen. Als ze worden ingesteld op DDL, wordt de ontspanknop
van de camera geblokkeerd en kunnen er geen fotos worden gemaakt.
Flitser
Flitsstand
SB-80DX, SB-28DX,
SB-28, SB-26,
SB-25, SB-24
SB-50DX, SB-23,
SB-29
2
,
SB-21B
2
,
SB-29S
2
SB-30, SB-27
1
,
SB-22S, SB-22,
SB-20, SB-16B, SB-15
A Niet-DDL automatisch
M Handmatig
✔✔
Stroboscopisch  itsen
——
REAR Synchronisatie tweede gordijn
✔✔
1 Wanneer een SB-27  itser op een D200 wordt geplaatst, wordt de  itsstand automatisch ingesteld op DDL en de ontspanknop
geblokkeerd. Stel de SB-27 in op A (niet-DDL automatisch  itsen).
2 Autofocus is alleen beschikbaar bij AF-Micro objctieven (60 mm, 105 mm of 200 mm).
179
Technische gegevens—Optionele accessoires
Opmerkingen over optionele Speedlight fl itsers
Raadpleeg de handleiding van de fl itser voor meer informatie. Als de fl itser het Creatieve
Verlichtingssysteem niet ondersteunt, raadpleeg dan het hoofdstuk over CVS-compatibele
digitale refl excameras. In de handleidingen van de SB-80DX, SB-28DX en SB-50DX komt de
D200 niet in het overzicht van de digitale refl excameras voor.
Indien geen AutoFP snelle synchronisatie wordt gebruikt, synchroniseert de sluiter met een
externe fl itser met tijden van / sec. of langer.
i-DDL fl itssturing kan worden gebruikt met ISO-gevoeligheden tussen 100 en 1600. Bij
waarden boven de 1600 worden de gewenste resultaten bij bepaalde bereiken of dia-
fragma-instellingen mogelijk niet bereikt. Als de fl itsgereedaanduiding na het maken van
de foto nog ongeveer drie seconden blijft knipperen, heeft de fl itser met maximale sterkte
gefl itst en kan de foto onderbelicht zijn.
Als een SB-800 of SB-600 is bevestigd, wordt de optionele fl itser gebruikt als AF-hulpver-
lichting en voor rode-ogenreductie. De camera zorgt voor de AF-hulpverlichting als andere
itsers worden gebruikt (
58–59).
De automatische zoom is alleen beschikbaar bij de SB-800 en SB-600.
Bij geprogrammeerd automatisch wordt het grootste diafragma (kleinste f/-getal) bepaald
door de ISO-gevoeligheid, zoals hieronder weergegeven:
Grootste diafragma bij ISO-instelling op:
100 125 160 200 250 320 400 500 640 800 1000 1250 1600
4 4.2 4.5 4.8 5 5.3 5.6 6 6.3 6.7 7.1 7.6 8
Voor elke gevoeligheidsverhoging van een stop (bijvoorbeeld van 200 naar 400), wordt het
diafragma een halve f/-stop verlaagd. Als het grootste diafragma van het objectief kleiner
is dan hierboven vermeld, dan is de hoogste diafragmawaarde gelijk aan het grootste dia-
fragma van het objectief.
Wanneer u de SC-17, SC-28 of SC-29 synchronisatiekabel gebruikt voor fl itsfotografi e met
de fl itser los van de camera, wordt in de i-DDL-stand mogelijk niet de juiste belichting
bereikt. Aanbevolen wordt om spotmeting te gebruiken om standaard i-DDL-fl itssturing te
selecteren. Maak een testopname en controleer het resultaat op de monitor.
Gebruik in de i-DDL-stand de groothoekdiff usor of refl ectiekaart van de fl itser. Gebruik
geen andere schermen, zoals refl ectieschermen, aangezien dit tot een onjuiste belichting
kan leiden.
180
Technische gegevens—Optionele accessoires
De D200 is voorzien van een accessoireschoentje waarmee alle
itsers uit de SB-serie, waaronder de SB-800, -600, -80DX, 50DX
-28DX, -28, -27, -23, -22S en -29S direct en zonder fl itskabel op
de camera kunnen worden bevestigd. Het accessoireschoentje
is voorzien van een veiligheidsvergrendeling voor fl itsers met
een vergrendelingspin, zoals de SB-800 en de SB-600.
Flitsers met een fl itskabel kunnen worden aangesloten op
de fl itskabelaansluiting. Sluit geen andere fl itser via een
itskabel aan wanneer u synchronisatie tweede gordijn
toepast met een SB-fl itser zoals de 800, 600, 80DX, 28DX,
28, 50DX, 27, 23, 22s of 29s bevestigd op het accessoire-
schoentje van de camera.
Het accessoireschoentje
De  itskabelaansluiting
ISO-gevoeligheid (SB-800/SB-600)
Bij gebruik met een optionele SB-800 of SB-600 fl itser kan i-DDL-fl itssturing zich aanpassen
voor ISO-gevoeligheden tussen 100 en 1600. Wellicht is het niet mogelijk om het fl itsni-
veau goed aan te passen bij waarden boven de 1600. Wanneer Aan is geselecteerd voor
persoonlijke instelling b1 (ISO auto; 152), wordt de ISO-gevoeligheid automatisch aan-
gepast om een optimale fl itssterkte te bereiken. Dit kan ertoe leiden dat de voorgrond
wordt onderbelicht in fl itsfoto’s die zijn genomen met een lange sluitertijd, bij daglicht of
tegen een lichte achtergrond. Kies in dit geval een andere fl itsstand dan synchronisatie met
lange sluitertijd, of selecteer de stand A of M en kies een groter diafragma.
181
Technische gegevens—Optionele accessoires
Andere accessoires
Op het moment van samenstelling van deze handleiding waren de volgende ac-
cessoires beschikbaar voor de D200. Neem contact op met uw handelaar of de
importeur voor meer informatie.
Voedings-
bronnen
EN-EL3e oplaadbare Li-ion-batterij: Extra EN-EL3e batterijen zijn te koop bij uw
handelaar. EN-EL3a en EN-EL3 batterijen kunnen niet worden gebruikt.
MB-D200 Battery Pack: De MB-D200 kan worden
voorzien van een of twee oplaadbare Nikon EN-
EL3e lithium-ion-batterijen of zes AA alkaline-,
NiMH-, nikkelmangaan- of lithiumbatterijen. Hij
is voorzien van een eigen ontspanknop en een
hoofd- en secundaire instelschijf voor gemakkelijk
gebruik wanneer de camera gekanteld wordt ge-
bruikt. Verwijder bij gebruik van de MB-D200 het
batterijdeksel zoals rechts wordt aangegeven.
60°
EH-6 lichtnetadapter:
gebruik de EH-6 als u de camera
langere tijd achtereen wilt gebruiken
.
Accessoires
zoekero-
culair
Oogsterktecorrectielenzen: lenzen zijn beschikbaar met sterktes van –5, –4, –3,
–2, 0, +0.5, +1, +2 en +3 m
–1
. Gebruik alleen oogsterktecorrectielenzen als
scherpstellen niet lukt met behulp van de ingebouwde oogsterktecorrectie
(–2,0 tot +0,5 m
–1
). Test de correctielenzen alvorens ze aan te schaff en om er
zeker van te zijn dat ze het gewenste eff ect hebben.
DK-21M Vergrotingsoculair: vergroot zoekervergroting tot ongeveer 1,10× (50-
mm f/1.4 objectief op oneindig; –1.0 m
–1
).
DG-2 Zoekerloep:
De DG-2 vergroot het beeld in de zoeker voor close-up fotogra-
e, kopiëren, fotograferen met een telelens en bij andere handelingen waarbij
extra nauwkeurigheid is vereist. Zoekeradapter vereist (apart verkrijgbaar).
Zoekeradapter:
Te gebruiken om de DG-2 vergrotende zoeker op de camera te bevestigen.
DR-6 hoekzoeker: De DR-6 wordt in een rechte hoek aangesloten op het zoe-
keroculair, zodat het beeld van bovenaf kan worden bekeken terwijl de ca-
mera horizontaal wordt gehouden.
Filters
Nikon fi lters kunnen in drie typen worden onderverdeeld:
schroeffi lters, in-
steekfi lters en fi lters die aan de achterzijde van bepaalde objectieven wor-
den geplaatst.
Gebruik uitsluitend Nikon fi lters: andere merken fi lters kunnen
de werking van autofocus of de elektronische afstandsmeter verstoren.
De D200 kan niet worden gebruikt met een lineair polarisatiefi lter. Gebruik in
plaats daarvan het C-PL circulaire polarisatiefi lter.
Ter bescherming van objectieven wordt aanbevolen NC of L37C fi lters te gebruiken.
Bij gebruik van een R60 fi lter dient u de belichtingscorrectie op +1 te zetten.
Om een moiré-eff ect te voorkomen wordt aangeraden geen fi lter te gebrui-
ken wanneer u een onderwerp in sterk tegenlicht fotografeert of wanneer
zich een sterke lichtbron in het beeld bevindt.
Gebruik van centrumgerichte meting wordt aanbevolen bij gebruik van fi l-
ters met een verlengingsfactor (fi lterfactor) van meer dan 1× (Y48, O56, R60,
X0, X1, C-PL, ND4S, ND8S, A2, A12, B2, B8, B12).
182
Technische gegevens—Optionele accessoires
Afstands-
bedie-
ningsac-
cessoires
De D200 is uitgerust met een tien-pins aan-
sluiting voor afstandsbediening en geautoma-
tiseerde opnamen. De aansluiting is voorzien
van een dopje, dat de contacten beschermt
wanneer de aansluiting niet in gebruik is. De
volgende accessoires kunnen worden gebruikt
(kabellengtes staan tussen haakjes; alle getallen
zijn globale opgaven).
MC-22 afstandsbedieningskabel (1 m): Afstandsbedieningskabel met blauwe,
gele en zwarte aansluitingen voor verbinding met afstandsontspanappara-
tuur, waardoor de camera met akoestische of elektrische signalen kan wor-
den ontspannen.
MC-30 afstandsbedieningskabel (80 cm): Afstandsontspanner, te gebruiken om
cameratrilling te voorkomen of om bij lange tijdopnamen de sluiter geopend
te houden.
MC-36 afstandsbedieningskabel (85 cm): Afstandsontspanner, te gebruiken om ca-
meratrilling te voorkomen of om bij lange tijdopnamen de sluiter geopend te
houden. Uitgerust met verlicht bedieningspaneel, ontspanvergrendeling voor
lange tijdopnamen en een timer die elke seconde een piepsignaal geeft.
MC-21 verlengkabel (3 m):
Kan worden aangesloten op MC-serie 22, 23, 25, 30 of 36.
MC-23 verbindingskabel (40 cm): Verbindt twee cameras voor simultaan gebruik.
MC-25 adapterkabel (20 cm): Tienpins naar tweepins adapterkabel voor verbin-
ding met apparaten met tweepins aansluiting, inclusief de MW-2 radiografi -
sche set, MT-2 intervalsturing en ML-2 modulite besturingsset.
MC-35 GPS adapterkabel (35 cm): Verbindt compatibele GPS-apparaten met de
camera via een pc-kabel die wordt geleverd door de fabrikant van het GPS-
apparaat, zodat u informatie over lengte- en breedtegraad, hoogte en UTC
(Coordinated Universal Time) met fotos kunt opslaan ( 96).
ML-3 Modulite besturingsset: voor infraroodsturing tot op 8 m afstand.
Bodydop
BF-1A bodydop: De BF-1A houdt de spiegel, het matglas en het laagdoorlaatfi l-
ter vrij van stof wanneer er geen objectief op de camera zit.
PC-kaart-
adapters
EC-AD1 PC-kaartadapter: Met de EC-AD1 PC-kaartadapter kunnen CompactFlash
geheugenkaarten van het type I in een PCMCIA-kaartsleuf worden gestoken.
Software
Nikon Capture 4 (versie 4.4 of later): Met Nikon Capture 4 versie 4.4 of later kunt u
de camera bedienen, foto’s opslaan naar een computer en RAW-fotos bewer-
ken en opslaan in een andere indeling.
Capture NX: Een volledig fotobewerkingspakket.
Camera Control Pro: Hiermee kunt u de camera op afstand bedienen vanaf een
computer en fotos direct opslaan op de harde schijf.
183
Technische gegevens—Optionele accessoires
Goedgekeurde geheugenkaarten
De volgende kaarten zijn getest en goedgekeurd voor gebruik in de D200.
SanDisk
SDCFB 128 MB, 256 MB, 512 MB, 1 GB, 2 GB, 4 GB
SDCFB (Type II) 300 MB
SDCF2B (Type II) 256 MB
SDCFH (Ultra II) 256 MB, 512 MB, 1 GB, 2 GB, 4 GB, 8 GB
SDCFX (Extreme III) 1 GB, 2 GB, 4 GB
Lexar
Media
Eenvoudige CompactFlash-kaarten 128 MB, 256 MB, 512 MB
High-speed 40× met Write Acceleration (WA) 256 MB, 512 MB, 1 GB
Professional 40× met WA 8 GB
Professional 80× met WA 512 MB, 1 GB, 2 GB, 4 GB
Professional 80× met WA en LockTight-technologie 512 MB, 2 GB
Microdrive 1 GB, 2 GB, 4 GB, 6 GB
Van andere kaartfabrikanten is de werking niet gegarandeerd. Meer informatie
over bovenstaande kaarten bij de fabrikanten ervan.
Geheugenkaarten
• Formatteer geheugenkaarten voor u ze voor het eerst gebruikt.
• Zet de camera uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert. Verwijder de geheu-
genkaart of batterij niet uit de camera, zet de camera niet uit en koppel de lichtnetadapter
niet los wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd of wanneer er informatie wordt
opgeslagen, verwijderd of gekopieerd naar een computer. Niet in acht nemen van deze
voorzorg kan leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de camera of de kaart.
• Raak de contacten van de kaart niet aan met uw vingers of metalen voorwerpen.
Oefen geen druk uit op de buitenkant van de kaart. Negeren van deze waarschuwing zou
schade aan de geheugenkaart kunnen betekenen.
Buig de kaart niet, laat hem niet vallen en stel hem niet bloot aan hevige fysieke schokken.
Voorkom blootstelling aan warmtebronnen, water, hoge luchtvochtigheid of direct zonlicht.
184
Behandeling van uw camera
Opslag
Als u de camera gedurende langere tijd niet gebruikt, plaatst u het bescherm-
kapje op de monitor, verwijdert u de batterij en bewaart u de batterij op een
koele, droge plek terwijl het beschermkapje op de contactpunten is geplaatst.
Om de vorming van schimmel of meeldauw te voorkomen, dient u de camera in
een droge, goed geventileerde ruimte te bewaren. Berg de camera niet op met
nafta- of kamfermottenballen of op plaatsen delete:
die slecht geventileerd zijn of zijn blootgesteld aan een vochtigheid van meer dan 60%
die in de buurt zijn van apparatuur die sterke magnetische velden produceert,
zoals televisies of radios
waar het warmer wordt dan 50 °C (zoals bijvoorbeeld bij een kachel of in een
afgesloten auto op een warme dag) of kouder dan –10 °C
Reinigen
Camerabody
Gebruik een blaaskwastje om stof, vuil of zand te verwijderen en veeg de
camerabody vervolgens schoon met een zachte, droge doek. Heeft u de
camera op het strand of aan zee gebruikt, veeg dan eventueel zand of zout
af met een licht met schoon water bevochtigde doek, en droog de came-
rabody daarna grondig. De camera kan beschadigen als er vuil in de ca-
merabody komt. Nikon stelt zich niet verantwoordelijk voor beschadiging
door zand of vuil.
Objectief,
spiegel en
zoeker
Deze onderdelen zijn van glas en raken daarom gemakkelijk beschadigd.
Verwijder stof en pluizen met een blaaskwastje. Het gebruik van een lucht-
spuitbus wordt afgeraden; als u echter toch een luchtspuitbus gebruikt, houd
de bus dan verticaal om te voorkomen dat er vloeistof uit de bus kan lekken.
Verwijder vingerafdrukken en andere vlekken door een beetje lensreiniger op
een zachte doek aan te brengen en het glas voorzichtig schoon te vegen.
Monitor
Verwijder stof en pluizen met een blaaskwastje. Voor het weghalen van vin-
gerafdrukken en andere vlekken kunt u het oppervlak voorzichtig met een
zachte doek of zeem schoon te vegen. Duw hierbij niet te hard, aangezien
dit kan leiden tot schade of storing.
De monitor
Mocht het monitorscherm breken, pas dan op dat niemand zich verwondt aan het gebro-
ken glas en dat het vloeibare kristal uit de monitor niet in aanraking komt met de huid,
ogen of mond.
Het LCD-venster
Heel soms komt het voor dat het LCD-venster door statische elektriciteit lichter of donker-
der wordt. Dit wijst niet op een storing en de display wordt al gauw weer normaal.
Technische gegevens—Behandeling van uw camera
185
Het laagdoorlaatfi lter
De beeldsensor die dienst doet als beeldelement van de camera, is voorzien
van een laagdoorlaatfi lter dat moirévorming moet voorkomen. Hoewel dit fi lter
voorkomt dat vuil of stof direct op de beeldsensor terechtkomt, kan vuil of stof
op het fi lter in bepaalde omstandigheden toch zichtbaar zijn op de fotos.
Als u
vermoedt dat vuil- en stofdeeltjes in de camera op de fotos te zien zijn, kunt u als
volgt controleren of het fi lter moet worden gereinigd. Denk er echter goed aan dat
het laagdoorlaatfi lter extreem kwetsbaar is en gemakkelijk beschadigd kan raken.
Nikon beveelt aan het reinigen van het fi lter over te laten aan door Nikon bevoegd
verklaard technisch personeel.
1
Verwijder het objectief en zet de camera aan.
2
Geef het menu Spiegel omhoog weer en druk
de multi-selector naar rechts ( 117. Deze optie
is niet beschikbaar als het batterijniveau of
lager is, wanneer meerdere opnamen achter el-
kaar worden gemaakt of als u een optionele MB-
D200 battery pack met AA-batterijen gebruikt).
Het bericht rechts verschijnt en er wordt een rij
streepjes weergegeven in het LCD-venster en in
de zoeker. Als u de normale werking van de ca-
mera wilt herstellen zonder de spiegel omhoog
te klappen, zet u de camera uit.
3
Druk de ontspanknop volledig in. De spiegel wordt
omhoog geklapt en het sluitergordijn wordt ge-
opend, zodat het laagdoorlaatfi lter zichtbaar wordt;
een rij streepjes in het LCD-venster gaat knipperen.
De display in de zoeker wordt uitgeschakeld.
Gebruik een betrouwbare stroombron
De sluiter van de camera is kwetsbaar en kan makkelijk worden beschadigd. Raakt de ca-
mera zonder stroom als de spiegel is opgeklapt, dan zal de sluiter automatisch worden
gesloten. Neem de volgende voorzorgen in acht om schade aan de sluiter te voorkomen:
Gebruik een volledig geladen batterij of een EH-6 lichtnetadapter (apart leverbaar) voor
langdurige inspectie en reiniging van het laagdoorlaatfi lter.
Zet de camera niet uit of verwijder of ontkoppel de stroombron niet als de spiegel om-
hoog is geklapt.
Raakt de batterij leeg terwijl de spiegel opgeklapt is, dan klinkt er een piepsignaal en
gaat de AF-hulpverlichting knipperen om u te waarschuwen dat de spiegel na circa twee
minuten zal terugklappen. Beëindig de reiniging of de inspectie onmiddellijk.
Technische gegevens—Behandeling van uw camera
186
4
Houd de camera zo dat er licht op het laag-
doorlaatfi lter valt; onderzoek het fi lter op stof of
pluisjes. Als er geen stof of vuil aanwezig is, gaar
u door naar stap 6.
5
Verwijder stof en pluizen met een blaasbalgje.
Gebruik geen blaaskwastje, want de haartjes van
het kwastje kunnen het fi lter beschadigen. Vuil
dat niet kan worden weggeblazen meteen blaas-
balgje kan alleen worden verwijderd door Nikon
geautoriseerd servicepersoneel. U mag het fi lter
onder geen beding aanraken of schoonpoetsen.
6
Zet de camera uit. De spiegel klapt terug en de sluiter wordt gesloten.
Breng de lensdop of bodydop weer aan.
Ongerechtigheden op het laagdoorlaatfi lter
Nikon stelt al het mogelijke in het werk om te voorkomen dat tijdens productie en vervoer
ongerechtigheden in contact komen met het laagdoorlaatfi lter. Doordat de D200 echter is
ontworpen voor het gebruik van verwisselbare objectieven en het is mogelijk dat er bij het
verwisselen van objectieven stof of vuil binnentreedt. Als het eenmaal in de camera zit kan
stof of vuil zich aan het laagdoorlaatfi lter gaan hechten, waar het onder omstandigheden
in foto’s zichtbaar zal worden. Om binnendringen van stof en vuil te voorkomen kunt u in
een stoffi ge omgeving beter geen objectieven wisselen. Om de camera te beschermen
wanneer er geen objectief op zit dient u beslist de bodydop op de camera te plaatsen,
waarbij u erop dient te letten dat u eerst alle stof en vuil verwijdert dat op de bodydop zit.
Als stof of vuil terechtkomt op het laagdoorlaatfi lter, maakt u het fi lter schoon volgens de
instructies op pagina 185–186 van deze handleiding of laat u het fi lter reinigen door be-
voegd servicepersoneel van Nikon. Foto’s waarop vuil of stof op het laagdoorlaatfi lter zicht-
baar zijn, kunt u retoucheren met Nikon Capture 4, versie 4.4 of later (apart verkrijgbaar) of
met de opschoonopties van beeldbewerkingssoftware van andere fabrikanten.
Onderhoudsbeurt voor camera en accessoires
De D200 is een precisieapparaat en heeft regelmatig onderhoud nodig. Nikon beveelt aan
de camera elke één tot twee jaar te laten nakijken door een vakdealer of een Nikon onder-
houdsdienst, en elke drie tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te laten geven (Houd er reke-
ning mee dat hier kosten aan verbonden zijn). Regelmatig nakijken en onderhouden wordt
met name aanbevolen wanneer u de camera voor professionele doeleinden gebruikt. Het
is aan te bevelen om tegelijkertijd met uw camera eventuele accessoires die u veel ge-
bruikt, zoals objectieven of optionele fl itsers te laten nakijken en onderhouden.
Technische gegevens—Behandeling van uw camera
187
Onderhoud van camera en batterij: Pas op
Niet laten vallen
Blootstelling aan sterke schokken of trillingen
kan tot storingen leiden.
Houd de camera droog
Dit product is niet waterbestendig: onderdom-
peling in water of blootstelling aan een hoge
luchtvochtigheid kunnen tot storing leiden.
Roest van het interne mechanisme kan tot on-
herstelbare schade leiden.
Vermijd plotselinge temperatuurverschillen
Plotselinge temperatuurverschillen, zoals die
zich voordoen bij het binnenkomen of verla-
ten van een verwarmd gebouw op een koude
dag, kunnen condensatie in de camera veroor-
zaken. Om condensatie te voorkomen dient u
de camera in de cameratas of een plastic zak te
plaatsen voordat u hem aan plotselinge tem-
peratuurverschillen blootstelt.
Houd de camera uit de buurt van sterke magnetische
velden
U dient dit apparaat niet te gebruiken of op te
bergen in de buurt van apparatuur die een ster-
ke elektromagnetische straling of sterke magne-
tische velden produceert. Sterke statische ladin-
gen of de magnetische velden die worden ge-
produceerd door bijvoorbeeld zendapparatuur
kunnen storingen veroorzaken op de monitor,
informatie op de geheugenkaart en de interne
schakelingen van het product aantasten.
Richt het objectief niet op de zon
Richt het objectief niet gedurende langere
tijd op de zon of een andere sterke lichtbron.
Blootstelling aan intens licht kan beschadiging
van de CCD of een witte zweem op de fotos tot
gevolg hebben.
Strepen (Blooming)
Verticale witte strepen kunnen voorkomen in fo-
to’s van de zon of andere sterke lichtbronnen. Dit
fenomeen, vaak aangeduid met de Engelse bena-
ming ‘blooming’, kan worden voorkomen door er-
voor te zorgen dat er minder licht op de CCD valt,
door een kortere sluitertijd of kleiner diafragma te
kiezen of door een grijsfi lter (ND) te gebruiken.
Raak de sluiter niet aan
De sluiter is vervaardigd uit zeer dun materiaal,
dat gemakkelijk beschadigd raakt. Oefen nooit
druk op de sluiter uit, raak het nooit aan met
reinigingshulpmiddelen en stel het nooit bloot
aan de sterke luchtstroom van een compressor.
Dit kan krassen, vervorming of scheuren veroor-
zaken.
Behandel alle bewegende onderdelen met zorg
Open en sluit de doppen en beschermkapjes
van de batterij, kaart en aansluitingen voor-
zichtig. Deze onderdelen raken gemakkelijk
beschadigd.
Reinigen
• Gebruik een blaasbalgje om stof of vuil te
verwijderen en veeg de camerabody schoon
met een zachte, droge doek. Hebt u de came-
ra op het strand of aan zee gebruikt, veeg dan
eventueel zand of zout af met een licht met
schoon water bevochtigde doek, en droog de
camerabody daarna grondig. Heel soms komt
het voor dat de LCD-weergave lichter of don-
kerder wordt door de statische elektriciteit
geproduceerd door een kwastje of doek. Dit
wijst niet op een storing en de display zal snel
weer normaal werken.
Houd er bij het reinigen van objectief en spie-
gel rekening mee dat deze onderdelen mak-
kelijk kunnen beschadigen. Verwijder stof en
vuil voorzichtig met een blaasbalgje. Let er bij
gebruik van een luchtspuitbus op dat u de
bus verticaal houdt (wanneer u de bus schuin
houdt, kan er vloeistof op de spiegel terecht
komen). Als er een vingerafdruk of een ander
soort vlek op het objectief zit, breng dan een
beetje lensreiniger op een zachte doek aan
en veeg daarmee het objectief voorzichtig
schoon.
Zie ‘Reinigen van het laagdoorlaatfi lter’ voor
informatie over het schoonmaken van het
laagdoorlaatfi lter (
185).
Technische gegevens—Behandeling van uw camera
188
Technische gegevens—Caring for the Camera
Opslag
O
m de vorming van schimmel of meeldauw te
voorkomen, dient u de camera in een droge,
goed geventileerde ruimte te bewaren. Wanneer
u niet van plan bent de camera binnen afzien-
bare tijd te gebruiken, verwijder dan de batterij
om lekkage te voorkomen en berg de camera op
in een plastic zak met een droogmiddel. Plaats
de cameratas echter niet in een plastic zak, aan-
gezien het materiaal hierdoor kan worden aan-
getast. Denk er ook aan dat het droogmiddel
na verloop van tijd zijn vermogen om vocht te
absorberen verliest en daarom regelmatig dient
te worden vervangen.
Berg het apparaat niet op met nafta- of kam-
fermottenballen, dichtbij apparatuur die sterke
magnetische velden produceert, of in ruimten
waar extreme temperaturen heersen, zoals bij-
voorbeeld bij een kachel of in een afgesloten
auto op een warme dag.
Om schimmel en meeldauw te voorkomen dient
u de camera ten minste één keer per maand uit
de opslag te halen. Zet de camera aan en ont-
span de sluiter een aantal malen voordat u de
camera weer opbergt.
Bewaar de batterij op een koele, droge plaats.
Plaats het afdekkapje van de batterij terug wan-
neer u de batterij opbergt.
Opmerkingen over de monitor
De monitor kan een aantal pixels bevatten die al-
tijd oplichten of in het geheel niet oplichten. Dit
is voor TFT LCD-monitoren gebruikelijk en wijst
niet op een storing. De foto’s die met de camera
zijn gemaakt worden hier niet door aangetast.
Bij helder licht kunnen de beelden op de moni-
tor moeilijk te zien zijn.
Oefen geen druk uit op de monitor, aangezien
dit schade of storing tot gevolg kan hebben. Stof
en vuil kunnen worden weggeblazen met een
blaasbalgje. Vlekken kunnen worden verwijderd
door het oppervlak zachtjes schoon te wrijven
met een zachte doek of zeem.
Mocht de monitor stuk gaan, pas dan op dat u
geen letsel oploopt door het gebroken glas en
voorkom dat vloeibare kristallen van de monitor
in aanraking komen met de huid of in ogen of
mond komen.
Plaats de beschermkap terug op de monitor wan-
neer u de camera vervoert of onbewaakt achterlaat.
Schakel de camera uit voordat u de batterij verwijdert
of de lichtnetadapter afkoppelt
Haal de stekker van de camera niet uit het stopcon-
tact en verwijder de batterij niet als de camera aan
staat of als beelden worden opgeslagen of gewist.
In deze gevallen kan een stroomonderbreking lei-
den tot gegevensverlies of beschadiging van de
interne schakelingen of het geheugen. Verplaats
het product daarom nooit als de lichtnetadapter
is aangesloten. Zo voorkomt u een plotselinge
stroomonderbreking.
Batterijen
Vuil op de contactpunten kan ertoe leiden dat
de camera niet werkt.
Controleer na het aanzetten van de camera op
het LCD-venster de batterijstatus om te bepalen
of de batterij moet worden opgeladen of ver-
vangen. De batterij moet worden opgeladen of
vervangen als de aanduidingvoor de batterijca-
paciteit knippert.
• Maakt u foto’s van belangrijke gebeurtenissen,
zorg dan dat u een extra, volledig opgeladen EN-
EL3e batterij bij de hand hebt. Afhankelijk van de
locatie waar u zich bevindt, kan het soms moeilijk
zijn om snel vervangende batterijen te kopen.
Op koude dagen neemt de prestatie van bat-
terijen vaak af. Zorg dat de batterij volledig op-
geladen is voordat u bij koud weer buiten foto’s
maakt. Bewaar een reservebatterij op een warme
plaats; verwissel de batterijen zonodig. Een kou-
de batterij die weer op temperatuur is gekomen,
kan soms een deel van zijn lading terugkrijgen.
• Doorgaan met opladen van de batterij nadat
deze volledig is opgeladen, kan de prestaties van
de batterij verminderen.
Mochten de batterijpolen vuil worden, veeg
ze dan vóór gebruik schoon met een schone,
droge doek.
• Plaats nadat u de batterij uit de camera hebt ge-
nomen het beschermkapje terug op de batterij.
Gebruikte batterijen bevatten waardevolle ma-
terialen. Recycle gebruikte batterijen volgens de
plaatselijke regels voor klein chemisch afval.
189
Technische gegevens—Problemen oplossen
Problemen oplossen
Functioneert de camera niet naar verwachting, kijk dan op de onderstaande lijst
met aanduidingen en foutberichten die in de zoeker, op het LCD-venster en op
de monitor kunnen verschijnen. Raadpleeg deze lijst voordat u contact opneemt
met uw dealer of de Nikon importeur.
Probleem Oplossing
Opstarten camera duurt lang. Wis bestanden of mappen.
105,
133
Zoeker is onscherp.
Pas oogsterkte zoeker aan.
Gebruikte optionele oogcorrectielens op oculair.
16
181
Zoeker is donker. Laad batterij of plaats volle batterij. 10
Display gaat zonder waarschuwing uit.
Kies een langere periode voor uitschakeling
van de monitor of lichtmeter.
157
Vreemde tekens verschijnen op het
LCD-venster.
Zie ‘Opmerking over elektronisch gestuurde
cameras’ hieronder.
Displays op LCD-venster of in zoeker
zijn traag of vaag.
De weergave wordt beïnvloed door lage en
hoge temperaturen.
7
Fijne lijnen rond actieve scherpstel-
gebied in zoeker.
Zoekerdisplay wordt rood.
Dit zijn normale verschijnselen; ze wijzen niet
op een storing.
Weergavemenu is niet beschikbaar. Plaats geheugenkaart. 14
Menu-onderdeel is niet beschikbaar.
Plaats geheugenkaart. De optie Batterij informatie is
alleen beschikbaar als u EN-EL3e batterijen gebruikt.
14
123
Beeldgrootte kan niet worden gewijzigd.
NEF (RAW) geselecteerd voor beeldkwaliteit. 28
Sluiter kan niet worden ontspannen.
Diafragma niet vergrendeld op hoogste f/-getal.
Geheugenkaart is vol of niet geplaatst.
Flitser wordt opgeladen.
Camera is niet goed scherpgesteld.
• Belichtingsstand S geselecteerd met
als ingestelde sluitertijd.
8
14
79
20
64,
68
Opmerking over elektronisch gestuurde cameras
In zeer zeldzame gevallen kan het voorkomen dat er op het LCD-venster vreemde tekens wor-
den weergegeven en dat de camera niet meer functioneert. Meestal wordt dit veroorzaakt
door sterke externe statische ladingen. Zet in dat geval de camera uit, verwijder de batterij
(pas op: deze kan heet zijn), plaats hem opnieuw in de camera en zet de camera weer aan.
Wanneer u een lichtnetadapter (optioneel verkrijgbaar) gebruikt, koppel deze dan los, sluit
hem opnieuw aan en zet de camera weer aan. Mocht de camera nog steeds niet goed functi-
oneren, neem dan contact op met uw Nikon dealer of de Nikon importeur. Houd er rekening
mee dat het loskoppelen van de voeding zoals hierboven is beschreven kan leiden tot verlies
van alle gegevens die nog niet op de geheugenkaart waren opgeslagen op het moment dat
het probleem zich voordeed. Reeds opgeslagen gegevens worden niet gewist.
190
Technische gegevens—Problemen oplossen
Probleem Oplossing
Scherpstelgebied kan niet worden
geselecteerd.
• Ontgrendel scherpstelselectieknop.
Prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp is actief.
Monitor is aan: camera staat in weergavestand.
• Lichtmeters zijn uitgeschakeld: druk de ont-
spanknop half in.
53
54
98
16
AF-hulpverlichting werkt niet.
Camera staat in scherpstelstand C.
Centraal scherpstelveld of groep scherpstelvelden is
niet geselecteerd of prioriteit dichtstbijzijnde onder-
werp is geselecteerd voor groep dynamische AF.
Uit is geselecteerd voor persoonlijke instel-
ling a9 (AF-hulplicht).
• Hulpverlichting automatisch uitgeschakeld.
Hulpverlichting kan heet worden bij continu
gebruik; wacht tot de lamp is afgekoeld.
51
53,
54,
149
152
58
Volledige sluitertijdenbereik is niet
beschikbaar.
Flitser in gebruik. De fl itssynchronisatiesnelheid
kan worden geselecteerd met persoonlijke in-
stelling e1 (Flitssync. snelheid). Als u de op-
tionele SB-800, SB-600 of SB-R200 Speedlight
gebruikt, kiest u 1/250 s (Auto FP) voor een
volledig sluitertijdenbereik.
160
De scherpstelling wordt niet vergren-
deld als u de ontspanknop half indrukt.
Camera staat in scherpstelstand C: gebruik AE-
L/AF-L knop om scherpstelling te vergrendelen.
56
In zoeker getoonde beeldveld is klei-
ner dan wat er op de foto komt.
Zoeker heeft verticale en horizontale dekking
van circa 95 %.
Foto’s zijn onscherp.
Zet de selectieknop AF-stand op S of C.
Camera kan niet scherpstellen met autofocus: gebruik
handmatige scherpstelling of AF-vergrendeling.
51
56,
60
Opnameduur is langer. Zet ruisonderdrukking uit. 131
Willekeurig voorkomende heldere
pixels (‘ruis’) op fotos.
• Kies een lagere ISO-gevoeligheid of schakel
of stel Hoge ISO ruisonderdrukking in.
Sluitertijd is langer dan 8 sec: gebruik ruison-
derdrukking lange sluitertijden.
33,
131
131
Vlekken op foto.
• Reinig objectief.
• Reinig laagdoorlaatfi lter.
184
185
Kleuren zijn onnatuurlijk.
Kies juiste kleurbalans voor lichtbron.
Pas instellingen voor Beeld optimaliseren aan.
35
45
Continu transportstand niet beschikbar.
Klap fl itser in. 78
RAW beeld wordt niet weergegeven.
Foto werd gemaakt met kwaliteitsinstelling
NEF + JPEG.
28
Kan witbalans niet meten. Onderwerp te donker of te licht. 41
Beeld kan niet worden geselecteerd
als bron voor witbalans preset.
Foto werd niet opgenomen met D200. 42
191
Technische gegevens—Problemen oplossen
Probleem Oplossing
Witbalansbracketing niet beschikbaar.
Optie NEF (RAW) of NEF + JPEG beeldkwali-
teit geselecteerd voor beeldkwaliteit.
Witbalans is ingesteld op (Kies kleurtem-
peratuur) of (Witbalans preset).
Er worden meerdere opnamen gemaakt.
43
38,
40
86
Resultaten voor Beeld optimaliseren
variëren van opname tot opname.
Selecteer Eigen en kies andere instelling dan
Automatisch voor Verscherping, Tooncom-
pensatie en Verzadiging.
45
Lichtmeting kan niet worden gewij-
zigd.
Belichtingsvergrendeling is actief. 70
Belichtingscorrectie kan niet worden
gebruikt.
Kies belichtingsstand P, S of A.62
Staande foto’s worden niet gero-
teerd.
• Selecteer Aan voor Draai portret.
Foto werd gemaakt met Uit geselecteerd
voor Autom. beeldrotatie.
• Camerastand werd gewijzigd terwijl ontspan-
knop ingedrukt was in continu-stand.
Camera was omhoog of omlaag gericht toen
foto werd gemaakt.
142
119
27
119
Foto kan niet worden gewist. Foto is beveiligd: hef de beveiliging op. 104
Sommige foto’s worden tijdens weer-
gave niet getoond.
Selecteer Alle voor Terugspeelmap. Denk
erom dat Huidige automatisch wordt gese-
lecteerd wanneer de foto wordt gemaakt.
135
Boodschap verschijnt dat er geen
beelden voor terugspelen beschik-
baar zijn.
Selecteer Alle voor Terugspeelmap. 135
Printvolgorde kan niet worden ge-
wijzigd.
Geheugenkaart is vol. Wis fotos.
105,
133
Het is niet mogelijk foto’s direct via
USB-aansluiting af te drukken.
Stel USB in op PTP. 121
Het is niet mogelijk foto voor printen
te selecteren.
Foto is RAW (NEF) bestand. Kopieer de foto naar
de computer en gebruik de meegeleverde
software of Nikon Capture 4 versie 4.4 of later
(apart verkrijgbaar) om de foto af te drukken.
107,
182
Foto wordt niet op TV afgespeeld. Kies de correcte videostand. 117
Foto’s kunnen niet naar computer
worden overgespeeld.
Kies de correcte USB-optie. 121
Camera Control kan niet worden ge-
bruikt.
Stel USB in op PTP. 121
Opnamedatum klopt niet. Stel cameraklok in. 12
192
Technische gegevens—Problemen oplossen
Foutmeldingen en displays
Hieronder ziet u een overzicht van de aanduidingen en foutberichten die in de
zoeker, op het LCD-venster en op de monitor kunnen verschijnen als de camera
niet naar verwachting functioneert.
Symbool
Probleem Oplossing
LCD-
venster
Zoeker
(knippert)
Diafragmaring op objectief is niet
op kleinste diafragma vergrendeld
.
Vergrendel ring op kleinste dia-
fragma (hoogste f/-getal).
8
Batterij bijna leeg. Houd volle reservebatterij gereed. 10
(knippert)
(knippert)
• Batterij leeg.
Batterij informatie is niet be-
schikbaar.
• Laad de batterij op of vervang
deze door een volledig opgela-
den reservebatterij.
Batterij kan niet worden ge-
bruikt in de camera.
10
11
(knippert)
Cameraklok is niet ingesteld. Stel cameraklok in. 12
Er is geen objectief aanwezig, of
er is een objectief zonder CPU
geplaatst zonder het grootste di-
afragma op te geven. Het diafrag-
ma wordt weergegeven in stops
vanaf het grootste diafragma.
Als de grootste diafragmawaarde
is opgegeven kan de diafragma-
waarde worden weergegeven.
67,
69
(knippert)
Camera kan niet scherpstellen
met autofocus.
Stel handmatig scherp. 60
Onderwerp te helder, foto wordt
overbelicht.
Kies lagere ISO-gevoeligheid.
Gebruik optioneel grijsfi lter (ND).
• In stand:
S Kies kortere sluitertijd
A Kies kleiner diafragma (ho-
ger f/-getal)
33
181
64
66
Onderwerp te donker, foto wordt
onderbelicht.
Kies een hogere ISO-gevoeligheid.
• Gebruik itslicht.
• In belichtingsstand:
S Kies een langere sluitertijd
A Kies groter diafragma (lager
f/-getal)
33
177
64
66
(knippert)
geselecteerd in stand M
en keuzeknop ingesteld op S.
Wijzig sluitertijd of selecteer stand
M.
64,
68
(knippert)
(knippert)
Flitser die niet i-DDL-fl itssturing
ondersteunt is aangesloten en op
DDL ingesteld.
Wijzig fl itsstand van fl itser. 178
193
Technische gegevens—Problemen oplossen
Symbool
Probleem Oplossing
LCD-
venster
Zoeker
(knippert)
(knippert)
Onvoldoende geheugen om bij
huidige instellingen fotos op te
nemen, of camera kan geen nieu-
we bestands- of mapnummers
aanmaken.
• Verminder kwaliteit of grootte.
• Wis fotos.
• Plaats nieuwe geheugenkaart.
28
105,
133
14
(knippert)
Geen geheugenkaart. Plaats geheugenkaart. 14
(knippert)
Camerastoring.
Ontspan sluiter. Wordt de storing
niet opgelost of keert hij regel-
matig terug, neem dan contact
op met technische dienst van
Nikon.
viii
194
Technische gegevens—Problemen oplossen
Symbool
Probleem Oplossing
Monitor
LCD-
venster
Zoeker
GEEN KAART
AANWEZIG
(knippert)
Camera neemt geen ge-
heugenkaart waar.
Zet camera uit en controleer
of de kaart goed is geplaatst.
14
DEZE KAART
IS NIET
BRUIKBAAR
(knippert)
Storing bij toegang tot
geheugenkaart.
Er kan geen nieuwe map
worden aangemaakt.
Gebruik een door Nikon
goedgekeurde kaart.
Controleer of de contacten
schoon zijn. Is de kaart bescha-
digd, neem dan contact op
handelaar of Nikon importeur.
Wis bestanden of plaats
nieuwe geheugenkaart.
183
viii
14,
105,
133
KAART IS NIET
GEFORMAT-
TEERD
(weergegeven
wanneer op
knop wordt
gedrukt)
(knippert)
Kaart is niet geformatteerd
voor gebruik in de D200.
Formatteer geheugenkaart.
14,
116
MAP
BEVAT GEEN
BEELDEN
• Geheugenkaart bevat
geen beelden.
Huidige map is leeg.
Plaats andere kaart.
Stel Terugspeelmap in op Alle.
14
135
ALLE BLDEN.
VERBORGEN
Alle foto’s in de huidige
map zijn verborgen.
Stel Terugspeelmap in
op Alle of gebruik Beeld
verbergen om verborgen fo-
to’s zichtbaar te maken.
135,
137
BESTAND
BEVAT GEEN
BEELDGEGE-
VENS
Bestand is aangemaakt of
gemodifi ceerd met een
computer of ander fabri-
kaat camera, of bestand is
beschadigd.
Wis bestand of formatteer ge-
heugenkaart opnieuw.
14,
105,
116,
133
195
Technische gegevens—Bijlage
Diafragma
Bijlage
Deze bijlage behandelt de volgende onderwerpen:
Onderwerp
Belichtingsprogramma (P-stand) 195
Capaciteit geheugenkaart en Beeldkwaliteit/grootte 196
Bracketingprogramma’s 197–199
Fijnafregelingstemming en Kleurtemperatuur 200
Flitsbereik, Diafragma en ISO-gevoeligheid 200
Objectieven die kunnen worden gebruikt met de ingebouwde  itser 201
Ondersteunde standaards 202
Belichtingsprogramma (P-stand)
Het belichtingsprogramma voor de P-stand wordt weergegeven in de volgende
grafi ek:
ISO 200, objectief met grootste diafragma van f/1,4 en
kleinste diafragma van f/16 (bijv. AF 50 mm f/1.4 D)
-4
-3
1
2
13
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
F1.4
F1
F2
F2.8
F4
F5.6
F8
F11
F16
F22
F32
30" 15"
8"
4" 2" 1" 2 4 8 15 30 60
125 250 500
1000
2000 4000
8000
22
21
20
19
18
17
16
15
14
[
EV
]
23
16
1
/
3
Sluitertijd
De maximale en minimale waarden voor LW variëren met de ISO-gevoeligheid; boven-
staande tabel gaat uit van een ISO-gevoeligheid van 200. Wanneer matrixmeting wordt
gebruikt, worden waarden boven 16
1
/
3 LW teruggebracht tot 16
1
/
3 LW.
196
Capaciteit geheugenkaart en Beeldkwaliteit/grootte
In de volgende tabel staat het gemiddelde aantal opnames dat kan worden op-
geslagen op een 1 GB ScanDisk SDCFX (Extreme III)-kaart bij verschillende afbeel-
dingskwaliteiten en afmetingen.
Beeldkwaliteit Beeldgrootte
Bestandsgrootte (MB)
1
Aantal opnamen
1
Bu ercapaciteit
1, 2
NEF+JPEG Fijn
3, 4, 5
L
6
20,7 44 19
M
6
18,6 49 19
S
6
17,1 55 19
NEF+JPEG Normaal
3, 4, 5
L
6
18,3 50 19
M
6
17,2 54 19
S
6
16,5 57 19
NEF+JPEG Basis
3, 4, 5
L
6
17,1 55 19
M
6
16,5 57 19
S
6
16,2 58 19
NEF (RAW) 15,8 60 22
JPEG Fijn
5, 7
L 4,8 167 37
M 2,7 294 56
S 1,2 650 74
JJPEG Normaal
5, 7
L 2,4 332 54
M 1,4 578 74
S 0,63 1200 76
JPEG Basis
5, 7
L 1,2 650 57
M 0,7 1100 75
S 0,33 2200 76
1 Alle getallen zijn benaderingen. De bestandsgrootte varieert met het opgenomen on-
derwerp en het fabrikaat geheugenkaart.
2 Maximum aantal beelden dat kan worden opgeslagen in de geheugenbuff er bij ISO 100.
Capaciteit van geheugenbuff er neemt af als ruisonderdrukking is ingeschakeld.
3 Totaal voor NEF- en JPEG-fotos.
4 Hierbij wordt ervan uitgegaan dat RAW compressie is ingesteld op NEF (RAW). Als u
Gecompr. NEF (RAW) selecteert, neemt de bestandsgrootte van NEF (RAW)-fotos met
ongeveer veertig tot vijftig procent af. Hoewel de weergegeven waarden niet verande-
ren, kunt u wel meer foto’s opslaan.
5 Hierbij wordt ervan uitgegaan dat JPEG compressie is ingesteld op Vaste grootte. Als
u Optimale kwaliteit selecteert, neemt de bestandsgrootte van JPEG-foto’s met tachtig
procent toe. Het aantal beelden en de buff ercapaciteit daalt dienovereenkomstig.
6 Alleen van toepassing op JPEG-fotos. De bestandsgrootte van NEF (RAW) fotos kan niet
worden gewijzigd.
7 Ongeacht de optie die gekozen is voor JPEG compressie, toont de camera nooit meer
dan 25 frames in de buff er, zelfs als er meer opnames kunnen worden opgeslagen.
Technische gegevens—Bijlage
197
Bracketingprogramma’s
De volgende bracketingprogrammas zijn beschikbaar wanneer Witbalans
bracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e5 (Auto bracketing).
Display LCD-venster
Aantal opnamen
WB stapgrootte Bracketingvolgorde
3+1 +1, 0, +2
3+2 +2, 0, +4
3+3 3, 0, 6
3–1 –1, –2, 0
3–2 –2, –4, 0
3–3 –3, –6, 0
2+1 0, +1
2+2 0, +2
2+3 0, +3
2–1 0, –1
2–2 0, –2
2–3 0, –3
1 0, –1, +1
2 0, –2, +2
3 0, –3, +3
1 0, –2, –1, +1, +2
2 0, –4, –2, +2, +4
3 0, –6, –3, +3, +6
1 0, –3, –2, –1, +1, +2, +3
2 0, –6, –4, –2, +2, +4, +6
3 0, –9, –6, –3, +3, +6, +9
10, –4, –3, –2, –1, +1, +2, +3, +4
20, –8, –6, –4, –2, +2, +4, +6, +8
30, –12, –9, –6, –3, +3, +6, +9, +12
Technische gegevens—Bijlage
198
De programmas zijn beschikbaar wanneer AE & fl its, Alleen AE of Alleen
its is geselecteerd voor persoonlijke instelling e5 (Auto bracketing) afhan-
kelijk van de optie die werd geselecteerd voor persoonlijke instelling b3 (LW
stapgrootte).
1/3 stop geselecteerd voor LW stapgrootte
Display LCD-venster
Aantal
opnamen
Belich-
tingsstap Bracketingvolgorde (LWs)
3+
/
+0.3, 0, +0.7
3+
/
+0.7, 0, +1.3
3+1 1.0, 0, 2.0
3–
/
–0.3, –0.7, 0
3–
/
–0.7, –1.3, 0
3–1 –1.0, –2.0, 0
2+
/
0, +0.3
2+
/
0, +0.7
2+1 0, +1
2–
/
0, –0.3
2–
/
0, –0.7
2–1 0, –1
/
0, –0.3, +0.3
/
0, –0.7, +0.7
1 0, –1, +1
/
0, –0.7, –0.3, +0.3, +0.7
/
0, –1.3, –0.7, +0.7, +1.3
1 0, –2.0, –1, +1, +2.0
/
0, –1.0, –0.7, –0.3, +0.3, +0.7, +1.0
/
0, –2.0, –1.3, –0.7, +0.7, +1.3, +2.0
1 0, –3.0, –2.0, –1.0, +1.0, +2.0, +3.0
/
0, –1.3, –1.0, –0.7, –0.3, +0.3, +0.7, +1.0, +1.3
/
0, –2.7, –2.0, –1.3, –0.7, +0.7, +1.3, +2.0, +2.7
10, –4.0, –3.0, –2.0, –1.0, +1.0, +2.0, +3.0, +4.0
Technische gegevens—Bijlage
199
1/2 stop geselecteerd voor LW stapgrootte
Display LCD-venster
Aantal
opnamen
Belich-
tingsstap Bracketingvolgorde (LWs)
3+/ +0.5, 0, +1.0
3+1 1.0, 0, 2.0
3–/ –0.5, –1.0, 0
3–1 –1.0, –2.0, 0
2+/ 0, +0.5
2+1 0, +1
2–/ 0, –0.5
2–1 0, –1
/ 0, –0.5, +0.5
1 0, –1, +1
/ 0, –1.0, –0.5, +0.5, +1.0
1 0, –2.0, –1, +1, +2.0
/ 0, –1.5, –1.0, –0.5, +0.5, +1.0, +1.5
1 0, –3.0, –2.0, –1.0, +1.0, +2.0, +3.0
/ 0, –2.0, –1.5, –1.0, –0.5, +0.5, +1.0, +1.5, +2.0
10, –4.0, –3.0, –2.0, –1.0, +1.0, +2.0, +3.0, +4.0
1 stop geselecteerd voor LW stapgrootte
Display LCD-venster
Aantal
opnamen
Belich-
tingsstap Bracketingvolgorde (LWs)
3+1 1.0, 0, 2.0
3–1 –1.0, –2.0, 0
2+1 0, +1
2–1 0, –1
1 0, –1, +1
1 0, –2.0, –1, +1, +2.0
1 0, –3.0, –2.0, –1.0, +1.0, +2.0, +3.0
10, –4.0, –3.0, –2.0, –1.0, +1.0, +2.0, +3.0, +4.0
Technische gegevens—Bijlage
200
Fijnafregelingstemming en Kleurtemperatuur
Globale kleurtemperaturen voor andere instellingen dan A (automatisch) wor-
den hieronder gegeven (waarden kunnen verschillen van kleurtemperaturen die
worden gemeten door fotografi sche kleurtemperatuurmeters).
