Documenttranscriptie
Diese Bedienungsanleitung gehört zu diesem Produkt. Sie enthält wichtige Hinweise zur
Inbetriebnahme und Handhabung. Achten Sie hierauf, auch wenn Sie dieses Produkt an
Dritte weitergeben.
Heben Sie deshalb diese Bedienungsanleitung zum Nachlesen auf! Eine Auflistung
der Inhalte finden Sie in dem Inhaltsverzeichnis mit Angabe der entsprechenden
Seitenzahlen auf Seite 3.
These Operating Instructions accompany this product. They contain important
information on setting up and using the device. You should refer to these instructions,
even if you are buying this product for someone else.
Please retain these Operating Instructions for future use! A list of the contents can be
found in the Table of contents, with the corresponding page number, on page 39.
Le présent mode d’emploi fait partie intégrante du produit. Il comporte des directives
importantes pour la mise en service et la manipulation de l’appareil. Tenir compte de
ces remarques, même en cas de transfert du produit à un tiers.
Conserver ce mode d’emploi afin de pouvoir le consulter à tout moment. La table des
matières avec indication des pages correspondantes se trouve à la page 75.
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Zij bevat belangrijke informatie over
de inbedrijfstelling en het gebruik. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden
overhandigt.
Bewaar daarom deze gebruiksaanwijzing om in voorkomende gevallen te kunnen
raadplegen. In de inhoudsopgave op pagina 111 vindt u een lijst met inhoudspunten met
vermelding van het bijbehorende.
INHOUD
1. Inleiding...............................................................................................................................112
2. Bedoeld gebruik..................................................................................................................113
3. Leveringsomvang................................................................................................................114
4. Tleg van symbolen..............................................................................................................115
5. Veiligheidsvoorschriften......................................................................................................116
a) Personen / Product........................................................................................................116
b) Diversen.........................................................................................................................118
6. Bedieningselementen..........................................................................................................118
7. Ingebruikname....................................................................................................................120
a) Aansluiting van het netsnoer.........................................................................................120
b) Opstellen van het toestel...............................................................................................120
c) Algemeen.......................................................................................................................120
8. Normaal gebruik..................................................................................................................122
a) Stroombegrenzing instellen...........................................................................................122
b) Uitgangsspanning instellen............................................................................................123
c) Connecting a load..........................................................................................................123
9. Gebruik van opslagplaats “Preset” en “Set”........................................................................125
a) Opslagplaats zelf toewijzen “Set” .................................................................................126
b) Opslagplaatsen naar de fabrieksinstellingen terugzetten..............................................126
10. Remote control operation “Remote Ctrl”.............................................................................127
a) Voorbereiding van de aansluiting van de afstandsbediening.........................................127
b) Sturing via externe spanningsbron................................................................................128
c) Sturing via een regelbare weerstand (Poti)...................................................................129
d) Uitgang op afstand bedienen (aan/uit)...........................................................................130
11. Sensor functie (1086562)....................................................................................................131
12. Software installatie..............................................................................................................132
13. Bediening met de pc software.............................................................................................132
a) Bedieningselementen van de software en de basisbediening.......................................133
b) Intern vooringesteld geheugen......................................................................................135
c) Logboek.........................................................................................................................136
d) Instellen.........................................................................................................................137
14. Beschermingsvoorzieningen...............................................................................................138
a) Uitschakeling bij overspanning......................................................................................138
b) Uitschakeling bij oververhitting......................................................................................138
c) Uitschakeling bij overbelasting......................................................................................139
15. Onderhoud en reiniging.......................................................................................................139
a) Netzekering vervangen..................................................................................................139
16. Verhelpen van storingen.....................................................................................................140
17. Verwijdering.........................................................................................................................141
18. Technische gegevens..........................................................................................................142
19. Toegevoegde functies.........................................................................................................145
a) Het toestel handmatig op nul zetten..............................................................................145
b) De uitvoer-voorinstellingen (P1/P2/P3) op de fabriekswaarden terugzetten ................146
111
1. INLEIDING
Geachte klant,
Wij danken u hartelijk voor het aanschaffen van een Voltcraft®-product. Hiermee heeft u een
uitstekend apparaat in huis gehaald.
Voltcraft® - deze naam staat op het gebied van meettechniek, laadtechniek en voedingsspanning
voor onovertroffen kwaliteitsproducten die worden gekenmerkt door gespecialiseerde vakkundigheid,
buitengewone prestaties en permanente innovaties.
Voor ambitieuze elektronica-hobbyisten tot en met professionele gebruikers ligt voor de meest
ingewikkelde taken met een product uit het Voltcraft®-assortiment altijd de perfecte oplossing binnen
handbereik. Bovendien bieden wij u de geavanceerde techniek en betrouwbare kwaliteit van onze
Voltcraft®-producten tegen een nagenoeg niet te evenaren verhouding van prijs en prestaties.
Daarom scheppen wij de basis voor een duurzame, goede en tevens succesvolle samenwerking.
Wij wensen u veel plezier met uw nieuwe Voltcraft®-product!
Alle voorkomende bedrijfsnamen en productaanduidingen zijn handelsmerken van de
betreffende eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
112
2. BEDOELD GEBRUIK
De programeerbare laboratoriumvoeding dient als potentiaalvrije DC-spanningsbron voor de
aandrijving van laagspanningsapparaten. De instelbare uitgang kan aan de voorkant tot max. 5 A
en aan de achterkant tot de volledige nominale stroomsterkte worden ingesteld. De voorste uitgang
is tot 5 A begrensd en beschermd tegen overbelasting. Bij een serieschakeling van de uitgangen
van meerdere voedingen kunnen aanraakgevaarlijke spanningen >75 V/DC opgewekt worden. Vanaf
deze spanning moeten omwille van veiligheidsredenen geïsoleerde leidingen/meetsnoeren worden
gebruikt. De aansluiting gebeurt aan de voorkant via 4 mm veiligheidsbussen, aan de achterkant via
hogestroom-schroefklembussen. De uitgangen (voor en achter) zijn met elkaar verbonden.
Er moeten voldoende gedimensioneerde aansluitkabels worden gebruikt. Een te
kleine ledingsdoorsnede kan tot oververhitting en brand leiden.
De uitgangsgegevens van de laboratoriumvoedingen zijn als volgt:
Type
Uitgangsspanning
DPPS-16-30
DPPS-32-15
DPPS-60-8
DPPS-16-40
DPPS-32-20
DPPS-60-10
DPPS-16-60
DPPS-32-30
DPPS-60-15
1 – 16 V/DC
1 – 32 V/DC
1 – 60 V/DC
1 – 16 V/DC
1 – 32 V/DC
1 – 60 V/DC
1 – 16 V/DC
1 – 32 V/DC
1 – 60 V/DC
Uitgangsstroom
(totale, MAIN + AUX)
0 – 30 A
0 – 15 A
0–8A
0 – 40 A
0 – 20 A
0 – 10 A
0 – 60 A
0 – 30 A
0 – 15 A
De instelling van spanning en stroom wordt traploos via digitale draairegelaars met grove en fijne
instelling uitgevoerd, zodat een snelle en nauwkeurige instelling van de waarde mogelijk is. De
waarden worden aangegeven op een overzichtelijke display. De stroombegrenzing voor het gebruik
met constante stroom kan zonder kortsluitingsbrug vooraf worden ingesteld.
De netvoeding is op afstand bedienbaar. Via een externe spanning (0 - 5 V/DC) of via een externe
potentiometer (5 kOhm) kan de uitgangsspanning en de uitgangsstroom worden ingesteld. De
DC-uitgang is via een schakelcontact in- en uitschakelbaar.
Drie vrij programmeerbare opslagplaatsen kunnen met verschillende voorgeschreven spanningen en
stroombegrenzingen worden bezet. De keuzeschakelaar bevindt zich aan de achterkant.
113
Met de meegeleverde software en de USB-aansluiting kan de voeding beheerd worden door een pc
voor het uitvoeren van cyclische operaties. Maximaal 20 programmeerbare sets met spanning en
stroom en met verschillende tijdsduren kunnen geprogrammeerd worden en de cyclische handelingen
kunnen maximaal 999 maal herhaald worden.
Het apparaat is bestand tegen overbelasting en kortsluitingen en beschikt over een
veiligheidstemperatuuruitschakeling. De laboratoriumvoeding voldoet aan veiligheidsklasse 1.
Dit product is alleen goedgekeurd voor aansluiting op een randgeaarde contactdoos met een
gebruikelijke wisselspanning van 230 V/AC.
Het eigenhandig ombouwen en/of veranderen van het product is niet toegestaan om veiligheids- en
keuringsredenen (CE). Een andere toepassing dan hierboven beschreven, is niet toegestaan en kan
leiden tot beschadiging van het product. Daarnaast bestaat het risico van bijv. kortsluiting, brand,
elektrische schokken, enz. Lees de gebruiksaanwijzing grondig en bewaar deze voor raadpleging
in de toekomst.
Volg alle veiligheidsinstructies en informatie in deze handleiding op.
3. LEVERINGSOMVANG
•
•
•
•
•
•
Labvoeding
Remote-aansluitbus
Netsnoer met randaarde
USB-kabel
CD (software)
Gebruiksaanwijzing
Geactualiseerde gebruiksinstructies:
1. Open www.conrad.com/downloads in een browser of scan de afgebeelde
QR-code.
2. Kies het documententype en de taal en vul het productnummer in
het zoekveld in. Nadat u de zoekopdracht heeft uitgevoerd, kunt u de
weergegeven documenten downloaden.
114
4. TLEG VAN SYMBOLEN
Een uitroepteken in een driehoek betekent belangrijke instructies in deze handleiding die
absoluut moeten worden opgevolgd.
Een bliksemschicht in een driehoek waarschuwt voor een elektrische schok of een
veiligheidsbeperking van elektrische onderdelen in het apparaat.
Dit symbool kan worden gevonden bij tips of informatie over het gebruik.
Alleen voor toepassing in droge binnenruimtes.
Dit apparaat is CE-goedgekeurd en voldoet aan de betrokken Europese richtlijnen.
Aardklem; deze schroef mag niet worden losgedraaid.
115
5. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en let vooral op de veiligheidsinstructies.
Indien de veiligheidsinstructies en de aanwijzingen voor een juiste bediening in
deze gebruiksaanwijzing niet worden opgevolgd, kunnen wij niet aansprakelijk
worden gesteld voor de daardoor ontstane schade aan apparatuur of persoonlijk
letsel. Bovendien vervalt in dergelijke gevallen de garantie.
a) Personen / Product
• Het product is geen speelgoed. Houd het buiten bereik van kinderen en huisdieren.
• Laat verpakkingsmateriaal niet zomaar rondslingeren. Dit kan gevaarlijk materiaal
worden voor spelende kinderen.
• Bescherm het product tegen extreme temperaturen, direct zonlicht, sterke schokken,
hoge luchtvochtigheid, vocht, ontvlambare gassen, dampen en oplosmiddelen.
• Zet het product niet onder mechanische druk.
• Als het niet langer mogelijk is het product veilig te bedienen, stel het dan buiten bedrijf
en zorg ervoor dat niemand het per ongeluk kan gebruiken. Veilige bediening kan niet
langer worden gegarandeerd wanneer het product:
-- zichtbaar is beschadigd,
-- niet langer op juiste wijze werkt,
-- tijdens lange periode is opgeslagen onder slechte omstandigheden, of
-- onderhevig is geweest aan ernstige vervoergerelateerde druk.
• Behandel het product met zorg. Schokken, botsingen of zelfs een val van een beperkte
• hoogte kan het product beschadigen.
• Neem alstublieft ook de veiligheids- en gebruiksaanwijzingen van alle andere
apparaten in acht die met het product zijn verbonden.
• Producten die op het lichtnet werken, moeten buiten bereik van kinderen worden
gehouden. Wees daarom extra voorzichtig wanneer u het product gebruikt in de
aanwezigheid van kinderen. Zij kunnen voorwerpen in het apparaat proberen te steken
door de openingen van de behuizing. Hierdoor bestaat het risico op overlijden door
een elektrische schok.
• Giet nooit vloeistoffen over elektrische apparaten en plaats nooit voorwerpen gevuld
met vloeistoffen (zoals bijv. vazen) op of in de buurt ervan. Een aanzienlijk risico
bestaat op brand of een levensgevaarlijke elektrische schok
• Bedien het product alleen in droge ruimtes binnenshuis. Het mag niet vochtig of nat
worden. Anders bestaat er risico op een levensgevaarlijke elektrische schok!
• In scholen, trainingscentra, hobby- of doe-het-zelf workshops, moet de bediening van
elektrische apparaten altijd onder supervisie staan van getraind personeel.
• Wanneer u het gebruikt op een commercieel terrein, moeten de ARBO-voorschriften
ter voorkoming van ongevallen met betrekking tot elektrisch apparatuur in acht worden
genomen..
116
• Onderdelen onder spanning kunnen blootgelegd worden wanneer het deksel wordt
geopend of bij het verwijderen van onderdelen. U moet daarom het product van alle
stroomvoorzieningen ontkoppelen voordat onderhoud of reparaties uitgevoerd mogen
worden. Condensatoren in het apparaat kunnen nog steeds een elektrische spanning
bevatten, zelfs wanneer het apparaat van alle stroombronnen is ontkoppeld.
• Plaats kabels altijd zo, dat niemand erover kan struikelen of erin verstrikt kan raken. Er
bestaat risico op verwonding.
• Draag, wanneer u werkt met elektriciteitsaanvoer of opladers, geen metalen of
geleidende kettingen, armbanden, ringen etc. Verbind nooit de stroomvoorziening of
oplader met personen of dieren.
• Controleer het product, iedere keer wanneer u het in gebruik neemt, op schade. Gebruik
het product niet wanneer u schade waarneemt. Ontkoppel de stroomvoorziening
en haal de stekker uit het stopcontact. Breng het product vervolgens naar een
gespecialiseerde winkel of reparatielocatie.
• Gebruik alleen een goedwerkend stopcontact (230V~/50Hz) dat is aangesloten op het
publieke elektriciteitsnetwerk.
• La prise électrique doit se trouver à proximité de l’appareil et être facilement accessible.
• Raak het netsnoer niet aan wanneer het beschadigingen vertoont. Schakel
eerst de betreffende wandcontactdoos stroomloos (bijv. via de bijbehorende
veiligheidsschakelaar) en trek daarna de netstekker voorzichtig uit de wandcontactdoos.
Gebruik het product in geen geval met een beschadigd netsnoer.
• Een beschadigd netsnoer mag alleen door de fabrikant, een door deze aangewezen
werkplaats of een daarvoor gekwalificeerde persoon worden vervangen om gevaarlijke
situaties te voorkomen.
• Netstekkers mogen nooit met natte handen in de contactdoos worden gestoken of er
uit worden verwijderd.
• Trek de stekker niet aan het snoer uit het stopcontact!
• De stekker moet uit het stopcontact worden gehaald:
-- voordat het product wordt schoongemaakt
-- tijdens een onweersstorm
-- wanneer het product tijdens lange tijd niet wordt gebruikt.
• Zorgt ervoor dat het product tijdens ingebruikname voldoende wordt geventileerd. Plaats
geen tijdschriften, dekens, gordijnen of iets soortgelijks over de ventilatieopeningen.
Bewaar minstens 15 cm afstand met andere apparaten.
• Wanneer u het product installeert, zorg er dan voor dat de kabel niet doorgeprikt,
geknikt of beschadigd is door scherpe randen.
• Zorg ervoor dat er geen apparaten met krachtige elektrische of magnetische velden,
zoals transformatoren, motoren, draadloze telefoons en radiografisch bestuurbare
apparaten zich in de buurt van het product bevinden. Deze kunnen het product
beïnvloeden.
117
• Gebruik de oplader niet op plaatsen of in ruimten met ongunstige omstandigheden.
Dit kan de gevoelige elektronica in de oplader beschadigen en kan mogelijk
levensbedreigende situaties veroorzaken. Ongunstige omstandigheden zijn:
-- hoge luchtvochtigheid (> 80 % relatieve, condensatie)
-- vochtigheid stof, ontvlambare gassen, oplosdampen, benzine
-- hoge omgevingstemperaturen (> ong. +50 ºC)
-- elektromagnetische velden (motoren, transformatoren, geluidssystemen voor
modelbouw etc.) of elektrostatische velden
• Het product mag niet direct in gebruik worden genomen nadat het van een koude naar
een warme omgeving is gebracht. Condens kan het product beschadigen. Wacht tot
het product is geacclimatiseerd voor gebruik.
b) Diversen
• Raadpleeg een expert wanneer u twijfelt over het juiste gebruik, de veiligheid of het
aansluiten van het apparaat.
• Onderhoud, aanpassingen en reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door een
expert of in een daartoe bevoegde winkel.
• Als u niet zeker bent over de correcte aansluiting of het gebruik, of als er vragen
ontstaan die niet worden beantwoord door deze handleiding, aarzel dan niet om
contact op te nemen met onze technische helpdesk of een andere specialist.
6. BEDIENINGSELEMENTEN
1. LED-paneel meter display met C.V. (Constante spanning) en C.C. (Constante stroom) indicatorr
2. Controlelamp REAR CONTROL (Controle over achterzijde)
3. Regelknop VOLTAGE (Uitgangsspanning)
4. Regelknop CURRENT (Uitgangsstroom)
5. Aan/uit schakelaar POWER (aan/uit).
6. Terminals AUX. OUTPUT 5A MAX. (Hulpuitgang terminals)
7. Terminals MAIN OUTPUT (Uitgang terminals)
8. Keuzeschakelaar MODE (Modus selectie)
9. Keuzeschakelaar RECALL (Herroepen)
10. Afstandsbediening terminal Remote Control
11. Koelventilator beschermrooster
12. Vermogen invoer en zekering
13. USB poort
14. Terminals SENSE (Sensor terminals)
118
7. INGEBRUIKNAME
De voeding is geen lader. Gebruik voor het laden van accu’s geschikte laders met
een geschikte laaduitschakeling.
Bij langdurig gebruik met nominale last wordt het oppervlak van de behuizing
warm. Let op! Mogelijk gevaar op verbranden! Zorg daarom altijd voor voldoende
ventilatie rondom de voeding en gebruik deze nooit geheel of gedeeltelijk afgedekt
om eventuele schade te voorkomen.
Let er bij het aansluiten van een verbruiker op de voeding op dat deze uitgeschakeld
is. Een ingeschakelde verbruiker kan bij aansluiting op de uitgangsklemen van de
voeding leiden tot vonkvorming, wat op haar beurt kan leiden tot beschadiging
van de aansluitbussen resp. tot schade aan de aangesloten leidingen en/of hun
klemmen.
Schakel de voeding uit en koppel ze los van het net als ze niet wordt gebruikt. De
indicatoren blijven na het uitschakelen nog enkele seconden ingeschakeld om de
interne condensatoren te ontladen en de laatst ingestelde parameters op te slaan.
Er dient absoluut op een voldoende grote leidingsdoorsnede van de DCaansluitleidingen te worden gelet aangezien overbelasting tot een leidingbrand kan
leiden.
a) Aansluiting van het netsnoer
1. Sluit het meegeleverde geaarde netsnoer aan op de stroomaansluiting (12) op de eenheid. Zorg
voor een strakke pasvorm.
2. Verbind het netsnoer met een goedgekeurd stopcontact met randaarde. De totale lengte van de
netkabels tot aan de contactdoos mag niet meer zijn dan 3 m.
b) Opstellen van het toestel
Plaats de laboratoriumvoeding op een stabiele, vlakke en degelijke ondergrond. Let er op, dat de
verluchtingsgleuven van het apparaat niet worden afgedekt.
c) Algemeen
De laboratoriumvoeding wordt gestuurd door microprocessoren en wordt via twee digitale
instelregelaars (incrementele sensor zonder eindpositie) met toetsenfunctie bediend. Dit maakt fijne
en grove regeling via een regelaar mogelijk.
120
Na het inschakelen vindt er een systeemcontrole plaats. In de beide schermen (2 en 3) wordt de
teststatus weergegeven. De volgorde van de meldingen is als volgt:
Weergave van de actuele softwarestand.
Segmenttest of de weergave met alle individuele
segmenten functioneert.
Daarna volgt de test van de LED-indicatoren “C.V.”,
“C.C.” en “REAR CONTROL”.
Systeemtest van de beschermvoorzieningen begint.
De bescherming tegen overspanning wordt getest.
De bescherming tegen overbelasting wordt getest.
De bescherming tegen oververhitting wordt getest.
Ventilatortest. De ventilator wordt kort over het
gehele toerentalbereik getest.
Het ventilatortoerental neemt kort daarop hoorbaar
toe.
De afstandsbedieningsfunctie voor “Uitgang uit”
wordt getest.
Na deze stap wordt naar de normale
bedrijfsweergave omgeschakeld.
121
De voeding laat het gebruik in 4 modi toe. Deze modi worden via een schuifschakelaar aan de
achterkant “MODE ” (8) geselecteerd. De volgende modi zijn mogelijk:
Normal
Normaal gebruik De instelling van spanning en stroom gebeurt aan de voorkant.
Preset
Gebruik van opslagplaats. In het toestel kunnen drie voorgeschreven spanningen
worden opgeslagen en via deze “Preset”-functie rechtstreeks worden
geselecteerd. De keuze van de opslagplaats gebeurt via de schuifschakelaar
“RECALL ” (9). De voorste instelregelaars zijn gedeactiveerd.
Remote Ctrl
Gebruik met afstandsbediening. De voeding kan via een externe spanning of
een externe poti op afstand worden bediend. De afstandsinstelling kan voor
spanning en stroom gebeuren. De voorste instelregelaars zijn gedeactiveerd.
Set
Instelbedrijf. De drie preset-plaatsen kunnen vrij worden geprogrammeerd.
Opslagplaats op schuifschakelaar “RECALL” (9) selecteren en instellingen via
instelregelaar (3, 4) instellen.
De individuele bedrijfsmodi worden hieronder uitgebreider beschreven.
8. NORMAAL GEBRUIK
Bij normale werking laat de voeding zich via de voorste instelregelaar
bedienen. Let . erop dat de schuifschakelaar “MODE” zich in de stand
“Normal” bevindt. Verwijder de aangesloten verbruiker van de uitgang
(6 of 7).
Schakel de voeding in via de aan/uit-schakelaar POWER (5). Het display (1)
licht op en na een korte zelftest verschijnt de spannings- en stroomaanduiding.
Stel voor elke spanningsinstelling eerst de stroombegrenzing in. Een te hoge stroomwaarde kan
uw aansluitleidingen beschadigen, een te lage stroomwaarde (<1 A) kan de uitgangsspanning
begrenzen.
a) Stroombegrenzing instellen
De begrenzing van de uitgangsstroom is een beschermingsmechanisme, om de verbruiker of de
aansluitdraden te beschermen. De stroombegrenzing kan zonder kortsluiting aan de uitgang vooraf
worden ingesteld. De voeding levert dan maximum de vooraf ingestelde stroom.
1. Verwijder de aangesloten verbruiker van de voeding.
2. Schakel de eenheid aan met de Aan/uit schakelaar POWER (5). Het display (1) gaat branden, en
na een korte zelftest, verschijnen de stroom en de spanning displays.
3. Stel de huidige beperking in op de regelknop CURRENT (4) op basis van uw applicatie.
4. Draai aan de regelaar en de stroombegrenzingswaarde verschijnt.
122
Indien binnen 2 seconden geen keuze is gemaakt, schakelt het display terug naar
het huidige stroom display.
5. Om de stroombegrenzing in te stellen, draait u de instelregelaar naar links of rechts. Na het
inschakelen is het fijn-instelbereik (0,1 A) altijd actief. Dit wordt door een licht helderder getal
weergegeven. Druk kort vooraan op de draairegelaar. De decimaalwaarde (1,0 of 0,1) van het
instelbereik verandert bij elke druk. Wanneer u draait, verandert de waarde.
6. De instelling kan grof (bij de eenheden) of fijn (bij de tientallen) gebeuren.
7. Als de gewenste stroom waarde was ingesteld, schakelt het display na 2 seconden terug naar de
normale weergave.
Wordt de vooraf ingestelde stroomsterkte tijdens het normale gebruik bereikt, dan schakelt
de voeding over op stroombegrenzing en vermindert daarbij de spanningswaarde. Dit bedrijf
wordt aangegeven met de rode statusindicatie “C.C.” (1).
b) Uitgangsspanning instellen
De uitgangsspanning kan op de instelregelaar “VOLTAGE” (3) worden ingesteld. De grove en fijne
regeling gebeurt op dezelfde wijze zoals bij de instelling van de stroombegrenzing.
Door het grote regelbereik is het mogelijk dat de spannignsinstelling ca. 1-2
seconden nodig heeft om van een hoge naar een lage spanningswaarde over te
gaan.
Bij normaal gebruik werkt het apparaat in de constante spanningsmodus. Dit betekent dat de
voeding een vooraf ingestelde, constante spanning afgeeft. Deze werking wordt aangegeven
met de groene LED-statusindicator “C.V.” (1).
c) Connecting a load
Let bij het aansluiten van een verbruiker op dat deze uitgeschakeld met de voeding
wordt verbonden. De max. stroomopname van de aan te sluiten verbruiker mag de
aanduidingen uit de technische gegevens niet overschrijden.
Bij het in serie schakelen van de uitgangen van meerdere voedingen ontstaan
aanraakgevaarlijke spanningen (> 75 V/DC), die levensgevaarlijk kunnen zijn.
Vanaf deze spanning mogen alleen geïsoleerde accessoires (aansluitleidingen,
meetleidingen, enz.) worden gebruikt.
Voorkom het gebruik van niet-geïsoleerde leidingen en contacten. Deze lege
plaatsen dienen door geschikt, moeilijk ontvlambaar isolatiemateriaal of andere
maatregelen te worden afgedekt om tegen rechtsreeks contact en kortsluiting te
beschermen.
Let op een voldoende sectie van de geleiders voor de verwachte stroomsterkte.
Op de voeding zijn twee uitgangen beschikbaar. Deze uitgangen voeren altijd dezelfde
uitgangsspanning. Het verschil ligt echter in de stroombelastbaarheid.
123
Max. 5 A mag worden afgenomen van de AUX aansluitingen AUX. OUTPUT 5A MAX. (6).
Een PTC-overstroombeveiliging beschermt deze aansluitingen tegen overbelasting
en onderbreekt de stroomtoevoer wanneer geactiveerd (>5 A). Om het toestel terug
te zetten, schakel het onmiddellijk uit en laat tot kamertemperatuur afkoelen voordat
u het opnieuw gebruikt.
De terminals MAIN OUTPUT (schroefdraden) (7) aan de achterzijde zijn geïndiceerd
voor volledige nominale stroom. Van een uitgangsstroom van 5 A, is de schroefklem
functie van de achterste aansluitingen aanbevolen om oververhitting van de
stopcontacten voorkomen.
1. Verwijder de aangesloten verbruiker van de uitgang.
2. Schakel de eenheid aan met de Aan/uit schakelaar POWER (5). De bedrijfsindicator (1) licht op en
op het display worden spanning en stroom weergegeven.
3. Stel de parameters in naar wens zoals beschreven in het hoofdstuk “In gebruik nemen”.
4. Controleer nogmaals de correct ingestelde uitgangsspanning.
5. Sluit de pluspool (+) van de consument aan op de rode bus “+” en de minpool (-) van de consument
op de zwarte bus “-” van de respectievelijke uitgang (voorzijde = AAUX. OUTPUT 5A MAX. (6),
achter = MAIN OUTPUT (7)).
De aangesloten verbruiker kan nu worden ingeschakeld.
De stroomopname van de aangesloten verbruiker wordt op het display (1) in ampere (A)
weergegeven.
124
9. GEBRUIK VAN OPSLAGPLAATS “PRESET” EN “SET”
Op het toestel kunnen drie voorgeschreven spanningen incl. stroominstellingen via de “Set”-functie
worden opgeslagen en via de “Preset”-functie rechtstreeks worden geselecteerd.
Af fabriek zijn alle drie opslagplaatsen (P1, P2, P3) vooringesteld.
Deze zijn als volgt toegewezen:
Type
P1
Geheugen
P2
P3
Spanning
Stroom
Spanning
Stroom
Spanning
Stroom
DPPS-16-30
5V
Maximum
13.8 V
Maximum
15 V
Maximum
DPPS-32-15
5V
Maximum
13.8 V
Maximum
25 V
Maximum
DPPS-60-8
5V
Maximum
13.8 V
Maximum
55 V
Maximum
DPPS-16-40
5V
Maximum
13.8 V
Maximum
15 V
Maximum
DPPS-32-20
5V
Maximum
13.8 V
Maximum
25 V
Maximum
DPPS-60-10
5V
Maximum
13.8 V
Maximum
55 V
Maximum
DPPS-16-60
5V
Maximum
13.8 V
Maximum
15 V
Maximum
DPPS-32-30
5V
Maximum
13.8 V
Maximum
25 V
Maximum
DPPS-60-15
5V
Maximum
13.8 V
Maximum
55 V
Maximum
Let erop dat er geen verbruikers zijn aangesloten.
1.
2.
3.
4.
Ook het geheugen kan met de geleverde software worden ingesteld, zie het hoofdstuk “Beheer
met de PC software”.
Activeer de Preset functie via de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde.
Zet de schakelaar in de Preset positie. De voorste
LED indicator REAR CONTROL (2) gaat branden.
De voorste regelknoppen zijn nu non-actief.
Selecteer de respectieve geheugen sleuf P1, P2 of P3
op de achterste keuzeschakelaar RECALL (9). De
2
respectieve uitgang voltage wordt weergegeven op het
3
display (1).
De verbruiker kan worden aangesloten en
ingeschakeld.
125
5. Voor het uitschakelen van de vaste spanning functie, schuift u de keuzeschakelaar MODE (8)
terug naar de Normal positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) gaat uit. Het wordt bij
normaal gebruik van de voeding omgeschakeld (DC-verbruiker altijd op voorhand verwijderen!)
a) Opslagplaats zelf toewijzen “Set”
Alle drie de opslagplaatsen kunnen met gebruikseigen waarden voor uitgangsspanning en
stroombegrenzing worden ingevuld.
Let erop dat er geen verbruikers zijn aangesloten.
1. Activeer de “Set”-functie via de schuifschakelaar
“MODE” (8) aan de achterkant. Zet de schakelaar
in de stand “Set”. De voorste controlelamp
2
REAR CONTROL (2) gaat branden. Selecteer de
respectieve geheugen sleuf P1, P2 of P3 met de
3
keuzeschakelaar RECALL (9). De overeenkomstige
waarden voor spanning en stroom worden op het
display (1) weergegeven.
2. Via de voorste draairegelaar (3 en 4) kunnen de gewenste uitgangsspanning en de
stroombegrenzing worden ingesteld.
3. Herhaal deze desgewenst deze stappen met de andere opslagplaatsen.
4. Wanneer alle parameters zijn ingesteld, schuift u de keuzeschakelaar MODE (8) terug naar de
Voorinstelling positie voor vaste spanning gebruik of naar de Normale positie voor normaal
gebruik.
b) Opslagplaatsen naar de fabrieksinstellingen terugzetten
1. Schakel de voeding uit.
2. Druk vooraan gelijktijdig op de beide draairegelaars en houd deze ingedrukt.
3. Schakel uw voeding in. Nadat de indicatoren oplichten laat u beide draairegelaars los. De af
fabriek vooringestelde parameters zijn opnieuw beschibkaar.
126
10. REMOTE CONTROL OPERATION “REMOTE CTRL”
Via de ingebouwde “Remote Control”-aansluiting van de afstandsbediening (10) kan de spanningsen
stroominstelling met een externe spanningsbron of door een externe, instelbare weerstand (kort
“poti”) gebeuren. De aansluiting van de afstandsbediening gebeurt met de “Remote Control”inbouwstekker (10) aan de achterkant. Voor de aansluiting werd een Remote-bus inbegrepen.
Bij gebruik met afstandsbediening moet de stroomstuurpad altijd mee aangesloten
zijn, aangezien de uitgang anders in de stroombegrenzingsmodus “C.C.” schakelt
en de uitgangsspanning wordt begrensd.
a) Voorbereiding van de aansluiting van de afstandsbediening
1. Verwijder de zijdelingse schroeven van de ingebrepen steekbus en verwijder met een kleine
draaibeweging de voorste, zwarte contactbus.
2. Voer achteraan door de metalen huls vijf aansluitleidingen met een leidingsdoorsnede van
minstens 0,34mm2. Soldeer zorgvuldig deze leidingen aan de soldeerlippen nr. 1, 2, 3, 4 en 5 van
de zwarte contactbus vast. Let er daarbij op dat er geen kortsluiting ontstaat.
De nummers van de soldeerlippen zijn aan het zwarte isoleerlichaam aangebracht.
Markeer de losse leidingsuiteinden met de overeenkomstige contactnummers (1-5) om te voorkomen
dat ze verwisseld raken. Plaats de zwarte contactbus in omgekeerde volgorde in de metalen huls en
schroef deze zorgvuldig vast.
De contacttoewijzing gebeurt als volgt:
Contact 1
Interne stuurspanning + 5 V/DC (<50 mA)
Contact 2
Spanningsinstelling
Contact 3
Stroominstelling
Contact 4
Referentiemassa (“Ground”)
Contact 5
Uitgang Aan/uit
Contact 6 – 8
Niet bezet
127
b) Sturing via externe spanningsbron
De voeding kan met een externe spanningsbron van 0 tot 5V/DC over het gehele bereik voor spanning
en stroom op afstand worden bediend.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld:
V
Spanningsinstelling “V”
• Aansluiting 2 tot pluspool (+) van de
externe stuurspanning.
• Aansluiting 4 tot minpool (-) van de
externe spanningsbron.
Stroominstelling “I“:
• Aansluiting 3 tot pluspool (+) van de
externe stuurspanning.
• Aansluiting 4 tot minpool (-) van de
externe spanningsbron.
De spanning op de aansluiting van de afstandsbediening mag 5 V niet overschrijden
De aansluitingen mogen niet worden kortgesloten.
1. Schakel de eenheid uit en sluit vervolgens de externe aansluiting
aan op de afstandsbediening terminal Remote Control. Schroef de
buitenste bevestigingsring vast.
2. Regel de spanning van de externe spanningsbron op 0 V.
3. Schakel uw voeding in.
4. Zet de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde in de Remote
Ctrl positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) brandt.
5. Via een externe spanningsbron kan nu de gewenste uitgangswaarde
worden ingesteld. Controleer het totale instelbereik op haar correcte
werking. De uitgangsspanning kan op het display worden gecontroleerd.
Sluit de achterste terminals MAIN OUTPUT (7) kort met een voldoende dikke kabel voor het
controleren van de stroom controle (ten minste 8 mm2). Controleer het totale instelbereik op
haar correcte werking.
Als deze afstandsbediening functie niet langer nodig is, zet u de keuzeschakelaar MODE (8) op de
Normal positie.
128
c) Sturing via een regelbare weerstand (Poti)
De voeding kan met een externe Poti (5 Kohm) over het gehele bereik voor spanning en stroom op
afstand worden bediend.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld:
Spanningsinstelling “V”
• Aansluiting 1 op het einde van de
weerstand.
• Aansluiting 2 op het middelste glijcontact
van de weerstand.
• Aansluiting 4 op het tweede uiteinde van
de weerstand.
Stroominstelling “I“:
• Aansluiting 1 op het einde van de
weerstand.
• Aansluiting 3 op het middelste
glijcontact van de weerstand.
• Aansluiting 4 op het tweede uiteinde
van de weerstand.
De aansluitingen 1 en 4 mogen niet worden kortgesloten.
1. Schakel de eenheid uit en sluit vervolgens de externe aansluiting aan op
de afstandsbediening terminal Remote Control. Schroef de buitenste
bevestigingsring vast.
2. Schakel uw voeding in.
3. Zet de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde in de Remote Ctrl
positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) brandt.
4. Via de externe poti kunnen de gewenste uitgangswaarden worden
ingesteld. Controleer het totale instelbereik op haar correcte werking. De
uitgangsspanning kan op het display worden gecontroleerd.
Sluit de achterste terminals MAIN OUTPUT (7) kort met een voldoende dikke kabel voor het
controleren van de stroom controle (ten minste 8 mm2). Controleer het totale instelbereik op
haar correcte werking.
Als deze afstandsbediening functie niet langer nodig is, zet u de keuzeschakelaar MODE op de
Normal positie.
129
d) Uitgang op afstand bedienen (aan/uit)
De DC-uitgang kan via een schakelcontact in- en uit worden geschakeld.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
1. Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld.
2. Contacteer aansluitingen 4 en 5 met een potentiaalvrij schakelcontact.
3. Als de uitgang is uitgeschakeld, knipperen de statusindicatoren C.V. en C.C. (1). Het uitleesvenster
geeft daarop de huidige instellingen van de uitgangsspanning en van de uitgangsstroom (1) aan.
4. Als de uitgang is uitgeschakeld, kunnen de uitgangswaarden met de instelregelaars voor
VOLTAGE (3) en CURRENT (4) worden vastgelegd.
Aan de contacten 4 en 5 mag geen spanning worden aangelegd.
5. Schakel de voeding uit en verbind dan de Remote-bus met
de Remoteaansluiting op de achterkant. Schroef de buitenste
bevestigingsring vast.
6. Schakel uw voeding in.
7. Zet de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde in de Remote
Ctrl positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) brandt.
8. Bij een open schakelcontact is de DC-uitgang actief, bij een gesloten
schakelcontact wordt de DC-uitgang uitgeschakeld. Controleer de
schakelfunctie op haar correcte werking.
9. Bij een uitgeschakelde DC-uitgang verschijnt “O P OFF” op het display.
10. Als deze afstandsbediening functie niet langer nodig is, zet u de
keuzeschakelaar MODE op de Normal positie.
130
11. SENSOR FUNCTIE (1086562)
De sensor functie is alleen beschikbaar met Item Nr. 1086562.
De sensor functie is een automatische regeling van de spanning voor de achterste hoge
stroomuitgang (MAIN OUTPUT) (7). Hiervoor worden twee afzonderlijke meetkabels parallel aan de
aansluitkabels aangesloten. De potentiaaldaling die optreedt op de aansluitkabels wordt gemeten op
beide meetkabels. De laboratorium eenheid compenseert automatisch voor deze spanningsval zodat
de daadwerkelijk vastgestelde spanning wordt toegevoerd aan de consument.
Ga als volgt te werk voor de aansluiting:
1. Schakel de voeding toevoer eenheid en de consument uit.
2. Sluit altijd eerst de voedingskabels van de voedingseenheid aan op de consument. Let op de
juiste polariteit.
3. Druk de klem ontgrendeling op de terminals SENSE (14) naar binnen met een kleine
schroevendraaier en steek de kabels in de terminal openingen. Controleer of ze goed zijn
aangesloten.
4. Verbind nu de twee sensor kabels aan de consument met de juiste polariteit. De kabeldoorsnede
voor de snesor kabels moet minimaal 0.34 mm2 zijn.
5. Voer altijd de ontkoppeling uit in de omgekeerde volgorde (eerst alle sensor kabels en dan de
aansluitkabels).
1086562
Zorg ervoor dat de sensor kabels zo dicht mogelijk contact maken bij het
aansluitpunt van de consument. Let op de juiste polariteit.
Maak nooit kortsluiting met de sensor kabels.
131
12. SOFTWARE INSTALLATIE
Software is compatible met Windows® besturingssystemen XP, 2003, Vista, 7 ,8
1. Voer de meegeleverde software CD in de DVD drive van uw computer.
2. Instaleer de driver (USB naar UART Bridge), in directory USB CP210x Drivers..., die geschikt is
voor uw besturingssysteem.
3. Kopieer de directory hcs van de CD naar de computer’s applicatie directory of een andere locatie
naar keuze.
4. Open het bestand hcs.bat in de directory hcs. Het programma start op.
13. BEDIENING MET DE PC SOFTWARE
1. Plaats de keuzeschakelaar MODE (8) in positie Normal.
2. Sluit de voeding toevoer met de USB kabel aan op de USB hub op uw computer. Sluit de USB
kabel aan op de USB poort (13) aan de achterzijde.
3. Schakel de voeding toevoer aan.
4. Start het programma met het hcs.bat bestand. Na het opstarten wordt de voeding toevoer
bestuurd via het programma.
5. De controlelamp REAR CONTROL (2) gaat branden. De voeding toevoer registreert de ingangen
niet meer met de voorste regelknoppen.
132
a) Bedieningselementen van de software en de basisbediening
A
N
M
B
L
K
J
I
H
G
F
C
E
D
A Functie tabs
Schakel de functie van het venster aan de rechterzijde tussen:
• Externe tijdprogramma (External Timed Program)
• Interne voorinstelling geheugen (Internal Preset Memory)
• Data log (Data Log)
• Instelling (Setting)
B Data invoer tabel
Het data invoerveld voor de externe tijdprogramma functie. Het
maximale aantal acties is 20.
C Tabel opschonen
Wis alle data in de data invoer tabel voor de externe
tijdprogramma functie.
D Start / Stop
Start (Start) / Stop (Stop) het externe tijdprogramma volgens de
warden in de data invoer tabel.
E Lopende Cyclus
Het aantal cycli dat het tijdprogramma gaat draaien. De waarde
is geldig van 0 - 999, waarbij 0 een oneindige cyclus betekent.
F Tabel Beschrijving
Een tekst veld voor het invoeren van een tabel beschrijving.
133
G Bestandsbeheer
Exporteer tabel/instellingen als .csv file.
Importeer .csv geformatteerde tabel/instellingen
Print huidige scherm
H Overdracht instellingen
Ingestelde spanning en stroom naar de voeding toevoer
overdragen.
I Uitgang aan/uit
Activeer/deactiveer voeding toevoer. Invoer bevestigen met de
(H) knop. Het LED-display toont "O P UIT".
J Stroom
Het veld waar u de stroom naar de voeding toevoer kunt
programmeren. Na het invoeren van de waarde, drukt u op de
enter toets (H) om de instellingen over te dragen naar de voeding
toevoer. Eventueel kunt u de stroom instellen door middel van
de schuifregelaar.
K Voltage
Het veld waar u de spanning naar de voeding toevoer kunt
programmeren. Na het invoeren van de waarde, drukt u op de
enter toets (H) om de instellingen over te dragen naar de voeding
toevoer. Eventueel kunt u de spanning instellen door middel van
de schuifregelaar.
L Uitgang aan/uit
Activeer/deactiveer voeding toevoer. Klik op de controle. Terwijl
de uitgang wordt gedeactiveerd verschijnt in het LED display
"O P UIT".
M Instellingen
U kunt de voltage instelling en de huidige begrenzing van de
voeding toevoer aflezen.
N Status
U kunt de huidige spanning, stroom en vermogen uitgang van
de voeding toevoer aflezen. "C.V" is gelijk aan de C.V. indicator;
"C.C." is gelijk aan de C.C. indicator.
134
b) Intern vooringesteld geheugen
Met de software kunt u het vooraf ingestelde geheugen van de voeding lezen, instellen en toepassen.
• De waarden worden automatisch in de software geladen; als dat niet het geval is, kunt u de
informatie laden met een druk op de knop Read From PS.
• Als u een van de vooraf ingestelde waarden wilt gebruiken, selecteert u de betreffende optie. Druk
vervolgens op de knop Set.
• Als u de voorinstelling waarden wilt wijzigen, dubbelklikt u op het spanning (Voltage) of stroom
(Current) veld en stelt de gewenste waarden in met de schuifregelaars.
De ingestelde waarden voor spanning en stroom moeten >0,0 (groter dan nul) zijn voor u om
de instellingen over te dragen aan de stroom toevoer via de knop Set.
• Als u de tabel wilt wissen, drukt u op de knop Clear Table.
Met de knoppen voor bestandsbeheer (G) kunt u de instellingen importeren, exporteren of afdrukken.
135
c) Logboek
U kunt het real-time/geregistreerde spaning/stroom-diagram van deze functie bekijken.
Met de knoppen voor bestandsbeheer (G) kunt u de instellingen importeren, exporteren of afdrukken.
• Schakel tussen opgenomen schema (Import) en het real-time schema (Now) door het selecteren
van de overeenkomstige optie in de hoek linksonder.
• Verschuif het diagram in tijd met de schuifregelaar Move.
• Proportioneel kunt u het formaat van de afbeelding wijzigen met de schuifregelaar Zoom.
• Lees spanning, stroom en stroomverbruik van het diagram. Deze drie eenheden zijn gemarkeerd
met een kleur en kunnen gemakkelijk worden onderscheiden met gebruik van de legende.
136
d) Instellen
Taal (Language)
Gekozen software taal.
COMM-poort (COM Port)
De verbinding tussen de pc en de voeding.
Deze wordt automatisch ingesteld bij het starten
van de software en het wordt afgeraden om dit
handmatig te wijzigen.
DataLog monstertijd
(Data Log Sampling Time)
Het tijdinterval tussen elke bemonstering.
Bovengrens spanning (UVL) instelling
(Voltage Upper Limit (UVL) Setting)
Beperk de afgegeven spanning vanuit de
software.
Bovengrens stroom (UCL) instelling
(Current Upper Limit (UCL) Setting)
Beperk de afgegeven stroom vanuit de software.
• Druk op de knop OK om de instellingen toe te passen.
• Druk op de knop Default om de standaardinstellingen te herstellen.
137
14. BESCHERMINGSVOORZIENINGEN
Er werden op de voeding verschillende automatische beschermvoorzieningen geïntegreerd die de
voeding tegen beschadigingen beschermen. De geactiveerde beschermvoorzieningen worden met
lettercodes op het display weergegeven en gelijktijdig wordt de DC-uitgang uit veiligheidsoverwegingen
uitgeschakeld.
Als een beschermvoorziening actief is, moet de verbruiker onmiddellijk worden
uitgeschakeld en van de voeding worden afgeklemd.
Om de uitgang te heractiveren, schakelt u de voeding uit. Wacht tot alle indicatoren zijn uitgedoofd.
Schakel de voeding opnieuw in. De voeding moet opnieuw normaal functioneren. Indien dit het geval
niet is, kunt u contact opnemen met onze klantenservice.
De volgende weergaven zijn mogelijk:
a) Uitschakeling bij overspanning
• Aan de DC-uitgang werd een hogere vreemde spanning vastgesteld
dan deze die de voeding toestaat. De uitgang wordt uitgeschakeld.
• Het spanningsniveau voor de uitschakeling zijn in de techn. gegevens
vermeld.
b) Uitschakeling bij oververhitting
• De geïntegreerde temperatuursensor heeft een te hoge
systeemtemperatuur vastgesteld. Om oververhitting te voorkomen
wordt de uitgang uitgeschakeld.
• Schakel de voeding uit en laat minstens 30 minuten
afkoelen. Controleer na het inschakelen of de ventilator of de
ventilatieopneningen geblokkeerd zijn. In de inschakel-zelftestfase
moet de ventilator hoorbaar lopen. Indien dit het geval niet is, kunt u
contact opnemen met onze klantenservice.
138
c) Uitschakeling bij overbelasting
• Bij overbelasting aan de DC-uitgang wordt normaal gezien de
stroombegrenzing actief. Indien dit het geval niet is, wordt een
tweede beschermfunctie actief.
• Schakel onmiddellijk na het verschijnen van deze
waarschuwingsmelding de voeding uit en controleer de
aansluitgegevens van de verbruiker. Verwijder de verbruiker van de
DC-uitgang van de leiding.
• Schakel de voeding opnieuw in en controleer de functie. Als de
foutmelding blijft bestaan, kunt u contact opnemen met onze
klantenservice.
15. ONDERHOUD EN REINIGING
• Verwijder de product van de voedingsbron.
• Afgezien van een incidentele reiniging of het vervangen van een zekering is de laboratoriumvoeding
onderhoudsvrij.
• Gebruik voor het schoonmaken van het apparaat een schone, droge, antistatische en pluisvrije
reinigingsdoek zonder toevoeging van schurende, chemische en oplosmiddelhoudende
reinigingsmiddelen.
a) Netzekering vervangen
Kan de laboratoriumvoeding niet meer ingeschakeld worden, dan werd waarschijnlijk de netbeveiliging
aan de achterzijde (12) geactiveerd.
Voor het vervangen van de netzekering gaat u als volgt te werk:
1. Schakel de netvoeding uit en verwijder alle
aansluitsnoeren en de stekker van het apparaat.
2. Druk met een geschikte sleufschroevendraaier
de zekeringhouder (12) aan de achterkant met
een hendelbeweging uit de houder.
3. Vervang de defecte zekering door een nieuwe
zwakstroomzekering (5x20 mm) van hetzelfde
type en met dezelfde nominale stroomsterkte.
De zekeringwaarde vindt u in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
4. Druk de zekeringinzet in de klem voor
zekeringhouder.
Zekeringen zijn vervangonderdelen, en worden niet door de garantie gedekt.
139
16. VERHELPEN VAN STORINGEN
U heeft met deze laboratoriumvoeding een product aangeschaft dat betrouwbaar en veilig is in het
gebruik.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Hieronder vindt u enkele manieren om eventuele storingen te verhelpen:
Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht!
Fout
Mogelijke oorzaak
De voeding kan zich niet
inschakelen.
• Gaat de C.V. of C.C. indicator branden?
• Controleer de netspanning (evt. netzekering in het
apparaat resp. de beveiligingsschakelaar in de kabel
controleren).
Aangesloten
functioneren niet.
• Is de juiste spanning ingesteld?
• Is de polariteit juist?
• Controleer de technische gegevens van de verbruiker.
verbruikers
De
controlelamp
REAR
CONTROL brandt. Het apparaat
kan niet worden bediend met de
draaiknoppen.
De werking met afstandsbediening is geactiveerd. Stel de
schuifschakelaar MODE op de achterkant in de stand Normal.
Indicatie “O P OFF” licht op.
De DC uitgang was uitgeschakeld via de afstandsbediening
terminal Remote Control (10) of de software.
De uitgangsstroom wordt 5
A re begrensd, hoewel de
stroominstelling hoger ligt.
De voorste aansluiting wordt tot max. 5 A begrensd. Voor
hoge stromen sluit u de verbruiker aan de hoofduitgang aan
de achterkant aan.
De controlelamp C.C. brandt.
Constante stroomwerking:
De vooringestelde stroomsterkte werd overschreden.
Controleer de stroomopname van uw verbruiker en vergroot
ev. de stroombegrenzing van de voeding.
De controlelamp
brandt.
“OVP” display
140
C.V.
LED
Constante spanningswerking:
De voeding werkt normaal. Op de uitgang wordt de ingestelde,
constante spanning uitgegeven.
Uitschakeling bij overspanning:
Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”.
“OtP” display
Uitschakeling bij overtemperatuur:
Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”.
“OLP” display
Uitschakelen bij overbelasting:
Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”
Andere reparaties dan hierboven beschreven, mogen uitsluitend door een erkende
vakman worden uitgevoerd. Als u vragen heeft omtrent het gebruik van het product,
kunt u contact opnemen met onze technische helpdesk onder het volgende
telefoonnummer.
17. VERWIJDERING
Elektronische apparaten zijn recyclebare stoffen en horen niet bij het huisvuil!
Als het product niet meer werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke bepalingen
voor afvalverwerking inleveren.
Zo voldoet u aan uw wettelijke verplichtingen en bijdragen tot de bescherming van het milieu.
141
18. TECHNISCHE GEGEVENS
Bedrijfsspanning:
Max. ingangsstroom (230 V/AC):
Max. uitgangsvermogen:
Uitgangsspanning:
Uitgangsstroom:
Restspanning bij nominale last (eff.):
Spannings-Regeling bij 10 – 100 %
lastverandering:
Spannings-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
Stroom-Regeling bij 10 - 90%
Lastverandering:
Stroom-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
Weergavenauwkeurigheid:
OVP-uitschakelniveau van V-uitgang:
Rendement:
Klokfrequentie:
Arbeidsfactor met aktieve PFC:
Toestelventilator:
Netzekering Traag (5 x 20 mm):
Bedrijfstemperatuur:
Toegestane luchtvochtigheid:
Opslagtemperatuur:
Luchtvochtigheid tijdens opslag:
Bedrijfshoogte:
Veiligheidsklasse:
Goedkeuring:
Gewicht:
Afmetingen (B x H x D):
142
1086555
1086556
1086558
(DPPS-16-30) (DPPS-32-15)
(DPPS-60-8)
200 – 240 V/AC, 50/60 Hz
2.4 A
2.4 A
2.5 A
480 W
480 W
480 W
1 – 16 V/DC
1 – 32 V/DC
1 – 60 V/DC
0 – 30 A
0 – 15 A
0 – 8A
5 mV, 50 mA
5 mV, 20 mA
5 mV, 10 mA
50 mV
50 mV
50 mV
20 mV
20 mV
20 mV
150 mA
100 mA
100 mA
50 mA
50 mA
50 mA
±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A
+2 V (1 – 5 V)
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 20 V) +3 V (5 – 20 V)
+4V(20 – 32V) +4V(20 – 60V)
85 ﹪
86 ﹪
87 %
65 – 85 kHz
75 – 95 kHz
65 – 85 kHz
>0.96
>0.96
>0.96
Temperatuurgestuurd (0 – 100 %)
T3.15AL250V
T3.15AL250V
T3.15AL250V
0 tot +40 ºC
10 – 80 %, niet condenserend
-15 tot +70 ºC
0 – 85 %, niet condenserend
max. 2000 m boven de zeespeigel (N.N.)
1
CE EMC: EN 55011, 55012, LVD: EN 60950, 61010
2.6 kg
200 x 90 x 215 mm
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 16 V)
Bedrijfsspanning:
Max. ingangsstroom (230 V/AC):
Max. uitgangsvermogen:
Uitgangsspanning:
Uitgangsstroom:
Restspanning bij nominale last (eff.):
Spannings-Regeling bij 10 – 100 %
lastverandering:
Spannings-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
Stroom-Regeling bij 10 - 90%
Lastverandering:
Stroom-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
Weergavenauwkeurigheid:
OVP-uitschakelniveau van V-uitgang:
Rendement:
Klokfrequentie:
Arbeidsfactor met aktieve PFC:
Toestelventilator:
Netzekering Traag (5 x 20 mm):
Bedrijfstemperatuur:
Toegestane luchtvochtigheid:
Opslagtemperatuur:
Luchtvochtigheid tijdens opslag:
Bedrijfshoogte:
Veiligheidsklasse:
Goedkeuring:
Gewicht:
Afmetingen (B x H x D):
1086559
1086560
1086561
(DPPS-16-40) (DPPS-32-20) (DPPS-60-10)
200 – 240 V/AC, 50/60 Hz
3.1 A
3.1 A
3.1 A
640 W
640 W
600 W
1 – 16 V/DC
1 – 32 V
1 – 60 V
0 – 40 A
0 – 20 A
0 – 10 A
5 mV, 70 mA
5 mV, 30 mA
5 mV, 10 mA
50 mV
50 mV
50 mV
20 mV
20 mV
20 mV
150 mA
100 mA
100 mA
50 mA
50 mA
50 mA
±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A
+2 V (1 – 5 V)
+2 V (1 – 5 V)
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 20 V) +3 V (5 – 20 V)
+3 V (5 – 16 V)
+4 V (20 – 32 V) +4 V (20 – 60 V)
85 %
87 %
89 %
65 – 85 kHz
75 – 95 kHz
65 – 85 kHz
>0.97
>0.97
>0.97
Temperatuurgestuurd (0 – 100 %)
T4.0AL250V T4.0AL250V
T4.0AL250V
0 tot +40 ºC
10 – 80 %, niet condenserend
-15 tot +70 ºC
0 – 85 %, niet condenserend
max. 2000 m boven de zeespeigel (N.N.)
1
CE EMC: EN 55011, 55012, LVD: EN 60950, 61010
2.6 kg
200 x 90 x 215 mm
143
Bedrijfsspanning:
Max. ingangsstroom (230 V/AC):
Max. uitgangsvermogen:
Uitgangsspanning:
Uitgangsstroom:
Restspanning bij nominale last (eff.):
Spannings-Regeling bij 10 – 100 %
lastverandering:
Spannings-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
Stroom-Regeling bij 10 - 90%
Lastverandering:
Stroom-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
Weergavenauwkeurigheid:
OVP-uitschakelniveau van V-uitgang:
Rendement:
Klokfrequentie:
Arbeidsfactor met aktieve PFC:
Toestelventilator:
Zekering snel (5 x 20 mm):
Bedrijfstemperatuur:
Toegestane luchtvochtigheid:
Opslagtemperatuur:
Luchtvochtigheid tijdens opslag:
Bedrijfshoogte:
Veiligheidsklasse:
Goedkeuring:
Gewicht:
Afmetingen (B x H x D):
144
1086562
1086563
1086564
(DPPS-16-60) (DPPS-32-30) (DPPS-60-15)
200 – 240 V/AC, 50/60 Hz
4,7 A
4,5 A
4,5 A
960 W
960 W
900 W
1 – 16 V/DC
1 – 32 V/DC
1 – 60 V/DC
0 – 60 A
0 – 30 A
0 – 15 A
5 mV, 100 mA
5 mV, 40 mA
5 mV, 15 mA
50 mV
50 mV
50 mV
20 mV
20 mV
20 mV
200 mA
150 mA
100 mA
50 mA
50 mV
50 mV
±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A
+2 V (1 – 5 V) +2 V (1 – 5 V)
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 20 V) +3 V (5 – 20 V)
+3 V (5 – 16 V)
+4 V (20 – 32V) +4 V (20 – 60V)
86 %
90 %
90 %
65 – 85 kHz
75 – 95 kHz
65 – 85 kHz
>0.97
>0.97
>0.97
Temperatuurgestuurd (0 – 100 %)
F8AL250V
F8AL250V
F8AL250V
0 tot +40 ºC
10 – 80 %, niet condenserend
-15 tot +70 ºC
0 – 85 %, niet condenserend
max. 2000 m boven de zeespeigel (N.N.)
1
CE EMC: EN 55011, 55012, LVD: EN 60950, 61010
3.2 kg
200 x 90 x 275 mm
19. TOEGEVOEGDE FUNCTIES
De aanvulling is alleen geldig voor apparaten die werken met firmware versie 3.x.
a) Het toestel handmatig op nul zetten
De voeding wordt automatisch bij elke inschakeling op nul gezet. In geval u het toestel tijdens de
werking op nul dient te zetten en u wilt het toestel niet opnieuw opstarten, zet het toestel handmatig
op nul.
1. Druk en houd de VOLTAGE regelknop circa 30 seconden ingedrukt om de MENU modus te
openen. “CCO” en “no” worden weergegeven.
2. Draai de CURRENT regelknop totdat “CCO” en “YES” worden weergegeven.
3. Druk eenmaal op de CURRENT regelknop om het toestel op nul te zetten. “YES” brandt in het
display om het succesvol op nul zetten te bevestigen.
4. Druk op de VOLTAGE regelknop om de MENU modus af te sluiten.
145
b) De uitvoer-voorinstellingen (P1/P2/P3) op de fabriekswaarden
terugzetten
De voeding stelt het voorinstellen van drie spanningswaarden (waaronder stroominstellingen) toe
door middel van drie geheugenplaatsen: P1, P2, en P3. In geval u de geheugenplaatsen tijdens de
werking naar de fabriekswaarden wilt terugzetten, voer het volgende uit:
1. Druk en houd de VOLTAGE regelknop circa 30 seconden ingedrukt om de MENU modus te
openen. “CCO” en “no” worden weergegeven.
2. Draai de VOLTAGE regelknop totdat “rPr” en “no” worden weergegeven.
3. Draai de CURRENT regelknop totdat “rPr” en “YES” worden weergegeven.
4. Druk eenmaal op de CURRENT regelknop om de vooringestelde waarden terug te zetten. “YES”
brandt wanneer de waarden met succes zijn teruggezet.
5. Druk op de VOLTAGE regelknop om de MENU modus af te sluiten.
146
Impressum
Dies ist eine Publikation der Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverfilmung, oder die Erfassung
in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers. Nachdruck, auch
auszugsweise, verboten. Die Publikation entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
Legal notice
This is a publication by Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture in electronic data
processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is prohibited. This publication represent
the technical status at the time of printing.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
Information légales
Ceci est une publication de Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu‘elle soit (p. ex. photocopie, microfilm, saisie dans des
installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l‘éditeur. Il est interdit de le réimprimer, même par extraits.
Cette publication correspond au niveau technique du moment de la mise sous presse.
© Copyright 2016 par Conrad Electronic SE.
Colofon
Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of
de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook
van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
V4_0116_02_JH