Stanley RL200GR, SLL360 Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Stanley RL200GR Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
46
77-137
Inhoud
Veiligheid
Overzicht van product
Toepassingen
Toetsenbord, Standen en LED
Batterijen en voeding
Opstelling
Bediening
Nauwkeurigheidscontrole en kalibratie
Technische gegevens
Veiligheid van de gebruiker
WAARSCHUWING:
Lees de Veiligheidsaanwijzingen en de
Gebruiksaanwijzing aandachtig door voor
u dit apparaat in gebruik neemt. De persoon
die verantwoordelijk is voor het apparaat moet
ervoor zorgen dat alle gebruikers bekend
zijn met de veiligheidsaanwijzingen en deze
opvolgen.
OPGELET:
Voorkom dat uw ogen worden blootgesteld
aan de laserstraal (rode lichtbron) terwijl de
lasermeter in gebruik is. Blootstelling aan een
laserstraal voor langere tijd kan gevaarlijk zijn
voor uw ogen.
OPGELET:
In sommige gevallen bevat de lasermeter kit een
bril. Dit is GEEN gecerticeerde veiligheidsbril.
Deze bril zijn ALLEEN bedoeld om de
zichtbaarheid van de straal in omgevingen met
sterk licht of op grotere afstand van de laserbron
te verbeteren.
Bewaar alle delen van deze handleiding zodat u ze later
opnieuw kunt raadplegen.
WAARSCHUWING:
Voor het gemak en de veiligheid van de
gebruiker zijn de onderstaande labels
betreffende de laserklasse op het laserapparaat
aangebracht. Zie de Producthandleiding
voor bijzonderheden over een speciek
productmodel. (Tekst is hier vertaald voor uw
gemak)
IEC/EN 60825-1
LASERRADIATIE – NIET IN DE STRAAL KIJKEN OF
DIRECT MET OPTISCH INSTRUMENTEN NAAR DE
STRAAL KIJKEN
KLASSE 1 LASERPRODUCT
Maximaal vermogen ≤ 1 mW @ 630 - 670 nm
Productoverzicht
Afbeelding A - Laserinstrument
1. Venster voor naar voren gerichte horizontale en verticale
stralen
2. Pendule-/transportvergrendeling
3. Vensters voor 360° horizontale straalvlakken
4. Toetsenblok
5. Batterijklep
6. 5/8 - 11 schroefbevestiging
7. 1/4 - 20 schroefbevestiging
Afbeelding B - Locatie voor batterijen van laserinstrument
5. Batterijklep
8. Batterijen - 3 x AA (LR6) (meegeleverd)
Afbeelding C - Pendule-/transportvergrendelingsposities
Afbeelding D - Toetsenbord
Afbeelding E - Laserstanden
Afbeelding F - Handmatige stand
Afbeelding G - Nauwkeurigheid van laserstraal
Afbeelding H - Nauwkeurigheid van laserstraal (zonder
verticale straal)
Afbeelding J - Nauwkeurigheid van horizontale
laserstraal
Afbeelding K - Nauwkeurigheid van horizontale
laserstraal (enkele straal)
Afbeelding L - Nauwkeurigheid van verticale laserstraal
NL
47
77-137
Toepassingen
Verticaal stellen
Gebruik de verticale laser om een verticaal referentievlak
te bepalen.
Positioneer de gewenste object(en) todat ze gelijkgericht
zijn met het verticale referentievlak om te verzekeren dat
object(en) loodrecht staan.
Waterpas
Gebruik de horizontale laser om het horizontale
referentievlak te bepalen.
Positioneer de gewenste object(en) zondat deze gelijkgericht
zijn met het horizontale referentievlak om te verzekeren dat
object(en) waterpas zijn.
Rechthoek
Gebruik de verticale of horizontale laserstralen om het punt
te bepalen waar de verticale en horizontale stralen elkaar
kruisen.
Positioneer gewenste object(en) totdat ze gelijkgericht zijn
met de verticale en horizontale laserstraal om te verzekeren
dat object(en) haaks staan.
Zelfnivellering uitgeschakeld
(zie afbeelding
C
en
F
)
Uitschakelen van de zelfnivellerende functie en maakt het
mogelijk de laser een stabiele laserstraal in elke gewenste
richting te projecteren.
Toetsenblok, modes en LED
Toetsenblokken (zie afbeelding
D
)
Toets voor aan/uit/mode
Modes (zie afbeelding
E
)
Beschikbare modes
• Horizontale lijn (naar voren)
Alle horizontale lijnen (360° dekking)
Alle horizontale en verticale lijnen
Alleen verticale lijn
Alle laserstralen uit
LED’s (zie afbeelding
D
)
Stroom-LED - GROEN branden
Stroom is aan
Stroom-LED - ROOD knipperen
Batterij bijna op
Stroom-LED - ROOD branden
Batterijen vervangen door nieuwe / opnieuw
opgeladen batterijen
Vergrendel-LED - ROOD branden
Pendulevergrendeling is aan
Zelfnivellering is uit
Vergrendel-LED - ROOD knipperen
Buiten compensatiebereik
Batterijen en voeding
Batterij installeren / verwijderen
(Zie guur
B
)
Lasermeter
Draai het laserapparaat om. Verwijder het kapje van de
batterijhouder door het kapje aan te drukken en open
te schuiven.
Batterijen installeren / verwijderen Let op de polariteit bij
het plaatsen van de batterijen.
Sluit het kapje van de batterijhouder door het kapje terug
te schuiven en te vergrendelen.
WAARSCHUWING:
Let op de (+) en (-) markeringen in de
batterijhouder voor de juiste plaatsing van de
batterijen. Batterijen moeten van hetzelfde
type en vermogen zijn. Geen volle en halege
batterijen samen gebruiken.
48
77-137
Opzetten
• Plaats het laserinstrument op een plat, stabiel oppervlak.
Als u van plan bent de automatische nivelleringsfunctie te
gebruiken, zet u de pendule-/transportvergrendeling in de
ontgrendelde stand. Het laserinstrument moet vervolgens
rechtop worden gepositioneerd, op een vlak dat binnen het
gespeciceerde compensatiebereik ligt.
Het laserinstrument kan in elke gewenste richting
worden geplaatst en werkt alleen wanneer de pendule-/
transportvergrendeling in de vergrendelde stand staat.
Accessoires bevestigen
Plaats het accessoire op een plaats waar het niet wordt
verstoord en nabij de centrale locatie van het te meten
gebied.
Zet het accessoire volgens de aanwijzingen op. Pas de
positionering zodanig aan dat de voet van het accessoire zo
goed als horizontaal is (binnen het compensatiebereik van de
laserinstrumenten).
Bevestig het laserinstrument op het accessoire met behulp
van de bevestigingsmethode die van toepassing is op deze
accessoire-/laserinstrumentcombinatie.
LET OP:
Als het laserinstrument op een accessoire is bevestigd, mag
u het instrument niet zonder toezicht achterlaten zonder de
draaischroef stevig vast te draaien. Als u zich hier niet aan
houdt, kan het laserinstrument vallen en schade oplopen.
OPMERKING:
Het is best practice om het laserinstrument altijd met één
hand te ondersteunen wanneer u het op een accessoire
plaatst of er vanaf haalt.
Bediening
OPMERKING:
Zie LED beschrijvingen voor aanduidingen tijdens
gebruik.
De lasermeter voor gebruik altijd op nauwkeurigheid
controleren.
In de handinstelling is zelfnivellering uitgeschakeld De
nauwkeurigheid van de straal is niet gegarandeerd
horizontaal.
De lasermeter geeft aan wanneer hij buiten
compensatiebereik is. Zie LED beschrijvingen. Verstel het
laserapparaat om deze zoveel mogelijk te nivelleren.
Niet vergeten het apparaat na gebruik uit te schakelen en
de slinger weer te vergrendelen.
Inschakelen
Druk op
om de lasermeter AAN te zetten.
Om de laser UIT te zetten, herhaaldelijk op
drukken totdat de UIT modus is geselecteerd OF voor
≥ 3 op
drukken om de laser vanuit iedere stand
op UIT te zetten.
Modus
Druk herhaaldelijk op
voor de verschillende
beschikbare standen.
Zelfnivellerende / Handmatige modus
(Zie afbeeldingen
C
en
F
)
De slingervergrendeling van de laser moet ontgrendeld
worden om zelfnivelleren mogelijk te maken.
De laser kan gebruikt worden met de slinger vergrendeld
als dit nodig is om de laser op verschillende hoeken te
positioneren om niet-genivelleerde lijnen of punten te
projecteren.
Nauwkeurigheidscontrole en
kalibratie
OPMERKING:
De lasermeters zijn op de fabriek verzegeld en
gekalibreerd op de gespeciceerde nauwkeurigheid.
Het wordt echter aanbevolen de kalibratie te controleren
voor u het toestel in gebruik neemt. Daarna de kalibratie
periodiek herhalen.
De lasermeter moet regelmatig gecontroleerd worden op
nauwkeurigheid, vooral voor precisiemetingen.
Transportvergrendeling moet ontgrendeld zijn
om zelfnivellering mogelijk te maken en de
nauwkeurigheid te controleren.
49
77-137
Nauwkeurigheid van de
nivelleringsstraal
(zie afbeelding
G
)
G
1
Plaats het laserinstrument zoals weergegeven, met de
laser aan. Markeer punt P
1
bij de kruising.
G
2
Roteer het laserinstrument 180° en markeer punt P
2
bij
de kruising.
G
3
Plaats het laserinstrument dicht bij de muur en markeer
punt P
3
bij de kruising.
G
4
Roteer het laserinstrument 180° en markeer punt P
4
bij
de kruising.
G
5
Meet de verticale afstand tussen P
1
en P
3
om D
3
te
krijgen, en de verticale afstand tussen P
2
en P
4
om D
1
te
krijgen.
Bereken het maximale verschil in afstand en vergelijk dit met
het verschil tussen D
3
en D
4
, zoals te zien is in de vergelijking.
Als de som niet minder is dan of gelijk is aan het
berekende maximale verschil in afstand, moet het
instrument worden geretourneerd aan uw Stanley-
distributeur om te worden gekalibreerd.
Maximale verschil in afstand:
= 0,4
mm
m
x (D
1
m - (2 x D
2
m))
Maximum
= 0,0048
in
ft
x (D
1
ft - (2 x D
2
ft))
Vergelijking: (zie afbeelding
G
5
)
D
3
- D
4
≤ ± Maximum
Voorbeeld:
D
1
= 10 m, D
2
= 0,5 m
D
3
= 1,0 mm
D
4
= - 1,5 mm
0,4
mm
m
x (10 m - (2 x 0,5 m) = 3,6 mm
(maximale verschil in afstand)
(1,0 mm) - (- 1,5 mm) = 2,5 mm
2,5 mm ≤ 3,6 mm
(WAAR, instrument valt binnen de kalibratie)
Nauwkeurigheid van de
nivelleringsstraal
(Zonder verticale straal) - (zie afbeelding
H
)
H
1
Plaats het laserinstrument zoals weergegeven, met de
laser aan. Markeer punt P
1
.
H
2
Roteer het laserinstrument 180° en markeer punt P
2
.
H
3
Plaats het laserinstrument dicht bij de muur en
markeer punt P
3
.
H
4
Roteer het laserinstrument 180° en markeer punt P
4
.
Meet de verticale afstand tussen P
1
en P
3
om D
3
te krijgen,
en de verticale afstand tussen P
2
en P
4
om D
4
te krijgen.
Volg dezelfde berekeningen / hetzelfde voorbeeld als bij de
controle van de nauwkeurigheid met verticale straal.
Nauwkeurigheid van de horizontale
straal
(zie afbeelding
J
)
J
1
Plaats het laserinstrument zoals weergegeven, met de
laser aan. Richt de verticale straal naar de eerste hoek of een
ingesteld referentiepunt. Meet de helft van de afstand D
1
en
markeer punt P
1
.
J
2
Roteer het laserinstrument en lijn de verticale laserstraal
naar voren uit met punt P
1
. Markeer punt P
2
op het punt waar de
horizontale en verticale laserstralen elkaar kruisen.
J
3
Roteer het laserinstrument en richt de verticale straal op de
tweede hoek of een ingesteld referentiepunt. Markeer punt P
3
zodanig, dat deze verticaal wordt uitgelijnd met punt P
1
en P
3
.
J
4
Meet de verticale afstand D
1
tussen het hoogste en laagste
punt.
Bereken het maximale verschil in afstand en vergelijk dit met D
2
.
Als D
2
niet minder is dan of gelijk is aan het berekende
maximale verschil in afstand, moet het instrument worden
geretourneerd aan uw Stanley-distributeur om te worden
gekalibreerd.
Maximale verschil in afstand:
= 0,4
mm
m
x D
1
m
Maximum
= 0,0048
in
ft
x D
1
ft
Vergelijking: (zie afbeelding
J
4
)
D
2
≤ Maximum
Voorbeeld:
• D1 = 5 m, D2 = 1,0 mm
•0,4
mm
m
x 5 m = 2,0 mm
(maximale verschil in afstand)
•1,0 mm ≤ 2,0 mm
WAAR, instrument valt binnen de kalibratie)
50
77-137
Nauwkeurigheid van de verticale
straal
(zie afbeelding
L
)
L
1
Meet de hoogte van een referentiepunt om D
1
vast te
stellen. Plaats het laserinstrument zoals weergegeven, met
de laser aan. Richt de verticale straal naar het referentiepunt.
Markeer punt P
1
, P
2
en P
3
zoals weergegeven.
L
1
Verplaats het laserinstrument naar de tegenovergestelde
kant van het referentiepunt en lijn dezelfde verticale straal
uit met P
2
en P
3
.
L
1
Meet de horizontale afstanden tussen P
1
en de verticale
straal vanaf de tweede locatie.
Bereken het maximale verschil in afstand en vergelijk dit
met D
2
.
Als D
2
niet minder is dan of gelijk is aan het berekende
maximale verschil in afstand, moet het instrument
worden geretourneerd aan uw Stanley-distributeur om te
worden gekalibreerd.
Maximale verschil in afstand:
= 0,8
mm
m
x D
1
m
Maximum
= 0,0096
in
ft
x D
1
ft
Vergelijking: (zie afbeelding
L
3
)
D
2
≤ Maximum
Voorbeeld:
D
1
= 3 m, D
2
= 1,0 mm
0,8
mm
m
x 3 m = 2,4 mm
(maximale verschil in afstand)
1,0 mm ≤ 2,4 mm
(WAAR, instrument valt binnen de kalibratie)
Nauwkeurigheid van de horizontale
straal
(Zonder verticale straal - (zie afbeelding
K
)
K
1
Plaats het laserinstrument zoals weergegeven, met de
laser aan. Richt het laserinstrument grofweg naar de eerste
hoek of een ingesteld referentiepunt. Meet de helft van de
afstand D
1
en markeer punt P
1
.
K
2
Roteer het laserinstrument en richt het grofweg naar
punt P
1
. Markeer punt P
2
zodanig, dat deze verticaal wordt
uitgelijnd met punt P
1
.
K
3
Roteer het laserinstrument en richt de straal grofweg
naar de tweede hoek of een ingesteld referentiepunt.
Markeer punt P
3
zodanig, dat deze verticaal wordt uitgelijnd
met punt P
1
en P
2
.
K
4
Meet de verticale afstand D
2
tussen het hoogste en
laagste punt.
K
1
olg dezelfde berekeningen / hetzelfde voorbeeld als bij
de controle van de nauwkeurigheid met verticale straal
51
77-137
Specicaties
Laserinstrument
SLL360 (77137)
Nauwkeurigheid van nivellering: ± 4 mm / 10 m
Horizontale / verticale nauwkeurigheid ± 4 mm / 10 m
Compensatiebereik: ± 4°
Werkafstand: 10 m
Laserklasse: Klasse 1 (IEC/EN60825-1)
Lasergolengte 635 nm
In bedrijfs-tijd (alle lasers aan): 8 uur (alkaline)
Stroombron: 3 x AA-batterijen (LR6)
IP-certicering: IP54
Temperatuurbereik in bedrijf: -10° C ~ +50° C
Opslagtemperatuurbereik: -25° C ~ +70° C
1/160