48
INSTALLATIE
• Het apparaat moet door twee of meerdere
personen worden verplaatst en geïnstalleerd.
• Let erop dat u de vloeren (bijv. parket) niet
beschadigt wanneer u het apparaat verplaatst.
• Zorg ervoor dat het apparaat tijdens de
installatie de voedingskabel niet beschadigt.
• Installeer het apparaat niet in de buurt van een
warmtebron.
• Laat een vrije ruimte aan de zijkanten en boven
het apparaat om een goede ventilatie te
garanderen. De afstand tussen de achterkant van
het apparaat en de wand achter het apparaat
moet 50 mm bedragen. Een kleinere afstand
leidt tot een hoger energieverbruik van het
apparaat.
• Houd de ventilatie-openingen van het apparaat
vrij van obstakels.
• Beschadig de leidingen van het koelcircuit van
het apparaat niet.
• Installeer het apparaat waterpas op een vloer
die het gewicht kan dragen en in een ruimte die
geschikt is voor de afmetingen en het gebruik
van het apparaat.
• Plaats het apparaat in een droge en goed
geventileerde ruimte. Het apparaat is afgesteld
om te werken in ruimten waarin de
temperatuur binnen de volgende waarden ligt,
afhankelijk van de klimaatklasse die op het
typeplaatje is vermeld. Het is mogelijk dat het
apparaat niet goed functioneert als het lange tijd
in een ruimte staat bij een hogere of lagere
temperatuur dan het genoemde bereik.
• Controleer of de spanning op het typeplaatje
overeenkomt met de netspanning in uw woning.
• Gebruik geen verloopstekkers of verlengkabels.
• Gebruik voor de aansluiting op de waterleiding
de bij het nieuwe apparaat geleverde slang en
niet die van het vorige apparaat.
• De voedingskabel mag alleen door
gekwalificeerd personeel of door de
Klantenservice worden gewijzigd of vervangen.
• Het moet mogelijk zijn het apparaat van het
elektriciteitsnet af te koppelen door de stekker
uit het stopcontact te halen of via een
tweepolige netschakelaar die bovenstrooms van
het stopcontact is geplaatst.
VEILIGHEID
• Bewaar geen explosieve stoffen zoals
spuitbussen met ontvlambare drijfgassen in dit
apparaat.
• Bewaar of gebruik geen benzine of andere
gassen en licht ontvlambare stoffen in de buurt
van het apparaat of van andere elektrische
huishoudelijke apparatuur. De dampen kunnen
brand of explosies veroorzaken.
• Gebruik geen mechanische, elektrische of
chemische middelen die het ontdooiproces
versnellen behalve die door de fabrikant zijn
aanbevolen.
• Gebruik of plaats geen elektrische apparaten in
de vakken van het apparaat, als hiervoor geen
uitdrukkelijke toestemming door de fabrikant is
gegeven.
• Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door
personen (waaronder kinderen) met beperkte
lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke
vermogens, of gebrek aan ervaring en kennis,
tenzij ze onder toezicht staan of instructies met
betrekking tot het gebruik van het apparaat
hebben gekregen van een persoon die
verantwoordelijk is voor hun veiligheid.
• Om het risico op verstikking en opsluiting te
vermijden, mag het kinderen niet worden
toegestaan in het apparaat te spelen of zich erin
te verstoppen.
• Slik de (niet-giftige) vloeistof uit de
vrieselementen niet in (bij enkele modellen).
• Eet geen ijsblokjes of waterijsjes die net uit de
vriezer komen, aangezien deze
vriesbrandwonden kunnen veroorzaken.
GEBRUIK
• Trek de stekker uit het stopcontact of sluit de
stroomtoevoer af voordat u met reinigings- of
onderhoudswerkzaamheden begint.
• Alle apparaten met een automatische ijsmaker
en waterdispenser moeten worden aangesloten
op een waterleiding die uitsluitend drinkwater
levert (met een waterleidingdruk van tussen de
0,17 en 0,81 Mpa (1,7 en 8,1 bar)).
Automatische ijsmakers en/of waterdispensers
die niet rechtstreeks op de waterleiding zijn
aangesloten mogen uitsluitend met drinkwater
gevuld worden.
• Gebruik het koelvak alleen voor het bewaren
van verse levensmiddelen en het vriesvak alleen
voor het bewaren van ingevroren
levensmiddelen het invriezen van
levensmiddelen en het maken van ijsblokjes.
• Bewaar geen dranken in glas in het vriesvak,
omdat het glas dan kan breken.
• Leg geen onverpakt voedsel direct op de
binnenoppervlakken van de koelkast of het
vriesvak.
Klimaatklasse
Omg. temp. (°C) Omg. temp. (°F)
SN Van 10 tot 32 Van 50 tot 90
N Van 16 tot 32 Van 61 tot 90
ST Van 16 tot 38 Van 61 tot 100
T Van 16 tot 43 Van 61 tot 110
ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
EN ADVIEZEN