73
– Start de bosmaaier/graskantmaaier alleen in overeenstemming met de
instructies. Gebruik een andere methode om de motor te starten.
– Gebruik de bosmaaier/graskantmaaier en de onderdelen alleen voor de
opgegeven doeleinden.
– Start de motor van de bosmaaier/graskantmaaier alleen nadat het
gereedschap volledig is gemonteerd. Gebruik het apparaat niet voordat alle
benodigde accessoires zijn bevestigd.
– Zorg dat het snijblad voor de start geen contact heeft met harde objecten, zoals
takken, stenen, enz. omdat het snijblad zal draaien bij het starten.
– Schakel de motor onmiddellijk uit als er motorproblemen optreden.
– Als het snijblad stenen of andere objecten raakt, moet u de motor onmiddellijk
uitschakelen en het snijblad controleren.
– Controleer het snijblad met korte tussenpozen op schade (inspecteren op
haarscheurtjes met de taptest).
– Gebruik de bosmaaier/graskantmaaier pas nadat u de schouderriem hebt
bevestigd en op de juiste lengte hebt afgesteld. De schouderriem moet
worden afgesteld volgens de lengte van de gebruiker en worden vastgemaakt
om vermoeidheid tijdens het gebruik van het gereedschap te voorkomen.
Houd de maaier nooit met slechts één hand vast tijdens het gebruik.
– Houd de bosmaaier/graskantmaaier altijd met beide handen vast tijdens het
gebruik.
Zorg dat u altijd een veilig steunpunt voor uw voeten hebt.
– Gebruik de bosmaaier/graskantmaaier zo, dat u geen uitlaatgassen kunt
inademen. Laat de motor nooit draaien in een ingesloten ruimte, zoals in een
kamer (risico op gasvergiftiging). Koolmonoxide is een geurloos gas.
– Schakel de motor altijd uit wanneer u rust of als u de bosmaaier/
graskantmaaier onbewaakt wilt achterlaten. Plaats het gereedschap op een
veilige locatie om lichamelijke letsels of schade aan het gereedschap te
voorkomen.
– Leg nooit een warme bosmaaier/graskantmaaier op droog gras of andere
ontvlambare materialen.
– Het snijblad moet altijd met de geschikte beschermkap zijn uitgerust.
Gebruik de maaier nooit zonder deze beschermkap.
– Alle beschermende installaties en beschermkappen die bij het gereedschap
zijn geleverd, moeten tijdens de werking worden gebruikt.
– Gebruik de motor nooit als de uitlaatdemper defect is.
– Schakel de motor uit tijdens het transport.
– Tijdens een transport over een lange afstand, moet u altijd de bijgeleverde
beschermingsuitrusting van het gereedschap gebruiken.
– Zorg dat de bosmaaier/graskantmaaier veilig is vastgemaakt tijdens het
transport om lekkage van de brandstof te vermijden.
– Wanneer u de bosmaaier/graskantmaaier vervoert, moet u ervoor zorgen dat
de brandstoftank volledig leeg is.
– Wanneer u de bosmaaier/graskantmaaier uit een vrachtwagen of een ander
voertuig haalt, moet u ervoor zorgen dat u de motor niet op de grond laat
vallen omdat de brandstoftank hierdoor ernstige schade kan oplopen.
– Behalve in noodgevallen mag u de bosmaaier/graskantmaaier nooit laten
vallen of op de grond gooien omdat dit ernstige schade aan de bosmaaier/
graskantmaaier kan veroorzaken.
– Til altijd het volledige gereedschap van de grond wanneer u het verplaatst.
Het slepen van het apparaat op zijn brandstoftank is bijzonder gevaarlijk en
kan lekkage van brandstof veroorzaken waardoor brand kan ontstaan.
Bijtanken
– Schakel de motor uit tijdens het bijtanken, houd het gereedschap uit de buurt
van open vuur en rook niet.
– Zorg dat de aardolieproducten niet in contact komen met de huid. Adem de
brandstofdampen niet in. Draai altijd beschermende handschoenen tijdens het
bijtanken. Zorg dat u de beschermende kledij regelmatig vervangt en reinigt.
– Zorg dat u geen brandstof of olie op de grond morst om grondvervuiling
(milieubescherming) te voorkomen. Als u brandstof morst, moet u de
bosmaaier/graskantmaaier onmiddellijk schoonmaken.
– Zorg dat de brandstof niet in contact komt met uw kleding. Als de brandstof in
contact komt met uw kleding, moet u onmiddellijk andere kleding aantrekken
om brand te voorkomen.
– Inspecteer de brandstofdop regelmatig om zeker te zijn dat de dop stevig kan
worden gesloten en niet lekt.
– Draai de dop van de brandstoftank stevig dicht. Wanneer u klaar bent met
bijtanken, moet u zich naar een locatie gaan op minstens 3 meter afstand van
de plaats waar u hebt getankt voordat u de motor start.
– Tank nooit bij in een ingesloten ruimte, zoals in een kamer. Dit kan een
ontploffing veroorzaken door de accumulatie van brandstofdampen op
grondniveau.
•Rusten
• Vervoer
• Bijtanken
• Onderhoud
• Vervanging onderdelen
3
m
e
t
e
r