HP Pavilion g7-2300 Notebook PC series Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
© Copyright 2012 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn
in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Het SD-logo is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, september 2012
Artikelnummer van document: 694360-331
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale
verkooppunt (de verkoper) als u meer
informatie wilt of als u een verzoek om
volledige restitutie van het aankoopbedrag
van de computer wilt indienen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Direct aan de slag ........................................................................................................................................... 1
Beste praktijken .................................................................................................................................... 1
Leuk om te doen ................................................................................................................................... 1
Meer hulpmiddelen van HP .................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4
Hardware- en softwaregegevens zoeken ............................................................................................. 4
Hardware opzoeken ............................................................................................................. 4
Software opzoeken .............................................................................................................. 4
Rechterkant .......................................................................................................................................... 4
Linkerkant ............................................................................................................................................. 6
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 7
Bovenkant ............................................................................................................................................ 9
Touchpad ............................................................................................................................. 9
Lampjes ............................................................................................................................. 10
Knoppen en luidsprekers ................................................................................................... 11
Toetsen .............................................................................................................................. 12
Onderkant ........................................................................................................................................... 13
Labels ................................................................................................................................................. 14
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................ 16
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 16
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 16
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 16
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 17
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 17
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 18
Draadloos netwerk installeren ........................................................................... 19
Draadloze router configureren .......................................................................... 19
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 19
Verbinding maken met een WLAN .................................................................... 20
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 20
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 21
Met een lokaal netwerk (LAN) verbinden ........................................................................... 21
v
4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken ..................................................................................................... 22
Webcam gebruiken ............................................................................................................................ 23
Audio gebruiken ................................................................................................................................. 23
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 24
Hoofdtelefoon aansluiten ................................................................................................... 24
Microfoon aansluiten .......................................................................................................... 24
Geluid controleren ............................................................................................................. 24
Video gebruiken ................................................................................................................................. 24
VGA-monitor of projector aansluiten .................................................................................. 25
HDMI-apparaat aansluiten ................................................................................................. 26
HDMI audio-instellingen configureren ............................................................... 27
Intel draadloos beeldscherm gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................ 27
Audio- en videobestanden beheren ................................................................................................... 27
5 Navigeren met behulp van aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord ...................... 28
Touchpad gebruiken ........................................................................................................................... 28
Touchpad in- of uitschakelen ............................................................................................................. 28
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................................... 29
Tikken ................................................................................................................................ 29
Schuiven ............................................................................................................................ 30
Knijpen/zoomen ................................................................................................................. 30
Randveegbewegingen ....................................................................................................... 31
Rechterrandveegbeweging ............................................................................... 31
Bovenrandveegbeweging .................................................................................. 31
Linkerrandveegbeweging .................................................................................. 32
Toetsenbord en muis gebruiken ......................................................................................................... 32
Actietoetsen gebruiken ...................................................................................................... 33
Microsoft Windows 8 sneltoetsen gebruiken ..................................................................... 35
Hotkeys gebruiken ............................................................................................................. 36
Het geïntegreerde numerieke toetsenblok gebruiken ........................................................ 36
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 37
Slaapstand of sluimerstand activeren ................................................................................................ 37
Slaapstand activeren en opheffen ..................................................................................... 37
Sluimerstand door gebruiker activeren en opheffen .......................................................... 38
Wachtwoord zetten voor beëindigen slaap- of sluimerstand ............................................. 38
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................................................. 38
Een energiebeheerschema selecteren ............................................................................................... 39
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 39
Vervangende accu verwijderen ......................................................................................... 39
vi
Accugegevens opzoeken ................................................................................................... 40
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 40
Lage acculading herkennen ............................................................................................... 41
Problemen met lage acculading verhelpen ........................................................................ 41
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................................... 41
Lage acculading verhelpen wanneer geen externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................................... 41
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de sluimerstand niet kan
beëindigen ......................................................................................................... 41
Vervangende accu opslaan ............................................................................................... 41
Afvoeren van vervangende accu's ..................................................................................... 41
Vervangende accu vervangen ........................................................................................... 42
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 42
Problemen met de voeding oplossen ................................................................................ 43
HP CoolSense .................................................................................................................................... 43
Computer afsluiten (uitschakelen) ...................................................................................................... 43
7 Gegevens beheren en delen ........................................................................................................................ 45
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 45
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 45
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 46
USB-apparaat met eigen voeding aansluiten .................................................................... 46
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen ..................................................................................... 47
Optischeschijfeenheden gebruiken .................................................................................................... 48
Optische schijf plaatsen ..................................................................................................... 49
Optische schijf verwijderen ................................................................................................ 49
Gegevens en schijfeenheden delen en software gebruiken .............................................. 50
8 Computer onderhouden ............................................................................................................................... 52
Prestaties verbeteren ......................................................................................................................... 52
Omgaan met schijfeenheden ............................................................................................. 52
Vaste schijf vervangen ....................................................................................................... 53
HP 3D DriveGuard gebruiken ............................................................................................ 55
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 55
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 55
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................... 56
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 59
Computer schoonmaken .................................................................................................................... 59
Beeldscherm, zijkanten en beeldschermdeksel schoonmaken ......................................... 60
Touchpad en toetsenbord schoonmaken .......................................................................... 60
vii
Op reis met de computer of uw computer transporteren .................................................................... 60
9 Computer en gegevens beveiligen .............................................................................................................. 62
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 62
Windows-wachtwoorden instellen ...................................................................................... 63
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen ..................................................................... 63
Internetbeveiligingssoftware gebruiken .............................................................................................. 64
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................... 64
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................ 64
Software-updates installeren .............................................................................................................. 64
Windows-updates installeren ............................................................................................. 64
Software-updates van HP en derden installeren ............................................................... 65
Draadloos netwerk beveiligen ............................................................................................................ 65
Back-up maken van applicaties en gegevens .................................................................................... 65
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken ......................................................................................... 65
10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................. 67
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 67
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 67
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 67
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 68
Systeemdiagnose gebruiken .............................................................................................................. 69
11 Back-ups maken en herstellen .................................................................................................................. 70
Herstelmedia en back-ups maken ...................................................................................................... 70
HP herstelmedia maken .................................................................................................... 71
Herstellen ........................................................................................................................................... 72
Windows vernieuwen gebruiken voor snel en makkelijk herstellen ................................... 73
Verwijder alles en installeer Windows opnieuw ................................................................. 73
Herstellen met HP Recovery Manager .............................................................................. 74
Wat u moet weten ............................................................................................. 74
U kunt met de HP-herstelpartitie een geminimaliseerde image herstellen
(alleen bepaalde modellen). .............................................................................. 74
HP-herstelmedia gebruiken voor herstellen ...................................................... 75
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ....................................................... 75
HP-herstelpartitie verwijderen ............................................................................................ 75
12 Specificaties ................................................................................................................................................ 77
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 77
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 77
viii
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 79
Index ................................................................................................................................................................... 80
ix
x
1 Direct aan de slag
Deze computer is een krachtig hulpmiddel waarmee u beter kunt werken en ontspannen. In dit
hoofdstuk kunt u lezen hoe u na installatie de computer het beste kunt gebruiken, hoe u er meer mee
kunt doen en waar u meer handige hulpmiddelen van HP kunt vinden
Beste praktijken
Om het meeste rendement uit uw slimme investering te halen, raden wij u aan nadat u de computer
gebruiksklaar gemaakt en geregistreerd heeft, de volgende stappen uit te voeren:
Blader door de gedrukte Windows 8 Beginnershandleiding om de nieuwe Windows® functies te
leren kennen.
TIP: Om vanuit een open app of het Windows bureaublad snel naar het startscherm van de
computer terug te gaan, drukt u op de Windows-logotoets
op uw toetsenbord. Als u
opnieuw op de Windows-logotoets drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
Als u dat nog niet gedaan heeft, verbind uw computer dan met een bekabeld of draadloos
netwerk. Raadpleeg
Verbinding maken met een netwerk op pagina 16 voor meer informatie.
Leer de hardware en software van uw computer kennen. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de
computer op pagina 4 en Entertainmentvoorzieningen gebruiken op pagina 22 voor meer
informatie.
Update of koop de antivirussoftware. Raadpleeg
Antivirussoftware gebruiken op pagina 64
voor meer informatie.
Maak een back-up van uw vaste-schijfeenheid op herstelschijven of een herstel-flashdrive.
Raadpleeg
Back-ups maken en herstellen op pagina 70.
Leuk om te doen
U weet wel dat u op uw computer een YouTube video kunt bekijken. Maar wist u ook dat u uw
computer aan een tv of spelconsole aan kunt sluiten? Zie voor meer informatie Een HDMI-
apparaat aansluiten
U weet ook dat u op uw computer naar muziek kunt luisteren. Maar wist u ook dat u directe
radiouitzendingen naar de computer kunt streamen en naar muziek of radio uit de hele wereld
kunt luisteren? Zie Audio gebruiken.
U weet dat u met Microsoft-applicaties een krachtige presentatie kunt maken. Maar wist u dat u
de computer ook op een projector kunt aansluiten om uw ideeën met een groep te delen? Zie
VGA-monitor of projector aansluiten op pagina 25.
U kunt met het touchpad en de nieuwe Windows 8 aanraakbewegingen soepel afbeeldingen en
tekstpagina's bewerken. Zie Aanraakbewegingen gebruiken
Beste praktijken 1
Meer hulpmiddelen van HP
U heeft met behulp van de Installatie-instructies de computer aangezet en deze handleiding
gevonden. In deze tabel ziet u waar u productgegevens, handige informatie en nog veel meer kunt
vinden.
Bron Inhoud
Installatie-instructies
Overzicht van computerinstallatie en -functies.
Windows 8 Beginnershandleiding
Overzicht van het gebruik van en het navigeren in Windows 8.
Help en ondersteuning
Om toegang te krijgen tot Help en ondersteuning, typt
u op het startscherm h in en selecteert u Help en
ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor
wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Een uitgebreide verzameling productinformatie en tips voor
het oplossen van problemen.
Handleiding voor veiligheid en comfort
Om toegang tot deze handleiding te krijgen, selecteert
u op het startscherm de HP Support Assistant app,
vervolgens Mijn computer en tenslotte
Gebruikershandleidingen, of u gaat naar
http://www.hp.com/ergo.
Werkstation correct installeren.
Richtlijnen voor een werkhouding en werkgewoontes die het
comfort verbeteren en het risico van letsel beperken.
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid.
Webpagina voor wereldwijde ondersteuning
Ga naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
Online chatten met een HP-technicus.
Gebruikmaken van ondersteuning via e-mail.
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
Een servicecentrum van HP opzoeken.
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Om toegang tot deze handleiding te krijgen, selecteert
u op het startscherm de HP Support Assistant app,
vervolgens Mijn computer en tenslotte
Gebruikershandleidingen.
Belangrijke kennisgevingen waaronder informatie over het
afvoeren van accu's.
2 Hoofdstuk 1 Direct aan de slag
Bron Inhoud
Beperkte garantie*
Om toegang tot uw garantie te krijgen, selecteert u op
het startscherm de HP Support Assistant app,
vervolgens Mijn computer en tenslotte Garantie en
services, of u gaat naar
http://www.hp.com/go/
orderdocuments.
Specifieke garantie-informatie over deze computer.
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor landen/regio's waar de garantie niet in
drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments of
schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Meer hulpmiddelen van HP 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Hardware- en softwaregegevens zoeken
Hardware opzoeken
Zo kunt u zien welke hardware in uw computer geïnstalleerd is:
1. Typ op het startscherm c en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Systeem en beveiliging en klik vervolgens in het systeemvak op Apparaatbeheer.
U ziet een lijst met alle apparaten die in uw computer. zijn geïnstalleerd.
Software opzoeken
Om te zien welke software op uw computer geïnstalleerd is, moet u op het startscherm op de
rechter muisknop klikken om de apps te tonen en vervolgens het pictogram Alle apps
selecteren.
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Optischeschijfeenheid Hiermee kan een optische schijf worden gelezen en kan
naar een optische schijf worden geschreven.
(2) Lampje van de optischeschijfeenheid
Groen of oranje: er wordt geschreven naar of gelezen
van de optischeschijfeenheid.
Uit: de optischeschijfeenheid is inactief.
(3) Ejectknop van de optischeschijfeenheid Schuift de lade open.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(4)
Aan/uit-lampje
Wit: de computer is ingeschakeld.
Wit knipperend: de computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: De computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(5)
Lampje van de vaste schijf
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de vaste
schijf geparkeerd.
OPMERKING: raadpleeg
HP 3D DriveGuard
gebruiken op pagina 55 voor informatie over HP 3D
DriveGuard.
(6)
USB 2.0-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
OPMERKING: raadpleeg USB-apparaat gebruiken
op pagina 45 voor informatie over het gebruik van de
verschillende typen USB-poorten.
(7) Lampje van de netvoedingsadapter Wit: de computer is aangesloten en de accu is
opgeladen.
Wit knipperend: de accu is bijna leeg.
Oranje: de computer is aangesloten en de accu wordt
opgeladen.
Uit: de computer schakelt over op accuvoeding.
(8)
Netvoedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan.
(9) Bevestigingspunt voor een
beveiligingskabel
Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de eerste
plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening
kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt
gebruikt of wordt gestolen.
Rechterkant 5
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Externemonitorpoort Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of -projector aan.
(2) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
(3)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition
televisietoestel en andere compatibele digitale apparatuur
of audioapparatuur.
(4)
RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
(5)
USB 3.0-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan. Deze
poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: raadpleeg
USB-apparaat gebruiken
op pagina 45 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
(6)
Audio-ingang (microfoon) Hierop sluit u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aan.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(7)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een tv aansluiten.
WAARSCHUWING! zet het geluidsvolume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt
u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie
over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende
informatie over veiligheid.
OPMERKING: wanneer u een extern audioapparaat
aansluit op de hoofdtelefoonuitgang, worden de
computerluidsprekers uitgeschakeld.
(8)
Digitalemediaslot Ondersteunt de volgende types digitale kaarten:
Secure Digital-geheugenkaart (SD)
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart (SDHC)
Secure Digital Extended Capacity-geheugenkaart
(SDxC)
MultiMediaCard (MMC)
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local-area networks).
(2) Interne microfoon (1) Hiermee kunt u geluid opnemen.
Beeldscherm 7
Onderdeel Beschrijving
(3) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u video opnemen, foto's maken,
videoconferenties houden en online chatten door video te
streamen.
Als u de webcam wilt starten, typt u op het startscherm van de
computer c en selecteert u CyberLink YouCam.
