Wacker Neuson DPU 3060H-TS Handleiding

Type
Handleiding
Bedieningshandleiding
Trilplaat
DPU 25..
DPU 30..
DPU 37..
0217755nl 003
03.2010
Fabrikant
Wacker Neuson SE
Preußenstraße 41
80809 München
www.wackerneuson.com
Tel.: +49-(0)89-354 02-0
Fax: +49-(0)89-354 02-390
Vertaling van de Duitstalige originele gebruiksaanwijzing
3
1 Voorwoord ................................................................................................................. 5
2 Inleiding ..................................................................................................................... 6
2.1 Weergavemiddelen in deze bedieningshandleiding ........................................... 6
2.2 Wacker Neuson contactpersoon ........................................................................ 7
2.3 Beschreven apparaattypen................................................................................. 7
2.4 Typeplaatje......................................................................................................... 8
3 Veiligheid ................................................................................................................. 10
3.1 Beginsel............................................................................................................ 10
3.2 Kwalificatie van het bedieningspersoneel......................................................... 13
3.3 Beschermuitrusting........................................................................................... 14
3.4 Transport .......................................................................................................... 15
3.5 Bedrijfsveiligheid............................................................................................... 16
3.6 Veiligheid bij de werking van trilplaten.............................................................. 18
3.7 Veiligheid bij de werking van verbrandingsmotoren ......................................... 20
3.8 Veiligheid bij het gebruik van hydraulische apparaten ..................................... 22
3.9 Onderhoud........................................................................................................ 22
3.10 Veiligheids- en aanwijsstickers......................................................................... 24
4 Inhoud van het pakket ............................................................................................ 26
5 Opbouw en functie .................................................................................................. 27
5.1 Toepassingsgebied .......................................................................................... 27
5.2 Functiebeschrijving........................................................................................... 28
6 Componenten en bedieningselementen ...............................................................31
7 Transport .................................................................................................................33
7.1 Apparaat transporteren..................................................................................... 34
8 Bediening en gebruik .............................................................................................36
8.1 Voorafgaand aan inbedrijfname ....................................................................... 36
8.1.1 Controles voor de inbedrijfname........................................................... 36
8.2 In bedrijf stellen ................................................................................................ 37
8.2.1 Motor met trekstarter starten ................................................................ 37
8.2.2 Motor met elektrostarter starten ........................................................... 38
8.3 Apparaat bedienen ........................................................................................... 39
8.3.1 Vooruit- en achteruitrijden .................................................................... 39
8.3.2 Verdichten op een helling ..................................................................... 39
8.4 Buiten werking stellen....................................................................................... 40
Inhoud
4
9 Onderhoud ............................................................................................................... 41
9.1 Onderhoudsplan............................................................................................... 42
9.1.1 Eenmalige onderhoudswerkzaamheden na eerste inbedrijfname........ 42
9.1.2 Dagelijks onderhoudswerkzaamheden................................................. 42
9.1.3 Onderhoudswerkzaamheden met regelmatige intervallen ................... 43
9.2 Onderhoudswerkzaamheden ........................................................................... 44
9.2.1 Apparaat reinigen ................................................................................. 44
9.2.2 Luchtfilteronderhoudsindicatie controleren........................................... 44
9.2.3 Luchtfilter reinigen ................................................................................ 45
9.2.4 Waterafscheider controleren ................................................................ 46
9.2.5 Motoroliepeil controleren ...................................................................... 47
9.2.6 Motorolie verversen .............................................................................. 48
9.2.7 Peil van hydrauliekolie controleren / bijvullen....................................... 49
9.2.8 Dynamo-oliepeil controleren................................................................. 50
9.2.9 V-snaar van de dynamo naspannen..................................................... 52
10 Storingen ................................................................................................................. 54
10.1 Starthulp ........................................................................................................... 55
11 Afvoer ....................................................................................................................... 57
11.1 Afvoer van batterijen ........................................................................................ 57
12 Toebehoren ............................................................................................................. 58
13 Technische gegevens ............................................................................................. 59
EU - conformiteitverklaring .................................................................................... 63
Voorwoord
5
1 Voorwoord
In deze bedieningshandleiding staat informatie en worden procedures beschre-
ven voor het veilig gebruik en onderhoud van het Wacker Neuson apparaat. Voor
uw eigen veiligheid en om letsel te voorkomen moet u de veiligheidsvoorschriften
goed doorlezen, zodat u ermee vertrouwd raakt en ze op ieder moment in acht
kunt nemen.
Deze bedieningshandleiding geeft geen informatie over omvangrijke onder-
houds- of reparatiewerkzaamheden. Dergelijke werkzaamheden moeten door
de Wacker Neuson service of door erkende deskundigen worden uitgevoerd.
Bij de productie van het apparaat is veel waarde gehecht aan de veiligheid van
de bediener. Ondeskundige bediening of onderhoud niet conform de voorschrif-
ten kunnen echter gevaar veroorzaken. Bediening en onderhoud van het
Wacker Neuson apparaat moeten volgens de aanwijzingen in deze bedienings-
handleiding worden uitgevoerd. Hierdoor is een storingsvrije werking en een
hoge beschikbaarheid van het apparaat gegarandeerd.
Defecte onderdelen van het apparaat moeten meteen worden vervangen!
Bij vragen over de bediening of het onderhoud kunt u contact opnemen met uw
contactpersoon bij Wacker Neuson.
Alle rechten voorbehouden, in het bijzonder het recht van reproductie en ver-
spreiding.
Copyright 2010 Wacker Neuson SE
Deze bedieningshandleiding mag uitsluitend met voorafgaande uitdrukkelijke en
schriftelijke toestemming van Wacker Neuson worden gereproduceerd, bewerkt,
gekopieerd of verspreid worden. Dit geldt ook voor delen ervan.
Iedere reproductie, verspreiding of opslag op informatiedragers in welke vorm
dan ook, zonder de toestemming van Wacker Neuson, is een overtreding van het
geldende copyright en zal gerechtelijk worden vervolgd.
Wij behouden ons uitdrukkelijk voor, technische wijzigingen uit te voeren voor de
verbetering van onze apparaten of verhoging van de veiligh
2 Inleiding
6
2 Inleiding
2.1 Weergavemiddelen in deze bedieningshandleiding
Waarschuwingssymbolen
Deze bedieningshandleiding bevat veiligheidsvoorschriften in de volgende cate-
gorieën:
GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG, LET OP.
Deze voorschriften moeten in acht genomen worden om het gevaar voor dood
of verwonding van de bediener, materiële schade of niet-deskundige service uit
te sluiten.
Aanwijzingen
Aanwijzing: Hier krijgt u aanvullende informatie.
GEVAAR
Deze waarschuwing duidt op onmiddellijk dreigen gevaren die de dood of ern-
stig letsel veroorzaken.
f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen.
WAARSCHUWING
Deze waarschuwing duidt op mogelijke gevaren die kunnen resulteren in ern-
stig letsel of de dood.
f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen.
VOORZICHTIG
Deze waarschuwing duidt op mogelijk gevaren die kunnen resulteren in minder
ernstig letsel.
f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen.
LET OP
Deze waarschuwing duidt op mogelijke gevaren die kunnen resulteren in mate-
riële schade.
f Met de genoemde maatregelen kunt u het gevaar voorkomen.
2 Inleiding
7
Handelingsaanwijzing
f Dit symbool betekent dat u iets moet doen.
1. Genummerde handelingsaanwijzingen geven aan dat u iets in de aangegeven
volgorde moet doen.
Dit symbool wordt gebruikt bij opsommingen.
2.2 Wacker Neuson contactpersoon
Uw contactpersoon bij Wacker Neuson is, al naar gelang het land, uw Wacker
Neuson Service, uw Wacker Neuson dochteronderneming of uw Wacker
Neuson verkoper.
Adressen vindt u op het Internet onder www.wackerneuson.com.
De adressen van de hoofdvestigingen van Wacker Neuson vindt u achter in deze
bedieningshandleiding.
2.3 Beschreven apparaattypen
Deze bedieningshandleiding geldt voor verschillende apparaattypen uit één pro-
ductreeks. Daardoor kunnen afbeeldingen iets afwijken van het uiterlijk van uw
apparaat. Bovendien kunnen er componenten worden beschreven die geen deel
uitmaken van uw apparaat.
Gedetailleerde informatie over de beschreven apparaattypen vindt u in het
hoofdstuk Technische gegevens.
2 Inleiding
8
2.4 Typeplaatje
Positie van het typeplaatje
Pos. Benaming
1 Typeplaatje
2 Inleiding
9
Gegevens van het typeplaatje
Het typeplaatje bevat gegevens die uw toestel ondubbelzinnig identificeren.
Deze gegevens zijn voor de bestelling van reserveonderdelen en bij technische
vragen vereist.
f Noteer de gegevens van uw toestel in de volgende tabel:
Pos. Benaming Uw gegevens
1Type
2 Bouwjaar
3 Machine-nr.
4 Versie-nr.
5 Artikel-nr.
3 Veiligheid
10
3 Veiligheid
3.1 Beginsel
Stand van de techniek
Het apparaat is vervaardigd op basis van de nieuwste stand van de techniek en
de erkende veiligheidstechnische regelgeving. Desondanks kan ondeskundig
gebruik gevaar opleveren voor lijf en leven van de gebruiker of derden of een ne-
gatieve invloed hebben op het apparaat en andere materiële zaken.
Gebruik in overeenstemming met de bestemming
Het apparaat mag uitsluitend voor de volgende doeleinden worden gebruikt:
Verdichten van de grond.
Verdichten van asfalt.
Intrillen van straatstenen.
Het apparaat mag niet voor de volgende doeleinden worden gebruikt:
Verdichten van zeer zware grond.
Verdichten van bevroren grond.
Verdichten van harde, niet-verdichtbare grond.
Verdichten van grond met onvoldoende draagvermogen.
Tot het gebruik in overeenstemming met de bestemming hoort ook het in acht
nemen van alle aanwijzingen in deze bedieningshandleiding, alsmede het in
acht nemen van de voorgeschreven service- en onderhoudsaanwijzingen.
Elke ander of verdergaand gebruik geldt als niet in overeenstemming zijnde met
de bestemming. Voor hieruit resulterende schade vervallen de aansprakelijkheid
en de garantie van de fabrikant. Het risico komt volledig voor rekening van de
bediener.
3 Veiligheid
11
Constructieve wijzigingen
Voer in geen geval constructieve wijzigingen uit zonder schriftelijke toestemming
van de fabrikant. U brengt daardoor uw veiligheid en die van andere personen in
gevaar! Bovendien vervallen de aansprakelijkheid en de garantie van de fabri-
kant.
Er is vooral sprake van constructieve wijzigingen in de volgende gevallen:
Openen van het apparaat en het permanent verwijderen van onderdelen, die
van Wacker Neuson afkomstig zijn.
Inbouwen van nieuwe onderdelen, die niet van Wacker Neuson afkomstig
zijn of niet constructief of kwalitatief gelijkwaardig zijn aan originele onderde-
len.
Aanbouwen van toebehoren, dat niet van Wacker Neuson afkomstig is.
Reserveonderdelen die van Wacker Neuson afkomstig zijn kunt u zondermeer
monteren.
Toebehoren die voor uw apparaat verkrijgbaar zijn in het Wacker Neuson lever-
programma, kunt u zondermeer monteren. Volg daarbij de montagevoorschriften
uit deze bedieningshandleiding.
Voorwaarden voor bedrijf
De storingsvrije en veilige werking van het apparaat hangt af van de volgende
voorwaarden:
Vakkundig transport, opslag, opstelling.
Zorgvuldige bediening.
Zorgvuldig onderhoud.
Bediening
Bedien het apparaat uitsluitend in overeenstemming met de bestemming en in
technisch perfecte toestand.
Bedien het apparaat uitsluitend bewust van de veiligheid en de gevaren terwijl
alle veiligheidsvoorzieningen zijn aangebracht. Verander of omzeil de veilig-
heidsvoorzieningen niet.
Controleer voorafgaand aan de werkzaamheden of de bedieningselementen en
veiligheidsvoorzieningen naar behoren werken.
Bedien het apparaat nooit in explosiegevaarlijke omgevingen.
Toezicht
Laat een draaiend apparaat nooit zonder toezicht!
3 Veiligheid
12
Onderhoud
Voor een storingsvrije en langdurige werking van het apparaat zijn regelmatige
onderhoudswerkzaamheden vereist. Gebrekkig onderhoud vermindert de veilig-
heid van het apparaat.
Neem altijd de voorgeschreven onderhoudsintervallen in acht.
Gebruik het apparaat niet wanneer onderhoud of reparatie noodzakelijk is.
Storingen
Bij functiestoringen moet u het apparaat onmiddellijk uitschakelen en beveiligen.
Verhelp storingen die de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden onverwijld!
Laat beschadigde of defecte componenten onmiddellijk vervangen!
Verdere informatie vindt u in het hoofdstuk Storingen verhelpen.
Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik alleen reserveonderdelen van Wacker Neuson of onderdelen die gelijk-
waardig zijn met de originele delen wat betreft constructie en kwaliteit.
Gebruik alleen toebehoren van Wacker Neuson.
Bij het niet opvolgen hiervan vervalt iedere aansprakelijkheid.
Uitsluiting van aansprakelijkheid
In de volgende gevallen wijst Wacker Neuson elke aansprakelijkheid voor per-
soonlijk letsel en materiële schade af:
Constructieve wijzigingen.
Gebruik dat niet in overeenstemming is met de bestemming.
Niet-naleven van deze bedieningshandleiding.
Ondeskundige behandeling.
Gebruik van reserveonderdelen, die niet van Wacker Neuson afkomstig zijn
of niet constructief of kwalitatief gelijkwaardig zijn aan originele onderdelen.
Gebruik van toebehoren, dat niet van Wacker Neuson afkomstig is.
Bedieningshandleiding
Bewaar de bedieningshandleiding altijd binnen handbereik bij het apparaat of op
de plaats waar het apparaat wordt gebruikt.
Mocht u de bedieningshandleiding kwijtraken of nog een exemplaar nodig heb-
ben, neem dan contact op met uw Wacker Neuson contactpersoon of download
de bedieningshandleiding van het Internet (www.wackerneuson.com).
Geef deze bedieningshandleiding aan elke andere bediener of volgende eige-
naar van het apparaat.
3 Veiligheid
13
Landspecifieke voorschriften
Neem ook landspecifieke voorschriften, normen en richtlijnen voor ongevalspre-
ventie en milieubescherming in acht, bijv. de omgang met gevaarlijke stoffen of
het dragen van een persoonlijke beschermingsuitrusting.
Vul deze bedieningshandleiding aan met verdere aanwijzingen voor het in acht
nemen van bedrijfs-, overheids-, landelijke of algemene veiligheidsrichtlijnen.
Bedieningselementen
Houd de bedieningselementen van het apparaat altijd droog, schoon en vrij van
vet en olie.
Bedieningselementen, zoals bijv. aan/uitschakelaar, gashendels etc. mogen niet
ongeloorloofd geâretteerd, gemanipuleerd of veranderd worden.
Reiniging
Houd het apparaat altijd schoon en reinig het na elk gebruik.
Gebruik geen brandstoffen of oplosmiddelen. Explosiegevaar!
Gebruik geen hogedrukreinigers. Indringend water kan het apparaat beschadi-
gen. Bij elektrische apparaten bestaat ernstig verwondingsgevaar door elektri-
sche schokken.
Op schade controleren
Controleer minstens één keer per dienst het uitgeschakelde apparaat op uiterlijk
zichtbare schade en gebreken.
Gebruik het apparaat niet wanneer er beschadigingen of gebreken zichtbaar
zijn.
Laat beschadigingen en gebreken onverwijld herstellen.
3.2 Kwalificatie van het bedieningspersoneel
Kwalificatie van de bediener
Het apparaat mag alleen door opgeleid personeel in werking gesteld en bediend
worden. Bovendien gelden de volgende voorwaarden:
U bent minstens 18 jaar oud.
U bent lichamelijk en geestelijk geschikt.
U bent opgeleid voor het zelfstandig bedienen van het apparaat.
U bent opgeleid in het gebruik in overeenstemming met de bestemming van
het apparaat.
U bent vertrouwd met de noodzakelijke veiligheidsinrichtingen.
U bent bevoegd om apparaten en systemen volgens de normen van de vei-
ligheidstechniek zelfstandig in bedrijf te stellen.
U moet door de ondernemer of exploitant zijn aangewezen voor het zelfstan-
dig werken met het apparaat.
3 Veiligheid
14
Foutieve bediening
Bij foutieve bediening, misbruik of bediening door ongeschoold personeel dreigt
er gevaar voor de gezondheid van de bediener of derden en voor het apparaat
of andere materiële zaken.
Plichten van de exploitant
De exploitant moet de bedieningshandleiding beschikbaar stellen aan de bedie-
ner en zich ervan vergewissen dat de bediener deze heeft gelezen en begrepen.
Aanbevelingen voor het werk
Volg a.u.b. de volgende aanbevelingen op:
Werk uitsluitend in een goede lichamelijke toestand.
Werk geconcentreerd, vooral tegen het einde van de werktijd.
Werk niet met het apparaat als u moe bent.
Voer alle werkzaamheden rustig, behoedzaam en voorzichtig uit.
Werk nooit onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen. Uw zichtvermo-
gen, uw reactievermogen en uw oordeelsvermogen kunnen hierdoor worden
belemmerd.
Werk zodanig dat geen schade voor derden ontstaat.
Zorg ervoor dat zich geen personen of dieren in de gevarenzone bevinden.
3.3 Beschermuitrusting
Werkkleding
De kleding moet doelmatig zijn, d.w.z. nauwsluitend maar niet hinderlijk zijn.
Draag in principe op bouwplaatsen geen lang los haar, losse kleding of sieraden
inclusief ringen. Er bestaat gevaar voor letsel, bijv. door blijven hangen of naar
binnen trekken door bewegende onderdelen van apparaten.
Draag alleen moeilijk ontvlambare werkkleding.
Persoonlijke veiligheidsuitrusting
Gebruik een persoonlijke veiligheidsuitrusting om letsel en schade voor de ge-
zondheid te voorkomen:
Veiligheidsschoenen.
Werkhandschoenen van stevig materiaal.
Werkpak van stevig materiaal.
Veiligheidshelm.
Hoorbescherming.
3 Veiligheid
15
Hoorbescherming
Bij dit apparaat is overschrijding van de landelijk geldende toegestane geluidsli-
miet (persoonsgerelateerd beoordelingsniveau) mogelijk. Daarom moet u in be-
paalde gevallen gehoorbescherming dragen. De exacte waarde vindt u in het
hoofdstuk Technische gegevens.
Werk met gehoorbescherming bijzonder aandachtig en voorzichtig omdat u ge-
luiden, bijv. geroep of signaaltonen slechts beperkt kunt waarnemen.
Wacker Neuson raadt aan altijd gehoorbescherming te dragen.
3.4 Transport
Apparaat uitschakelen
Schakel het apparaat voor het transport uit en laat de motor afkoelen.
Dissel in transportstand
Breng voor het transport de dissel in de transportstand. Vergrendel daarbij de
dissel in de disselhouder.
Voorschriften voor het transport van gevaarlijke stoffen in acht nemen
Neem de voorschriften voor het transport van gevaarlijke goederen voor het
transportmiddel en de nationale veiligheidsrichtlijnen in acht.
Optillen
Voor het optillen van het apparaat dient u de volgende aanwijzingen in acht te
nemen:
Duid een deskundige seingever aan om de machine op te tillen.
U moet de seingever kunnen zien of horen.
Gebruik alleen geschikte en gekeurde hijswerktuigen, bevestigingsmiddelen
en lastopneeminrichtingen met voldoende draagvermogen.
Gebruik alleen bevestigingspunten, zoals beschreven in de bedieningshand-
leiding.
Beveilig het apparaat op een betrouwbare manier aan het hijswerktuig.
Zorg ervoor, dat zich geen personen in de directe nabijheid van of onder het
apparaat bevinden.
Ga niet op het apparaat staan.
3 Veiligheid
16
Verladen
Opritten moeten voldoende draagkracht hebben en stabiel zijn.
Zorg ervoor dat er geen personen door het omkantelen, vallen of wegglijden van
de apparaten door het omhoog of naar beneden slingeren van apparaatdelen
gevaar lopen.
Breng bedieningsdelen en bewegende componenten in transportstand.
Beveilig het apparaat tegen het omkantelen, vallen of wegglijden met sjorban-
den. Gebruik hiervoor alleen bevestigingspunten, zoals beschreven in de bedie-
ningshandleiding.
Transportvoertuig
Gebruik uitsluitend geschikte transportvoertuigen met een voldoende draagver-
mogen en geschikte bevestigingspunten.
Apparaat transporteren
Beveilig het apparaat op het transportmiddel tegen omkantelen, vallen of weg-
glijden.
Gebruik uitsluitend de in de bedieningshandleiding aangegeven bevestigings-
punten.
Let ook op landspecifieke voorschriften, normen en richtlijnen.
Herinbedrijfname
Monteer en bevestig voorafgaand aan de herinbedrijfname apparaten, apparaat-
onderdelen, toebehoren of gereedschappen die voor transportdoeleinden waren
verwijderd.
Ga uitsluitend volgens de bedieningshandleiding te werk.
3.5 Bedrijfsveiligheid
Explosieve omgeving
Bedien het apparaat nooit in explosiegevaarlijke omgevingen.
Werkomgeving
Maak u vertrouwd met de werkomgeving voordat u met de werkzaamheden be-
gint. Daartoe behoren bijv. de volgende punten:
Obstakels in de werk- en verkeerszone.
Draagvermogen van de bodem.
Noodzakelijke afscherming van de bouwlocatie, vooral voor het openbare
verkeer.
Noodzakelijke afscherming van wanden en plafonds.
Mogelijkheden voor hulp bij ongevallen.
3 Veiligheid
17
Veiligheids in de werkomgeving
Let vooral op de volgende punten wanneer u met het apparaat werkt:
Elektrische leidingen of buizen in de werkomgeving.
Gasleidingen of waterleidingen in de werkomgeving.
Apparaat in bedrijf stellen
Let op de veiligheids- en waarschuwingsaanwijzingen op het apparaat en in de
bedieningshandleiding.
Start nooit een apparaat dat moet worden onderhouden of gerepareerd.
Start het apparaat volgens de bedieningshandleiding.
Veilige stand
Let er altijd op dat het apparaat stabiel staat en tijdens de bediening niet kan kan-
telen, wegrollen, wegglijden of vallen.
Reglementaire bedienersplaats
Verlaat de reglementaire bedienersplaats niet terwijl u het apparaat gebruikt.
De reglementaire bedienersplaats bevindt zich achter de dissel van het appa-
raat.
Gevarenzone verlaten
Verwondingsgevaar door een bewegend apparaat of materialen die worden
weggeslingerd.
Zorg ervoor dat andere personen een minimale veiligheidsafstand van 2 m tot
het apparaat aanhouden.
Pas op voor bewegende onderdelen
Houd handen, voeten en losse kleding op een afstand van beweeglijke of rote-
rende onderdelen van het apparaat. Ernstig verwondingsgevaar door intrekken
of beknellen.
Apparaat uitschakelen
Schakel in de volgende situaties de motor uit:
Voor pauzes.
Als u het apparaat niet gebruikt.
Zet het apparaat zodanig neer dat het niet kan kantelen, vallen of wegglijden.
Opslaglocatie
Berg het afgekoelde apparaat na gebruik op een afgesloten, schone, vorstveilige
en droge locatie op, die niet toegankelijk is voor kinderen.
3 Veiligheid
18
Geen starthulpsprays gebruiken
Brandgevaar door hoogontvlambare starthulpsprays.
Gebruik geen starthulpsprays.
Starthulpsprays zijn hoogontvlambaar en kunnen verkeerde ontstekingen en
motorschade veroorzaken.
Vibratiebelasting
Bij internsief gebruik van apparaten die met de hand worden bediend, kan lan-
getermijn-schade veroorzaakt door trillingen niet helemaal worden uitgesloten.
Volg de geldende wettelijke bepalingen en richtlijnen om de vibratiebelasting zo
laag mogelijk te houden.
Informatie over de vibratiebelasting van apparaten vindt u in het hoofdstuk Tech-
nische gegevens.
3.6 Veiligheid bij de werking van trilplaten
Geïntegreerde rijinrichting
Apparaten met een geïntegreerde wielstel mag u niet op het wielstel neerzetten
of opbergen. Het wielstel is uitsluitend bedoeld voor het transport.
V-snaarbescherming
Gebruik het apparaat nooit zonder V-snaarbescherming!
Vrijlopende V-snaren en snaarschijven zijn gevaarlijk en kunnen ernstige ver-
wondingen veroorzaken, bijv. doordat ze ingetrokken worden of door weggeslin-
gerde onderdelen.
Omvalgevaar
Gebruik het apparaat zodanig dat er geen val- of omvalgevaar bestaat, bijv. aan
randen en uitspringende gedeelten.
Draagvermogen van de bodem
Houd er rekening mee dat het draagvermogen van de te verdichten bodem of on-
derbouw door de trillingsinwerking sterk gereduceerd kan worden, bijv. in de
buurt van hellingen.
Tegen beknelling bescherming
Stuur het apparaat zodanig dat u zich tegen beknelling tussen apparaat en hin-
dernis beschermt. Kijk altijd in rijrichting!
3 Veiligheid
19
Aanwijzingen voor het verdichten op een helling
Let bij het verdichten op geschikte oppervlakken (hellingen, taluds) op de volgen-
de punten:
Sta op de helling altijd boven het apparaat.
Rij hellingen alleen van onderen aan (een helling die men zonder probleem
bergop aankan, is ook bergaf zonder gevaar).
Sta niet in valrichting van het apparaat. Ernstig verwondingsgevaar door
wegglijdend of kantelend apparaat.
Maximaal toegestane schuine stand niet overschrijden
Overschrijd de maximaal toegestane schuine stand niet (zie hoofdstuk Tech-
nische gegevens).
Gebruik het apparaat alleen kortstondig in de maximaal toegestane schuine
stand.
Als u de maximaal toegestane schuine stand overschrijdt, heeft dit een uitval van
de motorsmering en hierdoor onvermijdelijk een defect van belangrijke motorde-
len tot gevolg.
Gevolgen van de trilling controleren
Verdichtingswerkzaamheden in de buurt van bouwwerken kunnen leiden tot
schades aan gebouwen. Om die reden moet u de mogelijke gevolgen van trillin-
gen op de omstaande gebouwen altijd controleren alvorens de werkzaamheden
uit te voeren.
Bij de beoordeling van de gevolgen van de trillingen moet u met name rekening
houden met de volgende punten:
Trillingsgedrag, gevoeligheid en eigen frequenties van de omstaande gebou-
wen.
Afstand van de gebouwen tot de trillingslocatie (= plaats waar het apparaat
wordt gebruikt).
De bodemgesteldheid.
Indien nodig moet u metingen uitvoeren om de trilsnelheid te bepalen.
Neem ook de desbetreffende voorschriften en regels in acht, met name de norm
DIN 4150-3.
Bovendien moet de ondergrond beschikken over voldoende draagvermogen om
de verdichtingsenergie op te nemen. Raadpleeg in geval van twijfel een deskun-
dige (met als hoofdgebied grondmechanica) bij de beoordeling.
Voor eventuele schades aan gebouwen is Wacker Neuson niet aansprakelijk.
3 Veiligheid
20
3.7 Veiligheid bij de werking van verbrandingsmotoren
Op schade controleren
Controleer minstens een keer per ploeg de uitgeschakelde motor op ondichtheid
en scheuren aan brandstofleiding, tank en tankdeksel.
Gebruik het apparaat niet wanneer er beschadigingen of gebreken zichtbaar
zijn.
Laat beschadigingen en gebreken onverwijld herstellen.
Gevaren bij het gebruik
Bij verbrandingsmotoren ontstaan gevaren vooral bij het gebruik en bij het tan-
ken.
Lees alle veiligheidsvoorschriften en neem deze in acht. Anders kan lichamelijk
letsel of materiële schade ontstaan!
In de buurt van gemorste brandstof of als u een brandstofgeur waarneemt, mag
u de motor niet starten – explosiegevaar!
Verwijder het apparaat van zulke plaatsen.
Verwijder onmiddellijk de gemorste brandstof!
Toerental niet wijzigen
U mag het vooringestelde motortoerental niet veranderen, omdat dit tot motor-
schade kan leiden.
Brand verhinderen
In de directe omgeving van het apparaat is het werken met open vuur en roken
verboden.
Zorg ervoor dat er zich geen afval, zoals papier, droge bladeren of droog gras
rond de uitlaatdemper kan verzamelen. Het afval zou kunnen ontbranden.
3 Veiligheid
21
Voorzorgsmaatregelen bij het tanken
Neem bij het tanken den volgende veiligheidsrelevante aanwijzingen in acht:
Niet in de buurt van open vuur tanken.
Niet roken.
Voor het tanken de motor uitschakelen en laten afkoelen.
In een goed geventileerde omgeving tanken.
Brandstofbestendige veiligheidshandschoenen en bij spatgevaar veiligheids-
bril en veiligheidskleding dragen.
Brandstofdampen niet inademen.
Huid en ogen niet in aanraking laten komen met brandstof.
Voor het tanken zuivere vulhulpmiddelen gebruiken, bijv. een trechter.
Brandstof niet morsen, vooral niet op hete delen.
Gemorste brandstof meteen verwijderen.
Juiste brandstofsoort gebruiken.
Brandstof niet met andere vloeistoffen mengen.
Tank slechts tot aan de maximummarkering vullen. Als er geen maximum-
markering voorhanden is, de tank niet volledig vullen.
Tankdeksel na het tanken goed afsluiten.
Gebruik in gesloten ruimtes
In gesloten of gedeeltelijk gesloten ruimtes, zoals bijv. tunnels, gangen of diepe
kuilen moet u voor voldoende ventilatie zorgen, bijv. met behulp van een sterke
afzuigventilator.
Vergiftigingsgevaar! Adem uitlaatgassen niet in, want deze bevatten giftig
koolstofmonoxide, dat tot bewusteloosheid of de dood kan leiden.
Pas op voor hete onderdelen
Raak geen hete onderdelen aan zoals motorblok of uitlaatdemper tijdens de wer-
king of kort erna. Deze onderdelen worden erg heet en kunnen verbrandingen
veroorzaken.
Brandstofkraan sluiten
Sluit bij stilstand van het apparaat de brandstofkraan.
Motor reinigen
Reinig de afgekoelde motor.
Gebruik daarbij geen brandstoffen of oplosmiddelen. Explosiegevaar!
3 Veiligheid
22
3.8 Veiligheid bij het gebruik van hydraulische apparaten
Hydrauliekolie
Hydraulische olie is schadelijk voor de gezondheid.
Draag een veiligheidsbril en veiligheidshandschoenen bij de omgang met hy-
draulische olie.
Vermijd direct huidcontact met hydraulische olie. Verwijder hydraulische olie on-
middellijk met water en zeep van de huid.
Let erop dat er geen hydraulische olie in de ogen of in het lichaam komt. Consul-
teer onmiddellijk een arts als er hydraulische olie in de ogen of het lichaam is ge-
komen.
Eet en drink niet tijdens de omgang met hydraulische olie.
Let op uiterste reinheid. Verontreinigingen van de hydraulische olie door vuil of
water kunnen voortijdige slijtage of uitval van het apparaat veroorzaken.
Verwijder afgetapte en gemorste hydraulische olie volgens de geldende voor-
schriften voor de milieubescherming.
3.9 Onderhoud
Onderhoudswerkzaamheden
Verzorgings- en onderhoudswerkzaamheden mogen slechts worden uitgevoerd
voor zover ze in deze bedieningshandleiding zijn beschreven. Alle andere werk-
zaamheden moeten worden uitgevoerd via de contactpersoon van Wacker
Neuson.
Verdere informatie vindt u in het hoofdstuk Onderhoud.
Motor uitschakelen
Voor onderhoudswerkzaamheden moet u de motor uitschakelen en laten afkoe-
len.
Bij benzinemotoren moet u de bougiestekker aftrekken.
Accu afklemmen
Bij apparaten met elektrostarter moet u voor werkzaamheden aan elektrische
delen de accu afklemmen.
Alleen Wacker Neuson accu gebruiken
Vervang een defecte accu uitsluitend door een accu van Wacker Neuson, zie
hoofdstuk Technische gegevens.
Alleen de accu van Wacker Neuson is trilvast en daardoor geschikt voor de hoge
trilbelasting.
3 Veiligheid
23
Werkzaamheden aan de accu
Neem bij werkzaamheden aan de accu absoluut de volgende veiligheidsmaatre-
gelen in acht:
Vuur, vonken en roken zijn bij de omgang met accu's verboden.
Accu's bevatten bijtende zuren. Bij de omgang met accu's zuurbestendige
veiligheidshandschoenen en veiligheidsbril dragen.
Kortsluiting door verkeerde aansluiting of door overbrugging met gereed-
schap vermijden.
Bij het afklemmen van de accu eerst de minpool afklemmen.
Bij het aansluiten van de accu eerst de pluspool aanklemmen.
Poolafdekkingen na het aansluiten van de accu opnieuw bevestigen.
Veiligheidsinrichtingen monteren
Als een demontage van veiligheidsinrichtingen nodig was, dan moet u deze on-
middellijk na de onderhoudswerkzaamheden opnieuw monteren en controleren.
Losgekomen schroefvebindingen altijd vastschroeven en hierbij de voorgeschre-
ven aanhaalmomenten in acht nemen.
Veilige omgang met bedrijfsstoffen
Neem bij de omgang met bedrijfsstoffen, zoals bijv. brandstoffen, oliën, vetten,
koelmiddelen etc. de volgende punten in acht:
Draag altijd een persoonlijke veiligheidsuitrusting.
Vermijd huid- of oogcontact met bedrijfsstoffen.
Bedrijfsstoffen niet inademen of inslikken.
Vermijd vooral contact met hete bedrijfsstoffen. Verbrandingsgevaar.
Verwijder vervangen en gemorste bedrijfsstoffen volgens de geldende voor-
schriften voor de milieubescherming.
Als bedrijfsstoffen uit het apparaat lekken, het apparaat niet meer gebruiken
en onmiddellijk door de Wacker Neuson contactpersoon laten repareren.
3 Veiligheid
24
3.10 Veiligheids- en aanwijsstickers
Er bevinden zich stickers op het apparaat die belangrijke aanwijzingen en veilig-
heidsinstructies bevatten.
Houd alle stickers in leesbare toestand.
Vervang ontbrekende of niet leesbare stickers.
De artikelnummers van de stickers vindt u in de catalogus met reserveonder-
delen.
Pos. Sticker Beschrijving
1 Het vallende apparaat kan zwaar letsel
veroorzaken, bijv. door pletten.
f Apparaat alleen aan de centrale op-
hanging met gekeurd hijsgereed-
schap en bevestigingsmiddel (veilig-
heidslasthaak) optillen.
f Til het apparaat niet op met een
graafschop aan de centrale ophan-
ging.
2 Start-stop
3 Gegarandeerd geluidsvermogenniveau.
0219260
0219259
3 Veiligheid
25
4 Ondeskundige bediening kan ernstige
motorschade veroorzaken.
f Bij gebruik van het geïntegreerde
wielstel altijd de motor uitschakelen.
Bij een lopende motor is de motorsme-
ring in transportstand niet gegarandeerd.
Verder bestaat het gevaar dat er olie uit
de carterontluchting lekt.
5 Het vallende apparaat kan zwaar letsel
veroorzaken, bijv. door pletten.
f Apparaat niet aan de stuurbeugel of
dissel optillen.
6 Gebruik een persoonlijke veiligheidsuit-
rusting om letsel en schade voor de ge-
zondheid te voorkomen:
Hoorbescherming.
Lees de bedieningshandleiding vóór in-
gebruikneming.
Pos. Sticker Beschrijving
0
2
2
0
0
0
0
0219175
4 Inhoud van het pakket
26
4 Inhoud van het pakket
Het apparaat wordt kant-en-klaar gemonteerd geleverd en is na het uitpakken
bedrijfsklaar.
De inhoud van het pakket bestaat uit:
Apparaat.
Bedieningshandleiding.
Catalogus met reserveonderdelen.
Pos. Benaming Pos. Benaming
1 Apparaat 3 Catalogus met reserveonderde-
len
2 Bedieningshandleiding
5 Opbouw en functie
27
5 Opbouw en functie
5.1 Toepassingsgebied
Gebruik het apparaat alleen volgens de voorschriften, zie hoofdstuk Veiligheid,
Gebruik in overeenstemming met de bestemming.
5 Opbouw en functie
28
5.2 Functiebeschrijving
De voor de verdichting vereiste trilling wordt door de aan de ondermassa (10)
vast verbonden dynamo (9) opgewekt. Deze dynamo (8) is als centrale triller met
gerichte trillingen geconstrueerd.
Zo'n principe maakt door het verdraaien van de onbalans (9) een wijziging van
de trillingsrichting mogelijk. Hierdoor is een traploze overgang tussen trillingen in
de voorloop, in stand-by en in de terugloop mogelijk.
Gestuurd wordt deze bewerking hydraulisch met de schakelbeugel (3) aan de
disselkop (4).
Pos. Benaming Pos. Benaming
1 Luchtfilter 8 V-snaar van de dynamo
2 Gashendel 9 Dynamo
3 Schakelpook 10 Ondermassa
4 Disselkop 11 Accu
5 Bovenmassa 12 Starter
6 Rubberen buffer 13 Aandrijfmotor
7 Centrifugaalkoppeling
5 Opbouw en functie
29
De aan de bovenmassa (5) bevestigde aandrijfmotor (13) drijft de dynamo (9)
aan. Het draaimoment wordt door de centrifugaalkoppeling (7) en de V-snaar
van de dynamo (8) krachtgesloten overgebracht.
De centrifugaalkoppeling (7) onderbreekt bij een laag motortoerental de kracht-
stroom naar de dynamo (9) en maakt daardoor een perfecte nullast van de aan-
drijfmotor (13) mogelijk. Het toerental van de aandrijfmotor (13) kan aan de
gashendel (2) geregeld worden.
5 Opbouw en functie
30
Boven- (5) en ondermassa (10) zijn door 4 trillingsabsorberende rubberen buf-
fers (6) met elkaar verbonden. Deze demping verhinder het overdragen van de
heel hoge frequenties op de bovenmassa (5). Hierdoor blijft de goede werking
van de aandrijfmotor (13) ondanks het hoge verdichtingsvermogen behouden.
Afhankelijk van het toesteltype bezit de aandrijfmotor naast een trekstarter ook
een elektrostarter.
De verbrandingslucht wordt via een luchtfilter aangezogen. De toestand van de
luchtfilter kan met de luchtfilteronderhoudsindicatie gecontroleerd worden.
6 Componenten en bedieningselementen
31
6 Componenten en bedieningselementen
Apparaat
Pos. Benaming Pos. Benaming
1 Centrale ophanging 6 Geïntegreerde rijinrichting
2 Brandstoftank 7 Dissel
3 Accu 8 Schakelpook
4 Trekstarter 9 Gashendel
5Elektrostarter
6 Componenten en bedieningselementen
32
Elektrostarter (alleen bepaalde toesteltypes)
Pos. Benaming Pos. Benaming
1 Controlelampje bedrijf 3 Oliedrukcontrolelampje
2 Laadcontrolelampje 4 Contactslot
7 Transport
33
7 Transport
WAARSCHUWING
Ondeskundige behandeling kan resulteren in letsel of zware materiële schade.
f Alle veiligheidsvoorschriften van deze bedieningshandleiding lezen en op-
volgen, zie hoofdstuk Veiligheid.
WAARSCHUWING
Gevaar door vallen.
Het vallende apparaat kan zwaar letsel veroorzaken, bijv. door pletten.
f Uitsluitend geschikte en geteste hefmiddelen en hefhulpstukken (veilig-
heidslasthaken) met voldoende draagkracht gebruiken.
f Toestel aan de centrale ophanging optillen.
f Apparaat afdoende aan het hefmiddel vastmaken.
f Toestel niet met baggerschop of vorkheftruck aan de centrale ophanging op-
tillen.
f Toestel niet aan de beugel optillen.
f Gevarenzone bij het optillen verlaten.
GEVAAR
Brand- en explosiegevaar door brandstof.
Lekkende brandstof kan vlam vatten en zware verbrandingen veroorzaken.
f Apparaat rechtop optillen en transporteren.
7 Transport
34
7.1 Apparaat transporteren
1. Apparaat waterpas op een vlakke ondergrond plaatsen.
2. Motor uitschakelen.
3. Dissel loodrecht plaatsen en vastzetten.
4. Geschikte bevestigingsmiddelen aan de daarvoor bestemde centrale ophan-
ging (2) bevestigen.
5. Toestel gelijkmatig met hijsgereedschap optillen.
6. Toestel voorzichtig in of op een geschikt transportmiddel leggen.
7. Bij transport op het laadvlak van een voertuig de trilplaat vastsjorren op het
beschermframe (3).
Pos. Benaming Pos. Benaming
1 Dissel 3 Sjorpunten (veiligheidsframe)
2 Centrale ophanging (bevesti-
gingspunt)
7 Transport
35
LET OP
Bij een lopende motor is de motorsmering in transportstand niet gegarandeerd.
Daardoor kan er zware motorschade ontstaan.
Verder bestaat het gevaar dat er olie uit de carterontluchting lekt.
f Bij het gebruik van het geïntegreerde loopwerk moet de motor principieel af-
gezet worden.
8 Bediening en gebruik
36
8 Bediening en gebruik
8.1 Voorafgaand aan inbedrijfname
8.1.1 Controles voor de inbedrijfname
Controleer vóór het starten van de motor de volgende punten:
Brandstofpeil.
Motoroliepeil.
Luchtfilter.
Waterafscheider.
Brandstofleidingen op dichtheid.
Uitwendige schroefverbindingen op vastheid.
WAARSCHUWING
Ondeskundige behandeling kan resulteren in letsel of zware materiële schade.
f Alle veiligheidsvoorschriften van deze bedieningshandleiding lezen en op-
volgen, zie hoofdstuk Veiligheid.
8 Bediening en gebruik
37
8.2 In bedrijf stellen
8.2.1 Motor met trekstarter starten
Aanwijzing: Pas met het starten van de motor beginnen als er voldoende stabi-
liteit is.
1. Gashendel op positie 1 zetten.
2. De trekstarterkabel langzaam uittrekken tot u compressie volet.
3. Vanuit dit compressiepunt de kabel opnieuw terug laten spoelen.
4. Nu starten doordat de motor via de kabel gelijkmatig (niet schoksgewijs zoals
bij benzinemotoren) versneld wordt. Hierbij de volledige kabellengte gebrui-
ken.
Pos. Benaming
1 Gashendel
2Trekstarter
8 Bediening en gebruik
38
8.2.2 Motor met elektrostarter starten
1. Gashendel op positie 1 zetten.
2. Sleutel in het contactslot steken.
3. Sleutel op stand II draaien en loslaten als de motor gestart is.
Aanwijzing: Startpoging na maximaal 15 seconden afbreken.
Aanwijzing: Als de motor draait, de sleutel niet op positie 0 zetten of aftrekken,
omdat de accu dan niet meer opgeladen wordt.
Pos. Benaming
1 Contactslot
8 Bediening en gebruik
39
8.3 Apparaat bedienen
8.3.1 Vooruit- en achteruitrijden
f Schakelpook in rijrichting drukken.
Aanwijzing: De snelheid bij vooruit- resp. achteruitrijden is traploos regelbaar.
8.3.2 Verdichten op een helling
Aanwijzingen voor het verdichten op een helling
Let bij het verdichten op geschikte oppervlakken (hellingen, taluds) op de volgen-
de punten:
Sta op de helling altijd boven het toestel.
Rij hellingen alleen van onderen aan (een helling die men zonder probleem
bergop aankan, is ook bergaf zonder gevaar).
Sta niet in valrichting van het toestel.
Maximaal toegestane schuine stand niet overschrijden
Overschrijd de maximaal toegestane schuine stand niet (zie hoofdstuk Tech-
nische gegevens).
Gebruik het toestel alleen kortstondig in de maximaal toegestane schuine
stand.
Als u de maximaal toegestane schuine stand overschrijdt, heeft dit een uitval van
de motorsmering en hierdoor onvermijdelijk een defect van belangrijke motorde-
len tot gevolg.
8 Bediening en gebruik
40
8.4 Buiten werking stellen
Motor uitschakelen
1. Gashendel op positie 0 zetten.
2. Uit-schakelaar indrukken.
Alleen voor toesteltypes met elektrostarter:
3. Sleutel op stand 0 draaien.
4. Indien nodig sleutel aftrekken.
Aanwijzing: Om het ontladen van de accu te verhinderen, de sleutel altijd op 0
draaien of aftrekken.
Pos. Benaming
1 Uit-schakelaar
2 Contactslot
9 Onderhoud
41
9 Onderhoud
WAARSCHUWING
Ondeskundige behandeling kan resulteren in letsel of zware materiële schade.
f Alle veiligheidsvoorschriften van deze bedieningshandleiding lezen en op-
volgen, zie hoofdstuk Veiligheid.
WAARSCHUWING
Verwondingsgevaar door ongecontroleerd opstartend toestel en bewegende
delen.
f Onderhoudswerkzaamheden uitsluitend uitvoeren bij uitgeschakelde motor.
WAARSCHUWING
Vergiftigingsgevaar door uitlaatgassen.
Uitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide, dat bewusteloosheid of de dood tot
gevolg kan hebben.
f Onderhoudswerkzaamheden uitsluitend uitvoeren bij uitgeschakelde motor.
9 Onderhoud
42
9.1 Onderhoudsplan
9.1.1 Eenmalige onderhoudswerkzaamheden na eerste inbedrijfname
Aanwijzing: De volgende onderhoudswerkzaamheden moet u na de eerste in-
bedrijfname conform dit interval uitvoeren.
9.1.2 Dagelijks onderhoudswerkzaamheden
Onderhoudswerk Na de eer-
ste 25 h
Motorolie verversen.
Klepspeling controleren, in-
stellen 0,10 mm bij koude
motor. *
* Laat deze werkzaamheden door de service
van uw Wacker Neuson contactpersoon
uitvoeren.
Onderhoudswerk Dagelijks
vóór be-
drijf
Dagelijks
na gebruik
Aanzuigbereik van de ver-
brandings- en koellucht con-
troleren.
Motoroliepeil controleren.
Waterafscheider controleren.
Brandstoftank controleren:
- Brandstofpeil.
- Dichtheid.
- Leidingen op dichtheid.
- Tanksluiting controleren op
dichtheid - zo nodig ver-
vangen.
Luchtfilteronderhoudsindica-
tie bij lopende motor controle-
ren.
Indien nodig filterelement no-
dig reinigen of vervangen.
Controleren of bedieningska-
bel soepel beweegt.
Apparaat reinigen.
9 Onderhoud
43
9.1.3 Onderhoudswerkzaamheden met regelmatige intervallen
Onderhoudswerk Maande-
lijks
Om de
150 h
Om de
250 h
Om de
500 h
Om de
1000 h
Dynamo-olie controleren - zo
nodig bijvullen.
Hydrauliekolie controleren - zo
nodig bijvullen.
V-snaarspanning controleren -
indien nodig naspannen.
Controleren of bevestigings-
schroeven goed vastzitten:
Beschermframe
Centrale ophanging.
Dynamo-olie controleren - zo
nodig bijvullen.
Motorolie verversen.
Dynamo-olie vervangen. *
* Laat deze werkzaamheden door de service van uw Wacker Neuson contactpersoon uitvoeren.
Controleren of bevestigings-
schroeven goed vastzitten:
Aandrijfmotor. *
Klepspeling controleren, instel-
len 0,10 mm bij koude motor. *
Brandstoffilter vervangen. *
Luchtfilter vervangen.
Oliefilter reinigen. *
9 Onderhoud
44
9.2 Onderhoudswerkzaamheden
9.2.1 Apparaat reinigen
f Apparaat na elk gebruik reinigen met water.
Hogedrukreiniger of chem. middelen mogen niet gebruikt worden.
9.2.2 Luchtfilteronderhoudsindicatie controleren
f De motor kort op maximaal toerental brengen. Als de rubberen balg hierbij
samentrekt en het groene veld "2" bedekt, moet de luchtfilterinstallatie onder-
houden worden. Onder stoffige omstandigheden de rubberen balg meerdere
keren per dag controleren.
WAARSCHUWING
Brand- en explosiegevaar bij het gebruik van niet-geschikte reinigingsmiddelen.
f Delen niet met benzine of andere oplosmiddelen schoonmaken.
9 Onderhoud
45
9.2.3 Luchtfilter reinigen
Aanwijzing: Als de motor begint te roken en als tegelijk het motorvermogen
daalt, dan is dit het teken dat de filter verstopt is.
1. Apparaat waterpas op een vlakke ondergrond plaatsen.
2. Motor uitschakelen.
3. Patroon eruit trekken en schoonmaken. Hiervoor patroon lichtjes uitkloppen
zodat het stof uit het papierelement valt.
4. Filterbehuizing niet met perslucht, maar met de hand met een schone doek
schoonmaken! Erop letten dat het in de behuizing liggende vuil niet in de mo-
toraanzuigopening geveegd wordt.
9 Onderhoud
46
9.2.4 Waterafscheider controleren
1. Apparaat waterpas op een vlakke ondergrond plaatsen.
2. Motor uitschakelen.
3. Controleren of er water in het kijkglas van de waterafscheider is.
4. Indien nodig aftapplug eraf schroeven en water in een bak opvangen.
Als er in de plaats van water brandstof naar buiten komt, de aftapplug op-
nieuw vastschroeven.
Aanwijzing: Verwijder het afgetapte water volgens de geldende voorschriften
voor de milieubescherming.
Pos. Benaming
1 Kijkglas
2 Aftapplug
9 Onderhoud
47
9.2.5 Motoroliepeil controleren
1. Apparaat waterpas op een vlakke ondergrond plaatsen.
2. Motor uitschakelen.
3. Vuil in de buurt van de oliepeilstaaf verwijderen.
4. Oliepeilstok uitdraaien en afvegen met een schone, pluisvrije poetsdoek.
5. Oliepeilstok weer helemaal indraaien en opnieuw uitdraaien.
6. Controleren: Het motoroliepeil moet zich tussen de onderste en bovenste
markering bevinden.
7. Zo nodig nieuwe motorolie bijvullen via opening, tot de bovenste markering
van de oliepeilstok is bereikt (oliesoort: zie hoofdstuk Technische gegevens).
8. Oliepeilstok indraaien en stevig vastzetten.
Pos. Benaming
1 Oliepeilstok
2 Markering
9 Onderhoud
48
9.2.6 Motorolie verversen
Aanwijzing: Het werkvlak moet zijn voorzien van een waterdichte folie ter be-
scherming van de bodem (milieubescherming).
Aanwijzing: De olie bij een nog warme motor aflaten om het snel en volledig af-
laten mogelijk te maken.
1. Apparaat waterpas op een vlakke ondergrond plaatsen.
2. Motor op handwarme temperatuur brengen, door deze te laten afkoelen of te
laten warmdraaien.
3. Motor uitschakelen.
4. Oliepeilstok eruit draaien en afnemen.
5. Olieaftapslang op olievervangingsventiel openschroeven.
Olie in een geschikte bak opvangen en afvoeren.
6. Olie aan de vulopening bijvullen en het oliepeil controleren.
Hoeveelheid olie en oliespecificatie zie hoofdstuk Technische gegevens.
7. Olieaftapslang eraf schroeven en olievervangingsventiel vastschroeven.
8. Oliepeilstok indraaien en stevig vastzetten.
Aanwijzing: De oude olie in overeenstemming met de geldende voorschriften
afvoeren.
Pos. Benaming Pos. Benaming
1 Oliepeilstok 3 Olie-aflaatslang
2 Olievervangingsventiel
9 Onderhoud
49
9.2.7 Peil van hydrauliekolie controleren / bijvullen
1. Apparaat waterpas op een vlakke ondergrond plaatsen.
2. Motor uitschakelen.
3. Apparaat laten afkoelen.
4. Dissel loodrecht plaatsen en vastzetten.
5. Schakelbeugel in voorloopstand drukken.
6. Vuil in en rond de vulopening verwijderen.
7. Controleren: Oliepeil moet zich aan de bovenkant van het tandwiel bevinden.
8. Vulopening openen.
9. Indien nodig nieuwe hydraulische olie door de vulopening tot aan de boven-
kant van het tandwiel bijvullen.
Oliespecificatie zie hoofdstuk Technische gegevens.
10. Vulopening afsluiten en vastdraaien.
Aanwijzing: De hydraulische besturing is zelfontluchtend.
Pos. Benaming Pos. Benaming
1 Vulopening 3 Schakelpook
2Tandwiel 4Dissel
9 Onderhoud
50
9.2.8 Dynamo-oliepeil controleren
1. Apparaat waterpas op een vlakke ondergrond plaatsen.
2. Motor uitschakelen.
3. Apparaat laten afkoelen.
4. Vuil in en rond de vulopening verwijderen.
5. Vulopening openen.
6. Controleren: Oliepeil moet tot aan het begin van het schroefdraad van de vu-
lopening komen.
Pos. Benaming
1 Vulopening
2 Schroefdraadbegin
WAARSCHUWING
Hete dynamo-olie kan lekken en verwondingen door verbranding veroorzaken.
f Sluitschroef van de dynamo niet openen zolang de dynamo-olie heet is.
f Apparaat laten afkoelen.
9 Onderhoud
51
7. Zo nodig dynamo-olie via de vulopening bijvullen.
8. Vulopening afsluiten en met momentsleutel met 100 Nm vastdraaien.
9 Onderhoud
52
9.2.9 V-snaar van de dynamo naspannen
1. Apparaat waterpas op een vlakke ondergrond plaatsen.
2. Motor uitschakelen.
3. Apparaat laten afkoelen.
4. Bescherming van V-snaar verwijderen.
5. Schroeven aan de V-snaarschijf van de motor lossen en buitenste V-snaar-
schijfhelft verwijderen.
6. Nodig aantal tussenschijven (in de regel is het verwijderen van een schijf vol-
doende) eruit nemen.
7. De verwijderde tussenschijven aan de buitenkant van de V-snaarschijfhelft
monteren.
8. V-snaarschijfhelft vastzetten en met 3 schroeven rondom met 10 Nm vast-
draaien.
Aanwijzing: Daarbij de V-snaarschijfhelft draaien, om te voorkomen dat de
V-snaar wordt ingeklemd.
Pos. Benaming Pos. Benaming
1 V-snaar 5 Schroef (3 stuks)
2 V-snaarschijf motor 6 V-snaarbescherming
3 Schijf 7 Schroef (3 stuks)
4
V-snaarschijfhelft
9 Onderhoud
53
9. Bescherming van V-snaar monteren. Schroeven met momentsleutel vast-
draaien met 10 Nm.
10. Machine kort laten draaien.
11. Schroeven evt. vastdraaien.
10 Storingen
54
10 Storingen
Wanneer het apparaat niet werkt, kunt u in de volgende tabel mogelijke storin-
gen, oorzaken en oplossingen vinden.
Bij storingen die u niet zelf kunt of mag verhelpen, kunt u contact opnemen met
uw contactpersoon bij Wacker Neuson.
Storing Oorzaak Oplossing
Achteruitrijsnelheid te laag. Te weinig hydraulische olie in
de disselkop.
Hydraulische olie bijvullen.
Vooruitrijsnelheid te laag. Teveel hydraulische olie in de
disselkop.
Oliepeil conform markering cor-
rigeren.
Vooruitrijden niet mogelijk. Mechanische storing. Apparaat laten repareren. *
* Laat deze werkzaamheden door de service van uw Wacker Neuson contactpersoon uitvoeren.
Verlies van hydrauliekolie. Ondichthedne, hydraulische
slang defect.
Apparaat laten repareren. *
Motor kan niet worden gestart. Gashendel in positie 0. Gashendel op positie 1 zetten.
Geen brandstof aan de inspuit-
pomp.
Brandstof bijvullen. Volledige
brandstofvoorziening controle-
ren.
Toevoerleiding naar de motor
en brandstoffilter controleren. *
Klepspeling verkeerd. Klepspeling controleren, evt. in-
stellen.*
Kleppen versleten. Apparaat laten repareren. *
Cilinder en/of zuigerringslijtage.
Inspuitstuk werkt niet.
Geen trilling bij lopende motor. V-snaar versleten. V-snaar vervangen.
Koppelingsvoeringen versleten. Koppelingsvoeringen vervan-
gen. *
Laadcontrolelampje gaat niet
uit.
Dynamo defect. Apparaat laten repareren. *
Regelaar defect.
Oliecontrolelampje gaat niet uit. Motoroliepeil is te laag. Motorolie bijvullen.
10 Storingen
55
10.1 Starthulp
Aanwijzing: Gebruik alleen geïsoleerde startkabels met een doorsnede van
minstens 16 mm².
Bij starthulp door een externe accu de volgende aansluitvolgorde in acht nemen:
1. Rode startkabel met een klemtang aan de pluspool (1) van de ontladen accu
klemmen.
2. De andere klemtang van de roder startkabel met de pluspool van de dono-
raccu (2) verbinden.
3. Zwarte startkabel met een klemtang aan de minpool (3) van de donoraccu
klemmen.
4. De andere klemtang van de zwarte startkabel aan de massa (4) van het toe-
stel, bijv. aan de motorhouder, klemmen.
5. Motor starten (max. 15 seconden) en laten draaien.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar door knalgas.
Verwondingsgevaar door wegspattend zuur.
f Veiligheidsbril en zuurbestendige veiligheidshandschoenen dragen.
f Donoraccu en de accu van het toestel moeten dezelde spanning (12 V) heb-
ben.
f Kortsluiting door wisselen van de polen vermijden (plus op plus, min op
min).
f Volgorde bij het aansluiten van de startkabels in acht nemen.
10 Storingen
56
6. Het afklemmen gebeurt in omgekeerde volgorde, eerst de zwarte startkabel
verwijderen, dan de rode.
11 Afvoer
57
11 Afvoer
11.1 Afvoer van batterijen
Voor klanten in EU-landen
Het apparaat bevat een of meer batterijen of accumulatoren (hierna uniform "de
batterij" genoemd). Deze batterij is onderhevig aan de Europese richtlijn
2006/66/EG m.b.t. (oude) batterijen en (oude) accumulatoren en aan de betref-
fende nationale wetgeving. De batterijrichtlijn schrijft daarbij het kader voor een
EU-wijd geldige verwerking van batterijen voor.
De batterij wordt gekenmerkt door het hiernaast afgebeelde sym-
bool van een doorgestreepte afvalbak. Onder dit symbool bevindt
zich bovendien de beschrijving van de schadelijke stoffen die de
batterij bevat, namelijk "Pb" voor lood, "Cd" voor cadmium en "Hg"
voor kwik.
Batterijen mogen niet bij het normale huisafval worden afgevoerd. Als eindge-
bruiker moet u de verbruikte batterijen uitsluitend via de fabrikant en de handel
of eventueel via de eventuele speciaal daartoe bestemde inzamelplaatsen af-
voeren (wettelijke inleverplicht); het inleveren is kosteloos. De handel en fabri-
kanten zijn verplicht deze batterijen terug te nemen en volgens de voorschriften
af te voeren of als speciale afvalstoffen te verwijderen (wettelijke inleverplicht).
U kunt de bij ons verkregen batterijen na gebruik natuurlijk ook kosteloos aan
ons teruggeven. Als u de batterijen niet persoonlijk in een van onze vestigingen
afgeeft, zorg dan a.u.b. voor voldoende frankering bij het retourneren. Neem ook
betreffende aanwijzingen in de verkoopovereenkomst of de algemene bedrijfs-
voorwaarden van uw verkoopvestiging in acht.
Een vakkundige afvoer van de batterij vorkomt negatieve uitwerkingen op mens
en milieu, dient de gerichte verwerking van schadelijke stoffen en maakt herge-
bruik van waardevolle grondstoffen mogelijk.
Voor klanten in andere landen
Het apparaat bevat een of meer batterijen of accumulatoren (hierna uniform "de
batterij" genoemd). Een vakkundige afvoer van de batterij vorkomt negatieve uit-
werkingen op mens en milieu, dient de gerichte verwerking van schadelijke stof-
fen en maakt hergebruik van waardevolle grondstoffen mogelijk. Wij adviseren
daarom de batterij niet bij het normale huisafval weg te gooien, maar het af te
voeren naar een milieuvriendelijk inzamelpunt voor gescheiden afval. Ook de
nationale wetggeving schrijft onder omstandigheden de gescheiden afvoer van
batterijen voor. Zorg altijd voor een afvoer van de batterij volgens de wettelijke
voorschriften in uw land.
12 Toebehoren
58
12 Toebehoren
Voor het apparaat wordt een uitgebreid pakket toebehoren aangeboden.
Informatie over de afzonderlijke toebehoren is verkrijgbaar in het internet onder
www.wackerneuson.com.
13 Technische gegevens
59
13 Technische gegevens
Apparaat
Benaming Unit DPU 2540H DPU 2550H DPU 2560H DPU 2560Hts
Artikel-nr. 0610035 0610036 0610037 0610038
Lengte x breedte x hoogte
(dissel in transportpositie)
mm 733 x 400 x
1170
733 x 500 x
1170
733 x 600 x 1170
Bedrijfsgewicht kg 160 166 171
Voor- en achteruitrijden m/min 21 20 19 23
Oppervlaktecapaciteit m²/h 504 600 684 828
Maximaal toegestane kan-
telhoek
°20
Geluidsdruk L
pA
op plaats
van bediener
dB(A) 94
Totale trillingswaarde van
de acceleratie a
hv
*
* Vastgesteld conform DIN EN ISO 5349.
m/s
2
3,1 3,2
Onveiligheid K m/s
2
1,0
Benaming Unit DPU 3050H DPU 3050He DPU 3060H DPU 3060Hts
Artikel-nr. 0610039 0610298 0610040 0610042
Lengte x breedte x hoogte
(dissel in transportpositie)
mm 733 x 500 x 1170 733 x 600 x 1170
Bedrijfsgewicht kg 181 206 190 190
Voor- en achteruitrijden m/min 21 19 23
Oppervlaktecapaciteit m²/h 630 684 828
Maximaal toegestane kan-
telhoek
°20
Geluidsdruk L
pA
op plaats
van bediener
dB(A) 95
Totale trillingswaarde van
de acceleratie a
hv
*
m/s
2
3,2 3,3
Onveiligheid K m/s
2
1,0
13 Technische gegevens
60
* Vastgesteld conform DIN EN ISO 5349.
Benaming Unit DPU 3060Hets DPU 3070H
Artikel-nr. 0610302 0610041
Lengte x breedte x hoogte
(dissel in transportpositie)
mm 733 x 600 x
1170
733 x 700 x
1170
Bedrijfsgewicht kg 215 195
Voor- en achteruitrijden m/min 23 18
Oppervlaktecapaciteit m²/h 828 756
Maximaal toegestane kan-
telhoek
°20
Geluidsdruk L
pA
op plaats
van bediener
dB(A) 95
Totale trillingswaarde van
de acceleratie a
hv
*
* Vastgesteld conform DIN EN ISO 5349.
m/s
2
3,2 3,2
Onveiligheid K m/s
2
1,0
Benaming Unit DPU
3750Hts
DPU
3750Hets
DPU
3760Hts
DPU
3760Hets
Artikel-nr. 0610321 0610322 0610358 0610359
Lengte x breedte x hoogte
(dissel in transportpositie)
mm 733 x 500 x 1170 733 x 600 x 1170
Bedrijfsgewicht kg 247 265 256 274
Voor- en achteruitrijden m/min 27 26
Oppervlaktecapaciteit m²/h 810 936
Maximaal toegestane kan-
telhoek
°25
Geluidsdruk L
pA
op plaats
van bediener
dB(A) 95
Totale trillingswaarde van
de acceleratie a
hv
*
m/s
2
2,4
Onveiligheid K m/s
2
1,0
13 Technische gegevens
61
Aandrijfmotor
Dynamo
* Vastgesteld conform DIN EN ISO 5349.
Benaming Unit DPU 25.. DPU 30.. DPU 37..
Fabrikant HATZ
Type 1B20 1B30
Cilinderinhoud cm³ 243 347
Nominaal vermogen*
* Komt overeen met het geïnstalleerde nominaal vermogen volgens richtlijn
2000/14/EG.
kW 3,1 4,2
Bedrijfsvermogen kW 1,5 1,9 1,7
Bedrijfstoerental min
-1
2800
Brandstoftype
Diesel volgens DIN EN 590
Brandstofverbruik l/h 0,4 0,6
Tankinhoud l 3,0 5,0
Oliespecificatie
Fuchs Titan Unic 10W40 MC
(SAE 10W40)
Hoeveelheid olie
l0,91,1
Benaming Unit DPU 25.. DPU 30.. DPU 37..
Trillingen min
-1
(Hz) 5400 (90)
Centrifugaalkracht kN 25 30 37
Oliespecificatie Fuchs Titan Unic 10W40 MC
(SAE 10W40)
Hoeveelheid olie l 0,6
13 Technische gegevens
62
Hydraulica
Elektrisch systeem
Benaming Unit DPU 25.. DPU 30.. DPU 37..
Oliespecificatie
Fuchs Renolin MR 520
Hoeveelheid olie
l0,4
Benaming Unit DPU 3050He, DPU 3060Hets,
DPU 3750Hets, DPU 3760Hets
Accutype Speciale Wacker Neuson accu voor
trilplaten, 12 V-18 Ah,
onderhoudsvrij
www.wackerneuson.com
EU - conformiteitverklaring
Fabrikant
Wacker Neuson SE
Preußenstraße 41, 80809 München
Product
Conformiteitsbeoordelingsprocedure volgens 2000/14/EG, bijlage VIII, 2005/88/EG bij vol-
gende controlelocatie:
VDE Prüf- und Zertifizierungsinstitut, Merianstraße 28, 63069 Offenbach/Main
Richtlijnen en normen
Hiermee verklaren we dat dit product aan de betreffende bepalingen en vereisten van de
volgende richtlijnen en normen voldoet:
2006/42/EG,
2000/14/EG, 2005/88/EG
Gevolmachtigde voor technische documenten: Axel Häret
München, 08.03.2010
Type DPU 25.. DPU 30.. DPU 37..
Producttype Trilplaat
Artikel-nr. 0610035, 0610036,
0610037, 0610038
0610039, 0610298,
0610040, 0610041,
0610302, 0610042
0610321, 0610322,
0610358, 0610359
Geïnstalleerd nuttig
vermogen
kW 3,1 4,2
Gemeten geluidsver-
mogenniveau
dB(A) 107
Gegarandeerd ge-
luidsvermogenniveau
dB(A) 108
Dr. Michael Fischer
Leiding Onderzoek en ontwikkeling
Franz Beierlein
Chef productmanagement
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66

Wacker Neuson DPU 3060H-TS Handleiding

Type
Handleiding