NL
- 87 -
Aansluitkabel van het gereedschap
Gebruik voor het toestel enkel intacte aansluitka-
bels. De aansluitkabel van het gereedschap mag
niet willekeurig lang zijn (max. 50m) omdat an-
ders het vermogen van de elektrische motor ver-
mindert. De aansluitkabel van het gereedschap
moet een dwarsdoorsnede van 3 x 1,5mm
hebben. Op aansluitkabels van gazonmaaiers
doen zich bijzonder vaak beschadigingen van de
isolatie voor.
Oorzaken daarvoor zijn o.a.:
•
snijplaatsen door overrijden van de kabel,
•
platdrukken van de kabel wanneer de aanslu-
itkabel van het toestel onder deuren en ramen
wordt geleid,
•
scheuren door veroudering van de isolatie,
•
knikplaatsen door onoordeelkundig vastma-
ken of leiden van de aansluitkabel.
De aansluitkabels moeten minstens van het
type H05RN-F en drieaderig zijn. De benaming
van het type moet op de aansluitkabel van het
gereedschap gedrukt staan. Koop enkel geken-
merkte aansluitkabels! Stekkers en stopcontacten
van aansluitkabels moeten van rubber zijn en
spatwaterdicht zijn. De aansluitkabels mogen niet
willekeurig lang zijn. Voor langere aansluitkabels
zijn geleiders met een grotere doorsnede vereist.
Aansluit- en verbindingskabels moeten regelma-
tig op schade worden gecontroleerd. Let er op
dat de kabels tijdens de controle stroomloos zijn.
Wind de aansluitkabel van het gereedschap he-
lemaal af. Controleer ook de invoeringen van de
aansluitkabel, op stekkers en stopcontacten, op
knikplaatsen.
6. Bediening
Verbind de netstekker (fi g. 1, pos. 8) met een
verlengkabel. De verlengkabel dient te worden
beveiligd d.m.v. de kabeltrekontlastingsklem zoals
getoond in fi g. 10.
Voorzichtig!
Om een ongewild inschakelen te verhinderen is
de grasmaaier uitgerust met een inschakelblokke-
ring (fi g. 10, pos. A), die moet worden ingedrukt,
voordat de schakelbeugel (fi g. 10, pos. B) kan
worden ingedrukt. Zodra u de schakelbeugel
loslaat, wordt de grasmaaier uitgeschakeld. Voer
deze procedure meermaals uit om er zeker van
te zijn dat uw toestel correct werkt. Voordat u een
herstelling of onderhoudswerkzaamheid aan het
toestel verricht dient u er zich van te vergewissen
dat het mes niet draait en het toestel geïsoleerd
is van het net.
Waarschuwing! Open de uitwerpklep nooit
als de opvanginrichting leeg wordt gemaakt
en de motor nog draait. Het roterende mes
kan verwondingen veroorzaken.
Maak de uitwerpklep of de grasopvangzak steeds
zorgvuldig vast. Als u die wilt verwijderen, moet u
voordien de motor stopzetten.
De door de geleidestangen gegeven veiligheid-
safstand tussen meskooi en gebruiker dient
steeds in acht te worden genomen. Tijdens het
maaien en veranderen van rijrichting op bermen
en hellingen dient u bijzonder voorzichtig te werk
te gaan. Let op een veilige stand, draag schoenen
met slipvaste zolen met stroef profi el en een lan-
ge broek.
Maai steeds dwars over de helling. Op hellingen
van meer dan 15° mag om veiligheidsredenen het
gras niet met de maaier worden afgereden.
Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit bewe-
gen en trekken van de maaier. Struikelgevaar!
Instructies voor het correct maaien
Voor het gras afrijden is een overlappende werk-
wijze aan te bevelen.
Maai enkel met een scherp en intact mes zodat
de grashalmen niet uitrafelen en het gazon niet
geel wordt.
Om een keurig maaipatroon te bereiken leidt u
de maaier in zo recht mogelijke banen. De banen
moeten elkaar steeds overlappen met enkele
centimeters, zodat er geen stroken blijven staan.
Hoe vaak moet worden afgereden hangt in prin-
cipe ervan af hoe snel het gras groeit. In de hoof-
dgroeiperiode (mei – juni) twee keer per week,
anders eenmaal per week. De maaihoogte moet
tussen 4 en 6 cm liggen en het gras moet 4 tot 5
cm groeien voordat u het opnieuw afrijdt. Mocht
het gras ooit wat langer worden, maak dan ach-
teraf niet de fout het gras direct in één keer op de
normale hoogte terug te snijden. Dit schaadt het
gazon. Snij dan nooit meer dan de helft van de
grashoogte terug.
Anl_GC_EM_1536_SPK7.indb 87Anl_GC_EM_1536_SPK7.indb 87 15.07.14 12:5815.07.14 12:58