Magnat EDITION MONO de handleiding

Categorie
Audio versterkers
Type
de handleiding
15
NL
Geachte MAGNAT - klant,
met uw nieuwe car hifi eindversterker EDITION MONO kunt u op soevereine wijze beantwoorden aan uw hoge
eisen aan de klankweergave in de auto. De EDITION MONO biedt nieuwe kwaliteiten op het gebied van car
hifi-weergave in de auto; door de indrukwekkende capaciteitsreserve voor lage bassen, de lage
vervormingsfactor of de neutrale weergave. De versterker wordt gekenmerkt door een lage driverstroom, snelle
schakeling en een uitmuntende thermische stabiliteit. Beleef hoe dit high tech apparaat op perfecte wijze een
groots klankgevoel verleent. Daarmee wensen wij u veel genoegen.
Lees de montageaanwijzing a.u.b. volledig door voordat u met de montage van de versterker begint en
voordat u deze in bedrijf neemt.
1. TECHNISCHE GEGEVENS EDITION MONO
Max. uitgangsvermogen (1 kHz sinus burst 2:8, B+=14,4V) 800 W aan 4 ohm
Nominaal uitgangsvermogen (DIN 45 324, B+=14,4V) 225 W aan 4 ohm
Max. uitgangsvermogen (1 kHz sinus burst 2:8, B+=14,4V) 1400 W aan 2 ohm
Nominaal uitgangsvermogen (DIN 45 324, B+=14,4V) 350 W aan 2 ohm
Luidsprekerimpedantie 2 – 8 ohm
Frequentiekarakteristiek 5 – 300 Hz (-3 dB)
Totale vervormingsfactor (DIN 45 403) < 0,08 % (1 kHz)
Ruisspanningsafstand (IEC A) > 100 dB
Ingangsgevoeligheid LOW LEVEL INPUT 0,4 – 4 V
Ingangsimpedantie LOW LEVEL INPUT 20 k ohm
Laagdoorlaatfilter 40 – 300 Hz, 12 dB per octaaf
Subsonic-filter 10 – 40 Hz, 12 dB per octaaf
Bas boost 0...12 dB bij 45 Hz
Voeding +12 V (10 – 15 V), min aan massa
Zekering 2 x 25 A
Afmetingen (B x H x D) 345 x 57 x 236 mm
Gewicht 3,1 kg
TECHNISCHE WIJZIGINGEN VOORBEHOUDEN
2. BIJZONDERHEDEN
· Complementaire balanseindtrap
· Stabiel op 2 Ohm
· Laagdoorlaat-(subwoofer-) en subsonic-filters met traploos instelbare scheidingsfrequenties
· Traploos regelbare bascorrectie
· Instelbare ingangsgevoeligheid
· Elektronische contactverbreker tegen kortsluiting, gelijkspannings-offset en boventemperatuur
· Mute-schakeling ter onderdrukking schakelklikken
· Laagniveau-uitgangen (cinch voetjes) voor de aansluiting van extra versterkers
· Bedrijfsindicatie (groene LED) en overbelastingsindicatie (rode LED)
· Afstandsbediening voor de volumeregeling
3. BELANGRIJKE INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE
· Dit apparaat is uitsluitend geschikt voor de aansluiting op een 12 volt systeem met negatieve massa.
· De warmte die wordt afgegeven bij de krachtafgifte vereist een plaat van montage met voldoende
luchtcirculatie. Het is van groot belang dat de koelribben van de warmteafleider niet tegen een plaat of een
oppervlak aanliggen waardoor de luchtcirculatie negatief zou kunnen worden beïnvloed. De versterker mag
niet in kleine of ongeventileerde ruimten (bv. holte voor het reservewiel of onder de vloerbedekking van
de auto) worden geïnstalleerd. De montage in de kofferbak verdient aanbeveling.
· Monteer de versterker dusdanig dat hij verreweg is beveiligd tegen schokken, vuil en stof.
16
NL
· Let er op dat de in-/uitvoersnoeren ver genoeg van de stroomtoevoerkabels verwijderd zijn omdat er anders
gevaar bestaat voor stoorinstraling.
· Let er op dat de zekering en de bedieningselementen na de montage toegankelijk zijn.
· Het vermogen en de betrouwbaarheid van de installatie is afhankelijk van de kwaliteit van de montage.
Laat de montage bij voorkeur door een vakbedrijf doorvoeren. Dat geldt vooral voor een installatie met
verschillende luidsprekers of voor een complex meerwegsysteem.
4. AANSLUITINGEN
4.1 STROOMVOORZIENING EN AUTOMATISCHE INSCHAKELING
Belangrijke aanwijzing: scheid voordat u met de installatie begint de plusklem van de motoraccu. Zo
voorkomt u kortsluiting.
De elektrische leidingen die over het algemeen voor auto’s worden toegepast in boordnetten zijn niet voldoende
voor de behoefte van een eindversterker. Let er op dat de elektrische leidingen naar GND en naar +12 V klem
voldoende gemissioneerd zijn. Voor de verbinding van de accu naar de stroomklemmen van de versterker dient
een kabeldoorsnede van ten minste 10 mm² te worden gebruikt.
Maak eerst de verbinding tussen de GND-klem en de versterker en de minpool en de accu. Een goede
verbinding is van groot belang. Verwijder vuil zorgvuldig van het aansluitingspunt van de accu. Een losse
aansluiting kan storing, storend geluid of vervorming veroorzaken.
De versterkeraansluiting +12 V wordt nu met een stroomkabel met geïntegreerde zekering met de plus-pool
van de accu verbonden. De zekering moet zich in de buurt van de accu bevinden, de kabel van de pluspool
van de accu naar de zekering mag uit veiligheidsoverwegingen niet langer zijn dan max. 60 cm. Plaats de
zekering pas na afloop van alle installatiewerkzaamheden inclusief luidsprekeraansluitingen.
Sluit nu de afstandsbedieningsleiding van de car hifi receiver aan op de besturingsbus REM van de versterker.
Voor de verbinding tussen de REMOTE-aansluiting van de versterker en het bedieningsapparaat is een kabel
met een dwarsdoorsnede van 0,75 mm² voldoende.
4.2 AUDIOKABEL
Bij installatie van de audiokabel tussen de cinchuitgang van de autoradio en de cinchingang van de versterker
in de auto dient er zo mogelijk voor gezorgd te worden dat de audiokabel en de voedingskabel niet aan dezelfde
kant van de auto worden gelegd. Het verdient de voorkeur de kabels ruimtelijk gescheiden te installeren, d.w.z.
de stroomkabel in de linkerkabelschacht en de audiokabel in de rechterkabelschacht of omgekeerd. Hierdoor
wordt beïnvloeding van het audiosignaal door stroomstoringen voorkomen.
Dit geldt eveneens voor de verbindingskabel van de afstandsbediening voor de volumeregeling. Deze kabel
mag niet aan de kant van de stroomvoorzieningsleidingen gelegd worden, maar samen met de audiokabel.
4.3 LUIDSPREKERAANSLUITINGEN
· De kleinste afsluitweerstand is 2 Ohm
· Sluit de luidspreker minklemmen nooit aan op het chassis van het voertuig.
· Verbind de +12 V voedingsspanning nooit met een luidsprekeruitgang. Hierdoor wordt de
versterkeruitgangstrap verwoest.
Indien de versterker met lagere afsluitwaarden of zoals boven beschreven fout wordt bedreven, kan
hierdoor de versterker zelf en de luidspreker worden beschadigd. In dit geval vervalt de garantie.
17
NL
5. BEDIENINGSELEMENTEN EN IN-/UITGANGEN
5.1 INSTELLING VAN DE INGANGSGEVOELIGHEID
De ingangsgevoeligheid kan aan elke autoradio of cassettedeck worden aangepast. Draai de volumeregelaar
van uw radio op gemiddeld volume en stel dan de ingangsniveauregelaar (2) dusdanig in, dat er een gemiddelde
geluidssterkte hoorbaar is. Bij deze instelling zijn over het algemeen voldoende capaciteitsreserves bij een
optimale ruisspanningsafstand gegarandeerd.
ATTENTIE: harde testsignalen slechts kortstondig weergeven om schade van de luidspreker te vermijden.
5.2 LAAGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE
Stel met de regelaar (4) de gewenste kantelfrequentie in. Met deze instelling kan de filter worden aangepast
aan de betreffende laagweergever. De hoge flanksteilheid van de filter zorgt voor een exacte daling van
gemiddelde en hoge frequentiebereiken.
5.3 SUBSONIC-FILTER
Met behulp van de subsonic-functie wordt een verlaging van de laagste basfrequenties bereikt. De sterkte van
de verlaging kan met de regelaar (3) traploos ingesteld worden. Hiermee kunnen vervormingen door een te
grote membraanslag bij luidsprekers effectief tot een minimum worden beperkt, zonder het bruikbare lagetonen-
niveau te reduceren.
5.4 BAS-BOOST
Met behulp van de bas-boost-functie (5) wordt een opduw of correctie van de onderste basfrequenties bereikt.
5.5 AFSTANDSBEDIENING VOOR VOLUMEREGELING
Het volume kan bovendien geregeld worden met de meegeleverde afstandsbediening. Bij de montage moet
erop gelet worden, dat de leiding naar de afstandsbediening niet aan dezelfde kant van het voertuig gelegd
wordt als de stroomvoorziening van de versterker. De afstandsbediening moet op het dashboard of op een
gemakkelijk toegankelijke plek gemonteerd worden. Nu kan men het volume van de subwoofer onafhankelijk
van de instellingen op de autoradio instellen.
5.6 UITGANGEN VOOR DE AANSLUITING VAN EXTRA VERSTERKERS
Het ingangssignaal van de INPUT aansluitingen L en R (1) wordt direct doorgegeven aan de uitgangen
OUTPUT (6) L en R. De OUTPUT aansluitingen maken de aansluiting van extra versterkers zonder extra T-
stukken en kabel mogelijk.
AFBEELDING 1 STROOMVOORZIENING- / AFSTANDSBEDIENINGSAANSLUITINGEN
(1) Aansluitklem GND voor de massa, naar de minpool van de accu
(2) Aansluitklem REM voor afstandsbediening
(3) Aansluitklem voor +12 V accuspanning
(4) Accu
(5) Kabelzekering
(6) Voor de aansluiting voor de automatische antenne van uw autoradio
Als uw autoradio niet is voorzien van een aansluiting voor de automatische antenne, wordt deze kabel met
de plus-pool (+) aangesloten op het contactslot. In dit geval dient er een in-/uitschakelaar tussen te worden
geschakeld. Let er op dat deze schakelaar uitgeschakeld wordt als de versterker niet wordt gebruikt.
18
NL
AFBEELDING 2 WERKING MET EEN STEREO-AUTORADIO
Als de versterker door een autoradio met 2 uitgangskanalen wordt gestuurd, dan dienen de aansluitingen en
instellingen overeenkomstig afbeelding 2 te worden doorgevoerd: de toepassing van de gebruikte
laagdoorlaatfilter wordt beschreven in hoofdstuk 5.2.
(1) Naar de autoradio, uitgang links
(2) Naar de autoradio, uitgang rechts
(3) Subwoofer
AFBEELDING 3 BEDRIJF MET EEN AUTORADIO MET SUBWOOFER-UITGANG
(1) Naar de autoradio, subwoofer-uitgang
(2) Subwoofer
AFBEELDING 4 BEDRIJF ALS SUBWOOFER-VERSTERKER MET EEN EXTRA 4-KANAALS
VERSTERKER (EDITION FOUR / EDITION FOUR LIMITED) VOOR 4
SATELLIETLUIDSPREKERS
(1) Naar de autoradio, uitgang links voor
(2) Naar de autoradio, uitgang rechts voor
(3) Naar de autoradio, uitgang links achter
(4) Naar de autoradio, uitgang rechts achter
(5) Luidspreker links voor
(6) Luidspreker rechts voor
(7) Luidspreker links achter
(8) Luidspreker rechts achter
(9) Subwoofer
AFBEELDING 5 BEDIENINGSELEMENTEN EN IN-/UITGANGEN
(1) Laagniveau-ingang
(2) Ingangsniveauregelaar
(3) Kantelfrequentieregelaar voor de subsonic-filter
(4) Kantelfrequentieregelaar voor de laagdoorlaat
(5) Bass-Boost-regelaar
(6) Uitgangen voor het aansluiten van andere versterkers

Documenttranscriptie

NL Geachte MAGNAT - klant, met uw nieuwe car hifi eindversterker EDITION MONO kunt u op soevereine wijze beantwoorden aan uw hoge eisen aan de klankweergave in de auto. De EDITION MONO biedt nieuwe kwaliteiten op het gebied van car hifi-weergave in de auto; door de indrukwekkende capaciteitsreserve voor lage bassen, de lage vervormingsfactor of de neutrale weergave. De versterker wordt gekenmerkt door een lage driverstroom, snelle schakeling en een uitmuntende thermische stabiliteit. Beleef hoe dit high tech apparaat op perfecte wijze een groots klankgevoel verleent. Daarmee wensen wij u veel genoegen. Lees de montageaanwijzing a.u.b. volledig door voordat u met de montage van de versterker begint en voordat u deze in bedrijf neemt. 1. TECHNISCHE GEGEVENS EDITION MONO Max. uitgangsvermogen (1 kHz sinus burst 2:8, B+=14,4V) Nominaal uitgangsvermogen (DIN 45 324, B+=14,4V) Max. uitgangsvermogen (1 kHz sinus burst 2:8, B+=14,4V) Nominaal uitgangsvermogen (DIN 45 324, B+=14,4V) Luidsprekerimpedantie Frequentiekarakteristiek Totale vervormingsfactor (DIN 45 403) Ruisspanningsafstand (IEC A) Ingangsgevoeligheid LOW LEVEL INPUT Ingangsimpedantie LOW LEVEL INPUT Laagdoorlaatfilter Subsonic-filter Bas boost Voeding Zekering Afmetingen (B x H x D) Gewicht 800 W aan 4 ohm 225 W aan 4 ohm 1400 W aan 2 ohm 350 W aan 2 ohm 2 – 8 ohm 5 – 300 Hz (-3 dB) < 0,08 % (1 kHz) > 100 dB 0,4 – 4 V 20 k ohm 40 – 300 Hz, 12 dB per octaaf 10 – 40 Hz, 12 dB per octaaf 0...12 dB bij 45 Hz +12 V (10 – 15 V), min aan massa 2 x 25 A 345 x 57 x 236 mm 3,1 kg TECHNISCHE WIJZIGINGEN VOORBEHOUDEN 2. BIJZONDERHEDEN · · · · · · · · · · Complementaire balanseindtrap Stabiel op 2 Ohm Laagdoorlaat-(subwoofer-) en subsonic-filters met traploos instelbare scheidingsfrequenties Traploos regelbare bascorrectie Instelbare ingangsgevoeligheid Elektronische contactverbreker tegen kortsluiting, gelijkspannings-offset en boventemperatuur Mute-schakeling ter onderdrukking schakelklikken Laagniveau-uitgangen (cinch voetjes) voor de aansluiting van extra versterkers Bedrijfsindicatie (groene LED) en overbelastingsindicatie (rode LED) Afstandsbediening voor de volumeregeling 3. BELANGRIJKE INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE · · Dit apparaat is uitsluitend geschikt voor de aansluiting op een 12 volt systeem met negatieve massa. De warmte die wordt afgegeven bij de krachtafgifte vereist een plaat van montage met voldoende luchtcirculatie. Het is van groot belang dat de koelribben van de warmteafleider niet tegen een plaat of een oppervlak aanliggen waardoor de luchtcirculatie negatief zou kunnen worden beïnvloed. De versterker mag niet in kleine of ongeventileerde ruimten (bv. holte voor het reservewiel of onder de vloerbedekking van de auto) worden geïnstalleerd. De montage in de kofferbak verdient aanbeveling. Monteer de versterker dusdanig dat hij verreweg is beveiligd tegen schokken, vuil en stof. · 15 NL · · · Let er op dat de in-/uitvoersnoeren ver genoeg van de stroomtoevoerkabels verwijderd zijn omdat er anders gevaar bestaat voor stoorinstraling. Let er op dat de zekering en de bedieningselementen na de montage toegankelijk zijn. Het vermogen en de betrouwbaarheid van de installatie is afhankelijk van de kwaliteit van de montage. Laat de montage bij voorkeur door een vakbedrijf doorvoeren. Dat geldt vooral voor een installatie met verschillende luidsprekers of voor een complex meerwegsysteem. 4. AANSLUITINGEN 4.1 STROOMVOORZIENING EN AUTOMATISCHE INSCHAKELING Belangrijke aanwijzing: scheid voordat u met de installatie begint de plusklem van de motoraccu. Zo voorkomt u kortsluiting. De elektrische leidingen die over het algemeen voor auto’s worden toegepast in boordnetten zijn niet voldoende voor de behoefte van een eindversterker. Let er op dat de elektrische leidingen naar GND en naar +12 V klem voldoende gemissioneerd zijn. Voor de verbinding van de accu naar de stroomklemmen van de versterker dient een kabeldoorsnede van ten minste 10 mm² te worden gebruikt. Maak eerst de verbinding tussen de GND-klem en de versterker en de minpool en de accu. Een goede verbinding is van groot belang. Verwijder vuil zorgvuldig van het aansluitingspunt van de accu. Een losse aansluiting kan storing, storend geluid of vervorming veroorzaken. De versterkeraansluiting +12 V wordt nu met een stroomkabel met geïntegreerde zekering met de plus-pool van de accu verbonden. De zekering moet zich in de buurt van de accu bevinden, de kabel van de pluspool van de accu naar de zekering mag uit veiligheidsoverwegingen niet langer zijn dan max. 60 cm. Plaats de zekering pas na afloop van alle installatiewerkzaamheden inclusief luidsprekeraansluitingen. Sluit nu de afstandsbedieningsleiding van de car hifi receiver aan op de besturingsbus REM van de versterker. Voor de verbinding tussen de REMOTE-aansluiting van de versterker en het bedieningsapparaat is een kabel met een dwarsdoorsnede van 0,75 mm² voldoende. 4.2 AUDIOKABEL Bij installatie van de audiokabel tussen de cinchuitgang van de autoradio en de cinchingang van de versterker in de auto dient er zo mogelijk voor gezorgd te worden dat de audiokabel en de voedingskabel niet aan dezelfde kant van de auto worden gelegd. Het verdient de voorkeur de kabels ruimtelijk gescheiden te installeren, d.w.z. de stroomkabel in de linkerkabelschacht en de audiokabel in de rechterkabelschacht of omgekeerd. Hierdoor wordt beïnvloeding van het audiosignaal door stroomstoringen voorkomen. Dit geldt eveneens voor de verbindingskabel van de afstandsbediening voor de volumeregeling. Deze kabel mag niet aan de kant van de stroomvoorzieningsleidingen gelegd worden, maar samen met de audiokabel. 4.3 LUIDSPREKERAANSLUITINGEN · · · De kleinste afsluitweerstand is 2 Ohm Sluit de luidspreker minklemmen nooit aan op het chassis van het voertuig. Verbind de +12 V voedingsspanning nooit met een luidsprekeruitgang. Hierdoor wordt de versterkeruitgangstrap verwoest. Indien de versterker met lagere afsluitwaarden of zoals boven beschreven fout wordt bedreven, kan hierdoor de versterker zelf en de luidspreker worden beschadigd. In dit geval vervalt de garantie. 16 NL 5. BEDIENINGSELEMENTEN EN IN-/UITGANGEN 5.1 INSTELLING VAN DE INGANGSGEVOELIGHEID De ingangsgevoeligheid kan aan elke autoradio of cassettedeck worden aangepast. Draai de volumeregelaar van uw radio op gemiddeld volume en stel dan de ingangsniveauregelaar (2) dusdanig in, dat er een gemiddelde geluidssterkte hoorbaar is. Bij deze instelling zijn over het algemeen voldoende capaciteitsreserves bij een optimale ruisspanningsafstand gegarandeerd. ATTENTIE: harde testsignalen slechts kortstondig weergeven om schade van de luidspreker te vermijden. 5.2 LAAGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE Stel met de regelaar (4) de gewenste kantelfrequentie in. Met deze instelling kan de filter worden aangepast aan de betreffende laagweergever. De hoge flanksteilheid van de filter zorgt voor een exacte daling van gemiddelde en hoge frequentiebereiken. 5.3 SUBSONIC-FILTER Met behulp van de subsonic-functie wordt een verlaging van de laagste basfrequenties bereikt. De sterkte van de verlaging kan met de regelaar (3) traploos ingesteld worden. Hiermee kunnen vervormingen door een te grote membraanslag bij luidsprekers effectief tot een minimum worden beperkt, zonder het bruikbare lagetonenniveau te reduceren. 5.4 BAS-BOOST Met behulp van de bas-boost-functie (5) wordt een opduw of correctie van de onderste basfrequenties bereikt. 5.5 AFSTANDSBEDIENING VOOR VOLUMEREGELING Het volume kan bovendien geregeld worden met de meegeleverde afstandsbediening. Bij de montage moet erop gelet worden, dat de leiding naar de afstandsbediening niet aan dezelfde kant van het voertuig gelegd wordt als de stroomvoorziening van de versterker. De afstandsbediening moet op het dashboard of op een gemakkelijk toegankelijke plek gemonteerd worden. Nu kan men het volume van de subwoofer onafhankelijk van de instellingen op de autoradio instellen. 5.6 UITGANGEN VOOR DE AANSLUITING VAN EXTRA VERSTERKERS Het ingangssignaal van de INPUT aansluitingen L en R (1) wordt direct doorgegeven aan de uitgangen OUTPUT (6) L en R. De OUTPUT aansluitingen maken de aansluiting van extra versterkers zonder extra Tstukken en kabel mogelijk. AFBEELDING 1 (1) (2) (3) (4) (5) (6) STROOMVOORZIENING- / AFSTANDSBEDIENINGSAANSLUITINGEN Aansluitklem GND voor de massa, naar de minpool van de accu Aansluitklem REM voor afstandsbediening Aansluitklem voor +12 V accuspanning Accu Kabelzekering Voor de aansluiting voor de automatische antenne van uw autoradio Als uw autoradio niet is voorzien van een aansluiting voor de automatische antenne, wordt deze kabel met de plus-pool (+) aangesloten op het contactslot. In dit geval dient er een in-/uitschakelaar tussen te worden geschakeld. Let er op dat deze schakelaar uitgeschakeld wordt als de versterker niet wordt gebruikt. 17 NL AFBEELDING 2 WERKING MET EEN STEREO-AUTORADIO Als de versterker door een autoradio met 2 uitgangskanalen wordt gestuurd, dan dienen de aansluitingen en instellingen overeenkomstig afbeelding 2 te worden doorgevoerd: de toepassing van de gebruikte laagdoorlaatfilter wordt beschreven in hoofdstuk 5.2. (1) Naar de autoradio, uitgang links (2) Naar de autoradio, uitgang rechts (3) Subwoofer AFBEELDING 3 BEDRIJF MET EEN AUTORADIO MET SUBWOOFER-UITGANG (1) Naar de autoradio, subwoofer-uitgang (2) Subwoofer AFBEELDING 4 (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) Naar de autoradio, uitgang links voor Naar de autoradio, uitgang rechts voor Naar de autoradio, uitgang links achter Naar de autoradio, uitgang rechts achter Luidspreker links voor Luidspreker rechts voor Luidspreker links achter Luidspreker rechts achter Subwoofer AFBEELDING 5 (1) (2) (3) (4) (5) (6) BEDRIJF ALS SUBWOOFER-VERSTERKER MET EEN EXTRA 4-KANAALS VERSTERKER (EDITION FOUR / EDITION FOUR LIMITED) VOOR 4 SATELLIETLUIDSPREKERS BEDIENINGSELEMENTEN EN IN-/UITGANGEN Laagniveau-ingang Ingangsniveauregelaar Kantelfrequentieregelaar voor de subsonic-filter Kantelfrequentieregelaar voor de laagdoorlaat Bass-Boost-regelaar Uitgangen voor het aansluiten van andere versterkers 18
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52

Magnat EDITION MONO de handleiding

Categorie
Audio versterkers
Type
de handleiding