BEDIENINGSHANDLEIDING 2012
990 Adventure EU
990 Adventure AUS/UK
990 Adventure FR
990 Adventure R EU
990 Adventure R AUS/UK
Artikelnr. 3211791nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 16) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 17)
Sleutelnummer ( pag. 17)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2011 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
BESTE KTM KLANT 2
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN .......................................... 7
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN............................................... 8
AFBEELDING VOERTUIG ...................................................... 12
Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave) ................. 12
Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave) ............ 14
SERIENUMMERS................................................................. 16
Framenummer.................................................................. 16
Typeplaatje...................................................................... 16
Motornummer .................................................................. 17
Sleutelnummer ................................................................ 17
Artikelnummer voorvork..................................................... 18
Artikelnummer schokdemper ............................................. 18
BEDIENINGSELEMENTEN.................................................... 19
Koppelingshendel............................................................. 19
Remhendel ...................................................................... 19
Lichtschakelaar................................................................ 20
Seinlichtschakelaar .......................................................... 20
Richtingaanwijzerschakelaar.............................................. 21
Claxonknop...................................................................... 21
Noodstopschakelaar.......................................................... 22
E-startknop...................................................................... 22
Contact-/stuurslot ............................................................. 23
Wegrijblokkering............................................................... 23
Gecombineerd instrument ................................................. 24
Gecombineerd instrument - functietoetsen.......................... 24
Gecombineerd instrument - toerenteller.............................. 25
Gecombineerd instrument - controlelampjes........................ 25
Gecombineerd instrument - display .................................... 26
Gecombineerd instrument - snelheidsindicatie .................... 27
Kilometer of mijl instellen ................................................. 27
Gecombineerd instrument - klok ........................................ 28
Tijd instellen.................................................................... 29
Gecombineerd instrument - weergave ODO.......................... 29
Gecombineerd instrument - weergave TRIP 1
instellen/terugzetten ......................................................... 30
Gecombineerd instrument - weergave TRIP 2
instellen/terugzetten ......................................................... 30
Gecombineerd instrument - weergave TRIP F ...................... 31
Gecombineerd instrument - weergave
omgevingstemperatuur...................................................... 32
Temperatuureenheid instellen............................................ 32
Gecombineerd instrument - waarschuwing voor glad
wegdek............................................................................ 33
Gecombineerd instrument - weergave
koelmiddeltemperatuur ..................................................... 33
Noodknipperlichtschakelaar/noodknipperlichten .................. 34
Stopcontact elektrische toebehoren.................................... 34
Tankdoppen openen ......................................................... 35
Tankdoppen sluiten .......................................................... 36
Opbergvak ontgrendelen.................................................... 37
Opbergvak vergrendelen .................................................... 37
Opbergvak openen ............................................................ 38
Opbergvak sluiten............................................................. 38
Zadelslot ......................................................................... 39
Boordgereedschap ............................................................ 39
Voetsteunen bijrijder......................................................... 40
Brandstofkranen............................................................... 40
Handgrepen ..................................................................... 41
Bagagedrager ................................................................... 41
INHOUDSOPGAVE 4
Versnellingshendel............................................................ 42
Rempedaal ...................................................................... 43
Zijstandaard..................................................................... 43
Middenstandaard.............................................................. 44
INBEDRIJFNAME................................................................. 45
Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname .............................. 45
Motor inrijden .................................................................. 46
Voertuig beladen .............................................................. 47
RIJ-INSTRUCTIES................................................................ 49
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname ................ 49
Starten ............................................................................ 50
Optrekken........................................................................ 52
Schakelen, rijden ............................................................. 52
Afremmen........................................................................ 56
Stoppen, parkeren ............................................................ 58
Brandstof tanken.............................................................. 60
SERVICESCHEMA ................................................................ 63
Serviceschema ................................................................. 63
CHASSIS AFSTELLEN .......................................................... 66
Voorvork/schokdemper ...................................................... 66
Ingaande demping voorvork instellen .................................. 66
Uitgaande demping voorvork instellen................................. 67
Veervoorspanning voorvork instellen.................................... 69
Ingaande demping schokdemper........................................ 70
Ingaande demping low speed van schokdemper instellen...... 70
Ingaande demping high speed van schokdemper instellen .... 72
Uitgaande demping schokdemper instellen ......................... 73
Veervoorspanning schokdemper instellen ............................ 74
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS .................................. 76
Voertuig op middenstandaard zetten................................... 76
Voertuig van middenstandaard nemen ................................ 77
Vorkpoten ontluchten........................................................ 77
Vuilschrapers vorkpoten reinigen........................................ 78
Balhoofdspeling controleren .............................................. 79
Zijbekleding vooraan demonteren ....................................... 80
Zijbekleding vooraan monteren .......................................... 81
Radiateurrooster demonteren............................................. 82
Radiateurrooster monteren ................................................ 83
Zadel afnemen ................................................................. 83
Zadel monteren ................................................................ 84
Valbeugel demonteren x (990 Adventure)......................... 84
Valbeugel monteren x (990 Adventure) ............................ 85
Opbergvak afnemen en opzij hangen x ............................. 86
Opbergvak monteren x.................................................... 87
Linker brandstoftank demonteren x.................................. 87
Linker brandstoftank monteren x ..................................... 89
Kettingvervuiling controleren ............................................. 91
Ketting reinigen ............................................................... 91
Kettingspanning controleren .............................................. 92
Kettingspanning instellen.................................................. 93
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren ........ 95
Basisinstelling koppelingshendel instellen .......................... 98
Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren ....................................................... 98
Rechter onderbumper demonteren ..................................... 99
Rechter onderbumper monteren......................................... 99
Onderbumper demonteren x.......................................... 100
INHOUDSOPGAVE 5
Onderbumper monteren x ............................................. 100
REMMEN .......................................................................... 101
ABS / Anti Blokkeer Systeem (990 Adventure) .................. 101
Vrije slag remhendel controleren ...................................... 102
Vrije slag remhendel instellen .......................................... 103
Remschijven controleren ................................................. 103
Remvloeistofpeil voorwielrem controleren.......................... 104
Remvloeistof voorwielrem bijvullen x.............................. 105
Remplaketten voorwielrem controleren.............................. 107
Vrije slag rempedaal controleren ...................................... 107
Remvloeistofpeil achterwielrem controleren....................... 108
Remvloeistof achterwielrem bijvullen x........................... 109
Remplaketten achterwielrem controleren .......................... 111
WIELEN, BANDEN ............................................................. 113
Voorwiel uitbouwen x.................................................... 113
Voorwiel inbouwen x..................................................... 114
Achterwiel uitbouwen x................................................. 116
Achterwiel inbouwen x.................................................. 118
Demperpakkingen achterwielnaaf controleren x............... 120
Toestand banden controleren........................................... 121
Bandenspanning controleren ........................................... 123
Spaakspanning controleren.............................................. 123
ELEKTRONICA................................................................... 125
Accu uitbouwen x ........................................................ 125
Accu inbouwen x.......................................................... 126
Accu laden x ............................................................... 127
Hoofdzekering vervangen................................................. 129
Zekeringen ABS vervangen (990 Adventure)...................... 131
Zekeringen in zekeringenblok vervangen ........................... 133
Koplampkap met koplamp demonteren............................. 136
Koplampkap met koplamp monteren ................................ 137
Dimlichtlamp vervangen.................................................. 137
Lamp voor groot licht vervangen....................................... 139
Zijlichtlamp in koplamp vervangen ................................... 140
Knipperlichtlamp vervangen ............................................ 141
Achterlamp vervangen..................................................... 142
Remlichtlamp vervangen ................................................. 143
Stand koplamp controleren.............................................. 145
Lichtbundelbreedte koplamp instellen .............................. 145
Contactsleutel activeren/deactiveren................................. 146
KOELSYSTEEM.................................................................. 151
Koelsysteem................................................................... 151
Antivries en koelmiddelpeil controleren............................. 152
Koelmiddelpeil in vast reservoir controleren ...................... 155
Koelmiddel aftappen x.................................................. 156
Koelsysteem vullen/ontluchten x.................................... 158
MOTOR AFSTELLEN........................................................... 161
Gaskabelspeling controleren ............................................ 161
Speling gaskabel instellen x.......................................... 162
Stekkerverbinding ontstekingscurve.................................. 162
Ontstekingscurve aanpassen aan brandstofkwaliteit ........... 163
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR................................... 164
Motoroliepeil controleren................................................. 164
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven
reinigen x.................................................................... 165
Motorolie aftappen, oliezeven reinigen x......................... 165
Oliefilter uitbouwen x ................................................... 168
INHOUDSOPGAVE 6
Oliefilter monteren x .................................................... 170
Motorolie vullen x ........................................................ 170
Motorolie bijvullen.......................................................... 172
REINIGING, ONDERHOUD.................................................. 173
Motorfiets reinigen ......................................................... 173
Controle en onderhoud voor rijden in de winter .................. 175
STALLING ......................................................................... 176
Stalling ......................................................................... 176
Inbedrijfname na stalling ................................................ 177
FOUTEN OPSPOREN .......................................................... 178
KNIPPERCODE WEGRIJBLOKKERING ................................. 181
KNIPPERCODE MOTORBESTURING.................................... 183
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR..................................... 189
Vulhoeveelheid - motorolie .............................................. 190
Vulhoeveelheid - koelmiddel ............................................ 190
AANHAALMOMENTEN MOTOR............................................ 191
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS .................................. 194
Lampen......................................................................... 196
Banden ......................................................................... 197
Vulhoeveelheid - brandstof .............................................. 197
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK ............................... 198
990 Adventure............................................................... 198
990 Adventure R............................................................ 199
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER........................ 201
990 Adventure............................................................... 201
990 Adventure R............................................................ 202
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN
CHASSIS ........................................................................... 204
GEBRUIKSSTOFFEN .......................................................... 207
HULPSTOFFEN.................................................................. 211
NORMEN........................................................................... 213
INDEX ............................................................................... 214
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige personen met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
Gebruiksdefinitie
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer
en op eenvoudige terreinen (niet geasfalteerde wegen). Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op racecircuits.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot beschadiging en
breken van de chassiscomponenten.
Het gebruik van de motorfietsen bij extreme omstandigheden zoals modderige en vochtige wegen kan leiden tot verhoogde slijtage van
componenten zoals de aandrijving of remmen. Daarom kan het nodig zijn een service uit te voeren of slijtageonderdelen te vervangen al
voordat de slijtagegrens volgens het serviceschema is bereikt.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De precieze inachtneming daarvan draagt
in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het serviceboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt. Bij schade of gevolgschade,
die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Gebruiksstoffen
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde brand- en smeerstoffen resp. gebruiksstoffen gebruiken.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en laat deze alleen in een geautori-
seerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren worden tussen haakjes vermeld bij de betreffende beschrijvingen. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden is speciaal gereedschap vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: klepveerheffer (59029019000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Als er bij schroefverbindingen gebruik wordt gemaakt van een schroevenlijm (bijv. Loctite
®
) moeten de specifieke aanwijzingen van de
fabrikant in acht worden genomen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie en/of onderhoudsbeurt moet worden gecontroleerd of het voertuig verkeersveilig is.
Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 10
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Motor uitzetten en contactsleutel uittrekken.
Motorfiets met spanbanden of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
Milieu
Motorrijden is een fantastische sport en we hopen natuurlijk dat u er volledig van kunt genieten. Maar motorfietsen kunnen ook milieu-
problemen en conflicten met andere personen veroorzaken. Door op een verantwoordelijke manier met de motorfiets om te gaan kunt u
ervoor zorgen dat deze problemen en conflicten niet ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen moet u zich houden aan
de wettelijke regels, milieubewust handelen en de rechten van andere mensen respecteren.
Aanwijzingen/waarschuwingen
U moet beslist de gegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.
Info
Op het voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stickers met aanwijzingen en
waarschuwingen mag u nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor
letsel oplopen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 11
Gevarenniveaus
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Bedieningshandleiding
Deze bedieningshandleiding beslist helemaal goed doorlezen voordat u voor het eerst gaat rijden. Daarin vindt u veel informatie en tips
die de bediening en het onderhoud van de motorfiets eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u uw motorfiets het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen. Bovendien staat in de bedieningshandleiding belangrijke informa-
tie over het onderhoud van de motorfiets.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van de motorfiets en moet bij doorverkoop aan de nieuwe eigenaar worden gege-
ven.
AFBEELDING VOERTUIG 12
3.1Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave)
B00889-10
AFBEELDING VOERTUIG 13
1 Koppelingshendel ( pag. 19)
2 Boordgereedschap ( pag. 39)
3 Zadelslot ( pag. 39)
4 Bagagedrager ( pag. 41)
5 Handgrepen ( pag. 41)
6 Voorvork instelling ingaande demping
7 Brandstofkranen ( pag. 40)
8 Zijstandaard ( pag. 43)
9 Versnellingshendel ( pag. 42)
10 Voetsteun
11 Middenstandaard ( pag. 44)
12 Voetsteunen bijrijder ( pag. 40)
AFBEELDING VOERTUIG 14
3.2Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
B00890-10
AFBEELDING VOERTUIG 15
1 Opbergvak
2 Lichtschakelaar ( pag. 20)
2 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 21)
2 Claxonknop ( pag. 21)
2 Seinlichtschakelaar ( pag. 20)
3 Noodknipperlichtschakelaar/noodknipperlichten ( pag. 34)
4 Stopcontact elektrische toebehoren ( pag. 34)
5 Noodstopschakelaar ( pag. 22)
5 E-startknop ( pag. 22)
6 Remhendel ( pag. 19)
7 Tankdop
8 Schokdemper instelling uitgaande demping
9 Rempedaal ( pag. 43)
10 Oliepeilstok
11 Vast reservoir koelsysteem
SERIENUMMERS 16
4.1Framenummer
100542-10
Het framenummer 1 is in de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
Het framenummer staat ook op het typeplaatje.
4.2Typeplaatje
B00891-10
Het typeplaatje 1 bevindt zich op de rechter framebuis in de buurt van de olietank.
SERIENUMMERS 17
4.3Motornummer
100544-10
Het motornummer 1 is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel gegra-
veerd.
4.4Sleutelnummer
700222-01
Het sleutelnummer Code number 1 staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te bestellen. Bewaar de KEY-
CODECARD op een veilig plek.
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de contactsleutel. De
oranje programmeersleutel op een veilige plek bewaren. Hij mag alleen worden
gebruikt voor leer- en programmeerfuncties.
SERIENUMMERS 18
4.5Artikelnummer voorvork
100545-10
Het artikelnummer van de voorvork 1 is aan de binnenzijde van de asopname gegraveerd.
4.6Artikelnummer schokdemper
100546-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1 is in het bovenste deel van de schokdemper
gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 19
5.1Koppelingshendel
100505-10
De koppelingshendel 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
5.2Remhendel
100506-10
De remhendel 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
BEDIENINGSELEMENTEN 20
5.3Lichtschakelaar
100507-10
De lichtschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar naar beneden geschakeld. In deze stand is
het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar boven geschakeld. In deze stand is
het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
5.4Seinlichtschakelaar
100508-10
De seinlichtschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Seinlichtschakelaar in de uitgangspositie
Seinlichtschakelaar ingedrukt In deze stand wordt het seinlicht (groot licht) gebruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 21
5.5Richtingaanwijzerschakelaar
100509-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar rich-
ting het schakelaarhuis duwen.
5.6Claxonknop
100510-10
De claxonknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 22
5.7Noodstopschakelaar
100547-10
De noodstopschakelaar 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het
ontstekingscircuit is gesloten.
5.8E-startknop
100548-10
De e-startknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-startknop in de uitgangspositie
E-startknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 23
5.9Contact-/stuurslot
100511-10
Het contact-/stuurslot 1 bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Info
Voor het inschakelen van de ontsteking mag uitsluitend een zwarte contactsleutel
worden gebruikt.
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de contactsleutel.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De zwarte contactsleutel kan worden uitgetrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De zwarte contactsleutel kan worden uitgetrokken.
5.10Wegrijblokkering
400915-01
De elektronische wegrijblokkering beveiligt het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Door het uittrekken van de contactsleutel wordt de wegrijblokkering automatisch geacti-
veerd en de motorelektronica geblokkeerd.
Het rode waarschuwingslampje knippert na 1 minuut in een interval van 15 secondenl.
Het rode waarschuwingslampje kan ook door knipperen fouten aangeven.
Info
De contactsleutels zijn uitgerust met elektronische componenten. Nooit meerdere
contactsleutels in één sleutelbos dragen, aangezien ze elkaar dan kunnen storen en
problemen kunnen veroorzaken.
BEDIENINGSELEMENTEN 24
Een verloren zwarte contactsleutel moet worden gedeactiveerd om te voorkomen dat onbe-
voegden met het voertuig gaan rijden.
In de afleveringstoestand is de tweede zwarte contactsleutel geactiveerd.
Bij een geautoriseerde KTM-garage kunnen nog twee extra contactsleutels (sleutelnummer
op de KEYCODECARD) worden besteld, deze moeten echter voor gebruik worden geactiveerd.
5.11Gecombineerd instrument
400913-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in 4 functiesegmenten.
1 Functietoetsen
2 Toerenteller
3 Controlelampjes
4 Display
5.12Gecombineerd instrument - functietoetsen
400914-10
Met de knop MODE 1 wisselt u tussen de weergavemodi.
Mogelijke weergavemodi zijn de afgelegde afstand (ODO), Tripmaster 1 (TRIP 1), Tripmas-
ter 2 (TRIP 2) en omgevingstemperatuur.
Met de SET knop 2 wordt de functie Tripmaster 1 (TRIP 1) en Tripmaster 2 (TRIP 2) op 0.0
teruggezet.
(990 Adventure)
Met de knop 3 kan het ABS worden uitgeschakeld.
(990 Adventure R)
Knop 3 heeft geen functie.
BEDIENINGSELEMENTEN 25
5.13Gecombineerd instrument - toerenteller
400916-10
De toerenteller 1 geeft het motortoerental weer in toeren per minuut.
De rode markering 2 geeft aan dat het toerental van de motor te hoog is.
5.14Gecombineerd instrument - controlelampjes
400917-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor de richtingaanwijzer knippert groen in het knipperritme
Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje voor neutraal brandt groen Versnelling is in neutraal
geschakeld.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje voor temperatuur brandt rood Koelmiddeltempera-
tuur heeft een kritische waarde bereikt.
Waarschuwingslampje voor brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil
heeft de reservemarkering bereikt. Display wordt overgeschakeld naar weer-
gave TRIP F.
BEDIENINGSELEMENTEN 26
Waarschuwingslampje voor oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje De OBD (On Board
Diagnose) heeft een fout herkend die kritiek is voor de emissie of de veilig-
heid.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmel-
ding bij de wegrijblokkering/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje voor accu brandt rood Spanning in het boordnet te
laag.
(990 Adventure)
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert rood Status- of foutmel-
ding bij het ABS (Anti Blokkeer Systeem).
5.15Gecombineerd instrument - display
400892-01
Bij het inschakelen van de ontsteking lichten alle displaysegmenten één seconde op om de
functies te testen.
BEDIENINGSELEMENTEN 27
400837-01
LEnGth
Na deze functietest wordt kort de wielomtrek LEnGth op de display weergegeven.
Info
Het getal 2205 mm komt overeen met de afmeting van het 21" voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
5.16Gecombineerd instrument - snelheidsindicatie
400838-10
De snelheid 1 wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of mijl per uur mph.
5.17Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
Landspecifieke instellingen instellen.
BEDIENINGSELEMENTEN 28
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400893-10
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
De MODE knop ingedrukt houden tot de weergavemodus van km/h naar mph of van mph
naar km/h is gewisseld.
5.18Gecombineerd instrument - klok
400893-11
De klok wordt weergegeven in het segment 1 van de display.
Info
De klok moet worden ingesteld als de accu afgesloten is geweest en/of de zekering
verwijderd was.
BEDIENINGSELEMENTEN 29
5.19Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400893-12
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De klok begint te knipperen.
Met de MODE knop de uren instellen.
Met de SET knop de minuten instellen.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De klok is ingesteld.
5.20Gecombineerd instrument - weergave ODO
400839-01
In de weergavemodus ODO wordt de totale afgelegde afstand weergegeven in kilometer of
mijl.
Info
Deze waarde blijft ook bewaard als de accu is afgesloten en/of de zekering is
gesmolten.
BEDIENINGSELEMENTEN 30
5.21Gecombineerd instrument - weergave TRIP 1 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 1 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
400840-01
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE-knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 1 is geactiveerd.
De SET-knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 1 staat op 0.0.
5.22Gecombineerd instrument - weergave TRIP 2 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 2 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
BEDIENINGSELEMENTEN 31
400841-01
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE-knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 2 is geactiveerd.
De SET-knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 2 staat op 0.0.
5.23Gecombineerd instrument - weergave TRIP F
400842-01
Wanneer het brandstofpeil de reservemarkering bereikt, wisselt de weergave automatisch
op TRIP F en begint te tellen bij 0.0, onafhankelijk van de weergavemodus die voorheen was
geactiveerd.
Info
Wanneer TRIP F wordt weergegeven begint tegelijkertijd het waarschuwingslampje
voor het brandstofpeil te branden.
BEDIENINGSELEMENTEN 32
5.24Gecombineerd instrument - weergave omgevingstemperatuur
400893-13
De omgevingstemperatuur 1 wordt weergegeven in °C of °F.
5.25Temperatuureenheid instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400893-14
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de omgevingstemperatuur is geactiveerd.
De MODE knop ingedrukt houden tot de weergavemodus van °C naar °F of van °F naar °C
is gewisseld.
BEDIENINGSELEMENTEN 33
5.26Gecombineerd instrument - waarschuwing voor glad wegdek
400894-10
Als het vorstsymbool verschijnt bestaat er een verhoogd gevaar door een glad wegdek.
Het vorstsymbool verschijnt op de display als de omgevingstemperatuur onder de aange-
geven waarde is gedaald.
Temperatuur 3 °C
Het vorstsymbool verdwijnt van de display als de omgevingstemperatuur weer boven de
aangegeven waarde is gestegen.
Temperatuur 4 °C
5.27Gecombineerd instrument - weergave koelmiddeltemperatuur
400617-01
De temperatuur op de display wordt weergegeven met twaalf balkjes. Hoe hoger het aantal
brandende balkjes, hoe heter het koelmiddel. Als het bovenste balkje brandt beginnen tege-
lijkertijd alle balkjes te knipperen en het waarschuwingslampje voor de temperatuur gaat
branden.
Mogelijke toestanden
Motor koud Maximaal vijf balkjes branden.
Warme motor Zes tot elf balkjes branden.
Hete motor Alle twaalf balkjes knipperen.
BEDIENINGSELEMENTEN 34
5.28Noodknipperlichtschakelaar/noodknipperlichten
B00116-11
De noodknipperlichtschakelaar 1 bevindt zich links naast het gecombineerde instrument.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakelde ontsteking of tot 30 seconden na
het uitschakelen van de ontsteking worden geactiveerd of gedeactiveerd.
Noodknipperlichten enkel zolang activeren als beslist nodig is, aangezien de accu zo
leeg raakt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten uit
Noodknipperlichten aan Alle vier knipperlichten, de noodknipperlicht-
schakelaar en het groene controlelampje voor het knipperlicht knipperen.
5.29Stopcontact elektrische toebehoren
B00116-10
Het stopcontact 1 voor elektrische toebehoren is links naast het gecombineerde instrument
aangebracht.
Deze is zonder extra schakelaar met de accu verbonden.
Stopcontact elektrische toebehoren
Spanning 12 V
Maximale stroomopname 10 A
BEDIENINGSELEMENTEN 35
5.30Tankdoppen openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
BEDIENINGSELEMENTEN 36
302078-10
Afdekking 1 op de tankdop omhoogklappen en contactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingBreken van de contactsleutel.
Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop omhoog klappen, contactsleutel eruit trekken en de tweede tankdop openen.
Contactsleutel uittrekken.
Info
De motorfiets is met twee brandstoftanks en vulopeningen uitgerust. De brand-
stoftanks zijn met een leiding verbonden voor de niveaucompensatie.
De beide tankdoppen zijn uitgerust met een ventilatiesysteem.
5.31Tankdoppen sluiten
100515-10
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
Tankdop na het sluiten controleren op correcte vergrendeling. Kleding die
met brandstof in aanraking is gekomen uittrekken. Huid bij contact meteen
reinigen met water en zeep.
Tankdoppen dicht duwen, totdat de sloten vergrendelen.
Afdekkingen dichtklappen.
BEDIENINGSELEMENTEN 37
5.32Opbergvak ontgrendelen
100518-10
Contactsleutel in het zadelslot steken.
Contactslot in stand B draaien.
Contactsleutel uittrekken.
5.33Opbergvak vergrendelen
100519-10
Contactsleutel in het zadelslot steken.
Contactslot in stand A draaien.
Contactsleutel uittrekken.
BEDIENINGSELEMENTEN 38
5.34Opbergvak openen
100520-10
Opbergvak ontgrendelen. ( pag. 37)
Knop 1 richting zadel duwen en tegelijkertijd deksel optillen.
Info
Het opbergvak kan alleen worden geopend, wanneer het zadelslot is ontgrendeld.
5.35Opbergvak sluiten
100521-10
Deksel achter omlaag duwen, totdat u hoort dat deze vastklikt.
Info
Het opbergvak kan weer worden geopend, zolang het zadelslot niet is vergren-
deld.
Opbergvak vergrendelen. ( pag. 37)
BEDIENINGSELEMENTEN 39
5.36Zadelslot
100517-10
Het zadelslot 1 bevindt zich in de linker zijbekleding onder het zadel.
Met het zadelslot wordt het zadel ontgrendeld en het opbergvak ont- en vergrendeld.
Mogelijke toestanden
A opbergvak vergrendeld
B opbergvak ontgrendeld
C zadel ontgrendeld
Het zadelslot kan met een contactsleutel worden afgesloten.
5.37Boordgereedschap
100531-10
Het boordgereedschap 1 bevindt zich onder het zadel.
De verlenging 2 kan op enkele sleutels van het boordgereedschap worden gestoken.
BEDIENINGSELEMENTEN 40
5.38Voetsteunen bijrijder
100530-10
De voetsteunen voor de bijrijder kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteunen bijrijder ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Voetsteunen bijrijder uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
5.39Brandstofkranen
100524-10
Op iedere brandstoftank bevindt zich een brandstofkraan 1.
Info
De brandstofkranen moeten tijdens het rijden altijd zijn geopend.
De brandstofkranen worden alleen gesloten voor het verwijderen van de brandstof-
tank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkranen gesloten De kartelschroeven zijn tot de aanslag met de klok mee
gedraaid. Er kan geen niveaucompensatie plaatsvinden en geen brandstof uit de
brandstoftank stromen.
Brandstofkranen geopend De kartelschroeven zijn tot de aanslag tegen de klok in
gedraaid. Er kan niveaucompensatie plaatsvinden en brandstof uit de brandstoftank
stromen.
BEDIENINGSELEMENTEN 41
5.40Handgrepen
B00553-10
Met de handgrepen 1 kan de motorfiets worden gerangeerd.
Als u een bijrijder meeneemt kan deze zich tijdens het rijden hieraan vasthouden.
5.41Bagagedrager
B00553-20
De bagagedragerplaat 1 bevindt zich achter het zadel.
Op de bagagedragerplaat kan de basisplaat van een koffersysteem (optioneel) worden
bevestigd.
De bagagedragerplaat mag maximaal met het aangegeven gewicht worden belast.
Maximaal toegestane belas-
ting van de bagagedrager-
plaat
8 kg
Info
Opletten op de aanwijzingen van de kofferfabrikant.
BEDIENINGSELEMENTEN 42
5.42Versnellingshendel
100526-10
De versnellingshendel 1 is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
100527-10
De posities van de versnellingen zijn weergegeven op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
BEDIENINGSELEMENTEN 43
5.43Rempedaal
100525-10
Het rempedaal 1 bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
5.44Zijstandaard
100528-10
De zijstandaard 1 bevindt zich aan de linkerzijde van het voertuig.
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhooggeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem, neem de rijaanwijzin-
gen in acht.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan worden neergezet op de zijstandaard. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd vereist bij het rijden. Het veiligheidsstart-
systeem is niet actief.
BEDIENINGSELEMENTEN 44
5.45Middenstandaard
100529-10
Naast de zijstandaard is het voertuig uitgerust met een middenstandaard 1.
INBEDRIJFNAME 45
6.1Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Erop
letten dat de beschermende kleding zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
INBEDRIJFNAME 46
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd in een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Basisinstelling koppelingshendel instellen. ( pag. 98)
Vrije slag remhendel instellen. ( pag. 103)
Uitgangspositie rempedaal instellen. x
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van het voertuig. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Motor inrijden.
6.2Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 9.500 1/min
INBEDRIJFNAME 47
Vol gas geven vermijden!
6.3Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting. Rijd langzamer als uw motorfiets is beladen met koffers of andere bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor breken van het bagagesysteem.
Als u een bagagedrager op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u rekening houden met de gegevens van de producent over de
maximale belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
INBEDRIJFNAME 48
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingEen heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet gelijk-
matig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Rekening houden met het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 430 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 200 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 250 kg
RIJ-INSTRUCTIES 49
7.1Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 164)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 104)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 108)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 107)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 111)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 155)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 91)
Kettingspanning controleren. ( pag. 92)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 121)
Bandenspanning controleren. ( pag. 123)
Spaakspanning controleren. ( pag. 123)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en gemakkelijk bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
RIJ-INSTRUCTIES 50
7.2Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
RIJ-INSTRUCTIES 51
400918-10
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON draaien.
Na het inschakelen van het contact is er gedurende ongeveer twee seconden het
geluid van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functietest
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
(990 Adventure)
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer uit wanneer het voer-
tuig gaat rijden.
Versnelling in neutraal schakelen.
Het groene controlelampje voor neutraal N 1 brandt.
E-startknop indrukken.
Info
E-startknop pas indrukken als de functietest van het gecombineerde instrument
is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten gas wordt gege-
ven, wordt er geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor
slaat dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Ten minste 5 seconden wachten
tot de volgende startpoging.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat blijft
de motor stilstaan.
Motorfiets van de hoofdstandaard resp. zijstandaard nemen.
RIJ-INSTRUCTIES 52
400914-11
ABS uitschakelen (990 Adventure)
KTM adviseert altijd met ABS te rijden. Er kunnen zich echter rijsituaties voordoen,
waarbij een ABS niet gewenst is.
Voorwaarde
Voertuig staat stil, motor draait.
Knop 2 3 - 5 seconden persen.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat knipperen, het ABS is gedeactiveerd.
7.3Optrekken
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en tegelijkertijd voorzichtig gas geven.
7.4Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStoringen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
RIJ-INSTRUCTIES 53
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAfleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letselEraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet in staat zijn goed op het bijrijderzadel te blijven zitten, zich aan de bestuurder of de grepen vast te houden
en de voeten op de voetsteunen voor de bijrijder te zetten. Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de mini-
mumleeftijd in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
RIJ-INSTRUCTIES 54
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een hogere
slijtage tot gevolg.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorOververhitting van de motor.
Als het waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur gaat branden, moet de motorfiets worden gestopt en de motor uitgezet.
De motor laten afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Als u toch doorrijdt terwijl het
waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur brandt beschadigt de motor.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.
RIJ-INSTRUCTIES 55
100527-10
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere versnellin-
gen schakelen.
Gas terug nemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de zes voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De
1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De bedrijfstemperatuur is bereikt, wanneer er 6 balkjes op de temperatuurindi-
catie branden.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet
u deze op ¾ gas terugdraaien. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmer-
kelijk minder brandstof verbruikt.
Uw snelheid aanpassen aan de wegtoestand en weersituatie. Vooral in bochten mag er
niet worden geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-startknop in te drukken. De versnelling hoeft niet in neutraal te worden
geschakeld.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden moet u meteen
stoppen. Op het moment dat de versnelling in vrij staat begint het FI waarschuwings-
lampje (MIL) te knipperen.
RIJ-INSTRUCTIES 56
Info
Via het knipperritme kunt een tweecijferig getal ontcijferen. Dit wordt de knip-
percode genoemd. De knippercode geeft aan, welk component een storing heeft.
Als het vorstpictogram op het gecombineerde instrument verschijnt moet u rekening
houden met een glad wegdek. De snelheid aanpassen aan de gewijzigde rijwegsituatie.
7.5Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
RIJ-INSTRUCTIES 57
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
(990 Adventure)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door ABS.
De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk remmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBlokkeren van het wiel door de remwerking van de motor.
Bij het remmen in geval van nood, volledig remmen en bij remmen op gladde ondergrond moet u altijd de koppeling
trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderd wegcontact door remmen in schuine stand of remmen op een ondergrond die aan de
zijkanten afloopt.
Remmen afsluiten voordat u een bocht inrijdt.
RIJ-INSTRUCTIES 58
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
Bij lange afdalingen de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen terugschakelen en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
(990 Adventure R)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
Bij lange afdalingen de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen terugschakelen en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
7.6Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remmen niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
RIJ-INSTRUCTIES 59
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten als hij op de zijstandaard staat.
De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De middenstandaard is enkel ontworpen voor het gewicht van de motorfiets en de bagage. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze
op de middenstandaard staat. De middenstandaard of het frame kan daardoor beschadigen en de motorfiets omvallen.
De motorfiets met de greep op de middenstandaard trekken en niet met het handwiel van de schokdemperinstelling. De schokdemper
kan daardoor gaan lekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in neutraal schakelen.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de ontsteking ingeschakeld blijft, wordt de
stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken en ontlaadt de accu. Motor daarom altijd met het contact-
slot uitzetten, de noodstopschakelaar is alleen bestemd voor noodgevallen.
RIJ-INSTRUCTIES 60
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Alternatief 1
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Alternatief 2
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, zwarte contactsleutel in de stand OFF indrukken en in de stand draaien.
Om het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstanden heen en weer bewegen. Zwarte con-
tactsleutel uittrekken.
7.7Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
RIJ-INSTRUCTIES 61
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
800111-10
Motor uitzetten.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Tankdoppen openen. ( pag. 35)
Rechter brandstoftank tot maximaal maat A met brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A 75 mm
Linker brandstoftank tot maximaal de onderkant van de vulopening vullen.
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
20 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 207)
Info
Wanneer de rechter brandstoftank tot de vulopening wordt gevuld, kan er brand-
stof overstromen, wanneer de motorfiets op de zijstandaard wordt gezet en de
brandstof warm wordt.
Tankdoppen sluiten. ( pag. 36)
Bij brandstof met laag octaangetal
Aanwijzing
Beschadiging van de motorSlechte brandstofkwaliteit is nadelig voor de motor.
Het voertuig maximaal één brandstoftankvulling laten rijden met een octaange-
tal lager dan 95 (ROZ 95 / RON 95 / PON 91).
De ontstekingscurve moet worden ingesteld op brandstof met een laag octaange-
tal.
RIJ-INSTRUCTIES 62
Ontstekingscurve aanpassen aan de brandstofkwaliteit. ( pag. 163)
400913-12
De SET toets 2 twee seconden indrukken.
Het waarschuwingslampje voor het brandstofpeil 1 verdwijnt. TRIP F wordt op 0.0
gezet en de vorige weergavemodus verschijnt.
Info
Als de SET toets 2 niet wordt ingedrukt, wordt de waarde na ca. 3 minuten
automatisch teruggezet.
SERVICESCHEMA 63
8.1Serviceschema
K10N K75A K150A K300A
Werking elektrische installatie controleren.
Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitlezen. x
Meetwaardeblok-service controleren met KTM-diagnosetool. x
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 165)
Olievernevelaar naar koppelingsmering controleren. x
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 107)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 111)
Remschijven controleren. ( pag. 103)
Remkabels op beschadiging en dichtheid controleren.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 108)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 107)
Schokdemper en voorvork op dichtheid controleren. Voorvorkservice en schokdemperservice afhan-
kelijk van behoefte en gebruiksdoel.
Achterbruglagers controleren. x
Speling wiellagers controleren. x
Toestand van de banden controleren. ( pag. 121)
Bandenspanning controleren. ( pag. 123)
Spaakspanning controleren. ( pag. 123)
Velgslag controleren. x
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 95)
Kettingspanning controleren. ( pag. 92)
SERVICESCHEMA 64
K10N K75A K150A K300A
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze
gemakkelijk bewegen. x
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 78)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 104)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 77)
Balhoofdspeling controleren. ( pag. 79)
Bougies vervangen. x
Klepspeling controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, aftapslangen, ...) en manchetten controle-
ren op scheuren, dichtheid en correcte legging. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 152)
Kabelboom van de regelklep controleren op beschadiging en correcte legging. x
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling.
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen. x
Brandstofdruk controleren. x
Waarde druksensor inlaatluchtbuis (PM-waarde) controleren met KTM-diagnosetool. x
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool. x
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 98)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Koelmiddel verversen. x
Remvloeistof voorwielrem verversen. x
Remvloeistof achterwielrem verversen. x
SERVICESCHEMA 65
K10N K75A K150A K300A
Koppeling controleren. x
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 145)
Werking van de radiateurventilator controleren. x
Eindcontrole: voertuig op verkeersveiligheid controleren en proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. x
Service op KTM DEALER.NET en in serviceboekje vermelden. x
K10N: eenmalig na 1.000 km
K75A: om de 7.500 km of jaarlijks
K150A: om de 15.000 km of om de 2 jaar
K300A: om de 30.000 km of om de 4 jaar
CHASSIS AFSTELLEN 66
9.1Voorvork/schokdemper
100532-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het chassis aan te passen aan uw
rijstijl en eventuele extra belading.
Info
Om deze aanpassing voor u te vereenvoudigen, hebben we onze ervaringsgegevens in
tabel 1 samengevat. U vindt de tabel onder het zadel.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de basis voor uw eigen per-
soonlijke afstelling van het chassis. De instellingen niet willekeurig wijzigen (maximaal ±
40%), aangezien anders de rijeigenschappen vooral tijdens hoge snelheden kunnen ver-
slechteren.
9.2Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
B00552-10
Beschermkappen 1 verwijderen.
Stelschroeven 2 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven bevinden zich aan het onderste uiteinde van de vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
CHASSIS AFSTELLEN 67
Voorgeschreven waarde
(990 Adventure)
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
(990 Adventure R)
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het inveren.
Beschermkappen 1 monteren.
9.3Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
CHASSIS AFSTELLEN 68
100534-10
Stelschroeven 1 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
(990 Adventure)
Uitgaande demping
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Volledige nuttige belasting 13 klikken
(990 Adventure R)
Uitgaande demping
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Volledige nuttige belasting 13 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
CHASSIS AFSTELLEN 69
9.4Veervoorspanning voorvork instellen
B00554-10
Stelschroeven 1 tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Info
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal slagen met de klok mee terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
(990 Adventure)
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 5 omwentelingen
Standaard 5 omwentelingen
Sport 8 omwentelingen
Volledige nuttige belasting 7 omwentelingen
(990 Adventure R)
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 5 omwentelingen
Standaard 5 omwentelingen
Sport 8 omwentelingen
Volledige nuttige belasting 7 omwentelingen
CHASSIS AFSTELLEN 70
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning, draaien tegen de klok in
verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen invloed op de instelling van de
uitgaande demping.
Toch moet bij een verhoging van de veervoorspanning altijd ook de uitgaande
demping worden verhoogd.
9.5Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in het
high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
9.6Ingaande demping low speed van schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
CHASSIS AFSTELLEN 71
100537-10
Stelschroef 1 met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
(990 Adventure)
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Volledige nuttige belasting 15 klikken
(990 Adventure R)
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Volledige nuttige belasting 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 72
9.7Ingaande demping high speed van schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
100538-10
Stelschroef 1 met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
(990 Adventure)
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1 omwenteling
Volledige nuttige belasting 1 omwenteling
CHASSIS AFSTELLEN 73
(990 Adventure R)
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1 omwenteling
Volledige nuttige belasting 1 omwenteling
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
9.8Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
100539-10
Stelschroef 1 met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
CHASSIS AFSTELLEN 74
Voorgeschreven waarde
(990 Adventure)
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
(990 Adventure R)
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
9.9Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 75
100549-10
Handwiel 1 tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Afhankelijk van het schokdempertype en het gebruik een aantal slagen met de klok mee
terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
(990 Adventure)
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 4 omwentelingen
Standaard 4 omwentelingen
Sport 8 omwentelingen
Volledige nuttige belasting 16 omwentelingen
(990 Adventure R)
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 4 omwentelingen
Standaard 4 omwentelingen
Sport 8 omwentelingen
Volledige nuttige belasting 10 omwentelingen
Info
Voor het verstellen kan het handwiel naar buiten worden gezwenkt.
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning, draaien tegen de klok in
verlaagt de veervoorspanning.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 76
10.1Voertuig op middenstandaard zetten
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De middenstandaard is enkel ontworpen voor het gewicht van de motorfiets en de bagage. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze
op de middenstandaard staat. De middenstandaard of het frame kan daardoor beschadigen en de motorfiets omvallen.
De motorfiets met de greep op de middenstandaard trekken en niet met het handwiel van de schokdemperinstelling. De schokdemper
kan daardoor gaan lekken.
B00892-10
Links naast het voertuig gaan staan.
Het stuur met de linker hand vasthouden en met de rechter voet de middenstandaard
naar onderen duwen.
De zwenkarm 1 van de middenstandaard met het volledige lichaamsgewicht belasten
en tegelijkertijd het voertuig aan de linker greep omhoog tillen, totdat de middenstan-
daard tot de aanslagen naar voren klapt.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 77
10.2Voertuig van middenstandaard nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
100606-10
Stuur ontgrendelen en met beide handen op het stuur het voertuig naar voren bewegen.
Terwijl het voertuig van de middenstandaard kantelt, de voorwielrem bedienen om te
voorkomen dat het voertuig wegrolt.
Controleren of de middenstandaard tot de aanslag naar boven geklapt is.
10.3Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 78
100536-10
Hoofdwerk
Ontluchtingschroeven 1 even verwijderen.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte van de
voorvork.
Ontluchtingschroeven monteren en vastdraaien.
Info
Aan beide vorkpoten uitvoeren.
10.4Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
100552-10
Hoofdwerk
Vuilschraper 1 aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers moeten het stof en grove vervuiling van de vorkbuizen schra-
pen. In de loop van de tijd kan er vuil achter de vuilschrapers terechtkomen.
Wanneer dit vuil niet wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende oliekeer-
ringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de rem-
schijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met
een remmenreiniger.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 79
Vuilschraper en binnenbuis van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en insmeren
met olie.
Universele oliespray ( pag. 212)
Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 77)
10.5Balhoofdspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Wanneer er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en daardoor ook de
lagerzittingen in het frames.
Werkzaamheden vooraf
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 80
B00115-01
Hoofdwerkzaamheden
Voertuig aan de achterkant belasten of aan onderbumper optillen.
Het voorwiel heeft geen contact met de bodem.
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting heen en weer bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Wanneer er speling voelbaar is.
Balhoofdspeling instellen. x
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het gehele stuurbereik. Er
mogen geen blokkeringen te voelen zijn.
» Wanneer er blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdspeling instellen. x
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
10.6Zijbekleding vooraan demonteren
Info
De stappen zijn links en rechts gelijk.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 81
B00893-10
Schroeven 1 verwijderen.
Zijbekleding 2 boven voorzichtig naar buiten zwenken en steekverbinders van richting-
aanwijzerkabel verbreken.
Overstroomslang van de brandstoftank lostrekken en bekleding verwijderen.
10.7Zijbekleding vooraan monteren
Info
De stappen zijn links en rechts gelijk.
B00893-11
Zijbekleding 1 onder de brandstoftank plaatsen en schuin houden.
Overstroomslang van de brandstoftank op de aansluiting steken.
Steekverbinder van de richtingaanwijzerkabel en zijbekleding boven naar het voertuig
zwenken.
Schroeven 2 met schijven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Werking van de richtingaanwijzer controleren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 82
10.8Radiateurrooster demonteren
100641-10
Schroeven 1 verwijderen en radiateurrooster 2 verwijderen.
100642-10
Moeren 3 van radiateur trekken.
Tip
Schroeven in de boringen van het radiateurrooster steken en moeren monteren.
Zo zijn alle benodigde delen toegankelijk voor het geval dat dat nodig is.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 83
10.9Radiateurrooster monteren
0
0
55
0
0
11
0
0
11
0
0
22
0
0
33
0
0
44
100639-10
Moeren 1 op de beugels 2 van de radiateur steken.
Radiateurrooster 3 onder in de boringen 4 haken en naar boven toe naar de radiateur
zwenken.
Schroeven 5 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chassis M6 10 Nm
10.10Zadel afnemen
100516-10
Contactsleutel in het zadelslot steken.
Contactslot in stand C draaien.
Het zadel achter optillen, naar achteren trekken en naar boven toe verwijderen.
Contactsleutel uittrekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 84
10.11Zadel monteren
0
0
330
0
11 0
0
22
100505-10
Het zadel met het uitsteeksel 1 op het opbergvak hangen, naar achteren neerlaten en
tegelijkertijd naar voren schuiven. Daarbij moeten de beide uitsteeksels 2 in het frame
hangen.
Vergrendelbout 3 in het slothuis geleiden en het zadel achter omlaag duwen, totdat u
hoort dat de vergrendelingsbout vastklikt.
Vervolgens controleren of het zadel correct is gemonteerd.
10.12Valbeugel demonteren x (990 Adventure)
Info
De stappen zijn links en rechts gelijk.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
101563-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 85
101564-10
Schroeven 2 en 3 verwijderen en valbeugel eraf halen.
Afstandsbus vooraan verwijderen.
10.13Valbeugel monteren x (990 Adventure)
Info
De stappen zijn links en rechts gelijk.
101564-11
Hoofdwerk
Valbeugel positioneren en klem aan framebuis vastzetten.
Schroeven 1 en 2 monteren, maar nog niet vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 86
101563-11
Afstandsbus positioneren en schroef 3 monteren.
Schroeven 1 en 2 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef valbeugel M8 15 Nm
Schroef 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 77)
10.14Opbergvak afnemen en opzij hangen x
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 83)
100616-10
Hoofdwerk
Opbergvak openen. ( pag. 38)
Schroeven 1 verwijderen.
Opbergvak voorzichtig verwijderen en naar rechts opzij zwenken. Tussen rechter brand-
stoftank en opbergvak een doek plaatsen, om beschadigingen te voorkomen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 87
10.15Opbergvak monteren x
100616-10
Hoofdwerk
Doek verwijderen en opbergvak positioneren.
Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Nawerk
Opbergvak sluiten. ( pag. 38)
Zadel monteren. ( pag. 84)
10.16Linker brandstoftank demonteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 88
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
(990 Adventure)
Valbeugel demonteren. x ( pag. 84)
Kartelschroeven aan beide brandstofkranen tot de aanslag met de klok mee draaien.
Zijbekleding vooraan demonteren. ( pag. 80)
Zadel afnemen. ( pag. 83)
Opbergvak afnemen en opzij hangen. x ( pag. 86)
B00894-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen.
Brandstoftank vooraan iets optillen, aan de bovenste houder losmaken en boven van het
voertuig wegzwenken.
Info
De brandstoftank ongeveer op dezelfde hoogte als gemonteerd vasthouden. Voor-
dat de brandstoftank definitief kan worden verwijderd, moeten enkele slangen en
steekverbindingen worden losgemaakt.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 89
100618-10
Steekverbindingen en brandstofpeilsensor 2 en brandstofpomp 3 loskoppelen.
Slang 4 eraf trekken.
Verbinding brandstofslang 5 loskoppelen.
Info
Er kan een rest brandstof uit de brandstofslang stromen.
Slangklemmen naar achteren schuiven en brandstofslang 6 van de brandstofkraan trek-
ken.
Brandstoftank verwijderen.
10.17Linker brandstoftank monteren x
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
Verbinding van de brandstofslang reinigen en keerring controleren op beschadigingen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 90
100618-11
Hoofdwerk
De brandstoftank ongeveer op dezelfde hoogte positioneren als gemonteerd, om de slan-
gen en de steekverbindingen aan te sluiten.
Brandstofslang 1 op de brandstofkraan steken en slangklem naar voren schuiven.
Brandstofslangverbinding 2 in elkaar steken.
Slang 3 op de aansluiting steken.
Steekverbinding van de brandstofpomp 4 en de brandstofpeilsensor 5 in elkaar ste-
ken.
B00894-11
Brandstoftank iets optillen en in de bovenste houder vastzetten.
Schroeven 6 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstoftank M8 15 Nm
(990 Adventure R)
Schroef 7 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstoftank M8 15 Nm
Nawerk
Opbergvak monteren. x ( pag. 87)
Opbergvak sluiten. ( pag. 38)
Zadel monteren. ( pag. 84)
Zijbekleding vooraan monteren. ( pag. 81)
Kartelschroeven aan beide brandstofkranen tot de aanslag tegen de klok in draaien.
Brandstofsysteem controleren op lekkage.
(990 Adventure)
Valbeugel monteren. x ( pag. 85)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 91
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 77)
10.18Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 91)
10.19Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 92
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 211)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 212)
10.20Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 93
0
0
BB
0
0
AA
400620-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Versnelling in neutraal schakelen.
In het bereik van de onderste kettingkastschroef de ketting omhoog trekken en de ket-
tingspanning A bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting B moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, de meting daarom op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 35… 40 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 93)
10.21Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Werkzaamheden vooraf
Kettingspanning controleren. ( pag. 92)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 94
100553-10
Hoofdwerkzaamheden
Moer 1 losdraaien.
Moeren 2 losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3 links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 35… 40 mm
Stelschroeven 3 links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner 4 in dezelfde positie staan ten opzichte van de referentie-
markeringen C. Zo wordt het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig. Daarom de instelling op verschillende
plekken van de ketting controleren.
Moeren 2 vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4 tegen de stelschroeven 3 liggen.
Moer 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad inge-
vet
Info
De kettingspanners 4 kunnen 180° worden gedraaid.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 95
10.22Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
100132-10
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Kettingwiel en/of ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 96
1 2 3 16 17 18
A
00
0
BB
400621-10
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
Versnelling in neutraal schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht A.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
15 kg
De afstand B van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, de meting daarom op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Maximale afstand B op het langste deel
van de ketting
272 mm
» Als de afstand B groter is dan de aangegeven maat:
Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud en versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen kettingslot.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 97
B00113-01
Glijblok controleren op slijtage.
» Wanneer het glijblok is ingesleten.
Glijblok vervangen. x
Controleren of het glijblok vastzit.
» Wanneer het glijblok los zit.
Glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M6 6 Nm Loctite
®
243™
B00114-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
» Wanneer de kettinggeleiding is ingesleten.
Kettinggeleiding vervangen. x
Controleren of de kettinggeleiding vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding los zit.
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettinggeleiding M6 6 Nm Loctite
®
243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 98
10.23Basisinstelling koppelingshendel instellen
100619-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aan de grootte van de
hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshendel
verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshendel
dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
10.24Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Geen remvloeistof gebruiken.
100620-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizontale
positie zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 afnemen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenzijde van het
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 99
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 207)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
10.25Rechter onderbumper demonteren
100581-10
Schroeven 1 verwijderen. Rechter onderbumper 2 verwijderen.
10.26Rechter onderbumper monteren
100581-11
Rechter onderbumper 1 positioneren. Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 100
10.27Onderbumper demonteren x
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
100577-10
Hoofdwerk
Zijstandaard omlaag zwenken.
Alle vier schroeven 1 verwijderen en onderbumper 2 verwijderen.
10.28Onderbumper monteren x
100578-10
Hoofdwerk
Onderbumper 1 positioneren. Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderbumper M8 25 Nm Loctite
®
243™
Zijstandaard omhoog zwenken.
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 77)
REMMEN 101
11.1ABS / Anti Blokkeer Systeem (990 Adventure)
0
0
330
0
44
0
0
22
0
0
22
0
0
11
400906-10
De ABS-unit 1 bestaat uit een hydraulische unit, ABSbesturingsunit en retourpomp en
is onder het zadel gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor 2 aan het voor- en
achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperkte werking van de ABS
Bij wijzigingen zoals kortere en langere veerafstanden, andere velgdiameters,
andere banden, verkeerde bandenspanning, andere remplaketten en dergelijke
kan het ABS niet meer optimaal werken.
De optimale werking van het ABS is enkel gegarandeerd, wanneer voor het rem-
systeem uitsluitend door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen reserveonderdelen
en banden worden gebruikt.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd.
(De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van werkende remcircuits (voorwiel- en achterwiel-
rem). Bij normaal rijden werkt het remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder
ABS. Pas wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel herkent, begint
het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan een licht
pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje 3 moet na het inschakelen van de ontsteking gaan branden
en uitgaan wanneer het voertuig rijdt. Wanneer het lampje na het optrekken niet uitgaat of
tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het ABS is
dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf
blijft gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden, wanneer in extreme rijsituaties het
toerental van het voor- of achterwiel sterk van elkaar afwijken, bijv. bij een wheelie of als
het achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
REMMEN 102
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Wanneer u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geacti-
veerd. Het ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit wanneer het voertuig rijdt.
Met de toets 4 kan het ABS met de hand worden uitgeschakeld (zie starten).
11.2Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is, bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voorwiel-
rem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
100555-10
Remhendel naar het stuur duwen en vrije slag A controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag remhendel instellen. ( pag. 103)
REMMEN 103
11.3Vrije slag remhendel instellen
100556-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 102)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef 1 instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid wordt de vrije slag kleiner.
Het drukpunt verwijdert zich van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de vrije slag groter. Het
drukpunt komt dan dichter bij het stuur te liggen.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.4Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400618-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren op afme-
ting A.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in het bereik van het raak-
vlak 1 van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
REMMEN 104
Remschijf - slijtagegrens
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven waarde ligt.
Remschijf vervangen.
Remschijven vooraan en achteraan controleren op beschadiging, scheuren en vervor-
ming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf vervangen.
11.5Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
REMMEN 105
100557-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Remvloeistofpeil op het kijkglas 1 controleren.
» Als het remvloeistofpeil onder de MIN markering is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 105)
11.6Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
REMMEN 106
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
100558-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 afnemen.
Remvloeistof tot maat A vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A 5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 209)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
REMMEN 107
11.7Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
100559-10
Controleren of alle remplaketten aan beide remklauwen de minimale plaketdikte A
hebben.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
Alle remplaketten aan beide remklauwen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te herkennen zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
11.8Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
REMMEN 108
100602-10
Rempedaal tussen eindaanslag en de aanzet naar de rempedaalcilinderzuiger heen en
weer bewegen en vrije slag A controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Info
De aanzet aan de rempedaalcilinderzuiger is te herkennen aan de grotere weer-
stand bij het rempedaal.
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Uitgangspositie rempedaal instellen. x
11.9Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
REMMEN 109
100560-10
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
Remvloeistofpeil in het remvloeistofreservoir controleren.
» Als het vloeistofpeil de MIN markering 1 heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 109)
11.10Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
REMMEN 110
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Pakkingen en remkabels zijn
niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
100561-10
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 afnemen.
REMMEN 111
100562-10
Remvloeistof tot markering A vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 209)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afwassen.
11.11Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
REMMEN 112
100563-10
Controleren of de remplaketten de minimale plaketdikte A hebben.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te herkennen zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
WIELEN, BANDEN 113
12.1Voorwiel uitbouwen x
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
100605-10
Hoofdwerk
Voertuig aan de achterkant belasten of aan onderbumper optillen.
Het voorwiel heeft geen contact met de bodem.
Remklauwen met de hand naar de remschijven duwen, om de remzuigers dicht te druk-
ken.
100603-10
(990 Adventure)
Schroef 1 verwijderen en wieltoerentalsensor 2 met huls 3 uit de boring trekken.
WIELEN, BANDEN 114
100604-10
Schroef 4 en schroeven 5 losdraaien.
Schroef 4 ca. 6 slagen eruit schroeven en met de hand op de schroef drukken, om de
steekas uit de asopname te schuiven.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenMinder remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zeer neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Remklauwen licht naar buiten zwenken
en voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken wanneer het voorwiel is verwijderd.
100567-10
Afstandsbussen 6 verwijderen.
12.2Voorwiel inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
WIELEN, BANDEN 115
100567-11
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager is beschadigd of versleten:
Wiellager vervangen. x
Keerringen 1 en loopvlak A van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 211)
Afstandsbussen inzetten.
100604-11
Voorwiel in de voorvork tillen, remschijven aan de remklauwen haken en steekas inzet-
ten.
(990 Adventure)
Het ABSsensorwiel bevindt zich in de rijrichting links.
Schroef 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 77)
Voorwielrem indrukken en voorvork enkele keren inveren zodat de vorkpoten worden uit-
gelijnd.
Schroeven 3 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
WIELEN, BANDEN 116
100603-11
(990 Adventure)
Huls 4 op de wieltoerentalsensor 5 schuiven en samen in de boring steken.
Schroef 6 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroefverbinding wieltoerentalsensor
vooraan
M6 6 Nm
12.3Achterwiel uitbouwen x
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
100634-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de remzuigers dicht te drukken.
WIELEN, BANDEN 117
100635-10
(990 Adventure)
Schroef 1 verwijderen en wieltoerentalsensor 2 uit de boring trekken.
100569-10
Moer 3 verwijderen. Kettingspanner 4 afnemen.
100570-10
Steekas 5 slechts zover eruit trekken, dat het achterwiel naar voren geschoven kan wor-
den.
Achterwiel zover mogelijk naar voren schuiven. Ketting van kettingwiel nemen en ket-
tingkast 6 wegleggen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
WIELEN, BANDEN 118
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug halen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is uitgebouwd.
Afstandsbus 7 verwijderen.
12.4Achterwiel inbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGeen remwerking bij het intrappen van de achterwielrem.
Na het inbouwen van het achterwiel altijd het rempedaal intrappen totdat er een drukpunt aanwezig is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen achterwielnaaf controleren. x ( pag. 120)
100571-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager is beschadigd of versleten:
Wiellager vervangen. x
Keerring 1 en loopvlak A van de afstandsbus reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 211)
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 211)
WIELEN, BANDEN 119
Demperpakkingen en kettingwieldrager in het achterwiel monteren.
Achterwiel in de achterbrug zetten en de remschijf in de remklauw haken.
100636-10
Steekas monteren, maar niet tot de aanslag erin schuiven.
Achterwiel zover mogelijk naar voren schuiven en ketting op het kettingwiel leggen.
Steekas tot de aanslag erin schuiven, kettingspanner 3 en moer 4 monteren.
Info
Kettingspanners 2 en 3 in dezelfde positie monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners tegen de spanschroeven
liggen en moer 4 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie ten
opzichte van de referentiemarkering B staan, zodat het achterwiel correct is uitge-
lijnd.
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad inge-
vet
100635-11
(990 Adventure)
Wieltoerentalsensor 5 in de boring steken. Schroef 6 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoerentalsen-
sor achteraan
M6 8 Nm Loctite
®
243™
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 77)
WIELEN, BANDEN 120
12.5Demperpakkingen achterwielnaaf controleren x
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel via zes demperpakkingen overgebracht op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwielhouder en de achterwielnaaf.
Werkzaamheden vooraf
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
Achterwiel uitbouwen. x ( pag. 116)
100572-10
Hoofdwerkzaamheden
Demperpakkingen 1 van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Demperpakkingen achterwielnaaf vervangen.
100573-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven toe op een werkbank leggen en de steekas in
de naaf steken.
Om de speling A te controleren, achterwiel vasthouden en proberen om het kettingwiel
te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het kettingwiel.
Speling schokdemperpakkingen achter-
wiel
5 mm
WIELEN, BANDEN 121
» Als de speling A groter is dan de aangegeven waarde:
Demperpakkingen achterwielnaaf vervangen.
Werkzaamheden achteraf
Achterwiel inbouwen. x ( pag. 118)
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 77)
12.6Toestand banden controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOncontroleerbaar rijgedrag door klappen van een band.
Beschadigde of versleten banden voor uw eigen veiligheid meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
WIELEN, BANDEN 122
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rem- en rijgedrag van het voertuig.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed.
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden
in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en
andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden wisselen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de minimale profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden wisselen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste twee cijfers op het
jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slij-
tage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
WIELEN, BANDEN 123
Banden wisselen.
12.7Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning Solo
voor 2,4 bar
achter 2,6 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
voor 2,4 bar
achter 2,8 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
12.8Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.
Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
WIELEN, BANDEN 124
Info
Door een losse spaak kan het wiel uit balans raken en ertoe leiden dat er binnen korte tijd meer spaken los gaan zitten.
Wanneer de spaken ze strak gespannen zijn, kunnen ze door lokale overbelasting afbreken.
Controleer daarom regelmatig de spaakspanning, vooral bij een nieuwe motorfiets.
400694-01
Met de staaf van een schroevendraaier kort op iedere spaak slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en van de spaakdiameter.
Wanneer er verschillende toonfrequenties hoorbaar zijn bij spaken met gelijke
lengte en dikte, duidt dat op verschillende spaakspanningen.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren. x
ELEKTRONICA 125
13.1Accu uitbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
Onderbumper demonteren. x ( pag. 100)
100579-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen. Afdekking 2 omlaag klappen.
ELEKTRONICA 126
100580-10
Minkabel 3 van de accu losklemmen.
Pluskabel 4 van de accu losklemmen.
Accu met accumantel 5 uit accuvak halen.
Info
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken. In beide gevallen kun-
nen elektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Het voertuig is dan niet meer verkeersveilig.
13.2Accu inbouwen x
100580-11
Hoofdwerk
Accu in accumantel 1 steken.
Accu met accumantel in het accuvak schuiven.
Pluskabel 2 klemmen.
Minkabel 3 klemmen.
ELEKTRONICA 127
100579-11
Afdekking 4 onder het accuvak hangen en omhoog zwenken.
Schroeven 5 monteren en vastdraaien.
Nawerk
Onderbumper monteren. x ( pag. 100)
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 77)
Tijd instellen. ( pag. 29)
13.3Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
ELEKTRONICA 128
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. De accu afgeven bij uw
KTM-distributeur of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Wanneer de accu niet met een acculader van KTM wordt geladen, moet de accu voor het laden worden gedemonteerd. Ander kun-
nen onderdelen worden beschadigd door overspanning. De accu laden volgens de gegevens op het accuhuis.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Rechter onderbumper demonteren. ( pag. 99)
ELEKTRONICA 129
100582-10
Hoofdwerk
Rode beschermkap van de pluspoolverlenging trekken.
Pluskabel van de acculader aan de pluspoolverlenging 1 en minkabel op een blanke
plek van de motor 2 klemmen. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Acculader na het laden uitschakelen en loshalen.
Voorgeschreven waarde
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Rode beschermkap van de pluspoolverlenging monteren.
Nawerk
Rechter onderbumper monteren. ( pag. 99)
13.4Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
ELEKTRONICA 130
Info
De hoofdzekering bevindt zich in het startrelais onder de rechter onderbumper.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Rechter onderbumper demonteren. ( pag. 99)
100583-10
Hoofdwerk
Startrelais 1 van de houder trekken en beschermkap 2 verwijderen.
100584-10
(990 Adventure)
Defecte hoofdzekering 3 verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 4.
Met de hoofdzekering zijn behalve de ABS-unit alle stroomverbruikers bevei-
ligd.
(990 Adventure R)
Defecte hoofdzekering 3 verwijderen.
ELEKTRONICA 131
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 4.
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig bevei-
ligd.
Nieuwe hoofdzekering inzetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 196)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Beschermkap monteren en startrelais op de houder steken.
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen, zodat u er een bij u hebt als
het nodig is.
Nawerk
Rechter onderbumper monteren. ( pag. 99)
Tijd instellen. ( pag. 29)
13.5Zekeringen ABS vervangen (990 Adventure)
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
ELEKTRONICA 132
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder de rechter onderbumper. Met deze beide zekeringen zijn de retourpomp en de
hydraulische unit van de ABS beveiligd. De derde zekering, waarmee de ABS-besturingsunit is beveiligd bevindt zich in het zekerin-
genblok.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Rechter onderbumper demonteren. ( pag. 99)
100585-10
Zekering hydraulische ABS-eenheid vervangen:
Beschermkap 1 verwijderen en zekering 2 verwijderen.
Info
Er bevindt zich een reservezekering naast het zekeringenblok in het opberg-
vak.
Nieuwe zekering inzetten.
Zekering (58011109125) ( pag. 196)
Controleren het ABS-waarschuwingslampje nog brandt.
Beschermkap monteren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het opbergvak plaatsen, zodat u er een bij u hebt
als het nodig is.
ELEKTRONICA 133
100586-10
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap 1 verwijderen en zekering 2 verwijderen.
Info
Er bevindt zich een reservezekering naast het zekeringenblok in het opberg-
vak.
Nieuwe zekering inzetten.
Zekering (58011109140) ( pag. 196)
Controleren het ABS-waarschuwingslampje nog brandt.
Beschermkap monteren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het opbergvak plaatsen, zodat u er een bij u hebt
als het nodig is.
Nawerk
Rechter onderbumper monteren. ( pag. 99)
13.6Zekeringen in zekeringenblok vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich in het opbergvak.
ELEKTRONICA 134
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Opbergvak openen. ( pag. 38)
100587-10
Hoofdwerk
Deksel zekeringenblok 1 verwijderen.
100588-11
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering IGNITION, FUEL PUMP - 10 A - ontsteking, brandstofpomp, wegrijblokkering,
alarminstallatie (optioneel)
Zekering H/L BEAM, POSITION - 15 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, nummerplaatver-
lichting
Zekering HORN, BRAKE LIGHT - 10 A - claxon, remlicht, noodknipperlichten
Zekering FAN - 10 A - radiateurventilator
Zekering POWER RELAY - 10 A - ontsteking (EFI-unit)
Zekering ACC1, CLOCK - 10 A - gecombineerd instrument, stopcontact, extra appara-
tuur (constant plus), alarminstallatie (optioneel)
Zekering ACC2 - 10 A - extra apparatuur (met contactschakelaar geschakelde plus)
(990 Adventure)
Zekering ABS, OPTIONAL - 10 A - ABS
ELEKTRONICA 135
(990 Adventure R)
Zekering ABS, OPTIONAL - geen functie
100588-10
(990 Adventure)
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 195)
Zekering (58011109115) ( pag. 195)
Info
Reservezekeringen 2 bevinden zich naast het zekeringenblok.
De reservezekeringen 3 zijn voor het ABS.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
hebt als het nodig is.
100637-10
(990 Adventure R)
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 195)
Zekering (58011109115) ( pag. 195)
Info
Reservezekeringen 2 bevinden zich naast het zekeringenblok.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
hebt als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Deksel van zekeringenblok sluiten.
ELEKTRONICA 136
Nawerk
Opbergvak sluiten. ( pag. 38)
13.7Koplampkap met koplamp demonteren
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zijbekleding vooraan demonteren. ( pag. 80)
100590-10
Hoofdwerk
Koplampkap met cockpitdrager opzij hangen en naar voren toe verwijderen.
100591-10
Stekkerverbinding 1 verbreken.
Koplampkap op een zachte doek leggen, zodat de koplamp en de bekledingschijf niet
beschadigen.
ELEKTRONICA 137
13.8Koplampkap met koplamp monteren
100591-10
Hoofdwerk
Stekkerverbinding 1 aansluiten.
Werking van de lampen controleren.
Koplampkap positioneren.
Nawerk
Zijbekleding vooraan monteren. ( pag. 81)
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 145)
13.9Dimlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zijbekleding vooraan demonteren. ( pag. 80)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 136)
ELEKTRONICA 138
100592-10
Hoofdwerk
Rubberkap 1 verwijderen en steken 2 van de lamp trekken.
100593-10
Veerbeugel 3 losmaken en lamp uit de koplamp nemen.
Nieuwe lamp in de koplamp positioneren en veerbeugel vastzetten.
Dimlicht (H7 / sokkel PX26d) ( pag. 196)
Info
De lamp moet met het uitsteeksel A in de uitsparing zitten.
Stekker op de lamp steken en rubberkap monteren.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 137)
Zijbekleding vooraan monteren. ( pag. 81)
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 145)
ELEKTRONICA 139
13.10Lamp voor groot licht vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zijbekleding vooraan demonteren. ( pag. 80)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 136)
100594-10
Hoofdwerk
Rubberkap 1 verwijderen en steekverbinding 2 verbreken.
ELEKTRONICA 140
100595-10
Veerbeugel 3 losmaken en lamp uit de koplamp nemen.
Nieuwe lamp in de koplamp positioneren en veerbeugel vastzetten.
Groot licht (H3 / sokkel PK22s) ( pag. 196)
Info
De lamp moet goed in de uitsteeksels A zitten.
Steekverbinding aansluiten en rubberkap monteren.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 137)
Zijbekleding vooraan monteren. ( pag. 81)
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 145)
13.11Zijlichtlamp in koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zijbekleding vooraan demonteren. ( pag. 80)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 136)
ELEKTRONICA 141
100596-10
Fitting 1 uit de koplamp trekken en lamp 2 uit de fitting trekken.
Nieuwe lamp in de fitting steken en fitting in de koplamp steken.
Zijlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 196)
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 137)
Zijbekleding vooraan monteren. ( pag. 81)
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 145)
13.12Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
ELEKTRONICA 142
100597-10
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Diffusorplaat 1 voorzichtig afnemen.
Lamp 2 zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en uit de fitting
trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij houden.
Nieuwe lamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (RY10W / sokkel BAU15s) ( pag. 196)
Richtingaanwijzer controleren op goede werking.
Diffusorplaat positioneren.
Info
Het uitsteeksel A in de uitsparing B haken.
Schroef inzetten en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine ruk
vastklikt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
13.13Achterlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
ELEKTRONICA 143
100599-10
Moeren 1 aan de onderkant van het spatbord achteraan verwijderen en het achterlicht
naar achteren trekken.
100600-10
Lampfittingen 2 uit het achterlicht trekken.
Lampen 3 uit de fittingen trekken.
Nieuwe lampen in de fittingen steken.
Achterlicht (WR5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 196)
Lampfittingen in het achterlicht steken.
Werking van de lampen controleren.
Achterlicht positioneren. Moeren met schijven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterlicht M6 8 Nm
13.14Remlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
ELEKTRONICA 144
100599-10
Moeren 1 aan de onderkant van het spatbord achteraan verwijderen en het achterlicht
naar achteren trekken.
100601-10
Lampfitting 2 tot de aanslag tegen de klok in draaien en uit het achterlicht nemen.
Lamp 3 zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en uit de fitting
trekken.
Nieuwe lamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien tot de aanslag.
Remlicht (PR21W / sokkel BAW15s) ( pag. 196)
Lampfitting in het achterlicht steken en met de klok mee draaien tot de aanslag.
Werking van de lampen controleren.
Achterlicht positioneren. Moeren met schijven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer achterlicht M6 8 Nm
ELEKTRONICA 145
13.15Stand koplamp controleren
0
0
AA
0
0
BB
400609-10
Voertuig op een horizontale ondergrond zetten voor een lichte muur en op hoogte van
het midden van de koplamp van het dimlicht een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand B onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B 5 cm
Voertuig op een afstand A loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand A 5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Stand van de koplamp controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 145)
13.16Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Werkzaamheden vooraf
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 145)
ELEKTRONICA 146
100598-10
Hoofdwerkzaamheden
Met de stelschroef 1 de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder, even-
tueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen (aangebracht
bij: koplampinstelling controleren).
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel en draaien tegen de klok in
versmalt de lichtbundel.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbundelbreedte van de kop-
lamp nodig zijn.
13.17Contactsleutel activeren/deactiveren
Info
De oranje programmeersleutel mag uitsluitend worden gebruikt voor het activeren/deactiveren!
Bij verlies of vervanging van een zwarte contactsleutel moeten de afzonderlijke zwarte contactsleutels met de oranje programmeer-
sleutel worden geactiveerd of gedeactiveerd. Daardoor wordt ook voorkomen dat een onbevoegde de verloren zwarte contactsleutel
gebruikt om te gaan rijden met het voertuig.
Er kunnen maximaal vier zwarte contactsleutels worden geactiveerd/gedeactiveerd. Alleen de tijdens het activeren
geprogrammeerde zwarte contactsleutels zijn geldig. Alle zwarte contactsleutels die niet tijdens het activeren zijn geprogrammeerd,
zijn ongeldig, maar kunnen achteraf nog worden geprogrammeerd.
ELEKTRONICA 147
401114-10
Verlies van een zwarte contactsleutel (tweede zwarte contactsleutel is aanwezig):
Door de volgende handelingen worden alle geactiveerde zwarte contactsleutels gedeacti-
veerd, die niet bij deze handelingen zijn betrokken.
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
400919-10
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel uittrekken.
Zwarte contactsleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden, gaat kort uit en brandt weer.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF
draaien.
Zwarte contactsleutel uittrekken.
ELEKTRONICA 148
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden, gaat kort uit en knippert
afhankelijk van het aantal werkende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje
programmeersleutel. In dit geval twee keer.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel uittrekken.
De verloren zwarte contactsleutel is gedeactiveerd.
De aanwezige zwarte contactsleutel is opnieuw geactiveerd.
401114-11
Verlies van beide zwarte contactsleutels (geen zwarte contactsleutel meer aanwezig):
Deze handelingen zijn nodig om misbruik met de verloren zwarte contactsleutel te voor-
komen.
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
ELEKTRONICA 149
400919-10
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden, gaat kort uit en knippert
afhankelijk van het aantal werkende zwarte contactsleutels, inclusief de
oranje programmeersleutel. In dit geval maar een keer, aangezien alle zwarte
contactsleutels zijn gedeactiveerd.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel uittrekken.
Alle zwarte contactsleutels zijn gedeactiveerd.
Nieuwe zwarte contactsleutels bestellen met het sleutelnummer op de KEYCODE-
CARD en activeren.
Contactsleutel activeren:
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
ELEKTRONICA 150
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel uittrekken.
Zwarte contactsleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden, gaat kort uit en brandt weer.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF
draaien.
Zwarte contactsleutel uittrekken.
Als er meerdere contactsleutels moeten worden geactiveerd dienen de laatste vier
stappen met de betreffende contactsleutel te worden herhaald.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Ontsteking inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden, gaat kort uit en knippert
afhankelijk van het aantal werkende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje
programmeersleutel.
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel uittrekken.
Alle zwarte contactsleutels, waarvoor deze stappen zijn genomen, zijn geacti-
veerd.
KOELSYSTEEM 151
14.1Koelsysteem
100608-10
Door de waterpomp 1 in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er
met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
125 °C
0
0
22
0
0
33
400619-10
De koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator 3, die met een thermo-
schakelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde radiateurribben verlagen de
koelwerking.
Door de uitzetting van de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het vaste reser-
voir 2. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer teruggezogen in het koelsys-
teem.
KOELSYSTEEM 152
0
0
44
100640-10
Bij het voertuig wordt een radiateurrooster 4 geleverd. Het radiateurrooster moet gemon-
teerd worden, wanneer met het voertuig niet op geasfalteerde wegen wordt gereden. Daar-
door wordt voorkomen dat de radiateur door steenslag of dergelijke beschadigd.
14.2Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Werkzaamheden vooraf
Zijbekleding vooraan demonteren. ( pag. 80)
KOELSYSTEEM 153
Alleen de rechter zijbekleding demonteren.
600898-10
Hoofdwerkzaamheden
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
Dop 1 van het vaste reservoir afnemen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 158)
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddel tot de MAX markering vullen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 207)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 208)
Dop op het vaste reservoir monteren.
KOELSYSTEEM 154
B00895-10
Radiateurdop 2 verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Verlies koelmiddel: < 0,50 l
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelmiddelpeil corrigeren.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 207)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 208)
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Verlies koelmiddel: > 0,50 l
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 158)
KOELSYSTEEM 155
Radiateurdop monteren.
Werkzaamheden achteraf
Zijbekleding vooraan monteren. ( pag. 81)
14.3Koelmiddelpeil in vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
100609-10
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir 1 controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Info
Niet met de motorfiets rijden!
KOELSYSTEEM 156
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 158)
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Dop van het vaste reservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MAX markering vullen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 207)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 208)
Dop op het vaste reservoir monteren.
14.4Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
KOELSYSTEEM 157
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
(990 Adventure)
Valbeugel demonteren. x ( pag. 84)
Kartelschroeven aan beide brandstofkranen tot de aanslag met de klok mee draaien.
Zijbekleding vooraan demonteren. ( pag. 80)
Zadel afnemen. ( pag. 83)
Opbergvak afnemen en opzij hangen. x ( pag. 86)
Linker brandstoftank demonteren. x ( pag. 87)
100612-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de radiateur klaarzetten.
Schroef 1 verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
100611-10
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Schroef 2 verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 2 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
KOELSYSTEEM 158
14.5Koelsysteem vullen/ontluchten x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Zijbekleding vooraan is uitgebouwd.
B00896-10
Controleren of de aftapschroeven op de radiateur en waterpompdeksel vastgedraaid zijn.
Ontluchtingsschroef 1 verwijderen.
KOELSYSTEEM 159
0
0
AA
400663-10
Het voertuig in de afgebeelde positie zetten en beveiligen tegen wegrollen. Er moet een
hoogteverschil van A moet worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil A 50 cm
Info
Om alle lucht uit het koelsysteem te laten ontsnappen moet het voertuig vooraan
iets worden opgetild. Een slechts ontlucht koelsysteem heeft een lager koelver-
mogen waardoor de motor oververhit kan raken.
B00897-01
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen uit de ontluchtingsopening stroomt en
meteen de ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 207)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 208)
Radiateur volledig vullen met koelmiddel. Radiateurdop monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 155)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en laten warmlopen totdat de rijtemperatuur is bereikt.
6 balkjes van de temperatuurindicator branden.
KOELSYSTEEM 160
100615-10
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
Koelmiddelpeil in vast reservoir controleren en indien nodig het koelmiddel tot aan de
markering MAX vullen.
MOTOR AFSTELLEN 161
15.1Gaskabelspeling controleren
400192-10
Controleren of gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de speling van
de gaskabel bepalen.
Speling gaskabel 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Speling gaskabel instellen. x ( pag. 162)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. x ( pag. 162)
MOTOR AFSTELLEN 162
15.2Speling gaskabel instellen x
100621-10
Stuur in rechtuitstand zetten.
Regelklepsteller met KTM-diagnosetool in de uitgangspositie zetten.
Contramoer 1 losdraaien.
Speling gaskabel met de stelschroef 2 instellen.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3… 5 mm
Contramoer 1 vastdraaien.
15.3Stekkerverbinding ontstekingscurve
100554-10
De stekkerverbinding 1 bevindt zich onder het zadel, in de buurt van de bovenste schok-
demperbevestiging.
Door het verbreken van de stekkerverbinding wordt een ontstekingscurve voor brandstof met
een octaangetal lager dan 95 (ROZ 95 / RON 95 / PON 91) geactiveerd. De motor verliest
daardoor slechts weinig vermogen, maar er wordt voorkomen dat er door slechte brandstof
vonkontstekingen plaatsvinden die de motor kunnen beschadigen.
Mogelijke toestanden
Stekkerverbinding los Voor het vullen van de brandstoftank kan brandstof met 80 tot
94 octaan (ROZ) worden gebruikt.
Stekkerverbinding aangesloten Er kan brandstof vanaf 95 octaan worden gebruikt.
MOTOR AFSTELLEN 163
15.4Ontstekingscurve aanpassen aan brandstofkwaliteit
Werkzaamheden vooraf
Ontsteking uitschakelen. Daarvoor de zwarte contactsleutel in de stand OFF draaien.
Zadel afnemen. ( pag. 83)
Ontstekingscurve voor brandstof met laag octaangetal activeren:
Aanwijzing
Beschadiging van de motorSlechte brandstofkwaliteit is nadelig voor de motor.
Het voertuig maximaal één brandstoftankvulling laten rijden met een octaangetal lager dan 95 (ROZ 95 / RON 95 / PON 91).
De ontstekingscurve moet worden ingesteld op brandstof met een laag octaangetal.
Stekkerverbinding 1 verbreken. (afbeelding 100554-10 pag. 162)
Stekkerverbinding los Voor het vullen van de brandstoftank kan brandstof met 80 tot 94 octaan (ROZ) worden gebruikt.
( pag. 162)
Ontstekingscurve voor brandstof met octaangetal vanaf 95 (ROZ 95 / RON 95 / PON 91) activeren:
Stekkerverbinding 1 aansluiten. (afbeelding 100554-10 pag. 162)
Stekkerverbinding aangesloten Er kan brandstof vanaf 95 octaan worden gebruikt. ( pag. 162)
Werkzaamheden achteraf
Zadel monteren. ( pag. 84)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 164
16.1Motoroliepeil controleren
Werkzaamheden vooraf
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en laten warmlopen totdat de rijtemperatuur is bereikt.
6 balkjes van de temperatuurindicator branden.
100622-10
Hoofdwerkzaamheden
Motor uitzetten.
Oliepeilstok 1 eruit nemen, met een doek afvegen en weer helemaal erin schroeven.
Oliepeilstok eruit schroeven en het motoroliepeil aflezen.
Het motoroliepeil moet tussen de bovenste MIN en onderste MAX markering van de
oliepeilstok liggen.
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 172)
Oliepeilstok monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 165
16.2Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen x
B00119-01
Motorolie aftappen, oliezeven reinigen. x ( pag. 165)
Oliefilter monteren. x ( pag. 170)
Linker brandstoftank monteren. x ( pag. 89)
Motorolie vullen. x ( pag. 170)
Onderbumper monteren. x ( pag. 100)
16.3Motorolie aftappen, oliezeven reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie moet worden afgetapt als de motor warm is.
Voorwerk
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
Onderbumper demonteren. x ( pag. 100)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 166
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
(990 Adventure)
Valbeugel demonteren. x ( pag. 84)
Kartelschroeven aan beide brandstofkranen tot de aanslag met de klok mee draaien.
Zijbekleding vooraan demonteren. ( pag. 80)
Zadel afnemen. ( pag. 83)
Opbergvak afnemen en opzij hangen. x ( pag. 86)
Linker brandstoftank demonteren. x ( pag. 87)
100624-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef 1 met magneet en pakking verwijderen.
Motorolie volledig uit de motor laten stromen.
Schroeven 2 verwijderen en deksel 3 eraf halen.
Oliezeef met een tang uit het motorhuis trekken.
100625-10
Schroef 4 op de rechter brandstoftank en schroeven 5 verwijderen. Houder 6 verwij-
deren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 167
100626-10
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 77)
Voertuig op zijstandaard zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef 7 verwijderen.
Motorolie volledig uit de olietank laten stromen.
Schroeven 8 verwijderen en olieleiding 9 opzij zwenken.
100627-10
Oliezeef bk uit de olietank trekken.
Oliefilter uitbouwen. x ( pag. 168)
Alle oliezeven en olieaftapschroeven met magneet grondig reinigen.
Alle afdichtvlakken reinigen.
100628-10
Pakking bl van de oliezeef controleren op beschadigingen en goed vastzitten.
Oliezeef bk in de olietank steken.
Olieleiding positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Olieaftapschroef 7 met magneet en nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 25 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 168
100629-10
Olieaftapschroef 1 met magneet en nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M22x1,5 35 Nm
Oliezeef bm met de markering TOP naar boven in het motorhuis schuiven.
Vormring in deksel 3 controleren op beschadigingen en correct vastzitten.
Deksel 3 positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven motor M6 10 Nm
100625-10
Houder 6 positioneren. Schroeven 5 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef 4 op de rechter brandstoftank monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstoftank M8 15 Nm
16.4Oliefilter uitbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 169
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwaarden
Onderbumper gedemonteerd.
Voorwerk
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
100632-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen. Oliefilterdeksel 2 met keerring verwijderen.
100630-10
Oliefilter 3 uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtingsvlakken grondig reinigen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 170
16.5Oliefilter monteren x
100631-10
Oliefilter 1 erin zetten.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilterdeksel 2 monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven motor M5 6 Nm
16.6Motorolie vullen x
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
100622-10
De hoeveelheid olie moet in twee stappen worden gevuld.
Motorolie 3,0 l Buitentemperatuur:
0 °C
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 208)
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 208)
Oliepeilstok 1 verwijderen en motorolie vullen.
Motorolie (1e deel-
hoeveelheid) ca.
2,50 l Buitentemperatuur:
0 °C
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 208)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 171
Motorolie (1e deel-
hoeveelheid) ca.
2,50 l Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 208)
Oliepeilstok monteren.
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en laten warmlopen totdat de rijtemperatuur is bereikt.
6 balkjes van de temperatuurindicator branden.
Smeersysteem controleren op lekkage.
Motor uitzetten.
Oliepeilstok verwijderen en met een doek afvegen.
Motorolie tot MAXmarkering van de oliepeilstok vullen.
Motorolie (2e deel-
hoeveelheid) ca.
0,50 l Buitentemperatuur:
0 °C
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 208)
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 208)
Oliepeilstok monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 172
16.7Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Het motoroliepeil moet bij een warme motor worden gecorrigeerd.
100622-10
Oliepeilstok 1 verwijderen en motorolie tot de MAX markering vullen.
Voorwaarden
Buitentemperatuur: 0 °C
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 208)
Voorwaarden
Buitentemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40) ( pag. 208)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aangeraden geen verschil-
lende motoroliesoorten te mengen.
We raden aan indien nodig de motorolie te verversen.
Oliepeilstok monteren.
REINIGING, ONDERHOUD 173
17.1Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Het voertuig nooit met een hogedrukreiniger of een harde waterstraal reinigen. De te hoge druk kan in de elektrische componenten,
steekverbindingen, bowdenkabels, lagers dringen en storingen veroorzaken en/of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten, om te voorkomen dat er water indringt.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger
inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 212)
Info
Warm water met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
spons gebruiken voor het reinigen van het voertuig.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij in koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
REINIGING, ONDERHOUD 174
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde rem-
men.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een korte rit rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt en
daarbij ook de remmen gebruiken.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de ontoegankelijk plekken van de
motor en de remmen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 91)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
met antiroestmiddel behandelen.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 212)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel voor lakken.
Hoogglans-politoer voor lak ( pag. 211)
Contact-/stuurslot, tankslot en zadelslot insmeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 212)
REINIGING, ONDERHOUD 175
17.2Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten er
voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 173)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de remklauwen en remplaketten
in afgekoelde en gemonteerde toestand, grondig met koud water worden gerei-
nigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op wegen met strooizout moet de motorfiets grondig met koud
water gereinigd en goed gedroogd worden.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (met uitzondering van
de remschijven) met antiroestmiddel op wasbasis behandelen.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen, aangezien daar-
door de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 91)
STALLING 176
18.1Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Wanneer er voor het laatst voor de stalling van de motorfiets wordt bijgetankt, brand-
stofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 211)
Probeer de brandstoftank zoveel mogelijk leeg te rijden, zodat u hem met verse brand-
stof kunt vullen als u weer gaat rijden.
Motorfiets reinigen. ( pag. 173)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 165)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 152)
Bandenspanning controleren. ( pag. 123)
Accu uitbouwen. x ( pag. 125)
Accu laden. x ( pag. 127)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zonder
directe blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Voertuig op middenstandaard zetten. ( pag. 76)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
STALLING 177
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert
de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de kleppen en
uitlaat gaan roesten.
18.2Inbedrijfname na stalling
401059-01
Voertuig van middenstandaard nemen. ( pag. 77)
Accu laden. x ( pag. 127)
Accu inbouwen. x ( pag. 126)
Tijd instellen. ( pag. 29)
Brandstof tanken. ( pag. 60)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 49)
Een proefrit maken.
FOUTEN OPSPOREN 178
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door bij het indruk-
ken van de e-startknop
Bedieningsfouten Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 50)
Accu leeg
Accu laden. x ( pag. 127)
Ruststroom controleren. x
Zekering IGNITION, FUEL PUMP of
POWER RELAY doorgesmolten
Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 133)
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 129)
Contact-/stuurslot en/of noodstopscha-
kelaar defect
Noodstopschakelaar controleren. x
Contact-/stuurslot controleren. x
Veiligheidsstartsysteem defect
Veiligheidsstartsysteem controleren. x
EWS-besturingsunit niet geactiveerd
EWS-besturingsunit activeren. x
Fout in CAN-bus communicatie
CAN-bus communicatie controleren. x
Gecombineerd instrument defect
Gecombineerd instrument controleren. x
Besturingsapparaat e-startblokkering
defect
Besturingsapparaat e-startblokkering controle-
ren. x
Motor draait alleen door, als de koppe-
lingshendel is getrokken
Er is een versnelling geschakeld Versnelling in neutraal schakelen.
Veiligheidsstartsysteem defect
Veiligheidsstartsysteem controleren. x
Motor draait door, hoewel er een ver-
snelling is geschakeld
Veiligheidsstartsysteem defect
Veiligheidsstartsysteem controleren. x
Motor draait door, maar springt niet
aan
Koppeling brandstofslangverbinding
niet verbonden
Koppeling brandstofslangverbinding verbinden.
Stekkerverbinding van kabelboom ver-
roest
Stekkerverbinding reinigen en met contactspray
behandelen.
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
FOUTEN OPSPOREN 179
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild
Luchtfilter vervangen. x
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
Ontstekingscurve voor brandstof met
laag octaangetal geactiveerd
Brandstof vanaf 95 octaan tanken.
Stekkerverbinding 1 aansluiten.
(afbeelding 100554-10 pag. 162)
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 156)
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 158)
Geknikte of beschadigde radiateurslang
Radiateurslang vervangen. x
Zekering FAN doorgesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 133)
Thermostaat defect
Thermostaat controleren. x
Defect aan het ventilatiesysteem van
radiateur
Radiateurventilator controleren. x
Lucht in het koelsysteem
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 158)
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
Motor slaat tijdens het rijden af Onvoldoende brandstof Brandstof tanken. ( pag. 60)
Zekering IGNITION, FUEL PUMP of
POWER RELAY doorgesmolten
Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 133)
ABS-waarschuwingslampje brandt
(990 Adventure)
Zekering ABS doorgesmolten Zekeringen ABS vervangen. ( pag. 131)
FOUTEN OPSPOREN 180
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
ABS-waarschuwingslampje brandt
(990 Adventure)
Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool. x
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 164)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. x ( pag. 165)
Koplampen en parkeerlicht werken niet Zekering H/L BEAM, POSITION doorge-
smolten
Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 133)
Richtingaanwijzer, waarschuwingsknip-
perlichten, remlicht en claxon werken
niet
Zekering HORN, BRAKE LIGHT doorge-
smolten
Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 133)
Accu leeg Ontsteking bij het uitzetten van het
voertuig niet uitgeschakeld
Accu laden. x ( pag. 127)
Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren. x
Er wordt niets weergegeven op de dis-
play van het gecombineerde instru-
ment
Zekering ACC1, CLOCK doorgesmolten Zekeringen in zekeringenblok vervangen.
( pag. 133)
Snelheidsindicator in het gecombi-
neerde instrument werkt niet
Kabelboom van de wieltoerentalsensor
en/of stekkerverbinding verroest
Wieltoerentalsensor controleren. x
KNIPPERCODE WEGRIJBLOKKERING 181
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
12 Controlelampje wegrijblokkering knippert 1x kort, 1 seconde pauze, 2x kort
Voorwaarde voor fout Geen enkele contactsleutel geactiveerd
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
13 Controlelampje wegrijblokkering knippert 1x kort, 1 seconde pauze, 3x kort
Voorwaarde voor fout Antenne EWS-besturingsunit werkt niet goed
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
14 Controlelampje wegrijblokkering knippert 1x kort, 1 seconde pauze, 4x kort
Voorwaarde voor fout Fout in transponder van zwarte contactsleutel
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
15 Controlelampje wegrijblokkering knippert 1x kort, 1 seconde pauze, 5x kort
Voorwaarde voor fout Zwarte contactsleutel niet geactiveerd
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
16 Controlelampje wegrijblokkering knippert 1x kort, 1 seconde pauze, 6x kort
Voorwaarde voor fout Versleuteling EWS-besturingsunit naar zwarte contactsleutel werkt niet goed
KNIPPERCODE WEGRIJBLOKKERING 182
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
21 Controlelampje wegrijblokkering knippert 2x kort, 1 seconde pauze, 1x kort
Voorwaarde voor fout EWS-besturingsunit niet geactiveerd
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
31 Controlelampje wegrijblokkering knippert 3x kort, 1 seconde pauze, 1x kort
Voorwaarde voor fout Versleutelingsaanvraag van EFI-besturingsunit naar EWS- besturingsunit werkt niet goed
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
32 Controlelampje wegrijblokkering knippert 3x kort, 1 seconde pauze, 2x kort
Voorwaarde voor fout Fout in CAN-bus communicatie
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
60 Controlelampje wegrijblokkering knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Fout E²PROM
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 183
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Schakelcircuit impulsgever - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
06 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangssignaal te laag
Regelklepsensor circuit A - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
07 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 7x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit B - ingangssignaal te laag
Regelklepsensor circuit B - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensoraanzuigbuis cilinder 1 - ingangssignaal te laag
Druksensoraanzuigbuis cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
11 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 1x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Druksensoraanzuigbuis cilinder 2 - ingangssignaal te laag
Druksensoraanzuigbuis cilinder 2 - ingangssignaal te hoog
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 184
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangssignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor aanzuiglucht - ingangssignaal te laag
Ingangssignaal temperatuursensor - aanzuiglucht te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
14 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor omgevingslucht - ingangssignaal te laag
Druksensor omgevingslucht - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellingshoeksensor - ingangsignaal laag
Hellingshoeksensor - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
17 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - fout in schakelcircuit
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 185
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
18 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 1x lang, 8x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde cilinder 2, sonde 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
24 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Voedingsspanning - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
25 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Zijstandaard - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
34 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 3x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 2 - fout in schakelcircuit
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 186
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
38 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 3x lang, 8x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 2 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Besturing brandstofpomp - onderbreking/kortsluiting met massa
Besturing brandstofpomp - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
45 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde verwarming cilinder 1, sonde 1 - onderbreking/kortsluiting met massa
Lambdasonde verwarming cilinder 1, sonde 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
46 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 4x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde verwarming cilinder 2, sonde 1 - onderbreking/kortsluiting met massa
Lambdasonde verwarming cilinder 2, sonde 1 - ingangssignaal te hoog
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 187
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
49 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 4x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsteller circuit A - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
50 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 5x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsteller circuit B - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
54 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 5x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Secundaire luchtklep - onderbreking/kortsluiting met massa
Secundaire luchtklep - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
68 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 6x lang, 8x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor aanzuigbuis cilinder 1 - aansluiting niet dicht
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
69 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 6x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor aanzuigbuis cilinder 2 - aansluiting niet dicht
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 188
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
81 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 8x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout EWSbesturingsunit - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
91 FI waarschuwingslamp (MIL) knippert 9x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Fout CAN-bus communicatie
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 189
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt ottomotor, 75° V-indeling, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 999 cm³
Slag 62,4 mm
Boring 101 mm
Compressie 11,5:1
Stationair toerental 1.420… 1.520 1/min
Besturing DOHC, 4 kleppen per cilinder, aandrijving via ketting
Klep - diameter
Afvoer 33 mm
Invoer 38 mm
Klepspeling
Afvoer bij: 20 °C 0,25… 0,30 mm
Invoer bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Krukaslager Glijlager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveer 1 L-ring, 1 conische ring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Dry-sump smering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 35:67
Koppeling Meerplaats-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:35
2e versnelling 15:32
3e versnelling 18:30
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 190
4e versnelling 20:27
5e versnelling 24:27
6e versnelling 27:26
Mengselbehandeling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 450 W
Bougie NGK LKAR8BI9
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
Koeling Vloeistofkoeling, permanente circulatie koelmiddel door water-
pomp
Starthulp E-starter
22.1Vulhoeveelheid - motorolie
Motorolie 3,0 l Buitentemperatuur: 0 °C Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 208)
Buitentemperatuur: < 0 °C Motorolie (SAE 5W/40)
( pag. 208)
22.2Vulhoeveelheid - koelmiddel
Koelmiddel 2,10 l Koelmiddel ( pag. 207)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 208)
AANHAALMOMENTEN MOTOR 191
Schroef olie-inspuitbuis M4 6 Nm
Loctite
®
243™
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef hoekaansluiting aan klepdeksel M5 3 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef sensor versnellingsherkenning M5 3 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vergrendelingshendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef onderdrukaansluiting M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 8 Nm
Onderdrukaansluiting M6 2,5 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef impulsgever M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef lagerbout in dynamodeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M6 10 Nm
Schroef oliepomphuis M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stationairhouder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
AANHAALMOMENTEN MOTOR 192
Schroef versnellingsvergrendeling M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vrijloopnaaf M6 13 Nm
Loctite
®
648™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar M6x0,75 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M8 1e niveau
18 Nm
2e niveau
23 Nm
Loctite
®
243™
Schroef geledingsrail distributieketting M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsdeksel M8 15 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M8 1e niveau
10 Nm
2e niveau
18 Nm
Schroef spanrail distributieketting M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Tapeind uitlaatflens M8 15 Nm
Afsluitschroef koppelingssmering M10 15 Nm
Moer cilinderkop (buitenliggend) M10 1e niveau
23 Nm
2e niveau
34 Nm
Geldt alleen bij gebruik van:
Ringsleutelelement 13 mm
(60029081000)
Geolied met motorolie
Moer cilinderkop aan kettingkast M10 1e niveau
25 Nm
2e niveau
38 Nm
Geolied met motorolie
Penschroef cilinderkop in motorhuis M10 20 Nm
AANHAALMOMENTEN MOTOR 193
Schroef lagerpen dubbel stuurwiel M10 30 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
Schroef drijfstanglager M10x1 1e niveau
25 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
60°
Bougie M12x1,25 18 Nm
Afsluitschroef cilinderkop (2e cilinder) M12x1,5 25 Nm
Temperatuursensor koelmiddel M12x1,5 12 Nm
Afsluitschroef oliefilterhuis M14x1,5 15 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef distributiekettingspanner M16x1,5 20 Nm
Ontluchtingsaansluiting dynamodeksel M16x1,5 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rotor M16x1,5 150 Nm
Loctite
®
243™
Inschroefaansluitingen koelsysteem M20x1,5 10 Nm
Loctite
®
577
Moer balansas M20x1,5 120 Nm
Loctite
®
243™
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Moer koppelingmeenemer M22x1,5 130 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef met magneet M22x1,5 35 Nm
Schroef in dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Moer primair tandwiel M33LHx1,5 130 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 194
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA PA
Schokdemper WP Suspension PDS 5018 DCC PA
Veerweg (990 Adventure)
voor 210 mm
Veerweg (990 Adventure R)
voor 245 mm
Veerweg (990 Adventure)
achter 210 mm
Veerweg (990 Adventure R)
achter 245 mm
Remsysteem
voor Dubbele schijfrem met vlottend gelagerde remklauwen en rem-
schijven
achter Enkele schijfrem met vlottend gelagerde remklauw en remschijf
Remsysteem (990 Adventure) Twee van elkaar onafhankelijke remcircuits met ABS (Anti Blok-
keer Systeem) - Brembo/Bosch
Remsysteem (990 Adventure R) Twee van elkaar onafhankelijke remcircuits zonder ABS (Anti Blok-
keer Systeem)
Remschijven - diameter
voor 300 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
Remschijf - slijtagegrens
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 195
achter 4,5 mm
Bandenspanning Solo
voor 2,4 bar
achter 2,6 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
voor 2,4 bar
achter 2,8 bar
Secundaire overbrenging 16:42
Ketting 5/8 x 5/16” Xring
Balhoofdhoek 63,4°
Wielstand 1.570 mm
Zithoogte onbelast (990 Adventure) 880 mm
Zithoogte onbelast (990 Adventure R) 905 mm
Afstand van bodem, onbelast (990 Adventure) 261 mm
Afstand van bodem, onbelast (990 Adventure R) 301 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (990 Adventure) 209,5 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (990 Adventure R) 207 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 200 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 250 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 430 kg
Accu YTZ14S Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 11,2 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 58011109110 10 A
Zekering 58011109115 15 A
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 196
Zekering 58011109125 25 A
Zekering 58011109130 30 A
Zekering 58011109140 40 A
24.1Lampen
Dimlicht H7 / sokkel PX26d 12 V
55 W
Groot licht H3 / sokkel PK22s 12 V
55 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer RY10W / sokkel BAU15s 12 V
10 W
Achterlicht WR5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Remlicht PR21W / sokkel BAW15s 12 V
21 W
Kentekenplaatverlichting W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 197
24.2Banden
Banden voor Banden achter Voorwaarden
90/90 - 21 M/C 54V TL
Pirelli SCORPION MT 90 A/T
150/70 R 18 M/C 70V TL
Pirelli SCORPION MT 90 A/T
90/90 - 21 M/C 54S M+S TT
Continental TKC 80
150/70 B 18 M/C 70Q M+S TT
Continental TKC 80
Alternatieve banden tot max.: 160 km/h
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
24.3Vulhoeveelheid - brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 20 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 207)
Brandstofreserve ca. 4 l
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK 198
25.1990 Adventure
Artikelnummer voorvork 14.18.7E.24
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA PA
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Volledige nuttige belasting 13 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 5 omwentelingen
Standaard 5 omwentelingen
Sport 8 omwentelingen
Volledige nuttige belasting 7 omwentelingen
Veerlengte met voorspanbus(sen) 468 mm
Veerconstante
Zacht 4,6 N/mm
Gemiddeld (standaard) 4,8 N/mm
Hard 5,0 N/mm
Lengte voorvork 880 mm
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK 199
Lengte luchtkamer 100
+30
20
mm
Voorvorkolie per vorkpoot 655 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 209)
25.2990 Adventure R
Artikelnummer voorvork 14.18.7K.25
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 MXMA PA
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 23 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 13 klikken
Volledige nuttige belasting 13 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 5 omwentelingen
Standaard 5 omwentelingen
Sport 8 omwentelingen
Volledige nuttige belasting 7 omwentelingen
Veerlengte met voorspanbus(sen) 468 mm
Veerconstante
Zacht 4,6 N/mm
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK 200
Gemiddeld (standaard) 4,8 N/mm
Hard 5,0 N/mm
Lengte voorvork 915 mm
Lengte luchtkamer 100
+30
20
mm
Voorvorkolie per vorkpoot 660 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 209)
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER 201
26.1990 Adventure
Artikelnummer schokdemper 12.18.7E.08
Schokdemper WP Suspension PDS 5018 DCC PA
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Volledige nuttige belasting 15 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1 omwenteling
Volledige nuttige belasting 1 omwenteling
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 4 omwentelingen
Standaard 4 omwentelingen
Sport 8 omwentelingen
Volledige nuttige belasting 16 omwentelingen
Veerconstante
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER 202
Zacht 140 N/mm
Gemiddeld (standaard) 150 N/mm
Veerlengte 225 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 25 mm
Inbouwlengte 372 mm
Stootdemperolie ( pag. 209) SAE 2,5
26.2990 Adventure R
Artikelnummer schokdemper 12.18.7K.09
Schokdemper WP Suspension PDS 5018 DCC PA
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Volledige nuttige belasting 15 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1 omwenteling
Volledige nuttige belasting 1 omwenteling
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER 203
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 4 omwentelingen
Standaard 4 omwentelingen
Sport 8 omwentelingen
Volledige nuttige belasting 10 omwentelingen
Veerconstante
Zacht 130 N/mm
Gemiddeld (standaard) 140 N/mm
Hard 150 N/mm
Veerlengte 225 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 25 mm
Inbouwlengte 386 mm
Stootdemperolie ( pag. 209) SAE 2,5
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 204
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Schroef brandstofpeilsensor M5 3 Nm
Schroef houder voor wieltoerentalsensor
vooraan
M5 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kabelgeleiding wieltoerentalsen-
sor achteraan
M5 3 Nm
Schroef rempedaalvlak M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tankdop M5 5 Nm
Spaaknippels M5 5 Nm
Moer achterlicht M6 8 Nm
Moer bevestiging ABS-unit M6 8 Nm
Moer pluspoolverlenging M6 4 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef brandstofkraan M6 6 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef glijblok M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef hitteplaat aan bochtstuk M6 8 Nm
Schroef houder voor uitlaat M6 12 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kabel-/leidinggeleidingen aan
bovenste kroonplaat
M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kettinggeleiding M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef magneethouder aan zijstan-
daard
M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remkabelhouder aan onderste
kroonplaat
M6 8 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 205
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef wieltoerentalsensor achteraan M6 8 Nm
Loctite
®
243™
Schroefverbinding wieltoerentalsensor
vooraan
M6 6 Nm
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 Draaivolgorde:
Moer gelijkmatig vastdraaien.
Plaat niet verbuigen.
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef brandstoftank M8 15 Nm
Schroef contactslot (een keer te gebrui-
ken)
M8
Loctite
®
243™
Schroef onderbumper M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remklauw voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rempedaal M8 20 Nm
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef uitlaatklem M8 8 Nm
Schroef valbeugel M8 15 Nm
Schroef veerhouder aan de zijstandaard-
console
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 206
Schroef voetsteunhouder achter M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Motorschroef M10 45 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef opnameplaat zijstandaard M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 20 Nm
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Moer kettingwielschroef M10x1,25 50 Nm
Loctite
®
243™
Schroef subframe M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 25 Nm
Schroef schokdemper boven M14x1,5 80 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef schokdemper onder M14x1,5 80 Nm Schroefdraad ingevet
Moer stopcontact M18x1 4 Nm
Lambdasonde M18x1,5 45 Nm
Moer achterbrugbout M19x1,5 130 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 207
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Hydraulische olie (15)
Volgens
ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
Alleen hydraulische olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Hydraulic Fluid 75
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en
schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
GEBRUIKSSTOFFEN 208
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Leverancier
Motorex
®
Anti Freeze
Motorolie (SAE 10W/50)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 213)
SAE ( pag. 213) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Motorolie (SAE 5W/40)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 213)
SAE ( pag. 213) (SAE 5W/40)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
GEBRUIKSSTOFFEN 209
Leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Volgens
SAE ( pag. 213) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken.
Voorvorkolie (SAE 5)
Volgens
SAE ( pag. 213) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
GEBRUIKSSTOFFEN 210
Leverancier
Motorex
®
Racing Fork Oil
HULPSTOFFEN 211
Brandstofadditief
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Hoogglans-politoer voor lak
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Polish
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chain Clean
HULPSTOFFEN 212
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Clean 900
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Protect & Shine
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 213
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Bij motoren van auto's
zijn lange onderhoudsintervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie ingevet. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 214
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Achterlicht
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Anti BlokKeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Bagagedrager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Balhoofdspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Brandstofkranen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Brandstoftank links
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
C
Chassis afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66-75
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Contactsleutel
activeren/deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Dimlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
E
E-startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178-188
INDEX 215
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gebruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
snelheidsindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
temperatuureenheid instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
waarschuwing glad wegdek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
weergave koelmiddeltemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
weergave omgevingstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
weergave ODO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
weergave TRIP 1 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 30
weergave TRIP 2 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 30
weergave TRIP F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
H
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 45
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 49
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
INDEX 216
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
L
Lamp voor groot licht
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
M
Middenstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Motorfiets
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Motorolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
N
Noodknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Noodknipperlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
O
Oliefilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Onderbumper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Onderbumper rechts
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Ontstekingscurve
aanpassen aan brandstofkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
INDEX 217
stekkerverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Opbergvak
afnemen en opzij hangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
R
Radiateurrooster
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Remlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
optrekken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
ingaande demping high speed instellen . . . . . . . . . . . . . . 72
ingaande demping low speed instellen . . . . . . . . . . . . . . . 70
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Seinlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63-65
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
INDEX 218
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Speling gaskabel
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Stopcontact elektrische toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
T
Tankdoppen
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204-206
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191-193
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194-197
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189-190
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201-203
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198-200
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Toestand banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
V
Valbeugel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Voertuig
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
op middenstandaard zetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
van middenstandaard nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Voetsteunen bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
vorkpoten ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
W
Waarschuwing glad wegdek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
INDEX 219
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Zekeringen
in zekeringenblok vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Zijbekleding vooraan
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Zijlichtlamp in koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
10/2011 Foto: Mitterbauer
*3211791nl*
3211791nl
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222

Andere documenten