(4) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Om toegang tot deze handleiding te
krijgen, selecteert u op het startscherm de HP Support Assistant app, vervolgens Mijn computer en tenslotte
Gebruikershandleidingen.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpad aan/uit-knop Hiermee schakelt u het touchpad in of uit.
(2) Touchpadlampje
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
(3) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer op het scherm (ook wel
"cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het
scherm selecteren of activeren.
OPMERKING: Met de touchpad kunt u ook
randveegbewegingen maken. Zie
Randveegbewegingen
op pagina 31 voor meer informatie.
(4) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Bovenkant 9
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje
Wit: de computer is ingeschakeld.
Wit knipperend: de computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(2) Caps Lock-lampje Wit: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
(3)
Lampje Geluid uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(4)
Lampje voor draadloze communicatie
Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/
of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie
is uitgeschakeld.
(5) Touchpadlampje Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Knoppen en luidsprekers
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om de computer in te schakelen.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: als u op de aan/uit-knop drukt en deze
ingedrukt houdt, gaan niet-opgeslagen gegevens verloren.
Als de computer niet meer reageert en de Windows
afsluitprocedures geen effect hebben, houdt u de aan/uit-
knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit
te schakelen.
Zo komt u meer te weten over de instellingen voor het
energiebeheer:
1. Typ op het startscherm energie.
2. Selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer
of zie
Energiebeheer op pagina 37
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
Bovenkant 11
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de esc-toets om
systeeminformatie weer te geven
(3)
Windows-logotoets Hiermee keert u vanuit een open app of het bureaublad
terug naar het startscherm.
OPMERKING: Als u opnieuw op de Windows-logotoets
drukt, keert u naar het vorige scherm terug.
(4) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte systeemfuncties uit.
(5)
Windows-applicatietoets Geeft opties weer voor een geselecteerd object.
(6) Num Lock-toets Bepaalt hoe het geïntegreerde numerieke toetsenblok
werkt. Druk op deze toets om heen en weer te schakelen
tussen de standaard numerieke toetsen (af fabriek
ingesteld) of de cursorbesturingstoetsen (volgens de pijltjes
op de toetsen).
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt
opnieuw actief wanneer de computer weer wordt
ingeschakeld.
(7) Geïntegreerd numeriek toetsenblok In de fabriek ingesteld om te werken als een extern
numeriek toetsenblok. Druk op de num lock-toets om te
schakelen tussen deze numerieke functie en de
navigatiefunctie (aangeduid met de pijlen op de toetsen).
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(2)
Accuontgrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
Onderkant 13
Onderdeel Beschrijving
(3) Ventilatieopeningen (5) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
(4)
Onderpaneel Via het onderpaneel krijgt u toegang tot het toetsenbord, de
optischeschijfeenheid, de SSD/vasteschijfruimte, het
compartiment voor de draadloze communicatiemodule en
het compartiment voor de geheugenmodule.
VOORZICHTIG: Om te voorkomen dat de computer niet
meer reageert, mag u de module voor draadloze
communicatie alleen vervangen door een module voor
draadloze communicatie die in uw land of regio is
goedgekeurd door de overheidsinstantie die
verantwoordelijk is voor draadloze communicatie. Als u na
het vervangen van de module een waarschuwingsbericht
krijgt, moet u de module verwijderen om de computer weer
normaal te laten werken en vervolgens contact opnemen
met de ondersteuning via Help en ondersteuning. Typ op
het startscherm h en selecteer Help en ondersteuning.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt. De labels bevinden zich op eenvoudig toegankelijke locaties.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie, waaronder:
OPMERKING: Dit label kan er iets anders uitzien dan het label zoals het in dit hoofdstuk is
afgebeeld.
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer
(3) Productnummer
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen)
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de ondersteuning. Het
servicelabel bevindt zich in de accuruimte van de computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
Label(s) met keurmerk voor apparatuur voor draadloze communicatie: deze labels bevatten
informatie over apparaten voor draadloze communicatie, en de keurmerken van een aantal
landen of regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik. De computer is voorzien
van een of meer apparaten voor draadloze communicatie en wordt geleverd met een of meer
labels met keurmerken. U kunt deze informatie nodig hebben wanneer u de computer in het
buitenland gebruikt. Labels met keurmerk voor apparatuur voor draadloze communicatie
bevinden zich in de accuruimte.
Labels 15
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt uw computer meenemen waar u ook naar toe gaat. Maar zelfs thuis kunt u de wereld
verkennen en de informatie van miljoenen websites ontsluiten met uw computer en een bekabelde of
draadloze netwerkverbinding. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u met die wereld in contact
komt.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (wireless local area network): hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
lokale netwerken (ook wel Wi-Fi netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in bedrijfsruimtes,
bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels en universiteiten.
In een WLAN communiceert het mobiele apparaat voor draadloze communicatie in uw computer
met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in Help en ondersteuning voor meer informatie over
de technologie voor draadloze communicatie. Typ op het startscherm h en selecteer Help en
ondersteuning.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
U kunt de apparaten voor draadloze communicatie in de computer op een van de volgende manieren
in- of uitschakelen:
Knop voor draadloze communicatie of schakelaar voor draadloze communicatie (in deze
handleiding knop voor draadloze communicatie genoemd)
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze
communicatie en een lampje voor draadloze communicatie. Standaard zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie (wit)
wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie oranje is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
16 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Omdat de apparaten voor draadloze communicatie bij aflevering zijn ingeschakeld, kunt u de knop
voor draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in
of uit te schakelen.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren, en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ op het startscherm n en selecteer Instellingen.
2. Typ in het zoekvak netwerk en delen en selecteer vervolgens Netwerkcentrum
Typ voor meer informatie op het startscherm h en selecteer vervolgens Help en ondersteuning.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit
andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
OPMERKING: de begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze
netwerken, werken meestal met draadloze toegangspunten, die een groot aantal computers en
accessoires ondersteunen en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of
software aan te pas komt.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of
bedrijfsnetwerk).
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet toegang instelt, moet u een account hebben bij een internetprovider (ISP). Neem
contact op met uw ISP om internetservice en een modem aan te schaffen. De ISP installeert het
modem en een netwerkkabel om uw draadloze router met het modem te verbinden en test de
internetservice.
OPMERKING: van uw internetprovider ontvangt u een gebruikersnaam en wachtwoord voor
toegang tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Draadloos netwerk installeren
Als u een draadloos netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, heeft u de
volgende apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via
een abonnement bij een internetprovider;
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u heeft.
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geïnstalleerd draadloos netwerk dat is
verbonden met internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Voor hulp bij het installeren van uw WLAN raadpleegt u de informatie die wordt verstrekt door de
fabrikant van de router of door uw ISP.
Draadloze router configureren
Voor hulp bij het installeren van uw WLAN raadpleegt u de informatie die wordt verstrekt door de
fabrikant van de router of door uw ISP.
OPMERKING: u wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, koppelt u de kabel los en
krijgt u toegang tot internet via uw draadloze netwerk.
Draadloos netwerk beveiligen
Als u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk,
moet u altijd de beveiligingsvoorzieningen activeren om uw netwerk tegen ongeoorloofde toegang te
beveiligen. Draadloze netwerken in openbare ruimtes (hotspots) zoals cafés of vliegvelden zijn niet
altijd beveiligd. Als u bang bent dat uw computer bij een verbinding met een hotspot niet goed
beveiligd is, moet u uw activiteit op het netwerk beperken tot e-mails die geen vertrouwelijke
informatie bevatten en moet u niet teveel op het internet surfen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. U kunt de volgende voorzorgsmaatregelen treffen om uw
draadloze netwerk hiertegen te beschermen:
Gebruik een firewall.
Een firewall controleert zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn
verzonden, en verwijdert eventuele verdachte onderdelen. Er bestaan zowel softwarematige als
hardwarematige firewalls. Sommige netwerken maken gebruik van een combinatie van beide
types.
Gebruik codering voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en te ontsleutelen. Typ voor meer
informatie op het startscherm h en selecteer vervolgens Help en ondersteuning.
Verbinding maken met een WLAN
Zo maakt u een verbinding met een draadloos netwerk:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie (wit). Als het lampje oranje is, drukt u op de knop voor
draadloze communicatie.
2. Tik op het bureaublad op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak uiterst rechts op de
taakbalk en houd uw vinger erop, of klik op het netwerkstatuspictogram.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een beveiligingscode in te voeren.
Typ de code en klik daarna op OK om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich
buiten het bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als u het draadloze netwerk waar u mee wilt verbinden niet ziet, klik dan op het
bureaublad met de rechter muisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteer vervolgens
Netwerkcentrum openen Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee
te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak uiterst rechts op de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging
van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de
volgende:
computers (desktopcomputer, notebookcomputer, pda)
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde gsm/pda's (smartphones))
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
imagingapparaten (printers, camera's)
geluidsapparatuur (hoofdtelefoons, luidsprekers)
muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Voor meer informatie
over de configuratie en het gebruik van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de Help bij de Bluetooth-
software.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
U kunt met uw computer verbinding maken met een bedraad lokaal netwerk (LAN). Een LAN-
verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modemverbinding die
gebruik maakt van de telefoonkabel. U moet beide kabels apart aanschaffen.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de
apparatuur te beperken, mag u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector
steken.
Met een lokaal netwerk (LAN) verbinden
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer rechtstreeks op een router in huis wilt aansluiten (in
plaats van draadloos te werken), of als u de computer wilt aansluiten op een bestaand netwerk op uw
kantoor.
U heeft een 8-pins RJ-45 (netwerk)kabel nodig om met een LAN verbinding te kunnen maken.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat, dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord, sluit u de kabel aan op de computer met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 21
4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
U kunt uw computer van HP gebruiken voor allerlei soorten ontspanning: via de webcam contacten
onderhouden, muziek luisteren en organiseren en films downloaden en bekijken. U kunt nog meer
met uw computer doen als u hem verbindt met externe apparaten als een monitor, projector of tv, of
met luidsprekers of een hoofdtelefoon.
Hieronder vindt u enkele van de entertainmentvoorzieningen op uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen.
(2) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u video opnemen, foto's
maken, videoconferenties houden en online chatten
door video te streamen.
Als u de webcam wilt starten, typt u op het
startscherm van de computer c en selecteert u
CyberLink YouCam.
(3) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(4)
USB 2.0-poort Hierop sluit u optionele USB-apparatuur aan.
OPMERKING: raadpleeg USB-apparaat gebruiken
op pagina 45 voor informatie over het gebruik van
de verschillende typen USB-poorten.
(5) Optischeschijfeenheid Leest van en schrijft naar een optische schijf.
22 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(6)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop sluit u een audioapparaat aan, zoals
optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een
hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een
televisietoestel, om het computergeluid via dat
apparaat weer te geven.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag
voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van
gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende
informatie over veiligheid.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat op deze
connector aansluit, worden de luidsprekers van de
computer uitgeschakeld.
(7)
Audio-ingang (microfoon) Hierop sluit u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aan.
(8)
USB 3.0-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan.
Deze poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: raadpleeg
USB-apparaat gebruiken
op pagina 45 voor informatie over het gebruik van
de verschillende typen USB-poorten.
(9)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een
optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisie, andere compatibele digitale
apparatuur of audioapparatuur of een high-speed
HDMI-apparaat.
(10)
Poort voor externe monitor Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of
-projector aan.
(11) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
Webcam gebruiken
Uw computer beschikt over een geïntegreerde webcam, erg handig om contact te houden met uw
vrienden en collega's, ongeacht of zij naast u wonen of aan de andere kant van de wereld. U kunt via
de webcam video streamen met uw expresberichtenprogramma's, video's opnemen en delen en
foto's maken.
Als u de webcam wilt starten, typt u op het startscherm c en selecteert u CyberLink YouCam in
de lijst met applicaties.
Voor meer informatie over het gebruik van de webcam gaat u naar Help en ondersteuning. Typ op
het startscherm h en selecteer vervolgens Help en ondersteuning.
Audio gebruiken
Op uw computer van HP kunt u muziek-cd's luisteren, muziek downloaden en luisteren, audio-inhoud
van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen of audio en video mengen om multimedia te
maken. Sluit externe audioapparaten aan, zoals luidsprekers of hoofdtelefoons, om uw luisterervaring
te verbeteren.
Webcam gebruiken 23
Luidsprekers aansluiten
U kunt luidsprekers aan uw computer aansluiten via een USB-poort (of de audio uit-connector) op uw
computer of op een dockingstation.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om draadloze luidsprekers op uw computer aan
te sluiten. Zie
HDMI audio-instellingen configureren op pagina 27 voor informatie over het
aansluiten van high-definition luidsprekers op de computer. Zet het volume laag voordat u de
luidsprekers aansluit.
Hoofdtelefoon aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons op de hoofdtelefoonuitgang op uw computer aansluiten.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om een draadloze hoofdtelefoon op uw
computer aan te sluiten.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid.
Microfoon aansluiten
Sluit een microfoon op de microfooningang op de computer aan om audio op te nemen. voor optimale
resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op in een
omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Geluid controleren
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ op het startscherm c en selecteer Configuratiescherm in de lijst met applicaties.
2. Selecteer Hardware en geluiden en vervolgens Geluid
3. Wanneer het venster Geluid verschijnt, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen het gewenste geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en
klik daarna op Testen.
U hoort het geluid door de luidsprekers of de hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ op het startscherm g en selecteer vervolgens Geluidsrecorder.
2. Klik op Opname starten en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel de opname af.
Zo bevestigt of wijzigt u de audio-instellingen op de computer:
1. Typ op het startscherm c en selecteer Configuratiescherm in de lijst met applicaties.
2. Selecteer Hardware en geluiden en vervolgens Geluid
Video gebruiken
Uw computer van HP kan goed met video's werken: u kunt streaming video's van uw favoriete
websites bekijken en video's en films downloaden om op uw computer te bekijken als u niet met een
netwerk verbonden bent.
24 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
Voor nog meer kijkgenot kunt u een van de videopoorten op de computer gebruiken om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De meeste computers beschikken over een VGA-poort, waar u
analoge video-apparatuur op aan kunt sluiten. Sommige computers beschikken over een HDMI-poort
(High-Definition Multimedia Interface), waar u een high-definition monitor of hd-tv op aan kunt sluiten.
BELANGRIJK: Let op dat het externe apparaat met de juiste kabel aan de juiste poort is
aangesloten. Lees de instructies van de fabrikant erop na.
VGA-monitor of projector aansluiten
Om het schermbeeld op een externe VGA-monitor of geprojecteerd voor een presentatie te kunnen
bekijken, sluit u een monitor of projector op de VGA-poort van de computer aan.
Ga als volgt te werk om een monitor of projector aan te sluiten:
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals weergegeven aan op de VGA-poort van de
computer.
2. Druk op f4 om het beeld tussen vier weergavetoestanden te schakelen:
PC screen only (Alleen computerscherm): hiermee wordt het beeld alleen weergegeven
op het beeldscherm van de computer.
Duplicate (Dubbel): hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de
computer als het externe apparaat.
Extend (Uitspreiden): hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de
computer als het externe apparaat.
Second screen only (Alleen het tweede scherm): hiermee wordt het beeld alleen
weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
OPMERKING: Pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor
de optie Extend (Uitspreiden). Typ op het startscherm c en selecteer Configuratiescherm in de
lijst met applicaties. Selecteer Vormgeving en persoonlijke instellingen. Om de beste
resultaten te krijgen, moet u onder Beeldscherm de optie Schermresolutie aanpassen
selecteren.
Video gebruiken 25
HDMI-apparaat aansluiten
OPMERKING: U heeft een HDMI-kabel nodig (apart aan te schaffen) om een HDMI-apparaat op uw
computer aan te sluiten.
Als u het computerbeeld op een hd-tv of monitor wilt zien, moet u het hd-apparaat als volgt
aansluiten:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het high-definition tv of de monitor.
3. Druk op f4 om te schakelen tussen vier weergavetoestanden:
PC screen only (Alleen computerscherm): hiermee wordt het beeld alleen weergegeven
op het beeldscherm van de computer.
Duplicate (Dubbel): hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de
computer als het externe apparaat.
Extend (Uitspreiden): hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op zowel de
computer als het externe apparaat.
Second screen only (Alleen het tweede scherm): hiermee wordt het beeld alleen
weergegeven op het externe apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
OPMERKING: Pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor
de optie Extend (Uitspreiden). Typ op het startscherm c en selecteer Configuratiescherm in de
lijst met applicaties. Selecteer Vormgeving en persoonlijke instellingen. Om de beste
resultaten te krijgen, moet u onder Beeldscherm de optie Schermresolutie aanpassen
selecteren.
26 Hoofdstuk 4 Entertainmentvoorzieningen gebruiken
HDMI audio-instellingen configureren
HDMI is de enige video-interface die high-definition video en audio ondersteunt. Nadat u een HDMI-tv
op uw computer heeft aangesloten, kunt u HDMI-audio inschakelen door de volgende stappen uit te
voeren:
1. Klik met de rechter muisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak uiterst rechts
op de taakbalk en selecteer vervolgens Afspeelapparaten.
2. Selecteer op het tabblad Afspelen de naam van het digitale uitvoerapparaat.
3. Klik op Als standaard instellen en klik op OK.
Zo stuurt u de audo stream weer naar de luidsprekers van de computer:
1. Klik met de rechter muisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak uiterst rechts
op de taakbalk en klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Selecteer op het tabblad Afspelen Luidsprekers en hoofdtelefoons.
3. Klik op Als standaard instellen en klik op OK.
Intel draadloos beeldscherm gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met Intel® draadloos beeldscherm kunt u wat u op uw computer ziet via een draadloze adapter (apart
aan te schaffen) draadloos oversturen naar uw beeldscherm zoals een hd-tv, monitor, projector,
spelconsole, Blu-ray speler of digitale videorecorder. Zie de handleiding van de fabrikant van de
draadloze adapter over informatie hoe u deze kunt gebruiken.
Om Intel draadloos beeldscherm te openen, typt u op het startscherm w en selecteert u
vervolgens Intel Wireless Display (Intel draadloos beeldscherm)
OPMERKING: controleer voordat u de functie voor draadloze weergave gaat gebruiken eerst of het
draadloze apparaat ingeschakeld is.
Audio- en videobestanden beheren
CyberLink PowerDVD helpt u uw foto- en videoverzamelingen te beheren en te bewerken.
Om CyberLink Power DVD te starten, typt u op het startscherm c en selecteert u CyberLink
PowerDVD.
Raadpleeg de helpfunctie van de PowerDVD-software voor meer informatie over het gebruik van
CyberLink PowerDVD.
Audio- en videobestanden beheren 27
5 Navigeren met behulp van
aanraakbewegingen, aanwijsapparaten
en het toetsenbord
Op de computer kunt u voor navigeren niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis,
maar ook door middel van aanraakbewegingen. U kunt het touchpad van uw computer gebruiken
voor de aanraakbewegingen.
OPMERKING: U kunt een externe USB-muis (afzonderlijk aan te schaffen) aansluiten op één van
de USB-poorten van de computer.
Zie de Windows 8 Beginnershandleiding die bij de computer is geleverd. Die handleiding geeft
informatie over hoe u het touchpad of het toetsenbord kunt gebruiken voor het uitvoeren van
veelvoorkomende taken.
Uw computer beschikt ook over speciale actietoetsen of hotkeyfuncties op het toetsenbord, waarmee
u veelvoorkomende taken uitvoert.
Uw computer beschikt ook over een geïntegreerd numeriek toetsenblok.
Touchpad gebruiken
U kunt de touchpad gebruiken om met eenvoudige vingerbewegingen op de computer te navigeren.
U kunt de aanraakbewegingen aanpassen door de instellingen, de configuratie van de knoppen, de
kliksnelheid en de opties voor de pointer te wijzigen. Typ op het startscherm c om de lijst Apps weer
te geven. Selecteer Configuratiescherm en vervolgens Hardware en geluiden. Klik onder
Apparaten en printers op Muis.
Touchpad in- of uitschakelen
Tik twee keer snel achtereen op de aan/uit-knop van het touchpad om dit in en uit te schakelen.
Het touchpadlampje is uit wanneer het touchpad is ingeschakeld.
Het touchpad ondersteunt verschillende bewegingen (schuiven, vegen, knijpen en draaien) om met
uw vingers items op het bureaublad te manipuleren.
28 Hoofdstuk 5 Navigeren met behulp van aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het
toetsenbord
Touchpadbewegingen gebruiken
Via het touchpad kunt u met uw vingers de pointer op het scherm besturen.
TIP: Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad precies zoals u de overeenkomstige
knoppen van een externe muis zou gebruiken.
OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund.
Zo bekijkt u een demonstratie van elke beweging:
1. Typ op het startscherm c om de lijst Apps weer te geven. Selecteer Configuratiescherm en
vervolgens Hardware en geluiden.
2. Selecteer Synaptics TouchPad.
3. Klik op een beweging om de demonstratie op te starten.
U schakelt de bewegingen als volgt uit of in:
1. Schakel op het Synaptics TouchPad-scherm het selectievakje in of uit naast de beweging die u
in of uit wilt schakelen.
2. Klik op Toepassen en daarna op OK.
Tikken
Als u op het scherm een selectie wilt maken, gebruikt u de de tikfunctie op het touchpad.
Wijs een item op het scherm aan en tik met één vinger op de touchpadzone om een selectie te
maken. Dubbeltik op een item om het te openen.
OPMERKING: Houd uw vinger op het touchpad om een helpscherm te openen met informatie over
het geselecteerde item.
Touchpadbewegingen gebruiken 29
Schuiven
Met schuiven kunt u op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij bewegen.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op de touchpadzone en sleep ze naar boven, onder, links of
rechts.
Knijpen/zoomen
Door te knijpen en te zoomen kunt u in afbeeldingen of tekst in- of uitzoomen.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op de touchpadzone en ze daarna van elkaar af
te bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op de touchpadzone en ze daarna naar elkaar
toe te bewegen.
30 Hoofdstuk 5 Navigeren met behulp van aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het
toetsenbord
Randveegbewegingen
Met randveegbewegingen kunt u taken uitvoeren zoals instellingen wijzigen en apps zoeken of
gebruiken.
Rechterrandveegbeweging
Met de rechterrandveegbeweging krijgt u toegang tot de charms, waarmee u apps kunt zoeken, delen
en starten, toegang kunt krijgen tot apparaten en instellingen kunt wijzigen.
Veeg met uw vinger voorzichtig vanaf de rechter rand om de charms weer te geven.
Bovenrandveegbeweging
Met de bovenrandveegbeweging krijgt u toegang tot Alle apps op het startscherm.
BELANGRIJK: Wanneer een app actief is, wordt de functie van de bovenrandveegbeweging door
de app bepaald.
Veeg met uw vinger voorzichtig vanaf de bovenrand om de beschikbare apps weer te geven.
Touchpadbewegingen gebruiken 31
Linkerrandveegbeweging
Met de linkerrandveegbeweging krijgt u de open apps te zien zodat u daar snel naartoe kunt
schakelen.
Veeg met uw vinger vanaf de linker rand om tussen apps te schakelen.
Toetsenbord en muis gebruiken
Met het toetsenbord en de muis kunt u typen en dezelfde functies uitvoeren als bij gebruik van
aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het toetsenbord kunt u specifieke functies
uitvoeren.
32 Hoofdstuk 5 Navigeren met behulp van aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het
toetsenbord
TIP: Met de Windows-logotoets op het toetsenbord kunt u snel van een open app of het
bureaublad terugkeren naar het startscherm. Als u de Windows-logotoets opnieuw indrukt, keert u
naar het vorige scherm terug.
OPMERKING: afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets voert u de aan de toets toegewezen functie uit. Het pictogram op elk van de
toetsen f1 tot en met f4 en f6 tot en met f12 geeft de toegewezen functie voor die toets aan.
Om de functie van een actietoets uit te voeren, houdt u de toets ingedrukt.
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze functie uitschakelen in Setup Utility
(BIOS). Zie
Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken op pagina 67 voor instructies over
het openen van Setup Utility (BIOS), en volg vervolgens de instructies onder op het scherm.
Om de toegewezen functie na het uitschakelen van de actietoetsvoorziening te activeren, moet de fn-
toets in combinatie met de juiste actietoets worden ingedrukt.
VOORZICHTIG: wees uiterst voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Pictogram Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat zelfstudieprogramma's, informatie over
het besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen en updates
voor de computer bevat.
Help en ondersteuning bevat ook hulpmiddelen voor geautomatiseerde
probleemoplossing en toegang tot de ondersteuning.
f2 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verlaagd.
f3 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verlaagd.
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn
aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt
iedere keer dat u op deze toets drukt, geschakeld tussen weergave op het scherm
van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het
computerscherm en de monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard
om videogegevens van de computer te ontvangen. Met deze actietoets kan de
weergave ook worden geschakeld van en naar andere apparaten die
weergavegegevens van de computer ontvangen.
f6 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van
een dvd of bd af.
f7 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of
hervatten.
f8 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte
van een dvd of bd af.
Toetsenbord en muis gebruiken 33
Pictogram Toets Beschrijving
f9 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
f10 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder
verhoogd.
f11 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: er moet een draadloos netwerk zijn ingesteld voordat een draadloze
verbinding mogelijk is.
34 Hoofdstuk 5 Navigeren met behulp van aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het
toetsenbord
Microsoft Windows 8 sneltoetsen gebruiken
Microsoft Windows 8 beschikt over sneltoetsen om snel acties uit te voeren. Er zijn verschillende
sneltoetsen beschikbaar om u met Windows 8-functies te helpen. Druk tegelijkertijd op de Windows-
logotets
en op de toets om de actie uit te voeren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding in Help en ondersteuning voor meer informatie over de
Windows 8 sneltoetsen. Typ op het startscherm h en selecteer Help en ondersteuning.
Sneltoetsen
Sneltoets Toets Beschrijving
Hiermee keert u vanuit een open app of het bureaublad terug naar
het startscherm. Als u deze toets opnieuw indrukt, keert u terug naar
het vorige scherm.
+ c Hiermee opent u de charms.
+ b Hiermee opent u het bureaublad.
+ TAB Hiermee schakelt u tussen open apps.
OPMERKING: Druk net zo lang op deze toetsencombinatie totdat
de door u gewenste app verschijnt.
ALT + f4 Hiermee sluit u een actieve app.
Toetsenbord en muis gebruiken 35
Hotkeys gebruiken
Een hotkey is een combinatie van de fn-toets en de esc-toets.
Ga als volgt te werk om een hotkey te gebruiken:
Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de combinatie.
Functie Hotkey Beschrijving
Systeeminformatie
weergeven
fn+esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen van
het systeem en het versienummer van het systeem-BIOS.
Het geïntegreerde numerieke toetsenblok gebruiken
De computer beschikt over een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt tevens een extern
numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met numeriek toetsenblok.
Onderdeel Beschrijving
num lock-toets Bepaalt hoe het geïntegreerde numerieke toetsenblok werkt.
Druk op deze toets om heen en weer te schakelen tussen de
standaard numerieke toetsen (af fabriek ingesteld) of de
cursorbesturingstoetsen (volgens de pijltjes op de toetsen).
OPMERKING: Wanneer de computer weer wordt opgestart,
wordt de functie van het toetsenblok weer actief gemaakt zoals
deze was toen de computer werd uitgeschakeld.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok Is af fabriek ingesteld als een extern numeriek toetsenblok. Om
tussen deze numerieke functie en navigeren (volgens de pijltjes
op de toetsen) heen en weer te schakelen, moet u de num lock-
toets indrukken.
36 Hoofdstuk 5 Navigeren met behulp van aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het
toetsenbord
6 Energiebeheer
De computer kan werken op accuvoeding of een externe netvoedingsbron. Wanneer de computer op
accuvoeding werkt en er geen netvoedingsbron is om de accu op te laden, is het van belang om de
acculading te bewaken en op peil te houden. De computer ondersteunt energiebeheerschema's,
waarmee u instelt hoe de computer energie gebruikt en bespaart. Zo kan een evenwicht worden
bereikt tussen de computerprestaties en energiebesparing.
Slaapstand of sluimerstand activeren
Windows kent twee standen voor energiebesparing, de slaapstand en de sluimerstand.
Slaapstand: wordt automatisch geactiveerd als de computer enige tijd niet is gebruikt, zowel bij
accuvoeding als bij externe voeding. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen zodat u weer
snel verder kunt met uw werk. U kunt de slaapstand ook zelf activeren. Zie
Slaapstand activeren
en opheffen op pagina 37 voor meer informatie.
Sluimerstand: wordt automatisch geactiveerd als de accu een kritisch lage ladingstoestand
bereikt. In de sluimerstand wordt uw werk opgeslagen in een sluimerstandbestand op de vaste
schijf en wordt de computer uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u de sluimerstand zelf wilt kunnen activeren, moet deze voorziening via
Energiebeheer worden ingeschakeld. Zie
Sluimerstand door gebruiker activeren en opheffen
op pagina 38 voor meer informatie.
VOORZICHTIG: U mag de slaapstand niet activeren terwijl er wordt gelezen van of geschreven
naar een schijf of een externe mediakaart. Hiermee voorkomt u mogelijke verslechtering van de
audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Wanneer de computer in de slaapstand of de sluimerstand staat, is het niet mogelijk
om netwerkverbindingen te maken of de computer op wat voor manier ook te gebruiken.
Slaapstand activeren en opheffen
Als de computer aan staat, kunt u de slaapstand op een van de volgende manieren activeren:
Klap het beeldscherm dicht.
Wijs op het startscherm de hoek rechtsboven of rechtsonder op het beeldscherm aan. Klik als
de lijst met charms tevoorschijn komt, op Instellingen, dan op het pictogram Energie en
vervolgens op Slaapstand.
Zo heft u de slaapstand op:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Klap het beeldscherm open als dit dichtgeklapt is.
Druk op een toets op het toetsenbord.
Tik of veeg op het touchpad
Als de computer uit de slaapstand komt, gaan de aan/uit-lampjes branden en uw werk verschijnt op
het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
Slaapstand of sluimerstand activeren 37
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer ingesteld heeft voor het beëindigen van de
slaapstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat u de computer weer kunt
gebruiken.
Sluimerstand door gebruiker activeren en opheffen
U kunt inschakelen dat de gebruiker de sluimerstand kan activeren en tevens andere energie-
instellingen en time-outs wijzigen. Dit doet u als volgt:
1. Typ op het startscherm energie, selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer in de
lijst met apps.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie Sluimerstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Als u de sluimerstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan
branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer ingesteld heeft voor het beëindigen van de
sluimerstand, moet uw Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm
verschijnt.
Wachtwoord zetten voor beëindigen slaap- of sluimerstand
Zo stelt u in dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen van de slaap- of
sluimerstand:
1. Typ op het startscherm energie, selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
2. Selecteer in het linkerdeelvenster Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Stel het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount in of wijzig het wachtwoord en volgt u de instructies op het scherm. Als u
een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of wijzigen, gaat u naar step 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer
gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het Windows bureaublad. Met behulp van de energiemeter krijgt u
snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Beweeg de pointer over het pictogram energiemeter om het percentage resterende acculading
en het huidige energiebeheerschema op het Windows bureaublad weer te geven.
Klik op het pictogram energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen tot
Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook op het startscherm
energie typen en achtereenvolgens, Instellingen en Energiebeheer selecteren.
38 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Een energiebeheerschema selecteren
Een energiebeheerschema helpt u bij het besparen van energie en het maximaliseren van de
prestaties van de computer. Als u het energiebeheerschema wilt wijzigen, typt u op het startscherm
energie, selecteert u Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
De volgende energiebeheerschema's zijn beschikbaar:
HP Recommended (recommended) (Door HP aanbevolen (aanbevolen). Dit schema zorgt
voor automatisch evenwicht tussen prestaties en energiebesparing als de hardware dit
ondersteunt.
Energiebesparing. Dit schema zorgt voor energiebesparing door systeemprestaties en
helderheid van beeldscherm waar mogelijk te verlagen.
Hoge prestaties. Bij dit schema wordt de voorkeur gegeven aan de prestaties. Het
energieverbruik kan hierdoor toenemen. Bij gebruik van dit energiebeheerschema gaat de accu
minder lang mee. Klik op Toon extra energiebeheerschema's om dit energiebeheerschema te
selecteren.
U kunt ook uw eigen energiebeheerschema maken en dit aanpassen aan de manier waarop u de
computer gebruikt.
Als u het energiebeheer wilt wijzigen, typt u op het startscherm energie, selecteert u Instellingen
en vervolgens Energiebeheer.
Accuvoeding gebruiken
Als de accu in de computer opgeladen is en de computer niet aan externe voeding is aangesloten,
gebruikt de computer accuvoeding. Als de accu in de computer opgeladen is en de
netvoedingsadapter van de computer los wordt gekoppeld, schakelt de computer automatisch over
op accuvoeding en wordt de helderheid van het beeldscherm verminderd om accuwerktijd te
besparen. Als de computer uit staat en niet op externe voeding is aangesloten, loopt de accu in de
computer langzaam leeg.
De werktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten en andere factoren.
Vervangende accu verwijderen
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde vervangende accu, een door HP geleverde vervangende accu of een
compatibele accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
Een energiebeheerschema selecteren 39
VOORZICHTIG: Als u een door de gebruiker vervangbare accu verwijdert die de enige beschikbare
voedingsbron voor de computer vormt, kunnen gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel
de computer uit voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Verschuif de accuontgrendeling (1) om de accu los te koppelen.
OPMERKING: de accuontgrendeling gaat automatisch terug naar zijn oorspronkelijke positie.
3. Kantel de accu (2) omhoog en verwijder de accu (3) uit de computer.
Accugegevens opzoeken
Als u de status van de accu wilt bekijken, of als de accu erg snel leeg raakt, moet u de Accucontrole
in de HP Support Assistant uitvoeren. Om toegang te krijgen tot de informatie over de accu,
selecteert u op het startscherm de HP Support Assistant app en vervolgens Accu en prestaties.
De HP Support Assistant bevat de volgende hulpmiddelen om informatie over de accu te krijgen:
Accutest
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
Om toegang te krijgen tot de informatie over de accu, selecteert u op het startscherm de HP Support
Assistant app en vervolgens Accu en prestaties.
Accuvoeding besparen
Tips om acculading te besparen en de levensduur van de accu te maximaliseren:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Haal de door de gebruiker vervangbare accu uit de computer als deze niet wordt gebruikt of
wordt opgeladen.
Schakel draadloze apparaten uit wanneer u ze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt, zoals een externe harde schijf die is aangesloten op een USB-
poort.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Activeer de slaapstand of schakel de computer uit zodra u stopt met werken.
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Lage acculading herkennen
Het pictogram Energiemeter op het Windows bureaublad geeft een melding over een lage of kritiek
lage acculading als de accu de enige voedingsbron voor de computer is en een lage of kritiek lage
acculading heeft.
OPMERKING: Zie Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 38 voor
meer informatie over de energiemeter.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
Als de sluimerstandvoorziening is uitgeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand
staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan en wordt vervolgens uitgeschakeld,
waarbij werk verloren gaat dat niet opgeslagen was.
Als de sluimerstandvoorziening is ingeschakeld en de computer aan staat of in de slaapstand
staat, wordt de sluimerstand geactiveerd.
Problemen met lage acculading verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een netvoedingsadapter aan.
Sluit een optioneel dockingapparaat of een uitbreidingsapparaat aan.
Sluit een optionele netvoedingsadapter aan die u als accessoire bij HP heeft aangeschaft.
Lage acculading verhelpen wanneer geen externe voedingsbron beschikbaar is
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de sluimerstand niet kan beëindigen
Als de computer niet voldoende acculading heeft om de sluimerstand te beëindigen, gaat u als volgt
te werk:
1. Vervang de lege, door de gebruiker vervangbare accu door een opgeladen accu of sluit de
netvoedingsadapter aan op de computer en op een externe voedingsbron.
2. Beëindig de sluimerstand door op de aan/uit-knop te drukken.
Vervangende accu opslaan
VOORZICHTIG: stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om het
risico van beschadiging van de accu te beperken.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de accu en bergt u de accu apart in een koele, droge plaats op om de acculading te
verlengen.
een opgeborgen accu moet om de zes maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit
minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u deze weer opbergt.
Afvoeren van vervangende accu's
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit
elkaar te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe
contactpunten; laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Accuvoeding gebruiken 41
Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Om toegang tot deze handleidingen te krijgen, selecteert u op het startscherm de HP
Support Assistant app, vervolgens Mijn computer en tenslotte Gebruikershandleidingen.
Vervangende accu vervangen
In Accucontrole in de HP Support Assistant wordt aangegeven wanneer u de accu moet vervangen
omdat een accucel niet goed werkt, of omdat de accuconditie zover is afgenomen dat de capaciteit
zwak is geworden. Als de accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie
over een garantie-id. Een bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het
bestellen van een vervangende accu.
Externe netvoeding gebruiken
Zie de poster Setup Instructions (Installatie-instructies), die u in de doos van de computer kunt
vinden, voor informatie over het aansluiten van de computer op netvoeding.
Als de computer met een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel dockingstation of
uitbreidingsapparaat aan externe voeding is aangesloten, gebruikt de computer geen accuvoeding.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde netvoedingsadapter of een compatibele
netvoedingsadapter die bij HP is aangeschaft.
Sluit de computer onder de volgende omstandigheden op een externe voedingsbron aan:
WAARSCHUWING! Laad de computeraccu aan boord van vliegtuigen niet op.
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast
Wanneer u gegevens naar een schijf schrijft (alleen bepaalde modellen)
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert op computers met interne vaste schijven
Wanneer u een back-up of herstelactie uitvoert
Wanneer u de computer op een externe netvoeding aansluit:
Begint de accu op te laden.
Neemt de helderheid van het beeldscherm toe.
Verandert het pictogram Energiemeter op het Windows bureaublad van vorm.
Wanneer u de computer van externe netvoeding los koppelt:
Schakelt de computer over op accuvoeding.
Neemt de helderheid van het beeldscherm automatisch af om accuwerktijd te besparen.
Verandert het pictogram Energiemeter op het Windows bureaublad van vorm.
42 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Problemen met de voeding oplossen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat de
computer op de netvoeding aangesloten is:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Zo test u de netvoedingsadapter:
1. Schakel de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter op de computer aan en steek vervolgens de stekker van de adapter
in een stopcontact.
4. Schakel de computer in.
Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes uit blijven, controleer dan de aansluiting van de netvoedingsadapter
op de computer en de aansluiting van de netvoedingsadapter op het stopcontact om er
zeker van te zijn dat alles goed aangesloten is.
Als de aansluitingen in orde zijn en de aan/uit-lampjes uit blijven, werkt de
netvoedingsadapter niet en moet deze worden vervangen.
Neem contact op met de klantenondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een
vervangende netvoedingsadapter.
HP CoolSense
HP CoolSense detecteert automatisch wanneer de computer zich niet meer op een "vaste"
locatie bevindt. De prestaties en de ventilatorinstellingen worden zodanig aangepast dat de
temperatuur van de behuizing van de computer een optimaal comfortniveau houdt.
Als HP CoolSense is uitgeschakeld, wordt de positie van de computer niet gedetecteerd en blijven de
prestaties en de ventilatorinstellingen staan op de fabrieksinstelling. Daardoor kan de temperatuur
van de behuizing hoger oplopen dan het geval zou zijn met HP CoolSense aan.
U schakelt CoolSense als volgt in of uit:
Typ op het startscherm cool, selecteer Instellingen en vervolgens HP CoolSense.
Computer afsluiten (uitschakelen)
VOORZICHTIG: Gegevens die u niet heeft opgeslagen, gaan verloren als de computer uit gaat. Sla
uw werk altijd op voordat u de computer uitschakelt.
Met de opdracht Afsluiten sluit u alle geopende programma's af, waaronder het besturingssysteem,
en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
HP CoolSense 43
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer;
Wanneer u verbinding maakt met een extern hardwareapparaat dat niet op een USB- of video-
poort is aangesloten
als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
U kunt de computer met de aan/uit-knop uitschakelen, maar aanbevolen wordt om de Windows
opdracht Afsluiten te gebruiken:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of
sluimerstand beëindigen voordat u de computer kunt uitschakelen door de aan/uit-knop kort in te
drukken.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs op het startscherm de hoek rechtsboven of rechtsonder op het beeldscherm aan.
3. Klik als de lijst met charms tevoorschijn komt, op Instellingen, dan op het pictogram Energie en
vervolgens op Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete, klik op het pictogram Energie en selecteer vervolgens Afsluiten.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer van de externe voeding los.
Verwijder de accu.
44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Gegevens beheren en delen
Schijfeenheden zijn digitale opslagapparaten waarop u gegevens kunt opslaan, beheren, delen en
waarvan u gegevens kunt lezen. De computer heeft een interne vaste schijf waarop de software en
het besturingssysteem staan en waarop u al uw persoonlijke bestanden kunt opslaan. Uw computer
beschikt ook over een optischeschijfeenheid waarmee u cd's, dvd's of Blu-ray-schijven (bd) (op
bepaalde modellen) kunt lezen of erop kunt schrijven om audio en video af te spelen en op te nemen.
Voor meer capaciteit of functionaliteit sluit u een externe vaste schijf aan (apart aan te schaffen) zoals
een optische schijf of vaste schijf, of plaatst u een digitale opslagkaart om gegevens direct van uw
telefoon of camera te importeren. U kunt ook een USB-flashdrive op een USB-poort van uw computer
aansluiten om gegevens snel over te dragen Sommige externe apparaten gebruiken de voeding van
de computer, andere apparaten beschikken over een eigen voeding. Sommige apparaten zijn
uitgerust met software die geïnstalleerd moet worden.
OPMERKING: raadpleeg Verbinding maken met een netwerk op pagina 16 voor informatie over het
aansluiten van externe draadloze apparaten.
OPMERKING: raadpleeg de apparaatinstructies van de fabrikant voor meer informatie over de
vereiste software en stuurprogramma's en over de poort op de computer die moet worden gebruikt.
USB-apparaat gebruiken
De meeste computers beschikken over meer dan één USB-poort omdat deze veelzijdige interface
gebruikt kan worden om verschillende typen externe apparaten op de computer aan te sluiten zoals
een toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USB-hub.
De computer heeft meer dan één type USB-poort. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer
op pagina 4 voor meer informatie over de types USB-poorten op de computer. Koop alleen apparaten
die compatibel zijn met uw computer.
Type Beschrijving
USB 2.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 60 MB/s.
USB 3.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 640 MB/s. USB
3.0-poorten, die ook wel SuperSpeed-poorten worden
genoemd, zijn ook compatibel met USB 1.0- en USB 2.0-
apparaten.
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat, om
beschadiging van een USB-connector zoveel mogelijk te voorkomen.
USB-apparaat gebruiken 45
Sluit de USB-kabel aan op de USB-poort van de computer.
OPMERKING: de USB-poort van uw computer kan er iets anders uitzien dan de poort op de
afbeelding in dit gedeelte.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt een bericht op het
bureaublad en een pictogram in het systeemvak om aan te geven dat het apparaat door de computer
is herkend.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van
een USB-connector zoveel mogelijk te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of de computer niet meer reageert.
1. Om een USB-apparaat te verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle programma's af die
gebruikmaken van het apparaat.
2. Selecteer het hardware-pictogram in het systeemvak uiterst rechts in de taakbalk. De melding
Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen verschijnt. Volg de instructies op het scherm.
USB-apparaat met eigen voeding aansluiten
VOORZICHTIG: als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico
van schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en
de stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Sluit het netsnoer van het apparaat aan op een stopcontact.
3. Zet het apparaat aan.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en
koppelt u het los van de computer. Om een extern apparaat met eigen voeding los te koppelen,
schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u daarna het netsnoer uit het
stopcontact.
46 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te plaatsen:
VOORZICHTIG: oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart zoveel mogelijk te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het slot voor slot voor digitale opslagkaarten, en druk de kaart vervolgens aan
totdat deze goed op zijn plaats zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd, en er kan een menu met
beschikbare opties verschijnen.
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te verwijderen:
VOORZICHTIG: om het risico dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt te beperken,
gebruikt u de volgende procedure om de digitale kaart veilig te verwijderen.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties af die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Selecteer op het bureaublad het pictogram voor het verwijderen van hardware in het
systeemvak uiterst rechts in de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: als de kaart niet zelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen 47
Optischeschijfeenheden gebruiken
Een optische-schijfeenheid gebruikt laserlicht voor het lezen of opslaan van grote hoeveelheden
gegevens. Sommige schijven staan alleen het lezen van gegevens toe, met andere schijven kunt u
ook gegevens op een lege schijf schrijven (branden).
Gebruik deze tips voor de beste prestaties van uw optische-schijfeenheid.
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl een optischeschijfeenheid
naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Zorg ervoor dat de nieuwste software-updates voor de schijfeenheid geïnstalleerd zijn.
Als de schijf die u gebruikt niet schoon is, reinig deze dan met een droge, pluisvrije, zachte
doek.
De computer kan ook een optische-schijfeenheid bevatten die een of meer van de volgende
schijftechnologieën ondersteunt:
Cd: op een compact disc worden gegevens opgeslagen die door een laser van een optische-
schijfeenheid worden gelezen. De volgende cd-indelingen zijn beschikbaar:
Cd-recordable (cd-r): de computer kan gegevens op dit type schijf lezen en eenmalig
gegevens op de cd schrijven. Als de gegevens op de cd-r-schijf geschreven zijn, kunnen de
gegevens niet meer worden gewijzigd of gewist; de gegevens staan er permanent op.
De computer kan de gegevens op een cd-re-writable-schijf (cd-rw) lezen en vele malen
gegevens naar dit type schijf schrijven. De op deze schijf geschreven gegevens kunnen
worden gewist.
Dvd: een digitale videoschijf is een optische schijf met een grote capaciteit. Op dit type schijf
kunnen meer gegevens worden opgeslagen dan op een cd. Op een dubbelzijdige dvd kan
maximaal 17 GB aan gegevens worden opgeslagen. De volgende dvd-indelingen zijn
beschikbaar:
Dvd-recordable (dvd-r of dvd+r): de computer kan de gegevens op dit type schijf lezen en
eenmalig gegevens op de dvd schrijven. Nadat de gegevens op de schijf geschreven zijn,
kunnen de gegevens niet meer worden gewijzigd of gewist; de gegevens staan er
permanent op. Dvd's kunnen in dvd±r-stations worden gebruikt.
Dvd-re-writable (dvd-rw of dvd+rw) waarmee vele keren achter elkaar gegevens kunnen
worden gelezen en opgenomen. De gegevens op dit type schijf kunnen worden gewist.
Dvd's kunnen in dvd±r-stations worden gebruikt.
Bd: een Blu-ray schijf kan meer gegevens bevatten dan ander optische schijven, en kan worden
gebruikt voor het opnemen, opnieuw schrijven en afspelen van HD-video (high-definition video).
Houd bij het gebruiken van bd's rekening met het volgende:
Voor het afspelen van bd-films is CyberLink PowerDVD op de computer geïnstalleerd.
Voor het afspelen van de meeste bd-films op een extern beeldscherm is een digitale HDMI-
verbinding nodig. De computer kan op een extern beeldscherm een resolutie van maximaal
1080 pixels ondersteunen. Hiervoor is dan wel een HDTV of monitor die geschikt is voor 1080
pixels nodig.
Als u probeert om tegelijkertijd een bd-film op het interne en externe scherm af te spelen, kan er
een fout optreden. Speel een bd-film dus slechts op één scherm af.
48 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Uit kopieerbeveiligingsoverwegingen zijn er in de computer AACS-keys (AACS = Advanced
Access Content System) geïntegreerd. AACS-keys moeten af en toe worden vernieuwd om het
afspelen van nieuwe bd-films mogelijk te maken. Als een dergelijke bd-film in het schijfstation
wordt geplaatst, vraagt het programma CyberLink PowerDVD om een update om door te kunnen
gaan met het afspelen van de film. Volg de instructies op het scherm om de update te
installeren.
Als er tijdens het kijken naar een bd strepen op het display verschijnen, dan kunnen die
veroorzaakt worden door de interferentie van het draadloze netwerk. Om dit probleem op te
lossen, sluit u alle geopende applicaties en schakelt u de voorziening voor draadloze
communicatie uit.
Optische schijf plaatsen
1. Schakel de computer in.
2. Druk op de ejectknop (1) op het voorpaneel van de schijfeenheid om de lade te openen.
3. Trek de lade uit (2).
4. Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats de
schijf op de as in de lade met het label naar boven.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins
schuin zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen.
5. Druk de schijf (3) voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt.
6. Sluit de lade.
OPMERKING: nadat u een schijf heeft geplaatst, volgt een korte pauze. Als u geen mediaspeler
heeft geselecteerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u
selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken.
Optische schijf verwijderen
1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen en trek de lade
voorzichtig zo ver mogelijk uit (2).
Optischeschijfeenheden gebruiken 49
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Gegevens en schijfeenheden delen en software gebruiken
Als uw computer in een netwerk is opgenomen, kunt u behalve de informatie op uw eigen computer
ook informatie elders in het netwerk gebruiken. Computers in een netwerk kunnen onderling software
en gegevens uitwisselen.
OPMERKING: Als een schijf zoals een dvd met een film of een spel tegen kopiëren beveiligd is,
kunt u deze niet delen.
U kunt mappen en bibliotheken als volgt op het netwerk delen:
1. Open op het bureaublad Bestandsverkenner.
2. Klik op het tabblad Delen in het vensterBibliotheken en klik vervolgens op Specifieke
personen.
3. Typ een naam in het vak Bestand delen en klik op Toevoegen.
4. Klik op Delen en volg de instructies op het scherm.
U kunt informatie op uw lokale station als volgt delen:
1. Open op het bureaublad Bestandsverkenner.
2. Klik op Lokaal station (C:) in het venster Bibliotheken.
3. Klik op het tabblad Delen en klik vervolgens op Geavanceerd delen.
4. Ga naar Lokaal station (C:) en selecteer in het venster Eigenschappen de optie Geavanceerd
delen.
5. Vink het selectievakje Deze map delen aan.
50 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
U kunt schijfeenheden als volgt op het netwerk delen:
1.
Klik op het bureaublad met de rechterknop op het pictogram Draadloos
in het systeemvak.
2. Selecteer Netwerkcentrum openen.
3. Selecteer onder De actieve netwerken weergeven een actief netwerk.
4. Selecteer Geavanceerde instellingen voor delen wijzigen om de opties voor delen in te
stellen voor privacy, netwerkdetectie, bestands- en printerdeling of andere netwerkopties.
Optischeschijfeenheden gebruiken 51
8 Computer onderhouden
Het is zeer belangrijk om de computer regelmatig te onderhouden, zodat deze optimaal blijft
functioneren. Dit hoofdstuk bevat informatie over het verbeteren van de prestaties van de computer
door het uitvoeren van hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentie en Schijfopruiming en door het
vervangen van de vaste schijf of het plaatsen van extra geheugen. Het biedt ook informatie over het
updaten van programma's en stuurprogramma's, instructies voor het reinigen van de computer en
tips voor het reizen met de computer.
Prestaties verbeteren
Iedereen wil een snelle computer. Door uw computer regelmatig te onderhouden met hulpmiddelen
zoals Disk Defragmenter en Schijfopruiming kunt u de prestaties van uw computer drastisch
verbeteren. Naarmate uw computer ouder wordt, kunt u ook overwegen grotere vaste schijven te
installeren of meer geheugen toe te voegen.
Omgaan met schijfeenheden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het hanteren van schijfeenheden:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker
weet of de computer is afgesloten of in de slaap- of sluimerstand staat, schakelt u de computer
in en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
Raak, voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijf of op de computer niet aan.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden ntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl een optischeschijfeenheid
naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is, of ontkoppel de externe vaste schijf op
de correcte wijze, voordat u een computer verplaatst waarop een externe vaste schijf is
aangesloten.
52 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
Vaste schijf vervangen
VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Laat de schijfeenheid niet vallen, zet er niets op en stel de schijfeenheid niet bloot
aan vloeistoffen, hoge temperaturen of hoge vochtigheidsgraden. Raadpleeg
Omgaan met
schijfeenheden op pagina 52 voor de specifieke voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van
schijfeenheden.
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker weet of
de computer is afgesloten of in de slaap- of sluimerstand staat, schakelt u de computer in en
vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer. Zie
Vervangende accu verwijderen op pagina 39.
Ga als volgt te werk om de vaste schijf te verwijderen:
1. Draai de borgschroef los om het onderpaneel (1) te ontgrendelen.
2. Schuif het onderpaneel iets naar voren (2), til de rechtervoorhoek van het onderpaneel op (3) en
verwijder het onderpaneel terwijl u het schuin houdt (4).
3. Koppel de kabel van de vaste schijf (1) los van de computer.
Prestaties verbeteren 53
4. Til de vaste schijf schuin omhoog (2) en verwijder de vaste schijf (3).
5. Koppel de vaste-schijfkabel los (1) los van de vaste schijf.
6. Verwijder de opvulstukken aan de voorkant (2) en aan de achterkant (3) van de vaste schijf.
7. Verwijder de vier schroeven van de vaste schijf (4). Verwijder vervolgens de houder (5) van de
vaste schijf.
Voer deze procedure in omgekeerde volgorde uit om een vaste schijf te installeren.
54 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
HP 3D DriveGuard gebruiken
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: omdat SSD's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: een vaste schijf in de ruimte voor de primaire vaste schijf wordt beschermd door HP
3D DriveGuard. Vaste schijven die zijn aangesloten op USB-poorten, worden niet beschermd door
HP 3D DriveGuard.
Raadpleeg de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard-software voor meer informatie.
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Als de
vaste schijf gefragmenteerd is, betekent dit dat de gegevens op uw vaste schijf niet aaneengesloten
(opeenvolgend) zijn. Hierdoor moet de vaste schijf harder werken om de bestanden de vinden
waardoor de computer langzamer wordt. Met Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde
bestanden en mappen samengevoegd (of fysiek gereorganiseerd) op de vaste schijf, zodat het
systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie heeft gestart, werkt deze toepassing zelfstandig verder. Al naar gelang
de grootte van de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie
echter meer dan een uur in beslag nemen.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ op het startscherm schijf, selecteer Instellingen en vervolgens De stations
defragmenteren en optimaliseren.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
Prestaties verbeteren 55
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ op het startscherm schijf, selecteer Instellingen en vervolgens Schijfruimte vrijmaken
door onnodige bestanden te verwijderen.
2. Volg de instructies op het scherm.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
Het toevoegen van geheugen zorgt ervoor dat de prestaties van computers verbeteren. Uw computer
is te vergelijken met uw fysieke werkplek. De vaste schijf is het archief waarin u uw werk opslaat en
het geheugen is het bureau waaraan u werkt. Als het geheugen van uw computer niet groot genoeg
meer is om al uw werk op te slaan, zoals een bureau waar het werk vanaf valt, dan daalt uw
productiviteit. Een goede manier om de prestaties te verbeteren is het geheugen van uw computer uit
te breiden.
De computer heeft twee geheugenmoduleslots. De geheugenmoduleslots bevinden zich aan de
onderkant van de computer, onder het onderpaneel. U kunt de geheugencapaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule toe te voegen of door de bestaande geheugenmodule in een
van de geheugenmoduleslots te vervangen.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het
stopcontact en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
VOORZICHTIG: door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
OPMERKING: controleer, voordat u gaat werken met een tweekanaals configuratie met een tweede
geheugenmodule, of beide geheugenmodules identiek zijn.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u een geheugenmodule aan de computer toevoegt of uit de computer
verwijdert. U mag geen geheugenmodule verwijderen wanneer de computer aan staat of in de
slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer. Zie
Vervangende accu verwijderen op pagina 39.
6. Draai de borgschroef los om het onderpaneel (1) te ontgrendelen.
56 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
7. Schuif het onderpaneel iets naar voren (2), til de rechtervoorhoek van het onderpaneel op (3) en
verwijder het onderpaneel terwijl u het schuin houdt (4).
8. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
Prestaties verbeteren 57
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de geheugenmodule voorzichtig uit
het geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
9. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot (2), totdat de module goed op
zijn plaats zit.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg ervoor dat u de geheugenmodule niet buigt, om schade aan de
module te voorkomen.
58 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
10. Plaats het onderpaneel terug.
11. Plaats de accu terug.
12. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
13. Schakel de computer in.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's,
zodat u steeds over de meest recente versie beschikt. Met updates kunnen problemen worden
opgelost en updates voegen nieuwe functies en opties aan de computer toe. De technologie
verandert continu. Door programma's en stuurprogramma's te updaten, draait de nieuwste
technologie op de computer. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat oude grafische onderdelen niet meer
goed samenwerken met de meest recente spelsoftware. Zonder het nieuwste stuurprogramma zou u
niet het beste uit uw apparatuur halen.
Ga naar de website van HP om de laatste versies van de HP programma's en stuurprogramma's te
downloaden. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor
wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html. U
kunt u hier ook registreren om automatisch meldingen te krijgen zodra updates beschikbaar komen.
Computer schoonmaken
Als u uw computer en externe apparaten reinigt, helpt dat om ze in een goede conditie te houden. Als
u uw computer niet reinigt, kan er stof en vuil in de computer terecht komen.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken 59
VOORZICHTIG: vermijd de volgende schoonmaakproducten voor het reinigen van uw computer:
Sterke oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride en
koolwaterstoffen. Deze kunnen het oppervlak van de computer onherstelbaar beschadigen.
Beeldscherm, zijkanten en beeldschermdeksel schoonmaken
Veeg het beeldscherm voorzichtig schoon met een zachte, pluisvrije doek die is bevochtigd met een
alcoholvrij glasreinigingsmiddel. Zorg dat het beeldscherm droog is voordat u het beeldschermdeksel
dichtdoet.
Gebruik een vochtige, bacteriëndodende doek voor het schoonmaken van de zijkanten en het
beeldschermdeksel. Vezelhoudende materialen, zoals papieren zakdoekjes, kunnen krassen
veroorzaken op de computer.
OPMERKING: wanneer u de bovenkant van de computer schoonmaakt, veegt u in een
cirkelbeweging om vuil en stofdeeltjes te verwijderen.
Touchpad en toetsenbord schoonmaken
VOORZICHTIG: zorg ervoor dat vloeistoffen nooit tussen de toetsen van een toetsenbord kunnen
druppelen, zelfs niet wanneer u de computer reinigt. Hierdoor kunnen interne componenten blijvend
beschadigd raken.
Om het touchpad en het toetsenbord schoon te maken en te desinfecteren, gebruikt u een
zachte microvezeldoek of een antistatische doek zonder olie (zoals een zemen lap) die is
bevochtigd met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel. U kunt ook een kiemdodend
wegwerpdoekje gebruiken.
Gebruik een spuitbus met perslucht met een verlengstuk om te voorkomen dat toetsen blijven
hangen en om stof, pluisjes en vuildeeltjes te verwijderen van het toetsenbord.
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord schoon te maken. Zo beperkt
u het risico van een elektrische schok en schade aan de interne onderdelen. Een stofzuiger kan
stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
Op reis met de computer of uw computer transporteren
Als u uw computer wilt meenemen op reis of uw computer wilt verschepen, neem dan de volgende
tips in acht om uw apparatuur te beschermen.
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van al je gegevens en sla die op een externe schijfeenheid op.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale opslagkaarten, van de
computer.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Verwijder alle media uit de stations voordat u de vasteschijfeenheid uit de vaste-
schijfruimte verwijdert.
VOORZICHTIG: voer deze handeling uit voordat u de vasteschijfeenheid verscheept,
opslaat of ermee op reis gaat. Op deze manier beperkt u schade aan de computer, een
schijfeenheid of verlies van gegevens.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
60 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; geef de computer niet af met
uw overige bagage.
VOORZICHTIG: stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Als u uw computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar dan naar mededelingen
tijdens de vlucht die u vertellen wanneer u uw computer mag gebruiken. Elke maatschappij heeft
eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan twee weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als op de computer een draadloos apparaat geïnstalleerd is, is het mogelijk dat het gebruik van
dit apparaat in sommige omgevingen aan voorwaarden verbonden is. Dit kan het geval zijn aan
boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke locaties.
Als u niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het
beste vooraf toestemming vragen voordat u de computer gebruikt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio's die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen per land of regio verschillen.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
Op reis met de computer of uw computer transporteren 61
9 Computer en gegevens beveiligen
Computerbeveiliging is essentieel om de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van uw
gegevens te waarborgen. Standaardbeveiligingsvoorzieningen die worden geboden door het
besturingssysteem Windows, applicaties van HP en Setup Utility (BIOS), dat geen deel uitmaakt van
Windows, kunnen de computer beschermen tegen uiteenlopende risico's, zoals virussen, wormen en
andere types schadelijke code.
BELANGRIJK: Bepaalde beveiligingsvoorzieningen die in dit hoofdstuk worden genoemd, zijn
mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Gebruik van de computer door onbevoegden Opstartwachtwoord
Computervirussen Antivirussoftware
Ongeoorloofde toegang tot gegevens Firewallsoftware
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Setup Utility
(BIOS) en overige systeemidentificatiegegevens
Beheerderswachtwoord
Huidige of toekomstige bedreigingen van de computer Software-updates
Ongeoorloofde toegang tot Windows-gebruikersaccounts Gebruikerswachtwoord
Ongeoorloofd meenemen van de computer Beveiligingskabelslot
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen en online
transacties te beveiligen. Er kunnen verschillende types wachtwoorden worden ingesteld. Toen u
bijvoorbeeld de computer voor de eerste keer gebruikte, werd u verzocht een gebruikerswachtwoord
te maken ter beveiliging van de computer. Aanvullende wachtwoorden kunnen worden ingesteld in
Windows of in Setup Utility (BIOS) van HP, dat geen deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is
geïnstalleerd op de computer.
Wellicht vindt u het handig om hetzelfde wachtwoord te gebruiken voor een voorziening van Setup
Utility (BIOS) en een beveiligingsvoorziening van Windows.
Maak gebruik van de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Om het risico te beperken dat u geen toegang meer heeft tot bepaalde voorzieningen van de
computer, moet elk wachtwoord worden vastgelegd en op een veilige plaats worden bewaard.
Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer.
Volg, bij het maken van wachtwoorden, de voorschriften die worden gesteld door het
programma.
Wijzig uw wachtwoorden minstens één keer per drie maanden.
Een ideaal wachtwoord is lang en bestaat uit letters, leestekens, symbolen en cijfers.
Voordat u de computer verzendt voor reparatie, maakt u een back-up van uw bestanden.
Verwijder daarna vertrouwelijke bestanden en alle wachtwoordinstellingen.
62 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Voor meer informatie over Windows wachtwoorden, bijvoorbeeld voor de schermbeveiliging, typt u op
het startscherm h en selecteert u Help en ondersteuning.
Windows-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
Beheerderswachtwoord Beveiligt de toegang tot de inhoud van de computer op
beheerdersniveau.
OPMERKING: met dit wachtwoord krijgt u geen toegang
tot de inhoud van Setup Utility (BIOS).
Setup Utility (BIOS)-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Administrator password (Beheerderswachtwoord)
Dit wachtwoord moet worden opgegeven om toegang te
krijgen tot Setup Utility (BIOS).
Als u het beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u
Setup Utility (BIOS) niet openen.
OPMERKING: het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: dit beheerderswachtwoord is niet hetzelfde
als een beheerderswachtwoord dat is ingesteld in Windows.
Een beheerderswachtwoord wordt niet weergegeven als het
wordt ingesteld, opgegeven, gewijzigd of verwijderd.
OPMERKING: Als u bij de eerste wachtwoordcontrole een
opstartwachtwoord invoert, moet u het
beheerderswachtwoord invoeren voor de Setup Utility
(BIOS).
Power-on password (Opstartwachtwoord) Dit wachtwoord moet telkens worden ingevoerd
wanneer u de computer inschakelt of opnieuw opstart.
Als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt u de
computer niet meer inschakelen of opnieuw opstarten.
OPMERKING: het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: een opstartwachtwoord wordt niet
weergegeven als het wordt ingesteld, gewijzigd of
verwijderd.
Ga als volgt te werk om een beheerderswachtwoord of een opstartwachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te verwijderen in Setup Utility (BIOS):
1. Als u de Setup Utility (BIOS) wilt uitvoeren, moet u de computer aanzetten of opnieuw opstarten,
snel op de toets ESC drukken en vervolgens op f10 drukken.
2. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) en volg de instructies op het scherm.
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 63
Internetbeveiligingssoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
blootgesteld aan computervirussen, spyware en andere online bedreigingen. Om de computer te
beschermen, kan op de computer vooraf internetbeveiligingssoftware zijn geïnstalleerd met antivirus-
en firewallvoorzieningen. Deze software wordt dan aangeboden als proefversie. Het is noodzakelijk
om beveiligingssoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas
ontdekte virussen en andere veiligheidsrisico's. Wij raden u dringend aan de proefaanbieding te
upgraden of de door u gewenste software aan te schaffen om de computer volledig te beveiligen.
Antivirussoftware gebruiken
Computervirussen kunnen programma's, hulpprogramma's of het besturingssysteem buiten werking
stellen of de werking ervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden
opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook schade die door virussen is aangericht,
worden hersteld.
Voor meer informatie over computervirussen typt u op het startscherm h en selecteert u Help en
ondersteuning.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan software zijn die u op de computer en/of het netwerk installeert, of een combinatie van
hardware en software.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Software-updates installeren
U moet regelmatig de software van HP, Windows en externe software updaten om problemen met de
beveiliging te verhelpen en de prestaties van de software te verbeteren. Zie
Programma's en
stuurprogramma's bijwerken op pagina 59 voor meer informatie.
Windows-updates installeren
Sinds de computer de fabriek heeft verlaten, zijn er mogelijk updates beschikbaar gekomen voor het
besturingssysteem en andere software. Microsoft verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële
updates. Installeer alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de
computer te beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
64 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
U zorgt als volgt dat alle beschikbare updates worden geïnstalleerd op de computer:
Voer Windows Update uit zodra u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt. Typ op het
startscherm u, selecteer Instellingen en selecteer daarna Windows Update.
Voer Windows Update daarna maandelijks uit.
Zodra er updates van Windows en andere Microsoft-programma's zijn uitgegeven, moeten deze
worden gedownload van de Microsoft-website en via de koppeling Updates in Help en
ondersteuning.
Software-updates van HP en derden installeren
HP beveelt aan dat u de software en de stuurprogramma's die oorspronkelijk op uw computer zijn
geïnstalleerd, regelmatig updatet. Ga naar de website van HP om de laatste versies te downloaden.
Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde
ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html. U kunt u hier
ook registreren om automatische meldingen te krijgen zodra deze beschikbaar komen.
Als u software van derden heeft geïnstalleerd na de aanschaf van de computer, voert u periodiek een
update van die software uit. Softwarebedrijven voorzien in software-updates van hun producten om
veiligheidsproblemen op te lossen en de functionaliteit van de software te verbeteren.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel bij het installeren van een draadloos netwerk altijd de veiligheidsvoorzieningen in.
Raadpleeg
Draadloos netwerk beveiligen op pagina 19 voor meer informatie.
Back-up maken van applicaties en gegevens
Maak periodiek een back-up van uw applicaties en gegevens om te voorkomen dat ze definitief
verloren gaan of beschadigd raken door een virusaanval of niet-werkende software of hardware.
Raadpleeg
Back-ups maken en herstellen op pagina 70 voor meer informatie.
Optioneel beveiligingskabelslot gebruiken
Van een beveiligingskabelslot, dat afzonderlijk moet worden aangeschaft, moet op de eerste plaats
een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. Beveiligingskabelsloten vormen slechts één onderdeel van
een volledige beveiligingsoplossing die moet worden geïmplementeerd om de kans op diefstal te
minimaliseren.
Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders uitzien dan op de
afbeelding in dit gedeelte. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de plaats
van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Leg het beveiligingskabelslot om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het beveiligingskabelslot (2).
Draadloos netwerk beveiligen 65
3. Steek het beveiligingskabelslot in het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de
computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
4. Haal de sleutel uit het slot en bewaar deze op een veilige plaats.
66 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
10 Setup Utility (BIOS) en
Systeemdiagnose gebruiken
Setup Utility, ook wel Basic Input/Output System (BIOS) genoemd, regelt de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, het beeldscherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility (BIOS) bevat instellingen voor de soorten apparaten
die zijn geïnstalleerd, voor de opstartvolgorde van de computer en voor de hoeveelheid
systeemgeheugen en uitbreidingsgeheugen.
Setup Utility (BIOS) starten
Als u de Setup Utility (BIOS) wilt uitvoeren, moet u de computer aanzetten of opnieuw opstarten, snel
op de toets ESC drukken en vervolgens op f10 drukken.
Informatie over navigeren in Setup Utility (BIOS) wordt onder in het scherm weergegeven.
OPMERKING: wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ervoor zorgen dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Mogelijk zijn op de website van HP bijgewerkte versies van het BIOS beschikbaar.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn ingepakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaqs worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door Setup Utility (BIOS) te
gebruiken.
1. Start Setup Utility (BIOS).
2. Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofdmenu).
3. Als u de Setup Utility (BIOS) wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, gebruikt u de tab-
toets en de pijltoetsen om Exit (Afsluiten) > Exit Discarding Changes (Afsluiten en wijzigingen
niet opslaan) te selecteren. Druk daarna op enter.
Setup Utility (BIOS) starten 67
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand of de sluimerstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Selecteer op het startscherm de HP Support Assistant app.
2. Klik op Updates and tune-ups (Updates en optimalisaties) en klik vervolgens op Check for HP
updates now (Nu op HP-updates controleren).
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de laatste BIOS-update en vergelijk deze met de BIOS-versie die momenteel op uw
computer is geïnstalleerd. Als de update recenter is dan uw BIOS, schrijf dan de datum,
naam of andere kenmerken op. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update
terugvinden nadat deze naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarnaar de BIOS-update wordt
gedownload. U heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ op het startscherm b en selecteer Bestandsverkenner.
2. Klik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk Lokaal
station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
68 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) en Systeemdiagnose gebruiken
Systeemdiagnose gebruiken
Met Systeemdiagnose kunt u diagnostische tests uitvoeren om vast te stellen of de hardware van de
computer correct functioneert.
U start Systeemdiagnose als volgt:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op, druk snel op de toets ESC en druk vervolgens op
de toets f2.
2. Klik op de diagnosetest die u wilt uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen voordat deze afgelopen is, drukt u op ESC.
Systeemdiagnose gebruiken 69
11 Back-ups maken en herstellen
De computer is voorzien van hulpmiddelen van het besturingssysteem en HP om u te helpen uw
informatie te beschermen en indien nodig te herstellen. Deze hulpmiddelen helpen u om de computer
met een paar eenvoudige stappen terug te brengen naar een goede werkende toestand of zelfs naar
de oorspronkelijke fabriekstoestand.
De volgende processen komen in dit hoofdstuk aan bod:
Herstelmedia en back-ups maken
Uw systeem terugzetten en herstellen
OPMERKING: Deze handleiding geeft een overzicht van de opties voor het maken van een back-
up, het terugzetten en herstellen van het systeem. Zie Help en ondersteuning voor meer informatie
over deze hulpmiddelen. Typ op het startscherm h en selecteer Help en ondersteuning.
Herstelmedia en back-ups maken
In het geval van een systeemfout kunt u het systeem herstellen zoals het was bij de laatste back-up.
1. Maak de HP-herstelmedia) aan zodra u de computer met succes geïnstalleerd heeft. In deze
stap maakt u een back-up van de HP-herstelpartitie van de computer. U kunt deze back-up
gebruiken om het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw te installeren wanneer de vaste
schijf niet meer bruikbaar is of vervangen is.
De HP-herstelmedia die u maakt, bieden de volgende herstelopties:
Systeemherstel: het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw installeren samen met alle
programma's die af fabriek geïnstalleerd waren.
Herstel met geminimaliseerde image: het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw
installeren samen met alle hardware-afhankelijke stuurprogramma's en software, maar
geen andere toepassingsprogramma's.
Fabrieksinstellingen herstellen: de computer herstellen zoals hij uit de fabriek kwam door
alle informatie van de vaste schijf te verwijderen en de partities opnieuw aan te maken.
Vervolgens wordt het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw geïnstalleerd samen met
alle programma's die af fabriek geïnstalleerd waren.
Zie
HP herstelmedia maken op pagina 71.
2. Maak systeemherstelpunten wanneer u hardware en softwareapplicaties toevoegt. Een
systeemherstelpunt is een 'momentopname' van de vaste schijf die op een bepaald tijdstip door
Windows Systeemherstel wordt opgeslagen. Een systeemherstelpunt bevat informatie die door
Windows wordt gebruikt, zoals instellingen van het register. Windows maakt automatisch een
herstelpunt tijdens Windows-updates en andere systeemonderhoudswerkzaamheden (zoals
software-updates, beveiligingsscans of systeemdiagnoses). U kunt ook op elk gewenst moment
zelf een systeemherstelpunt maken. Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie
en de stappen die u moet uitvoeren om een bepaald systeemherstelpunt te maken. Typ op het
startscherm h en selecteer Help en ondersteuning.
3. Maak een back-up van uw persoonlijke bestanden wanneer u foto´s, video´s, muziek en andere
persoonlijke bestanden toevoegt. U kunt Windows Bestandsgeschiedenis zo instellen dat het
regelmatig automatisch een back-up maakt van bestanden uit bibliotheken, uw bureaublad, uw
70 Hoofdstuk 11 Back-ups maken en herstellen
contacten en favorieten. Als bestanden per ongeluk van de vaste schijf worden verwijderd en
niet meer via de Prullenbak kunnen worden hersteld, of als bestanden beschadigd raken, kunt u
de bestanden waar Bestandsgeschiedenis een back-up van heeft gemaakt, terugzetten. Het
herstellen van bestanden is ook handig wanneer u de computer opnieuw wilt instellen door
Windows opnieuw te installeren of als u het oorspronkelijke systeem wilt herstellen met HP
Recovery Manager.
OPMERKING: Bestandsgeschiedenis is standaard niet geactiveerd, u moet dit dus activeren.
Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie en de stappen die u moet uitvoeren
om Windows Bestandsgeschiedenis te activeren. Typ op het startscherm h en selecteer Help en
ondersteuning.
HP herstelmedia maken
HP Recovery Manager is een programma waarmee u herstelmedia kunt maken nadat u de computer
met succes geïnstalleerd heeft. Met deze herstelmedia kunt u het systeem herstellen als de vaste
schijf beschadigd raakt. Systeemherstel installeert het oorspronkelijke besturingssysteem en de
programma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd en configureert de instellingen van de programma's.
U kunt deze herstelmedia ook gebruiken om het systeem aan te passen of bij het vervangen van de
vaste schijf.
U kunt slechts één set herstelmedia maken. Wees voorzichtig met deze herstelmedia en bewaar
ze op een veilige plaats.
HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt de benodigde opslagcapaciteit voor
de lege USB-flashdrive of het benodigde aantal lege dvd-schijven.
Om herstelschijven te maken, moet uw computer met een optischeschijfeenheid zijn uitgerust
die DVD's kan branden en moet u uitsluitend DVD-R, DVD+R, DVD-R DL of DVD+R DL-schijven
van goede kwaliteit gebruiken. Gebruik geen herschrijfbare schijven zoals CD±RW, DVD±RW,
dubbellaags DVD±RW of BD-RE (herschrijfbare Blu-ray-schijven); deze zijn niet compatibel met
de HP Recovery Manager software. U kunt ook een lege USB-flashdrive van goede kwaliteit
gebruiken.
Als de computer geen geïntegreerde optischeschijfeenheid heeft, kunt u een (apart aan te
schaffen) optionele externe optischeschijfeenheid gebruiken om herstelschijven te maken of
kunt u via de website van HP herstelschijven voor uw computer bestellen. Voor ondersteuning in
de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u
naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html. Bij gebruik van een externe
optischeschijfeenheid moet u deze rechtstreeks aan een USB-poort van de computer aansluiten;
u mag deze niet aansluiten via een USB-poort op een ander apparaat zoals een USB-hub.
Zorg ervoor dat de computer op netvoeding is aangesloten voordat u de herstelmedia maakt.
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het proces niet.
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van herstelmedia.
HP Recovery Manager maakt dan de DVD waar hij mee bezig is af. De volgende keer dat u HP
Recovery Manager start, wordt u gevraagd of u verder wilt gaan met het maken van de back-up
en dan worden de resterende schijven gebrand.
HP herstelmedia maken:
1. Typ op het startschermh en selecteer Help en ondersteuning.
2. Selecteer Herstelmedia maken en volg de instructies op het scherm.
Zie
Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 74 voor het herstellen van het systeem.
Herstelmedia en back-ups maken 71
Herstellen
U kunt uw systeem op verschillende manieren herstellen. Kies de methode die het beste bij uw
situatie en uw kennis past.
Als u persoonlijke bestanden en gegevens moet herstellen, kunt u met Windows
Bestandsgeschiedenis de informatie terugzetten van de back-ups die u gemaakt heeft. Zie
Windows Help en Ondersteuning voor meer informatie en de stappen die u moet uitvoeren om
Bestandsgeschiedenis te gebruiken. Typ op het startscherm h en selecteer Help en
ondersteuning.
Als u een probleem wilt oplossen met een vooraf geïnstalleerde applicatie of stuurprogramma,
moet u de optie Stuurprogramma's en applicaties opnieuw installeren van HP Recovery
Manager gebruiken om individuele applicaties of stuurprogramma's opnieuw te installeren.
Typ op het startscherm recovery, selecteer achtereenvolgens HP Recovery Manager en
Stuurprogramma's en applicaties opnieuw installeren en volg de instructies op het scherm.
Als u het systeem wilt herstellen naar een vorige toestand zonder uw persoonlijke informatie
kwijt te raken, kunt u eventueel Windows Systeemherstel gebruiken. Met Systeemherstel kunt u
Windows herstellen zonder Windows opnieuw te moeten installeren. Windows maakt
automatisch systeemherstelpunten tijdens Windows Update en andere vormen van
systeemonderhoud. Ook als u zelf geen herstelpunt heeft gemaakt, kunt u teruggaan naar een
vorig herstelpunt dat automatisch gemaakt is. Zie Windows Help en ondersteuning voor meer
informatie en de stappen die u moet uitvoeren om Windows Systeemherstel te gebruiken. Typ
op het startscherm h en selecteer Help en ondersteuning.
Als u het systeem snel en eenvoudig wilt herstellen zonder uw persoonlijke informatie,
instellingen of vooraf geïnstalleerde of via de Windows Store gekochte apps kwijt te raken, kunt
u eventueel Windows Vernieuwen gebruiken. Voor deze optie hoeft u geen back-up te maken
naar een ander station. Zie
Windows vernieuwen gebruiken voor snel en makkelijk herstellen
op pagina 73.
Als u uw computer naar de oorspronkelijke toestand terug wilt brengen, biedt Windows een
eenvoudige methode om alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen te verwijderen en
Windows opnieuw te installeren.
Zie
Verwijder alles en installeer Windows opnieuw op pagina 73 voor meer informatie.
Als u uw computer met een geminimaliseerde image wilt terugzetten, kunt u de optie HP Herstel
met geminimaliseerde image vanaf de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) of de HP
herstelmedia gebruiken. Herstel met geminimaliseerde image installeert alleen
stuurprogramma's en applicaties die nodig zijn om de hardware goed te laten werken. Andere
applicaties kunt u eventueel via de optie Stuurprogramma's en applicaties opnieuw installeren in
de HP Recovery Manager installeren.
Zie
Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 74 voor meer informatie.
Als u de computer terug wilt zetten naar de partities en de inhoud zoals deze oorspronkelijk in
de fabriek zijn geïnstalleerd, kunt u de optie Systeemherstel van de HP herstelmedia gebruiken.
Zie
Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 74 voor meer informatie.
Als u de vaste schijf vervangen heeft, kunt u de optie Fabrieksinstellingen herstellen van de HP
herstelmedia gebruiken om de fabrieksimage op de nieuwe vaste schijf terug te zetten. Zie
Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 74 voor meer informatie.
Als u de herstelpartitie wilt verwijderen om meer ruimte op de vaste schijf vrij te maken, kunt u
de optie Herstelpartitie verwijderen van de HP Recovery Manager gebruiken.
Zie HP-herstelpartitie verwijderen op pagina 75 voor meer informatie.
72 Hoofdstuk 11 Back-ups maken en herstellen
Windows vernieuwen gebruiken voor snel en makkelijk herstellen
Als uw computer niet goed meer werkt en u het systeem stabiel wilt krijgen, kunt u de optie Windows
vernieuwen gebruiken om een schoon systeem te krijgen en al uw belangrijke gegevens te bewaren.
BELANGRIJK: Vernieuwen verwijdert alle traditionele toepassingen die niet oorspronkelijk in de
fabriek geïnstalleerd waren.
OPMERKING: Tijdens Vernieuwen wordt een lijst opgeslagen met alle verwijderde applicaties
zodat u snel kunt zien wat u mogelijk opnieuw moet installeren. Zie Help en ondersteuning voor
instructies over het opnieuw installeren van traditionele applicaties. Typ op het startscherm h en
selecteer Help en ondersteuning.
OPMERKING: Mogelijk wordt bij gebruik van Vernieuwen om uw toestemming of wachtwoord
gevraagd. Zie Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie. Typ op het startscherm h
en selecteer Help en ondersteuning.
U start Vernieuwen als volgt:
1. Wijs op het startscherm de hoek rechtsboven of rechtsonder op het beeldscherm aan om de
charms weer te geven.
2. Klik op Instellingen.
3. Klik in de hoek rechtsonder op het beeldscherm op Wijzig PC-instellingen en selecteer op het
scherm PC-instellingen Algemeen.
4. Selecteer daarna onder Vernieuw de pc zonder dat dit van invloed is op bestanden de optie
Aan de slag en volg de instructies op het scherm.
Verwijder alles en installeer Windows opnieuw
Soms wilt u uw computer een gedetailleerde herformatteren of wilt u persoonlijke informatie
verwijderen voordat de computer wegdoet of recyclet. In deze sectie wordt een methode beschreven
om de computer snel en eenvoudig in zijn oorspronkelijke staat terug te brengen. Met deze optie
verwijdert u alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen van de computer en installeert u
Windows opnieuw.
BELANGRIJK: Met deze optie worden geen back-ups van uw gegevens gemaakt. Maak, voordat u
deze optie gebruikt, back-ups van alle persoonlijke gegevens die u wilt bewaren.
U start deze optie op met de toets f11 of vanaf het startscherm.
U gebruikt de toets f11 als volgt:
1. Druk tijdens het opstarten van de computer op f11.
– of –
Houd f11 ingedrukt terwijl u de computer aanzet.
2. Selecteer uit het menu met opstartopties Problemen oplossen.
3. Selecteer De pc opnieuw instellen en volg de instructies op het scherm.
Via het startscherm doet u dit als volgt:
1. Wijs op het startscherm de hoek rechtsboven of rechtsonder op het beeldscherm aan om de
charms weer te geven.
2. Klik op Instellingen.
Herstellen 73
3. Klik in de hoek rechtsonder op het beeldscherm op Wijzig PC-instellingen en selecteer op het
scherm PC-instellingen Algemeen.
4. Selecteer onder Verwijder alles en installeer Windows opnieuw de optie Aan de slag en volg
de instructies op het scherm.
Herstellen met HP Recovery Manager
Met HP Recovery Manager herstelt u de computer in de oorspronkelijke staat. Met de door u
gemaakte HP-herstelmedia kunt u uit de volgende herstelopties kiezen:
Systeemherstel: het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw installeren en vervolgens de
instellingen configureren van alle programma's die af fabriek geïnstalleerd waren.
Herstel met geminimaliseerde image: het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw installeren
samen met alle hardware-afhankelijke stuurprogramma's en software, maar geen andere
toepassingsprogramma's.
Fabrieksinstellingen herstellen: de computer herstellen zoals hij uit de fabriek kwam door alle
informatie van de vaste schijf te verwijderen en de partities opnieuw aan te maken. Vervolgens
wordt het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw geïnstalleerd samen met alle
programma's die af fabriek geïnstalleerd waren.
Met de HP-herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u Herstel met geminimaliseerde image
uitvoeren.
Wat u moet weten
HP Recovery Manager herstelt alleen software die af fabriek is geïnstalleerd. Voor software die
niet bij deze computer is meegeleverd, moet de software worden gedownload van de website
van de fabrikant of moet de software opnieuw worden geïnstalleerd vanaf de media die door de
fabrikant zijn geleverd.
U moet herstellen met de HP Recovery Manager alleen als laatste redmiddel gebruiken om
problemen met uw computer op te lossen.
U moet de HP herstelmedia gebruiken wanneer de vaste schijf van de computer kapot gaat.
U moet de HP herstelmedia ook gebruiken bij de opties Fabrieksinstellingen herstellen of
Systeemherstel.
Als de HP-herstelmedia niet werken, kunt u herstelmedia voor uw systeem aanvragen op de
website van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
BELANGRIJK: HP Recovery Manager maakt niet automatisch back-ups van uw persoonlijke
gegevens. Maak, voordat u het systeem gaat herstellen, back-ups van alle persoonlijke gegevens die
u wilt bewaren.
U kunt met de HP-herstelpartitie een geminimaliseerde image herstellen (alleen
bepaalde modellen).
Met de HP-herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u het systeem met een geminimaliseerde
image herstellen zonder dat u herstelschijven of een herstel-flashdrive nodig heeft. Dit type
herstelactie kan alleen worden gebruikt als de vaste schijf nog werkt.
74 Hoofdstuk 11 Back-ups maken en herstellen
Zo start u HP Recovery Manager van de HP herstelpartitie op:
1. Druk tijdens het opstarten van de computer op f11.
– of –
Houd f11 ingedrukt terwijl u de computer aanzet.
2. Selecteer uit het menu met opstartopties Problemen oplossen.
3. Selecteer HP Recovery Manager en volg de instructies op het scherm.
HP-herstelmedia gebruiken voor herstellen
U kunt HP-herstelmedia gebruiken om het oorspronkelijke systeem te herstellen. U kunt deze
methode gebruiken als uw systeem niet over een HP-herstelpartitie beschikt of als de vaste schijf niet
goed werkt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de eerste HP-herstelschijf in de optischeschijfeenheid van de computer of in een
optionele externe optischeschijfeenheid en start de computer opnieuw op.
– of –
Plaats de HP-herstel-flashdrive in een USB-poort van de computer en start de computer
opnieuw op.
OPMERKING: Als de computer bij het opnieuw opstarten niet automatisch in HP Recovery
Manager komt, moet u de opstartvolgorde van de computer wijzigen . Zie
Opstartvolgorde van
de computer wijzigen op pagina 75.
3. Volg de instructies op het scherm.
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
ls de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager, kunt u de opstartvolgorde
van de computer wijzigen. Dit is de volgorde waarin de apparaten in de BIOS staan en waarin de
computer naar informatie voor het opstarten zoekt. U kunt de optischeschijfeenheid of de USB-
flashdrive als eerste in deze volgorde zetten.
U wijzigt de opstartvolgorde als volgt:
1. Plaats de HP-herstelmedia.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Houd ESC ingedrukt terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op f9 voor de
opstartopties.
4. Selecteer de optischeschijfeenheid of de USB-flashdrive die u voor het opstarten wilt gebruiken.
5. Volg de instructies op het scherm.
HP-herstelpartitie verwijderen
Met HP Recovery Manager kunt u de HP-herstelpartitie verwijderen om meer ruimte op uw vaste
schijf vrij te maken.
Herstellen 75
BELANGRIJK: Als u de HP-herstelpartitie verwijdert, kunt u de volgende opties niet meer
gebruiken: Windows Vernieuwen, Verwijder alles en installeer Windows opnieuw of met HP Recovery
Manager een geminimaliseerde image herstellen. Maak, voordat u de herstelpartitie verwijdert, eerst
HP-herstelmedia zodat u de opties voor systeemherstel niet kwijtraakt. Zie
HP herstelmedia maken
op pagina 71.
Zo verwijdert u de HP-herstelpartitie:
1. Typ op het startschermh en selecteer Help en ondersteuning.
2. Selecteer Herstelpartitie verwijderen en volg de instructies op het scherm.
76 Hoofdstuk 11 Back-ups maken en herstellen
12 Specificaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties. Netspanning en
werkstroom verschillen per platform.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 18,5 V dc bij 3,5 A of 19,5 V dc bij 3,33 A – 65 W
19 V gelijkspanning bij 4,74 A of 19,5 V gelijkspanning bij 4,62 A - 90 W
Gelijkstroomstekker van externe HP
voeding
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
Ingangsvermogen 77
In bedrijf -15 m tot 3.048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
78 Hoofdstuk 12 Specificaties
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met
elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en
vervolgens een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen beschadigd raken door een ontlading van statische elektriciteit via
vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het risico
van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, zorg dan voor een goede aarding voordat u de computer loskoppelt.
Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Bewaar onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak pinnen, aansluitingen en circuits niet aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo min
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetisch gereedschap.
Raak, voordat u onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak van het onderdeel aan,
zodat u niet statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, doet u het in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of hulp nodig
heeft bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
79
Index
A
Aan/uit-knop, herkennen 11
Aan/uit-lampjes, herkennen 5, 10
aanraakbewegingen 28
inzoomen 30
knijpen 30
schuiven 30
tikken 29
aanraakbeweging inzoomen 30
aanraakbeweging knijpen 30
aanraakbeweging schuiven 30
aanraakbeweging tikken 29
accu
lage acculading 41
Accu
afvoeren 41
opbergen 41
vervangen 42
voeding besparen 40
Accu, informatie opzoeken 40
Accu, temperatuur 41
Accuontgrendeling 13
Accuruimte 13, 15
accuvoeding 39
actietoetsen
afspelen, pauzeren,
hervatten 33
draadloos 34
functies 33
gebruiken 33
geluid harder 34
geluid uit 34
geluid zachter 34
helderheid van beeldscherm
verhogen 33
helderheid van beeldscherm
verlagen 33
Help en ondersteuning 33
schakelen tussen
beeldschermen 33
volgend muziekstuk of
hoofdstuk 33
vorig muziekstuk of
hoofdstuk 33
Actietoetsen
herkennen 12
Afsluiten 44
Antivirussoftware, gebruiken 64
apps
toegang 32
Apps
toegang 31
audio 23
Audiofuncties, controleren 24
Audio-ingang (microfoon) 6
Audio-uitgang (hoofdtelefoon) 7
audio voor HDMI configureren 27
B
back-up maken
persoonlijke bestanden 71
Back-up maken 70
Back-up maken, van software en
gegevens 65
Bedrijfs-WLAN, verbinding 20
Besparen, accuvoeding 40
Beste praktijken 1
Beveiliging, draadloze
communicatie 19
Beveiligingskabel, bevestigen 65
Beveiligingskabel,
bevestigingspunt herkennen 5
Bevestigen
optionele beveiligingskabel 65
Bevestigingspunt
beveiligingskabel 5
BIOS
update downloaden 68
update uitvoeren 67
versie vaststellen 67
Bluetooth-apparaat 16, 20
bovenrandveegbeweging 31
C
Caps Lock-lampje, herkennen 10
charms
toegang 31
compartiment voor draadloze
communicatiemodule
herkennen 14
compartiment voor
geheugenmodule herkennen 14
Computer, reizen met 41
computer opnieuw instellen 73
Computer schoonmaken 59
connector
netwerk 6
RJ-45 (netwerk) 6
Connector, netvoeding 5
Controleren, audiofuncties 24
CyberLink PowerDVD 27
D
Digitale kaart
plaatsen 47
Digitale media, slot herkennen 7
Draadloos netwerk, beveiligen 65
Draadloos netwerk (WLAN)
aansluiten 20
bedrijfs-WLAN, verbinding 20
benodigde apparatuur 19
beveiliging 19
effectief bereik 20
gebruiken 17
openbaar WLAN, verbinding
20
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
besturingssysteem 16
knop 16
Wireless Assistant (Assistent
voor draadloze
communicatie), software 16
Draadloze communicatie, lampje
10, 16
E
Elektrostatische ontlading 79
energie
besparen 39
energiebeheerschema 39
energiemeter 38
80 Index
Esc-toets, herkennen 12
Externe apparaten 46
Externemonitorpoort 6, 25
Externemonitorpoort, herkennen
23
externe netvoeding gebruiken
42
F
f10-toets 34
f11-toets 34
f12-toets 34
f1-toets 33
f2-toets 33
f3-toets 33
f4-toets 33
f6-toets 33
f7-toets 33
f8-toets 33
f9-toets 34
Firewallsoftware 64
Fn-toets, herkennen 12, 36
G
garantieperiode
label 14
Geheugenmodule
plaatsen 58
terugplaatsen 56
verwijderen 57
Geïntegreerd numeriek
toetsenblok, herkennen 12
geïntegreerd numeriek toetsenblok
herkennen 36
Geluid uit, lampje herkennen 10
geminimaliseerde image
maken 74
H
hd-apparaten aansluiten 26, 27
HDMI
audio configureren 27
HDMI-poort, herkennen 6, 23
HDMI-poort aansluiten 26
Help en ondersteuning
over het gebruik van 33
herstellen 72, 73
HP Recovery Manager 74
media 75
met HP Recovery Manager
71
ondersteunde schijven 71
schijven 71, 75
starten 75
systeem 74
USB-flashdrive 75
herstelmedia
maken 71
maken met HP Recovery
Manager 71
herstel met geminimaliseerde
image 74
herstelpartitie 74
verwijderen 75
hoofdtelefoon
aansluiten 24
hotkeys
functies 36
gebruiken 36
Hotkeys
beschrijving 36
gebruiken 36
systeeminformatie
weergeven 36
HP 3D DriveGuard 55
HP herstelmedia
maken 71
HP-herstelmedia
herstellen 75
HP-herstelpartitie 75
herstellen 74
verwijderen 75
HP Recovery Manager 74
opstartproblemen oplossen
75
starten 75
hubs 45
I
In-/uitgang
audio-ingang (microfoon) 6
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
7
Ingangsvermogen 77
Installatie, WLAN 19
installeren
essentiële updates 64
instellingen voor energiebeheer
38
Intel draadloos beeldscherm 27
Interne microfoon, herkennen 7,
22
Internetbeveiligingssoftware,
gebruiken 64
Internetverbinding instellen 19
K
kabel
netwerk 21
Kabels
USB 46
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 15
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 15
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 15
knoppen
Touchpad aan/uit-knop 9
Knoppen
aan/uit 11
ejectknop van
optischeschijfeenheid 4
linkerknop van touchpad 9
rechterknop van touchpad 9
Knop voor draadloze
communicatie 16
Kritiek lage acculading 41
L
labels
service 14
Labels
kennisgevingen 15
keurmerk voor draadloze
communicatie 15
service 14
WLAN 15
lage acculading 41
lampjes
webcam 8, 22
Lampjes
aan/uit 5, 10
Caps Lock 10
draadloze communicatie 10
geluid uit 10
netvoedingsadapter 5
optischeschijfeenheid 4
touchpad 9, 10
vaste schijf 5
Index 81
lampje voor geïntegreerde
webcam herkennen 8, 22
LAN
aansluiten 21
Leuk om te doen 1
linkerrandveegbeweging 32
Luchthavenbeveiligingsapparatuu
r52
luidsprekers
aansluiten 24
Luidsprekers, herkennen 11, 23
M
microfoon
aansluiten 24
modelbeschrijving
label 14
muis
gebruiken 32
muis, extern
voorkeuren instellen 28
muziek 23
N
Netvoedingsadapter 5
netvoedingsadapter testen 43
Netvoedingsadapter testen 43
Netvoedingsconnector,
herkennen 5
netwerkconnector herkennen 6
netwerkkabel
benodigdheden voor een
LAN 21
Niet-reagerend systeem 44
Num Lock-toets, herkennen 12
num lock-toets herkennen 36
O
Omgevingsvereisten 77
Onderdelen
beeldscherm 7
bovenkant 9
linkerkant 6
onderkant 13
rechterkant 4
Onderhoud
schijfdefragmentatie 55
schijfopruiming 55
Onderhoud van computer 59
ondersteunde schijven
herstellen 71
Ontgrendeling, accu 13
oorspronkelijk systeem
herstellen 74
Opbergen, accu 41
Openbaar WLAN, verbinding 20
opnieuw instellen
computer 72, 73
stappen 73
opstartvolgorde
met HP Recovery Manager
wijzigen 75
Optionele externe apparaten,
gebruiken 46
Optische schijf
plaatsen 49
verwijderen 49
Optischeschijfeenheid, ejectknop
herkennen 4
Optischeschijfeenheid,
herkennen 4, 22
Optischeschijfeenheid, lampje
herkennen 4
P
poorten
HDMI 26
Intel draadloos beeldscherm
27
Poorten
externe monitor 6, 23, 25
HDMI 6, 23
USB 2.0 5, 22
USB 3.0 6, 23
VGA 25
PowerDVD 27
productnaam en productnummer
van computer 14
R
randveegbeweging 31
rechterrandveegbeweging 31
recyclen
computer 72, 73
Reizen, met computer 60
Reizen met computer 15, 41
RJ-45-netwerkconnector
herkennen 6
S
Schijfdefragmentatie, software 55
Schijfopruiming, software 55
serienummer 14
servicelabel, computer 14
Servicelabels
locatie 14
Setup Utility (BIOS),
wachtwoorden 63
Slaapstand
activeren 37
opheffen 37
Slots
digitale media 7
Sluimerstand
activeren 37, 38
geactiveerd bij kritiek lage
acculading 41
opheffen 38
Sneltoetsen
Microsoft Windows 8
sneltoetsen 35
software
CyberLink PowerDVD 27
Software
schijfdefragmentatie 55
schijfopruiming 55
Software-updates, installeren 64
Software-updates van HP en
derden, installeren 65
Startscherm
toegang 33
systeemherstel 74
systeemherstelpunt
maken 70
terugzetten 72
Systeeminformatie, hotkey 36
T
Temperatuur 41
terugzetten
Windows
Bestandsgeschiedenis 72
Toetsen
actie 12
esc 12
fn 12
Num Lock 12
Windows-applicaties 12
Windows-logo 12
Toetsenblok, geïntegreerd
numeriek 12
82 Index
Toetsenbord
gebruiken 32
Toetsenbord, hotkeys
herkennen 36
Touchpad 28
knoppen 9
Touchpad, lampje 10
Touchpad aan/uit-knop 9, 28
Touchpadbewegingen 29
Touchpadlampje 9
Touchpadzone, herkennen 9
Transport van computer 60
U
Uitschakelen, computer 44
USB 2.0-poort, herkennen 5, 22
USB 3.0-poort, herkennen 6, 23
USB-apparaten
aansluiten 45
beschrijving 45
verwijderen 46
USB-hubs 45
USB-kabel, aansluiten 46
V
Vaste schijf
HP 3D DriveGuard 55
Vaste schijf, lampje 5
vasteschijfruimte herkennen 14
Ventilatieopeningen, herkennen
6, 14
Verbinding maken met een
WLAN 20
vernieuwen 73
computer 72
verwijder alles en installeer
Windows opnieuw 73
verwijderde bestanden
terugzetten 72
VGA-poort, aansluiten 25
Video 24
voeding
accu 39
Voeding
besparen 40
W
Wachtwoorden
Setup Utility (BIOS) 63
Windows 63
Wachtwoorden gebruiken 62
wachtwoord zetten voor
beëindigen slaap- of
sluimerstand 38
webcam
gebruiken 23
Webcam, herkennen 8, 22
Webcamlampje, herkennen 8, 22
werkbalken
toegang 31
Windows
back-up 71
bestanden terugzetten 72
Bestandsgeschiedenis 71, 72
opnieuw installeren 72, 73
opnieuw instellen 73
optie Verwijder alles en
installeer opnieuw 73
systeemherstelpunt 70, 72
Vernieuwen 72, 73
Windows-applicatietoets,
herkennen 12
Windows-logotoets 33
Windows-logotoets, herkennen
12
Windows-updates installeren 64
Windows-wachtwoorden 63
Wireless Assistant (Assistent voor
draadloze communicatie),
software 16
WLAN, label 15
WLAN-antennes, herkennen 7
WLAN-apparaat 17
Index 83
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93

HP Pavilion g7-2300 Notebook PC series Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor