HP ProBook 4446s Notebook PC Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

HP notebook
Gebruikershandleiding
© Copyright 2012 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. AMD is een handelsmerk
van Advanced Micro Devices, Inc. SD Logo
is een handelsmerk van zijn eigenaar.
Microsoft en Windows zijn in de Verenigde
Staten gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, september 2012
Artikelnummer van document: 702226-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Neem voor de recentste informatie in deze
handleiding contact op met de
ondersteuning. Voor ondersteuning in de
VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/
contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning
gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/
us/en/wwcontact_us.html.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale
verkooppunt (de verkoper) als u meer
informatie wilt of als u een verzoek om
volledige restitutie van het aankoopbedrag
van de computer wilt indienen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Welkom ............................................................................................................................................................ 1
Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4
Bovenkant ............................................................................................................................................ 4
Touchpad ............................................................................................................................. 4
Lampjes ............................................................................................................................... 4
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ........................... 7
Toetsen .............................................................................................................................. 10
Voorkant ............................................................................................................................................. 11
Rechterkant ........................................................................................................................................ 13
Linkerkant ........................................................................................................................................... 13
Beeldscherm ...................................................................................................................................... 14
Onderkant ........................................................................................................................................... 17
Onderdelen aan onderkant van computer herkennen ........................................................................ 18
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................ 20
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 20
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 20
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 20
Bedieningselementen van het besturingssysteem gebruiken ........................... 21
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 21
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 21
Draadloos netwerk instellen .............................................................................. 22
Draadloze router configureren .......................................................................... 22
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 22
Verbinding maken met een WLAN .................................................................... 23
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ......................................... 24
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 24
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 24
4 Aanwijsapparaten en toetsenbord .............................................................................................................. 26
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 26
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen ........................................................................ 26
Touchpad gebruiken .......................................................................................................... 26
Touchpad in- en uitschakelen ........................................................................... 27
v
Navigeren .......................................................................................................... 27
Selecteren ......................................................................................................... 28
Aanraakbewegingen gebruiken ......................................................................... 28
Tikken ............................................................................................... 29
Schuiven ........................................................................................... 29
Knijpen/zoomen ................................................................................ 30
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 30
Sneltoetsen herkennen ...................................................................................................... 30
Toetsenblokken gebruiken ................................................................................................. 31
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..... 32
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen .................. 32
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde
toetsenblok ....................................................................................... 33
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..... 33
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................ 33
5 Multimedia ..................................................................................................................................................... 35
Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken ........................................................... 35
Audio .................................................................................................................................................. 35
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 35
Audiofuncties op de computer controleren ........................................................................ 36
Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 36
Video .................................................................................................................................................. 37
VGA ................................................................................................................................... 38
HDMI (alleen bepaalde modellen) ..................................................................................... 38
Audio configureren voor HDMI .......................................................................................... 39
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 40
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 40
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 40
Energiebesparende standen gebruiken ............................................................................. 40
Slaapstand activeren en beëindigen ................................................................. 41
Door de gebruiker geactiveerde sluimerstand in- en uitschakelen .................................... 41
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand ........................................... 42
Energiemeter gebruiken .................................................................................................... 42
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................................ 42
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 42
Aanvullende informatie over de accu opzoeken ................................................................ 43
Accucontrole gebruiken ..................................................................................................... 43
Acculading weergeven ....................................................................................................... 43
Ontlaadtijd van de accu maximaliseren ............................................................................. 43
vi
Omgaan met een lage acculading ..................................................................................... 44
Lage acculading herkennen .............................................................................. 44
Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 44
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 44
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 44
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................................. 45
Accu plaatsen .................................................................................................... 45
Een accu verwijderen ........................................................................................ 45
Optionele beveiligingsschroef gebruiken ........................................................................... 46
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 47
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen ................................................................ 47
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................................. 48
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen ............................................................... 48
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 49
Netvoedingsadapter testen ................................................................................................ 50
Omschakelbaar videosysteem/dubbel videosysteem (alleen bepaalde modellen) ............................ 50
Omschakelbaar videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................. 51
Dubbel videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................... 51
7 Externe kaarten en apparaten ...................................................................................................................... 52
Kaarten voor mediakaartlezers gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................. 52
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 52
Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 52
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 53
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 54
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 54
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 54
Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 55
8 Schijfeenheden ............................................................................................................................................. 56
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 56
Externe vaste schijven gebruiken ....................................................................................................... 56
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen ...................................................................... 57
Onderpaneel verwijderen .................................................................................. 57
Onderpaneel terugplaatsen ............................................................................... 57
Vaste schijf vervangen of upgraden .................................................................................. 58
Vaste schijf verwijderen .................................................................................... 59
Vaste schijf plaatsen ......................................................................................... 60
Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 61
vii
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................... 61
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................. 61
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................ 61
Status van HP 3D DriveGuard herkennen ........................................................ 62
Energiebeheer met een geparkeerde vaste schijf ............................................. 62
HP 3D DriveGuard software gebruiken ............................................................. 62
Optische-schijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde modellen) ....................................................... 63
Achterhalen welk type optische-schijfeenheid is geïnstalleerd .......................................... 63
Optische schijf plaatsen ..................................................................................................... 64
Optischeschijfeenheid met lade ........................................................................ 64
Optische schijf verwijderen ................................................................................................ 64
Optischeschijfeenheid met lade ........................................................................ 64
Als de lade normaal opengaat .......................................................... 64
Als de lade niet normaal opengaat ................................................... 65
Optische-schijfeenheden delen ......................................................................................... 67
9 Beveiliging ..................................................................................................................................................... 68
Computer beveiligen .......................................................................................................................... 68
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 69
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 69
Wachtwoorden instellen in Computer Setup ...................................................................... 70
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................. 71
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren ............................................................ 73
DriveLock-wachtwoord in Computer Setup beheren ......................................................... 73
DriveLock-wachtwoord instellen ........................................................................ 74
DriveLock-wachtwoord invoeren ....................................................................... 75
DriveLock-wachtwoord wijzigen ........................................................................ 76
DriveLock-beveiliging verwijderen ..................................................................... 77
Automatische DriveLock van Computer Setup gebruiken ................................................. 77
Wachtwoord voor Automatische DriveLock opgeven ........................................ 77
Beveiliging met Automatische DriveLock verwijderen ....................................... 78
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 78
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 78
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 79
HP ProtectTools Security Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) ....................................... 79
Optionele beveiligingskabel installeren .............................................................................................. 79
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................................. 80
Locatie van de vingerafdruklezer ....................................................................................... 80
10 Onderhoud ................................................................................................................................................... 82
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 82
viii
De computer reinigen ......................................................................................................................... 84
Reinigingsproducten .......................................................................................................... 84
Reinigingsprocedures ........................................................................................................ 85
Beeldscherm reinigen ....................................................................................... 85
Zijkanten en deksel reinigen ............................................................................. 85
Touchpad en toetsenbord reinigen ................................................................... 85
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 86
SoftPaq Download Manager gebruiken .............................................................................................. 86
11 Back-up en herstel ...................................................................................................................................... 87
Een back-up maken van uw gegevens .............................................................................................. 87
Systeemherstelactie uitvoeren ........................................................................................................... 88
Windows herstelprogramma’s gebruiken ........................................................................... 88
f11-herstelprogramma's gebruiken .................................................................................... 89
De dvd met het besturingssysteem Windows 8 gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen) ............................................................................................................................ 89
HP Software Setup gebruiken ........................................................................................... 90
12 Computer Setup (BIOS) en Advanced System Diagnostics ................................................................... 91
Computer Setup gebruiken ................................................................................................................ 91
Computer Setup starten ..................................................................................................... 91
Navigeren en selecteren in Computer Setup ..................................................................... 91
Fabrieksinstellingen in Computer Setup herstellen ........................................................... 92
BIOS bijwerken .................................................................................................................. 92
BIOS-versie bepalen ......................................................................................... 93
BIOS-update downloaden ................................................................................. 93
Advanced System Diagnostics gebruiken .......................................................................................... 94
13 Ondersteuning ............................................................................................................................................ 96
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 96
Labels ................................................................................................................................................. 97
14 Specificaties ................................................................................................................................................ 98
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 98
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 98
Bijlage A Reizen met de computer ................................................................................................................. 99
Bijlage B Problemen oplossen ..................................................................................................................... 101
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen ............................................................................. 101
ix
Problemen oplossen ......................................................................................................................... 101
De computer kan niet worden ingeschakeld .................................................................... 101
Het beeldscherm is leeg .................................................................................................. 102
De software werkt niet goed ............................................................................................ 102
De computer staat aan maar reageert niet ...................................................................... 102
De computer is ongewoon warm ..................................................................................... 102
Een extern apparaat werkt niet ........................................................................................ 103
De draadloze netwerkverbinding werkt niet ..................................................................... 103
De lade van de optischeschijfeenheid gaat niet open bij het verwijderen van een cd of
dvd ................................................................................................................................... 103
De computer herkent de optische-schijfeenheid niet ....................................................... 104
Een schijf wordt niet afgespeeld ...................................................................................... 104
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ..................................................... 105
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ....... 105
Bijlage C Elektrostatische ontlading ............................................................................................................ 106
Index ................................................................................................................................................................. 107
x
1Welkom
Nadat u de computer gebruiksklaar hebt gemaakt en hebt geregistreerd, moet u de volgende stappen
uitvoeren:
Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u
verbinding kunt maken met internet. Zie
Verbinding maken met een netwerk op pagina 20 voor
meer informatie.
Uw antivirussoftware bijwerken - Bescherm uw computer tegen schade door virussen. De
software is vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie
Antivirussoftware gebruiken op pagina 78
voor meer informatie.
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer.
Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Aanwijsapparaten en
toetsenbord op pagina 26 voor aanvullende informatie.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer
geïnstalleerde software.
Rechtsklik op het startscherm en klik op het pictogram Alle apps in de linkerbenedenhoek van
het scherm. Voor meer informatie over het gebruik van software die bij de computer is geleverd,
raadpleegt u de instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn verstrekt bij de
software, of staan op de website van de fabrikant.
1
Informatie zoeken
De computer bevat verschillende hulpmiddelen voor het uitvoeren van uiteenlopende taken.
Hulpmiddelen Informatie over
Instellingsinstructies de poster
De computer gebruiksklaar maken
Onderdelen van de computer herkennen
Windows 8 Basics handleiding Overzicht van het gebruik van en navigatie in Windows® 8.
Help en ondersteuning
Als u Help en ondersteuning wilt openen vanaf het
startscherm, typt u h en selecteert u Help en
ondersteuning.
Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde
ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/
country/us/en/wwcontact_us.html.
Informatie over het besturingssysteem
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Krijgen van ondersteuning
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Selecteer om deze gids te openen de app HP
Support Assistant app op het startscherm, selecteer
Computer, en selecteer de
gebruikershandleidingen.
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
Informatie over het afvoeren van accu's
Handleiding voor veiligheid en comfort
Selecteer om deze gids te openen de app HP
Support Assistant app op het startscherm, selecteer
Computer, en selecteer de
gebruikershandleidingen.
– of –
Ga naar
http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding
en gezonde werkgewoonten
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Folder met alle telefoonnummers wereldwijd
Dit boekje wordt bij de computer geleverd.
Telefoonnummers voor ondersteuning van HP
HP website
Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde
ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/
country/us/en/wwcontact_us.html.
Informatie over ondersteuning
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
Accessoires die voor het apparaat beschikbaar zijn
2 Hoofdstuk 1 Welkom
Hulpmiddelen Informatie over
Beperkte garantie*
U kunt als volgt de garantie weergeven:
Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
– of –
Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Garantiegegevens
*U vindt de beperkte garantie die van toepassing is op uw HP-product in de gebruikershandleidingen op uw computer en/of
op de cd/dvd in de verpakking. In sommige landen of regio's wordt door HP een gedrukte versie van de HP beperkte
garantie meegeleverd in de doos. In sommige landen/regio's is de gedrukte versie van de garantie-informatie niet
beschikbaar. In dit geval kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen via
http://www.hp.com/go/orderdocuments of schrijft u
naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Oceanië: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Informatie zoeken 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpad, aan/uit-knop Hiermee kunt u het touchpad in- en uitschakelen.
(2) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
(3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(4) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
Lampjes
OPMERKING: Raadpleeg de illustratie die het meest met uw computer overeenkomt.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere
niet-benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
(3)
Lampje van de webbrowser Aan: de computer is ingeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(4)
Lampje voor draadloze communicatie
Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/
of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie
is uitgeschakeld.
(5) Touchpad, lampje
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
Bovenkant 5
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
(3)
Webbrowserlampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(4)
Lampje voor draadloze communicatie Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/
of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is
uitgeschakeld.
(5) Touchpadlampje
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
OPMERKING: Raadpleeg de illustratie die het meest met uw computer overeenkomt.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u
kort op de aan/uit-knop om de hibernationstand te
beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan/uit-knop ingedrukt houden,
resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Microsoft® Windows geen effect hebben, houdt u de
aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de
computer uit te schakelen.
Als u meer wilt weten over de instellingen voor
energiebeheer, typt u p op het startscherm om de lijst Apps
weer te geven. Klik op Instellingen en selecteer
Energiebeheer in de weergegeven opties, of ga naar
Energiebeheer op pagina 40.
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het geluid van de computer weergegeven.
Bovenkant 7
Onderdeel Beschrijving
(3)
Webbrowserknop Hiermee opent u de standaardwebbrowser.
(4)
Knop voor draadloze communicatie Met deze knop kunt u de voorziening voor draadloze
communicatie in- en uitschakelen, maar geen draadloze
verbinding tot stand brengen.
(5) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u
kort op de aan/uit-knop om de hibernationstand te
beëindigen.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Microsoft® Windows geen effect hebben, houdt u de
aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de
computer uit te schakelen.
VOORZICHTIG: De aan/uit-knop ingedrukt houden,
resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als u meer wilt weten over de instellingen voor
energiebeheer, typt u p op het startscherm om de lijst Apps
weer te geven. Klik op Instellingen en selecteer
Energiebeheer in de weergegeven opties, of ga naar
Energiebeheer op pagina 40.
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het geluid van de computer weergegeven.
(3)
Webbrowserknop Hiermee opent u de standaardwebbrowser.
(4)
Knop voor draadloze communicatie Met deze knop kunt u de voorziening voor draadloze
communicatie in- en uitschakelen, maar geen draadloze
verbinding tot stand brengen.
(5) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
Bovenkant 9
Toetsen
OPMERKING: Raadpleeg de illustratie die het meest met uw computer overeenkomt.
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Hiermee geeft u systeeminformatie weer.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de
num lk-toets of de esc-toets om veelgebruikte
systeemfuncties uit te voeren.
(3)
Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets
om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie
uitgevoerd die wordt aangegeven door het pictogram in de
rechterbovenhoek van de toets.
(6)
Windows-applicatietoets Opent de balk Apps.
(7) num lock-toets Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Hiermee geeft u systeeminformatie weer.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de
num lk-toets of de esc-toets om veelgebruikte
systeemfuncties uit te voeren.
