KTM RC 200 2015 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2015
RC 125 EU
RC 200 EU
RC 200 ASIA
RC 200 MY
Artikelnr. 3213246nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummers van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 20) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 21)
Sleutelnummer ( pag. 21)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Motorrad AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleuren, vormen,
materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van
redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald
model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van afbeeldin-
gen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet
standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2014 KTM Motorrad AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
BESTE KTM KLANT 2
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Motorrad AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 7
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 7
1.2 Gebruikte formatering........................................... 7
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................................... 8
2.1 Gebruiksdefinitie ................................................. 8
2.2 Veiligheidsaanwijzingen........................................ 8
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ........................... 9
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................... 9
2.5 Veilig gebruik .................................................... 10
2.6 Beschermende kleding ....................................... 11
2.7 Werkinstructies.................................................. 11
2.8 Milieu............................................................... 11
2.9 Bedieningshandleiding ....................................... 12
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 13
3.1 Garantie............................................................ 13
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 13
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 13
3.4 Service ............................................................. 13
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 14
3.6 Klantenservice................................................... 14
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................... 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 16
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 18
5 SERIENUMMERS.......................................................... 20
5.1 Framenummer ................................................... 20
5.2 Typeplaatje ....................................................... 20
5.3 Motornummer.................................................... 21
5.4 Sleutelnummer.................................................. 21
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 22
6.1 Koppelingshendel .............................................. 22
6.2 Remhendel........................................................ 22
6.3 Gashendel......................................................... 23
6.4 Claxonknop ....................................................... 23
6.5 Lichtschakelaar ................................................. 24
6.6 Seinlichtschakelaar ............................................ 24
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar ............................... 25
6.8 Noodstopschakelaar ........................................... 25
6.9 E-starterknop..................................................... 26
6.10 Contact-/stuurslot............................................... 26
6.11 Stuur vergrendelen............................................. 27
6.12 Stuur ontgrendelen ............................................ 27
6.13 Tankdop openen ................................................ 28
6.14 Tankdop sluiten................................................. 29
6.15 Zadelslot........................................................... 30
6.16 Boordgereedschap.............................................. 30
6.17 Grepen.............................................................. 31
6.18 Voetsteunen bijrijder .......................................... 31
6.19 Versnellingshendel ............................................. 32
6.20 Rempedaal........................................................ 33
6.21 Zijstandaard ...................................................... 33
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................................... 34
7.1 Overzicht........................................................... 34
7.2 Activering en test............................................... 35
7.3 Waarschuwingen................................................ 36
7.4 Functietoetsen................................................... 39
7.5 Controlelampjes................................................. 40
INHOUDSOPGAVE 4
7.6 Display ............................................................. 41
7.7 Vulpeilindicatie in brandstoftank ......................... 42
7.8 Weergave TRIP F ............................................... 43
7.9 Temperatuurindicatie koelmiddel......................... 44
7.10 Informatiedisplay ............................................... 45
7.11 Menu rijtijd/gemiddelde snelheid......................... 46
7.12 Menu gemiddelde snelheid/gemiddeld
verbruik 1 ......................................................... 47
7.13 Menu gemiddeld verbruik 1/gemiddeld
verbruik 2 ......................................................... 48
7.14 Menu gemiddeld verbruik 2/service...................... 49
7.15 Menu service/reikwijdte ...................................... 50
7.16 Menu reikwijdte/rijtijd ........................................ 51
7.17 Menu totaal traject ODO ..................................... 52
7.18 Menu traject 1 TRIP 1........................................ 53
7.19 Menu traject 2 TRIP 2........................................ 53
7.20 Kilometer of mijl instellen................................... 54
7.21 Tijd instellen ..................................................... 55
7.22 Schakeltoerental RPM 1 instellen........................ 55
7.23 Schakeltoerental RPM 2 instellen........................ 56
8 INBEDRIJFNAME.......................................................... 57
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname................ 57
8.2 Motor inrijden.................................................... 58
8.3 Voertuig beladen................................................ 59
9 RIJ-INSTRUCTIES......................................................... 61
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname.................................................... 61
9.2 Starten ............................................................. 62
9.3 Beginnen met rijden........................................... 64
9.4 Schakelen, rijden............................................... 64
9.5 Afremmen ......................................................... 67
9.6 Stoppen, parkeren.............................................. 69
9.7 Transport .......................................................... 71
9.8 Brandstof tanken ............................................... 72
10 SERVICESCHEMA......................................................... 74
10.1 Extra informatie................................................. 74
10.2 Verplichte werkzaamheden.................................. 74
10.3 Aanbevolen werkzaamheden................................ 76
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................................... 77
11.1 Veervoorspanning schokdemper instellen .......... 77
11.2 Versnellingshendel instellen................................ 78
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................... 80
12.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken................ 80
12.2 Motorfiets van hefbok achter nemen .................... 80
12.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken................... 81
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ....................... 82
12.5 Bestuurderszadel verwijderen .............................. 83
12.6 Bestuurderszadel monteren................................. 84
12.7 Bijrijderzadel verwijderen.................................... 84
12.8 Bijrijderzadel monteren ...................................... 85
12.9 Kettingvervuiling controleren............................... 86
12.10 Ketting reinigen ................................................. 86
12.11 Kettingspanning controleren ............................... 87
12.12 Kettingspanning instellen ................................... 89
12.13 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel
controleren........................................................ 92
12.14 Accuafdekking verwijderen.................................. 94
12.15 Accuafdekking monteren .................................... 96
12.16 Bugspoiler demonteren....................................... 96
INHOUDSOPGAVE 5
12.17 Bugspoiler monteren .......................................... 98
12.18 Zijbekleding links demonteren ....................... 100
12.19 Zijbekleding links monteren ........................... 101
12.20 Zijbekleding rechts demonteren ..................... 103
12.21 Zijbekleding rechts monteren ......................... 104
13 REMSYSTEEM............................................................ 105
13.1 ABS / Anti Blokkeer Systeem (RC 125) .............. 105
13.2 Remschijven controleren................................... 106
13.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren ........... 107
13.4 Remvloeistof voorwielrem bijvullen ................. 108
13.5 Remplaketten voorwielrem controleren ............... 110
13.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ........ 110
13.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .............. 112
13.8 Remplaketten achterwielrem controleren............ 113
13.9 Vrije slag rempedaal controleren........................ 114
13.10 Vrije slag rempedaal instellen ........................ 115
14 WIELEN, BANDEN ...................................................... 117
14.1 Voorwiel demonteren .................................... 117
14.2 Voorwiel monteren ........................................ 118
14.3 Achterwiel demonteren ................................. 121
14.4 Achterwiel monteren ..................................... 123
14.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren .................................................. 127
14.6 Bandentoestand controleren.............................. 128
14.7 Bandenspanning controleren............................. 130
15 ELEKTRONICA............................................................ 131
15.1 Accu demonteren ......................................... 131
15.2 Accu monteren ............................................. 132
15.3 Accu laden .................................................. 133
15.4 Zekeringen ABS vervangen (RC 125) ................. 136
15.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen........................................................ 138
15.6 Dimlichtlamp vervangen ................................... 141
15.7 Grootlichtlamp vervangen.................................. 143
15.8 Koplampstand-dimlicht controleren ................... 144
15.9 Koplampstand - groot licht controleren............... 145
15.10 Lichtbundelbreedte koplamp - dimlicht
instellen.......................................................... 146
15.11 Lichtbundelbreedte koplamp - groot licht
instellen.......................................................... 146
16 KOELSYSTEEM........................................................... 147
16.1 Koelsysteem .................................................... 147
16.2 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren............ 148
16.3 Antivries en koelmiddelpeil controleren .............. 150
16.4 Koelmiddelpeil in vast reservoir corrigeren.......... 152
16.5 Koelmiddel aftappen .................................... 153
16.6 Koelsysteem vullen/ontluchten ....................... 154
17 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 157
17.1 Gaskabelspeling controleren.............................. 157
17.2 Gaskabelspeling instellen .............................. 158
17.3 Koppelingshendelspeling controleren ................. 158
17.4 Koppelingskabelspeling instellen ................... 159
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 160
18.1 Motoroliepeil controleren .................................. 160
18.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeef reinigen ........................................... 160
18.3 Motorolie bijvullen ........................................... 163
19 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 165
19.1 Motorfiets reinigen ........................................... 165
INHOUDSOPGAVE 6
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 167
20 STALLING .................................................................. 169
20.1 Stalling........................................................... 169
20.2 Inbedrijfname na stalling .................................. 170
21 FOUTEN OPSPOREN................................................... 171
22 KNIPPERCODE ........................................................... 174
23 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 180
23.1 Motor.............................................................. 180
23.1.1 RC 125 ...................................................... 180
23.1.2 RC 200 ...................................................... 181
23.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 183
23.3 Vulhoeveelheden.............................................. 185
23.3.1 Motorolie .................................................... 185
23.3.2 Koelmiddel ................................................. 185
23.3.3 Brandstof.................................................... 186
23.4 Chassis ........................................................... 186
23.5 Elektronica...................................................... 187
23.6 Banden........................................................... 188
23.7 Voorvork.......................................................... 188
23.8 Schokdemper .................................................. 189
23.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 189
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 194
25 HULPSTOFFEN........................................................... 197
26 NORMEN ................................................................... 199
INDEX ............................................................................... 200
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.1 Gebruiksdefinitie
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer.
Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 9
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzingen van
de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving in
het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor het
afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u
veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 13
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij
schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 14
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen of met zware bagage,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onder-
delen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
15
4 AFBEELDING VOERTUIG 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
L02145-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 17
1 Claxonknop ( pag. 23)
1 Lichtschakelaar ( pag. 24)
1 Seinlichtschakelaar ( pag. 24)
1 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 25)
2 Koppelingshendel ( pag. 22)
3 Tankdop
4 Zadelslot ( pag. 30)
5 Zijstandaard ( pag. 33)
6 Versnellingshendel ( pag. 32)
4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
L02146-10
4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Grepen ( pag. 31)
2 Boordgereedschap ( pag. 30)
3 Contact-/stuurslot ( pag. 26)
4 Noodstopschakelaar ( pag. 25)
4 E-starterknop ( pag. 26)
5 Gashendel ( pag. 23)
6 Remhendel ( pag. 22)
7 Voetsteunen bijrijder ( pag. 31)
8 Rempedaal ( pag. 33)
5 SERIENUMMERS 20
5.1 Framenummer
402175-10
Het chassisnummer
is op het frame rechtsonder het zadel gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
0
0
11
402174-10
Het typeplaatje
bevindt zich aan het frame rechts naast het balhoofd.