Gloeilamplicht TL-licht
*
Direct zonlicht Flitslicht
Bewolkt
(daglicht)
Schaduw
(daglicht)
+3 2.700 K 2.700 K 4.800 K 4.800 K 5.400 K 6.700 K
+2 2.800 K 3.000 K 4.900 K 5.000 K 5.600 K 7.100 K
+1 2.900 K 3.700 K 5.000 K 5.200 K 5.800 K 7.500 K
±0 3.000 K 4.200 K 5.200 K 5.400 K 6.000 K 8.000 K
–1 3.100 K 5.000 K 5.300 K 5.600 K 6.200 K 8.400 K
–2 3.200 K 6.500 K 5.400 K 5.800 K 6.400 K 8.800 K
–3 3.300 K 7.200 K 5.600 K 6.000 K 6.600 K 9.200 K
* De stapgrootte voor TL-licht geeft de brede variatie in kleurtemperatuur aan tussen de
verschillende typen fl uorescentielicht (TL-licht), uiteenlopend van stadionverlichting met
een lage temperatuur tot kwikdamplampen met hoge temperatuur.
De ingebouwde fl itser gebruiken
Het bereik van de ingebouwde fl itser hangt af van de gevoeligheid (ISO-equiva-
lent) en het diafragma.
Diafragma bij ISO-instelling van: Bereik
100 125 160 200 250 320 400 500 640 800 1000 1250 1600 m
1,4 1,6 1,8 2 2,2 2,5 2,8 3,2 3,5 4 4,5 5 5,6 1,0–7,5
2 2,2 2,5 2,8 3,2 3,5 4 4,5 5 5,6 6,3 7,1 8 0,7–5,4
2,8 3,2 3,5 4 4,5 5 5,6 6,3 7,1 8 9 10 11 0,6–3,8
4 4,5 5 5,6 6,3 7,1 8 9 10 11 13 14 16 0,6–2,7
5,6 6,3 7,1 8 9 10 11 13 14 16 18 20 22 0,6–1,9
8910 11 13 14 16 18 20 22 25 29 32 0,6–1,4
11 13 14 16 18 20 22 25 29 32 0,6–0,9
16 18 20 22 25 29 32 0,6–0,7
Bij geprogrammeerd automatisch wordt het grootste diafragma (kleinste f/-ge-
tal) bepaald door de ISO-gevoeligheid, zoals hieronder weergegeven:
Grootste diafragma bij ISO-instelling op:
100 125 160 200 250 320 400 500 640 800 1000 1250 1600
2,8 3 3,2 3,3 3,5 3,8 4 4,2 4,5 4,8 5 5,3 5,6
Voor elke gevoeligheidsverhoging van een stop (bijvoorbeeld van 200 naar 400),
wordt het diafragma een halve f/-stop verlaagd. Als het grootste diafragma van
het objectief kleiner is dan hierboven vermeld, dan is de hoogste diafragmawaar-
de gelijk aan het grootste diafragma van het objectief.
Technische gegevens—Bijlage
201
Objectieven die kunnen worden gebruikt met de ingebouwde fl itser
De ingebouwde fl itser kan worden gebruikt in combinatie met ieder CPU-objec-
tief met een brandpuntsafstand van 18 tot 300 mm. Denk eraan dat de fl itser mo-
gelijk niet het gehele onderwerp uitlicht als de volgende objectieven niet wor-
den gebruikt op of boven de minimum grenzen die hieronder staan vermeld.
Objectief Zoomstand Minimum bereik
AF-S DX ED 12–24 mm f/4G
18 mm 1,5 m
20 mm 1,0 m
AF-S ED 17–35 mm f/2.8D 24 mm 1,0 m
AF-S DX IF ED 17–55 mm f/2.8G 24 mm 1,0 m
AF ED 18–35 mm f/3.5–4.5D 18 mm 1,5 m
AF-S DX VR ED 18–200 mm f/3.5–5.6G 18 mm 1,0 m
AF 20–35 mm f/2.8D 20 mm 1,0 m
AF-S ED 28–70 mm f/2.8D
28 mm 1,5 m
35 mm 1,0 m.
AF Zoom Micro Nikkor ED 70–180 mm f/4.5–5.6D 70 mm 1,0 m
De ingebouwde fl itser kan ook worden gebruikt met Ai-S, Ai en Ai-gemodifi ceerde niet-
CPU objectieven met brandpuntsstanden van 18–200 mm. Voor de volgende objectieven
gelden beperkingen:
AI 50–300 mm f/4.5, AI-gemodifi ceerd 50–300 mm f/4.5 en AI-S ED 50–300 mm f/4.5: te
gebruiken op 135 mm en meer
• Ai ED 50–300 mm f/4.5: te gebruiken op 105 mm en meer
Technische gegevens—Bijlage
202
Ondersteunde standaards
DCF Versie 2.0: Design Rule for Camera File System (DCF) is een standaard die breed
wordt toegepast in de digitale camera-industrie voor compatibiliteit tussen ver-
schillende camerafabrikaten.
DPOF: Digital Print Order Format (DPOF) is een industriestandaard die het moge-
lijk maakt fotos af te drukken op basis van een printopdracht die is opgeslagen
op de geheugenkaart.
Exif versie 2.21: De D200 ondersteunt Exif (Exchangeable Image File Format for
Digital Still Cameras) versie 2.21, een standaard waarmee bij fotos opgeslagen in-
formatie kan worden gebruikt voor optimale kleurreproductie wanneer beelden
worden afgedrukt op printers die aan Exif voldoen.
PictBridge: een standaard die werd ontwikkeld in samenwerking met de digitale
camera- en printerindustrie, die het mogelijk maakt fotos rechtstreeks op een
printer te laten printen, zonder de tussenkomst van een computer.
Technische gegevens—Bijlage
203
Specifi caties
Type Digitale spiegelrefl excamera met verwisselbaar objectief
CCD 23,6 × 15,8 mm; totaal aantal pixels: 10,92 miljoen
Beeldformaat (pixels) 3872 × 2592 (Groot)
E ectieve pixels 10,2 miljoen
Objectiefvatting Nikon F-objectiefvatting (met AF-koppeling en AF-contacten)
Compatibele objectieven
*
Type G of D AF Nikkor Alle functies beschikbaar
Overige AF Nikkor†
Alle functies worden ondersteund, behalve 3D-kleurenmatrixme-
ting II
Micro Nikkor 85 mm f/2.8D Alle functies beschikbaar, behalve autofocus en bepaalde be-
lichtingsstanden
AI-P Nikkor Alle functies worden ondersteund, behalve 3D-kleurenmatrix-
meting II en autofocus
Niet-CPU Kan worden gebruikt in belichtingsstanden A en M. Elektro-
nische afstandsmeter kan worden gebruikt als het grootste
diafragma f/5.6 of groter is. Kleurenmatrixmeting, i-DDL uitge-
balanceerde invulfl its voor digitale refl excameras en weergave
van de diafragmawaarde zijn beschikbaar als de gebruiker ob-
jectiefgegevens verschaft.
Beeldhoek Equivalent in kleinbeeldformaat is ongeveer 1,5 keer de brand-
puntafstand van objectief
Zoeker
Oogsterktecorrectie –2,0 – +1,0 m
–1
Matglas Type B BriteView helder matglas Mark II met weergave van
scherpstelpunten en oproepbare rasterlijnen
Oogafstand 19,5 mm (–1,0 m
–1
)
Dekking Ongeveer 95% van het objectief (verticaal en horizontaal)
Vergroting Ongeveer 0,94× (50-mm objectief op oneindig; –1,0 m
–1
)
Vast optisch pentaprisma op ooghoogte
* IX Nikkor objectieven kunnen niet worden gebruikt. Exclusief objectieven voor F3AF
Re exspiegel Snel terugkerend
Diafragma Direct terugkerend, met scherptedieptecontrole
Selectie scherpstelstand Normaal: 11 velden, u kunt één veld of een groep selecteren
Breed: scherpstelveld kan gekozen worden uit 7 velden
Objectiefscherpstelling Directe enkelvoudige servo AF (S); continue AF (C); handmatig
(M); anticiperende meevolgende scherpstelling wordt automa-
tisch geactiveerd in overeenstemming met de onderwerpsta-
tus in continue AF
• 2896 × 1944 (Middel)
1936 × 1296 (Klein)
Technische gegevens—Specifi caties
204
Autofocus
Detectiebereik –1 – +19 LW (ISO 100 bij 20 °C)
AF-veld stand Enkelvelds AF, dynamische AF, groep dynamische AF, dynami-
sche AF met prioriteit dichtstbijzijnde onderwerp
Scherpstelvergrendeling De scherpstelling kan worden vergrendeld door de ontspan-
knop half in te drukken (enkelvoudige servo AF) of door op de
knop AE-L/AF-L te drukken
DDL-fasedetectie door Nikon Multi-CAM1000 autofocussensor-
module
Belichting
Lichtmeting Belichtingsmeting door de lens (DDL) met drie standen
Matrix 3D-kleurenmatrixmeting II (objectieven van type G en D);
kleurenmatrixmeting II (overige CPU-objectieven); kleurenma-
trixmeting beschikbaar voor niet- CPU objectieven als de ge-
bruiker objectiefgegevens verschaft; meting wordt uitgevoerd
door RGB-sensor met 1005 pixels
Centrumgericht Gewicht van 75% wordt gegeven aan een cirkel van 6, 8, 10 of
13 mm in het midden van het beeld
Spot Meet cirkel van 3 mm (ongeveer 2% van het beeld) gecentreerd
op actieve scherpstelveld (op centrale scherpstelveld als een
niet-CPU objectief wordt gebruikt)
Bereik (ISO 100-equivalent,
f/1,4 objectief, 20 °C
0 – 20 LW (3D-kleurenmatrix- of centrumgerichte meting)
2 – 20 LW (spotmeting)
Lichtmeterkoppeling Gecombineerd CPU en AI
Belichtingsregeling
Belichtingsmethode Geprogrammeerd automatisch met fl exibel programma; slui-
tertijdvoorkeuze; diafragmavoorkeuze; handmatig
Belichtingscorrectie –5 – +5 LW in stappen van /, / of 1 LW
Bracketing Belichtings- en/of fl itsbracketing (2–9 opnamen in stappen van
/, /, / of 1 LW)
Belichtingsvergrendeling Lichtsterkte wordt bij gemeten waarde vergrendeld met knop
AE-L/AF-L
Sluiter
Sluitertijd 30 / sec in stappen van /, / 1 LW, bulb
Elektronisch gestuurde verticaal bewegende spleetsluiter
ISO-gevoeligheid (Recom-
mended Exposure Index)
100– 1600 in stappen van /, / of 1 LW met aanvullende instellingen
tot maximaal 1 LW boven 1600; automatische versterking tot 1600
Witbalans
Bracketing 2–9 opnamen met stappen van 1, 2 of 3
Automatisch (DDL-witbalans met RGB-sensor met 1.005 pixels),
zes handmatige standen met fi jnafregeling, instelling kleurtem-
peratuur en vooraf ingestelde witbalans
Technische gegevens—Specifi caties
205
Opslag
Media Type I en II CompactFlash-geheugenkaarten; Microdrives
Bestandssysteem Voldoet aan Design Rule for Camera Fystem (DCF) 2.0 en Digital
Print Order Format (DPOF)
Compressie NEF (RAW): gecomprimeerd 12-bits
JPEG: JPEG-baseline-compliant
Ingebouwde  itser
Richtgetal
(m bij ISO 100 en 20 °C)
Circa 12 (handmatig 13)
Handmatig uitklappen met ontgrendelingsknop
Flitser
Synchronisatiecontact Alleen X-contact; fl itssynchronisatie bij maximaal
1
/
250 sec
Flitssynchronisatiestanden Synchronisatie eerste gordijn (normaal), langzame synchroni-
satie, synchronisatie tweede gordijn, rode-ogen-reductie, rode-
ogenreductie met langzame synchronisatie
Flitsgereed-aanduiding Brandt als fl itser uit de SB-reeks, zoals 800, 600, 80DX, 28DX,
50DX, 28, 27 of 22s volledig is opgeladen, knippert 3 sec nadat
de fl itser op volle sterkte heeft gefl itst
Flitssturing
DDL DDL-fl itssturing door RGB-sensor met 1005 pixels
SB-800, 600: i-DDL uitgebalanceerde invulfl its voor digitale re-
excamera en standaard i-DDL-fl its voor digitale refl excamera
Automatisch diafragma Beschikbaar met SB-800 met CPU-objectief
Niet-DDL automatisch Beschikbaar met Speedlights als SB-800, 80DX, 28DX, 28, 27 en
22s
Afstandsprioriteit handmatig
Beschikbaar met SB-800
Flitscorrectie – 3 – +1 LW in stappen van / of ½ LW
Nikon Creatief Verlichtings-
systeem
Bij gebruik van de SB-800, SB-600 en R200 wordt ondersteuning
geboden van geavanceerde draadloze verlichting (de SB-600
en R200 ondersteunen dit alleen bij gebruik als externe fl itser),
automatische snelle FP-synchronisatie, informatie over fl itslicht-
kleur, instellicht en FV-vergrendeling
Accessoireschoentje Standaard ISO fl itsschoencontact met veiligheidsvergrendeling
Zelfontspanner
Elektronisch gestuurde zelfontspanner met een duur van 2 – 20 sec
Visuele scherptediepte-
controle
Als een CPU-objectief is aangebracht, kan het diafragma wor-
den ingesteld op een waarde die is geselecteerd door de ge-
bruiker (standen A en M) of op een waarde die camera heeft
geselecteerd (standen P en S)
Monitor 2,5 inch low-temperature polysilicon TFT-LCD met 230.000
pixels en instelbare helderheid
Video-uitgang Keuze uit NTSC en PAL
Technische gegevens—Specifi caties
206
Externe interface USB 2.0 Hi-Speed
Statiefaansluiting ¼ inch (ISO)
Stroombron Eén oplaadbare Nikon EN-EL3e Li-ion batterij; oplaadvoltage
(MH-18a snellader): 7,4 V gelijkstroom
• MB-D200 battery pack (apart verkrijgbaar) met een of twee
oplaadbare Nikon EN-EL3e Li-ion batterijen of zes AA LR6 al-
kaline, HR-6 NiMH, FR-6 lithium of ZR6 nikkel-mangaan bat-
terijen
EH-6 lichtnetadapter (apart verkrijgbaar)
Afmetingen (B × H × D) Circa 147 × 113 × 74 mm
Gewicht Circa 830 g zonder batterij, geheugenkaart, bodydop of be-
schermkapje voor LCD-monitor
Werkomgeving
Temperatuur 0 – +40 °C
Vochtigheid Minder dan 85 % (geen condensatie)
• Tenzij anders vermeld, hebben alle getallen betrekking op een camera met een volledig
opgeladen batterij bij een omgevingstemperatuur van 20 °C.
Nikon behoudt zich het recht voor de specifi caties van de hardware en software die in
deze handleiding wordt beschreven op enig moment zonder voorafgaande aankondi-
ging te wijzigen. Nikon kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die kan voort-
vloeien uit fouten die deze handleiding mogelijk bevat.
Firmware-upgrades Gebruiker kan upgrade op fi rmware uitvoeren
Beschikbare talen Chinees (Vereenvoudigd en Traditioneel), Nederlands, Engels,
Frans, Duits, Italiaans, Japans, Koreaans, Portugees, Russisch,
Spaans, Zweeds
MH-18a snellader
Nominaal ingangsvermogen Wisselstroom 100–240 V, 50/60 Hz
Gewicht Circa 80 g, zonder netsnoer.
Nominale output Gelijkstroom 8,4 V/900 mA
Ondersteunde batterijen EN-EL3e oplaadbare Li-ion batterijen
Laadtijd Circa 135 minuten
Bedrijfstemperatuur 0 – +40 °C
Afmetingen (B × H × D) Circa 90 × 35 × 58 mm
Snoerlengte Circa 1800 mm
Technische gegevens—Specifi caties
207
EN-EL3e oplaadbare Li-ion-batterij
Type Oplaadbare lithium-ionbatterij
Gewicht Circa 80 g, zonder afdekkapje contactpunten
Nominale capaciteit 7,4 V/1500 mAh
Afmetingen (B x H x D) Circa 39,5 × 56 × 21 mm
Levensduur batterij
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt met een volledig opgeladen EN-EL3e bat-
terij (1500 mAh) is afhankelijk van de toestand van de batterijen, van de temperatuur en
van de manier waarop de camera wordt gebruikt. De volgende metingen zijn verricht bij
een temperatuur van 20°C.
Voorbeeld 1: 1800 opnamen
Zoom Nikkor AF-S VR 70–200mm f/2.8G IF ED objectief (VR uitgeschakeld); continu-opna-
mestand; continue servo autofocus; beeldkwaliteit: JPEG Basis; beeldgrootte: M; sluitertijd
van / sec; de ontspanknop wordt gedurende drie seconden half ingedrukt; voor elke
opname wordt driemaal scherpgesteld van oneindig tot minimaal; na zes opnamen wordt
de monitor gedurende vijf seconden ingeschakeld en vervolgens weer uitgezet; dit wordt
herhaald nadat de lichtmeters zijn uitgeschakeld.
Voorbeeld 2: 340 opnamen
Zoom Nikkor AF-S VR 24–120mm f/3.5–5.6G IF ED objectief (VR uitgeschakeld); enkelvou-
dige opnamestand; enkelvoudige servo autofocus; beeldkwaliteit: JPEG Normaal; beeld-
grootte: L; sluitertijd van / sec; de ontspanknop wordt gedurende vijf seconden half
ingedrukt; voor elke opname wordt eenmaal scherpgesteld van oneindig tot minimaal; in-
gebouwde fl itser fl itst elke tweede opname met vol vermogen; AF-hulpverlichting brandt
als de fl itser wordt gebruikt; dit wordt herhaald nadat de lichtmeters zijn uitgeschakeld; de
camera wordt om de tien opnamen één minuut uitgeschakeld.
De levensduur van de batterij kan door de volgende oorzaken worden verminderd:
• Het gebruik van de LCD-monitor
• De ontspanknop half ingedrukt houden
• Herhaaldelijk automatisch scherpstellen
• NEF (RAW) foto’s maken
• Lange sluitertijden
U kunt als volgt voor maximale batterijprestaties zorgen:
• Houd de batterijcontacten schoon. Vuile contacten kunnen de prestaties van de batterij
verminderen.
Gebruik EN-EL3e batterijen onmiddellijk nadat ze zijn opgeladen. Batterijen lopen leeg als
ze niet worden gebruikt.
Het batterijniveau dat door de camera wordt weergegeven kan door temperatuurschom-
melingen variëren.
Technische gegevens—Specifi caties
208
Technische gegevens—Index
Index
Menu’s
WEERGAVEMENU, 133–142
Wissen, 133–134
Terugspeelmap, 135
Diashow, 135–136
Beeld verbergen, 137–138
Printopdracht, 139–140
Weergavestand, 141
Beeld terugspelen, 141
Na verwijderen, 142
Draai portret, 142
OPNAMEMENU, 124–132
Geh.bank opnamemenu,
125–126
Opn. menu terugzetten
,
127
Mappen, 128
Naamgeving bestanden
, 129
Beeld optimaliseren, 45–49
Kleurruimte, 50
Beeldkwaliteit, 28–29
Beeldformaat, 32
JPEG compressie, 30
RAW compressie, 31
Witbalans, 35–42
Ruisonderdrukking, 131
Hoge ISO ruisond., 131
ISO-gevoeligheid, 33–34
Beeld-op-beeld, 84–85
Meervoudige belicht
.,
86–88
Intervalopnamen, 89–92
Niet-CPU objectief, 93–95
PERSOONLIJKE INST. MENU
, 143–172
C: Selecteer geh. bank, 146
R: Menu terugzetten, 147
a1: AF-C prioriteit, 148
a2: AF-S prioriteit, 148
a3: Scherpstelzones, 148
a4: Groep dyn. AF, 149–150
a5: Lock-On, 150
a6: AF activering, 151
a7: AF-veld verlichting, 151
a8: Scherpstelveld, 151
a9: AF-hulplich, 152
a10: AF-ON van MB-D200,
152
b1: ISO Auto, 152–153
b2: ISO stapgrootte, 154
b3: LW stapgrootte, 154
b4:
Bel. corr./Fijnafstem.
, 154
b5: Belicht. correctie, 155
b6: Centrumgericht Ø, 155
b7: Fijnafst.belichting, 156
c1: AE-vergrendeling, 156
c2: AE-L / AF-L, 156
c3: Meter uit, 157
c4: Zelfontspanner, 157
c5: Monitor uit, 157
d1: Signaal, 158
d2: Rasterweergave, 158
d3:
Zoekerwaarschuwing
, 158
d4: Opnamesnelheid, 158
d5: Spiegel voorontsp., 158
d6: Opeenvolg. nummering,
159
d7: Verlichting, 159
d8: MB-D200 Batterijen, 160
e1: Flitssync. snelheid, 160
e2: Sluitertijd fl itsen, 161
e3:
Ingebouwde fl itser
, 161–166
e4: Instellicht, 166
e5: Auto BKT selectie, 166
e6: M-stand bracketing, 167
e7: Auto BKT volgorde, 167
e8: Auto BKT selectie, 167
f1: Centrale knop, 168
f2: Multi-selector, 169
f3: Foto-info/Bladeren, 169
f4: FUNC. knop, 170
f5: Instelschijven, 170–171
f6: Knoppen en schijven, 172
f7: Geen geheugenkrt?, 172
SETUP MENU, 115–123
Formatteren, 116
LCD helderheid, 116
Spiegel omhoog, 117
Videostand, 117
Wereldtijd, 12–13
Taal (LANG),, 12, 118
Bld commentaar, 118
Autom. beeldrotatie, 119
Recente instellingen
, 119–120
USB, 121
Stof referentiefoto, 121–122
Batterij informatie, 123
Firmware versie, 123
Symbolen
3D-kleurenmatrixmeting II. Zie
Lichtmeting
A
AF-hulpverlichting, 58–59, 152
AF-veld stand, 54
Anticiperende meevolgende
scherpstelling, 52
Auto FP snelle synchronisatie,
77, 160, 178
Automatische scherpstelling, 51,
54, 148–152
continue servo, 51
enkelvelds-AF, 54
enkelvoudige AF-stand, 51
meevolgende scherpstelling,
51, 52
B
Backlight, LCD-venster, 5, 159
BASIS. Zie Beeldkwaliteit
Batterij,
levensduur, 207
opslag, ii–iii, 188
plaatsen, 10–11
Beeldformaat, 32
Beeldkwaliteit, 28–31
Beeldsensor, 28, 185, 187
Belichtingsbracketing, 73–75,
166, 198–199
Belichtingscorrectie, 72, 154, 155
Belichtingsstand, 62–69
diafragmavoorkeuze, 66–67
geprogrammeerd automa-
tisch, 63
handmatig, 68–69
sluitertijdvoorkeuze, 64–65
Belichtingsvergrendeling, auto-
matische, 70
Bestandsnummering, opeenvol-
gende, 159
Beveiligen van foto’s, 104
Bracketing, 43–44, 73–75,
166–167, 198–199. Zie ook Be-
lichtingsbracketing; Witbalans,
bracketing
Brandvlakteken, 3, 60
Bulb. Zie Tijdopnamen
209
Technische gegevens—Index
C
C. Zie Automatische scherpstel-
ling, continue servo
Camera Control, 107, 121
C
H. Zie Opnamestand
CL. Zie Opnamestand
CompactFlash. Zie Geheugen-
kaart
Compressie. Zie Beeldkwaliteit
Computer, 107–109
Continu opnamestand, 26–27
Contrast. Zie
OPNAMEMENU,
Beeld optimaliseren
CPU-objectieven, 61, 62, 63,
174–175
Creatief Verlichtingssysteem,
160, 166, 170, 177–179
D
DCF versie 2.0. Zie Design rule
for Camera File system
Design rule for Camera File
system, 135, 202
Diafragma, 62–69
instellen, 66–67
maximum, 61, 67, 69, 93–95, 195
minimum, 8, 68, 122, 192, 195
niet-CPU-objectieven, 61, 63,
65, 67, 69, 93–95
weergave waarde, 5, 6
Digital Print Order Format, 113,
139, 202
DPOF. Zie Digital Print Order
Format
Draadloze verlichting, geavan-
ceerde, 163, 177, 178
E
Elektronische afstandsmeter, 60
Elektronische analoge belich-
tingsaanduiding, 69, 72
Enkelbeeld. Zie Opnamestand
Enkelbeeldweergave, 22, 98
Exif versie 2.21, 50, 139, 202
F
FIJN. Zie Beeldkwaliteit
Flexibel programma, 63. Zie ook
Belichtingsstand, geprogram-
meerd automatisch
Flitser, 76–80. Zie ook Speedlight
bracketing, 73–75
Flitsgereed-aanduiding, 78–79,
83
Flitskleurinformatie, communica-
tie van, 177, 178
Flitssynchronisatiestand, 77
Formaat. Zie Beeldformaat
Foto-informatie, 99–101
FV-vergrendeling, 81–82, 170
G
Geheugenbuff er, 26, 27
Geheugenkaart, 14–15
capaciteit van, 196
formatteren, 14, 116
goedgekeurd, 183
Gevoeligheid Zie ISO-gevoelig-
heid
GPS, 96
gegevens, 99–100
Groep dynamische AF. Zie AF-
veld stand
H
Handmatige scherpstelling,
51, 60
Helderheid. Zie Monitor, helder-
heid van
Histogram, 99–101, 141
RGB, 100, 141
I
i-DDL-fl itssturing, 76, 78, 178
ISO Auto, 152–153
ISO-gevoeligheid, 18, 33–34
J
JPEG, 28–29, 30
K
Kleurtemperatuur. Zie Witbalans
Klok/kalender, 117
L
L. Zie Beeldformaat
Laagdoorlaatfi lter, 185–186
LCD-monitor, 4, 9, 22, 184, 188
beschermkapje, 9, 188
helderheid van, 116
uit, 157
Lichtmeters, 16, 157. Zie ook
Meter uit
Lichtmeting, 61
3D-kleurenmatrix, 61, 156
centrumgericht, 61, 155, 156
kleurenmatrix, 61, 156
spot, 61 ,156
M
M. Zie Belichtingsstand, hand-
matig; Handmatige scherpstel-
ling; Beeldformaat
Mappen, 128, 135
Matglas, 7
Meter uit, 16, 157
Microdrive. Zie Geheugenkaart
Miniatuurweergave, 102
Monochroom. Zie Zwart-wit
M
UP. Zie Opnamestand
N
NEF, 28–29, 31
Nikon Capture 4, 39, 47, 107–
109, 110, 118, 121, 122, 182
NORMAAL. Zie Beeldkwaliteit
O
Objectief, 1, 8, 58, 93–95,
174–176, 184
aanbrengen, 8
compatibel, 174–176
CPU, 1, 61, 62, 174, 176
niet-CPU, 93–95, 132, 174–175
type D, 18, 176
type G, 18, 176
Onscherpte verminderen, 26, 77,
83. Zie ook Spiegel vooront-
spanningsstand; Spiegel
opklappen
Oogsterkte, 16, 181
Opnamemenu, 124–132
banken, 125–126
Opnamestand, 26–27
P
Persoonlijke instellingen,
143–172
menubanken, 146
standaardwaarden, 147
PictBridge. Zie Printen van foto’s
Picture Transfer Protocol. Zie PTP
PRE. Zie Witbalans, preset
Printen van fotos, 110–114. Zie
ook Digital Print Order Format
210
Technische gegevens—Index
Prioriteit dichtstbijzijnde onder-
werp. Zie AF-veld stand
PTP, 107, 108–109, 110, 111, 121
R
RAW, 28–29, 31. Zie ook Beeld-
kwaliteit; NEF
Recommended Exposure Index.
Zie ISO-gevoeligheid
Reset met twee knoppen, 97
Rode-ogenreductie, 77, 78–79,
178
Ruis, 34
onderdrukking, 131
hoge gevoeligheid, 34, 131
lange sluitertijd, 65, 68, 131
S
S. Zie Automatische scherpstel-
ling, enkelvoudige AF; Belich-
tingsstand, sluitertijdvoorkeuze;
Opnamestand
Scherpstelling. Zie automatische
scherpstelling; scherpstelstand;
handmatige scherpstelling
Scherpstelstand, 51–52
Scherpstelveld (scherpstelpun-
ten), 18, 53, 54, 55–56, 141, 148,
149–150, 151
Scherpstelvergrendeling, 20,
56–57
Scherpstelzone, 55–56
Scherptedieptecontrole, 62
Setup menu, 115–123
Sluitertijd, 62–69
en fl itssynchronisatie, 77,
78–79, 160, 161
Software, 50, 107, 110, 182
Speedlight, 163–166, 177–180.
Zie ook compatibele fl itser
Spiegel omhoog. Zie Opna-
mestand
Spiegel voorontspannings-
stand, 158
sRGB. Zie
OPNAMEMENU, Kleur-
ruimte
Stofverwijdering, 121–122
T
Televisie, 106, 117
Tijd. Zie SET UP, Wereldtijd
Tijdopnamen, 68, 131
Tijdopnamen. Zie Tijdopnamen
Tijdzone. Zie SET UP,
Wereldtijd
U
USB, 107, 108–109, 110, 111, 121.
Zie ook computer
V
Verlichting. Zie Backlight, LCD-
venster
Video uitgang, 2, 106
Videoapparaat, 106, 117
W
Weergave hoge lichten, 99–101,
141
Weergave, 22, 98–105
Weergavemenu, 133–142
Wissen, 22, 102, 105, 119–120,
133–134, 142. Zie ook Geheu-
genkaart, formatteren
alle fotos, 134
enkelbeeldweergave, 22, 105
geselecteerde foto’s, 134
weergavemenu, 133–134
Witbalans, 18, 35–44, 166, 197
bracketing, 43–44, 166, 197
jnafstemming, 37
kleurtemperatuur, 38
preset, 39–42
Z
Zelf op de foto komen. Zie
Zelfontspanner
Zelfontspanner, 26, 83
Zoeker, 6–7, 16
scherpstelling. Zie Oogsterkte
Zomertijd, 13
Zwart-wit, 6, 45
Gedrukt in België
6MBA511F-04
Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen, in
welke vorm ook, volledig of gedeeltelijk, zonder de
schriftelijke toestemming van NIKON CORPORATION
(met uitzondering van korte citaten in artikels of
besprekingen).
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210

Nikon D200 Handleiding

Type
Handleiding