VOLTCRAFT DPPS-32-30 Operating Instructions Manual

Type
Operating Instructions Manual
Diese Bedienungsanleitung gehört zu diesem Produkt. Sie enthält wichtige Hinweise zur
Inbetriebnahme und Handhabung. Achten Sie hierauf, auch wenn Sie dieses Produkt an
Dritte weitergeben.
Heben Sie deshalb diese Bedienungsanleitung zum Nachlesen auf! Eine Auistung
der Inhalte nden Sie in dem Inhaltsverzeichnis mit Angabe der entsprechenden
Seitenzahlen auf Seite 3.
These Operating Instructions accompany this product. They contain important
information on setting up and using the device. You should refer to these instructions,
even if you are buying this product for someone else.
Please retain these Operating Instructions for future use! A list of the contents can be
found in the Table of contents, with the corresponding page number, on page 39.
Le présent mode d’emploi fait partie intégrante du produit. Il comporte des directives
importantes pour la mise en service et la manipulation de l’appareil. Tenir compte de
ces remarques, même en cas de transfert du produit à un tiers.
Conserver ce mode d’emploi an de pouvoir le consulter à tout moment. La table des
matières avec indication des pages correspondantes se trouve à la page 75.
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Zij bevat belangrijke informatie over
de inbedrijfstelling en het gebruik. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden
overhandigt.
Bewaar daarom deze gebruiksaanwijzing om in voorkomende gevallen te kunnen
raadplegen. In de inhoudsopgave op pagina 111 vindt u een lijst met inhoudspunten met
vermelding van het bijbehorende.
111
1. Inleiding .............................................................................................................................. 112
2. Bedoeld gebruik .................................................................................................................113
3. Leveringsomvang ............................................................................................................... 114
4. Tleg van symbolen .............................................................................................................115
5. Veiligheidsvoorschriften .....................................................................................................116
a) Personen / Product .......................................................................................................116
b) Diversen ........................................................................................................................118
6. Bedieningselementen ......................................................................................................... 118
7. Ingebruikname ...................................................................................................................120
a) Aansluiting van het netsnoer.........................................................................................120
b) Opstellen van het toestel ..............................................................................................120
c) Algemeen ......................................................................................................................120
8. Normaal gebruik .................................................................................................................122
a) Stroombegrenzing instellen ..........................................................................................122
b) Uitgangsspanning instellen ...........................................................................................123
c) Connecting a load .........................................................................................................123
9. Gebruik van opslagplaats “Preset” en “Set” .......................................................................125
a) Opslagplaats zelf toewijzen “Set” .................................................................................126
b) Opslagplaatsen naar de fabrieksinstellingen terugzetten .............................................126
10. Remote control operation “Remote Ctrl” ............................................................................127
a) Voorbereiding van de aansluiting van de afstandsbediening ........................................127
b) Sturing via externe spanningsbron ...............................................................................128
c) Sturing via een regelbare weerstand (Poti)...................................................................129
d) Uitgang op afstand bedienen (aan/uit) ..........................................................................130
11. Sensor functie (1086562) ...................................................................................................131
12. Software installatie .............................................................................................................132
13. Bediening met de pc software ............................................................................................132
a) Bedieningselementen van de software en de basisbediening ......................................133
b) Intern vooringesteld geheugen .....................................................................................135
c) Logboek ........................................................................................................................136
d) Instellen.........................................................................................................................137
14. Beschermingsvoorzieningen ..............................................................................................138
a) Uitschakeling bij overspanning .....................................................................................138
b) Uitschakeling bij oververhitting .....................................................................................138
c) Uitschakeling bij overbelasting......................................................................................139
15. Onderhoud en reiniging ......................................................................................................139
a) Netzekering vervangen .................................................................................................139
16. Verhelpen van storingen ....................................................................................................140
17. Verwijdering ........................................................................................................................141
18. Technische gegevens .........................................................................................................142
19. Toegevoegde functies ........................................................................................................145
a) Het toestel handmatig op nul zetten .............................................................................145
b) De uitvoer-voorinstellingen (P1/P2/P3) op de fabriekswaarden terugzetten ...............146
INHOUD
<Dutch-start>
112
1. INLEIDING
Geachte klant,
Wij danken u hartelijk voor het aanschaffen van een Voltcraft®-product. Hiermee heeft u een
uitstekend apparaat in huis gehaald.
Voltcraft® - deze naam staat op het gebied van meettechniek, laadtechniek en voedingsspanning
voor onovertroffen kwaliteitsproducten die worden gekenmerkt door gespecialiseerde vakkundigheid,
buitengewone prestaties en permanente innovaties.
Voor ambitieuze elektronica-hobbyisten tot en met professionele gebruikers ligt voor de meest
ingewikkelde taken met een product uit het Voltcraft®-assortiment altijd de perfecte oplossing binnen
handbereik. Bovendien bieden wij u de geavanceerde techniek en betrouwbare kwaliteit van onze
Voltcraft®-producten tegen een nagenoeg niet te evenaren verhouding van prijs en prestaties.
Daarom scheppen wij de basis voor een duurzame, goede en tevens succesvolle samenwerking.
Wij wensen u veel plezier met uw nieuwe Voltcraft®-product!
Alle voorkomende bedrijfsnamen en productaanduidingen zijn handelsmerken van de
betreffende eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
113
2. BEDOELD GEBRUIK
De programeerbare laboratoriumvoeding dient als potentiaalvrije DC-spanningsbron voor de
aandrijving van laagspanningsapparaten. De instelbare uitgang kan aan de voorkant tot max. 5 A
en aan de achterkant tot de volledige nominale stroomsterkte worden ingesteld. De voorste uitgang
is tot 5 A begrensd en beschermd tegen overbelasting. Bij een serieschakeling van de uitgangen
van meerdere voedingen kunnen aanraakgevaarlijke spanningen >75 V/DC opgewekt worden. Vanaf
deze spanning moeten omwille van veiligheidsredenen geïsoleerde leidingen/meetsnoeren worden
gebruikt. De aansluiting gebeurt aan de voorkant via 4 mm veiligheidsbussen, aan de achterkant via
hogestroom-schroefklembussen. De uitgangen (voor en achter) zijn met elkaar verbonden.
Er moeten voldoende gedimensioneerde aansluitkabels worden gebruikt. Een te
kleine ledingsdoorsnede kan tot oververhitting en brand leiden.
De uitgangsgegevens van de laboratoriumvoedingen zijn als volgt:
Type Uitgangsspanning Uitgangsstroom
(totale, MAIN + AUX)
DPPS-16-30 1 – 16 V/DC 0 – 30 A
DPPS-32-15 1 – 32 V/DC 0 – 15 A
DPPS-60-8 1 – 60 V/DC 0 – 8 A
DPPS-16-40 1 – 16 V/DC 0 – 40 A
DPPS-32-20 1 – 32 V/DC 0 – 20 A
DPPS-60-10 1 – 60 V/DC 0 – 10 A
DPPS-16-60 1 – 16 V/DC 0 – 60 A
DPPS-32-30 1 – 32 V/DC 0 – 30 A
DPPS-60-15 1 – 60 V/DC 0 – 15 A
De instelling van spanning en stroom wordt traploos via digitale draairegelaars met grove en jne
instelling uitgevoerd, zodat een snelle en nauwkeurige instelling van de waarde mogelijk is. De
waarden worden aangegeven op een overzichtelijke display. De stroombegrenzing voor het gebruik
met constante stroom kan zonder kortsluitingsbrug vooraf worden ingesteld.
De netvoeding is op afstand bedienbaar. Via een externe spanning (0 - 5 V/DC) of via een externe
potentiometer (5 kOhm) kan de uitgangsspanning en de uitgangsstroom worden ingesteld. De
DC-uitgang is via een schakelcontact in- en uitschakelbaar.
Drie vrij programmeerbare opslagplaatsen kunnen met verschillende voorgeschreven spanningen en
stroombegrenzingen worden bezet. De keuzeschakelaar bevindt zich aan de achterkant.
114
Met de meegeleverde software en de USB-aansluiting kan de voeding beheerd worden door een pc
voor het uitvoeren van cyclische operaties. Maximaal 20 programmeerbare sets met spanning en
stroom en met verschillende tijdsduren kunnen geprogrammeerd worden en de cyclische handelingen
kunnen maximaal 999 maal herhaald worden.
Het apparaat is bestand tegen overbelasting en kortsluitingen en beschikt over een
veiligheidstemperatuuruitschakeling. De laboratoriumvoeding voldoet aan veiligheidsklasse 1.
Dit product is alleen goedgekeurd voor aansluiting op een randgeaarde contactdoos met een
gebruikelijke wisselspanning van 230 V/AC.
Het eigenhandig ombouwen en/of veranderen van het product is niet toegestaan om veiligheids- en
keuringsredenen (CE). Een andere toepassing dan hierboven beschreven, is niet toegestaan en kan
leiden tot beschadiging van het product. Daarnaast bestaat het risico van bijv. kortsluiting, brand,
elektrische schokken, enz. Lees de gebruiksaanwijzing grondig en bewaar deze voor raadpleging
in de toekomst.
Volg alle veiligheidsinstructies en informatie in deze handleiding op.
3. LEVERINGSOMVANG
Labvoeding
Remote-aansluitbus
Netsnoer met randaarde
USB-kabel
CD (software)
Gebruiksaanwijzing
Geactualiseerde gebruiksinstructies:
1. Open www.conrad.com/downloads in een browser of scan de afgebeelde
QR-code.
2. Kies het documententype en de taal en vul het productnummer in
het zoekveld in. Nadat u de zoekopdracht heeft uitgevoerd, kunt u de
weergegeven documenten downloaden.
115
4. TLEG VAN SYMBOLEN
Een uitroepteken in een driehoek betekent belangrijke instructies in deze handleiding die
absoluut moeten worden opgevolgd.
Een bliksemschicht in een driehoek waarschuwt voor een elektrische schok of een
veiligheidsbeperking van elektrische onderdelen in het apparaat.
Dit symbool kan worden gevonden bij tips of informatie over het gebruik.
Alleen voor toepassing in droge binnenruimtes.
Dit apparaat is CE-goedgekeurd en voldoet aan de betrokken Europese richtlijnen.
Aardklem; deze schroef mag niet worden losgedraaid.
116
5. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en let vooral op de veiligheidsinstructies.
Indien de veiligheidsinstructies en de aanwijzingen voor een juiste bediening in
deze gebruiksaanwijzing niet worden opgevolgd, kunnen wij niet aansprakelijk
worden gesteld voor de daardoor ontstane schade aan apparatuur of persoonlijk
letsel. Bovendien vervalt in dergelijke gevallen de garantie.
a) Personen / Product
Het product is geen speelgoed. Houd het buiten bereik van kinderen en huisdieren.
Laat verpakkingsmateriaal niet zomaar rondslingeren. Dit kan gevaarlijk materiaal
worden voor spelende kinderen.
Bescherm het product tegen extreme temperaturen, direct zonlicht, sterke schokken,
hoge luchtvochtigheid, vocht, ontvlambare gassen, dampen en oplosmiddelen.
Zet het product niet onder mechanische druk.
Als het niet langer mogelijk is het product veilig te bedienen, stel het dan buiten bedrijf
en zorg ervoor dat niemand het per ongeluk kan gebruiken. Veilige bediening kan niet
langer worden gegarandeerd wanneer het product:
- zichtbaar is beschadigd,
- niet langer op juiste wijze werkt,
- tijdens lange periode is opgeslagen onder slechte omstandigheden, of
- onderhevig is geweest aan ernstige vervoergerelateerde druk.
Behandel het product met zorg. Schokken, botsingen of zelfs een val van een beperkte
hoogte kan het product beschadigen.
Neem alstublieft ook de veiligheids- en gebruiksaanwijzingen van alle andere
apparaten in acht die met het product zijn verbonden.
Producten die op het lichtnet werken, moeten buiten bereik van kinderen worden
gehouden. Wees daarom extra voorzichtig wanneer u het product gebruikt in de
aanwezigheid van kinderen. Zij kunnen voorwerpen in het apparaat proberen te steken
door de openingen van de behuizing. Hierdoor bestaat het risico op overlijden door
een elektrische schok.
Giet nooit vloeistoffen over elektrische apparaten en plaats nooit voorwerpen gevuld
met vloeistoffen (zoals bijv. vazen) op of in de buurt ervan. Een aanzienlijk risico
bestaat op brand of een levensgevaarlijke elektrische schok
Bedien het product alleen in droge ruimtes binnenshuis. Het mag niet vochtig of nat
worden. Anders bestaat er risico op een levensgevaarlijke elektrische schok!
In scholen, trainingscentra, hobby- of doe-het-zelf workshops, moet de bediening van
elektrische apparaten altijd onder supervisie staan van getraind personeel.
Wanneer u het gebruikt op een commercieel terrein, moeten de ARBO-voorschriften
ter voorkoming van ongevallen met betrekking tot elektrisch apparatuur in acht worden
genomen..
117
Onderdelen onder spanning kunnen blootgelegd worden wanneer het deksel wordt
geopend of bij het verwijderen van onderdelen. U moet daarom het product van alle
stroomvoorzieningen ontkoppelen voordat onderhoud of reparaties uitgevoerd mogen
worden. Condensatoren in het apparaat kunnen nog steeds een elektrische spanning
bevatten, zelfs wanneer het apparaat van alle stroombronnen is ontkoppeld.
Plaats kabels altijd zo, dat niemand erover kan struikelen of erin verstrikt kan raken. Er
bestaat risico op verwonding.
Draag, wanneer u werkt met elektriciteitsaanvoer of opladers, geen metalen of
geleidende kettingen, armbanden, ringen etc. Verbind nooit de stroomvoorziening of
oplader met personen of dieren.
Controleer het product, iedere keer wanneer u het in gebruik neemt, op schade. Gebruik
het product niet wanneer u schade waarneemt. Ontkoppel de stroomvoorziening
en haal de stekker uit het stopcontact. Breng het product vervolgens naar een
gespecialiseerde winkel of reparatielocatie.
Gebruik alleen een goedwerkend stopcontact (230V~/50Hz) dat is aangesloten op het
publieke elektriciteitsnetwerk.
La prise électrique doit se trouver à proximité de l’appareil et être facilement accessible.
Raak het netsnoer niet aan wanneer het beschadigingen vertoont. Schakel
eerst de betreffende wandcontactdoos stroomloos (bijv. via de bijbehorende
veiligheidsschakelaar) en trek daarna de netstekker voorzichtig uit de wandcontactdoos.
Gebruik het product in geen geval met een beschadigd netsnoer.
Een beschadigd netsnoer mag alleen door de fabrikant, een door deze aangewezen
werkplaats of een daarvoor gekwaliceerde persoon worden vervangen om gevaarlijke
situaties te voorkomen.
Netstekkers mogen nooit met natte handen in de contactdoos worden gestoken of er
uit worden verwijderd.
Trek de stekker niet aan het snoer uit het stopcontact!
De stekker moet uit het stopcontact worden gehaald:
- voordat het product wordt schoongemaakt
- tijdens een onweersstorm
- wanneer het product tijdens lange tijd niet wordt gebruikt.
Zorgt ervoor dat het product tijdens ingebruikname voldoende wordt geventileerd. Plaats
geen tijdschriften, dekens, gordijnen of iets soortgelijks over de ventilatieopeningen.
Bewaar minstens 15 cm afstand met andere apparaten.
Wanneer u het product installeert, zorg er dan voor dat de kabel niet doorgeprikt,
geknikt of beschadigd is door scherpe randen.
Zorg ervoor dat er geen apparaten met krachtige elektrische of magnetische velden,
zoals transformatoren, motoren, draadloze telefoons en radiograsch bestuurbare
apparaten zich in de buurt van het product bevinden. Deze kunnen het product
beïnvloeden.
118
Gebruik de oplader niet op plaatsen of in ruimten met ongunstige omstandigheden.
Dit kan de gevoelige elektronica in de oplader beschadigen en kan mogelijk
levensbedreigende situaties veroorzaken. Ongunstige omstandigheden zijn:
- hoge luchtvochtigheid (> 80 % relatieve, condensatie)
- vochtigheid stof, ontvlambare gassen, oplosdampen, benzine
- hoge omgevingstemperaturen (> ong. +50 ºC)
- elektromagnetische velden (motoren, transformatoren, geluidssystemen voor
modelbouw etc.) of elektrostatische velden
Het product mag niet direct in gebruik worden genomen nadat het van een koude naar
een warme omgeving is gebracht. Condens kan het product beschadigen. Wacht tot
het product is geacclimatiseerd voor gebruik.
b) Diversen
Raadpleeg een expert wanneer u twijfelt over het juiste gebruik, de veiligheid of het
aansluiten van het apparaat.
Onderhoud, aanpassingen en reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door een
expert of in een daartoe bevoegde winkel.
Als u niet zeker bent over de correcte aansluiting of het gebruik, of als er vragen
ontstaan die niet worden beantwoord door deze handleiding, aarzel dan niet om
contact op te nemen met onze technische helpdesk of een andere specialist.
6. BEDIENINGSELEMENTEN
1. LED-paneel meter display met C.V. (Constante spanning) en C.C. (Constante stroom) indicatorr
2. Controlelamp REAR CONTROL (Controle over achterzijde)
3. Regelknop VOLTAGE (Uitgangsspanning)
4. Regelknop CURRENT (Uitgangsstroom)
5. Aan/uit schakelaar POWER (aan/uit).
6. Terminals AUX. OUTPUT 5A MAX. (Hulpuitgang terminals)
7. Terminals MAIN OUTPUT (Uitgang terminals)
8. Keuzeschakelaar MODE (Modus selectie)
9. Keuzeschakelaar RECALL (Herroepen)
10. Afstandsbediening terminal Remote Control
11. Koelventilator beschermrooster
12. Vermogen invoer en zekering
13. USB poort
14. Terminals SENSE (Sensor terminals)
120
7. INGEBRUIKNAME
De voeding is geen lader. Gebruik voor het laden van accu’s geschikte laders met
een geschikte laaduitschakeling.
Bij langdurig gebruik met nominale last wordt het oppervlak van de behuizing
warm. Let op! Mogelijk gevaar op verbranden! Zorg daarom altijd voor voldoende
ventilatie rondom de voeding en gebruik deze nooit geheel of gedeeltelijk afgedekt
om eventuele schade te voorkomen.
Let er bij het aansluiten van een verbruiker op de voeding op dat deze uitgeschakeld
is. Een ingeschakelde verbruiker kan bij aansluiting op de uitgangsklemen van de
voeding leiden tot vonkvorming, wat op haar beurt kan leiden tot beschadiging
van de aansluitbussen resp. tot schade aan de aangesloten leidingen en/of hun
klemmen.
Schakel de voeding uit en koppel ze los van het net als ze niet wordt gebruikt. De
indicatoren blijven na het uitschakelen nog enkele seconden ingeschakeld om de
interne condensatoren te ontladen en de laatst ingestelde parameters op te slaan.
Er dient absoluut op een voldoende grote leidingsdoorsnede van de DC-
aansluitleidingen te worden gelet aangezien overbelasting tot een leidingbrand kan
leiden.
a) Aansluiting van het netsnoer
1. Sluit het meegeleverde geaarde netsnoer aan op de stroomaansluiting (12) op de eenheid. Zorg
voor een strakke pasvorm.
2. Verbind het netsnoer met een goedgekeurd stopcontact met randaarde. De totale lengte van de
netkabels tot aan de contactdoos mag niet meer zijn dan 3 m.
b) Opstellen van het toestel
Plaats de laboratoriumvoeding op een stabiele, vlakke en degelijke ondergrond. Let er op, dat de
verluchtingsgleuven van het apparaat niet worden afgedekt.
c) Algemeen
De laboratoriumvoeding wordt gestuurd door microprocessoren en wordt via twee digitale
instelregelaars (incrementele sensor zonder eindpositie) met toetsenfunctie bediend. Dit maakt jne
en grove regeling via een regelaar mogelijk.
121
Na het inschakelen vindt er een systeemcontrole plaats. In de beide schermen (2 en 3) wordt de
teststatus weergegeven. De volgorde van de meldingen is als volgt:
Weergave van de actuele softwarestand.
Segmenttest of de weergave met alle individuele
segmenten functioneert.
Daarna volgt de test van de LED-indicatoren “C.V.”,
C.C.” en “REAR CONTROL”.
Systeemtest van de beschermvoorzieningen begint.
De bescherming tegen overspanning wordt getest.
De bescherming tegen overbelasting wordt getest.
De bescherming tegen oververhitting wordt getest.
Ventilatortest. De ventilator wordt kort over het
gehele toerentalbereik getest.
Het ventilatortoerental neemt kort daarop hoorbaar
toe.
De afstandsbedieningsfunctie voor “Uitgang uit”
wordt getest.
Na deze stap wordt naar de normale
bedrijfsweergave omgeschakeld.
122
De voeding laat het gebruik in 4 modi toe. Deze modi worden via een schuifschakelaar aan de
achterkant “MODE ” (8) geselecteerd. De volgende modi zijn mogelijk:
Normal
Normaal gebruik De instelling van spanning en stroom gebeurt aan de voorkant.
Preset
Gebruik van opslagplaats. In het toestel kunnen drie voorgeschreven spanningen
worden opgeslagen en via deze Preset”-functie rechtstreeks worden
geselecteerd. De keuze van de opslagplaats gebeurt via de schuifschakelaar
RECALL ” (9). De voorste instelregelaars zijn gedeactiveerd.
Remote Ctrl
Gebruik met afstandsbediening. De voeding kan via een externe spanning of
een externe poti op afstand worden bediend. De afstandsinstelling kan voor
spanning en stroom gebeuren. De voorste instelregelaars zijn gedeactiveerd.
Set
Instelbedrijf. De drie preset-plaatsen kunnen vrij worden geprogrammeerd.
Opslagplaats op schuifschakelaar RECALL(9) selecteren en instellingen via
instelregelaar (3, 4) instellen.
De individuele bedrijfsmodi worden hieronder uitgebreider beschreven.
8. NORMAAL GEBRUIK
Bij normale werking laat de voeding zich via de voorste instelregelaar
bedienen. Let . erop dat de schuifschakelaar “MODE zich in de stand
Normal bevindt. Verwijder de aangesloten verbruiker van de uitgang
(6 of 7).
Schakel de voeding in via de aan/uit-schakelaar POWER (5). Het display (1)
licht op en na een korte zelftest verschijnt de spannings- en stroomaanduiding.
Stel voor elke spanningsinstelling eerst de stroombegrenzing in. Een te hoge stroomwaarde kan
uw aansluitleidingen beschadigen, een te lage stroomwaarde (<1 A) kan de uitgangsspanning
begrenzen.
a) Stroombegrenzing instellen
De begrenzing van de uitgangsstroom is een beschermingsmechanisme, om de verbruiker of de
aansluitdraden te beschermen. De stroombegrenzing kan zonder kortsluiting aan de uitgang vooraf
worden ingesteld. De voeding levert dan maximum de vooraf ingestelde stroom.
1. Verwijder de aangesloten verbruiker van de voeding.
2. Schakel de eenheid aan met de Aan/uit schakelaar POWER (5). Het display (1) gaat branden, en
na een korte zelftest, verschijnen de stroom en de spanning displays.
3. Stel de huidige beperking in op de regelknop CURRENT (4) op basis van uw applicatie.
4. Draai aan de regelaar en de stroombegrenzingswaarde verschijnt.
123
Indien binnen 2 seconden geen keuze is gemaakt, schakelt het display terug naar
het huidige stroom display.
5. Om de stroombegrenzing in te stellen, draait u de instelregelaar naar links of rechts. Na het
inschakelen is het jn-instelbereik (0,1 A) altijd actief. Dit wordt door een licht helderder getal
weergegeven. Druk kort vooraan op de draairegelaar. De decimaalwaarde (1,0 of 0,1) van het
instelbereik verandert bij elke druk. Wanneer u draait, verandert de waarde.
6. De instelling kan grof (bij de eenheden) of jn (bij de tientallen) gebeuren.
7. Als de gewenste stroom waarde was ingesteld, schakelt het display na 2 seconden terug naar de
normale weergave.
Wordt de vooraf ingestelde stroomsterkte tijdens het normale gebruik bereikt, dan schakelt
de voeding over op stroombegrenzing en vermindert daarbij de spanningswaarde. Dit bedrijf
wordt aangegeven met de rode statusindicatie “C.C.” (1).
b) Uitgangsspanning instellen
De uitgangsspanning kan op de instelregelaar VOLTAGE(3) worden ingesteld. De grove en jne
regeling gebeurt op dezelfde wijze zoals bij de instelling van de stroombegrenzing.
Door het grote regelbereik is het mogelijk dat de spannignsinstelling ca. 1-2
seconden nodig heeft om van een hoge naar een lage spanningswaarde over te
gaan.
Bij normaal gebruik werkt het apparaat in de constante spanningsmodus. Dit betekent dat de
voeding een vooraf ingestelde, constante spanning afgeeft. Deze werking wordt aangegeven
met de groene LED-statusindicator “C.V.” (1).
c) Connecting a load
Let bij het aansluiten van een verbruiker op dat deze uitgeschakeld met de voeding
wordt verbonden. De max. stroomopname van de aan te sluiten verbruiker mag de
aanduidingen uit de technische gegevens niet overschrijden.
Bij het in serie schakelen van de uitgangen van meerdere voedingen ontstaan
aanraakgevaarlijke spanningen (> 75 V/DC), die levensgevaarlijk kunnen zijn.
Vanaf deze spanning mogen alleen geïsoleerde accessoires (aansluitleidingen,
meetleidingen, enz.) worden gebruikt.
Voorkom het gebruik van niet-geïsoleerde leidingen en contacten. Deze lege
plaatsen dienen door geschikt, moeilijk ontvlambaar isolatiemateriaal of andere
maatregelen te worden afgedekt om tegen rechtsreeks contact en kortsluiting te
beschermen.
Let op een voldoende sectie van de geleiders voor de verwachte stroomsterkte.
Op de voeding zijn twee uitgangen beschikbaar. Deze uitgangen voeren altijd dezelfde
uitgangsspanning. Het verschil ligt echter in de stroombelastbaarheid.
124
Max. 5 A mag worden afgenomen van de AUX aansluitingen AUX. OUTPUT 5A MAX. (6).
Een PTC-overstroombeveiliging beschermt deze aansluitingen tegen overbelasting
en onderbreekt de stroomtoevoer wanneer geactiveerd (>5 A). Om het toestel terug
te zetten, schakel het onmiddellijk uit en laat tot kamertemperatuur afkoelen voordat
u het opnieuw gebruikt.
De terminals MAIN OUTPUT (schroefdraden) (7) aan de achterzijde zijn geïndiceerd
voor volledige nominale stroom. Van een uitgangsstroom van 5 A, is de schroefklem
functie van de achterste aansluitingen aanbevolen om oververhitting van de
stopcontacten voorkomen.
1. Verwijder de aangesloten verbruiker van de uitgang.
2. Schakel de eenheid aan met de Aan/uit schakelaar POWER (5). De bedrijfsindicator (1) licht op en
op het display worden spanning en stroom weergegeven.
3. Stel de parameters in naar wens zoals beschreven in het hoofdstuk “In gebruik nemen”.
4. Controleer nogmaals de correct ingestelde uitgangsspanning.
5. Sluit de pluspool (+) van de consument aan op de rode bus “+” en de minpool (-) van de consument
op de zwarte bus “-” van de respectievelijke uitgang (voorzijde = AAUX. OUTPUT 5A MAX. (6),
achter = MAIN OUTPUT (7)).
De aangesloten verbruiker kan nu worden ingeschakeld.
De stroomopname van de aangesloten verbruiker wordt op het display (1) in ampere (A)
weergegeven.
125
9. GEBRUIK VAN OPSLAGPLAATS “PRESET” EN “SET”
Op het toestel kunnen drie voorgeschreven spanningen incl. stroominstellingen via de “Set”-functie
worden opgeslagen en via de “Preset”-functie rechtstreeks worden geselecteerd.
Af fabriek zijn alle drie opslagplaatsen (P1, P2, P3) vooringesteld.
Deze zijn als volgt toegewezen:
Geheugen
Type
P1 P2 P3
Spanning Stroom Spanning Stroom Spanning Stroom
DPPS-16-30 5 V Maximum 13.8 V Maximum 15 V Maximum
DPPS-32-15 5 V Maximum 13.8 V Maximum 25 V Maximum
DPPS-60-8 5 V Maximum 13.8 V Maximum 55 V Maximum
DPPS-16-40 5 V Maximum 13.8 V Maximum 15 V Maximum
DPPS-32-20 5 V Maximum 13.8 V Maximum 25 V Maximum
DPPS-60-10 5 V Maximum 13.8 V Maximum 55 V Maximum
DPPS-16-60 5 V Maximum 13.8 V Maximum 15 V Maximum
DPPS-32-30 5 V Maximum 13.8 V Maximum 25 V Maximum
DPPS-60-15 5 V Maximum 13.8 V Maximum 55 V Maximum
Let erop dat er geen verbruikers zijn aangesloten.
Ook het geheugen kan met de geleverde software worden ingesteld, zie het hoofdstuk “Beheer
met de PC software”.
1. Activeer de Preset functie via de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde.
2. Zet de schakelaar in de Preset positie. De voorste
LED indicator REAR CONTROL (2) gaat branden.
De voorste regelknoppen zijn nu non-actief.
3. Selecteer de respectieve geheugen sleuf P1, P2 of P3
op de achterste keuzeschakelaar
RECALL
(9). De
respectieve uitgang voltage wordt weergegeven op het
display (1).
4. De verbruiker kan worden aangesloten en
ingeschakeld.
2
3
126
5. Voor het uitschakelen van de vaste spanning functie, schuift u de keuzeschakelaar MODE (8)
terug naar de Normal positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) gaat uit. Het wordt bij
normaal gebruik van de voeding omgeschakeld (DC-verbruiker altijd op voorhand verwijderen!)
a) Opslagplaats zelf toewijzen “Set”
Alle drie de opslagplaatsen kunnen met gebruikseigen waarden voor uitgangsspanning en
stroombegrenzing worden ingevuld.
Let erop dat er geen verbruikers zijn aangesloten.
1. Activeer de “Set”-functie via de schuifschakelaar
MODE(8) aan de achterkant. Zet de schakelaar
in de stand Set”. De voorste controlelamp
REAR CONTROL (2) gaat branden. Selecteer de
respectieve geheugen sleuf P1, P2 of P3 met de
keuzeschakelaar RECALL (9). De overeenkomstige
waarden voor spanning en stroom worden op het
display (1) weergegeven.
2. Via de voorste draairegelaar (3 en 4) kunnen de gewenste uitgangsspanning en de
stroombegrenzing worden ingesteld.
3. Herhaal deze desgewenst deze stappen met de andere opslagplaatsen.
4. Wanneer alle parameters zijn ingesteld, schuift u de keuzeschakelaar MODE (8) terug naar de
Voorinstelling positie voor vaste spanning gebruik of naar de Normale positie voor normaal
gebruik.
b) Opslagplaatsen naar de fabrieksinstellingen terugzetten
1. Schakel de voeding uit.
2. Druk vooraan gelijktijdig op de beide draairegelaars en houd deze ingedrukt.
3. Schakel uw voeding in. Nadat de indicatoren oplichten laat u beide draairegelaars los. De af
fabriek vooringestelde parameters zijn opnieuw beschibkaar.
2
3
127
10. REMOTE CONTROL OPERATION “REMOTE CTRL”
Via de ingebouwde Remote Control”-aansluiting van de afstandsbediening (10) kan de spanningsen
stroominstelling met een externe spanningsbron of door een externe, instelbare weerstand (kort
“poti”) gebeuren. De aansluiting van de afstandsbediening gebeurt met de “Remote Control”-
inbouwstekker (10) aan de achterkant. Voor de aansluiting werd een Remote-bus inbegrepen.
Bij gebruik met afstandsbediening moet de stroomstuurpad altijd mee aangesloten
zijn, aangezien de uitgang anders in de stroombegrenzingsmodus “C.C.” schakelt
en de uitgangsspanning wordt begrensd.
a) Voorbereiding van de aansluiting van de afstandsbediening
1. Verwijder de zijdelingse schroeven van de ingebrepen steekbus en verwijder met een kleine
draaibeweging de voorste, zwarte contactbus.
2. Voer achteraan door de metalen huls vijf aansluitleidingen met een leidingsdoorsnede van
minstens 0,34mm2. Soldeer zorgvuldig deze leidingen aan de soldeerlippen nr. 1, 2, 3, 4 en 5 van
de zwarte contactbus vast. Let er daarbij op dat er geen kortsluiting ontstaat.
De nummers van de soldeerlippen zijn aan het zwarte isoleerlichaam aangebracht.
Markeer de losse leidingsuiteinden met de overeenkomstige contactnummers (1-5) om te voorkomen
dat ze verwisseld raken. Plaats de zwarte contactbus in omgekeerde volgorde in de metalen huls en
schroef deze zorgvuldig vast.
De contacttoewijzing gebeurt als volgt:
Contact 1 Interne stuurspanning + 5 V/DC (<50 mA)
Contact 2 Spanningsinstelling
Contact 3 Stroominstelling
Contact 4 Referentiemassa (“Ground”)
Contact 5 Uitgang Aan/uit
Contact 6 – 8 Niet bezet
128
b) Sturing via externe spanningsbron
De voeding kan met een externe spanningsbron van 0 tot 5V/DC over het gehele bereik voor spanning
en stroom op afstand worden bediend.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld:
V
Spanningsinstelling “V”
Aansluiting 2 tot pluspool (+) van de
externe stuurspanning.
Aansluiting 4 tot minpool (-) van de
externe spanningsbron.
Stroominstelling “I“:
Aansluiting 3 tot pluspool (+) van de
externe stuurspanning.
Aansluiting 4 tot minpool (-) van de
externe spanningsbron.
De spanning op de aansluiting van de afstandsbediening mag 5 V niet overschrijden
De aansluitingen mogen niet worden kortgesloten.
1. Schakel de eenheid uit en sluit vervolgens de externe aansluiting
aan op de afstandsbediening terminal Remote Control. Schroef de
buitenste bevestigingsring vast.
2. Regel de spanning van de externe spanningsbron op 0 V.
3. Schakel uw voeding in.
4. Zet de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde in de Remote
Ctrl positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) brandt.
5. Via een externe spanningsbron kan nu de gewenste uitgangswaarde
worden ingesteld. Controleer het totale instelbereik op haar correcte
werking. De uitgangsspanning kan op het display worden gecontroleerd.
Sluit de achterste terminals MAIN OUTPUT (7) kort met een voldoende dikke kabel voor het
controleren van de stroom controle (ten minste 8 mm
2
). Controleer het totale instelbereik op
haar correcte werking.
Als deze afstandsbediening functie niet langer nodig is, zet u de keuzeschakelaar MODE (8) op de
Normal positie.
129
c) Sturing via een regelbare weerstand (Poti)
De voeding kan met een externe Poti (5 Kohm) over het gehele bereik voor spanning en stroom op
afstand worden bediend.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld:
Spanningsinstelling “V”
Aansluiting 1 op het einde van de
weerstand.
Aansluiting 2 op het middelste glijcontact
van de weerstand.
Aansluiting 4 op het tweede uiteinde van
de weerstand.
Stroominstelling “I“:
Aansluiting 1 op het einde van de
weerstand.
Aansluiting 3 op het middelste
glijcontact van de weerstand.
Aansluiting 4 op het tweede uiteinde
van de weerstand.
De aansluitingen 1 en 4 mogen niet worden kortgesloten.
1. Schakel de eenheid uit en sluit vervolgens de externe aansluiting aan op
de afstandsbediening terminal Remote Control. Schroef de buitenste
bevestigingsring vast.
2. Schakel uw voeding in.
3. Zet de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde in de Remote Ctrl
positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) brandt.
4. Via de externe poti kunnen de gewenste uitgangswaarden worden
ingesteld. Controleer het totale instelbereik op haar correcte werking. De
uitgangsspanning kan op het display worden gecontroleerd.
Sluit de achterste terminals MAIN OUTPUT (7) kort met een voldoende dikke kabel voor het
controleren van de stroom controle (ten minste 8 mm
2
). Controleer het totale instelbereik op
haar correcte werking.
Als deze afstandsbediening functie niet langer nodig is, zet u de keuzeschakelaar MODE op de
Normal positie.
130
d) Uitgang op afstand bedienen (aan/uit)
De DC-uitgang kan via een schakelcontact in- en uit worden geschakeld.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
1. Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld.
2. Contacteer aansluitingen 4 en 5 met een potentiaalvrij schakelcontact.
3. Als de uitgang is uitgeschakeld, knipperen de statusindicatoren C.V. en C.C. (1). Het uitleesvenster
geeft daarop de huidige instellingen van de uitgangsspanning en van de uitgangsstroom (1) aan.
4. Als de uitgang is uitgeschakeld, kunnen de uitgangswaarden met de instelregelaars voor
VOLTAGE (3) en CURRENT (4) worden vastgelegd.
Aan de contacten 4 en 5 mag geen spanning worden aangelegd.
5. Schakel de voeding uit en verbind dan de Remote-bus met
de Remoteaansluiting op de achterkant. Schroef de buitenste
bevestigingsring vast.
6. Schakel uw voeding in.
7. Zet de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde in de Remote
Ctrl positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) brandt.
8. Bij een open schakelcontact is de DC-uitgang actief, bij een gesloten
schakelcontact wordt de DC-uitgang uitgeschakeld. Controleer de
schakelfunctie op haar correcte werking.
9. Bij een uitgeschakelde DC-uitgang verschijnt “O P OFF” op het display.
10. Als deze afstandsbediening functie niet langer nodig is, zet u de
keuzeschakelaar MODE op de Normal positie.
131
11. SENSOR FUNCTIE (1086562)
De sensor functie is alleen beschikbaar met Item Nr. 1086562.
De sensor functie is een automatische regeling van de spanning voor de achterste hoge
stroomuitgang (MAIN OUTPUT) (7). Hiervoor worden twee afzonderlijke meetkabels parallel aan de
aansluitkabels aangesloten. De potentiaaldaling die optreedt op de aansluitkabels wordt gemeten op
beide meetkabels. De laboratorium eenheid compenseert automatisch voor deze spanningsval zodat
de daadwerkelijk vastgestelde spanning wordt toegevoerd aan de consument.
Ga als volgt te werk voor de aansluiting:
1. Schakel de voeding toevoer eenheid en de consument uit.
2. Sluit altijd eerst de voedingskabels van de voedingseenheid aan op de consument. Let op de
juiste polariteit.
3. Druk de klem ontgrendeling op de terminals SENSE (14) naar binnen met een kleine
schroevendraaier en steek de kabels in de terminal openingen. Controleer of ze goed zijn
aangesloten.
4. Verbind nu de twee sensor kabels aan de consument met de juiste polariteit. De kabeldoorsnede
voor de snesor kabels moet minimaal 0.34 mm
2
zijn.
5. Voer altijd de ontkoppeling uit in de omgekeerde volgorde (eerst alle sensor kabels en dan de
aansluitkabels).
1086562
Zorg ervoor dat de sensor kabels zo dicht mogelijk contact maken bij het
aansluitpunt van de consument. Let op de juiste polariteit.
Maak nooit kortsluiting met de sensor kabels.
132
12. SOFTWARE INSTALLATIE
Software is compatible met Windows® besturingssystemen XP, 2003, Vista, 7 ,8
1. Voer de meegeleverde software CD in de DVD drive van uw computer.
2. Instaleer de driver (USB naar UART Bridge), in directory USB CP210x Drivers..., die geschikt is
voor uw besturingssysteem.
3. Kopieer de directory hcs van de CD naar de computer’s applicatie directory of een andere locatie
naar keuze.
4. Open het bestand hcs.bat in de directory hcs. Het programma start op.
13. BEDIENING MET DE PC SOFTWARE
1. Plaats de keuzeschakelaar MODE (8) in positie Normal.
2. Sluit de voeding toevoer met de USB kabel aan op de USB hub op uw computer. Sluit de USB
kabel aan op de USB poort (13) aan de achterzijde.
3. Schakel de voeding toevoer aan.
4. Start het programma met het hcs.bat bestand. Na het opstarten wordt de voeding toevoer
bestuurd via het programma.
5. De controlelamp REAR CONTROL (2) gaat branden. De voeding toevoer registreert de ingangen
niet meer met de voorste regelknoppen.
133
a) Bedieningselementen van de software en de basisbediening
N
A
B
C
DE
F
G
H
I
J
K
L
M
A Functie tabs Schakel de functie van het venster aan de rechterzijde tussen:
Externe tijdprogramma (External Timed Program)
Interne voorinstelling geheugen (Internal Preset Memory)
Data log (Data Log)
Instelling (Setting)
B Data invoer tabel Het data invoerveld voor de externe tijdprogramma functie. Het
maximale aantal acties is 20.
C Tabel opschonen Wis alle data in de data invoer tabel voor de externe
tijdprogramma functie.
D Start / Stop Start (Start) / Stop (Stop) het externe tijdprogramma volgens de
warden in de data invoer tabel.
E Lopende Cyclus Het aantal cycli dat het tijdprogramma gaat draaien. De waarde
is geldig van 0 - 999, waarbij 0 een oneindige cyclus betekent.
F Tabel Beschrijving Een tekst veld voor het invoeren van een tabel beschrijving.
134
G Bestandsbeheer
Exporteer tabel/instellingen als .csv le.
Importeer .csv geformatteerde tabel/instellingen
Print huidige scherm
H Overdracht instellingen Ingestelde spanning en stroom naar de voeding toevoer
overdragen.
I Uitgang aan/uit Activeer/deactiveer voeding toevoer. Invoer bevestigen met de
(H) knop. Het LED-display toont "O P UIT".
J Stroom Het veld waar u de stroom naar de voeding toevoer kunt
programmeren. Na het invoeren van de waarde, drukt u op de
enter toets (H) om de instellingen over te dragen naar de voeding
toevoer. Eventueel kunt u de stroom instellen door middel van
de schuifregelaar.
K Voltage Het veld waar u de spanning naar de voeding toevoer kunt
programmeren. Na het invoeren van de waarde, drukt u op de
enter toets (H) om de instellingen over te dragen naar de voeding
toevoer. Eventueel kunt u de spanning instellen door middel van
de schuifregelaar.
L Uitgang aan/uit Activeer/deactiveer voeding toevoer. Klik op de controle. Terwijl
de uitgang wordt gedeactiveerd verschijnt in het LED display
"O P UIT".
M Instellingen U kunt de voltage instelling en de huidige begrenzing van de
voeding toevoer aezen.
N Status U kunt de huidige spanning, stroom en vermogen uitgang van
de voeding toevoer aezen. "C.V" is gelijk aan de C.V. indicator;
"C.C." is gelijk aan de C.C. indicator.
135
b) Intern vooringesteld geheugen
Met de software kunt u het vooraf ingestelde geheugen van de voeding lezen, instellen en toepassen.
De waarden worden automatisch in de software geladen; als dat niet het geval is, kunt u de
informatie laden met een druk op de knop Read From PS.
Als u een van de vooraf ingestelde waarden wilt gebruiken, selecteert u de betreffende optie. Druk
vervolgens op de knop Set.
Als u de voorinstelling waarden wilt wijzigen, dubbelklikt u op het spanning (Voltage) of stroom
(Current) veld en stelt de gewenste waarden in met de schuifregelaars.
De ingestelde waarden voor spanning en stroom moeten >0,0 (groter dan nul) zijn voor u om
de instellingen over te dragen aan de stroom toevoer via de knop Set.
Als u de tabel wilt wissen, drukt u op de knop Clear Table.
Met de knoppen voor bestandsbeheer (G) kunt u de instellingen importeren, exporteren of afdrukken.
136
c) Logboek
U kunt het real-time/geregistreerde spaning/stroom-diagram van deze functie bekijken.
Met de knoppen voor bestandsbeheer (G) kunt u de instellingen importeren, exporteren of afdrukken.
Schakel tussen opgenomen schema (Import) en het real-time schema (Now) door het selecteren
van de overeenkomstige optie in de hoek linksonder.
Verschuif het diagram in tijd met de schuifregelaar Move.
Proportioneel kunt u het formaat van de afbeelding wijzigen met de schuifregelaar Zoom.
Lees spanning, stroom en stroomverbruik van het diagram. Deze drie eenheden zijn gemarkeerd
met een kleur en kunnen gemakkelijk worden onderscheiden met gebruik van de legende.
137
d) Instellen
Taal (Language) Gekozen software taal.
COMM-poort (COM Port) De verbinding tussen de pc en de voeding.
Deze wordt automatisch ingesteld bij het starten
van de software en het wordt afgeraden om dit
handmatig te wijzigen.
DataLog monstertijd
(Data Log Sampling Time)
Het tijdinterval tussen elke bemonstering.
Bovengrens spanning (UVL) instelling
(Voltage Upper Limit (UVL) Setting)
Beperk de afgegeven spanning vanuit de
software.
Bovengrens stroom (UCL) instelling
(Current Upper Limit (UCL) Setting)
Beperk de afgegeven stroom vanuit de software.
Druk op de knop OK om de instellingen toe te passen.
Druk op de knop Default om de standaardinstellingen te herstellen.
138
14. BESCHERMINGSVOORZIENINGEN
Er werden op de voeding verschillende automatische beschermvoorzieningen geïntegreerd die de
voeding tegen beschadigingen beschermen. De geactiveerde beschermvoorzieningen worden met
lettercodes op het display weergegeven en gelijktijdig wordt de DC-uitgang uit veiligheidsoverwegingen
uitgeschakeld.
Als een beschermvoorziening actief is, moet de verbruiker onmiddellijk worden
uitgeschakeld en van de voeding worden afgeklemd.
Om de uitgang te heractiveren, schakelt u de voeding uit. Wacht tot alle indicatoren zijn uitgedoofd.
Schakel de voeding opnieuw in. De voeding moet opnieuw normaal functioneren. Indien dit het geval
niet is, kunt u contact opnemen met onze klantenservice.
De volgende weergaven zijn mogelijk:
a) Uitschakeling bij overspanning
Aan de DC-uitgang werd een hogere vreemde spanning vastgesteld
dan deze die de voeding toestaat. De uitgang wordt uitgeschakeld.
Het spanningsniveau voor de uitschakeling zijn in de techn. gegevens
vermeld.
b) Uitschakeling bij oververhitting
De geïntegreerde temperatuursensor heeft een te hoge
systeemtemperatuur vastgesteld. Om oververhitting te voorkomen
wordt de uitgang uitgeschakeld.
Schakel de voeding uit en laat minstens 30 minuten
afkoelen. Controleer na het inschakelen of de ventilator of de
ventilatieopneningen geblokkeerd zijn. In de inschakel-zelftestfase
moet de ventilator hoorbaar lopen. Indien dit het geval niet is, kunt u
contact opnemen met onze klantenservice.
139
c) Uitschakeling bij overbelasting
Bij overbelasting aan de DC-uitgang wordt normaal gezien de
stroombegrenzing actief. Indien dit het geval niet is, wordt een
tweede beschermfunctie actief.
Schakel onmiddellijk na het verschijnen van deze
waarschuwingsmelding de voeding uit en controleer de
aansluitgegevens van de verbruiker. Verwijder de verbruiker van de
DC-uitgang van de leiding.
Schakel de voeding opnieuw in en controleer de functie. Als de
foutmelding blijft bestaan, kunt u contact opnemen met onze
klantenservice.
15. ONDERHOUD EN REINIGING
Verwijder de product van de voedingsbron.
Afgezien van een incidentele reiniging of het vervangen van een zekering is de laboratoriumvoeding
onderhoudsvrij.
Gebruik voor het schoonmaken van het apparaat een schone, droge, antistatische en pluisvrije
reinigingsdoek zonder toevoeging van schurende, chemische en oplosmiddelhoudende
reinigingsmiddelen.
a) Netzekering vervangen
Kan de laboratoriumvoeding niet meer ingeschakeld worden, dan werd waarschijnlijk de netbeveiliging
aan de achterzijde (12) geactiveerd.
Voor het vervangen van de netzekering gaat u als volgt te werk:
1. Schakel de netvoeding uit en verwijder alle
aansluitsnoeren en de stekker van het apparaat.
2. Druk met een geschikte sleufschroevendraaier
de zekeringhouder (12) aan de achterkant met
een hendelbeweging uit de houder.
3. Vervang de defecte zekering door een nieuwe
zwakstroomzekering (5x20 mm) van hetzelfde
type en met dezelfde nominale stroomsterkte.
De zekeringwaarde vindt u in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
4. Druk de zekeringinzet in de klem voor
zekeringhouder.
Zekeringen zijn vervangonderdelen, en worden niet door de garantie gedekt.
140
16. VERHELPEN VAN STORINGEN
U heeft met deze laboratoriumvoeding een product aangeschaft dat betrouwbaar en veilig is in het
gebruik.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Hieronder vindt u enkele manieren om eventuele storingen te verhelpen:
Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht!
Fout Mogelijke oorzaak
De voeding kan zich niet
inschakelen.
Gaat de C.V. of C.C. indicator branden?
Controleer de netspanning (evt. netzekering in het
apparaat resp. de beveiligingsschakelaar in de kabel
controleren).
Aangesloten verbruikers
functioneren niet.
Is de juiste spanning ingesteld?
Is de polariteit juist?
Controleer de technische gegevens van de verbruiker.
De controlelamp REAR
CONTROL brandt. Het apparaat
kan niet worden bediend met de
draaiknoppen.
De werking met afstandsbediening is geactiveerd. Stel de
schuifschakelaar MODE op de achterkant in de stand Normal.
Indicatie “O P OFF” licht op. De DC uitgang was uitgeschakeld via de afstandsbediening
terminal Remote Control (10) of de software.
De uitgangsstroom wordt 5
A re begrensd, hoewel de
stroominstelling hoger ligt.
De voorste aansluiting wordt tot max. 5 A begrensd. Voor
hoge stromen sluit u de verbruiker aan de hoofduitgang aan
de achterkant aan.
De controlelamp C.C. brandt. Constante stroomwerking:
De vooringestelde stroomsterkte werd overschreden.
Controleer de stroomopname van uw verbruiker en vergroot
ev. de stroombegrenzing van de voeding.
De controlelamp C.V. LED
brandt.
Constante spanningswerking:
De voeding werkt normaal. Op de uitgang wordt de ingestelde,
constante spanning uitgegeven.
“OVP” display Uitschakeling bij overspanning:
Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”.
141
“OtP” display Uitschakeling bij overtemperatuur:
Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”.
“OLP” display Uitschakelen bij overbelasting:
Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”
Andere reparaties dan hierboven beschreven, mogen uitsluitend door een erkende
vakman worden uitgevoerd. Als u vragen heeft omtrent het gebruik van het product,
kunt u contact opnemen met onze technische helpdesk onder het volgende
telefoonnummer.
17. VERWIJDERING
Elektronische apparaten zijn recyclebare stoffen en horen niet bij het huisvuil!
Als het product niet meer werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke bepalingen
voor afvalverwerking inleveren.
Zo voldoet u aan uw wettelijke verplichtingen en bijdragen tot de bescherming van het milieu.
142
18. TECHNISCHE GEGEVENS
1086555
(DPPS-16-30)
1086556
(DPPS-32-15)
1086558
(DPPS-60-8)
Bedrijfsspanning: 200 – 240 V/AC, 50/60 Hz
Max. ingangsstroom (230 V/AC): 2.4 A 2.4 A 2.5 A
Max. uitgangsvermogen: 480 W 480 W 480 W
Uitgangsspanning: 1 – 16 V/DC 1 – 32 V/DC 1 – 60 V/DC
Uitgangsstroom: 0 – 30 A 0 – 15 A 0 – 8A
Restspanning bij nominale last (eff.): 5 mV, 50 mA 5 mV, 20 mA 5 mV, 10 mA
Spannings-Regeling bij 10 – 100 %
lastverandering:
50 mV 50 mV 50 mV
Spannings-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
20 mV 20 mV 20 mV
Stroom-Regeling bij 10 - 90%
Lastverandering:
150 mA 100 mA 100 mA
Stroom-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
50 mA 50 mA 50 mA
Weergavenauwkeurigheid:
±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A
OVP-uitschakelniveau van V-uitgang:
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 16 V)
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 20 V)
+4V(20 – 32V)
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 20 V)
+4V(20 – 60V)
Rendement: 85 % 86 % 87 %
Klokfrequentie: 65 – 85 kHz 75 – 95 kHz 65 – 85 kHz
Arbeidsfactor met aktieve PFC: >0.96 >0.96 >0.96
Toestelventilator: Temperatuurgestuurd (0 – 100 %)
Netzekering Traag (5 x 20 mm): T3.15AL250V T3.15AL250V T3.15AL250V
Bedrijfstemperatuur: 0 tot +40 ºC
Toegestane luchtvochtigheid: 10 – 80 %, niet condenserend
Opslagtemperatuur: -15 tot +70 ºC
Luchtvochtigheid tijdens opslag: 0 – 85 %, niet condenserend
Bedrijfshoogte: max. 2000 m boven de zeespeigel (N.N.)
Veiligheidsklasse: 1
Goedkeuring: CE EMC: EN 55011, 55012, LVD: EN 60950, 61010
Gewicht: 2.6 kg
Afmetingen (B x H x D): 200 x 90 x 215 mm
143
1086559
(DPPS-16-40)
1086560
(DPPS-32-20)
1086561
(DPPS-60-10)
Bedrijfsspanning: 200 – 240 V/AC, 50/60 Hz
Max. ingangsstroom (230 V/AC): 3.1 A 3.1 A 3.1 A
Max. uitgangsvermogen: 640 W 640 W 600 W
Uitgangsspanning: 1 – 16 V/DC 1 – 32 V 1 – 60 V
Uitgangsstroom: 0 – 40 A 0 – 20 A 0 – 10 A
Restspanning bij nominale last (eff.): 5 mV, 70 mA 5 mV, 30 mA 5 mV, 10 mA
Spannings-Regeling bij 10 – 100 %
lastverandering:
50 mV 50 mV 50 mV
Spannings-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
20 mV 20 mV 20 mV
Stroom-Regeling bij 10 - 90%
Lastverandering:
150 mA 100 mA 100 mA
Stroom-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
50 mA 50 mA 50 mA
Weergavenauwkeurigheid: ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A
OVP-uitschakelniveau van V-uitgang:
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 16 V)
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 20 V)
+4 V (20 – 32 V)
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 20 V)
+4 V (20 – 60 V)
Rendement: 85 % 87 % 89 %
Klokfrequentie: 65 – 85 kHz 75 – 95 kHz 65 – 85 kHz
Arbeidsfactor met aktieve PFC: >0.97 >0.97 >0.97
Toestelventilator: Temperatuurgestuurd (0 – 100 %)
Netzekering Traag (5 x 20 mm): T4.0AL250V T4.0AL250V T4.0AL250V
Bedrijfstemperatuur: 0 tot +40 ºC
Toegestane luchtvochtigheid: 10 – 80 %, niet condenserend
Opslagtemperatuur: -15 tot +70 ºC
Luchtvochtigheid tijdens opslag: 0 – 85 %, niet condenserend
Bedrijfshoogte: max. 2000 m boven de zeespeigel (N.N.)
Veiligheidsklasse: 1
Goedkeuring: CE EMC: EN 55011, 55012, LVD: EN 60950, 61010
Gewicht: 2.6 kg
Afmetingen (B x H x D): 200 x 90 x 215 mm
144
1086562
(DPPS-16-60)
1086563
(DPPS-32-30)
1086564
(DPPS-60-15)
Bedrijfsspanning: 200 – 240 V/AC, 50/60 Hz
Max. ingangsstroom (230 V/AC): 4,7 A 4,5 A 4,5 A
Max. uitgangsvermogen: 960 W 960 W 900 W
Uitgangsspanning: 1 – 16 V/DC 1 – 32 V/DC 1 – 60 V/DC
Uitgangsstroom: 0 – 60 A 0 – 30 A 0 – 15 A
Restspanning bij nominale last (eff.): 5 mV, 100 mA 5 mV, 40 mA 5 mV, 15 mA
Spannings-Regeling bij 10 – 100 %
lastverandering:
50 mV 50 mV 50 mV
Spannings-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
20 mV 20 mV 20 mV
Stroom-Regeling bij 10 - 90%
Lastverandering:
200 mA 150 mA 100 mA
Stroom-Regeling bij netinstabiliteit
(170 – 264 V/AC):
50 mA 50 mV 50 mV
Weergavenauwkeurigheid:
±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A
OVP-uitschakelniveau van V-uitgang:
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 16 V)
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 20 V)
+4 V (20 – 32V)
+2 V (1 – 5 V)
+3 V (5 – 20 V)
+4 V (20 – 60V)
Rendement: 86 % 90 % 90 %
Klokfrequentie: 65 – 85 kHz 75 – 95 kHz 65 – 85 kHz
Arbeidsfactor met aktieve PFC: >0.97 >0.97 >0.97
Toestelventilator: Temperatuurgestuurd (0 – 100 %)
Zekering snel (5 x 20 mm): F8AL250V F8AL250V F8AL250V
Bedrijfstemperatuur: 0 tot +40 ºC
Toegestane luchtvochtigheid: 10 – 80 %, niet condenserend
Opslagtemperatuur: -15 tot +70 ºC
Luchtvochtigheid tijdens opslag: 0 – 85 %, niet condenserend
Bedrijfshoogte: max. 2000 m boven de zeespeigel (N.N.)
Veiligheidsklasse: 1
Goedkeuring: CE EMC: EN 55011, 55012, LVD: EN 60950, 61010
Gewicht: 3.2 kg
Afmetingen (B x H x D): 200 x 90 x 275 mm
145
19. TOEGEVOEGDE FUNCTIES
De aanvulling is alleen geldig voor apparaten die werken met rmware versie 3.x.
a) Het toestel handmatig op nul zetten
De voeding wordt automatisch bij elke inschakeling op nul gezet. In geval u het toestel tijdens de
werking op nul dient te zetten en u wilt het toestel niet opnieuw opstarten, zet het toestel handmatig
op nul.
1. Druk en houd de VOLTAGE regelknop circa 30 seconden ingedrukt om de MENU modus te
openen. “CCO” en “no” worden weergegeven.
2. Draai de CURRENT regelknop totdat “CCO” en “YES” worden weergegeven.
3. Druk eenmaal op de CURRENT regelknop om het toestel op nul te zetten. “YES” brandt in het
display om het succesvol op nul zetten te bevestigen.
4. Druk op de VOLTAGE regelknop om de MENU modus af te sluiten.
146
b) De uitvoer-voorinstellingen (P1/P2/P3) op de fabriekswaarden
terugzetten
De voeding stelt het voorinstellen van drie spanningswaarden (waaronder stroominstellingen) toe
door middel van drie geheugenplaatsen: P1, P2, en P3. In geval u de geheugenplaatsen tijdens de
werking naar de fabriekswaarden wilt terugzetten, voer het volgende uit:
1. Druk en houd de VOLTAGE regelknop circa 30 seconden ingedrukt om de MENU modus te
openen. “CCO” en “no” worden weergegeven.
2. Draai de VOLTAGE regelknop totdat “rPr” en “no” worden weergegeven.
3. Draai de CURRENT regelknop totdat “rPr” en “YES” worden weergegeven.
4. Druk eenmaal op de CURRENT regelknop om de vooringestelde waarden terug te zetten. “YES”
brandt wanneer de waarden met succes zijn teruggezet.
5. Druk op de VOLTAGE regelknop om de MENU modus af te sluiten.
<Dutch-end>
Impressum
Dies ist eine Publikation der Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverlmung, oder die Erfassung
in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers. Nachdruck, auch
auszugsweise, verboten. Die Publikation entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
Legal notice
This is a publication by Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microlming, or the capture in electronic data
processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is prohibited. This publication represent
the technical status at the time of printing.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
Information légales
Ceci est une publication de Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu‘elle soit (p. ex. photocopie, microlm, saisie dans des
installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l‘éditeur. Il est interdit de le réimprimer, même par extraits.
Cette publication correspond au niveau technique du moment de la mise sous presse.
© Copyright 2016 par Conrad Electronic SE.
Colofon
Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverlming of
de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook
van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen.
© Copyright 2016 by Conrad Electronic SE.
V4_0116_02_JH

Documenttranscriptie

Diese Bedienungsanleitung gehört zu diesem Produkt. Sie enthält wichtige Hinweise zur Inbetriebnahme und Handhabung. Achten Sie hierauf, auch wenn Sie dieses Produkt an Dritte weitergeben. Heben Sie deshalb diese Bedienungsanleitung zum Nachlesen auf! Eine Auflistung der Inhalte finden Sie in dem Inhaltsverzeichnis mit Angabe der entsprechenden Seitenzahlen auf Seite 3. These Operating Instructions accompany this product. They contain important information on setting up and using the device. You should refer to these instructions, even if you are buying this product for someone else. Please retain these Operating Instructions for future use! A list of the contents can be found in the Table of contents, with the corresponding page number, on page 39. Le présent mode d’emploi fait partie intégrante du produit. Il comporte des directives importantes pour la mise en service et la manipulation de l’appareil. Tenir compte de ces remarques, même en cas de transfert du produit à un tiers. Conserver ce mode d’emploi afin de pouvoir le consulter à tout moment. La table des matières avec indication des pages correspondantes se trouve à la page 75. Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Zij bevat belangrijke informatie over de inbedrijfstelling en het gebruik. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden overhandigt. Bewaar daarom deze gebruiksaanwijzing om in voorkomende gevallen te kunnen raadplegen. In de inhoudsopgave op pagina 111 vindt u een lijst met inhoudspunten met vermelding van het bijbehorende. INHOUD 1. Inleiding...............................................................................................................................112 2. Bedoeld gebruik..................................................................................................................113 3. Leveringsomvang................................................................................................................114 4. Tleg van symbolen..............................................................................................................115 5. Veiligheidsvoorschriften......................................................................................................116 a) Personen / Product........................................................................................................116 b) Diversen.........................................................................................................................118 6. Bedieningselementen..........................................................................................................118 7. Ingebruikname....................................................................................................................120 a) Aansluiting van het netsnoer.........................................................................................120 b) Opstellen van het toestel...............................................................................................120 c) Algemeen.......................................................................................................................120 8. Normaal gebruik..................................................................................................................122 a) Stroombegrenzing instellen...........................................................................................122 b) Uitgangsspanning instellen............................................................................................123 c) Connecting a load..........................................................................................................123 9. Gebruik van opslagplaats “Preset” en “Set”........................................................................125 a) Opslagplaats zelf toewijzen “Set” .................................................................................126 b) Opslagplaatsen naar de fabrieksinstellingen terugzetten..............................................126 10. Remote control operation “Remote Ctrl”.............................................................................127 a) Voorbereiding van de aansluiting van de afstandsbediening.........................................127 b) Sturing via externe spanningsbron................................................................................128 c) Sturing via een regelbare weerstand (Poti)...................................................................129 d) Uitgang op afstand bedienen (aan/uit)...........................................................................130 11. Sensor functie (1086562)....................................................................................................131 12. Software installatie..............................................................................................................132 13. Bediening met de pc software.............................................................................................132 a) Bedieningselementen van de software en de basisbediening.......................................133 b) Intern vooringesteld geheugen......................................................................................135 c) Logboek.........................................................................................................................136 d) Instellen.........................................................................................................................137 14. Beschermingsvoorzieningen...............................................................................................138 a) Uitschakeling bij overspanning......................................................................................138 b) Uitschakeling bij oververhitting......................................................................................138 c) Uitschakeling bij overbelasting......................................................................................139 15. Onderhoud en reiniging.......................................................................................................139 a) Netzekering vervangen..................................................................................................139 16. Verhelpen van storingen.....................................................................................................140 17. Verwijdering.........................................................................................................................141 18. Technische gegevens..........................................................................................................142 19. Toegevoegde functies.........................................................................................................145 a) Het toestel handmatig op nul zetten..............................................................................145 b) De uitvoer-voorinstellingen (P1/P2/P3) op de fabriekswaarden terugzetten ................146 111 1. INLEIDING Geachte klant, Wij danken u hartelijk voor het aanschaffen van een Voltcraft®-product. Hiermee heeft u een uitstekend apparaat in huis gehaald. Voltcraft® - deze naam staat op het gebied van meettechniek, laadtechniek en voedingsspanning voor onovertroffen kwaliteitsproducten die worden gekenmerkt door gespecialiseerde vakkundigheid, buitengewone prestaties en permanente innovaties. Voor ambitieuze elektronica-hobbyisten tot en met professionele gebruikers ligt voor de meest ingewikkelde taken met een product uit het Voltcraft®-assortiment altijd de perfecte oplossing binnen handbereik. Bovendien bieden wij u de geavanceerde techniek en betrouwbare kwaliteit van onze Voltcraft®-producten tegen een nagenoeg niet te evenaren verhouding van prijs en prestaties. Daarom scheppen wij de basis voor een duurzame, goede en tevens succesvolle samenwerking. Wij wensen u veel plezier met uw nieuwe Voltcraft®-product! Alle voorkomende bedrijfsnamen en productaanduidingen zijn handelsmerken van de betreffende eigenaren. Alle rechten voorbehouden. Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk. Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be 112 2. BEDOELD GEBRUIK De programeerbare laboratoriumvoeding dient als potentiaalvrije DC-spanningsbron voor de aandrijving van laagspanningsapparaten. De instelbare uitgang kan aan de voorkant tot max. 5 A en aan de achterkant tot de volledige nominale stroomsterkte worden ingesteld. De voorste uitgang is tot 5 A begrensd en beschermd tegen overbelasting. Bij een serieschakeling van de uitgangen van meerdere voedingen kunnen aanraakgevaarlijke spanningen >75 V/DC opgewekt worden. Vanaf deze spanning moeten omwille van veiligheidsredenen geïsoleerde leidingen/meetsnoeren worden gebruikt. De aansluiting gebeurt aan de voorkant via 4 mm veiligheidsbussen, aan de achterkant via hogestroom-schroefklembussen. De uitgangen (voor en achter) zijn met elkaar verbonden. Er moeten voldoende gedimensioneerde aansluitkabels worden gebruikt. Een te kleine ledingsdoorsnede kan tot oververhitting en brand leiden. De uitgangsgegevens van de laboratoriumvoedingen zijn als volgt: Type Uitgangsspanning DPPS-16-30 DPPS-32-15 DPPS-60-8 DPPS-16-40 DPPS-32-20 DPPS-60-10 DPPS-16-60 DPPS-32-30 DPPS-60-15 1 – 16 V/DC 1 – 32 V/DC 1 – 60 V/DC 1 – 16 V/DC 1 – 32 V/DC 1 – 60 V/DC 1 – 16 V/DC 1 – 32 V/DC 1 – 60 V/DC Uitgangsstroom (totale, MAIN + AUX) 0 – 30 A 0 – 15 A 0–8A 0 – 40 A 0 – 20 A 0 – 10 A 0 – 60 A 0 – 30 A 0 – 15 A De instelling van spanning en stroom wordt traploos via digitale draairegelaars met grove en fijne instelling uitgevoerd, zodat een snelle en nauwkeurige instelling van de waarde mogelijk is. De waarden worden aangegeven op een overzichtelijke display. De stroombegrenzing voor het gebruik met constante stroom kan zonder kortsluitingsbrug vooraf worden ingesteld. De netvoeding is op afstand bedienbaar. Via een externe spanning (0 - 5 V/DC) of via een externe potentiometer (5 kOhm) kan de uitgangsspanning en de uitgangsstroom worden ingesteld. De DC-uitgang is via een schakelcontact in- en uitschakelbaar. Drie vrij programmeerbare opslagplaatsen kunnen met verschillende voorgeschreven spanningen en stroombegrenzingen worden bezet. De keuzeschakelaar bevindt zich aan de achterkant. 113 Met de meegeleverde software en de USB-aansluiting kan de voeding beheerd worden door een pc voor het uitvoeren van cyclische operaties. Maximaal 20 programmeerbare sets met spanning en stroom en met verschillende tijdsduren kunnen geprogrammeerd worden en de cyclische handelingen kunnen maximaal 999 maal herhaald worden. Het apparaat is bestand tegen overbelasting en kortsluitingen en beschikt over een veiligheidstemperatuuruitschakeling. De laboratoriumvoeding voldoet aan veiligheidsklasse 1. Dit product is alleen goedgekeurd voor aansluiting op een randgeaarde contactdoos met een gebruikelijke wisselspanning van 230 V/AC. Het eigenhandig ombouwen en/of veranderen van het product is niet toegestaan om veiligheids- en keuringsredenen (CE). Een andere toepassing dan hierboven beschreven, is niet toegestaan en kan leiden tot beschadiging van het product. Daarnaast bestaat het risico van bijv. kortsluiting, brand, elektrische schokken, enz. Lees de gebruiksaanwijzing grondig en bewaar deze voor raadpleging in de toekomst. Volg alle veiligheidsinstructies en informatie in deze handleiding op. 3. LEVERINGSOMVANG • • • • • • Labvoeding Remote-aansluitbus Netsnoer met randaarde USB-kabel CD (software) Gebruiksaanwijzing Geactualiseerde gebruiksinstructies: 1. Open www.conrad.com/downloads in een browser of scan de afgebeelde QR-code. 2. Kies het documententype en de taal en vul het productnummer in het zoekveld in. Nadat u de zoekopdracht heeft uitgevoerd, kunt u de weergegeven documenten downloaden. 114 4. TLEG VAN SYMBOLEN Een uitroepteken in een driehoek betekent belangrijke instructies in deze handleiding die absoluut moeten worden opgevolgd. Een bliksemschicht in een driehoek waarschuwt voor een elektrische schok of een veiligheidsbeperking van elektrische onderdelen in het apparaat. Dit symbool kan worden gevonden bij tips of informatie over het gebruik. Alleen voor toepassing in droge binnenruimtes. Dit apparaat is CE-goedgekeurd en voldoet aan de betrokken Europese richtlijnen. Aardklem; deze schroef mag niet worden losgedraaid. 115 5. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en let vooral op de veiligheidsinstructies. Indien de veiligheidsinstructies en de aanwijzingen voor een juiste bediening in deze gebruiksaanwijzing niet worden opgevolgd, kunnen wij niet aansprakelijk worden gesteld voor de daardoor ontstane schade aan apparatuur of persoonlijk letsel. Bovendien vervalt in dergelijke gevallen de garantie. a) Personen / Product • Het product is geen speelgoed. Houd het buiten bereik van kinderen en huisdieren. • Laat verpakkingsmateriaal niet zomaar rondslingeren. Dit kan gevaarlijk materiaal worden voor spelende kinderen. • Bescherm het product tegen extreme temperaturen, direct zonlicht, sterke schokken, hoge luchtvochtigheid, vocht, ontvlambare gassen, dampen en oplosmiddelen. • Zet het product niet onder mechanische druk. • Als het niet langer mogelijk is het product veilig te bedienen, stel het dan buiten bedrijf en zorg ervoor dat niemand het per ongeluk kan gebruiken. Veilige bediening kan niet langer worden gegarandeerd wanneer het product: -- zichtbaar is beschadigd, -- niet langer op juiste wijze werkt, -- tijdens lange periode is opgeslagen onder slechte omstandigheden, of -- onderhevig is geweest aan ernstige vervoergerelateerde druk. • Behandel het product met zorg. Schokken, botsingen of zelfs een val van een beperkte • hoogte kan het product beschadigen. • Neem alstublieft ook de veiligheids- en gebruiksaanwijzingen van alle andere apparaten in acht die met het product zijn verbonden. • Producten die op het lichtnet werken, moeten buiten bereik van kinderen worden gehouden. Wees daarom extra voorzichtig wanneer u het product gebruikt in de aanwezigheid van kinderen. Zij kunnen voorwerpen in het apparaat proberen te steken door de openingen van de behuizing. Hierdoor bestaat het risico op overlijden door een elektrische schok. • Giet nooit vloeistoffen over elektrische apparaten en plaats nooit voorwerpen gevuld met vloeistoffen (zoals bijv. vazen) op of in de buurt ervan. Een aanzienlijk risico bestaat op brand of een levensgevaarlijke elektrische schok • Bedien het product alleen in droge ruimtes binnenshuis. Het mag niet vochtig of nat worden. Anders bestaat er risico op een levensgevaarlijke elektrische schok! • In scholen, trainingscentra, hobby- of doe-het-zelf workshops, moet de bediening van elektrische apparaten altijd onder supervisie staan van getraind personeel. • Wanneer u het gebruikt op een commercieel terrein, moeten de ARBO-voorschriften ter voorkoming van ongevallen met betrekking tot elektrisch apparatuur in acht worden genomen.. 116 • Onderdelen onder spanning kunnen blootgelegd worden wanneer het deksel wordt geopend of bij het verwijderen van onderdelen. U moet daarom het product van alle stroomvoorzieningen ontkoppelen voordat onderhoud of reparaties uitgevoerd mogen worden. Condensatoren in het apparaat kunnen nog steeds een elektrische spanning bevatten, zelfs wanneer het apparaat van alle stroombronnen is ontkoppeld. • Plaats kabels altijd zo, dat niemand erover kan struikelen of erin verstrikt kan raken. Er bestaat risico op verwonding. • Draag, wanneer u werkt met elektriciteitsaanvoer of opladers, geen metalen of geleidende kettingen, armbanden, ringen etc. Verbind nooit de stroomvoorziening of oplader met personen of dieren. • Controleer het product, iedere keer wanneer u het in gebruik neemt, op schade. Gebruik het product niet wanneer u schade waarneemt. Ontkoppel de stroomvoorziening en haal de stekker uit het stopcontact. Breng het product vervolgens naar een gespecialiseerde winkel of reparatielocatie. • Gebruik alleen een goedwerkend stopcontact (230V~/50Hz) dat is aangesloten op het publieke elektriciteitsnetwerk. • La prise électrique doit se trouver à proximité de l’appareil et être facilement accessible. • Raak het netsnoer niet aan wanneer het beschadigingen vertoont. Schakel eerst de betreffende wandcontactdoos stroomloos (bijv. via de bijbehorende veiligheidsschakelaar) en trek daarna de netstekker voorzichtig uit de wandcontactdoos. Gebruik het product in geen geval met een beschadigd netsnoer. • Een beschadigd netsnoer mag alleen door de fabrikant, een door deze aangewezen werkplaats of een daarvoor gekwalificeerde persoon worden vervangen om gevaarlijke situaties te voorkomen. • Netstekkers mogen nooit met natte handen in de contactdoos worden gestoken of er uit worden verwijderd. • Trek de stekker niet aan het snoer uit het stopcontact! • De stekker moet uit het stopcontact worden gehaald: -- voordat het product wordt schoongemaakt -- tijdens een onweersstorm -- wanneer het product tijdens lange tijd niet wordt gebruikt. • Zorgt ervoor dat het product tijdens ingebruikname voldoende wordt geventileerd. Plaats geen tijdschriften, dekens, gordijnen of iets soortgelijks over de ventilatieopeningen. Bewaar minstens 15 cm afstand met andere apparaten. • Wanneer u het product installeert, zorg er dan voor dat de kabel niet doorgeprikt, geknikt of beschadigd is door scherpe randen. • Zorg ervoor dat er geen apparaten met krachtige elektrische of magnetische velden, zoals transformatoren, motoren, draadloze telefoons en radiografisch bestuurbare apparaten zich in de buurt van het product bevinden. Deze kunnen het product beïnvloeden. 117 • Gebruik de oplader niet op plaatsen of in ruimten met ongunstige omstandigheden. Dit kan de gevoelige elektronica in de oplader beschadigen en kan mogelijk levensbedreigende situaties veroorzaken. Ongunstige omstandigheden zijn: -- hoge luchtvochtigheid (> 80 % relatieve, condensatie) -- vochtigheid stof, ontvlambare gassen, oplosdampen, benzine -- hoge omgevingstemperaturen (> ong. +50 ºC) -- elektromagnetische velden (motoren, transformatoren, geluidssystemen voor modelbouw etc.) of elektrostatische velden • Het product mag niet direct in gebruik worden genomen nadat het van een koude naar een warme omgeving is gebracht. Condens kan het product beschadigen. Wacht tot het product is geacclimatiseerd voor gebruik. b) Diversen • Raadpleeg een expert wanneer u twijfelt over het juiste gebruik, de veiligheid of het aansluiten van het apparaat. • Onderhoud, aanpassingen en reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door een expert of in een daartoe bevoegde winkel. • Als u niet zeker bent over de correcte aansluiting of het gebruik, of als er vragen ontstaan die niet worden beantwoord door deze handleiding, aarzel dan niet om contact op te nemen met onze technische helpdesk of een andere specialist. 6. BEDIENINGSELEMENTEN 1. LED-paneel meter display met C.V. (Constante spanning) en C.C. (Constante stroom) indicatorr 2. Controlelamp REAR CONTROL (Controle over achterzijde) 3. Regelknop VOLTAGE (Uitgangsspanning) 4. Regelknop CURRENT (Uitgangsstroom) 5. Aan/uit schakelaar POWER (aan/uit). 6. Terminals AUX. OUTPUT 5A MAX. (Hulpuitgang terminals) 7. Terminals MAIN OUTPUT (Uitgang terminals) 8. Keuzeschakelaar MODE (Modus selectie) 9. Keuzeschakelaar RECALL (Herroepen) 10. Afstandsbediening terminal Remote Control 11. Koelventilator beschermrooster 12. Vermogen invoer en zekering 13. USB poort 14. Terminals SENSE (Sensor terminals) 118 7. INGEBRUIKNAME De voeding is geen lader. Gebruik voor het laden van accu’s geschikte laders met een geschikte laaduitschakeling. Bij langdurig gebruik met nominale last wordt het oppervlak van de behuizing warm. Let op! Mogelijk gevaar op verbranden! Zorg daarom altijd voor voldoende ventilatie rondom de voeding en gebruik deze nooit geheel of gedeeltelijk afgedekt om eventuele schade te voorkomen. Let er bij het aansluiten van een verbruiker op de voeding op dat deze uitgeschakeld is. Een ingeschakelde verbruiker kan bij aansluiting op de uitgangsklemen van de voeding leiden tot vonkvorming, wat op haar beurt kan leiden tot beschadiging van de aansluitbussen resp. tot schade aan de aangesloten leidingen en/of hun klemmen. Schakel de voeding uit en koppel ze los van het net als ze niet wordt gebruikt. De indicatoren blijven na het uitschakelen nog enkele seconden ingeschakeld om de interne condensatoren te ontladen en de laatst ingestelde parameters op te slaan. Er dient absoluut op een voldoende grote leidingsdoorsnede van de DCaansluitleidingen te worden gelet aangezien overbelasting tot een leidingbrand kan leiden. a) Aansluiting van het netsnoer 1. Sluit het meegeleverde geaarde netsnoer aan op de stroomaansluiting (12) op de eenheid. Zorg voor een strakke pasvorm. 2. Verbind het netsnoer met een goedgekeurd stopcontact met randaarde. De totale lengte van de netkabels tot aan de contactdoos mag niet meer zijn dan 3 m. b) Opstellen van het toestel Plaats de laboratoriumvoeding op een stabiele, vlakke en degelijke ondergrond. Let er op, dat de verluchtingsgleuven van het apparaat niet worden afgedekt. c) Algemeen De laboratoriumvoeding wordt gestuurd door microprocessoren en wordt via twee digitale instelregelaars (incrementele sensor zonder eindpositie) met toetsenfunctie bediend. Dit maakt fijne en grove regeling via een regelaar mogelijk. 120 Na het inschakelen vindt er een systeemcontrole plaats. In de beide schermen (2 en 3) wordt de teststatus weergegeven. De volgorde van de meldingen is als volgt: Weergave van de actuele softwarestand. Segmenttest of de weergave met alle individuele segmenten functioneert. Daarna volgt de test van de LED-indicatoren “C.V.”, “C.C.” en “REAR CONTROL”. Systeemtest van de beschermvoorzieningen begint. De bescherming tegen overspanning wordt getest. De bescherming tegen overbelasting wordt getest. De bescherming tegen oververhitting wordt getest. Ventilatortest. De ventilator wordt kort over het gehele toerentalbereik getest. Het ventilatortoerental neemt kort daarop hoorbaar toe. De afstandsbedieningsfunctie voor “Uitgang uit” wordt getest. Na deze stap wordt naar de normale bedrijfsweergave omgeschakeld. 121 De voeding laat het gebruik in 4 modi toe. Deze modi worden via een schuifschakelaar aan de achterkant “MODE ” (8) geselecteerd. De volgende modi zijn mogelijk: Normal Normaal gebruik De instelling van spanning en stroom gebeurt aan de voorkant. Preset Gebruik van opslagplaats. In het toestel kunnen drie voorgeschreven spanningen worden opgeslagen en via deze “Preset”-functie rechtstreeks worden geselecteerd. De keuze van de opslagplaats gebeurt via de schuifschakelaar “RECALL ” (9). De voorste instelregelaars zijn gedeactiveerd. Remote Ctrl Gebruik met afstandsbediening. De voeding kan via een externe spanning of een externe poti op afstand worden bediend. De afstandsinstelling kan voor spanning en stroom gebeuren. De voorste instelregelaars zijn gedeactiveerd. Set Instelbedrijf. De drie preset-plaatsen kunnen vrij worden geprogrammeerd. Opslagplaats op schuifschakelaar “RECALL” (9) selecteren en instellingen via instelregelaar (3, 4) instellen. De individuele bedrijfsmodi worden hieronder uitgebreider beschreven. 8. NORMAAL GEBRUIK Bij normale werking laat de voeding zich via de voorste instelregelaar bedienen. Let . erop dat de schuifschakelaar “MODE” zich in de stand “Normal” bevindt. Verwijder de aangesloten verbruiker van de uitgang (6 of 7). Schakel de voeding in via de aan/uit-schakelaar POWER (5). Het display (1) licht op en na een korte zelftest verschijnt de spannings- en stroomaanduiding. Stel voor elke spanningsinstelling eerst de stroombegrenzing in. Een te hoge stroomwaarde kan uw aansluitleidingen beschadigen, een te lage stroomwaarde (<1 A) kan de uitgangsspanning begrenzen. a) Stroombegrenzing instellen De begrenzing van de uitgangsstroom is een beschermingsmechanisme, om de verbruiker of de aansluitdraden te beschermen. De stroombegrenzing kan zonder kortsluiting aan de uitgang vooraf worden ingesteld. De voeding levert dan maximum de vooraf ingestelde stroom. 1. Verwijder de aangesloten verbruiker van de voeding. 2. Schakel de eenheid aan met de Aan/uit schakelaar POWER (5). Het display (1) gaat branden, en na een korte zelftest, verschijnen de stroom en de spanning displays. 3. Stel de huidige beperking in op de regelknop CURRENT (4) op basis van uw applicatie. 4. Draai aan de regelaar en de stroombegrenzingswaarde verschijnt. 122 Indien binnen 2 seconden geen keuze is gemaakt, schakelt het display terug naar het huidige stroom display. 5. Om de stroombegrenzing in te stellen, draait u de instelregelaar naar links of rechts. Na het inschakelen is het fijn-instelbereik (0,1 A) altijd actief. Dit wordt door een licht helderder getal weergegeven. Druk kort vooraan op de draairegelaar. De decimaalwaarde (1,0 of 0,1) van het instelbereik verandert bij elke druk. Wanneer u draait, verandert de waarde. 6. De instelling kan grof (bij de eenheden) of fijn (bij de tientallen) gebeuren. 7. Als de gewenste stroom waarde was ingesteld, schakelt het display na 2 seconden terug naar de normale weergave. Wordt de vooraf ingestelde stroomsterkte tijdens het normale gebruik bereikt, dan schakelt de voeding over op stroombegrenzing en vermindert daarbij de spanningswaarde. Dit bedrijf wordt aangegeven met de rode statusindicatie “C.C.” (1). b) Uitgangsspanning instellen De uitgangsspanning kan op de instelregelaar “VOLTAGE” (3) worden ingesteld. De grove en fijne regeling gebeurt op dezelfde wijze zoals bij de instelling van de stroombegrenzing. Door het grote regelbereik is het mogelijk dat de spannignsinstelling ca. 1-2 seconden nodig heeft om van een hoge naar een lage spanningswaarde over te gaan. Bij normaal gebruik werkt het apparaat in de constante spanningsmodus. Dit betekent dat de voeding een vooraf ingestelde, constante spanning afgeeft. Deze werking wordt aangegeven met de groene LED-statusindicator “C.V.” (1). c) Connecting a load Let bij het aansluiten van een verbruiker op dat deze uitgeschakeld met de voeding wordt verbonden. De max. stroomopname van de aan te sluiten verbruiker mag de aanduidingen uit de technische gegevens niet overschrijden. Bij het in serie schakelen van de uitgangen van meerdere voedingen ontstaan aanraakgevaarlijke spanningen (> 75 V/DC), die levensgevaarlijk kunnen zijn. Vanaf deze spanning mogen alleen geïsoleerde accessoires (aansluitleidingen, meetleidingen, enz.) worden gebruikt. Voorkom het gebruik van niet-geïsoleerde leidingen en contacten. Deze lege plaatsen dienen door geschikt, moeilijk ontvlambaar isolatiemateriaal of andere maatregelen te worden afgedekt om tegen rechtsreeks contact en kortsluiting te beschermen. Let op een voldoende sectie van de geleiders voor de verwachte stroomsterkte. Op de voeding zijn twee uitgangen beschikbaar. Deze uitgangen voeren altijd dezelfde uitgangsspanning. Het verschil ligt echter in de stroombelastbaarheid. 123 Max. 5 A mag worden afgenomen van de AUX aansluitingen AUX. OUTPUT 5A MAX. (6). Een PTC-overstroombeveiliging beschermt deze aansluitingen tegen overbelasting en onderbreekt de stroomtoevoer wanneer geactiveerd (>5 A). Om het toestel terug te zetten, schakel het onmiddellijk uit en laat tot kamertemperatuur afkoelen voordat u het opnieuw gebruikt. De terminals MAIN OUTPUT (schroefdraden) (7) aan de achterzijde zijn geïndiceerd voor volledige nominale stroom. Van een uitgangsstroom van 5 A, is de schroefklem functie van de achterste aansluitingen aanbevolen om oververhitting van de stopcontacten voorkomen. 1. Verwijder de aangesloten verbruiker van de uitgang. 2. Schakel de eenheid aan met de Aan/uit schakelaar POWER (5). De bedrijfsindicator (1) licht op en op het display worden spanning en stroom weergegeven. 3. Stel de parameters in naar wens zoals beschreven in het hoofdstuk “In gebruik nemen”. 4. Controleer nogmaals de correct ingestelde uitgangsspanning. 5. Sluit de pluspool (+) van de consument aan op de rode bus “+” en de minpool (-) van de consument op de zwarte bus “-” van de respectievelijke uitgang (voorzijde = AAUX. OUTPUT 5A MAX. (6), achter = MAIN OUTPUT (7)). De aangesloten verbruiker kan nu worden ingeschakeld. De stroomopname van de aangesloten verbruiker wordt op het display (1) in ampere (A) weergegeven. 124 9. GEBRUIK VAN OPSLAGPLAATS “PRESET” EN “SET” Op het toestel kunnen drie voorgeschreven spanningen incl. stroominstellingen via de “Set”-functie worden opgeslagen en via de “Preset”-functie rechtstreeks worden geselecteerd. Af fabriek zijn alle drie opslagplaatsen (P1, P2, P3) vooringesteld. Deze zijn als volgt toegewezen: Type P1 Geheugen P2 P3 Spanning Stroom Spanning Stroom Spanning Stroom DPPS-16-30 5V Maximum 13.8 V Maximum 15 V Maximum DPPS-32-15 5V Maximum 13.8 V Maximum 25 V Maximum DPPS-60-8 5V Maximum 13.8 V Maximum 55 V Maximum DPPS-16-40 5V Maximum 13.8 V Maximum 15 V Maximum DPPS-32-20 5V Maximum 13.8 V Maximum 25 V Maximum DPPS-60-10 5V Maximum 13.8 V Maximum 55 V Maximum DPPS-16-60 5V Maximum 13.8 V Maximum 15 V Maximum DPPS-32-30 5V Maximum 13.8 V Maximum 25 V Maximum DPPS-60-15 5V Maximum 13.8 V Maximum 55 V Maximum Let erop dat er geen verbruikers zijn aangesloten. 1. 2. 3. 4. Ook het geheugen kan met de geleverde software worden ingesteld, zie het hoofdstuk “Beheer met de PC software”. Activeer de Preset functie via de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde. Zet de schakelaar in de Preset positie. De voorste LED indicator REAR CONTROL (2) gaat branden. De voorste regelknoppen zijn nu non-actief. Selecteer de respectieve geheugen sleuf P1, P2 of P3 op de achterste keuzeschakelaar RECALL (9). De 2 respectieve uitgang voltage wordt weergegeven op het 3 display (1). De verbruiker kan worden aangesloten en ingeschakeld. 125 5. Voor het uitschakelen van de vaste spanning functie, schuift u de keuzeschakelaar MODE (8) terug naar de Normal positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) gaat uit. Het wordt bij normaal gebruik van de voeding omgeschakeld (DC-verbruiker altijd op voorhand verwijderen!) a) Opslagplaats zelf toewijzen “Set” Alle drie de opslagplaatsen kunnen met gebruikseigen waarden voor uitgangsspanning en stroombegrenzing worden ingevuld. Let erop dat er geen verbruikers zijn aangesloten. 1. Activeer de “Set”-functie via de schuifschakelaar “MODE” (8) aan de achterkant. Zet de schakelaar in de stand “Set”. De voorste controlelamp 2 REAR CONTROL (2) gaat branden. Selecteer de respectieve geheugen sleuf P1, P2 of P3 met de 3 keuzeschakelaar RECALL (9). De overeenkomstige waarden voor spanning en stroom worden op het display (1) weergegeven. 2. Via de voorste draairegelaar (3 en 4) kunnen de gewenste uitgangsspanning en de stroombegrenzing worden ingesteld. 3. Herhaal deze desgewenst deze stappen met de andere opslagplaatsen. 4. Wanneer alle parameters zijn ingesteld, schuift u de keuzeschakelaar MODE (8) terug naar de Voorinstelling positie voor vaste spanning gebruik of naar de Normale positie voor normaal gebruik. b) Opslagplaatsen naar de fabrieksinstellingen terugzetten 1. Schakel de voeding uit. 2. Druk vooraan gelijktijdig op de beide draairegelaars en houd deze ingedrukt. 3. Schakel uw voeding in. Nadat de indicatoren oplichten laat u beide draairegelaars los. De af fabriek vooringestelde parameters zijn opnieuw beschibkaar. 126 10. REMOTE CONTROL OPERATION “REMOTE CTRL” Via de ingebouwde “Remote Control”-aansluiting van de afstandsbediening (10) kan de spanningsen stroominstelling met een externe spanningsbron of door een externe, instelbare weerstand (kort “poti”) gebeuren. De aansluiting van de afstandsbediening gebeurt met de “Remote Control”inbouwstekker (10) aan de achterkant. Voor de aansluiting werd een Remote-bus inbegrepen. Bij gebruik met afstandsbediening moet de stroomstuurpad altijd mee aangesloten zijn, aangezien de uitgang anders in de stroombegrenzingsmodus “C.C.” schakelt en de uitgangsspanning wordt begrensd. a) Voorbereiding van de aansluiting van de afstandsbediening 1. Verwijder de zijdelingse schroeven van de ingebrepen steekbus en verwijder met een kleine draaibeweging de voorste, zwarte contactbus. 2. Voer achteraan door de metalen huls vijf aansluitleidingen met een leidingsdoorsnede van minstens 0,34mm2. Soldeer zorgvuldig deze leidingen aan de soldeerlippen nr. 1, 2, 3, 4 en 5 van de zwarte contactbus vast. Let er daarbij op dat er geen kortsluiting ontstaat. De nummers van de soldeerlippen zijn aan het zwarte isoleerlichaam aangebracht. Markeer de losse leidingsuiteinden met de overeenkomstige contactnummers (1-5) om te voorkomen dat ze verwisseld raken. Plaats de zwarte contactbus in omgekeerde volgorde in de metalen huls en schroef deze zorgvuldig vast. De contacttoewijzing gebeurt als volgt: Contact 1 Interne stuurspanning + 5 V/DC (<50 mA) Contact 2 Spanningsinstelling Contact 3 Stroominstelling Contact 4 Referentiemassa (“Ground”) Contact 5 Uitgang Aan/uit Contact 6 – 8 Niet bezet 127 b) Sturing via externe spanningsbron De voeding kan met een externe spanningsbron van 0 tot 5V/DC over het gehele bereik voor spanning en stroom op afstand worden bediend. Voor het vervangen gaat u als volgt te werk: Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld: V Spanningsinstelling “V” • Aansluiting 2 tot pluspool (+) van de externe stuurspanning. • Aansluiting 4 tot minpool (-) van de externe spanningsbron. Stroominstelling “I“: • Aansluiting 3 tot pluspool (+) van de externe stuurspanning. • Aansluiting 4 tot minpool (-) van de externe spanningsbron. De spanning op de aansluiting van de afstandsbediening mag 5 V niet overschrijden De aansluitingen mogen niet worden kortgesloten. 1. Schakel de eenheid uit en sluit vervolgens de externe aansluiting aan op de afstandsbediening terminal Remote Control. Schroef de buitenste bevestigingsring vast. 2. Regel de spanning van de externe spanningsbron op 0 V. 3. Schakel uw voeding in. 4. Zet de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde in de Remote Ctrl positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) brandt. 5. Via een externe spanningsbron kan nu de gewenste uitgangswaarde worden ingesteld. Controleer het totale instelbereik op haar correcte werking. De uitgangsspanning kan op het display worden gecontroleerd. Sluit de achterste terminals MAIN OUTPUT (7) kort met een voldoende dikke kabel voor het controleren van de stroom controle (ten minste 8 mm2). Controleer het totale instelbereik op haar correcte werking. Als deze afstandsbediening functie niet langer nodig is, zet u de keuzeschakelaar MODE (8) op de Normal positie. 128 c) Sturing via een regelbare weerstand (Poti) De voeding kan met een externe Poti (5 Kohm) over het gehele bereik voor spanning en stroom op afstand worden bediend. Voor het vervangen gaat u als volgt te werk: Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld: Spanningsinstelling “V” • Aansluiting 1 op het einde van de weerstand. • Aansluiting 2 op het middelste glijcontact van de weerstand. • Aansluiting 4 op het tweede uiteinde van de weerstand. Stroominstelling “I“: • Aansluiting 1 op het einde van de weerstand. • Aansluiting 3 op het middelste glijcontact van de weerstand. • Aansluiting 4 op het tweede uiteinde van de weerstand. De aansluitingen 1 en 4 mogen niet worden kortgesloten. 1. Schakel de eenheid uit en sluit vervolgens de externe aansluiting aan op de afstandsbediening terminal Remote Control. Schroef de buitenste bevestigingsring vast. 2. Schakel uw voeding in. 3. Zet de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde in de Remote Ctrl positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) brandt. 4. Via de externe poti kunnen de gewenste uitgangswaarden worden ingesteld. Controleer het totale instelbereik op haar correcte werking. De uitgangsspanning kan op het display worden gecontroleerd. Sluit de achterste terminals MAIN OUTPUT (7) kort met een voldoende dikke kabel voor het controleren van de stroom controle (ten minste 8 mm2). Controleer het totale instelbereik op haar correcte werking. Als deze afstandsbediening functie niet langer nodig is, zet u de keuzeschakelaar MODE op de Normal positie. 129 d) Uitgang op afstand bedienen (aan/uit) De DC-uitgang kan via een schakelcontact in- en uit worden geschakeld. Voor het vervangen gaat u als volgt te werk: 1. Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld. 2. Contacteer aansluitingen 4 en 5 met een potentiaalvrij schakelcontact. 3. Als de uitgang is uitgeschakeld, knipperen de statusindicatoren C.V. en C.C. (1). Het uitleesvenster geeft daarop de huidige instellingen van de uitgangsspanning en van de uitgangsstroom (1) aan. 4. Als de uitgang is uitgeschakeld, kunnen de uitgangswaarden met de instelregelaars voor VOLTAGE (3) en CURRENT (4) worden vastgelegd. Aan de contacten 4 en 5 mag geen spanning worden aangelegd. 5. Schakel de voeding uit en verbind dan de Remote-bus met de Remoteaansluiting op de achterkant. Schroef de buitenste bevestigingsring vast. 6. Schakel uw voeding in. 7. Zet de keuzeschakelaar MODE (8) aan de achterzijde in de Remote Ctrl positie. De controlelamp REAR CONTROL (2) brandt. 8. Bij een open schakelcontact is de DC-uitgang actief, bij een gesloten schakelcontact wordt de DC-uitgang uitgeschakeld. Controleer de schakelfunctie op haar correcte werking. 9. Bij een uitgeschakelde DC-uitgang verschijnt “O P OFF” op het display. 10. Als deze afstandsbediening functie niet langer nodig is, zet u de keuzeschakelaar MODE op de Normal positie. 130 11. SENSOR FUNCTIE (1086562) De sensor functie is alleen beschikbaar met Item Nr. 1086562. De sensor functie is een automatische regeling van de spanning voor de achterste hoge stroomuitgang (MAIN OUTPUT) (7). Hiervoor worden twee afzonderlijke meetkabels parallel aan de aansluitkabels aangesloten. De potentiaaldaling die optreedt op de aansluitkabels wordt gemeten op beide meetkabels. De laboratorium eenheid compenseert automatisch voor deze spanningsval zodat de daadwerkelijk vastgestelde spanning wordt toegevoerd aan de consument. Ga als volgt te werk voor de aansluiting: 1. Schakel de voeding toevoer eenheid en de consument uit. 2. Sluit altijd eerst de voedingskabels van de voedingseenheid aan op de consument. Let op de juiste polariteit. 3. Druk de klem ontgrendeling op de terminals SENSE (14) naar binnen met een kleine schroevendraaier en steek de kabels in de terminal openingen. Controleer of ze goed zijn aangesloten. 4. Verbind nu de twee sensor kabels aan de consument met de juiste polariteit. De kabeldoorsnede voor de snesor kabels moet minimaal 0.34 mm2 zijn. 5. Voer altijd de ontkoppeling uit in de omgekeerde volgorde (eerst alle sensor kabels en dan de aansluitkabels). 1086562 Zorg ervoor dat de sensor kabels zo dicht mogelijk contact maken bij het aansluitpunt van de consument. Let op de juiste polariteit. Maak nooit kortsluiting met de sensor kabels. 131 12. SOFTWARE INSTALLATIE Software is compatible met Windows® besturingssystemen XP, 2003, Vista, 7 ,8 1. Voer de meegeleverde software CD in de DVD drive van uw computer. 2. Instaleer de driver (USB naar UART Bridge), in directory USB CP210x Drivers..., die geschikt is voor uw besturingssysteem. 3. Kopieer de directory hcs van de CD naar de computer’s applicatie directory of een andere locatie naar keuze. 4. Open het bestand hcs.bat in de directory hcs. Het programma start op. 13. BEDIENING MET DE PC SOFTWARE 1. Plaats de keuzeschakelaar MODE (8) in positie Normal. 2. Sluit de voeding toevoer met de USB kabel aan op de USB hub op uw computer. Sluit de USB kabel aan op de USB poort (13) aan de achterzijde. 3. Schakel de voeding toevoer aan. 4. Start het programma met het hcs.bat bestand. Na het opstarten wordt de voeding toevoer bestuurd via het programma. 5. De controlelamp REAR CONTROL (2) gaat branden. De voeding toevoer registreert de ingangen niet meer met de voorste regelknoppen. 132 a) Bedieningselementen van de software en de basisbediening A N M B L K J I H G F C E D A Functie tabs Schakel de functie van het venster aan de rechterzijde tussen: • Externe tijdprogramma (External Timed Program) • Interne voorinstelling geheugen (Internal Preset Memory) • Data log (Data Log) • Instelling (Setting) B Data invoer tabel Het data invoerveld voor de externe tijdprogramma functie. Het maximale aantal acties is 20. C Tabel opschonen Wis alle data in de data invoer tabel voor de externe tijdprogramma functie. D Start / Stop Start (Start) / Stop (Stop) het externe tijdprogramma volgens de warden in de data invoer tabel. E Lopende Cyclus Het aantal cycli dat het tijdprogramma gaat draaien. De waarde is geldig van 0 - 999, waarbij 0 een oneindige cyclus betekent. F Tabel Beschrijving Een tekst veld voor het invoeren van een tabel beschrijving. 133 G Bestandsbeheer Exporteer tabel/instellingen als .csv file. Importeer .csv geformatteerde tabel/instellingen Print huidige scherm H Overdracht instellingen Ingestelde spanning en stroom naar de voeding toevoer overdragen. I Uitgang aan/uit Activeer/deactiveer voeding toevoer. Invoer bevestigen met de (H) knop. Het LED-display toont "O P UIT". J Stroom Het veld waar u de stroom naar de voeding toevoer kunt programmeren. Na het invoeren van de waarde, drukt u op de enter toets (H) om de instellingen over te dragen naar de voeding toevoer. Eventueel kunt u de stroom instellen door middel van de schuifregelaar. K Voltage Het veld waar u de spanning naar de voeding toevoer kunt programmeren. Na het invoeren van de waarde, drukt u op de enter toets (H) om de instellingen over te dragen naar de voeding toevoer. Eventueel kunt u de spanning instellen door middel van de schuifregelaar. L Uitgang aan/uit Activeer/deactiveer voeding toevoer. Klik op de controle. Terwijl de uitgang wordt gedeactiveerd verschijnt in het LED display "O P UIT". M Instellingen U kunt de voltage instelling en de huidige begrenzing van de voeding toevoer aflezen. N Status U kunt de huidige spanning, stroom en vermogen uitgang van de voeding toevoer aflezen. "C.V" is gelijk aan de C.V. indicator; "C.C." is gelijk aan de C.C. indicator. 134 b) Intern vooringesteld geheugen Met de software kunt u het vooraf ingestelde geheugen van de voeding lezen, instellen en toepassen. • De waarden worden automatisch in de software geladen; als dat niet het geval is, kunt u de informatie laden met een druk op de knop Read From PS. • Als u een van de vooraf ingestelde waarden wilt gebruiken, selecteert u de betreffende optie. Druk vervolgens op de knop Set. • Als u de voorinstelling waarden wilt wijzigen, dubbelklikt u op het spanning (Voltage) of stroom (Current) veld en stelt de gewenste waarden in met de schuifregelaars. De ingestelde waarden voor spanning en stroom moeten >0,0 (groter dan nul) zijn voor u om de instellingen over te dragen aan de stroom toevoer via de knop Set. • Als u de tabel wilt wissen, drukt u op de knop Clear Table. Met de knoppen voor bestandsbeheer (G) kunt u de instellingen importeren, exporteren of afdrukken. 135 c) Logboek U kunt het real-time/geregistreerde spaning/stroom-diagram van deze functie bekijken. Met de knoppen voor bestandsbeheer (G) kunt u de instellingen importeren, exporteren of afdrukken. • Schakel tussen opgenomen schema (Import) en het real-time schema (Now) door het selecteren van de overeenkomstige optie in de hoek linksonder. • Verschuif het diagram in tijd met de schuifregelaar Move. • Proportioneel kunt u het formaat van de afbeelding wijzigen met de schuifregelaar Zoom. • Lees spanning, stroom en stroomverbruik van het diagram. Deze drie eenheden zijn gemarkeerd met een kleur en kunnen gemakkelijk worden onderscheiden met gebruik van de legende. 136 d) Instellen Taal (Language) Gekozen software taal. COMM-poort (COM Port) De verbinding tussen de pc en de voeding. Deze wordt automatisch ingesteld bij het starten van de software en het wordt afgeraden om dit handmatig te wijzigen. DataLog monstertijd (Data Log Sampling Time) Het tijdinterval tussen elke bemonstering. Bovengrens spanning (UVL) instelling (Voltage Upper Limit (UVL) Setting) Beperk de afgegeven spanning vanuit de software. Bovengrens stroom (UCL) instelling (Current Upper Limit (UCL) Setting) Beperk de afgegeven stroom vanuit de software. • Druk op de knop OK om de instellingen toe te passen. • Druk op de knop Default om de standaardinstellingen te herstellen. 137 14. BESCHERMINGSVOORZIENINGEN Er werden op de voeding verschillende automatische beschermvoorzieningen geïntegreerd die de voeding tegen beschadigingen beschermen. De geactiveerde beschermvoorzieningen worden met lettercodes op het display weergegeven en gelijktijdig wordt de DC-uitgang uit veiligheidsoverwegingen uitgeschakeld. Als een beschermvoorziening actief is, moet de verbruiker onmiddellijk worden uitgeschakeld en van de voeding worden afgeklemd. Om de uitgang te heractiveren, schakelt u de voeding uit. Wacht tot alle indicatoren zijn uitgedoofd. Schakel de voeding opnieuw in. De voeding moet opnieuw normaal functioneren. Indien dit het geval niet is, kunt u contact opnemen met onze klantenservice. De volgende weergaven zijn mogelijk: a) Uitschakeling bij overspanning • Aan de DC-uitgang werd een hogere vreemde spanning vastgesteld dan deze die de voeding toestaat. De uitgang wordt uitgeschakeld. • Het spanningsniveau voor de uitschakeling zijn in de techn. gegevens vermeld. b) Uitschakeling bij oververhitting • De geïntegreerde temperatuursensor heeft een te hoge systeemtemperatuur vastgesteld. Om oververhitting te voorkomen wordt de uitgang uitgeschakeld. • Schakel de voeding uit en laat minstens 30 minuten afkoelen. Controleer na het inschakelen of de ventilator of de ventilatieopneningen geblokkeerd zijn. In de inschakel-zelftestfase moet de ventilator hoorbaar lopen. Indien dit het geval niet is, kunt u contact opnemen met onze klantenservice. 138 c) Uitschakeling bij overbelasting • Bij overbelasting aan de DC-uitgang wordt normaal gezien de stroombegrenzing actief. Indien dit het geval niet is, wordt een tweede beschermfunctie actief. • Schakel onmiddellijk na het verschijnen van deze waarschuwingsmelding de voeding uit en controleer de aansluitgegevens van de verbruiker. Verwijder de verbruiker van de DC-uitgang van de leiding. • Schakel de voeding opnieuw in en controleer de functie. Als de foutmelding blijft bestaan, kunt u contact opnemen met onze klantenservice. 15. ONDERHOUD EN REINIGING • Verwijder de product van de voedingsbron. • Afgezien van een incidentele reiniging of het vervangen van een zekering is de laboratoriumvoeding onderhoudsvrij. • Gebruik voor het schoonmaken van het apparaat een schone, droge, antistatische en pluisvrije reinigingsdoek zonder toevoeging van schurende, chemische en oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen. a) Netzekering vervangen Kan de laboratoriumvoeding niet meer ingeschakeld worden, dan werd waarschijnlijk de netbeveiliging aan de achterzijde (12) geactiveerd. Voor het vervangen van de netzekering gaat u als volgt te werk: 1. Schakel de netvoeding uit en verwijder alle aansluitsnoeren en de stekker van het apparaat. 2. Druk met een geschikte sleufschroevendraaier de zekeringhouder (12) aan de achterkant met een hendelbeweging uit de houder. 3. Vervang de defecte zekering door een nieuwe zwakstroomzekering (5x20 mm) van hetzelfde type en met dezelfde nominale stroomsterkte. De zekeringwaarde vindt u in het hoofdstuk “Technische gegevens”. 4. Druk de zekeringinzet in de klem voor zekeringhouder. Zekeringen zijn vervangonderdelen, en worden niet door de garantie gedekt. 139 16. VERHELPEN VAN STORINGEN U heeft met deze laboratoriumvoeding een product aangeschaft dat betrouwbaar en veilig is in het gebruik. Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen. Hieronder vindt u enkele manieren om eventuele storingen te verhelpen: Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht! Fout Mogelijke oorzaak De voeding kan zich niet inschakelen. • Gaat de C.V. of C.C. indicator branden? • Controleer de netspanning (evt. netzekering in het apparaat resp. de beveiligingsschakelaar in de kabel controleren). Aangesloten functioneren niet. • Is de juiste spanning ingesteld? • Is de polariteit juist? • Controleer de technische gegevens van de verbruiker. verbruikers De controlelamp REAR CONTROL brandt. Het apparaat kan niet worden bediend met de draaiknoppen. De werking met afstandsbediening is geactiveerd. Stel de schuifschakelaar MODE op de achterkant in de stand Normal. Indicatie “O P OFF” licht op. De DC uitgang was uitgeschakeld via de afstandsbediening terminal Remote Control (10) of de software. De uitgangsstroom wordt 5 A re begrensd, hoewel de stroominstelling hoger ligt. De voorste aansluiting wordt tot max. 5 A begrensd. Voor hoge stromen sluit u de verbruiker aan de hoofduitgang aan de achterkant aan. De controlelamp C.C. brandt. Constante stroomwerking: De vooringestelde stroomsterkte werd overschreden. Controleer de stroomopname van uw verbruiker en vergroot ev. de stroombegrenzing van de voeding. De controlelamp brandt. “OVP” display 140 C.V. LED Constante spanningswerking: De voeding werkt normaal. Op de uitgang wordt de ingestelde, constante spanning uitgegeven. Uitschakeling bij overspanning: Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”. “OtP” display Uitschakeling bij overtemperatuur: Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”. “OLP” display Uitschakelen bij overbelasting: Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen” Andere reparaties dan hierboven beschreven, mogen uitsluitend door een erkende vakman worden uitgevoerd. Als u vragen heeft omtrent het gebruik van het product, kunt u contact opnemen met onze technische helpdesk onder het volgende telefoonnummer. 17. VERWIJDERING Elektronische apparaten zijn recyclebare stoffen en horen niet bij het huisvuil! Als het product niet meer werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke bepalingen voor afvalverwerking inleveren. Zo voldoet u aan uw wettelijke verplichtingen en bijdragen tot de bescherming van het milieu. 141 18. TECHNISCHE GEGEVENS Bedrijfsspanning: Max. ingangsstroom (230 V/AC): Max. uitgangsvermogen: Uitgangsspanning: Uitgangsstroom: Restspanning bij nominale last (eff.): Spannings-Regeling bij 10 – 100 % lastverandering: Spannings-Regeling bij netinstabiliteit (170 – 264 V/AC): Stroom-Regeling bij 10 - 90% Lastverandering: Stroom-Regeling bij netinstabiliteit (170 – 264 V/AC): Weergavenauwkeurigheid: OVP-uitschakelniveau van V-uitgang: Rendement: Klokfrequentie: Arbeidsfactor met aktieve PFC: Toestelventilator: Netzekering Traag (5 x 20 mm): Bedrijfstemperatuur: Toegestane luchtvochtigheid: Opslagtemperatuur: Luchtvochtigheid tijdens opslag: Bedrijfshoogte: Veiligheidsklasse: Goedkeuring: Gewicht: Afmetingen (B x H x D): 142 1086555 1086556 1086558 (DPPS-16-30) (DPPS-32-15) (DPPS-60-8) 200 – 240 V/AC, 50/60 Hz 2.4 A 2.4 A 2.5 A 480 W 480 W 480 W 1 – 16 V/DC 1 – 32 V/DC 1 – 60 V/DC 0 – 30 A 0 – 15 A 0 – 8A 5 mV, 50 mA 5 mV, 20 mA 5 mV, 10 mA 50 mV 50 mV 50 mV 20 mV 20 mV 20 mV 150 mA 100 mA 100 mA 50 mA 50 mA 50 mA ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A +2 V (1 – 5 V) +2 V (1 – 5 V) +3 V (5 – 20 V) +3 V (5 – 20 V) +4V(20 – 32V) +4V(20 – 60V) 85 ﹪ 86 ﹪ 87 % 65 – 85 kHz 75 – 95 kHz 65 – 85 kHz >0.96 >0.96 >0.96 Temperatuurgestuurd (0 – 100 %) T3.15AL250V T3.15AL250V T3.15AL250V 0 tot +40 ºC 10 – 80 %, niet condenserend -15 tot +70 ºC 0 – 85 %, niet condenserend max. 2000 m boven de zeespeigel (N.N.) 1 CE EMC: EN 55011, 55012, LVD: EN 60950, 61010 2.6 kg 200 x 90 x 215 mm +2 V (1 – 5 V) +3 V (5 – 16 V) Bedrijfsspanning: Max. ingangsstroom (230 V/AC): Max. uitgangsvermogen: Uitgangsspanning: Uitgangsstroom: Restspanning bij nominale last (eff.): Spannings-Regeling bij 10 – 100 % lastverandering: Spannings-Regeling bij netinstabiliteit (170 – 264 V/AC): Stroom-Regeling bij 10 - 90% Lastverandering: Stroom-Regeling bij netinstabiliteit (170 – 264 V/AC): Weergavenauwkeurigheid: OVP-uitschakelniveau van V-uitgang: Rendement: Klokfrequentie: Arbeidsfactor met aktieve PFC: Toestelventilator: Netzekering Traag (5 x 20 mm): Bedrijfstemperatuur: Toegestane luchtvochtigheid: Opslagtemperatuur: Luchtvochtigheid tijdens opslag: Bedrijfshoogte: Veiligheidsklasse: Goedkeuring: Gewicht: Afmetingen (B x H x D): 1086559 1086560 1086561 (DPPS-16-40) (DPPS-32-20) (DPPS-60-10) 200 – 240 V/AC, 50/60 Hz 3.1 A 3.1 A 3.1 A 640 W 640 W 600 W 1 – 16 V/DC 1 – 32 V 1 – 60 V 0 – 40 A 0 – 20 A 0 – 10 A 5 mV, 70 mA 5 mV, 30 mA 5 mV, 10 mA 50 mV 50 mV 50 mV 20 mV 20 mV 20 mV 150 mA 100 mA 100 mA 50 mA 50 mA 50 mA ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A +2 V (1 – 5 V) +2 V (1 – 5 V) +2 V (1 – 5 V) +3 V (5 – 20 V) +3 V (5 – 20 V) +3 V (5 – 16 V) +4 V (20 – 32 V) +4 V (20 – 60 V) 85 % 87 % 89 % 65 – 85 kHz 75 – 95 kHz 65 – 85 kHz >0.97 >0.97 >0.97 Temperatuurgestuurd (0 – 100 %) T4.0AL250V T4.0AL250V T4.0AL250V 0 tot +40 ºC 10 – 80 %, niet condenserend -15 tot +70 ºC 0 – 85 %, niet condenserend max. 2000 m boven de zeespeigel (N.N.) 1 CE EMC: EN 55011, 55012, LVD: EN 60950, 61010 2.6 kg 200 x 90 x 215 mm 143 Bedrijfsspanning: Max. ingangsstroom (230 V/AC): Max. uitgangsvermogen: Uitgangsspanning: Uitgangsstroom: Restspanning bij nominale last (eff.): Spannings-Regeling bij 10 – 100 % lastverandering: Spannings-Regeling bij netinstabiliteit (170 – 264 V/AC): Stroom-Regeling bij 10 - 90% Lastverandering: Stroom-Regeling bij netinstabiliteit (170 – 264 V/AC): Weergavenauwkeurigheid: OVP-uitschakelniveau van V-uitgang: Rendement: Klokfrequentie: Arbeidsfactor met aktieve PFC: Toestelventilator: Zekering snel (5 x 20 mm): Bedrijfstemperatuur: Toegestane luchtvochtigheid: Opslagtemperatuur: Luchtvochtigheid tijdens opslag: Bedrijfshoogte: Veiligheidsklasse: Goedkeuring: Gewicht: Afmetingen (B x H x D): 144 1086562 1086563 1086564 (DPPS-16-60) (DPPS-32-30) (DPPS-60-15) 200 – 240 V/AC, 50/60 Hz 4,7 A 4,5 A 4,5 A 960 W 960 W 900 W 1 – 16 V/DC 1 – 32 V/DC 1 – 60 V/DC 0 – 60 A 0 – 30 A 0 – 15 A 5 mV, 100 mA 5 mV, 40 mA 5 mV, 15 mA 50 mV 50 mV 50 mV 20 mV 20 mV 20 mV 200 mA 150 mA 100 mA 50 mA 50 mV 50 mV ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A ±(0.2% +0.3) V/A +2 V (1 – 5 V) +2 V (1 – 5 V) +2 V (1 – 5 V) +3 V (5 – 20 V) +3 V (5 – 20 V) +3 V (5 – 16 V) +4 V (20 – 32V) +4 V (20 – 60V) 86 % 90 % 90 % 65 – 85 kHz 75 – 95 kHz 65 – 85 kHz >0.97 >0.97 >0.97 Temperatuurgestuurd (0 – 100 %) F8AL250V F8AL250V F8AL250V 0 tot +40 ºC 10 – 80 %, niet condenserend -15 tot +70 ºC 0 – 85 %, niet condenserend max. 2000 m boven de zeespeigel (N.N.) 1 CE EMC: EN 55011, 55012, LVD: EN 60950, 61010 3.2 kg 200 x 90 x 275 mm 19. TOEGEVOEGDE FUNCTIES De aanvulling is alleen geldig voor apparaten die werken met firmware versie 3.x. a) Het toestel handmatig op nul zetten De voeding wordt automatisch bij elke inschakeling op nul gezet. In geval u het toestel tijdens de werking op nul dient te zetten en u wilt het toestel niet opnieuw opstarten, zet het toestel handmatig op nul. 1. Druk en houd de VOLTAGE regelknop circa 30 seconden ingedrukt om de MENU modus te openen. “CCO” en “no” worden weergegeven. 2. Draai de CURRENT regelknop totdat “CCO” en “YES” worden weergegeven. 3. Druk eenmaal op de CURRENT regelknop om het toestel op nul te zetten. “YES” brandt in het display om het succesvol op nul zetten te bevestigen. 4. Druk op de VOLTAGE regelknop om de MENU modus af te sluiten. 145 b) De uitvoer-voorinstellingen (P1/P2/P3) op de fabriekswaarden terugzetten De voeding stelt het voorinstellen van drie spanningswaarden (waaronder stroominstellingen) toe door middel van drie geheugenplaatsen: P1, P2, en P3. In geval u de geheugenplaatsen tijdens de werking naar de fabriekswaarden wilt terugzetten, voer het volgende uit: 1. Druk en houd de VOLTAGE regelknop circa 30 seconden ingedrukt om de MENU modus te openen. “CCO” en “no” worden weergegeven. 2. Draai de VOLTAGE regelknop totdat “rPr” en “no” worden weergegeven. 3. Draai de CURRENT regelknop totdat “rPr” en “YES” worden weergegeven. 4. Druk eenmaal op de CURRENT regelknop om de vooringestelde waarden terug te zetten. “YES” brandt wanneer de waarden met succes zijn teruggezet. 5. Druk op de VOLTAGE regelknop om de MENU modus af te sluiten. 146 Impressum Dies ist eine Publikation der Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverfilmung, oder die Erfassung in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers. Nachdruck, auch auszugsweise, verboten. Die Publikation entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung. © Copyright 2016 by Conrad Electronic SE. Legal notice This is a publication by Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture in electronic data processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is prohibited. This publication represent the technical status at the time of printing. © Copyright 2016 by Conrad Electronic SE. Information légales Ceci est une publication de Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu‘elle soit (p. ex. photocopie, microfilm, saisie dans des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l‘éditeur. Il est interdit de le réimprimer, même par extraits. Cette publication correspond au niveau technique du moment de la mise sous presse. © Copyright 2016 par Conrad Electronic SE. Colofon Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. © Copyright 2016 by Conrad Electronic SE. V4_0116_02_JH
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148

VOLTCRAFT DPPS-32-30 Operating Instructions Manual

Type
Operating Instructions Manual

in andere talen