5 SERIENUMMERS 21
5.3 Motornummer
401949-10
Het motornummer
is aan de linker kant van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.4 Sleutelnummer
402245-10
Sleutelnummer
staat op de KEYCODECARD.
Info
U heeft het sleutelnummer nodig voor het bestellen van een reservesleutel. Bewaar
de KEYCODECARD op een veilige plaats.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 22
6.1 Koppelingshendel
L02111-10
De koppelingshendel
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
6.2 Remhendel
L02112-10
De remhendel
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 23
6.3 Gashendel
L02112-11
De gashendel
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Claxonknop
L02113-10
De claxonknop
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.5 Lichtschakelaar
L02113-11
De lichtschakelaar
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar is omlaag gezwenkt. In deze stand is het
dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar boven geschakeld. In deze stand is
het dimlicht, groot licht en achterlicht ingeschakeld.
6.6 Seinlichtschakelaar
L02113-12
De seinlichtschakelaar
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Seinlichtschakelaar in uitgangspositie
Seinlichtschakelaar ingedrukt In deze stand wordt het seinlicht (groot licht) gebruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.7 Richtingaanwijzerschakelaar
L02113-13
De richtingaanwijzerschakelaar
is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
gedrukt. De richtingaanwijzerschakelaar gaat na het indrukken weer terug
naar de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
gedrukt. De richtingaanwijzerschakelaar gaat na het indrukken weer terug
naar de middelste stand.
Voor uitschakelen van de richtingaanwijzer de richtingaanwijzerschakelaar naar de schake-
laarbehuizing drukken.
6.8 Noodstopschakelaar
L02114-10
De noodstopschakelaar
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt
niet worden gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is nodig voor het rijden. Het ontste-
kingscircuit is gesloten.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.9 E-starterknop
L02114-11
De e-starterknop
is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
6.10 Contact-/stuurslot
L02115-01
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
6.11 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur helemaal naar links draaien.
Sleutel in het contact-/stuurslot steken, indrukken en naar links draaien. Sleutel eruit
trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
6.12 Stuur ontgrendelen
400731-01
Sleutel in het contact-/stuurslot steken, indrukken en rechts links draaien. Sleutel eruit
trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.13 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de voorschriften
bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
L02116-10
Klep
op de tankdop omhoogklappen en contactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingBreken van de contactsleutel.
Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Tankdop omhoogklappen.
Contactsleutel eruit trekken.
6.14 Tankdop sluiten
L02117-01
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, giftig en schadelijk voor de
gezondheid.
Tankdop na het sluiten controleren op correcte vergrendeling. Met brandstof
verontreinigde kleding wisselen. Huid bij contact meteen reinigen met water
en zeep.
Tankdop dichtklappen.
Tankdop omlaagdrukken, totdat het slot vergrendelt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 30
6.15 Zadelslot
L02118-10
Het zadelslot
bevindt zich links naast het zadel.
Hij kan met de contactsleutel worden afgesloten.
6.16 Boordgereedschap
L02154-10
Het boordgereedschap
bevindt zich in het opbergvak onder het zadel.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 31
6.17 Grepen
L02119-10
De grepen
zijn bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een bijrijder kan deze zich hieraan vasthouden.
6.18 Voetsteunen bijrijder
L02120-10
De voetsteunen voor bijrijder kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteunen bijrijder ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Voetsteunen bijrijder uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
6.19 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan worden afgelezen op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
6.20 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6.21 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard
bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhooggeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-
startsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 34
7.1 Overzicht
401685-10
1 Display ( pag. 41)
2 Functietoetsen ( pag. 39)
3 Informatiedisplay ( pag. 45)
4 Controlelampjes ( pag. 40)
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 35
7.2 Activering en test
401686-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd als het contact wordt ingeschakeld.
Test
De segmenten van de toerentalmeter en de versnellingsindicatie gaan één voor één aan en
weer uit.
De snelheidsindicatie tel van 0 tot 199 en weer terug.
De overige indicatiesegmenten buiten het informatiedisplay gaan kort branden.
Op het informatiedisplay verschijnen de letters READY TO RACE >>.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 36
7.3 Waarschuwingen
401309-01
Als de oliedruk te laag is verschijnt er Low Oil Pressure op het informatiedisplay.
401310-01
Als het brandstofpeil de reservemarkering heeft bereikt verschijnt er Low Fuel Level op het
informatiedisplay.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 37
401311-01
Als de koelmiddeltemperatuur tot boven de aangegeven waarde stijgt verschijnt er High Coo-
lant Temperature op het informatiedisplay.
Koelmiddeltemperatuur 125 °C
401312-01
Als de zijstandaard is uitgeklapt verschijnt er Side Stand Down op het informatiedisplay.
401313-01
Als de accuspanning onder de aangegeven waarde valt verschijnt er Low Battery op het infor-
matiedisplay.
Accuspanning 10,80 V
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 38
401461-01
Service Not Reset verschijnt gedurende 10 seconden op het informatiedisplay, als het con-
tact ingeschakeld wordt en de gereden afstand voor een servicebeurt is overschreden of de
service-indicatie bij een servicebeurt niet is gereset.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 39
7.4 Functietoetsen
401685-12
Met de MODE toets
wordt de weergavemodus gewisseld.
Mogelijke weergavemodi zijn het totaal afgelegde traject (ODO), traject 1 (TRIP 1) en tra-
ject 2 (TRIP 2).
Door de SET toets
lang in te drukken worden de functies traject 1 (TRIP 1) en
traject 2 (TRIP 2) teruggezet op 0.0 en door kort op de SET toets
te drukken wisselt het
informatiedisplay naar de volgende weergavemodus.
(RC 125)
Met de toets
kan het ABS worden uitgeschakeld.
(RC 200)
Toets
heeft geen functie.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 40
7.5 Controlelampjes
401686-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme
Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje motordiagnose (MIL) brandt rood De OBD (On
Board Diagnose) heeft een voor de emissie of veiligheid kritieke fout
gedetecteerd.
Schakellicht brandt/knippert rood Het ingestelde schakeltoerental is
bereikt.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmel-
ding bij wegrijblokkering/alarminstallatie. (OPTIONEEL)
Waarschuwingslampje algemeen brandt geel Er is een
aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid herkend. Deze wordt ook op het
informatiedisplay weergegeven.
(RC 125)
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel Status- of foutmel-
ding bij het ABS (Anti Blokkeer Systeem).
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 41
7.6 Display
401685-11
De snelheid
wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.
De toerentalmeter
geeft het motortoerental in toeren per minuut aan.
De versnellingsindicatie
geeft de met de versnellingsbak geschakelde versnelling aan.
De koelmiddeltemperatuur wordt in het gedeelte
aangegeven.
De tijd wordt in het gedeelte
aangegeven.
Het vulpeil in de brandstoftank wordt in het gedeelte
aangegeven.
Op het informatiedisplay
wordt extra informatie weergegeven.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld was of als de zekering gede-
monteerd is geweest.
De sterkte van de LED-display hangt af van de lichtsterkte in de omgeving.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 42
7.7 Vulpeilindicatie in brandstoftank
401292-01
De vulpeilindicatie op het display bestaat uit 9 balkjes. Hoe meer balkjes er branden, hoe
meer brandstof er in de brandstoftank zit.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 43
7.8 Weergave TRIP F
401293-01
Als het brandstofpeil de reservermarkering heeft bereikt, wisselt de weergavemodus auto-
matisch naar TRIP F en begint bij 0.0 te tellen, onafhankelijk van de weergavemodus die
daarvoor was geactiveerd.
Info
Als de weergavemodus TRIP F verschijnt begint tegelijkertijd het waarschuwings-
lampje algemeen te branden en op het informatiedisplay verschijnt de waarschu-
wing Low Fuel Level.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 44
7.9 Temperatuurindicatie koelmiddel
401292-01
De temperatuurindicatie op het display bestaat uit 13 balkjes. Hoe meer balkjes er bran-
den, hoe heter het koelmiddel. Als alle balkjes branden verschijnt er op het informatiedis-
play bovendien de waarschuwing High Coolant Temperature.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier tot tien balkjes branden.
Motor heet Elf tot dertien balkjes branden.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 45
7.10 Informatiedisplay
401291-10
Op het informatiedisplay
worden verschillende waarschuwingen weergegeven.
Als het waarschuwingslampje algemeen gaat branden dan wordt ook de bijbehorende
waarschuwing op het informatiedisplay weergegeven.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 46
7.11 Menu rijtijd/gemiddelde snelheid
401334-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu wordt de rijtijd en de gemiddelde snelheid aangegeven.
Info
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 47
7.12 Menu gemiddelde snelheid/gemiddeld verbruik 1
401465-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu worden de gemiddelde snelheid en het gemiddelde verbruik 1 in l/100km (of
l/100mile) aangegeven.
Info
Het gemiddelde verbruik 1 wordt na het inschakelen van het contact pas na enkele
100 meter aangegeven.
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
gemiddelde snelheid en gemiddeld verbruik 1 weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 48
7.13 Menu gemiddeld verbruik 1/gemiddeld verbruik 2
401466-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu worden het gemiddelde verbruik 1 in l/100km (of l/100mile) en het gemid-
delde verbruik 2 in km/l (of mile/l) aangegeven.
Info
Het gemiddelde verbruik 1 en 2 worden na het inschakelen van het contact pas na
enkele 100 meter aangegeven.
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
gemiddeld verbruik 1 en 2 weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 49
7.14 Menu gemiddeld verbruik 2/service
401467-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu worden het gemiddelde verbruik 2 in km/l (of mile/l) en de afstand tot de vol-
gende servicebeurt aangegeven.
Info
Het gemiddelde verbruik 2 wordt na het inschakelen van het contact pas na enkele
100 meter aangegeven.
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
gemiddeld verbruik 2 weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 50
7.15 Menu service/reikwijdte
401468-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu wordt de en de resterende tijd tot de volgende servicebeurt en de reikwijdte
aangegeven.
Info
De reikwijdte is afhankelijk van het gemiddelde verbruik en de hoeveelheid brand-
stof in de brandstoftank.
Het reikwijdte wordt na het inschakelen van het contact pas na enkele 100 meter
aangegeven.
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
reikwijdte en rijtijd weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 51
7.16 Menu reikwijdte/rijtijd
401469-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
SET toets zo vaak kort indrukken, tot de gewenste indicatie op het informatiedisplay ver-
schijnt.
In dit menu worden de reikwijdte en de rijtijd aangegeven.
Info
De reikwijdte is afhankelijk van het gemiddelde verbruik en de hoeveelheid brand-
stof in de brandstoftank.
Het reikwijdte wordt na het inschakelen van het contact pas na enkele 100 meter
aangegeven.
Als het contact meer dan 60 minuten uitgeschakeld is geweest wordt de indicatie
reikwijdte en rijtijd weer teruggezet op 0.
SET toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus op het informatiedisplay
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 52
7.17 Menu totaal traject ODO
401303-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie ODO op het display verschijnt.
ODO geeft het totaal gereden traject aan.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de accu is afgesloten en/of de zekering is
gesmolten.
MODE toets indruk-
ken.
Volgende weergavemodus op het display
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 53
7.18 Menu traject 1 TRIP 1
401304-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 1 op het display verschijnt.
TRIP 1 geeft het traject sinds de laatste reset aan. Bijvoorbeeld het traject van één tankstop
tot de volgende tankstop. TRIP 1 loopt altijd mee tot 999.9.
SET toets 5 - 10
seconden indruk-
ken.
Indicatie TRIP 1 wordt gereset
MODE toets indruk-
ken.
Volgende weergavemodus op het display
7.19 Menu traject 2 TRIP 2
401305-01
Voorwaarden
Alternatief 1
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
Alternatief 2
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets rijdt.
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 2 op het display verschijnt.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 54
TRIP 2 geeft het traject sinds de laatste reset aan. Bijvoorbeeld het traject van één tankstop
tot de volgende tankstop. TRIP 2 loopt altijd mee tot 999.9.
SET toets 5 - 10
seconden indruk-
ken.
Indicatie TRIP 2 wordt gereset
MODE toets indruk-
ken.
Volgende weergavemodus op het display
7.20 Kilometer of mijl instellen
Info
Landspecifieke instellingen instellen.
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401303-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie ODO op het display verschijnt.
MODE toets 5 - 10 seconden indrukken.
De indicatie wisselt van km/h op mph of van mph op km/h.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 55
7.21 Tijd instellen
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401303-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie ODO op het display verschijnt.
MODE en SET toets 5 - 10 seconden indrukken.
De tijd begint te knipperen.
Urenweergave instellen met de MODE toets.
Minutenweergave instellen met de SET toets.
MODE en SET toets 5 - 10 seconden indrukken.
De tijd is ingesteld.
7.22 Schakeltoerental RPM 1 instellen
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401307-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 2 op het display verschijnt.
MODE toets 5 - 10 seconden indrukken.
De indicatie RPM 1 verschijnt.
Info
Het toerental kan in stappen van 50 worden ingesteld.
RPM 1 is het toerental vanaf het moment dat het schakellicht activeert en knip-
pert.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT 56
Het toerental met de MODE en SET toets instellen.
Info
De MODE toets verhoogt de waarde.
De SET toets verlaagt de waarde.
De beide toetsen voor ca. 15 seconden niet indrukken.
De indicatie RPM 1 gaat uit en het ingestelde toerental is opgeslagen.
7.23 Schakeltoerental RPM 2 instellen
Voorwaarden
Het contact is ingeschakeld.
De motorfiets staat stil.
401308-01
MODE toets zo vaak kort indrukken, tot de indicatie TRIP 2 op het display verschijnt.
SET toets 5 - 10 seconden indrukken.
De indicatie RPM 2 verschijnt.
Info
Het toerental kan in stappen van 50 worden ingesteld.
RPM 2 is het toerental vanaf het moment dat het schakellicht continu brandt.
Het toerental RPM 2 moet altijd hoger zijn dan het toerental RPM 1.
Het toerental met de MODE en SET toets instellen.
Info
De MODE toets verhoogt de waarde.
De SET toets verlaagt de waarde.
De beide toetsen voor ca. 15 seconden niet indrukken.
De indicatie RPM 2 gaat uit en het ingestelde toerental is opgeslagen.
8 INBEDRIJFNAME 57
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
8 INBEDRIJFNAME 58
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
Motor inrijden. ( pag. 58)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 7.500 1/min
Tip
Tijdens de inrijperiode het schakellicht instellen op het aangegeven motortoerental.
Schakeltoerental RPM 1 instellen. ( pag. 55)
Schakeltoerental RPM 2 instellen. ( pag. 56)
Vol gasgeven vermijden!
8 INBEDRIJFNAME 59
8.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor breken van het bagagesysteem.
Als u een bagagedrager op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u rekening houden met de gegevens van de producent over de
maximale belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
8 INBEDRIJFNAME 60
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig worden geplaatst en het
gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Op het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting letten.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 125 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 210 kg
9 RIJ-INSTRUCTIES 61
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden moeten altijd de toestand van het voertuig en de verkeersveiligheid worden gecontroleerd.
Het voertuig moet zich tijdens het rijden in een technisch onberispelijke staat bevinden.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 160)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 107)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 110)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 110)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 113)
Controleren of de remmen werken.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 148)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 86)
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 128)
Bandenspanning controleren. ( pag. 130)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9 RIJ-INSTRUCTIES 62
9.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kunnen
veroorzaken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
9 RIJ-INSTRUCTIES 63
B00782-10
Op het voertuig gaan zitten, zijstandaard ontlasten en met de voet helemaal omhoog
zwenken.
Noodstopschakelaar in de stand drukken.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand te draaien.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer 2 seconden het geluid
van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Versnelling stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair N brandt.
(RC 125)
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer uit wanneer het voer-
tuig gaat rijden.
E-starterknop indrukken.
Info
E-starterknop pas indrukken als de functiecontrole van het gecombineerde
instrument is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten wordt gasgegeven,
wordt geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Ten minste 5 seconden wachten
tot de volgende startpoging.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat blijft
de motor stilstaan.
9 RIJ-INSTRUCTIES 64
401685-15
ABS uitschakelen (RC 125)
KTM adviseert altijd met ABS te rijden. Er kunnen zich echter rijsituaties voordoen,
waarin een ABS niet gewenst is.
Voorwaarde
Voertuig staat stil, motor draait.
Toets
3 - 5 seconden indrukken.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat knipperen, het ABS is gedeactiveerd.
9.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gasgeven.
Tip
Als de motor afslaat tijdens het starten, alleen de koppelingshendel trekken en e-starterknop indrukken. De versnelling hoeft
niet stationair te worden geschakeld.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
9 RIJ-INSTRUCTIES 65
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStoringen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAfleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letselEraf vallen van de bijrijder.
De bijrijder moet goed op het bijrijderzadel gaan zitten en zich vasthouden aan de bestuurder of aan de grepen. De voeten op
de bijrijdervoetsteunen zetten. De voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
9 RIJ-INSTRUCTIES 66
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorOververhitting van de motor.
Als het waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur gaat branden, moet de motorfiets worden gestopt en de motor uitgezet.
De motor laten afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Als u toch doorrijdt terwijl het
waarschuwingslampje voor de koelmiddeltemperatuur brandt beschadigt de motor.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.
401950-11
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere versnellin-
gen schakelen.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de zes voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De
1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 4 balkjes op de temperatuurindicatie branden.
9 RIJ-INSTRUCTIES 67
De snelheid aanpassen aan de weggesteldheid en weersituatie. Vooral in bochten mag
er niet worden geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje motordiagnose gaat branden, moet u
meteen stoppen, de motor afzetten en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-
garage.
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
9 RIJ-INSTRUCTIES 68
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
(RC 125)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door ABS.
De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk remmen leidt tot blokkering van de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Om te remmen gas loslaten en tegelijkertijd met voorwiel- en achterwielrem remmen.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBlokkeren van het wiel door de remwerking van de motor.
Bij het remmen in geval van nood, volledig remmen en bij remmen op gladde ondergrond moet u altijd de koppeling
trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderd wegcontact door remmen in schuine stand of remmen op een ondergrond die aan de
zijkanten afloopt.
Remmen afsluiten voordat u een bocht inrijdt.
9 RIJ-INSTRUCTIES 69
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere ver-
snelling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de
motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
(RC 200)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Om te remmen gas loslaten en tegelijkertijd met voorwiel- en achterwielrem remmen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere ver-
snelling.
Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de
motor niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
9 RIJ-INSTRUCTIES 70
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze op de zijstandaard
staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot de ontsteking ingeschakeld blijft, wordt de
stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken en ontlaadt de accu. Motor daarom altijd met het contact-
slot uitzetten, de noodstopschakelaar is alleen bestemd voor noodgevallen.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de stand draaien. Om
het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstanden heen en weer bewegen. Contactsleutel
eruit trekken.
9 RIJ-INSTRUCTIES 71
9.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401448-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen
omvallen en wegrollen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 72
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 73
L02129-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 28)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant
van de vulopening met brandstof bij-
vullen.
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
10 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 194)
Tankdop sluiten. ( pag. 29)
10 SERVICESCHEMA 74
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden of uit de aanbevolen werkzaamheden, moet een
extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de twee jaar
ieder jaar
om de 15.000 km
om de 7.500 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Controleren of de elektrische installatie werkt.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 160)
Remschijven controleren. ( pag. 106)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 110)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 113)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 128)
Bandenspanning controleren. ( pag. 130)
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 107)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 110)
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. Voorvorkservice en schokdemperservice afhankelijk van
behoefte en gebruiksdoel.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 92)
10 SERVICESCHEMA 75
om de twee jaar
ieder jaar
om de 15.000 km
om de 7.500 km
na 1.000 km
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 148)
Controleren of de radiateurventilator werkt.
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen.
Kabels controleren op beschadiging en knikken.
Klepspeling controleren.
Klepspeling controleren, bougie vervangen.
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Balhoofdlagerspeling controleren.
Koplampstand-dimlicht controleren. ( pag. 144)
Koplampstand - groot licht controleren. ( pag. 145)
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Na proefrit foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen.
Service-indicatie resetten.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het serviceboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 SERVICESCHEMA 76
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de vier jaren
ieder jaar
om de 7.500 km
na 1.000 km
Achterbruglagers controleren.
Wiellager controleren.
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, kettingen, ...) smeren en controleren of ze soepel bewe-
gen.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op scheu-
ren, lekkages en controleren of ze goed zijn gelegd.
Antivries controleren.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Koelmiddel verversen.
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN 77
11.1 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met bagage en bijrijder en
zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
L02186-10
Door het draaien van de stelring
met de haaksleutel uit het boordgereedschap de
veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 1 klik
Standaard 4 klikken
Sport 4 klikken
Volledige nuttige last 8 klikken
Haaksleutel schokdemper (90529077000)
Info
Het veervoorspanning kan in 10 verschillende standen worden ingesteld.
11 CHASSIS AFSTELLEN 78
11.2 Versnellingshendel instellen
Info
Het instelbereik van de versnellingshendel is beperkt.
L02125-11
Moer
losdraaien en daarbij aan draadstang
tegenhouden.
Info
Moer
heeft linkse schroefdraad.
Moer
losdraaien en daarbij aan draadstang
tegenhouden.
Versnellingshendel door het draaien van de schakelstang
instellen.
Voorgeschreven waarde
Instelbereik
schakelstang
150… 162 mm
Info
De verstelling moet aan beide kanten gelijkmatig worden uitgevoerd.
Ten minste 5 schroefgangen moeten in de lagers zijn ingeschroefd.
Instelhoek
controleren.
Voorgeschreven waarde
Instelhoek
schakelstang omkering
versnellingshendel
75°
Moer
vastdraaien en daarbij aan draadstang
tegenhouden.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6 10 Nm
11 CHASSIS AFSTELLEN 79
Moer
vastdraaien en daarbij aan draadstang
tegenhouden.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6LH 10 Nm
Controleren of de versnellingshendel werkt en soepel kan schakelen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 80
12.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
L02147-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Bussenkit voor hefbok (90229955044)
Universele Vadapter (61029955244)
Hefbok achter (61029055400)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug en de bevestigingen.
Motorfiets opkrikken.
12.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 81
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard
plaatsen.
12.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 80)
L02126-10
Voorwaarde
Beschermkapje
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 82
L02148-01
Stuur in rechtuitstand zetten. Hefbok positioneren.
Bevestiging (61029955620)
Hefbok vooraan (61029055500)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets vooraan opkrikken.
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
L02149-01
Hoofdwerk
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok vooraan verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 83
L02126-10
Beschermkap
monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 80)
12.5 Bestuurderszadel verwijderen
L02118-10
Contactsleutel in zadelslot
steken en met de klok mee draaien.
Bestuurderszadel achter optillen, naar de achteren trekken en naar boven toe verwijde-
ren.
Contactsleutel uit zadelslot trekken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 84
12.6 Bestuurderszadel monteren
401921-10
Uitsparingen
van bestuurderszadel aan brandstoftank vasthaken, bestuurderszadel
naar voren schuiven en achter neerlaten.
Uitsteeksel
grijpt in de uitsparing.
Controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
12.7 Bijrijderzadel verwijderen
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 83)
L02191-10
Hoofdwerk
Schroef
met ring verwijderen.
Bijrijderzadel optillen en verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 85
12.8 Bijrijderzadel monteren
G01073-10
Hoofdwerk
Bijrijderzadel positioneren.
Beide haken
grijpen in de houders
.
Bijrijderzadel vooraan neerlaten en naar achteren schuiven.
L02191-11
Schroef
met ring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bijrijderzadel M6 7 Nm
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gemonteerd bijrijderzadel kan uit de ver-
ankering springen.
Na het monteren van het bijrijderzadel moet deze omhoog worden getrokken
om te controleren of hij goed is vergrendeld.
Controleren of het bijrijderzadel correct is gemonteerd.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 84)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 86
12.9 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 86)
12.10 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 87
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 80)
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 197)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 197)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 80)
12.11 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 88
L02128-10
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Versnelling stationair schakelen.
In de buurt van het glijblok de ketting omhoog in richting van de achterbrug duwen en
kettingspanning
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Kettingspanning 5… 7 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 89)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 89
12.12 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te los
zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op
een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 80)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 90
L02192-10
Hoofdwerk
(RC 200)
Moer
losdraaien.
Moeren
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5… 7 mm
Stelschroeven
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner
in dezelfde positie staan ten opzichte van de referen-
tiemarkeringen
. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig. Controleer daarom de instelling op
verschillende plekken van de ketting.
Moeren
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 90 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 91
L02150-10
(RC 125)
Moer
losdraaien.
Moeren
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5… 7 mm
Stelschroeven
links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner
in dezelfde positie staan ten opzichte van de referen-
tiemarkeringen
. Zo is het achterwiel correct is uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig. Controleer daarom de instelling op
verschillende plekken van de ketting.
Moeren
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
tegen de stelschroeven
liggen.
Moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 90 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 92
12.13 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
100132-10
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 93
1 2 3 18 19 20
00
0
BB
0
0
AA
401288-10
Versnelling stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht
.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting kettingslijtage 15 kg
De afstand
van 20 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschillende
plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand
op het langste stuk
van de ketting
301,6 mm
»
Als de afstand
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 94
L02167-10
In het bereik na het glijblok de ketting omhoog duwen.
Glijblok controleren op slijtage.
»
Als het glijblok door slijtage zo veel materiaal heeft verloren, dat in het bereik
de boring van de schroef
van boven zichtbaar is:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Glijblok vastzetten.
12.14 Accuafdekking verwijderen
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 83)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 95
L02144-10
Hoofdwerk
Lus
naar achteren trekken.
Accuafdekking
naar voren trekken en naar boven toe verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 96
12.15 Accuafdekking monteren
L02141-10
Hoofdwerk
Accuafdekking
positioneren en naar achteren trekken.
Accuafdekking vergrendelt met een hoorbare klik.
Controleren of de accuafdekking goed zit.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 84)
12.16 Bugspoiler demonteren
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 103)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 100)
G01029-10
Hoofdwerk
Schroeven
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 97
G00976-12
Schroef
verwijderen.
G00977-12
Schroeven
verwijderen.
G01721-13
Schroef
verwijderen.
Schroef
verwijderen.
Bugspoiler verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 98
12.17 Bugspoiler monteren
G01721-14
Hoofdwerk
Bugspoiler positioneren.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steunplaat bugspoiler achter aan
motor
M6 9 Nm
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steunplaat bugspoiler achter aan
motor
M6 9 Nm
G00977-13
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steunplaat bugspoiler achter M6 6 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 99
G00976-13
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bugspoiler rechts aan voetsteun-
houder
M6 7 Nm
G01029-11
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bugspoiler M6 7 Nm
Nawerk
Zijbekleding links monteren. ( pag. 101)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 104)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 100
12.18 Zijbekleding links demonteren
G00963-10
Schroeven
verwijderen.
Schroeven
verwijderen.
Uitsteeksel in bereik
lostrekken.
G00964-10
Spreidnagels
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 101
L02200-10
Zijbekleding naar buiten zwenken.
Slang
uit de slanggeleiding
trekken.
Zijbekleding verwijderen.
12.19 Zijbekleding links monteren
L02200-11
Slang
in de slanggeleiding
positioneren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 102
G00963-10
Zijbekleding positioneren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef zijbekleding M6 7 Nm
In bereik
op de zijbekleding drukken.
Uitsteeksel klikt in de boring aan bugspoiler vast.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef zijbekleding aan koplampkap M6 6 Nm
L02198-10
Spreidnagels
monteren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 103
12.20 Zijbekleding rechts demonteren
L02178-10
Schroeven
verwijderen.
Schroeven
verwijderen.
Uitsteeksel in bereik
lostrekken.
L02185-10
Spreidnagels
verwijderen.
Zijbekleding verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 104
12.21 Zijbekleding rechts monteren
L02178-10
Zijbekleding positioneren.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef zijbekleding M6 7 Nm
In bereik
op de zijbekleding drukken.
Uitsteeksel klikt in de boring aan bugspoiler vast.
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef zijbekleding aan koplampkap M6 6 Nm
L02185-10
Spreidnagels
monteren.
13 REMSYSTEEM 105
13.1 ABS / Anti Blokkeer Systeem (RC 125)
402052-10
De ABS-unit
bestaat uit een hydraulische unit, ABSbesturingsunit en retourpomp en
is onder het zadel gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor
aan het voor- en
achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperkte werking ABS
Het spinnen van het achterwiel met vastgehouden voorwielrem (burn out) is uit-
sluitend toegestaan als het ABS uitgeschakeld is.
Bij wijzigingen zoals kortere en langere veerafstanden, andere velgdiameters,
andere banden, verkeerde bandenspanning, andere remplaketten en dergelijke
kan het ABS niet meer optimaal werken. De optimale werking van het ABS is
enkel gegarandeerd, wanneer voor het remsysteem uitsluitend door KTM vrijge-
geven en/of aanbevolen reserveonderdelen en banden worden gebruikt.
Servicewerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd. (De
geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVoertuig slaat om
In extreme rijsituaties (bijvoorbeeld bagage met hoog zwaartepunt, wisselend
wegdek, steil bergaf rijden, vol remmen zonder uitkoppelen) kan niet altijd wor-
den voorkomen dat het voertuig omslaat. Pas het rijgedrag aan de toestand van
de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende remcircuits (voorwiel- en ach-
terwielrem). Bij normaal rijden werkt het remsysteem als een conventioneel remsysteem
zonder ABS. Pas wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel herkent,
13 REMSYSTEEM 106
begint het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan
een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje
moet na het inschakelen van de ontsteking gaan bran-
den en uitgaan wanneer het voertuig rijdt. Wanneer het lampje na het optrekken niet uit-
gaat of tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het
ABS is dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsys-
teem zelf blijft gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden, wanneer in extreme rijsituaties het
toerental van het voor- of achterwiel sterk van elkaar afwijken, bijv. bij een wheelie of als
het achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Wanneer u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geacti-
veerd. Het ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit wanneer het voertuig rijdt.
Met de toets
kan het ABS met de hand worden uitgeschakeld (zie starten).
13.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM 107
400480-10
De remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de rem-
schijf overeenkomt met maat
.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in het bereik van het raak-
vlak
van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde.
Remschijven vervangen.
Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven vervangen.
13.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
13 REMSYSTEEM 108
L02132-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
.
» Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 108)
13.4 Remvloeistof voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
13 REMSYSTEEM 109
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 110)
L02133-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Schroeven
verwijderen.
Deksel
met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 195)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13 REMSYSTEEM 110
13.5 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
L02134-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van voorwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van voorwielrem vervangen.
13.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM 111
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
L02196-10
(RC 200)
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN markering
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 112)
L02136-10
(RC 125)
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»
Als het vloeistofpeil de MIN markering
heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. ( pag. 112)
13 REMSYSTEEM 112
13.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Gebruik alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking!
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 113)
13 REMSYSTEEM 113
L02197-10
Hoofdwerk
(RC 200)
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot markering
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 195)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
L02137-10
(RC 125)
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
met membraan
verwijderen.
Remvloeistof tot markering
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 195)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
13.8 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM 114
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
M00460-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
controleren.
Minimale plaketdikte
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
13.9 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
13 REMSYSTEEM 115
L02135-10
Veer
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en rempedaalcilinderzuiger heen en weer bewegen en
vrije slag
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag van de rempedaal instellen. ( pag. 115)
Veer
vasthaken.
13.10 Vrije slag rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
13 REMSYSTEEM 116
L02135-11
Veer
losmaken.
Moer
losdraaien en met de schroef
de aangegeven vrije slag
instellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Info
Het instelbereik is beperkt.
Schroef
tegenhouden en moer
vastdraaien.
Veer
vasthaken.
14 WIELEN, BANDEN 117
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 80)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 81)
L02193-10
Hoofdwerk
(RC 200)
Schroef
en schroeven
losdraaien.
Schroef
ca. 6 slagen eruit schroeven en met de hand op de schroef drukken, om
de steekas uit de asopname te schuiven. Schroef
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde rem-
schijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden bescha-
digd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
14 WIELEN, BANDEN 118
L02181-12
(RC 125)
Schroeven
verwijderen en spatbord opzij duwen.
Schroef
verwijderen en wieltoerentalsensor
uit de boring trekken.
Schroef
en schroeven
losdraaien.
Schroef
ca. 6 slagen eruit schroeven en met de hand op de schroef drukken, om
de steekas uit de asopname te schuiven. Schroef
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet gebruiken als het voorwiel is gedemonteerd.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
14 WIELEN, BANDEN 119
L02194-10
Hoofdwerk
(RC 200)
Afstandsbussen
verwijderen.
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
en loopvlakken
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 197)
Afstandsbussen erin zetten.
Schroefdraad van de steekas en schroef
reinigen.
Voorwiel positioneren en steekas plaatsen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M8 20 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 82)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14 WIELEN, BANDEN 120
L02183-11
(RC 125)
Afstandsbussen
verwijderen.
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
en loopvlakken
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 197)
Afstandsbussen erin zetten.
L02182-11
Schroefdraad van de steekas en schroef
reinigen.
Voorwiel positioneren en steekas plaatsen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M8 20 Nm
Wieltoerentalsensor
in boring positioneren. Schroef
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wieltoeren-
talsensor
M6 9 Nm Loctite
®
243™
Schroeven
monteren en vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf lig-
gen en een drukpunt aanwezig is.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 82)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
14 WIELEN, BANDEN 121
Schroeven
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 82)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 80)
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 80)
14 WIELEN, BANDEN 122
L02192-11
Hoofdwerk
(RC 200)
Moer
en ring verwijderen. Kettingspanner
verwijderen.
Achterwiel vasthouden en steekas
met ring en kettingspanner
eruit trekken.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van het kettingwiel verwij-
deren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde rem-
schijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden bescha-
digd.
Achterwiel naar achteren trekken uit de achterbrug verwijderen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
14 WIELEN, BANDEN 123
L02150-11
(RC 125)
Schroef
verwijderen en wieltoerentalsensor
uit de boring trekken.
Moer
en ring verwijderen. Kettingspanner
verwijderen.
Achterwiel vasthouden en steekas
met ring en kettingspanner
eruit trekken.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van het kettingwiel verwij-
deren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde rem-
schijven.
Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijven niet worden bescha-
digd.
Achterwiel naar achteren trekken uit de achterbrug verwijderen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gedemonteerd.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
14 WIELEN, BANDEN 124
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGeen remwerking bij het intrappen van de achterwielrem.
Na het monteren van het achterwiel altijd het rempedaal intrappen totdat er een drukpunt aanwezig is.
Hoofdwerk
(RC 200)
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren. ( pag. 127)
L02199-11
Afstandsbussen
verwijderen.
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
en loopvlakken
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 197)
Afstandsbussen erin zetten.
Schroefdraad van de steekas en moer
reinigen.
Aangrijppunten aan de remklauwhouder en achterbrug reinigen.
Achterwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op het kettingwiel leggen.
14 WIELEN, BANDEN 125
L02192-12
Achterwiel naar achteren trekken en steekas
met ring en kettingspanner
monteren.
Info
Kettingspanner
links en rechts in dezelfde positie monteren.
Moer
en ring monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners tegen de schroeven lig-
gen en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie
ten opzichte van de referentiemarkeringen
staan. Zo is het achterwiel correct
is uitgelijnd.
Moer steekas achter M14x1,5 90 Nm
(RC 125)
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren. ( pag. 127)
L02151-11
Afstandsbussen
verwijderen.
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
en loopvlakken
van de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 197)
Afstandsbussen erin zetten.
14 WIELEN, BANDEN 126
Schroefdraad van de steekas en moer
reinigen.
Aangrijppunten aan de remklauwhouder en achterbrug reinigen.
Achterwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op het kettingwiel leggen.
L02150-13
Achterwiel naar achteren trekken en steekas
met ring en kettingspanner
monteren.
Info
Kettingspanner
links en rechts in dezelfde positie monteren.
Moer
en ring monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners tegen de schroeven lig-
gen en moer
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie
ten opzichte van de referentiemarkeringen
staan. Zo is het achterwiel correct
is uitgelijnd.
Moer steekas achter M14x1,5 90 Nm
Wieltoerentalsensor
in boring positioneren. Schroef
monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wieltoeren-
talsensor
M6 9 Nm Loctite
®
243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 80)
14 WIELEN, BANDEN 127
14.5 Demperpakkingen achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel overgebracht via 6 demperpakkingen op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwielhouder en de achterwielnaaf.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 80)
Achterwiel demonteren. ( pag. 121)
L02153-10
Hoofdwerk
Lager
controleren.
» Wanneer de lager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Demperpakkingen
van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
L02152-10
Achterwiel met het kettingwiel naar boven op een werkbank leggen en de steekas in de
naaf steken.
Om de speling
te controleren, achterwiel vasthouden en proberen het kettingwiel te
draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het kettingwiel.
Speling demperpakkingen achterwiel 5 mm
14 WIELEN, BANDEN 128
»
Als de speling
groter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervangen.
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 123)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 80)
14.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOncontroleerbaar rijgedrag door klappen van een band.
Beschadigde of versleten banden voor uw eigen veiligheid meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
14 WIELEN, BANDEN 129
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden
in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwerpen tijdens het rijden in
de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT-aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste twee cijfers op het
jaar van productie.
KTM adviseert de banden uiterlijk na 5 jaar te wisselen, onafhankelijk van de
daadwerkelijke slijtage van de banden.
» Als de band ouder is dan 5 jaar:
Banden vervangen.
14 WIELEN, BANDEN 130
14.7 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning zonder bijrijder
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
15 ELEKTRONICA 131
15.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 83)
Accuafdekking verwijderen. ( pag. 94)
L02156-10
Hoofdwerk
Minuspoolafdekking
naar achteren trekken.
Minkabel
van de accu loskoppelen.
15 ELEKTRONICA 132
L02157-11
Pluspoolafdekking
naar achteren trekken.
Pluskabel
van de accu loskoppelen.
Rubberband
losmaken.
Accu naar boven toe uit de accuhouder trekken.
Info
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken. In beide gevallen kun-
nen elektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Het voertuig is dan niet meer verkeersveilig.
15.2 Accu monteren
L02157-10
Hoofdwerk
Accu in de accuhouder positioneren.
Info
De accupolen moeten zich aan de bovenkant bevinden.
Rubberband
vasthaken.
Pluskabel
op de accu aansluiten.
Pluspoolafdekking
positioneren.
15 ELEKTRONICA 133
L02156-11
Minkabel
op de accu aansluiten.
Minuspoolafdekking
positioneren.
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 96)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 84)
Tijd instellen. ( pag. 55)
15.3 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vlammen uit de buurt van de accu houden. De accu alleen in goed geventileerde ruimtes laden.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
15 ELEKTRONICA 134
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. Geef de accu af bij uw geautoriseerde
KTM-dealer of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 83)
Accuafdekking verwijderen. ( pag. 94)
Minkabel van de accu loskoppelen om beschadiging van de boordelektronica te voorko-
men.
15 ELEKTRONICA 135
L02139-10
Hoofdwerk
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel
nooit verwijderen.
Acculader na het laden uitschakelen. Accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 96)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 84)
Tijd instellen. ( pag. 55)
15 ELEKTRONICA 136
15.4 Zekeringen ABS vervangen (RC 125)
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder de beschermkap naast de minpool van de accu. Met deze beide zekeringen zijn
de retourpomp en de hydraulische unit van de ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de ABS-besturingsunit is afgezekerd
bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 83)
Accuafdekking verwijderen. ( pag. 94)
L02158-10
Zekering hydraulische ABS-eenheid vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elek-
trisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
15 ELEKTRONICA 137
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088015) ( pag. 187)
Tip
Nieuwe reservezekering
in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een
bij u heeft als het nodig is.
Beschermkapje monteren.
L02158-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering
verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elek-
trisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (90111088025) ( pag. 187)
Tip
Nieuwe reservezekering
in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een
bij u heeft als het nodig is.
Beschermkapje monteren.
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 96)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 84)
15 ELEKTRONICA 138
15.5 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de hoofdzekering en de zekeringen voor de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich naast de pluspool
van de accu.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 83)
Accuafdekking verwijderen. ( pag. 94)
L02202-10
Hoofdwerk
(RC 200)
Zekeringenblokdeksel openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 30 A - hoofdzekering
Zekering 2 - 15 A - starterhulprelais, alarminstallatie (OPTIONEEL)
Zekering 3 - 15 A - besturingsunit, hoofdrelais
Zekering 4 - 15 A - bobine
Zekering 5 - 15 A - radiateurventilator
Zekering 6 - 15 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer, groot licht, dimlicht, zij-
licht, achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 7 - geen functie
Zekering 8 - geen functie
Zekering 9 - 10 A - extra apparatuur
Zekering 10 - 10 A - extra apparatuur
15 ELEKTRONICA 139
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elek-
trisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 187)
Zekering (75011088015) ( pag. 187)
Zekering (75011088030) ( pag. 187)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
heeft als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
15 ELEKTRONICA 140
L02275-10
(RC 125)
Zekeringenblokdeksel openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 30 A - hoofdzekering
Zekering 2 - 15 A - starterhulprelais, alarminstallatie (OPTIONEEL)
Zekering 3 - 15 A - besturingsunit, hoofdrelais
Zekering 4 - 15 A - bobine
Zekering 5 - 15 A - radiateurventilator
Zekering 6 - 15 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer, groot licht, dimlicht, zij-
licht, achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 7 - 10 A - gecombineerd instrument, besturingsunit
Zekering 8 - 5 A - ABS-besturingsunit
Zekering 9 - 10 A - extra apparatuur
Zekering 10 - 10 A - extra apparatuur
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad
.
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elek-
trisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088005) ( pag. 187)
15 ELEKTRONICA 141
Zekering (75011088010) ( pag. 187)
Zekering (75011088015) ( pag. 187)
Zekering (75011088030) ( pag. 187)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen, zodat u er een bij u
heeft als het nodig is.
De werking van de stroomverbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Accuafdekking monteren. ( pag. 96)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 84)
15.6 Dimlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
15 ELEKTRONICA 142
L02161-10
Hoofdwerk
Fitting
tegen de klok in draaien.
Fitting met dimlichtlamp
uit koplamphuis trekken.
Fitting met dimlichtlamp van stekker
loskoppelen en verwijderen.
Nieuwe fitting met dimlichtlamp op stekker steken.
Dimlicht (H11 / Sockel PGJ19-2) ( pag. 188)
L02166-10
Fitting met dimlichtlamp in koplamphuis positioneren.
Fitting met de klok mee draaien.
Controleren of het licht werkt.
15 ELEKTRONICA 143
15.7 Grootlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorLagere lichtsterkte.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
L02162-10
Hoofdwerk
Fitting
tegen de klok in draaien.
Fitting met grootlichtlamp
uit koplamphuis trekken.
Fitting met grootlichtlamp van stekker
loskoppelen en verwijderen.
Nieuwe fitting met grootlichtlamp op stekker steken.
Groot licht (H11 / Sockel PGJ19-2) ( pag. 188)
15 ELEKTRONICA 144
L02165-10
Fitting met grootlichtlamp in koplamphuis positioneren.
Fitting met de klok mee draaien.
Controleren of het licht werkt.
15.8 Koplampstand-dimlicht controleren
0
0
AA
0
0
BB
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 cm
Voertuig op een afstand
loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Koplampstand-dimlicht controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
15 ELEKTRONICA 145
Lichtbundelbreedte koplamp - dimlicht instellen. ( pag. 146)
15.9 Koplampstand - groot licht controleren
0
0
BB
0
0
AA
0
0
BB
400575-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 cm
Voertuig op een afstand
loodrecht voor de muur zetten en het groot licht inschake-
len.
Voorgeschreven waarde
Afstand
5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Koplampstand - groot licht controleren.
Het midden van de lichtbundel moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuurder,
eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als het midden van de lichtbundel niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte koplamp - groot licht instellen. ( pag. 146)
15 ELEKTRONICA 146
15.10 Lichtbundelbreedte koplamp - dimlicht instellen
L02164-10
Hoofdwerk
Door schroef
te draaien de lichtbundelbreedte van het dimlicht instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder, even-
tueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen (aangebracht
bij: koplampstand-dimlicht controleren).
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundelbreedte en draaien tegen de
klok in versmalt de lichtbundelbreedte.
Nawerk
Koplampstand-dimlicht controleren. ( pag. 144)
15.11 Lichtbundelbreedte koplamp - groot licht instellen
L02163-10
Hoofdwerk
Door schroef
te draaien de lichtbundelbreedte van het groot licht instellen.
Voorgeschreven waarde
Het midden van de lichtkegel moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder, eventu-
eel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen (aangebracht bij:
koplampstand - groot licht controleren).
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundelbreedte en draaien tegen de
klok in versmalt de lichtbundelbreedte.
Nawerk
Koplampstand - groot licht controleren. ( pag. 145)
16 KOELSYSTEEM 147
16.1 Koelsysteem
L02160-10
Door de waterpomp
in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop
. Door de uitzetting van de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar
het vaste reservoir
. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer teruggezogen in
het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat
er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
125 °C
16 KOELSYSTEEM 148
402242-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator
die door een thermoscha-
kelaar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde radiateurribben verlagen de
koelwerking.
16.2 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
16 KOELSYSTEEM 149
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
M00464-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir
controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 154)
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddelpeil in vast reservoir corrigeren. ( pag. 152)
16 KOELSYSTEEM 150
16.3 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 103)
M00464-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Dop van het vaste reservoir
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
16 KOELSYSTEEM 151
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 194)
Sluitdop op het vaste reservoir monteren.
L02266-11
Radiateurdop
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Koelmiddel ( pag. 194)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 154)
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 104)
16 KOELSYSTEEM 152
16.4 Koelmiddelpeil in vast reservoir corrigeren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Voorwerk
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 148)
M00464-12
Hoofdwerk
Dop
van vast reservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de MAX markering vullen.
Koelmiddel ( pag. 194)
Dop op het vaste reservoir monteren.
16 KOELSYSTEEM 153
16.5 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 103)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 100)
Bugspoiler demonteren. ( pag. 96)
L02173-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Schroef
verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
16 KOELSYSTEEM 154
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapboring waterpomp
(RC 125)
M6 8 Nm
Sluitschroef aftapboring waterpomp
(RC 200)
M6 8 Nm
16.6 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Met koelmiddel verontreinigde kleding wisselen. Koelmiddel buiten bereik van kinderen houden.
L02266-10
Hoofdwerk
Radiateurdop
verwijderen.
16 KOELSYSTEEM 155
L02265-10
Ontluchtingsschroef
drie slagen losdraaien.
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen uit de ontluchtingsschroef stroomt en
de ontluchtingsschroef meteen vastdraaien.
Koelmiddel ( pag. 194)
Radiateur volledig vullen met koelmiddel. Radiateurdop monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en warm laten draaien.
M00464-11
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
Dop van het vaste reservoir
verwijderen en koelmiddelpeil tot de markering MAX vul-
len.
Dop van het vaste reservoir monteren.
Nawerk
Bugspoiler monteren. ( pag. 98)
Zijbekleding links monteren. ( pag. 101)
16 KOELSYSTEEM 156
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 104)
17 MOTOR AFSTELLEN 157
17.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de gaskabel-
speling
bepalen.
Gaskabelspeling 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Speling van de gaskabel instellen. ( pag. 158)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Gaskabellegging controleren.
17 MOTOR AFSTELLEN 158
17.2 Gaskabelspeling instellen
G01075-10
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet
terugschuiven.
Contramoer
losdraaien.
Speling van de gaskabel met de stelschroef
instellen.
Voorgeschreven waarde
Gaskabelspeling 3… 5 mm
Contramoer
vastdraaien.
Manchet
terugschuiven.
17.3 Koppelingshendelspeling controleren
L02111-11
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Koppelingshendel trekken totdat weerstand gevoeld wordt
en de koppelingshendelspeling
bepalen.
Koppelingshendelspeling 1… 3 mm
» Als de speling van de koppelingshendel niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Speling van de koppelingskabel instellen. ( pag. 159)
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen speling heeft, begint de koppe-
ling te verschuiven.
Voor het gebruik van de motorfiets altijd eerst de speling van de koppelingshendel
controleren.
17 MOTOR AFSTELLEN 159
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
De speling van de koppelingshendel mag niet veranderen.
» Als de speling van de koppelingshendel verandert:
Legging van de koppelingkabel controleren.
17.4 Koppelingskabelspeling instellen
L02155-10
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet
terugschuiven.
Contramoer
losdraaien.
Speling van de koppelingskabel
met de stelschroef
instellen.
Voorgeschreven waarde
Koppelingshendelspeling 1… 3 mm
Contramoer
vastdraaien.
Manchet
terugschuiven.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 160
18.1 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
L02201-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en dan pas controleren.
De motorolie moet tussen de onder- en bovenkant van het kijkglas staan.
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 163)
18.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 161
Info
De motorolie moet bij warme motor worden afgetapt.
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 103)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 100)
Bugspoiler demonteren. ( pag. 96)
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.
L02168-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef
met keerring verwijderen.
Oliezeef
met keerring verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroef en oliezeef grondig reinigen.
Oliezeef
positioneren en olieaftapschroef
met keerring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef (RC 125) M24x1,5 15 Nm
Olieaftapschroef (RC 200) M24x1,5 15 Nm
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 162
L02169-10
Schroeven
verwijderen. Oliefilterdop
met keerring verwijderen.
Oliefilter
uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
L02170-10
Oliefilter
erin zetten.
Keerring van het oliefilterdop smeren met olie. Oliefilterdop
monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdeksel (RC 125) M5 8 Nm
Schroef oliefilterdeksel (RC 200) M5 8 Nm
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage
van de motor.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 163
0
0
66
L02203-10
Olievulschroef
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie 1,5 l Buitentemperatuur:
0… 50 °C
Motorolie
(SAE 15W/50)
( pag. 194)
Buitentemperatuur:
10… 40 °C
Motorolie
(SAE 10W/40)
( pag. 195)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Bugspoiler monteren. ( pag. 98)
Zijbekleding links monteren. ( pag. 101)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 104)
Motoroliepeil controleren. ( pag. 160)
18.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 164
0
0
11
401955-10
Hoofdwerk
Olievulschroef
met keerring van het koppelingsdeksel verwijderen en motorolie vul-
len.
Motorolie (SAE 15W/50) ( pag. 194)
Motorolie (SAE 10W/40) ( pag. 195)
Info
Het mengen van verschillende soorten motorolie wordt afgeraden omdat de
motorolie dan niet de volle werking bereikt.
We adviseren de olie te verversen als das nodig is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 160)
19 REINIGING, ONDERHOUD 165
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Bij het reinigen van het voertuig met een hogedrukreiniger, de waterstraal niet direct op de elektrische componenten, stekkers, bow-
denkabels, lagers etc. richten. Een minimale afstand van 60 cm tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhou-
den. Een te hoge druk kan storingen veroorzaken of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.
Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten, om het indringen van water te voorkomen.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten
en daarna behandelen met een kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 198)
19 REINIGING, ONDERHOUD 166
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte
spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbrengen, altijd eerst met water
afspoelen.
Als er met het voertuig door strooizout is gereden, moet het met koud water wor-
den gereinigd. Warm water zou de zoutwerking versterken.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed
worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door nat of vervuild remsys-
teem.
Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toegankelijke plaatsen van de
motor en het remsysteem.
Manchetten van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het ingedrongen water kan ver-
dampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 86)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber ( pag. 197)
19 REINIGING, ONDERHOUD 167
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken ( pag. 198)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen niet polijsten, omdat de
materiaalkwaliteit anders sterk beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een mild
reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
( pag. 198)
Contact-/stuurslot oliën.
Universele oliespray ( pag. 198)
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt moet rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten er
voorzorgsmaatregelen worden getroffen tegen het agressieve strooizout.
Als er met het voertuig door strooizout is gereden, moet het na het rijden met koud water worden gereinigd. Warm water zou de
zoutwerking versterken.
19 REINIGING, ONDERHOUD 168
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 165)
Remmen gereinigd.
Info
Na het rijden over met zout bestrooide wegen ALTIJD de remklauwen en rempla-
ketten in afgekoelde en gemonteerde toestand grondig met koud water reinigen
en goed laten drogen.
Na het rijden op wegen met strooizout moet de motorfiets grondig met koud
water worden gereinigd en goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (m.u.v. de remschij-
ven) behandelen met een antiroestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen aangezien daar-
door de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 86)
20 STALLING 169
20.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u de onderstaande maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaamhe-
den, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voor-
komt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets, brandstofadditief bijmen-
gen.
Brandstofadditief ( pag. 197)
Brandstof tanken. ( pag. 72)
Motorfiets reinigen. ( pag. 165)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 160)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 150)
Bandenspanning controleren. ( pag. 130)
Accu demonteren. ( pag. 131)
Accu laden. ( pag. 133)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu zonder directe
blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 80)
20 STALLING 170
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 81)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor de kleppen en uitlaat gaan
roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 82)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 80)
Accu laden. ( pag. 133)
Accu monteren. ( pag. 132)
Tijd instellen. ( pag. 55)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 61)
Een proefrit maken.
21 FOUTEN OPSPOREN 171
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij indrukken van
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 62)
Accu leeg Accu laden. ( pag. 133)
Zekering 1, 3, 4 of 7 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
Geen massaverbinding aanwezig Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door bij getrokken
koppelingshendel
Er is een versnelling geschakeld Versnelling stationair schakelen.
Er is een versnelling geschakeld en de
zijstandaard is uitgeklapt
Versnelling stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt niet
aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoeren.
( pag. 62)
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
( pag. 148)
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem Koelmiddel aftappen. ( pag. 153)
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 154)
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Zekering 5 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
21 FOUTEN OPSPOREN 172
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor wordt overmatig heet Defect aan het ventilatiesysteem van
de radiateur
Radiateursysteem controleren.
Waarschuwingslampje
motordiagnose (MIL) brandt rood
Fout in brandstof-inspuitsysteem Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitle-
zen.
Motor slaat af tijdens het rijden Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 72)
Zekering 1, 3, 4 of 7 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
ABS-waarschuwingslampje brandt
(RC 125)
Zekering ABS gesmolten Zekeringen ABS vervangen. ( pag. 136)
Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting geknikt Ontluchtingsslang knikvrij leggen en indien nodig
vervangen.
Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 160)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeef reinigen. ( pag. 160)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
Richtingaanwijzers, remlicht en claxon
werken niet
Zekering 6 gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
Tijd wordt niet meer of niet correct
weergegeven
Zekering 7 gesmolten (RC 125) Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
Tijd instellen. ( pag. 55)
Accu leeg Contact bij het parkeren van het voer-
tuig niet uitgeschakeld
Accu laden. ( pag. 133)
21 FOUTEN OPSPOREN 173
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Accu leeg Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Er wordt niets weergegeven op het dis-
play van gecombineerd instrument
Zekering 7 gesmolten (RC 125) Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
Tijd instellen. ( pag. 55)
Zekering 2 doorgesmolten (RC 200) Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 138)
Tijd instellen. ( pag. 55)
Snelheidsindicatie op gecombineerd
instrument werkt niet
Kabelboom voor de snelheidsindicatie
en/of stekkerverbinding verroest
Kabelboom en steekverbinding controleren.
22 KNIPPERCODE 174
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Impulsgever meetbereik of vermogensprobleem
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
06 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te laag
Regelklepsensor circuit A - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor-inlaatluchtbuis - ingangsignaal te laag
Druksensor-inlaatluchtbuis - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
11 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Stationair-regeling - toerental onder vereiste waarde
Stationair-regeling - toerental boven vereiste waarde
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangsignaal te hoog
22 KNIPPERCODE 175
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
14 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofsensor - storing in schakelcircuit
Brandstofsensor - kortsluiting met massa
Brandstofsensor - kortsluiting met plus
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellinghoeksensor - aannemelijkheid
Hellinghoeksensor - storing in schakelcircuit
Hellinghoeksensor - kortsluiting met massa
Hellinghoeksensor - kortsluiting met plus
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
16 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Motor radiateurventilator - storing in schakelcircuit
Motor radiateurventilator - ingangsignaal te laag
Motor radiateurventilator - ingangsignaal te hoog
22 KNIPPERCODE 176
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
17 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde - storing in schakelcircuit
Lambdasonde - ingangsignaal te laag
Lambdasonde - ingangsignaal te hoog
Lambdasonde - geen functie
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
18 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 8x kort
Voorwaarde voor fout Motordiagnose-waarschuwingslampje (MIL) - storing in schakelcircuit
Waarschuwingslampje motordiagnose (MIL) - kortsluiting met massa
Waarschuwingslampje motordiagnose (MIL) - kortsluiting met plus
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
19 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout Waarschuwingslampje brandstofpeil - storing in schakelcircuit
Waarschuwingslampje brandstofpeil - ingangsignaal te laag
Waarschuwingslampje brandstofpeil - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
21 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Motorbesturingsrelais - uitschakelvertraging
22 KNIPPERCODE 177
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
22 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Motortoerental signaal - storing in schakelcircuit
Motortoerental signaal - ingangsignaal te laag
Motortoerental signaal - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
23 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Rijsnelheidssensor - meetbereik of vermogensprobleem
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
24 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Systeemspanning - te laag
Systeemspanning - te hoog
Systeemspanning - onaannemelijke waarde
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
25 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Zijstandaardschakelaar - aannemelijkheid
Zijstandaardschakelaar - storing in schakelcircuit
Zijstandaardschakelaar - kortsluiting met massa
Zijstandaardschakelaar - kortsluiting met plus
22 KNIPPERCODE 178
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
26 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Referentiespanning sensor A - ingangsignaal te laag
Referentiespanning sensor A - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
27 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Referentiespanning sensor B - ingangsignaal te laag
Referentiespanning sensor B - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitventiel - storing in schakelcircuit
Inspuitventiel - ingangsignaal te laag
Inspuitventiel - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Brandstofpompregeling - storing in schakelcircuit
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te laag
Brandstofpompregeling - ingangsignaal te hoog
22 KNIPPERCODE 179
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
45 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Verwarming lambdasonde - storing in schakelcircuit
Verwarming-lambdasonde - onderbreking/kortsluiting met massa
Verwarming-lambdasonde - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
49 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout Stationair-regeling - ingangsignaal te laag
Stationair-regeling - ingangsignaal te hoog
Stationair-regeling - storing in schakelcircuit
23 TECHNISCHE GEGEVENS 180
23.1 Motor
23.1.1 RC 125
Constructie 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 125 cm³
Slag 47,2 mm
Boring 58 mm
Compressie 12,8:1
Distributie DOHC, 4 nokvolger kleppen aangestuurd door nokvolger, aandrij-
ving door ketting
Klepdiameter inlaat 22,5 mm
Klepdiameter uitlaat 19 mm
Klepspeling inlaat koud 0,08… 0,12 mm
Klepspeling uitlaat koud 0,13… 0,17 mm
Krukaslagers 2 kogellagers
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 olieschraapring
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 1 rotorpomp
Primaire overbrenging 22:72
Koppeling Koppeling oliebad / mechanisch bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:34
2e versnelling 15:31
23 TECHNISCHE GEGEVENS 181
3e versnelling 18:28
4e versnelling 21:26
5e versnelling 22:23
6e versnelling 24:22
Mengselbewerking Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 296 W
Bougie BOSCH VR 5 NE
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
Bougie BOSCH Super R6 VR 5 NIEUW
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koelmiddel door
waterpomp
Stationair toerental 1.450… 1.550 1/min
Starthulp E-starter
23.1.2 RC 200
Bouwwijze 1-cilinder 4-takt ottomotor, vloeistofgekoeld
Cilinderinhoud 200 cm³
Slag 49 mm
Boring 72 mm
Compressie 11,5:1
Distributie DOHC, 4 nokvolger kleppen aangestuurd door nokvolger, aandrij-
ving door ketting
23 TECHNISCHE GEGEVENS 182
Klepdiameter inlaat 28,5 mm
Klepdiameter uitlaat 24 mm
Klepspeling inlaat koud 0,08… 0,12 mm
Klepspeling uitlaat koud 0,13… 0,17 mm
Krukaslagers 2 kogellagers
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 olieschraapring
Motorsmering Drukcirculatiesmering met 1 rotorpomp
Primaire overbrenging 22:72
Koppeling Koppeling in oliebad / mechanisch geactiveerd
Versnelling 6-versnelling met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:34
2e versnelling 15:31
3e versnelling 18:28
4e versnelling 21:26
5e versnelling 22:23
6e versnelling 24:22
Mengselbewerking Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 296 W
Bougie BOSCH VR 5 NE
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 183
Bougie BOSCH Super R6 VR 5 NIEUW
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Radiateur Vloeistofkoeling permanente circulatie koelmiddel door waterpomp
Stationair toerental 1.450… 1.550 1/min
Starthulp E-starter
23.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorontluchtingsplaat M5 7 Nm Loctite
®
243™
Schroef oliefilterdeksel M5 8 Nm
Schroef stator M5 8 Nm Loctite
®
243™
Schroef steunplaat M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef steunplaat statorkabel M5 8 Nm Loctite
®
243™
Moer waterpompwiel M6 10 Nm Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M6 12 Nm
Schroef distributiekettingspanner M6 12 Nm
Schroef dynamodeksel M6 12 Nm
Schroef geleider distributiekettingspan-
ner
M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef kettinguitvalbescherming M6 11 Nm Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 12 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 12 Nm
Schroef lagerborging M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6x40 12 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 184
Schroef motorhuis M6x60 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef nokkenaslagerplaat M6 11 Nm
Schroef oliepomp M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 12 Nm
Schroef steunplaat keerring koppelings-
deksel
M6 11 Nm Loctite
®
243™
Schroef steunplaat vrijloopwiel M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef vastzethendel M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 12 Nm Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 12 Nm
Sluitschroef aftapboring waterpomp M6 8 Nm
Moer drijfstanglager (RC 125) M7 24 Nm
Schroef drijfstanglager (RC 200) M7 24 Nm
Moer uitlaatflens M8 22 Nm
Schroef nokkenastandwiel M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef tandwiel compensatie-as
(RC 125)
M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef tandwiel compensatie-as
(RC 200)
M8 25 Nm Loctite
®
243™
Schroef terugzetveer automatische ver-
snelling
M8 12 Nm Loctite
®
243™
Tapeind uitlaatflens M8 22 Nm
Oliedrukschakelaar M10 14 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 185
Schroef cilinderkop (RC 125) M10 1e trap
25 Nm
2e trap
50 Nm
Schroefdraad gesmeerd met
olie, hoofdsteun ingevet
Schroef cilinderkop (RC 200) M10 1e niveau
25 Nm
2e niveau
50 Nm
Schroefdraad gesmeerd met
olie, hoofdsteun ingevet
Schroef rotor M10 46 Nm Loctite
®
243™
Watertemperatuursensor M10 14 Nm
Bougie M12 15 Nm
Moer hulpcilinder M14LH 60 Nm Loctite
®
243™
Moer primair wiel / distributiekettin-
grondsel
M14 55 Nm Loctite
®
243™
Olieaftapschroef M24x1,5 15 Nm
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 Motorolie
Motorolie 1,5 l Buitentemperatuur: 0… 50 °C Motorolie (SAE 15W/50)
( pag. 194)
Buitentemperatuur: 10…
40 °C
Motorolie (SAE 10W/40)
( pag. 195)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1 l Koelmiddel ( pag. 194)
23 TECHNISCHE GEGEVENS 186
23.3.3 Brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 10 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 194)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
23.4 Chassis
Frame Buisframe van staalbuis, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension
Schokdemper WP Suspension
Remsysteem
voor Schijfrem met remklauw met vier zuigers
achter Schijfrem met remklauw met enkele zuiger, vlottend gelagerd
Veerweg
voor 125 mm
achter 150 mm
Remschijven - diameter
voor 300 mm
achter 230 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
Bandenspanning zonder bijrijder
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
23 TECHNISCHE GEGEVENS 187
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging (RC 125) 14:45
Secundaire overbrenging (RC 200) 14:42
Ketting 5/8 x 1/4” (520) keerring
Balhoofdhoek 66,5°
Wielstand 1.340±15 mm
Zadelhoogte onbelast 820 mm
Bodemvrijheid onbelast 178 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (RC 125) 140 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (RC 200) 141,5 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 125 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 210 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
23.5 Elektronica
Accu ETZ-9-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering (RC 125) 75011088005 5 A
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 90111088025 25 A
Zekering 75011088030 30 A
23 TECHNISCHE GEGEVENS 188
Dimlicht H11 / Sockel PGJ19-2 12 V
55 W
Groot licht H11 / Sockel PGJ19-2 12 V
55 W
Zijlicht LED
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
Richtingaanwijzer LED
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Band voor Band achter
110/70 R 17 M/C 54S TL
MRF revz FC
150/60 R 17 M/C 66S TL
MRF revz C
Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
http://www.ktm.com
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 90501000000
Voorvork WP Suspension
Voorvorklengte 736 mm
Voorvorkolie 460 ml Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1) ( pag. 196)
23 TECHNISCHE GEGEVENS 189
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 90504010000
Schokdemper WP Suspension
Veervoorspanning
Comfort 1 klik
Standaard 4 klikken
Sport 4 klikken
Volledige nuttige last 8 klikken
Statische veerweg 14 mm
Dynamische veerweg 45… 50 mm
Inbouwlengte 300 mm
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef kettingkast EJOT PT
®
K60x30 4 Nm
Uitlaatklem - 10 Nm
Overige moeren chassis M4 3 Nm
Overige schroeven chassis M4 3 Nm
Schroef EFI-besturingsunit M4 3 Nm
Moer bevestigingsplaat aan nummer-
plaathouder
M5 4 Nm
Moer reflector aan bevestigingsplaat M5 7 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef ABS slangklem (RC 125) M5 6 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 190
Schroef accuvak M5 4 Nm
Schroef afdekking vóór accuvak M5 4 Nm
Schroef brandstofpomp M5 5 Nm
Schroef hellinghoeksensor M5 6 Nm Loctite
®
243™
Schroef kettingbescherming M5 7 Nm Loctite
®
204™
Schroef onderste deel achterkant M5 4 Nm
Schroef tankklep M5 5 Nm
Schroef verdraaiborging stuureinde M5 4 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M5 5 Nm Loctite
®
243™
Bolkopbout voetsteun M6 9 Nm
Moer achterlicht M6 7 Nm
Moer instelling rempedaal M6 10 Nm
Moer nummerplaatdrager M6 8,5 Nm
Moer schakelstang M6 10 Nm
Moer schakelstang M6LH 10 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef ABS-module aan steunplaat
ABS-module (RC 125)
M6 7 Nm
Schroef ABS-sensorwiel achter (RC 125) M6 6 Nm Loctite
®
204™
Schroef accuvak M6 6 Nm
Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel
aan frame
M6 7 Nm
Schroef bijrijderzadel M6 7 Nm
Schroef bobine M6 9 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 191
Schroef bugspoiler M6 7 Nm
Schroef bugspoiler rechts aan voetsteun-
houder
M6 7 Nm
Schroef contactslot M6 11 Nm
Schroef glijblok M6 7 Nm
Schroef houder spanningsregelaar M6 11 Nm
Schroef houder wieltoerentalsensor
(RC 125)
M6 9 Nm Loctite
®
243™
Schroef kabelhouder zijstandaardscha-
kelaar
M6 9 Nm Loctite
®
243™
Schroef kettingbescherming M6 7 Nm
Schroef koplampkap M6 7 Nm
Schroef koplampkapstructuur aan kop-
lamphouder
M6 6 Nm
Schroef luchtfilterbak aan frame M6 6 Nm
Schroef luchtfilterbakafdekking M6 3 Nm
Schroef luchtinlaat radiateur aan frame M6 6 Nm
Schroef magneethouder zijstandaard M6 4 Nm Loctite
®
243™
Schroef massakabel aan frame M6 7 Nm
Schroef nummerplaathouder aan num-
merplaatdrager
M6 7 Nm
Schroef radiateurhouder M6 6 Nm
Schroef rempedaalcilinder M6 9 Nm Loctite
®
243™
Schroef remslanggeleiding aan onderste
kroonplaat
M6 7 Nm Loctite
®
243™
23 TECHNISCHE GEGEVENS 192
Schroef remvloeistofreservoir achterwiel-
rem
M6 7 Nm
Schroef remvloeistofreservoir voorwiel-
rem
M6 8 Nm
Schroef spanningsregelaar M6 10 Nm
Schroef spatbord achter M6 7 Nm
Schroef spatbord vooraan aan asopname M6 7 Nm
Schroef spatbord vooraan bovenkant M6 7 Nm
Schroef spiegelhouder M6 9 Nm
Schroef steunplaat ABS-module aan
silentblok (RC 125)
M6 7 Nm
Schroef steunplaat bugspoiler achter M6 6 Nm
Schroef steunplaat bugspoiler achter
aan motor
M6 9 Nm
Schroef steunplaat EFI-besturingsunit M6 6 Nm
Schroef stuureinde M6 7 Nm Loctite
®
243™
Schroef vast reservoir M6 9 Nm
Schroef versnellingshendel omkering M6 11 Nm Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder M6 7 Nm
Schroef windscherm M6 9 Nm
Schroef zadelbevestiging voor M6 6 Nm
Schroef zijbekleding M6 7 Nm
Schroef zijbekleding aan koplampkap M6 6 Nm
Moer kettingwielschroef M8 27 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
23 TECHNISCHE GEGEVENS 193
Schroef bijrijdervoetsteunen M8 20 Nm Loctite
®
243™
Schroef brandstoftankbevestiging achter
aan frame
M8 16 Nm
Schroef claxon M8 7 Nm
Schroef einddemper M8 23 Nm
Schroef kettingbescherming M8 11 Nm
Schroef kroonplaat boven M8 15 Nm
Schroef motorhouder aan frame M8 24 Nm
Schroef rempedaal M8 17 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M8 30 Nm Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M8 20 Nm
Schroef versnellingshendel M8 17 Nm Loctite
®
243™
Schroef remklauw voor M8x1 30 Nm Loctite
®
204™
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef motorophanging M10 50 Nm
Holle schroef remkabel M10x1 24 Nm
Schroef schokdemper onder M10x1,25 50 Nm
Schroef voetsteunhouder voor M10x1,25 50 Nm
Schroef zijstandaardconsole M10x1,25 33 Nm Loctite
®
243™
Tapeind kettingwiel M10x1,25 50 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 90 Nm
Schroef balhoofd boven M16x1,5 52 Nm Loctite
®
204™
Lambdasonde M18x1,5 15 Nm
24 GEBRUIKSSTOFFEN 194
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardig koelmiddel met antiroestmiddel voor aluminiummotoren (ook in landen met hoge temperaturen). Min-
derwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en schuimvorming.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C antiroest/antivries
gedestilleerd water
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 199)
SAE ( pag. 199) (SAE 15W/50)
24 GEBRUIKSSTOFFEN 195
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Formula 4T
Motorolie (SAE 10W/40)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 199)
SAE ( pag. 199) (SAE 10W/40)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Formula 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en de juiste eigenschappen
heeft.
24 GEBRUIKSSTOFFEN 196
Aanbevolen leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 199) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.
25 HULPSTOFFEN 197
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
25 HULPSTOFFEN 198
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Polish & Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
26 NORMEN 199
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Voor motoren van
auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 200
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Accuafdekking
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Bestuurderszadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Bijrijderzadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Bugspoiler
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
D
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Dimlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
INDEX 201
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171-173
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gecombineerd instrument
activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
menu gemiddeld verbruik 1/gemiddeld verbruik 2 . . . . . . . 48
menu gemiddeld verbruik 2/service . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
menu gemiddelde snelheid/gemiddeld verbruik 1 . . . . . . . 47
menu reikwijdte/rijtijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
menu rijtijd/gemiddelde snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
menu service/reikwijdte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
menu totaal traject ODO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
menu traject 1 TRIP 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
menu traject 2 TRIP 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
temperatuurindicatie koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
vulpeilindicatie in brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
waarschuwingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
weergave TRIP F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Grepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Grootlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 57
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 61
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Kilometer of mijl
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
INDEX 202
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Knippercode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174-179
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
in vast reservoir corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Koplampstand - groot licht
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Koplampstand-dimlicht
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Koppelingshendelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Koppelingskabelspeling
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
L
Lichtbundelbreedte koplamp - dimlicht
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Lichtbundelbreedte koplamp - groot licht
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
met hefbok vooraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
van hefbok vooraan nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Motorolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Oliezeef
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
INDEX 203
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Schakeltoerental RPM 1
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Schakeltoerental RPM 2
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Seinlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74-76
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
INDEX 204
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Tijd
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Voertuig beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Voetsteunen bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73, 186
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163, 185
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Z
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . . 138
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Zijbekleding links
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Zijbekleding rechts
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
*3213246nl*
3213246nl
10/2014
KTM Motorrad AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207

KTM RC 200 2015 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor