HP SL-M4080 ProXpress Handleiding

Categorie
Laser- / led-printers
Type
Handleiding
GebruikershandleidingGebruikershandleiding
Bedankt voor uw aankoop van een Samsung-product.
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, het
gebruik en het oplossen van problemen in verschillende
besturingssystemen.
2
INH
O
UD
1. Inleiding
Belangrijkste voordelen 8
Functies per model 10
Nuttig om te weten 12
Informatie over deze gebruikershandleiding
13
Veiligheidsinformatie 14
Apparaatoverzicht 20
Overzicht van het bedieningspaneel 23
Het apparaat inschakelen 24
Informatie over de LED's 25
Scherm en nuttige knoppen 28
Informatie over het pop-uptoetsenbord 33
2. Installatie van de software
Het stuurprogramma installeren 35
Het stuurprogramma opnieuw installeren 38
3. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Netwerkomgeving 41
Toegang tot netwerkinstellingen 42
Netwerkinstellingen (TCP/IP) 43
Het IP-adres instellen 45
Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk 50
Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
59
4. Afdrukmateriaal en lade
Originelen voorbereiden 69
Originelen plaatsen 70
Afdrukmateriaal selecteren 74
Papier in de lade plaatsen 75
Afdrukken op speciale afdrukmedia 80
Instellen van het papierformaat en type 85
Locatie uitvoer 86
INH
O
UD
3
INH
O
UD
5. Afdrukken
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
88
Eenvoudige afdruktaken 89
Voorkeursinstellingen openen 91
Speciale kopieerfuncties gebruiken 99
Hulpprogramma Direct Afdrukken gebruiken
108
De standaardafdrukinstellingen wijzigen 110
Uw apparaat instellen als standaardprinter 111
Afdrukken naar een bestand (PRN) 112
Afdrukken vanaf een Mac 113
Afdrukken in Linux 115
Afdrukken in Unix 116
6. Kopiëren
Informatie over het scherm Kopiëren 119
Normaal kopiëren 121
Snel kopiëren 124
Identiteitskaart kopiëren 125
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken 127
De instelling van een programma gebruiken 132
7. Scannen
Informatie over scanmethodes 135
Scannen en per e-mail verzenden 136
Scannen en verzenden via SMB/FTP 143
Scannen en verzenden naar uw computer 149
Scannen en verzenden naar een USB/gedeelde map
150
De instellingen van de scanfunctie wijzigen 152
Een programma-instelling gebruiken 157
Scannen met TWAIN-compatibele software 158
Scannen met Samsung Easy Document Creator
159
Scannen met de Mac 160
Scannen in Linux 161
8. Faxen
Voorbereiden om te faxen 163
Een fax verzenden vanaf uw computer 164
Uitleg over het faxscherm 166
Een fax verzenden 168
Een fax ontvangen 176
De documentinstellingen aanpassen 179
4
INH
O
UD
Een rapport faxrapport 182
Een programma-instelling gebruiken 183
9. Een adresboek maken
Een adresboek maken via het bedieningspaneel
186
Een adresboek instellen via SyncThru™ Web
Service 191
10. Het apparaat gebruiken via een
mobiel toestel
De NFC-functie gebruiken (optioneel) 200
Ondersteunde mobiele apps 211
Mopria™ 212
AirPrint 214
Samsung Cloud Print 215
Google Cloud Print™ 218
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map,
Opgeslagen Document en USB gebruiken
Over SmarThru Workflow 221
Uitleg over het scherm van SmarThru Workflow
222
Het scherm Werkformulier maken 223
Informatie over het scherm Gedeelde map 224
De gedeelde map gebruiken 225
Informatie over het scherm Opgeslagen
documenten 227
Documenten opslaan in Opgeslagen documenten
228
Informatie over het USB-scherm 229
Over een USB-geheugenapparaat 230
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
231
Scannen naar een USB-geheugenapparaat 233
12. Menuoverzicht en geavanceerde
functies
Menuoverzicht 236
Apparaatinstellingen 241
13. Nuttige hulpmiddelen
Managementhulpmiddelen gebruiken 270
SyncThru™ Web Service 271
Easy Capture Manager 277
5
INH
O
UD
Samsung AnyWeb Print 278
Easy Eco Driver 279
Werken met Samsung Easy Document Creator
280
Het Samsung Printer Center gebruiken 281
Samsung Easy Printer Manager gebruiken 284
Samsung-printerstatus gebruiken 286
Samsung Printer Experience gebruiken 288
14. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 296
Beschikbare verbruiksartikelen 297
Beschikbare accessoires 298
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 299
De tonercassette bewaren 300
Toner herverdelen 302
De tonercassette vervangen 304
Accessoires installeren 307
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren 311
Het apparaat reinigen 312
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
318
15. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen 320
Papierstoringen verhelpen 321
Informatie over displaymeldingen 340
Problemen met papierinvoer 349
Problemen met de voeding en het netsnoer 350
Afdrukproblemen 351
Problemen met de afdrukkwaliteit 354
Problemen met kopiëren 362
Problemen met scannen 363
Problemen met faxen 365
Problemen met het besturingssysteem 367
16. Bijlage
Specificaties 372
Informatie over wettelijke voorschriften 380
Copyright 394
1. Inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Belangrijkste voordelen 8
Functies per model 10
Nuttig om te weten 12
Informatie over deze gebruikershandleiding 13
Veiligheidsinformatie 14
Apparaatoverzicht 20
Overzicht van het bedieningspaneel 23
Het apparaat inschakelen 24
Informatie over de LED's 25
Scherm en nuttige knoppen 28
Informatie over het pop-uptoetsenbord 33
Belangrijkste voordelen
Milieuvriendelijk
Dit apparaat beschikt over een Eco-functie waarmee u toner en papier kunt
sparen (zie "Het tabblad Eco" op pagina 96).
U kunt papier besparen door meerdere pagina’s op één vel papier af te drukken
(zie "Afdrukken meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina 99).
Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier afdrukken
(dubbelzijdig afdrukken) (zie "Afdrukken op beide zijden van het papier" op
pagina 101).
Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik
aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
We raden aan kringlooppapier te gebruiken om energie te besparen.
Snel afdrukken met hoge resolutie
U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 x 1.200 dpi effectieve output
(1.200 X 600 x 2 bit).
Snel on-demand afdrukken.
- Voor enkelzijdig afdrukken, tot 40 ppm (A4) of tot 42 ppm (Letter).
Gemak
U kunt mobiel afdrukken vanaf uw smartphone of uw computer door gebruik te
maken van Samsung Cloud Print-apps (zie "Samsung Cloud Print" op pagina
215).
U kunt mobiel afdrukken vanaf uw smartphone of met uw computer door
gebruik te maken van de apps voor Google Cloud Print™ (zie "Google Cloud
Print™" op pagina 218).
Met Easy Capture Manager kunt u gemakkelijk bewerken en afdrukken wat u
met de toets Print Screen op het toetsenbord hebt vastgelegd (zie "Easy
Capture Manager" op pagina 277).
Samsung Easy Printer Manager en Afdrukstatus zijn programma's die de status
van het apparaat controleren en u deze doorgeven, en waarmee u de
instellingen van het apparaat kunt aanpassen (zie "Samsung-printerstatus
gebruiken" op pagina 286 of "Samsung Easy Printer Manager gebruiken" op
pagina 284).
Samsung Easy Document Creator is een programma dat u helpt bij het
scannen, verzamelen en bewaren van documenten in verschillende formaten,
inclusief het .epub formaat. Deze documenten kunnen gedeeld worden via
social networking sites of fax (zie "Werken met Samsung Easy Document
Creator" op pagina 280).
Met AnyWeb Print kunt u een schermopname of afdrukvoorbeeld maken van
een scherm in Windows Internet Explorer, en deze bewerken of afdrukken, op
een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma (zie
"Samsung AnyWeb Print" op pagina 278).
Belangrijkste voordelen
Met Slim bijwerken kunt u controleren op de nieuwste software en de nieuwste
versie installeren tijdens het installatieproces van het printerstuurprogramma.
Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.
Als u toegang hebt tot het internet, kunt u op de website van Samsung
(www.samsung.com > zoek uw product > Ondersteuning of Downloads) terecht
voor hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en andere
informatie.
Grote functionaliteit en brede ondersteuning van
toepassingen.
Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Specificaties
van de afdrukmedia" op pagina 374).
Watermerken afdrukken: U kunt uw documenten aanpassen met
woorden als CONFIDENTIAL (zie "Watermerken gebruiken" op pagina
103).
U kunt in verschillende besturingssystemen afdrukken (zie
"Systeemvereisten" op pagina 377).
Het apparaat is uitgerust met een USB- en/of een netwerkinterface.
Ondersteunen van XOA-toepassingen
Het apparaat ondersteunt aangepaste XOA-toepassingen.
Neem voor de aangepaste XOA-toepassingen contact om met de
provider van de aangepaste XOA-toepassing.
Functies per model
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land.
Besturingssysteem
(: Ondersteund, leeg: niet ondersteund)
Software
U kunt het printerstuurprogramma en de software installeren wanneer
u de software-cd in het cd-rom-station van uw computer plaatst. Voor
Windows selecteert u het printerstuurprogramma en de software in het
venster Selecteer de te installeren software en hulpprogramma's.
(: Ondersteund, leeg: niet ondersteund)
Besturingssysteem M408x series
Windows
Mac
Linux
Unix
Software M408x series
SPL-printerstuurprogramma
PCL-printerstuurprogramma
PS-printerstuurprogramma
a
XPS-printerstuurprogramma
a
Hulpprogramma Direct afdrukken
a
Samsung Printer Center
Samsung Easy
Printer
Manager
Instellingen voor
scannen naar pc
Instellingen voor
faxen naar pc
Geavanceerde
instelling
Samsung-printerstatus
Samsung AnyWeb Print
a
Samsung Easy Document Creator
Easy Capture Manager
Samsung Eco Driver Pack
b
Samsung Stylish Driver Pack
c
SyncThru™ Web Service
Fax Samsung Network PC
Fax
Scannen Scan-
stuurprogramma
a. Download de software van de website van Samsung en installeer deze: (http://
www.samsung.com > zoek uw product > Ondersteuning of Downloads). Controleer
of het besturingssysteem van uw computer de software ondersteunt voordat u met
de installatie begint.
b. Om de Easy Eco Driver-functies te kunnen gebruiken, moet het Eco Driver Pack
geïnstalleerd zijn.
c. Het printerstuurprogramma omvat een interface die is geoptimaliseerd voor
touchscreens. Om deze gebruikersinterface te gebruiken, klikt u op Samsung
Printer Center > Apparaatopties en selecteert u vervolgens Stijlvolle
gebruikersinterface (zie "Het Samsung Printer Center gebruiken" op pagina 281).
Software M408x series
Functies per model
Verschillende functies
(: Ondersteund, : Optioneel, leeg: niet ondersteund)
functies M408x series
Hi-Speed USB 2.0
Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000 Base
TX bedraad LAN
Netwerkinterface 802.11b/g/n draadloos LAN
a
NFC (Near Field Communication)
Google Cloud Print™
Samsung Cloud Print
AirPrint
Mopria
Eco-afdruk
Dubbelzijdig afdrukken
USB-geheugeninterface
Geheugenmodule
Optionele laden (lade 2, lade 3, lade 4)
Documenti
nvoer
Dubbele scandocumentinvoer
(DSDF)
a. Draadloze netwerkinterfacekaarten (LAN-kaarten) zijn niet in alle landen
verkrijgbaar. In sommige landen kan alleen 802.11 b/g worden gebruikt. Neem
contact op met uw plaatselijke Samsung-dealer of de winkel waar u het apparaat
kocht.
Nuttig om te weten
Het apparaat drukt niet af.
Open de afdruklijst en verwijder het document uit de lijst (zie "Een
afdruktaak annuleren" op pagina 90).
Verwijder het stuurprogramma en installeer deze opnieuw (zie
"Het stuurprogramma installeren" op pagina 35).
Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows (zie "Uw
apparaat instellen als standaardprinter" op pagina 111).
Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen
kopen?
De tonercassette die is geleverd met de printer of het all-in-
oneproduct dat u hebt aangeschaft, is niet te koop en is niet
gegarandeerd compatibel met een andere printer.
Vraag na bij een Samsung-distributeur of uw
detailhandelaar.
Kijk op www.samsung.com/supplies. Kies uw land of regio
voor productinformatie.
De status-LED knippert of blijft branden.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in deze
handleiding en los het probleem op (zie "Informatie over de
LED's" op pagina 25).
Er is papier vastgelopen.
Open de klep en sluit deze weer (zie "Voorkant" op pagina 21).
Zoek de instructies voor het verwijderen van vastgelopen
papier in deze handleiding en los het probleem op (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 321).
De afdrukken zijn vaag.
Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de
tonercassette (zie "Toner herverdelen" op pagina 302).
Probeer een andere instelling voor de resolutie (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 304).
Waar kan ik het stuurprogramma van de
printer downloaden?
U kunt op de website van Samsung (www.samsung.com >
zoek uw product > Ondersteuning of Downloads) terecht
voor hulp en ondersteuning, printerstuurprogramma’s,
handleidingen en bestelinformatie.
13
1. Inleiding
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en
biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die
doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat.
Gooi deze handleiding niet weg, maar bewaar deze ter referentie.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen
ondervindt bij gebruik van het apparaat.
De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden
uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met het
door u gekochte apparaat.
De schermafbeeldingen/sommige menu's in deze
gebruikershandleiding kunnen afwijken van hoe deze op uw computer
worden weergegeven; dit is afhankelijk van de firmware/het
stuurprogramma van uw computer.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk
gebaseerd op Windows 7.
1
Afspraken
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn
verwisselbaar:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
2
Algemene pictogrammen
Pictogra
m
Tekst Beschrijving
Waarsch
uwing
Gebruikt om gebruikers te waarschuwen voor de
mogelijkheid op persoonlijk letsel.
Opgepast
Biedt gebruikers informatie om het apparaat te
beschermen tegen mogelijke mechanische schade
of defecten.
Opmerkin
g
Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde
uitleg over een functie of voorziening van het
apparaat.
14
1. Inleiding
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen
aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees
deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Bewaar
dit document goed nadat u het hebt gelezen.
3
Belangrijke veiligheidssymbolen
Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in
dit hoofdstuk
4
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Waarsch
uwing
Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of
de dood kunnen veroorzaken.
Opgepas
t
Gevaren of onveilige praktijken die een klein letsel of
eigendomsschade kunnen veroorzaken.
NIET proberen.
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware
voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het
vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren. Schakel
onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het apparaat
los.
De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval van
nood de stekker uit het stopcontact te kunnen trekken.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op.
Het trappen op of beknellen van het netsnoer door een zwaar
voorwerp kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer te
trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
15
1. Inleiding
Opgepast
5
Bedieningswijze
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het
apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd
lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in
van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt
uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de
hulp in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er
moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
elektricien om het stopcontact te vervangen.
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of
de kabel naar de computer bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw
huisdier verwonden.
Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen
papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen
veroorzaken.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde
van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om
vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Veiligheidsinformatie
16
1. Inleiding
6
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen
in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand
ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken.
Het gebruik van sturingen of instellingen of het uitvoeren van
procedures die afwijken van deze hier vermeld kan resulteren
in gevaarlijke blootstelling aan straling.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stopcontact.
Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige ruimte of op
een plek waar water lekt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats de machine in een omgeving die voldoet aan de
gestelde specificaties voor werkingstemperatuur en
vochtigheid.
Gebruik het apparaat niet bij vriestemperaturen of nadat het
pas vanuit een plaats met vriestemperaturen werd verplaatst.
Dit kan het apparaat beschadigen. Gebruik het apparaat alleen
wanneer de interne apparaattemperatuur zich binnen de
bedrijfstemperatuur- en vochtigheidsspecificaties bevindt.
Dit kan de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden en het apparaat
beschadigen.
zie "Algemene specificaties" op pagina 372.
Veiligheidsinformatie
17
1. Inleiding
Opgepast
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het
apparaat verplaatst. De onderstaande informatie bevat slechts
aanbevelingen gebaseerd op het apparaatgewicht. Wanneer
u vanwege uw medische conditie niet kunt tillen, til het
apparaat dan niet op. Voor veilig tillen moet u anderen vragen
om u te helpen en het apparaat altijd met het juiste aantal
personen optillen.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één
persoon worden opgetild.
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee
personen worden opgetild.
een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of
meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Kies een locatie met een vlakke ondergrond en voldoende
ventilatie voor het apparaat. Houd ook rekening met een
ruimte die nodig is voor het deksel en de laden.
De ruimte moet goed geventileerd zijn en het apparaat mag
niet worden blootgesteld aan direct zonlicht, hitte en vocht.
Wanneer u het apparaat langdurig gebruikt of een groot aantal
pagina's in een niet-geventileerde ruimte afdrukt, kan de lucht
vervuild raken en schadelijk worden voor uw gezondheid.
Plaats het apparaat in een goed geventileerde ruimte of open
regelmatig een raam om schonen lucht binnen te laten.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
of, indien
nodig, een grotere telefoondraad.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken.
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw
apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
langer is dan 2 meter voor een apparaat van 110V, moet het
snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische
schok of brand veroorzaken.
Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een slecht
geventileerde ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er
brand ontstaan.
Veiligheidsinformatie
18
1. Inleiding
7
Onderhoud/controle
Opgepast
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of
verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of
brand veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op een
spanningsbron met hetzelfde energieniveau als op het label.
Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt controleren,
neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij.
a. AWG: American Wire Gauge
Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u
de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw
apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol, en
spuit geen water in het apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u
verbruiksartikelen in het apparaat vervangt of de binnenkant
schoonmaakt.
U kunt letsel oplopen.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen of weer
in elkaar steken.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een
professioneel technicus als het apparaat gerepareerd moet
worden.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het
apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en
te bedienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker
stof- en watervrij.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een
gekwalificeerde servicemedewerker. Reparatie door niet-
gekwalificeerde technici kan brand of elektrische
schokken veroorzaken.
Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een
medewerker van de technische dienst van Samsung.
Veiligheidsinformatie
19
1. Inleiding
8
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of
fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen, zoals toner,
kan het apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecycleerde
verbruiksartikelen zullen er reparatiekosten worden
aangerekend.
Volg de onderstaande instructies voor verbruiksartikelen die
tonerstof bevatten (tonercartridge, cassette voor gebruikte
toner, beeldeenheid, enzovoort).
Volg de instructies voor verwijdering wanneer u de
verbruiksartikelen weggooit. Raadpleeg de plaatselijke
verkoper voor verwijderingsinstructies.
De verbruiksartikelen mogen niet gewassen worden.
Gebruik de cassette voor gebruikte toner niet opnieuw
nadat u deze hebt geleegd.
Als u de bovenstaande instructies niet opvolgt, kan dit
resulterende defecten in het apparaat of verontreiniging van
het milieu. De garantie dekt geen kosten die zijn veroorzaakt
door nalatigheid van de gebruiker.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm
water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik
altijd koud water.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
verwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
20
1. Inleiding
Apparaatoverzicht
9
Onderdelen
Het werkelijke onderdeel kan verschillen van de onderstaande illustratie. Sommige onderdelen kunnen afhankelijk van de configuratie afwijken.
Apparaat Beknopte installatiehandleiding
Netsnoer
Software-cd
a
a. De software-cd bevat de stuurprogramma's van de printer, de gebruikershandleiding en
softwaretoepassingen.
Div. accessoires
b
b. Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en specifiek model.
Apparaatoverzicht
21
1. Inleiding
10
Voorkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw
apparaat. Er zijn verschillende apparaattypes.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land.
18
17
21
19
20
21
3
6
4
7
9
8
5
14
10
13
11
12
15
16
1 Dubbele
scandocumentinvoerklep
12 Push-release van
multifunctionele lade
2 Breedtegeleiders dubbele
scandocumentinvoer
13
Multifunctionele lade
3 Invoerlade dubbele
scandocumentinvoer
14
USB-geheugenpoort
4 Uitvoerlade dubbele
scandocumentinvoer
15
Uitvoersteunlade
5 Druk-ontgrendeling van de
voorklep
16
Uitvoerlade
6 Bedieningspaneel 17 Scannerdeksel
7 Klep voor optioneel geheugen
en optionele lade
a
a. Open deze klep op het optionele geheugen en de optionele lade te plaatsen.
18
Glasplaat van de scanner
8
Voorklep
19 Papierbreedtegeleiders op de
multifunctionele lade
9
Lade 1
20 Multifunctionele
ondersteuningslade
10
Optionele lade
b
b. Plaats de optionele lade indien nodig.
21 Tonercassette
11 Indicator papierniveau
Apparaatoverzicht
22
1. Inleiding
11
Achterkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw
apparaat. Er zijn verschillende apparaattypes.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land.
1
EDI
8
7
6
5
4
11
23
9 10
1
Klep voor optionele Wireless-NFC/kit
a
a. Open deze klep om de optionele Wireless/NFC-kit te plaatsen die vereist is voor
draadloze en NFC-functies.
2Achterklep
3 Handvat achterklep
4 Aansluiting netsnoer
5 Aan/Uit-schakelaar
6USB-poort
7 Netwerkpoort
8 EDI-poort voor kaartlezer
9 Telefoonkabelaansluiting (LINE)
10 Uitgang voor extra telefoontoestel (EXT.)
11 Duplex-eenheid
23
1. Inleiding
Overzicht van het bedieningspaneel
12
Bedieningspaneel
Gebruik alleen uw vingers op het weergavescherm. U kunt het scherm
beschadigen als u een scherpe pen of iets anders gebruikt.
1
Weergavescherm
Toont de huidige apparaatstatus en geeft meldingen weer
tijdens het gebruik. U kunt de menu’s eenvoudig instellen
via het weergavescherm.
2
Job Status
Toont lopende taken, taken in wachtrij, voltooide taken,
actuele foutcode of beveiligde taken.
3
Counter
Toont hoeveel papier er is verbruikt (zie "Knop Counter" op
pagina 30).
4
Numeriek
toetsenblok
Om nummers te kiezen en alfanumerieke tekens in te
voeren. U kunt ook de nummerwaarde voor
documentenkopieën of andere opties invoeren.
5
Eco
Eco-modus inschakelen. Overschakelen naar de eco-
modus voor het besparen van toner en papier, alleen bij
afdrukken en kopiëren via een pc (zie "Knop Eco" op
pagina 30).
2
3 4 5
15
6
7
8
9
10
1314
12
11
1
6
Power/Wakeup
Hiermee schakelt u het apparaat in of uit. Wanneer de blauwe
LED aan is, is het apparaat ingeschakeld en kunt u het
gebruiken. Als u het apparaat wilt uitschakelen, houdt u deze
knop ten minste 3 seconden ingedrukt. Druk op
Ja
wanneer
het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt
gevraagd.
7
Clear
Hiermee verwijdert u tekens uit het bewerkingsgebied.
8
Interrupt
Stopt een lopende taak voor een dringende kopieertaak.
9
Stop
Hiermee kunt u op elk moment een taak onderbreken. Er
verschijnt een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige
taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen
of voortzetten.
10
Start
Hiermee start u een taak.
11
Redial / Pause
Hiermee kiest u het laatst verzonden faxnummer of ontvangen
nummergave opnieuw, of voegt u een pauze (-) in een
faxnummer in, in de bewerkingsmodus.
12
Logout
Hiermee kunnen gebruikers zich afmelden.
13
On Hook Dial
Wanneer u op deze knop drukt, kunt u een kiestoon horen.
Voer vervolgens het faxnummer in. Dit is vergelijkbaar met
bellen via de telefoonluidspreker.
14
Reset
Hiermee worden de huidige apparaatinstellingen hersteld.
15
Status-LED
Geeft de status van uw apparaat aan (zie "Informatie over de
LED's" op pagina 25).
24
1. Inleiding
Het apparaat inschakelen
Gebruik het meegeleverde netsnoer voor het apparaat. Anders kan het
apparaat worden beschadigd of kan er brand ontstaan.
1
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan.
2
Druk op de aan/uit-schakelaar.
3
De stroom wordt automatisch ingeschakeld.
U kunt het apparaat ook inschakelen door op de knop (Power/
Wakeup) te drukken.
Sommige onderdelen in het apparaat kunnen heet zijn wanneer de
printer aanstaat of net een taak heeft afgedrukt. Let op dat u zich niet
verbrandt wanneer u aan de binnenkant van het apparaat werkt.
Demonteer het apparaat niet wanneer het aanstaat of aangesloten
is. U zou een elektrische schok kunnen krijgen.
Het rechtstreeks uitschakelen van het apparaat met de
stroomschakelaar kan problemen veroorzaken met de harde schijf in
het apparaat.
1
2
1
2
25
1. Inleiding
Informatie over de LED's
De kleur van de status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 23).
Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen (zie "Problemen oplossen" op pagina 319).
U kunt de fout ook oplossen met de tips in het programmavenster Samsung-printerstatus (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 286).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
13
Status-LED
De kleur van de status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Status Omschrijving
Uit Het apparaat is offline.
Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een toets wordt ingedrukt, gaat het
apparaat automatisch online.
Blauw Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Knipper
en
Fax Het apparaat is faxen aan het verzenden of bezig met ontvangen.
Kopie Het apparaat is bezig met het kopiëren van documenten.
Scan Het apparaat is bezig met het scannen van documenten.
Afdrukk. Als de LED langzaam knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de computer.
Wanneer de status-LED snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken.
Informatie over de LED's
26
1. Inleiding
Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht of raadpleeg het hoofdstuk over toneropvangbak (zie "Informatie over
displaymeldingen" op pagina 340). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Oranje Aan
De levensduur van de tonercassette
a
is geheel leeg. Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe.
Er is een papierstoring opgetreden (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 321).
De klep is open. Sluit de klep.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 75).
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout. Lees de melding op het display (zie "Informatie over displaymeldingen" op
pagina 340).
Knipper
en
Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Lees de melding op het display (zie
"Informatie over displaymeldingen" op pagina 340). Als het probleem is opgelost, gaat het apparaat door met de eerder gestopte taak.
De tonercassette
a
is bijna op. Bestel een nieuwe tonercassette. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner te
herverdelen.
a. De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen
worden gemaakt met de cassette conform ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en
formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de oranje LED brandt en de printer stopt met afdrukken.
Status Omschrijving
Informatie over de LED's
27
1. Inleiding
14
Aan/uit-LED
De kleur van de status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht of raadpleeg het hoofdstuk over toneropvangbak (zie "Informatie over
displaymeldingen" op pagina 340). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Status Omschrijving
Uit Het apparaat is offline.
Blauw Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of op een scherm wordt gedrukt,
gaat het apparaat automatisch online.
28
1. Inleiding
Scherm en nuttige knoppen
15
Weergavescherm
Met het weergavescherm op het bedieningspaneel kan het apparaat op
gebruiksvriendelijke wijze worden bediend. Als u drukt op het home-
pictogram ( ) op het scherm wordt het weergavescherm weergegeven.
De afbeelding op het beeldscherm in deze gebruikershandleiding kan,
afhankelijk van de opties of het model, van uw apparaat afwijken.
Als u naar het volgende weergavescherm wilt schakelen, drukt u op
de pijl rechts of sleept u met de vinger langs het weergavescherm.
De gebruikers van het apparaat moeten afhankelijk van de
verificatie-instelling een id en wachtwoord invoeren. In dit geval kan
het apparaat alleen worden gebruikt door een gemachtigde
gebruiker die op het apparaat is geregistreerd met een id en
wachtwoord. Neem contact op met de beheerder van het apparaat.
Kopie: hiermee opent u het menu Kopie (zie "Kopiëren" op pagina
118).
Fax: hiermee opent u het menu Fax (zie "Faxen" op pagina 162).
Opgeslagen doc.: hiermee opent u het menu Opgeslagen doc. (zie
"Informatie over het scherm Opgeslagen documenten" op pagina 227).
Gedeelde map: hiermee opent u het menu Gedeelde map (zie
"Informatie over het scherm Gedeelde map" op pagina 224).
Scherm en nuttige knoppen
29
1. Inleiding
Scan nr Email: hiermee opent u het menu Scan nr Email (zie
"Scannen en per e-mail verzenden" op pagina 136).
Scannen naar server: hiermee opent u het menu Scannen naar
server (zie "Scannen en verzenden via SMB/FTP" op pagina 143).
Scan nr pc: hiermee opent u het menu Scan nr pc (zie "Scannen en
per e-mail verzenden" op pagina 136).
Scan n. gedeelde map: hiermee opent u het menu Scan n. gedeelde
map (zie "Scannen en verzenden naar een USB/gedeelde map" op
pagina 150).
Snel kopiëren: hiermee opent u het menu Snel kopiëren (zie "Snel
kopiëren" op pagina 124).
kopie ID: hiermee opent u het menu kopie ID (zie "Identiteitskaart
kopiëren" op pagina 125).
USB: hiermee opent u het menu USB. Wanneer er een USB-
geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort van uw apparaat plaatst,
wordt USB geactiveerd op het weergavescherm (zie "Informatie over
het USB-scherm" op pagina 229).
Naar USB scannen: hiermee opent u het menu Naar USB scannen.
Wanneer er een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort
van uw apparaat plaatst, wordt Naar USB scannen geactiveerd op het
weergavescherm (zie "Scannen naar een USB-geheugenapparaat" op
pagina 233).
Machine instellen: U kunt door de huidige apparaatinstellingen
bladeren of deze veranderen (zie "Apparaatinstellingen" op pagina
241).
Bepaalde menu's kunnen uitsluitend worden geconfigureerd door een
gemachtigde gebruiker waarvoor de beheerder een ID en een
wachtwoord op het apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het
apparaat daarom vraagt, voert u het ID en wachtwoord in.
Samsung Cloud: Samsung Cloud Printer moet geregistreerd zijn om
dit menu te kunnen gebruiken. Neem voor meer informatie contact op
met uw plaatselijke Samsung-dealer of de winkel waar u uw apparaat
kocht (zie "Scannen en verzenden naar Samsung Cloud Print" op
pagina 217).
SmarThru Workflow: Om dit menu te gebruiken moet SmarThru
WorkFlow zijn geïnstalleerd. Neem voor meer informatie contact op met
uw plaatselijke Samsung-dealer of de winkel waar u uw apparaat kocht
(zie "Over SmarThru Workflow" op pagina 221).
Scherm en nuttige knoppen
30
1. Inleiding
16
Knop Counter
Als u op de knop Counter op het bedieningspaneel drukt, kunt u het aantal
afdrukken zien.
Als u Apparaat selecteert, kunt u het aantal afdrukken per apparaat zien.
Een impressie verwijst doorgaans naar een enkele zijde van een vel en niet
naar een enkelzijdige afdruk.
Totaal gebruik: toont het totaal aantal afdrukken.
Gebruik verzenden: toont het aantal verzonden afbeeldingen via e-
mail, server, etc.
Gebr. verz. Faxen (PSTN): toont het aantal verzonden faxen.
Als u Gebruiker selecteert, kunt u het gebruik, de limiet en het resterend
gebruik per gebruiker zien.
17
Knop Eco
Met de ecofunctie kunt u afdrukbronnen besparen en milieuvriendelijker
kopiëren. Wanneer u op de knop Eco drukt, word de eco-modus op het
apparaat in- of uitgeschakeld. Als de ecomodus aan is, ziet u de
ecoafbeelding ( ) op bepaalde functies. Bepaalde opties van de functies
zijn in de ecomodus niet beschikbaar.
Alleen de beheerders hebben toegang tot de Eco-instellingen in
Machine instellen (zie "Eco-instellingen" op pagina 260).
Als het apparaat om een wachtwoord voor de ecomodus vraagt,
moet u het wachtwoord invoeren. Neem contact op met uw
beheerder.
De knop Eco wordt alleen geactiveerd voor de menu's Kopie en
Snel kopiëren.
18
Knop Job Status
Als u op de knop Job Status drukt, wordt de lijst met lopende taken, taken
in wachtrij en voltooide taken weergegeven.
Huidige taak
Toont de lijst van taken die worden uitgevoerd en die in de wachtrij staan.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat bevindt zich niet in de Eco-
modus.
Groen Aan Het apparaat bevindt zich in de Eco-modus.
Scherm en nuttige knoppen
31
1. Inleiding
Als u op de naam van de taak drukt, wordt er meer gedetailleerde informatie
getoond.
nr.: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het taaktype, zoals afdruk, kopie, fax, etc.
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Status: toont de huidige status van elke taak.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde taak uit de lijst.
Taak voltooid
Toont de lijst van voltooide taken.
Als u op de naam van de taak drukt, wordt er meer gedetailleerde informatie
getoond.
nr.: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het taaktype, zoals afdruk, kopie, fax, etc.
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Status: toont de status van elke voltooide taak.
Beveiligde taak
Toont de lijst van beveiligde taken die de gebruiker in het
printerstuurprogramma heeft ingesteld (zie "Afdrukmodus" op pagina 97).
U moet de in het printerstuurprogramma ingestelde ID en het Wachtwoord
invoeren.
nr.: toont de volgorde van de taken.
Type taak: toont het type van de taak.
Taaknaam: toont de naam van de taak.
Gebruiker: toont de naam van de taakeigenaar.
Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde taak. U
kunt ook het aantal kopieën wijzigen door op Instellingen wijzigen te
drukken.
Bewer.: wijzigt de Taaknaam van de geselecteerde taak.
Verwijd.: hiermee verwijdert u de geselecteerde taak uit de lijst.
Afdrukk.: drukt de geselecteerde taak uit de lijst af.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
Scherm en nuttige knoppen
32
1. Inleiding
Actief bericht
toont eventuele foutberichten en codes die zijn opgetreden.
nr.: toont de volgorde van de berichten.
Apparaatstatusbericht: Toont de foutmeldingen voor de huidige
fouten in het apparaat.
Foutcode: toont de code van het foutbericht.
Detail: toont de gedetailleerde informatie van de geselecteerde taak.
Sluiten: sluit het taakstatusvenster.
19
Knop Interrupt
Als u op de knop Interrupt drukt, gaat het apparaat in de
onderbrekingsmodus, hetgeen betekent dat de actuele afdruktaak wordt
stopgezet voor een urgente kopieertaak. Wanneer de spoedeisende
kopieertaak is voltooid, wordt de vorige taak hervat.
Status Omschrijving
Uit Het apparaat bevindt zich niet in de
onderbrekingsmodus.
Groen Aan Het apparaat bevindt zich in onderbrekingsmodus.
33
1. Inleiding
Informatie over het pop-uptoetsenbord
U kunt alfabetische tekens, cijfers of speciale symbolen invoeren met
behulp van het pop-uptoetsenbord op het weergavescherm. Het gaat om
een normaal toetsenbord voor een optimale gebruiksvriendelijkheid.
Als u het invoergebied waar u tekens moet invoeren aanraakt, verschijnt
het toetsenbord op het scherm. Het toetsenbord is het standaard
toetsenbord met weergave van kleine letters.
2. Installatie van de
software
Dit hoofdstuk geeft stap voor stap instructies voor het installeren van het apparaatstuurprogramma. Lees dit
hoofdstuk goed door om de verschillende installatiemethodes te gebruiken.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Het stuurprogramma installeren 35
Het stuurprogramma opnieuw installeren 38
35
2. Installatie van de software
Het stuurprogramma installeren
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel rechtstreeks op uw
computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk is verbonden,
slaat u de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie
van het stuurprogramma voor een netwerkapparaat (zie "Installeren van
een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 50).
Het installatievenster in deze Gebruikershandleiding kan verschillen
afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface.
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
1
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle
programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
rom-station en klik op OK.
Voor Windows 8:
Als het installatievenster niet wordt weergegeven, gaat u naar
Charms(charms) en selecteert u Zoeken > Apps(App) en
zoekt u Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u 'X' vervangt door
de letter van uw cd-romstation, en klik op OK.
Als het pop-upvenster Tik om te kiezen wat met deze schijf
moet gebeuren wordt weergegeven, klikt u op het venster en
selecteert u Run Setup.exe.
3
Controleer en accepteer de installatie-overeenkomst in het
installatievenster en klik op Volgende.
4
Selecteer USB op het scherm Type printerverbinding en klik op
Volgende.
5
Volg de instructies in het installatievenster.
Vanaf het Startscherm van Windows 8
Het V4-stuurprogramma wordt automatisch gedownload van
Windows Update als uw computer verbinding heeft met internet Als
dit niet het geval is, kunt u het V4-stuurprogramma handmatig
downloaden van de Samsung-website, www.samsung.com > zoek
uw product > Support of downloads.
Het stuurprogramma installeren
36
2. Installatie van de software
U kunt de app Samsung Printer Experience downloaden van de
Windows Store. Als u de Windows Store(Store) wilt gebruiken, hebt
u een Microsoft-account nodig.
1 Selecteer vanuit de balk Charms(charms) de optie Zoeken.
2 Klik op Store(Store).
3 Zoek naar en klik op Samsung Printer Experience.
4 Klik op Installeer.
Als u het stuurprogramma installeert met de meegeleverde software-
cd, wordt het V4-stuurprogramma niet geïnstalleerd. Als u het V4-
stuurprogramma wilt gebruiken in het Bureaubladscherm, kunt u
het downloaden van de Samsung-website, www.samsung.com >
zoek uw product > Support of downloads.
Als u de managementhulpmiddelen voor printers van Samsung wilt
installeren, moet u deze installeren met de meegeleverde software-
cd.
1
Zorg ervoor dat uw computer is ingeschakeld en verbonden met
internet.
2
Zorg ervoor dat het apparaat is ingeschakeld.
3
Sluit de computer en het apparaat aan met een USB-kabel.
Het stuurprogramma wordt automatisch geïnstalleerd via Windows
Update.
2
Mac
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Selecteer het CD-ROM-volume dat verschijnt in vindfunctie.
4
Dubbelklik op het pictogram Software installeren.
5
Lees de licentieovereenkomst en vink het vakje akkoord voor
installatie aan.
6
Klik op Volgende en volg de instructies in het installatievenster.
Het stuurprogramma installeren
37
2. Installatie van de software
3
Linux
Om de printersoftware te onderzoeken, moet u softwarepakketten voor
Linux downloaden van de Samsung-website (http://www.samsung.com >
zoek uw product > Ondersteuning of Downloads).
Het Unified Linux-stuurprogramma installeren
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware
te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met
uw systeembeheerder.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Kopieer het Unified Linux Driver-pakket naar uw systeem.
3
Open het terminalprogramma en ga naar de map waarnaar u het
pakket hebt gekopieerd.
4
Pak het pakket uit.
5
Ga naar de map uld.
6
Voer de opdracht './install.sh' uit (als u niet bent aangemeld als root,
voert u de opdracht uit met 'sudo': 'sudo ./install.sh')
7
Ga verder met de installatie.
8
Start het hulpprogramma voor afdrukken nadat de installatie is
voltooid (ga naar System > Administration > Printing of voer de
opdracht 'system-config-printer' uit in het terminalprogramma).
9
Klik op de knop Add.
10
Selecteer uw printer.
11
Klik op de knop Forward om de printer aan het systeem toe te
voegen.
38
2. Installatie van de software
Het stuurprogramma opnieuw installeren
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de
onderstaande stappen om het stuurprogramma opnieuw te installeren.
4
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of
Alle programma's > Samsung Printers > Samsung
printersoftware verwijderen.
Voor Windows 8:
1 Selecteer vanuit de balk Charms de optie Zoeken >
Apps(App).
2 Zoek naar en klik op Configuratiescherm.
3 Klik op Programma's en onderdelen
4 Klik met de rechtermuisknop op het stuurprogramma dat u
wilt deïnstalleren en kies Installatie ongedaan maken.
5 Volg de instructies in het venster.
3
Volg de instructies in het installatievenster.
4
Plaats de software-cd in uw cd-rom-station en installeer het
stuurprogramma opnieuw (zie "Het stuurprogramma installeren" op
pagina 35).
Vanaf het Startscherm van Windows 8
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Klik op de tegel Samsung-printersoftware deïnstalleren in het
Startscherm.
3
Volg de instructies in het venster.
Als u geen tegel voor Samsung-printersoftware kunt vinden,
deïnstalleert u vanuit de bureaubladmodus.
Als u de hulpmiddelen voor printermanagement van Samsung wilt
deïnstalleren vanuit het Startscherm, klikt u met de rechtermuisknop
op het programma dat u wilt Installatie ongedaan maken >
Installatie ongedaan maken en volgt u de instructie in het venster.
Het stuurprogramma opnieuw installeren
39
2. Installatie van de software
5
Mac
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van
het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Open de map Programma's > Samsung > Printer Software
Uninstaller.
2
Klik op Doorgaan om de printersoftware te deïnstalleren.
3
Selecteer het programma dat u wilt verwijderen en klik op Installatie
ongedaan maken.
4
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
5
Klik na het deïnstalleren op Sluiten.
Als een apparaat al is toegevoegd, kunt u het verwijderen via
Printerconfiguratie of Afdrukken en faxen.
6
Linux
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van
het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Open het Terminalprogramma.
2
Ga naar de map uld van het uitgepakte Unified Linux Driver-
pakket.
3
Voer de opdracht './uninstall.sh' uit (als u niet bent aangemeld als
root, voert u de opdracht uit met 'sudo': 'sudo ./uninstall.sh')
4
Ga door met het verwijderen van het stuurprogramma.
3.
Een via een netwerk
aangesloten apparaat gebruiken
Dit hoofdstuk geeft u stap voor stap instructies voor het instellen van de netwerkomgeving voor u het apparaat
in gebruik neemt. U moet bekend zijn met de termen die gebruikt worden in de instructies voor het instellen van
de netwerkomgeving. Raadpleeg de woordenlijst voor termen die u niet begrijpt ("Verklarende
woordenlijst" op pagina 403).
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Netwerkomgeving 41
Toegang tot netwerkinstellingen 42
Netwerkinstellingen (TCP/IP) 43
Het IP-adres instellen 45
Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk 50
Installatie van draadloos netwerk (optioneel) 59
41
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Netwerkomgeving
U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt aangesloten
op de desbetreffende poort op uw computer.
U moet de netwerkprotocollen op het apparaat installeren om het als
netwerkprinter te kunnen gebruiken. U kunt de basisnetwerkinstellingen
opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat.
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die door het apparaat
worden ondersteund:
Items Specificaties
Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000 Base-TX bedraad LAN
802.11b/g/n draadloos LAN
a
Netwerkbesturingssyst
eem
•Windows
®
XP Service Pack 3, Windows
Server
®
2003, Windows Vista
®
, Windows
®
7/
8, Windows Server
®
2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.6-10.10
•UNIX OS
Netwerkprotocollen TCP/IPv4
DHCP, BOOTP
DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP
Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP,
WSD
SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec
TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv
1/2/3, HTTP, IPSec)
Draadloze
netwerkbeveiliging
a
Verificatie: Open Syst., Ged. Sleutel, WPA
Privé, WPA2 Privé (PSK)
Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES
a. Optioneel apparaat
Items Specificaties
42
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Toegang tot netwerkinstellingen
1
Zorg ervoor dat de Ethernet-kabel op uw apparaat is aangesloten.
2
Druk op Machine instellen > Netwerkinstell. op het scherm.
3
Selecteer de gewenste optie. Het volgende scherm verschijnt als de
optie alleen beschikbaar is voor de beheerder.
Voer ID, Wachtwoord en Domein in met behulp van het pop-
uptoetsenbord dat verschijnt wanneer u op een veld drukt.
Voer het ID en wachtwoord in die u hebt ingesteld toen u het
apparaat voor de eerste keer inschakelde: Initiële instellingen (zie
"Initiële instellingen" op pagina 261).
U kunt ook de knop Recente gebruikers gebruiken om een onlangs
gebruikte ID te vinden, en de knop Lijst met domeinen gebruiken
om het domein in de opgeslagen lijst van het apparaat te vinden.
Als u zich aanmeldt, ziet u de ID van de aangemelde gebruiker op
het scherm.
4
Druk op OK.
43
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Netwerkinstellingen (TCP/IP)
Als u uw apparaat op een netwerk aansluit moet u eerst de TCP/IP-
instellingen voor het apparaat configureren. De onderstaande instellingen
zijn de vereiste basisinstellingen voor het gebruik van uw apparaat als een
netwerkapparaat. U kunt TCP/IP, DNS-server, TCP/IPv6, Ethernet en de
methodes voor het toewijzen van IP-adressen instellen.
1
Ethernet
U kunt de Ethernet-instellingen instellen.
Druk op Machine instellen > Netwerkinstell. > TCP/IP > Ethernet op het
scherm.
U hebt ook toegang tot deze functie via de SyncThru™ Web Service.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en voer het IP-adres
van uw apparaat in (zie "Tabblad Instellingen" op pagina 273).
Ethernet: U kunt de Ethernetpoort inschakelen/uitschakelen.
Snelheid: kies de snelheid voor Ethernet.
MAC-adres: toont het Mac-adres van het apparaat.
2
TCP/IP-protocol
U kunt de IPv4-instellingen instellen.
Druk op Machine instellen > Netwerkinstell. > TCP/IP > TCP/IPv4 op het
scherm.
U hebt ook toegang tot deze functie via de SyncThru™ Web Service.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en voer het IP-adres
van uw apparaat in (zie "Tabblad Instellingen" op pagina 273).
IP-instelling
U kunt de methode voor het toewijzen van IP-adressen kiezen.
Statisch: selecteer om het IP-adres/subnetmasker/gatewayadres
handmatig in te voeren.
BOOTP: het IP-adres/subnetmasker/gatewayadres worden
automatisch toegewezen door de BOOTP-server.
DHCP: het IP-adres/subnetmasker/gatewayadres worden automatisch
toegewezen door de DHCP-server.
Netwerkinstellingen (TCP/IP)
44
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
DNS-configuratie
U kunt de DNS-server configureren.
Hostnaam: voer de hostnaam in. U kunt maximaal 63 tekens invoeren.
De standaardinstelling is "SEC[MAC address]".
Domeinnaam: voer de domeinnaam in. U kunt maximaal 128 tekens
invoeren.
Primaire DNS-server: voer het adres van de DNS-server in dat u als
primair adres wilt gebruiken.
Secundaire DNS-server: voer het adres van de DNS-server in dat u
als alternatief adres wilt gebruiken.
Dynamische DNS-registratie: Als u dit wilt gebruiken, schakelt u het
selectievakje (of de selectievakjes) voor dynamische DNS-registratie in.
Als deze optie is ingeschakeld, registreert het apparaat de host- en
domeinnaam dynamisch op geconfigureerde DNS-servers. Als deze
optie is ingeschakeld en DHCP is geselecteerd, worden de DHCP
FQDN-opties automatisch uitgeschakeld.
WINS (Windows Internet Name Service)
U kunt de WNS-server configureren. WINS wordt gebruikt door het
Windows-besturingssysteem. Selecteer deze optie.
Het IP-adres weergeven
U kunt het apparaat instellen om het IP-adres op de meldingsbalk weer te
geven. Als u deze optie selecteert, wordt het IP-adres in de meldingsbalk
weergegeven.
45
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Het IP-adres instellen
Als u uw apparaat op een netwerk aansluit moet u eerst de TCP/IP-
instellingen voor het apparaat configureren. De onderstaande instellingen
zijn de vereiste basisinstellingen voor het gebruik van uw apparaat als een
netwerkapparaat. U kunt TCP/IP, DNS-server, TCP/IPv6, Ethernet en de
methodes voor het toewijzen van IP-adressen instellen.
3
IPv4-configuratie
Als uw apparaat geen netwerkverbinding ondersteunt, kunt u deze
functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 22).
U kunt de TCP/IPv4-configuratie ook vanaf het bedieningspaneel
instellen.
TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund.
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken via
het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch
toegewezen via een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol
Server) die zich in het netwerk bevindt.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Windows)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Configuratiescherm > Beveiligingscentrum >
Windows Firewall.
De onderstaande instructies kunnen afwijken voor uw model.
1
Download de software van de website van Samsung. Pak de
software vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http://
www.samsung.com > zoek uw product > Ondersteuning of
Downloads).
2
Volg de instructies in het installatievenster.
3
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
4
Schakel het apparaat in.
5
In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma's >
Samsung Printers > SetIP > SetIP.
6
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
Het IP-adres instellen
46
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
7
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt
gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Andere instellingen" op pagina
247). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8.
8
Klik op Apply en vervolgens op OK. Het
Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat
afgedrukt. Bevestig dat alle instellingen juist zijn.
IPv4-configuratie met het programma SetIP (Mac)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren > Beveiliging (of
Beveiliging en privacy) > Firewall.
1
Download de software van de website van Samsung. Pak de
software vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http://
www.samsung.com > zoek uw product > Ondersteuning of
Downloads).
2
Schakel het apparaat in.
3
Voer de gedownloade SetIP-toepassing uit.
4
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
5
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt
gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Andere instellingen" op pagina
247). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8.
6
Klik op Apply en vervolgens op OK. Het
Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat
afgedrukt. Bevestig dat alle instellingen juist zijn.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Linux)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via System Preferences or Administrator.
De volgende instructies kunnen verschillen per model of
besturingssysteem.
Het IP-adres instellen
47
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
1
Download het programma SetIP vanaf de website van Samsung en
pak het programma uit.
2
Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html in de map cdroot/
Linux/noarch/at_opt/share/utils.
3
Klik hier om het venster TCP/IP Configuration te openen.
4
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt
gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Andere instellingen" op pagina
247). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8.
5
Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het
apparaat afgedrukt.
4
IPv6-configuratie
IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies.
Via het bedieningspaneel
IPv6 activeren
Het openen van de menu's kan verschillen per model (zie
"Menuoverzicht" op pagina 236).
1
Druk op Machine instellen > Netwerkinstell. > TCP/IP > TCP/IPv6
op het scherm.
2
Druk op het keuzerondje in het weergavescherm om de optie te
activeren.
3
Zet het apparaat uit en weer aan.
Als u het printerstuurprogramma installeert, moet u niet zowel IPv4 als
IPv6 configureren. We raden aan om IPv4 of IPv6 te configureren.
Het IP-adres instellen
48
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
DHCPv6 adresconfiguratie
Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van de
volgende opties instellen voor standaard dynamische host-configuratie.
1
Druk op Machine instellen > Netwerkinstell. > TCP/IP > TCP/IPv6
op het scherm.
2
Druk op DHCPv6-configuratie.
3
Selecteer de gewenste vereiste waarde.
DHCP altijd inschakelen: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de
router er niet om vraagt.
DHCP nooit gebruiken: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een
router erom vraagt.
Gebruik DHCP zoals aangegeven door een router Gebruik
DHCPv6 alleen wanneer een router erom vraagt.
Via de SyncThru™ Web Service
IPv6 activeren
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het
IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld
en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
3
Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menublak
en klikt u op Network Settings.
4
Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website.
5
Schakel het selectievakje IPv6 Protocol in om IPv6 te activeren.
6
Klik op de knop Apply.
7
Zet het apparaat uit en weer aan.
Het IP-adres instellen
49
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
U kunt ook DHCPv6 instellen.
Ga als volgt te werk om het IPv6-adres handmatig in te stellen:
Schakel het selectievakje Manual Address in. Vervolgens wordt het
tekstvak Address/Prefix geactiveerd. Voer de rest van het adres in
(bijv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot
F).
IPv6-adresconfiguratie
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het
IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld
en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
3
Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menubalk
en klikt u op Network Settings.
4
Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website.
5
Selecteer een van de IPv6-adressen in Address Type (zie "Andere
instellingen" op pagina 247).
Link-Local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen
(adres begint met FE80).
Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter
geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd
IPv6-adres.
Manual Address: Door de gebruiker handmatig geconfigureerd
IPv6-adres.
Default Gateway: door een netwerkrouter geconfigureerd IPv6-
adres van een standaardgateway.
6
Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen vierkante haakjes ("[ ]")worden geplaatst.
50
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
U moet de printerstuurprogrammasoftware voor afdrukken installeren. De
software omvat stuurprogramma’s, toepassingen en andere
ondersteunende programma’s.
Controleer of de netwerkinstallatie voor uw apparaat is voltooid. Sluit alle
toepassingen op uw computer af voordat u met de installatie begint.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
51
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
5
Windows
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn
ingesteld.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle
programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
rom-station en klik op OK.
Voor Windows 8:
Als het installatievenster niet wordt weergegeven, gaat u naar
Charms(charms) en selecteert u Zoeken > Apps(App) en
zoekt u Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u 'X' vervangt door
de letter van uw cd-romstation, en klik op OK.
Als het pop-upvenster Tik om te kiezen wat met deze schijf
moet gebeuren wordt weergegeven, klikt u op het venster en
selecteert u Run Setup.exe.
3
Controleer en accepteer de installatie-overeenkomst in het
installatievenster. Klik daarna op Volgende.
4
Selecteer Netwerk in het scherm Type printerverbinding. Klik
daarna op Volgende.
5
Volg de instructies in het installatievenster.
Vanaf het Startscherm van Windows 8
Het V4-stuurprogramma wordt automatisch gedownload van
Windows Update als uw computer verbinding heeft met internet Als
dit niet het geval is, kunt u het V4-stuurprogramma handmatig
downloaden van de Samsung-website, www.samsung.com > zoek
uw product > Ondersteuning of Downloads.
U kunt de app Samsung Printer Experience downloaden van de
Windows Store. Als u de Windows Store(Store) wilt gebruiken, hebt
u een Microsoft-account nodig.
a Selecteer vanuit de balk Charms(charms) de optie Zoeken.
b Klik op Store(Store).
c Zoek naar en klik op Samsung Printer Experience.
d Klik op Installeer.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
52
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Als u het stuurprogramma installeert met de meegeleverde software-
cd, wordt het V4-stuurprogramma niet geïnstalleerd. Als u het V4-
stuurprogramma wilt gebruiken in het Bureaubladscherm, kunt u
het downloaden van de Samsung-website, www.samsung.com >
zoek uw product > Ondersteuning of Downloads.
Als u de managementhulpmiddelen voor printers van Samsung wilt
installeren, moet u deze installeren met de meegeleverde software-
cd.
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn
ingesteld.
2
Ga naar Charms(charms), selecteer Instellingen > Pc-
instellingen wijzigen > Apparaten.
3
Klik op Een apparaat toevoegen.
De gedetecteerde apparaten worden op het scherm weergegeven.
4
Klik op de modelnaam of de hostnaam die u wilt gebruiken.
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat, waarop de hostnaam van het
huidige apparaat wordt weergegeven.
5
Het stuurprogramma wordt automatisch geïnstalleerd via Windows
Update.
De modus installatie op de achtergrond
De modus installatie op de achtergrond is een installatiemethode die geen
tussenkomst van de gebruiker vereist. Zodra u met de installatie start,
worden het stuurprogramma van het apparaat en de software automatisch
op uw computer geïnstalleerd. U kunt de installatie op de achtergrond ook
starten door /s of /S in het opdrachtvenster te typen.
Opdrachtregelparameters
De volgende tabel geeft opdrachten weer die kunnen worden gebruikt in het
opdrachtvenster.
De volgende opdrachtregels zijn effectief en worden gehanteerd
wanneer de opdracht gebruikt wordt met /s of /S. /h, /H of /? zijn
uitzonderlijke opdrachten die alleen gebruikt kunnen worden.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/s of /S Start installatie op de
achtergrond.
Hiermee worden
apparaatstuurprogramma's
geïnstalleerd zonder UI's
op te roepen en zonder
tussenkomst van de
gebruiker.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
53
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
/p"<poortnaam>" of
/P"<poortnaam>"
Specificeert de
printerpoort.
Er wordt een
netwerkpoort
gemaakt aan de
hand van de
standaard TCP/
IP-poortmonitor.
Voor een lokale
poort moet deze
poort op het
systeem bestaan
voor deze door
een opdracht
wordt
gespecificeerd.
De printerpoortnaam kan
worden opgegeven als IP-
adres, hostnaam, lokale
USB-poortnaam,
IEEE1284-poortnaam of
netwerkpad.
Voorbeeld:
/p"xxx.xxx.xxx.xxx"
waarin "xxx.xxx.xxx.xxx"
staat voor het IP-adres
van de netwerkprinter. /
p"USB001", /P"LPT1:", /
p"hostnaam"
/p'\\computer_name
\shared_printer' of
'\\xxx.xxx.xxx.xxx\shared
_printer', waarbij
'\\computer_name\share
d_printer' of
'\\xxx.xxx.xxx.xxx\shared
_printer' het netwerkpad
naar de printer betekent
door twee slashes, de
computernaam of het
lokale IP-adres van de
pc die de printer deelt op
te geven, en de
gedeelde naam van de
printer.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/a"<dest_path>" of
/A"<dest_path>"
Specificeert het doelpad
voor de installatie.
Het doelpad
moet een volledig
gekwalificeerd
pad zijn.
Aangezien
apparaatstuurprogramma's
geïnstalleerd moeten
worden op een voor het
besturingssysteem
specifiek pad, is deze
opdracht alleen van
toepassing op
toepassingssoftware.
/n"<Printernaam>"
of /
N"<Printernaam>"
Specificeert de
printernaam. De
printerinstantie zal
worden gemaakt
conform de opgegeven
printernaam.
Met deze parameter kunt u
naar wens printerinstanties
toevoegen.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
54
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
/nd of /ND Geeft de opdracht het
geïnstalleerde
stuurprogramma niet in
te stellen als standaard
apparaatstuurprogramm
a.
Het geeft aan dat het
geïnstalleerde
apparaatstuurprogramma
niet het standaard
apparaatstuurprogramma
op uw systeem zal zijn als
er meer dan een
printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Als er geen
apparaatstuurprogramma
op uw systeem is
geïnstalleerd, is deze optie
niet van toepassing omdat
het Windows-
besturingssysteem het
geïnstalleerde
printerstuurprogramma als
standaardstuurprogramma
zal instellen.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/x of /X Maakt gebruik van
bestaande
apparaatstuurprogramm
abestanden om de
printerinstantie te maken
als deze al is
geïnstalleerd.
Deze opdracht biedt een
mogelijkheid om een
printerinstantie te
installeren die
gebruikmaakt van
geïnstalleerde
printerstuurprogrammabest
anden zonder een
bijkomend stuurprogramma
te installeren.
/
up"<printernaam>"
of /
UP"<printernaam>
"
Verwijdert alleen de
opgegeven
printerinstantie en niet
de
stuurprogrammabestand
en.
Deze opdracht biedt een
mogelijkheid om alleen de
opgegeven printerinstantie
van uw systeem te
verwijderen zonder effect
op andere
printerstuurprogramma's.
Hiermee zullen de
printerstuurprogramma's
niet van uw systeem
worden verwijderd.
/d of /D Verwijdert alle
apparaatstuurprogramm
a's en toepassingen van
uw systeem.
Deze opdracht verwijdert
alle geïnstalleerde
apparaatstuurprogramma's
en toepassingssoftware
van uw systeem.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
55
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
6
Mac
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Selecteer het CD-ROM-volume dat verschijnt in vindfunctie.
4
Dubbelklik op het pictogram Software installeren.
5
Lees de licentieovereenkomst en vink het vakje akkoord voor
installatie aan.
6
Klik op Next.
7
Selecteer Netwerk in het scherm Type printerverbinding.
8
Klik op Next.
9
Volg de instructies in het installatievenster.
7
Linux
Om de printersoftware te onderzoeken, moet u softwarepakketten voor
Linux downloaden van de Samsung-website (http://www.samsung.com >
zoek uw product > Ondersteuning of Downloads).
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn
ingesteld.
2
Kopieer het Unified Linux Driver-pakket naar uw systeem.
3
Open het terminalprogramma en ga naar de map waarnaar u het
pakket hebt gekopieerd.
4
Pak het pakket uit.
/v"<share name>"
of /V"<share
name>"
Deelt het geïnstalleerde
apparaat en voegt
andere
platformstuurprogramma
's toe voor Point & Print.
Alle ondersteunde
apparaatstuurprogramma's
van het Windows-
besturingssysteem worden
geïnstalleerd en gedeeld
met de opgegeven <share
name> voor Point & Print.
/o of /O Opent de map Printers
en faxapparaten na
installatie.
Deze opdracht opent de
map Printers en
faxapparaten na installatie
op de achtergrond.
/h, /H of /? Toont het gebruik van de opdrachtregel.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
56
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
5
Ga naar de map uld.
6
Voer de opdracht ” ./install.sh“ uit (als u niet bent aangemeld als
root, voert u de opdracht uit met “sudo” as “sudo ./install.sh”).
7
Ga verder met de installatie.
8
Start het hulpprogramma Printing nadat de installatie is voltooid (Ga
naar System > Administration > Printing of voer de opdracht
"system-config-printer" uit in het terminalprogramma).
9
Klik op de knop Add.
10
Selecteer AppSocket/HP JetDirect en voer het IP-adres van het
apparaat in.
11
Klik op de knop Forward om de printer aan het systeem toe te
voegen.
8
UNIX
Controleer of uw printer het besturingssysteem UNIX ondersteunt,
voordat u het UNIX-stuurprogramma installeert (zie
"Besturingssysteem" op pagina 10).
De commando's zijn gemarkeerd met "". Wanneer u de commando's
invoert, moet u geen "" typen.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Besturingssysteem"
op pagina 10).
Om het UNIX-printerstuurprogramma te gebruiken moet u eerst het UNIX-
printerstuurprogrammapakket installeren en vervolgens de printer instellen.
U kunt het UNIX-printerstuurprogrammapakket downloaden van de website
van Samsung (http://www.samsung.com > zoek uw product >
Ondersteuning of Downloads).
Het UNIX-printerstuurprogrammapakket
installeren
De installatieprocedure is identiek voor alle varianten van het
bovengenoemde UNIX-besturingssysteem.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
57
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
1
Download het UNIX-stuurprogrammapakket van de website van
Samsung en pak het uit op uw computer.
2
Zorg dat u machtigingen voor de hoofdmap heeft.
su -"
3
Kopieer het juiste stuurprogrammabestand naar de UNIX-computer.
Raadpleeg de handleiding van uw UNIX-besturingssysteem voor meer
informatie.
4
Pak het UNIX-printerstuurprogrammabestand uit.
Op IBM AIX gebruikt u bijvoorbeeld de volgende commando's:
gzip -d < voor de pakketnaam in | tar xf -"
5
de uitgepakte map.
6
Voer het installatiescript uit.
./install –i
install is het installatiescriptbestand dat wordt gebruikt om het
UNIX-printerstuurprogrammapakket te installeren/deïnstalleren.
Gebruik de opdracht "chmod 755 install" om de uitvoering van het
installatiescript te machtigen.
7
Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de installatie
te controleren.
8
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel. Hiermee wordt het
venster van de wizard Add Printer Wizard geopend. Stel in dit
venster de printer op de volgende manier in:
In sommige UNIX-besturingssystemen, zoals Solaris 10, zijn zojuist
toegevoegde printers mogelijk niet ingeschakeld en/of kunnen geen
taken ontvangen. In dat geval moet u de volgende twee opdrachten
uitvoeren in de root-terminal:
accept <printer_name>"
enable <printer_name>"
De installatie van het
printerstuurprogrammapakket ongedaan maken
Het hulpprogramma moet gebruikt worden om de geïnstalleerde printer
uit het systeem te verwijderen.
a Voer de opdracht "uninstallprinter" uit vanaf de terminal.
Hierdoor wordt Uninstall Printer Wizard geopend.
De geïnstalleerde printers verschijnen in de vervolgkeuzelijst.
b Selecteer de printer die u wilt verwijderen.
c Klik op Delete om de printer uit het systeem te verwijderen.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
58
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
d Voer de opdracht ". /install –d" uit om de installatie van het volledige
pakket ongedaan te maken.
e Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van het
verwijderen te controleren.
Gebruik de opdracht ". /install –i” om de binaire gegevens opnieuw te
installeren.
De printer instellen
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel om de printer toe te voegen
aan uw UNIX-systeem. Hiermee wordt het venster van de wizard Printer
toevoegen geopend. Stel in dit venster de printer op de volgende manier in:
1
Typ de naam van de printer.
2
Selecteer het juiste printermodel uit de lijst van modellen.
3
Voer een beschrijving in voor het type van uw printer in het veld
Type. Dit is optioneel.
4
Geef in het veld Description een beschrijving van de printer op. Dit
is optioneel.
5
Geef in het veld Location een beschrijving van de printer op.
6
Typ het IP-adres of de DNS-naam van de printer in het tekstvak
Device voor netwerkprinters. Op IBM AIX met jetdirect kunt u alleen
Queue type invoeren. U kunt geen numeriek IP-adres invoeren.
7
Queue type toont de verbinding als lpd of jetdirect in de
overeenkomstige keuzelijst. Op Sun Solaris OS is bovendien een
usb type beschikbaar.
8
Selecteer Copies om het aantal exemplaren in te stellen.
9
Schakel de optie Collate in om exemplaren gesorteerd af te
drukken.
10
Schakel de optie Reverse Order in om exemplaren in omgekeerde
volgorde af te drukken.
11
Schakel de optie Make Default in om deze printer in te stellen als
standaardprinter.
12
Klik op OK om de printer toe te voegen.
59
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
Als u op het apparaat een draadloos netwerk wilt gebruiken,
controleert u de optielijsten en neemt u contact op met uw verkoper
om de optie te bestellen (zie "Beschikbare accessoires" op pagina
298). Wanneer u een Wireless/NFC-kit (optioneel) koopt, installeert
u de kit door de stappen te volgen in de meegeleverde
installatiehandleiding van de Wireless/NFC-kit (optioneel). Na het
installeren van de Wireless/NFC-kit (optioneel), stelt u het apparaat
in op het gebruiken van deze functie.
Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk ondersteunt.
Afhankelijk van het model is een draadloos netwerk mogelijk niet
beschikbaar (zie "Functies per model" op pagina 10).
Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het
eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), het
type beveiliging en een netwerkwachtwoord voor het netwerk gegenereerd.
Vraag uw netwerkbeheerder om deze informatie voordat u verder gaat met
de installatie van het apparaat.
9
Methoden voor het instellen van een draadloos
netwerk
U kunt de instellingen van uw draadloze netwerk configureren vanaf het apparaat of
de computer. Kies de instellingsmethode uit de onderstaande tabel.
Sommige installatiemethoden voor het draadloze netwerk zijn
mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het model of land.
Het wordt ten strengste aangeraden dat u het wachtwoord instelt op
Access Points (Toegangspunten). Als u het wachtwoord niet instelt
op Acces Points (Toegangspunten) kunnen onbekende apparaten,
waaronder pc's, smartphones en printers, mogelijk illegaal toegang
krijgen. Raadpleeg de gebruikershandleiding Acces Points
(Toegangspunten) voor de wachtwoordinstellingen.
Installatiemeth
ode
Verbindingsmethode Beschrijving & Gebruiksaanwijzing
Met
toegangspunt
Via de computer
Zie "Een netwerkkabel gebruiken" op
pagina 62.
Vanaf het
bedieningspaneel
van het apparaat
Zie "Het WPS-menu gebruiken" op
pagina 60.
Zie "Wi-Fi-netwerken gebruiken" op
pagina 62.
Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
60
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
10
Het WPS-menu gebruiken
Als uw apparaat en het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi
Protected Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen van het
draadloos netwerk eenvoudig configureren via het WPS-menu, zonder dat
u een computer nodig hebt.
Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de
infrastructuurmodus, koppelt u de netwerkkabel los van het
apparaat. Of u de knop WPS(PBC) gebruikt of het PIN-nummer
invoert om verbinding te maken met het toegangspunt, hangt af van
het toegangspunt (of de draadloze router) die u gebruikt. Raadpleeg
de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze
router) dat u gebruikt voor meer informatie.
Als u WPS gebruik om het draadloos netwerk in te stellen, kunnen
de beveiligingsinstellingen wijzigen. Vergrendel de WPS-optie in de
beveiligingsinstellingen van het huidige draadloze netwerk om dit te
voorkomen. De naam van de optie kan verschillen afhankelijk van
het toegangspunt (of draadloze router) dat/die u gebruikt.
Wat u nodig hebt
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™ (WPS) ondersteunt.
Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus)
Uw type kiezen
Er zijn twee methoden waarmee u het apparaat kunt verbinden met een
draadloos netwerk.
Met de Push Button Configuration (PBC)-methode kunt u het
apparaat een verbinding laten maken met een draadloos netwerk door
te drukken op het menu WPS Settings op het bedieningspaneel van uw
apparaat en op de WPS-knop (of PBC-knop) op een toegangspunt dat
(of draadloze router die) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u uw
apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de
meegeleverde PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt dat (of
draadloze router die) WPS (Wi-Fi Protected Setup™) ondersteunt.
Wi-Fi Direct installeren
Zie "Wi-Fi Direct voor mobiel printen
instellen" op pagina 65.
Installatiemeth
ode
Verbindingsmethode Beschrijving & Gebruiksaanwijzing
Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
61
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
WPS-verbinding maken
De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze wordt
aanbevolen voor een gewone draadloze netwerkomgeving.
Aansluiten in PBC-modus
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u hebt
gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden" op
pagina 241). Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe
gebruiker wilt maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
1
Druk op Machine instellen > Netwerkinstell. op het scherm.
2
Klik op Wi-Fi.
3
Druk op WPS > PBC.
4
Druk op Start.
5
Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze
router).
6
Volg de instructies op het scherm.
De berichten worden weergegeven op het scherm.
Verbinding maken in PIN-modus
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u hebt
gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden" op
pagina 241). Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe
gebruiker wilt maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
1
Druk op Machine instellen > Netwerkinstell. op het scherm.
2
Klik op Wi-Fi.
3
Druk op WPS > PIN.
4
Druk op Start.
5
De achtcijferige PIN-code verschijnt op het display.
U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op
de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de
draadloze router).
U voert het PIN-nummer van de computer in om verbinding te maken
met het toegangspunt (of de draadloze router), afhankelijk van het
toegangspunt (of de draadloze router) dat u gebruikt. Raadpleeg de
gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze router) dat
u gebruikt voor meer informatie.
6
Volg de instructies op het scherm.
De berichten worden weergegeven op het scherm.
Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
62
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
11
Wi-Fi-netwerken gebruiken
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk
kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens
zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd
geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent
met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u hebt
gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden" op
pagina 241). Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe
gebruiker wilt maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
1
Druk op Machine instellen > Netwerkinstell. op het scherm.
2
Klik op Wi-Fi.
3
Klik op Wi-Fi-instellingen.
4
Het apparaat geeft een lijst met beschikbare netwerken. Nadat een
netwerk is geselecteerd, vraagt de printer naar de bijbehorende
beveiligingscode.
5
Selecteer de gewenste Wi-Fi-netwerkoptie.
12
Een netwerkkabel gebruiken
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw
draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw
netwerkconfiguratie.
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te
maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen.
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
Netwerkkabel
Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
63
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden
gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken.
zie "Andere instellingen" op pagina 247.
IP-adres instellen via het programma SetIP
(Windows)
Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat handmatig
in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te communiceren met het
apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport
terugvindt.
zie "Netwerkinstellingen (TCP/IP)" op pagina 43.
Het draadloze netwerk van het apparaat
configureren
Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloze
netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd) weten. Deze
gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router)
werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd
bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u
SyncThru™ Web Service gebruiken.
SyncThru™ Web Service gebruiken
Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de
configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk.
1
Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat
niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat
aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
64
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Settings > Network Settings.
6
Klik op Wi-Fi > Wizard.
7
Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst.
8
Klik op Next.
Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze
netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord
(netwerkwachtwoord) in en klikt u op Next.
9
Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de instellingen van
het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op Apply.
13
Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
1
Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als
dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het
apparaat aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Settings > Network Settings.
6
Klik op Wi-Fi.
7
U kunt het Wi-Fi-netwerk in- en uitschakelen.
Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
65
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
14
Wi-Fi Direct voor mobiel printen instellen
Wi-Fi Direct biedt een veilige en gebruiksvriendelijke peer-to-
peerverbinding tussen een Wi-Fi Direct-printer en mobiel apparaat.
Met Wi-Fi Direct kunt u uw printer aansluiten op een Wi-Fi Direct-netwerk,
terwijl deze ook verbonden is met een toegangspunt. U kunt ook
tegelijkertijd gebruik maken van een bekabeld netwerk en een Wi-Fi Direct-
netwerk, zodat meerdere gebruikers documenten kunnen openen en
afdrukken via Wi-Fi Direct en het bekabelde netwerk.
U kunt uw mobiele apparaat niet verbinden met het internet via Wi-
Fi Direct op uw printer.
De lijst met ondersteunde protocollen kan verschillen per model. Wi-
Fi Direct-netwerken ondersteunen niet IPv6-, netwerkfilterings-,
IPSec-, WINS- en SLP-diensten.
Er kunnen maximaal 4 apparaten via Wi-Fi Direct worden
aangesloten.
Wi-Fi Direct installeren
U kunt de Wi-Fi Direct-optie inschakelen volgens een van de volgende
methoden.
Vanaf het apparaat
1
Druk op Machine instellen > Netwerkinstell. op het scherm.
2
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
3
Klik op Wi-Fi.
4
Tik op Wi-Fi Direct.
5
Schakel Wi-Fi Direct in.
Vanaf een computer met netwerkverbinding
Wanneer uw printer een netwerkkabel of een draadloos toegangspunt
gebruikt, kunt u Wi-Fi Direct inschakelen en configureren via SyncThru™
Web Service.
1
Ga naar SyncThru™ Web Service en kies Settings > Network
Settings > Wi-Fi > Wi-Fi Direct™.
2
Schakel Wi-Fi Direct™ in en stel andere opties in.
Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
66
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Het mobiele apparaat instellen
Raadpleeg de gebruikershandleiding voor het mobiele apparaat na het
instellen van Wi-Fi Direct op uw printer om Wi-Fi Direct in te stellen op
het mobiele apparaat.
Na het inschakelen van Wi-Fi Direct moet u de toepassing voor mobiel
afdrukken downloaden (bijvoorbeeld: Samsung Mobile printer) om af te
kunnen drukken vanaf uw smartphone.
Wanneer u de printer heeft gevonden waar u verbinding mee wilt
leggen vanaf uw mobiele apparaat, selecteert u de printer en gaat
het LED-lampje op de printer branden. Druk op de gewenste optie
wanneer het bevestigingsbericht van de Wi-Fi-verbinding op het
scherm wordt weergegeven. Er wordt dan verbinding gemaakt met
uw mobiele apparaat.
Wanneer uw mobiele apparaat Wi-Fi Direct niet ondersteunt, moet u
de netwerksleutel van een printer invoeren.
15
Problemen met draadloze netwerken oplossen
Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen
voordoen, controleert u de volgende punten:
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de
draadloze router) voor specifieke informatie.
Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of
de printer niet ingeschakeld.
Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat.
Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg
staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken.
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de
computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de communicatie
met het netwerk te herstellen.
Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie
blokkeert.
Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten
maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software
mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de
firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall.
Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden.
Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt
het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te
drukken.
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een
wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt u
contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze
router).
Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
67
3. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een
verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het
mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange
tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld.
Registreer het MAC-adres van het product als u de DHCP-server
configureert op het toegangspunt (of de draadloze router). Dan kunt u
altijd het ingestelde IP-adres gebruiken dat is ingesteld met behulp van
het MAC-adres. U kunt het Mac-adres van uw apparaat vinden door een
netwerkconfiguratierapport af te drukken.
Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding
maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u
gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt
gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router).
Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere
draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet
ondersteund.
Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk
bevinden.
De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze
signaal kunnen blokkeren.
Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt
(of de draadloze router) en het apparaat bevinden.
Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton
tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze
router) staan.
De printer mag niet in de buurt staan van andere elektronische
apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren.
Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren,
waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten.
Telkens als de configuratie van uw toegangspunt (of draadloze router)
verandert, moet u het draadloze netwerk van het product opnieuw
instellen.
Er kunnen maximaal 4 apparaten via Wi-Fi Direct worden aangesloten.
4. Afdrukmateriaal en
lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in uw apparaat plaatst.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Originelen voorbereiden 69
Originelen plaatsen 70
Afdrukmateriaal selecteren 74
Papier in de lade plaatsen 75
Afdrukken op speciale afdrukmedia 80
Instellen van het papierformaat en type 85
Locatie uitvoer 86
69
4. Afdrukmateriaal en lade
Originelen voorbereiden
Laad geen papier van een kleiner of groter formaat dan het standaard
formaat.
- Glasplaat: X: 25 - 356 mm, Y: 25 - 216 mm
- DSDF: X: 148 - 356 mm, Y: 105 - 216 mm
Vermijd het gebruik van de volgende papiertypen om papierstoringen,
een slechte afdrukkwaliteit of schade aan het apparaat te voorkomen.
- Carbonpapier of papier met carbonrug
- Gecoat papier
- Licht doorschijnend of dun papier
- Gekreukt of gevouwen papier
- Gekruld of opgerold papier
- Papier met scheuren
Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voor u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
70
4. Afdrukmateriaal en lade
Originelen plaatsen
U kunt de glasplaat van de scanner gebruiken om een document te
kopiëren, te scannen of als fax verzenden.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw
apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 21).
1
Op de glasplaat van de scanner
Vanaf de glasplaat van de scanner kunt u originele kopiëren of scannen. U
kunt de beste scankwaliteit verkrijgen. Zorg dat er zich geen originelen in
de documentinvoer bevinden. Wanneer een origineel wordt gedetecteerd in
de documentinvoer, krijgt deze voorrang op het origineel op de glasplaat
van de scanner.
1
Til het deksel van de scanner op.
Originelen plaatsen
71
4. Afdrukmateriaal en lade
2
Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat van de scanner. Plaats het document zorgvuldig in het
verlengde van de markering linksboven op de glasplaat.
3
Sluit het deksel van de scanner.
Als u het deksel van de scanner tijdens het kopiëren niet sluit, kan
dat een nadelig effect hebben op de kopieerkwaliteit en het
tonerverbruik.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon (zie "Het apparaat reinigen" op pagina
312).
Om een pagina uit een boek te kopiëren, opent u het deksel van de
scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna weer. Als het boek
dikker is dan 30 mm, laat u het deksel van de scanner openstaan
tijdens het kopiëren.
Doe dit voorzichtig om te voorkomen dat het scannerglas breekt en
u zich kwetst.
Plaats uw hand niet onder het scannerdeksel terwijl u het sluit. Het
scannerdeksel kan op uw handen vallen en letsel veroorzaken.
Kijk tijdens het kopiëren of scannen niet in het licht van de scanner.
Dit is schadelijk voor de ogen.
Originelen plaatsen
72
4. Afdrukmateriaal en lade
2
In de automatische documentinvoer
In de dubbele scandocumentinvoer (DSDF) kunt u tot 50 vellen papier (80
g/m
2
, 21 lbs bankpostpapier) voor één taak plaatsen.
1
Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
2
Plaats de originelen in de documentinvoerlade met de bedrukte zijde
naar boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen
samenvalt met de markering voor het papierformaat op de
invoerlade.
Originelen plaatsen
73
4. Afdrukmateriaal en lade
3
Stel de ADI in overeenkomstig het papierformaat.
Stof op de glasplaat van de ADI kan zwarte strepen op de afdruk
veroorzaken. Houd de glasplaat schoon (zie "Het apparaat reinigen" op
pagina 312).
74
4. Afdrukmateriaal en lade
Afdrukmateriaal selecteren
U kunt afdrukken op verschillende soorten afdrukmateriaal, zoals normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmateriaal dat voldoet aan de in deze gebruikershandleiding vermelde
richtlijnen.
3
Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren
Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding
voldoen kunnen de volgende problemen veroorzaken:
Slechte afdrukkwaliteit.
Meer papierstoringen
Versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden beschreven in de specificaties van afdrukmateriaal (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 374).
Gewenst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor
het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en
leveren scherpere, helderdere en levendigere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt
hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmedia aan alle richtlijnen van
deze gebruikershandleiding voldoen en toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van eigenschappen van
de vellen, een onjuiste bediening, een ongewenst temperatuur- en
vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover
men geen controle heeft.
Voordat u grote hoeveelheden afdrukmedia koopt, controleert u of
het papier voldoet aan de vereisten in deze handleiding.
Wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat niet voldoet aan deze
specificaties, kan dit problemen veroorzaken waarvoor reparatie
vereist is. Zulke reparaties worden niet gedekt door de garantie of
serviceovereenkomst van Samsung.
Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het
gebruikte afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 374).
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit
kan uw apparaat beschadigen.
Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken.
Gebruik aangegeven afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 374).
Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van
vreemde materialen in de printer kan oververhitting veroorzaken en in
zeldzame gevallen brand.
Hoeveel papier u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van het gebruikte
afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 374).
75
4. Afdrukmateriaal en lade
Papier in de lade plaatsen
4
Lade overzicht
Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders aanpassen.
1 Papierlengtegeleider
2 Indicator papierniveau
3 Papierbreedtegeleider
4 Limietaanduiding voor papierformaat
Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben dat de afdruk
scheef of op de verkeerde plaats afgedrukt wordt, of dat het papier
vastloopt.
Druk op de knop zoals getoond en verwijder de lade.
De papierniveau-indicator geeft aan hoeveel papier er in de lade ligt.
1 Vol
2 Leeg
2
4
1
3
2
1
Papier in de lade plaatsen
76
4. Afdrukmateriaal en lade
5
Lade 1/optionele laden
De procedure is voor alle optionele laden hetzelfde.
1
Trek de lade uit.
2
Houd om het formaat te wijzigen de breedtegeleider en
lengtegeleider ingedrukt om ze in de sleuf te plaatsen met het
papierformaat dat onderaan de lade wordt aangegeven (zie "Lade
overzicht" op pagina 75).
3
Buig de papierstapel of waaier het papier uit, om de pagina's van
elkaar te scheiden voor u het papier in het apparaat plaatst.
Papier in de lade plaatsen
77
4. Afdrukmateriaal en lade
4
Houd de breedtegeleider en lengtegeleider ingedrukt nadat u het
papier in de lade heeft geplaatst.
1 Papierlengtegeleider
2 Papierbreedtegeleider
Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het
papier, omdat het papier daardoor kan buigen.
Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier vastlopen.
Gebruik geen papier waarvan de voorste rand opgekruld is. Hierdoor
kan het papier vastlopen of kreukelen.
1
2
Papier in de lade plaatsen
78
4. Afdrukmateriaal en lade
5
Plaats de lade terug in het apparaat.
6
Wanneer u een document afdrukt, stel dan het papiertype en de
grootte voor de lade in (zie "Instellen van het papierformaat en type"
op pagina 85).
6
Multifunctionele lade
In de multifunctionele lade kunnen speciale soorten en formaten
afdrukmateriaal worden geplaatst, zoals briefkaarten, notitiekaarten en
enveloppen (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 374).
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Plaats slechts één type, formaat en gewicht van afdrukmedia tegelijk in
de multifunctionele lade.
Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade ligt.
Dit kan papierstoringen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere soorten
afdrukmateriaal.
Plaats alleen afdrukmedia die voldoen aan de specificaties. Zo
voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 374).
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten vlak voor u ze in
de multifunctionele lade plaatst.
Papier in de lade plaatsen
79
4. Afdrukmateriaal en lade
1
Houd de druk-ontgrendeling van de multifunctionele lade vast en
trek hem naar beneden om de lade te openen. Vouw de
multifunctionele lade open zoals weergegeven.
2
Plaats het papier in de lade.
3
Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
stel ze in op de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk uit.
Het papier kan gaan plooien waardoor een papierstoring ontstaat of
het papier scheeftrekt.
Volg bij het afdrukken op speciaal afdrukmateriaal de richtlijnen voor
het plaatsen van afdrukmateriaal (zie "Afdrukken op speciale
afdrukmedia" op pagina 80).
Als vellen overlappen bij het afdrukken via de multifunctionele lade,
opent u lade 1, verwijdert u de overlappende vellen en probeert u
opnieuw af te drukken.
4
Wanneer u een document afdrukt, stel dan het papiertype en de
grootte voor de lade in (zie "Instellen van het papierformaat en type"
op pagina 85).
2
1
80
4. Afdrukmateriaal en lade
Afdrukken op speciale afdrukmedia
De papierinstelling van de machine en het stuurprogramma moeten
overeenkomen om af te drukken zonder dat er een foutmelding voor
verkeerd papier wordt gegeven.
U kunt de papierinstellingen van het apparaat wijzigen met het
programma Samsung Easy Printer Manager of SyncThru™ Web
Service
- Als het apparaat lokaal is verbonden, kunt u de instellingen van
het apparaat instellen via Samsung Easy Printer Manager >
(Geavanceerde instelling) > Apparaatinstellingen (zie
"Samsung Easy Printer Manager gebruiken" op pagina 284).
- Als uw apparaat is verbonden met het netwerk, kunt u de
instellingen van het apparaat instellen via SyncThru™ Web
Service > het tabblad Settings > Machine Settings (zie
"SyncThru™ Web Service" op pagina 271).
U kunt deze instellen via de knoppen Machine instellen>
Instellingen voor lade > Instellingen > selecteer de gewenste lade
> Papierformaat of Papiertype op het bedieningspaneel.
Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 374 voor papiergewicht
per vel.
(: Ondersteund, leeg: niet ondersteund)
Types Lade 1 Optionele laden Multifunctionele lade
Normaal papier
●●
Dik papier
●●
Dikker
Dun papier
●●
Bankpost
●●
Kleur
●●
Kaarten
●●
Etiketten
●●
Envelop
●● (alleen lade 2)
Voorbedrukt
●●
Katoen
●●
Kringlooppapier
●●
Archiefpapier
●●
Birefhoofd
●●
Geperforeerd
●●
Types Lade 1 Optionele laden Multifunctionele lade
Afdrukken op speciale afdrukmedia
81
4. Afdrukmateriaal en lade
7
Enveloppen
Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit.
Plaats een envelop op de volgende manier om deze te bedrukken.
Als de afgedrukte enveloppen kreuken, vouwen of dikke zwarte lijnen
vertonen, opent u de achterklep, duwt u de hendel aan de zijkant
ongeveer 90 graden naar beneden en probeert u opnieuw af te
drukken. Houd de achterklep tijdens het afdrukken geopend.
1 Hendel
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: niet zwaarder dan 90 g/m
2
, anders kunnen de
enveloppen vastlopen.
- Samenstelling: plat liggend met minder dan 6 mm opkrullende
rand, zonder lucht.
- Toestand: geen gekrulde, verkreukelde of beschadigde
enveloppen.
- Temperatuur: dienen tegen de warmte en druk van het apparaat in
werking te kunnen.
90˚
90˚
1
Afdrukken op speciale afdrukmedia
82
4. Afdrukmateriaal en lade
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van
het apparaat, ongeveer 170 °C. De extra kleppen en strips kunnen
kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet dichter dan
15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
8
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend
etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van het
apparaat (circa 170 °C).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel
tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
1
2
Afdrukken op speciale afdrukmedia
83
4. Afdrukmateriaal en lade
- Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer dan 13
mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt.
Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het
afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
9
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de zijkanten van de afdrukmedia.
Afdrukken op speciale afdrukmedia
84
4. Afdrukmateriaal en lade
10
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde bovenaan
liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u
het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft.
Moet gedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
schadelijke gassen uitstoot als deze gedurende 0,1 seconde worden
blootgesteld aan de fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C) van het
apparaat.
De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt.
85
4. Afdrukmateriaal en lade
Instellen van het papierformaat en type
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en -
type instellen met behulp van de knoppen op het scherm. Als u wilt
afdrukken vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de
papiersoort in het toepassingsprogramma dat u op uw computer gebruikt
(zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
De papierinstelling van de machine en het stuurprogramma moeten
overeenkomen om af te drukken zonder dat er een foutmelding voor
verkeerd papier wordt gegeven.
U kunt de papierinstellingen van het apparaat wijzigen met het
programma Samsung Easy Printer Manager of SyncThru™ Web
Service
- Als het apparaat lokaal is verbonden, kunt u de instellingen van
het apparaat instellen via Samsung Easy Printer Manager >
(Geavanceerde instelling) > Apparaatinstellingen (zie
"Samsung Easy Printer Manager gebruiken" op pagina 284).
- Als uw apparaat is verbonden met het netwerk, kunt u de
instellingen van het apparaat instellen via SyncThru™ Web
Service > het tabblad Settings > Machine Settings (zie
"SyncThru™ Web Service" op pagina 271).
U kunt deze instellen via de knoppen Machine instellen>
Instellingen voor lade > Instellingen > selecteer de gewenste lade
> Papierformaat of Papiertype op het bedieningspaneel.
11
Het papierformaat instellen
1
Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen
> selecteer de gewenste lade in het scherm.
2
Druk op Papierformaat en selecteer de papiergrootte.
Als er geen vereist papierformaat is of als u een aangepast
papierformaat wilt gebruiken, drukt u op de pijlknoppen om het
papierformaat in te stellen. U kunt het aangepaste formaat ook instellen
en opslaan via Aangepast formaat. U kunt op welk moment dan ook
het aangepaste formaat selecteren.
3
Druk op (Terug) om uw selectie op te slaan.
12
Het papiertype instellen
1
Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade > Instellingen
> selecteer de gewenste lade in het scherm.
2
Druk op Papiertype en selecteer het papiertype.
3
Druk op (Terug) om uw selectie op te slaan.
86
4. Afdrukmateriaal en lade
Locatie uitvoer
Het oppervlak van de middelste lade kan warm worden wanneer u veel
pagina's tegelijk afdrukt. Let erop dat u het oppervlak niet aanraakt en
houd kinderen uit de buurt.
Het apparaat stuurt uitvoer standaard naar de uitvoerlade. De afgedrukte
pagina's worden op de uitvoersteun gestapeld en de uitvoersteun helpt bij
het rechtleggen van de afgedrukte pagina's. Open de uitvoersteun.
5. Afdrukken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Eigenschappen van het printerstuurprogramma 88
Eenvoudige afdruktaken 89
Voorkeursinstellingen openen 91
Speciale kopieerfuncties gebruiken 99
Hulpprogramma Direct Afdrukken gebruiken 108
De standaardafdrukinstellingen wijzigen 110
Uw apparaat instellen als standaardprinter 111
Afdrukken naar een bestand (PRN) 112
Afdrukken vanaf een Mac 113
Afdrukken in Linux 115
Afdrukken in Unix 116
88
5. Afdrukken
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op
Windows 7.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw
apparaat (zie "Systeemvereisten" op pagina 377).
Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van afdrukstand, formaat, bron en type afdrukmedia.
Aantal exemplaren.
U kunt ook verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De
onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door
uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund:
Het is mogelijk dat een aantal modellen of besturingssystemen een of
meer functies uit de tabel niet ondersteunen.
(: Ondersteund, leeg: niet ondersteund)
Functie
PCL/PS
ab
/XPS
ac
PS
a
Windows Mac Linux Unix
Optie
printerkwaliteit
●●
Poster afdrukken ●●
Meerdere pagina’s
per vel
●●
Boekjes afdrukken ●●
Afdruk aan pagina
aanpassen
●●
Afdrukken
vergroten en
verkleinen
●●
Andere lade voor
eerste pagina
●●
Voorbladopties ●●
Rastercompressie
(alleen PCL)
Uitvoeropties ●●
Watermerk ●●
Overlay
(alleen PCL)
Dubbelzijdig
afdrukken (duplex)
●●
a. Het PostScript-stuurprogramma wordt aanbevolen voor de beste afdrukkwaliteit in
PostScript-gebaseerde toepassingen zoals Acrobat Reader®, Adobe Illustrator®,
Adobe Photoshop®, etc.
b. Download de software van de website van Samsung en installeer deze: (http://
www.samsung.com > zoek uw product > Ondersteuning of Downloads). Controleer of
het besturingssysteem van uw computer de software ondersteunt voordat u met de
installatie begint.
c. Een XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden op Windows Vista
OS of een recentere versie.
Functie
PCL/PS
ab
/XPS
ac
PS
a
Windows Mac Linux Unix
89
5. Afdrukken
Eenvoudige afdruktaken
Afdrukken vanaf een Mac (zie "Afdrukken vanaf een Mac" op pagina
113).
Afdrukken vanuit Linux (zie "Afdrukken in Linux" op pagina 115).
Afdrukken vanuit UNIX (zie "Afdrukken in Unix" op pagina 116).
Het volgende scherm met Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor
Notepad in Windows 7. Uw scherm met Voorkeursinstellingen voor
afdrukken kan hiervan afwijken, afhankelijk van het besturingssysteem of
van het programma dat u gebruikt.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het
afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken klikt
u op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken van de
toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
4
Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de
afdruktaak te starten.
Eenvoudige afdruktaken
90
5. Afdrukken
1
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te
worden, annuleert u op de volgende manier:
U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op de knop
(Stop) op het bedieningspaneel.
91
5. Afdrukken
Voorkeursinstellingen openen
Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor afdrukken
verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een
uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren,
maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil zeggen dat u deze
optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van
het apparaat.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printerstuurprogramma in de lijst Printer selecteren.
4
Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren.
De schermafbeelding kan variëren afhankelijk van het model.
Voorkeursinstellingen openen
92
5. Afdrukken
U kunt voordat u gaat afdrukken eco-functies toepassen om papier
en toner te besparen (zie "Easy Eco Driver" op pagina 279).
U kunt de huidige status van het apparaat controleren door op de
knop Printerstatus te drukken (zie "Samsung-printerstatus
gebruiken" op pagina 286).
Het printerstuurprogramma omvat een interface die is
geoptimaliseerd voor touchscreens. Om deze gebruikersinterface te
gebruiken klikt u op Samsung Printer Center > Apparaatopties en
selecteert u vervolgens Stijlvolle gebruikersinterface (zie "Het
Samsung Printer Center gebruiken" op pagina 281).
2
Tabblad Favorieten
De vermelde items helpen u om vooraf bepaalde instellingen te kiezen.
De schermafbeelding kan variëren afhankelijk van het model.
Voorkeursinstellingen openen
93
5. Afdrukken
3
Het tabblad Basis
Met het tabblad Basis kunt u verschillende afdrukopties instellen.
Afdrukstand
Met behulp van dit menu kunt u selecteren in welke richting informatie op
een pagina wordt afgedrukt.
Lay-outopties
Met deze optie kunt u verschillende manieren selecteren om uw document
op te maken.
Eén pagina per vel: deze optie beschikt over een optie basisopmaak.
Met deze optie kunt u een pagina afdrukken op een zijde van een vel.
Meerdere pagina’s per vel: zie "Afdrukken meerdere pagina’s
afdrukken op één vel papier" op pagina 99.
Poster afdrukken: zie "Posters afdrukken" op pagina 100.
Boekje afdrukken: zie "Boekjes afdrukken" op pagina 100.
Paginakader: met deze optie kunt u uw document met een randlijn
afdrukken. Deze optie is niet beschikbaar voor Poster afdrukken en
Boekje afdrukken.
Tweezijdig afdrukken
Met deze optie kunt u afdrukken op beide zijden van het papier (zie
"Afdrukken op beide zijden van het papier" op pagina 101).
4
Het tabblad Papier
Gebruik de opties in het tabblad Papier om de basisinstellingen van
papierverwerking op te geven.
Exemplaren
Met deze optie kunt u aangeven hoeveel exemplaren u wilt afdrukken. U
kunt tot 999 exemplaren instellen.
Voorkeursinstellingen openen
94
5. Afdrukken
Papieropties
Oorspronk. formaat: met deze optie stelt u de actuele papiergrootte
van de originelen in.
Uitvoerformaat: met deze optie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan
elk geselecteerd papierformaat, ongeacht de grootte van de originelen
(zie "Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op
pagina 102).
- Percentage: Met deze optie kunt u de inhoud van een pagina er
groter of kleiner laten uitzien op de afdruk door het gewenste
percentage in te voeren (zie "De grootte van uw document wijzigen
in percentages" op pagina 102).
Invoer: Controleer of de Invoer op de overeenkomstige papierlade is
ingesteld. Gebruik Multifunctionele lade als u op speciaal materiaal
wilt afdrukken, zoals enveloppen of transparanten.
Paper Type: met deze optie kunt u het papiertype in de lade instellen.
Op die manier bekomt u de beste afdrukkwaliteit. Zo niet, wordt de
gewenste afdrukkwaliteit mogelijk niet bereikt
Speciale pagina: met deze optie kunt u speciale pagina’s maken, zoals
voorbladen, invoegpagina's en uitzonderingspagina's. U kunt de
speciale pagina-instellingen van de lijst toevoegen, verwijderen of
updaten. Deze optie is alleen beschikbaar als u het PCL-
printerstuurprogramma gebruikt.
5
Het tabblad Grafische elementen
Gebruik de opties op het tabblad Grafisch om de afdrukkwaliteit aan te
passen voor speciale afdrukbehoeften.
Kwalit.
Hoe hoger, hoe scherper de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Als
u een hoge instelling selecteert kan het iets langer duren voordat het
document is afgedrukt.
Lettertype/tekst
Selecteer Duidelijke tekst om tekst donkerder af te drukken dan bij een
normaal document.
Schakel het selectievakje voor Alle tekst zwart in om in het zwart af te
drukken, ongeacht de kleur die op het scherm wordt weergegeven.
Grafische controller
Hiermee kunnen gebruikers randen van letters en fijne lijnen accentueren
voor een betere leesbaarheid, en elke kleurkanaalregistratie in de
kleurenafdrukmodus uitlijnen.
Tonerspaarstand
Met de instelling Tonerspaarstand kan de gebruiker tijdens het afdrukken
van een conceptversie van een document op toner besparen . Selecteer Uit
om in de normale modus af te drukken en selecteer Aan om met minder
aangebrachte toner op de pagina af te drukken.
Voorkeursinstellingen openen
95
5. Afdrukken
6
Het tabblad Geavanceerd
Gebruik het tabblad Geavanceerd om verschillende afdrukopties in te
stellen.
Watermerk
zie "Watermerken gebruiken" op pagina 103.
Overlay
zie "Overlay gebruiken" op pagina 105.
Uitvoeropties
Afdrukvolgorde: met deze optie kunt u de volgorde instellen waarin de
pagina's zullen worden afgedrukt. Oneven pagina’s afdrukken en
Even pagina’s afdrukken zijn alleen beschikbaar wanneer u het PCL-
printerstuurprogramma gebruikt.
Blanco pagina's overslaan: maakt het mogelijk een blanco of gedrukt
scheidingsvel aan transparanten toe te voegen.
Handmatige marge: Met deze optie kunt u een bindmarge opgeven.
De bindmarge past de bindpositie aan. Deze optie is niet beschikbaar
wanneer u het PS-printerstuurprogramma gebruikt.
Beveiliging
Hiermee worden afdrukgegevens eerst gecodeerd en vervolgens
verzonden naar het apparaat. Deze functie beschermt de afdrukgegevens
en voorkomt dat de gegevens in uw netwerk worden beschadigd. De functie
Taakcodering is alleen beschikbaar als een harde schijf is geïnstalleerd in
de printer. De harde schijf wordt gebruikt om de afdrukgegevens te
decoderen.
Taakaccountbeheer
Met deze opties kunt u afdrukken met de toegekende machtigingen.
Gebruikersmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen
gebruikers met gebruikermachtiging een afdruktaak starten.
Groepsmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen alleen groepen
met groepsmachtiging een afdruktaak starten.
Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster
en klik vervolgens de optie waarover u meer wilt weten.
Administrators kunnen taakaccountbeheer inschakelen en
toestemmingen configureren op het bedieningspaneel of in
SyncThru™ Web Service. Voor gedetailleerde informatie over de
beheerders, raadpleeg de beheerdershandleiding.
Voorkeursinstellingen openen
96
5. Afdrukken
7
Het tabblad Eco
In het tabblad Eco kunt u afdrukbronnen besparen en milieuvriendelijker
kopiëren. Als u Afdrukken in ecomodus selecteert, ziet u de
ecoafbeelding ( ) bij bepaalde opties. Daarnaast zijn bepaalde opties
niet beschikbaar voor gebruik in de ecomodus.
Eco-opties
Standaardinstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt deze
functie bepaald door de instelling die u op het bedieningspaneel van het
apparaat hebt opgegeven.
Geen: Hiermee schakelt u deze optie uit.
Afdrukken in ecomodus: Selecteer Tweezijdig afdrukken, Lay-out,
Blanco pagina's overslaan en Tonerspaarstand om de Eco-modus
te activeren. U kunt Eco-modus gebruiken als u wilt besparen op het
verbruik van papier en toner. Zo lang u de opties van de andere
tabbladen niet wijzigt, wordt het document afgedrukt zoals in de Eco-
modus staat ingesteld, met de selecties die u hebt gekozen.
Wachtwoord: Als de beheerder Geforceerd aan in Standaard eco-
modus voor dit apparaat instelt, is de ecomodus voor de eco-
instellingen van het apparaat altijd ingesteld, omdat de Eco-opties van
het printerstuurprogramma zijn uitgeschakeld. Als u de
afdrukinstellingen moet wijzigen, klikt u op Wachtwoord en vult u het
wachtwoord in of neem contact op met uw beheerder.
Resultaatsimulator
De Resultaatsimulator toont het resultaat van verlaagde kooldioxide-
emissies, elektriciteitsverbruik en de hoeveelheid uitgespaard papier,
naargelang de door u gekozen instellingen.
De resultaten worden berekend op basis van een totaal aantal van
honderd pagina´s zonder blanco pagina, als de eco-modus is
uitgeschakeld.
Zie voor de berekeningscoëfficient met betrekking tot CO2, energie
en papier het IEA(International Energy Agency), het kengetal van
het Japanse ministerie van Binnenlandse Zaken en Communicatie,
en www.remanufacturing.org.uk. Elk model gebruikt een ander
kengetal.
Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus verwijst naar het
gemiddelde verbruik tijdens afdrukken met dit apparaat.
De werkelijke bespaarde of verlaagde hoeveelheden kan verschillen
naargelang het gebruikte besturingssysteem, computerkracht,
programma´s, aansluitmethode, mediatype, mediaformaat,
complexiteit van de afdruktaak, enz.
8
Het tabblad Samsung
Gebruik het tabblad Samsung om de copyrightinformatie en het
versienummer van het stuurprogramma weer te geven. Als uw computer
met het internet is verbonden, hebt u toegang tot de diensten.
Voorkeursinstellingen openen
97
5. Afdrukken
9
Afdrukmodus
De optie Afdrukmodus, die zichtbaar is op elk voorkeurentabblad behalve
het tabblad Favorieten en het tabblad Samsung,
Met deze optie kunt u kiezen of het bestand moet worden afgedrukt of
opgeslagen op de harde schijf van het apparaat. De standaard
Afdrukmodus is Normaal. Hiermee kunt u afdrukken zonder het
afdrukbestand op de harde schijf op te slaan. U kunt deze optie ook in
andere tabbladen gebruiken.
Normaal: in deze modus wordt uw document afgedrukt zonder het op
te slaan in het optioneel geheugen.
Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van
vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord invoeren om af te
drukken.
Opslaan: Selecteer deze instelling om een document op het
massaopslagapparaat op te slaan zonder het af te drukken.
Opslaan en afdrukken: Deze modus wordt gebruikt wanneer een
document tegelijkertijd wordt opgeslagen en afgedrukt.
Opslaan en afdrukken: Deze modus wordt gebruikt wanneer een
document tegelijkertijd wordt opgeslagen en afgedrukt.
Wachtrij: deze optie is handig om een grote hoeveelheid gegevens te
verwerken. Als u deze instelling selecteert, wordt het document op het
massaopslagapparaat (HDD) in een afdrukwachtrij geplaatst en
vervolgens van daaruit afgedrukt. Op die manier wordt de belasting van
de computer lager.
Taaknaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand
zoekt via het bedieningspaneel.
Gebruikersnaam: Deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen
bestand zoekt via het bedieningspaneel. Automatisch wordt de
gebruikersnaam weergegeven waarmee u zich bij Windows
aanmeldt.
Voer het wachtwoord in: Als de Eigenschap van de opgeslagen
documenten Beveiligdis, moet u het wachtwoord voor het
opgeslagen document invoeren. Deze optie wordt gebruikt om een
opgeslagen bestand te laden via het bedieningspaneel.
Wachtwoord bevestigen: Voer het wachtwoord ter bevestiging
opnieuw in.
10
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met de optie Favorieten die op elk tabblad maar niet op het tabblad
Favorieten en Samsung wordt weergegeven, kunt u de huidige
voorkeurinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik.
Volg de volgende stappen om een Favorieten onderdeel te bewaren:
Voorkeursinstellingen openen
98
5. Afdrukken
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Typ in het invoervak Favorieten een naam voor deze instellingen.
3
Klik op Opslaan.
4
Vul de naam en beschrijving in en selecteer daarna het gewenste
symbool.
5
Klik op OK. Als u Favorieten opslaat, worden alle huidige
driverinstellingen bewaard.
Om een opgeslagen instelling te gebruiken moet u ze selecteren in de
Favorieten tab. Het apparaat is nu ingesteld om af te drukken volgens
de instellingen die u geselecteerd hebt. Om de opgeslagen instellingen
te wissen moet u ze selecteren in de Favorieten tab en klikken op
Wissen.
11
Help gebruiken
Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken en druk op F1 op uw toetsenbord.
99
5. Afdrukken
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer:
"Afdrukken meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier" op pagina
99.
"Posters afdrukken" op pagina 100.
"Boekjes afdrukken" op pagina 100.
"Afdrukken op beide zijden van het papier" op pagina 101.
"De grootte van uw document wijzigen in percentages" op pagina 102.
"Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op pagina
102.
"Watermerken gebruiken" op pagina 103.
"Overlay gebruiken" op pagina 105.
12
Afdrukken meerdere pagina’s afdrukken op één
vel papier
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u
meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de
door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s
afdrukken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
2
Klik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere pagina’s per vel
in de vervolgkeuzelijst Type.
3
Schakel het selectievakje Paginakader in als u rond elke pagina op
het vel een kader wilt afdrukken.
4
Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s
dat u per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16).
5
Selecteer indien nodig de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde.
6
Klik op het tabblad Papier en selecteer Oorspronk. formaat,
Invoer en Papiertype.
7
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
100
5. Afdrukken
13
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken over 4, 9
of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt kleven om er zo
een poster van te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
2
Klik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3
Selecteer de gewenste paginaopmaak.
4
Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in
millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het
tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar
te kunnen plakken.
5
Klik op het tabblad Papier en selecteer Oorspronk. formaat,
Invoer en Papiertype.
6
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
7
U kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven.
14
Boekjes afdrukken
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier
afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte
papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
2
Klik op het tabblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3
Klik op de knop Geavanceerd. Vervolgens selecteert u de gewenste
optie.
8
9
Speciale kopieerfuncties gebruiken
101
5. Afdrukken
4
Klik op het tabblad Papier en selecteer Oorspronk. formaat,
Invoer en Papiertype.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle
papierformaten. Om na te gaan welke papierformaten voor deze functie
beschikbaar zijn, selecteert u het beschikbare papierformaat in de optie
Oorspronk. formaat van het tabblad Papier.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie
mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen beschikbaar
papier (papier zonder - of -markering).
5
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
15
Afdrukken op beide zijden van het papier
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (duplex). Voor u
afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven.
Druk niet af op beide zijden van speciale afdrukmedia, zoals etiketten,
enveloppen of dik papier. Dit kan een papierstoring veroorzaken of het
apparaat beschadigen.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
2
Klik op het tabblad Basis.
3
Selecteer in de sectie Tweezijdig afdrukken de gewenste
bindoptie.
Standaardinstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt
deze functie bepaald door de instelling die u op het
bedieningspaneel van het apparaat hebt opgegeven. Deze optie
is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma
gebruikt.
Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Lange zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die bij
boekbinden wordt gebruikt.
Korte zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die voor
kalenders wordt gebruikt.
4
Klik op het tabblad Papier en selecteer Oorspronk. formaat,
Invoer en Papiertype.
5
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
102
5. Afdrukken
16
De grootte van uw document wijzigen in
percentages
U kunt de grootte van een document wijzigen zodat het groter of kleiner
wordt afgedrukt. Dat doet u door het gewenste percentage in te voeren.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
2
Klik op het tabblad Papier.
3
Selecteer de actuele papiergrootte van de originelen in de
Oorspronk. formaat.
4
Geef in het invoervak Percentage de schaalfactor op.
U kunt ook op de pijl-omlaag/pijl-omhoog te klikken om de
schaalfactor te selecteren.
U kunt deze functie niet gebruiken wanneer u een papiergrootte
selecteert in Uitvoerformaat.
5
Selecteer Invoer en Papiertype.
6
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
17
Een document aan een bepaald papierformaat
aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst
papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Deze optie kan
nuttig zijn als u de fijne details van een klein document wilt bekijken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
2
Klik op het tabblad Papier.
3
Selecteer de actuele papiergrootte van de originelen in de
Oorspronk. formaat.
4
Selecteer de in de lade af te drukken papiergrootte in
Uitvoerformaat.
5
Selecteer Invoer en Papiertype.
6
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
103
5. Afdrukken
18
Watermerken gebruiken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document. U gebruikt de optie bijvoorbeeld om in grote grijze letters
"DRAFT" of "CONFIDENTIAL" diagonaal op de eerste pagina of op alle
pagina’s van een document af te drukken.
Er zijn verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw apparaat
worden meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u kunt er nieuwe
aan de lijst toevoegen.
Koptekst: U kunt de geselecteerde tekst toevoegen aan de linker-,
midden- of rechterbovenzijde.
Voettekst: U kunt de geselecteerde tekst toevoegen aan de linker-,
midden- of rechteronderzijde.
Een bestaand watermerk gebruiken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
2
Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste
watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk.
3
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Een watermerk maken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
2
Op het tabblad Geavanceerd selecteert u Bewerken... in de
keuzelijst Watermerk.
3
Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in. U kunt maximaal 256
tekens invoeren.
Als u het selectievakje Alleen eerste pagina inschakelt, wordt het
watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
104
5. Afdrukken
4
Watermerkopties selecteren.
U kunt de naam, stijl, kleur, grootte en grijswaarde van het lettertype
selecteren in het gedeelte Tekenstijl, en de hoek van het watermerk
instellen in het gedeelte Uitlijning en hoek van watermerk.
5
Klik op Toevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst Huidige
watermerken toe te voegen.
6
Wanneer u klaar bent met bewerken klikt u op OK of Afdrukken tot
u het menu Afdrukken verlaat.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken selecteert u Geen in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
Een watermerk bewerken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
2
Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
3
Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4
Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
5
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Een watermerk verwijderen
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
2
Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
3
Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
verwijderen en klik op de knop Wissen.
4
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
105
5. Afdrukken
19
Overlay gebruiken
Deze optie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma
gebruikt.
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van de
computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een
willekeurig document kunnen worden afgedrukt. Overlays worden vaak
gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren en papier met een
briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay
samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het
briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorgedrukt
briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen, maar drukt u gewoon de
briefhoofding als overlay op uw document af.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay
maken met uw logo of afbeelding.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de
overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding precies
op de plaats staat waar deze als overlay moet worden afgedrukt.
2
Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het document
als een overlay wilt opslaan (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 91).
3
Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Maken in de
vervolgkeuzelijst Overlay.
4
Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak Opslaan als in
het venster Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map waarin
u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map
C:\Formover.
5
Klik op opslaan.
6
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt
gevraagd, klikt u op Ja.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
106
5. Afdrukken
7
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde
schijf van uw computer.
Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van
de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen overlay met
een watermerk.
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt kan deze met uw document worden
afgedrukt. Dit doet u als volgt:
1
Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
3
Klik op het tabblad Geavanceerd.
4
Selecteer Overlay afdrukken van de vervolgkeuzelijst Overlay.
5
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijsten
Overlaybes. 1 of Overlaybes. 2, selecteer dan Laden van de
Overzicht overlays Selecteer het overlaybestand dat u wilt
gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Laden.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays.
6
Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor
afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt
telkens als u een document naar de printer verzendt een
berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een
overlay op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is
geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document
afgedrukt.
7
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het
document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
107
5. Afdrukken
Een paginaoverlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
1
Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het
tabblad Geavanceerd.
2
Selecteer Overlay afdrukken van de vervolgkeuzelijst Overlay.
3
Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de Overzicht overlays
verschijnt, selecteer dan Laden van de Overlaylijst. Selecteer het
overlaybestand dat u wilt wissen.
4
Klik op Wissen.
5
Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt
gevraagd, klikt u op Ja.
6
Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
108
5. Afdrukken
Hulpprogramma Direct Afdrukken gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met Hulpprogramma Direct
afdrukken PDF-bestanden kunt afdrukken zonder ze te openen.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking
uit en probeer opnieuw af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord
worden beschermd. Schakel de wachtwoordfunctie uit en probeer
opnieuw af te drukken.
Of een PDF-bestand kan worden afgedrukt met het Hulpprogramma
Direct afdrukken hangt af van de manier waarop het PDF-bestand is
gemaakt.
Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken ondersteunt PDF
versie 1.7 en lager. Bestanden van latere versies moet u openen om
te kunnen afdrukken.
20
Wat is het Hulpprogramma direct afdrukken?
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden
rechtstreeks naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze
bestanden hoeft te openen. De gegevens worden via de Windows-spooler
en de poort van het printerstuurprogramma verzonden. Alleen PDF-
documenten worden ondersteund.
Dit programma installeren:
Download de software van de website van Samsung. Pak de software
vervolgens uit en installeer deze op uw computer: (http://
www.samsung.com > zoek uw product > Ondersteuning of Downloads).
21
Bezig met afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het
Hulpprogramma Direct afdrukken.
Vanaf het venster Hulpprogramma Direct
afdrukken
1
Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma's.
Als u Windows 8 gebruikt, gaat u naar Charms(charms) en
selecteert u Zoeken > Apps(App).
2
Zoek naar Samsung Printers > Hulpprogramma Direct
afdrukken.
3
Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en
klik op Bladeren.
4
Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen.
Het bestand wordt nu toegevoegd aan de sectie Bestanden
selecteren.
5
Pas de printerinstellingen naar wens aan.
6
Klik op Afdrukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
Hulpprogramma Direct Afdrukken gebruiken
109
5. Afdrukken
22
Via het contextmenu
1
Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt
afdrukken en kies Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend. Het
PDF-bestand is hierin al toegevoegd.
2
Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
3
Pas de printerinstellingen naar wens aan.
4
Klik op Afdrukken. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de
printer verzonden.
110
5. Afdrukken
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het
printerstuurprogramma opgegeven instellingen opheffen. Daarom
raden wij u aan eerst alle afdrukinstellingen in uw programma te
wijzigen en alleen de instellingen die u daar niet vindt aan te passen in
het printerstuurprogramma.
1
Klik op het menu Start in Windows.
In Windows 8: selecteer in Charms(charms) achtereenvolgens
Zoeken > Instellingen.
2
Voor Windows
®
XP Service Pack 3/2003 selecteert u Printers en
faxapparaten.
Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7/8 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten
en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4
In Windows
®
XP Service Pack 3/Server 2003/Server 2008/Vista
kiest u Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
In Windows 7/8 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s.
Als bij het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken het teken
staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde
printer selecteren.
5
Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6
Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
111
5. Afdrukken
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1
Klik op het menu Start van Windows.
In Windows 8: selecteer in Charms(charms) achtereenvolgens
Zoeken > Instellingen.
2
Voor Windows
®
XP Service Pack 3//Server 2003 selecteert u
Printers en faxapparaten.
Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7/8 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten
en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3
Selecteer uw apparaat.
4
Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaard instellen.
Als bij het item Als standaard instellen voor Windows 7 of Windows
Server 2008 R2 het teken staat, kunt u andere
printerstuurprogramma’s selecteren die met de geselecteerde printer
verbonden zijn.
112
5. Afdrukken
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1
Schakel het selectievak Afdrukken naar bestand in het venster
Afdrukken in.
2
Klik op Afdrukken.
3
Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert, wordt het bestand automatisch
opgeslagen in Mijn documenten, Documents and Settings of
Gebruikers. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of het gebruikte programma.
113
5. Afdrukken
Afdrukken vanaf een Mac
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
23
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Mac, moet u in elke toepassing die u gebruikt de
instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg de
onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Mac:
1
Open het af te drukken document.
2
Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling
(Documentinstellingen in enkele toepassingen).
3
Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere opties, en
zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4
Open het menu Bestand en klik op Druk af.
5
Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6
Klik op Afdrukken.
24
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. De
printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is
afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is
afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster.
25
Meerdere pagina's per vel afdrukken
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1
Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Bestand.
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in
de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het aantal pagina’s dat u op
één vel papier wilt afdrukken.
3
Kies de andere te gebruiken opties.
4
Klik op Afdrukken.
Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel papier af.
Afdrukken vanaf een Mac
114
5. Afdrukken
26
Dubbelzijdig afdrukken
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund (zie
"Verschillende functies" op pagina 11).
Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de
pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn:
Lange kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het boekbinden
wordt gebruikt.
Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders.
1
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
van uw Mac-toepassing.
2
Selecteer
Lay-out
in de vervolgkeuzelijst
Afdrukstand
.
3
Selecteer een bindrichting in de optie
Dubbelzijdig
.
4
Kies de andere te gebruiken opties.
5
Als u op
Druk af
klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier af.
Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en de tweede kopie
op hetzelfde vel papier worden afgedrukt. Vermijd op beide zijden van
het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt.
27
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en klik op het
onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster
met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma
beschikt.
115
5. Afdrukken
Afdrukken in Linux
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
28
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw
printer afdrukken.
1
Open het af te drukken document.
2
Open het menu File en klik op Page Setup (Print Setup in een
aantal toepassingen).
3
Selecteer papierformaat en afdrukstand en zorg ervoor dat uw
apparaat is geselecteerd. Klik op Apply.
4
Open het menu File en klik op Print.
5
Selecteer het apparaat waarmee u wilt afdrukken.
6
Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
7
Wijzig indien nodig andere afdrukopties in elk tabblad.
8
Klik op Print.
Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk niet
beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. U kunt eventueel oneven-
even pagina's afdrukken via het lpr-afdruksysteem of andere
toepassingen (zie "Functies per model" op pagina 10).
29
Bestanden afdrukken
U kunt tekst-, afbeeldings- of PDF-bestanden afdrukken op dit apparaat
door de standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te
passen. U werkt dan met het CUPS lpr-programma. U kunt deze bestanden
afdrukken met de onderstaande opdrachtnotatie.
"lp -d <printernaam> -o <optie> <bestandsnaam>"
Raadpleeg de man-pagina voor lp of lpr op uw systeem voor meer
informatie.
30
Printereigenschappen configureren
U kunt de standaardopties voor afdrukken of het verbindingstype wijzigen
met het hulpprogramma voor afdrukken van het besturingssysteem.
1
Start het hulpprogramma voor afdrukken (ga naar System >
Administration > Printing of voer de opdracht 'system-config-
printer' uit in het terminalprogramma).
2
Dubbelklik op uw printer.
3
Wijzig de standaardopties voor afdrukken of het verbindingstype.
4
Klik op de knop Apply.
116
5. Afdrukken
Afdrukken in Unix
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund (zie
"Functies per model" op pagina 10).
31
Doorgaan met de afdruktaak
Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst of PS-bestand om
af te drukken.
1
Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit.
U wilt bijvoorbeeld "document1" afdrukken.
printui document1
Hiermee wordt Print Job Manager van het UNIX-
printerstuurprogramma geopend waarin de gebruiker verschillende
afdrukopties kan instellen.
2
Selecteer een printer die reeds is toegevoegd.
3
Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection.
4
Selecteer in Number of Copies hoeveel exemplaren u nodig hebt.
Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties die uw
printerstuurprogramma biedt.
5
Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak.
32
Printerinstellingen wijzigen
Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties.
De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor
OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel.
Het tabblad General
Paper Size: Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat
instellen op A4, Letter of andere papierformaten.
Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit de
keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick.
Paper Source: Kiest uit welke lade het papier gehaald moet worden.
De standaardinstelling is Auto Selection.
Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie wordt
afgedrukt op een pagina.
Afdrukken in Unix
117
5. Afdrukken
Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt om papier
te besparen.
Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk niet
beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. Als alternatief kunt u het
lpr-afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het
afdrukken van even en oneven pagina's.
Multiple pages: Hiermee worden meerdere pagina's afgedrukt op één
vel papier.
Page Border: Hiermee kunt een van de randstijlen kiezen (bv.: Single-
line hairline, Double-line hairline).
Het tabblad Image
Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een
afbeelding op uw document wijzigen.
Het tabblad Text
Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in.
Het tabblad Margins
Use Margins: hiermee stelt u de marges van het document in. De
marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges
instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen.
Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde
papierformaat.
Unit: Hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of
centimeters.
Het tabblad Printer-Specific Settings
Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om
verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor de
printer en afhankelijk van het PPD-bestand.
6. Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Informatie over het scherm Kopiëren 119
Normaal kopiëren 121
Snel kopiëren 124
Identiteitskaart kopiëren 125
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken 127
De instelling van een programma gebruiken 132
119
6. Kopiëren
Informatie over het scherm Kopiëren
Als u in het scherm op Kopie drukt, verschijnt het scherm Kopie dat
verschillende tabbladen en opties voor kopiëren bevat. Alle opties zijn
gegroepeerd per functie zodat u uw keuze gemakkelijk kunt configureren.
Als er een ander scherm wordt weergegeven, drukt u op ( ) om naar het
beginscherm te gaan.
1
Het tabblad Basis
Exempl.: hiermee kunt u het aantal exemplaren instellen.
Papierinvoer: selecteert de papierlade.
Verklein/Vergrot: Hiermee verkleint of vergroot u een gekopieerde
afbeelding.
Dubbelzijdig: hiermee stelt u het apparaat in op dubbelzijdig kopiëren.
Kleurmodus: Selecteert een zwart/wit-modus voor kopiëren.
Uitvoer: stelt de verschillende uitvoeropties van het apparaat in.
Tonersterkte: Hiermee past u de helderheid aan om een kopie te
verkrijgen die beter leesbaar is als het origineel onduidelijke
markeringen en donkere afbeeldingen bevat.
Programma's: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie "De instelling van een programma gebruiken"
op pagina 132).
Informatie over het scherm Kopiëren
120
6. Kopiëren
2
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: Selecteert de actuele papiergrootte van de
originelen.
Oorspronkelijke stand: Selecteert de papierrichting van de originelen.
kopie ID: hiermee drukt u dubbelzijdige originelen af op één vel papier.
Deze functie is handig voor het kopiëren van kleine documenten zoals
visitekaartjes (zie "Identiteitskaart kopiëren" op pagina 125).
X-op-1: drukt 2 of meer originele afbeeldingen verkleind af zodat ze op
één vel papier passen.
Boekje: hiermee kunt u boekjes maken.
Boekje kopiëren: hiermee kunt u de linker- en/of rechterpagina van
een boek op gescheiden uitvoerpapier kopiëren.
Watermerk: hiermee kunt u op afdrukken een watermerk afdrukken.
Stempel: hiermee kunt u bepaalde extra gegevens aan de afdruk
toevoegen, zoals datum en tijd.
Taak samenstellen: Nadat het scannen voltooid is, verschijnt het
scherm Meer scannen om te vragen of u nog een pagina wilt scannen.
Wanneer u Ja selecteert, kunt u nog een pagina scannen in de huidige
taak. Wanneer u Nee selecteert, dan wordt het scanproces voltooid en
wordt de rest van de taak uitgevoerd.
3
Het tabblad Afbeelding
Type origineel:
hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het type van het
origineel voor de huidige kopieertaak te selecteren.
Achtergrond aanpassen:
drukt een afbeelding met een lichtere achtergrond
af.
Afbeel. aan achterk. wissen:
voorkomt bij het kopiëren van de voorkant dat de
afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt meegekopieerd.
Rand wissen:
Hiermee kunt u vlekken, perforatie-openingen, vouwen en
nietafdrukken langs een van de vier randen van een document wissen.
121
6. Kopiëren
Normaal kopiëren
Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het kopiëren van
originelen.
1
Druk in het scherm op Kopie.
2
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
3
Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer,
Verklein/Vergrot, Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis.
4
Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen
Geavanceerd of Afbeelding (zie "Bijzondere kopieerfuncties
gebruiken" op pagina 127).
5
Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het
numerieke toetsenbord op het bedieningspaneel.
6
Druk op (Start) vanuit het bedieningspaneel om met kopiëren te
beginnen.
Als u de huidige taak wilt annuleren, drukt u op (Stop) op het
bedieningspaneel.
U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij verwijderen met de
knop Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de taak die u
wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop Job Status" op pagina
30).
Normaal kopiëren
122
6. Kopiëren
4
Originelen met verschillende formaten kopiëren
Met deze functie kunt u originelen van verschillende afmetingen in één keer
kopiëren.
Als u originelen met verschillende formaten in één keer wilt kopiëren,
selecteert u Verschill. form. onder de optie Formaat van origineel. Zo
niet, dan kan dit papierstoringen van het origineel veroorzaken.
1
Druk in het scherm op Kopie.
2
Plaats de originelen van verschillend formaat met de bedrukte zijde
naar boven in de DSDF. Na het plaatsen van de originelen in de
DSDF, lijn het papier uit en duw het papier voorzichtig naar de
middenzijde van de DSDF-breedtegeleider.
3
Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > Formaat van
origineel > Verschill. form..
Verschill. form. is actief wanneer de originelen in de DSDF zijn
geplaatst.
Wanneer u de optie Verschill. form. gebruikt, kan het apparaat
alleen de lengte van de originelen detecteren en deze afdrukken op
A4- (LTR) of Legal-papierformaat.
4
Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer,
Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis.
Normaal kopiëren
123
6. Kopiëren
5
Stel indien nodig de kopieerfuncties op de tabbladen Geavanceerd
of Afbeelding in (zie "Bijzondere kopieerfuncties gebruiken" op
pagina 127).
6
Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het
numerieke toetsenbord op het bedieningspaneel.
7
Druk op (Start) vanuit het bedieningspaneel om met kopiëren te
beginnen.
124
6. Kopiëren
Snel kopiëren
Met het menu Snel kopiëren kunt u snel kopieeropties instellen zonder
naar een onderliggend menu of ander tabblad te gaan. Dit menu beschikt
echter niet over alle kopieeropties. Als u andere kopieeropties wilt
gebruiken, gebruikt u de kopieeropties in het menu Kopie (zie "Bijzondere
kopieerfuncties gebruiken" op pagina 127).
1
Druk in het scherm op Snel kopiëren.
2
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
3
Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Verklein/Vergrot,
Dubbelzijdig/X-op-1, Uitvoer, Papierinvoer, etc.
U kunt de standaardopties voor Snel kopiëren in Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Instellingen voor kopiëren op het
weergavescherm instellen. Stel de meest gebruikte kopieerinstellingen
in.
4
Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het
numerieke toetsenbord op het bedieningspaneel.
5
Druk op (Start) vanuit het bedieningspaneel om met kopiëren te
beginnen.
125
6. Kopiëren
Identiteitskaart kopiëren
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft zonder dat het
origineel daarbij wordt verkleind.
Deze functie is met name handig voor het kopiëren van kleine documenten
zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u via de glasplaat
kopieert.
Het formaat van dubbelzijdige originelen moet kleiner zijn dan A5 om
te vermijden dat een deel niet wordt gekopieerd.
1
Druk in het scherm op Kopie.
2
Druk in het scherm op het tabblad Geavanceerd > kopie ID.
3
Selecteer de lade in Papierinvoer.
4
Volg de stappen op het scherm.
5
Plaats een origineel op de glasplaat met de voorzijde naar onderen
zoals hieronder aangegeven en sluit de DSDF.
Wanneer u een origineel op de glasplaat van de scanner plaatst, laat u
een kleine ruimte vrij tussen de rand van de glasplaat en het origineel.
Zo niet, dan wordt een deel van het origineel mogelijk niet afgedrukt.
6
Druk op (Start) op het bedieningspaneel. Het apparaat begint te
scannen.
Identiteitskaart kopiëren
126
6. Kopiëren
7
Keer het origineel om, plaats het op de glasplaat zoals hieronder
aangegeven en sluit de DSDF.
Wanneer u een origineel op de glasplaat van de scanner plaatst, laat u
een kleine ruimte vrij tussen de rand van de glasplaat en het origineel.
Zo niet, dan wordt een deel van het origineel mogelijk niet afgedrukt.
8
Druk op (Start) op het bedieningspaneel om te beginnen met
kopiëren.
Als het origineel groter is dan het afdrukgebied, worden sommige
gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u niet op (Start) drukt, wordt alleen de voorzijde gekopieerd.
Als u op de knop (Stop) drukt, annuleert het apparaat de
kopieertaak en keert het terug naar stand-bymodus.
127
6. Kopiëren
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
Op het tabblad Basis, Geavanceerd of Afbeelding van het scherm Kopie
kunt u specifieke kopieerfuncties selecteren.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen.
Om de menuopties te wijzigen:
1
Druk in het scherm op Kopie.
2
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
3
Om de kopieerinstellingen, zoals onder meer Verkl./vergr.,
Tonersterkte, Origineel, aan te passen via het scherm.
4
Druk in het scherm op het tabblad Basis, Geavanceerd of
Afbeelding.
5
Druk op de juiste optie.
Item Omschrijving
Papierinvoer
Met Papierinvoer stelt u in welke lade het papier
bevat waarop u wilt afdrukken. Het apparaat drukt
de gescande afbeelding af op het papier in de
geselecteerde lade. U kunt de pictogrammen zien
die de papierformaten en de papierinhoud van elke
lade tonen.
Verklein/Vergrot
Hiermee verkleint of vergroot u een gekopieerde
afbeelding.
Wanneer het apparaat is ingesteld op eco-
modus, zijn de vergroot- en verkleinfuncties
niet beschikbaar.
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
128
6. Kopiëren
Uitvoer
U kunt de opties selecteren om de indeling van de
afdrukken te bepalen.
Sorteren: selecteer hoe u de uitvoer wilt
sorteren.
- Gesorteerd: de afdrukken worden in sets
ingedeeld in overeenstemming met de
volgorde van de originelen.
- Niet-gesorteerd: de afdrukken worden in
stapels van afzonderlijke pagina’s gesorteerd.
Tonersterkte
U kunt de tonersterkte aanpassen. Met deze functie
kunt u donkere afbeeldingen lichter afdrukken of
lichtere afbeeldingen meer donker maken.
Item Omschrijving
Dubbelzijdig
U kunt uw apparaat instellen om kopieën op beide
zijden van het papier af te drukken.
1 -> 1-zijdig: scant één zijde van een origineel en
drukt het op één papierzijde af.
1 -> 2-zijdig
2 -> 1-zijdig
2 -> 2-zijdig
Als er een origineel op de glasplaat van de
scanner wordt geplaatst en u drukt op 1 -> 2-
zijdig, 2 -> 1-zijdig of 2 -> 2-zijdig,
verschijnt het bericht Wilt u nog een pagina
scannen? nadat de eerste pagina is
gekopieerd. Plaats een ander origineel en
druk op Ja. Als u klaar bent, drukt u in dit
venster op Nee.
Item Omschrijving
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
129
6. Kopiëren
Kleurmodus
U kunt de standaardkleurinstelling voor kopieën
selecteren.
Z/W: Selecteer deze instelling om in zwart-wit af
te drukken, ongeacht of het te scannen document
in kleur of zwart-wit is.
Formaat van
origineel
Als het formaat van het originele document niet
automatisch kan worden herkend of wanneer u een
bepaalde documentgrootte wilt selecteren, kunt u na
het opgeven van het scanformaat van het document
kopieën maken.
Oorspronkelijke
stand
Specificeer de richting van het document bij het
kopiëren van dubbelzijdige documenten of het
maken van dubbelzijdige kopieën. Anders kunnen
de kopieën niet worden afgedrukt in de correcte
paginavolgorde of de correcte voor- en achterblad-
indeling.
Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling
voor een geladen origineel met de bovenkant
naar de achterkant van het apparaat.
Liggende afbeeldingen: selecteer deze
instelling voor een geladen origineel in de DSDF
met de bovenkant van het originele document
gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of
een origineel document op de glasplaat van de
scanner met de bovenkant van het originele
document gericht naar de rechterzijde van het
apparaat.
Item Omschrijving
Type origineel
De instelling van het type origineel wordt gebruikt
om de kopieerkwaliteit te verbeteren door
documenttypen voor de huidige kopieertaken te
selecteren.
Tekst: gebruik deze optie voor originelen die
hoofdzakelijk uit tekst bestaan.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen
die zowel tekst als foto's bevatten.
Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
X-op-1
Hiermee worden de originele afbeeldingen verkleind
en worden 2 of 9 pagina’s afgedrukt op één vel
papier.
Uit: hiermee kopieert u een origineel op één vel
papier.
2-op-1 - 16-op-1: kopieert het desbetreffende
aantal van afzonderlijke originelen op één pagina.
Afhankelijk van het documentformaat van
het origineel, het uitvoerpapierformaat en de
verkleining van de afbeelding kunnen
bepaalde opties niet geactiveerd zijn.
Item Omschrijving
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
130
6. Kopiëren
Boekje Het apparaat drukt automatisch af op een of beide
zijden van het papier, waarna het wordt gevouwen
zodat u een boekje met alle pagina's in de juiste
volgorde krijgt.
Elke afbeelding wordt ook automatisch verkleind en
op de juist positie geplaatst overeenkomstig het
geselecteerde papierformaat.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
1-zijdig Origineel: kopieert van één zijde van het
origineel naar één pagina van een boekje.
2-zijdig origineel, boek: kopieert elke zijde van
een origineel naar één pagina van een boekje.
2-zijdig origineel, kalender: kopieert elke zijde
van een origineel naar één pagina van een
boekje. De tweede zijde van elk origineel wordt
180 graden gedraaid zodat de tekst rechtop in het
boekje komt te staan.
Item Omschrijving
Boekje kopiëren
Met deze functie kunt u een volledig boek kopiëren.
Als het boek te dik is, opent u het deksel tot de
scharnieren niet verder kunnen en sluit u het deksel
weer. Als het boek dikker is dan 30 mm, laat u
tijdens het kopiëren het deksel open.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Linkerpagina: drukt alleen de linkerpagina van
het boek af.
Rechterpagina: drukt alleen de rechterpagina
van het boek af.
Beide pagina's (vanaf links): drukt beide
tegenoverliggende pagina's af vanaf de
linkerzijde.
Beide pagina's (vanaf rechts): drukt beide
tegenoverliggende pagina's af vanaf de
rechterzijde.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar
als u via de glasplaat kopieert.
Item Omschrijving
Bijzondere kopieerfuncties gebruiken
131
6. Kopiëren
Achtergrond
aanpassen
Hiermee drukt u een afbeelding zonder achtergrond
af. Deze kopieerfunctie verwijdert de
achtergrondkleur en is handig voor het kopiëren van
een origineel met een gekleurde achtergrond, zoals
een krant of catalogus.
Uit: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: De achtergrond wordt geoptimaliseerd.
Verbet.: Des te hoger het getal, des te levendiger
de achtergrond.
Wissen: Des te hoger het getal, des te lichter de
achtergrond.
Rand wissen
Hiermee kunt u vlekken, perforatie-openingen,
vouwen en nietafdrukken langs een van de vier
randen van een document wissen.
Uit: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Rand wissen: Wist een zekere hoeveelheid van
de rand van de afdruk.
Perforatie wissen: Hiermee worden de sporen
van boekbindgaatjes gewist.
Item Omschrijving
Stempel
U kunt de stempelfunctie inschakelen.
IP-adres: met deze optie kunt u een IP-adres
afdrukken op de afdrukken.
ID: met deze optie kunt u een gebruikers-id
afdrukken op de afdrukken.
Apparaatinformatie: met deze optie kunt u
apparaatinformatie afdrukken op de afdrukken.
Opmerking: met deze optie kunt u uw
opmerkingen afdrukken op de afdrukken.
Datum & Tijd: met deze optie kunt u tijd- en
datumstempels afdrukken op de afdrukken.
Paginanummer: met deze optie kunt u
paginanummers afdrukken op de afdrukken.
Watermerk
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over
een bestaand document. U gebruikt het bijvoorbeeld
om in grote grijze letters "CONCEPT" of
"VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina
of op alle pagina’s af te drukken.
kopie ID Deze functie is handig voor het kopiëren van kleine
documenten zoals visitekaartjes (zie
"Identiteitskaart kopiëren" op pagina 125).
Afbeel. aan achterk.
wissen
Wanneer het origineel dun is en afbeeldingen op de
achterzijde door het papier heenschijnen, gebruikt u
deze functie om de afbeeldingen op de achterzijde
te wissen.
Item Omschrijving
132
6. Kopiëren
De instelling van een programma gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt ook de eerdere instellingen van de vorige taak gebruiken.
5
Programma's opslaan
1
Druk in het scherm op Kopie.
2
Pas de instellingen voor elke kopie aan, zoals Papierinvoer,
Dubbelzijdig en meer op het tabblad Basis.
3
Stel indien nodig de kopieerfuncties in op de tabbladen
Geavanceerd of Afbeelding (zie "Bijzondere kopieerfuncties
gebruiken" op pagina 127).
4
Druk op het tabblad Basis of Terug.
5
Voer indien nodig het aantal kopieën in met behulp van het
numerieke toetsenbord op het bedieningspaneel.
6
Druk op Programma's.
7
Druk op Opslaan.
8
Druk op het invoergebied van Naam programma. Het pop-
uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk op de optie die
aangeeft dat u Gereed bent.
U kunt de waarden van ingestelde Programma's functies bekijken door
omhoog of omlaag te schuiven en controleer de waarden met behulp
van de pijl-omhoog/omlaag.
9
Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt
worden de ingestelde instellingen opgeslagen.
De instelling van een programma gebruiken
133
6. Kopiëren
6
Programma's laden
1
Druk in het scherm op Kopie.
2
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
3
Druk op Programma's > Laden.
4
Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst.
5
Druk op Toep..
Het apparaat is nu ingesteld om te kopiëren volgens de door u
geselecteerde instelling.
6
Druk op (Start) vanuit het bedieningspaneel om met kopiëren te
beginnen.
7. Scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Informatie over scanmethodes 135
Scannen en per e-mail verzenden 136
Scannen en verzenden via SMB/FTP 143
Scannen en verzenden naar uw computer 149
Scannen en verzenden naar een USB/gedeelde map 150
De instellingen van de scanfunctie wijzigen 152
Een programma-instelling gebruiken 157
Scannen met TWAIN-compatibele software 158
Scannen met Samsung Easy Document Creator 159
Scannen met de Mac 160
Scannen in Linux 161
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de snelheid van de computer,
de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de
instellingen van de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en wat u scant, mogelijk
niet kunnen scannen in bepaalde resoluties, vooral niet in een hogere resolutie.
135
7. Scannen
Informatie over scanmethodes
Als u de scanfunctie wilt gebruiken, drukt u op Scan nr Email, Naar USB
scannen, Scannen naar server, Scan nr pc of Scan n. gedeelde map op
het weergavescherm.
Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op ( ) om naar het
beginscherm te gaan.
Scan nr Email: scant en verzendt de gescande uitvoer per e-mail naar
de bestemming (zie "Scannen en per e-mail verzenden" op pagina
136).
Scannen naar server: Hiermee scant u het document en zendt u de
gescande uitvoer naar de bestemming via SMB of FTP (zie "Scannen
en verzenden via SMB/FTP" op pagina 143).
Scan nr pc: Hiermee scant u een document en zendt u de gescande
uitvoer naar een computer (zie "Scannen en verzenden naar uw
computer" op pagina 149).
Scan n. gedeelde map: Hiermee scant u een document en slaat u de
gescande uitvoer op in de gedeelde map (zie "Scannen en verzenden
naar een USB/gedeelde map" op pagina 150).
Naar USB scannen: Hiermee scant u een document en slaat u de
gescande uitvoer naar een USB-gegevensapparaat (zie "Scannen naar
een USB-geheugenapparaat" op pagina 233).
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een USB-geheugenapparaat
aan te sluiten op de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
136
7. Scannen
Scannen en per e-mail verzenden
U kunt originelen scannen en de gescande afbeelding vanaf het apparaat
per e-mail naar verschillende bestemmingen verzenden.
Om een afbeelding te scannen en als bijlage via e-mail te verzenden moet u
eerst de netwerkparameters, SMTP-instellingen en instellingen voor
Scan nr
Email
instellen met behulp van het bedieningspaneel of de SyncThru™ Web
Service (zie "Een e-mailaccount maken" op pagina 138).
1
Informatie over het scherm Scan nr Email
Druk op Scan nr Email in het scherm.
Het tabblad Basis
Naar mij verzenden: Druk op het tabblad Geavanceerd > Instellingen
voor e-mail en voer het e-mailadres van de afzender in. Schakel het
selectievakje rechts in om de scan naar uzelf te verzenden.
Invoeradres: Tik op het scherm om de e-mailadressen van ontvangers
toe te voegen.
Bestandnaam: maakt de bestandsnaam aan voor het te verzenden
bestand.
Bestandsindeling: selecteer de bestandsindeling voordat u doorgaat
met de scantaak.
Resolutie: Selecteert de waarde van de scanresolutie.
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan.
Adresboek(( )Favoriet, Alle, ABC): geeft het adres van de
ontvanger in door op een opgeslagen adres te drukken. Veelgebruikte
e-mailadressen kunt u opslaan met behulp van het bedieningspaneel of
SyncThru™ Web Service (zie "Een adresboek maken via het
bedieningspaneel" op pagina 186 of "Een adresboek instellen via
SyncThru™ Web Service" op pagina 191).
Recent: toont de laatst gebruikte e-mailadressen. U kunt ook e-
mailadressen kiezen in plaats van deze met het pop-uptoetsenbord in
te voeren (zie "Opnieuw versturen naar het laatste e-mailadres" op
pagina 141).
Programma's: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 157).
Scannen en per e-mail verzenden
137
7. Scannen
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: selecteert het formaat van de originelen.
Oorspronkelijke stand: Selecteert de papierrichting van de originelen.
Instellingen voor e-mail: geef de informatie op, waaronder Van,
Onderwerp en Bericht.
Dubbelzijdig: voor originelen die aan weerszijden worden gescand.
Taak samenstellen: Nadat het scannen voltooid is, verschijnt het
scherm Meer scannen om te vragen of u nog een pagina wilt scannen.
Wanneer u Ja selecteert, kunt u nog een pagina scannen in de huidige
taak. Wanneer u Nee selecteert, dan wordt het scanproces voltooid en
wordt de rest van de taak uitgevoerd.
Het tabblad Afbeelding
U kunt naar de volgende of vorige pagina gaan met behulp van de pijlen
omhoog/omlaag linksonder.
Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto enz.
Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoer aan.
Achtergrond aanpassen: wis de achtergrond enigszins door de
dichtheid of helderheid aan te passen.
Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegescand.
Scannen en per e-mail verzenden
138
7. Scannen
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan.
Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling voor het te
verzenden bestand.
2
Een e-mailaccount maken
1
Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat
niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat
aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
5
Selecteer Settings > Network Settings en Outgoing Mail
Server(SMTP).
Scannen en per e-mail verzenden
139
7. Scannen
6
Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
7
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
8
Schakel het selectievakje naast SMTP Requires Authentication in
voor verificatie.
9
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de SMTP-server
in.
10
Druk op Apply.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3 Before SMTP
is, schakelt u het selectievakje SMTP Requires POP Before SMTP
Authentication in.
Voer het IP-adres en poortnummer in.
3
Scannen en per e-mail verzenden
U kunt originelen scannen en de gescande afbeelding vanaf het apparaat
per e-mail naar verschillende bestemmingen verzenden.
Om een afbeelding te scannen en als bijlage via e-mail te verzenden
moet u eerst de netwerkparameters, SMTP-instellingen en instellingen
voor Scan nr Email instellen met behulp van het bedieningspaneel of
de SyncThru™ Web Service (zie "Een e-mailaccount maken" op
pagina 138).
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk in het scherm op Scan nr Email.
Scannen en per e-mail verzenden
140
7. Scannen
3
Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding
of Uitvoer.
4
Druk op het tabblad Basis.
5
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in als u deze hebt
geconfigureerd in de SyncThru™ Web Service (zie "Een e-
mailaccount maken" op pagina 138).
6
Voer het e-mailadres van de afzender en de ontvanger in.
Toevoegen aan adres: Maakt het mogelijk om een e-mailadres toe
te voegen in de Recent resultaten van het Adresboek.
Verwijderen: Maakt het mogelijk om een e-mailadres te verwijderen
in de Recent resultaten. Druk op het e-mailadres dat u wilt
verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
7
Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie.
8
Druk op de knop (Start) om het bestand te scannen en te
verzenden.
9
Het apparaat begint te scannen en verzendt vervolgens de e-mail.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op (Stop) op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij
verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel.
Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop
Job Status" op pagina 30).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van gescande gegevens.
Scannen en per e-mail verzenden
141
7. Scannen
4
Opnieuw versturen naar het laatste e-mailadres
Een document opnieuw versturen naar het laatst gebruikte e-mailadres:
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk in het scherm op Scan nr Email.
3
Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding
of Uitvoer.
4
Druk op het tabblad Basis.
5
Druk op het invoergebied van Aan en Recent.
6
Druk op het e-mailadres waarnaar u opnieuw wilt verzenden. Druk
vervolgens op OK.
Toevoegen aan adres: Maakt het mogelijk om een e-mailadres toe
te voegen in de Recent resultaten van het Adresboek.
Verwijderen: Maakt het mogelijk om een e-mailadres te verwijderen
in de Recent resultaten. Druk op het e-mailadres dat u wilt
verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
7
Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie.
8
Druk op de knop (Start) om het bestand te scannen en te
verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
drukt u in dit venster op Nee.
Scannen en per e-mail verzenden
142
7. Scannen
5
Een e-mailbevestigingsrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt waarin wordt aangegeven of de e-mail is verzonden.
Als een rapport tekens of lettertypen bevat die niet door het apparaat
worden ondersteund, wordt in het rapport mogelijk Unknown afgedrukt
in plaats van de tekens/lettertypen.
1
Druk op het weergavescherm op Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Scan naar e-mailinstellingen.
2
Druk op de betreffende optie in Bevestigingsrapport afdr..
Altijd: drukt altijd een bevestigingsrapport af of een overdracht
van een e-mail is gelukt of niet.
Nooit: drukt nooit een bevestigingsrapport af.
Alleen bij fouten: drukt alleen een bevestigingsrapport af
wanneer de overdracht van een e-mail mislukt.
3
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
143
7. Scannen
Scannen en verzenden via SMB/FTP
U kunt een afbeelding scannen en verzenden naar in totaal drie
bestemmingen via de SMB- of FTP-server.
Als u een afbeelding wilt scannen en naar een server wilt verzenden,
moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van het
bedieningspaneel of de SyncThru™ Web Service (zie "Een FTP-/SMB-
server instellen" op pagina 145).
6
Informatie over het scherm Scannen naar server
Druk op Scannen naar server in het scherm.
Het tabblad Basis
Bestandnaam: maakt de bestandsnaam aan voor het te verzenden
bestand.
Bestandsindeling: selecteer de bestandsindeling voordat u doorgaat
met de scantaak.
Recent: toont de laatst gebruikte e-mailadressen. U kunt ook e-
mailadressen kiezen in plaats van deze met het pop-uptoetsenbord in
te voeren (zie "Opnieuw versturen naar het laatste e-mailadres" op
pagina 141).
Resolutie: Selecteert de waarde van de scanresolutie.
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan.
Scannen en verzenden via SMB/FTP
144
7. Scannen
Adresboek(( )Favoriet, Alle, ABC): geeft het adres van de
ontvanger in door op een opgeslagen adres te drukken. Veelgebruikte
e-mailadressen kunt u opslaan met behulp van het bedieningspaneel of
SyncThru™ Web Service (zie "Een adresboek maken via het
bedieningspaneel" op pagina 186 of "Een adresboek instellen via
SyncThru™ Web Service" op pagina 191).
Programma's: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 157).
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: selecteert het formaat van de originelen.
Oorspronkelijke stand: Selecteert de papierrichting van de originelen.
Dubbelzijdig: voor originelen die aan weerszijden worden gescand.
Taak samenstellen: Nadat het scannen voltooid is, verschijnt het
scherm Meer scannen om te vragen of u nog een pagina wilt scannen.
Wanneer u Ja selecteert, kunt u nog een pagina scannen in de huidige
taak. Wanneer u Nee selecteert, dan wordt het scanproces voltooid en
wordt de rest van de taak uitgevoerd.
Het tabblad Afbeelding
U kunt naar de volgende of vorige pagina gaan met behulp van de pijlen
omhoog/omlaag linksonder.
Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto enz.
Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoer aan.
Achtergrond aanpassen: wis de achtergrond enigszins door de
dichtheid of helderheid aan te passen.
Scannen en verzenden via SMB/FTP
145
7. Scannen
Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegescand.
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan.
Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de gescande
uitvoer.
7
Een FTP-/SMB-server instellen
1
Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat
niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat
aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
5
Selecteer Address Book > Individual > Add.
6
Schakel het selectievakje naast Add FTP of Add SMB in.
Scannen en verzenden via SMB/FTP
146
7. Scannen
7
Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
8
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
9
Schakel het selectievakje naast Anonymous zodat de server
toegang geeft aan ongemachtigde gebruikers.
10
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in.
11
Voer de domeinnaam in als de server is verbonden met een bepaald
domein of geef de naam van de computer op die is geregistreerd op
de SMB-server.
12
Voer het pad in naar de locatie waar de gescande afbeelding moet
worden opgeslagen.
De map waarin de gescande afbeelding wordt opgeslagen, moet
zich in de root van de server bevinden.
De map moet zijn ingesteld als een netwerkshare.
Voor uw gebruikersnaam moeten lees- en schrijfrechten voor de
map zijn ingesteld.
13
Druk op Apply.
8
Scannen en verzenden naar een SMB-/FTP-server
U kunt bestemmingen selecteren via SMB- of FTP-servers.
Als u een afbeelding wilt scannen en naar een server wilt verzenden,
moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van het
bedieningspaneel of de SyncThru™ Web Service (zie "Een FTP-/SMB-
server instellen" op pagina 145).
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk op Scannen naar server op het scherm
Scannen en verzenden via SMB/FTP
147
7. Scannen
3
Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding
of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 152).
4
Druk op het tabblad Basis.
5
Druk op het invoergebied van de servernaam. U kunt het
serveradres van de ontvanger handmatig invoeren. U kunt geen
adres in het tweede veld invullen voordat u een adres in het eerste
veld hebt ingevuld.
U kunt ook Adresboek gebruiken om het adres op een eenvoudige
manier in te voeren (zie "Een adresboek maken" op pagina 185).
6
Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie.
7
Druk op (Start) op het bedieningspaneel.
Het apparaat begint met te scannen en verzendt het origineel
daarna naar de opgegeven server.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
drukt u in dit venster op Nee.
Als u de huidige scantaak wilt annuleren, drukt u op (Stop) op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige taak en de taken in de wachtrij
verwijderen met de knop Job Status op het bedieningspaneel.
Selecteer de taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd. (zie "Knop
Job Status" op pagina 30).
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden terwijl het
apparaat bezig is met het verzenden van gescande gegevens.
Scannen en verzenden via SMB/FTP
148
7. Scannen
9
Opnieuw verzenden naar het laatste serveradres
Een bestand verzenden naar het laatste serveradres:
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk in het scherm op Scannen naar server.
3
Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding
of Uitvoer.
4
Druk op het tabblad Basis.
5
Druk op Recent.
6
Druk op het serveradres waarnaar u opnieuw wilt verzenden. Druk
vervolgens op OK.
Toevoegen aan adres: maakt het mogelijk om een serveradres toe
te voegen in de Recent resultaten van het Adresboek.
Verwijd.: maakt het mogelijk om een serveradres te verwijderen in
de Recent resultaten. Druk op het serveradres dat u wilt
verwijderen. Druk vervolgens op Verwijd..
7
Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie.
8
Druk op de knop (Start) om het bestand te scannen en te
verzenden.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
drukt u in dit venster op Nee.
149
7. Scannen
Scannen en verzenden naar uw computer
Met deze optie kunt u op het apparaat een afbeelding scannen en deze
naar uw met het netwerk verbonden computer verzenden.
10
Voor een apparaat dat met een netwerk is
verbonden
Zorg ervoor dat het scannerstuurprogramma op uw computer is
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat uw apparaat en de computer zijn aangesloten op een
netwerk.
2
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
3
Druk in het scherm op Scan nr pc.
4
Selecteer de naam van uw computer en druk op OK. Als het
apparaat u vraagt om een wachtwoord in te voeren, voert u het
wachtwoord in met het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
5
Druk op het gewenste toepassingsprogramma en op Selecteren.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
6
Selecteer de scankwaliteit met Resolutie op het tabblad Basis.
7
Stel de grootte van het origineel in op het tabblad Geavanceerd. Als
u het oorspronkelijke formaat niet kent, selecteert u Auto.
8
Stel de kleurmodus in bij het tabblad Afbeelding.
9
Stel de bestandsindeling in waarin de afbeelding moet worden
opgeslagen in het tabblad Uitvoer.
Bestandsindeling is alleen actief wanneer u het
toepassingsprogramma als Mijn documenten selecteert.
10
Druk op (Start) vanuit het bedieningspaneel om te beginnen met
scannen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de computer.
150
7. Scannen
Scannen en verzenden naar een USB/gedeelde map
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB-
geheugenapparaat of in een gedeelde map opslaan. Wanneer u een
document scant, gebruikt het apparaat de standaardinstellingen, zoals de
resolutie. U kunt bovendien uw eigen scaninstellingen aanpassen (zie "De
instellingen van de scanfunctie wijzigen" op pagina 152).
11
Informatie over het scherm USB/gedeelde map
Druk op het weergavescherm op Naar USB scannen of op Scan n.
gedeelde map.
Het tabblad Basis
Bestandnaam: maakt een bestandsnaam om de gescande gegevens
op te slaan.
Bestandsindeling: selecteer de bestandsindeling voordat u doorgaat
met de scantaak.
Resolutie: selecteert de waarde van de scanresolutie.
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan.
Het tabblad Geavanceerd
Dubbelzijdig: voor originelen die aan weerszijden worden gescand.
Formaat van origineel: selecteert het formaat van de originelen.
Oorspronkelijke stand: Selecteert de papierrichting van de originelen.
Taak samenstellen: Nadat het scannen voltooid is, verschijnt het
scherm Meer scannen om te vragen of u nog een pagina wilt scannen.
Wanneer u Ja selecteert, kunt u nog een pagina scannen in de huidige
taak. Wanneer u Nee selecteert, dan wordt het scanproces voltooid en
wordt de rest van de taak uitgevoerd.
Het tabblad Afbeelding
Met de pijl-omhoog/omlaag, links onderaan, kunt u naar de volgende of
vorige pagina’s gaan.
Type origineel: selecteert of het origineel bestaat uit tekst, foto enz.
Kleurmodus: past de kleurenopties van de gescande uitvoer aan.
Achtergrond aanpassen: wis de achtergrond enigszins door de
dichtheid of helderheid aan te passen.
Afbeel. aan achterk. wissen: voorkomt bij het scannen van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het origineel wordt
meegescand.
Scannen en verzenden naar een USB/gedeelde map
151
7. Scannen
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: past de weergavekwaliteit van de gescande uitvoer aan.
Bestandsindeling: selecteert de bestandsindeling van de gescande
uitvoer.
Best.beleid: wijzigt of overschrijft automatisch de naam wanneer er op
het USB-apparaat al een bestand met dezelfde bestandsnaam bestaat.
12
Scannen naar een USB/gedeelde map
De functie Naar USB scannen gebruiken: Sluit een USB-
geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk op het weergavescherm op Naar USB scannen of op Scan n.
gedeelde map.
3
Druk op het tabblad Basis.
4
Selecteer een map voor het opslaan van de gescande afbeelding.
Als u geen map selecteert, wordt de gescande afbeelding in de
hoofdmap opgeslagen.
5
Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-
uptoetsenbord verschijnt.
6
Voer een bestandsnaam in om de gescande gegevens op te slaan.
Druk op de optie die aangeeft dat u Gereed bent.
7
Stel de Bestandsindeling, de Resolutie en de Tonersterkte in.
8
Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding
of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 152).
9
Druk op de knop (Start) om het bestand te scannen en op te
slaan.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
drukt u in dit venster op Nee.
152
7. Scannen
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
In dit gedeelte leest u hoe u de documentinstellingen aanpast voor elke
scantaak, zoals resolutie, dubbelzijdig afdrukken, formaat van het origineel,
type, kleurmodus, tonerdichtheid enzovoort. De opties die u wijzigt, blijven
enige tijd behouden, maar wanneer die periode is verstreken, worden de
standaardwaarden voor deze opties hersteld.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen.
Om de menuopties te wijzigen:
1
Druk op het menu Scannen op het scherm.
2
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
3
Om de scaninstellingen, zoals onder meer Verkl./vergr.,
Tonersterkte, Origineel, aan te passen via het scherm.
4
Druk in het scherm op het tabblad Basis, Geavanceerd,
Afbeelding of Uitvoer.
5
Druk op de juiste optie.
Item Omschrijving
Formaat van
origineel
Hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Oorspronkelijke
stand
Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling
voor een geladen origineel met de bovenkant
naar de achterkant van het apparaat.
Liggende afbeeldingen: selecteer deze
instelling voor een geladen origineel in de DSDF
met de bovenkant van het originele document
gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of
een origineel document op de glasplaat van de
scanner met de bovenkant van het originele
document gericht naar de rechterzijde van het
apparaat.
Type origineel
Met de instelling oorspronkelijk type kunt u de
scankwaliteit verbeteren door het type document
voor de huidige scanopdracht te selecteren.
Tekst: gebruik deze optie voor originelen die
hoofdzakelijk uit tekst bestaan.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen
die tekst en foto’s bevatten.
Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
153
7. Scannen
Resolutie
U kunt de resolutie van het document aanpassen.
Druk op de resolutie en kies de waarden. Des te
hoger de waarde die u selecteert, des te duidelijker
het resultaat, maar het scannen kan langer duren.
Kleurmodus
Hiermee kunt u de kleurinstellingen van scans
instellen.
Kleur: gebruikt kleur om een afbeelding weer te
geven. Voor 1 pixel worden 24 bits per pixel en 8
bits voor elke RGB-waarde gebruikt.
Grijs: gebruik de grijsschaal om een afbeelding
weer te geven: 8 bits per pixel.
Mono: Hiermee wordt een afbeelding in zwart-wit
weergegeven. 1 bit per pixel.
Item Omschrijving
Dubbelzijdig
1-zijdig: voor originelen die alleen aan één zijde
worden gescand.
2-zijdig, boek: voor originelen die aan
weerszijden worden gescand.
2-zijdig, kalender: voor originelen die aan
weerszijden worden gescand, maar waarvan de
achterzijde 180 graden is gedraaid.
Als u een origineel op de glasplaat van de
scanner legt, toont het apparaat een venster
waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk
op Ja. Als u klaar bent, selecteert u bij deze
optie Nee.
Tonersterkte
Hiermee past u het helderheidsniveau voor scannen
aan.
Item Omschrijving
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
154
7. Scannen
Best.beleid
Deze optie is beschikbaar als er USB-geheugen in
de USB-geheugenpoort van uw apparaat wordt
geplaatst.
U kunt het beleid kiezen voor het genereren van
bestandsnamen voor u doorgaat met de scantaak
via het USB-geheugenapparaat. Als het USB-
geheugenapparaat al een bestand met dezelfde
naam heeft, kunt u de naam wijzigen of
overschrijven.
Naam wijzigen: Als het USB-geheugenapparaat
dezelfde naam heeft als de bestandsnaam die u
opgeeft, wordt het bestand opgeslagen onder
een andere bestandsnaam die automatisch wordt
gegenereerd.
Annuleren: Het gescande bestand wordt niet
verzonden wanneer er op de server al een
bestand met dezelfde naam bestaat.
Overschr.: Het bestaande bestand wordt door
het verzonden bestand overschreven.
Item Omschrijving
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
155
7. Scannen
Bestandsindeling JPEG: scant originelen in JPEG-indeling.
PDF: Scant originelen als PDF-bestand. U kunt
het bestand openen met Adobe Acrobat Reader.
- Multi pag's: Als u wilt dat meerdere originelen
worden gescand als één bestand, drukt u op
Multi pag's.
- Doorzoekbaar: het apparaat detecteert tekst
in de gescande afbeelding en creëert een
doorzoekbare PDF om tekst te doorzoeken.
Druk op deze knop en selecteer de taal die in
de gescande afbeelding wordt gebruikt. Druk
op OK.
- Compact: U kunt originelen comprimeren als
u een bestand met een kleine bestandsgrootte
wilt maken. Druk daartoe op Compact. Deze
compressiemethode verschilt van de normale
PDF-indeling. Bepaalde delen van de
gegevens kunnen verloren gaan tijdens de
compressie.
- Dig. handtek. Toevoe.: U kunt een digitale
handtekening toevoegen aan het PDF-
bestand met een certificaat.
Alleen de beheerder kan het digitale
certificaat beheren op Digital Signature in
PDF in SyncThru™ Web Service.
- PDF-codering: stelt de codering van PDF-
bestanden in.
TIFF: Scant originelen als TIFF-bestand (Tagged
Image File Format). Als u wilt dat meerdere
originelen worden gescand als één bestand,
drukt u op Multi pag's.
XPS: Scant originelen als XPS-bestand
(papierspecificatie voor XML). Als u wilt dat
meerdere originelen worden gescand als één
bestand, drukt u op Multi pag's.
Item Omschrijving
Achtergrond
aanpassen
Past de achtergrond enigszins aan door de
dichtheid of helderheid aan te passen. U kunt bij
gekleurd papier of krantenknipsel de donkere
achtergronden lichter maken of verwijderen.
Als u deze optie gebruikt, is Afbeel. aan
achterk. wissen in het tabblad Afbeelding
niet actief.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: past de helderheid van de achtergrond
automatisch aan.
Verbet.: hiermee maakt u de achtergrond
donkerder. Gebruik de pijl-links en de pijl-rechts
om de waarden te wijzigen.
Wissen: hiermee maakt u de achtergrond lichter.
Gebruik de pijl-links en de pijl-rechts om de
waarden te wijzigen.
Afbeel. aan achterk.
wissen
Deze functie voorkomt bij het scannen van de
voorkant dat de afbeelding op de achterzijde van het
origineel wordt meegescand
Uit: Hiermee schakelt u deze optie uit.
Wissen: hiermee maakt u de achtergrond lichter.
Gebruik de pijl-links/rechts om de waarden te
wijzigen.
Item Omschrijving
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
156
7. Scannen
Kwalit. Gebruik deze optie als u een kwalitatief
hoogwaardig document wilt produceren. Des te
hoger de kwaliteit die u selecteert, des te groter
wordt het bestandsformaat.
Beste: produceert een kwalitatief hoogwaardige
afbeelding. Dit leidt echter tot een grotere
bestandsgrootte.
Normaal: zowel de afbeeldingskwaliteit als het
bestandsformaat zal tussen Beste en Concept
liggen.
Concept: produceert een afbeelding van een
lage kwaliteit. Dit leidt echter tot een kleinere
bestandsgrootte.
Item Omschrijving
157
7. Scannen
Een programma-instelling gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt ook de eerdere instellingen van de vorige taak gebruiken.
13
Opslaan
1
Druk op Scan nr Email, Scannen naar server , Scannen naar
gedeelde map of Naar USB scannen op het weergavescherm.
2
Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding
of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 152).
3
Druk op het tabblad Basis.
4
Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie.
5
Druk op Programma's > Opslaan.
6
Druk op het invoergebied van Naam programma. Het pop-
uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk vervolgens op OK.
U kunt de waarden van ingestelde Programma's functies bekijken door
omhoog of omlaag te schuiven en controleer de waarden met behulp
van de pijl-omhoog/omlaag.
7
Druk op Opslaan.
8
U kunt alle instellingen opnieuw controleren. Als alles in orde is,
drukt u op Toevg. aan start om een snelkoppeling op het
startscherm te plaatsen, drukt u op Opslaan om de huidige
instellingen op te slaan of drukt u op Annul. om af te sluiten zonder
op te slaan.
14
Laden
1
Druk op Scan nr Email, Scannen naar server of Naar USB
scannen op het scherm.
2
Druk op Programma's > Laden.
3
Druk op de te gebruiken vorige instelling.
Het apparaat is nu ingesteld om te faxen volgens de geselecteerde
instelling.
4
Druk op Toevg. aan start om een snelkoppeling op het
hoofdscherm te plaatsen, Verwijd. om de huidige instellingen te
verwijderen of Toep. om de geselecteerde instelling te gebruiken.
158
7. Scannen
Scannen met TWAIN-compatibele software
Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze TWAIN-
compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop.
Volg de onderstaande stappen om te scannen met TWAIN-compatibele
software.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
3
Open een toepassing, bijvoorbeeld Adobe Photoshop.
4
Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5
Scan en sla uw gescande afbeeldingen op.
159
7. Scannen
Scannen met Samsung Easy Document Creator
Samsung Easy Document Creator is een programma dat u helpt bij het
scannen, verzamelen en bewaren van documenten in verschillende
formaten, inclusief het .epub formaat.
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- en Mac-
besturingssystemen.
U hebt minimaal Windows XP Service Pack 3 of recenter en Internet
Explorer 6.0 of hoger nodig om met Samsung Easy Document
Creator te kunnen werken.
Samsung Easy Document Creator wordt automatisch geïnstalleerd
wanneer u de apparaatsoftware installeert (zie "Werken met
Samsung Easy Document Creator" op pagina 280).
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma's >
Samsung Printers.
Mac-gebruikers gaan naar Toepassingen > Samsung > Samsung
Easy Document Creator.
3
Klik op Samsung Easy Document Creator.
4
Klik op Geavanceerd scannen in het startscherm.
5
Selecteer het scantype of een favoriet en pas de afbeelding aan.
6
Klik op Scannen om een definitieve afbeelding te scannen of op
Voorbeeldscan om eerst nog een voorbeeld te zien te krijgen.
7
Druk op Verzenden om de gescande afbeelding op te slaan.
8
Druk op de gewenste optie.
9
Druk op OK.
Klik op de knop Help ( ) onder in het venster en klik op de optie waar
u meer over wilt weten.
160
7. Scannen
Scannen met de Mac
U kunt documenten scannen met het programma Fotolader. Mac OS X
biedt het programma Fotolader.
15
Scannen met netwerk
1
Controleer of uw apparaat met een netwerk is verbonden.
2
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
3
Open de map Toepassingen en voer Fotolader uit.
4
Selecteer uw apparaat onder GEDEELD.
5
Stel de scanopties in dit programma in.
6
Scan uw afbeelding en sla deze op.
Als u niet kunt scannen met Fotolader, moet u Mac OS bijwerken
met de nieuwste versie.
Raadpleeg de Help bij Fotolader voor meer informatie.
U kunt ook TWAIN-compatibele software gebruiken, zoals Adobe
Photoshop.
U kunt scannen met de Samsung Easy Document Creator-
software. Open de map Toepassingen > de map Samsung >
Samsung Easy Document Creator.
161
7. Scannen
Scannen in Linux
16
Scannen
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Start een scantoepassing, zoals xsane of simple-scan. (Als de
toepassing niet is geïnstalleerd, installeert u deze handmatig om de
scanfuncties te gebruiken. U kunt bijvoorbeeld "yum install xsane"
voor systemen met rpm-pakketten en "apt-get install xsane" voor
systemen met deb-pakketten gebruiken om xsane te installeren.)
3
Selecteer uw apparaat uit de lijst en stel de scanopties in die u wilt
toepassen.
4
Klik op de knop Scan.
8. Faxen
Deze handleiding bevat informatie over het gebruik van het apparaat als faxtoestel.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Voorbereiden om te faxen 163
Een fax verzenden vanaf uw computer 164
Uitleg over het faxscherm 166
Een fax verzenden 168
Een fax ontvangen 176
De documentinstellingen aanpassen 179
Een rapport faxrapport 182
Een programma-instelling gebruiken 183
163
8. Faxen
Voorbereiden om te faxen
Voordat u faxen kunt verzenden of ontvangen, moet u de meegeleverde
telefoonkabel aansluiten op de wandaansluiting. Raadpleeg de Beknopte
installatiehandleiding voor informatie over de aansluiting. De aansluiting
van een telefoonsnoer verschilt van land tot land.
U kunt dit apparaat niet als een faxapparaat gebruiken via een
internettelefoonlijn. Raadpleeg uw internetprovider voor meer
informatie.
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten.
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken. Als u andere internetdiensten (DSL, ISDN,
VolP) gebruikt, kunt u de kwaliteit van de verbinding verbeteren door
gebruik te maken van een microfilter. Een microfilter elimineert
ruissignalen en verbetert de kwaliteit van de netwerk/
internetverbinding. Aangezien de DSL Micro-filter niet met het
apparaat wordt meegeleverd, kunt u het beste contact opnemen met
uw internetprovider als u er gebruik van wilt maken.
1 Lijnpoort
2 Micro-filter
3 DSL-modem/telefoonlijn
164
8. Faxen
Een fax verzenden vanaf uw computer
hiermee kunt u een fax verzenden vanaf uw computer zonder gebruik te
maken van het bedieningspaneel op het apparaat. Zorg ervoor dat uw
apparaat en de computer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten.
1
Een fax verzenden (Windows)
Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma
Samsung Network PC Fax zijn geïnstalleerd. Dit programma wordt
automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma.
Voor meer informatie over Samsung Network PC Fax klikt u op Help.
1
Open het document dat u wilt verzenden.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing
kan dit venster er iets anders uitzien.
3
Selecteer Samsung Network PC Fax in het venster Afdrukken
4
Klik op Afdrukken of op OK.
5
Voer het faxnummer van de ontvanger in en stel indien nodig de
opties in.
6
Klik op verzenden.
2
Een lijst met verzonden faxberichten controleren
(Windows)
U kunt de lijst met verzonden faxberichten op uw computer controleren.
Klik in het menu Start op Programma’s of Alle programma's > Samsung
Printers > Geschiedenis faxoverdracht. Vervolgens wordt het venster
weergegeven met de lijst met verzonden faxberichten.
Voor meer informatie over Geschiedenis faxoverdracht klikt u op de
knop Help ( ).
3
Een fax verzenden (Mac)
Om een fax te versturen vanaf uw computer moet het programma
Faxhulpprogramma’s geïnstalleerd zijn. Dit programma wordt
automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma.
De onderstaande stappen verschillen afhankelijk van het
besturingssysteem.
Een fax verzenden vanaf uw computer
165
8. Faxen
1
Open het document dat u wilt verzenden.
2
Selecteer Druk af in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printer in de vervolgkeuzelijst in Printer.
4
Kies het aantal kopieën en pagina’s.
5
Selecteer papierformaat, afdrukstand en schaal.
6
Voer het faxnummer van de ontvanger in het invoervak Aan. U kunt
ook op de knop Adressen drukken als u veelgebruikte
faxnummers hebt opgeslagen.
7
Voer indien nodig de toegangscode in het invoergebied Draai eerst
een in.
8
U kunt, indien nodig, de fax verzenden met een voorblad: schakel
daartoe Voorblad gebruiken in.
Voer het onderwerp en bericht van de faxtaak in.
9
Klik op Fax.
10
Het pictogram Fax ( ) verschijnt op uw Mac-dock. Klik op het
pictogram.
U kunt de status van de faxtaak zien. U kunt de faxtaak verwijderen,
bijhouden, hervatten of pauzeren.
166
8. Faxen
Uitleg over het faxscherm
Als u de faxfunctie wilt gebruiken, drukt u op Fax in het scherm.
Wordt er een ander scherm weergegeven, druk dan op ( ) om naar het
beginscherm te gaan.
4
Het tabblad Basis
Invoergebied voor faxnummer::
Voer het faxnummer van de ontvanger
in met behulp van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. Als
u het adresboek hebt geconfigureerd, drukt u op
Adresboek
(zie "Een
adresboek maken via het bedieningspaneel" op pagina 186 of "Een
adresboek instellen via SyncThru™ Web Service" op pagina 191).
Resolutie: hiermee past u de resolutieopties aan.
Tonersterkte: past de tonerdichtheid van de gescande uitvoer aan
Adresboek(( )Favoriet, Alle, ABC): geeft het adres van de
ontvanger in door op een opgeslagen adres te drukken. Veelgebruikte
e-mailadressen kunt u opslaan met behulp van het bedieningspaneel of
SyncThru™ Web Service (zie "Een adresboek maken via het
bedieningspaneel" op pagina 186 of "Een adresboek instellen via
SyncThru™ Web Service" op pagina 191).
Programma's: hiermee kunt u de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik (zie "Een programma-instelling gebruiken" op
pagina 183).
Uitleg over het faxscherm
167
8. Faxen
5
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: selecteert het formaat van het origineel.
Dubbelzijdig: hiermee stelt u in of één of beide zijden van het origineel
moeten worden gefaxt.
Oorspronkelijke stand: Selecteert de papierrichting van de originelen.
Uitgesteld verzenden: hiermee stelt u in dat een fax automatisch op
een later tijdstip wordt verzonden (zie "Een faxverzending uitstellen" op
pagina 174).
Taak samenstellen: Nadat het scannen voltooid is, verschijnt het
scherm Meer scannen om te vragen of u nog een pagina wilt scannen.
Wanneer u Ja selecteert, kunt u nog een pagina scannen in de huidige
taak. Wanneer u Nee selecteert, dan wordt het scanproces voltooid en
wordt de rest van de taak uitgevoerd.
6
Het tabblad Afbeelding
Type origineel: Verbetert de faxkwaliteit op basis van het type van het
originele document dat wordt gescand.
168
8. Faxen
Een fax verzenden
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een fax verzendt en welke bijzondere
verzendmethoden u kunt gebruiken.
U kunt de originelen zowel in de DSDF als op de glasplaat van de
scanner plaatsen. Als er zich zowel originelen in de DSDF als op de
glasplaat van de scanner bevinden, worden de originelen in de DSDF
eerst gelezen omdat de DSDF een hogere prioriteit heeft bij het
scannen.
7
Instellen van faxhoofd
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden.
1
Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Apparaat-id & faxnummer op het
weergavescherm.
2
Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3
Druk op het invoergebied Id-naam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer uw naam of bedrijfsnaam in. Druk op OK.
4
Druk op het invoergebied van Faxnummer.
Voer uw faxnummer in met behulp van het numerieke toetsenblok
op het bedieningspaneel.
5
Druk op OK om de informatie op te slaan.
8
Een fax verzenden
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
Dit apparaat past automatisch het originele document aan de
papiergrootte van de ontvangende fax aan. Als de originele
documentgrootte bijvoorbeeld een A5-formaat is en het geladen papier
in de ontvangende fax is van A4-formaat, dan wordt de originele
papiergrootte aan het A4-formaat aangepast.
Een fax verzenden
169
8. Faxen
2
Druk in het scherm op Fax.
3
Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 179).
4
Druk op het tabblad Basis.
5
Selecteer Resolutie.
6
Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp
van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het
faxnummer in of gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u
veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen.
U kunt een fax naar maximaal 10 ontvangers tegelijk verzenden.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Pauze tijdens het invoeren
van het faxnummer. Op het display wordt de pauze aangegeven met
een koppelteken ("–").
7
Druk op (Start) op het bedieningspaneel. Het document wordt
gescand en gefaxt naar het gekozen nummer.
U kunt een fax rechtstreeks vanaf uw computer verzenden (zie "Een
fax verzenden vanaf uw computer" op pagina 164).
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op (Stop) op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint. U kunt ook op het bedieningspaneel op de knop Job
Status drukken, de gewenste taak selecteren en vervolgens op
Verwijd. drukken (zie "Knop Job Status" op pagina 30).
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
drukt u in dit venster op Nee.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt verzonden.
Een fax verzenden
170
8. Faxen
9
Het verzenden van een fax met behulp van
snelkiesnummers
Wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om het te
kiezen nummer in te voeren, voert u het eerder ingestelde snelkiesnummer
in (zie "Een adresboek maken" op pagina 185).
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk in het scherm op Fax.
3
Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 179).
4
Druk op het tabblad Basis.
5
Selecteer Resolutie.
6
Als u op de invoerregel van het scherm drukt:
bij ééncijferige (0-9) snelkiesnummers, druk en houd het
desbetreffende cijfertoets ingedrukt op het numerieke
toetsenblok van het bedieningspaneel;
bij twee- of driecijferige snelkiesnummers, druk de eerste of de
eerste twee cijfertoetsen in en houd de laatste cijfertoets
ingedrukt op het numerieke toetsenblok van het
bedieningspaneel.
7
Druk op (Start) op het bedieningspaneel.
Het document wordt gescand en gefaxt naar het gekozen nummer.
Een fax verzenden
171
8. Faxen
10
Een fax handmatig verzenden middels Op de
haak
Bij deze methode wordt een fax verzonden met behulp van Op de haak in
het tabblad Basis.
Als u Uitgesteld verzenden, Snelstart faxen en Prioritair verzenden
in het tabblad Geavanceerd gebruikt, is het niet mogelijk om een fax te
verzenden met Op de haak.
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk in het scherm op Fax.
3
Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 179).
Een fax verzenden
172
8. Faxen
4
Druk op het tabblad Basis.
5
Selecteer Resolutie.
6
Druk op Op de haak in het scherm.
7
Als u een kiestoon hoort, vult u het faxnummer in met behulp van het
numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
8
Druk op (Start) zodra u een hoge faxtoon hoort van het
ontvangende faxapparaat.
11
Automatisch opnieuw verzenden
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de
ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer automatisch opnieuw
gekozen.
Als u het interval tussen kiespogingen en/of het aantal kiespogingen wilt
wijzigen, voert u de volgende stappen uit.
1
Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Opnieuw kiezen op het weergavescherm.
2
Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3
Stel de optie Tijd tussen kiespogingen (minuten) in met behulp
van de knoppen + en -.
4
Stel de optie Aantal kiespogingen in met behulp van de knoppen +
en -.
Een fax verzenden
173
8. Faxen
12
Het laatste nummer opnieuw kiezen
U kunt faxnummers kiezen in plaats van het nummer in te toetsen.
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk in het scherm op Fax.
3
Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 179).
4
Druk op het tabblad Basis.
5
Selecteer Resolutie.
6
Druk op Recent.
7
Voer het faxnummer in dat u opnieuw wenst te kiezen. Druk
vervolgens op OK.
Toevoegen aan adres: hiermee kunt u een faxnummer in de
Recent resultaten toe te voegen aan het Adresboek.
Verwijd.: Om een faxnummer in de Recent resultaten te
verwijderen. Druk op het faxnummer dat u wenst te verwijderen.
Druk vervolgens op Verwijd..
8
Druk op (Start) op het bedieningspaneel. Het document wordt
gescand en naar de bestemmingen gefaxt.
Een fax verzenden
174
8. Faxen
13
Een faxverzending uitstellen
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden.
Als u deze optie gebruikt, zijn de functies Snelstart faxen en
Prioritair verzenden in het tabblad Geavanceerd niet actief.
Als u deze optie gebruikt, kunt u geen fax verzenden met de knop
Op de haak op het scherm.
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk in het scherm op Fax.
3
Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 179).
Een fax verzenden
175
8. Faxen
4
Druk op het tabblad Basis.
5
Selecteer Resolutie.
6
Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp
van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het
faxnummer in of gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u
veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen.
7
Druk op het tabblad Geavanceerd > Uitgesteld verzenden.
8
Druk op Aan om deze functie te activeren.
9
Druk op het invoergebied van Taaknaam. Het pop-uptoetsenbord
verschijnt.
Voer de gewenste taaknaam in. Druk op de optie die aangeeft dat u
Gereed bent.
Als u geen taaknaam invoert, kent het apparaat de taaknaam toe.
10
De uitgestelde verzending instellen.
U kunt de uitgestelde verzending 15 minuten later dan de huidige tijd
instellen. Als het bijvoorbeeld 1:00 uur is, kunt u de startijd op 1:15
instellen. Als het ingestelde tijdstip onjuist is, verschijnt een
waarschuwingsbericht en wordt de waarde opnieuw ingesteld op de
huidige tijd.
11
Druk op (Start) op het bedieningspaneel. Het apparaat begint
met het opslaan van de gescande originele gegevens in het
geheugen.
Als u de uitgestelde faxverzending wilt annuleren, drukt u op Uit
voordat het verzenden wordt gestart.
176
8. Faxen
Een fax ontvangen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een fax ontvangt en welke
bijzondere ontvangstmethoden u daarvoor kunt gebruiken.
14
De ontvangstmodus wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op de Faxmodus. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. Voer de volgende
stappen uit als u de ontvangstmodus wilt wijzigen:
1
Druk in het weergavescherm op Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen.
2
Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3
Druk op Ontvangstmodus.
4
Druk op de juiste optie.
Telefoon: Hiermee ontvangt u een fax door op Fax > Op de
haak en vervolgens (Start) te drukken.
Fax: Hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en
wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus.
Antwoordapparaat/Fax: wordt gebruikt als er een
antwoordapparaat op uw apparaat is aangesloten. Inkomende
oproepen worden beantwoord door het antwoordapparaat en de
beller kan een boodschap op het antwoordapparaat achterlaten.
Als het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het
automatisch over naar faxmodus om de fax te ontvangen.
15
Handmatig ontvangen in telefoonmodus
U kunt een faxoproep ontvangen door te drukken op Fax > Op de haak en
vervolgens op (Start) wanneer u de faxtoon van het extern faxapparaat
hoort. Het apparaat ontvangt een fax.
Een fax ontvangen
177
8. Faxen
16
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid
binnenkomen door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige
ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens
uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden
alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen.
1
Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Veilig ontvangen op het weergavescherm.
De modus Veilig ontvangen kan uitsluitend worden geconfigureerd
door een gemachtigde gebruiker die een ID en een wachtwoord op het
apparaat heeft geregistreerd. Wanneer het apparaat daarom vraagt,
voert u het ID en wachtwoord in.
2
Druk op een faxlijn wanneer uw apparaat meerdere faxlijnen heeft.
3
Druk op Aan om deze functie te activeren.
Wanneer het apparaat in deze modus een fax ontvangt, wordt Afdrukk.
geactiveerd. Als u de beveiligde faxberichten wilt afdrukken, druk dan
op Afdrukk.. Alle beveiligde faxberichten worden afgedrukt.
4
Als u een Wachtw. wilt instellen drukt u op Wachtw. en voert u
vervolgens de Wachtw. in.
5
Als u wilt dat inkomende faxberichten altijd naar het geheugen gaan,
druk dan op Hele dag. In andere gevallen, gaat u door met de
volgende stap.
6
Stel de Starttijd in met behulp van de knoppen +/-. Druk op OK.
7
Druk op Eindtijd en stel de specifieke eindtijd in met de knoppen +
en -.
8
Druk in het scherm op OK.
Als u de functie Veilig ontvangen wilt uitschakelen, drukt u op Uit.
Hierna wordt de ontvangen fax afgedrukt.
Een fax ontvangen
178
8. Faxen
17
Ontvangen faxen dubbelzijdig afdrukken
Stel deze duplex-functie in om papier te besparen. Hiermee worden de
ontvangen faxgegevens dubbelzijdig afgedrukt.
1
Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Ontvangen fax afdrukken > Dubbelzijdig op
het weergavescherm.
2
Druk op de juiste optie.
Uit: Drukt op slechts één zijde van het papier af.
Lange zijde: Drukt op beide zijden van het papier af met een
bindrand langs de lange kant.
Korte zijde: Drukt op beide zijden van het papier af met een
bindrand langs de korte kant.
3
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
18
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u tijdens het kopiëren of
afdrukken een fax ontvangt, slaat het apparaat de inkomende fax in het
geheugen op. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
179
8. Faxen
De documentinstellingen aanpassen
Voordat u een fax verzendt, kunt u de documentinstellingen aanpassen,
zoals de resolutie, tonerdichtheid, duplex-functie, enz.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s
mogelijk niet op het display verschijnen.
De documentinstellingen die u hiermee opgeeft, hebben alleen
betrekking op de huidige taak. Als u de standaardinstellingen voor
het document wilt wijzigen, raadpleegt u Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen.
Om de menuopties te wijzigen:
1
Druk in het scherm op Fax.
2
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
3
Om de kopieerinstellingen, zoals onder meer Verkl./vergr.,
Tonersterkte, Origineel, aan te passen via het scherm.
4
Druk in het scherm op het tabblad Basis, Geavanceerd of
Afbeelding.
5
Druk op de juiste optie.
Item Omschrijving
Tonersterkte
Hiermee kunt u de helderheid aanpassen voor een
origineel met onduidelijke markeringen en donkere
afbeeldingen zodat de gescande kopie beter
leesbaar is.
De documentinstellingen aanpassen
180
8. Faxen
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede
resultaten voor een normaal tekstdocument. Als u
echter originelen verstuurt die foto’s bevatten of van
een slechte kwaliteit zijn, kunt u de resolutie
aanpassen om een fax van een betere kwaliteit te
versturen.
Standaard: deze instelling wordt doorgaans
aanbevolen voor originelen met tekst. Met deze
optie vermindert u de verzendtijd.
Fijn: deze instelling wordt aanbevolen voor
originelen met kleine tekens, dunne lijnen of tekst
die met een matrixprinter is afgedrukt.
Superfijn: aanbevolen voor originelen met fijne
details. Deze optie is alleen ingeschakeld als het
ontvangende apparaat ook de resolutie
Superfijn ondersteunt.
Ultrafijn: Aanbevolen voor originelen met
extreem fijne details. Deze optie is alleen
ingeschakeld als het ontvangende apparaat ook
de resolutie Ultrafijn ondersteunt.
Wanneer uw apparaat is ingesteld op de
resolutie Superfijn of Ultrafijn en het
faxapparaat waarmee u communiceert
ondersteunt niet de resolutie Superfijn of
Ultrafijn, verzendt het apparaat de fax met
de hoogste resolutiemodus die door het
andere faxapparaat wordt ondersteund.
Item Omschrijving
Type origineel
Verbetert de faxkwaliteit op basis van het type van
het originele document dat wordt gescand.
Tekst: instelling voor originelen met tekst of
lijntekeningen.
Tekst/Foto: instelling voor originelen met tekst
en foto’s.
Foto: voor originelen die halftoonfoto’s zijn.
Formaat van
origineel
Als het formaat van het originele document niet
automatisch kan worden herkend of wanneer u een
bepaalde documentgrootte wilt selecteren, kunt u na
het opgeven van de originele documentgrootte het
faxbericht verzenden.
Oorspronkelijke
stand
Staande afbeeldingen: selecteer deze instelling
voor een geladen origineel met de bovenkant
naar de achterkant van het apparaat.
Liggende afbeeldingen: selecteer deze
instelling voor een geladen origineel in de DSDF
met de bovenkant van het originele document
gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of
een origineel document op de glasplaat van de
scanner met de bovenkant van het originele
document gericht naar de rechterzijde van het
apparaat.
Item Omschrijving
De documentinstellingen aanpassen
181
8. Faxen
Dubbelzijdig
Deze functie is speciaal bedoeld voor dubbelzijdige
originelen. U kunt instellen of het apparaat een
enkelzijdige of dubbelzijdige fax moet verzenden.
1-zijdig: instelling voor enkelzijdig bedrukte
originelen.
2-zijdig, boek: instelling voor dubbelzijdige
originelen.
2-zijdig, kalender: voor dubbelzijdig bedrukte
originelen waarvan de achterzijde 180 graden is
gedraaid.
Om 2-zijdig, boek en 2-zijdig, kalender te
gebruiken, plaatst u de originelen in de
DSDF. Als het apparaat het origineel in de
DSDF niet vindt, wordt de optie automatisch
gewijzigd in 1-zijdig.
Uitgesteld
verzenden
Hiermee stelt u in dat een fax automatisch op een
later tijdstip wordt verzonden (zie "Een
faxverzending uitstellen" op pagina 174).
Taak samenstellen Nadat het scannen voltooid is, verschijnt het scherm
Meer scannen om te vragen of u nog een pagina
wilt scannen. Wanneer u Ja selecteert, kunt u nog
een pagina scannen in de huidige taak. Wanneer u
Nee selecteert, dan wordt het scanproces voltooid
en wordt de rest van de taak uitgevoerd.
Item Omschrijving
182
8. Faxen
Een rapport faxrapport
U kunt het apparaat zo instellen dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt waarin wordt aangegeven of de fax correct is verzonden en
ontvangen.
Als een rapport tekens of lettertypes bevat die niet worden ondersteund
door het apparaat, verschijnt in plaats van de tekens/lettertypes het
woord Unknown in het rapport.
1
Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Faxinstellingen > Rapport op het weergavescherm.
2
Druk in het scherm op Verzendbevestiging fax.
3
Druk op de juiste optie.
Uit: hiermee schakelt u deze functie uit.
Aan: hiermee activeert u deze functie.
Aan-Fout: drukt alleen een rapport af als er een transmissiefout
optreedt.
4
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
183
8. Faxen
Een programma-instelling gebruiken
Met deze optie kunt u de huidige instellingen opslaan voor toekomstig
gebruik. U kunt tevens de instellingen van voorgaande taken gebruiken.
19
Programma's opslaan
1
Druk in het scherm op Fax.
2
Pas de documentinstellingen in het tabblad Geavanceerd of
Afbeelding aan (zie "De documentinstellingen aanpassen" op
pagina 179).
3
Druk op het tabblad Basis.
4
Selecteer Resolutie.
5
Druk op Programma's > Opslaan.
6
Druk op het invoergebied van Naam programma. Het pop-
uptoetsenbord verschijnt.
Voer de gewenste programmanaam in. Druk vervolgens op OK.
U kunt de waarden van ingestelde Programma's functies bekijken door
omhoog of omlaag te schuiven en controleer de waarden met behulp
van de pijl-omhoog/omlaag.
7
Druk op Opslaan. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt
worden de ingestelde instellingen opgeslagen. Klik op Ga naar lijst
of op Sluiten.
Een programma-instelling gebruiken
184
8. Faxen
20
Programma's laden
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk in het scherm op Fax.
3
Wanneer de cursor op de invoerregel knippert, voert u met behulp
van het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel het
faxnummer in of gebruikt u de optie Adresboek in het scherm als u
veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen.
4
Druk op Programma's > Laden.
5
Druk op de te gebruiken programmanaam in de lijst.
6
Druk op OK.
7
Druk op Ja wanneer het venster verschijnt waarin om een
bevestiging wordt gevraagd.
Het apparaat is nu ingesteld om te faxen volgens de geselecteerde
instelling.
8
Druk op (Start) op het bedieningspaneel. Het apparaat start het
scannen en verzendt een fax naar de nummers.
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op (Stop) op het
bedieningspaneel voordat het apparaat met het verzenden van de
fax begint. U kunt ook op de knop Job Status op het
bedieningspaneel drukken, de gewenste taak selecteren en
vervolgens op Verwijd. drukken.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
drukt u in dit venster op Nee.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt verzonden.
9. Een adresboek maken
Deze handleiding beschrijft de richtlijnen voor het adresboek.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Een adresboek maken via het bedieningspaneel
186
Een adresboek instellen via SyncThru™ Web
Service 191
186
9. Een adresboek maken
Een adresboek maken via het bedieningspaneel
U kunt veelgebruikte faxnummers, e-mailadressen, SMB-serveradressen,
en FTP-serveradressen op uw apparaat opslaan.
Individueel: hiermee kunt u informatie van maximaal 500 ontvangers
opslaan.
Groep: hiermee maakt u groepen als u regelmatig eenzelfde document
naar meerdere bestemmingen verzendt. U kunt maximaal 500
ontvangers bij een groep aanmelden. U kunt de nummers die u hier
opslaat alleen selecteren in de verzendlijst op het tabblad Basis van
Fax, Scan nr Email of Scannen naar server. U kunt ook een Groep
voor verzenden instellen die bestaat uit tal van verschillende
afzonderlijke vermeldingen.
U kunt een groep niet aanmelden zoals u een individueel adres bij een
groep aanmeldt.
1
Individuele adressen opslaan (Fax, E-mail)
1
Druk op het weergavescherm op Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Adresboek > Nieuw
2
Druk op het invoergebied Naam. Voer vervolgens de naam van de
ontvanger in.
Benut het pictogram (favoriet) voor adressen die u vaak gebruikt. U
kunt ze gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
3
Snelkiesnr. wordt automatisch ingevuld met het eerste beschikbare
nummer.
Snelkiesnr. is het nummer dat de gegevens van een ontvanger
vertegenwoordigt.
4
Druk op het invoergebied Faxnum. en voer het faxnummer in met
behulp van het toetsenblok op het bedieningspaneel.
Een pauze invoegen: bij sommige telefooncentrales moet u eerst een
toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot
u een tweede kiestoon hoort. In dat geval moet u in het telefoonnummer
een pauze invoegen.
5
Druk op het invoergebied van E-mail. Voer vervolgens het e-
mailadres van de ontvanger in.
6
Druk op OK om de informatie op te slaan.
Een adresboek maken via het bedieningspaneel
187
9. Een adresboek maken
2
Individuele adressen opslaan (SMB, FTP)
1
Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Adresboek > Nieuw > SMB, FTP of (Individueel) op het scherm.
2
Druk op het invoergebied Naam. Voer vervolgens de naam van de
ontvanger in.
Benut het pictogram (favoriet) voor adressen die u vaak gebruikt. U
kunt ze gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
3
Druk op IP-adres of Host en druk vervolgens op het invoergebied
IP-adres of Host. Voer vervolgens het serveradres in als decimale
notatie met punten of als hostnaam.
4
Druk op het invoergebied Poortnr.. Voer daarna het
serverpoortnummer in.
5
Druk op het invoergebied Gebruik.naam. Voer daarna de
gebruikersnaam in.
In het geval van SMB of FTP, als u wilt dat de server toegang verleent
aan niet-gemachtigde personen. Druk op het vakje Anoniem. Dit
selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als u het vakje Anoniem hebt
aangevinkt, ga dan naar stap 7.
6
Druk op het invoergebied van Wachtwoord. Voer daarna het
wachtwoord in.
7
Druk op het invoergebied Gebruikersdomein. Voer daarna de
domeinnaam in.
Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein heeft, laat u
dit veld leeg of voert u de computernaam van de SMB-server in.
8
Druk op het invoergebied Pad. Voer vervolgens de naam van het
bestand of van de map waarin de te verzenden bestanden moeten
worden opgeslagen.
Voorbeeld: /FileFolder/
9
Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Voer de naam van het
verzonden bestand in.
10
Selecteer de gewenste optie Best.beleid met behulp van de pijl. Als
de server al een bestand met dezelfde naam heeft, wordt het
bestand verwerkt volgens het door u geselecteerde bestandsbeleid.
Naam wijzigen: Het verzonden bestand wordt opgeslagen
onder een andere bestandsnaam die automatisch wordt
gegenereerd.
Annuleren: slaat het verzonden bestand niet op.
Overschr.: Het bestaande bestand wordt door het verzonden
bestand overschreven.
Een adresboek maken via het bedieningspaneel
188
9. Een adresboek maken
11
Selecteer de gewenste optie voor Map maken.
Aanmeldingsnaam gebruiken: Als u deze optie selecteert,
maakt het apparaat een onderliggende map in de geselecteerde
bestandsmap aan. De submap krijgt dezelfde naam als de
gebruikersnaam die u hebt ingevoerd bij stap 5.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde naam, maakt het
apparaat geen submap.
Mapaanmaakcyclus: U kunt de cyclus voor het maken van een
submap instellen. Het apparaat maakt dan een submap volgens
deze ingestelde optie.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde naam, maakt het
apparaat geen submap.
- Elke dag: Elke dag wordt er een submap gemaakt. De
notatie van de naam van de submap is JJJJ-MM-DD (bv. 1-
1-2015).
- Elke maand: Elke maand wordt er een submap gemaakt. De
notatie van de naam van de submap is JJJJ-MM (bv. 2015-
01).
- Elk jaar: Elk jaar wordt er een submap gemaakt. De notatie
van de naam van de submap is JJJJ (bv. 2015).
Map maken Voor meerdere bestanden: Als u deze optie
selecteert en meerdere bestanden hebt gescand, maakt het
apparaat een submap in de map die u hebt geselecteerd en
worden de verzonden bestanden opgeslagen in de submap.
Als alle opties voor het maken van een map tegelijkertijd worden
geactiveerd, worden de verzonden bestanden op de onderstaande
wijze opgeslagen.
Als een enkel gescand bestand wordt verzonden:
\\map\gebruikersnaam\1-1-2015\DOC.jpg
Als er meerdere gescande bestanden worden verzonden:
\\map\gebruikersnaam\1-1-2015\DOCJPEG\DOC000.jpg
\\map\gebruikersnaam\1-1-2015\DOCJPEG\DOC001.jpg
\\map\gebruikersnaam\1-1-2015\DOCJPEG\DOC002.jpg
12
Druk op OK om de informatie op te slaan.
Een adresboek maken via het bedieningspaneel
189
9. Een adresboek maken
3
Individuele adressen bewerken
1
Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Adresboek op het weergavescherm.
2
Druk op de naam van het individuele adres dat u wilt bewerken. Druk
op Bewer..
Als u een individueel adres wilt verwijderen, schakelt u het
bijbehorende selectievakje voor het adres in en drukt u op Verwijd..
3
Druk op het invoergebied dat u wilt wijzigen. Wijzig vervolgens de
inhoud met behulp van het pop-upvenster of het numerieke
toetsenblok op het bedieningspaneel. Als u het pop-uptoetsenbord
gebruikt.
4
Druk op OK om de informatie op te slaan.
4
Groepsadressen opslaan
1
Druk in het scherm op Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Adresboek > Nieuw > (Groep)-
pictogram.
2
Druk op het invoergebied Groepsnaam. Voer daarna de
groepsnaam in.
3
Druk op Lid toev.. Schakel het selectievakje in voor het individuele
adres dat u wilt opnemen en druk op het pictogram .
Als u de naam niet zeker weet, kunt u het gebied Invoeradres
gebruiken. Geef de eerste paar letters op of druk op pictogram
(zoeken). Het apparaat toont de individuele adressenlijst. Schakel het
selectievakje in voor het individuele adres dat u wilt opnemen en druk
op het pictogram .
4
Druk op OK om de informatie op te slaan.
Een adresboek maken via het bedieningspaneel
190
9. Een adresboek maken
5
Groepsadressen bewerken
1
Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Adresboek op het weergavescherm.
2
Druk op de naam van de groep die u wilt bewerken. Druk op Bewer..
Als u een groepsadres wilt verwijderen, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en drukt u op Verwijd..
3
Druk op het invoergebied Groepsnaam. Wijzig de naam van de
groep.
4
Druk op Lid toev.. Schakel het selectievakje in voor het individuele
adres dat u wilt opnemen en druk op het pictogram .
Als u de naam niet zeker weet, kunt u het gebied Invoeradres
gebruiken. Geef de eerste paar letters op of druk op pictogram
(zoeken). Het apparaat toont de individuele adressenlijst. Schakel het
selectievakje in voor het individuele adres dat u wilt opnemen en druk
op het pictogram .
5
Als u een individueel adres wilt verwijderen, schakelt u het
desbetreffende selectievakje in en drukt u op Verwijd.. De naam van
het individuele adres wordt verwijderd uit de groep.
6
Druk op OK om de informatie op te slaan.
6
Een item in het adresboek zoeken
U kunt de adressen zoeken die in het adresboek zijn opgeslagen.
1
Druk op het weergavescherm op Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Adresboek > Alle.
2
Druk op de gewenste specifieke categorie.
U kunt adressen opzoeken binnen een specifieke categorie, zoals
Alle, Individueel, Groep.
3
Het apparaat toont de zoekresultaten.
Als u de naam niet zeker weet, kunt u het gebied Invoeradres
gebruiken. Geef de eerste paar letters op of druk op pictogram
(zoeken).
191
9. Een adresboek maken
Een adresboek instellen via SyncThru™ Web Service
U kunt eenvoudig adressen opslaan vanaf netwerkcomputers met
SyncThru™ Web Service. Alleen gemachtigde gebruikers van het apparaat
kunnen via aanmelding bij SyncThru™ Web Service adressen opslaan.
7
Opslaan op uw computer
Deze methode veronderstelt dat u adressen op de vaste schijf van uw
apparaat opslaat. U kunt e-mailadressen toevoegen en ze in aparte
categorieën groeperen.
Adressen toevoegen aan het Individual Address
Book
1
Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2
Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3
Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
4
Klik op Login.
5
Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein tijdens uw
aanmelding op het apparaat.
6
Klik op Address Book > Individual.
7
Klik op Add.
8
Voer de toe te voegen naam in en selecteer het snelkiesnummer in
General.
Speed No. is het nummer dat staat voor de informatie van de
ontvanger. U kunt het numerieke toetsenbord op het
bedieningspaneel gebruiken.
Controleer Favorite voor adressen die u vaak gebruikt. U kunt ze
gemakkelijk vinden in de zoekresultaten.
9
Voer het e-mailadres in bij E-mail.
10
Voer het faxnummer in bij Fax.
11
Controleer het selectievakje SMB in Add SMB. U kunt de SMB-
informatie invoeren wanneer u het selectievakje hebt ingeschakeld.
12
Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of voer een
hostnaam in bij SMB Server Address.
13
Voer het serverpoortnummer in bij SMB Server Port.
14
Voer de aanmeldingsnaam in bij Login Type.
Een adresboek instellen via SyncThru™ Web Service
192
9. Een adresboek maken
In het geval van SMB of FTP, als u wilt dat de server toegang verleent
aan niet-gemachtigde personen. Druk op het vakje Anonymous. Dit
selectievakje is standaard uitgeschakeld. Als u het vakje Anonymous
hebt aangevinkt, ga dan naar stap 18.
15
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in en voer het
wachtwoord opnieuw in bij Wachtwoord bevestigen.
16
Voer de domeinnaam in bij Domain.
Als de ingevoerde SMB-server geen geregistreerd domein heeft, laat u
dit veld leeg of voert u de computernaam van de SMB-server in.
17
Voer de Scan File Folder in voor de opslag van gescande
afbeeldingen bij Path.
Voorbeeld: /sharedFolder/
18
Selecteer de gewenste optie Scan folder creating policy.
Create new folder using login name: Als u deze optie
selecteert, maakt het apparaat een submap in de bestandsmap
die u hebt geselecteerd. De submap krijgt dezelfde naam als de
gebruikersnaam die u hebt ingevoerd bij stap 15.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde naam, maakt het
apparaat geen submap.
Create new folder every: U kunt de cyclus voor het maken van
een submap instellen. Het apparaat maakt een submap op basis
deze ingestelde optie.
Als de bestandsmap een submap heeft met dezelfde naam, maakt het
apparaat geen submap.
- Day: Elke dag wordt er een submap gemaakt. De notatie van
de naam van de submap is JJJJ-MM-DD (bv. 1-1-2015).
- Month: Elke maand wordt er een submap gemaakt. De
notatie van de naam van de submap is JJJJ-MM (bv. 2015-
01).
- Year: Elk jaar wordt er een submap gemaakt. De notatie van
de naam van de submap is JJJJ (bv. 2015).
Een adresboek instellen via SyncThru™ Web Service
193
9. Een adresboek maken
Create new folder only if scan output consist of several
files: Als u deze optie selecteert en meerdere bestanden hebt
gescand, maakt het apparaat een submap in de map die u hebt
geselecteerd en worden de verzonden bestanden opgeslagen in
de submap.
Als alle opties voor het maken van een map tegelijkertijd worden
geactiveerd, worden de verzonden bestanden op de onderstaande
wijze opgeslagen.
Als een enkel gescand bestand wordt verzonden:
\\map\gebruikersnaam\1-1-2015\DOC.jpg
Als er meerdere gescande bestanden worden verzonden:
\\map\gebruikersnaam\1-1-2015\DOCJPEG\DOC000.jpg
\\map\gebruikersnaam\1-1-2015\DOCJPEG\DOC001.jpg
\\map\gebruikersnaam\1-1-2015\DOCJPEG\DOC002.jpg
19
Selecteer het beleid voor het genereren van een bestandsnaam bij
Filing Policy. Als de server al een bestand met dezelfde naam
heeft, wordt het bestand verwerkt op basis van het door u
geselecteerde bestandsbeleid.
Change Name: Het verzonden bestand wordt opgeslagen
onder een andere bestandsnaam die automatisch wordt
gegenereerd.
Cancel: slaat het verzonden bestand niet op.
Overwrite: Het bestaande bestand wordt door het verzonden
bestand overschreven.
20
Voer de bestandsnaam in bij File Name die op de server moet
worden opgeslagen.
21
Klik op Test om de informatie van de server te controleren.
22
Voer de gegevens van de FTP-server in op vrijwel dezelfde wijze als
bij SMB.
23
Klik op Apply.
Druk op Undo om de ingevoerde informatie te verwijderen. Als u op
Cancel drukt, wordt het Add scherm gesloten.
Adressen bewerken in een Individual Address Book
1
Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2
Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3
Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
4
Klik op Login.
5
Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
Een adresboek instellen via SyncThru™ Web Service
194
9. Een adresboek maken
6
Klik op Address Book > Individual.
7
Vink het adres aan dat u wilt bewerken en druk op Edit.
8
Wijzig de adresgegevens.
9
Klik op Apply.
Druk op Undo om de ingevoerde informatie te verwijderen. Als u op
Cancel drukt, wordt het Edit scherm gesloten.
Adressen verwijderen uit een Individual Address Book
1
Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2
Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3
Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
4
Klik op Login.
5
Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6
Klik op Address Book > Individual.
7
Vink het adres aan dat u wilt verwijderen en klik op Delete.
Als u het selectievakje van de kolomkop inschakelt, worden alle
adressen aangevinkt.
Klik op Yes wanneer het venster verschijnt waarin om een
bevestiging wordt gevraagd.
Adressen zoeken in een Individual Address Book
1
Zet de netwerkcomputer aan en open de webbrowser.
2
Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3
Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
4
Klik op Login.
5
Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6
Klik op Address Book > Individual.
Een adresboek instellen via SyncThru™ Web Service
195
9. Een adresboek maken
U kunt de indeling wijzigen door op de afzonderlijke kolomkoppen te
klikken. Als u bijvoorbeeld op Speed No. klikt, worden de adressen in
de volgorde van het snelkiesnummer weergegeven. Als u opnieuw op
Speed No. klikt, worden deze in omgekeerde volgorde weergegeven.
7
Typ de naam die u wilt zoeken in het zoekinvoergebied.
U kunt adressen in een specifieke categorie zoeken, zoals Fax
Number, E-mail, SMB, etc.
Als u bijvoorbeeld een faxnummer zoekt, klikt u op de vervolgkeuzelijst
naast en selecteert u Faxnummer.
8
Klik op . Vervolgens verschijnt het zoekresultaat.
U kunt adressen in een specifieke categorie zoeken, zoals Fax
Number, E-mail, SMB, etc.
Als u bijvoorbeeld de adressen wilt zien die een faxnummer hebben,
klikt u op de vervolgkeuzelijst onder LDAP en selecteert u
Faxnummer.
Een Individual Address Book importeren
U kunt het adresboekbestand van een server of een computer importeren.
Het bestand moet de bestandsextensie "csv" hebben. U kunt ook adressen
importeren van een LDAP-server. Voordat de adressen op uw apparaat
kunt importeren, moet een LDAP-serverbeheerder deze adressen eerst
opslaan.
1
Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2
Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3
Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
4
Klik op Login.
5
Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6
Klik op Address Book > Individual.
7
Selecteer Import in de vervolgkeuzelijst Task.
8
Selecteer URL of Desktop en voer het adres of mapnaam in waarin
het bestand is opgeslagen.
9
Klik op Import > OK.
Een adresboek instellen via SyncThru™ Web Service
196
9. Een adresboek maken
Een Individual Address Book exporteren
U kunt het adresboekbestand naar uw computer exporteren als back-up
van het bestand of u kunt dit naar andere Samsung-apparaten exporteren.
1
Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2
Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3
Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
4
Klik op Login.
5
Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6
Klik op Address Book > Individual.
7
Selecteer Export in de vervolgkeuzelijst Task.
8
Klik op Export. Vervolgens wordt het adresboekbestand
opgeslagen op uw computer.
Adressen groeperen in Groups Address Book
1
Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2
Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3
Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
4
Klik op Login.
5
Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6
Klik op Address Book > Group.
7
Klik op Add Group.
8
Voer de toe te voegen groepsnaam in Group Name in.
9
Selecteer Add individual(s) after this group is created.
Als u geen individuele adressen wilt toevoegen aan de gemaakte
groepsadressen, slaagt u deze stap over. U kunt de volgende keer
individuele adressen toevoegen door op Group Details te drukken.
10
Klik op Apply.
11
Schakel de adressen in die u wilt toevoegen aan Group Address
Book in Individual Address Book.
12
Klik op de pijl in het midden. De geselecteerd adressen worden
toegevoegd aan Group Address Book.
13
Klik op Apply.
Een adresboek instellen via SyncThru™ Web Service
197
9. Een adresboek maken
Groepsadressen bewerken in Groups Address Book
1
Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2
Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3
Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot de SyncThru™
Web Service.
4
Klik op Login.
5
Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6
Klik op Address Book > Group.
7
Vink het groepsadres aan dat u wilt bewerken en druk op Edit
Group.
8
De informatie van het groepsadres wijzigen.
9
Klik op Apply.
Druk op Undo om de ingevoerde informatie te verwijderen. Als u op
Cancel drukt, wordt het venster Edit gesloten.
Groepsadressen verwijderen in een Groups
Address Book
1
Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2
Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3
Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
4
Klik op Login.
5
Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6
Klik op Address Book > Group.
7
Vink de groepsadressen aan die u wilt verwijderen.
8
Klik op Delete Group.
Klik op OK als het bevestigingsvenster verschijnt.
Een adresboek instellen via SyncThru™ Web Service
198
9. Een adresboek maken
Groepsadressen aanvinken
U kunt informatie voor groepsadressen weergeven. In het Group Details
scherm kunt u ook individuele adressen toevoegen of verwijderen.
1
Schakel uw netwerkcomputer in en open een webbrowser.
2
Voer het IP-adres van uw apparaat als URL in de browser in.
(Voorbeeld, http://123.123.123.123)
3
Druk op Enter of klik op Ga naar voor toegang tot SyncThru™ Web
Service.
4
Klik op Login.
5
Voer de id en het wachtwoord in en selecteer een domein om u bij
het apparaat aan te melden.
6
Klik op Address Book > Group.
7
Druk op het groepsadres dat u wilt zien. Druk op Group Details.
U kunt individuele adressen direct toevoegen. Schakel de adressen
in die u wilt toevoegen aan Group Address Book in Individual
Address Book.
U kunt individuele adressen direct verwijderen. Controleer de
adressen die u wilt verwijderen en druk op Delete in Group Address
Book.
10.
Het apparaat gebruiken via
een mobiel toestel
Dit hoofdstuk geeft u stap voor stap instructies voor het instellen van het mobiele toestel voor u het apparaat in
gebruik neemt. Controleer of u functies met Wi-Fi-ondersteuning op uw mobiele apparaat hebt, en of de Wi-Fi-
functie op uw printer is ingeschakeld ("Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken" op
pagina 40).
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
De NFC-functie gebruiken (optioneel) 200
Ondersteunde mobiele apps 211
Mopria™ 212
AirPrint 214
Samsung Cloud Print 215
Google Cloud Print™ 218
200
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
De NFC-functie gebruiken (optioneel)
Als u op het apparaat de NFC-functie wilt gebruiken, controleert u de
optielijsten en neemt u contact op met uw verkoper om de functie te
bestellen (zie "Beschikbare accessoires" op pagina 298). Wanneer u
een Wireless/NFC-kit (optioneel) koopt, installeert u de kit door de
stappen te volgen in de meegeleverde installatiehandleiding van de
Wireless/NFC-kit (optioneel). Na het installeren van de Wireless/NFC-
kit (optioneel), stelt u het apparaat in op het gebruiken van deze functie.
Met de NFC-printer (Near Field Communication) kunt u direct vanaf uw
mobiele apparaat afdrukken door uw mobiele apparaat boven de NFC-tag
op uw Wireless/NFC-kit (draadloze LAN-optie) te houden. U hoeft geen
printerstuurprogramma te installeren of verbinding te maken met een
toegangspunt. U moet alleen een mobiel apparaat hebben dat NFC
ondersteunt. Om deze functie te gebruiken, moeten mobiele apps worden
geïnstalleerd op uw mobiele apparaat.
Afhankelijk van het materiaal van de behuizing van het mobiele
apparaat werkt NFC-herkenning mogelijk niet goed.
De overdrachtssnelheid is afhankelijk van het mobiele apparaat dat
u gebruikt.
Deze functie is alleen beschikbaar voor het model met een NFC-tag
(zie "Apparaatoverzicht" op pagina 20).
Het gebruik van een andere behuizing of batterij dan meegeleverd
met het mobiele apparaat of van een metalen behuizing of
afdekplaatje kan het NFC-signaal blokkeren.
Als er nog steeds geen communicatie tussen de NFC-apparaten
mogelijk is,
- verwijdert u de hoes of afdekking van het mobiele apparaat en
probeert u het opnieuw.
- Plaats de batterij van het mobiele apparaat terug en probeer het
opnieuw.
1
Vereisten
Voor NFC en Wi-Fi Direct geschikt mobiel apparaat met Android OS 4.0
of hoger waarop de ondersteunde mobiele apps zijn geïnstalleerd.
Alleen in Android OS 4.1 of hoger wordt de Wi-Fi Direct-functie op uw
mobiele apparaat automatisch ingeschakeld wanneer u de NFC-functie
inschakelt. Als u de NFC-functie wilt gebruiken, kunt u uw mobiele
apparaat het beste bijwerken naar Android 4.1 OS of hoger.
Printer waarop de Wi-Fi Direct-functie is ingeschakeld (zie "Wi-Fi Direct
voor mobiel printen instellen" op pagina 65).
De NFC-functie gebruiken (optioneel)
201
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
2
Verwante apps
Er zijn een aantal apps die kunnen worden gebruikt in combinatie met de
NFC-functie. De apps kunnen worden gedownload uit de Google Play
Store.
Samsung Mobile Print: Hiermee kunnen gebruikers foto's,
documenten en webpagina's direct vanaf hun smartphone of tablet
afdrukken, scannen (alleen als de printer scannen ondersteunt) en
faxen (alleen als de printer faxen ondersteunt) (zie "De app Samsung
Mobile Print gebruiken" op pagina 207).
Samsung Mobile Print Pro: Hiermee kunnen gebruikers eenvoudig
een verificatie verkrijgen. Deze app biedt een manier om
gebruikersverificatie uit te voeren met uw mobiele apparaat (zie "De
app Samsung Mobile Print Pro gebruiken" op pagina 201).
Samsung Mobile Print Manager: Hiermee kunnen gebruikers functies
voor klonen en draadloze instellingen gebruiken met hun mobiele
apparaat (zie "De app Samsung Mobile Print Manager gebruiken" op
pagina 203).
3
De app Samsung Mobile Print Pro gebruiken
U kunt de app gebruiken om een verificatie/registratie te verkrijgen van de
Samsung Mobile Print Pro-app.
Verificatie van het mobiele apparaat
1
Controleer of u functies met NFC- en Wi-Fi Direct-ondersteuning op
uw mobiele apparaat hebt, en of Wi-Fi Direct op uw printer is
ingeschakeld.
2
Open de app Samsung Mobile Print Pro.
Als Samsung Mobile Print Pro niet is geïnstalleerd op uw mobiele
apparaat, gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps, Play
Store, App Store) op uw mobiele apparaat en zoekt en downloadt u de
app. Probeer het vervolgens opnieuw.
3
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
De NFC-functie gebruiken (optioneel)
202
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
4
Houd de NFC-tag op uw mobiele apparaat (meestal op de
achterkant van uw mobiele apparaat) boven de NFC-tag ( ) op
uw printer.
Wacht een aantal seconden totdat het mobiele apparaat verbinding
heeft gemaakt met de printer.
Op sommige mobiele apparaten bevindt de NFC-tag zich mogelijk niet
op de achterkant van het mobiele apparaat. Controleer de locatie van
de NFC-antenne op uw mobiele apparaat voordat u deze functie
gebruikt.
Registratie met het mobiele apparaat
1
Controleer of u functies met NFC- en Wi-Fi Direct-ondersteuning op
uw mobiele apparaat hebt, en of Wi-Fi Direct op uw printer is
ingeschakeld.
2
Open de app Samsung Mobile Print Pro.
Als Samsung Mobile Print Pro niet is geïnstalleerd op uw mobiele
apparaat, gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps, Play
Store) op uw mobiele apparaat en zoekt en downloadt u de app.
Probeer het vervolgens opnieuw.
3
Druk op het pictogram in het Samsung Mobile Print Pro-
scherm.
4
Selecteer On in het menu Phone login set as default.
5
De id van het mobiele apparaat wordt weergegeven in het Samsung
Mobile Print Pro-scherm.
Druk op Registration.
6
Voer de id, het Password, het Domain en de Passcode in en klik
op OK.
Gebruik dezelfde beheerders-id en hetzelfde wachtwoord en
domein als bij de aanmelding op het apparaat (zie "Aanmelden" op
pagina 241).
De NFC-functie gebruiken (optioneel)
203
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker
wilt maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
•De Passcode is vereist wanneer de beheerder kiest voor de
methode met Two-Factor Authentication. U moet een
wachtwoordcode invoeren ter verificatie. Het wachtwoord en de
wachtwoordcode moeten van elkaar verschillen. U kunt Two-Factor
Authentication selecteren via SyncThru™ Web Service > Security
> User Access Control > Authentication > Authentication
Method > Options > Login Method > Two-Factor Authentication.
7
Houd de NFC-tag op uw mobiele apparaat (meestal op de
achterkant van uw mobiele apparaat) boven de NFC-tag ( ) op
uw printer.
Wacht een aantal seconden totdat het mobiele apparaat verbinding
heeft gemaakt met de printer.
Op sommige mobiele apparaten bevindt de NFC-tag zich mogelijk niet
op de achterkant van het mobiele apparaat. Controleer de locatie van
de NFC-antenne op uw mobiele apparaat voordat u deze functie
gebruikt.
8
Er wordt op het aanraakscherm van de printer een bericht
weergegeven dat de registratie is voltooid.
4
De app Samsung Mobile Print Manager gebruiken
Als u meer dan één printer hebt en u op alle printers dezelfde instellingen
wilt gebruiken, kunt u dat eenvoudig regelen met de app Samsung Mobile
Print Manager. Raak met uw mobiele telefoon de NFC-tag van uw printer
aan om de instellingen te kopiëren. Tik op de printer waar u de instellingen
aan wilt overdragen.
Bij het exporteren van de gegevens kunt u meer dan één set gegevens
opslaan. Bij het importeren van de gegevens kunt u gegevens uit de lijst
selecteren en vervolgens importeren.
De NFC-functie gebruiken (optioneel)
204
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
Exporteren (instellingen naar uw mobiele
apparaat kopiëren)
1
Controleer of u functies met NFC- en Wi-Fi Direct-ondersteuning op
uw mobiele apparaat hebt, en of Wi-Fi Direct op uw printer is
ingeschakeld.
2
Open de app Samsung Mobile Print Manager op uw mobiele
apparaat.
Als Samsung Mobile Print Manager niet is geïnstalleerd op uw
mobiele apparaat, gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps,
Play Store) op uw mobiele apparaat en zoekt en downloadt u de app.
Probeer het vervolgens opnieuw.
3
Druk op Exporteren.
4
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
5
Houd de NFC-tag op uw mobiele apparaat (meestal op de
achterkant van uw mobiele apparaat) boven de NFC-tag ( ) op
uw printer.
Wacht een aantal seconden totdat het mobiele apparaat verbinding
heeft gemaakt met de printer.
Op sommige mobiele apparaten bevindt de NFC-tag zich mogelijk
niet op de achterkant van het mobiele apparaat. Controleer de
locatie van de NFC-antenne op uw mobiele apparaat voordat u deze
functie gebruikt.
Tijdens het klonen wordt het apparaat vergrendeld.
6
Selecteer de gewenste instellingen en druk op OK.
7
Volg de instructies op het scherm van het mobiele apparaat.
De NFC-functie gebruiken (optioneel)
205
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
Importeren (instellingen toepassen op het
apparaat)
1
Controleer of u functies met NFC- en Wi-Fi Direct-ondersteuning op
uw mobiele apparaat hebt, en of Wi-Fi Direct op uw printer is
ingeschakeld.
2
Open de app Samsung Mobile Print Manager op uw mobiele
apparaat.
Als Samsung Mobile Print Manager niet is geïnstalleerd op uw
mobiele apparaat, gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps,
Play Store) op uw mobiele apparaat en zoekt en downloadt u de app.
Probeer het vervolgens opnieuw.
3
Druk op Importeren.
4
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
5
Selecteer de instellingen die u wilt kopiëren.
6
Volg de instructies op het scherm van het mobiele apparaat.
7
Houd de NFC-tag op uw mobiele apparaat (meestal op de
achterkant van uw mobiele apparaat) boven de NFC-tag ( ) op
uw printer.
Wacht een aantal seconden totdat het mobiele apparaat verbinding
heeft gemaakt met de printer.
Op sommige mobiele apparaten bevindt de NFC-tag zich mogelijk
niet op de achterkant van het mobiele apparaat. Controleer de
locatie van de NFC-antenne op uw mobiele apparaat voordat u deze
functie gebruikt.
Tijdens het klonen wordt het apparaat vergrendeld.
De NFC-functie gebruiken (optioneel)
206
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
Instellingen voor draadloos
U kunt de instellingen voor draadloos van uw telefoon naar uw printer
kopiëren door uw mobiele apparaat tegen de NFC-tag van uw printer te
houden.
1
Controleer of u functies met NFC- en Wi-Fi Direct-ondersteuning op
uw mobiele apparaat hebt, en of Wi-Fi Direct op uw printer is
ingeschakeld.
2
Open de app Samsung Mobile Print Manager op uw mobiele
apparaat.
Als Samsung Mobile Print Manager niet is geïnstalleerd op uw
mobiele apparaat, gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps,
Play Store) op uw mobiele apparaat en zoekt en downloadt u de app.
Probeer het vervolgens opnieuw.
3
Op het mobiele apparaat wordt het Samsung Mobile Print Pro-
scherm weergegeven.
Druk op Wi-Fi Setup.
4
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
5
Als het toegangspunt (of de draadloze router) is verbonden,
verschijnt er een venster met een bevestiging. Klik dan op OK. Als
er geen verbinding is met het toegangspunt (of de draadloze router),
selecteert u het gewenste toegangspunt (of de draadloze router) en
klikt u op OK. Klik daarna nogmaals op OK.
6
Houd de NFC-tag op uw mobiele apparaat (meestal op de
achterkant van uw mobiele apparaat) boven de NFC-tag ( ) op
uw printer.
Wacht een aantal seconden totdat het mobiele apparaat verbinding
heeft gemaakt met de printer.
De NFC-functie gebruiken (optioneel)
207
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
Op sommige mobiele apparaten bevindt de NFC-tag zich mogelijk niet
op de achterkant van het mobiele apparaat. Controleer de locatie van
de NFC-antenne op uw mobiele apparaat voordat u deze functie
gebruikt.
7
Volg de instructies op het scherm van het mobiele apparaat.
5
De app Samsung Mobile Print gebruiken
Samsung Mobile Print is een gratis toepassing waarmee gebruikers
foto's, documenten en webpagina's direct vanaf hun smartphone of tablet
kunnen afdrukken, scannen (alleen bij multifunctionele printers) en faxen
(alleen bij multifunctionele printers).
Afdrukken
1
Controleer of de functies NFC en Wi-Fi Direct zijn ingeschakeld op
uw mobiele apparaat en of de Wi-Fi Direct-functie is ingeschakeld op
uw printer.
2
Open de app Samsung Mobile Print.
Als Samsung Mobile Print niet is geïnstalleerd op uw mobiele
apparaat, gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps, Play
Store, App Store) op uw mobiele apparaat en zoekt en downloadt u de
app. Probeer het vervolgens opnieuw.
3
Selecteer afdrukmodus.
4
Selecteer de inhoud die u wilt afdrukken.
Wijzig de afdrukoptie indien nodig door op het pictogram te
drukken.
De NFC-functie gebruiken (optioneel)
208
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
5
Houd de NFC-tag op uw mobiele apparaat (meestal op de
achterkant van uw mobiele apparaat) boven de NFC-tag ( ) op
uw printer.
Wacht een aantal seconden terwijl het mobiele apparaat een taak
naar de printer verstuurt.
Op sommige mobiele apparaten bevindt de NFC-tag zich mogelijk niet
op de achterkant van het mobiele apparaat. Controleer de locatie van
de NFC-antenne op uw mobiele apparaat voordat u deze functie
gebruikt.
6
Het apparaat start met afdrukken.
Scannen
1
Controleer of de functies NFC en Wi-Fi Direct zijn ingeschakeld op
uw mobiele apparaat en of de Wi-Fi Direct-functie is ingeschakeld op
uw printer.
2
Open de app Samsung Mobile Print.
Als Samsung Mobile Print niet is geïnstalleerd op uw mobiele
apparaat, gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps, Play
Store, App Store) op uw mobiele apparaat en zoekt en downloadt u de
app. Probeer het vervolgens opnieuw.
3
Selecteer scanmodus.
4
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 70).
Wijzig de scanoptie indien nodig door op te drukken.
De NFC-functie gebruiken (optioneel)
209
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
5
Houd de NFC-tag op uw mobiele apparaat (meestal op de achterkant van
uw mobiele apparaat) boven de NFC-tag ( ) op uw printer.
Wacht een aantal seconden terwijl het mobiele apparaat een taak naar de
printer verstuurt.
Op sommige mobiele apparaten bevindt de NFC-tag zich mogelijk niet op de
achterkant van het mobiele apparaat. Controleer de locatie van de NFC-
antenne op uw mobiele apparaat voordat u deze functie gebruikt.
6
De printer begint met het scannen van de inhoud.
De gescande gegevens worden op uw mobiele apparaat opgeslagen.
Als u wilt doorgaan met scannen, volgt u de instructies op het app-venster.
Fax verzenden
1
Controleer of de functies NFC en Wi-Fi Direct zijn ingeschakeld op
uw mobiele apparaat en of de Wi-Fi Direct-functie is ingeschakeld op
uw printer.
2
Open de app Samsung Mobile Print.
Als Samsung Mobile Print niet is geïnstalleerd op uw mobiele
apparaat, gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps, Play
Store, App Store) op uw mobiele apparaat en zoekt en downloadt u de
app. Probeer het vervolgens opnieuw.
3
Selecteer faxmodus.
4
Selecteer de inhoud die u wilt faxen.
Geef indien nodig het faxnummer op en wijzig de faxoptie door op
het pictogram te drukken.
De NFC-functie gebruiken (optioneel)
210
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
5
Houd de NFC-tag op uw mobiele apparaat (meestal op de
achterkant van uw mobiele apparaat) boven de NFC-tag ( ) op
uw printer.
Wacht een aantal seconden terwijl het mobiele apparaat een taak
naar de printer verstuurt.
Op sommige mobiele apparaten bevindt de NFC-tag zich mogelijk niet
op de achterkant van het mobiele apparaat. Controleer de locatie van
de NFC-antenne op uw mobiele apparaat voordat u deze functie
gebruikt.
6
De printer begint met het faxen van de inhoud.
211
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
Ondersteunde mobiele apps
6
Beschikbare apps
Samsung Mobile Print: Samsung Mobile Print is een gratis
toepassing waarmee gebruikers foto's, documenten en webpagina's
direct vanaf hun smartphone of tablet kunnen afdrukken, scannen
(alleen als het apparaat scannen ondersteunt) en faxen (alleen als het
apparaat faxen ondersteunt). Samsung Mobile Print is niet alleen
compatibel met uw Android- en iOS-smartphones maar ook met uw
iPod Touch en tablet-pc. Het verbindt uw mobiele apparaat met een
printer van Samsung die met het netwerk is verbonden of met een
draadloze printer via een Wi-Fi-toegangspunt. U hoeft geen nieuw
stuurprogramma te installeren of netwerkinstellingen te configureren: u
hoeft alleen de toepassing Samsung Mobile Print te installeren en
deze detecteert automatisch compatibele Samsung-printers. Behalve
het afdrukken van foto's, webpagina's en PDF's kunt u met deze
toepassing ook scannen. Als u een multifunctioneel apparaat van
Samsung hebt, kunt u elk gewenst document scannen naar een
document met de indeling JPG, PDF of PNG en deze snel en eenvoudig
op uw mobiele apparaat weergeven (zie "De app Samsung Mobile Print
gebruiken" op pagina 207).
Samsung Mobile Print Pro: Hiermee kunnen gebruikers eenvoudig
een verificatie verkrijgen. Deze app biedt een manier om
gebruikersverificatie uit te voeren met uw mobiele apparaat (zie "De
app Samsung Mobile Print Pro gebruiken" op pagina 201).
Samusng Mobile Print Manager: Hiermee kunnen gebruikers functies
voor klonen en draadloze instellingen gebruiken met hun mobiele
apparaat (zie "De app Samsung Mobile Print Manager gebruiken" op
pagina 203).
7
Apps downloaden
Voor het downloaden van apps gaat u naar de toepassingenwinkel (Play
Store, App Store) op uw mobiele apparaat en zoekt u naar Samsung
Mobile Print/Samsung Mobile Print Pro/Samusng Mobile Print
Manager. U kunt ook naar iTunes op uw computer gaan voor Apple-
apparaten.
Samsung Mobile Print
- Android: Zoek naar Samsung Mobile Print in de Play Store en
download de app.
- iOS: Zoek naar Samsung Mobile Print in de App Store en
download de app.
Samsung Mobile Print Pro/Samusng Mobile Print Manager
- Android: Zoek naar Samsung Mobile Print Pro of Samusng
Mobile Print Manager in de Play Store en download de app.
8
Ondersteund mobiel besturingssysteem
Samsung Mobile Print
- Android OS 2.3 of hoger
- iOS 5.0 of hoger
Samsung Mobile Print Pro/Samusng Mobile Print Manager
- Voor NFC en Wi-Fi Direct geschikt mobiel apparaat met Android 4.0
of hoger waarop de ondersteunde mobiele apps zijn geïnstalleerd
212
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
Mopria™
Alleen machines met Mopria-certificering kunnen de Mopria-functie
gebruiken. Controleer op de doos waarin uw machine geleverd is of de
machine gecertificeerd is voor Mopria.
9
Het apparaat instellen voor afdrukken met Mopria
U apparaat moet over Bonjour(mDNS)- en IPP-protocollen beschikken
alvorens de Mopria-functie kan worden gebruikt. Voer de volgende
stappen uit om de Mopria-functie in te stellen.
1
Controleer of het apparaat is verbonden met het netwerk.
2
Open op uw computer een webbrowser (Internet Explorer, Safari of
Firefox) en voer het IP-adres van het apparaat in in de adresbalk.
Druk vervolgens op Enter.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Settings > Network Settings > Standard TCP/IP, LPR, IPP > IPP.
Selecteer vervolgens Enable.
6
Klik op Settings > Network Settings > mDNS.. Selecteer
vervolgens Enable.
7
Klik op Security > System Security > Feature Management >
Mopria. Selecteer vervolgens Enable.
Mopria™ Print Service is een mobiele afdrukoplossing
waarmee de nieuwe afdrukfunctionaliteit op een Android-
telefoon of -tablet (Android-versie 4.4 of hoger) wordt
verbeterd. Met deze service kunt u verbinding maken met en
afdrukken maken op een printer met Mopria-certificering die is
aangesloten op hetzelfde netwerk als uw mobiele apparaat
zonder dat u opnieuw iets moet instellen. Veel systeemeigen
Android-apps bieden ondersteuning voor afdrukken; denk
hierbij aan Chrome, Gmail, Gallery, Drive en Quickoffice.
Mopria™
213
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
10
Mopria instellen op uw mobiele apparaat
Als Mopria Print Service niet is geïnstalleerd op uw mobiele apparaat,
gaat u naar de toepassingenwinkel (Play Store, App Store) op uw mobiele
apparaat en zoekt, downloadt en installeert u Mopria Print Service.
1
Tik in het menu Settings van uw Android-apparaat op Printing.
De locatie van deze optie kan afhankelijk van uw mobiele apparaat
variëren. Kunt u de optie Printing niet vinden? Raadpleeg dan de
gebruikershandleiding van uw mobiele apparaat.
2
Tik onder Print Services op Mopria Print Service.
3
Tik op de schuifregelaar op On/Off om de Mopria Print Service in
te schakelen.
11
Afdrukken via Mopria
Op een Android-apparaat afdrukken via Mopria:
1
Open de e-mail, de foto, de webpagina of het document dat u wilt
afdrukken.
2
Tik in het menu op de app op Afdrukken.
3
Selecteer uw printer en configureer de afdrukopties.
4
Tik nogmaals op Afdrukken om het document af te drukken.
Om een afdruktaak te annuleren: Selecteer en verwijder het
document in de meldingsbalk uit de afdrukrij.
214
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
AirPrint
Alleen machines met AirPrint-certificering kunnen worden gebruikt met
de functie AirPrint. Controleer op de doos waarin uw machine geleverd
is of de machine gecertificeerd is voor AirPrint.
12
AirPrint instellen
Bonjour(mDNS)- enIPP-protocollen zijn vereist om de AirPrint-functie te
kunnen gebruiken op uw apparaat. U kunt de AirPrint-functie inschakelen
volgens een van de volgende methoden.
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Settings > Network Settings.
6
Klik op AirPrint.
13
Afdrukken via AirPrint
De iPad-handleiding geeft bijvoorbeeld de volgende instructies:
1
Open de e-mail, foto, internetpagina of het document dat u wilt
afdrukken.
2
Raak het bewerkingpictogram aan ( ).
3
Selecteer de naam van uw printerstuurprogramma en het
optiemenu om de gegevens in te stellen.
4
Raak de knop Afdrukken aan. Druk het af.
Afdruktaak annuleren: Klik op pictogram van het afdrukcentrum ( )
in het multi-taskinggebied om de afdruktaak te annuleren of het
overzicht van de afdruktaak te bekijken. U kunt in het afdrukcentrum op
annuleren klikken.
Met AirPrint kunt u rechtstreeks afdrukken vanaf uw iPhone,
iPad en iPod touch met de nieuwste versie van iOS.
215
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
Samsung Cloud Print
Samsung Cloud Print is een gratis cloudservice waarmee u kunt afdrukken
of scannen met uw Samsung-printer of MFP vanaf uw smartphone of tablet.
Nadat u de Samsung Cloud Print-app heeft geïnstalleerd, kunt u registreren
bij de Samsung Cloud Print-service met alleen uw mobiele nummer ter
verifiëring. Er is geen andere login vereist, maar u kunt de app wel koppelen
aan uw Samsung-account als u dat wenst.
Raadpleeg de Samsung-website (www.samsungcloudprint.com) voor meer
informatie over Samsung Cloud Print.
Als u op de knop ( ) in de Samsung Cloud Print-app drukt, kunnen
uw mobiele apparaat en printer of MFP gekoppeld worden via een QR-
code of door het Mac-adres handmatig in te voeren. Zodra ze
gekoppeld zijn, kunt u vanaf iedere locatie afdrukken en scannen.
14
Uw printer registreren in de Samsung Cloud
server
Registreren via de webbrowser
Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld verbinding heeft met een
(draadloos) netwerk dat toegang geeft tot internet.
1
Open de webbrowser.
2
Voer in het adresveld het IP-adres van de printer in en druk
vervolgens op de Enter-toets of klik op Ga naar.
3
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
5
Zodra het venster SyncThru™ Webservice opent, klikt u op
Settings > Network Settings > Samsung Cloud Print.
Als het tabblad XOA wordt weergegeven, drukt u op XOA > Samsung
Cloud Agent in SyncThru™ Web Service.
6
Uw printer is nu geregistreerd in de Samsung Cloud Print-service.
Samsung Cloud Print
216
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
15
Samsung Cloud Print gebruiken
Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld verbinding heeft met een
(draadloos) netwerk dat toegang geeft tot internet.
Een printer registreren vanaf een toepassing op
een mobiel apparaat
De volgende stappen vormen een voorbeeld voor het gebruiken van de
Samsung Cloud Print-app met een Android-telefoon.
1
Open de Samsung Cloud Print-app.
Als u geen Samsung Cloud Print-app op uw mobiele telefoon hebt
geïnstalleerd, gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps, Play
Store, App Store) op uw mobiele apparaat om de app te zoeken en te
downloaden.
2
Druk op de knop ( ) in de Samsung Cloud Print-app.
3
Uw mobiele apparaat en printer of MFP kunnen gekoppeld worden
via NFC, een QR-code of het handmatig invoeren van het Mac-
adres.
Afdrukken via een toepassing of mobiel
apparaat.
De volgende stappen vormen een voorbeeld voor het gebruiken van de
Samsung Cloud Print-app met een Android-telefoon.
1
Open de Samsung Cloud Print-app.
Als u geen Samsung Cloud Print-app op uw mobiele telefoon hebt
geïnstalleerd, gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps, Play
Store, App Store) op uw mobiele apparaat om de app te zoeken en te
downloaden.
2
Tik op de knop Opties van het document dat u wilt afdrukken.
3
Stel indien nodig de gewenste afdrukopties in.
4
Tik op Send Job.
Samsung Cloud Print
217
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
Scannen en verzenden naar Samsung Cloud Print
U kunt een afbeelding scannen en de scangegevens worden in Samsung
Cloud Print opgeslagen.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner (zie "Originelen plaatsen" op
pagina 70).
2
Druk in het bedieningspaneel op Samsung Cloud.
3
Voer de landcode en het telefoonnummer van de ontvanger in.
4
Voer de informatie van de afzender in.
5
Voer een bestandsnaam in om de gescande gegevens op te slaan.
U kunt de bestandsnaam van de SyncThru™ Web Service instellen.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en voer het IP-adres
van uw apparaat in. Als SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt
u op Settings > Machine Settings > Samsung Cloud > File Name.
6
Druk op de knop (Start) om te scannen en het bestand op te
slaan in de Samsung Cloud-server.
Als de gebruiker niet is geregistreerd in Samsung Cloud Print,
verschijnt er een bevestigingsvenster. Selecteer een al dan niet
lopende taak.
218
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
Google Cloud Print™
Met Google Cloud Print™ kunt u gegevens afdrukken via uw smartphone,
tablet of een ander apparaat dat met internet is verbonden. U hoeft alleen
uw Google-account bij de printer te registreren om de service Google Cloud
Print™ te kunnen gebruiken. U kunt uw document afdrukken of mailen
vanuit Chrome OS, de Chrome-browser of een Gmail™/ Google Docs™-
toepassing op uw mobiele apparaat. U hoeft het printerstuurprogramma
dus niet op uw mobiele apparaat te installeren. Raadpleeg de Google-
website (http://www.google.com/cloudprint/learn/ of http://
support.google.com/cloudprint) voor meer informatie over Google Cloud
Print™.
16
Uw Google-account registreren op de printer
Registreren via de Chrome-browser
Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld verbinding heeft met een
(draadloos) netwerk dat toegang geeft tot internet.
U moet van tevoren een Google-account maken.
1
Open de Chrome-browser.
2
Ga naar www.google.com.
3
Meld u aan bij de Google-website met uw Gmail™-adres.
4
Voer in het adresveld het IP-adres van de printer in en druk
vervolgens op de Enter-toets of klik op Ga naar.
5
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
6
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Als de netwerkomgeving gebruikmaakt van een proxyserver, moet u
het IP-adres en het poortnummer van de proxy configureren bij
Settings > Network Settings > Proxy. Neem contact op met uw
netwerkprovider of -beheerder voor meer informatie.
7
Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Settings > Network Settings > Google Cloud Print.
8
Voer de naam en beschrijving van uw printer in.
9
Klik op Register.
De verschijnt een pop-upvenster met de bevestiging.
Als u uw browser hebt ingesteld om pop-ups te blokkeren, verschijnt het
bevestigingsvenster niet. Sta pop-ups van deze site toe.
10
Klik op Finish printer registration.
11
Klik op Manage your printers.
Uw printer is nu geregistreerd bij de service Google Cloud Print™.
In de lijst worden apparaten weergegeven die gereed zijn voor
Google Cloud Print™.
Google Cloud Print™
219
10. Het apparaat gebruiken via een mobiel toestel
17
Afdrukken met Google Cloud Print™
Het afdrukproces is afhankelijk van de toepassing of het apparaat dat u
gebruikt. U kunt de lijst bekijken met toepassingen die de service Google
Cloud Print™ ondersteunen.
Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld verbinding heeft met een
(draadloos) netwerk dat toegang geeft tot internet.
Afdrukken via een toepassing of mobiel
apparaat.
De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van Google
Docs™ op een mobiele telefoon met Android.
1
Installeer de toepassing Cloud Print op uw mobiele apparaat.
Als u die toepassing nog niet hebt, kunt u deze in de Android Market of
App Store downloaden.
2
Open de toepassing Google Docs™ vanaf uw mobiele apparaat.
3
Tik op de knop Opties van het document dat u wilt afdrukken.
4
Tik op de knop Verzenden .
5
Tik op de knop Cloud Print .
6
Stel indien nodig de gewenste afdrukopties in.
7
Tik op Click here to Print.
Afdrukken via de Chrome-browser
De onderstaande stappen zijn een voorbeeld van hoe u de Chrome-
browser kunt gebruiken.
1
Start Chrome.
2
Open het document of de e-mail die u wilt afdrukken.
3
Klik op het moersleutelpictogram in de rechterbovenhoek van
de browser.
4
Klik op Afdrukken. Er verschijnt een nieuw tabblad met
afdrukopties.
5
Selecteer Afdrukken via Google Cloud Print.
6
Klik op de knop Afdrukken.
11.
SmarThru Workflow, Gedeelde map,
Opgeslagen Document en USB gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB kunt
gebruiken op uw apparaat.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Over SmarThru Workflow 221
Uitleg over het scherm van SmarThru Workflow 222
Het scherm Werkformulier maken 223
Informatie over het scherm Gedeelde map 224
De gedeelde map gebruiken 225
Informatie over het scherm Opgeslagen documenten 227
Documenten opslaan in Opgeslagen documenten 228
Informatie over het USB-scherm 229
Over een USB-geheugenapparaat 230
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat 231
Scannen naar een USB-geheugenapparaat 233
221
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
Over SmarThru Workflow
SmarThru™ Workflow is een documentverzendoplossing waarmee
gebruikers apparaten in het netwerk kunnen bedienen door het uitvoeren
van een reeks vooraf ingestelde taken, die een "Werkformulier" worden
genoemd. Deze Werkformulieren maken het mogelijk herhaaldelijke en
tijdrovende taken te automatiseren, wat het dagelijkse werk van gebruikers
minder saai en veel productiever maakt.
1
2
3
5
6
7
8
9
10
11
4
12
13
14
1 LDAP-server, Domeinserver 8 Fax
2 Microsoft Sharepoint-server 9 WebDAV
3 Netwerkmap 10 Google Drive
4 Printer 11 E-mailserver
5 Database 12 Clientsystemen
6 Gebruiker 13 Apparaat
7 FTP-server 14 SmarThru Workflow-server
222
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
Uitleg over het scherm van SmarThru Workflow
Druk op het weergavescherm op SmarThru Workflow ( ) om de functie
SmarThru Workflow ( ) te gebruiken.
1
Wat houden "Werkformulier" en "Metagegevens" in?
Een "Werkformulier" is een werkproces die tot stand is gekomen door
diverse ingebedde plug-ins samen te voegen en zo een gewenst
eindresultaat voor een document te behalen.
Metagegevens zijn de extra gegevens die door de maker van het
Werkformulier worden aangeleverd voor Werkformulieren die de
invoerplug-ins Scan gebruiken.
2
Tabblad Openbaar werkformulier
Het tabblad Openbaar toont openbare Werkformulieren die door de
beheerder ten behoeve van gebruikersgroepen zijn gemaakt.
Vernieuwen: De gegevens van een Werkformulier vernieuwen.
Detail: Toont de details van een Werkformulier.
Selecteren:
Selecteer het Werkformulier voor de uitvoering van een taak
3
Tabblad Persoonlijk Werkformulier
Het tabblad Privé toont persoonlijke Werkformulieren die door de huidige
geverifieerde gebruiker voor een privégebruiker zijn gemaakt.
Vernieuwen: De gegevens van een Werkformulier vernieuwen.
Detail: Toont de details van een Werkformulier.
Selecteren: Laat gebruikers naar het volgende scherm gaan voor meer
opties.
223
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
Het scherm Werkformulier maken
Voeg een nieuw Werkformulier toe, voer
SmaThru Workflow
uit en meld u aan.
Werkformulieren die voorheen geëxporteerd zijn, kunnen terug
worden geïmporteerd naar SmarThru Workflow om weer gebruikt te
worden.
Selecteer het menu Help of klik op de knop bij de optie waar u
meer over wilt weten.
4
Werkformulier maken
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Klik op het pictogram van SmarThru Workflow ( ) op uw
desktop om het programma uit te voeren.
OF
Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma’s >
SmarThru Workflow > SmarThru Workflow.
3
Meld u aan bij het systeem met uw id en wachtwoord.
4
Selecteer Workform > Workform List in het hoofdmenu.
5
Selecteer of het om een Openbaar Werkformulier of een
Persoonlijk Werkformulier gaat in het linkervenster.
6
Klik op Create.
De pagina Werkformulier Creation wordt geopend.
7
Voer de eigenschappen van het werkformulier in.
8
Sleep de plug-ins vanuit het linkervenster en zet ze neer in het
betreffende gedeelte in het gegevensvenster, of klik op het groene
vinkje dat in de rechterbovenhoek van het pictogram verschijnt.
Elke taak in het werkformulier wordt uitgevoerd in de volgorde
waarin deze op het werkformulier verschijnt.
9
Klik op Save.
Het werkformulier verschijnt op de pagina Workform List.
10
Als de status Niet voltooid is, is een plug-in nog niet volledig
geconfigureerd. Selecteer het werkformulier en klik op Edit om het
werkformulier te wijzigen.
5
Werkformulier uitvoeren
De gebruiker kan verschillende taken uitvoeren met werkformulieren.
1
Druk op het weergavescherm op SmarThru Workflow.
2
Druk op een van de werkformulieren in de lijst en kies Selecteren.
3
Druk op Metagegevens en Volg..
4
Wijzig de parameters voor scannen in de tabbladen Basis,
Geavanceerd, Afbeelding en Uitvoer.
5
Druk op Start op het bedieningspaneel. De bestanden worden
opgeslagen in de server.
224
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
Informatie over het scherm Gedeelde map
Met deze functie kan het geheugen van het apparaat als een gedeelde map
worden gebruikt. Het voordeel van deze functie is dat u de gedeelde map
via uw computer eenvoudig kunt gebruiken.
Om de functie Gedeelde map te gebruiken, drukt u op Gedeelde map op
het scherm.
De beheerder kan de id en het wachtwoord instellen om de toegang van
de gebruiker te beperken. Daarnaast kan de beheerder het maximaal
aantal gelijktijdige gebruikers instellen.
nfsroot: Maak een nieuwe map in de map nfsroot.
Naam wijzigen: U kunt de naam van gegevens wijzigen die zijn
opgeslagen in de gedeelde map.
Verwijderen: U kunt gegevens verwijderen die zijn opgeslagen in de
gedeelde map.
Afdrukken: U kunt gegevens afdrukken die zijn opgeslagen in de
gedeelde map.
225
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
De gedeelde map gebruiken
U kunt de gedeelde map op precies dezelfde manier gebruiken als op een
normale computer. Maak, hernoem en verwijder de map of het bestand
zoals een normale Windows-map. U kunt ook de gescande gegevens in de
gedeelde map opslaan. U kunt bestanden die zijn opgeslagen in een
gedeelde map rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG- en
PRN-bestanden afdrukken.
6
Een gedeelde map maken
1
Druk in het scherm op Gedeelde map.
2
Druk op het pictogram in de rechterbovenhoek om een map te
maken.
3
Geef de naam voor de map op in het lege veld.
4
Druk op OK.
7
Scannen en verzenden naar een gedeelde map.
Hiermee scant u een document en slaat u de gescande uitvoer op in de
gedeelde map.
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk in het scherm op Scan n. gedeelde map.
3
Druk op de naam van de gescande gegevens die u wilt afdrukken.
4
Druk op het tabblad Basis.
5
Selecteer een map voor het opslaan van de gescande afbeelding.
Als u geen map selecteert, wordt de gescande afbeelding in de
hoofdmap opgeslagen.
6
Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-
uptoetsenbord verschijnt.
7
Voer een bestandsnaam in om de gescande gegevens op te slaan.
8
Stel indien nodig de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd,
Afbeelding of Uitvoer.
9
Druk op de knop (Start) om het bestand te scannen en op te
slaan.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
drukt u in dit venster op Nee.
De gedeelde map gebruiken
226
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
8
Afdrukken vanaf een gedeelde map
U kunt vanaf een gedeelde map ook verwijderen of een naam wijzigen.
1
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
2
Druk in het scherm op Gedeelde map.
3
Druk op de naam van de gescande gegevens die u wilt afdrukken.
4
Druk op Afdrukk..
5
Om de afdrukinstellingen, zoals onder meer kleurenmodus,
dubbelzijdig en meer, aan te passen via het scherm.
6
Druk op (Start) vanuit het bedieningspaneel om te beginnen met
afdrukken.
227
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
Informatie over het scherm Opgeslagen documenten
U kunt door computers gestuurde bestanden of gescande afbeeldingen
opslaan in het Opgeslagen doc.. Het Opgeslagen doc. bevindt zich op de
vaste schijf van het apparaat, hetgeen inhoudt dat de documenten op de
vaste schijf worden opgeslagen. U kunt bepaalde opgeslagen documenten
beveiligen met een wachtwoord om te voorkomen dat onbevoegde
gebruikers toegang hebben tot de documenten. Daarnaast, kunt u
opgeslagen documenten met behulp van verschillende afdrukfuncties
afdrukken en documenten verzenden naar bestemmingen, zoals e-mail,
server of fax. U kunt een Opgeslagen document instellen en een functie
voor Opgeslagen document gebruiken met SyncThru™ Web Service (zie
"Een adresboek instellen via SyncThru™ Web Service" op pagina 191).
Als er belangrijke gegevens zijn opgeslagen in het Opgeslagen doc.,
raden wij u aan om regelmatig een back-up van uw gegevens te maken.
Samsung aanvaardt geen enkele vorm van aansprakelijkheid voor
schade of verlies van gegevens als gevolg van misbruik of verkeerd
gebruik van het apparaat.
Om de Opgeslagen doc. functie te gebruiken, drukt u op Opgeslagen
doc. in het scherm.
Met Opgeslagen doc. kunt u gescande gegevens op de vaste schijf (de
vaste schijf van uw apparaat) opslaan. De opgeslagen gegevens kunnen
naar verschillende bestemmingen worden verstuurd, zoals Fax, E-mail,
Server, Vak of USB.
Openbaar: Alle gebruikers hebben toegang tot de bestanden.
privé: Stel een wachtwoord in om te voorkomen dat onbevoegde
personen toegang hebben.
228
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
Documenten opslaan in Opgeslagen documenten
Als u een printer op kantoor, op school of in een andere openbare ruimte
gebruikt, kunt u uw persoonlijke documenten of vertrouwelijke informatie
beschermen met de beveiligde afdrukfuncties.
1
Druk op Opgeslagen doc. in het hoofdscherm.
2
Druk op het tabblad Openbaar of Privé, hiermee kunt u de
opgeslagen bestanden zien.
Als er geen bestand is, kunt u bestanden opslaan vanaf uw computer
(zie "Afdrukmodus" op pagina 97).
3
U kunt de bestandsnaam wijzigen en bestanden verwijderen en
afdrukken.
4
Selecteer het document dat u wilt afdrukken.
5
Voer het wachtwoord in dat u in het printerstuurprogramma heeft
ingesteld.
6
Druk het document af of wis het.
229
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
Informatie over het USB-scherm
Als u de USB-functie wilt gebruiken, drukt u op USB op het scherm.
Als u deze functie wilt gebruiken, moet u een USB-geheugenapparaat
aan te sluiten op de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
USB-weergave: Toont informatie over de map of het bestand.
Formatteren: formatteert het USB-geheugenapparaat.
Naam wijz.: wijzigt de naam van de geselecteerde map of bestand.
Verwijd.: verwijdert de geselecteerde map of het geselecteerde
bestand.
Afdrukk.: U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-
geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, JPEG- PDF-
en PRN-bestanden afdrukken (zie "Afdrukken vanaf een USB-
geheugenapparaat" op pagina 231).
Naar USB scannen: Naar USB scannen wordt gebruikt (zie "Scannen
naar een USB-geheugenapparaat" op pagina 233).
230
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
Over een USB-geheugenapparaat
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van
documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s, hoge-
resolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of
verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-
geheugenapparaat:
documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan,
afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat,
het USB-geheugenapparaat formatteren.
Uw apparaat ondersteunt USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en
sectoren van 512 bytes.
Controleer het bestandssysteem van het USB-geheugenapparaat van uw
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat over een connector met
een metalen afscherming beschikt.
Gebruik alleen een USB-geheugenapparaat dat compatibel is, anders
wordt het mogelijk niet herkend.
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort van uw
apparaat.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet als het in gebruik is.
Schade veroorzaakt door onjuist gebruik valt niet onder de garantie.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw apparaat
het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van het USB-geheugenapparaat voor meer
informatie over deze functies.
A B
231
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, JPEG- en PRN-bestanden
afdrukken. U kunt 50 bestanden selecteren en alle geselecteerde
bestanden in één keer afdrukken.
Bestandstypen die door de USB-afdrukoptie worden ondersteund:
PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde
stuurprogramma zijn compatibel. PRN-bestanden kunnen worden
gemaakt door het selectievakje Afdrukken naar bestand in te
schakelen voor het afdrukken. Het document wordt dan niet afgedrukt,
maar als een PRN-bestand opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op
deze wijze zijn gemaakt kunnen rechtstreeks vanaf het USB-
geheugenapparaat worden afgedrukt (zie "Afdrukken naar een bestand
(PRN)" op pagina 112).
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
PDF: PDF 1.7 en ouder
In geval van 8-bits CMYK JPEG-bestanden moet de taak worden
geannuleerd.
Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat:
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest
de gegevens in die erop zijn opgeslagen (zie "Over een USB-
geheugenapparaat" op pagina 230).
Het apparaat kan een niet-geformatteerd USB-geheugenapparaat
niet detecteren. Formatteer en steek het USB-geheugenapparaat in
de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
Het apparaat kan het USB-geheugenapparaat niet detecteren als
het apparaat zich in de energiebesparende modus bevindt. Wacht
tot het apparaat zich in stand-bymodus bevindt en sluit vervolgens
het USB-geheugenapparaat opnieuw op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat aan.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
232
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
2
Druk op USB op het scherm.
3
Het apparaat geeft alle bestanden op het USB-geheugenapparaat
weer.
Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken. U kunt ook meerdere
bestanden selecteren als u een aantal bestanden wilt afdrukken.
Of druk op de naam van de map waarin het bestand zich bevindt.
Druk vervolgens op Selecteren.
Als het pdf-bestand dat u hebt geselecteerd met een wachtwoord is
beveiligd, moet u het wachtwoord kennen om het af te drukken. Voer
het wachtwoord in wanneer het apparaat daarom vraagt. Als u het
wachtwoord niet kent, wordt de afdruktaak geannuleerd.
4
Druk op Afdrukk..
5
Druk op de juiste optie.
Exempl.: hiermee kunt u het aantal kopieën selecteren.
Dubbelzijdig: selecteert het apparaat voor dubbelzijdig
kopiëren.
Auto aanpassen: hiermee kunt u uw afdruktaak aanpassen aan
elk geselecteerd papierformaat, ongeacht de grootte van het
document. Selecteer een lade en druk op Aan.
Papierinvoer: selecteert de papierlade met het af te drukken
papier.
Uitvoer: stelt de verschillende uitvoeropties van het apparaat in,
zoals uitvoeropties voor kopiëren.
6
Druk op de knop (Start) om het bestand af te drukken.
7
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
8
Na het afdrukken kunt u het USB-geheugenapparaat uit het
apparaat verwijderen. Druk op USB.
233
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Het apparaat kan het niet geformatteerd USB-geheugenapparaat
niet detecteren. Formatteer en steek het USB-geheugenapparaat in
de USB-geheugenpoort van uw apparaat.
Het apparaat kan het USB-geheugenapparaat niet detecteren als
het apparaat in de energiebesparende modus staat. Wacht tot het
apparaat zich in stand-bymodus bevindt en sluit vervolgens het
USB-geheugenapparaat opnieuw op de USB-geheugenpoort van
uw apparaat aan.
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-geheugenpoort
van uw apparaat.
2
Plaats de originelen in de DSDF met de bedrukte zijde naar boven
of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat van de scanner en sluit de DSDF (zie "Originelen plaatsen"
op pagina 70).
3
Druk in het scherm op Naar USB scannen.
4
Druk op het tabblad Basis.
5
Selecteer een map voor het opslaan van de gescande afbeelding.
Als u geen map selecteert, wordt de gescande afbeelding in de
hoofdmap opgeslagen.
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
234
11. SmarThru Workflow, Gedeelde map, Opgeslagen Document en USB gebruiken
6
Druk op het invoergebied van Bestandnaam. Het pop-
uptoetsenbord verschijnt.
7
Voer een bestandsnaam in om de gescande gegevens op te slaan.
Druk op de optie die aangeeft dat u Gereed bent.
8
Stel de Bestandsindeling, de Resolutie en de Tonersterkte in.
9
Stel de scanfuncties in op de tabbladen Geavanceerd, Afbeelding
of Uitvoer (zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 152).
10
Druk op de knop (Start) om het bestand te scannen en op te
slaan.
Als u een origineel op de glasplaat van de scanner legt, toont het
apparaat een venster waarin u wordt gevraagd of u nog een pagina
wilt laden. Plaats een ander origineel en druk op Ja. Als u klaar bent,
drukt u in dit venster op Nee.
11
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen.
12.
Menuoverzicht en
geavanceerde functies
In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van de menu’s van uw apparaat en wordt apparaatinstallatie gedetailleerd
uitgelegd. Het menu Apparaatinst. biedt verschillende opties die beheerders kunnen instellen om de
mogelijkheden van het apparaat ten volle te benutten. Lees dit hoofdstuk aandachtig door om de
verschillende functies van uw apparaat te begrijpen.
Deze beheerdershandleiding beschrijft voornamelijk functies die beheerders vaak gebruiken en
instellingen die moeten worden ingesteld voordat u het apparaat gaat gebruiken.
Voor bepaalde opties moet u contact opnemen met de plaatselijke serviceprovider om de
instellingen in te stellen.
Afhankelijk van de instellingen of het model kunnen sommige menu’s niet op het
weergavescherm verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw
apparaat.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Menuoverzicht 236
Apparaatinstellingen 241
236
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Menuoverzicht
Uw apparaat is uitgerust met verschillende menu’s die zowel voor gebruikers als beheerders nuttig zijn. Met de menu’s kunnen beheerders de instellingen
van het apparaat instellen of de verschillende functies gebruiken. U hebt toegang tot de menu’s door op het weergavescherm van het bedieningspaneel te
drukken.
De volgende tabel toont de menu’s van uw apparaat. Gebruik de volgende tabel om de menustructuur te bekijken. De menukolom toont het hoofdmenu en
de optiekolom toont de respectievelijke submenu’s.
Afhankelijk van de instellingen of het model kunnen sommige menu’s niet op het weergavescherm verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
Menuoverzicht
237
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
USB
a
(Zie "Informatie over het
USB-scherm" op pagina
229.)
Kopie
(Zie "Kopiëren" op pagina 118.)
Snel kopiëren
(Zie "Snel kopiëren" op pagina 124.)
Fax
(Zie "Faxen" op pagina 162.)
Formatteren
Naam wijz.
Verwijd.
Afdrukk.
Naar USB scannen
Basis
Papierinvoer
Verklein/
Vergrot
Dubbelzijdig
Kleurmodus
Uitvoer
Tonersterkte
Programma's
Geavanceerd
Formaat van
origineel
Oorspronkelij
ke stand
X-op-1
kopie ID
Boekje
kopiëren
Boekje
Watermerk
Stempel
Taak
samenstellen
Programma's
Afbeelding
Type origineel
Achtergrond
aanpassen
Afbeel. aan
achterk.
wissen
Rand wissen
Programma's
Exempl.
Verklein/Vergrot
Dubbelzijdig
X-op-1
Uitvoer
Oorspronkelijke stand
Tonersterkte
Papierinvoer
Basis
Voer faxnr. in.
Totaal bestemming
Resolutie
Tonersterkte
Adresboek
Programma's
Geavanceerd
Formaat van origineel
Dubbelzijdig
Oorspronkelijke stand
Uitgesteld verzenden
Taak samenstellen
Programma's
Afbeelding
Type origineel
Programma's
a. Deze optie is beschikbaar als het USB-geheugen is geplaatst.
Menuoverzicht
238
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Scan nr Email
(Zie "Scannen en per e-mail verzenden" op
pagina 136.)
Scan nr pc(zie "Scannen en verzenden
naar uw computer" op pagina 149)
Scannen naar server (zie "Scannen en verzenden via
SMB/FTP" op pagina 143)
Basis
Totaal bestemming
Naar mij verzenden
Bestandnaam
Bestandsindeling
Resolutie
Tonersterkte
Adresboek
Programma's
Geavanceerd
Instellingen voor e-
mail
Dubbelzijdig
Oorspronkelijke
stand
Formaat van
origineel
Taak samenstellen
Programma's
Afbeelding
Type origineel
Kleurmodus
Achtergrond
aanpassen
Afbeel. aan achterk.
wissen
Programma's
Uitvoer
Kwalit.
Bestandsindeling
Programma's
Computers
Basis
Bestemming
Tonersterkte
Resolutie
Geavanceerd
Dubbelzijdig
Oorspronkelijke
stand
Formaat van
origineel
Taak samenstellen
Afbeelding
Type origineel
Kleurmodus
Achtergrond
aanpassen
Afbeel. aan
achterk. wissen
Uitvoer
Kwalit.
Bestandsindelin
g
Basis
Totaal bestemming
Bestandnaam
Bestandsindeling
Resolutie
Tonersterkte
Adresboek
Programma's
Geavanceerd
Dubbelzijdig
Oorspronkelijke stand
Formaat van origineel
Taak samenstellen
Programma's
Afbeelding
Type origineel
Kleurmodus
Achtergrond
aanpassen
Afbeel. aan achterk.
wissen
Programma's
Uitvoer
Kwalit.
Bestandsindeling
Programma's
Menuoverzicht
239
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Naar USB scannen
a
(Zie "Scannen naar een USB-geheugenapparaat"
op pagina 233.)
Scan n. gedeelde map
(Zie "Scannen en verzenden naar een USB/
gedeelde map" op pagina 150.)
Opgeslagen doc.
(Zie "Informatie over
het scherm
Opgeslagen
documenten" op
pagina 227.)
Gedeelde map
(Zie "Informatie over
het scherm
Gedeelde map" op
pagina 224.)
Basis
Bestemming
Bestandnaam
Bestandsindeling
Resolutie
Tonersterkte
Programma's
Geavanceerd
Dubbelzijdig
Formaat van
origineel
Oorspronkelijke
stand
Taak samenstellen
Programma's
Afbeelding
Type origineel
Kleurmodus
Achtergrond
aanpassen
Afbeel. aan achterk.
wissen
Programma's
Uitvoer
Kwalit.
Bestandsindeling
Best.beleid
Programma's
Basis
Bestemming
Bestandnaam
Bestandsindeling
Resolutie
Tonersterkte
Geavanceerd
Dubbelzijdig
Formaat van
origineel
Oorspronkelijke
stand
Taak samenstellen
Afbeelding
Type origineel
Kleurmodus
Achtergrond
aanpassen
Afbeel. aan
achterk. wissen
Uitvoer
Kwalit.
Bestandsindeling
Best.beleid
Openbaar
Privé
Naam wijz.
Verwijd.
Afdrukk.
a. Deze optie is beschikbaar als het USB-geheugen is geplaatst.
Menuoverzicht
240
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Machine instellen
Als u Beveiliging > Verificatie hebt geselecteerd, moet u zich als beheerder aanmelden (zie "Beveiliging" op pagina 264).
Apparaatdetails
H/W-configuratie
Softwareversies
Capaciteit
Instellingen voor lade
Naam
Papierformaat
Papiertype
Instellingen
Eco-instellingen
Standaard eco-modus
Configuratie van eco-
functies
Toepassingsinstellingen
Instellingen voor kopiëren
Faxinstellingen
Scan naar e-
mailinstellingen
Scan naar
serverinstellingen
Scannen naar USB-
instellingen
Instell. Scan. nr gedeelde
map
Adresboek
Initiële instellingen
Afdrukinstellingen
Algemeen
Emulatie
Papierinvoer
Lege pagina’s
overslaan
Lay-out
Afdrukstand
Dubbelzijdig
Aantal exemplaren
Marge
Netwerkinstell.
TCP/IP
SNMPv1/v2
SNTP
UPnP(SSDP)
mDNS
SetIP
Afdrukk.
SLP
Netwerkfilter
HTTP
Wi-Fi
a
Wi-Fi
Wi-Fi-instellingen
WPS
TCP/IP(Wi-Fi)
Wi-Fi Direct
Wi-Fi-signaal
WiFi-inst. wissen
NFC
a
Beveiliging
Afbeelding
overschrijven
Verificatie
HTTPS
IPSec
802.1x
Accounting
Andere
Levensduur art.
Contactgegevens
Rapport
Toepassingsbeheer
Taal
a. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de optionele Wireless/NFC-kit is geïnstalleerd.
Algemene instellingen
Datum en tijd
Energiebesparing
Timers
Luchtdrukaanpassing
Standaard papierformaat
PDF
PDF-formaat
Compact
Beheer van
verbruiksartikelen
Melding voor bestel.
nieuwe tonercassette
Toner Op wissen
Toner besparen
Geluid
Toetsgeluid
Alarmsignaal
Faxgeluid
Afmetingen
Beeldmgr.
Aangepaste kleur
Apparaattest
Afdrukken aanpassen
Startinstelling
Startvenster
Prioriteit
Achtergr. hoofdvenst.
Stempel
Voortgangsvenster taak
Taak opnieuw inplannen
Vochtigheid
Stille modus
Stapelmodus
Vapor Mode
241
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Apparaatinstellingen
Sommige opties zijn afhankelijk van de geselecteerde verificatie-
instellingen alleen beschikbaar voor de beheerder (zie "Beveiliging"
op pagina 264).
Druk op de knop (Terug) als u wilt terugkeren naar het vorige
scherm.
1
Aanmelden
Afhankelijk van de verificatie-instellingen die u hebt geselecteerd, moet u
zich mogelijk aanmelden als beheerder om toegang te krijgen tot sommige
opties in het menu Machine instellen (zie "Beveiliging" op pagina 264).
1
Druk in het scherm op Machine instellen.
2
Selecteer de gewenste optie. Het volgende scherm verschijnt als de
optie alleen beschikbaar is voor de beheerder.
Voer ID, Wachtwoord en Domein in met behulp van het pop-
uptoetsenbord dat verschijnt wanneer u op een veld drukt.
Voer het ID en wachtwoord in die u hebt ingesteld toen u het
apparaat voor de eerste keer inschakelde: Initiële instellingen (zie
"Initiële instellingen" op pagina 261).
De standaard id is admin.
U kunt ook de knop Recente gebruikers gebruiken om een onlangs
gebruikte ID te vinden, en de knop Lijst met domeinen gebruiken
om het domein in de opgeslagen lijst van het apparaat te vinden.
Als u zich aanmeldt, ziet u de ID van de aangemelde gebruiker op
het scherm.
3
Druk op OK.
Apparaatinstellingen
242
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
2
Apparaatdetails
U kunt de gedetailleerde apparaatinformatie controleren. Controleer de
status van geïnstalleerde hardware- en softwareversies om u te helpen bij
het onderhoud van het apparaat. U kunt de recentste software downloaden
van de website van Samsung.
1
Druk op Machine instellen > Apparaatdetails op het scherm.
2
Druk op de gewenste optie.
H/W-configuratie: toont de status van geïnstalleerde hardware,
inclusief optionele onderdelen.
Softwareversies: toont de softwareversies van geïnstalleerde
systemen.
Capaciteit: Toont de mogelijkheden van de hardware.
3
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
3
Algemene instellingen
Sommige menu's kunnen afwijken ten opzichte van uw apparaat,
afhankelijk van de opties en het model.
Voordat u het apparaat gebruikt, moet u de algemene instellingen als volgt
instellen:
Druk op Machine instellen > Algemene instellingen op het scherm.
Functie Beschrijving
Datum en tijd
a
Hiermee kunt u de datum en de tijd instellen. De
datum en de tijd die u in deze optie instelt, wordt
gebruikt voor het verzenden/afdrukken van
uitgestelde fax-/afdruktaken of wordt op
rapporten afgedrukt.
Apparaatinstellingen
243
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Energiebesparing Hiermee kunt u het energieverbruik verlagen. Als
u deze optie instelt, schakelt het apparaat
wanneer het niet in gebruik is in de
energiebesparende modus.
Energiebesparing (minuten): Wanneer u het
apparaat een tijdje niet gebruikt, kunt u door
het gebruik deze optie energie besparen. Het
apparaat bespaart meer energie met de optie
Energiebesparing dan in de modus Laag
energieverbruik.
Laag energieverbruik (minuten): Met de
optie Laag energieverbruik kunt u energie
besparen met uw apparaat. Wanneer u het
apparaat gedurende een bepaalde tijd niet
gebruikt, schakelen sommige delen van het
apparaat automatisch over naar de modus
Laag energieverbruik. Laag
energieverbruik bespaart meer energie dan
de optie Energiebesparing.
Prestaties optimaliseren: Als deze optie Aan
is, voert u de volgende handelingen uit om het
apparaat uit de energiespaarstand te laten
ontwaken:
-Druk op (Power/Wakeup) op het
bedieningspaneel.
- Papier in een lade plaatsen.
- De klep openen of sluiten.
- Een lade verwijderen of een lade in de
printer plaatsen.
- Plaats de originelen in de DSDF.
- Sluit het USB-apparaat aan.
Functie Beschrijving
Timers Als er gedurende een bepaalde periode geen
gegevens worden ontvangen, annuleert het
apparaat de uitgestelde taak of wordt het actieve
menu afgesloten en worden de
standaardinstellingen hersteld. U kunt instellen
hoe lang het apparaat op gegevens moet
wachten voordat het apparaat de uitgestelde taak
annuleert of het actieve menu afsluit.
Time-out van systeem: Als er gedurende een
bepaalde tijd geen gegevens worden
ontvangen, keert het apparaat terug naar het
menu Kopie.
Time-out wachtrij: Als er een fout optreedt
tijdens het afdrukken en de computer geen
signaal geeft, zal het apparaat de afdruktaak
voor een bepaalde tijd bewaren alvorens deze
te verwijderen.
Luchtdrukaanpassing Hiermee kunt u de hoogte waarop het apparaat is
geplaatst, invoeren. De atmosferische druk is van
invloed op de afdrukkwaliteit. De atmosferische
druk is afhankelijk van de hoogte boven het
zeeniveau waarop het apparaat wordt geplaatst.
Normaal: 0 - 1.000 m
Hoog 1: 1.000 - 2.000 m
Hoog 2: 2.000 - 3.000 m
Hoog 3: 3.000 - 4.000 m
Hoog 4: 4.000 - 5.000 m
Functie Beschrijving
Apparaatinstellingen
244
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Standaard
papierformaat
Hiermee kunt u het standaard papierformaat
kiezen.
PDF Hiermee kunt u het PDF-formaat selecteren. Als
u PDF/A selecteert, kunt u een PDF-bestand
maken dat ongeacht waar het bestand wordt
geopend, op exact dezelfde wijze wordt
weergegeven. U kunt bovendien de functie
Compact gebruiken.
PDF-formaat
- Standaard: Hiermee slaat u de gegevens
als normaal PDF-bestand op.
- PDF/A: Hiermee slaat u de gegevens op
als PDF-bestand dat over de noodzakelijke
informatie beschikt om in elke omgeving
geopend te kunnen worden.
Een PDF/A-bestand moet op zichzelf
staand zijn en niet afhankelijk van andere
toepassingen voor het weergeven van
lettertypen, openen van hyperlinks of
uitvoeren van scripts, geluidsbestanden
of videobestanden.
Compact
- Aan: U kunt een PDF-bestand met een
kleinere bestandsgrootte dan een
standaard PDF-bestand verkrijgen.
- Uit: U kunt deze functie uitschakelen.
Functie Beschrijving
Beheer van
verbruiksartikelen
Hiermee kunt u de opties instellen voor de
melding van het bijbestellen van
verbruiksartikelen. Als u deze optie instelt, zal het
apparaat een bericht weergeven wanneer de
verbruiksartikelen bijna aan vervanging toe zijn.
Leg de verbruiksartikelen tijdig klaar.
Melding voor bestel. nieuwe tonercassette:
Geeft een melding wanneer een tonercassette
de opgegeven resterende levensduur heeft
bereikt.
Toner Op wissen: Deze optie wordt
weergegeven als de tonercassette leeg is. U
kunt het bericht over de lege cassette wissen.
Toner besparen: Als u deze modus activeert,
gaat uw tonercassette langer mee en zijn de
kosten per pagina lager dan wanneer u in de
normale modus afdrukt. Dit gaat echter wel ten
koste van de afdrukkwaliteit.
Functie Beschrijving
Apparaatinstellingen
245
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Geluid Hiermee kunt u het volume instellen van de
geluidsknop, waarschuwingsalarm en geluiden
van faxtaken. U kunt het volume onmiddellijk na
de instelling ervan testen.
Met de knoppen stil/luid selecteert u het
gewenste volume. Druk op de knop Test om het
volume te testen.
Toetsgeluid: Hiermee kunt u het volume
instellen voor het geluid dat wordt
weergegeven wanneer u op de toets drukt
Faxgeluid: Hiermee kunt u het volume
instellen voor het geluid dat wordt
weergegeven tijdens een faxtaak. Deze optie
heeft andere subopties.
Alarmsignaal: Hiermee kunt u het volume
instellen voor het geluid dat wordt
weergegeven bij waarschuwingen.
Afmetingen Hiermee kunt u de meeteenheid (mm of inch)
kiezen en het numerieke scheidingsteken
(komma of punt) voor duizendtallen instellen.
Functie Beschrijving
Apparaattest Afdrukken aanpassen: Hiermee kunt u het
afdrukgebied aanpassen. Pas het
afdrukgebied aan wanneer afbeeldingen zijn
verschoven of buiten de pagina worden
afgedrukt.
1 Druk in het scherm op Afdrukken
aanpassen.
2 Druk op Papierinvoer en selecteer de lade
van papierinvoer.
3 Druk op Papierformaat en selecteer het te
gebruiken papierformaat.
4 Druk op Afdrukk.. Het aanpassingspatroon
(grafiek) wordt afgedrukt.
5 Druk op Volg. en volg de instructies op het
scherm.
De knop Volg. wordt ingeschakeld nadat
u op Afdrukk. hebt gedrukt.
Functie Beschrijving
Apparaatinstellingen
246
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Startinstelling Hiermee kunt u de menuvolgorde van het
beginvenster kiezen.
Startinstelling: U kunt de menu’s selecteren
die in het startvenster moeten worden
weergegeven. Selecteer het gewenste menu
en druk op Inschakelen en OK.
Prioriteit : u kunt de volgorde van de
beginvenstermenu’s selecteren. Selecteer de
toepassing die u omhoog of omlaag wilt
verplaatsen en druk op de toetsen Omhoog/
Omlaag.
Achtergr. hoofdvenst. : u kunt de volgorde
van de beginvensterachtergrond selecteren.
Stempel Hiermee kunt u de stempelfunctie toepassen op
kopieën en de tijd en datum, het IP-adres, het
paginanummer of de gebruikers-ID afdrukken op
de kopieën.
Voortgangsvenster
taak
Hiermee kunt u de taakvoortgang op het display
volgen.
Taak opnieuw
inplannen
Met Taak opnieuw inplannen kan het apparaat
verdergaan met de volgende taak als de huidige
taak wordt onderbroken vanwege een
foutmelding over verkeerd papier of geen papier.
Vochtigheid Hiermee optimaliseert u de afdrukkwaliteit aan de
hand van de relatieve luchtvochtigheid in de
omgeving.
Beeldmgr. Hiermee kunt u de kleurinstellingen beheren,
waaronder tonersterkte en afdrukdichtheid.
Functie Beschrijving
Stille modus Met dit menu kan de hoeveelheid lawaai tijdens
het afdrukken verminderd worden. Dit kan wel de
afdruksnelheid en -kwaliteit verminderen.
Stapelmodus Als u het apparaat in een vochtige omgeving
gebruikt of afdrukmaterialen gebruikt die vochtig
zijn als gevolg van een hoge luchtvochtigheid,
kunnen de afgedrukte vellen krullen vertonen en
worden ze mogelijk niet goed gestapeld. In dit
geval kunt u het apparaat instellen om de functie
te gebruiken waarmee de afdrukken goed
gestapeld worden. Deze functie zal de
afdruksnelheid echter verlagen.
Vapor Mode U kunt de hoeveelheid waterdamp die tijdens het
afdrukken wordt geproduceerd verminderen.
Als u de Vapor Mode inschakelt, kan de
afdruksnelheid verminderen.
a. Is afhankelijk van de geselecteerde verificatie-instellingen mogelijk alleen beschikbaar
voor de beheerder (zie "Beveiliging" op pagina 264).
Functie Beschrijving
Apparaatinstellingen
247
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
4
Andere instellingen
Sommige menu's kunnen afwijken ten opzichte van uw apparaat,
afhankelijk van de opties en het model.
Druk in het scherm op Machine instellen.
OF
Druk in het weergavescherm op Machine instellen > Andere.
Optie Omschrijving
Toepassingsinstellingen Hiermee kunt u de standaardinstellingen van
sommige functies instellen (zie
"Toepassingsinstellingen" op pagina 250).
Instellingen voor lade Hiermee kunt u de huidige lade-instellingen
controleren en indien nodig instellingen wijzigen
(zie "Instellingen voor lade" op pagina 259).
Eco-instellingen
a
Hiermee kunt u de ecomodus instellen als een
standaardinstelling en de instellingen naar ecomodus
wijzigen. Het gebruik van de ecomodus kan zorgen
voor een besparing op afdrukbronnen (zie "Eco-
instellingen" op pagina 260).
Initiële instellingen
a
Hiermee kunt u de vereiste basisinstellingen instellen
voordat u het apparaat in gebruik neemt (zie "Initiële
instellingen" op pagina 261).
Afdrukinstellingen
Hiermee kunt u de standaard afdrukinstellingen
instellen (zie "Afdrukinstellingen" op pagina 262).
Netwerkinstell.
a
Hiermee kunt u instellingen van het netwerk instellen
(zie "Netwerkinstell." op pagina 263).
Taal
Hiermee kunt u de taal voor het weergavescherm
selecteren.
Beveiliging
a
Hiermee kunt u beveiligingsinstellingen instellen (zie
"Beveiliging" op pagina 264).
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
248
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Andere Hiermee kunt u de levensduur van de artikelen
instellen.
Levensduur art.: Toont het resterende
percentage van elk verbruiksartikel. Als u
regelmatig geconfronteerd wordt met
papierstoringen of afdrukproblemen,
controleer dan het scherm Levensduur art..
Vervang indien nodig de desbetreffende
verbruiksartikelen. Dit menu helpt u bij het
plannen van de vervanging van
tonercassettes of andere vervangbare
verbruiksartikelen.
Contactgegevens: Geeft de
contactgegevens weer.
Rapport: U kunt een rapport afdrukken dat
betrekking heeft op het systeem, faxen,
verzonden e-mailberichten en het lettertype.
Toepassingsbeheer: Hier kunt u de
toepassingen inschakelen of uitschakelen.
Optie Omschrijving
Rapport Toont de lijst met rapporten die u kunt afdrukken.
Systeem
- Configuratie: U kunt dit afdrukken als u
informatie over de machineconfiguratie wilt
weergeven.
- Informatie over verbruiksartikelen: U
kunt dit afdrukken om het resterende
percentage van elk verbruiksartikel te
controleren.
- Gebruikstellers: U kunt dit afdrukken om
de telling van de uitgevoerde taken te
controleren. Informatie over afdrukgebruik,
scangebruik en faxgebruik worden
eveneens afgedrukt.
- Demopagina: Druk een testpagina af om
te controleren of het apparaat goed werkt.
- Foutgegevens: U kunt dit afdrukken om te
controleren welke fouten er in het apparaat
zijn opgetreden. Fouttypen en tellingen zijn
inbegrepen.
- Netwerkconfiguratie: U kunt dit
afdrukken om de informatie van de
netwerkconfiguratie weer te geven.
- Account: Deze optie is alleen beschikbaar
als de invoegtoepassing Job Accounting is
ingeschakeld via SyncThru™ Web Admin
Service. Druk voor elke gebruiker een
rapport met aantal afdrukken af.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
249
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Rapport Toont de lijst met rapporten die u kunt afdrukken.
Fax
- Verzendbevestiging fax: U kunt het
apparaat zo instellen dat er automatisch
een rapport wordt afgedrukt waarin wordt
aangegeven of de verzending of ontvangst
van een faxbericht is gelukt of niet.
- Fax ontvangen: U kunt dit afdrukken om
de lijst van ontvangen faxberichten te
controleren.
- Fax verzonden: afdrukken om de lijst van
verzonden faxberichten te controleren.
- Geplande faxtaken: U kunt dit afdrukken
om de lijst van geplande faxtaken te
controleren.
Verzenden
- Email verz: U kunt dit afdrukken om de
overdrachtsstatus van de taak Scan nr
Email te controleren.
Lettertype
- PCL-lettert.: U kunt dit afdrukken om de
lijst met PCL-lettertypen weer te geven.
- Lijst met PS-lettert.: Druk deze af om de
lijst van PS-lettertypes te zien.
Optie Omschrijving
Contactgegevens Hiermee kunt u de standaardinstellingen van
sommige functies instellen.
SAMSUNG-ondersteuning: controleer de
informatie van het servicecenter.
Systeembeheerder: controleer de
contactinformatie van de beheerder.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
250
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Toepassingsinstellingen
Instellingen voor kopiëren
U kunt de standaard kopieeropties instellen. Stel de veelgebruikte
kopieerinstellingen in.
U hebt ook toegang tot deze functie via de SyncThru™ Web Service.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en voer het IP-adres
van uw apparaat in. Wanneer SyncThru™ Web Service wordt
geopend, klikt u op Settings > Machine Settings > Kopie.
1
Druk in het weergavescherm op Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Instellingen voor kopiëren.
2
Selecteer de geschikte optie.
Toepassingsbeheer
a
Hiermee kunt u toepassingen en licenties
beheren.
Een toepassing installeren
1 Druk in het weergavescherm op Machine
instellen > Andere >
Toepassingsbeheer.
2 Selecteer het tabblad Toepassing.
3 Sluit de USB-stick (met de gedownloade
toepassing) aan op het apparaat.
Wanneer de USB-stick wordt
gedetecteerd, wordt de Installeren knop
actief.
4 Klik op de knop Installeren.
5 Er verschijnt een pop-upvenster met een
lijst van toepassingen. Selecteer het
bestand van de toepassing en druk op OK.
6 Er verschijnt een verificatiebericht. Lees de
overeenkomst, markeer Ik aanvaard de
bepalingen van de
gebruiksrechtovereenkomst en druk op
OK.
De installatie van de toepassing wordt
gestart.
Selecteer in de lijst de toepassing die u in
detail wilt bekijken en druk op
Detail
.
Selecteer in de lijst de toepassing die u wilt
verwijderen en druk op
Verwijderen
.
a. Is afhankelijk van de geselecteerde verificatie-instellingen mogelijk alleen beschikbaar
voor de beheerder (zie "Beveiliging" op pagina 264).
Optie Omschrijving
Optie Omschrijving
Papierinvoer U kunt bij het kopiëren de standaardlade
selecteren.
Apparaatinstellingen
251
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
3
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
Verklein/Vergrot U kunt het formaat van het te kopiëren origineel
verkleinen of vergroten. Als het origineel
bijvoorbeeld een A4-formaat is en u wilt het
origineel kopiëren op papier van B5-formaat, drukt
u op (86%)A4 -> B5. Als u een aangepast formaat
wilt instellen, selecteert u Aangepast en stelt u
met + of - het vergrotings- of
verkleiningspercentage voor het oorspronkelijke
exemplaar in.
Dubbelzijdig U kunt de dubbelzijdige en bindopties selecteren.
Uitvoer U kunt de opties selecteren om de indeling van de
afdrukken te bepalen.
Sorteren: selecteer hoe u de uitvoer wilt
sorteren.
- Gesorteerd: de afdrukken worden in sets
ingedeeld in overeenstemming met de
volgorde van de originelen.
- Niet-gesorteerd: de afdrukken worden in
stapels van afzonderlijke pagina’s
gesorteerd.
Tonersterkte U kunt de tonerdichtheid van de kopie selecteren.
Formaat van
origineel
Hiermee kunt u het standaard papierformaat van
het origineel selecteren.
Optie Omschrijving
Oorspronkelijke
stand
Hier kunt u de richting van de originelen
selecteren.
Staande afbeeldingen: selecteer deze
instelling voor een geladen origineel met de
bovenkant naar de achterkant van het apparaat.
Liggende afbeeldingen: selecteer deze
instelling voor een geladen origineel in de DSDF
met de bovenkant van het originele document
gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of
een origineel document op de glasplaat van de
scanner met de bovenkant van het originele
document gericht naar de rechterzijde van het
apparaat.
Type origineel U kunt het type van het origineel dat u kopieert
selecteren. Hierdoor krijgt u een betere
kopieerkwaliteit.
Bevestiging van
andere pagina
Nadat het scannen voltooid is, verschijnt het
scherm Meer scannen om te vragen of u nog een
pagina wilt scannen.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
252
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Faxinstellingen
U kunt de standaard faxopties instellen. Stel de meest gebruikte
faxinstellingen in.
U hebt ook toegang tot deze functie via de SyncThru™ Web Service.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en voer het IP-adres
van uw apparaat in. Wanneer SyncThru™ Web Service wordt
geopend, klikt u op het tabblad Settings > Machine Settings > Fax.
1
Druk in het weergavescherm op Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Faxinstellingen.
2
Selecteer de geschikte optie.
De faxopties verschillen van land tot land, afhankelijk van de
internationale voorschriften voor communicatieapparatuur. Als
bepaalde faxopties die in de instructies werden toegelicht zijn
uitgegrijsd wil dat zeggen dat de grijs weergegeven functie niet wordt
ondersteund in uw communicatieomgeving.
Optie Omschrijving
Resolutie U kunt de waarde van de scanresolutie
instellen.
Formaat van origineel U kunt u het standaardformaat van het
origineel selecteren dat u wilt gebruiken.
Dubbelzijdig Hier kunt u de opties voor dubbelzijdig
afdrukken selecteren.
1-zijdig: instelling voor enkelzijdig
bedrukte originelen.
2-zijdig, boek: instelling voor
dubbelzijdige originelen.
2-zijdig, kalender: voor dubbelzijdig
bedrukte originelen waarvan de
achterzijde 180 graden is gedraaid.
Oorspronkelijke stand Hier kunt u de richting van de originelen
selecteren.
Staande afbeeldingen: selecteer deze
instelling voor een geladen origineel met
de bovenkant naar de achterkant van het
apparaat.
Liggende afbeeldingen: selecteer deze
instelling voor een geladen origineel in
de DSDF met de bovenkant van het
originele document gericht naar de
linkerzijde van het apparaat, of een
origineel document op de glasplaat van
de scanner met de bovenkant van het
originele document gericht naar de
rechterzijde van het apparaat.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
253
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Type origineel U kunt het type van het origineel dat u
kopieert selecteren. Hierdoor krijgt u een
betere kopieerkwaliteit.
Tonerdichtheid U kunt de tonerdichtheid van de kopie
selecteren.
Apparaat-id & faxnummer U kunt de apparaat-id en faxnummer
instellen dat bovenaan op elke pagina zal
worden afgedrukt. Als u de multiline-kit voor
faxen hebt geïnstalleerd, moet u eerst een
lijn selecteren.
Opnieuw kiezen U kunt het apparaat instellen om het
faxnummer opnieuw te kiezen wanneer de
fax van de ontvanger bezet is of niet
antwoordt. U kunt het aantal kiespogingen
en de tijd tussen de kiespogingen opgeven.
Als u de multiline-kit voor faxen hebt
geïnstalleerd, moet u eerst een lijn
selecteren
Tijd tussen kiespogingen: selecteer
met de +/--knop de tijd voor het opnieuw
kiezen.
Aantal kiespogingen: selecteer met de
+/--knop het aantal keer voor het
opnieuw kiezen. Het selecteren van 0
voor Aantal kiespogingen betekent dat
het apparaat niet opnieuw zal kiezen.
Optie Omschrijving
Kengetal kiezen U kunt het nummer instellen dat nog voor
het kiezen van het faxnummer moet worden
gekozen. Gebruikers kunnen dit instellen
voor het kiezen van een PABX-nummer
(bijvoorbeeld 9) of een netnummer
(bijvoorbeeld 02). Nadat u dit nummer hebt
ingesteld, zal het automatisch op het
scherm verschijnen wanneer u een
telefoon-/faxnummer invoert.
Foutcorrectiemodus U kunt het apparaat instellen om een fout te
corrigeren. In deze modus wordt de slechte
kwaliteit van een telefoonlijn
gecompenseerd en kunnen uw
faxberichten probleemloos worden
verzonden naar andere ECM-faxapparaten.
Een fax versturen in de foutcorrectiemodus
kan langer duren.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
254
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Ontvangstmodus U kunt de opties Ontvangstmodus en
Kiesmethode instellen. Als u de multiline-
kit voor faxen hebt geïnstalleerd, moet u
eerst een lijn selecteren.
Ontvangstmodus: selecteer deze optie
om de ontvangstmodus van de fax te
wijzigen.
- Telefoon: Hiermee ontvangt u een
fax door op Fax > Op de haak en
vervolgens (Start) te drukken.
- Fax: Hiermee wordt een inkomende
faxoproep aangenomen en wordt
onmiddellijk overgeschakeld naar de
faxontvangstmodus.
- Antwoordapparaat/Fax: wordt
gebruikt als er een antwoordapparaat
op uw apparaat is aangesloten.
Inkomende oproepen worden
beantwoord door het
antwoordapparaat en de beller kan
een boodschap op het
antwoordapparaat achterlaten. Als
het faxapparaat een faxtoon op de lijn
opvangt, schakelt het automatisch
over naar Faxmodus om de fax te
ontvangen.
Optie Omschrijving
Aantal keer overgaan U kunt opgeven hoe vaak het apparaat
moet overgaan voordat een inkomende
oproep wordt beantwoord. Als u de
multiline-kit voor faxen hebt geïnstalleerd,
moet u eerst een lijn selecteren.
Daluren U kunt het apparaat instellen om faxen te
verzenden tijdens daluren, zodat u
bespaart op de telefoonkosten. Als u de
multiline-kit voor faxen hebt geïnstalleerd,
moet u eerst een lijn selecteren.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
255
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
3
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
Veilig ontvangen
a
u kunt het apparaat instellen om ontvangen
faxberichten in het geheugen te bewaren
zodat bij uw afwezigheid niet-gemachtigde
personen geen toegang hebben. Met deze
optie kunt u voorkomen dat ontvangen
faxberichten worden afgedrukt wanneer het
apparaat onbeheerd is. Als u de multiline-kit
voor faxen hebt geïnstalleerd, moet u eerst
een lijn selecteren.
Uit: selecteer deze optie om veilig
ontvangen niet te gebruiken.
Aan: selecteer deze optie om veilig
ontvangen te gebruiken.
Afdrukk.: selecteer deze optie om
faxberichten in het geheugen af te
drukken. U moet u aanmelden als
beheerder om de ontvangen
faxberichten in het geheugen af te
drukken.
Ontvangen fax afdrukken U kunt de afdrukopties voor ontvangen
faxberichten instellen.
Rapport U kunt de opties selecteren voor de
faxverzendbevestiging.
Optie Omschrijving
Landinstelling fax U kunt een land instellen als een
standaardland. Voordat u de instelling kunt
wijzigen, moet u een telefoonlijn op het
apparaat aansluiten. Wanneer u het land
wijzigt, wordt er een pingtest uitgevoerd.
Diagnostiek Smart Fax Met de Smart Fax-functie kunt u de
instellingen voor de faxlijn optimaliseren.
a. Is afhankelijk van de geselecteerde verificatie-instellingen mogelijk alleen beschikbaar
voor de beheerder (zie "Beveiliging" op pagina 264).
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
256
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Scaninstellingen
U kunt de opties instellen om naar een e-mail te scannen. De opties die u
hier instelt worden toegepast wanneer u gescande gegevens naar e-mail
verzendt.
U hebt ook toegang tot deze functie via de SyncThru™ Web Service.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en voer het IP-adres
van uw apparaat in. Wanneer SyncThru™ Web Service wordt
geopend, klikt u op het tabblad Settings > Machine Settings > Scan.
1
Druk op het weergavescherm op Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Scan naar e-mailinstellingen.
OF
Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen > Scan
naar serverinstellingen op het scherm.
OF
Druk in het weergavescherm op Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Scannen naar USB-instellingen.
OF
Druk in het weergavescherm op Machine instellen >
Toepassingsinstellingen > Instell. Scan. nr gedeelde map.
2
Stel de juiste opties in.
Optie Omschrijving
Resolutie U kunt de waarde van de scanresolutie instellen.
Tonersterkte U kunt de tonerdichtheid van de gescande
afdrukken selecteren.
Dubbelzijdig Hier kunt u de opties voor dubbelzijdig afdrukken
selecteren.
1-zijdig: selecteer de binding van het origineel.
2-zijdig, boek: selecteer de binding van het
origineel.
2-zijdig, kalender: selecteer de binding van het
origineel.
Formaat van
origineel
U kunt u het standaardformaat van het origineel
selecteren dat u wilt gebruiken.
Oorspronkelijke
stand
Hier kunt u de richting van de originelen selecteren.
Staande afbeeldingen: selecteer deze
instelling voor een geladen origineel met de
bovenkant naar de achterkant van het apparaat.
Liggende afbeeldingen: selecteer deze
instelling voor een geladen origineel in de DSDF
met de bovenkant van het originele document
gericht naar de linkerzijde van het apparaat, of
een origineel document op de glasplaat van de
scanner met de bovenkant van het originele
document gericht naar de rechterzijde van het
apparaat.
Apparaatinstellingen
257
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Type origineel U kunt het type van het te scannen origineel
selecteren. Hiermee verbetert u de scankwaliteit op
basis van het type van het origineel document dat
wordt gescand.
Kleurmodus U kunt de kleuropties van gescande afdrukken
selecteren.
Kwalit. U kunt de kwaliteit van de gescande afdrukken
selecteren.
Beste: genereert een afbeelding met een hoge
kwaliteit; de bestandsgrootte zal groot zijn.
Normaal: zowel de afbeeldingskwaliteit als het
bestandsformaat zal tussen Beste en Concept
liggen.
Concept: genereert een afbeelding met een
lage kwaliteit; de bestandsgrootte zal klein zijn.
Optie Omschrijving
Bestandsindeling U kunt de bestandsindeling van de gescande
afdrukken selecteren.
JPEG: scant originelen in JPEG-indeling.
PDF: Scant originelen als PDF-bestand.
TIFF: Scant originelen als TIFF-bestand
(Tagged Image File Format).
XPS: scant originelen in XPS-indeling. Scant
originelen als TIFF-bestand (Tagged Image File
Format).
Als u meerdere originelen als één bestand
wilt scannen, drukt u op Aan in de optie
Multi pag's. Dit is niet beschikbaar voor de
JPEG-indeling.
Bevestigingsrapport
afdr.
a
Hier kunt u een optie selecteren voor het afdrukken
van een bevestigingsrapport
Altijd: Het rapport altijd afdrukken.
Nooit: Het rapport niet afdrukken.
Alleen bij fouten: Het rapport alleen afdrukken
bij fouten.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
258
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
3
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
Adresboek
Met deze functie kunt u regelmatig gebruikte telefoonnummers,
faxnummers en e-mailadressen op de harde schijf van het apparaat
opslaan. Wanneer u een faxbericht wilt versturen, kunt u het hier gemaakte
adresboek gebruiken. Dit zal tijd besparen bij het invoeren van faxnummers
en e-mailadressen.
U hebt ook toegang tot deze functie via de SyncThru™ Web Service.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en voer het IP-adres
van uw apparaat in. Wanneer SyncThru™ Web Service wordt
geopend, klikt u op Address Book.
1
Druk op Machine instellen > Toepassingsinstellingen >
Adresboek op het weergavescherm.
2
Selecteer de geschikte optie.
Best.beleid
b
U kunt het beleid voor het genereren van
bestandsnamen kiezen voordat u de scantaak
uitvoert.
Naam wijzigen: Het verzonden bestand wordt
opgeslagen onder een andere bestandsnaam
die automatisch wordt gegenereerd.
Annul.: slaat het verzonden bestand niet op.
Overschr.: het bestaande bestand wordt door
het verzonden bestand overschreven.
a. Alleen Scan naar e-mailinstellingen en Scan naar serverinstellingen.
b. Alleen Scannen naar USB-instellingen en Instell. Scan. nr gedeelde map.
Optie Omschrijving
Optie Omschrijving
Alle Druk op deze knop en selecteer uw zoekoptie. De
categorieën zijn: Alle, Individueel, Groep,
Favoriet en E-mail.
voer het trefwoord (bijv. de eerste letter van de
naam die u wilt zoeken) in het lege veld en druk op
deze knop. Het apparaat start de zoekopdracht
naar het adres.
Apparaatinstellingen
259
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
3
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
Instellingen voor lade
Met deze functie kunt u de huidige lade-instellingen controleren en indien
nodig instellingen wijzigen. Er zijn veel opties beschikbaar voor het instellen
van de lade en het papier. Gebruik deze opties op de wijze die het best bij
uw lade- en papierbehoeften past.
U hebt ook toegang tot deze functie via de SyncThru™ Web Service.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en voer het IP-adres
van uw apparaat in. Klik, wanneer SyncThru™ Web Service wordt
geopend, op het tabblad Settings > Machine Settings > System >
Input Tray.
1
Druk op Machine instellen > Instellingen voor lade op het scherm.
2
Controleer de huidige lade-instellingen. Als u de instelling niet moet
wijzigen, ga dan naar stap 5.
3
Druk op Instellingen om de huidige instellingen te wijzigen.
4
Druk op de optie die u wilt wijzigen.
Als bepaalde opties grijs worden weergegeven, betekent dit dat de grijs
weergegeven opties niet door uw apparaat worden ondersteund of dat
optionele delen bedoeld voor het gebruik van deze optie niet zijn
geïnstalleerd.
Alles selecteren Druk op het selectievakje om alle adressen in de
lijst te selecteren.
Nieuw druk op deze knop om een nieuw adres te maken.
Bewer. selecteer het adres dat u wilt bewerken en druk
daarna op deze knop.
Verwijd. selecteer het adres dat u wilt verwijderen en druk
daarna op deze knop.
Optie Omschrijving
Optie Omschrijving
Lade[x]
a
/Multif. lade
u kunt het te gebruiken formaat en type van het
papier voor elke lade instellen. U kunt ook het
ladebevestigingsmelding activeren die u zal vragen
of u wel of niet het formaat en type van het papier
voor de zojuist geopende lade wilt instellen.
Automatische
ladekeuze
u kunt het apparaat instellen om wanneer de
gebruikte lade leeg is automatisch naar een lade
over te schakelen met hetzelfde papierformaat.
Automatisch
doorgaan
Bepaalt of de printer door moet gaan met afdrukken
als waargenomen wordt dat het gebruikte papier
niet overeenkomt met de instellingen.
Apparaatinstellingen
260
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
5
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
Eco-instellingen
Met deze functie kunt u de ecomodus als standaardmodus en
desbetreffende opties instellen. Met ecomodus kunt u de opties instellen
om toner- en papierverbruik te verminderen. Een van de opties van de
ecomodus is bijvoorbeeld dubbelzijdig afdrukken. In plaats van op twee
verschillende vellen papier af te drukken, is de ecomodus ontworpen om op
beide zijden van één vel papier (dubbelzijdig) af te drukken. Als de
ecomodus is ingeschakeld en u probeert om op twee verschillende vellen
papier af te drukken, krijgt u een melding met de vraag of u ecomodus wilt
uitschakelen. Volg de onderstaande instructies om de opties van ecomodus
in te stellen.
U hebt ook toegang tot deze functie via de SyncThru™ Web Service.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en voer het IP-adres
van uw apparaat in. Wanneer SyncThru™ Web Service wordt
geopend, klikt u op het tabblad Settings >Machine Settings > System
> Eco Settings.
Papiervervanging Hiermee wordt het ingestelde papierformaat in het
printerstuurprogramma automatisch vervangen om
inconsistenties tussen A4- en Letter-papier te
voorkomen. Als u bijvoorbeeld A4-papier in de lade
hebt geplaatst, maar u het papierformaat in het
printerstuurprogramma op Letter hebt ingesteld, zal
het apparaat afdrukken op A4-papier en
omgekeerd.
Ladebeveiliging U kunt een lade instellen die u wilt uitsluiten met
betrekking tot de ladeprioriteitsinstelling. Selecteer
de lade en druk op het keuzerondje om deze optie
te activeren.
Prioriteitinstelling
lade
u kunt de gebruiksprioriteit over laden met
hetzelfde papierformaat instellen. Het papier in de
lade met de hoogste prioriteit wordt als eerste
gebruikt. Selecteer de lade en gebruik de toetsen
Omhoog/Omlaag om de prioriteit in te stellen.
a. [ladenummer] geeft het ladenummer aan.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
261
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
1
Druk op Machine instellen > Eco-instellingen op het scherm.
2
Selecteer de juiste optie.
Standaard eco-modus: U kunt de ecomodus als standaard
instellen. Als u deze modus inschakelt, zullen gebruikers de
knop Eco op het bedieningspaneel moeten indrukken om de
modus uit te schakelen. Als u (beheerder) echter een
wachtwoord instelt, moeten de gebruikers het wachtwoord
invoeren om deze modus uit te schakelen. Zodra deze functie is
ingeschakeld verschijnt het symbool naast de opties die zijn
ingesteld met ecomodus.
- Aan: hiermee schakelt u de ecomodus in.
- Uit: hiermee schakelt u de ecomodus uit.
- Geforceerd aan: hiermee schakelt u de ecomodus in met
een wachtwoord. Als een gebruiker de Eco-modus wil
uitschakelen, moet deze het wachtwoord invoeren.
Als u deze modus uitschakelt, zal de afdruktaak in ecomodus van het
stuurprogramma niet worden berekend in ecomodus en zal de
ecomodus-LED op de bediening niet aan zijn.
Configuratie van eco-functies: u kunt de standaardopties voor
ecomodus instellen.
- STANDAARD FABRIEKSINST.: U kunt de
standaardinstellingen behouden.
- Aangep. Instellingen: U kunt afdrukken instellen op basis
van instellingen die verband houden met kopiëren en
afdrukinstellingen voor pc-stuurprogramma's. De
instellingen die u hier instelt zullen van toepassing zijn op
alle afdruktaken voor kopieën en pc-stuurprogramma's die
naar het apparaat worden verzonden, tenzij de gebruiker de
ecomodus uitschakelt.
3
Druk op OK om de wijziging op te slaan of op (Terug) om terug
te keren naar het vorige scherm.
Initiële instellingen
U kunt de oorspronkelijke instellingen wijzigen wanneer u het apparaat voor
het eerst inschakelt.
1
Druk op Machine instellen > Initiële instellingen op het scherm.
2
Druk op de taal die u voor het weergavescherm wilt gebruiken en
druk vervolgens op Volg..
3
Voer het te gebruiken wachtwoord in en druk vervolgens op Volg..
Voer opnieuw het wachtwoord in ter bevestiging en druk vervolgens
op Gereed en Volg..
4
Stel de tijd in op het apparaat. Druk vervolgens op Volg..
5
Verwijder de bestaande apparaatnaam en voer de naam in die u voor het
apparaat wilt gebruiken, druk vervolgens op
OK
. Druk vervolgens op
Volg.
.
Voer indien nodig de locatie van het apparaat in het veld
Locatie
in. Indien
nodig voert u in het veld Beheerder de informatie in van de beheerder die bij
problemen met het apparaat moet worden benaderd.
6
Als Verbonden na het indrukken van de knop
Test
verschijnt, drukt u op
Volg.
.
Als
Niet verbonden
verschijnt, controleer dan of het apparaat op het
netwerk is aangesloten en vervolgens opnieuw de LAN-verbinding.
Als er zich een verbindingsprobleem met het netwerk blijft voordoen, neem dan
contact op met de netwerkbeheerder.
Apparaatinstellingen
262
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
7
Voer in de velden het IP-adres, subnetmasker en gateway in. Druk
vervolgens op
Volg.
.
Als er een nieuw IP-adres automatisch door de DHCP of BOOTP wordt
toegewezen, druk dan op
DHCP
of
BOOTP
.
Als u niet zeker weet welke uw netwerkomgeving is, neem dan contact op
met uw netwerkbeheerder.
8
Voer de
Hostnaam
, de
Domeinnaam
, de
Primaire DNS-server
en de
Secundaire DNS-server
in de afzonderlijke velden in. Druk vervolgens op
Voltooien
.
9
Het venster Voltooid wordt geopend. Druk op de toets Sluiten.
Als de motor actief is, zal het apparaat mogelijk langzamer opnieuw
opstarten.
Afdrukinstellingen
U kunt de afdrukinstellingen instellen. Wanneer er geen specifieke invoer
voor afdrukopties wordt uitgevoerd, drukt het apparaat af met de
instellingen die u hier instelt. Stel de veelgebruikte afdrukinstellingen in.
Deze functie is nuttig wanneer uw bedrijf een specifieke afdrukvorm heeft.
U hebt ook toegang tot deze functie via de SyncThru™ Web Service.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en voer het IP-adres
van uw apparaat in. Wanneer SyncThru™ Web Service wordt
geopend, klikt u op het tabblad Settings > Machine Settings > Printer.
1
Druk op Machine instellen > Afdrukinstellingen op het scherm.
2
Selecteer de geschikte optie.
Optie Omschrijving
Lay-out biedt opties voor de papierlay-out.
Afdrukstand: selecteer de papieroriëntatie.
Dubbelzijdig: selecteer de papieroriëntatie voor
de dubbelzijdige modus.
Aantal exemplaren: selecteer het aantal
kopieën dat u wilt afdrukken.
Marge: U kunt de marge aanpassen voor
gemeenschappelijk dubbelzijdig, algemeen
enkelzijdig, emulatie.
Apparaatinstellingen
263
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
3
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
Netwerkinstell.
Met deze functie kunt u het netwerk instellen. Voordat u de informatie
instelt, moet u relevante informatie hebben over de netwerkprotocollen en
het computersysteem dat u gebruikt. Als u niet weet welke instellingen u
moet gebruiken, neemt u contact op met uw netwerkbeheerder.
1
Druk op Machine instellen > Netwerkinstell. op het scherm.
2
Stel de juiste opties in.
Algemeen U kunt Lege pagina’s overslaan, Papierinvoer en
Emulatie instellen.
Emulatie: U kunt het emulatieformaat kiezen.
Papierinvoer: U kunt de invoerlade selecteren
voor de papierinvoer.
Lege pagina’s overslaan: U kunt de lege
pagina's tijdens het afdrukken overslaan.
Optie Omschrijving
Optie Omschrijving
TCP/IP Hiermee kunt u de netwerkinstellingen instellen (zie
"Netwerkinstellingen (TCP/IP)" op pagina 43).
UPnP(SSDP) U kunt de UPnP-instellingen instellen.
Afdrukk. Hiermee kunt u de poorten instellen die u voor het
afdrukken via het netwerk nodig hebt.
SNMPv1/v2 U kunt het SNMP (Simple Network Management
Protocol) instellen. Systeembeheerders kunnen
gebruikmaken van SNMP om apparaten in het
netwerk te monitoren en beheren.
mDNS U kunt de mDNS-instellingen instellen.
SNTP U kunt de SNTP-instellingen instellen.
SetIP U kunt SetIP-instellingen instellen.
SLP U kunt de SLP-instellingen instellen.
Apparaatinstellingen
264
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
3
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
Beveiliging
Met deze functie kunt u de beveiligingsinstellingen instellen.
U hebt ook toegang tot deze functie via de SyncThru™ Web Service.
Open de webbrowser vanaf uw netwerkcomputer en voer het IP-adres
van uw apparaat in. Als SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt
u op het tabblad Beveiliging > Network Security.
1
Druk op Machine instellen > Beveiliging op het scherm.
2
Selecteer de juiste optie.
Netwerkfilter Hiermee kunt u de netwerkfilterinstellingen
instellen.
HTTP U kunt de HTTP-instellingen instellen.
Wi-Fi U kunt de wifi-instellingen instellen.
Na het installeren van de Wireless/NFC-kit
(optioneel), stelt u het apparaat in op het
gebruiken van deze functie.
NFC U kunt de NFC-instellingen instellen.
Na het installeren van de Wireless/NFC-kit
(optioneel), stelt u het apparaat in op het
gebruiken van deze functie.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
265
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Optie Omschrijving
Afbeelding
overschrijven
a
U kunt het apparaat instellen om de opgeslagen
gegevens in het geheugen te overschrijven. Het
apparaat overschrijft de gegevens met andere
patronen waardoor de oorspronkelijke gegevens niet
meer kunnen worden teruggehaald.
Automatisch Afbeelding overschrijven: Als
een taak is voltooid, bevat het geheugen nog
tijdelijke afbeeldingen. Om veiligheidsredenen
kunt u het apparaat instellen om vertrouwelijke
niet-vluchtige geheugeninformatie handmatig te
overschrijven. Als u geheugenruimte wilt
vrijmaken, kunt u het apparaat instellen om het
beveiligde niet-vluchtige geheugen te
overschrijven.
Handmatig Afbeelding overschrijven: Als u
afdrukt, kopieert, scant of faxt, gebruikt het
apparaat tijdelijk geheugenruimte. Om
veiligheidsredenen kunt u het apparaat instellen
om vertrouwelijke niet-vluchtige
geheugeninformatie handmatig te overschrijven.
Als u het geheugen wilt beveiligen, kunt u
vertrouwelijke niet-vluchtige informatie handmatig
overschrijven. U kunt het apparaat zo instellen dat
het handmatig overschrijven van afbeeldingen
wordt herhaald nadat het systeem opnieuw is
opgestart
Afbeelding
overschrijven
a
Overschrijfmethode:
U kunt de methode voor het
overschrijven van het veilige niet-vluchtige geheugen
(harde schijf) selecteren.
-
Duitsland VSITR:
selecteer deze optie om het
geheugen 7 keer te overschrijven. Gedurende de
eerste 6 keer dat het geheugen wordt overschreven,
wordt afwisselend 0x00 en 0xff gebruikt om de schijf
te overschrijven. Bij de 7e keer wordt 0xAA gebruikt.
-
DoD 5220.28-M:
selecteer deze optie om het
geheugen 3 keer te overschrijven. Wanneer het
geheugen 3 keer wordt overschreven, worden de
patronen 0x35, 0xCA en 0x97 gebruikt om de inhoud
van de schijf te overschrijven. Deze methode van het
overschrijven van de schijf is vastgelegd door US
DoD.
-
Australië: ACSI 33:
selecteer deze optie om het
geheugen 5 keer te overschrijven. Wanneer het
geheugen 5 keer wordt overschreven, wordt het
teken "C" en respectievelijke aanvulling alternatief
gebruikt om de schijf te overschrijven. Na de 2e keer
is er een verplichte validatie. Voor de 5e keer worden
willekeurige gegevens gebruikt.
-
DoD5200.22.M (ECE):
selecteer deze optie om het
geheugen 3 keer te overschrijven. Wanneer het
geheugen 3 keer wordt overschreven, worden de
patronen 0x35, 0xCA en 0x97 gebruikt om de inhoud
van de schijf te overschrijven. Deze methode van het
overschrijven van de schijf is vastgelegd door US
DoD.
-
Aangepast:
selecteer deze optie om het aantal
keren in te voeren dat het geheugen zal worden
overschreven. De harde schijf wordt net zo vaak
overschreven als het aantal keren dat u selecteert.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
266
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Verificatie
Modus
-
Apparaatmodus:
verificatie van apparaten
activeren. De verificatie van het apparaat verzoekt
een gebruiker om zich aan te melden voor hij het
apparaat kan gebruiken. Gebruikers kunnen zonder
zich aan te melden geen toepassingen gebruiken.
-
Programmamodus:
hiermee kunt u verificatie van
toepassingen activeren. Een beheerder kan bepalen
welke toepassing(en) de aanmelding van de
gebruiker vereisen. Gebruikers kunnen de
geselecteerde toepassing(en) niet gebruiken
wanneer ze niet zijn aangemeld. Druk op
Programmamodus
om verificatie in te schakelen.
-
Basismodus:
basisverificatie activeren. Wanneer
gebruikers opties selecteren die alleen voor
beheerders bedoeld zijn, worden zij verzocht om
zich aan te melden.
Optie Omschrijving
Verificatie Methode
- Lokale verificatie: Het verificatieproces wordt
uitgevoerd op basis van de
gebruikersgegevens die op het apparaat zijn
opgeslagen (HDD).
- Alleen standaardaccount.: Gebruikers
kunnen zich aanmelden door een ID en
wachtwoord in te voeren.
- Provider: het verificatieproces wordt
uitgevoerd op basis van de
gebruikersgegevens die zijn toegewezen via
SyncThru™ Web Service.
- Kerberos en lokale verificatie: het
verificatieproces wordt uitgevoerd op basis van
de gebruikersgegevens die op de Kerberos-
server zijn opgeslagen.
- LDAP en lokale verificatie: het
verificatieproces wordt uitgevoerd op basis van
de gebruikersgegevens die op de LDAP-server
zijn opgeslagen.
- SMB en lokale verificatie: het
verificatieproces wordt uitgevoerd op basis van
de gebruikersgegevens die op de SMB-server
zijn opgeslagen.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
267
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Aanmeldingsscherm LUI:
Biedt standaard
Pre-Installed-For-LUI.
Aanmeldingsscherm SWS:
Biedt standaard
Pre-Installed-For-SyncThru™ Web Service.
Opties
: Selecteer wat van de gebruiker wordt
vereist om zich aan te melden.
-
Auto afmld.:
U kunt zich automatisch
afmelden.
-
Seconden:
U kunt een duur voor
automatische afmelden instellen.
-
Identificatie met aanmelden:
U kunt het
identificatietype voor aanmelden selecteren.
-
Beperkt aanmelden:
U kunt een duur,
aantal pogingen of vergrendelingsduur
instellen als u de aanmeldingsbeperking wilt
instellen.
-
Afmeldbeleid:
U kunt het beleid voor
afmelden instellen.
HTTPS Selecteer Uit om HTTPS uit te schakelen.
IPSec Selecteer Uit om IPSec uit te schakelen.
Optie Omschrijving
802.1x U kunt de poortgebaseerde 802.1x-verificatie
inschakelen. Als deze verificatie is ingeschakeld,
heeft het apparaat geen toegang tot het beschermde
gedeelte van het netwerk tot het apparaat daartoe
gemachtigd wordt. Gebruik deze functie om uw
netwerk te beveiligen.
EAP-MD5: biedt minimale veiligheid. De MD5
hash-functie is kwetsbaar voor dictionary-
aanvallen en ondersteunt geen key generation.
PEAP: aanbevolen voor gebruikers die
gebruikmaken van Microsoft desktop clients en
servers. Voor andere gebruikers is dit niet
aangeraden.
EAP-MSCHAPv2: EAP-MSCHAPv2 biedt
verificatie in twee richtingen tussen peers door de
combinatie van een peer Challenge-bericht met
het Response-pakket en een authenticator
Response-bericht op het Success-pakket.
TLS: Dit wordt gebruikt voor veilige communicatie
over het internet tussen een client en een server.
Optie Omschrijving
Apparaatinstellingen
268
12. Menuoverzicht en geavanceerde functies
Accounting Geen accounting: selecteer deze optie om deze
functie niet te gebruiken.
Stand acc: selecteer deze optie om de
geïnstalleerde accountbeheermethode van taken
te gebruiken.
SyncThruAaProvier: Selecteer deze optie om de
taakaccountbeheermethode van SyncThru™
Web Admin Service te gebruiken (raadpleeg de
SyncThru™ Web Admin Service-handleiding voor
gedetailleerde informatie).
a. Afhankelijk van het model of de geïnstalleerde optionele kits kan deze functie niet
beschikbaar zijn.
Optie Omschrijving
13. Nuttige hulpmiddelen
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt
benutten.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Managementhulpmiddelen gebruiken 270
SyncThru™ Web Service 271
Easy Capture Manager 277
Samsung AnyWeb Print 278
Easy Eco Driver 279
Werken met Samsung Easy Document Creator 280
Het Samsung Printer Center gebruiken 281
Samsung Easy Printer Manager gebruiken 284
Samsung-printerstatus gebruiken 286
Samsung Printer Experience gebruiken 288
270
13. Nuttige hulpmiddelen
Managementhulpmiddelen gebruiken
Samsung biedt verschillende managementhulpmiddelen voor Samsung-printers.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is.
2
Selecteer in het menu StartProgramma’s of Alle programma's.
Als u Windows 8 gebruikt, gaat u naar Charms(charms) en selecteert u Zoeken > Apps(App).
3
Zoek naar Samsung-printer.
4
Onder Samsung-printer ziet u geïnstalleerde managementhulpmiddelen.
5
Klik op de managementhulpmiddelen die u wilt gebruiken.
Nadat het stuurprogramma is geïnstalleerd, kunt u bepaalde managementhulpmiddelen rechtstreeks openen vanuit het Startmenu > Programma’s of
Alle programma's.
Als u Windows 8 gebruikt, kunt u nadat het stuurprogramma is geïnstalleerd, bepaalde managementhulpmiddelen rechtstreeks openen vanuit het
Startscherm door op de bijbehorende tegel te klikken.
271
13. Nuttige hulpmiddelen
SyncThru™ Web Service
Dit hoofdstuk geeft u stap voor stap instructies voor het instellen van de
netwerkomgeving via SyncThru™Web Service.
•Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet® Explorer 6.0 of
hoger vereist.
Afhankelijk van de instellingen of het model kunnen sommige
menu’s niet op het weergavescherm verschijnen. Als dit het geval is,
zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
1
Wat is SyncThru™Web Service?
Als u uw apparaat hebt aangesloten op een netwerk en de TCP/IP-
parameters correct hebt ingesteld, kunt u uw apparaat beheren via
SyncThru™ Web Service. Gebruik SyncThru™ Web Service om:
de eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren,
de TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
de voorkeurinstellingen van uw printer te wijzigen,
e-mailberichten te verzenden die u op de hoogte houden van de status
van het apparaat,
ondersteuning op te vragen bij het gebruik van het apparaat.
de software van het apparaat bij te werken.
2
Vereiste webbrowser
Om SyncThru™Web Service te gebruiken, hebt u één van de volgende
webbrowsers nodig.
Internet Explorer® 6.0 of hoger
Chrome 4.0 of hoger
FireFox 3.0 of hoger
Safari 3.0 of hoger
3
Verbinden met SyncThru™ Web Service
Webbrowser met IPv4-ondersteuning
1
Start een webbrowser zoals Internet Explorer® die IPv4-adressering
als een URL ondersteunt.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
U vindt het IP-adres van het apparaat in het apparaatrapport (zie
"Andere instellingen" op pagina 247).
SyncThru™ Web Service
272
13. Nuttige hulpmiddelen
2
De website SyncThru™ Web Service van uw apparaat wordt
geopend.
Webbrowser met IPv6-ondersteuning
1
Start een webbrowser (bijv. Internet Explorer®) die IPv6-
adressering als URL ondersteunt.
2
Selecteer een van de IPv6-adressen (Stateless Address, Stateful
Address, Manual Address) uit het netwerkconfiguratierapport.
U vindt het IPv6-adress van het apparaat in het apparaatrapport (zie
"Andere instellingen" op pagina 247).
3
Voer de IPv6-adressen in (bijv., http://
[3ffe:10:88:194:213:77ff:fe82:75b]).
Het adres moet tussen "[]" haakjes worden geplaatst.
4
De website SyncThru™ Web Service van uw apparaat wordt
geopend.
4
Aanmelden bij SyncThru™ Web Service
Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich
aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service ook zonder
aanmelding gebruiken, maar dan hebt u geen toegang tot de tabbladen
Settings en Security en de tabbladen worden niet weergegeven.
1
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
Er verschijnt een aanmeldingspagina.
2
Voer de id en het Password in.
Gebruik hetzelfde aanmeldings-id, wachtwoord en domein dat u
hebt gebruikt om u aan te melden bij het apparaat (zie "Aanmelden"
op pagina 241).
Zie "Tabblad Beveiliging" op pagina 274 als u een nieuwe gebruiker wilt
maken of als u het wachtwoord wilt wijzigen.
SyncThru™ Web Service
273
13. Nuttige hulpmiddelen
5
Het tabblad Information
Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat weergegeven.
U kunt bijvoorbeeld de status van het apparaat en van de
verbruiksartikelen, tellergegevens, netwerkinformatie enzovoort
controleren. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een configuratiepagina.
Active Alerts: U kunt de huidige waarschuwingen van het apparaat
controleren. Gebruik deze informatie om apparaatfouten op te lossen.
Supplies: U kunt de informatie van verbruiksartikelen controleren. Voor
tonercassettes wordt de status weergegeven met een visuele grafiek
waarin u voor elk verbruiksartikel de resterende hoeveelheid ziet.
Paginatellingen zijn ook beschikbaar en helpen u bij het voorspellen
van vervangingen van verbruiksartikelen. Deze functie is ook
beschikbaar vanaf het apparaat.
Usage Counters: U kunt de kosteninformatie en de gebruiksteller van
het apparaat controleren. Deze functie is ook beschikbaar vanaf het
apparaat.
Current Settings: Toont de huidige instellingen van het apparaat en
het netwerk.
- Machine Information: Toont de huidige apparaatinstellingen.
- Network Information: Toont de huidige netwerkinstellingen.
Gebruik deze pagina als referentie en wijzig de vereiste instellingen
om het netwerk te gebruiken.
Security Information: De huidige beveiligingsinstellingen van de
machine en het netwerk.
Print Information: U kunt alle rapporten van uw apparaat afdrukken. U
kunt deze rapporten gebruiken om u te helpen bij het onderhoud van uw
apparaat. Deze functie is ook beschikbaar op het apparaat (zie "Andere
instellingen" op pagina 247).
6
Tabblad Address Book
U kunt het adresboek beheren. Deze functie is ook beschikbaar vanaf het
apparaat (zie "Een adresboek maken via het bedieningspaneel" op pagina
186).
Individual: U kunt individuele items in het adresboek beheren.
Group: U kunt groepsadresboeken beheren.
7
Tabblad Instellingen
Het tabblad heeft twee submenu’s: Machine Settings en Network
Settings. Als u niet als beheerder bent aangemeld kunt u dit tabblad niet
zien of hebt u geen toegang tot het tabblad (zie "Aanmelden bij SyncThru™
Web Service" op pagina 272).
Machine Settings: U kunt apparaatinstellingen instellen.
- System: U kunt de apparaatinstellingen instellen.
SyncThru™ Web Service
274
13. Nuttige hulpmiddelen
- Printer: U kunt printopties instellen, zoals de tonerdichtheid of het
aanpassen van de achtergrond. Deze functie is ook beschikbaar
vanaf het apparaat.
- Copy: U kunt kopieeropties instellen, zoals de tonerdichtheid of het
aanpassen van de achtergrond.
- Fax: U kunt faxinstellingen instellen, zoals het faxnummer of het
aantal kiespogingen. Deze functie is ook beschikbaar vanaf het
apparaat (zie "Uitleg over het faxscherm" op pagina 166).
- Scan: U kunt scaninstellingen instellen. Deze functie is ook
beschikbaar vanaf het apparaat (zie "Informatie over het scherm
Scan nr Email" op pagina 136).
- Email Notification: Wanneer er een fout optreedt of
verbruiksartikelen bijna leeg zijn, verstuurt het apparaat een
melding via e-mail naar de beheerder. U kunt selecteren of u deze
functie wilt gebruiken of niet. U kunt ook selecteren welke
waarschuwingen u wilt ontvangen en wanneer.
Network Settings: U kunt een netwerkomgeving instellen om uw
apparaat als netwerkapparaat te gebruiken. U kunt de instellingen ook
vanaf het apparaat uitvoeren. Raadpleeg het hoofdstuk Netwerk
instellen (zie "Netwerkinstell." op pagina 263).
- General: U kunt de algemene apparaatinformatie instellen die u
gebruikt voor het netwerk en het instellen van Ethernet-instellingen.
Deze functie is ook beschikbaar vanaf het apparaat.
- TCP/IPv4, TCP/IPv6, Raw TCP/IP, LPR/LPD, IPP, Telnet, WSD,
SLP, UPNP, mDNS, CIFS (gedeelde map), SNMPv1/v2, SNMPv3,
FTP Print Server, AirPrint, ThinPrint®, Google Cloud Print: u kunt
protocolinstellingen instellen.
- Outgoing Mail Server (SMTP): U kunt de serverinstellingen voor
uitgaande e-mailberichten instellen. Als deze instelling niet is
geconfigureerd, kunt u de functie scannen naar e-mail niet
gebruiken. Uitgaande e-mailberichten worden verzonden via de
SMTP-server die u hier instelt.
- HTTP: U kunt de toegang van gebruikers tot SyncThru™ Web
Service toestaan of blokkeren.
- Proxy: u kunt proxy-instellingen instellen en verificatie inschakelen.
8
Tabblad Beveiliging
Het tabblad Beveiliging omvat de secties System Security, Network
Security, User Access Control en System Log. Als u niet als beheerder
bent aangemeld, hebt u geen toegang tot dit tabblad (zie "Aanmelden bij
SyncThru™ Web Service" op pagina 272).
System Security: Selecteer in SyncThru™ Web Service het tabblad
Security > System Security.
- System Administrator: Voer de gegevens van de
systeembeheerder in. Het apparaat verzendt een e-mailmelding
naar het hier ingestelde e-mailadres. Deze functie is ook
beschikbaar vanaf het apparaat.
- Feature Management: U kunt netwerkfuncties inschakelen/
uitschakelen. Markeer de functies die u wilt inschakelen en klik op
Apply.
SyncThru™ Web Service
275
13. Nuttige hulpmiddelen
- Information Hiding: U kunt netwerkfuncties inschakelen/
uitschakelen. Markeer de functies die u wilt inschakelen en klik op
Apply.
- Restart Device: U kunt uw apparaat opnieuw opstarten. Klik op de
knop Restart Now om opnieuw op te starten.
Network Security: Selecteer in SyncThru™ Web Service het tabblad
Security > Network Security.
- Digital Certificate: U kunt digitale certificaten beheren. Een digitaal
certificaat is een elektronisch certificaat dat de veilige verbinding
tussen communicatieknooppunten controleert. U moet voor SSL-
communicatie een certificaat toevoegen.
- Beveiligde verbinding: U kunt de beveiligde verbinding in- of
uitschakelen om een meer geavanceerd beveiligd netwerkkanaal te
gebruiken. Voor een beveiligde communicatie wordt het gebruik van
de functie Secure Connection aangeraden.
- SNMPv3: U kunt SNMPv3 instellen.
- IP Security: U kunt de IP-beveiligingsinstellingen instellen.
- IP/MAC Filtering: U kunt de filteropties voor IP- en MAC-adressen
instellen. Als de beheerder geen filterregel voor IPv4-, IPv6- en
MAC-adressen toevoegt, wordt er niets gefilterd. Als de beheerder
een filterregel heeft toegevoegd, zal de filtering op de ingevoerde
IPv4-, IPv6- en MAC-adressen worden toegepast.
IPv4 Filtering: U kunt de IPv4-filtering in-/uitschakelen en ook
de filterregels beheren.
IPv6 Filtering: U kunt de IPv6-filtering in-/uitschakelen en ook
de filterregels beheren.
MAC Filtering: U kunt MAC-filtering in-/uitschakelen en
filterregels beheren.
- 802.1x: U kunt de 802.1x beveiliging in-/uitschakelen en ook de
filterregels beheren.
- External Authentication Server: Stelt verificatie in voor de
servers.
User Access Control: U kunt gebruikers de toegang tot het apparaat
of toepassingen beperken. U kunt gebruikers ook specifieke
machtigingen geven voor toegang tot bepaalde functies van het
apparaat. U kunt bijvoorbeeld gebruiker A een machtiging geven om
alleen de afdrukfunctie te gebruiken. In dat geval kan gebruiker A niet
scannen, kopiëren of faxen met het apparaat.
- Verificatie (toegangsbeheer activeren): U kunt de
verificatiemethode voor gebruikersverificatie kiezen. Selecteer een
modus en klik op de knop Options.
- Authorization (machtigingen verlenen): U kunt machtigingen aan
gebruikers verlenen om uitsluitend bepaalde functies van het
apparaat te gebruiken.
Bevoegdheidsbeheer: U kunt verschillende rechten aan
verschillende gebruikers verlenen. U kunt bijvoorbeeld
gebruiker A machtigen om alle apparaatfuncties te gebruiken
terwijl u aan gebruiker B uitsluitend machtiging verleent om af te
drukken.
Bevoegdheid externe gebruiker: Stelt verificatie in voor de
servers.
- Accounting: U kunt accounts beheren.
SyncThru™ Web Service
276
13. Nuttige hulpmiddelen
- User profile: U kunt gebruikersgegevens op de harde schijf van het
apparaat opslaan. U kunt deze functie gebruiken om de gebruikers
te beheren die dit apparaat gebruiken. U kunt gebruikers ook in
groepen onder brengen en ze als groep beheren. U kunt maximaal
1.000 items toevoegen. Gebruikers aangemeld met gebruikers-id
en wachtwoord wordt toegestaan om hun wachtwoord te wijzigen.
Hen wordt toegestaan om hun eigen profielinformatie te bekijken.
Met betrekking tot de rol staat men de gebruikers toe om hun rol
maar niet hun machtigingen te zien.
System Log: U kunt logboeken van gebeurtenissen die in het apparaat
zij gebeurd bijhouden. De beheerder kan de gebruiksinformatie van het
apparaat met behulp van systeemlogbestanden registreren en
beheren. De systeemlogbestanden worden op de harde schijf (HHD)
van het apparaat opgeslagen. Wanneer de harde schijf vol is, worden
de oude gegevens gewist. Gebruik de exportfunctie om belangrijke
auditgegevens te exporteren en op te slaan.
- Configuratie van logboek: U kunt het bijhouden van logbestanden
in- of uitschakelen. U kunt ook een back-up maken van
logboekbestanden per periode en ze naar een opslagserver
verzenden.
- Logboekviewer: U kunt logbestanden bekijken, verwijderen en
zoeken.
9
Tabblad Onderhoud
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te
upgraden, toepassingen te beheren en contactgegevens voor het versturen
van e-mails in te stellen. U kunt ook een verbinding maken met de website
van Samsung of handleidingen en stuurprogramma’s downloaden door het
menu Link te selecteren.
Firmware Version: U kunt de huidige firmwareversie van het apparaat
controleren. Controleer de versie en voer indien nodig een update uit.
Application Management: U kunt toepassingen/licenties toevoegen of
verwijderen. Als u een toepassing toevoegt, moet u de licentie activeren
van de geïnstalleerde toepassing. Sommige toepassingen hebben
mogelijk geen licentie.
Back-up/terugzetten: U kunt een back-up maken van de configuraties
van het apparaat en de configuratie terugzetten wanneer er een
probleem is met het apparaat. De opgeslagen (back-up) bestanden
kunnen ook gebruikt worden voor de configuratie van andere
apparaten.
Contact Information: U kunt de contactinformatie bekijken.
Link : U kunt koppelingen weergeven van handige websites waar u:
- productinformatie en ondersteuning kunt krijgen (Samsung-
website),
- handleidingen en stuurprogramma’s kunt downloaden,
- verbruiksartikelen kunt bestellen,
- uw apparaat online kunt registreren.
277
13. Nuttige hulpmiddelen
Easy Capture Manager
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen.
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 10).
Maak een schermafbeelding en start Easy Capture Manager door op de toets Print Screen op het toetsenbord te drukken. U kunt nu gemakkelijk uw
schermafbeelding onbewerkt of bewerkt afdrukken.
278
13. Nuttige hulpmiddelen
Samsung AnyWeb Print
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen.
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het model of de optionele onderdelen (zie "Functies per model" op pagina 10).
Met dit hulpprogramma kunt u van schermen in Windows Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken, op een veel
eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma.
Download de software van de website van Samsung. Pak de software vervolgens uit en installeer deze op uw computer: (http://www.samsung.com > zoek
uw product > Ondersteuning of Downloads).
279
13. Nuttige hulpmiddelen
Easy Eco Driver
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 10).
•Om de Easy Eco Driver-functies te kunnen gebruiken, moet het Eco Driver Pack geïnstalleerd zijn.
Met Easy Eco Driver kunt u eco-functies toepassen om papier en toner te besparen voordat u afdrukt.
De functie Easy Eco Driver biedt u ook de mogelijkheid tot simpele bewerkingen zoals het verwijderen van afbeeldingen en tekst, en nog meer. U kunt
instellingen die u vaak gebruikt, opslaan als favoriet (vooraf ingesteld).
Gebruiken:
1 Open een document dat u wilt afdrukken.
2 Open het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
3 Selecteer op het tabblad Favorieten de optie Eco Printing Preview.
4 Klik op OK > Afdrukken in het venster. Er verschijnt een voorbeeldvenster.
5 Selecteer de opties die u wilt toepassen op het document.
U kunt een voorbeeld van de toegepaste functies bekijken.
6 Klik op Afdrukken.
•Als u Easy Eco Driver bij iedere afdruktaak wilt gebruiken, selecteert u het selectievakje Easy Eco Driver starten voor afdrukken van taak op het
tabblad Basis van het venster met afdrukvoorkeuren.
•Klik op Samsung Printer Center > Apparaatopties en selecteer vervolgens Stijlvolle gebruikersinterface om deze functie te gebruiken in de
Stijlvolle gebruikersinterface (zie "Het Samsung Printer Center gebruiken" op pagina 281).
280
13. Nuttige hulpmiddelen
Werken met Samsung Easy Document Creator
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- en Mac-besturingssystemen.
U hebt minimaal Windows
®
XP Service Pack 3 of recenter en Internet Explorer 6.0 of hoger nodig om met Samsung Easy Document Creator te kunnen
werken.
Samsung Easy Document Creator is een programma dat u helpt bij het scannen, verzamelen en bewaren van documenten in verschillende formaten,
inclusief het .epub formaat. Deze documenten kunnen vervolgens via sociale netwerken of fax worden gedeeld. Of u nu als student onderzoeksgegevens
uit de bibliotheek moet ordenen of als moeder foto's van het verjaardagsfeestje van vorig jaar wilt delen, met Samsung Easy Document Creator beschikt
u over alle benodigde hulpmiddelen.
De Samsung Easy Document Creator biedt de volgende functies:
Scan: te gebruiken voor het scannen van afbeeldingen of documenten.
Tekst converteren-scan (alleen Windows): Te gebruiken voor documenten die in een bewerkbare tekstopmaak moeten worden opgeslagen.
Document converteren: biedt de mogelijkheid om bestaande bestanden om te zetten in meerdere bestandsindelingen.
Fax: Biedt de mogelijkheid om direct vanuit Easy Document Creator een fax te verzenden als het Samsung Network PC Fax-stuurprogramma is
geïnstalleerd.
281
13. Nuttige hulpmiddelen
Het Samsung Printer Center gebruiken
Alleen beschikbaar voor Windows-gebruikers.
Het Samsung Printer Center stelt u in staat om vanuit een enkele
geïntegreerde toepassing alle op uw computer geïnstalleerde
printerstuurprogramma's te beheren. U kunt het Samsung Printer Center
gebruiken om printerstuurprogramma's toe te voegen of te verwijderen, de
status van printers te bekijken, printersoftware bij te werken en instellingen
van printerstuurprogramma's te configureren.
10
Het Samsung Printer Center begrijpen
Openen van het programma:
Voor Windows:
Kies Start > Programma’s of Alle programma's > Samsung Printers >
Samsung Printer Center.
Het tabblad Printers
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem, het model of de opties.
1
Printerlijst Geeft de printerstuurprogramma's weer die op uw computer
zijn geïnstalleerd. Klik op de knop om een
printerstuurprogramma aan de lijst toe te voegen.
Het Samsung Printer Center gebruiken
282
13. Nuttige hulpmiddelen
Het tabblad Scanner & Fax
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem, het model of de optie.
Alleen beschikbaar voor multifunctionele producten.
2
Snelkoppeli
ngen
Geeft koppelingen weer naar verschillende beheerfuncties voor
printerstuurprogramma's. De snelkoppelingen in het tabblad
Printers
maken een koppeling naar de volgende functies:
Instellingen:
stelt u in staat de instellingen voor een individueel
printerstuurprogramma te configureren.
-
Instellen als standaard printer:
Stelt het geselecteerde
printerstuurprogramma in als standaard printer. Indien het
geselecteerde printerstuurprogramma reeds als standaard
printer is ingesteld, is deze optie niet actief.
-
Printervoorkeuren:
stelt u in staat de standaard
afdrukinstellingen te configureren.
-
Apparaatopties:
stelt u in staat om geavanceerde opties te
configureren, zoals de instellingen voor optionele apparaten en
extra functies.
De optie stelt u in staat om de instellingen voor
Printerstatus
en
Stijlvolle gebruikersinterface
te wijzigen.
-
Apparaat wijzigen:
stelt u in staat het apparaat te wijzigen in
een ander apparaat.
-
Properties:
stelt u in staat om de eigenschappen van het
printerstuurprogramma te configureren, zoals de naam van het
printerstuurprogramma en de locatie ervan, of om commentaar
over het printerstuurprogramma toe te voegen.
Acties:
stelt u in staat om de scanfunctie te gebruiken (deze optie
is alleen ingeschakeld wanneer het geselecteerde apparaat de
scanfunctie ondersteunt).
Beheer:
stelt u in staat om de in het programma geregistreerde
apparaten te beheren.
-
Een nieuwe printer toevoegen / Printer verwijderen:
voegt
een nieuw apparaat toe of verwijdert een bestaand apparaat.
-
Printer diagnosticeren:
diagnosticeert problemen in het
geselecteerde apparaat en stelt oplossingen voor.
-
Software bijwerken:
downloadt de toepasselijke software-
updates en voert deze uit.
3
Printerinfor
matie
Geeft algemene informatie over het geselecteerde
apparaat, zoals het model, het IP-adres, het poortnummer
en de status.
Het Samsung Printer Center gebruiken
283
13. Nuttige hulpmiddelen
1
Printerlijst Geeft de fax- en scannerstuurprogramma's weer die op uw
computer zijn geïnstalleerd. Klik op de knop (Fax
toevoegen) of (Scanner toevoegen) om een fax- of
een scannerstuurprogramma aan de lijst toe te voegen.
2
Snelkoppel
ingen
geeft koppelingen weer naar de beschikbare functies voor
het beheren van fax- of scannerstuurprogramma's. De
snelkoppelingen in het tabblad Scanner & Fax bieden de
volgende functies:
Om deze functie te gebruiken moet het fax- en
scannerstuurprogramma op de computer
geïnstalleerd zijn.
Instellingen: stelt u in staat de instellingen voor fax- of
scannerstuurprogramma's te configureren.
- Adresboek (alleen fax): opent het adresboek.
- Geschiedenis faxoverdracht (alleen fax): opent de
faxoverdrachtgeschiedenis.
- Faxvoorkeuren (alleen fax): stelt u in staat de
standaard faxinstellingen te configureren.
- Apparaat wijzigen: stelt u in staat de apparaten te
wijzigen in een ander apparaat.
- Properties: stelt u in staat om de eigenschappen
van een apparaat te configureren, zoals de locatie,
en om commentaren over het apparaat toe te
voegen.
Acties: hiermee kunt u de scanfunctie gebruiken.
Beheer: stelt u in staat om de in het programma
geregistreerde apparaten te beheren.
- Fax verwijderen of Scanner verwijderen: verwijdert
het geselecteerde fax- of scannerstuurprogramma.
- Software bijwerken: downloadt de toepasselijke
software-updates en voert deze uit.
3
Printerinfor
matie
Geeft algemene informatie over het geselecteerde
apparaat, zoals het model, het IP-adres, het poortnummer
en de apparaatstatus.
284
13. Nuttige hulpmiddelen
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- en Mac-
besturingssystemen.
•Voor Samsung Easy Printer Manager met Windows is minimaal
Internet Explorer 6.0 of hoger vereist.
Samsung Easy Printer Manager is een programma waarbinnen alle
printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats samengebracht zijn.
Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met
omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze
functies heeft overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Samsung-
printer.
11
Informatie over Samsung Easy Printer Manager
Openen van het programma:
Voor Windows:
Kies Start > Programma’s of Alle programma's > Samsung Printers >
Samsung Easy Printer Manager.
Mac-gebruikers,
Open de map Toepassingen’s > de map Samsung > Samsung Easy
Printer Manager.
De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende
kaders die in de onderstaande tabel worden beschreven:
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem, het model of de optie.
1
Printerlijst De printerlijst geeft printers weer die geïnstalleerd zijn op uw
computer en netwerkprinters die zijn toegevoegd met
netwerkverkenning (alleen in Windows).
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
285
13. Nuttige hulpmiddelen
Selecteer het menu Help of klik op de knop in het venster, en klik
op de optie waar u meer over wilt weten.
2 Geavancee
rde
instelling
De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de
beheerder van het netwerk en de printers.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige
menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het
geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw
apparaat.
Apparaatinstellingen:
U kunt verschillende
apparaatinstellingen zoals papier, indeling, emulatie, netwerk
en afdrukinformatie instellen.
Als u op uw apparaat verbinding maakt met een netwerk,
wordt het pictogram SyncThru™ Web Service
ingeschakeld.
Instellingen voor scannen naar pc:
Dit menu bevat
instellingen waarmee u profielen voor scannen naar pc kunt
maken of verwijderen.
-
Scannen activeren:
Hiermee bepaalt u of de scanfunctie is
ingeschakeld op het apparaat.
- Het tabblad
Standaard:
Dit tabblad bevat algemene scan-
en apparaatinstellingen.
Waarschuwingsinstellingen
(alleen voor Windows)
:
Dit menu
bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over
fouten en storingen.
-
Printerwaarschuwing:
Levert instellingen met betrekking
tot wanneer waarschuwingen ontvangen worden.
-
E-mailwaarschuwing:
Levert opties met betrekking tot het
ontvangen van waarschuwingen via e-mail.
-
Overzicht van waarschuwingen:
Levert een geschiedenis
met betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het
apparaat en de toner.
3
Programma
-informatie
Bevat koppelingen voor overschakelen naar vernieuwen,
voorkeursinstelling, hulp en informatie over het programma.
4
Printerinfor
matie
In dit kader staat algemene informatie over uw apparaat. U kunt
deze informatie controleren, zoals de naam van het printermodel,
het IP-adres (of poortnummer) en de printerstatus.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids
als er
een fout optreedt. U kunt direct naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de gebruikershandleiding.
5
Snelkoppeli
ngen
Toont
Snelkoppelingen
naar printerspecifieke functies. Dit
gedeelte bevat ook koppelingen naar toepassingen in de
geavanceerde instellingen.
Als u op uw apparaat verbinding maakt met een netwerk,
wordt het pictogram SyncThru™ Web Service
ingeschakeld.
6
Inhoud
Toont informatie over de geselecteerde printer, het niveau van de
toner en het papier. De informatie wijzigt naargelang de gekozen
printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie.
7
Benodigdh
eden
bestellen
Klik op de knop
Bestellen
in het deelvenster om verbruiksartikelen
te bestellen. U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
286
13. Nuttige hulpmiddelen
Samsung-printerstatus gebruiken
Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de printer
controleert en u daarvan op de hoogte houdt.
Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw
apparaat (zie "Systeemvereisten" op pagina 377).
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-
besturingssystemen.
12
Overzicht Samsung-printerstatus
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout
controleren in Samsung-printerstatus. Samsung-printerstatus wordt
automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
U kunt Samsung-printerstatus ook handmatig opstarten. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Basis > de
knop Printerstatus.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Picto
gram
Betekent Omschrijving
Normaal Het apparaat staat klaar voor gebruik en er zijn
geen fouten of waarschuwingen.
Waarschuwing Het apparaat is in een toestand waarin er in de
toekomst een fout kan optreden. Dit is
bijvoorbeeld als het niveau van de toner laag is,
wat kan leiden tot de toner-leegstatus.
Fout Er is minstens één fout in het apparaat.
Samsung-printerstatus gebruiken
287
13. Nuttige hulpmiddelen
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem, het model of de optie.
1
Apparaatinform
atie
U kunt de apparaatinformatie bekijken.
2
Gebruikershand
leiding
U kunt de Gebruikershandleiding bekijken.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een fout
optreedt. U kunt direct naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
3
Biedt informatie U kunt het percentage resterende toner in de
cassette(s) weergeven. Het apparaat en het aantal
tonercassette(s) in het bovenstaande venster
kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte
printer. Niet alle apparaten beschikken over deze
functie.
4
Optie
U kunt instellingen voor waarschuwingen
gerelateerd aan afdruktaken opgeven.
5
Benod.
bestellen
U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
6
Afdrukken
annuleren
of
Sluiten
Afdrukken annuleren : Als er een afdruktaak in
de afdrukwachtrij of printer staat, annuleert u alle
printtaken van de gebruiker die in de
afdrukwachtrij of printer staan.
Sluiten : Afhankelijk van de status van het
apparaat of de ondersteunde functies kan de
knop Sluiten mogelijk verschijnen om het
statusscherm te sluiten.
7 Informatie toner/
papier
Dit knoppengebied voor informatie over toner en
papier zijn afhankelijk van het apparaat
beschikbaar.
288
13. Nuttige hulpmiddelen
Samsung Printer Experience gebruiken
Samsung Printer Experience is een Samsung-toepassing die beheer en
instellingen van Samsung-apparaten in één locatie combineert. U kunt
apparaatinstellingen instellen, verbruiksartikelen bestellen, handleidingen
voor probleemoplossing bestellen, de website van Samsung bezoeken en
informatie over aangesloten systemen controleren. Deze toepassing wordt
automatisch gedownload vanaf de Windows Store(Store) als het apparaat
is aangesloten op een computer met een internetverbinding.
Alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows 8.
13
Alles over Samsung Printer Experience
De toepassing openen,
Vanaf het Startscherm selecteert u de tegel Samsung Printer Experience
().
De interface van Samsung Printer Experience biedt verschillende nuttige
functies, zoals beschreven in de volgende tabel:
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem, het model of de optie.
1
Printerinformat
ie
In dit kader staat algemene informatie over uw
apparaat. U kunt informatie over de machine
controleren, zoals de status, de locatie, het IP-adres
en het resterende tonerniveau.
Samsung Printer Experience gebruiken
289
13. Nuttige hulpmiddelen
14
Printers toevoegen/verwijderen
Als u geen printers hebt toegevoegd aan de Samsung Printer Experience
of als u een printer wilt toevoegen/verwijderen, volgt u de onderstaande
instructies.
U kunt alleen op het netwerk aangesloten printers verwijderen/
toevoegen.
Een printer toevoegen
1
Ga naar Charms(charms) en selecteer Instellingen.
U kunt ook met de rechtermuisknop op de pagina Samsung Printer
Experience klikken en Instellingen selecteren.
2
Selecteer Printer toevoegen
2 Gebruikershan
dleiding
U kunt de Gebruikershandleiding bekijken. U moet
verbinding hebben met internet om deze functie te
gebruiken.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een fout
optreedt. U kunt direct naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
3
Bestellen
Verbruiksartike
len
Klik op deze knop om nieuwe tonercassettes online te
bestellen. U moet verbinding hebben met internet om
deze functie te gebruiken.
4
Ga naar
Samsung
Koppelingen naar de Samsung-printerwebsite. U
moet verbinding hebben met internet om deze functie
te gebruiken.
5
nter
Instellingen
U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals
papier, indeling, emulatie, netwerk en
afdrukinformatie instellen via SyncThru™ Web
Service. Uw apparaat moet verbinding hebben met
een netwerk. Deze knop is uitgeschakeld wanneer
uw apparaat is aangesloten via een USB-kabel.
6
Apparatenlijst
en Laatst
gescande
afbeelding
In de scannerlijst worden apparaten weergegeven
die Samsung Printer Experience ondersteunen.
Onder het apparaat ziet u de laatst gescande
afbeeldingen. Uw apparaat moet verbinding hebben
met een netwerk om van hieraf te scannen. Dit
gedeelte is voor gebruikers met multifunctionele
printers.
Samsung Printer Experience gebruiken
290
13. Nuttige hulpmiddelen
3
Selecteer de printer die u wilt toevoegen.
U kunt de toegevoegde printer zien.
Als u de markering ziet, kunt u ook op de markering klikken om
printers toe te voegen.
Een printer verwijderen
1
Ga naar Charms(charms) en selecteer Instellingen.
U kunt ook met de rechtermuisknop op de pagina Samsung Printer
Experience klikken en Instellingen selecteren.
2
Selecteer Printer verwijderen.
3
Selecteer de printer die u wilt verwijderen.
4
Klik op Ja.
U kunt zien dat de geselecteerde printer niet meer op het scherm
wordt weergegeven.
15
Afdrukken vanuit Windows 8
In dit gedeelte worden veelvoorkomende afdruktaken vanuit het
Startscherm uitgelegd.
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem, het model of de optie.
Eenvoudige afdruktaken
1
Open het af te drukken document.
2
Ga naar Charms(charms) en selecteer Apparaten.
3
Selecteer uw printer in de lijst
4
Selecteer de printerinstellingen, zoals het aantal exemplaren en de
afdrukstand.
Samsung Printer Experience gebruiken
291
13. Nuttige hulpmiddelen
5
Klik op Afdrukken om de afdruktaak te starten.
Een afdruktaak annuleren
U kunt als volgt een afdruktaak annuleren in een afdrukwachtrij of
afdrukspooler:
U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op de knop
(Stop) op het bedieningspaneel.
Meer instellingen openen
Het scherm kan afwijken afhankelijk van het model of de opties.
U kunt meer afdrukparameters instellen.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Ga naar Charms(charms) en selecteer Apparaten.
3
Selecteer uw printer in de lijst
4
Klik op Meer instellingen.
Samsung Printer Experience gebruiken
292
13. Nuttige hulpmiddelen
Het tabblad Basis
Basis
Met deze optie kunt u de basisinstellingen voor afdrukken kiezen, zoals het
aantal exemplaren, de afdrukstand en het documenttype.
Eco-instellingen
Met deze optie kunt u meerdere pagina's per kant afdrukken om materiaal
te besparen.
Het tabblad Geavanceerd
Papierinstellingen
Met deze optie kunt u de basisspecificaties voor het verwerken van papier
instellen.
Lay-outinstellingen
Met deze optie kunt u de verschillende manieren instellen om uw document
vorm te geven.
Samsung Printer Experience gebruiken
293
13. Nuttige hulpmiddelen
Het tabblad Beveiliging
Sommige functies zijn niet beschikbaar afhankelijk van het model of de
opties. Als dit tabblad onzichtbaar of uitgeschakeld is, betekent dit dat
deze functies niet worden ondersteund.
Taakaccountbeheer
Met deze optie kunt u afdrukken met de gegeven machtiging.
Vertrouwelijk afdrukken
Deze optie wordt gebruikt voor het afdrukken van vertrouwelijke
documenten. U moet een wachtwoord invoeren om het document te
kunnen afdrukken.
De deelfunctie gebruiken
Met Samsung Printer Experience kunt u via de deelfunctie afdrukken
vanuit andere toepassingen die op de computer zijn geïnstalleerd.
Deze functie is alleen beschikbaar voor het afdrukken van bestanden
met de indelingen jpeg, bmp, tiff, gif en png.
1
Selecteer de inhoud die u wilt afdrukken vanuit een andere
toepassing.
2
In Charms(charms) selecteert u Delen > Samsung Printer
Experience.
3
Selecteer de printerinstellingen, zoals het aantal exemplaren en de
afdrukstand.
4
Klik op Afdrukken om de afdruktaak te starten.
Samsung Printer Experience gebruiken
294
13. Nuttige hulpmiddelen
16
Scannen vanuit Windows 8
Dit gedeelte is voor gebruikers met multifunctionele printers.
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die
u op de computer kunt opslaan.
Scannen vanuit Samsung Printer Experience
Voor snel scannen worden de meestgebruikte afdrukmenu's weergegeven.
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Klik op de tegel Samsung Printer Experience op het Startscherm.
3
Klik op Scannen ().
4
Stel de scanparameters in, zoals het type afbeelding, de
documentgrootte en de resolutie.
5
Klik op Voorbeeldscan ( ) om de afbeelding te controleren.
6
Pas de voorgescande afbeelding aan met functies voor
scanbewerking, zoals draaien en spiegelen.
7
Klik op Scannen ( ) en sla de afbeelding op.
Wanneer u de originelen in de DSDF plaatst, is Voorbeeldscan
( ) niet beschikbaar.
Als de optie Voorbeeldscan is geselecteerd, kunt u de vijfde stap
overslaan.
14. Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van
uw apparaat kunt aankopen.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 296
Beschikbare verbruiksartikelen 297
Beschikbare accessoires 298
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 299
De tonercassette bewaren 300
Toner herverdelen 302
De tonercassette vervangen 304
Accessoires installeren 307
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren 311
Het apparaat reinigen 312
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw
apparaat 318
296
14. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper voor de lijst met beschikbare verbruiksartikelen en
onderdelen.
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen, accessoires of reserveonderdelen wilt bestellen, neemt u contact op met de lokale Samsung-dealer
of de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/regio voor de contactgegevens van de
klantenservice.
297
14. Onderhoud
Beschikbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur naderen, kunt u de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen:
De levensduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de opties, het percentage afbeeldingen en de taakmodus.
Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, doet u dit best in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe tonercassettes of andere
verbruiksartikelen zijn mogelijk niet compatibel met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes en andere verbruiksartikelen per land kunnen
verschillen.
Samsung raadt gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of gereviseerde tonercassettes) af. Samsung kan de kwaliteit van niet-
originele Samsung-tonercassettes niet garanderen. Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg van het gebruik van andere tonercassettes dan
die van Samsung vallen niet onder de garantie van het apparaat.
Type
Gemiddeld aantal afdrukken
a
a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19752. Het aantal pagina's kan worden beïnvloed door de gebruiksomstandigheden, de tijd tussen afdruktaken,
afbeeldingen en het type en formaat van het afdrukmateriaal.
Benaming van onderdeel
Tonercassette Gemiddelde tonercapaciteit: Ong. 10.000 standaard pagina's MLT-D201S
Gemiddelde tonercapaciteit: Ong. 20.000 standaard pagina's MLT-D201L
298
14. Onderhoud
Beschikbare accessoires
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit van uw apparaat te vergroten.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 10).
Optie Functie Benaming van onderdeel
Geheugenmodule Hiermee breidt u de geheugencapaciteit van uw apparaat uit. SL-MEM001 (2GB)
Optionele laden (lade 2, lade 3, lade 4) Als u frequent problemen met de papiertoevoer hebt, kunt u een extra 550
vastmaken
a
bladladen.
a. voor normaal papier van 75 g/m
2
(bankpostpapier)
SL-SCF4000
Standaard
Hiermee kunt u het apparaat eenvoudig verplaatsen met behulp van deze
standaard op wielen.
Voor gebruik van de optionele standaard moet u de voet installeren
zoals aangegeven in de daarbij geleverde handleiding. Anders kan het
apparaat omvallen wanneer deze overhelt en lichamelijk letsel
veroorzaken.
ML-DSK65S
Wireless/NFC-kit Deze kit stelt u in staat om uw apparaat als een Wireless- of NFC-apparaat te
gebruiken.
SL-NWE001X
299
14. Onderhoud
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
U dient de onderhoudsgevoelige onderdelen regelmatig te vervangen om de machine in goede conditie te houden, en problemen met de afdrukkwaliteit
en aanvoerstoringen als gevolg van versleten onderdelen te voorkomen. Onderhoudsgevoelige onderdelen zijn voornamelijk rollen, riemen en
rubbermatten. De vervangingsperiode en betreffende onderdelen kunnen per model verschillen. Laat onderhoudsonderdelen alleen vervangen door een
erkende servicemedewerker, de leverancier of personeel van de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. Neem contact op met de oorspronkelijke
leverancier van de machine voor aankoop van onderhoudsonderdelen. Het Samsung Printer Status-programma geeft de vervangingsperiode voor
onderhoudsgevoelige onderdelen aan. Het kan ook op de gebruikersinterface worden aangegeven als uw apparaat een weergavescherm heeft. De
vervangingsperiode kan afhangen van het gebruikte besturingssysteem, rekenprestaties, toepassingssoftware, verbindingsmethode, papiertype,
papierformaat, en complexiteit van de taak.
300
14. Onderhoud
De tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan deze aanbevelingen te
volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de
langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt gebruikt. Idealiter
in een omgeving met gecontroleerde temperatuur en vochtigheid. Haal de
tonercassette pas uit haar originele, ongeopende verpakking op het
moment dat u de cassette gaat installeren. Als de originele verpakking
ontbreekt, moet u de bovenste opening van de cassette bedekken met
papier en moet u de cassette in een donkere kast bewaren.
Door de verpakking van de cassette te openen voor u de cassette in gebruik
neemt, zal de levensduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk
verkorten. Bewaar tonercassetten niet op de grond. Volg de onderstaande
procedures om een tonercassette die u uit de printer hebt verwijderd, te
bewaren.
Bewaar de cassette in de beschermhoes van de originele verpakking.
Bewaar de tonercassette liggend (niet staand) met dezelfde kant boven
als bij de installatie.
Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende omstandigheden:
- Temperaturen boven 40 °C (40,00 °C).
- In een omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of
van meer dan 80%.
- In een omgeving met extreme temperatuur- of
vochtigheidsschommelingen.
- In direct zon- of kunstlicht.
- Op stoffige plaatsen.
- In een auto gedurende een lange periode.
- In een omgeving met corrosieve dampen.
- In een omgeving met zilte lucht.
1
Behandelingsinstructies
Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Roteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde richting. Dit
kan interne schade en een tonerlek veroorzaken.
2
Gebruik tonercassette
Samsung Electronics raadt het gebruik van andere tonercassettes dan van
Samsung af, met inbegrip van generische, hervulde of gerecycleerde
tonercassettes of tonercassettes van witte producten.
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het apparaat
die ontstaan is door het gebruik van een bijgevulde cassette,
gerecyclede cassette of een tonercassette van een ander merk dan
Samsung.
De tonercassette bewaren
301
14. Onderhoud
3
Geschatte gebruiksduur van tonercassette
De geschatte levensduur van een cassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die afdruktaken vereisen. De eigenlijke capaciteit kan
variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de pagina’s waarop u
afdrukt, de omgeving, percentage afbeeldingen, de tijd tussen de
afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u bijvoorbeeld veel
afbeeldingen afdrukt, wordt er meer toner verbruikt en moet de cassette
waarschijnlijk vaker worden vervangen.
302
14. Onderhoud
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
Witte strepen of onduidelijke afdruk en/of verschillende dichtheid aan beide kanten.
•De Status-led knippert oranje. Er verschijnt mogelijk een bericht op het scherm dat aangeeft dat de toner bijna op is.
Het programmavenster Samsung Printing Status van de computer verschijnt en vertelt u welke tonercassette bijna leeg is (zie "Samsung-printerstatus
gebruiken" op pagina 286).
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms blijven die witte strepen
of lichtere gebieden voorkomen, ook nadat de toner opnieuw is verdeeld.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 21).
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de
cassette zo nodig af met een stuk papier.
Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of een schaar, om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken
mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner
zich aan de stof.
Toner herverdelen
303
14. Onderhoud
304
14. Onderhoud
De tonercassette vervangen
De tonercassette heeft de geschatte levensduur bijna bereikt:
De status-LED en het bericht in verband met de toner op het display geven aan dat de tonercassette vervangen moet worden.
Het Samsung Printing Status programmavenster van de computer verschijnt en vertelt u welke cartridge bijna leeg is (zie "Samsung-printerstatus
gebruiken" op pagina 286).
Controleer het type tonercassette voor uw machine (zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 297).
Schud de tonercassette grondig. Dit verhoogt de afdrukkwaliteit in het begin.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 21).
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de
cassette zo nodig af met een stuk papier.
Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of een schaar, om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken
mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner
zich aan de stof.
De tonercassette vervangen
305
14. Onderhoud
2
1
De tonercassette vervangen
306
14. Onderhoud
307
14. Onderhoud
Accessoires installeren
4
Voorzorgsmaatregelen
Koppel het netsnoer los.
Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord als de stroom is
ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los als u interne of externe accessoires
installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te
voorkomen.
Ontlaad statische elektriciteit.
Het moederbord en de interne accessoires (geheugenmodule) zijn
gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u interne accessoires
installeert of verwijdert, moet u de statische elektriciteit van uw lichaam
ontladen door een metalen voorwerp aan te raken, zoals de metalen
achterplaat van een willekeurig apparaat dat op een geaarde
stroombron is aangesloten. Als u voor het beëindigen van de installatie
rondwandelt, herhaalt u deze procedure om nogmaals eventuele
statische elektriciteit te ontladen.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij
in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf. Er bestaat
een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een verkeerd
type. Uw dienstverlener dient de oude batterij uit uw apparaat te
verwijderen en deze volgens de in uw land van toepassing zijnde
wetgeving af te voeren.
5
Apparaatopties instellen
Dit apparaat detecteert en stelt automatisch de optionele apparaten in die
u installeert, zoals een optionele lade, geheugen, enz. Als u met dit
stuurprogramma de geïnstalleerde optionele apparaten niet kunt
gebruiken, kunt u de optionele aparaten in Apparaatopties instellen.
1
Klik op het menu Start van Windows.
Als u Windows 8 gebruikt, gaat u naar Charms(charms) en
selecteert u Zoeken > Instellingen.
2
Voor Windows
®
XP Service Pack 3/2003 selecteert u Printers en
faxapparaten.
In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
Zoek voor Windows 8 naar Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
Accessoires installeren
308
14. Onderhoud
4
Voor Windows
®
XP Service Pack 3/2003/2008/Vista, drukt u op
Eigenschappen.
In Windows 7, Windows 8 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Eigenschappen van printer in het snelmenu.
Als bij het item Eigenschappen van printer het teken ? staat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
5
Selecteer Apparaatopties.
Het venster Eigenschappen kan variëren afhankelijk van het
stuurprogramma of besturingssysteem dat u gebruikt.
6
Selecteer de juiste optie.
Bepaalde menu's kunnen niet voorkomen op het scherm, afhankelijk
van de opties of modellen. Indien dit het geval is, is dit niet van
toepassing op uw apparaat.
Ladeopties: Selecteer de optionele lade die u heeft
geïnstalleerd. U kunt de lade selecteren.
Opslagopties: Selecteer het optionele geheugen dat u heeft
geïnstalleerd. Als deze mogelijkheid aangevinkt is, kunt u de
Afdrukmodus selecteren.
Printerconfiguratie: Selecteer de printertaal voor de
afdrukopdracht.
Beheerderinstellingen: U kunt de Printerstatus en EMF-
spooling selecteren.
Taakaccountbeheer: Hiermee kunt u de gebruiker koppelen
aan de accountidentificatie-informatie bij elk document dat u
afdrukt.
- Gebruikersmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen
alleen gebruikers met gebruikermachtiging een afdruktaak
starten.
- Groepsmachtiging: Als u deze optie aanvinkt, kunnen
alleen groepen met groepsmachtiging een afdruktaak
starten.
Als u het wachtwoord voor taakaccountbeheer wilt coderen, vinkt u
Wachtwoordcodering taakaccountbeheer aan.
Instellingen aangepast papierformaat: U kunt een aangepast
papierformaat opgeven.
7
Klik op OK totdat u het venster Eigenschappen of Eigenschappen
van printer verlaat.
Accessoires installeren
309
14. Onderhoud
6
Een geheugenmodule upgraden
Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule (DIMM). Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te installeren. We raden u aan
om alleen DIMM's van Samsung te gebruiken. Uw garantie is niet geldig als blijkt dat het probleem met uw apparaat wordt veroorzaakt door DIMM's van
derden.
Voor het bestellen van optionele accessoires zijn bestelgegevens beschikbaar (zie "Beschikbare accessoires" op pagina 298).
Als het optionele geheugen is geïnstalleerd, kunt u gebruikmaken van geavanceerde afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de wachtrij op de
harde schijf plaatsen, een afdruktaak controleren en een persoonlijke afdruktaak specificeren in het venster Eigenschappen van printer.
Accessoires installeren
310
14. Onderhoud
1
2
311
14. Onderhoud
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren
Controleer de resterende gebruiksduur van verbruiksartikelen en zorg
vroegtijdig voor nieuwe verbruiksartikelen.
U kunt ook het gebruiksduurrapport van de verbruiksartikelen afdrukken.
Selecteer Informatie over verbruiksartikelen in de Rapport functie (zie
"Andere instellingen" op pagina 247).
7
Vanaf het apparaat
1
Druk in het weergavescherm op Machine instellen > Andere >
Levensduur art..
2
De verbruiksaccount controleren.
Wij raden u aan om nieuwe verbruiksartikelen klaar te leggen voor die
artikelen die meer dan 90% van hun gemiddelde gebruiksduur hebben
verbruikt (zie "Toner herverdelen" op pagina 302).
3
Druk op (Terug) om terug te keren naar het vorige scherm.
8
Van SyncThru™ Web Service
1
Selecteer in SyncThru™ Web Service het tabblad Information >
Supplies.
2
Het resterende percentage controleren.
312
14. Onderhoud
Het apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig
schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te verlengen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere agressieve substanties bevatten, kan de
behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met een zachte, met water
bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn.
9
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen
water op of in het apparaat terechtkomt.
Het apparaat reinigen
313
14. Onderhoud
10
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat
te reinigen.
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Dek de
cassette zo nodig af met een stuk papier.
Raak het groene gedeelte van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
Gebruik een droge pluisvrije doek voor het reinigen van de binnenkant van het apparaat. Let op dat u de transportrol of andere onderdelen niet
beschadigt. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals benzeen of verdunner. Dit kan de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden en het apparaat beschadigen.
Gebruik een niet-pluizende doek om het apparaat te reinigen.
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht totdat het apparaat is afgekoeld. Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft,
zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 21).
Het apparaat reinigen
314
14. Onderhoud
1
1
2
2
Het apparaat reinigen
315
14. Onderhoud
11
Reinigen van de opneemrol
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht totdat het apparaat is afgekoeld. Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft,
zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 21).
1
2
1
2
Het apparaat reinigen
316
14. Onderhoud
12
Scannereenheid reinigen
Houd de scannereenheid goed schoon. Dat komt de kwaliteit van de kopieën ten goede. Wij raden u aan de scannereenheid aan het begin van elke dag
te reinigen en dit zo nodig in de loop van de dag te herhalen.
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht totdat het apparaat is afgekoeld. Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft,
zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 21).
1
Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of een velletje keukenrol met een beetje water.
2
Til het deksel van de scanner op.
Het apparaat reinigen
317
14. Onderhoud
3
Veeg de glasplaat van de scanner schoon en droog.
1 Scannerdeksel
2 Glasplaat van de scanner
3 Glasplaat van de documentinvoer
4 Witte strook
4
Sluit het deksel van de scanner.
1
2
4
3
318
14. Onderhoud
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
Beschadigingen door vallen of stoten of klappen vallen niet onder de garantie, vanwege de opzettelijke of onopzettelijke acties van de gebruiker.
U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er
schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee mensen het apparaat goed vasthouden.
15. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. Als u de oplossing
niet kunt vinden in deze Gebruikershandleiding of het probleem blijft aanhouden, neem dan contact op met een
servicecentrum.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te voorkomen 320
Papierstoringen verhelpen 321
Informatie over displaymeldingen 340
Problemen met papierinvoer 349
Problemen met de voeding en het netsnoer 350
Afdrukproblemen 351
Problemen met de afdrukkwaliteit 354
Problemen met kopiëren 362
Problemen met scannen 363
Problemen met faxen 365
Problemen met het besturingssysteem 367
320
15. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie de volgende tips om storingen met vastzittend papier te
voorkomen:
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina 75).
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten en formaten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 374).
321
15. Problemen oplossen
Papierstoringen verhelpen
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
1
In lade 1
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 21).
Papierstoringen verhelpen
322
15. Problemen oplossen
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
1
2
2
1
Papierstoringen verhelpen
323
15. Problemen oplossen
2
In optionele lades
De procedure is voor alle optionele laden hetzelfde.
Papierstoringen verhelpen
324
15. Problemen oplossen
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
Papierstoringen verhelpen
325
15. Problemen oplossen
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
Papierstoringen verhelpen
326
15. Problemen oplossen
3
In de multifunctionele lade
Papierstoringen verhelpen
327
15. Problemen oplossen
4
Binnenin het apparaat
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Schakel het apparaat uit en wacht totdat het apparaat is afgekoeld voordat u papier uit het gebied rondom de
fixeereenheid verwijderd. Wees voorzichtig als u papier uit dit gebied verwijderd, aangezien onvoorzichtigheid kan leiden tot verwondingen.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 21).
Papierstoringen verhelpen
328
15. Problemen oplossen
2
1
1
2
Papierstoringen verhelpen
329
15. Problemen oplossen
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
Papierstoringen verhelpen
330
15. Problemen oplossen
5
In het uitvoergebied
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Papierstoringen verhelpen
331
15. Problemen oplossen
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
Papierstoringen verhelpen
332
15. Problemen oplossen
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
2
90˚
90˚
1
1
90˚
90˚
2
1
1
Papierstoringen verhelpen
333
15. Problemen oplossen
6
Rond de duplexeenheid
1
2
1
2
1
2
Papierstoringen verhelpen
334
15. Problemen oplossen
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
2
90˚
90˚
1
1
90˚
90˚
2
1
1
Papierstoringen verhelpen
335
15. Problemen oplossen
7
Vastgelopen originelen verwijderen
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
Papierstoringen verhelpen
336
15. Problemen oplossen
Er is een origineel vastgelopen vóór de scanner
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van het model en de geïnstalleerde opties, en komen mogelijk niet helemaal overeen
met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 21).
Deze probleemoplossing is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina 11).
Papierstoringen verhelpen
337
15. Problemen oplossen
Het origineel is in de scanner vastgelopen
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van het model en de geïnstalleerde opties, en komen mogelijk niet helemaal overeen
met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 21).
Deze probleemoplossing is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Verschillende functies" op pagina 11).
Papierstoringen verhelpen
338
15. Problemen oplossen
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
Papierstoringen verhelpen
339
15. Problemen oplossen
Origin. vastgel. in uitv.gebied van scanner.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van het model en de geïnstalleerde opties, en komen mogelijk niet helemaal overeen
met uw apparaat. Controleer het type apparaat (zie "Voorkant" op pagina 21).
Deze probleemoplossing is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Voorkant" op pagina 21).
340
15. Problemen oplossen
Informatie over displaymeldingen
Er verschijnen berichten op het display van het bedieningspaneel om de
status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande
tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp indien nodig het
probleem.
U kunt de fout oplossen met de hulp van het Afdrukstatus-
programmavenster van de computer (zie "Samsung-printerstatus
gebruiken" op pagina 286).
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit
en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem
contact op met een medewerker van de klantenservice als het
probleem zich blijft voordoen.
Als u contact opneemt met de klantenservice, is het nuttig dat u het
bericht op het display doorgeeft aan een medewerker van de
klantenservice.
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige
meldingen mogelijk niet op het display.
[foutnummer] geeft het foutnummer aan.
[ladenummer] geeft het ladenummer aan.
8
Foutmeldingen gerelateerd aan vastgelopen
papier
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Papierstoring in het
duplexpad.
Verwijder het
papier
Papierstoring
boven aan het
duplexpad.
Verwijder het
papier
Papierstoring
onder aan het
duplexpad.
Verwijder het
papier
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken. Dit geldt
alleen voor
apparaten die over
deze functie
beschikken.
Verwijder het vastgelopen
papier (zie "Rond de
duplexeenheid" op pagina
333).
Papierstoring in het
uitvoergebied.
Verwijder het papier
Er is papier
vastgelopen in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het vastgelopen
papier (zie "In het
uitvoergebied" op pagina
330).
Papierstoring in het
apparaat. Verwijder
het papier
Er is papier
vastgelopen in het
apparaat.
Verwijder het vastgelopen
papier (zie "Binnenin het
apparaat" op pagina 327).
Informatie over displaymeldingen
341
15. Problemen oplossen
9
Meldingen over de tonercassette
Het origineel is voor
de scanner
vastgelopen
Het origineel is in
de scanner
vastgelopen
Het geladen originele
document is
vastgelopen in de
documenttoevoer.
Verwijder het vastgelopen
papier (zie "Vastgelopen
originelen verwijderen" op
pagina 335).
Papierstoring in lade
1. Verwijder het papier
Er is papier
vastgelopen in de
lade.
Verwijder het vastgelopen
papier (zie "In lade 1" op
pagina 321).
Papierstoring in
lade 2. Open de
klep, verwijder het
papier en sluit de
klep weer.
Papierstoring in
lade 3. Open de
klep, verwijder het
papier en sluit de
klep weer.
Papierstoring in
lade 4. Open de
klep, verwijder het
papier en sluit de
klep weer.
Er is papier
vastgelopen in de
optionele lade.
Verwijder het vastgelopen
papier (zie "In optionele
lades" op pagina 323).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Papierstoring in de
MP-lade. Verwijder het
papier
Er is papier
vastgelopen in de
multifunctionele lade.
Verwijder het vastgelopen
papier (zie "In de
multifunctionele lade" op
pagina 326).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Er is geen
tonercassette
geplaatst.
Plaats er een.
Plaats zwarte
tonercassette
opnieuw
Er is geen
tonercassette
geplaatst.
Installeer de tonercassette
opnieuw.
Er is geen
tonercassette
geplaatst.
Installeer de tonercassette twee
of drie keer om er zeker van te
zijn dat deze juist is geplaatst.
Als het probleem zich blijft
voordoen, neem dan contact op
met een servicecentrum.
Beschermende film
niet verwijderd van de
toner.
Verwijder de beschermende
laag van de tonercassette. Ga
naar de Snelle installatiegids die
meegeleverd werd met uw
apparaat.
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Informatie over displaymeldingen
342
15. Problemen oplossen
De
tonercassette
is niet
compatibel.
Raadpleeg de
gebruikersha
ndleiding.
De casset.
met zwarte
ton. is niet
compat.
Raadpleeg de
handleiding.
De aangegeven
tonercassette is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Vervang de tonercassette door
een tonercassette van Samsung
die speciaal is ontworpen voor
uw apparaat (zie "De
tonercassette vervangen" op
pagina 304).
Storing
tonercassette:
[foutnummer].
Neem contact
op met de
servicedienst
Er is een probleem in
de tonercassette.
Trek de stekker van het netsnoer
uit het stopcontact en steek hem
er weer in. Neem contact op met
de serviceafdeling als het
probleem zich blijft voordoen.
Bereid
nieuwe
tonercassette
voor
Bereid
nieuwe
cassette met
zwarte toner
voor
De geschatte
levensduur van de
tonercassette is bijna
bereikt.
Houd een nieuwe tonercassette
gereed om de oude cassette te
vervangen. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen
door de toner te herverdelen (zie
"Toner herverdelen" op pagina
302).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Plaats nieuwe
tonercassette
Plaats nieuwe
cassette met
zwarte toner
De aangeduide
tonercassette heeft
bijna haar geschatte
levensduur bereikt
a
.
U kunt kiezen tussen Stop of
Doorgaan, zoals
weergegeven op het
bedieningspaneel. Als u Stop
selecteert, zal de printer
stoppen met afdrukken. Als u
Doorgaan kiest, gaat de
printer door met afdrukken
maar kan de afdrukkwaliteit
niet worden gegarandeerd.
Als u van een optimale
afdrukkwaliteit wilt blijven
genieten, dient u de
tonercassette te vervangen
wanneer dit bericht verschijnt.
Als u de cassette verder blijft
gebruiken kunnen er
problemen optreden met de
afdrukkwaliteit (zie "De
tonercassette vervangen" op
pagina 304). Als het apparaat
stopt met afdrukken, vervangt
u de tonercassette (zie "De
tonercassette vervangen" op
pagina 304).
Einde van
gebruiksduur.
Plaats nieuwe
tonercassette
De aangeduide
tonercassette heeft
haar geschatte
levensduur bereikt
a
.
Vervang de tonercassette door
een originele tonercassette van
Samsung (zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 304).
Melding Betekenis Voorgestelde oplossing
Informatie over displaymeldingen
343
15. Problemen oplossen
Samsung raadt het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes
(bijv. hervulde of gerecyclede cassettes) af. Samsung kan de kwaliteit
van niet-originele Samsung-tonercassettes immers niet garanderen.
Onderhoud en herstellingen die vereist zijn als gevolg van het gebruik
van andere tonercassettes dan die van Samsung worden niet gedekt
door de garantie van het apparaat.
10
Meldingen over de papierlade
a. De geschatte gebruiksduur van een cassette verwijst naar de verwachte of geschatte
gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er met de
cassette gemiddeld kunnen worden gemaakt conform ISO/IEC 19752 (zie "Beschikbare
verbruiksartikelen" op pagina 297). Het aantal pagina’s kan afhankelijk zijn van de
omgevingsomstandigheden, het percentage afbeeldingen, de tijd tussen de
afdruktaken, media en het mediaformaat. Het is mogelijk dat de cassette nog wat toner
bevat wanneer de desbetreffende melding verschijnt en de printer stopt met afdrukken.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Papier in uitvoerlade is
vol. Verwijder afgedrukt
papier
De uitvoerlade is vol. Zodra het papier uit de
uitvoerlade is
verwijderd, gaat de
printer door met
afdrukken.
[ladenummer] is leeg.
Vul papier bij.
De aangegeven
papierlade is leeg.
Plaats papier in de
lade (zie "Papier in de
lade plaatsen" op
pagina 75).
Papier is op in alle lades.
Papier bijvullen
Alle lades zijn leeg. Plaats papier in de
lade (zie "Papier in de
lade plaatsen" op
pagina 75).
De MP-lade is leeg. Vul
papier bij.
Er is geen papier in de
multifunctionele lade.
Plaats papier in de
multifunctionele lade
(zie "Papier in de lade
plaatsen" op pagina
75).
[ladenummer] is bijna
leeg. Vul papier bij.
Papier in lade raakt op. Plaats papier in de
lade.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Informatie over displaymeldingen
344
15. Problemen oplossen
Verkeerd
papierformaat
Verkeerd papier in de
multif. lade
Verkeerd papier in
lade 1
Verkeerd papier in
lade 2
Verkeerd papier in
lade 3
Verkeerd papier in
lade 4
Het papierformaat dat
gespecificeerd is in de
printereigenschappen
komt niet overeen met
het papier dat u
plaatst.
U kunt de optie
Doorgaan of Annul.
selecteren. Als u
Annul. selecteert,
wordt de afdruktaak
afgebroken. Plaats het
juiste papier in de lade.
Als u Doorgaan
selecteert, gaat het
apparaat door met
afdrukken.
[ladenummer] is open.
Sluit de lade
De lade is niet goed
gesloten.
Sluit de lade goed tot
ze vastklikt.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Probleem met lade
[foutnummer]: Trek
[ladetype] eruit en
plaats deze weer.
Neem contact op met
de serviceafdeling als
het probleem
aanhoudt
Probleem met lade
[foutnummer]:
Controleer de
verbinding met
[ladetype] en schakel
het apparaat uit en
weer in. Neem contact
op met de
serviceafdeling als
het probleem
aanhoudt.
Er is een probleem in
de lade.
Trek de stekker van
het netsnoer uit het
stopcontact en steek
hem er weer in. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Informatie over displaymeldingen
345
15. Problemen oplossen
11
Meldingen over het netwerk
12
Div. meldingen
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Er is een confl. tussen
dit IP-adr. en dat van een
ander syst. Control. dit
probl
Het door u ingestelde
IP-adres wordt al door
iemand anders
gebruikt.
Controleer het IP-
adres en stel het zo
nodig opnieuw in.
802.1x verificatie
mislukt. Neem contact
op met de
systeembeheerder
Verificatie mislukt. Controleer het
netwerkverificatieprot
ocol. Neem contact
op met uw
netwerkbeheerder als
dit probleem zich blijft
voordoen.
De netwerkkabel is
losgekoppeld.
Controleer dit probleem.
Het apparaat is niet
verbonden met een
netwerkkabel.
Verbind uw printer
met het netwerk door
middel van een
standaard
netwerkkabel.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
De klep staat open.
Sluit de klep.
Voorklep staat open.
Sluit klep
De voor- of achterklep is
niet goed gesloten.
Sluit de klep goed tot
ze vastklikt.
Informatie over displaymeldingen
346
15. Problemen oplossen
Probleem met motor:
[foutnummer]. Bel de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen
Er is een probleem met
het systeem.
Trek de stekker van
het netsnoer uit het
stopcontact en steek
hem er weer in. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Storing HDD-systeem:
[foutnummer]. Zet het
apparaat uit en weer
aan. Neem contact op
met de servicedienst als
het probleem zich blijft
voordoen
Fout videosysteem:
[foutnummer]. Zet het
apparaat uit en aan.
Neem contact op met de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Storing
ventilatiesysteem:
[foutnummer]. Zet uit
en weer aan. Neem
contact op met de
klantenservice als
het probleem zich
blijft voordoen
Storing SMPS-
ventilatie:
[foutnummer]. Zet uit
en weer aan. Neem
contact op met de
klantenservice als
het probleem zich
blijft voordoen
Storing ventilator
fixeereenheid:
[foutnummer]. Zet uit
en weer aan. Neem
contact op met de
klantenservice als
het probleem zich
blijft voordoen
Er is een probleem met
het ventilatorsysteem.
Start het apparaat
opnieuw op. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Faxgeheugen is bijna
vol. Druk een ontvangen
faxtaak af of verwijder
er een.
Het geheugen is bijna
vol. Er kunnen geen
faxdata meer
ontvangen worden.
Druk de ontvangen
faxdata in het
geheugen af of
verwijder ze.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Informatie over displaymeldingen
347
15. Problemen oplossen
Het faxgeheugen is vol.
Druk een ontvangen
faxtaak af of verwijder
er een.
Het geheugen is vol. Er
kunnen geen faxdata
meer ontvangen
worden.
Druk de ontvangen
faxdata in het
geheugen af of
verwijder ze.
Storing fuser:
[foutnummer]. Zet het
apparaat uit en weer
aan. Neem contact op
met de servicedienst als
het probleem zich blijft
voordoen
Er is een probleem met
de fixeereenheid
(fuser).
Start het apparaat
opnieuw op. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Probl: [foutnummer].
met LSU. Zet het
apparaat uit en weer
aan. Neem contact op
met de servicedienst als
het probleem zich blijft
Er is een probleem met
de LSU.
Start het apparaat
opnieuw op. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Storing
aandrijfmotor:
[foutnummer] Zet het
apparaat uit en weer
aan. Neem contact op
met de servicedienst
als het probleem
aanhoudt.
Storing motor
fixeereenheid:
[foutnummer]. Zet
het apparaat uit en
weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als
het probleem
aanhoudt.
Storing OPC-motor:
[foutnummer] Zet het
apparaat uit en weer
aan. Neem contact op
met de
serviceafdeling als
het probleem
aanhoudt.
Er is een probleem in
het motorsysteem.
Start het apparaat
opnieuw op. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
Informatie over displaymeldingen
348
15. Problemen oplossen
Nieuwe fuser
voorbereiden.
De geschatte
levensduur van de
fixeereenheid is bijna
bereikt.
Bereid een nieuwe
fixeereenheid voor ter
vervanging van de
oude. Neem contact
op met een
servicecentrum.
Plaats een nieuwe
fixeereenheid
De fixeereenheid is
versleten.
Plaats een nieuwe
fixeereenheid. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Fout
temperatuursensor:
[foutnummer] Zet het
apparaat uit en weer
aan. Neem contact op
met de servicedienst als
het probleem aanhoudt
Er is een probleem in de
sensor.
Start het apparaat
opnieuw op. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
De scanner is
vergrendeld. Probeer de
scannervergrendeling
los te maken
De scanner is
vergrendeld.
Start het apparaat
opnieuw op. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
De temperatuur van de
ruimte is niet geschikt
voor dit ingestelde
gebruik. Pas de
temperatuur van de
ruimte aan
Het apparaat staat
opgesteld in een vertrek
met een ongeschikte
kamertemperatuur.
Verplaats de machine
naar een kamer met
gepaste
kamertemperatuur
(zie "Specificaties" op
pagina 372).
Klep van scanner staat
open.
De klep van de
documentinvoer is niet
goed vergrendeld.
Sluit de klep goed tot
ze vastklikt.
Origineel is te lang voor
de scanner. Controleer
het formaat.
Het papier van het
origineel is te lang voor
de scanner.
Controleer de
afmetingen van het
origineel.
Melding Betekenis
Voorgestelde
oplossing
349
15. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het papier loopt vast tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier.
Papier kleeft aan elkaar. Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven. Buig de papierstapel of
waaier het papier uit, om de pagina's van elkaar te scheiden voor u het papier in het apparaat plaatst.
Invoerprobleem met een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van hetzelfde soort
en hetzelfde formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Het papier blijft vastlopen. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de lade voor handmatige invoer als u
op speciaal materiaal afdrukt.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten.
Enveloppen trekken scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net
raken).
350
15. Problemen oplossen
Problemen met de voeding en het netsnoer
Start het apparaat opnieuw op. Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met een servicecentrum.
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat krijgt geen stroom,
of de verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is niet goed
aangesloten.
1 Sluit de printer eerst op de netvoeding aan.
2 Controleer de USB-kabel of de netwerkkabel aan de achterkant van het apparaat.
3 Verwijder de USB-kabel of de netwerkkabel aan de achterkant van het apparaat en plaats de kabel opnieuw.
1
2
351
15. Problemen oplossen
Afdrukproblemen
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt niet
af.
Het apparaat krijgt geen stroom. Sluit het apparaat eerst op de netvoeding aan (zie "Het apparaat inschakelen" op
pagina 24).
Het apparaat is niet als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De klep is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 321).
De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 75).
Er is geen tonercassette geplaatst. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 304).
Zorg dat het beschermingsmateriaal is verwijderd van de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 304).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel tussen de computer en het
apparaat is niet goed aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan (zie "Achterkant" op
pagina 22).
De verbindingskabel tussen de computer en het
apparaat is mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt
en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw
apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar
de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft, controleert
u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten.
Het apparaat is mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om na te gaan of alle
afdrukinstellingen correct zijn.
Mogelijk is het printerstuurprogramma niet goed
geïnstalleerd.
Deïnstalleer het stuurprogramma van uw printer en installeer het programma
opnieuw.
Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem
contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het document is zo groot dat er niet voldoende
ruimte op de harde schijf van de computer is om
toegang te krijgen tot de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw af.
De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat door met
afdrukken.
Afdrukproblemen
352
15. Problemen oplossen
Het apparaat haalt papier
uit de verkeerde invoer.
De papieroptie die in Voorkeursinstellingen
voor afdrukken is geselecteerd is mogelijk
onjuist.
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Papier
in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 91). Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 98).
Een afdruktaak wordt
uiterst langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
De helft van de pagina is
blanco.
Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 91). Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma (zie "Help
gebruiken" op pagina 98).
Het ingestelde papierformaat stemt niet
overeen met het formaat van het papier in de
lade.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat
is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is
geselecteerd in het programma dat u gebruikt (zie "Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 91).
Het apparaat drukt wel af,
maar de tekst is niet
correct, vervormd of niet
volledig.
De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document
af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit de kabel en het apparaat
indien mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe
printerkabel.
Het verkeerde printerstuurprogramma is
geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt
geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Het besturingssysteem werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en weer
in.
Er worden blanco
pagina’s afgedrukt.
De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de tonercassette.
zie "Toner herverdelen" op pagina 302.
zie "De tonercassette vervangen" op pagina 304.
Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een onderdeel van het apparaat
defect (bijvoorbeeld de controller of het
moederbord).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
353
15. Problemen oplossen
Het apparaat drukt het
PDF-bestand niet juist af.
Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een
afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
De afdrukkwaliteit van
foto’s is niet goed. De
afbeeldingen zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in het
programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd.
Er komt voor het
afdrukken ter hoogte van
de uitvoerlade stoom uit
het apparaat.
Het gebruik van nat of vochtig papier kan damp
veroorzaken tijdens het afdrukken.
Dit is geen probleem. U kunt gewoon doorgaan met afdrukken. Als u last hebt van
de damp, kunt u het papier vervangen door nieuw papier uit een ongeopend pak.
Het apparaat drukt geen
speciaal papier zoals
rekeningpapier af.
Het papierformaat en de papierformaatinstelling
komen niet overeen.
Stel het juiste papierformaat in onder Aangepast in het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 91).
Het afgedrukte papier
krult op.
De instelling voor de papiersoort klopt niet. Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het type
in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
354
15. Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Lichte of vage afdrukken Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Plaats een nieuwe tonercassette
(zie "De tonercassette vervangen" op pagina 304).
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of bevindt het apparaat zich in energiebesparende
modus. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd. Reinig de
binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 312).
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 312). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker
van de klantenservice.
De bovenste helft van het
papier is lichter bedrukt dan
de rest van het papier.
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
Problemen met de afdrukkwaliteit
355
15. Problemen oplossen
Tonervlekken Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 312).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice (zie
"Het apparaat reinigen" op pagina 312).
Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een
ander merk.
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probeer een ander soort of merk papier.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan
zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 312).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 312).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossing
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
Problemen met de afdrukkwaliteit
356
15. Problemen oplossen
Verticale strepen Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de tonercassette in het apparaat. Verwijder de
tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 304).
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 312). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Zwarte of gekleurde
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht.
Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV)
kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 304).
Herverdeel de toner grondig (zie "Toner herverdelen" op pagina 302).
Tonervegen Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 312).
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 304).
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
357
15. Problemen oplossen
Verticaal terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk beschadigd. Als de problemen zich na het afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude
tonercassette door een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 304).
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina
bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open
op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat wordt afgedrukt op een
gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
Of selecteer Dik papier in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 91).
Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie
in het softwareprogramma of in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina
91). Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Als u een nieuwe tonercassette gebruikt, moet u de toner eerst herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 302).
Toestand Voorgestelde oplossing
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
358
15. Problemen oplossen
Er blijven tonerdeeltjes
hangen rond vetgedrukte
tekens of donkere foto’s.
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Misvormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier.
Papier schuin Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier.
Toestand Voorgestelde oplossing
AaBb
C
AaBb
C
AaBbC
AaBbC
AaBbC
c
Problemen met de afdrukkwaliteit
359
15. Problemen oplossen
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Achterkant van afdrukken is
vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 312).
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
360
15. Problemen oplossen
Volledig gekleurde of zwarte
pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 304).
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 312).
Controleer de papiersoort, de dikte en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 304).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Openingen in tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties.
Toestand Voorgestelde oplossing
A
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
361
15. Problemen oplossen
Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 304).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik
op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 91).
Op enkele vellen verschijnt
herhaaldelijk een onbekende
afbeelding.
Losse toner
Vage afdruk of vervuiling
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of hoger. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijv. losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte (zie "Algemene instellingen" op
pagina 242).
Toestand Voorgestelde oplossing
362
15. Problemen oplossen
Problemen met kopiëren
Toestand Voorgestelde oplossing
Kopieën zijn te licht of te
donker.
Pas Tonersterkte in Kopieerfunctie aan om de achtergrond van kopieën lichter of donkerder te maken.
Er verschijnen vegen,
strepen, vlekken of stippen
op kopieën.
Gebruik Tonersterkte in Kopieerfunctie om de achtergrond van uw kopieën lichter te maken als de onregelmatigheden zich
op het origineel bevinden.
Als het origineel geen onregelmatigheden vertoont, moet u de scannereenheid reinigen (zie "Scannereenheid reinigen" op
pagina 316).
Kopie staat scheef. Zorg ervoor dat het origineel is uitgelijnd met de centreergeleider.
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 312).
Afgedrukte kopieën zijn
blanco.
Controleer of het origineel op de glasplaat ligt met de bedrukte zijde naar onder of in de automatische documentinvoer met
de bedrukte zijde naar boven.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Afdruk geeft gemakkelijk af. Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak.
In vochtige omstandigheden mag u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg hem ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een
nieuw pak. Controleer de papiergeleiders en stel deze zo nodig beter af.
Controleer of het papier het juiste type en het juiste gewicht heeft (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 374).
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten van kopieerpapier in het apparaat zijn
achtergebleven.
De tonercassette gaat minder
lang mee dan verwacht.
Uw originelen bevatten mogelijk afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner verbruiken.
Het deksel van de scanner is mogelijk opengelaten tijdens het kopiëren.
Schakel het apparaat uit en weer in.
363
15. Problemen oplossen
Problemen met scannen
Toestand Voorgestelde oplossing
De scanner doet het niet. Zorg ervoor dat u het te scannen origineel op de glasplaat plaatst met de bedrukte zijde naar onder en in de automatische
documentinvoer met de bedrukte zijde naar boven (zie "Originelen plaatsen" op pagina 70).
Er is mogelijk niet voldoende geheugen beschikbaar voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de prescanfunctie
werkt. Probeer een lagere scanresolutie.
Controleer of de printerkabel op de juiste wijze werd aangesloten op uw apparaat.
Controleer of de printerkabel niet stuk is. Vervang de kabel door een kabel waarvan u zeker weet dat hij werkt. Vervang
indien nodig de kabel.
Controleer of de scanner op de juiste manier is geconfigureerd. Controleer de scaninstellingen in de toepassing die u wilt
gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden (bijvoorbeeld USB001).
Het apparaat doet erg lang
over een scanopdracht.
Controleer of er tegelijkertijd ontvangen gegevens worden afgedrukt op het apparaat. Wacht in dat geval met scannen
totdat de afdruktaak is voltooid.
Het inscannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het inscannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de ingescande afbeelding
te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op de ECP-modus (in de BIOS-instellingen van
de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw computer voor
meer informatie over de BIOS-instellingen.
Problemen met scannen
364
15. Problemen oplossen
Het volgende bericht
verschijnt op het
computerscherm:
Apparaat kan niet in de
gewenste H/W-modus
staan.
Poort wordt gebruikt door
een ander programma.
Poort is uitgeschakeld.
'Scanner is bezig met
ontvangen of afdrukken van
data. Probeer het opnieuw
zodra de huidige opdracht is
afgerond.
Ongeldige ingang.
Scannen is mislukt.
Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak uitgevoerd. Probeer uw taak opnieuw uit te voeren nadat de voorgaande taak
is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het opnieuw.
De kabel van uw apparaat is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of het besturingssysteem is niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat op de juiste wijze is aangesloten en ingeschakeld is. Start de computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is mogelijk niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.
Toestand Voorgestelde oplossing
365
15. Problemen oplossen
Problemen met faxen
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat werkt niet, het
display blijft leeg of de
toetsen reageren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of er stroom staat op het stopcontact.
Controleer of de stroom aan staat.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste wijze is aangesloten (zie "Achterkant" op pagina 22).
Controleer of de wandcontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen nummers
worden verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. U kunt dit controleren door een adresboeklijst af te
drukken.
Het origineel wordt niet in het
apparaat ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga na of het origineel het juiste formaat
heeft en niet te dik of te dun is.
Controleer of de ADI goed is gesloten.
De rubbermat van de automatische documentinvoer is mogelijk aan vervanging toe. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice (zie "Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud" op pagina 299).
Faxberichten worden niet
automatisch ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op fax (zie "De ontvangstmodus wijzigen" op pagina 176).
Controleer of de lade papier bevat (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 374).
Controleer of er een foutmelding wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het gemelde probleem op.
Het apparaat verzendt geen
faxberichten.
Zorg dat het origineel zich in de ADI of op de glasplaat van de scanner bevindt.
Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen.
Problemen met faxen
366
15. Problemen oplossen
Een ontvangen faxbericht is
gedeeltelijk blanco of is van
slechte kwaliteit.
Er is mogelijk een probleem met het faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te maken.
De tonercassette heeft de geschatte levensduur bijna bereikt. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen"
op pagina 304).
Sommige woorden van een
ontvangen faxbericht zijn
uitgerekt.
Er is een tijdelijke storing opgetreden in het documenttransport vanaf het apparaat waarvan het faxbericht afkomstig is.
Er staan strepen op de
originelen die u hebt
verzonden.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig deze indien nodig (zie "Scannereenheid reinigen" op pagina 316).
Het nummer wordt gekozen
maar er kan geen verbinding
tot stand worden gebracht
met de andere fax.
Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag
de bediener van het andere apparaat om het probleem aan zijn kant op te lossen.
Faxen worden niet in het
geheugen opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als het scherm met de status van het geheugen verschijnt,
verwijdert u faxberichten die u niet meer nodig hebt uit het geheugen en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan.
Neem contact op met de klantenservice.
Er verschijnen blanco
stukken onder aan de pagina,
met een korte strook tekst
bovenaan.
U hebt mogelijk de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties. Controleer het
papierformaat en -type nogmaals.
Toestand Voorgestelde oplossing
367
15. Problemen oplossen
Problemen met het besturingssysteem
13
Algemene Windows-problemen
Toestand Voorgestelde oplossing
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start vervolgens Windows weer op. Installeer
het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout", "OE-
uitzondering", "Spool 32" of
"Ongeldige bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
De berichten "Kan niet
afdrukken" of "Er is een time-
outfout in de printer
opgetreden" verschijnen.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als
het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor gebruik of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat
u na of er een fout is opgetreden.
Samsung Printer Experience
wordt niet weergegeven
wanneer u klikt op Meer
instellingen.
Samsung Printer Experience is niet geïnstalleerd. Download de app uit de Windows Store(Store) en installeer deze.
Apparaatgegevens worden
niet weergegeven wanneer u
op het apparaat in Apparaten
en printers klikt.
Selecteer het selectievakje Eigenschappen van printer. Klik op de tab Poorten.
(Configuratiescherm > Apparaten en printers > Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en selecteer
Eigenschappen van printer)
Als de poort is ingesteld op Bestand of LPT, verwijdert u de selectiemarkering en selecteert u TCP/IP, USB of WSD.
Problemen met het besturingssysteem
368
15. Problemen oplossen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows.
14
Veelvoorkomende Mac-problemen
Raadpleeg de Mac-gebruikershandleiding bij uw computer voor meer informatie over Mac-foutmeldingen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt het PDF-bestand
niet juist af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als
afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Bepaalde letters worden niet normaal
weergegeven tijdens het afdrukken
van het voorblad.
Mac OS kan bij het afdrukken van het voorblad het gebruikte lettertype niet maken . Normale letters en cijfers worden
normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een Mac-computer een
document afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger, worden de
kleuren niet op de juiste wijze
afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat
Reader.
Problemen met het besturingssysteem
369
15. Problemen oplossen
15
Algemene Linux-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
Toestand Voorgestelde oplossing
Er is geen xsane of
eenvoudige scan-toepassing
op mijn Linux-apparaat.
Sommige Linux-versies beschikken niet over een standaard scantoepassing. Als u scanfuncties wilt gebruiken, installeert u een
scantoepassing via het downloadcenter van uw besturingssysteem (bijv. Ubuntu Software Center voor Ubuntu, Install/Remove
Software voor openSUSE, Software voor Fedora).
Scanner kan niet via het
netwerk worden gevonden.
Bij sommige Linux-versies is een krachtige firewall ingeschakeld; deze kan ons installatieprogramma verhinderen om de
benodigde poort te openen voor het zoeken naar netwerkapparaten. Open in dat geval handmatig snmp-poort 22161 of schakel
de firewall tijdens uit terwijl u het apparaat gebruikt.
Als u meer dan één exemplaar
afdrukt, wordt het tweede
exemplaar niet afgedrukt.
Dit probleem doet zich voor in Ubuntu 12.04 vanwege een probleem in het standaard CUPS-filter 'pdftops'. Werk het pakket
'cups-filters' bij naar versie 1.0.18 om het probleem te verhelpen ('pdftops' is onderdeel van het pakket 'cups-filters').
De sorteeroptie kan niet
worden uitgeschakeld in het
dialoogvenster voor
afdrukken.
Voor sommige distributies treedt een probleem op bij de verwerking van de sorteeroptie in het dialoogvenster voor afdrukken
van GNOME. U kunt dit probleem oplossen door de standaardwaarde voor de sorteeroptie in te stellen op False met het
systeemhulpprogramma voor afdrukken (voer 'system-config-printer' uit met het terminalprogramma).
Er wordt altijd dubbelzijdig
afgedrukt.
Dit probleem met dubbelzijdig afdrukken doet zich voor in het in Ubuntu 9.10 CUPS-pakket. Werk de CUPS-versie bij naar 1.4.1-
5ubuntu2.2.
De printer kan niet worden
toegevoegd via het
hulpprogramma voor
afdrukken van het systeem.
Dit probleem treedt op in Debian 7 vanwege een fout in het pakket 'system-config-printer' van Debian 7 (http://bugs.debian.org/
cgi-bin/bugreport.cgi?bug=662813 in het systeem voor het bijhouden van fouten in Debian). Gebruik een andere methode om
de printer toe te voegen (bijvoorbeeld via CUPS WebUI)
Wanneer u tekstbestanden
opent, zijn de instellingen
voor papierformaat en
afdrukstand uitgeschakeld in
het dialoogvenster voor
afdrukken.
Dit probleem treedt op in Fedora 19 en heeft betrekking op de teksteditor 'leafpad' in Fedora 19. Gebruik een andere teksteditor,
bijvoorbeeld 'gedit'.
Afdrukken produceert
onderverdeelde afbeeldingen.
Dit probleem treedt op in openSUSE 13.2 vanwege een verkeerd ghostscript van het systeem. Werk het pakket 'cups-filters-
ghostscript' bij met het commando "zypper install --force cups-filters-ghostscript" of met het hulpprogramma "Install/Remove
Software".
Problemen met het besturingssysteem
370
15. Problemen oplossen
16
Veelvoorkomende PostScript-problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Het PostScript-bestand kan niet
worden afgedrukt
Mogelijk is het PostScript-stuurprogramma niet
correct geïnstalleerd.
Installeer het PostScript-stuurprogramma (zie "Installatie van de software" op
pagina 34).
Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt afdrukken in PS.
Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Het rapport Fout limietcontrole
wordt afgedrukt
De afdruktaak is te complex. Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit.
Er wordt een PostScript-
foutenpagina afgedrukt
De afdruktaak is mogelijk geen PostScript-taak. Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is. Controleer of de
softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of PostScript-
headerbestand naar het apparaat wordt gestuurd.
De optionele lade is niet
geselecteerd in het
stuurprogramma
Het printerstuurprogramma is niet geconfigureerd
om de optionele lade te herkennen.
Open de eigenschappen van het PostScript-stuurprogramma, selecteer het tabblad
Apparaatopties
en stel de ladeoptie in (zie "Apparaatopties instellen" op pagina 307).
Als u op een Mac-computer een
document afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger, worden de
kleuren niet op de juiste wijze
afgedrukt.
Mogelijk komt de resolutie-instelling in het
printerstuurprogramma niet overeen met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
16. Bijlage
In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met betrekking tot toepasbare regelgeving.
Dit hoofdstuk behandelt de volgende onderwerpen:
Specificaties 372
Informatie over wettelijke voorschriften 380
Copyright 394
372
16. Bijlage
Specificaties
1
Algemene specificaties
Deze specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Ga naar www.samsung.com voor meer specificaties en informatie over
wijzigingen van de specificaties.
Items Omschrijving
Afmetingen
a
Breedte x Diepte x Hoogte 530 x 481,4 x 576 mm
Gewicht
a
Apparaat inclusief verbruiksartikelen 25 kg
Geluidsniveau
b
c
Stand-bymodus Minder dan 30 dB(A)
Afdrukmodus Minder dan 53 dB(A)
Kopieermodus Minder dan 56 dB(A)
Temperatuur Gebruik 10 tot 30 °C
Opslag (in verpakking) -20 tot 40 °C
Vochtigheid Gebruik 20 tot 80% RV
Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV
Nominaal vermogen
d
Modellen op 110 volt AC 110 - 127 V
Modellen op 220 volt AC 220 - 240 V
Specificaties
373
16. Bijlage
Stroomverbruik
e
Gemiddeld vermogen Minder dan 700 W
Stand-bymodus Minder dan 50 W
Energiebesparende modus Minder dan 1,21 W
Uitgeschakelde toestand
f
Minder dan 0,1 Watt
Network Standby-modus (Activering
alle poorten)
Minder dan 1,26 W
a. De afmetingen en het gewicht zijn gebaseerd op een apparaat zonder accessoires.
b. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
c. Alleen voor China Als het geluid van de apparatuur luider is dan 63 dB (A), moet de apparatuur in een aparte ruimte worden geplaatst.
d. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (hertz) en het type stroom (A) voor uw apparaat.
e. Het stroomverbruik is afhankelijk van de status van de machine, de instellingen, de omgevingsvoorwaarden en de meetapparatuur en -methode die het land gebruikt.
f. Stroomverbruik kan alleen volledig worden voorkomen wanneer de voedingskabel niet is aangesloten.
Items Omschrijving
Specificaties
374
16. Bijlage
2
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/Capaciteit
a
Lade 1
Optionele laden (lade 2, lade 3, lade 4)
Multifunctionele lade
Gewoon papier
b
c
Letter 216 x 279 mm
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
Lade 1: 550 vellen van 75 g/m
2
(bankpostpapier)
Optionele laden: 550 vellen van 75 g/m
2
(bankpostpapier)
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
•100 vellen
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
Statement 140 x 216 mm
A5 148 x 210 mm
A6
105 × 148 mm
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
150 vellen van 80 g/m
2
(bankpostpapier)
Niet beschikbaar in optionele laden.
Indexkaart 76 x 127 mm (3,00 x 5,00 inch) Niet beschikbaar in lade 1/optionele laden
Ansichtkaart 4 x 6 102 x 152 mm (4,00 x 6,00 inch) Niet beschikbaar in optionele laden.
Ansichtkaart 100 x
148
100 x 148 mm (3,94 x 5,83 inch) Niet beschikbaar in optionele laden.
Specificaties
375
16. Bijlage
Envelop Envelop Monarch 98 x 191 mm
75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
•20 vellen
Monarch-envelop, envelop C6:
Niet beschikbaar in optionele
laden.
Envelop nr. 10, envelop nr. 9,
envelop DL, envelop C5: Niet
beschikbaar in optionele laden 3
en 4
75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Envelop Nr. 10 105 × 241 mm
Envelop Nr. 9 98 x 225 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 × 229 mm
Envelop C6
114 × 162 mm
Dik papier
b
c
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vellen van 105 g/m
2
(bankpostpapier)
91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Dikker papier
c
d
Zie Normaal papier Zie Normaal papier
Niet beschikbaar in lade 1 en
optionele laden.
164 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Dun papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
60 tot 69 g/m
2
(bankpostpapier)
550 vellen van 75 g/m
2
(bankpostpapier)
60 tot 69 g/m
2
(bankpostpapier)
•100 vellen
Katoen, Kleur,
Voorgedrukt,
Geperforeerd
papier, Briefhoofd
Zie Normaal papier Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
550 vellen van 75 g/m
2
(bankpostpapier)
75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
•100 vellen
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/Capaciteit
a
Lade 1
Optionele laden (lade 2, lade 3, lade 4)
Multifunctionele lade
Specificaties
376
16. Bijlage
Kringlooppapier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
60 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
550 vellen van 75 g/m
2
(bankpostpapier)
60 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
•100 vellen
Etiketten
e
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5, ISO
B5, Executive, A5
Zie Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
•50 vellen
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Kartonpapier
b
c
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5, ISO
B5, Executive, A5
Zie Normaal papier
106 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
•50 vellen
106 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Bankpostpapier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
105 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
•50 vellen
105 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Archiefpapier Zie Normaal papier Zie Normaal papier 550 vellen 100 vellen
Minimaal formaat (aangepast) 76,2 x 127 mm (3 x 5 inch)
60 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier) 60 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
b. Postkaart 4 x 6 en postkaart 100 x 148,5 worden ondersteund voor lade 1, multifunctionele lade.
c. Indexkaart (3 x 5) wordt ondersteund door multifunctionele lade.
d. Postkaart 4 x 6 en postkaart 100 x 148,5 worden ondersteund voor de multifunctionele lade.
e. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau.
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/Capaciteit
a
Lade 1
Optionele laden (lade 2, lade 3, lade 4)
Multifunctionele lade
Specificaties
377
16. Bijlage
3
Systeemvereisten
Microsoft
®
Windows
®
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat.
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Windows
®
XP Service Pack 3
Intel® Pentium® III 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB (1 GB) 1,5 GB
Windows Server
®
2003
Intel® Pentium® III 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB (1 GB) 1,5 GB
Windows Server
®
2008
Intel® Pentium® IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB (2 GB) 10 GB
Windows Vista
®
Intel® Pentium® IV 3 GHz 512 MB (1 GB) 15 GB
Windows
®
7
Intel® Pentium® IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger 1 GB (2 GB) 16 GB
Ondersteuning voor DirectX® 9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen).
DVD-R/W-station
Windows Server
®
2008 R2
Intel® Pentium® IV 1,4 GHz-processoren (x64) (2 GHz of sneller) 512 MB (2 GB) 10 GB
Windows
®
8
Windows
®
8.1
Intel® Pentium® IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger 2 GB (2 GB) 20 GB
Ondersteuning voor DirectX® 9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen).
DVD-R/W-station
Windows Server
®
2012
Windows Server
®
2012 R2
Intel® Pentium® IV 1,4 GHz-processoren (x64) (2 GHz of sneller) 512 MB (2 GB) 32GB
Specificaties
378
16. Bijlage
Mac
Linux
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Mac OS X 10.6
•Intel
®
processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
Mac OS X 10.7-10.10
•Intel
®
processoren
2 GB 4 GB
Items Vereisten
Besturingssysteem
Red Hat Enterprise Linux 5, 6, 7
Fedora 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21
OpenSUSE 11.3, 11.4, 12.1, 12.2, 12.3, 13.1, 13.2
Ubuntu 10.04, 10.10, 11.04, 11.10, 12.04, 12.10, 13.04, 13.10, 14.04,
14.10
SUSE Linux Enterprise Desktop 11, 12
Debian 6, 7
Mint 13, 14, 15, 16, 17
Processor Pentium IV 2,4 GHz (Intel Core™2)
RAM 512 MB (1 GB)
Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB)
Specificaties
379
16. Bijlage
Unix
Items Vereisten
Besturingssysteem
Sun Solaris 9, 10, 11 (x86, SPARC)
HP-UX 11.0, 11i v1, 11i v2, 11i v3 (PA-RISC,
Itanium)
IBM AIX 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 6.1, 7.1 (PowerPC)
Vrije schijfruimte Tot 100 MB
380
16. Bijlage
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is
gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften.
4
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in
overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders
gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de
vereisten van IEC 60825-1: 2007.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het
lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden
personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
Waarschuwing
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap
van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze onzichtbaar is, kan de
gereflecteerde laserstraal uw ogen beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire
veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken
en letsels te beperken.
Informatie over wettelijke voorschriften
381
16. Bijlage
5
Veiligheid in verband met ozon
6
Waarschuwing voor perchloraat
Deze waarschuwing voor perchloraat is alleen van toepassing op primaire
CR (Mangaandioxide) lithiumbatterijen in producten die UITSLUITEND in
Californië (VS) worden verkocht of gedistribueerd.
Perchloraat bevattend materiaal – vereist mogelijk speciale verwerking.
Ga naar www.dtsc.ca.gov/hazardouswaste/perchlorate. (alleen VS).
7
Energiebesparingsmodus
8
Recycleren
De ozonemissie van dit apparaat ligt onder 0,1 ppm. Ozon is
zwaarder dan lucht. Zet dit apparaat dus op een plaats met
goede ventilatie.
Deze printer is uitgerust met een geavanceerde
energiebesparende technologie die het stroomverbruik
vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt,
wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn
gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op
http://www.energystar.gov
Voor modellen met de certificering van ENERGY STAR staat het
etiket van ENERGIE STAR op uw apparaat. Controleer of uw
apparaat gecertificeerd is met ENERGY STAR.
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze
op een milieuvriendelijke wijze.
Informatie over wettelijke voorschriften
382
16. Bijlage
9
Alleen voor China
Website: http://www.samsung.com/cn/support/location/
supportServiceLocation.do?page=SERVICE.LOCATION
kW·h
ProXpress M4080FX 2 2.15
蜷筨*%
᳝ᆇ⠽䋼
Informatie over wettelijke voorschriften
383
16. Bijlage
10
Correcte verwijdering van dit product (afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur)
(Van toepassing in landen met afzonderlijke
verzamelsystemen)
(Alleen voor de Verenigde Staten)
Verwijder elektronica door deze naar een goedgekeurd recyclingbedrijf te
brengen. Vind recyclingbedrijven bij u in de buurt op onze website:
www.samsung.com/recyclingdirect Of bel (877) 278 - 0799
11
Proposition 65 van de Staat Californië,
Waarschuwing (Alleen voor VS)
12
Alleen voor Taiwan
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de
documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische
accessoires (bijv. lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van
hun levensduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden
weggegooid. Gelieve deze items te scheiden van andere soorten
afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op
een duurzaam hergebruik van materialen en ter voorkoming van
eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van
een ongecontroleerde afvalverwijdering.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel
waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze
wonen om te vernemen waar en hoe ze deze artikelen
milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers dienen contact op te nemen met hun
leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de
verkoopovereenkomst te controleren. Dit product en zijn
elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval voor
verwijdering worden gemengd.
Informatie over wettelijke voorschriften
384
16. Bijlage
13
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van
dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken
en moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie
die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale apparaten
van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze
beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen
schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en
straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens
de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor
radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd
dat bij een bepaalde installatie geen interferentie optreedt. Als dit apparaat
schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt
controleren door het apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker
aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen:
Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op.
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring
dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
raadpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door
de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de normen
voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming aan de gebruiker om
het apparaat te gebruiken vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor
stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de standaard
voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel
Digital Apparatus, ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques
applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur : “Appareils Numériques”, ICES-003
édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Informatie over wettelijke voorschriften
385
16. Bijlage
14
Verenigde Staten van Amerika
Federale Communicatiecommissie (FCC)
Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze
apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er
draadloze apparaten aanwezig zijn.
Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel gekwalificeerd
voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika als er een FCC ID-
nummer op het systeemlabel staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen een draadloos apparaat en het lichaam
minstens 20 cm moet bedragen, bij gebruik van het apparaat nabij het
lichaam (uitstekende delen niet meegerekend). Dit apparaat moet op meer
dan 20 cm van het lichaam worden gehouden wanneer de draadloze
apparatuur is ingeschakeld. Het afgegeven vermogen van het draadloze
apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn
ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de FCC
heeft bepaald.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden
opgesteld of bediend.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee
voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie
accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden
hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden.
Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat, vervalt
de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de
fabrikant.
FCC-bepaling voor het gebruik in draadloze
LAN’s:
Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie van deze
zender en antenne kan dicht bij de geïnstalleerde antenne de RF-
blootstellingsgrens van 1 mW/cm
2
worden overschreden. Daarom
moet de gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de
antenne. Dit apparaat kan niet worden geïnstalleerd met een andere
zender en verzendantenne.
Informatie over wettelijke voorschriften
386
16. Bijlage
15
Alleen voor Rusland/Kazachstan/Wit-Rusland
16
Alleen voor Duitsland
17
Alleen voor Turkije
18
Alleen voor Thailand
Deze telecommunicatieapparatuur voldoet aan de technische vereisten
van NTC.
19
Alleen voor Canada
Dit product voldoet aan de geldende technische specificaties van Industry
Canada. / Le present materiel est conforme aux specifications techniques
applicables d’Industrie Canada.
Informatie over wettelijke voorschriften
387
16. Bijlage
Het REN (Ringer Equivalence Number) is een indicatie van het maximum
aantal apparaten dat mag worden aangesloten op een telefooninterface. U
kunt een willekeurige combinatie van apparaten aansluiten op een
telefooninterface mits de som van de REN's van alle apparaten niet groter
is dan 5. / L’indice d’equivalence de la sonnerie (IES) sert a indiquer le
nombre maximal de terminaux qui peuvent etre raccordes a une interface
telephonique. La terminaison d’une interface peut consister en une
combinaison quelconque de dispositifs, a la seule condition que la somme
d’indices d’equivalence de la sonnerie de tous les dispositifs n’excede pas
cinq.
REN-nummer (Ringer Equivalence Number): 0.1/ Indice REN: 0.1
20
Faxidentificatie
Volgens de Telephone Consumer Protection Act van 1991 is het wettelijk
verboden om met een computer of een ander elektronisch apparaat
faxberichten te verzenden tenzij ze voorzien zijn van een duidelijke strook
aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de
eerste pagina met de volgende gegevens:
1 verzenddatum en -tijd;
2 naam van het bedrijf, de bedrijfsafdeling of afzender; en
3 telefoonnummer van het verzendapparaat, het bedrijf, de
bedrijfsafdeling of de persoon.
De telefoonmaatschappij kan wijzigingen aanbrengen in haar
communicatiefaciliteiten, in de werking van haar installaties of in
procedures waar dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering,
mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften van FCC Deel 68. Als
van zulke wijzigingen redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg
hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met
de communicatiemiddelen van de telefoonmaatschappij, of dat wijzigingen
of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere
wijze materiële gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de
randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk op de
hoogte worden gesteld, zodat hij kan ononderbroken kan blijven genieten
van de service
21
REN-nummer (Ringer Equivalence Number)
De aansluitfactor en het FCC-registratienummer voor dit apparaat vindt u
op een etiket aan de achterkant of op de onderkant van het apparaat. In een
aantal gevallen moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden
verstrekt.
Informatie over wettelijke voorschriften
388
16. Bijlage
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de
telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op
dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel
apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met het
telefoneren en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel
voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Er mogen
niet meer dan vijf apparaten tegelijk worden aangesloten om er zeker van
te zijn dat de telefoonmaatschappij in staat is om de diverse diensten ter
beschikking te stellen. In een aantal gevallen kunnen er geen vijf toestellen
aangesloten worden. Als een aangesloten telefoonapparaat niet goed
werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien
het schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Dit apparaat is in overeenstemming met Deel 68 van de FCC-regels en de
vereisten die door de ACTA werden aangenomen. Op de achterkant van dit
apparaat bevindt zich een label dat onder meer een product-id bevat met
de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet op verzoek worden
meegedeeld aan de telefoonmaatschappij.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication
Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit apparaat die
niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant ertoe leiden dat de
gebruiker het recht verliest om het apparaat te gebruiken. Wanneer
randapparatuur schade aan het telefoonnet veroorzaakt, moet de
telefoonmaatschappij de klant waarschuwen dat de dienst kan worden
onderbroken. Wanneer het echter praktisch onmogelijk is om de klant
vooraf te verwittigen, kan de telefoonmaatschappij de dienstverlening
tijdelijk onderbreken op voorwaarde dat ze:
a de klant onmiddellijk op de hoogte brengt;
b de klant de gelegenheid biedt om het probleem met de
randapparatuur te verhelpen,
c de klant erop wijst dat hij het recht heeft om een klacht in te dienen
bij de Federal Communication Commission volgens de procedures
uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68".
Verder moet u weten:
Dat het apparaat niet ontworpen is voor aansluiting op een PBX-
centrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op de telefoonlijn waarop ook een
computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of
ontvangen. We raden u aan om buiten een normaal telefoontoestel
geen andere apparaten aan te sluiten op de lijn waarop het apparaat is
aangesloten.
Informatie over wettelijke voorschriften
389
16. Bijlage
Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of
regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan
om zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een
piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen
kunt u aanschaffen bij uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een
alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst het
normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om
de dienst op de hoogte te brengen van de test. De dienst kan u dan
meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of
een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard
modulaire connector, USOC RJ-11C.
22
De stekker van het netsnoer vervangen (alleen
voor het VK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker
(BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de
zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat
u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de
zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent,
mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap hebt op
gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd
Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige
(vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van
13 ampère. U moet een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder
nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet
meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok te krijgen als u
hem in het stopcontact steekt.
Informatie over wettelijke voorschriften
390
16. Bijlage
Belangrijke waarschuwing:
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet
overeenstemmen met die van de stekker.
Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met de
letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of
zwart is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of
de kleur zwart.
In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van 13 ampère zijn
aangebracht.
23
Verklaring van overeenstemming (Europese
landen)
Goedkeuringen en certificeringen
1 januari 1995: Richtlijn 2006/95/EC van het Europees Parlement en de
Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften
der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen
bepaalde spanningsgrenzen.
1 januari 1996: Richtlijn 2004/108/EC van de Raad inzake de harmonisatie
van de wetgevingen in de lidstaten betreffende elektromagnetische
compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EC van de Raad inzake radioapparatuur en
eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge herkenning van
hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung
Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante
richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd.
Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden
aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering:
Groen/geel: aarding
Blauw: neutraal
Bruin: fase
Samsung Electronics verklaart hierbij dat deze [M408x series] in
overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere
relevante bepalingen van de R&TTE-richtlijn (1999/5/EC).
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com.
Daar klikt u op Support > Download center en geeft u de
printernaam (MFP) in om EuDoC te doorzoeken.
Informatie over wettelijke voorschriften
391
16. Bijlage
EC-certificering
Certificering voor Richtlijn 1999/5/EC inzake radioapparatuur en
eindapparatuur voor telecommunicatie (FAX)
Dit product van Samsung is gecertificeerd door Samsung zelf voor enkele-
terminalverbindingen in heel Europa met het openbare telefoonnet (PSTN),
in overeenstemming met richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen voor
gebruik met de nationale openbare telefoonnetten en compatibele PBX-en
van de Europese landen:
Indien er problemen optreden, moet u in eerste instantie contact opnemen
met het Euro QA Lab van Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op TBR21. Het European Telecommunication
Standards Institute (ETSI) heeft voor gebruik en toepassing in
overeenstemming met deze norm een adviesdocument gepubliceerd (EG
201 121), waarin opmerkingen en extra voorwaarden staan voor
netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals. Het product is getest op, en
voldoet aan, alle relevante adviezen in dit document.
Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor
producten uitgerust met door de EU
goedgekeurde radioapparaten)
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw
printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten
aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze
apparaten aanwezig zijn.
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze
apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder
de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTE-
richtlijn heeft vastgelegd.
Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten
gekwalificeerde Europese lidstaten:
EU-landen
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn
mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio's
alleen worden gebruikt als het systeemlabel een CE-
markering, een registratienummer van een aangemelde
instantie en het waarschuwingssymbool bevat.
Informatie over wettelijke voorschriften
392
16. Bijlage
Europese landen met gebruiksbeperkingen:
EU
In Frankrijk mag deze apparatuur alleen binnenshuis worden gebruikt.
EEA/EFTA-landen
Geen beperkingen op dit ogenblik.
24
Mededelingen aangaande normen
Draadloze geleiding
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4 GHz/5 GHz-band. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht
van beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een
draadloos apparaat.
Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor
specifieke landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of
landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn
uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd
kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het
systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat wilt
gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het
plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over de
vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet
worden gebruikt.
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze
apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder
de tot dusver bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen
apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie
afgeven dan conform de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake
radiofrequentie is toegestaan, is de producent ervan overtuigd dat deze
apparaten veilig zijn in het gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet
menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden
vermeden.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam,
voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder
uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op
meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze
apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden
opgesteld of bediend.
Informatie over wettelijke voorschriften
393
16. Bijlage
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze
apparaten. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen
opgenomen.
Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met
apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige
luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan
boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht.
IEEE 802.11- (beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-
communicatieapparaten zijn voorbeelden van draadloze
communicatieapparaten.
In omgevingen waar het risico op interferentie met andere
apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt
beschouwd, kan gebruik van een draadloos apparaat beperkt of
verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld
met zuurstof en ontvlambare gassen zijn enkele voorbeelden van
omgevingen waar het gebruik van draadloze apparaten beperkt of
verboden kan zijn. Als u zich in een omgeving bevindt waarvan u
niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten
gesanctioneerd is, vraagt u de plaatselijke autoriteiten om
toelating voor u het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik
neemt.
Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van
draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met een
draadloos apparaat, moet u, als u van het ene land naar het
andere reist, voorafgaand aan uw vertrek bij de plaatselijke
radiogoedkeuringsinstanties informeren of er beperkingen gelden
voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van
bestemming.
Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos
apparaat, mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle
kleppen en schermen op hun plaats zitten en het systeem
compleet is.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden
hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden.
Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat,
vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op
met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het
land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de
systeemherstelkit van de fabrikant of neem contact op met de
technische dienst van de fabrikant voor meer informatie.
394
16. Bijlage
Copyright
© 2015 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze
gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
Microsoft, Windows XP Service Pack 3, Windows Vista, Windows 7, Windows 8 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Microsoft, Internet Explorer, Excel, Word, PowerPoint en Outlook zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in
de Verenigde Staten en andere landen.
Google, Picasa, Google Cloud Print, Google Docs, Android en Gmail zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Google Inc.
iPad, iPhone, iPod touch, Mac en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de V.S en andere landen.
AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
REV. 1.01
QR-code
De software geleverd bij dit product bevat open-sourcesoftware. U kunt de complete broncode ter
beschikking krijgen voor een periode van drie jaar na de laatste verzending van dit product door een e-
mail te sturen naar: oss.request@samsung.com. Het is ook mogelijk om de complete broncode te krijgen
op een fysiek medium, zoals een cd-rom; hiervoor wordt een klein bedrag in rekening gebracht.
De volgende URL https://opensource.samsung.com/opensource/Samsung_M408x_Series/seq/45
brengt u naar de downloadpagina van de beschikbare broncode en de informatie over de open-
sourcelicentie met betrekking tot dit product. Dit aanbod is geldig voor iedereen die deze informatie
ontvangt.
395
Contact SAMSUNG worldwide
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products,
contact the Samsung customer care center.
Country/Region Customer Care Center WebSite
ALGERIA
021 36 11 00 www.samsung.com/
n_africa/support
ARGENTINE
0800-555-SAMSUNG
(0800-555-7267)
www.samsung.com/
ar/support
ARMENIA
0-800-05-555 www.samsung.com/
support
AUSTRALIA
1300 362 603 www.samsung.com/
au/support
AUSTRIA
0800-SAMSUNG (0800-
7267864)[Only for Premium
HA] 0800-366661[Only for
Dealers] 0810-112233
www.samsung.com/
at/support
AZERBAIJAN
0-88-555-55-55 www.samsung.com/
support
BAHRAIN
8000-GSAM (8000-4726) www.samsung.com/
ae/support (English)
www.samsung.com/
ae_ar/support
(Arabic)
BELARUS
810-800-500-55-500 www.samsung.com/
support
BANGLADESH
09612300300 www.samsung.com/
in/support
BELGIUM
02-201-24-18 www.samsung.com/
be/support (Dutch)
www.samsung.com/
be_fr/support
(French)
BOLIVIA
800-10-7260
[HHP] 4828210
www.samsung.com/
cl/support
BOSNIA
055 233 999 www.samsung.com/
support
BOTSWANA
8007260000 www.samsung.com/
support
BRAZIL
0800-124-421 (Demais
cidades e regiões)
4004-0000 (Capitais e grandes
centros)
www.samsung.com/
br/support
BULGARIA
800 111 31, Безплатна
телефонна линия
www.samsung.com/
bg/support
BURUNDI
200 www.samsung.com/
support
CAMEROON
7095- 0077 www.samsung.com/
africa_fr/support
Country/Region Customer Care Center WebSite
Contact SAMSUNG worldwide
396
Contact SAMSUNG worldwide
CANADA
1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/
ca/support(English)
www.samsung.com/
ca_fr/support
(French)
CHILE
800-SAMSUNG (726-7864)
[HHP] 02-24828200
www.samsung.com/
cl/support
CHINA
400-810-5858 www.samsung.com/
cn/support
COLOMBIA
Bogotá 600 12 72Gratis desde
cualquier parte del país 01
8000 112 112 ó desde su
celular #SAM(726)
www.samsung.com/
co/support
COSTA RICA
0-800-507-7267
00-800-1-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/
latin/support
(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/support
(English)
CROATIA
072 726 786 www.samsung.com/
hr/support
Cote D’ Ivoire
8000 0077 www.samsung.com/
africa_fr/support
Country/Region Customer Care Center WebSite
CYPRUS
8009 4000 only from landline,
toll free
www.samsung.com/
gr/support
CZECH
800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com/
cz/support
DENMARK
70 70 19 70 www.samsung.com/
dk/support
DOMINICAN
REPUBLIC
1-800-751-2676 www.samsung.com/
latin/support
(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/support
(English)
DRC
499999 www.samsung.com/
support
ECUADOR
1-800-10-7267
1-800-SAMSUNG (72-6786)
www.samsung.com/
latin/support
(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/
support(English)
EGYPT
08000-7267864
16580
www.samsung.com/
eg/support
Country/Region Customer Care Center WebSite
Contact SAMSUNG worldwide
397
Contact SAMSUNG worldwide
EIRE
0818 717100 www.samsung.com/
ie/support
EL SALVADOR
800-6225
800-0726-7864
www.samsung.com/
latin/support
(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/support
(English)
ESTONIA
800-7267 www.samsung.com/
ee/support
FINLAND
030-6227 515 www.samsung.com/
fi/support
FRANCE
01 48 63 00 00 www.samsung.com/
fr/support
GERMANY
0180 6 SAMSUNG bzw.
0180 6 7267864*
[HHP] 0180 6 M SAMSUNG
bzw.
0180 6 67267864* (*0,20 €/
Anruf aus dem dt. Festnetz,
aus dem Mobilfunk max. 0,60
€/Anruf)
www.samsung.com/
de/support
GEORGIA
0-800-555-555 www.samsung.com/
support
Country/Region Customer Care Center WebSite
GHANA
0800-10077
0302-200077
www.samsung.com/
africa_en/support
GREECE
80111-SAMSUNG (80111 726
7864) only from land line(+30)
210 6897691 from mobile and
land line
www.samsung.com/
gr/support
GUATEMALA
1-800-299-0013
1-800-299-0033
www.samsung.com/
latin/support
(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/support
(English)
HONDURAS
800-2791-9267
800-2791-9111
www.samsung.com/
latin/support
(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/support
(English)
HONG KONG
(852) 3698 4698 www.samsung.com/
hk/support (Chinese)
www.samsung.com/
hk_en/support
(English)
Country/Region Customer Care Center WebSite
Contact SAMSUNG worldwide
398
Contact SAMSUNG worldwide
HUNGARY
0680SAMSUNG (0680-726-
786)0680PREMIUM (0680-
773-648)
www.samsung.com/
hu/support
INDIA
1800 3000 8282 - Toll
Free1800 266 8282 - Toll Free
www.samsung.com/
in/support
INDONESIA
021-56997777
08001128888
www.samsung.com/
id/support
IRAN
021-8255 [CE]
021-42132 [HHP]
www.samsung.com/
iran/support
ITALIA
800-SAMSUNG
(800.7267864)[HHP]
800.Msamsung
(800.67267864)
www.samsung.com/
it/support
JAMAICA
1-800-234-7267
1-800-SAMSUNG (726-7864)
www.samsung.com/
latin_en/support
(English)
JAPAN
0120-363-905 www.samsung.com/
jp/support
JORDAN
0800-22273
06 5777444
www.samsung.com/
levant/support
(English)
KAZAKHSTAN
8-10-800-500-55-500
(GSM:7799, VIP care 7700)
www.samsung.com/
support
Country/Region Customer Care Center WebSite
KENYA
0800 545 545 www.samsung.com/
support
KUWAIT
183-CALL (183-2255) www.samsung.com/
ae/support (English)
www.samsung.com/
ae_ar/support
(Arabic)
KYRGYZSTAN
00-800-500-55-500 www.samsung.com/
kz_ru/support
LATVIA
8000-7267 www.samsung.com/
lv/support
LITHUANIA
8-800-77777 www.samsung.com/
lt/support
LUXEMBURG
261 03 710 www.samsung.com/
support
MACAU
0800 333 www.samsung.com/
support
MACEDONIA 023 207 777
MALAYSIA
1800-88-9999
603-77137477 (Overseas
contact)
www.samsung.com/
my/support
MAURITIUS
23052574020 www.samsung.com/
support
Country/Region Customer Care Center WebSite
Contact SAMSUNG worldwide
399
Contact SAMSUNG worldwide
MEXICO
01-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/
mx/support
MOLDOVA
0-800-614-40 www.samsung.com/
support
MONGOLIA
+7-495-363-17-00 www.samsung.com/
support
MONTENEGRO
020 405 888 www.samsung.com/
support
MOROCCO
080 100 2255 www.samsung.com/
n_africa/support
MOZAMBIQUE
847267864 / 827267864 www.samsung.com/
support
MYANMAR
+95-01-2399-888 www.samsung.com/
support
NAMIBIA
08 197 267 864 www.samsung.com/
support
NIGERIA
0800-726-7864 www.samsung.com/
africa_en/support
NETHERLANDS
0900-SAMSUNG (0900-
7267864) (€ 0,10/Min)
www.samsung.com/
nl/support
NEW ZEALAND
0800 726 786 www.samsung.com/
nz/support
Country/Region Customer Care Center WebSite
NICARAGUA
001-800-5077267 www.samsung.com/
latin/
support(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/support
(English)
NORWAY
815 56480 www.samsung.com/
no/support
OMAN
800-SAMSUNG (800 - 726
7864)
www.samsung.com/
ae/support (English)
www.samsung.com/
ae_ar/support
(Arabic)
PAKISTAN
0800-Samsung (72678) www.samsung.com/
pk/support
PANAMA
800-7267
800-0101
www.samsung.com/
latin/support
(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/support
(English)
Country/Region Customer Care Center WebSite
Contact SAMSUNG worldwide
400
Contact SAMSUNG worldwide
PARAGUAY
009-800-542-0001 www.samsung.com/
latin/support
(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/support
(English)
PERU
0800-777-08 www.samsung.com/
pe/support
PHILIPPINES
1-800-10-7267864 [PLDT]1-
800-8-7267864 [Globe landline
and Mobile]02-4222111 [Other
landline]
www.samsung.com/
ph/support
POLAND
801-172-678* lub +48 22 607-
93-33 *[HHP] 801-672-678* lub
+48 22 607-93-33*
* (koszt połączenia według
taryfy operatora)
www.samsung.com/
pl/support
PORTUGAL
808 20 7267 www.samsung.com/
pt/support
PUERTO RICO
1-800-682-3180 www.samsung.com/
latin/support
(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/support
(English)
Country/Region Customer Care Center WebSite
QATAR
800-CALL (800-2255) www.samsung.com/
ae/support (English)
www.samsung.com/
ae_ar/support
(Arabic)
REUNION
262508869 www.samsung.com/
support
RWANDA
9999 www.samsung.com/
support
ROMANIA
08008 726 78 64 (08008
SAMSUNG )Apel GRATUIT
www.samsung.com/
ro/support
RUSSIA
8-800-555-55-55 (VIP care 8-
800-555-55-88)
www.samsung.com/
ru/support
SAUDI ARABIA
8002474357 www.samsung.com/
sa/support
www.samsung.com/
sa_en/support
(English)/
SENEGAL
800-00-0077 www.samsung.com/
africa_fr/support
SERBIA
011 321 6899 www.samsung.com/
rs/support
Country/Region Customer Care Center WebSite
Contact SAMSUNG worldwide
401
Contact SAMSUNG worldwide
SINGAPORE
1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/
sg/support
SLOVENIA
080 697 267 (brezplačna
številka)
090 726 786 (0,39 EUR/min)
www.samsung.com/
rs/si
SLOVAKIA
0800 - SAMSUNG(0800-726
786)
www.samsung.com/
sk/support
SOUTH AFRICA
0860 SAMSUNG (726 7864) www.samsung.com/
support
SPAIN
0034902172678[HHP]
0034902167267
www.samsung.com/
es/support
SRI LANKA
94117540540 www.samsung.com/
support
SUDAN
1969 www.samsung.com/
support
SWEDEN
0771 726 7864 (0771-
SAMSUNG)
www.samsung.com/
se/support
SWITZERLAND
0800 726 78 64 (0800-
SAMSUNG)
www.samsung.com/
ch/support (German)
www.samsung.com/
ch_fr/support
(French)
Country/Region Customer Care Center WebSite
SYRIA
18252273 www.samsung.com/
levant/support
(English)
TADJIKISTAN
8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/
support
TAIWAN
0800-329999 www.samsung.com/
tw/support
TANZANIA
0800 755 755
0685 889 900
www.samsung.com/
support
THAILAND
0-2689-3232,1800-29-3232 www.samsung.com/
th/support
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/
latin/support
(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/support
(English)
TURKEY
444 77 11 www.samsung.com/
tr/support
TUNISIA
80-1000-12 www.samsung.com/
n_africa/support
Country/Region Customer Care Center WebSite
Contact SAMSUNG worldwide
402
Contact SAMSUNG worldwide
U.A.E
800-SAMSUNG (800 -726
7864)
www.samsung.com/
ae/support (English)
www.samsung.com/
ae_ar/support
(Arabic)
UK
0330 SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/
uk/support
U.S.A
-Consummer
Electonics
1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/
us/support
U.S.A (Mobile
Phones)
1-800-SAMSUNG (72-6786)
[HHP] 1-888-987-HELP(4357)
www.samsung.com/
us/support
UGANDA
0800 300 300 www.samsung.com/
support
UKRAINE
0-800-502-000 www.samsung.com/
ua/support
(Ukrainian)
www.samsung.com/
ua_ru/support
(Russian)
Country/Region Customer Care Center WebSite
URUGUAY
000- 405-437-33 www.samsung.com/
latin/
support(Spanish)
www.samsung.com/
latin_en/
support(English)
UZBEKISTAN
8-10-800-500-55-500 (GSM:
7799)
www.samsung.com/
support
VENEZUELA
0-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/
ve/support
VIETNAM
1800 588 889 www.samsung.com/
vn/support
ZAMBIA
0211 350370 www.samsung.com/
support
Country/Region Customer Care Center WebSite
403
Verklarende woordenlijst
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie
(WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE
802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2.4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps,
802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/n-
apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze
telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat
dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk
(WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLAN-
radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple
ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de
kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een
hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren.
Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te
groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom
of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als
een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
Verklarende woordenlijst
404
Verklarende woordenlijst
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere client een IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met
een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sortering
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken
te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-
papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel
ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en
daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en
is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-Microsoft-
platformen.
DSDF
De dubbelzijdige documentinvoer voor scannen (DSDF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en
omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen.
Verklarende woordenlijst
405
Verklarende woordenlijst
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te kunnen
uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de
toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via
het netwerk.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt
over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt
voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter
bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Verklarende woordenlijst
406
Verklarende woordenlijst
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer
met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier
tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer
een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De
levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de
garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per
maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina’s tot
2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse
1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord
en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie
is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot
simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat
wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor
LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de
fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van afgelopen
eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Verklarende woordenlijst
407
Verklarende woordenlijst
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd
met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat
het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het
uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken
en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of
netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken.
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
Massaopslagapparaat (HDD)
Een massaopslagapparaat (HDD), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel draaiende platen met een magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van
elektrische technologie.
Verklarende woordenlijst
408
Verklarende woordenlijst
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute
of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar
een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan
worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De
term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de
interne website.
IP-adres of hostnaam
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten
gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een
netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing
is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-
protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX
was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een
bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de
prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
Verklarende woordenlijst
409
Verklarende woordenlijst
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie
die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale
radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten
standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie
van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee
internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-
T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie
van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die
ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder
voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor
het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
Mac-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48
bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens
per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC)
geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan
routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
Verklarende woordenlijst
410
Verklarende woordenlijst
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van
de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om
een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is
een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat
geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te
comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte
bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum
worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te
coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie
te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De
volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een
laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum
op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook
regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de
ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te
verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
Verklarende woordenlijst
411
Verklarende woordenlijst
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een
norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste
inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische
printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde
bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten
in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. - die
in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in
een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid
van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan
communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/
uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst
412
Verklarende woordenlijst
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor
gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe om
verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp
van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor
het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer
over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd
protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden
aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een client-
serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk
(WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken
dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s zijn
hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om
te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het
hostadres.
Verklarende woordenlijst
413
Verklarende woordenlijst
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het
internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de
taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan
worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte
verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-
afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken
definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en
platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die
met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en
die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie
van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels
in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een
scan worden gestart vanuit het programma; Dit een API voor het
vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft
Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde
netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoft-
producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
Verklarende woordenlijst
414
Verklarende woordenlijst
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc.
ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te
verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een
enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te
verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als
een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via
radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere
kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur
die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan
kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd
voor een betere beveiliging van WEP.
Verklarende woordenlijst
415
Verklarende woordenlijst
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een
gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt
(WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een
unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee
geassocieerde WAP voor een betere veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen
van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS
ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk
configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een
nieuw afdrukpad.
416
Index
Index
A
aanmelden 241, 272
aanpassing
afdrukgebied 245
accessoires
bestellen 298
installeren
307
accounts beheren 275
achterkant 22
adresboek 258, 273
groep
273
individueel
273
instellingen
258
SyncThru Web Service
191
afdrukken
afdrukken naar een bestand 112
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
110
dubbelzijdig 262, 274
dubbelzijdig afdrukken
Mac
114
Windows
101
een document aan een bepaald
papierformaat aanpassen
102
een document afdrukken
Windows
89
het afdrukpercentage wijzigen
102
het hulpprogramma Direct afdrukken
gebruiken
108
instellen als standaardapparaat
111
Linux
115
Mac
113
marge
262, 274
meerdere paginas afdrukken op één vel
papier
Mac
113
Windows
99
mobiel besturingssysteem
211
mobileprint
211
overlay gebruiken
105
papieroriëntatie
262, 274
poster
100
UNIX
116
watermerken gebruiken
103
afdrukken via google cloud 218
afdrukken via samsung cloud print 215
afdrukmedia
envelop 81
etiketten
82
het papierformaat instellen
85
het papiertype instellen
85
het tabblad Papier in de
printervoorkeurinstellingen
93
kartonpapier
83
richtlijnen
74
speciale media
80
uitvoersteun gebruiken
374
voorbedrukt papier
84
AirPrint 212, 214
algemene instellingen 242
algemene pictogrammen 13
AnyWeb Print 278
apparaatdetails 242
apparaatinstellingen 241
apparaatopties 307
B
bedieningspaneel 23
beheren
adresboek 258, 273
gebruiker
275
kopiëren
250
toepassing
276
beveiliging
Index
417
Index
systeem 274
beveiligingsinstellingen 264
afbeelding overschrijven
265
HTTPS
267
bewerken
groepsadres 190
individueel adres
189
boekjes 100
boekjes afdrukken 100
C
certificaat 275
conventie 13
D
documentenvak
informatie over het scherm
Documentenvak
227
draadloos
WPS
verbinding verbreken
61
draadloos netwerk
netwerkkabel 62
dubbelzijdig afdrukken
afdrukken 101
E
easy document creator 280
converteren naar ebook
280
een adresboek maken
vanaf het bedieningspaneel 186
een document afdrukken
Linux 115
Mac
113
UNIX
116
een fax ontvangen
de ontvangstmodus wijzigen 176
dubbelzijdig ontvangen
178
in antwoordapparaatfax
178
veilig ontvangen
177
ethernet 43
externe verificatieserver 275
F
fax
adresboek 258, 273
afdrukken
255
daluren
254
doorsturen
255
instellingen
252
prefix kiezen
253
veilig ontvangen
255
fax email
individueel adres 186
fax sending
resending automatically 172
fax verzenden
een fax verzenden 168
het laatste nummer opnieuw kiezen
173
uitgesteld verzenden
174
faxen
dubbelzijdig bedrukte originelen
verzenden
178
een fax in het geheugen ontvangen
178
een faxrapport afdrukken
182
het faxhoofd instellen
168
het laatste nummer opnieuw kiezen
173
informatie over het faxscherm
166
ontvangen
176
ontvangen in telefoonmodus
176
ontvangstmodus wijzigen
176
programmainstelling
183
Index
418
Index
uitgestelde faxverzending 174
versturen
168
voorbereiden om te faxen
163
filtering 275
IPv6
275
MAC
275
firmware 276
foutcorrectiemodus 253
foutmelding 340
functies 8
eigenschappen van afdrukmateriaal
374
printerstuurprogramma
88
G
gebruiker
beheren 275
profiel
276
gebruikerstoegangbeheer 275
gedeelde map 224
geheugen
geheugen uitbreiden 309
groep
groepsadres 189
H
help gebruiken 98, 114
het programma SetIP 45, 63
HTTPinstellingen 274
HTTPSinstellingen 267
hulpprogramma Direct afdrukken 108
I
informatie over het faxscherm 166
informatie over het scherm Scannen 135
informatie over wettelijke voorschriften
380
instellingen 264
adresboek
258
algemeen
242
apparaat
273
beveiliging
274
netwerk
275
DNS
44
ecomodus
260
ethernet
43
fax
252, 274
HTTP
274
HTTPS
267
huidige
273
kopiëren
274
Lade
259
marge
262, 274
netwerk
40, 43, 199, 263, 274
printer
274
scannen
274
server
40, 199
SyncThruTM Web Service
274
TCPIPv4
43
toepassing
250
WINS
44
instellingen voor favorieten voor
afdrukken
97
instellingen voor lade 259
IPPinstellingen 274
J
JPEG
USB scanning memory device 154, 155,
187, 188, 193
K
knoppen
ECO 30
Index
419
Index
Onderbreken 32
Taakstatus
30
Teller
30
kopie ID 125
kopiëren
dubbelzijdig 251, 252, 256
IDkaart kopiëren
125
informatie over het scherm Kopiëren
119
instellen
250, 274
normaal kopiëren
121
programmainstelling
132
tonerdichtheid
251, 253
type origineel
251, 253
koppeling 276
L
Lade
breedte en lengte instellen 75
de grootte van de lade aanpassen
75
papier in de multifunctionele lade plaatsen
78
lade
een optionele lade bestellen 298
papierformaat en type instellen
85
LED
apparaatstatus 25, 27
informatie over de statusLED
25
knop onderbreken
32
Linux
afdrukken 115
algemene Linuxproblemen
369
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
55
printereigenschappen
115
scannen
161
SetIP gebruiken
46
systeemvereisten
379
logboek 276
LPRLPDinstellingen 274
M
Mac
afdrukken 113
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
39
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
55
SetIP gebruiken
46
systeemvereisten
378
veelvoorkomende Macproblemen
368
machtiging 275
Macintosh
scannen 160
marge
afdrukken 262
Meerdere pagina's op één vel afdrukken nup
Windows 99
meerdere pagina's op één vel afdrukken
nup
Mac 113
menuoverzicht 236
Multifunctionele lade
plaatsen 78
speciale afdrukmedia gebruiken
80
N
naar een USBgeheugenapparaat
150
,
151
,
233
netwerk
algemene instellingen 263
het programma SetIP
45, 46, 63
installatie
41
installatie van draadloos netwerk
59
Index
420
Index
installatieomgeving 41
IPv4configuratie
45
IPv6configuratie
47
stuurprogrammainstallatie
Linux
55
Mac
55
UNIX
56
Windows
51
netwerkinstellingen 263
nieten 251
O
onderdelen voor onderhoud 299
optionele lade 298
bestellen
298
originelen plaatsen 70
originelen voorbereiden 69
overlay afdrukken
afdrukken 106
maken
105
verwijderen
107
overschrijven
afbeelding 265
overzicht
menu 236
P
papierstoring
papier verwijderen 321
tips om papierstoringen te voorkomen
320
perforeren 251
plaatsen
papier in de multifunctionele lade plaatsen
78
speciale media
80
poster afdrukken 100
PostScriptstuurprogramma
problemen oplossen 370
printereigenschappen
printervoorkeurinstellingen openen 91
Printerstatus
algemene informatie 286
printervoorkeursinstellingen
Linux 115
probleem
problemen met het besturingssysteem
367
problemen
afdrukproblemen
351
problemen met betrekking tot netvoeding
350
problemen met de afdrukkwaliteit 354
problemen met faxen
365
problemen met kopiëren
362
problemen met papierinvoer
349
problemen met scannen
363
R
rapporten
apparaatgegevens 153, 179, 180, 181
emailbevestigingsrapport
142
faxrapport
182
Raw TCPIPinstellingen 274
reinigen
binnenkant 313
buitenkant
312
opneemrol
315
scannereenheid
316
S
samsung printer experience 288
Samsungprinterstatus 286
Scanassistent 159
Scannen
Scannen met Samsungscanassistent
159
scannen
Index
421
Index
emailserver 274
indeling
257, 258
instellingen wijzigen
152
kleur
257
kwaliteit
257
Macintosh
160
naar email
256
naar gedeelde map
256
naar server
256
naar USB
256
programmainstelling
157
Scannen in Linux
161
tonerdichtheid
256
TWAIN
158
type origineel
257
voor een netwerkverbinding
naar email
136
naar FTP SMB WEBDAV
143
scannen in Linux 161
scannen naar email 136
scannen naar server 143
serverinstellingen 40, 199
service contact numbers 395
SMB FTP
individueel adres 187
snel kopiëren 124
specificaties 372
afdrukmedia
374
standaard papierselectie
afdrukken 262
standaardinstellingen
een faxhoofd instellen 168
instellingen voor lade
85
stoptoets 23
stuurprogrammainstallatie 50
Unix
56
SyncThru Web Service
gebruikersprofiel 276
het tabblad adresboek
273
het tabblad onderhoud
276
logboek
276
toepassing beheren
276
SyncThruTM Web Service 271
accounts beheren
275
configureren
274
externe verificatieserver
275
fax
274
gebruikerstoegangbeheer
275
het tabblad beveiliging
274
het tabblad instellingen
273
informatietabblad
273
instellingen
273
kopiëren
274
netwerk
274
printer
274
scannen
274
verbinden met
271
vereisten
271
wat is
271
T
TCPIPv4 43
toepassing
installeren 250
toetsenbord
informatie over het toetsenbord 33
tonercassette
behandelingsinstructies 300
bewaren
300
de cassette vervangen
304
geschatte levensduur
301
nietoriginele Samsung en bijgevulde
Index
422
Index
cassettes 300
toner herverdelen
302
TWAIN scannen 158
U
UNIX
afdrukken 116
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
56
Unix
systeemvereisten 378
usb
informatie over het USBscherm 229
USBgeheugenapparaat
afdrukken 231
hoe u moet scannen
150
USBkabel
besturingsbestand opnieuw installeren
39
installatie van stuurprogramma 35
uw apparaat reinigen 312
V
veiligheid
info 14
symbolen
14
verbruik
teller 273
verbruiksartikelen
273
verbruiksartikelen
beschikbare verbruiksartikelen 297
bestellen
297
de gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren
311
geschatte levensduur van tonercassette
301
tonercassette vervangen 304
vereisten
SyncThruTM Web Service 271
verificatie
aanmelden 241, 272
verklarende woordenlijst 403
voorkant 1 21
W
watermerk
afdrukken 103
bewerken
104
maken
103
verwijderen
104
weergave
faxnummer 255
weergavescherm 23
weergeven
IPadres of hostnaam 44
Windows
afdrukken 87
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
38
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
51
scannen
134
SetIP gebruiken
45, 63
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
35
systeemvereisten
377
veelvoorkomende problemen onder
Windows
367
WSDinstellingen 274
Z
zoeken
adresboek 190
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420
  • Page 421 421

HP SL-M4080 ProXpress Handleiding

Categorie
Laser- / led-printers
Type
Handleiding