Simplicity DUTCH Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Veiligheidsvoorschriften en gebruikshandleiding voor
EUROPESE
21” (53 CM ) ‘EASY LINE’
LOOPMAAIERS
VERKLARING VAN HET MODELNUMMER
E S P V 21 S
EUROPEES MODEL OPTIENAAM
MODELNAAM MAAIBREEDTE
ZELFRIJDEND VARIABELE SNELHEID
E – Europees model P – Zelfrijdend model V – Variabele snelheid 21” (53 cm) Maaibreedte
S – ‘Easy Line’ S – Zwenkende voorwielen
Dank u voor de aanschaf van een SNAPPER-product! Gelieve vóór u de Loopmaaier gebruikt deze handleiding zorgvuldig te lezen
en in het bijzonder aandacht te schenken aan de "BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN" op bladzijden 2 & 3. Onthoud
dat alle gemotoriseerde machines gevaarlijk kunnen zijn wanneer men ze verkeerd gebruikt. Onthoud dat veiligheid een voorzichtig
gebruik veronderstelt. Respecteer de instructies en gebruik uw gezond verstand.
OPMERKING: De specificaties zijn correct op het ogenblik van het ter perse gaan en kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd.
* De reëel motorvermogen zal als gevolg van beperkingen tijdens het gebruik en milieufactoren waarschijnlijk lager zijn.
BRIGGS & STRATTON YARD POWER PRODUCTS GROUP
COPYRIGHT © 2006, BRIGGS & STRATTON CORPORATION
MILWAUKEE, WI, USA. ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN
HANDLEIDING NR. 7101132 (I.R. 11/20/2006)
TP 111-5239-IR-WB-N
MODELLEN
ESPV21
ESPV21S
2
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
WAARSCHUWING: Deze krachtige maaier kan handen en voeten amputeren en voorwerpen wegslingeren die verwondingen en
schade kunnen veroorzaken! Het niet naleven van deze VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN kan de gebruiker of andere personen
ernstig of zelfs dodelijk verwonden. De eigenaar van de machine moet deze voorschriften begrijpen en mag de maaier uitsluitend
laten gebruiken door personen die de voorschriften begrijpen. Elke persoon die de machine gebruikt moet bij zijn volle verstand
zijn, lichamelijk gezond, en niet onder de invloed van eender welke stof die het gezicht, de motoriek of het beoordelingsvermogen
kan beïnvloeden. Als u vragen over uw machine hebt waarop uw distributeur het antwoord schuldig blijft, belt of schrijft u naar de
klantendienst van SNAPPER, McDonough, Georgia 30253, telefoon 00-1-800-935-2967.
VOORZORGEN VOOR KINDEREN
Er kunnen tragische ongevallen gebeuren als de gebruiker niet
alert is voor de aanwezigheid van kinderen. Kinderen worden
vaak aangetrokken door de machine en het maaien. Veronderstel
nooit dat kinderen op de plaats zullen blijven waar u hen het
laatst hebt gezien.
1. HOUD KINDEREN UIT DE BUURT van de maaizone en
zorg dat ze door een verantwoordelijke volwassene (niet
de bestuurder) in de gaten worden gehouden.
2. LAAT GEEN kinderen in de tuin wanneer de machine in
gebruik is. Schakel de machine UIT wanneer iemand het
terrein betreedt.
3. LAAT DE MACHINE niet gebruiken door kinderen onder
de 13 jaar.
4. LAAT ALLEEN volwassenen of verantwoordelijke
tieners met het beoordelingsvermogen van een
volwassene en onder volwassen toezicht de machine
gebruiken.
5.
Trek de maaier NIET achterwaarts, tenzij het volstrekt
noodzakelijk is. KIJK terwijl u achterwaarts gaat
achterom en naar omlaag, zodat u kinderen,
huisdieren en gevaren kunt ZIEN.
6. WEES BIJZONDER VOORZICHTIG wanneer u blinde
hoeken nadert, struiken, bomen of andere objecten die
het gezicht belemmeren.
GEBRUIK OP EEN HELLING
1. Hellingen zijn een belangrijke oorzaak van ongevallen
door uitglijden en vallen, die tot ernstige verwondingen
kunnen leiden. Wees op elke helling extra voorzichtig.
Maai de helling NIET als u zich niet veilig voelt.
2. Maai heen en weer in de breedte van de helling, nooit op
en neer. Wees UITERST VOORZICHTIG als u op een
helling van richting verandert. MAAI NIET op steile
hellingen of op andere terreinen waar de stabiliteit of de
tractie onzeker zijn.
3. Wees extra voorzichtig met graszakken en andere
uitbreidingen; ze beïnvloeden de hanteerbaarheid en de
stabiliteit van de machine.
VOORBEREIDING
1. Lees deze handleiding en respecteer de
waarschuwingen en de voorschriften in deze
handleiding, op maaimachine, op de motor en op de
uitbreidingen. Zorg dat u de bedieningen en het juiste
gebruik van de machine kent voor u ze start.
2. De machine mag uitsluitend worden gebruikt door rijpe,
verantwoordelijke personen die de nodige instructies
hebben ontvangen.
VOORBEREIDING
(vervolg van vorige kolom)
3. Uit de statistieken blijkt dat gebruikers van 60 jaar en
ouder betrokken zijn bij een hoog percentage
ongevallen met maaiers. Deze gebruikers moeten
beoordelen of zij in staat zijn om de maaier voldoende
veilig te bedienen om zichzelf en anderen tegen ernstige
verwondingen te beschermen.
4. Ga uiterst voorzichtig om met brandstof. Brandstof is
ontvlambaar en dampen kunnen ontploffen. Gebruik
uitsluitend goedgekeurde brandstofcontainers. Verwijder
NOOIT het deksel van de brandstoftank en voeg nooit
brandstof toe terwijl de motor draait. Voeg in de buitenlucht
alleen brandstof toe wanneer de motor uitgeschakeld en
koud is. Verwijder gemorste brandstof van de machine.
ROOK NIET.
5. Controleer het terrein dat gemaaid moet worden. Verwijder
alle voorwerpen zoals speelgoed, kabels, stenen,
boomtakken en andere voorwerpen die verwondingen
kunnen veroorzaken als ze door het mes worden
weggeslingerd of het maaien hinderen. Let ook op de plaats
van kuilen, stronken en andere mogelijke gevaren.
6. Houd mensen en dieren op een veilige afstand van de
machine. Indien iemand het terrein betreedt, moet u
onmiddellijk de messen STOPPEN, de motor STOPPEN
en de machine STOPPEN.
7. Controleer de beschermkappen, deflectors, schakelaars,
mesregelaars en andere veiligheidsvoorzieningen
regelmatig op hun goede werking en plaatsing.
8. Zorg dat alle veiligheidslabels duidelijk leesbaar zijn.
Vervang ze als ze beschadigd zijn.
9. Bescherm uzelf tijdens het maaien. Draag een
veiligheidsbril, een lange broek en stevig schoeisel.
MAAI NIET op blote voeten of sandalen.
10. Zorg dat u weet hoe u het mes en de motor snel kunt
UITSCHAKELEN, zodat u voorbereid bent op
noodsituaties.
11. Wees bijzonder voorzichtig wanneer u de machine op
een aanhangwagen of vrachtwagen laadt of lost.
12. Controleer de onderdelen van de grasbak regelmatig op
sporen van slijtage of beschadiging. Vervang ze indien
nodig, om verwondingen te voorkomen als gevolg van
weggeslingerde voorwerpen die door zwakke of
versleten plaatsen zouden scheuren.
VEILIG OMGAAN MET BENZINE
Om persoonlijke letsels of schade aan eigendommen te
voorkomen, moet u uiterst voorzichtig met benzine omgaan.
Benzine is buitengewoon ontvlambaar en produceert
explosieve dampen.
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere bronnen
van vuur.
2. Gebruik uitsluitend goedgekeurde benzinecontainers.
3
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
VEILIG OMGAAN MET BENZINE
(vervolg van de vorige bladzijde)
3. Verwijder de tankstop NIET en vul de tank NIET bij terwijl
de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u bijtankt.
4. Vul de brandstoftank NIET binnenshuis.
5. Bewaar de machine of brandstofcontainers NIET
binnenhuis, in de buurt van open vuur, vonken of
waakvlammen van bijvoorbeeld een boiler of andere
toestellen.
6. Vul een brandstofcontainer NOOIT in een voertuig of op
een vrachtwagen of aanhangwagen met plastic vloer. Zet
de containers altijd op de grond, weg van het voertuig,
voor u ze vult.
7. Verwijder gasmotoren uit het voertuig of de
aanhangwagen en vul ze op de grond. Als dat onmogelijk
is, vult u ze met behulp van een draagbare container en
niet via een benzinepomp.
8. Start een benzinemotor NOOIT in een besloten voertuig of
aanhangwagen.
9. Houd het mondstuk altijd in contact met de rand van de
tank of container tot u klaar bent met het vullen. GEBRUIK
GEEN systeem dat de vergrendeling van het mondstuk
openhoudt.
10. Als u benzine op uw kleding morst, moet u onmiddellijk
andere kleren aantrekken.
11. De brandstoftank NOOIT overvullen. Plaats de stop terug
en draai hem stevig vast.
GEBRUIK
1. Houd uw handen en voeten UIT DE BUURT van draaiende
onderdelen. Blijf uit de buurt van de uitworp wanneer de
motor draait.
2. STOP de motor als u grindpaden, wandelpaden of wegen
oversteekt en in alle situaties waarin weggeslingerde
voorwerpen gevaar kunnen opleveren.
3. Maai alleen overdag of bij goed kunstlicht.
4. GEBRUIK DE MAAIER niet onder de invloed van alcohol of
drugs.
5. Als u een vreemd voorwerp raakt of als de maaier abnormaal
vibreert, STOPT u de motor, koppelt u de bougiekabel af en
bevestigt u hem uit de buurt van de bougie. Inspecteer de
maaier op schade en herstel de schade voor u opnieuw start.
6. MAAI NIET in de buurt van abrupte niveauverschillen,
grachten of dijken. U zou kunnen uitglijden en vallen.
7. KIJK UIT voor kuilen en andere verborgen gevaren. Hoog
gras kan obstakels verbergen. Blijf uit de buurt van grachten,
weggespoelde grond, duikers, omheiningen en
uitspringende objecten.
8. MAAI NIET op nat gras. Wees altijd op uw hoede voor
uitglijden. Houd de duwboom stevig vast. Stap rustig in
plaats van te lopen. Uitglijden kan verwondingen
veroorzaken.
9. Blijf ALTIJD achter de duwboom wanneer de motor draait
10. Laat de maaier NIET met draaiende motor achter. STOP DE
MESSEN en STOP DE MOTOR voor u om gelijk welke reden
de gebruikersplaats verlaat.
GEBRUIK
(vervolg van vorige kolom)
11. Voor u de maaier reinigt, herstelt of inspecteert, moet u
zorgen dat de motor, de messen en alle bewegende delen
GESTOPT ZIJN. Koppel de bougiekabel af en bevestig hem
uit de buurt van de bougie, om toevallig starten te
voorkomen.
12. STOP de motor en wacht tot de messen volledig
STILSTAAN voor u de graszak verwijdert en/of gras
opruimt
13. Gebruik de machine NIET als de grasvanger of de
beveiligingen niet volledig geïnstalleerd zijn en niet
operationeel zijn. Richt de uitwerpopening nooit op
mensen, voorbijrijdende auto's, vensters of deuren.
14. Werp het maaisel NIET uit tegen een muur of een
versperring. Het maaisel kan dan terugslaan in de richting
van de bestuurder.
15. Vertraag voor u draait.
16. Kijk uit voor verkeer in de omgeving of bij het oversteken
van wegen.
17. Laat de motor NIET draaien in een gesloten ruimte.
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een dodelijk vergif.
18. Gebruik uitsluitend door de fabrikant goedgekeurde
accessoires. Raadpleeg de instructies van de fabrikant
voor de juiste installatie en bediening van de accessoires.
ONDERHOUD EN OPSLAG
1. Bewaar de machine of een brandstofcontainer NOOIT in
een gesloten ruimte waar brandstofdampen in contact
zouden kunnen komen met een open vlam, een vonk of
een waakvlam, zoals van een boiler, oven, droger of een
ander gastoestel. Laat de motor afkoelen voor u de
machine in een gesloten ruimte plaatst. Bewaar de
brandstofcontainer buiten het bereik van kinderen, in een
goed geventileerd, onbewoond gebouw.
2. Zorg dat de motor vrij blijft van gras, bladeren of overtollig
vet, om het gevaar op brand of oververhitting van de motor
te beperken.
3. Wanneer u de brandstoftank laat leeglopen, vangt u de
brandstof op in een goedgekeurde container, buitenshuis
en uit de buurt van elke open vlam.
4. Zorg dat alle bouten, moeren en schroeven stevig
vastzitten. Controleer of alle splitpennen goed zijn
aangebracht.
5. Zorg altijd voor voldoende verluchting als u de motor
binnenshuis laat draaien. Uitlaatgassen bevatten
koolmonoxide, een reukloos en dodelijk vergif.
6. Voer onderhoud en afstellingen uitsluitend uit nadat de
motor gestopt is. Koppel de bougiekabel af en bevestig
hem uit de buurt van de bougie, om toevallig starten te
voorkomen.
7. Wijzig NOOIT de afstelling van de toerenregelaar en laat de
motor niet tegen een te hoog toerental draaien.
8. Controleer de graszak regelmatig op slijtage en
beschadiging, om te voorkomen dat voorwerpen zouden
worden weggeslingerd of bewegende onderdelen
bereikbaar zouden zijn. Vervang de glijder of de adapter
van de zak als hij gebroken of gebarsten is.
4
ONDERHOUD EN OPSLAG
(vervolg van de vorige bladzijde)
9. Messen zijn scherp en kunnen snijden. Wanneer u ze
hanteert, moet u ze inpakken of dikke leren handschoenen
dragen. Wees altijd VOORZICHTIG.
10. Test de vonk NOOIT door de bougie naast het bougiegat
tegen de massa te houden: de vonk zou brandstofdampen
die uit de motor ontsnappen kunnen doen ontploffen.
11. Laat de machine minstens één keer per jaar nakijken door
een bevoegde SNAPPER distributeur. Laat de distributeur
eventuele nieuwe veiligheidsvoorzieningen installeren.
12. Gebruik uitsluitend originele SNAPPER onderdelen, als
garantie voor uw veiligheid en de kwaliteit van het
resultaat.
5
INHOUD
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ..................................................... 2 - 4
INHOUD ..............................................................................................................................5
DEEL 1 - DE MACHINE LEREN KENNEN ........................................................................6
DEEL 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES............................................................................ 7-10
Checklist vóór het starten...................................................................................7
Motor en mes starten en stoppen.......................................................................7
Met de maaier rijden.............................................................................................8
De hoogte van de duwboom afstellen................................................................8
De maaihoogte afstellen......................................................................................9
Recycleren ............................................................................................................9
De zijdeflector installeren..................................................................................10
De adapter voor de graszak installeren ...........................................................10
De graszak installeren .......................................................................................10
DEEL 3 - ONDERHOUDSINSTRUCTIES .................................................................. 11-12
De motorolie vervangen.....................................................................................11
Het maaimes controleren ..................................................................................11
De aandrijfriem controleren ..............................................................................11
Onderhoud - Periodiek.......................................................................................11
Motor ................................................................................................................11
Luchtfilter.........................................................................................................11
Motorolie..........................................................................................................11
Componenten van de wielaandrijving ..........................................................12
Opslagprocedure ............................................................................................12
DEEL 4 - AFSTELLING EN HERSTELLING ............................................................. 13-16
Het maaimes vervangen....................................................................................13
Het mes slijpen...................................................................................................13
De hendel van de wielaandrijving afstellen.....................................................14
De hendel van de rijsnelheid afstellen.............................................................15
Onderhoud van de riem.....................................................................................16
De aandrijfriem vervangen.............................................................................16
Het achterdeksel verwijderen en installeren................................................17
PROBLEMEN OPLOSSEN ..............................................................................................18
ONDERHOUDSSCHEMA.................................................................................................19
Onderhoud/Reserveonderdelen........................................................................19
IDENTIFICATIE VAN DE LABELS............................................................................. 20-21
EG-CONFORMITEIT.........................................................................................................21
WAARBORG.....................................................................................................................22
6
Deel 1 - DE MACHINE LEREN KENNEN
FIGUUR 1.1
(MODEL ESPV21)
1.1 INLEIDING
Deze handleiding is opgesteld voor de gebruikers
van de SNAPPER ‘EASY LINE’ LOOPMAAIERS.
Zorg dat u de "BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOOR-
SCHRIFTEN" op bladzijde 2 en 4 van deze
handleiding en alle veiligheidsberichten op de maaier
en zijn uitbreidingen leest, begrijpt en respecteert
voor u de maaier gebruikt.
1.2 BENAMINGEN
Figuur 1.1 toont de essentiële delen van de
SNAPPER ‘EASY LINE’ LOOPMAAIERS. Het is
aanbevolen dat elke gebruiker van deze machine
zich goed vertrouwd maakt met de bedieningen,
onderdelen en werking van de maaier voor hij ze
gebruikt. Specifieke details over de motor vindt u in
de afzonderlijke handleiding van de motor.
Bestudeer de twee handleidingen voor u de machine
gebruikt en bewaar ze, zodat u ze later kunt
raadplegen.
BELANGRIJK
De tekeningen en illustraties in deze
handleiding dienen uitsluitend ter referentie en
kunnen verschillen van uw specifieke model.
Raadpleeg uw Snapper-distributeur als u
vragen zou hebben.
HENDEL
WIELAANDRIJVING
MESHENDEL
HENDEL
RIJSNELHEID
TANKDOP
HENDEL MAAIHOOGTE
VOORAAN
DEKSEL
RECYCLEERHUIS
OLIEDOP EN
PEILSTOK
HANDVAT
STARTKOORD
HENDEL
MAAIHOOGTE
ACHTERAAN
MOTORINJECTOR
7
Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES
2.1 CHECKLIST VÓÓR HET STARTEN
Voer de volgende controles en het gepaste
onderhoud uit vóór u de machine start.
2.1.1. Controleer of alle beschermkappen,
deflectors, de graszak, de adapter en deksels goed
aangebracht en stevig bevestigd zijn.
2.1.2. Controleer of de meshendel en de hendel
voor de wielaandrijving vrij bewegen. Zie Figuur 2.1.
FIGUUR 2.1
2.1.3. Controleer de maaihoogte. Stel ze af op de
gewenste hoogte. Zie het gedeelte “De maaihoogte
afstellen”.
2.1.4. Controleer het oliepeil van de motor en voeg
olie tot het merkteken bereikt is. Raadpleeg de
handleiding van de motor voor de specificaties van de
olie. Zie Figuur 2.2.
FIGUUR 2.2
2.1.5. Doe brandstof in de tank nadat u de maaier
naar buiten hebt gebracht, zodat dampen veilig
kunnen ontsnappen. Zorg dat u na het vullen de
tankdop goed sluit. Raadpleeg de handleiding van
de motor voor de specificaties.
2.1.6. Reinig de buitenzijde van het maaihuis en de
motor en verwijder gemorste brandstof, zand, gras,
olie enz. Zorg dat het rooster van de luchtinlaat en
de koelvinnen altijd vrij zijn.
2.2 STARTEN EN GEBRUIK
2.2.1. MOTOR EN MES
1. Druk driemaal op de knop om een koude motor
te starten. Zie Figuur 2.3. OPMERKING: Een
warme motor heeft geen injectie nodig.
FIGUUR 2.3
2. Trek de meshendel tegen de duwboom. Zie
Figuur 2.4.
3. Start de maaier:
Trek aan het startkoord om de motor te starten.
Zie Figuur 2.4.
FIGUUR 2.4
4. Laat de motor na het starten even opwarmen, tot
hij vlot draait.
OPMERKING: Stop de motor (en het mes) door de
meshendel los te laten.
HENDEL
WIELAANDRIJVING
MESHENDEL
TREK DE
MESHENDEL
TEGEN DE
DUWBOOM
HANDVAT
START-
KOORD
HENDEL
RIJSNELHEID
INJECTOR-
KNOP
(3 x DRUKKEN)
8
Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES
2.2 STARTEN EN GEBRUIK
2.2.2. MET DE MAAIER RIJDEN
1. Start de motor. Raadpleeg het gedeelte
"Starten & Gebruik – Motor en mes”.
2. Plaats de hendel voor de rijsnelheid in de
gewenste stand. Zie Figuur 2.5.
3. Trek de hendel van de wielaandrijving tegen de
duwboom, om de aandrijving in te schakelen en
de maaier voorwaarts te doen rijden. Tijdens het
rijden kunt u de snelheid aanpassen door de
hendel voor de rijsnelheid te verplaatsen. Zie
Figuur 2.5.
FIGUUR 2.5
2.3 STOPPEN
Stop de voorwaartse beweging door de hendel
van de wielaandrijving los te laten. Stop motor en
het mes door de meshendel los te laten.
2.3 DE ZWENKWIELEN BLOKKEREN (ALLEEN
ESPV21S)
U kunt het linkse zwenkwiel van de ESPV21S
blokkeren, zodat de maaier recht blijft rijden:
1. Rijd de maaier recht vooruit, zodat de pen van
het wenkwiel in lijn komt met de gleuven van de
vergrendelingsclip boven het linkse zwenkwiel. Zie
Figuur 2.6.
FIGUUR 2.6
2. Plaats de grendel, links op de duwboom in de
stand “LOCK” om de clip over de pen te doen
sluiten. Zie Figuur 2.7.
3. Plaats de grendel in de andere positie om het
zwenkwiel los te maken. Zie Figuur 2.7.
FIGUUR 2.7
2.4 DE HOOGTE VAN DE DUWBOOM AFSTELLEN
De hoogte van de duwboom kan als volgt worden
afgesteld:
1. Verwijder de T-knoppen en de bouten die de
onderzijde van de duwboom aan de
montagebeugels bevestigen.
2. Breng de gaten van de duwboom in lijn met
een van de drie afstellingsgaten van de
montagebeugel. Zie Figuur 2.8.
3. Plaats het beslag terug en draai stevig vast.
FIGUUR 2.8
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit
terwijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en
het mes. Verwijder de bougiekabel van de bougie en
bevestig hem uit de buurt van de bougie. De onderdelen
en de motor zijn HEET. Laat de motor en de onderdelen
voldoende afkoelen, om ernstige brandwonden te
voorkomen.
HENDEL
RIJSNELHEID
WIELAANDRIJVING
TRAAG
SNEL
KOPPELEN
HOGE
LAGER
DUWBOOM
ONTKOPPELEN
AFSTELLINGSGATEN
HOOGTE DUWBOOM
(
3
)
VERGRENDELINGSCLIP
PEN IN LIJN
MET
INKEPINGEN
ZWENKWIEL
ZWENKWIEL
GEBLOKKEERD
ZWENKWIEL
VRIJ
9
Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit
terwijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en
het mes. Verwijder de bougiekabel van de bougie en
bevestig hem uit de buurt van de bougie. De onderdelen
en de motor zijn HEET. Laat de motor en de onderdelen
voldoende afkoelen, om ernstige brandwonden te
voorkomen.
2.5 DE MAAIHOOGTE AFSTELLEN
1. Trek de grendel voor het afstellen van de
hoogte naar buiten en plaats op de gewenste
maaihoogte. Zie Figuur 2.9.
WAARSCHUWING
Stop de motor en het mes door de meshendel los te
laten voor u de maaihoogte afstelt.
FIGUUR 2.9
2. Stel alle wielen af op dezelfde maaihoogte. De
hoogste maaihoogte komt overeen met inkeping 7.
De laagste maaihoogte komt overeen met
inkeping 1. Zie Figuur 2.10.
FIGUUR 2.10
2.6 RECYCLEREN
OPMERKING: Voor de beste resultaten maait u ten hoogste
1/3 van de lengte van het gras en recycleert u ALLEEN als
het gras droog is.
1. Stel alle wielen af op de hoogste maaihoogte
(inkeping 7). Zie “De maaihoogte afstellen”.
2. Plaats de toerenregelaar in de stand "FAST"
(Konijn).
3. Plaats de hendel voor de rijsnelheid in de laagste
stand.
4. Begin langzaam te maaien. Als het gras erg dicht is,
plaatst u de vergrendelingen van de twee achterwielen
één inkeping lager dan die van de voorwielen, om het
recyclageresultaat te verbeteren.
OPMERKING: Het recyclagedeksel moet zich altijd
op de machine bevinden, tenzij u voor een
alternatieve afvoer kiest, zoals de zijwaartse
uitworp of de graszak.
OM HET RECYCLAGEDEKSEL TE VERWIJDEREN:
Verwijder de knopmoeren en de sluitringen aan binnen-
en buitenzijde die het recyclagedeksel aan het maaihuis
bevestigen. Verwijder het deksel. Zie Figuur 2.11.
FIGUUR 2.11
1.2”
(3 cm)
POSITIES VAN
DE INKEPINGEN
INSTELLING VAN DE MAAIHOOGTE
LAAGSTE
MAAIHOOGTE
1
GRENDEL (IN
INKEPING 4)
HOOGSTE
MAAIHOOGTE
2
3
4
5
6
7
2
3
4
5
6
7
LAAGSTE
MAAIHOOGTE
HOOGSTE
MAAIHOOGTE
GRENDEL (IN
INKEPING 4)
VOORWIEL
(BEHALVE
ESPV21S)
ACHTERWIEL
(ZELFDE VOOR
VOORWIEL ESPV21S)
4.2”
(11 cm)
ELKE INKEPING IS 0,5” (1,2 cm) HOGER
VERWIJDER KNOPMOEREN
EN SLUITRINGEN
1
10
Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit
terwijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en het
mes. Verwijder de bougiekabel van de bougie en bevestig
hem uit de buurt van de bougie. De onderdelen en de
motor zijn HEET. Laat de motor en de onderdelen
voldoende afkoelen, om ernstige brandwonden te
voorkomen.
2.6 DE ZIJDEFLECTOR INSTALLEREN
STAP 1: Verwijder het recyclagedeksel. Zie “Recycleren”.
STAP 2: Installeer de deflector op de plaats van het deksel op het
maaihuis. Zorg dat: 1) het voorste gat aan de buitenkant van de
deflector over de pen past, waar het recyclagedeksel bevestigd
was, 2) de gleuf bovenaan de deflector onder de moer aan de
bovenzijde van het maaihuis glijdt (onder de hoek rechts voor van
de motor) en 3) de gleuf aan de achterkant van de binnenzijde van
de deflector over de pen achter de achterzijde van de
uitwerpopening glijdt, waar de achterzijde van het recyclagedeksel
bevestigd was. Plaats sluitringen aan de binnen- en buitenzijde en
draai de knopmoeren stevig op de pennen vast. Zie Figuur 2.12.
FIGUUR 2.12
2.7 DE ADAPTER VOOR DE GRASZAK
INSTALLEREN
(Optie bij sommige modellen)
STAP 1: Verwijder het recyclagedeksel. Zie “Recycleren”.
STAP 2: Installeer de adapter op de plaats van het deksel op het
maaihuis. Zorg dat: 1) het voorste gat aan de buitenkant van de
adapter over de pen past, waar het recyclagedeksel bevestigd
was, 2) de gleuf bovenaan de adapter onder de moer aan de
bovenzijde van het maaihuis glijdt (onder de hoek rechts voor van
de motor) en 3) de gleuf aan de achterkant van de binnenzijde van
de adapter over de pen achter de achterzijde van de
uitwerpopening glijdt, waar de achterzijde van het recyclagedeksel
bevestigd was. Plaats sluitringen aan de binnen- en buitenzijde en
draai de knopmoeren stevig op de pennen vast. Zie Figuur 2.13.
STAP 3: Leid het startkoord langs de buitenzijde van de
poelie. Zie Figuur 2.13. (OPMERKING: Het is mogelijk dat
u het startkoord losser moet maken.
FIGUUR 2.13
2.8
DE GRASZAK INSTALLEREN
(Zak van het deurtype)
STAP 1: Plaats de adapter voor de graszak. Zie “De adapter
voor de graszak installeren”.
STAP 2: Installeer de graszak door het adapterdeksel te
openen (niet geïllustreerd) en de connector over de flens van
de adapter te schuiven. Zie Figuur 2.14.
STAP 3: Bevestig de haken van de graszak aan de
middenstang van de duwboom. Zie Figuur 2.14.
FIGUUR 2.14
WAARSCHUWING
Gebruik de maaier NIET zonder de volledige grasvanger of de
afscherming. De onderdelen van de grasvanger slijten bij normaal
gebruik. Inspecteer de grasvanger regelmatig en vervang versleten
of beschadigde onderdelen onmiddellijk.
De graszakken van de SNAPPER-producten zijn gemaakt van
textiel en verslijten tijdens het normale gebruik. Controleer de
staat van de zak voor elk gebruik. Vervang versleten of
beschadigde zakken onmiddellijk en gebruik alleen door SNAPPER
aanbevolen zakken. De graszak is een optie bij sommige modellen.
BOVENSTE
GLEUF ONDER
MOER
VOORSTE GAT
OVER PEN;
PLAATS
SLUITRING EN
KNOPMOER
ACHTERSTE
GLEUF OVER
PEN; PLAATS
SLUITRING EN
KNOPMOER
LEID HET STARTKOORD
ROND DE POELIE
HAAK DE DEUR EN DE HAKEN
VAN DE ZAK OVER DE
MIDDENSTANG
SCHUIF DE CONNECTOR
OVER DE FLENS
BOVENSTE GLEUF
ONDER MOER
ACHTERSTE GLEUF
OVER PEN; PLAATS
SLUITRING EN
KNOPMOER
VOORSTE GAT
OVER PEN;PLAATS
SLUITRING EN
KNOPMOER
11
Deel 3 – ONDERHOUD
3.1 INLEIDING
Om de kwaliteit van de maaier niet in het gedrang te
brengen, mag u uitsluitend originele
SNAPPER-onderdelen gebruiken. Neem voor
onderdelen en hulp bij het onderhoud contact op
met de plaatselijke SNAPPER-distributeur.
Vermeld altijd het model en het serienummer om
het juiste onderdeel of informatie te krijgen voor een
bepaalde maaier.
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen
uit terwijl de motor en het mes draaien. STOP de
motor en het mes. Verwijder de bougiekabel van de
bougie en bevestig hem uit de buurt van de bougie.
De onderdelen en de motor zijn HEET. Laat de motor
en de onderdelen voldoende afkoelen, om ernstige
brandwonden te voorkomen. Draag dikke leren
handschoenen wanneer u de maaimessen hanteert
of eraan werkt. De messen zijn buitengewoon scherp
en kunnen ernstige verwondingen veroorzaken.
3.2 ONDERHOUD - NA DE EERSTE 5 UUR
3.2.1. DE MOTOROLIE VERVANGEN
BELANGRIJK: Maak de brandstoftank leeg voor u de
machine kantelt. Kantel de machine NIET met de
carburator of de bougie naar omlaag. De olie uit het carter
zou in het luchtfilter lopen, zodat de motor moeilijk hof
helemaal niet zou starten. Als het luchtfilter toch vuil
wordt, moet u hem vervangen.
1. Raadpleeg de handleiding van de motor voor de
specificaties van de olie en de service-intervallen.
Om de olie zo eenvoudig en schoon mogelijk te vervangen,
kantelt u de maaier op zijn kant om de olie te laten
weglopen, zoals in Figuur 3.1. Laat de olie door het buisje
van de peilstok in een blik lopen. Wacht tot alle olie
weggelopen is.
FIGUUR 3.1
2. Ruim de olie op de juiste manier op.
3. Vul de motor met olie volgens de specificaties
van de handleiding van de motor. Niet overvullen.
3.2.2. HET MAAIMES CONTROLEREN
1. Verwijder de bougiekabel van de bougie en
bevestig hem uit de buurt van de bougie.
2. Kantel de maaier op zijn achterwielen, zodat u de
bevestigingsschroef van het mes kunt bereiken.
Kantel de maaier niet met de bougie of de carburator
naar omlaag. Zie Figuur 3.2.
3. Controleer het torsiekoppel van de tapbout van het
mes. Het aanbevolen torsiekoppel is 40 ft. lbs. Zie
Figuur 3.2.
4. Controleer het mes op zijn scherpte, slijtage en
beschadiging. Raadpleeg het gedeelte
“Slijtagegrenzen van het mes”.
FIGUUR 3.2
BELANGRIJK: Maak de brandstoftank leeg voor u de
machine kantelt. Kantel de machine NIET met de
carburator of de bougie naar omlaag. De olie uit het carter
zou in het luchtfilter lopen, zodat de motor moeilijk hof
helemaal niet zou starten. Als de luchtfilter toch vuil wordt,
moet u hem vervangen.
3.2.3. DE AANDRIJFRIEM CONTROLEREN
1. Controleer of de aandrijfriem niet gebarsten,
uitgerafeld of gescheurd is en of de buitenlaag niet
afgesleten is. Vervang een versleten of
beschadigde riem voor u de maaier gebruikt.
3.3 ONDERHOUD - PERIODIEK
Voer al het onderhoud uit dat vermeld wordt in het
gedeelte "Onderhoudsschema" van deze handleiding.
3.3.1. Motor
Onderhoud de motor volgens de handleiding van de
motor.
3.3.2. Luchtfilter
Raadpleeg de handleiding van de motor voor
instructies.
3.3.3. Motorolie
Raadpleeg de handleiding van de motor voor
instructies.
HET AANBEVOLEN
TORSIEKOPPEL VOOR
DE TAPBOUT IS 40 FT.
LBS.
KANTEL DE MAAIER OP ZIJN KANT
VULOPENING OLIE
12
Deel 3 – ONDERHOUD
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen
uit terwijl de motor en het mes draaien. STOP de
motor en het mes. Verwijder de bougiekabel van de
bougie en bevestig hem uit de buurt van de bougie.
De onderdelen en de motor zijn HEET. Laat de motor
en de onderdelen voldoende afkoelen, om ernstige
brandwonden te voorkomen. Draag dikke leren
handschoenen wanneer u de maaimessen hanteert
of eraan werkt. De messen zijn buitengewoon
scherp en kunnen ernstige verwondingen
veroorzaken.
3.3.4. Componenten van de wielaandrijving
1. Verwijder het achterdeksel. Raadpleeg het
gedeelte “Het achterdeksel verwijderen en
installeren”.
2. Verwijder vuil op of rond de transmissie, de assen,
spanrol, poelies, riem enz., en van de onderzijde van
het deksel. Controleer de componenten op slijtage of
beschadiging. Vervang versleten of beschadigde
onderdelen onmiddellijk.
3. Plaats het achterdeksel terug.
BELANGRIJK: Gebruik de maaier NIET zonder het
achterdeksel goed te bevestigen.
3.4 OPSLAGPROCEDURE
Raadpleeg de handleiding van de motor voor de
instructies voor de opslag van de motor. Bereid de
maaier als volgt voor op de opslag op het einde van het
seizoen:
1. Laat de brandstof uit de brandstoftank lopen en
laat de motor draaien tot alle brandstof uit de
carburator is.
2. Koppel de bougiekabel af en verwijder hem van
de bougie voor u enige andere voorbereiding
uitvoert!
3. Plak alle openingen af, om te voorkomen dat
tijdens het afwassen water in de uitlaat of de
luchtinlaat komt.
4. Kantel de maaier op zijn achterwielen en maak
de onderzijde van het maaihuis grondig schoon.
Kantel de maaier niet met de bougie of de
carburator naar omlaag. Schraap met een
plamuurmes en/of een staalborstel alle afzettingen
van gras weg.
5. Smeer alle blootgestelde metalen delen met een
lichte laag olie, om corrosie te voorkomen.
6. Draai bij zelfrijdende modellen de hendel voor
de rijsnelheid naar de stand “traag” (schildpad) om
te voorkomen dat de riem en/of de veer van de
spanrol worden uitgerekt.
7. Vouw de duwboom voorzichtig naar voren en
buig de bedieningskabels om ze niet te
beschadigen.
8. Bewaar de maaier in een schuur of op een
andere droge plaats, beschermd tegen
weersinvloeden.
13
Deel 4 - AFSTELLING EN HERSTELLING
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen
uit terwijl de motor en het mes draaien. STOP de
motor en het mes. Verwijder de bougiekabel van de
bougie en bevestig hem uit de buurt van de bougie.
De onderdelen en de motor zijn HEET. Laat de motor
en de onderdelen voldoende afkoelen, om ernstige
brandwonden te voorkomen. Draag dikke leren
handschoenen wanneer u de maaimessen hanteert
of eraan werkt. De messen zijn buitengewoon scherp
en kunnen ernstige verwondingen veroorzaken.
4.1 HET MAAIMES VERVANGEN
4.1.1.SLIJTAGEGRENS VAN HET
STANDAARDMES
1. Inspecteer het mes regelmatig op sporen van
abnormale slijtage of beschadiging. Zie Figuur 4.1.
FIGUUR 4.1
WAARSCHUWING
Een maaimes dat sporen van abnormale slijtage of
beschadiging vertoont NIET GEBRUIKEN. Raadpleeg
“HET MAAIMES VERVANGEN” voor de juiste
inspectie- en onderhoudsprocedures.
4.1.2. HET MAAIMES SLIJPEN
1. Verwijder de bougiekabel van de bougie en
bevestig hem uit de buurt van de bougie.
BELANGRIJK: Maak de brandstoftank leeg voor u de
machine kantelt. Kantel de machine NIET met de
carburator of de bougie naar omlaag. De olie uit het carter
zou in het luchtfilter lopen, zodat de motor moeilijk hof
helemaal niet zou starten. Als het luchtfilter toch vuil
wordt, moet u hem vervangen.
2. Kantel de maaier op zijn achterwielen. Kantel de
machine niet met de carburator of de bougie naar
omlaag.
3. Verwijder het mes. Zie Figuur 4.2.
FIGUUR 4.2
4. lijp het mes op een slijpschijf in een hoek van 22
tot 28 graden. SLIJP HET NIET voorbij de
bestaande snijrand. Zie Figuur 4.3.
FIGUUR 4.3
5. Controleer de balans van het mes nadat u het
hebt geslepen. Corrigeer de balans indien nodig
door het zwaarste uiteinde bij te slijpen.
6. Installeer het mes opnieuw. Zie Figuur 4.2. Geef
de montagebouten van het mes het aanbevolen
torsiekoppel van 40 ft. lbs.
MESNAAF
ZORG DAT DE
MESNAAF
TUSSEN DE
FLENZEN ZIT
FLENS
MES
CONISCHE SLUITRING
(Concave kant boven)
TAPBOUT
NIEUW MES
SLIJTAGEGRENS
(BEGIN INKEPING
GEVAARLIJK!
HET MES IN DEZE
STAAT NIET
GEBRUIKEN
VERVANG DOOR EEN
NIEUW MES8
SLIJP HET MES NIET
VOORBIJ DE
OORSPRONKELIJKE
RAND
22-28º
MESPUNT
UITEINDE
MESMONTAGE
OORSPRONKELIJKE SNIJRAND
14
Sectie 4 - AFSTELLING EN REPARATIE
WAARSCHUWING
Voer GEEN onderhoud, afstellingen of reparaties uit terwijl
de motor en het mes draaien. STOP de motor en het mes.
Verwijder de bougiekabel van de bougies en bevestig de
kabel uit de buurt van de bougies. De onderdelen van de
motor zijn HEET. Laat alle onderdelen voldoende afkoelen,
om ernstige brandwonden te voorkomen.
4.2 DE REGELING VAN DE WIELAANDRIJVING
AFSTELLEN
De regelhendel van de wielaandrijving moet de
transmissie koppelen wanneer men de hendel
tegen de duwboom drukt en ontkoppelen wanneer
men de hendel loslaat. Zie Figuur 4.4.
FIGUUR 4.4
Als de transmissie niet volledig koppelt of ontkoppelt,
kunt u ze als volgt afstellen:
1. Verwijder het achterdeksel van de maaier. Zie
het gedeelte “Het achterdeksel verwijderen en
installeren”.
2. Wanneer de regelhendel van de wielaandrijving
op “ONTKOPPELD” staat (zie Figuur 4.4) mag de
veer aan het uiteinde van de regelkabel van de
wielaandrijving niet gespannen zijn. Meet de totale
lengte van de ontspannen veer. Zie Figuur 4.5.
FIGUUR 4.5
(BOVENZIJDE TRANSMISSIE; POELIE VOOR DE
DUIDELIJKHEID VERWIJDERD)
3. Trek de hendel tegen de duwboom en rijd de
maaier enkele keren heen en weer, zodat de
nokken van de koppeling goed grijpen. Blijf de
hendel tegen de duwboom trekken en meet de
lengte van de gespannen veer. De totale lengte
moet met 2,3 - 2,8 mm toenemen. Zie Figuur 4.5a.
FIGUUR 4.5a
4. Om de veerspanning af te stellen:
a. Laat de hendel los.
b. Om de veer langer te maken, maakt u de
contramoer los en draait u de ring onder de
spanschroef aan de onderzijde van de kabel van
de wielaandrijving 1/2 slag weg van de
spanschroef. Draai de contramoer vast. Zie Figuur
4.5b.
c. Om de veer korter te maken, maakt u de
contramoer los en draait u de ring 1/2 slag naar de
spanschroef toe. Draai de contramoer vast. Zie
Figuur 4.5b.
5. Trek de hendel aan en controleer de lengte van de
gespannen veer opnieuw. Herhaal indien nodig stap 4.
BELANGRIJK: EEN VERKEERDE AFSTELLING KAN
DE TRANSMISSIE BESCHADIGEN
REGELING
RIJSNELHEID
REGELING
WIELAANDRIJVING
TRAAG
SNEL
GEKOPPELD
ONTKOPPELD
VEER ONTSPANNEN
TRANSMISSIEHENDEL
(ONTKOPPELD)
KABEL
MEET ONTSPANNEN
VEER
VEER GESPANNEN - MOET (2,3 - 2,8 mm) LANGER ZIJN DAN
ONTSPANNEN
TRANSMISSSIEHENDEL
(GEKOPPELD)
RING
DRAAI DE RING NAAR
BUITEN OM DE VEER
LANGER TE MAKEN
DRAAI DE RING
NAAR BINNEN OM
MDE VEER KORTER
TE MAKEN
DRAAI STELMOER LOS
SPANSCHROEF
15
Deel 4 - AFSTELLING EN HERSTELLING
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit
terwijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en het
mes. Verwijder de bougiekabel van de bougie en bevestig
hem uit de buurt van de bougie. De onderdelen en de
motor zijn HEET. Laat de motor en de onderdelen
voldoende afkoelen, om ernstige brandwonden te
voorkomen.
4.3 DE REGELING VAN DE RIJSNELHEID
AFSTELLEN
4.3.1. DE SPANNING VAN DE VEER VAN DE
SPANROL AFSTELLEN
De juiste spanning van de veer van de spanrol zorgt
ervoor dat de maaier de snelste rijsnelheid bereikt
wanneer de hendel voor de rijsnelheid op 'FAST' wordt
geplaatst.
1. Verwijder het achterdeksel van de maaier. Zie het
gedeelte “Het achterdeksel verwijderen en installeren”.
2. De veer is juist afgesteld wanneer:
a. De hendel op ‘SLOW’ staat (zie Figuur 4.4), de riem
ontspannen is en het uiteinde van de kabel van de
snelheidsregeling niet verlengd is. Zie Figuur 4.6.
FIGUUR 4.6
b. De hendel op 'FAST' staat (zie Figuur 4.4), de riem
gespannen is en de veer aan het uiteinde van de kabel
van de snelheidsregeling ongeveer 2,5 cm verlengd is. Zie
Figuur 4.7.
FIGUUR 4.7
Om de spanning van de veer aan te passen:
Maak de buitenste moer aan het uiteinde van de
snelheidskabel los en draai de binnenste moer naar de
kabel toe (naar rechts) of van de kabel weg (naar links),
met halve slagen, tot de juiste afstelling bereikt is. Zie
Figuur 4.6. Vergeet de buitenste moer niet vast te
draaien.
3. Plaats het achterdeksel terug.
4.3.2. DE MINIMUMSNELHEID AFSTELLEN
Als de maaier te snel of te traag rijdt terwijl de hendel van
de rijsnelheid op 'SLOW' staat, kunt u de
minimumsnelheid afstellen. OPMERKING: Voor u de
snelheid afstelt, moet u controleren of de spanning van de
veer correct is afgesteld, aangezien ze de
minimumsnelheid kan beïnvloeden. Raadpleeg het
gedeelte “De spanning van de veer afstellen”.
1. Verwijder het achterdeksel van de maaier. Zie het
gedeelte "Het achterdeksel verwijderen en installeren".
2. Zet de snelheidshendel op 'SLOW'. Zie Figuur 4.4.
3. Stel de minimumsnelheid af:
Om de snelheid te verlagen:
Verwijder het uiteinde van de veer uit het stelgat en plaats
het een gat dichter bij de asbout. Zie Figuur 4.7a.
Om de snelheid te verhogen:
Verwijder het uiteinde van de veer uit het stelgat en plaats
het een gat verder van de asbout. Zie Figuur 4.7a.
FIGUUR 4.7a
OPMERKING: Nadat u de minimumsnelheid hebt
afgesteld, is het mogelijk dat u de spanning van de veer
van de spanrol opnieuw moet afstellen.
4. Plaats het achterdeksel terug.
5. Controleer de minimumsnelheid; herhaal de afstelling
indien nodig.
DE DRIJFRIEM VAN DE MACHINE KAN VERSLIJTEN.
CONTROLEER HEM REGELMATIG. VERVANG EEN
VERSLETEN, GERAFELDE OF BESCHADIGDE RIEM
ONMIDDELLIJK.
HENDEL
RIJSNELHEID
OP 'SLOW'
VEER ONTSPANNEN
HENDEL
RIJSNELHEID
OP 'FAST'
RIEM
ONTSPANNEN
VEER 2,5 CM
VERLENGD
RIEM GESPANNEN
2,5 CM
BUITENSTE MOER
NIET
VERLENGD
MINIMUMSNELHEID
LAGER
MINIMUMSNELHEID
HOGER
ASBOUT SPANROL
BINNENSTE MOER
STELGATEN
16
Deel 4 - AFSTELLING EN HERSTELLING
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen
uit terwijl de motor en het mes draaien. STOP de
motor en het mes. Verwijder de bougiekabel van de
bougie en bevestig hem uit de buurt van de bougie.
De onderdelen en de motor zijn HEET. Laat de motor
en de onderdelen voldoende afkoelen, om ernstige
brandwonden te voorkomen.
4.4 ONDERHOUD VAN DE RIEM
Bij de zelfrijdende maaiers brengt de motorriem de
kracht over van de motor naar de transmissie die de
achterwielen aandrijft. Als de riem verslijt, kan hij
slippen en nemen de prestaties af. Controleer de
staat van de riem na elke 25 uren gebruik.
4.4.1. De aandrijfriem vervangen
1. Maak de brandstoftank leeg.
2. Verwijder het mes. Zie het gedeelte “Het mes
slijpen”.
3. Verwijder het achterdeksel van de maaier. Zie het
gedeelte “Het achterdeksel verwijderen en
installeren”.
4. De riem vervangen:
a. Maak de montagebouten die de riemgeleiders
vasthouden los (verwijder ze niet) en draai de
geleiders weg van de motorpoelie. Maak ook de moer
van de transmissieriemgeleider los en draai de
geleider weg van de transmissiepoelie. Zie Figuur
4.8.
b. Maak de moeren die de poelies van de spanrol
aan de plaat van de spanrol vasthouden los
(verwijder ze niet), zodat u de riem gemakkelijker
kunt verwijderen. Zie Figuur 4.8.
c. Vervang de riem en leid hem zoals op Figuur 4.8.
d. Plaats de riemgeleiders terug, met ongeveer 1/16”
(1,6 mm) speling tussen de geleiders en de riem.
Geef de montagebouten een torsiekoppel van 40 ft-
lbs. Span de bouten van de spanrol aan en
controleer of de geleider uitgelijnd is zoals op Figuur
4.8.
e. Plaats het mes en het achterdeksel terug.
TRANSMISSIEPOELIE
VERVANG DE
RIEM
MOTORPOELIE
SPANROL
RIJSNELHEID
MAAK DEZE MOEREN
LOS (NIET
VERWIJDEREN)
MAAK DE
MONTAGEBOUTE
N VAN DE
MOTORLOS ;
DRAAI DE
RIEMGELEIDERS
WEG VAN DE
MOTORPOELIE
MAAK DE MOER LOS; DRAAI
DE RIEMGELEIDER WEG VAN
DE TRANSMISSIEPOELIE
FIGUUR 4.8
ZORG BIJ HET TERUGPLAATSEN
VAN DE RIEMGELEIDERS VOOR 1/16”
SPELING TUSSEN RIEMGELEIDERS
EN RIEM
17
Deel 4 - AFSTELLING EN HERSTELLING
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen
uit terwijl de motor en het mes draaien. STOP de
motor en het mes. Verwijder de bougiekabel van de
bougie en bevestig hem uit de buurt van de bougie.
De onderdelen en de motor zijn HEET. Laat de motor
en de onderdelen voldoende afkoelen, om ernstige
brandwonden te voorkomen.
4.5. HET ACHTERDEKSEL VERWIJDEREN EN
PLAATSEN
Verwijderen: Verwijder de zes schroeven die het
achterdeksel aan de machine bevestigen en neem het
deksel van de machine. Zie Figuur 4.9. Leg de
componenten opzij.
Plaatsen: Plaats het achterdeksel terug en bevestig
het met de schroeven die u in de vorige stap hebt
verwijderd; Zie Figuur 4.9.
FIGUUR 4.9
SCHROEVEN
ACHTERDEKSEL
18
PROBLEMEN OPLOSSEN
PROBLEEM WAARSCHIJNLIJKE OORZAAK OPLOSSING
1. De brandstoftank is leeg. 1. Vul de brandstoftank met verse brandstof.
2. De motor heeft choke of injector nodig. 2. Gebruik de choke/injectorknop. Raadpleeg de
handleiding van de motor voor instructies.
De motor start niet met
het startkoord
3. De bougiekabel zit los. 3. Bevestig de bougiekabel aan de bougie.
1. De meshendel is losgelaten of wordt niet stevig tegen
de duwboom getrokken.
1. De meshendel moet tijdens het gebruik van
de maaier altijd goed tegen de duwboom
worden getrokken.
2. De brandstoftank is leeg. 2. Vul de brandstoftank met verse brandstof.
3. De voorfilter of luchtfilter is vuil. 3. Reinig de filters.
4. De bougie is defect of de elektrodenafstand is fout. 4. Onderhoud de bougie.
De motor hapert of valt
uit nadat hij heeft
gedraaid
5. Het brandstofsysteem is vervuild door water, vuil of
slechte brandstof.
5. Laat het brandstofsysteem leeglopen en reinig
het
1. De voorfilter of luchtfilter is vuil. 1. Reinig of vervang de filters.
2. De bougie is defect. 2. Onderhoud de bougie.
De motor verliest
kracht
3. Het brandstofsysteem is vervuild door water, vuil of
slechte brandstof.
3. Laat het brandstofsysteem leeglopen en reinig
het.
1. Beschadigd, slecht gebalanceerd of verbogen mes. 1. Onderhoud het mes.
2. Losse onderdelen van de messen. 2. Draai de losse onderdelen vast.
3. Losse of ontbrekende airlift (indien de machine ervan
voorzien is).
3. Vervang de airlifts. Draai ze vast met het
juiste torsiekoppel.
Abnormale trilling
4. Oneffen of uitgerafelde riem. 4. Vervang de riem.
1. Ophoping van vuil op of rond de componenten van de
snelheidsregeling.
1. Maak schoon.
2. Transmissiekabel moet worden afgesteld. 2. Stel de transmissiekabel af.
3. Drijfriem moet worden vervangen. 3. Vervang de drijfriem.
Maaier rijdt niet
(geen tractie)
(zelfrijdende modellen)
4. Beschadigde transmissie
4. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-dealer.
1. Transmissiekabel moet worden afgesteld. 1. Stel de transmissiekabel af.
Transmissie maakt
lawaai
(zelfrijdende modellen)
2. Beschadigde transmissie.
2. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-dealer.
1. Ophoping van vuil op of rond de componenten van de
snelheidsregeling.
1. Maak schoon.
2. Regeling rijsnelheid moet worden afgesteld. 2. Stel de rijsnelheid af.
3. Drijfriem moet worden vervangen. 3. Vervang de drijfriem.
Rijsnelheid te hoog/te
laag; kan niet
worden afgesteld
(zelfrijdende modellen
met variabele snelheid)
4. Beschadigde transmissie.
4. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-dealer.
1. De maaihoogte is te laag of te hoog. 1. Stel de maaihoogte bij.
2. De voorwaartse snelheid is te hoog. 2. Verplaats de toerenhendel naar een lagere
versnelling.
3. Ongelijkmatig maairesultaat in zijwaartse richting. 3. Stel de maaihoogte bij met de hendels voor de
afstelling van de hoogte.
4. Te sterke helling van het maaihuis van voor naar
achter.
4. Stel de maaihoogte bij met de hendels voor de
afstelling van de hoogte.
Gras wordt slecht
gemaaid
5. Het mes is bot, versleten of beschadigd. 5. Slijp het mes of vervang het.
1. De voorwaartse snelheid is te hoog. 1. Verplaats de toerenhendel naar een lagere
versnelling.
2. Het gras is nat. 2. Maai als het gras droog is.
3. Versleten of beschadigd mes. 3. Onderhoud het mes.
4. Gemaaid gras of resten hebben zich onder het
maaihuis samengepakt.
4. Het maaihuis reinigen.
5. Het verkeerde mes is geïnstalleerd.
5. Installeer het juiste SNAPPER mes.
Slechte uitworp
van het gras
6. Het mes is verkeerd geïnstalleerd. 6. Installeer het mes correct.
De maaier verliest olie
1. Lekkend carter.
1. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-
distributeur.
2. De aftapplug controleren en vastdraaien.
3. Zorg dat de peilstok of de oliedop goed zijn
aangebracht.
19
ONDERHOUDSSCHEMA
ITEM ONDERHOUD REF. ELK
GEBRUIK
5
UREN
25
UREN
50
UREN
100
UREN
ELK
SEIZOEN
Motorolie
Oliepeil controleren Pagina 7
X
Eerste olieverversing Pagina 11
X
Periodieke
olieverversing
Pagina 11
X*
Voorfilter
Sponselement reinigen Handleiding
motor
X**
Luchtfilter
Reinigen of vervangen Handleiding
motor
X**
Bougie
Vervangen Handleiding
motor
X
Motorkoeling
Mantel en koelvinnen
reinigen
Handleiding
motor
X**
Aandrijfriem
Slijtage en spanning
controleren
Pagina’s 11,
16
X X X
Maaimes
Controleren op slijtage,
schade & vervanging
Pagina 13
X
Maaihuis
Maaisel en resten
verwijderen
Pagina 7
X
Componenten
wielaandrijving
Resten verwijderen;
controleren op slijtage of
schade
Pagina 12
X
Afstelling van
de veer van de
koppelingskab
el van de
transmissie
Controleren en afstellen Pagina 14
X X X
Bussen
voorwielen
(alleen
modellen met
zwenkwiel)
Smeren Pagina 8
X
* Ververs de olie om de 25 uren als u met zware belastingen of hoge temperaturen werkt.
**Vaker reinigen als u in stoffige omstandigheden werkt of er veel deeltjes in de lucht zweven.
ONDERHOUDS/RESERVEONDERDELEN
ONDERDELEN VOOR HET ONDERHOUD
Kabel voor de mesregeling 7100074
Kabel voor de regeling van de wielaandrijving 7100263
Kabel voor de regeling van de rijsnelheid 7100264
Maaimes (dubbele golf) 7100242
Aandrijfriem 7100058
Handleiding onderdelen voor de 21” Easy Line Loopmaaier 7006205
Handleiding onderdelen voor de 21” Easy Line Loopmaaier
(zwenkwielen))
7006206
20
IDENTIFICATIE VAN DE LABELS
(1) WAARSCHUWINGSINSTRUCTIES.
(2) CONTROLE VAN DE AANWEZIGHEID VAN DE
GEBRUIKER ("DODEMANSHENDEL"): De pijl wijst
naar de dodemanshendel. Wanneer de hendel naar
achter wordt gedraaid, kan men de motor starten en
zal hij lopen, zoals wordt aangegeven door de motor
met draaiende pijl. Als de motor loopt, draait het
mes, zoals aangeven door het symbool voor
gemaaid gras. Als de hendel wordt losgelaten en
naar voren draait, zal de motor stilvallen.
(3) SNELHEIDSHENDEL: Toont de richting van de
verplaatsing en de mogelijkheid om de rijsnelheid te
kiezen door de hendel te draaien.
(4) KOPPELING: Als u de hefboom naar de hendel
toe brengt, wordt de koppeling ingeschakeld en rijdt
de maaier vooruit. Als de hefboom wordt losgelaten,
lost de koppeling en stopt de voorwaartse
beweging.
WIJST OP MOGELIJKE
ERNSTIGE
VERWONDINGEN DOOR
HET DRAAIENDE MES.
LEES, BEGRIJP EN
RESPECTEER DE
INSTRUCTIES EN
WAARSCHUWINGEN IN
DE HANDLEIDING EN OP
DE MAAIER, DE MOTOR
EN DE UITBREIDINGEN
VOOR U ZE GEBRUIKT.
HOUD KINDEREN EN
ANDEREN BUITEN DE
MAAIZONE.
NIET GEBRUIKEN
ZONDER DE
VOLLEDIGE
GRASVANGER OF
BESCHERMKAP.
21
IDENTIFICATIE VAN DE LABELS
(5) LWA-98: IWijst op de Europese certificatie voor
het geluidsniveau.
(6) CE DECAL: Wijst op de Europese certificatie.
SPECIFICATIES CE-GOEDKEURING
Model Toerental (bij
constante
snelheid)
Kilowatt (kW)
(toerental bij
constante
snelheid)
Massaeenheid
(kg)
Geluidsver
mogen
(LWA)
(dBA)
Geluidsdruk
(LPA) (dBA)
Vibratie aan
het handvat
(m/s2)
ESPV21 3000 2.57 33 98 87 19.1
ESPV21S 3000 2.57 34 98 87 19.1
22
BEPERKTE WAARBORG VAN 2 JAAR
Gedurende twee (2) jaar vanaf de datum van aankoop voor residentieel, niet commercieel gebruik door de oorspronkelijke koper, zal
SNAPPER via gelijk welke erkende SNAPPER distributeur kosteloos (met uitzondering van eventuele belastingen) elk onderdeel vervangen
dat na onderzoek door de fabriek in McDonough, Georgia, gebrekkig van materiaal of fabricage wordt bevonden.
Gedurende negentig (90) dagen vanaf de datum van aankoop voor commerieel gebruik, verhuring of ander niet-residentieel gebruik door de
oorspronkelijke koper, zal SNAPPER via gelijk welke erkende SNAPPER distributeur kosteloos (met uitzondering van eventuele belastingen)
elk onderdeel vervangen dat na onderzoek door de fabriek in McDonough, Georgia, gebrekkig van materiaal of fabricage wordt bevonden.
De kosten voor het transport van de machine naar een erkende SNAPPER distributeur voor de vervanging in het kader van deze waarborg
komen volledig ten laste van de koper.
Deze waarborg geldt niet voor bepaalde transmissies, motoren en hun onderdelen, en batterijen, aangezien deze elementen afzonderlijk
worden gewaarborgd. De waarborg geldt niet voor onderdelen die beschadigd zijn als gevolg van ongevallen, wijzigingen, verkeerd gebruik,
gebrekkige smering, normale slijtage of andere oorzaken die buiten de controle vallen van SNAPPER. De waarborg geldt niet voor machines
of onderdelen die wijzigingen of aanpassingen hebben ondergaan die de veiligheid, prestaties of duurzaamheid beïnvloeden.
Voor de batterijen geldt een waarborgperiode van een (1) jaar met indien nodig gratis vervanging gedurende een (1) jaar vanaf de
oorspronkelijke aankoop. SNAPPER is niet aansprakelijk voor eventuele installatiekosten. De waarborg van de batterij dekt uitsluitend
originele batterijen en geldt niet voor schade aan de batterij of de machine als gevolg van verwaarlozing, verkeerd gebruik, vernieling door
brand, explosie, vorst, overlading, gebrekkig onderhoud of het gebruik van ongeschikt elektrolyt.
Er geldt geen andere uitdrukkelijke waarborg.
AFWIJZING VAN GARANTIE
Impliciete waarborgen, met inbegrip van verhandelbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel, zijn beperkt tot twee (2) jaar
vanaf de aankoopdatum voor residentieel of ander niet-commercieel gebruik door de oorspronkelijke koper, en tot negentig (90)
dagen vanaf de aankoopdatum voor commercieel gebruik, verhuring of ander niet-residentieel gebruik door de oorspronkelijke
koper; in de mate dat de wet het toelaat zijn alle impliciete waarborgen uitgesloten.Dit is het enige verhaal. Aansprakelijkheid voor
gevolgschade onder gelijk welke waarborg is uitgesloten.
Sommige landen verbieden beperkingen op de duur van impliciete waarborgen of verbieden de uitsluiting of beperking van
incidentele of gevolgschade, zodat bovenstaande beperking of uitsluiting in uw geval misschien niet van toepassing is.
Deze waarborg geeft u specifieke juridische rechten. Afhankelijk van uw nationale wetgeving kunt u nog andere rechten hebben.
WAARSCHUWING: HET GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE SNAPPER ONDERDELEN KAN DE VEILIGHEID VAN DE SNAPPER
PRODUCTEN IN HET GEDRANG BRENGEN EN ZAL ALLE AANSPRAKELIJKHEID EN WAARBORG VANWEGE SNAPPER,
VERBONDEN AAN HET GEBRUIK VAN DEZE ONDERDELEN, OPHEFFEN.
BELANGRIJK: Gelieve de bijgevoegde registratiekaart onmiddellijk in te vullen en te versturen naar:
Snapper's Product Registration Center, P.O. Box 1379, McDonough, Georgia 30253
23
NOTITIES
24
Veiligheidsvoorschriften en gebruikshandleiding voor
EUROPESE
21” (53 CM) ‘EASY LINE’
LOOPMAAIERS
BELANGRIJK
De producten van Snapper zijn gebouwd met motoren die aan alle geldende vereisten voor de uitlaatgassen op het ogenblik van de
fabricage voldoen, of die deze vereisten overtreffen. De etiketten op de motoren vermelden zeer belangrijke informatie over de
uitstoot, samen met kritieke veiligheidswaarschuwingen. Zorg dat u alle waarschuwingen en instructies in deze handleiding, in de
handleiding van de motor en op de machine, de motor en de uitbreidingen leest, begrijpt en respecteert. Als u vragen hebt over uw
product van Snapper, raadpleegt u uw erkende Snapper distributeur of neemt u contact op met de Klantendienst van Snapper, bij
Snapper, McDonough, GA. 30253. Telefoon: 1-800-935-2967.
BRIGGS & STRATTON YARD POWER PRODUCTS GROUP
COPYRIGHT © 2006, BRIGGS & STRATTON CORPORATION
MILWAUKEE, WI, USA. ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN
HANDLEIDING NR. 7101132 (I.R. 11/20/2006)
TP 111-5239-IR-WB-N
WAARSCHUWING
DE UITLAATGASSEN VAN DIT PRODUCT, OF BESTANDDELEN ERVAN, EN BEPAALDE ONDERDELEN VAN HET VOERTUIG
BEVATTEN OF PRODUCEREN CHEMICALIËN WAARVAN DE STAAT CALIFORNIA WEET DAT ZIJ KANKER,
GEBOORTEAFWIJKINGEN OF ANDERE SCHADELIJKE INVLOEDEN OP DE VOORTPLANTING KUNNEN VEROORZAKEN.
WAARSCHUWING
DE BATTERIJPOLEN, DE AANSLUITINGEN EN DE BIJBEHORENDE ACCESSOIRES BEVATTEN LOOD EN SAMENSTELLINGEN
MET LOOD. DIT ZIJN CHEMICALIËN WAARVAN DE STAAT CALIFORNIA WEET DAT ZIJ KANKER, GEBOORTEAFWIJKINGEN OF
ANDERE SCHADELIJKE INVLOEDEN OP DE VOORTPLANTING KUNNEN VEROORZAKEN. WAS UW HANDEN NADAT U DEZE
ONDERDELEN HEBT AANGERAAKT.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24

Simplicity DUTCH Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor