Simplicity DUTCH Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Veiligheidsvoorschriften en gebruikshandleiding voor
EUROPESE
21” (53 CM)
LOOPMAAIERS MET
MAAIHUIS VAN
GEGOTEN ALUMINIUM
REEKS 3
ZELFRIJDENDE
MODELLEN
ELP216753BDV
E – Europees model P – Zelfrijdend model 675 – 6,75 (Motorvermogen) B – Briggs & Stratton
L – Aluminium maaihuis 21 – 21” (53 cm) Maaibreedte 3 - Reeksnaam DV - DOV
MODELNAAM MOTOROPTIES
ZELFRIJDEND REEKSNAAM
MAAIBREEDTE MOTORVERMOGEN *
E L P 21 675 3 BDV
Dank u voor de aanschaf van een SNAPPER-product! Gelieve vóór u de Loopmaaier gebruikt deze handleiding zorgvuldig te
lezen en in het bijzonder aandacht te schenken aan de “BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN” op bladzijden 2 - 4.
Onthoud dat alle gemotoriseerde machines gevaarlijk kunnen zijn wanneer men ze verkeerd gebruikt. Onthoud dat veiligheid
een voorzichtig gebruik veronderstelt. Respecteer de instructies en gebruik uw gezond verstand.
OPMERKING: DE SPECIFICATIES ZIJN CORRECT OP HET OGENBLIK VAN HET TER PERSE GAAN EN KUNNEN ZONDER KENNISGEVING WORDEN GEWIJZIGD.
* DE REËEL MOTORVERMOGEN ZAL ALS GEVOLG VAN BEPERKINGEN TIJDENS HET GEBRUIK EN MILIEUFACTOREN WAARSCHIJNLIJK LAGER ZIJN.
COPYRIGHT © 2006
SNAPPER - EEN DIVISIE VAN SIMPLICITY MFG., INC.
ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN
HANDLEIDING N°. 7100981 (I.R. 10/30/2006)
TP 111-5211-IR-WB-N
VERKLARING VAN DE MODELNUMMERS
2
! !
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
VOORZORGEN VOOR KINDEREN
Er kunnen tragische ongevallen gebeuren als de gebruiker
niet alert is voor de aanwezigheid van kinderen. Kinderen
worden vaak aangetrokken door de machine en het maaien.
Veronderstel nooit dat kinderen op de plaats zullen blijven
waar u hen het laatst hebt gezien.
1. HOUD KINDEREN UIT DE BUURT van de maaizone en
zorg dat ze door een verantwoordelijke volwassene (niet
de bestuurder) in de gaten worden gehouden.
2. LAAT GEEN kinderen in de tuin wanneer de machine in
gebruik is. Schakel de machine UIT wanneer iemand het
terrein betreedt.
3. Laat de machine NIET gebruiken door kinderen onder de
13 jaar.
4. LAAT ALLEEN volwassenen of verantwoordelijke tieners
met het beoordelingsvermogen van een volwassene en
onder volwassen toezicht de machine gebruiken.
5. Trek de maaier NIET achterwaarts, tenzij het volstrekt
noodzakelijk is. KIJK terwijl u achterwaarts gaat achterom
en naar omlaag, zodat u kinderen, huisdieren en gevaren
kunt ZIEN.
6. WEES BIJZONDER VOORZICHTIG wanneer u blinde
hoeken nadert, struiken, bomen of andere objecten die
het gezicht belemmeren.
GEBRUIK OP EEN HELLING
1. Hellingen zijn een belangrijke oorzaak van ongevallen
door uitglijden en vallen, die tot ernstige verwondingen
kunnen leiden. Wees op elke helling extra voorzichtig.
Maai de helling NIET als u zich niet veilig voelt.
2. Maai heen en weer in de breedte van de helling, nooit op
en neer. Wees UITERST VOORZICHTIG als u op een
helling van richting verandert. MAAI NIET op steile hellin-
gen of op andere terreinen waar de stabiliteit of de tractie
onzeker zijn.
3. Wees extra voorzichtig met graszakken en andere uitbrei-
dingen; ze beïnvloeden de hanteerbaarheid en de sta-
biliteit van de machine.
VOORBEREIDING
1. Lees deze handleiding en respecteer de waarschuwingen
en de voorschriften in deze handleiding, op maaimachine,
op de motor en op de uitbreidingen. Zorg dat u de bedi-
eningen en het juiste gebruik van de machine kent voor u
ze start.
2. De machine mag uitsluitend worden gebruikt door rijpe,
verantwoordelijke personen die de nodige instructies
hebben ontvangen.
VOORBEREIDING
(vervolg van vorige kolom)
3. Uit de statistieken blijkt dat gebruikers van 60 jaar en
ouder betrokken zijn bij een hoog percentage ongevallen
met maaiers. Deze gebruikers moeten beoordelen of zij in
staat zijn om de maaier voldoende veilig te bedienen om
zichzelf en anderen tegen ernstige verwondingen te
beschermen.
4. Ga uiterst voorzichtig om met brandstof. Brandstof is
ontvlambaar en dampen kunnen ontploffen. Gebruik uit-
sluitend goedgekeurde brandstofcontainers. Verwijder
NOOIT het deksel van de brandstoftank en voeg nooit
brandstof toe terwijl de motor draait. Voeg in de buiten-
lucht alleen brandstof toe wanneer de motor uit-
geschakeld en koud is. Verwijder gemorste brandstof van
de machine. ROOK NIET.
5. Controleer het terrein dat gemaaid moet worden.
Verwijder alle voorwerpen zoals speelgoed, kabels, ste-
nen, boomtakken en andere voorwerpen die verwondin-
gen kunnen veroorzaken als ze door het mes worden
weggeslingerd of het maaien hinderen.
6. Houd mensen en dieren op een veilige afstand van de
machine. Indien iemand het terrein betreedt, moet u
onmiddellijk de messen STOPPEN, de motor STOPPEN en
de machine STOPPEN.
7. Controleer de beschermkappen, deflectors, schakelaars,
mesregelaars en andere veiligheidsvoorzieningen regel-
matig op hun goede werking en plaatsing.
8. Zorg dat alle veiligheidslabels duidelijk leesbaar zijn.
Vervang ze als ze beschadigd zijn.
9. Bescherm uzelf tijdens het maaien. Draag een veiligheids-
bril, een lange broek en stevig schoeisel. Maai NIET op
blote voeten of met sandalen.
10. Zorg dat u weet hoe u het mes en de motor snel kunt
STOPPEN, zodat u voorbereid bent op noodsituaties.
11. Wees bijzonder voorzichtig wanneer u de machine op een
aanhangwagen of vrachtwagen laadt of lost.
12. Controleer de onderdelen van de grasbak regelmatig op
sporen van slijtage of beschadiging. Vervang ze indien
nodig, om verwondingen te voorkomen als gevolg van
weggeslingerde voorwerpen die door zwakke of versleten
plaatsen zouden scheuren.
VEILIG OMGAAN MET BENZINE
Om persoonlijke letsels of schade aan eigendommen te
voorkomen, moet u uiterst voorzichtig met benzine omgaan.
Benzine is buitengewoon ontvlambaar en produceert
explosieve dampen.
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere bronnen
van vuur.
2. Gebruik uitsluitend goedgekeurde benzinecontainers.
WAARSCHUWING: Deze krachtige maaier kan handen en voeten amputeren en voorwerpen wegslingeren die verwondingen
en schade kunnen veroorzaken! Het niet naleven van de deze VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN kan de gebruiker of andere per-
sonen ernstig of zelfs dodelijk verwonden. De eigenaar van de machine moet deze voorschriften begrijpen en mag de maaier
uitsluitend laten gebruiken door personen die de voorschriften begrijpen. Elke persoon die de machine gebruikt moet bij zijn
volle verstand zijn, lichamelijk gezond, en niet onder de invloed van eender welke stof die het gezicht, de motoriek of het beo-
ordelingsvermogen kan beïnvloeden. Als u vragen over uw machine hebt waarop uw distributeur het antwoord schuldig blijft,
belt of schrijft u naar de klantendienst van SNAPPER, McDonough, Georgia 30253, telefoon 00-1-800-935-2967.
3
! !
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
VEILIG OMGAAN MET BENZINE
(vervolg van de vorige bladzijde)
3. Verwijder de tankstop NIET en vul de tank NIET bij terwijl
de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u bijtankt.
4. Vul de brandstoftank NIET binnenshuis.
5. Bewaar de machine of brandstofcontainers NIET binnen-
huis, in de buurt van open vuur, vonken of waakvlammen
van bijvoorbeeld een boiler of andere toestellen.
6. Vul een brandstofcontainer NOOIT in een voertuig of op
een vrachtwagen of aanhangwagen met plastic vloer. Zet
de containers altijd op de grond, weg van het voertuig,
voor u ze vult.
7. Verwijder gasmotoren uit het voertuig of de aanhangwa-
gen en vul ze op de grond. Als dat onmogelijk is, vult u ze
met behulp van een draagbare container en niet via een
benzinepomp.
8. Start een benzinemotor NOOIT in een besloten voertuig of
aanhangwagen.
9. Houd het mondstuk altijd in contact met de rand van de
tank of container tot u klaar bent met het vullen. GEBRUIK
GEEN systeem dat de vergrendeling van het mondstuk
openhoudt.
10. Als u benzine op uw kleding morst, moet u onmiddellijk
andere kleren aantrekken.
11. De brandstoftank NOOIT overvullen. Plaats de stop terug
en draai hem stevig vast.
GEBRUIK
1. Houd uw handen en voeten UIT DE BUURT van draaiende
onderdelen. Blijf uit de buurt van de uitworp wanneer de
motor draait.
2. STOP de motor als u grindpaden, wandelpaden of wegen
oversteekt en in alle situaties waarin weggeslingerde
voorwerpen gevaar kunnen opleveren.
3. Maai alleen overdag of bij goed kunstlicht.
4. GEBRUIK DE MAAIER niet onder de invloed van alcohol
of drugs.
5. Als u een vreemd voorwerp raakt of als de maaier abnor-
maal vibreert, STOPT u de motor, koppelt u de bougieka-
bel af en bevestigt u hem uit de buurt van de bougie.
Inspecteer de maaier op schade en herstel de schade
voor u opnieuw start.
6. MAAI NIET in de buurt van abrupte niveauverschillen,
grachten of dijken. U zou kunnen uitglijden en vallen.
7. KIJK UIT voor kuilen en andere verborgen gevaren. Hoog
gras kan obstakels verbergen. Blijf uit de buurt van
grachten, weggespoelde grond, duikers, omheiningen en
uitspringende objecten.
8. MAAI NIET op nat gras. Wees altijd op uw hoede voor uit-
glijden. Houd de duwboom stevig vast. Stap rustig in
plaats van te lopen. Uitglijden kan verwondingen
veroorzaken.
9. Blijf ALTIJD achter de duwboom wanneer de motor draait.
10. Laat de maaier NIET met draaiende motor achter. STOP
DE MESSEN en STOP DE MOTOR voor u om gelijk welke
reden de gebruikersplaats verlaat.
GEBRUIK
(vervolg van vorige kolom)
11. Voor u de maaier reinigt, herstelt of inspecteert, moet u
zorgen dat de motor, de messen en alle bewegende delen
GESTOPT ZIJN. Koppel de bougiekabel af en bevestig
hem uit de buurt van de bougie, om toevallig starten te
voorkomen.
12. STOP de motor en wacht tot de messen volledig STIL-
STAAN voor u de graszak verwijdert en/of gras opruimt
13. Gebruik de machine NIET als de grasvanger of de
beveiligingen niet volledig geïnstalleerd zijn en niet oper-
ationeel zijn.
14. Werp het maaisel NIET uit tegen een muur of een versper-
ring. Het maaisel kan dan terugslaan in de richting van de
bestuurder.
15. Vertraag voor u draait.
16. Let op voor het verkeer in de omgeving van wegen en bij
het oversteken.
17. Laat de motor NIET draaien in een gesloten ruimte.
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een dodelijk vergif.
18. Gebruik uitsluitend door de fabrikant goedgekeurde
accessoires. Raadpleeg de instructies van de fabrikant
voor de juiste installatie en bediening van de accessoires.
ONDERHOUD EN OPSLAG
1. Bewaar de machine of een brandstofcontainer NOOIT in
een gesloten ruimte waar brandstofdampen in contact
zouden kunnen komen met een open vlam, een vonk of
een waakvlam, zoals van een boiler, oven, droger of een
ander gastoestel. Laat de motor afkoelen voor u de
machine in een gesloten ruimte plaatst. Bewaar de brand-
stofcontainer buiten het bereik van kinderen, in een goed
geventileerd, onbewoond gebouw.
2. Zorg dat de motor vrij blijft van gras, bladeren of overtol-
lig vet, om het gevaar op brand of oververhitting van de
motor te beperken.
3. Wanneer u de brandstoftank laat leeglopen, vangt u de
brandstof op in een goedgekeurde container, buitenshuis
en uit de buurt van elke open vlam.
4. Zorg dat alle bouten, moeren en schroeven stevig vastzit-
ten. Controleer of alle splitpennen goed zijn aangebracht.
5. Zorg altijd voor voldoende verluchting als u de motor bin-
nenshuis laat draaien. Uitlaatgassen bevatten koolmonox-
ide, een reukloos en dodelijk vergif.
6. Voer onderhoud en afstellingen uitsluitend uit nadat de
motor gestopt is. Koppel de bougiekabel af en bevestig
hem uit de buurt van de bougie, om toevallig starten te
voorkomen.
7. Wijzig NOOIT de afstelling van de toerenregelaar en laat
de motor niet tegen een te hoog toerental draaien.
8. Controleer de graszak regelmatig op slijtage en
beschadiging, om te voorkomen dat voorwerpen zouden
worden weggeslingerd of bewegende onderdelen bereik-
baar zouden zijn. Vervang de glijder of de adapter van de
zak als hij gebroken of gebarsten is.
4
! !
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
GEBRUIK
(vervolg van vorige kolom)
9. Messen zijn scherp en kunnen snijden. Wanneer u ze
hanteert, moet u ze inpakken of dikke leren handschoe-
nen dragen. Wees altijd VOORZICHTIG.
10. Test de vonk NOOIT door de bougie naast het bougiegat
tegen de massa te houden: de vonk zou brandstofdamp-
en die uit de motor ontsnappen kunnen doen ontploffen.
11. Laat de machine minstens één keer per jaar nakijken door
een bevoegde SNAPPER distributeur. Laat de distributeur
eventuele nieuwe veiligheidsvoorzieningen installeren.
12. Gebruik uitsluitend originele SNAPPER onderdelen, als
garantie voor uw veiligheid en de kwaliteit van het resul-
taat.
5
INHOUD
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .2-4
INHOUD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5
DEEL 1 - DE MACHINE LEREN KENNEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6
DEEL 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7-9
Checklist vóór het starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7
Motor en mes starten en stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7
De wielaandrijving starten en stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
De hoogte van de duwboom afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
De maaihoogte afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
Recycleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9
De grasvanger installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9
DEEL 3 - ONDERHOUD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10-11
Onderhoud - Na de eerste 5 uren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10-11
De motorolie vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10
Smering van de transmissie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10
De regelaar van de wielaandrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10
Het maaimes controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
De aandrijfriem tussen motor en transmissie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . .11
Onderhoud - Jaarlijks . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
Motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
Luchtfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
Opslagprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11
Deel 4 - AFSTELLING EN HERSTELLING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12-14
Het maaimes vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12-13
Het mes slijpen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12-13
De regelaar van de wielaandrijving afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13
Onderhoud van de riem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14
PROBLEMEN EN OPLOSSINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15
ONDERHOUDSSCHEMA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16
Onderdelen voor het onderhoud / reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16
IDENTIFICATIE VAN DE LABELS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17-18
SPECIFICATIES CE-GOEDKEURING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18
WAARBORG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19
BELANGRIJK
De figuren en illustraties in deze handleiding dienen slechts als aanduiding en
kunnen afwijken van uw specifieke model. Raadpleeg uw Snapper distributeur
indien u vragen hebt.
6
Deel 1 - DE MACHINE LEREN KENNEN
FIGUUR 1.1
1.1 INLEIDING
Deze handleiding is opgesteld voor de gebruikers van de
SNAPPER LOOPMAAIERS. Ze beschrijft de standaard
gebruiksprocedures en het normale onderhoud, maar is ook
bedoeld om de veiligheid te bevorderen door de correcte
technieken en voorzorgen aan te bevelen. Zorg dat u de
“BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN” op
bladzijde 2 en 3 van deze handleiding en alle veiligheids-
berichten op de maaier en zijn uitbreidingen leest, begrijpt
en respecteert voor u de maaier gebruikt.
1.2 BENAMINGEN
Figuur 1.1 toont de essentiële delen van de SNAPPER
LOOPMAAIERS. Het is aanbevolen dat elke gebruiker van
deze machine zich goed vertrouwd maakt met de bedienin-
gen, onderdelen en werking van de maaier voor hij ze
gebruikt. Specifieke details over de motor vindt u in de afzon-
derlijke handleiding van de motor. Bestudeer de handleidin-
gen voor u de machine gebruikt en bewaar ze, zodat u ze
later kunt raadplegen.
HENDEL
WIELAANDRIJVING
DUWBOOM
TOEREN-
REGELAAR
MESHENDEL
HANDGREEP
STARTKOORD
SNELHEIDSREGELAAR
GRASVANGER
UITWERPLUIK
OLIEDOP/PEILSTOK
HENDEL
AFSTELLING
MAAIHOOGTE
BEUGEL VAN
DE DUWBOOM
TANKDOP
MAAIHUIS
7
Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES
2.1 CHECKLIST VÓÓR HET STARTEN
Voer de volgende controles en het gepaste onderhoud uit
vóór u de machine start.
2.1.1. Controleer of alle beschermkappen, deflectors, de
grasvanger, de adapter en deksels goed aangebracht en
stevig bevestigd zijn.
2.1.2. Controleer of de meshendel en de hendel voor de
wielaandrijving vrij bewegen. Zie Figuur 2.1.
2.1.3. Controleer de maaihoogte. Stel ze af op de gewenste
hoogte.
2.1.4. Controleer het oliepeil van de motor en voeg olie tot
het merkteken bereikt is. Raadpleeg de handleiding van de
motor voor de specificaties van de olie. Zie Figuur 2.2.
2.1.5. Vul de brandstoftank van de maaier nadat u hem naar
buiten hebt geduwd, waar de dampen veilig kunnen
ontsnappen. Zorg dat de stop na het vullen goed wordt
vastgedraaid. Raadpleeg de handleiding van de motor voor
de specificaties.
2.1.6. Reinig de buitenzijde van het maaihuis en de motor en
verwijder gemorste brandstof, zand, gras, olie enz. Zorg dat
het rooster van de luchtinlaat en de koelvinnen altijd vrij zijn.
2.2 STARTEN EN GEBRUIK
2.2.1. MOTOR & MES
1. Plaats de snelheidsregelaar van de motor voorbij de nok
“Fast” (Snel) op de stand “Choke”. Zie Figuur 2.3.
BELANGRIJK: Stop de motor (en het mes) door de meshendel
los te laten.
2. Trek de meshendel tegen de duwboom.
3. Trek aan het startmotor om de motor te starten.
4. Laat de motor na het starten even opwarmen, tot hij vlot
draait.
WAARSCHUWING
De maaier NIET starten of gebruiken wanneer de plug of de
volledige grasvanger niet geïnstalleerd zijn.
! !
MESHENDEL
FIGUUR 2.2
FIGUUR 2.1
REGELAAR
WIELAANDRI
JVING
OLIEDOP/PEILSTOK
TANKDOP
MESHENDEL
FIGUUR 2.3
TOEREN-
REGELAAR
OM TE
STARTEN
OM TE STOPPEN
LANGZAAM
SNEL
8
Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES
2.2.2. DE MACHINE RIJDEN
1. Plaats de regelaar van de voorwaartse snelheid in de
gewenste
snelheidsstand. Zie Figuur 2.4.
2. Druk de regelaar van de wielaandrijving tegen de duw-
boom om de wielaandrijving in te schakelen en de maaier
voorwaarts te doen rijden.
BELANGRIJK: U moet de maaier tot stilstand brengen voor
u de positie van de regelaar van de grondsnelheid wijzigt. Zie
Figuur 2.4.
2.3 STOPPEN
Stop motor en het mes door de meshendel los te laten. Stop
de voorwaartse beweging door de hendel van de wielaandri-
jving los te laten.
2.4 DE HOOGTE VAN DE DUWBOOM AFSTELLEN
De hoogte van de duwboom kan als volgt worden afgesteld:
1. Draai de onderste moeren van de twee delen van het
onderstuk van de duwboom los, zoals op Figuur 2.6.
2. Plaats de duwboom hoger of lager, tot op de gewenste
hoogte.
3. Draai de moeren van het onderstuk van de duwboom
vast, om de duwboom in de gewenste positie te bevestigen.
Het torsiekoppel bedraagt 20 tot 33 N.m.
2.5 DE MAAIHOOGTE AFSTELLEN
1. Trek de hendel voor het afstellen van de hoogte naar
buiten en plaats op de gewenste maaihoogte. Zie Figuur 2.7.
BELANGRIJK: Buig de hendel voor het afstellen van de maai-
hoogte niet verder naar buiten dan nodig is om de maaihoogte te
wijzigen. Als u hem te ver naar buiten trekt, kan hij beschadigd
worden.
SNELHEIDS
REGELAAR
FIGUUR 2.4
TOEREN-
REGELAAR
REGELAAR
WIELAANDRIJVING
FIGUUR 2.6
DRAAI DE
MOEREN LOS OM
DE DUWBOOM AF
TE STELLEN
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit ter-
wijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en het
mes. Verwijder de bougiekabel van de bougie en bevestig
hem uit de buurt van de bougie. De onderdelen en de motor
zijn HEET. Laat de motor en de onderdelen voldoende afkoe-
len, om ernstige brandwonden te voorkomen.
! !
FIGUUR 2.7
HENDEL VOOR HET AFSTELLEN
VAN DE MAAIHOOGTE
LAAGSTE
MAAIHOOGTE
HOOGSTE
MAAIHOOGTE
9
Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES
2.6 RECYCLEREN
U hebt geen gereedschap nodig om de maaier aan te passen
voor recyclage. STOP eerst de motor. Til het uitwerpluik aan de
achterzijde van de maaier op. Verwijder de grasvanger. Schuif de
recycleerplug volledig in de uitwerpopening. Laat het luik dicht-
vallen. Zie Figuur 2.8.
OPMERKING: Voor de beste resultaten maait u ten hoogste 1/3
van de lengte van het gras en recycleert u ALLEEN als het gras
droog is.
1. Stel alle wielen af op de hoogste maaihoogte.
2. Plaats de toerenregelaar in de stand “FAST” (Konijn).
3. Verplaats de toerenregelaar naar de traagste versnelling.
4. Begin langzaam te maaien. Als het gras erg dicht is, ver-
groot u de maaihoogte, om het recyclageresultaat te ver-
beteren.
2.7 DE GRASVANGER INSTALLEREN
1. Respecteer de WAARSCHUWING op deze pagina.
2. Til het uitwerpluik aan de achterzijde van de maaier op.
Zie Figuur 2.9.
3. Installeer de grasvanger aan de achterzijde van de
maaier. Plaats de uiteinden van de stangen van het frame
van de grasvanger over de lipjes aan de achterzijde van het
maaihuis. Laat het luik los. Het is met een veer gemonteerd
en zal tegen de bovenzijde van de grasvanger sluiten.
! !
WAARSCHUWING
Gebruik de maaier NIET zonder de volledige grasvanger of
de afscherming. De onderdelen van de grasvanger slijten bij
normaal gebruik. Inspecteer de grasvanger regelmatig en
vervang versleten of beschadigde onderdelen onmiddellijk.
! !
WAARSCHUWING
De graszakken van de SNAPPER-producten zijn gemaakt
van geweven textiel en kunnen bij normaal gebruik
beschadigd geraken en verslijten. Controleer voor elk
gebruik de staat van de graszak. Vervang versleten of
beschadigde graszakken onmiddellijk door zakken die door
SNAPPER worden aanbevolen. Bij sommige modellen is de
graszak een optie.
FIGUUR 2.8
PLAATS DE
RECYCLEER
PLUG
FIGUUR 2.9
GRASVANGER
TIL HET
UITWERPLUIK OP
UITWERPLUIK
OPTILLEN
LIPJES
HANDGREEP
GRASVANGER
UITEINDEN VAN
DE STANGEN
10
Deel 3 - INLEIDING
3.1 INLEIDING
Om de kwaliteit van de maaier niet in het gedrang te bren-
gen, mag u uitsluitend originele SNAPPER onderdelen
gebruiken. Neem voor onderdelen en hulp bij het onderhoud
contact op met de plaatselijke SNAPPER distributeur.
Vermeld altijd het model en het serienummer om het juiste
onderdeel of informatie te krijgen voor een bepaalde maaier.
3.2 ONDERHOUD - NA DE EERSTE 5 UUR
3.2.1. DE MOTOROLIE VERVANGEN
OPMERKING: Gezien de plaats van de olieplug gaat u als
volgt te werk om de olie zo gemakkelijk mogelijk te
vervangen:
1. Koppel de bougiekabel af en bevestig hem uit de buurt
van de bougie. U hebt het volgende nodig om de olie te ver-
versen: doeken en een ondiepe pan.
2. Kantel de maaier op zijn zij, met de vulopening voor de
olie naar omlaag. Kantel de maaier niet met de bougie of de
carburator naar omlaag. Zie Figuur 3.1.
3. Plaats een ondiepe pan onder het midden van de
vulopening voor de olie.
4. Verwijder de oliestop en laat alle olie in de pan lopen. Het
is mogelijk dat olie de motor en uw handen loopt, veeg uw
handen onmiddellijk af met een schone doek. Ruim de olie
volgens de voorschriften op.
5. Zet de maaier weer overeind.
6. Vul de motor met olie volgens de specificaties van de
motorhandleiding. Ververs vervolgens de olie om de 25
gebruiksuren.
3.2.2. SMERING VAN DE TRANSMISSIE
De transmissie heeft geen smering of onderhoud nodig.
Indien de transmissie lekt of niet behoorlijk werkt, brengt u
de machine voor herstelling naar uw erkende SNAPPER dis-
tributeur.
3.2.3. REGELAAR VAN DE WIELAANDRIJVING
Voor een goede werking van de aandrijving, moet men de
regelaar van de wielaandrijving regelmatig afstellen. De
afstelling gebeurt met het duimwieltje op de kabel van de
regelaar van de wielaandrijving. U hebt er geen gereed-
schap voor nodig. Ze vereist geen gereedschap. Zie het
gedeelte “DE REGELAAR VAN DE WIELAANDRIJVING
AFSTELLEN”.
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit ter-
wijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en het
mes. Verwijder de sleutel. Verwijder de bougiekabel van de
bougie en bevestig hem uit de buurt van de bougie. De
onderdelen en de motor zijn HEET. Laat de motor en de
onderdelen voldoende afkoelen, om ernstige brandwonden
te voorkomen.
! !
FIGUUR 3.1
VULOPENING
OLIE
KANTEL DE MAAIER OP
ZIJN ZIJ
11
Deel 3 - INLEIDING
3.2.4. HET MAAIMES CONTROLEREN
1. Verwijder de bougiekabel van de bougie en bevestig hem
uit de buurt van de bougie.
2. Kantel de maaier op zijn achterwielen, zodat u de beves-
tigingsschroef van het mes kunt bereiken. Zie Figuur 3.2.
BELANGRIJK: Kantel de maaier NOOIT met de carburator of de
bougie naar omlaag. De olie uit het carter zou in de luchtfilter
lopen, zodat de motor moeilijk of helemaal niet zou starten. Als de
luchtfilter toch vervuild zou worden, moet u hem vervangen.
3. Controleer het torsiekoppel van de bevestigingsschroef
van het mes. Het aanbevolen torsiekoppel is 40-55 N.m. Zie
Figuur 3.2.
4. Controleer het mes op zijn scherpte, slijtage en
beschadiging. Raadpleeg het gedeelte “SLIJTAGEGREN-
ZEN VAN HET MAAIMES”.
3.2.5. DE AANDRIJFRIEM TUSSEN DE MOTOR EN DE
TRANSMISSIE CONTROLEREN
1. Kijk of de riem niet gebarsten, uitgerafeld of gescheurd is
en of de buitenlaag niet afgesleten is. Vervang een versleten
of beschadigde riem voor u de maaier gebruikt. Raadpleeg
het gedeelte “ONDERHOUD VAN DE RIEM” voor het ver-
vangen.
3.3 ONDERHOUD - JAARLIJKS
Voer al het onderhoud uit dat vermeld wordt in het gedeelte
“Onderhoudsschema” van deze handleiding.
3.3.1. Motor
Onderhoud de motor volgens de handleiding.
3.3.2. Luchtfilter
Raadpleeg de handleiding van de motor voor de onder-
houdsinstructies.
3.3.3. Motorolie
Raadpleeg de handleiding van de motor voor de onder-
houdsinstructies.
3.4 OPSLAGPROCEDURE
Raadpleeg de handleiding van de motor voor de instructies voor
de opslag van de motor. Bereid de maaier als volgt voor op de
opslag op het einde van het seizoen:
1. Laat de brandstof uit de brandstoftank lopen en laat de
motor draaien tot alle brandstof uit de carburator is.
2. Koppel de bougiekabel af en verwijder hem van de
bougie voor u enige andere voorbereiding uitvoert!
3. Plak alle openingen af, om te voorkomen dat tijdens het
afwassen water in de uitlaat of de luchtinlaat komt.
4. Kantel de maaier op zijn achterwielen en maak de
onderzijde van het maaihuis grondig schoon. Kantel de
maaier niet met de bougie of de carburator naar omlaag.
Schraap met een plamuurmes en/of een staalborstel alle
opeenhoping van gras weg.
5. Smeer alle blootgestelde metalen delen met een lichte
laag olie, om corrosie te voorkomen.
6. Draai de knoppen van de duwboom los. Vouw de duw-
boom voorzichtig naar voren en buig de bedieningskabels
om ze niet te beschadigen.
7. Bewaar de maaier in een schuur of op een andere droge
plaats, beschermd tegen weersinvloeden.
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit ter-
wijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en het
mes. Verwijder de bougiekabel van de bougie en bevestig
hem uit de buurt van de bougie. De onderdelen en de motor
zijn HEET. Laat de motor en de onderdelen voldoende afkoe-
len, om ernstige brandwonden te voorkomen. Draag dikke
leren handschoenen wanneer u de maaimessen hanteert of
eraan werkt. De messen zijn buitengewoon scherp en kun-
nen ernstige verwondingen veroorzaken.
FIGUUR 3.2
KANTEL DE MAAIER OP ZIJN
ACHTERWIELEN
BEVESTIGINGSSCHROEVEN
VAN HET MES
! !
12
Deel 4 - AFSTELLING EN HERSTELLING
4.1 HET MAAIMES VERVANGEN
4.1.1. SLIJTAGEGRENS VAN HET STANDAARDMES
1. Respecteer de WAARSCHUWING op deze bladzijde.
2. Inspecteer het mes regelmatig op sporen van abnormale
slijtage of beschadiging. Zie Figuur 4.1.
4.1.2. HET MAAIMES SLIJPEN
1. Respecteer de WAARSCHUWING op deze bladzijde.
2. Kantel de maaier op zijn achterwielen. Kantel de maaier
niet met de bougie of de carburator naar omlaag.
3. Verwijder het mes. Zie Figuur 4.2.
(Vervolg op volgende bladzijde)
WAARSCHUWING
Een maaimes dat sporen van abnormale slijtage of
beschadiging vertoont NIET GEBRUIKEN. Raadpleeg het
gedeelte “HET MAAIMES VERVANGEN” voor de inspectie-
en onderhoudsprocedures voor het mes.
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit ter-
wijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en het
mes. Verwijder de bougiekabel van de bougie en bevestig
hem uit de buurt van de bougie. De onderdelen en de motor
zijn HEET. Laat de motor en de onderdelen voldoende afkoe-
len, om ernstige brandwonden te voorkomen. Draag dikke
leren handschoenen wanneer u de maaimessen hanteert of
eraan werkt. De messen zijn buitengewoon scherp en kun-
nen ernstige verwondingen veroorzaken.
! !
FIGUUR 4.2
BEVESTIGINGSS-
CHROEVEN
MES
MESNAAF
(OP MOTOR)
FIGUUR 4.1
C: GEVAARLIJKE STAAT!
NIET OP DE MAAIER GEBRUIKEN!
A: NIEUW MES
B: SLIJTAGEGRENS
NYLON
SLOTMOEREN
FLENS
MES
! !
13
Deel 4 - AFSTELLING EN HERSTELLING
4.1 HET MAAIMES VERVANGEN
4.1.2. HET MES SLIJPEN
(Vervolg van vorige bladzijde)
4. Slijp het mes op een slijpschijf in een hoek van 22 tot 28
graden. SLIJP HET NIET voorbij de bestaande snijrand. Zie
Figuur 4.4.
5. Controleer de balans van het mes. Corrigeer de balans
indien nodig door het zwaarste uiteinde bij te slijpen.
6. Installeer het mes opnieuw. Zie Figuur 4.2 en 4.3.
Controleer het torsiekoppel van de bevestigingsschroef van
het mes. Het aanbevolen torsiekoppel is 40-55 N.m.
4.2 AFSTELLING VAN DE REGELING VAN DE
WIELAANDRIJVING
(Drijfriem motor naar transmissie)
De regeling van de wielaandrijving moet periodiek worden
afgesteld, om de juiste spanning van de drijfriem van de
motor naar de transmissie in stand te houden. De regeling
bevindt zich rechts op de duwboom. U hebt voor het afstellen
geen gereedschap nodig. Zie figuur 4.4.
BELANGRIJK: LAAT DE MOTOR NIET DRAAIEN terwijl u
de drijfriem inspecteert of afstelt.
1. Kijk of de riem niet gebarsten, uitgerafeld of gescheurd is
en of de buitenlaag niet afgesleten is. Vervang een versleten
of beschadigde riem voor u de maaier gebruikt.
2. STOP de motor voor u de riemspanning controleert. Zet
de snelheidsregelaar op stand 1 en schakel de wielaandrijv-
ing in.
3. Terwijl de wielaandrijving ingeschakeld is, trekt u aan de
hendels van de maaier, zodat hij zich voorwaarts beweegt.
Let op de achterwielen
4. Als de achterwielen over de grond glijden (geen rotatie)
is de riem goed gespannen en moet hij niet worden afgeteld.
5. Als de achterwielen draaien, verhoogt u de riemspanning
door het duimwieltje NAAR RECHTS te draaien.
6. Draai het duimwieltje met één slag tegelijk en controleer
de spanning opnieuw (stappen 3-5).
7. Wanneer de riemspanning correct is, laat u de machine
werken en controleert u of de regeling van de wielaandrijv-
ing goed werkt.
BELANGRIJK: Draai de regeling van de wielaandrijving
NIET te strak aan. Gebruik de maaier NIET als de regelaar
of de aandrijving niet naar behoren werken. Raadpleeg uw
plaatselijke SNAPPER distributeur voor hulp.
BELANGRIJK: Als de machine vooruit rijdt wanneer u de
regelaar hebt losgelaten, is de kabel te strak gespannen en
moet u hem opnieuw afstellen, tot de machine blijft staan. De
machine mag niet rijden als de regelaar van de wielaandrijv-
ing niet ingeschakeld is. Als de regelaar niet snel naar de
“UIT” stand terugkeert wanneer u hem loslaat, moet u kijken
of de kabel niet gebroken, gekneld of verbogen is.
FIGUUR 4.3
OORSPRONKELIJKE
SNIJRAND
*SLIJP NIET VOORBIJ DE
OORSPRONKELIJKE
SNIJRAND
22º TOT 28º
FIGUUR 4.4
HENDEL
WIELAANDRIJVING
DRUK DE MESHENDEL
TEGEN DE DUWBOOM
EN SCHAKEL DE
WIELAANDRIJVING IN
DUIMWIELTJE
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit ter-
wijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en het
mes. Verwijder de bougiekabel van de bougie en bevestig
hem uit de buurt van de bougie. De onderdelen en de motor
zijn HEET. Laat de motor en de onderdelen voldoende afkoe-
len, om ernstige brandwonden te voorkomen. Draag dikke
leren handschoenen wanneer u de maaimessen hanteert of
eraan werkt. De messen zijn buitengewoon scherp en kun-
nen ernstige verwondingen veroorzaken.
! !
14
Deel 4 - AFSTELLING EN HERSTELLING
4.3. ONDERHOUD VAN DE RIEM
Controleer de staat van de riem tussen de motor en de trans-
missie na elke 25 uren gebruik.
4.3.1. De riem tussen de motor en de transmissie
vervangen.
1. Respecteer de WAARSCHUWING op deze bladzijde.
2. Verwijder de bevestigingsschroeven van het riemdeksel.
Verwijder het deksel. Zie Figuur 4.5.
3. Verwijder de riem van de transmissiepoelie.
4. Kantel de maaier op zijn achterwielen. Kantel hem niet
met de bougie of de carburator naar omlaag.
5. Verwijder de bouten en moeren die het mes bevestigen.
Verwijder het mes. Zie Figuur 4.5.
6. Verwijder de riem van de motorpoelie.
7. Leg de nieuwe riem om de motorpoelie. Schuif de riem
door de opening in het maaihuis.
8. Bevestig het mes met de bouten en moeren. Draai de
bouten en moeren aan p 40-55 N.m.
9. Leg de nieuwe riem om de transmissiepoelie. Installeer
het riemdeksel en bevestig met de schroeven. Draai stevig
vast.
FIGUUR 4.5
VERWIJDER DE MONTAGEBOUTEN
EN DE NYLON SLOTMOEREN
KANTEL DE MAAIER OP
ZIJN ACHTERWIELEN
BEVESTIGINGSSCHROEF
RIEMDEKSEL
! !
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit ter-
wijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en het
mes. Verwijder de bougiekabel van de bougie en bevestig
hem uit de buurt van de bougie. De onderdelen en de motor
zijn HEET. Laat de motor en de onderdelen voldoende afkoe-
len, om ernstige brandwonden te voorkomen. Draag dikke
leren handschoenen wanneer u de maaimessen hanteert of
eraan werkt. De messen zijn buitengewoon scherp en kun-
nen ernstige verwondingen veroorzaken.
AANDRIJFRIEM
15
PROBLEMEN EN OPLOSSINGEN
PROBLEEM WAARSCHIJNLIJKE OORZAAK OPLOSSING
De motor start
niet met gebruik
van de trekstarter
1. De brandstoftank is leeg. 1. Vul de brandstoftank met verse brandstof.
2. De motor heeft choke nodig. 2. Geef de motor choke.
3. De bougiekabel zit los. 3. Bevestig de bougiekabel aan de bougie.
De motor hapert
of valt uit nadat
hij heeft gedraaid
1. De meshendel is losgelaten of wordt niet stevig
tegen de duwboom getrokken.
1. De meshendel moet tijdens het gebruik van de maaier
altijd goed tegen de duwboom worden getrokken.
2. De brandstoftank is leeg. 2. Vul tot het vereiste peil met brandstof.
3. De voorfilter of luchtfilter is vuil. 3. Reinig de filters.
4. De bougie is defect of de elektrodenafstand is
fout.
4. Onderhoud de bougie.
5. Het brandstofsysteem is vervuild door water, vuil
of slechte brandstof.
5. Laat het brandstofsysteem leeglopen en reinig het.
6. Choke aan. 6. Zet de choke af.
De motor verliest
kracht
1. De voorfilter of luchtfilter is vuil. 1. Reinig of vervang de filters.
2. De bougie is defect. 2. Onderhoud de bougie.
3. Het brandstofsysteem is vervuild door water, vuil
of slechte brandstof.
3. Laat het brandstofsysteem leeglopen en reinig het.
4. Het rooster van het koelsysteem is vuil. 4. Reinig het rooster.
Abnormale trilling 1. Beschadigd, slecht gebalanceerd of verbogen
mes.
1. Onderhoud het mes.
2. Losse onderdelen van de messen. 2. Draai de losse onderdelen vast.
3. Losse of ontbrekende airlift (indien de machine
ervan voorzien is).
3. Vervang de airlifts. Draai ze vast met het juiste torsiekop-
pel.
4. Oneffen of uitgerafelde riem. 4. Vervang de riem.
De maaier rijdt
niet of trekt
onvoldoende
(Zelfrijdende
modellen)
1. Beschadigde transmissie. 1. Raadpleeg uw erkende SNAPPER distributeur.
2. De aandrijfriem moet worden vervangen of
afgesteld.
2. De aandrijfriem vervangen of afstellen.
3. Onvoldoende smering van de transmissie/het car-
dan.
3. Raadpleeg uw erkende SNAPPER distributeur.
Gras wordt slecht
gemaaid
1. De maaihoogte is te laag of te hoog. 1. Stel de maaihoogte bij.
2. Het toerental is te laag. 2. Plaats de toerenregelaar in de stand “SNEL”.
3. De voorwaartse snelheid is te hoog. 3. Verplaats de toerenregelaar naar een lagere versnelling.
4. Het mes is bot, versleten of beschadigd. 4. Slijp het mes of vervang het.
Slechte uitworp
van het gras
1. Het toerental is te laag. 1. Plaats de toerenregelaar in de stand “SNEL”.
2. De voorwaartse snelheid is te hoog. 2. Verplaats de toerenregelaar naar een lagere versnelling.
3. Het gras is nat. 3. Maai als het gras droog is.
4. Versleten of beschadigd mes. 4. Onderhoud het mes.
5. Gemaaid gras of resten hebben zich onder het
maaihuis samengepakt.
5. Het maaihuis reinigen.
6. Het verkeerde mes is geïnstalleerd. 6. Installeer het juiste SNAPPER mes.
7. Het mes is verkeerd geïnstalleerd. 7. Installeer het mes correct.
De maaier verliest
olie
1. Lekkend carter. 1. De aftapplug controleren en vastdraaien.
2. Zorg dat de peilstok of de oliedop goed zijn aangebracht.
3. Raadpleeg uw erkende SNAPPER distributeur.
16
ONDERHOUDSSCHEMA
ITEM ONDERHOUD REF. ELK
GEBRUIK
5 UREN 25 UREN 50 UREN 100 UREN ELK
SEIZOEN
Motorolie Oliepeil controleren Blz. 10 X
Eerste olieverversing Blz. 11 X
Periodieke olieverversing Blz. 11 X*
Voorfilter Sponselement reinigen Handleiding
motor & Blz.
11
X**
Luchtfilter Reinigen of vervangen Handleiding
motor.
X**
Bougie Vervangen Handleiding
motor.
X
Aandrijfriem Slijtage en spanning
controleren
Blz. 11 & 14 X X X
Maaimes Controleren op slijtage,
schade & vervanging
Blz. 11 - 13 X
Maaihuis Maaisel en resten
verwijderen
Blz. 11 X
Smering
transmissie
Het peil van het vet
controleren
Blz. 10 X X
* Ververs de olie om de 25 uren als u met zware belastingen of hoge temperaturen werkt.
**Vaker reinigen als u in stoffige omstandigheden werkt of er veel deeltjes in de lucht zweven.
ONDERDELEN VOOR ONDER/RESERVEONDERDELEN
ONDERDELEN VOOR HET ONDERHOUD
Snelheidsregelaar motor 7100999
Kabel mesregelaar 7100976
Kabel wielaandrijving 7046518
21” Maaimes (53 cm) (hakken) 7026428
Riem motor naar transmissie 7029492
Handleiding onderdelen voor de 21” (53 cm) Loopmaaier met maaihuis van gegoten
aluminium Reeks 3
7006202
17
IDENTIFICATIE VAN DE LABELS
(1) WAARSCHUWINGSINSTRUCTIES.
NIET GEBRUIKEN
ZONDER DE
VOLLEDIGE
GRASVANGER OF
BESCHERMKAP.
INFORMEERT DE
GEBRUIKER
OVER HET
GEVAAR VAN HET
DRAAIENDE MES.
(3) TOERENREGELAAR: TOERENREGELAAR: GEEFT DE
RICHTING AAN OM HET TOERENTAL TE VERHOGEN
(KONIJN) OF TE VERLAGEN (SCHILDPAD).
LEES, BEGRIJP EN
RESPECTEER DE
INSTRUCTIES EN
WAARSCHUWINGEN
IN DE HANDLEIDING
EN OP DE MAAIER,
DE MOTOR EN DE
UITBREIDINGEN
VOOR U ZE
GEBRUIKT.
HOUD KINDEREN EN
ANDEREN BUITEN
DE MAAIZONE.
SNEL (KONIJN)
LANGZAAM
(SCHILDPAD)
(2) SNELHEID: TOONT DE RICHTING VAN DE BEWEGING
EN HET VERMOGEN OM TUSSEN DRIE SNELHEDEN TE
KIEZEN DOOR DE HENDEL TE VERPLAATSEN. HET
CIJFER 3 (KONIJN) KOMT OVEREEN MET DE HOOGSTE
SNELHEID, HET CIJFER 2 MET NORMALE SNELHEID, HET
CIJFER 1 (SCHILDPAD) MET DE LAAGSTE SNELHEID.
LAAGSTE SNELHEID
(SCHILDPAD)
2E NORMALE SNELHEID
LABEL
SNELHEID
7075475
HOGE SNELHEID
(KONIJN)
3E HOOGSTE
SNELHEID
1E LAAGSTE SNELHEID
(4) CONTROLE VAN DE AANWEZIGHEID VAN DE GEBRUIK-
ER: TREK DE HENDEL TEGEN DE DUWBOOM OM DE
MOTOR EN HET MES TE STARTEN. LAAT DE HENDEL LOS
OM DE MOTOR EN HET MES TE STOPPEN.
LABEL AANWEZIGHEID
GEBRUIKER
P/N 7029782
18
SPECIFICATIES CE-GOEDKEURING
Model Toerental (bij
constante
snelheid)
Kilowatt (kW)
(toerental bij
constante
snelheid)
Massaeenheid
(kg)
Geluidsvermogen
(LWA) (dBA)
Geluidsdruk
(LPA) (dBA)
Vibratie aan
het handvat
(m/s2)
ELP21703BV 2900 2.82 45 98 88 4.8
IDENTIFICATIE VAN DE LABELS
(5) INSTRUCTIE VOOR DE REGELING VAN DE HOOGTE: TOONT
DE RICHTING VAN DE VERPLAATSING VAN DE HENDEL VOOR
DE AFSTELLING VAN DE MAAIHOOGTE, OM DE HOOGTE TE
WIJZIGEN VERTREKKEND VAN DE GROOTSTE HOOGTE (MET
DE KLOK MEE) NAAR DE KLEINSTE HOOGTE (TEGEN DE
KLOK IN). MERK OP DAT ER IN TOTAAL ELF MAAIHOOGTEN
MOGELIJK ZIJN.
(7) EUROPESE PRESTATIE: DE MAXIMALE VIBRATIE, GEMETEN
BIJ DE HAND VAN DE GEBRUIKER 23,4 M/SEC2.
(6) LAWAAIBEHEERSING: DEZE MACHINE VOLDOET AAN DE
LAWAAIGRENS VAN 98 DBA BIJ HET GESPECIFICEERDE
TOERENTAL VAN DE MOTOR.
(8) WIELAANDRIJVING: BEVINDT ZICH OP DE PLASTIC GREEP VAN
DE HENDEL VOOR DE WIELAANDRIJVING. TREK DE HENDEL
TEGEN DE DUWBOOM OM DE AANDRIJVING IN TE SCHAKELEN.
LAAT DE HENDEL LOS OM DE AANDRIJVING UIT TE SCHAKELEN.
LABEL
HOOGTEREGELING
7028454
LABEL EUROPESE
LAWAAIBEHEERSING
7100579
LABEL EUROPESE
GEMEENSCHAP
7029776
19
BEPERKTE WAARBORG VAN 2 JAAR
Gedurende twee (2) jaar vanaf de datum van aankoop voor residentieel, niet commercieel gebruik door de oorspronkelijke koper, zal
SNAPPER via gelijk welke erkende SNAPPER distributeur kosteloos (met uitzondering van eventuele belastingen) elk onderdeel ver-
vangen dat na onderzoek door de fabriek in McDonough, Georgia, gebrekkig van materiaal of fabricage wordt bevonden.
Gedurende negentig (90) dagen vanaf de datum van aankoop voor commerieel gebruik, verhuring of ander niet-residentieel gebruik
door de oorspronkelijke koper, zal SNAPPER via gelijk welke erkende SNAPPER distributeur kosteloos (met uitzondering van
eventuele belastingen) elk onderdeel vervangen dat na onderzoek door de fabriek in McDonough, Georgia, gebrekkig van materi-
aal of fabricage wordt bevonden.
De kosten voor het transport van de machine naar een erkende SNAPPER distributeur voor de vervanging in het kader van deze
waarborg komen volledig ten laste van de koper.
Deze waarborg geldt niet voor bepaalde transmissies, motoren en hun onderdelen, en batterijen, aangezien deze elementen afzon-
derlijk worden gewaarborgd. De waarborg geldt niet voor onderdelen die beschadigd zijn als gevolg van ongevallen, wijzigingen, ver-
keerd gebruik, gebrekkige smering, normale slijtage of andere oorzaken die buiten de controle vallen van SNAPPER. De waarborg
geldt niet voor machines of onderdelen die wijzigingen of aanpassingen hebben ondergaan die de veiligheid, prestaties of duurza-
amheid beïnvloeden.
Voor de batterijen geldt een waarborgperiode van een (1) jaar met indien nodig gratis vervanging gedurende een (1) jaar vanaf de
oorspronkelijke aankoop. SNAPPER is niet aansprakelijk voor eventuele installatiekosten. De waarborg van de batterij dekt uitslui-
tend originele batterijen en geldt niet voor schade aan de batterij of de machine als gevolg van verwaarlozing, verkeerd gebruik,
vernieling door brand, explosie, vorst, overlading, gebrekkig onderhoud of het gebruik van ongeschikt elektrolyt.
Er geldt geen andere uitdrukkelijke waarborg.
AFWIJZING VAN GARANTIE
Impliciete waarborgen, met inbegrip van verhandelbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel, zijn beperkt tot twee (2)
jaar vanaf de aankoopdatum voor residentieel of ander niet-commercieel gebruik door de oorspronkelijke koper, en tot
negentig (90) dagen vanaf de aankoopdatum voor commercieel gebruik, verhuring of ander niet-residentieel gebruik door
de oorspronkelijke koper; in de mate dat de wet het toelaat zijn alle impliciete waarborgen uitgesloten.Dit is het enige ver-
haal. Aansprakelijkheid voor gevolgschade onder gelijk welke waarborg is uitgesloten.
Sommige landen verbieden beperkingen op de duur van impliciete waarborgen of verbieden de uitsluiting of beperking van
incidentele of gevolgschade, zodat bovenstaande beperking of uitsluiting in uw geval misschien niet van toepassing is.
Deze waarborg geeft u specifieke juridische rechten. Afhankelijk van uw nationale wetgeving kunt u nog andere rechten hebben.
WAARSCHUWING: HET GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE SNAPPER ONDERDELEN KAN DE VEILIGHEID VAN DE SNAPPER
PRODUCTEN IN HET GEDRANG BRENGEN EN ZAL ALLE AANSPRAKELIJKHEID EN WAARBORG VANWEGE SNAPPER,
VERBONDEN AAN HET GEBRUIK VAN DEZE ONDERDELEN, OPHEFFEN.
BELANGRIJK: Gelieve de bijgevoegde registratiekaart onmiddellijk in te vullen en te versturen naar:
Snapper’s Product Registration Center, P.O. Box 1379, McDonough, Georgia 30253
20
Veiligheidsvoorschriften en gebruikshandleiding voor
COPYRIGHT © 2006
SNAPPER - EEN DIVISIE VAN SIMPLICITY MFG., INC.
ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN
HANDLEIDING N°. 7100981 (I.R. 10/30/2006)
TP 111-5211-IR-WB-N
BELANGRIJK
De producten van Snapper zijn gebouwd met motoren die aan alle geldende vereisten voor de uitlaatgassen op het ogenblik
van de fabricage voldoen, of die deze vereisten overtreffen. De etiketten op de motoren vermelden zeer belangrijke informatie
over de uitstoot, samen met kritieke veiligheidswaarschuwingen. Zorg dat u alle waarschuwingen en instructies in deze
handleiding, in de handleiding van de motor en op de machine, de motor en de uitbreidingen leest, begrijpt en respecteert.
Als u vragen hebt over uw product van Snapper, raadpleegt u uw erkende Snapper distributeur of neemt u contact op met
de Klantendienst van Snapper, bij Snapper, McDonough, GA. 30253. Telefoon: 1-800-935-2967.
WAARSCHUWING
DE BATTERIJPOLEN, DE AANSLUITINGEN EN DE BIJBEHORENDE ACCESSOIRES BEVATTEN LOOD EN SAMENSTELLIN-
GEN MET LOOD. DIT ZIJN CHEMICALIËN WAARVAN DE STAAT CALIFORNIA WEET DAT ZIJ KANKER, GEBOORTEAFWIJKIN-
GEN OF ANDERE SCHADELIJKE INVLOEDEN OP DE VOORTPLANTING KUNNEN VEROORZAKEN. WAS UW HANDEN NADAT
U DEZE ONDERDELEN HEBT AANGERAAKT.
WAARSCHUWING
DE UITLAATGASSEN VAN DIT PRODUCT, OF BESTANDDELEN ERVAN, EN BEPAALDE ONDERDELEN VAN HET VOERTUIG
BEVATTEN OF PRODUCEREN CHEMICALIËN WAARVAN DE STAAT CALIFORNIA WEET DAT ZIJ KANKER,
GEBOORTEAFWIJKINGEN OF ANDERE SCHADELIJKE INVLOEDEN OP DE VOORTPLANTING KUNNEN VEROORZAKEN.
EUROPESE
21” (53 CM) LOOPMAAIERS
MET MAAIHUIS VAN
GEGOTEN ALUMINIUM
REEKS 3
!
!
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

Simplicity DUTCH Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor