2
CONSERVERING VAN LEVENSMIDDELEN
Raadpleeg de tabel op het apparaat.
Indeling van de ingevroren levensmiddelen
Laad het diepgevroren voedsel en deel het in; het is
raadzaam de datum waarop het voedsel geladen is te
vermelden op de verpakkingen, om ervoor te zorgen dat het
voedsel gebruikt wordt binnen de vervaldatums aangegeven
in maanden in Afb. 6 voor elk type van voedsel.
Tips voor het bewaren van diepvriesproducten
Wanneer u bevroren levensmiddelen koopt, zorg dan dat:
• De verpakking moet intact zijn, omdat voedsel in
beschadigde verpakkingen bedorven kan zijn. Indien
de verpakking bol staat of vochtplekken heeft, werd
het product mogelijk niet bij optimale omstandigheden
bewaard en is mogelijk al deels ontdooid.
• Diepvriesproducten moeten als laatste worden gekocht
en in isolerende tassen worden vervoerd.
• Plaats diepvriesproducten bij thuiskomst meteen in het
apparaat.
• Variaties in temperatuur moeten vermeden worden of
tot een minimum worden beperkt. Neem de uiterste
houdbaarheidsdatum op de verpakking in acht.
• Volg altijd de bewaarinstructies op de verpakking van
diepvriesproducten.
Opmerking:
• Ontdooide of gedeeltelijk ontdooide
levensmiddelen moeten onmiddellijk worden
geconsumeerd. Vries ze niet opnieuw in, tenzij het
ontdooide levensmiddel gebruikt wordt voor de
bereiding van een gerecht dat gekookt wordt. Nadat
het ontdooide levensmiddel gekookt is, mag het
opnieuw worden ingevroren.
• In geval van langdurige stroomuitval: Open de deur
van het apparaat niet, behalve om de vrieselementen
(indien beschikbaar) boven op het ingevroren voedsel
aan de rechter- en linkerkant van het apparaat te
plaatsen. Op deze manier kunt u de snelheid waarmee
de temperatuur stijgt beperken.
ONTDOOIEN APPARAAT
Het apparaat moet ontdooid worden wanneer de laag ijs op
de wanden 5-6 mm dik geworden is.
• Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact.
• Haal alle voedsel uit het apparaat en bewaar het op een
heel koele plek of in thermisch isolerende zakken.
• Laat de deur van het apparaat openstaan.
• Verwijder de binnendop van het afvoerkanaal
(afhankelijk van model) (Afb. 8).
• Verwijder de buitendop van het afvoerkanaal
(afhankelijk van model) en plaats hem zoals
aangegeven in g. 8.
• Gebruik de scheider (afhankelijk van model) in het
product als een recipiënt om het resterende water in op
te vangen (D) zoals aangegeven in afb. 8. Als er geen
scheider is, gebruik dan een ondiepe kom.
• U kunt het ontdooien versnellen door met een spatel het
ijs op de wanden van het apparaat los te maken.
• Verwijder het ijs van de bodem van het apparaat.
• Gebruik, om onherstelbare schade aan de
binnenkant van het apparaat te voorkomen, geen
puntige of scherpe metalen voorwerpen om het ijs
te verwijderen.
• Gebruik geen schuurmiddelen en verwarm het
vriesvak niet kunstmatig.
• Maak de binnenkant van het apparaat zorgvuldig
droog.
• Plaats na het ontdooien de dop terug.
VERVANGEN VAN HET DEURLAMPJE (indien aanwezig)
• Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact.
• Verwijder de melkglazen kap aan de hand van de
aanwijzingen van de afbeelding en in de aangegeven
volgorde.
• Draai het lampje los en vervang het door een nieuw
lampje met dezelfde spanning en hetzelfde vermogen.
• Breng de melkglazen kap weer aan en sluit het
apparaat aan op het elektriciteitsnet.
HANDLEIDING VOOR PROBLEEMOPLOSSING
1. Het rode controlelampje (indien aanwezig) blijft
branden.
• Is de stroom uitgevallen?
• Heeft u het ontdooien geactiveerd?
• Is de deur van het apparaat goed dicht?
• Is het apparaat in de buurt van een warmtebron geplaatst?
• Staat de thermostaat op de correcte stand?
• Zijn het ventilatierooster en de condensor schoon?
2. Het apparaat maakt erg veel lawaai.
• Is het apparaat perfect waterpas geïnstalleerd?
• Staat het apparaat tegen andere meubels of
voorwerpen aan die trillingen kunnen veroorzaken?
• Is de verpakking van het onderstel van de vriezer verwijderd?
Opmerking: de circulatie van het koelgas kan een zacht
geluid maken, ook nadat de compressor stopgezet is. Dit is
geheel normaal.
3. Het groene controlelampje (indien aanwezig)
brandt niet en het apparaat functioneert niet.
• Is de stroom uitgevallen?
• Zit de stekker goed in het stopcontact?
• Is de voedingskabel niet beschadigd?
4. Het groene controlelampje (indien aanwezig)
brandt niet en het apparaat functioneert.
• Het groene controlelampje is stuk. Neem contact op
met de Klantenservice voor de vervanging hiervan.
5. De compressor werkt onafgebroken.
• Heeft u misschien warm voedsel in het apparaat gelegd?
• Is de deur van het apparaat langdurig open geweest?
• Is het apparaat in een te warme ruimte of in de buurt
van een warmtebron gezet?
• Staat de thermostaat op de correcte stand?
• Heeft u ongewild de knop voor de snelvriesfunctie
(afhankelijk van model) ingedrukt?
6. Te veel ijsvorming op de bovenranden.
• Zijn de doppen van het afvoerkanaal voor het dooiwater
correct geplaatst?
• Is de deur van het apparaat goed dicht?
• Is de afdichting van de deur van het apparaat
beschadigd of vervormd? (Zie hoofdstuk “Installatie”)
• Zijn de vier beschermdelen verwijderd? (Zie hoofdstuk
“Installatie”)
7. Er vormt zich condens aan de buitenkant van het
apparaat
• Condensvorming is normaal onder bepaalde
klimatologische omstandigheden (luchtvochtigheid
hoger dan 85%) of als het apparaat geïnstalleerd is in
vochtige en slecht geventileerde ruimtes.
Dit heeft echter geen negatieve invloed op de prestaties
van het apparaat.