(3)
Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets
om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5)
Windows-applicatietoets Opent de balk Apps.
(6) num lock-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en
numerieke functies op het geïntegreerde numerieke
toetsenblok.
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt
opnieuw actief wanneer de computer weer wordt
ingeschakeld.
(7) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer num lock is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Voorkant
Voorkant 11
Onderdeel Beschrijving
(1)
Lampje vaste schijf
Knipperend wit: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de interne
vaste schijf geparkeerd.
(2) Mediakaartlezer Ondersteunt de volgende typen digitale kaarten:
Memory Stick Pro
Memory Stick Duo Pro (adapter vereist)
MultiMediaCard (MMC)
MultiMediaCardplus (MMC+)
Secure Digital-kaart (SD)
Secure Digital High Capacity-kaart (SDHC)
Secure Digital Extra Capacity-kaart (SDXC)
(3)
Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang) Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele
stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon,
een oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het
computergeluid via dat apparaat weer te geven.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u
het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie
over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende
informatie over veiligheid. Selecteer om deze gids te
openen de app HP Support Assistant app op het
startscherm, selecteer Computer, en selecteer de
gebruikershandleidingen.
OPMERKING: wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
(4)
Audio-ingang (microfoon) Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
USB 2.0-poorten (2) Hierop kunt u optionele USB-apparatuur aansluiten.
(2) Optische-schijfeenheden (alleen bepaalde
modellen)
Leest van en schrijft naar een optische schijf (alleen
bepaalde modellen).
(3) Lampje voor optische-schijfeenheden
(alleen bepaalde modellen)
Aan: Er wordt geschreven naar of gelezen van de
optische-schijfeenheid.
Uit: De optische-schijfeenheid is inactief.
(4) Uitwerpknop voor optische-schijfeenheden
(alleen bepaalde modellen)
Hiermee ontgrendelt u de schijflade van de optische-
schijfeenheid.
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Bevestigingspunt voor een beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: van de beveiligingskabel moet in de eerste
plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening
kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt
gebruikt of wordt gestolen.
(2) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
Rechterkant 13
Onderdeel Beschrijving
(3)
Lampje van de netvoedingsadapter/accu
Oranje: de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu is voor 0 tot 90 procent
opgeladen.
Wit: de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu is voor 90 tot 99 procent
opgeladen.
Knipperend oranje: een accu die de enige beschikbare
voedingsbron is, is bijna leeg. Wanneer de accu een
kritiek laag ladingsniveau bereikt, gaat het
netvoedings-/acculampje snel knipperen.
Uit: De accu is volledig opgeladen.
(4) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
(5)
Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(6)
RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
(7)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition televisie
en andere compatibele digitale apparatuur of
audioapparatuur.
(8)
USB 3.0-poorten (2) Hierop kunt u optionele USB-apparatuur aansluiten.
Beeldscherm
OPMERKING: Raadpleeg de illustratie die het meest met uw computer overeenkomt.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes voor draadloze communicatie worden
draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een
draadloos lokaal netwerk (WLAN).
(2) Interne microfoon(s) (1 of 2 afhankelijk van
model)
Hiermee neemt u geluid op.
(3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik.
(4) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Ga naar Help en support voor informatie over het gebruik van
de webcam. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
(5) Interne beeldschermschakelaar Als u het beeldscherm sluit terwijl de computer is ingeschakeld,
wordt het beeldscherm uitgeschakeld of de slaapstand
geïnitialiseerd.
OPMERKING: De beeldschermschakelaar is niet zichtbaar
aan de buitenkant van de computer.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u de sectie
over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Selecteer om deze gids te openen de app HP
Support Assistant app op het startscherm, selecteer Computer, en selecteer de gebruikershandleidingen.
Beeldscherm 15
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes voor draadloze communicatie worden
draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een
draadloos lokaal netwerk (WLAN).
(2) Interne microfoon(s) (1 of 2 afhankelijk van
model)
Hiermee neemt u geluid op.
(3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik.
(4) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Ga naar Help en support voor informatie over het gebruik van
de webcam. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
(5) Interne beeldschermschakelaar Als u het beeldscherm sluit terwijl de computer is ingeschakeld,
wordt het beeldscherm uitgeschakeld of de slaapstand
geïnitialiseerd.
OPMERKING: De beeldschermschakelaar is niet zichtbaar
aan de buitenkant van de computer.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u de sectie
over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Selecteer om deze gids te openen de app HP
Support Assistant app op het startscherm, selecteer Computer, en selecteer de gebruikershandleidingen.
16 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderkant
OPMERKING: De computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Ontgrendelingen voor accu en onderpaneel
Ontgrendel de accu uit de accuruimte door de
ontgrendelingen een keer te verschuiven.
Als de accu uit de accuruimte gehaald is, kunt het
onderpaneel uit de computer halen door de
ontgrendelen opnieuw te verschuiven.
(2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
Onderkant 17
Onderdeel Beschrijving
(3)
Onderpaneel Beschermt de vaste-schijfruimte, het moduleslot voor het
draadloze netwerk (WLAN) en de geheugenmoduleslots.
VOORZICHTIG: vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is goedgekeurd
voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die
verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot
apparatuur voor draadloze communicatie in uw land. Zo
voorkomt u dat het systeem niet meer reageert. Als er na
het vervangen van de module een waarschuwing
verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit van
de computer te herstellen. Neem vervolgens via Help en
ondersteuning contact op met de ondersteuning. Typ h op
het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
(4) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: de ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de
computer werkt.
Onderdelen aan onderkant van computer herkennen
OPMERKING: In de volgende illustratie is het onderpaneel verwijderd.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Geheugenmodules
18 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(2)
Vaste schijf
(3)
WLAN-moduleslot (alleen bepaalde modellen)
Onderdelen aan onderkant van computer herkennen 19
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt uw computer meenemen waar u ook naartoe gaat. Maar zelfs thuis kunt u de wereld
verkennen en de informatie van miljoenen websites ontsluiten met uw computer en een bekabelde of
draadloze netwerkverbinding. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u met die wereld in contact
komt.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van één of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
WLAN-apparaat (Wireless Local Area Network): hiermee kunt u verbinding maken met
draadloze lokale netwerken (ook wel Wi-Fi netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in
bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, café's, hotels
en universiteiten. In een WLAN communiceert het mobiele apparaat voor draadloze
communicatie in uw computer met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere apparaten die Bluetooth ondersteunen, zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer informatie over
de technologie voor draadloze communicatie. Typ h op het startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
U kunt de apparaten voor draadloze communicatie in de computer op een van de volgende manieren
in- of uitschakelen:
Knop of schakelaar voor draadloze communicatie (in dit hoofdstuk "knop voor draadloze
communicatie" genoemd)
Bedieningselementen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
Afhankelijk van het model heeft de computer een knop voor draadloze communicatie, één of meer
draadloze apparaten en één of twee lampjes voor draadloze communicatie. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (Wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie Wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie Uit is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie Oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Bedieningselementen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren, en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ n op het startscherm en selecteer Instellingen.
2. Typ network and sharing in het zoekvak en selecteer Netwerkcentrum.
Voor meer informatie typt u h op het startscherm en selecteert u Help en ondersteuning.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit
andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden via een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
OPMERKING: de begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze
netwerken, werken meestal met draadloze toegangspunten die een groot aantal computers en
accessoires ondersteunen, en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of
software aan te pas komt.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met WLAN-
infrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten, of een openbaar netwerk of
bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact
op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van de modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de draadloze router aansluit op de modem, en het testen van de internetservice.
OPMERKING: van uw internetprovider ontvangt u een gebruikersnaam en een wachtwoord voor
toegang tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
Draadloos netwerk instellen
Als u een draadloos netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, heeft u de
volgende apparatuur nodig:
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider;
Een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
Een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u heeft.
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geïnstalleerd draadloos netwerk dat is
verbonden met internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Voor hulp bij het installeren van uw WLAN raadpleegt u de informatie die wordt verstrekt door de
fabrikant van de router of door uw ISP.
Draadloze router configureren
Voor hulp bij het installeren van uw WLAN raadpleegt u de informatie die wordt verstrekt door de
fabrikant van de router of door uw ISP.
OPMERKING: wij adviseren u de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst op de router aan te sluiten met behulp van de netwerkkabel die bij de router is
geleverd. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, koppelt u de kabel los en
krijgt u toegang tot internet via uw draadloze netwerk.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel bij het instellen van een WLAN of het gebruiken van een bestaand WLAN altijd
beveiligingsvoorzieningen in om uw netwerk te beschermen tegen ongeoorloofde toegang. WLAN's in
openbare gelegenheden (hotspots), zoals cafés en luchthavens bieden mogelijk geen extra
beveiliging. Als u bezorgd bent om de beveiliging van uw computer in een hotspot, beperkt u uw
netwerkactiviteiten tot niet-vertrouwelijke e-mail en eenvoudig surfen op internet.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. U kunt de volgende voorzorgsmaatregelen treffen om uw
draadloze netwerk hiertegen te beschermen:
Gebruik een firewall.
Een firewall controleert zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn
verzonden, en verwijdert eventuele verdachte onderdelen. Er bestaan zowel softwarematige als
hardwarematige firewalls. Sommige netwerken maken gebruik van een combinatie van beide
types.
Gebruik codering voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Voor meer informatie typt
u h op het startscherm en selecteert u Help en ondersteuning.
Verbinding maken met een WLAN
U maakt als volgt verbinding met een WLAN:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje niet brandt, drukt u op de knop voor
draadloze communicatie.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
2. Tik op het bureaublad op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk en houd uw vinger erop, of klik met de rechtermuisknop op het
netwerkstatuspictogram.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een beveiligingscode in te voeren.
Typ de code en klik daarna op OK om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich
buiten het bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: Als u de WLAN niet ziet waarmee u verbinding wilt maken, rechtsklikt u op het
bureaublad op het pictogram voor de netwerkstatus en selecteert u Netwerkcentrum openen.
Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er verschijnt een lijst met
opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee te maken, of om een
nieuwe netwerkverbinding te maken.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, plaatst u de aanwijzer op het netwerkpictogram in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en de status van de verbinding te
controleren.
OPMERKING: het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 23
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging
van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de
volgende:
computers (desktopcomputers, notebookcomputers, pda's)
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, smartphones)
beeldapparaten (printers, camera's)
geluidsapparaten (headsets, luidsprekers)
muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Voor meer informatie
over het configureren en gebruiken van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de Help bij de Bluetooth-
software.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn twee soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een LAN-
verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat gebruikmaakt
van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! sluit geen modemkabel of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector,
om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer rechtstreeks op een router in uw huis wilt aansluiten
(in plaats van draadloos te werken), of als u op kantoor verbinding wilt maken met een bestaand
netwerk.
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
24 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 25
4 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Cursorbesturing gebruiken
OPMERKING: naast de bij de computer horende cursorbesturingen kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de
computer.
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten
aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de
aanwijzer instellen.
Ga als volgt te werk om de eigenschappen van de muis in Windows te openen:
Typ n op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer Muis.
Touchpad gebruiken
Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting waarin u de
aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknoppen van het touchpad zoals u de
overeenkomende knoppen op een externe muis zou gebruiken.
26 Hoofdstuk 4 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Touchpad in- en uitschakelen
Om het touchpad uit en in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan/uit-knop van het
touchpad.
In de volgende tabel worden de touchpadpictogrammen afgebeeld en beschreven.
Touchpad, lampje Pictogram Beschrijving
Oranje
Geeft aan dat het touchpad is uitgeschakeld.
Uit
Geeft aan dat het touchpad is ingeschakeld.
Navigeren
Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting waarin u de
aanwijzer wilt bewegen.
Cursorbesturing gebruiken 27
Selecteren
Gebruik de linker- en rechterknoppen van het touchpad zoals u de overeenkomstige knoppen op een
externe muis zou gebruiken.
Aanraakbewegingen gebruiken
Met het touchpad kunt u het aanwijsapparaat op het scherm bewegen door met uw vingers de actie
van de aanwijzer te besturen.
Het touchpad ondersteunt een aantal bewegingen. Om touchpadbewegingen te gebruiken, plaatst u
twee vingers gelijktijdig op het touchpad.
OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund.
1. Typ n op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer Muis in de lijst met apps.
2. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen, selecteer het apparaat in het venster dat wordt
weergegeven en klik vervolgens op Instellingen.
3. Klik op een beweging om de demonstratie te activeren.
U schakelt de bewegingen als volgt uit of in:
1. Typ n op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer Muis in de lijst met apps.
2. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen, selecteer het apparaat in het venster dat wordt
weergegeven en klik vervolgens op Instellingen.
3. Schakel het selectievakje in of uit naast de beweging die u wilt in- of uitschakelen.
4. Klik op Toepassen en daarna op OK.
28 Hoofdstuk 4 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Tikken
Als u een selectie wilt maken op het scherm, gebruikt u de de tikfunctie op het TouchPad.
Tik met één vinger in het TouchPad-gebied om een keuze te maken. Dubbeltik op een item om
het te openen.
OPMERKING: U kunt uw vinger ook op het TouchPad gedrukt houden om een helpscherm te
openen met informatie over het geselecteerde item.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op het TouchPad-gebied en sleep ze omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts.
Cursorbesturing gebruiken 29
Knijpen/zoomen
Door te knijpen en te zoomen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het touchpad en ze daarna van elkaar af te
bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op het touchpad en ze daarna naar elkaar toe te
bewegen.
Toetsenbord gebruiken
Sneltoetsen herkennen
Sneltoetsen zijn combinaties van de fn- toets met de esc- toets of met een van de functietoetsen.
U gebruikt een hotkey als volgt:
Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets van de sneltoetscombinatie.
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+esc Hiermee geeft u systeeminformatie weer.
fn+f1 Hiermee activeert u de slaapstand, waarbij uw gegevens in het systeemgeheugen worden
opgeslagen. Het beeldscherm en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en de
energiebesparingsmodus wordt geactiveerd.
Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
VOORZICHTIG: sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert, om het risico van
gegevensverlies te beperken.
fn+f2 Hiermee verlaagt u de helderheid van het beeldscherm.
fn+f3 Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm.
30 Hoofdstuk 4 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als er
bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, schakelt u met fn+f4 tussen weergave op
het computerbeeldscherm, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op de computer en de
monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om
videogegevens van de computer te ontvangen. Met de hotkey fn+f4 kunt u de weergave ook
schakelen van en naar andere apparaten die weergavegegevens van de computer ontvangen.
fn+f5 Hiermee start u de beveiligingsvoorziening QuickLock. QuickLock beschermt uw gegevens door het
aanmeldingsvenster van het besturingssysteem weer te geven. Als het aanmeldingsvenster wordt
weergegeven, kan de computer pas worden gebruikt nadat een gebruikerswachtwoord of
beheerderswachtwoord voor Windows is ingevoerd.
OPMERKING: het is noodzakelijk dat u een gebruikerswachtwoord of een beheerderswachtwoord
voor Windows instelt voordat u QuickLock gaat gebruiken. Zie Help en ondersteuning voor
instructies. Als u Help en ondersteuning wilt openen vanaf het startscherm, typt u h en selecteert u
Help en ondersteuning.
fn+f6 Hiermee geeft u de oplaadgegevens weer voor alle geïnstalleerde accu's. Op het scherm wordt
zowel weergegeven welke accu's worden opgeladen als de resterende lading van elke accu.
fn+f7 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
fn+f8 Hiermee verlaagt u het geluidsvolume.
fn+f9 Hiermee verhoogt u het geluidsvolume.
fn+f10 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of bd
af.
fn+f11 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten.
fn+f12 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd
of bd af.
Toetsenblokken gebruiken
De computer is voorzien van een ingebed numeriek toetsenblok of een geïntegreerd numeriek
toetsenblok. De computer ondersteunt tevens een optioneel extern numeriek toetsenblok of een
optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
Toetsenbord gebruiken 31
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de num lk-toets,
wordt het ingebedde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: Het geïntegreerde numerieke toetsenblok
functioneert niet wanneer een extern toetsenbord of een extern
numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
(2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie uitgevoerd die
wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek
van de toets.
(3) num lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets, wordt het
ingebedde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen
Druk op fn+num lk om het ingebedde numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk nogmaals op fn
+num lk om het toetsenblok uit te schakelen.
OPMERKING: het geïntegreerde numerieke toetsenblok wordt uitgeschakeld wanneer een extern
toetsenbord of een extern numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
32 Hoofdstuk 4 Aanwijsapparaten en toetsenbord
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde toetsenblok
U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het geïntegreerde
numerieke toetsenblok en de numerieke functie.
Als u de navigatiefunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken terwijl het toetsenblok is
uitgeschakeld, houdt u de fn-toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.
Ga als volgt te werk als u de standaardfunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken wanneer
het toetsenblok is ingeschakeld:
Houd de fn-toets ingedrukt en druk op de toetsenbloktoets om kleine letters te typen.
Houd de toetsen fn+shift ingedrukt om hoofdletters te typen.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1) num lock-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke
functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
OPMERKING: de toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
(2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer num lock is ingeschakeld, kan het worden gebruikt als
een extern numeriek toetsenblok.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken
Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel
of niet zijn ingeschakeld van Num Lock. (Num Lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld:
Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.
Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page
up-toets of page down-toets.
Toetsenbord gebruiken 33
U schakelt als volgt num lock in of uit tijdens het werken op een extern toetsenblok:
Druk op de toets num lk op het externe toetsenblok, niet op het toetsenbord van de computer.
34 Hoofdstuk 4 Aanwijsapparaten en toetsenbord
5 Multimedia
De computer beschikt mogelijk over het volgende:
Geïntegreerde luidspreker(s)
Geïntegreerde microfoon(s)
Geïntegreerde webcam
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware
Multimediaknoppen of -toetsen
Besturingselementen voor het afspelen van media
gebruiken
Afhankelijk van uw computermodel beschikt u mogelijk over de volgende bedieningselementen voor
het afspelen van media waarmee u een mediabestand kunt afspelen, pauzeren, vooruit spoelen of
terugspoelen:
Mediaknoppen
Mediasneltoetsen (specifieke toetsen die in combinatie met de fn-toets worden ingedrukt)
Mediatoetsen
Audio
Uw computer beschikt over diverse functies met betrekking tot audio:
Muziek afspelen;
Geluid opnemen;
Muziek downloaden van internet;
Multimediapresentaties maken;
Beeld en geluid overbrengen met expresberichtenprogramma's;
Radioprogramma's streamen;
Maak audio-cd's (branden) met de geïnstalleerde optische-schijfeenheid (alleen bepaalde
modellen) of een (afzonderlijk aan te schaffen) optionele externe optischeschijfeenheid.
Geluidsvolume aanpassen
Afhankelijk van uw computermodel kunt u het volume aanpassen met:
Volumeknoppen;
Hotkeys voor het instellen van het volume (specifieke toetsen die worden ingedrukt in
combinatie met de fn-toets):
Volumetoetsen.
Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken 35
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid. Selecteer om deze gids te openen de app HP Support
Assistant app op het startscherm, selecteer Computer, en selecteer de gebruikershandleidingen.
OPMERKING: U kunt het geluidsvolume ook aanpassen via het besturingssysteem en via bepaalde
programma's.
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over het type
bediening dat de computer voor het volume heeft.
Audiofuncties op de computer controleren
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden > Geluid.
Wanneer het venster Geluid verschijnt, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal, en selecteer daarna Testen.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ s op het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.
2. Klik op Begin met opnemen en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel het geluid af.
U bevestigt of wijzigt de audio-instellingen als volgt op de computer:
1. Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden > Geluid.
Webcam (alleen bepaalde modellen)
Sommige computers beschikken over een ingebouwde webcam. In combinatie met de vooraf
geïnstalleerde software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te
nemen. U kunt eerst een voorbeeld van de foto of de video-opname bekijken en die vervolgens
opslaan.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
Videobeelden vastleggen en delen;
Video streamen met software voor expresberichten;
Foto's maken.
Beheerders kunnen het beveiligingsniveau voor gezichtsherkenning instellen in de wizard Security
Manager Setup of de ProtectTools Administrative Console. Zie voor meer informatie de handleiding
HP ProtectTools Getting Started (HP ProtectTools Aan de slag, alleen bepaalde modellen) of de
helpfunctie van de Face Recognition-software.
36 Hoofdstuk 5 Multimedia
Video
Uw computer kan zijn voorzien van een of meer van de volgende externe videopoorten:
VGA
HDMI (High Definition Multimedia Interface)
DisplayPort
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over de
videopoorten van de computer.
Video 37
VGA
De externe-monitorpoort of VGA-poort is een analoge weergave-interface waarmee u een extern
VGA-weergaveapparaat aansluit op de computer, zoals een externe VGA-monitor of VGA-projector.
Sluit de kabel van het apparaat aan op de externe-monitorpoort om een VGA-weergaveapparaat
aan te sluiten.
HDMI (alleen bepaalde modellen)
Via de HDMI-poort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel of andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
OPMERKING: als u video- en/of audiosignalen wilt verzenden via de HDMI-poort, hebt u een
(afzonderlijk aan te schaffen) HDMI-kabel nodig.
Op de HDMI-poort van de computer kan één HDMI-apparaat worden aangesloten. De op het
computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden weergegeven op het HDMI-
apparaat.
38 Hoofdstuk 5 Multimedia
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de HDMI-poort:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat en raadpleeg daarna de
instructies van de fabrikant voor aanvullende informatie.
Audio configureren voor HDMI
Om HDMI-audio te configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een high-definition
televisietoestel, aan op de HDMI-poort van de computer. Daarna configureert u als volgt het
standaardweergaveapparaat voor audio:
1. Tik op het bureaublad van Windows op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en houd uw vinger erop, of klik er met de rechtermuisknop op.
Selecteer daarna Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).
3. Klik op Als standaard instellen en vervolgens op OK.
Ga als volgt te werk om de audio weer via de luidsprekers van de computer weer te geven:
1. Tik op het bureaublad van Windows op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en houd uw vinger erop, of klik er met de rechtermuisknop op.
Selecteer daarna Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en vervolgens op OK.
Video 39
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan/uit-knop of een aan/uit-schakelaar hebben. De term aan/
uit-knop verwijst in deze handleiding naar beide types bedieningselementen.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Schakel de computer uit in de volgende gevallen:
Als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer.
Als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort (Universal Serial Bus) kan worden
aangesloten.
Als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het
gebruik van de opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of hibernationstand staat, moet u eerst de slaap- of
hibernationstand beëindigen door de aan/uit-knop kort in te drukken voordat u de computer kunt
uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Beweeg op het startscherm de aanwijzer naar de rechterkant van het scherm.
3. Als de lijst met charms opent, klik dan op Instellingen, klik op het pictogram Energie, en klik op
Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete, klik op het pictogram Energie en selecteer Afsluiten.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu. Zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 45.
Opties voor energiebeheer instellen
Energiebesparende standen gebruiken
Deze optie is ingeschakeld in de fabriek.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
VOORZICHTIG: activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet
mogelijk wanneer de computer in de slaapstand staat.
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Sluit het beeldscherm.
Beweeg op het startscherm de aanwijzer naar de rechterkant van het scherm. Als de lijst met
charms opent, klik dan op Instellingen, klik op het pictogram Energie, en klik op Slaapstand.
U beëindigt als volgt de slaapstand:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
Druk op een toets op het toetsenbord.
Tik op of beweeg over het touchpad.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
hibernationstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk
opnieuw weergeeft.
Door de gebruiker geactiveerde sluimerstand in- en uitschakelen
U kunt de door de gebruiker geactiveerde sluimerstand inschakelen en andere energie-instellingen
en time-outs wijzigen met Energiebeheer in het Configuratiescherm:
1. Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Klik op Hardware en geluiden en vervolgens op Energiebeheer.
3. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.
4. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
5. Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie Sluimerstand.
6. Klik op Wijzigingen opslaan.
Als u de hibernationstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan
branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: als u hebt ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
moet uw Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Opties voor energiebeheer instellen 41
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de sluimerstand:
1. Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Klik op Hardware en geluiden en vervolgens op Energiebeheer.
3. Klik in het linkerdeelvenster op Wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
4. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
5. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 6.
6. Klik op Wijzigingen opslaan.
Energiemeter gebruiken
De Energiemeter wordt standaard weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk. Met behulp van de energiemeter krijgt u snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer
en kunt u de resterende acculading bekijken.
Beweeg de aanwijzer over het pictogram van de energiemeter om de acculading en het huidige
energiebeheerschema weer te geven.
Als u de opties voor Energiebeheer wilt weergeven of het energiebeheerschema wilt wijzigen,
klikt u op het pictogram van de Energiemeter en selecteert u een item in de lijst.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Het pictogram geeft tevens een bericht weer wanneer de accu een laag of kritiek
ladingsniveau heeft bereikt.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het bureaublad van Windows. Met behulp van de energiemeter krijgt
u snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Beweeg de aanwijzer over het pictogram van de energiemeter om de acculading en het huidige
energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen
tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. Of typ op het startscherm c en
selecteer Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Energiebeheer.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde accu, een
door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als accessoire is aangeschaft bij
HP.
42 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
De computer gebruikt de accu als hij niet is aangesloten op een stopcontact. De accuwerktijd van de
accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor energiebeheer,
geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de computer
is aangesloten, en andere factoren. Als u de accu in de computer laat zitten wanneer de computer is
aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen. Bovendien wordt zo uw werk
beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu in de computer is geplaatst en
de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de computer automatisch over op accuvoeding
wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de computer of bij een stroomstoring.
OPMERKING: wanneer u de netvoeding loskoppelt, wordt de helderheid van het beeldscherm
automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Op bepaalde computermodellen kan worden
geschakeld tussen videomodi voor een langere accuwerktijd. Zie
Omschakelbaar videosysteem/
dubbel videosysteem (alleen bepaalde modellen) op pagina 50 voor meer informatie.
Aanvullende informatie over de accu opzoeken
Help en ondersteuning biedt de volgende hulpprogramma's en informatie over de accu:
Accucontrole, waarmee u de prestaties van de accu kunt controleren.
Informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan om de levensduur van de accu te maximaliseren.
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
Ga als volgt te werk om de informatie over de accu te openen:
Typ h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Accucontrole gebruiken
Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die in de computer is geplaatst.
Ga als volgt te werk om HP Accucontrole uit te voeren:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING: Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm. Klik op Hardware en geluiden en
vervolgens op Energiebeheer.
3. Klik op het tabblad Energie en klik op Accucontrole.
Dit hulpmiddel onderzoekt of de accu en accucellen naar behoren functioneren en brengt vervolgens
verslag uit van de resultaten van het onderzoek.
Acculading weergeven
Beweeg de cursor over het pictogram Energiemeter in het systeemvak aan de rechterkant van
de taakbalk.
Ontlaadtijd van de accu maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van de voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op
accuvoeding werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu
afneemt ten gevolge van bepaalde natuurlijke processen.
Accuvoeding gebruiken 43
Tips voor het maximaliseren van de ontlaadtijd van de accu:
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
Verwijder de accu uit de computer wanneer de accu niet in gebruik is of wordt opgeladen (als de
computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft).
Bewaar de door de gebruiker vervangbare accu op een koele, droge plaats.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn
ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem
daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van het Configuratiescherm van
Windows. Voorkeuren die u in Energiebeheer instelt, zijn niet van invloed op de werking van de
lampjes.
Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm. Klik op Hardware en geluiden en
vervolgens op Energiebeheer.
Lage acculading herkennen
Als een accu die de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek accuniveau aan.
– of –
Het pictogram Energiemeter in het systeemvak geeft een laag of kritiek accuniveau aan.
OPMERKING: zie Energiemeter gebruiken op pagina 42 voor meer informatie over de
energiemeter.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand
staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Problemen met lage acculading verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
Netvoedingsadapter
Optioneel docking- of uitbreidingsapparaat
Optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk
op en schakelt u vervolgens de computer uit.
44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Accu plaatsen of verwijderen
Accu plaatsen
U plaatst de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Plaats de accu (1) in de accuruimte totdat de accu op zijn plaats zit.
De accountgrendeling (2) vergrendelt de accu automatisch.
Een accu verwijderen
U verwijdert de accu als volgt:
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en sluit de computer af via
Windows voordat u de accu verwijdert te voorkomen dat er gegevens verloren gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Verschuif de accuvergrendelingen (1) om de accu los te koppelen.
OPMERKING: U kunt de accuvergrendelingen tegelijkertijd of een voor een verschuiven.
Accuvoeding gebruiken 45
3. Kantel de accu omhoog (2) en verwijder deze (3) uit de computer.
Optionele beveiligingsschroef gebruiken
OPMERKING: De computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
Gebruik de optionele beveiligingsschroef om het onderpaneel aan de onderkant van de computer te
vergrendelen. Als u de beveiligingsschroef niet gebruikt, bewaar deze dan in de accuruimte.
Ga als volgt te werk om de beveiligingsschroef te gebruiken:
1. Verwijder de accu (zie
Een accu verwijderen op pagina 45).
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor
de computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op, activeer de
hibernationstand of schakel de computer uit voordat u een accu verwijdert die de enige
voedingsbron is. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
2. Verwijder de beveiligingsschroef in de accuruimte (1) en plaats deze (2) om het onderpaneel op
zijn plaats te vergrendelen.
Accuvoeding besparen
Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm. Klik op Hardware en geluiden en
vervolgens op Energiebeheer.
Open het onderdeel Energiebeheer van het Configuratiescherm en selecteer instellingen voor
een lager energieverbruik.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer
u deze niet gebruikt.
Ontkoppel ongebruikte externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Zet alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt stop, schakel ze uit of verwijder ze.
Helderheid van beeldscherm verlagen.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de door de gebruiker vervangbare accu en bergt u de accu afzonderlijk op.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
Accuvoeding gebruiken 47
OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de
capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Probeer de accu niet uit elkaar te halen, te pletten of te doorboren, zorg dat u
geen kortsluiting veroorzaakt tussen de externe contactpunten en laat de accu niet in aanraking
komen met water of vuur.
Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Selecteer om deze gids te openen de app HP Support Assistant app op het startscherm,
selecteer Computer, en selecteer de gebruikershandleidingen.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
In Accucontrole in Help en ondersteuning wordt aangegeven wanneer u de accu moet vervangen
omdat een accucel niet goed werkt, of omdat de accuconditie zover is afgenomen dat de capaciteit
zwak is geworden. Als de accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie
over een garantie-id. Een bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het
bestellen van een vervangende accu.
48 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
OPMERKING: zie de poster Installatie-instructies, die u vindt in de doos van de computer, voor
informatie over het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel
docking- of uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of Blu-ray-schijf (alleen bepaalde modellen).
Wanneer u schijfdefragmentatie gebruikt.
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De accu laadt op.
Als de computer is ingeschakeld, verandert het pictogram van de energiemeter in het
systeemvak van vorm.
Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over op accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Externe netvoeding gebruiken 49
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer is aangesloten op netvoeding en een van de volgende
symptomen vertoont:
De computer gaat niet aan.
Het beeldscherm blijft leeg.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
OPMERKING: de volgende instructies gelden voor computers met een door de gebruiker
vervangbare accu.
1. Schakel de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en vervolgens op een stopcontact.
4. Zet de computer aan.
Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes uit blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden
vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een
vervangende netvoedingsadapter.
Omschakelbaar videosysteem/dubbel videosysteem
(alleen bepaalde modellen)
Bepaalde computers zijn voorzien van een omschakelbaar videosysteem of een dubbel
videosysteem.
Omschakelbaar videosysteem: ondersteund door AMD™ en Intel. Als de computer een
dynamisch omschakelbaar videosysteem van AMD heeft, is er alleen ondersteuning voor een
omschakelbaar videosysteem.
Dubbel videosysteem: alleen ondersteund door AMD. Als de computer een AMD Radeon dubbel
videosysteem heeft, wordt alleen een dubbel videosysteem ondersteund.
OPMERKING: een dubbel videosysteem kan alleen worden ingeschakeld door full-screen
applicaties die gebruikmaken van DirectX versie 10 of 11.
OPMERKING: om vast te stellen of de computer een omschakelbaar videosysteem of een dubbel
videosysteem ondersteunt, bekijkt u de configuratie van de videoprocessor van de
notebookcomputer. Intel HR CPU's (Central Processing Units) en AMD Trinity-serie APU's
(Accelerated Processing Units) ondersteunen een omschakelbaar videosysteem. AMD Trinity-serie
A6, A8 en A10 APU's ondersteunen een dubbel videosysteem. AMD Trinity-serie A4 APU's
ondersteunen geen dubbel videosysteem.
Zowel een omschakelbaar videosysteem als een dubbel videosysteem heeft twee modi voor het
verwerken van grafische informatie:
Performance (Prestaties): in deze modus worden applicaties uitgevoerd met optimale prestaties.
Power Saving (Energiebesparing): in deze modus wordt accuvoeding bespaard.
50 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
U beheert als volgt de instellingen voor het AMD-videosysteem:
1. Open het Catalyst Control Center door met de rechtermuisknop op het bureaublad te klikken en
selecteer Configure Switchable Graphics (Omschakelbaar videosysteem configureren).
2. Klik op het tabblad Power (Voeding) en selecteer Switchable Graphics (Omschakelbaar
videosysteem).
Omschakelbaar videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Bij een omschakelbaar videosysteem kunt u schakelen tussen de modi Performance (Prestaties) en
Power Saving (Energiebesparing). Deze mogelijkheid is alleen beschikbaar voor de
besturingssystemen Windows 7 Professional, Windows 7 Home Premium en Windows 7 Home
Basic.
U beheert als volgt de instellingen voor een omschakelbaar videosysteem:
1. Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Configure Switchable Graphics
(Omschakelbaar videosysteem configureren).
2. Klik op het tabblad Power (Voeding) en selecteer Switchable Graphics (Omschakelbaar
videosysteem).
Bij Switchable Graphics worden afzonderlijke applicaties toegewezen aan de modus Performance of
de modus Power Saving, op basis van de vereisten wat betreft elektrische voeding. U kunt de
instellingen voor een afzonderlijke applicatie wijzigen door de applicatie op te zoeken in de
vervolgkeuzelijst Recent Applications (Recente applicaties) of door te klikken op Browse (Bladeren)
onder Other Applications (Andere applicaties). U kunt schakelen tussen de modi Prestaties en
Energiebesparing.
OPMERKING: zie de helpfunctie van de software voor omschakelbare videosystemen voor meer
informatie.
Dubbel videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Als het systeem is voorzien van een dubbel videosysteem (twee of meer toegevoegde GPU's
(Graphics Processing Units)), kunt u AMD Radeon Dual Graphics inschakelen om de applicatiekracht
en -snelheid te vergroten voor full-screen applicaties die gebruikmaken van DirectX versie 10 of 11.
Zie
http://www.microsoft.com/directx voor meer informatie over DirectX.
OPMERKING: systemen met een dubbel videosysteem ondersteunen alleen automatische selectie
op basis van de vereisten wat betreft elektrische voeding (dynamisch schema) en wijzen automatisch
de modus Performance of de modus Power Saving toe aan afzonderlijke applicaties. U kunt echter
de instellingen handmatig wijzigen voor een bepaalde applicatie.
Om AMD Radeon Dual Graphics in of uit te schakelen, schakelt u het betreffende selectievakje in of
uit in de sectie AMD Radeon Dual Graphics, op het tabblad Performance (Prestaties) in het Catalyst
Control Center.
OPMERKING: zie de helpfunctie van de AMD-software voor meer informatie.
Omschakelbaar videosysteem/dubbel videosysteem (alleen bepaalde modellen) 51
7 Externe kaarten en apparaten
Kaarten voor mediakaartlezers gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze
kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer
en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's.
Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over de types digitale
kaarten die worden ondersteund op de computer
Digitale kaart plaatsen
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in de mediakaartlezer en druk de kaart aan totdat deze goed op zijn plaats zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er wordt mogelijk een menu met
beschikbare opties weergegeven.
Digitale kaart verwijderen
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
52 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: als de kaart niet zelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
USB-apparaat gebruiken
USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een
optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner
of -hub.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven,
of kunnen op de website van de fabrikant staan.
De computer heeft ten minste één USB-poort die USB 1.0, 1.1, 2.0, or 3.0 -apparaten ondersteunt.
Mogelijk bevat de computer ook een USB-oplaadpoort die energie levert aan een extern apparaat.
Een optioneel dockingapparaat of USB-hub biedt extra USB-poorten die met de computer kunnen
worden gebruikt.
USB-apparaat gebruiken 53
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde computer.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties af
die gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Koppel het apparaat los.
Optionele externe apparaten gebruiken
OPMERKING: zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en
stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
Ga als volgt te werk om een extern apparaat op de computer aan te sluiten:
54 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het
apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en
koppelt u het los van de computer. Als u een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting
wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens
de stekker uit het stopcontact.
Optionele externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken
van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een
USB-poort op de computer.
OPMERKING: Een externe optische USB-schijf van HP moet worden aangesloten op de USB-poort
met eigen voeding van de computer.
Verwisselbare USB-stations zijn er van de volgende typen:
1,44-MB diskettestation
Vaste-schijfmodule
Externe optische-schijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray)
MultiBay-apparaat
Optionele externe apparaten gebruiken 55
8 Schijfeenheden
Schijfeenheden hanteren
VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert.
Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de
desbetreffende procedures.
Neem deze voorzorgsmaatregelen in acht:
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
Behandel een schijfeenheid voorzichtig. Laat de schijfeenheid niet vallen en zet er niets op.
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid plaatst of verwijdert. Als u niet zeker weet
of de computer is afgesloten of in de slaapstand staat, schakelt u de computer in en vervolgens
via het besturingssysteem weer uit.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Gebruik het toetsenbord van de computer niet en verplaats de computer niet als een optionele
optische-schijfeenheid naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
Stel schijfeenheden niet bloot aan extreme temperaturen of extreme vochtigheid.
Stel schijfeenheden niet bloot aan vloeistoffen. Spuit geen reinigingsmiddelen op een
schijfeenheid.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden ntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Externe vaste schijven gebruiken
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
56 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf plaatst of
vervangt.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen
Onderpaneel verwijderen
Verwijder het onderpaneel om toegang te krijgen tot het geheugenmoduleslots, de vaste schijf, het
label met kennisgevingen en andere componenten.
U verwijdert het onderpaneel als volgt:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
4. Verwijder de accu (zie
Een accu verwijderen op pagina 45).
5. Richt de accuruimte naar u toe en verwijder de beveiligingsschroef (1) als deze in gebruik is
(raadpleeg
Optionele beveiligingsschroef gebruiken op pagina 46).
6. Verschuif de ontgrendelingen van het onderpaneel (2) om het onderpaneel los te koppelen.
OPMERKING: U kunt de vergrendelingen van het onderpaneel tegelijkertijd of een voor een
verschuiven.
7. Schuif het onderpaneel in de richting van de voorkant van de computer (3) en breng het omhoog
(4) om het paneel te verwijderen.
Onderpaneel terugplaatsen
Plaats het onderpaneel terug nadat u toegang heeft gehad tot het geheugenmoduleslots, de vaste
schijf, het label met kennisgevingen en andere componenten.
Externe vaste schijven gebruiken 57
U plaatst het onderpaneel als volgt terug:
1. Kantel het onderpaneel om de lipjes op het onderpaneel met de uitsparingen op de computer (1)
uit te lijnen, en schuif vervolgens het onderpaneel naar beneden om deze te sluiten (2).
OPMERKING: De vergrendelingen van het onderpaneel zorgen ervoor dat het onderpaneel
automatisch op zijn plaats (3) wordt vergrendeld.
2. Vervang indien nodig de beveiligingsschroef (4) (zie Optionele beveiligingsschroef gebruiken
op pagina 46).
3. Plaats de accu terug (zie Accu plaatsen op pagina 45).
4. Keer de computer weer om en sluit de netvoeding en de externe apparaten weer aan op de
computer.
5. Schakel de computer in.
Vaste schijf vervangen of upgraden
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vaste-schijfruimte verwijdert. Verwijder de
schijfeenheid niet wanneer de computer is ingeschakeld of in de slaapstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
58 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Vaste schijf verwijderen
Ga als volgt te werk om een vaste schijf te verwijderen:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
4. Verwijder de accu (zie
Een accu verwijderen op pagina 45).
5. Verwijder de beveiligingsschroef als deze wordt gebruikt (zie
Optionele beveiligingsschroef
gebruiken op pagina 46).
6. Verwijder de onderhoudsklep (zie
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen op pagina 57).
OPMERKING: De instructies voor het verwijderen van de vaste schijf bevinden zich op het
onderpaneel.
7. Verwijder de vier schroeven van de vaste schijf (1) uit de vaste schijf.
8. Trek het lipje op de vaste schijf (2) in de richting van de computer om de vaste schijf uit de
connector los te maken, en til vervolgens de vaste schijf uit de vaste-schijfruimte omhoog.
OPMERKING: Bewaar de vaste schijf in een kunststof zak. Nadat u de vaste schijf uit de
computer verwijderd hebt, verwijdert u de kunststof afdekking om bij de vaste schijf te kunnen
komen.
Externe vaste schijven gebruiken 59
Vaste schijf plaatsen
Ga als volgt te werk om de vaste schijf te installeren:
1. Plaats de vaste schijf in de vaste-schijfruimte.
2. Trek het kunststof lipje op de vaste schijf (1) naar het midden van de computer om de vaste
schijf op de connector aan te sluiten.
3. Draai de vier schroeven van de vaste schijf (2) opnieuw vast.
4. Plaats de onderhoudsklep terug (zie De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen op pagina 57).
5. Plaats indien nodig de beveiligingsschroef opnieuw (zie
Optionele beveiligingsschroef gebruiken
op pagina 46).
6. Plaats de accu terug (zie
Accu plaatsen op pagina 45).
7. Keer de computer weer om en sluit de netvoeding en de externe apparaten weer aan op de
computer.
8. Schakel de computer in.
60 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met
Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste
schijf zodat het systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in
beslag nemen. U kunt instellen dat de schijfdefragmentatie's nachts wordt uitgevoerd of op een ander
tijdstip waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ s op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer De stations defragmenteren en
optimaliseren.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ s op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer Free disk space by deleting
unnecessary files (Schijfruimte vrijmaken door overbodige bestanden te verwijderen).
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP 3D DriveGuard beschermt de vaste-schijfeenheid door deze te parkeren en gegevensverzoeken
te blokkeren onder de volgende omstandigheden:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met gesloten beeldscherm, terwijl de computer op accuvoeding werkt.
Kort na elk van deze gebeurtenissen wordt de vaste schijf door HP 3D DriveGuard weer vrijgegeven
voor normale werking.
OPMERKING: Omdat SSD's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: Vaste schijven in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf worden
beschermd door HP 3D DriveGuard. Vaste schijven die in een optioneel dockingapparaat zijn
geïnstalleerd of op een USB-poort zijn aangesloten, worden niet beschermd door HP 3D DriveGuard.
Externe vaste schijven gebruiken 61
Zie de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard software voor meer informatie.
Status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijflampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte van
de primaire vaste schijf of een schijf in de ruimte van de secundaire vaste schijf (alleen bepaalde
modellen) is geparkeerd. Om te zien of de schijfeenheden worden beschermd en of een schijfeenheid
is geparkeerd, gebruikt u het pictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk:
Als de HP 3D DriveGuard software is ingeschakeld, wordt er een groen vinkje weergegeven
over het pictogram van de vaste schijf.
Als de HP 3D DriveGuard software is uitgeschakeld, wordt er een rood kruisje weergegeven
over het pictogram van de vaste schijf.
Als de schijfeenheden zijn geparkeerd, wordt er een geel maantje weergegeven over het
pictogram van de vaste schijf.
Als het pictogram in het systeemvak niet is ingeschakeld, schakelt u het als volgt in:
1. Typ c op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden > HP 3D DriveGuard.
OPMERKING: klik op Ja als u wordt verzocht dat te doen.
3. Klik in de rij Icon in system tray (Pictogram in systeemvak) op Show (Weergeven).
4. Klik op OK.
Energiebeheer met een geparkeerde vaste schijf
Als HP 3D DriveGuard de schijfeenheid heeft geparkeerd, kan het volgende gebeuren:
De computer sluit niet af.
Op de computer wordt niet automatisch de slaapstand geactiveerd, behalve in de situatie
beschreven in de opmerking hieronder.
Accuwaarschuwingen die zijn ingesteld op het tabblad Waarschuwingen in Energiebeheer,
worden niet geactiveerd.
HP adviseert om de computer af te sluiten of om de slaapstand te activeren voordat u de computer
verplaatst.
HP 3D DriveGuard software gebruiken
Met de HP 3D DriveGuard software kunt u de volgende taken uitvoeren:
HP 3D DriveGuard in- of uitschakelen.
OPMERKING: Afhankelijk van uw gebruikersrechten is het mogelijk dat u HP 3D DriveGuard
niet kunt in- of uitschakelen. Leden van de groep Administrators kunnen de gebruikersrechten
van andere gebruikers aanpassen.
Achterhalen of een schijfeenheid in het systeem wordt ondersteund door HP 3D DriveGuard.
62 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
U start de software en wijzigt instellingen als volgt:
1. Dubbelklik op het pictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram in het systeemvak en selecteer Instellingen.
2. Klik op de relevante knop om de instellingen te wijzigen.
3. Klik op OK.
Optische-schijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
Er bestaan optische-schijfeenheden van de volgende typen:
CD
DVD
Blu-ray (bd)
Achterhalen welk type optische-schijfeenheid is geïnstalleerd
Typ Windows Verkenner op het startscherm, selecteer Windows Verkenner en selecteer
Computer.
Er wordt een lijst weergegeven met alle apparaten die zijn geïnstalleerd op de computer, waaronder
de optische-schijfeenheid.
Optische-schijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde modellen) 63
Optische schijf plaatsen
Optischeschijfeenheid met lade
1. Schakel de computer in.
2. Druk op de ontgrendelknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen.
3. Trek de lade uit (2).
4. Houd de schijf bij de randen vast om te voorkomen dat u het oppervlak aanraakt en plaats de
schijf op de as in de lade met het label naar boven.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf enigszins
schuin zodat u deze voorzichtig op de as kunt plaatsen.
5. Druk de schijf voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt (3).
6. Sluit de lade.
OPMERKING: Nadat u een schijf hebt geplaatst, moet u even wachten. Als u geen mediaspeler
hebt geselecteerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u
selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken.
Optische schijf verwijderen
Optischeschijfeenheid met lade
Er zijn twee manieren om een schijf te verwijderen, afhankelijk van of de lade normaal opengaat of
niet.
Als de lade normaal opengaat
1. Druk op de ontgrendelknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen en trek de lade
voorzichtig zo ver mogelijk uit (2).
64 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Als de lade niet normaal opengaat
1. Steek het uiteinde van een paperclip (1) in de ontgrendelingsopening in het voorpaneel van de
schijfeenheid.
2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver
mogelijk uit (2).
Optische-schijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde modellen) 65
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
66 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Optische-schijfeenheden delen
Hoewel de computer geen geïntegreerde optische-schijfeenheid heeft, kunt u software en gegevens
gebruiken en applicaties installeren door een optische-schijfeenheid te delen die is aangesloten op
een andere computer in het netwerk. Het delen van schijfeenheden is een voorziening van het
besturingssysteem Windows, waardoor een schijfeenheid op een computer toegankelijk is voor
andere computers binnen hetzelfde netwerk.
OPMERKING: Er moet een netwerk zijn geïnstalleerd om een optischeschijfeenheid te kunnen
delen; zie
Verbinding maken met een netwerk op pagina 20 voor aanvullende informatie over het
installeren van een netwerk.
OPMERKING: Sommige schijven, zoals dvd-films en schijven met spellen, zijn mogelijk
auteursrechtelijk beschermd en kunnen daardoor niet worden gedeeld.
Om een optische schijfeenheid te delen vanaf de computer die deze optische schijfeenheid bevat:
1. Typ Windows Verkenner op het startscherm, selecteer Windows Verkenner en selecteer
Computer.
2. Klik met de rechtermuisknop op de optische-schijfeenheid die u wilt delen en klik op
Eigenschappen.
3. Klik op het tabblad Delen en klik op Geavanceerd delen.
4. Schakel het selectievakje Deze map delen in.
5. Typ een naam voor de optischeschijfeenheid in het tekstvak Naam delen.
6. Klik op Toepassen en vervolgens op OK.
7. Typ om de gedeelde optische schijfeenheid te bekijken op het startscherm netwerk, klik op
Instellingen, en maak een keuze uit de weergegeven opties.
Optische-schijfeenheden gebruiken (alleen bepaalde modellen) 67
9 Beveiliging
Computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van
Windows draaiende Setup Utility (BIOS) kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens tegen
diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt
of gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van alle
vertrouwelijke bestanden en deze verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Bepaalde voorzieningen die in dit hoofdstuk worden genoemd, zijn mogelijk niet
beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: uw computer ondersteunt Computrace, een online service voor opsporing en herstel
in het kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt
gestolen, kan Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat. U
kunt Computrace gebruiken door de software aan te schaffen en een abonnement op de service te
nemen. Informatie over het bestellen van de Computrace-software vindt u op de website van HP op
http://www.hpshopping.com.
OPMERKING: Als op de computer een webcam is ingebouwd of aangesloten en als het
programma Gezichtsherkenning geïnstalleerd is, kunt u het beveiligingsniveau instellen voor
Gezichtsherkenning om het evenwicht te bepalen tussen gebruiksgemak en hoe moeilijk het wordt
om de beveiliging van de computer te doorbreken. Zie voor meer informatie de handleiding HP
ProtectTools Getting Started (HP ProtectTools Aan de slag) of de helpfunctie van de Face
Recognition-software.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP ProtectTools Security Manager, in combinatie met een
wachtwoord, smartcard, gezichtsherkenning en/of
vingerafdruklezer.
Onbevoegde toegang tot Computer Setup (f10) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd opstarten vanaf een optische-schijfeenheid,
diskettedrive of interne netwerkadapter
Functie voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot Windows-gebruikersaccounts HP ProtectTools Security Manager
Onbevoegde toegang tot gegevens
Firewallsoftware
Windows-updates
Drive Encryption for HP ProtectTools
Onbevoegde toegang tot de instellingen van Computer
Setup en andere identificatiegegevens van het systeem
BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
68 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd meenemen van de computer Slot voor een beveiligingskabel (voor een optionele
beveiligingskabel)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt navigeren door Computer Setup en selecties maken met
behulp van de cursorbesturing (zoals het touchpad, de EasyPoint-muisbesturing of een USB-muis) of het toetsenbord.
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt
verscheidene typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt
beveiligen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in het hulpprogramma Computer
Setup, dat geen deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is geïnstalleerd op de computer.
Het instelwachtwoord en het DriveLock-wachtwoord worden ingesteld in Computer Setup en
beheerd door het systeem-BIOS.
Het wachtwoord voor geïntegreerde beveiliging, dat een HP ProtectTools Security Manager-
wachtwoord is, kan in Computer Setup worden ingeschakeld om naast de gebruikelijke HP
ProtectTools-functies BIOS-wachtwoordbescherming te bieden. Het wachtwoord voor
geïntegreerde beveiliging wordt gebruikt in combinatie met de optionele geïntegreerde
beveiligingschip.
Wachtwoorden voor Windows kunnen uitsluitend worden ingesteld in het besturingssysteem
Windows.
Als u het in Computer Setup ingestelde BIOS-beheerderswachtwoord vergeet, kunt u HP
SpareKey gebruiken om toegang te krijgen tot het programma.
Als u zowel het gebruikerswachtwoord als het hoofdwachtwoord voor DriveLock vergeet, is de
vaste schijf die met die wachtwoorden is beveiligd permanent vergrendeld en kan deze niet
meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een functie van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere
functies van Computer Setup.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg, bij het maken van wachtwoorden, de vereisten die zijn ingesteld door het programma.
Noteer uw wachtwoorden en bewaar deze op een veilige plaats uit de buurt van de computer.
Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer.
In de volgende tabellen worden veelgebruikte Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden
beschreven in combinatie met de bijbehorende functies.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Met dit wachtwoord kan geen toegang
worden verkregen tot de inhoud van Computer Setup.
Wachtwoorden gebruiken 69
Wachtwoord Functie
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Voor informatie over het instellen van een wachtwoord voor de Windows-beheerder of voor een Windows-gebruiker, typt u
help in het startscherm en kiest u Help en ondersteuning.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock. Het wordt tevens gebruikt om de
DriveLock beveiliging te verwijderen. Dit wachtwoord wordt
ingesteld onder DriveLock wachtwoorden tijdens het
inschakelproces.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld onder
DriveLock wachtwoorden tijdens het inschakelproces.
TPM Embedded Security Device (Apparaat voor TPM
geïntegreerde beveiliging - alleen bepaalde modellen)
Available/Hidden (Beschikbaar/verborgen)
Als het beheerderswachtwoord is ingesteld, kunt u
Available (Beschikbaar) selecteren.
Als u Hidden (Verborgen) selecteert, is het TPM-
apparaat niet zichtbaar in het besturingssysteem.
TPM Status (TPM-status - alleen bepaalde modellen) Ingeschakeld/uitgeschakeld
Als het beheerderswachtwoord niet is ingesteld of als
TPM Embedded Security Device (Apparaat voor TPM
geïntegreerde beveiliging) is ingesteld op Hidden
(Verborgen), is deze optie verborgen.
Deze waarde geeft de huidige fysieke toestand van de
TPM aan. De toestand is "ingeschakeld" of
"uitgeschakeld" en wordt bepaald door de instelling van
Embedded Security State (Toestand van geïntegreerde
beveiliging).
Embedded Security Device (Toestand van geïntegreerde
beveiliging - alleen bepaalde modellen)
No Operation/Disabled/ Enabled (Niet in bedrijf/
Uitgeschakeld/Ingeschakeld)
Als het beheerderswachtwoord niet is ingesteld of als
TPM Security Device is ingesteld op Hidden
(Verborgen), is deze optie verborgen.
U kunt de TPM-functie in- of uitschakelen.
De volgende keer dat de computer wordt opgestart
nadat de TPM-functie is ingesteld, wordt deze waarde
ingesteld op No Operation (Geen bedrijf) .
70 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Wachtwoord Functie
TPM Set to Factory Defaults (TPM ingesteld op
fabrieksinstellingen - alleen bepaalde modellen)
No/Yes (Nee/Ja)
Als het beheerderswachtwoord niet is ingesteld of als
TPM Security Device is ingesteld op Hidden
(Verborgen), is deze optie verborgen.
Als Embedded Security State (Toestand van
geïntegreerde beveiliging) is ingesteld op Enabled
(Ingeschakeld), selecteert u Yes (Ja) om de
fabrieksinstellingen van de TPM te herstellen. Druk
daarna op f10 om de instellingen op te slaan en het
programma af te sluiten. Het bevestigingsbericht Clear
the TPM (TPM wissen) verschijnt. Druk op f1 om de
TPM te resetten of druk op f2 om de actie te annuleren.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer "Press the ESC key
for Startup Menu" (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de cursorbesturing of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Setup BIOS
Administrator Password (BIOS-beheerderswachtwoord instellen) en druk op enter.
4. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer "Press the ESC key
for Startup Menu" (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de cursorbesturing of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change
Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
Wachtwoorden gebruiken 71
5. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer "Press the ESC key
for Startup Menu" (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de cursorbesturing of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change
Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan.
7. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u
op enter.
8. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
72 Hoofdstuk 9 Beveiliging
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren
Typ uw wachtwoord (met dezelfde toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld) achter de
prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) en druk op enter. Na drie
mislukte pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord in te voeren, moet u de computer opnieuw
opstarten en het opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord in Computer Setup beheren
VOORZICHTIG: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock
zorgvuldig en bewaar dit uit de buurt van uw computer om te voorkomen dat de met DriveLock
beschermde vaste schijf permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet,
is de vaste schijf permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
Met DriveLock voorkomt u onbevoegde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan
alleen worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLock-
beveiliging op een schijf wordt toegepast, moet een wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot
deze schijf te krijgen. U krijgt alleen toegang tot de schijf met behulp van de DriveLock-wachtwoorden
als de schijf in de computer of een geavanceerde poortreplicator is geplaatst.
Om DriveLock-beveiliging toe te passen op een interne vaste schijf, moeten in Computer Setup een
gebruikerswachtwoord en een hoofdwachtwoord worden ingesteld. Op DriveLock-beveiliging zijn de
volgende overwegingen van toepassing:
Nadat DriveLock beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden
gebruikt wanneer eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.
Het gebruikerswachtwoord is voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste schijf. Het
hoofdwachtwoord is voor de systeembeheerder of gebruiker.
Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
U kunt een gebruikers- of hoofdwachtwoord uitsluitend verwijderen door de DriveLock-
beveiliging van de vaste schijf te verwijderen. DriveLock-beveiliging kan alleen met het
hoofdwachtwoord van een schijf worden verwijderd.
Wachtwoorden gebruiken 73
DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen in Computer Setup:
1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding "Press the ESC key for Startup
Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Automatic
DriveLock (Automatische DriveLock) en druk op enter.
4. Klik op Set DriveLock Password (global) (DriveLock-wachtwoord instellen (algemeen)).
5. Selecteer met de pijltoetsen de vaste schijf die u wilt beschermen en druk vervolgens op enter.
6. Typ een hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
7. Typ nogmaals het hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
8. Typ een gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
9. Typ nogmaals het gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
10. Bevestig de DriveLock-beveiliging op de geselecteerde schijf door in het bevestigingsveld
DriveLock te typen en vervolgens op enter te drukken.
OPMERKING: De DriveLock-bevestiging maakt onderscheid tussen hoofdletters en kleine
letters.
11. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
74 Hoofdstuk 9 Beveiliging
DriveLock-wachtwoord invoeren
Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel
dockingapparaat of externe MultiBay).
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het
gebruikerswachtwoord of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het
wachtwoord hebt ingesteld). Druk daarna op enter.
Als u twee keer het verkeerde wachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het
opnieuw proberen.
Wachtwoorden gebruiken 75
DriveLock-wachtwoord wijzigen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup:
1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding "Press the ESC key for Startup
Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Automatic
DriveLock (Automatische DriveLock) en druk op enter.
4. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen DriveLock Password (DriveLock-
wachtwoord) en druk op enter.
5. Selecteer met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter.
6. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Wachtwoord wijzigen.
7. Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
8. Typ een nieuw wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
9. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
10. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
76 Hoofdstuk 9 Beveiliging
DriveLock-beveiliging verwijderen
Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup:
1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding "Press the ESC key for Startup
Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Automatic
DriveLock (Automatische DriveLock) en druk op enter.
4. Selecteer met de cursorbesturing of met de pijltoetsen Set DriveLock Password (DriveLock-
wachtwoord instellen) en druk op enter.
5. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op
enter.
6. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging
uitschakelen).
7. Typ uw hoofdwachtwoord en druk vervolgens op enter.
8. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk vervolgens op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
Automatische DriveLock van Computer Setup gebruiken
In een omgeving met meerdere gebruikers kunt u een wachtwoord voor Automatische DriveLock
instellen. Wanneer het wachtwoord voor Automatische DriveLock wordt geactiveerd, worden een
willekeurig gebruikerswachtwoord en een DriveLock-hoofdwachtwoord voor u aangemaakt. Wanneer
een gebruiker het juiste wachtwoord opgeeft, worden hetzelfde willekeurige gebruikerswachtwoord en
DriveLock-hoofdwachtwoord gebruikt om de schijf te ontgrendelen.
OPMERKING: U heeft een BIOS-beheerderswachtwoord nodig om toegang te krijgen tot de
voorzieningen van Automatische DriveLock.
Wachtwoord voor Automatische DriveLock opgeven
Ga als volgt te werk om een wachtwoord voor Automatische DriveLock in te schakelen in Computer
Setup:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm
wordt weergegeven.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Automatic
DriveLock (Automatische DriveLock) en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op
enter.
Wachtwoorden gebruiken 77
5. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan.
6. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk vervolgens op enter.
Beveiliging met Automatische DriveLock verwijderen
Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm
wordt weergegeven.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Automatic
DriveLock (Automatische DriveLock) en druk vervolgens op enter.
4. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op
enter.
5. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging
uitschakelen).
6. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk vervolgens op enter.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunt u
deze mogelijk blootstellen aan computervirussen. Computervirussen kunnen het besturingssysteem,
programma's en hulpprogramma's uitschakelen, of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunt u de meeste virussen detecteren, vernietigen en in veel gevallen
eventueel aangerichte schade herstellen. Om uw computer te blijven beschermen tegen nieuw
ontdekte virussen, moet antivirussoftware bijgehouden worden.
Er is mogelijk vooraf een antivirusprogramma op uw computer geïnstalleerd en dit kan een
evaluatieversie zijn. Het wordt ten zeerste aanbevolen dat u de evaluatieversie omzet in een reguliere
versie of dat u een antivirusprogramma naar keuze aanschaft om uw computer volledig te
beschermen.
Voor meer informatie over computervirussen typt u h op het startscherm en selecteert u Help en
ondersteuning.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
78 Hoofdstuk 9 Beveiliging
U kunt twee soorten firewalls in overweging nemen:
Hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde firewalls die tussen de ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall op een systeem is geïnstalleerd, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een firewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het
geval is, zijn er softwareoplossingen voor firewalls beschikbaar.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren,
het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-
mailberichten blokkeren. U kunt dat probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de
gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u
het probleem volledig wilt oplossen.
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Installeer
alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te
beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
Het is mogelijk dat updates van het besturingssysteem en andere software beschikbaar zijn gekomen
nadat de computer is verzonden. Volg deze richtlijnen om er zeker van te zijn dat alle beschikbare
updates op de computer zijn geïnstalleerd:
Voer Windows Update uit zodra u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt.
Voer Windows Update daarna elke maand uit.
Zodra updates van Windows en andere Microsoft-programma's beschikbaar zijn, moeten deze
worden gedownload van de Microsoft-website en via de koppeling Updates in Help en
ondersteuning. Als u Help en ondersteuning wilt openen vanaf het startscherm, typt u h en
selecteert u Help en ondersteuning.
HP ProtectTools Security Manager gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
De HP ProtectTools Security Manager software is vooraf geïnstalleerd op bepaalde
computermodellen. U hebt toegang tot deze software via het Configuratiescherm van Windows. De
software is voorzien van beveiligingsvoorzieningen die u beschermen tegen ongeoorloofde toegang
tot de computer, het netwerk en kritieke gegevens. Raadpleeg de helpfunctie van de HP ProtectTools
software voor meer informatie.
Optionele beveiligingskabel installeren
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt
gestolen.
Essentiële beveiligingsupdates installeren 79
OPMERKING: Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders
uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor
de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het
kabelslot met de sleutel.
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Stel een
gebruikersaccount en een wachtwoord in op de computer om de vingerafdruklezer te gebruiken. U
kunt zich bij deze account aanmelden op de computer door de gekozen vinger over de lezer te halen.
U kunt de vingerafdruklezer ook gebruiken om wachtwoordvelden in te vullen op websites en in
andere programma's waarvoor aanmelding vereist is. Zie de helpfunctie van de vingerafdruksoftware
voor aanwijzingen.
Nadat u een identiteit voor de vingerafdruksoftware hebt gedefinieerd, kunt u een Single Sign On-
service instellen zodat u de vingerafdruklezer kunt gebruiken om aanmeldingsgegevens te maken
voor elke applicatie waarvoor u een gebruikersnaam en wachtwoord moet opgeven.
Locatie van de vingerafdruklezer
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich bevindt in een van de volgende gedeelten
van uw computer:
Aan de onderkant van het touchpad;
Aan de rechterkant van het toetsenbord;
Aan de rechterbovenkant van het scherm;
Aan de linkerkant van het scherm.
80 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Afhankelijk van het model computer is de vingerafdruklezer horizontaal of verticaal geplaatst. In beide
gevallen geldt dat u uw vinger langs de metalen sensor moet vegen. Zie
Vertrouwd raken met de
computer op pagina 4 voor de plaats van de lezer op uw computer.
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) 81
10 Onderhoud
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te
plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire
geheugenmodule uit te voeren.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het
stopcontact en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
VOORZICHTIG: door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u een geheugenmodule aan de computer toevoegt of uit de computer
verwijdert. Verwijder een geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand
staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
OPMERKING: als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, moet u zorgen dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
OPMERKING: het primaire geheugen bevindt zich in het onderste geheugenmoduleslot en het
uitbreidingsgeheugen bevindt zich in het bovenste geheugenmoduleslot.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoedingsbron en alle randapparatuur die op de computer is aangesloten.
3. Verwijder de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 45).
4. Verwijder de onderhoudsklep (zie
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen op pagina 57).
5. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule kantelt naar boven.
82 Hoofdstuk 10 Onderhoud
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule bij de randen vast, om te voorkomen dat de
geheugenmodule wordt beschadigd. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet
aan.
Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
6. Plaats een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule bij de randen vast, om te voorkomen dat de
geheugenmodule wordt beschadigd. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Houd de geheugenmodule onder een hoek van 45 graden boven het oppervlak van het
geheugenmodulecompartment en druk de module (2) in het geheugenmoduleslot tot hij op
zijn plaats zit.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 83
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule totdat de borgklemmetjes
vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de
geheugenmodule te voorkomen.
7. Plaats de onderhoudsklep terug (zie De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen op pagina 57).
8. Plaats de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 45).
9. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
10. Schakel de computer in.
De computer reinigen
Reinigingsproducten
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw computer:
Dimethylbenzylammoniumchloride met een maximale concentratie van 0,3 procent
(bijvoorbeeld: bacteriedodende wegwerpdoekjes. Deze doekjes zijn onder veel merknamen in
de handel verkrijgbaar.)
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
Water met milde zeepoplossing
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische veegdoekjes
84 Hoofdstuk 10 Onderhoud
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende reinigingsproducten niet:
Sterke oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride en
koolwaterstoffen, deze kunnen het oppervlak van de computer permanent beschadigen.
Vezelachtig materiaal, zoals papieren doekjes, die de computer kunnen bekrassen. In de loop van de
tijd kunnen er vuildeeltjes en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw
computer.
WAARSCHUWING! Om elektrische schokken of schade aan onderdelen te voorkomen, reinigt u
uw computer niet wanneer deze ingeschakeld is:
Schakel de computer uit.
Koppel de externe voedingsbron los.
Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Sproei geen reinigingsmiddelen of vloeistoffen rechtstreeks op de computer. Als er
vloeistoffen op het oppervlak terecht komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Beeldscherm reinigen
Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel bevochtigd
doekje schoon. Controleer of het display droog is voordat u de computer sluit.
Zijkanten en deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen en desinfecteren van de zijkanten en het deksel een zachte microvezel-
doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of
gebruik een aanvaardbaar bacteriedodend wegwerpdoekje.
OPMERKING: Verwijder wanneer u het deksel van de computer reinigt, het vuil door ronddraaiende
bewegingen te maken.
Touchpad en toetsenbord reinigen
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een
elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op
het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
VOORZICHTIG: Zorg er tijdens het reinigen van het touchpad en toetsenbord voor dat er geen
vloeistoffen tussen de toetsen terecht komt. Hierdoor kunnen er interne onderdelen beschadigd
raken.
Gebruik voor het reinigen en desinfecteren van het touchpad en toetsenbord een zachte
microvezel-doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde
reinigingsmiddelen, of gebruik een aanvaardbaar bacteriedodend wegwerpdoekje.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te
verwijderen, gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
De computer reinigen 85
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
Download de nieuwste versie van HP-programma's en stuurprogramma's en registreer om
automatische update-meldingen te ontvangen als nieuwe versies beschikbaar komen. Voor
ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde
ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
SoftPaq Download Manager gebruiken
HP SoftPaq Download Manager (SDM) is een hulpprogramma dat snel toegang verschaft tot
SoftPaq-informatie voor zakelijke computers van HP zonder dat het SoftPaq-nummer benodigd is.
Met dit hulpprogramma kunt u eenvoudig zoeken naar SoftPaq's en deze vervolgens downloaden en
uitpakken.
Met SoftPaq Download Manager wordt vanaf de FTP-site van HP een gepubliceerd databasebestand
gelezen en gedownload dat het computermodel en SoftPaq-informatie bevat. Met SoftPaq Download
Manager kunt u een of meer computermodellen opgeven om vast te stellen welke SoftPaqs
beschikbaar zijn om te worden gedownload.
SoftPaq Download Manager controleert de HP FTP-site op updates van de database en software. Als
updates worden gevonden, worden deze gedownload en automatisch toegepast.
SoftPaq Download Manager is beschikbaar via de website van HP. Als u SoftPaq Download Manager
wilt gebruiken voor het downloaden van SoftPaq's, moet eerst het programma worden gedownload
en geïnstalleerd. Ga naar de website van HP op
http://www.hp.com/go/sdm en volg de instructies
voor het downloaden en installeren van SoftPaq Download Manager.
U downloadt SoftPaq's als volgt:
Typ softpaq op het startscherm en selecteer HP SoftPaq Download Manager. Volg de
aanwijzingen voor het downloaden van SoftPaqs.
OPMERKING: klik op Ja als u wordt verzocht dat te doen.
86 Hoofdstuk 10 Onderhoud
11 Back-up en herstel
Ter bescherming van uw informatie gebruikt u Back-up maken en terugzetten om back-ups te maken
van afzonderlijke bestanden en mappen of van de volledige vaste schijf, om media voor
systeemherstel te maken, of om systeemherstelpunten te maken. In het geval van een systeemfout
kunt u de back-upbestanden gebruiken om de inhoud van de computer terug te zetten.
Typ herstellen op het startscherm, selecteer Instellingen en maak een keuze uit de lijst met
weergegeven opties.
OPMERKING: Zoek voor gedetailleerde instructies over de verschillende opties voor back-up en
herstellen naar deze onderwerpen in Help en ondersteuning. Typ h op het startscherm en selecteer
Help en ondersteuning.
In het geval van een onstabiel systeem raadt HP aan om de herstelprocedures af te drukken en deze
te bewaren voor toekomstig gebruik.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie. Typ h op het startscherm en
selecteer Help en ondersteuning.
Een back-up maken van uw gegevens
In het geval van een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up.
U moet media voor systeemherstel en uw eerste back-up maken direct nadat het systeem is
geïnstalleerd. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups
van het systeem blijven maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben. Met
de systeemherstelschijven kunt u de computer opstarten en het besturingssysteem herstellen
wanneer het systeem instabiel is geworden of niet meer werkt. In het geval dat het systeem niet meer
werkt, kunt u de eerste en volgende back-ups gebruiken om uw gegevens en instellingen te
herstellen.
Typ back-up op het startscherm, selecteer Instellingen en selecteer Save backup copies of your
files with File History)Back-up kopieën van uw bestanden opslaan met Bestandsgeschiedenis).
U kunt een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf of op een
netwerkschijfeenheid.
Houd bij het maken van back-ups rekening met het volgende:
Sla persoonlijke bestanden op in de bibliotheek Documenten en maak hiervan periodiek een
back-up.
Maak een back-up van sjablonen die zijn opgeslagen bij de bijbehorende programma's.
Sla aangepaste instellingen in een venster, werkbalk of menubalk op door een schermopname
van uw instellingen te maken. Een schermafbeelding kan veel tijd besparen als u opnieuw uw
voorkeuren moet instellen.
U maakt als volgt een back-up met behulp van Back-up maken en terugzetten:
OPMERKING: Zorg dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u het back-
upproces start.
Een back-up maken van uw gegevens 87
OPMERKING: Het back-upproces kan meer dan een uur in beslag nemen, afhankelijk van de
bestandsgrootte en de snelheid van de computer.
1. Typ back-up op het startscherm, selecteer Instellingen en maak een keuze uit de lijst met
weergegeven opties.
2. Volg de instructies op het scherm om een back-up te plannen, een systeemkopie te maken, of
systeemherstelschijven te maken.
Systeemherstelactie uitvoeren
In geval van een systeemstoring of instabiliteit, beschikt de computer over de volgende
hulpprogramma's om uw bestanden te herstellen:
Hulpprogramma’s voor herstel: U kunt Back-up maken en terugzetten van Windows gebruiken
om gegevens te herstellen waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt. U kunt ook
gebruikmaken van Windows Opstartherstel om problemen te verhelpen die voorkomen dat
Windows correct opstart.
f11 herstelprogramma's: Met de f11-herstelprogramma's kunt u de oorspronkelijke kopie van de
vaste schijf herstellen. De kopie bevat het Windows-besturingssysteem en alle
softwareprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en de eerder gemaakte systeemherstelmedia
niet kunt gebruiken, moet u media met het besturingssysteem Windows 8 aanschaffen om de
computer opnieuw op te starten en het besturingssysteem te herstellen. Raadpleeg
De dvd met het
besturingssysteem Windows 8 gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 89 voor
aanvullende informatie.
Windows herstelprogramma’s gebruiken
Ga als volgt te werk als u informatie wilt herstellen waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt:
Typ h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Ga als volgt te werk als u uw informatie wilt herstellen met Windows Opstartherstel:
VOORZICHTIG: Sommige opties van Opstartherstel wissen en formatteren de vaste schijf volledig.
Ga naar Help en ondersteuning voor aanvullende informatie. Typ h op het startscherm en selecteer
Help en ondersteuning.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de HP Herstelpartitie aanwezig is. Typ computer op het
startscherm en selecteer Computer.
Typ als u zoekt naar de HP Herstelpartitie op het startscherm windows verkenner en klik op
Windows Verkenner.
– of –
Typ computer op het startscherm en selecteer Computer.
OPMERKING: Als de Windows-partitie en de HP herstelpartitie niet vermeld staan, moet u het
besturingssysteem en de programma's herstellen met behulp van de media met het
besturingssysteem Windows 8 en de schijf Driver Recovery (Herstel van stuurprogramma's)
(beide afzonderlijk aan te schaffen). Raadpleeg
De dvd met het besturingssysteem Windows 8
gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 89 voor aanvullende informatie.
88 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel
3. Herstart de computer als de Windows-partitie en de HP Herstelpartitie in de lijst staan. Houd
shift terwijl u op Opnieuw opstarten klikt om de Windows Herstelomgeving (WinRE) te openen.
OPMERKING: Als de computer niet in WinRE opstart, opent het systeem standaard in WinRE
na meerdere pogingen.
4. Selecteer Opstartherstel.
5. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over het herstellen van informatie met de Windows-
hulpprogramma's zoekt u naar deze onderwerpen in Help en ondersteuning. Typ h op het
startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
f11-herstelprogramma's gebruiken
VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste
schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en alle software die u hebt geïnstalleerd op
de computer, worden definitief verwijderd. Het f11-herstelprogramma installeert het
besturingssysteem en HP programma's en stuurprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd
opnieuw. Software die niet in de fabriek is geïnstalleerd, moet opnieuw worden geïnstalleerd.
Ga als volgt te werk om de kopie van de oorspronkelijke vaste schijf te herstellen met f11:
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de HP Herstelpartitie aanwezig is. Typ computer op het
startscherm en selecteer Computer.
OPMERKING: Als de HP herstelpartitie niet vermeld staan, moet u het besturingssysteem en
de programma's herstellen met behulp van de media met het besturingssysteem Windows 8 en
de schijf Driver Recovery (Herstel van stuurprogramma's) (beide afzonderlijk aan te schaffen).
Raadpleeg
De dvd met het besturingssysteem Windows 8 gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen) op pagina 89 voor aanvullende informatie.
3. Als de HP herstelpartitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op esc
wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor het
startmenu) onder aan het scherm verschijnt.
4. Druk op f11 als het bericht "Press <F11> for recovery" (Druk op f11 voor herstellen) op het
scherm wordt weergegeven.
5. Volg de instructies op het scherm.
De dvd met het besturingssysteem Windows 8 gebruiken (afzonderlijk aan
te schaffen)
Ga naar http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm
om media met het besturingssysteem Windows 8 te bestellen. U kunt de dvd ook telefonisch
bestellen bij onze Klantenondersteuning. Raadpleeg voor contactinformatie het boekje Worldwide
Telephone Numbers (Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning) dat bij de computer is
geleverd.
VOORZICHTIG: Als u media met besturingssysteem Windows 8 gebruikt, dan wordt de inhoud van
de vaste schijf gewist en wordt de vaste schijf opnieuw geformatteerd. Alle bestanden die u hebt
gemaakt en alle software die u hebt geïnstalleerd op de computer, worden definitief verwijderd.
Wanneer het formatteren gereed is, herstelt u via het herstelproces het besturingssysteem, de
stuurprogramma's, de software en de hulpprogramma's.
U start als volgt een herstelactie met media dvd met het besturingssysteem Windows 8:
Systeemherstelactie uitvoeren 89
OPMERKING: Dit proces kan enkele minuten duren.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Herstart de computer en volog de aanwijzingen van de media met Windows 8 om het
besturingssysteem te installeren.
3. Druk op een toets op het toetsenbord als dit wordt gevraagd.
4. Volg de instructies op het scherm.
Wanneer de herstelprocedure is voltooid:
1. Verwijder de media met Windows 8 en plaats de schijf Driver Recovery (Herstel van
stuurprogramma's).
2. Installeer eerst de stuurprogramma's voor de hardware, en vervolgens de aanbevolen
toepassingen.
HP Software Setup gebruiken
U kunt HP Software Setup gebruken om stuurprogramma's opnieuw te installeren of om software te
selecteren die beschadigd of van het systeem verwijderd is.
1. Typ op het startscherm HP Software Setup en selecteer apps.
2. Open HP Software Setup.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm om stuurprogramma's opnieuw te installeren of software te
selecteren.
90 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel
12 Computer Setup (BIOS) en Advanced
System Diagnostics
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de
communicatie tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden,
beeldscherm, toetsenbord, muis en printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types
geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen
en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: Wees zeer voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Computer Setup. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
OPMERKING: Een op een USB-poort aangesloten toetsenbord of muis kan in Computer Setup
uitsluitend worden gebruikt wanneer de ondersteuning voor oudere USB-systemen is ingeschakeld.
Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm
wordt weergegeven.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
Ga als volgt te werk om te navigeren in Computer Setup en items te selecteren:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm
wordt weergegeven.
Als u een menu of menuonderdeel wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen
en drukt u vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om op
het onderdeel te klikken.
Klik op de pijl-omhoog of pijl-omlaag in de rechterbovenhoek van het scherm of gebruik de
toetsen pijl-omhoog of pijl-omlaag om omhoog of omlaag te bladeren.
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het
hoofdscherm van Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
OPMERKING: U kunt navigeren door Computer Setup en selecties maken met behulp van de
cursorbesturing (zoals het touchpad, de EasyPoint-muisbesturing of een USB-muis) of het
toetsenbord.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
Computer Setup gebruiken 91
Ga als volgt te werk om de menu's van Computer Setup af te sluiten:
U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:
Klik op het pictogram Exit (Afsluiten) linksonder op het scherm en volg de instructies op het
scherm.
– of –
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen File (Bestand) > Ignore Changes and Exit
(Wijzigingen negeren en afsluiten) en druk op enter.
Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te
sluiten:
Klik op het pictogram Save (Opslaan) linksonder op het scherm en volg de instructies op het
scherm.
– of –
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
Fabrieksinstellingen in Computer Setup herstellen
OPMERKING: Het herstellen van de standaardwaarden is niet van invloed op de vaste-
schijfmodus.
Ga als volgt te werk om alle instellingen in Computer Setup terug te zetten op de fabriekswaarden:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm
wordt weergegeven.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de cursorbesturing of met de pijltoetsen File (Bestand) > Restore defaults
(Standaardinstellingen herstellen).
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
OPMERKING: Uw wachtwoord- en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS bijwerken
Geüpdate versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaq's worden genoemd.
92 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS) en Advanced System Diagnostics
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en over het oplossen van problemen.
BIOS-versie bepalen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup.
2. Gebruik de cursorbesturing of de pijltoetsen om File (Bestand) > System Information
(Systeeminformatie) te selecteren.
3. Als u Computer Setup wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram
Exit (Afsluiten) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen File (Bestand) > Ignore Changes and Exit
(Wijzigingen negeren en afsluiten) en druk op enter.
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om schade aan de computer of een mislukte installatie te voorkomen, downloadt
en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
terwijl de computer op accuvoeding werkt of is aangesloten op een optioneel dockingapparaat of een
optionele voedingsbron. Volg tijdens het downloaden en installeren de volgende instructies:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
2. Typ in het zoekvak van Help en ondersteuning onderhoud en volg de aanwijzingen op het
scherm om de computer te identificeren en naar de BIOS-update te gaan die u wilt downloaden.
3. In de downloadsectie doet u het volgende:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update kunt
herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze
naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarnaar de BIOS-update wordt
gedownload. U moet naar dit pad gaan om de update te installeren.
OPMERKING: Als uw computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
Computer Setup gebruiken 93
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ windows verkenner op het startscherm, selecteer Windows Verkenner.
2. Dubbelklik op de aanduiding van de vaste schijf. De vaste-schijfaanduiding is gewoonlijk Lokaal
station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is voltooid, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
Advanced System Diagnostics gebruiken
Met Advanced System Diagnostics kunt u diagnosetests uitvoeren om vast te stellen of de hardware
van de computer naar behoren werkt. De volgende diagnosetests zijn beschikbaar in Advanced
System Diagnostics:
System Tune-Up (Systeemoptimalisatie): deze groep aanvullende tests controleert de computer
om er zeker van te zijn dat de hoofdcomponenten correct werken. System Tune-Up voert
langere en uitgebreidere tests uit voor de geheugenmodules, de SMART-kenmerken van de
vaste schijf, het oppervlak van de vaste schijf, de accu (en de accukalibratie), het
videogeheugen en de status van de WLAN-module.
Start-up test (Opstarttest): deze test analyseert de hoofdcomponenten van de computer die
vereist zijn om de computer op te starten.
Run-in test: deze test herhaalt de opstarttest en controleert op onvoorziene problemen die de
opstarttest niet detecteert.
Hard disk test (Vasteschijftest): deze test analyseert de fysieke conditie van de vaste schijf en
controleert alle gegevens in elke sector van de vaste schijf. Als de test een beschadigde sector
detecteert, wordt geprobeerd de gegevens naar een goede sector te verplaatsen.
Memory test (Geheugentest): deze test analyseert de fysieke conditie van de
geheugenmodules. Als er een fout wordt gemeld, vervangt u de geheugenmodules onmiddellijk.
Battery test (Accutest): met deze test wordt de toestand van de accu geanalyseerd en wordt zo
nodig de accu gekalibreerd. Als de accu de test niet doorstaat, neemt u contact op met de
klantenondersteuning om het probleem te melden en een vervangende accu aan te schaffen.
BIOS Management: u kunt de BIOS-versie van het systeem bijwerken of terugzetten. Schakel
de voeding niet uit en verwijder deze niet tijdens het proces. Voordat het BIOS wordt bijgewerkt,
verschijnt een bevestiging. Selecteer BIOS update, BIOS Rollback, of Terug naar
hoofdmenu.
In het venster Advanced System Diagnostics kunt u systeeminformatie en foutenlogbestanden
weergeven of talen selecteren.
94 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS) en Advanced System Diagnostics
U start Advanced System Diagnostics als volgt:
1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Druk op esc terwijl het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) linksonder op het
scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f2.
2. Klik op de diagnosetest die u wilt uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: als u een diagnosetest die wordt uitgevoerd wilt stoppen, drukt u op esc.
Advanced System Diagnostics gebruiken 95
13 Ondersteuning
Contact opnemen met de ondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in Help en ondersteuning geen uitsluitsel geeft
over uw vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
Online chatten met een technicus van HP.
OPMERKING: Ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het
Engels.
Gebruikmaken van ondersteuning via e-mail.
Telefoonnummers Voor ondersteuning opzoeken.
Een HP servicecentrum opzoeken.
96 Hoofdstuk 13 Ondersteuning
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie, waaronder:
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer
(3) Onderdeelnummer van product
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen)
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de ondersteuning. Het
servicelabel bevindt zich in de accuruimte.
Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de Windows-productsleutel. U kunt de
productsleutel nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met
het systeem wilt oplossen. Het certificaat van echtheid van Microsoft bevindt zich aan de
binnenkant van de accuruimte.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich op het onderpaneel.
Certificeringslabel(s) voor draadloze communicatie (alleen bepaalde modellen): bevat(ten)
informatie over optionele apparatuur voor draadloze communicatie en de keurmerken van
diverse landen waar de apparatuur is goedgekeurd en toegestaan voor gebruik. Als uw
computermodel is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de
computer voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig
hebben wanneer u de computer in het buitenland gebruikt. Labels met keurmerken voor
apparatuur voor draadloze communicatie bevinden zich op het onderpaneel.
Labels 97
14 Specificaties
Ingangsvermogen
Omgevingsvereisten
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 18,5 V DC bij 3,5 A - 65 W
19,0 V DC bij 4,74 A - 90 W
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
98 Hoofdstuk 14 Specificaties
A Reizen met de computer
Neem voor optimale resultaten de volgende transportrichtlijnen in acht:
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale kaarten.
VOORZICHTIG: Verwijder media uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit de
schijfhouder haalt en voordat u de schijfeenheid vervoert, verstuurt of opbergt. Zo beperkt u
het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid en het risico van
gegevensverlies.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
Wanneer u met het vliegtuig reist, neemt u de computer mee als handbagage en checkt u de
computer niet in met de rest van de bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Elke luchtvaartmaatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Overleg vooraf met de luchtvaartmaatschappij als u de computer in het vliegtuig wilt gebruiken.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als de computer is voorzien van een apparaat voor draadloze communicatie of een HP module
voor mobiel breedband, bijvoorbeeld via 802.11b/g, GSM (Global System for Mobile
Communications) of GPRS (General Packet Radio Service), moet u er rekening mee houden dat
het gebruik van deze apparaten in bepaalde omgevingen niet is toegestaan. Dit kan het geval
zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke
locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt
u het beste vooraf toestemming vragen voordat u het apparaat gebruikt.
Ga als volgt te werk als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Vraag de douanebepalingen voor computers op voor de landen/regio's die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
99
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
100 Bijlage A Reizen met de computer
B Problemen oplossen
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
Raadpleeg Help en ondersteuning voor aanvullende informatie en koppelingen naar websites.
Typ h op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
OPMERKING: Voor sommige controle- en herstelprogramma's is verbinding met internet
nodig. HP levert ook extra hulpmiddelen waarvoor geen internetverbinding nodig is.
Neem contact op met de ondersteuning van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Kies uit de volgende soorten ondersteuning:
Online chatten met een technicus van HP.
OPMERKING: Ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in
het Engels.
Stuur een e-mail naar ondersteuning van HP.
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning opzoeken.
Een HP servicecentrum opzoeken.
Problemen oplossen
In de volgende gedeelten worden enkele veelvoorkomende problemen en mogelijke oplossingen
beschreven.
De computer kan niet worden ingeschakeld
Als de computer niet wordt ingeschakeld wanneer u op de aan/uit-knop drukt, kunnen de volgende
suggesties u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart:
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende
voeding levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten.
OPMERKING: gebruik alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter of een
netvoedingsadapter die door HP is goedgekeurd voor deze computer.
Als de computer is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit
u de netvoedingsadapter van de computer aan op een stopcontact. Controleer of het netsnoer
en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten.
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen 101
Het beeldscherm is leeg
Als het scherm leeg is maar u de computer nog niet hebt uitgeschakeld, kan een of meer van deze
instellingen de oorzaak van het probleem zijn.
De computer staat mogelijk in de slaapstand. Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort
op de aan/uit-knop. De slaapstand is een energiebesparende voorziening waarbij het
beeldscherm wordt uitgeschakeld. De slaapstand kan automatisch worden geactiveerd als de
computer is ingeschakeld maar niet wordt gebruikt, of als de acculading een laag niveau heeft
bereikt. Tik op het bureaublad van Windows op het pictogram Accu in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Selecteer daarna Voorkeuren.
Het is mogelijk dat de computer niet ingesteld is op weergave van het beeld op het
computerscherm. Druk op fn+f4 om de beeldweergave over te schakelen naar het beeldscherm
van de computer. Voor de meeste modellen geldt dat wanneer er een optioneel extern
weergaveapparaat, zoals een monitor, op de computer aangesloten is, het beeld op het
computerscherm of op het externe weergaveapparaat, of op beide apparaten tegelijkertijd, kan
worden weergegeven. Wanneer u herhaaldelijk op fn+f4 drukt, wordt de weergave
overgeschakeld naar het computerscherm, een of meer externe weergaveapparaten of
gelijktijdige weergave op alle apparaten.
De software werkt niet goed
Als de software niet of abnormaal reageert, herstart u de computer door naar de rechterkant van het
scherm te wijzen. Wanneer de charms worden weergegeven, klikt u op Instellingen. Klik op het
pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten aan
de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte,
De computer staat aan maar
reageert niet op pagina 102.
De computer staat aan maar reageert niet
Als de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het
toetsenbord, voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde,
totdat de computer uitschakelt:
VOORZICHTIG: noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen
gegevens.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
De computer is ongewoon warm
Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer
de computer echter ongewoon warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een
geblokkeerde ventilatieopening.
Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur.
Zorg ook dat alle ventilatieopeningen nergens door worden geblokkeerd tijdens het gebruik van de
computer.
102 Bijlage B Problemen oplossen
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
OPMERKING: de ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
Een extern apparaat werkt niet
Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt:
Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant.
Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn.
Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt.
Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het
besturingssysteem.
Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.
De draadloze netwerkverbinding werkt niet
Ga als volgt te werk als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt:
Om een draadloos of bekabeld netwerk in of uit te schakelen, rechtsklikt u op het pictogram
Netwerkverbinding in het systeemvak, rechts op de taakbalk. Selecteer het selectievakje in het
optiemenu om apparaten in te schakelen. Wis het selectievakje voor apparaten die u wilt
uitschakelen.
Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie van de computer is ingeschakeld.
Controleer of de draadloze antennes van de computer nergens door worden geblokkeerd.
Controleer of het kabel- of DSL-modem en het netsnoer daarvan correct zijn aangesloten en of
de lampjes branden.
Controleer of de draadloze router of het draadloze toegangspunt correct is aangesloten op de
voedingsadapter en het kabel- of DSL-modem, en of de lampjes branden.
Koppel alle kabels los en sluit ze opnieuw aan. Schakel vervolgens het apparaat uit en opnieuw
in.
De lade van de optischeschijfeenheid gaat niet open bij het verwijderen
van een cd of dvd
1. Steek het uiteinde van een paperclip (1) in de ontgrendelingsopening in het voorpaneel van de
schijfeenheid.
2. Druk de paperclip voorzichtig naar binnen om de lade te ontgrendelen en trek de lade
vervolgens zo ver mogelijk uit (2).
Problemen oplossen 103
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de
randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig
enigszins schuin bij het verwijderen.
4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
De computer herkent de optische-schijfeenheid niet
Als het besturingssysteem een geïnstalleerd apparaat niet detecteert, is het mogelijk dat het
apparaatstuurprogramma ontbreekt of is beschadigd.
1. Verwijder eventuele schijven uit de optische-schijfeenheid.
2. Klik op Computer en op Systeemmonitor.
3. Zoek in Apparaatbeheer naar de Opslagcontroller in de kolom Type.
4. Klik op de driehoek naast de apparaten totdat u het optische schijfstation vindt. Als het station in
de lijst voorkomt, moet het goed werken.
Een schijf wordt niet afgespeeld
Sla uw werk op en sluit alle geopende programma’s voordat u een cd of dvd afspeelt.
Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd of dvd afspeelt.
Controleer of de schijf juist is geplaatst.
Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een
pluisvrije doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand.
Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset
voor optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
104 Bijlage B Problemen oplossen
Schakel de slaapstand uit alvorens de schijf af te spelen. Activeer de slaapstand niet tijdens het
afspelen van een schijf. Klik op Nee wanneer dit bericht wordt weergegeven. Nadat u op Nee
hebt geklikt, kan het volgende gebeuren:
Het afspelen wordt hervat.
– of –
Mogelijk wordt het afspeelscherm van het multimediaprogramma gesloten. Klik op de knop
Afspelen van het multimediaprogramma om het afspelen van de schijf te hervatten. In
uitzonderlijke gevallen moet u het programma mogelijk afsluiten en opnieuw starten.
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm
1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld,
drukt u een of meer keren op fn+f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen.
2. Configureer de monitorinstellingen zodanig dat het externe beeldscherm het primaire
beeldscherm wordt:
a. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het bureaublad en selecteer
Schermresolutie.
b. Geef een primair en een secundair beeldscherm op.
OPMERKING: Als beide beeldschermen worden gebruikt, verschijnt het dvd-beeld niet op een
beeldscherm dat is ingesteld als secundair beeldscherm.
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is
voltooid
Controleer of alle programma's zijn afgesloten.
De Slaapstand uitschakelen.
Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt.
Controleer of de schijf correct is geplaatst.
Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u
probeert de inhoud te branden op een nieuwe schijf. Brand daarna de nieuwe schijf vanaf de
vaste schijf.
Problemen oplossen 105
C Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is de ontlading van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar
in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u ontvangt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens
een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning van HP als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig hebt bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
106 Bijlage C Elektrostatische ontlading
Index
A
aan/uit
accu 43
aan/uit-knop 40
Aan/uit-knop herkennen 7, 9
Aan/uit-lampje 6
aan/uit-lampjes 5
aan/uit-schakelaar 40
aanwijsapparaten, voorkeuren
instellen 26
accu
afvoeren 48
opbergen 47
vervangen 48
Accu
acculading weergeven 43
lage acculading 44
ontladen 43
voeding besparen 47
Accu, temperatuur 47
Accucontrole 43
Accu-informatie zoeken 43
Accuruimte 17, 97
Accuvoeding 43
Advanced System Diagnostics
94
Afsluiten 40
Antivirussoftware 78
Audiofuncties controleren 36
Audio-ingang (microfooningang)
12
Audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang) 12
Automatische DriveLock,
wachtwoord
opgeven 77
verwijderen 78
B
Back-up maken en terugzetten
87
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 23
Beeldschermen, schakelen
tussen 31
Beeldschermhelderheid, toetsen
30
Beeldscherm schakelen 31
Beheerderswachtwoord 69
Beschrijfbare media 41
Besparen, voeding 47
Besturingssysteem
Microsoft, certificaat van
echtheid, label 97
Productsleutel 97
Beveiliging, draadloze
communicatie 22
Beveiligingskabel,
bevestigingspunt herkennen 13
Beveiligingsschroef 46
Bevestigingspunt
beveiligingskabel 13
BIOS
update downloaden 93
updaten 92
versie bepalen 93
Bluetooth, label 97
Bluetooth-apparaat 20, 24
C
Caps Lock-lampje herkennen 5,
6
Certificaat van echtheid, label 97
Computer, reizen met 47, 99
Computer reageert niet 40
Computer Setup
BIOS-beheerderswachtwoord
71
DriveLock-wachtwoord 73
fabrieksinstellingen herstellen
92
navigeren en selecteren 91
Configureren
audio voor HDMI 39
Controleren, audiofuncties 36
D
Digitale kaart
ondersteunde types 52
plaatsen 52
verwijderen 52
Draadloos netwerk (WLAN)
bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 23
benodigde apparatuur 22
beveiliging 22
effectief bereik 23
gebruiken 21
openbaar WLAN, verbinding
maken 23
verbinding maken 23
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
besturingssysteem 20
knop 20
Draadloze communicatie, knop
20
Draadloze communicatie, knop
herkennen 8, 9
Draadloze communicatie, lampje
20
DriveLock-wachtwoord
beschrijving 73
instellen 74
invoeren 75
verwijderen 77
wijzigen 76
Dubbel videosysteem 51
E
Elektrostatische ontlading 106
Energiebesparende standen 40
Energiemeter 42
Esc-toets herkennen 10, 11
Essentiële updates, software 79
Externe apparaten 54
Externe monitor, poort 38
Externemonitorpoort 14
Externe netvoeding gebruiken 49
Externe schijfeenheid 55
F
F11-herstelprogramma 89
Firewallsoftware 78
Index 107
Fn-toets, herkennen 10, 11, 30
Functietoetsen, herkennen 10,
11
G
Gebruiken
energiebesparende standen
40
energiemeter 42
externe netvoeding 49
Gebruikerswachtwoord 70
Geheugenmodule
plaatsen 83
vervangen 82
verwijderen 82
Geïntegreerde webcam, lampje
herkennen 15, 16
Geïntegreerd numeriek
toetsenblok, herkennen 11, 33
Geïntegreerd numeriek
toetsenblok herkennen 10, 32
Geluidsvolume
aanpassen 35
knoppen 35
toetsen 35
Geluid uit, toets herkennen 31
Gezichtsherkenning 36, 68
Grafische modi, schakelen
tussen 50
H
HDMI, audio configureren 39
HDMI-poort, verbinding maken
met 38
HDMI-poort herkennen 14
herstellen, vaste schijf 89
Herstelpartitie 89
High-definitionapparatuur,
aansluiten 38
Hotkeys
accu laden 31
audio-cd, dvd of bd,
bedieningselementen 31
beeldschermhelderheid
verhogen 30
beeldschermhelderheid
verlagen 30
beschrijving 30
gebruiken 30
geluidsvolume aanpassen 31
QuickLock 31
schakelen tussen
beeldschermen 31
slaapstand 30
uitgeschakeld
luidsprekergeluid 31
HP 3D DriveGuard 61
HP ProtectTools Security
Manager 79
Hubs 53
I
In-/uitgangen
audio-ingang
(microfooningang) 12
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
12
netwerk 14
RJ-45 (netwerk) 14
in-/uitzoomen,
touchpadbeweging 30
Ingangsvermogen 98
Instellen, WLAN 22
Instellingen Computer Setup
fabrieksinstellingen herstellen
92
navigeren en selecteren 91
Interne beeldschermschakelaar
15, 16
Interne microfoons herkennen
15, 16
Internetverbinding instellen 22
K
Kabels
USB 54
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 97
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 97
keurmerk voor draadloze
communicatie, label 97
knijpen, touchpadbeweging 30
knoppen
aan/uit 40
Knoppen
aan/uit 7, 9
draadloze communicatie 8, 9
ejecttoets voor optische-
schijfeenheid 13
geluidsvolume 35
linkerknop van touchpad 4
media 35
rechterknop van touchpad 4
Webbrowserknop 8, 9
Kritiek lage acculading 40
L
Labels
Bluetooth 97
certificaat van echtheid van
Microsoft 97
kennisgevingen 97
keurmerk voor draadloze
communicatie 97
serienummer 97
WLAN 97
Lage acculading 44
Lampjes
aan/uit 5, 6
Caps Lock 5, 6
draadloze communicatie 5, 6
Lampje van de
netvoedingsadapter/accu 14
Optischeschijfeenheid 13
Touchpad 5, 6
Vaste schijf 12
Webbrowser 6
webcam 15, 16
Lampjes, vaste schijf 62
Lampje van de
netvoedingsadapter/accu 14
Lampje van optische-
schijfeenheid 13
lampje voor draadloze
communicatie 5
Lampje voor draadloze
communicatie 6
Lampje voor vaste-schijfeenheid
12
Leesbare media 41
Luchthavenbeveiliging 56
M
Media afspelen,
bedieningselementen voor 35
Mediabedieningselementen,
toetsen 31
Mediakaartlezer 12
Mediasneltoetsen 35
108 Index
Microsoft, certificaat van echtheid,
label 97
Muis, externe
voorkeuren instellen 26
N
Netvoedingsadapter testen 50
Netvoedingsconnector
herkennen 13
Netwerkconnector herkennen 14
Num lk-toets herkennen 32, 33
Num lock, extern toetsenblok 34
O
Omgevingsvereisten 98
Omschakelbaar videosysteem 50
Onderdelen
beeldscherm 14
bovenkant 4
linkerkant 13
onderdelen aan onderkant 18
onderkant 17
rechterkant 13
voorkant 11
Onderhoud
schijfdefragmentatie 61
schijfopruiming 61
Onderpaneel
beveiligingsschroef 46
Onderpaneel, herkennen 18
Ontgrendelingen
accu 17
Onderpaneel 17
Ontgrendelingen, accu 17
Ontgrendelingen voor
onderpaneel 17
Opbergen, accu 47
Openbaar WLAN, verbinding
maken 23
Oplossen, problemen 101
Opties voor energiebeheer
instellen 40
Optionele externe apparaten
gebruiken 54
Optische schijf
plaatsen 64
verwijderen 64
Optische-schijfeenheden delen
67
Optischeschijfeenheid 13
Optische-schijfeenheid 55
Optischeschijfeenheid met lade
64
P
Poorten
externe monitor 14, 38
HDMI 14, 38
USB 13
VGA 38
probleemoplossing, extern
scherm 105
Problemen oplossen
detectie van
optischeschijfeenheid 104
lade van
optischeschijfeenheid 103
schijf afspelen 104
schijf branden 105
Productnaam en productnummer,
van computer 97
Productsleutel 97
R
Reizen, met computer 97
Reizen met de computer 47, 99
RJ-45-netwerkconnector
herkennen 14
S
schakelaar, aan/uit 40
Schijfdefragmentatie, software 61
Schijfeenheden
externe 55
gebruiken 56
hanteren 56
optische 13, 55
vaste 55
Schijfmedia 41
Schijfopruiming, software 61
Schuiven, touchpadbeweging 29
serienummer 97
Serienummer, van computer 97
slaapstand
activeren 41
beëindigen 41
Sluimerstand
activeren 41
beëindigen 41
Sneltoetsen, media 35
SoftPaqs, downloaden 86
Software
antivirus 78
essentiële updates 79
firewall 78
schijfdefragmentatie 61
schijfopruiming 61
T
Temperatuur 47
Testen, netvoedingsadapter 50
Toetsen
esc 10, 11
fn 10, 11
functie 10, 11
geluidsvolume 35
media 35
Windows-applicaties 10, 11
Windows-logo 10, 11
toetsenblok
herkennen 32
ingebed numeriek 10
Toetsenblok, extern
gebruiken 33
num lock 34
Toetsenblok, geïntegreerd
numeriek 11
Toetsenblokken herkennen 33
Toetsenbord, hotkeys
herkennen 30
Touchpad
gebruiken 26
Knoppen 4
Touchpadbewegingen
in-/uitzoomen 30
knijpen 30
schuiven 29
Touchpadlampje, herkennen 5, 6
Touchpadzone
herkennen 4
U
Uitschakelen, computer 40
Uitwerpknop voor optische-
schijfeenheid 13
USB, ondersteuning voor oudere
systemen 91
USB-apparaten
beschrijving 53
verwijderen 54
Index 109
USB-apparatuur
aansluiten 54
USB-hubs 53
USB-kabel aansluiten 54
USB-poorten herkennen 13, 14
uw computer onderhouden 84
uw computer reinigen 84
V
Vaste schijf
externe 55
HP 3D DriveGuard 61
Installeren 60
verwijderen 59
vaste schijf herstellen 89
vasteschijflampje 62
Ventilatieopeningen herkennen
14, 18
Verbinding maken met een
WLAN 23
VGA-poort, verbinding maken
met 38
Video 37
Vingerafdruklezer 80
Vingerafdruklezer herkennen 8, 9
Voeding
besparen 47
opties 40
Volumetoetsen herkennen 31
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beëindigen slaapstand 42
Wachtwoorden
beheerder 69
BIOS-beheerder 71
DriveLock 73
gebruiker 70
Webbrowserknop, herkennen 8,
9
Webbrowserlampje 6
webcam 15, 16, 36
Webcam, herkennen 15, 16
Webcamlampje herkennen 15,
16
Windows 8, dvd met
besturingssysteem 89
Windows-applicatietoets
herkennen 10, 11
Windows-logotoets herkennen
10, 11
WLAN, label 97
WLAN-antennes herkennen 15,
16
WLAN-apparaat 21, 97
110 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120

HP ProBook 4446s Notebook PC Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor