Casio EX-Z70 Handleiding

Type
Handleiding
D
Digitale Camera
EX-Z70
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit
CASIO product.
Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
Houd de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats voor latere naslag.
Bezoek de officiële EXILIM website
http://www.exilim.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
K817PCM1DKX
INLEIDING
2
INLEIDING
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Oplaadbare lithium-ion
Accu (NP-20)
CD-ROM USB kabel Basisreferentie
Camera Polsriem
AV kabel
Lithium-ion acculader
(BC-11L)
Netsnoer
*
* De vorm van de netstekker
hangt af van het land waar de
camera wordt aangeschaft.
INLEIDING
3
Inhoudsopgave
2 INLEIDING
Uitpakken ..................................................................... 2
Kenmerken ................................................................... 9
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 12
17 SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op! .............................................. 17
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 18
Opnemen van een beeld ............................................ 19
Bekijken van een opgenomen beeld .......................... 20
Wissen van een beeld ................................................ 20
21 VOORBEREIDINGEN
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 21
Algemene gids ........................................................... 22
Camera 22
Lithium-ion acculader 24
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 25
Opnamefunctie (REC) 25
Weergavefunctie (PLAY) 27
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 29
Vastmaken van de polsriem ....................................... 30
Spanningsvereisten .................................................... 31
Opladen van de accu 31
Inleggen van de accu 34
Lege accu indicator 36
Vervangen van de accu 37
Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening 38
In- en uitschakelen van de camera 41
Configureren van de stroomspaarinstellingen 42
Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 44
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 46
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 47
50 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 50
Richten van de camera 50
Opnemen van een beeld 51
Gebruiken van de easy functie 55
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen 57
Gebruiken van de zoom ............................................. 59
Optische zoom 59
Digitale zoom 61
INLEIDING
4
Gebruiken van de flitser ............................................. 63
Flitsereenheid status 65
Veranderen van de flitssterkte instelling 66
Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) 66
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 68
Specificeren van de beeldgrootte .............................. 71
Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 72
74 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 74
Gebruik van autofocus 75
Gebruik van de macrofunctie 78
Het gebruik van panfocus 79
Gebruik van de oneindig-functie 79
Gebruik van handmatig scherpstellen 80
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 81
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 82
Bijstellen van de witbalans ......................................... 84
Handmatig configureren van de witbalans 85
Gebruik van de doorlopende sluiter .......................... 87
Doorlopende sluiter met normale snelheid 88
Doorlopende sluiter bij hoge snelheid 88
Doorlopende sluiter met flits 88
Gebruiken van de BEST SHOT functie ..................... 89
Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors 91
Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling 92
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling 94
Verminderen van de effecten van het bewegen
van uw hand of het bewegen van het onderwerp ...... 94
Opnemen met een hogere gevoeligheid ................... 96
Opnemen van beelden van naamkaartjes en
documenten (Business Shot) ..................................... 97
Voordat u met Business Shot gaat opnemen 98
Gebruiken van de Business Shot instelling 98
Herstellen van een oude foto ..................................... 99
Voordat u probeert een oude foto te herstellen 99
Opnemen van een oude foto 100
Opnemen van een film ............................................. 102
Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld 103
Opnemen van een film 104
Opnemen van audio ................................................. 106
Toevoegen van geluid aan een snapshot 106
Opnemen van spraak 107
Gebruiken van het histogram ................................... 109
Camera instellingen van de REC (opname)
functie ....................................................................... 112
Toewijzen van functies aan de [] en [] toetsen 112
In- en uitschakelen van het in-beeld raster 113
In- en uitschakelen van beeldcontrole 114
Gebruik van icoonhulp 114
Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning 115
Specificeren van de ISO gevoeligheid 117
Selecteren van de meetfunctie 118
Gebruiken van de filterfunctie 120
Speciferen van de contourscherpte 120
INLEIDING
5
Specificeren van kleurverzadiging 121
Specificeren van het contrast 121
Foto’s met datumafstempeling 122
Terugstellen (reset) van de camera 123
124 WEERGAVE
Elementaire weergavebediening ............................. 124
Weergave van een audio snapshot 125
Inzoomen op het weergegeven beeld ...................... 126
Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 127
Trimmen van een beeld ............................................ 128
Keystone correctie ................................................... 130
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren .................. 131
Weergeven en bewerken van een film ..................... 133
Weergeven van een film 133
Montage van een film 134
Vastleggen van een stilbeeld van een film
(MOTION PRINT) 138
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 139
Tonen van het kalenderscherm ................................ 140
Spelen van een Slideshow (diashow) ...................... 141
Roteren van het displaybeeld .................................. 144
Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 145
Heropnemen van het geluid 146
Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 147
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm ........................................................ 148
Selecteren van het
video-uitgangssysteem 150
152 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 152
Wissen van alle bestanden ...................................... 153
154 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen ..................................................................... 154
Geheugenmappen en -bestanden 154
Beschermen van bestanden .................................... 155
Beveiligen van een enkel bestand 155
Beveiligen van alle bestanden 156
Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 156
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 156
Tonen van een bestand in de FAVORITE map 158
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map 159
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 159
160 ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen ................. 160
Configureren van de geluidsinstellingen 160
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon 160
INLEIDING
6
Instellen van het geluidsniveau voor de
weergave van films en audio snapshots 161
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm ............................................................. 161
Specificeren van de bestandsnaam serienummer
generatiemethode .................................................... 162
Instellen van de klok ................................................ 163
Selecteren van uw thuistijdzone 163
Instellen van de huidige tijd en datum 164
Veranderen van de datumopmaak 164
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 165
Tonen van het wereldtijdscherm 165
Configureren van wereldtijdinstellingen 165
Bewerken de datum en de tijd van een beeld ......... 166
Veranderen van de displaytaal ................................. 167
Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 168
Configureren van de [ ] (REC) en
[ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies ...... 169
Formatteren van het ingebouwde geheugen ........... 170
171 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 172
Insteken van een geheugenkaart in de camera 172
Vervangen van de geheugenkaart 173
Formatteren van een geheugenkaart 174
Kopiëren van bestanden .......................................... 175
Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart 176
Kopiëren van een specifiek bestand van een
geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 177
178 AFDRUKKEN VAN BEELDEN
DPOF ........................................................................ 179
Configureren van de afdrukinstellingen voor een
enkel beeld 180
Configureren van de afdrukinstellingen voor alle
beelden 181
Gebruiken van PictBridge en
USB DIRECT-PRINT ................................................ 183
Datumafdruk 187
PRINT Image Matching III ........................................... 188
Exif Print ................................................................... 188
189 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 189
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 196
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer ......... 200
INLEIDING
7
Geheugendata ......................................................... 201
DCF protocol 201
Geheugenmapstructuur 202
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 203
205 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 205
Selecteer het software dat u nodig heft 205
Systeemvereisten voor uw computer 207
Beheren van beelden op een PC 208
Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s 211
Weergeven van een film 213
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 214
Gebruikersregistratie 214
Verlaten van de menu applicatie 214
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 215
Selecteer het software dat u nodig heft 215
Systeemvereisten voor uw computer 216
Beheren van beelden op een Macintosh 217
Weergeven van een film 218
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 218
Registreren als cameragebruiker 219
220 APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 220
Indicator referentie ................................................... 223
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 226
Mocht u problemen ondervinden bij het
installeren van de USB driver… 231
Tonen van boodschappen 232
CA-32 USB slede/netadapter (optie) ....................... 234
Algemene gids 234
Gebruik de USB slede om de accu op te laden 235
Gebruik van de fotostandaardfunctie 238
De USB slede gebruiken om beelden op een
televisiescherm te tonen 239
De USB slede gebruiken om beelden af te drukken 240
De USB slede gebruiken om op een computer
aan te sluiten 241
Referentie voor de USB slede indicators 246
Technische gegevens ............................................... 247
INLEIDING
8
BELANGRIJK!
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit het
gebruik van of defecten aan de EX-Z70.
CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en/of
Photohands.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er
altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
Windows, Internet Explorer, Windows Media en
DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
Macintosh en QuickTime zijn handelsmerken van
Apple Computer, Inc.
MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie bij
MultiMediaCard Association (MMCA).
Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated in the US en/of andere landen.
Namen van andere fabrikanten, producten en
diensten die gebruikt worden in deze
gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of
dienst merken zijn van anderen.
Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
INLEIDING
9
LCD paneel
Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD
fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van
99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van
het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet
branden of ze blijven juist altijd branden.
Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en
audiobestanden zonder toestemming in overtreding met
auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen
vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden
aan derden via het internet zonder toestemming van de
eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de
wetgeving ten aanzien van auteursrechten en
internationale verdragen.
Kenmerken
7,2 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in een totaal van 7,41 miljoen
beeldpunten voor beelden met een uitmuntende resolutie
en detail.
2,5-inch TFT LCD kleurenscherm
8,3 MB ingebouwd geheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY)
inschakelen (pagina 41)
Druk op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) om de
camera in te schakelen en de gewenste functie in te
schakelen.
easy functie (pagina 55)
Dit attribuut elimineert problematische basisinstellingen.
12X naadloze zoom (pagina 59)
3X optische zoom, 4X digitale zoom
Flitshulp (pagina 66)
Dit attribuut compenseert wanneer de flitsintensiteit niet
sterk genoeg is zodat beelden beter belicht worden.
Drievoudige zelfontspanner (pagina 68)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
INLEIDING
10
Automatische macrofunctie (pagina’s 76, 78)
De automatische macrofunctie schakelt over naar de
macrofunctie wanneer de afstand tussen de camera en
het onderwerp korter is dan het automatische
scherpstelbereik.
Snelsluiter (pagina 76)
Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te
pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen
zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen
(Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u
die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te
wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus).
Selectie van het autofocusgebied (pagina 77)
Wanneer de instelling “ Multi” (multi-patroon) wordt
ingesteld voor het autofocus kader, neemt de camera
negen metingen op verschillende punten en selecteert
automatisch de beste.
Drie doorlopende sluiterfuncties (pagina 87)
Naast de doorlopende sluiter bij normale snelheid, kunt u
ook de doorlopende sluiter bij hoge snelheid of de
doorlopende sluiter met flits selecteren.
Beste shot (BEST SHOT) (pagina 89)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde. Dit is de handige
manier om instellingen snel en gemakkelijk te maken voor
mooie foto’s. Nieuwe BEST SHOT voorbeelddecors
omvatten o.a. instellingen voor hoge gevoeligheid en de
anti-trilfunctie. De [BS] (BEST SHOT) toets voorziet
directe toegang tot de BEST SHOT voorbeelddecors.
Business Shot (pagina 97)
De Business Shot instelling corrigeert automatisch
rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes,
documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen
wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen.
Herstellen van een oude foto (pagina 99)
U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een
oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die
worden verstrekt door de moderne digitale
cameratechnologie.
Filmopname met geluid (pagina 102)
VGA grootte, met 30 beelden/seconde in Motion JPEG
formaat
Audio Snapshot functie (pagina 106)
Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die
audio bevatten.
INLEIDING
11
Spraakopname (pagina 107)
Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata.
Real-time RGB histogram (pagina 109)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
Keystone correctie (pagina 130)
Met een eenvoudige bedieningshandeling kunt u
keystone correctie aanbrengen, hetgeen nodig is
wanneer u het beeld van een (school)bord of een poster
vanuit een hoek opneemt.
Kleurcorrectie (pagina 131)
Neem gewoonweg het beeld van een oude foto op om de
kleuren ervan te herstellen.
Bewegende afdrukfunctie (MOTION PRINT)
(pagina 138)
Met deze functie worden bewegende beelden van een
film in het geheugen opgeslagen waarvan stilbeelden
worden gemaakt die geschikt zijn om te worden
afgedrukt.
Kalenderscherm (pagina 140)
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste bestand dat op die datum
was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald
bestand gemakkelijker en sneller.
Sluit de camera aan op een TV en gebruik het beeld
op het televisiescherm voor het opnemen en bekijken
van beelden (pagina 148).
Wereldtijd (pagina 165)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in
32 tijdzones kiezen.
Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding (pagina 171)
Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 179)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
INLEIDING
12
PictBridge en USB DIRECT-PRINT ondersteuning
(pagina 183)
Sluit direct aan op een printer die compatibel is met
PictBridge of USB DIRECT-PRINT en u kunt beelden
afdrukken zonder dit via de computer te doen.
PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 188)
Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze
data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de
beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze
opnam.
Stuur beelden over naar een computer door
gewoonweg de camera aan te sluiten (pagina’s 189,
196)
DCF data opslag (pagina 201)
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
Bijgesloten met Photo Loader en Photohands
(pagina’s 208, 211, 217)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
na te leven wanneer u de
EX-Z70
gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “camera”
verwijzen naar de CASIO EX-Z70 digitale camera.
Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of
zelf reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en
reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze
camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een
klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn
en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
INLEIDING
13
Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij
gebruik van de flitser dient de camera minstens één
meter van de ogen van het onderwerp gehouden te
worden.
Houd de camera uit de buurt van water en andere
vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij
de kust of op het strand, in de badkamer, enz.
Mocht een vreemd voorwerp of water de camera
binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit.
Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het
netsnoer uit het stopcontact en neem contact op met uw
dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er
daarbij op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder
daarna de accu uit de camera en/of de stekker van het
netsnoer uit het stopcontact en neem contact op met uw
dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de
camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee
naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties
nooit zelf uit te voeren.
Trek de stekker van het netsnoer minstens eens per jaar
uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers
van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de stekers en
gevaar op brand met zich meebrengen.
Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat
de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is
aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de
spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera
en/of haal de stekker van het netnoer uit het stopcontact
en neem contact op met de dichtstbijzijnde CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
INLEIDING
14
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan
namelijk het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
Materiële schade en defecten van deze camera kunnen
er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data
gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door
ze over te sturen naar het geheugen van een PC.
Open nooit het accudeksel terwijl een beeld wordt
opgenomen. Niet alleen maakt dit het onmogelijk de
huidige beelden op te nemen, het kan ook de andere
beelddata beschadigen die reeds opgeslagen waren in
het bestandgeheugen van de camera.
Test voor het gebruik dat de camera goed
werkt!
Voordat u de camera gebruikt voor het maken van
belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden
op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de
resultaten naar wens zijn en de camera juist
geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend.
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen
Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-
onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart
terwijl de camera zojuist bezig is met het opnemen
van een beeld of toegang heeft tot het geheugen.
Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart
terwijl de bedrijfsindicator nog groen aan het
knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld heeft.
Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel
terwijl het versturen van data plaatsvindt.
Lage batterijspanning
Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
232). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
INLEIDING
15
Voorwaarden voor juiste werking
Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op de volgende
plaatsen op.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de
camera blootstaat aan omstandigheden die condens
kunnen veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de accu van de camera en laat het
accudeksel voor enkele uren open.
Stroomvoorziening
Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu
NP-20 om deze camera van stroom te voorzien. Het
gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund.
Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok.
De instellingen voor de datum en de tijd worden
teruggesteld telkens wanneer via de accu voor ongeveer
30 uur geen spanning wordt toegevoerd aan de camera.
Zorg er voor deze instellingen opnieuw te configureren
als de stroom wordt onderbroken (pagina 163).
Probeer de accu nooit van de camera te ontkoppelen als
deze ingeschakeld is. Hierdoor kan de camera
beschadigd raken. Mocht u de accu toch per ongeluk
verwijderen, plaats hem dan onmiddellijk terug in de
camera en druk op de spanningstoets om de spanning
opnieuw in te schakelen.
B
INLEIDING
16
Lens
Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de
lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in
bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging
optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt
door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt
niet op een defect van de camera.
Onderhoud van uw camera
Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
• Vingerafdrukken, vuil en andere ongewenste spullen op
de flitser kunnen storing veroorzaken bij een juiste
werking van de camera. Vermijd het aanraken van de
flitser. Mocht de flitser toch vuil worden, veeg hem dan af
met een zachte, droge doek.
Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
Beelden op het beeldscherm
De beelden die gewoonlijk op het beeldscherm
verschijnen tijdens de beeldweergave zijn kleiner dan
gewoonlijk waardoor u alle details van het werkelijke
beeld niet kunt zien. Uw camera is voorzien van een
beeldzoom (pagina 126) die u kunt gebruiken om het
beeld op het beeldscherm te vergroten. U kunt dit
attribuut gebruiken om bij belangrijke beelden controles
ter plekke uit te voeren.
Overige
Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
B
SNELSTARTGIDS
17
SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op!
[CHARGE] indicator licht rood op
tijdens het opladen.
De [CHARGE] indicator gaat uit
nadat het opladen is voltooid.
T
-+
2
1
1.
Laad de oplaadbare lithium-ion
accu (NP-20) op die
meegeleverd wordt met de
camera (pagina 31).
Het kost ongeveer 90 minuten om
de accu volledig op te laden.
2.
Leg de accu in de camera (pagina
34).
1
2
3
Stopnok
SNELSTARTGIDS
18
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [], [], [] en [] om de gewenste taal
te selecteren.
3.
Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste geografische gebied
m.b.v. [], [], [] en [] en druk vervolgens op
[SET].
5.
Selecteer de gewenste stad m.b.v. [] en [] en
druk vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste datumformaatinstelling
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de klokinstellingen te
registreren en het instelscherm te verlaten.
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
Let erop det volgende instellingen te configureren voordat
u de camera gebruikt voor het opnemen van beelden.
Zie pagina 47 voor details.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of de
klok met de volgende procedure, dan dient u het menu
van de camera te gebruiken om instellingen van de taal
(pagina 167) of de klok (pagina 163) afzonderlijk te
veranderen.
[]
[]
[][]
[SET]
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
1
SNELSTARTGIDS
19
Opnemen van een beeld
Zie pagina 50 voor details.
1.
Druk op [ ] (REC).
Hierdoor wordt de REC (opname) functie ingeschakeld.
2.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik het
beeldscherm om het beeld te componeren en
druk daarna de sluitertoets half in.
Nadat de camera klaar is met het automatische
scherpstellen wordt het scherpstelkader groen en licht
de bedrijfsindicator groen op.
3.
Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig geheel in.
1
3
2
3
N
06
06
/
12
12
/
24
24
12
12
:
38
38
7
Bedrijfsindicator
Scherpstelkader
Automatische
opname icoon
Vergeet niet voordat u een in de handel verkrijgbare
geheugenkaart in gebruikt neemt, de kaart eerst te
formatteren met de formatteerprocedure van de
camera. Zie pagina 174 voor het formatteren van
een geheugenkaart.
SNELSTARTGIDS
20
1
2
1
2, 3, 4, 5
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Druk op [] ( ).
3.
Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [] en
[].
4.
Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [] en [].
Selecteer Cancel (annuleren) om de beeldwisfunctie te
verlaten zonder iets uit te wissen.
5.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
Wissen van een beeld
Zie pagina 152 voor details.
1.
Druk op [ ] (PLAY).
Hierdoor wordt de PLAY (weergave) functie
ingeschakeld.
2.
Blader m.b.v. [] en [] door de
beelden.
Bekijken van een opgenomen beeld
Zie pagina 124 voor details.
VOORBEREIDINGEN
21
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing
gebruikt:
“camera”
“bestandgeheugen”
“accu”
“digitale ruis”
Betekenis:
De CASIO EX-Z70 digitale
camera
De plaats waar de camera op
het ogenblik beelden opslaat
die u opneemt (pagina 51)
De NP-20 oplaadbare lithium-
ion accu
Kleine spikkels of “sneeuw” in
het opgenomen beeld of op het
beeldscherm waardoor het
beeld er korrelig uitziet.
Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens (“ ”) omsloten.
Aanvullende informatie
BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan
die u dient te weten om de camera op de juiste manier te
gebruiken.
LET OP geeft informatie aan die handig is bij het
bedienen van de camera.
VOORBEREIDINGEN
22
Bestandgeheugen
De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie locaties betreffen.
Het ingebouwde geheugen van de camera
Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 201 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk
component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Camera
Voorkant
1 Sluitertoets
2 Spanningstoets
3 Zelfontspannerindicator
4 Microfoon
5 Lens
6 Flitser
5
3
4
2
1
6
VOORBEREIDINGEN
23
Achterkant Onderkant
G Geheugenkaartsleuf
H Stopnok
I Accudeksel
J Accuvak
K USB/AV aansluiting
L Statiefschroefgat
* Gebruik dit gat bij montage van een statief.
M Luidspreker
7 Bedrijfsindicator
8 Zoomtoets
9 Polsriemring
0 [ ]
(PLAY – weergave)
toets
A [ ] (REC – opname) toets
B [][][][] toetsen
C Insteltoets [SET]
D [BS] (BEST SHOT) toets
E [MENU] toets
F Beeldscherm
:
A
9
B
F
8
7
E
D
C
[]
[]
[][]
[SET]
IJKLM
GH
VOORBEREIDINGEN
24
1
2
3
Lithium-ion acculader
1 [CHARGE] (oplaad)
indicator
2 Contactpunten
3 Netadapter
VOORBEREIDINGEN
25
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm houdt u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera.
Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefunctie (REC)
Indicators op het scherm
Macro
Panfocus
Oneindig
Handmatig sherpstellen
verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display
als u autofocus (automatisch
scherpstellen) selecteert met
de toetsaanpassingsfunctie
(pagina 112).
3 Witbalansindicator
(pagina 84)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglicht TL verlichting
Dagwit TL verlichting
Gloeilamp
Handmatig
1 Flitserfunctie indicator
(pagina 63)
Auto Flash
(automatisch flitsen)
Flash Off (flitser uit)
Flash On (flitser aan)
Soft Flash (milde flits)
Vermindering van het
rode ogen effect
verschijnt tijdelijk
wanneer u Auto flash
(automatisch flitsen)
selecteert als de flitsfunctie
en verdwijnt daarna.
Als de camera signaleert dat
de flitser gebruikt moet
worden terwijl automatisch
flitsen geselecteerd is,
verschijnt de flitser aan
indicator wanneer de
sluitertoets halverwege wordt
ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie
indicator (pagina 74)
Autofocus
AWB
verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display
als u Auto (automatisch)
selecteert met de
toetsaanpassingsfunctie
(pagina 112).
4 Doorlopende
sluiterfunctie
(pagina 87)
Geen Enkele snapshot
Doorlopende sluiter bij
normale snelheid
Doorlopende sluiter bij
hoge snelheid
Doorlopende sluiter
met flits
5 Zelfontspanner
(pagina 68)
Geen 1-beeld
10
s
Zelfontspanner 10 sec.
2
s
Zelfontspanner 2 sec.
x3
Drievoudige
zelfontspanner
J
I
81
35
G
9
D
C
B
A
F
2 467
0
H
E
B
VOORBEREIDINGEN
26
LET OP
Bij een lensopening, sluitersnelheid of ISO
gevoeligheid die buiten het bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in het beeldscherm
oranje.
Als de instelling van één van de volgende functies
veranderd wordt, verschijnt een icoongids
hulpboodschap (pagina 114) op het beeldscherm.
U kunt icoonhulp uitschakelen als u dat wilt.
Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans,
zelfontspanner, opnametype, EV verschuiving
6 Opnametypes
Automatische opname
(Auto recording)
BEST SHOT
easy
Film
Spraakopname
(Voice Recording)
7 Meetfunctie indicator
(pagina 118)
Geen Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
8 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 71)
9 Snapshots: Geheugencapaciteit
(paginas 53, 247)
Films: Resterende opnametijd
(pagina 104)
0 Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 72)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 103)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
A ISO gevoeligheid
(pagina 117)
B Lensopeningwaarde
(pagina 53)
C Sluitersnelheidwaarde
(pagina 53)
D Datum en tijd
(pagina 166)
E Tijdstempelindicator
(pagina 122)
F EV waarde (pagina 82)
G Accucapaciteit
(pagina 36)
H Histogram (pagina 109)
I Anti-trilindicator
(pagina 94)
J Scherpstelkader
(pagina 52)
Scherpstellen voltooid: groen
Scherpstelstoring: rood
VOORBEREIDINGEN
27
K Digitale zoomindicator (pagina 61)
L Zoomindicator (pagina 61)
De linkerkant geeft optische zoom aan.
De rechterkant geeft digitale zoom aan.
Weergavefunctie (PLAY)
1 Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Snapshot
Film
Audio snapshot
Spraakopname
2 Beeldbeveiligingindicator
(pagina 155)
3 Mapnaam/bestandnaam
(pagina 154)
Voorbeeld: Wanneer een bestand
dat CIMG0023.JPG heet
opgeslagen is in een map die
100CASIO heet
100-0023
Mapnaam Bestandnaam
4 Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 72)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films: Opnametijd (pagina 104)
L
K 12 3
E
0AB
9
6
F
8
7
D
C
4
5
VOORBEREIDINGEN
28
5 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 71)
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 103)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
6 ISO gevoeligheid
(pagina 117)
7 Lensopeningwaarde
(pagina 53)
8 Sluitersnelheidwaarde
(pagina 53)
9 Datum en tijd
(pagina 166)
0 Meetfunctie indicator
(pagina 118)
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
A Witbalansindicator
(pagina 84)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglicht TL verlichting
Dagwit TL verlichting
Gloeilamp
Handmatig
B Flitserfunctie indicator
(pagina 63)
Flash On (flitser aan)
Flash Off (flitser uit)
Soft Flash (milde flits)
Vermindering van het
rode ogen effect
C Opnametypes
Automatische opname,
easy
BEST SHOT
D Accucapaciteit (pagina 36)
E Histogram (pagina 109)
F EV waarde (pagina 82)
BELANGRIJK!
Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond
als het een beeld betreft dat opgenomen was met
een ander model camera.
B
VOORBEREIDINGEN
29
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van [] (DISP) verandert de inhoud
van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Opnamefunctie (REC)
Weergavefunctie (PLAY)
Indicators aan Histogram/details aan
Indicators uit
Indicators uit
Indicators aan Histogram aan
VOORBEREIDINGEN
30
BELANGRIJK!
Door indrukken van [] (DISP) zal de inhoud van het
beeldscherm niet veranderen tijdens standby of
opname van een audio snapshot.
U kunt het beeldscherm enkel m.b.v [] (DISP)
uitschakelen wanneer de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is bij spraakopname. U kunt het
beeldscherm tijdens andere opnamefuncties niet
uitschakelen.
Door indrukken van [] (DISP) tijdens de
spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm
(indicators aan) in- en uitgeschakeld. Door
indrukken van [] (DISP) tijdens tonen van een
spraakopnamebestand van de weergavefunctie
(PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen
indicators aan en indicators uit.
Bij afspelen van de inhoud van een
spraakopnamebestand terwijl indicators uit
geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon
op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer
twee seconden nadat u op [SET] drukt om de
weergave te starten donker worden. De
spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal
opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave
voltooid is.
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden
wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te
voorkomen dat hij onverhoeds valt.
De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
Polsriemring
VOORBEREIDINGEN
31
Spanningsvereisten
Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu
(NP-20) van stroom voorzien.
De accu is niet volledig opgeladen wanneer u de
camera na aanschaf voor de eerste maal in gebruik
neemt. U dient de accu dus op te nemen voordat u de
camera voor de eerste maal in gebruik neemt.
Opladen van de accu
1.
Zet de accu met de positieve en negatieve
aansluitingen op de juiste wijze op hun plaats
en plaats dan de lithium-ion accu op de
acculader.
T
-+
Zorg ervoor dat de positieve en negatieve
contactpunten in de juiste richting wijzen en monteer
dan de accu op de acculader. Merk op dat de accu
niet goed opgeladen wordt als hij niet correct
aangebracht is op de acculader.
VOORBEREIDINGEN
32
2.
Steek de stekker van de acculader in het
stopcontact.
Hierdoor gaat de [CHARGE] (oplaad) indicator rood
oplichten.
Het opladen duurt ongeveer 90 minuten.
[CHARGE]
(oplaad) indicator
Netsnoer
Acculader
LET OP
De meegeleverde acculader is ontworpen voor het
gebruik met een voedingsbron met een
wisselspanning tussen 100V en 240V en 50/60Hz.
Dit betekent dat de acculader in verschillende landen
rond de wereld kan worden gebruikt. Merk echter op
dat u problemen kunt ondervinden met het
weerstandvoltage van het netsnoer en met de
configuratie van de netstekkers in bepaalde
gebieden. Voordat u de acculader probeert te
gebruiken in een ander land dient u eerst met het
reisbureau het plaatselijke lichtnet te checken.
B
VOORBEREIDINGEN
33
BELANGRIJK!
Als de accu of de acculader bijzonder heet of koud
wordt wanneer u begint met opladen of als deze heet
worden tijdens het opladen, dan zal de acculader in
standby gaan staan hetgeen aangegeven wordt
wanneer de oplaadindicator [CHARGE] uitgaat. Het
opladen wordt voortgezet wanneer de temperatuur
terugkeert binnen het toelaatbare temperatuurbereik
hetgeen aangegeven wordt wanneer de
oplaadindicator [CHARGE] rood oplicht.
Wanneer een accu opgeladen wordt terwijl ze nog
steeds warm is juist na afnemen van de camera kan
er toe leiden dat deze slechts gedeeltelijk wordt
opgeladen. Geef de accu tijd om af te koelen voordat
u deze gaat opladen.
Accus lopen langzamerhand leeg zelfs als u ze in de
camera laat zitten zonder ze op te laden. Hierom
wordt het aanbevolen dat u accus oplaadt juist
voordat u ze nodig heeft.
Het opladen van de camera accu kan storing
veroorzaken bij de ontvangst van televisie en radio.
Is dit het geval steek de stekker van de
oplaadeenheid dan in een stopcontact dat zich
verder weg bevindt van de televisie of de radio.
Vuile contactpunten van de oplader en/of accu
aansluitingen kunnen opladen in het geheel
onmogelijk maken. Veeg de contactpunten en
aansluitingen van tijd tot tijd af met een droge doek
om ze schoon te houden.
3.
De [CHARGE] indicator gaat uit wanneer het
opladen voltooid is.
4.
Trek de stekker van de acculader uit het
stopcontact en verwijder de accu nadat het
opladen voltooid is.
Trek de stekker van de acculader altijd uit het
stopcontact en verwijder de accu wanneer u de
eenheid niet gebruikt voor het opladen.
VOORBEREIDINGEN
34
Inleggen van de accu
1.
Schuif het accudeksel aan de onderkant van
de camera, in de door de pijl aangegeven
richting en open het dan.
2.
Houd de stopnok in de richting van de pijl
terwijl u de accu met het EXILIM logo naar
boven (in de richting van het beeldscherm) in
de camera schuift.
NP-20
Stopnok
(–) markering
Druk tegen de onderkant van de accu en let er op
dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt.
VOORBEREIDINGEN
35
3.
Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens
in de door de pijl aangegeven richting.
BELANGRIJK!
Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion
accu NP-20 om deze camera van stroom te
voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit.
1.
Verwijder de accu uit de camera en controleer
of de contactpunten van de accu-
aansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval
zijn, veeg deze dan af met een droge doek.
2.
Controleer dat het netsnoer stevig
aangesloten is op het stopcontact en op de
acculader.
Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw
voordoen nadat u de bovenstaande stappen heeft
ondernomen, neem dan contact op met een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
VOORBEREIDINGEN
36
Lege accu indicator
Hieronder wordt aangegeven hoe de
accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert
naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator
geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u
beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator
aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van
deze indicators verschijnt.
BELANGRIJK!
Zie pagina 250 voor informatie betreffende de
levensduur van de batterijen.
Doordat er andere stroomvereisten zijn voor de
verschillende functies kan de
accucapaciteitsindicator indicator een lager niveau
aangeven tijdens de weergavefunctie (PLAY) dan
tijdens de opnamefunctie (REC). Dit is normaal en
duidt niet op een defect.
Accuniveau Hoog Laag
Indicator
Tips om de lading van de accu langer te
laten meegaan
Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het
opnemen, selecteer dan (flitser uit) als de
flitserfunctie. Zie pagina 63 voor meer informatie.
Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie
(Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 42)
in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van
stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te
schakelen.
VOORBEREIDINGEN
37
Vervangen van de accu
1.
Open het accudeksel.
2.
Trek de stopnok in de door de pijl
aangegeven richting.
Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen.
Stopnok
3.
Laat de stopnok los en trek de accu uit de
camera.
Let erop dat u de accu niet laat vallen.
4.
Leg een nieuwe accu in de camera (pagina 34).
VOORBEREIDINGEN
38
Voorzorgsmaatregelen voor de
stroomvoorziening
Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het
hanteren van de accu en de acculader.
Voorzorgsmaatregelen voor de accu
VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen
voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt.
LET OP
De term accu in deze gebruiksaanwijzing slaat op
de CASIO NP-20 oplaadbare lithium-ion accu.
Gebruik om de speciale oplaadbare lithium-ion accu
NP-20 op te laden enkel de acculader (BC-11L) die
met de camera meegeleverd wordt of de los
verkrijgbare USB slede (CA-32). Gebruik nooit
andere oplaadtoestellen.
Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen
tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op
oververhitting, brand en ontploffing met zich mee
brengen.
Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander
toestel van stroom te voorzien dan deze camera.
Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter
bij open vuur.
Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem
nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot
aan hoge temperaturen.
Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en
polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt
of aan de oplader koppelt.
Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die
elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood,
enz.).
Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en
stel hem niet bloot aan harde stoten.
Dompel de accu nooit onder in water.
Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in
het directe zonlicht, en een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere laats waar de
temperatuur hoog is.
VOORBEREIDINGEN
39
Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden
opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan
van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de
camera of oplader en houd hem uit de buurt van open
vuur:
Lekken van vloeistof
Afgeven van een vreemde geur
Afgeven van hitte
Verkleuren van de accu
Vervormen van de accu
Andere abnormale omstandigheden bij de accu
Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale
oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan
het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de
hand werken.
Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen,
dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen.
Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater
en raadpleeg daarna uw arts.
Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen,
zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene
de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen
en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals
beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze
de accu inderdaad op de juiste manier behandelen.
Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op
uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon
leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met
accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET
GEBRUIK
Deze lithium-ion accu is enkel bedoeld voor gebruik
met een CASIO digital camera. Zie de
gebruiksaanwijzing van de camera voor nadere details
over met welke cameramodellen deze accu kan
worden gebruikt.
Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan
verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van
een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een
plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is.
Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de
oorzaak van zijn dat het opladen langer dan
gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om
de accu (volledig) op te laden.
Hoewel de feitelijke levensduur van accus afhangt van
de omgeving waarin ze worden gebruikt, kunt u de
verwachting koesteren dat ze ongeveer 500 maal
kunnen worden opgeladen voordat ze aan vervanging
toe zijn.
Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd
werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu
het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem
door een nieuwe.
Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol
of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte
doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu
veroorzaken en leiden tot defecten.
VOORBEREIDINGEN
40
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET
OPBERGEN
Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in
de camera blijven zitten dan zal hij kleine
hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is
uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of
de mogelijkheid dat het laden voor het volgende
gebruik langer duurt.
Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of
lager).
GEBRUIK VAN DE ACCU
Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in
opgeladen toestand in de digitale camera te houden of
op te bergen in de doos.
Voorzorgsmaatregelen voor de acculader
Steek de stekker van de acculader nooit in een
stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op de
acculader aangegeven voltage. Dit kan namelijk gevaar
op brand, defecten en elektrische schok met zich
meebrengen.
Steek de acculader nooit in het stopcontact of haal hem
er nooit uit met natte handen Dit kan namelijk gevaar
op elektrische schok met zich meebrengen.
Steek de acculader niet in een stopcontact of
verlengsnoer dat gedeeld wordt met andere apparaten.
Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten en
elektrische schok met zich meebrengen.
Tijdens het gebruik kan de acculader ietwat warm
worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Trek de acculader uit het stopcontact wanneer u hem
niet gebruikt.
Let er op dat de acculader zich altijd op een vlakke en
stabiele ondergrond bevindt wanneer u hem gebruikt
voor het opladen.
VOORBEREIDINGEN
41
In- en uitschakelen van de camera
Inschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ]
(PLAY) toets. De bedrijfsindicator licht even groen op
waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de
camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te
schakelen.
Druk deze toets in om de camera in
te schakelen:
Spanningstoets of [
] (REC)
(opname) toets
[
] (PLAY) (weergave) toets
Om deze functie in te
schakelen bij het starten:
REC (opname)
PLAY (weergave)
Spanningstoets Bedrijfsindicator
[ ] (REC) (opname)
[ ] (PLAY) (weergave)
LET OP
Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te
schakelen wordt de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY).
Door tijdens de opnamefunctie (REC) op [ ]
(PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de
weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer
10 seconden na het overschakelen naar de andere
functie ingetrokken.
BELANGRIJK!
Als de spanning van de camera uitvalt door de
automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan
op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de
[ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC)
toets te drukken om de camera in te schakelen zal
de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken
toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de
lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl
hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand.
VOORBEREIDINGEN
42
Uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
LET OP
U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet
ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of
op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze
uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ]
(REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies op pagina 169
voor details.
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sluimer (Sleep) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
de opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) :
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Gebruik [] en [] om de “Set Up” (instelling)
tab te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de functie te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [].
VOORBEREIDINGEN
43
5.
Verander m.b.v. [] en [] de momenteel
geselecteerde instelling en druk daarna op
[SET].
Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar:
30 sec, 1 min, 2 min en Off (uit).
Er zijn drie automatisch stroomonderbreker
instellingen beschikbaar: 2 min en 5 min.
Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
Zie “Gebruik van de in-beeld menu’s” (pagina 44)
voor informatie hoe de menu’s worden gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
De automatisch stroomonderbreker en de
sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
Wanneer de camera aangesloten is op een
computer of een ander toestel
Tijdens het weergeven van een
stemopnamebestand
Terwijl een film opgenomen wordt
Tijdens het weergeven van een film
VOORBEREIDINGEN
44
Gebruik van de in-beeld menu’s
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menus
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of de opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu
dat gebruikt wordt tijdens de opnamefunctie (REC).
1.
Druk op de
spanningstoets of op
[ ] (REC).
Wilt in in plaats daarvan
de weergavefunctie
(PLAY) inschakelen,
druk dan op [ ]
(PLAY) (weergave).
Spanningstoets
[ ][ ]
2.
Druk op [MENU].
Instellingen
Tab
Selectiecursor (toont het
momenteel ingestelde item)
[MENU]
[]
[SET
]
[]
[]
[]
VOORBEREIDINGEN
45
Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab
Beweeg heen en weer tussen
instellingen
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling
Selecteer een optie
Voer de instelling uit en verlaat
het menuscherm
Voer de instelling uit en ga
terug naar de tabselectie
Verlaat het menubeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [].
Druk op [].
Druk op [] en [].
Druk op [] of druk op
[SET].
Druk op [] en [].
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op [MENU].
3.
Druk op [] of [] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [] en []
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [].
In plaats van [] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [] en [] om de momenteel
geselecteerde instelling te veranderen.
Voorbeeld: om het “Focus”
item
(sherpstellen)
te selecteren.
VOORBEREIDINGEN
46
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4*.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie in
stap 3.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [].
1.
Druk op [
].
2. Gebruik [
] om terug te
gaan naar de tabselectie.
* Bij indrukken van [] tijdens de gemakkelijke functie
(pagina 55) wordt de instelling uitgeoefend en het
instelscherm verlaten zonder terug te gaan naar de
functieselectie in stap 4.
BELANGRIJK!
Zie Menureferentie op pagina 220 voor meer
informatie aangaande menus.
Door inschakelen van de gemakkelijke functie
(pagina 55) wordt de inhoud van het display
veranderd naar vier menu items elk met letters van
een groter formaat. De gemakkelijke functie toont
ook eenvoudige in-beeld hulp.
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
BELANGRIJK!
Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
VOORBEREIDINGEN
47
Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de
camera instellingen voor de datum en tijd bij voor
ongeveer 30 uur als de camera niet van stroom
wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd
worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg
raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen
stroom wordt toegevoerd aan de camera.
Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de
camera verwijderd is
Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt
op het beeldscherm de volgende maal dat u de
camera inschakelt nadat de instellingen voor de
datum en tijd gewist zijn.
Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen
voor de datum en tijd opnieuw.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 167) of de klok (pagina 163)
afzonderlijk te veranderen.
De tijd- en datuminstelling wordt gebruikt door de
tijdafstempelingfunctie en de DPOF
datumafstemeping (paginas 122, 179).
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC)
of [ ] (PLAY) toets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [], [], [],
en [] om de gewenste
taal te selecteren en
druk dan op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : Duits
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
VOORBEREIDINGEN
48
3.
Gebruik [], [], [],
en [] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
4.
Gebruik [] en []om
de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [] en [] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
6.
Gebruik [] en []
om de gewenste
instelling voor het
datumformaat en druk
daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
06/12/24
24/12/06
12/24/06
VOORBEREIDINGEN
49
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
Om dit te doen:
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [BS].
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
50
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
Horizontaal Houd de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linker-
en rechterzijde
gedrukt.
Verticaal Gebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen
stil.
BELANGRIJK!
Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg
zitten van de flitser, microfoon,
zelfontspannerindicator of de lens.
Flitser Zelfontspannerindicator
Lens
Microfoon
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
51
LET OP
Als u de camera beweegt terwijl u op de sluitertoets
drukt of terwijl autofocus uitgevoerd wordt (wanneer
u de sluiter half indrukt) kan dit leiden tot een beeld
dat onscherp is. Druk zorgvuldig op de sluitertoets.
Het is in het bijzonder van belang wanneer de
belichting laag is waardoor de sluitersnelheid
langzamer wordt.
Er bevindt zich een luidspreker aan de onderkant
van de camera. Het geluid tijdens werking en andere
geluiden zullen moeilijk te horen zijn als u de
luidspreker afdekt met uw hand terwijl u de camera
vasthoudt.
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het
beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 171)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
Na het aanschaffen van een geheugenkaart dient u
niet te vergeten deze eerst in de camera te steken en
daarna te formatteren voordat u probeert hem te
gebruiken (pagina 174).
Luidspreker
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
52
2.
Zet het beeld op het
beeldscherm zo op
dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het
scherpstelkader
bevindt.
Het scherpstelbereik
van de camera hangt af
van de
scherpstelfunctie die u
gebruikt (pagina 74).
1.
Druk op de spanningstoets of op de [ ]
(REC) toets om de camera in te schakelen.
Hierdoor verschijnen het beeld en de automatische
opname icoon ( ) op het beeldscherm en wordt de
op dat moment geselecteerde opnamefunctie
ingeschakeld. Mocht de automatische opname icoon
( ) niet getoond worden, volg dan de procedure op
pagina 89 om het “Auto” decor te selecteren.
Hierdoor zou de automatische opname icoon moeten
verschijnen.
Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
“There are no files.” (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op de [ ] (REC) toets om de op dat
moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te
schakelen.
3
N
06
06
/
12
12
/
24
24
12
12
:
38
38
7
Scherpstelkader
Automatische
opname icoon
[ ]
Spanningstoets
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
53
Sluitertoets
3.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
Bij halverwege indrukken van
de sluitertoets stelt de
autofocus functie van de
camera automatisch scherp
op het beeld en worden de
sluitersnelheidwaarde, de
lensopeningwaarde en de ISO
gevoeligheid getoond.
U kunt controleren of
scherpgesteld is op
het beeld door naar
het scherpstelkader
en de
bedrijfsindicator te
kijken.
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Werking van de bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en
iconen om u op de hoogte te houden van de status van
de camera.
Flitserfunctie
Scherpstelfunctie
Witbalans
Doorlopende
sluiterfunctie
Datum en tijd
Zelfontspanner
Meetfunctie indicator
Opnametypes
EV verschuiving
Geheugencapaciteit
(Snapshots)
Beeldkwaliteit
(Snapshots)
Beeldgrootte
(Snapshots)
Bedrijfsindicator
ISO gevoeligheid
Lensopeningwaarde
*
1
Sluitersnelheidwaarde
*
2
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
54
*1 De grootte van de opening (lensopening) om licht door
te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de lensopening geeft een kleinere opening
aan waardoor licht kan komen. De camera stelt deze
instelling automatisch bij.
*2 De hoeveelheid tijd dat de sluiter open blijft om licht
door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de snelheid geeft aan de sluiter langer
opent blijft staan wat inhoudt dat de CCD door meer
licht wordt bereikt. De camera stelt deze instelling
automatisch bij.
4.
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld, drukt
u de sluitertoets geheel in om
te gaan opnemen.
Het aantal beelden dat u kunt
opnemen hangt af van de
instellingen die u gebruikt voor de
beeldgrootte en de beeldkwaliteit
(pagina’s 71, 72, 247).
BELANGRIJK!
Wanneer de “Quick Shutter” (snelsluiter) instelling
ingeschakeld is bij de opnametab (REC) (pagina 76),
neemt de camera onmiddellijk het beeld op zonder te
wachten totdat autofocus uitgevoerd wordt wanneer
u de sluitertoets geheel indrukt zonder tussentijds te
pauzeren. Dit helpt u er bij om een beeld op te
nemen op het precieze moment dat u dat wilt.
Sluitertoets
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
55
Gebruiken van de easy functie
De easy functie elimineert problematische
basisinstellingen. Deze functie wordt aanbevolen voor
diegenen die nog niet goed bekend zijn met digitale
beeldopname.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer “easy Mode” (gemakkelijke functie)
m.b.v. [] en [] en druk daarna op [].
4.
Selecteer “On” (aan) d.m.v. [] en [] en druk
daarna op [SET].
Hierdoor wordt de easy functie ingeschakeld en
verschijnt “ ” in het beeldscherm.
5.
Voer samenstelling van het beeld uit op het
beeldscherm zodat het onderwerp zich binnen
het scherpstelkader bevindt.
6.
Druk de sluitertoets halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
Het scherpstelkader wordt groen en de
bedrijfsindicator gaat groen branden wanneer het
scherpstellen voltooid is.
7.
Zorg er voor dat goed scherpgesteld is en
druk de sluitertoets vervolgens geheel in om
op te nemen.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
56
Gebruiken van het easy Menu
Het easy menu bevat instellingen voor flitser (Flash), de
zelfontspanner (Self-timer) en de beeldgrootte (Image
Size), plus een item om het easy functie te verlaten (Exit
Menu).
Terwijl de easy functie ingeschakeld is, zijn alle andere
instellingen (behalve de Self-timer (zelfontspanner),
Image Size (beeldgrootte) en easy Mode (easy functie))
op het opname (REC) indextabmenu (pagina 220) en het
kwaliteit (Quality) indextabmenu (pagina 221) vastgezet
op hun vooringestelde optimale waarden. Instellingen die
u eventueel configureert bij deze indextabs worden niet
gebruikt in de easy functie.
Om het Set Up (instellen) indextabmenu (pagina 221) te
gebruiken dient u de easy functie uit te schakelen.
Selecteer hiertoe het “easy Mode” item in stap 2 van de
volgende procedure en selecteer vervolgens (uit) in
stap 3. Daarna kunt u het Setup indextabmenu gebruiken
zoals u dat gewoonlijk doet.
1.
Druk op [MENU].
Het easy menu laat de
tekst groter zien dan bij
de standaard menu’s.
* De onderstreepte items geven de oorspronkelijke
default instellingen aan.
Zie de volgende hoofdstukken voor volledige details
aangaande de instellingen van “Flash” (flitser), “Self-
timer” (zelfontspanner) of “Image Size” (beeldformaat).
Gebruiken van de flitser (pagina 63)
Gebruiken van de zelfontspanner (pagina 68)
Specificeren van de beeldgrootte (pagina 71)
2.
Selecteer het gewenste menu item d.m.v. []
en [] en druk daarna op [SET].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk daarna op [SET].
Verkrijgbare instellingen:
(Automatisch flitsen) /
(Flitser aan) / (Flitser uit)
(10-seconde zelfontspanner) /
(Uit)
/ /
(aan) / (uit)
Om het easy menu te verlaten
Menu item:
Flash
(Flitser)
Self-timer
(Zelfontspanner)
Image Size
(Beeldgrootte)
easy Mode
(gemakkelijke functie)
Exit Menu
(menu verlaten)
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
57
Hieronder volgen de instellingen die u kunt
selecteren voor de “easy Mode” (gemakkelijke
functie).
In-beeld pop-up helptekst voorziet in een korte
verklaring van elke instelling.
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen
Opname voorzorgsmaatregelen
Open het accudeksel nooit terwijl de bedrijfsindicator
groen aan het knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet
enkel het huidige beeld verloren gaan maar kunnen de
reeds in het camerageheugen opgeslagen beelden ook
beschadigd raken en kan de camera zelf defect raken.
Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto”
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 117). Dit kan de oorzaak
vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van
relatief slecht belichte voorwerpen.
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
snellere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is
geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina
117). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van
de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld
heeft (pagina 63).
Selecteer deze instelling:
(aan)
(uit)
Om dit te doen:
In de “easy Mode” (gemakkelijke
functie) blijven zonder over te
schakelen naar een ander
opnametype
Overschakelen van van de “easy
Mode” (gemakkelijke functie)
naar een standaard opnametype
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
58
Helder licht dat op de lens valt kan er de oorzaak van zijn
dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer
beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om
dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen
tegen het felle licht.
Aangaande autofocus
Bij het volgende types onderwerpen kan het moeilijk of
zelfs onmogelijk zijn om scherp te stellen.
Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
Bijzonder glimmende onderwerpen
Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Onderwerpen buiten het bereik van de camera
Het kan moeilijk of onmogelijk zijn om goed scherp te
stellen als de camera bewogen wordt.
Merk op dat een groene bedrijfsindicator en het
scherpstelkader niet garanderen dat het resulterende
beeld scherp zal zijn.
Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 81) of handmatige
scherpstelling (pagina 80).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
59
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie (REC)
Het tijdens de opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het schermbeeld tijdens de opnamefunctie
(REC).
Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale
ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina
102).
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera
automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum
grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de
camera configureren om digitale zoom zonodig uit te
schakelen.
Optische zoom
Het optische zoombereik is 1X tot 3X
1.
Druk tijdens de
opnamefunctie (REC) op
de zoomtoets om de
zoomfactor te
veranderen.
Zoomtoets
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
60
2.
Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
sluitertoets.
InzoomenUitzoomen
LET OP
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
Wanneer u tijdens opname met de autofocusfunctie,
de macrofunctie of handmatig scherpstellen een
optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een
waarde op het beeldscherm om u het
scherpstelbereik mee te delen (pagina’s 75, 78, 80).
De optische zoom werkt niet tijdens een filmopname.
De digitale zoom is wel beschikbaar. Let erop dat u
de optische zoominstelling selecteert die u wilt
gebruiken voordat u op de sluitertoets drukt om de
filmopname te starten (pagina 102).
Druk op deze kant van de
zoomtoets:
(Groothoek)
(Telefoto)
Om dit te doen:
Zoom uit voor een breder beeld
(de hoofdonderwerpen worden
kleiner)
Zoom in voor een beeld dat
dichterbij is (de
hoofdonderwerpen worden
groter)
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
61
Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom
1.
Houd tijdens de
opnamefunctie (REC)
de telefoto ( ) zijde
van de zoomtoets
ingedrukt.
Hierdoor verschijnt de
zoomindicator in de
display.
2.
Bij het bereiken van het optische/digitale
overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer.
Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit
ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is
(pagina 62). Het digitale zoomindicator wordt niet
getoond wanneer de digitale zoomfunctie is
uitgeschakeld.
1X 3X 12X
Optisch
zoombereik
D
igitaal
zoombereik
Zoomaanwijzer
Optisch/digitaal overschakelpunt
Digitale zoom
De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel
van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm
bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X – 12X
(in combinatie met optische zoom).
BELANGRIJK!
Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking
manipuleert de camera de beelddata om het midden
van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot
optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met
digitale zoom er groffer uit dan het origineel.
Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time”
(datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 122).
Digitale zoomindicator
Zoomindicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
62
In- en uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer “Digital Zoom” (digitale
zoomfunctie) m.b.v. [] en [] en druk daarna
op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven
door de zoom indicator wanneer de digitale
zoomfunctie uitgeschakeld is.
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Inschakelen van de digitale
zoomfunctie
Uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
3.
Laat de zoomtoets even los, houd nogmaals
de telefoto ( ) kant ingedrukt om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale
zoombereik te verplaatsen.
De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer
terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer
terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de
zoomtoets los en houd nogmaals de groothoek ( )
kant ingedrukt om de zoomaanwijzer tot binnen het
digitale zoombereik te verplaatsen.
4.
Voer compositie uit van het beeld en druk op
de sluitertoets.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
63
* verschijnt tijdelijk wanneer u “Auto” (automatisch)
selecteert als de flitsfunctie en verdwijnt daarna.
2.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen wanneer
dit nodig is (Auto Flash - automatisch
flitsen).*
Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser uit).
Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).
Gebruik altijd milde flits ongeacht de
belichtingsomstandigheden (Soft Flash -
milde flits)
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het
gevaar op rode ogen in het beeld
reduceert (rode ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
Selecteer deze
instelling:
Gebruiken van de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder
gegeven.
Groothoek optische zoom
: Ca. 0,1 – 3,7 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
Telefoto optische zoom
: Ca. 0,6 – 1,9 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
* Hangt af van de zoomfactor.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op []
( ).
Telkens bij indrukken van [] ( ) wordt naar de
volgende instelling van de flitserfunctie doorgegaan
zoals aangegeven in het beeldscherm hieronder.
Flitserfunctie indicator
[
] ( )
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
64
Flitser aan (Flash On)
Selecteer (flitser aan) als de flitserfunctie wanneer het
onderwerp er donker uitziet ten opzichte van de
achtergrond zelfs als er genoeg licht aanwezig is zodat de
flitser niet automatisch gaat flitsen. Hierdoor gaat de flitser
flitsen en zal het onderwerp belichten telkens wanneer u op
de sluitertoets drukt (daglicht synchroon flitsen).
Milde flits (Soft Flash)
Selecteer (milde flits) als de flitserfunctie om de
flitsintensiteit te onderdrukken en op te nemen met een
milder gevoel.
BELANGRIJK!
De flitsereenheid van deze camera flists een aantal
malen bij het opnemen van een beeld. De
aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de
camera informatie inwint die nodig is voor de
belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het
opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt
totdat de camera de sluiter ontspant.
Door de flitser te gebruiken terwijl “Auto”
(automatisch) geselecteerd is als de ISO
gevoeligheidsinstelling wordt de gevoeiligheid
verhoogd waardoor grote hoeveelheden digitale ruis
in beeld kunnen verschijnen. U kunt de digitale ruis
reduceren door een lagere instelling voor de ISO
gevoeligheid te reduceren. Merk echter op dat dit
ook als nevenwerking het verkorten van het
flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt door de
flitser) heeft (pagina 117).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
65
Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer u gebruik maakt van de flitser om ’s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
Dit gebeurt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen
het netvlies van de ogen.
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de
camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op
de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze
allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen
wordt uitgevoerd.
De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als
de onderwerpen zich ver van de camera bevinden.
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitsereenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de bedrijfsindicator te checken.
* Bedrijfsindicator
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Wanneer de
bedrijfsindicator:
Knippert oranje
Brandt of knippert
groen *
1
*1 Knippert groen wanneer het beeld niet scherp is
tijdens gebruik van de automatische scherpstelfunctie
(autofocus) of de macrofunctie.
Bedrijfsindicator
*
De indicator wordt ook in het
beeldscherm getoond wanneer de
flitser klaar is om te flitsen.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
66
BELANGRIJK!
De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v.
[] en [].
3.
Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit)
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instellingen
te selecteren en druk daarna op [SET].
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Sterker
Normaal
Zwakker
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
disp
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v.
[] en [].
disp
Flitserassistent wordt
niet gebruikt
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
67
3.
Selecteer “Flash Assist” (flitserassistent)
m.b.v. [] en [] en druk op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk op [SET].
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal
het effect grotendeels teniet
doen.
U kunt de gewenste
resultaten mogelijk niet
verkrijgen met de flitser als
het onderwerp zich te ver
weg of juist te dichtbij
bevindt.
De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 7
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
De flitsseenheid kan zich mogelijk niet opladen als de
accuspanning van de camera laag is. Als dit het geval is,
kan de flitser mogelijk niet goed flitsen waardoor u niet de
gewenste belichting krijgt. Zorg er dus voor de accu van
de camera zo spoedig mogelijk op te laden wanneer de
spanning naar beneden gaat.
BELANGRIJK!
De flitserassistent kan bij bepaalde types
onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren.
De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben
op uw beeld als u één van de volgende instellingen
veranderde terwijl u aan het opnemen was.
Flitssterkte (pagina 66)
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
(pagina 82)
ISO gevoeligheid (pagina 117)
Contrast (pagina 121)
Bij het gebruik van de flitserhulp bestaat de kans op
een verhoging in digitale storing in het opgenomen
beeld.
Flitser
Selecteer deze instelling:
Auto (automatisch)
Off (uit)
Om dit te doen:
Schakel de flitserassistent in
Schakel de flitserassistent uit
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
68
Als de flitser uitgeschakeld is ( ), bevestig dan de
camera op een statief om beelden op te nemen op een
plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan
de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig
belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor
de beelden er groffer uitzien.
Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie
( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale kleuren van het beeld.
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets
indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de
zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken
om drie beelden op te nemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om de “Self-timer”
(zelfontspanner) te selecteren en druk
vervolgens op [].
4.
Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt
gebruiken m.b.v. [] en [] en druk daarna op
[SET].
Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de
zelfontspanner uitgeschakeld.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
69
Om dit te doen:
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden
zelfontspanner
Specificeer een drievoudige
zelfontspanner
Schakel de zelfontspanner uit
Selecteer deze
instelling:
10
s
10 sec
2
s
2 sec
x3
X3
Off (uit)
Hierdoor verschijnt de
indicator op het
beeldscherm die het
geselecteerde type
zelfonspanner
identificeert.
Met de drievoudige
zelfontspanner neemt de
camera een serie van
drie beelden op in de
hieronder beschreven
volgorde.
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
“Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
“1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
70
5.
Druk op de
sluitertoets om het
beeld op te nemen.
Wanneer u op de
sluitertoets drukt, gaat
de
zelfontspannerindicator
knipperen en ontspant
de sluiter zich nadat de
zelfontspanner geheel
afgeteld heeft
(ongeveer 10 seconden
of 2 seconden).
U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat
moment stop zetten door op de sluitertoets te
drukken terwijl de Zelfontspannerindicator aan het
knipperen is.
LET OP
De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner:
BEST SHOT opname (“Business Cards and
Documents” (visitekaartjes en documenten),
“Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo” (oude
foto), “Movie” (film))
Zelfontspannerindicator
B
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
71
Specificeren van de beeldgrootte
“Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
“beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 103 voor informatie aangaande het
formaat van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Size (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op [].
* “M” betekent “Mega”.
Groter
Kleiner
Afdrukformaat
A3 Print
A3 Print (3:2 horizontaal-
verticaal verhouding)
A3 Print
A4 Print
3.5˝
×
5˝ Print
E-mail (optimaal formaat
bij toevoegen van een
beeld bijlage aan E-mail
7M*
7M
(3:2)
5M
3M
2M
VGA
Beeldgrootte/
Beeldformaat
3072
×
2304
3072
×
2048
(3:2)
2560
×
1920
2048
×
1536
1600 × 1200
640
×
480
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
72
De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch).
Gebruik een hogere instelling als u met een hogere
resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat
afdruk wilt maken.
Om het resolutieniveau te verkrijgen waarvoor uw camera
ontworpen is, wordt het aanbevolen om de maximale
beeldgrootte (7M) te gebruiken. Gebruik een kleinere
beeldgrootte wanneer u geheugencapaciteit wilt sparen.
Door de “7M (3:2) (3072
×
2048 (3:2))” beeldgrootte te
selecteren worden beelden opgenomen met een 3:2
(horizontaal:verticaal) verhouding die optimaal is voor het
maken van afdrukken op fotografisch papier met een
lengte:breedte verhouding van 3:2.
Specificeren van de beeldkwaliteit
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 103 voor informatie aangaande de
kwaliteit van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Quality (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
73
BELANGRIJK!
De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina’s 26, 247).
Fine (fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
Om dit te verkrijgen:
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Selecteer deze instelling:
Hoge kwaliteit, groot
bestandformaat
Normale beeldkwaliteit en
normal bestandformaat
Lage beeldkwaliteit, klein
bestandformaat
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
74
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto
Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en
Manual Focus (handmatig scherpstellen).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Focus” (scherpstellen) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk daarna op [SET].
Hierdoor verschijnt de
scherpstelindicator in
het display.
BELANGRIJK!
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 112)
gebruiken om de scherpstelfunctie over te schakelen
telkens wanneer u op [] en [] drukt terwijl u een
snapshot of een film aan het opnemen bent.
Om dit te doen:
De scherpstelling automatisch
bijstellen
Autofocus kan tijdens filmopname
niet worden geselecteerd.
Close-up opname
Tijdens filmopname gebruikt de
macrofunctie een vast ingestelde
scherpstelling die geoptimaliseerd
is voor macro-opname.
Selecteer deze
instelling:
(Autofocus)
Macro (Close-up)
Om dit te doen:
Scherpstelte ingesteld op een
bepaalde onderwerpafstand
Opnemen met oneindig
Met de hand scherpgesteld
opnemen
Selecteer deze
instelling:
(Panfocus)
(Oneindig)
(Handmatig
scherpstellen)
Scherpstelfunctie indicator
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
75
ISO50
ISO50
F3.1
F3.1
1
/
1000
1000
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Bereik: 40 cm –
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer d.m.v. [] en [] en druk op
[SET].
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
5.
Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
op te nemen.
4.
Voer compositie van het beeld zodanig uit dat
hoofdonderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt en druk vervolgens
de sluitertoets halverwege in.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de bedrijfsindicator te
bekijken.
Scherpstelkader
Bedrijfsindicator
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
76
LET OP
De camera schakelt automatisch over naar het
bereik van de macrofunctie (pagina 78) wanneer het
niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het
onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het
autofocusbereik (automatische scherpstelling).
Telkens bij het bedienen van de optische zoom
(pagina 59) terwijl u met de autofocus aan het
opnemen bent, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder aangegeven om u het
scherpstelbereik mede te delen.
Voorbeeld: AF 앪앪 cm –
* 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
BELANGRIJK!
• Autofocus kan tijdens filmopname niet worden
geselecteerd.
Snelsluiter
Wanneer de snelsluiterfunctie ingeschakeld is, begint de
camera onmiddellijk op te nemen zonder te wachten totdat
autofocus gaat werken als u de sluitertoets volledig indrukt.
Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te
nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatisch
scherpstellen (Auto Focus).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer Quick Shutter(snelsluiter) van de
REC (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel de snelsluiter in
Schakel de snelsluiter uit
Selecteer deze instelling
:
On (aan)
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
77
Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer AF Area (autofocusbereik) op de
REC (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om het gewenste
autofocusbereik te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 81).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met negen scherpstelpunten. Als de
sluitertoets halverwege ingedrukt wordt,
zullen alle scherpstelkaders van de
negen scherpstelpunten waarop
scherpgesteld is groen worden.
Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfoto’s.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multi-patroon
meten)
Spot (puntmeten)
Multi (multi-patroon meten)
ScherpstelkaderScherpstelkader
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
78
Gebruik van de macrofunctie
Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op
close-up onderwerpen. Hieronder volgt het
scherpstelbereik van de macrofunctie.
Bereik: 10 cm – 50 cm
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer Macro d.m.v. [] en [] en
druk op [SET].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Wanneer de macrofunctie niet goed kan
scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal
de camera automatisch overschakelen naar het
scherpstelbereik van de autofocus (pagina 76).
Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie
een optische zoombewerking (pagina 59) uitvoert,
verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals
hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: 앪앪 cm – 앪앪 cm
* 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
BELANGRIJK!
Het gebruik van de flitser samen met de
macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht
van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste
lensschaduwen kan produceren in het resulterende
beeld.
Tijdens filmopname gebruikt de macrofunctie een
vast ingestelde scherpstelling die geoptimaliseerd is
voor macro-opname.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
79
Het gebruik van panfocus
Panfocus kan handig zijn bij het opnemen onder
omstandigheden waarbij het om de een of andere reden
moeilijk is om autofocus te gebruiken of wanneer het geluid
van de autofocus functie te hard zou worden opgenomen
tijdens het maken van een film met geluid.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer d.m.v. [] en [] en druk op
[SET].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
LET OP
De scherpstelafstand verschijnt op het beeldscherm
als u de sluitertoets halverwege indrukt.
Voorbeeld: 앪앪 m – 앪앪 m
* 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
Gebruik van de oneindig-functie
De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig
(). Gebruik deze functie voor het opnemen van
landschappen en van andere beelden die zich op grote
afstand bevinden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer d.m.v. [] en [] en druk op
[SET].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
80
Gebruik van handmatig scherpstellen
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen het
scherpstelbereik tijdens de handmatige scherpstelfunctie.
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op [].
3.
Selecteer d.m.v.
[] en [] en druk op
[SET].
Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te geven
dat gebruikt wordt voor
handmatig scherpstellen.
Optische zoomfactor
1X
3X
Benadering van scherpstelbereik
10 cm tot oneindig ()
60 cm tot oneindig ()
4.
Druk op [SET].
5.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u []
en [] om scherp te
stellen.
Door op [] of [] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
Als u de scherpstelling van het vergrootte beeld niet
bijstelt, wordt automatisch teruggegaan naar stap 3.
Mocht dit gebeuren en u nog steeds de scherpstelling
wilt bijstellen, druk dan op [SET] om het vergrootte
beeld opnieuw op het display te verkrijgen.
Om dit te doen:
Stel scherp op het voorwerp
Stel scherp van het onderwerp weg
Doe dit:
Druk op [].
Druk op [].
Kader
Handmatige scherpstelstand
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
81
ISO50
ISO50
F3.1
F3.1
1
/
1000
1000
6.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
LET OP
Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige
scherpstelling een optische zoombewerking (pagina
59) uitvoert, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het
scherpstelbereik mee te delen.
Voorbeeld: MF 앪앪 cm –
* 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherp-
stelkader bevindt en
druk vervolgens de
sluitertoets
halverwege in.
Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het
onderwerp dat zich op dat moment in het
scherpstelkader bevindt.
Scherpstelkader
Hoofdonderwerp
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
82
ISO50
ISO50
F3.1
F3.1
1
/
1000
1000
2.
Houd de sluitertoets
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld uit zoals u
dat schikt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
sluitertoets geheel in om het op te nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
Belichtingscompensatiebereik: –2,0EV + 2,0EV
Stappen: 1/3EV
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de
Quality (kwaliteit)
tab, selecteer EV
Shift (EV
verschuiving) en druk
dan op [].
Hoofdonderwerp
Belichtingscompensatiewaarde
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
83
3.
Gebruik [] en [] om
de belichtingscom-
pensatiewaarde te
veranderen en druk
vervolgens op [SET].
Door op [SET] te drukken
wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
[] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde
onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
[] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donkergekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
LET OP
Bij uitvoeren van een EV verschuiving bewerking
tijdens multi-patroon meten (pagina 118) zal de
functie automatisch overschakelen naar centrum-
georiënteerd meten. Terugstellen van de EV
verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie
terugschakelen naar multi-patroon meten.
U kunt toetsaanpassing (pagina 112) gebruiken om
de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens de
opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het
bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het
bekijken van het in-beeld histogram (pagina 109).
EV waarde
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
84
Bijstellen van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de
Quality (kwaliteit)
tab, selecteer White
Balance (witbalans)
en druk op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
Buiten met daglicht op een heldere
dag
Buiten met daglicht op een bewolkte
of regenachtige dag, in de schaduw
van een boom, enz.
In de schaduw van een gebouw of op
een andere plaats waar de
kleurtemperatuur hoog is.
Onder witte of daglicht witte TL
verlichting (onderdrukt kleurmist)
Onder daglicht TL verlichting
(onderdrukt kleurmist)
Bij licht van gloeilampen
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie “Handmatig
configureren van de witbalans”
(pagina 85)).
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
N
D
Manual (handmatig)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
85
LET OP
Wanneer “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de
instelling van de witbalans bepaalt de camera
automatisch het witpunt van het onderwerp.
Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde
belichtingsomstandigheden kunnen echter
problemen veroorzaken wanneer de camera dit
witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan
moeilijk maakt om een goede afregeling van de
witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan
daglicht, bewolkt of één van de andere vaste
instellingen voor de witbalans om het type belichting
te specificeren dat wel beschikbaar is.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 112)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de witbalansinstelling verandert wanneer u op [] of
[] drukt terwijl de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
Selecteer “
AWB
Auto WB” om de witbalansfunctie in
te schakelen voor automatische werking als u
icoonhulp (pagina 114) ingeschakeld heeft en de
toetsaanpassing heeft geconfigureerd om de
witbalans te bedienen.
Handmatig configureren van de
witbalans
Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de
omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede
resultaten te verkrijgen wanneer de “Auto” stand of één van
de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de
witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen
voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de
omgeving.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit
papier bij de hand voordat u begint met de volgende
procedure.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer een Quality (kwaliteit) tab,
selecteer vervolgens White Balance
(witbalans) en druk daarna op [].
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
86
3.
Gebruik [] en [] om
Manual (handmatig)
te selecteren.
Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het
instellen van de
handmatige witbalans op
het beeldscherm. Als u dezelfde instellingen wilt
gebruiken die u configureerde tijdens een eerdere
met de hand gemaakte witbalansinstelling, sla dan
stap 4 over en voer stap 5 uit.
4.
Richt de camera op wit papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluitertoets.
Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap “Complete” op het
beeldscherm.
5.
Druk op [SET].
Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de op dat moment geselecteerde
opnamefunctie.
LET OP
Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft,
blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling
verandert of wanneer u de camera uitschakelt.
Wit papier
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
87
Gebruik van de doorlopende sluiter
U kunt de camera configureren om een enkel snapshot
(foto) op te nemen telkens wanneer de sluitertoets
ingedrukt wordt of om te blijven opnemen zolang de
sluitertoets ingedrukt gehouden wordt. U kunt voor de
selectie kiezen uit de volgende drie doorlopende
sluiterfuncties.
Doorlopende sluiter met normale snelheid
U kunt onafgebroken beelden opnemen totdat het
geheugen vol is.
Doorlopende sluiter bij hoge snelheid
Neem maximaal drie beelden met hoge snelheid achter
elkaar op.
Doorlopende sluiter met flits
Gebruik deze functie om drie beelden achter elkaar op te
nemen met elke een flits.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Continuous (doorlopend) en druk op [].
3.
Selecteer Normal
Speed (normale
snelheid), High
Speed (hoge snelheid)
of Flash Cont.
(doorlopende sluiter)
d.m.v. [] en [] en
druk vervolgens op
[SET].
Hierdoor verschijnt de van toepassing zijnde icoon
op het beeldscherm.
: Doorlopende sluiter met normale snelheid
: Doorlopende sluiter bij hoge snelheid
: Doorlopende sluiter met flits
Bij de “Off” (uit) stand worden snapshots (foto’s) stuk
voor stuk opgenomen.
BELANGRIJK!
Bij uitschakelen van de camera wordt de
doorlopende sluiterfunctie automatisch
uitgeschakeld.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
88
Doorlopende sluiter met normale snelheid
Door de sluitertoets ingedrukt te houden worden beelden
ononderbroken opgenomen zolang er genoeg geheugen
beschikbaar is om ze op te slaan. Laat de sluitertoets los
om het opnemen te stoppen.
U kunt de gewenste flitsfunctie selecteren met de
doorlopende sluiter bij normale snelheid (pagina 63).
De snelheid van de doorlopende sluiter hangt af van het
type geheugenkaart dat zich in de camera bevindt. Bij
opnemen naar het ingebouwde geheugen is het opnemen
met de doorlopende sluiter relatief langzaam.
Doorlopende sluiter bij hoge snelheid
Door de sluitertoets ingedrukt te houden terwijl de
doorlopende sluiter bij hoge snelheid geselecteerd is,
worden maximaal drie beelden bij hoge snelheid
opgenomen. Het opnemen stopt wanneer u de sluitertoets
los laat voordat alle drie beelden opgenomen zijn.
De flitser is automatisch uitgeschakeld.
Merk op dat de resolutie van beelden die zijn opgenomen
met de doorlopende sluiter bij hoge snelheid ietwat lager
is en een grotere neiging heeft om behept te zijn met
digitale ruis dan beelden die opgenomen zijn met de
doorlopende sluiter bij normale snelheid.
De “Auto” (automatische) instelling voor de ISO
gevoeligheid wordt altijd gebruikt bij de doorlopende
sluiter bij hoge snelheid, ongeacht de huidige instelling
voor de ISO gevoeligheid.
Doorlopende sluiter met flits
Door de sluitertoets ingedrukt te houden terwijl de
doorlopende sluiter met flits geselecteerd is, worden
maximaal drie beelden opgenomen, elk met flist. Het
opnemen stopt wanneer u de sluitertoets los laat voordat
alle drie beelden opgenomen zijn.
De flitser wordt automatisch ingeschakeld.
Merk op dat de resolutie van beelden die zijn opgenomen
met de doorlopende sluiter met flitser ietwat lager is en
een grotere neiging heeft om behept te zijn met digitale
ruis dan beelden die opgenomen zijn met de doorlopende
sluiter bij normale snelheid.
De “Auto” (automatische) instelling voor de ISO
gevoeligheid wordt altijd gebruikt bij de doorlopende
sluiter met flits, ongeacht de huidige instelling voor de
ISO gevoeligheid.
Bij de doorlopende sluiter met flits is de flitsafstand
(bereik van de flitser) korter dan gewoonlijk.
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
89
Portrait (Portret) Scenery (Landschap)
Night Scene
(Nachtdecor)
Night Scene Portrait
(Avondportret)
1.
Druk tijdens de
opnamefunctie (REC)
op [BS] (BEST SHOT).
Hierdoor wordt de BEST
SHOT functie
ingeschakeld die alle 12
BEST SHOT decors toont.
Naast de snapshotdecors is er een filmdecor en een
spraakopnamedecor.
De voorbeelddecors zijn in volgorde gearrangeerd, te
beginnen met de linker bovenhoek.
Het op dat moment geselecteerde voorbeelddecor is
het decor met het selectiekader erom heen.
Gebruiken van de BEST SHOT functie
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer
opnieuw mooie foto’s te maken.
Voorbeeld achtergronden
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
90
2.
Gebruik [], [], [] en [] om de gewenste
voorbeeld achtergrond te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Door op [MENU] te drukken springt het selectiekader
over naar het eerste voorbeelddecor (“Auto”).
Verplaats het selectiekader in het display m.b.v. [],
[], [] en []. Door naar links te bladeren terwijl het
selectiekader zich in de linker bovenhoek bevindt of
naar rechts te bladeren terwijl het selectiekader zich
in de rechter onderhoek bevindt, bladert u door naar
het volgende scherm met 12 voorbeelddecors.
Als u wilt checken welk voorbeelddecor op het
moment geselecteerd is of als u naar een ander
decor wilt overstappen, druk dan op [BS].
Door het “Auto” decor te selecteren wordt het
opnametype veranderd naar snapshot automatische
opname (de “ ” wordt getoond) (pagina 52).
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Terwijl het “Movie” (film) decor opgenomen wordt
kunt u de film starten en stoppen door op de
sluitertoets te drukken (pagina 104).
BELANGRIJK!
BEST SHOT achtegronden werden niet met deze
camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
Door opname omstandigheden en andere factoren,
kan een beeld opgenomen met de instellingen van
het BEST SHOT decor niet precies het verwachte
resultaat produceren.
U kunt de camera instellingen veranderen die
geconfigureerd zijn bij het selecteren van een BEST
SHOT scene. De instellingen die u kunt veranderen
zijn dezelfde als die opgeslagen worden wanneer u
een BEST SHOT gebruikersinstelling (pagina 93)
opslaat. Merk echter op dat bepaalde BEST SHOT
scenes u niet toestaan om bepaalde instellingen te
veranderen. De BEST SHOT scene instellingen
worden teruggesteld tot hun oorspronkelijke
instellingen wanneer u een andere BEST SHOT
scene selecteert of de camera uitschakelt. Als u de
instellingen wilt opslaan om later te gebruiken, dient
u deze als een BEST SHOT gebruikersinstelling op
te slaan (pagina 93).
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
91
Afzonderlijk tonen van de
voorbeelddecors
U kunt de volgende procedure gebruiken om de BEST
SHOT voorbeelddecors afzonderlijk te tonen zodat u de
uitleg kunt bekijken van de instellingen van elk decor.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Druk op de zoomtoets.
Hierdoor wordt het
voorbeelddecor getoond
dat geselecteerd was op
het 12-decorscherm.
Druk nogmaals op de
zoomtoets om terug te
keren naar het 12-
decorscherm.
Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats
wanneer u een nachtscène, vuurwerk of een ander
beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist.
Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden
op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg
er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het
uitvoeren van beeldopname voltooid is.
Bij het opnemen van een beeld van een nachtdecor,
vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame
sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een
statief aanbevolen om handbewegingen te
voorkomen.
LET OP
Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment
geselecteerde BEST SHOT decor verschijnen
gedurende ongeveer twee seconden in de display
als de BEST SHOT functie reeds ingeschakeld is op
het moment dat u de camera inschakelt.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
92
Creëren van uw eigen BEST SHOT
instelling
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
basisinstelling op te slaan van een snapshot die u opnam
als een BEST SHOT decor. Daarna kunt u de
basisinstelling oproepen telkens wanneer u deze wilt
gebruiken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer Register User Scene
(gebruikersdecor registereren) d.m.v. [], [],
[] en [] en druk op [SET].
3.
Geef d.m.v. [] en []
de snapshots weer
waarvan u de
instelling als BEST
SHOT decor wilt
registreren.
3.
Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
Door op [MENU] te drukken wordt overgesprongen
naar het eerste voorbeelddecor (“Auto”).
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
93
LET OP
De volgende zijn de instellingen die onderdeel
uitmaken van de snapshotinstelling:
scherpstelfunctie, EV verschuivingswaarde,
witbalansfunctie, flitserfunctie, ISO gevoeligheid, AF
gebied, meetfunctie, flitsintensiteit, flitserassistent,
filter, scherpte, verzadiging en contrast.
Merk op dat enkel snapshots die opgenomen zijn
met deze camera kunnen worden gebruikt om een
BEST SHOT gebruikersinstelling te creëren.
U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BEST
SHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenu’s te tonen.
BEST SHOT snapshotgebruikersinstellingen worden
opgeslagen in het ingebouwde geheugen van de
camera in de map die “SCENE” heet. Bestandnamen
worden automatisch toegewezen volgens het
formaat “UEZ70nnn.JPE” waar “nnn” een waarde is
vallend tussen 000 en 999.
4.
Gebruik [] en [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u
de procedure op pagina 89 gebruiken om uw
gebruikersinstelling te selecteren voor het maken
van een opname.
BELANGRIJK!
Gebruikersinstellingen in de BEST SHOT functie
bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde
voorbeelddecors.
Door een gebruikerssnapshotinstelling te selecteren
verschijnt de “U” indicator in de rechter bovenhoek
van het beeldscherm gevolgd door een nummer (dat
het instelnummer aangeeft).
Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 170) alle BEST SHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
94
Verminderen van de effecten van het
bewegen van uw hand of het bewegen van
het onderwerp
U kunt de effecten verminderen van het bewegen van het
onderwerp of van handbewegingen die de neiging hebben
op te treden bij het opnemen van een onderwerp op grote
afstand met een telefoto of bij het opnemen van een snel
bewegend onderwerp of als als de plaats van opname
slecht verlicht is.
1.
Voer één van de onderstaande procedures uit
om de anti-trilfunctie in te schakelen.
Gebruiken van de BEST SHOT functie
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST
SHOT).
2. Selecteer d.m.v. [], [], [] en [] het “Anti Shake”
(anti-tril) decor en druk vervolgens op [SET].
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Druk op de zoomtoets om over te schakelen
van het 12-decorscherm naar het
voorbeelddecor.
3.
Gebruik [] en [] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
4.
Druk op [] ( ) om de gebruikersinstelling
te wissen.
5.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [] en [].
6.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
7.
Selecteer een andere scene en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de opnamestand opnieuw verkregen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
95
BELANGRIJK!
De anti-trilfunctie wordt uitgeschakeld bij andere
instellingen dan wanneer “Auto” (automatisch) wordt
geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de
anti-trilfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u
de ISO gevoeligheid te veranderen naar “Auto”
(automatisch) (pagina 117).
Door op te nemen met de anti-trilfunctie kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
De anti-trilfunctie kan de effecten van
handbewegingen en bewegen van het onderwerp
mogelijk niet elimineren wanneer de bewegingen te
heftig zijn.
De anti-trilfunctie is uitgeschakeld tijdens
filmopname.
De anti-trilfunctie kan mogelijk niet werken bij
bijzonder lage sluitersnelheden. Mocht dit het geval
zijn, gebruik dan een statief om de camera te
stabiliseren.
Hoewel “ ” (anti-trilfunctie) aangegeven wordt op
het beeldscherm terwijl de flitsinstelling op “Auto
Flash” (automatisch flitsen), “Flash On” (flitser aan)
of “Soft Flash” (milde flits) staat, is de anti-trilfunctie
in werkelijkheid uitgeschakeld.
Gebruiken van het menuscherm
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Anti
Shake” (anti-tril) en druk daarna op [].
3. Selecteer de “Auto” (automatisch) instelling d.m.v.
[] en [] en druk daarna op [SET].
(Anti-trilindicator) wordt aangegeven in het
beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld is
(pagina 26).
2.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
96
BELANGRIJK!
De hoge gevoeligheidsfunctie wordt uitgeschakeld bij
andere instellingen dan wanneer “Auto”
(automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO
gevoeligheid. Als u de hoge gevoeligheidsfunctie
ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO
gevoeligheid te veranderen naar “Auto”
(automatisch) (pagina 117).
Door op te nemen met hoge gevoeligheid kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
Wanneer het te donker is kan het zijn dat een
gewenst niveau van beeldhelderheid niet verkregen
kan worden.
Gebruik bij het opnemen met lage sluitersnelheden
een statief om tegen de effecten van
handbewegingen te beschermen.
Terwijl de flitsinstelling op “Auto Flash” (automatisch
flitsen), “Flash On” (flitser aan) of “Soft Flash” (milde
flits) staat, is de functie voor hoge gevoeligheid
uitgeschakeld.
Opnemen met een hogere gevoeligheid
Bij een hogere gevoeligheid kunnen helderder beelden
worden opgenomen zonder gebruik te maken van de flitser,
zelfs als er niet genoeg licht beschikbaar is voor een
normale belichting.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het High Sensitivity (hoge
gevoeligheid) decor d.m.v. [], [], [] en []
en druk daarna op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
97
Opnemen van beelden van naamkaartjes
en documenten (Business Shot)
Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een
witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden
opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien
in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business
Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch
zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera
recht voor het onderwerp.
Voor aanbrengen van
de keystone correctie
Na aanbrengen van
de keystone correctie
White board, etc.
(Witbord, enz.)
Business cards and
documents
(Naamkaartjes en
documenten)
Beelden van instelvoorbeelden
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
98
Voordat u met Business Shot gaat
opnemen
Voordat u begint met de opname dient u eerst de
compositie van het beeld zo in te richten zodat het
contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich in het
geheel op het beelscherm bevindt.
Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond
bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het
beeldscherm zoveel mogelijk vult.
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v.
naamkaartje of document dat u aan het opnemen
bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het
document er vervormd uit zien als beeld. De
automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie
komt dan in actie om die vervorming te corrigeren
waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs
als u vanuit een hoek opneemt.
Gebruiken van de Business Shot
instelling
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het gewenste Business Shot beeld
m.b.v. [], [], [] en [] en druk vervolgens
op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Hierdoor wordt een
scherm verkregen dat alle
onderwerpen in het beeld
weergeeft die kwalificeren
als kandidaten voor
keystone (hoeksteen) correctie.
Er verschijnt een foutlezing (pagina 232) als de
camera geen geschikte kandidaat in beeld kan
vinden voor de keystone functie. Na enkele
ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen.
4.
Selecteer m.b.v. [] en [] de kandidaat die u
wilt corrigeren.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
99
5.
Selecteer Correct
(corrigeren) m.b.v. []
en [] en druk op
[SET].
Door Cancel (annuleren)
te selecteren i.p.v.
Correct (corrigeren)
wordt het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen in het geheugen.
BELANGRIJK!
Digitale zoom wordt uitgeschakeld terwijl u opneemt
met Business Shot. U kunt echter wel optische zoom
gebruiken.
De camera kan het onderwerp niet herkennen in de
volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het
beeldscherm valt
Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als
de achtergrond waar het voor geplaatst is
Het maximal beeldformaat voor Business Shot
beelden is 2M (1600
×
1200 beeldpunten) zelfs als
de camera geconfigureerd is voor een groter
beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is
dan 2M (1600
×
1200 beeldpunten) worden beelden
opgenomen met het gespecificeerde formaat.
Herstellen van een oude foto
U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een
oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die
worden verstrekt door de moderne digitale
cameratechnologie.
Voordat u probeert een oude foto te
herstellen
Let er op dat de gehele foto die u probeert te herstellen
zich binnen het beeldscherm bevindt.
Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond
bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het
beeldscherm zoveel mogelijk vult.
Let er op dat het licht niet weerkaatst van het oppervlak
van de oorspronkelijke foto.
Als de oude foto zich in de portret oriëntatie bevindt, let er
dan op dat u de compositie van het beeld met de camera
opstelt met de landschap oriëntatie (horizontaal).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
100
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt ten
opzichte van de oude foto dan zal één zijde van het
opgenomen beeld er langer uitzien dan de zijde er
tegen over. Dit wordt keystone genoemd hetgeen
veroorzaakt wordt door het verschil in afstand van de
cameralens tot beide zijden van de foto. De zijde van
de foto die zich het dichtst bij de camera bevindt ziet
er langer uit terwijl de zijde verder weg van de
camera er juist korter uit ziet. Automatische
keystone correctie compenseert automatisch voor
deze vervorming hetgeen betekent dat de foto er
normaal uit zal zien zelfs als u hem opneemt vanuit
een hoek.
Opnemen van een oude foto
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer Old Photo d.m.v. [], [], [] en
[] en drukt vervolgens op [SET].
3.
Druk op de
sluitertoets en neem
het beeld op.
Hierdoor wordt een
correctie
bevestigingsscherm
weergegeven en het
oorspronkelijk
opgenomen beeld
opgeslagen. Een
foutlezing verschijnt
(pagina 232) zonder
weergave van het
correctie
bevestigingsscherm als
de camera niet in staat is
het contour van de foto te
vinden.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
101
4.
Selecteer d.m.v. [] en [] het contour
waarvoor u correctie wilt uitvoeren.
5.
Selecteer Trim
d.m.v. [] en [] en
druk op [SET].
Hierdoor verschijnt het
trimkader op het
beeldscherm.
Selecteer Cancel om
het beeld op te slaan
als u het beeld niet wilt
trimmen.
6.
Maak het trimkader groter of kleiner d.m.v. de
zoomtoets.
7.
Plaats het trimkader d.m.v. [], [], [] en []
naar de gewenste plek en drukt vervolgens op
[SET].
De camera zal de kleuren automatisch herstellen het
beeld opslaan.
Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer
dan het trimkader zodat dit zich binnen het kader van
het weergegeven beeld bevindt.
Druk op [MENU] om de trimbewerking te annuleren
op een gewenst moment en het beeld van dat
moment op te slaan.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
102
BELANGRIJK!
Digitaal zoomen is niet mogelijk bij het opnemen van
een oude foto. U kunt echter wel optische zoom
gebruiken.
De camera kan een foto niet herkennen in de
volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het
beeldscherm valt
Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als
de achtergrond waar het voor geplaatst is
De maximale beeldgrootte voor het opnemen van
een oude foto is 2M (1600
×
1200 beeldpunten) zelfs
wanneer de camera geconfigureerd is voor een
grotere beeldgrootte. Bij een instelling voor een
beeldgrootte kleiner dan 2M (1600
×
1200
beeldpunten) worden beelden opgenomen bij de op
dat moment gespecificeerde grootte.
Onder bepaalde omstandigheden kan het herstellen
van de kleuren niet tot de gewenste resultaten
leiden.
Opnemen van een film
U kunt films opnemen met geluid. De enige beperking die
geldt voor de lengte van de film is de hoeveelheid van het
geheugen die beschikbaar is voor opslag. U kunt een
instelling voor de resolutie selecteren die tegemoet komt
aan uw eisen.
Bestandformaat: Motion JPEG AVI formaat
Maximale filmlengte:
De enige beperking die geldt voor de lengte van de film is
de hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor
opslag.
Filmbestandgrootte
(naar benadering, voor een film van 1 minuut):
72,8 MB (kwaliteitsinstelling: HQ (hoge kwaliteit))
43,6 MB (kwaliteitsinstelling: Normal (normaal))
17,5 MB (kwaliteitsinstelling: LP (lange weergave))
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
103
Specificeren van de kwaliteit van het
filmbeeld
De instelling voor de beeldkwaliteit bepaalt hoe ver de
camera de filmbeelden comprimeert voordat zij ze opslaat
in het geheugen. De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt als
beeldgrootte in beeldpunten. Een beeldpunt is één van de
vele kleine punten die het beeld vormen. Een groter aantal
beeldpunten (meer beeldgrootte) gaat gepaard met een
betere detaillering en een hogere beeldkwaliteit wanneer
een film wordt afgespeeld.
Selecteer voordat u begint met het opnemen van een film
eerst de instelling voor de beeldkwaliteit die u geschikt
acht.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Quality (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk daarna op [SET].
HQ (640
×
480
beeldpunten)
Normal (512
×
384
beeldpunten)
LP (320
×
240
beeldpunten)
Instelling
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Datasnelheid
(benadering)
10,2 megabits
per seconde
6,1 megabits
per seconde
2,45 megabits
per seconde
Beeldsnelheid
30 beelden/
seconde
30 beelden/
seconde
15 beelden/
seconde
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
104
Opnemen van een film
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het (film) decor d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Door het (film) decor te selecteren verschijnt
in het beeldscherm.
3.
Richt de camera op
het onderwerp en
druk daarna op de
sluitertoets.
Hierdoor wordt de
filmopname gestart.
Hierdoor wordt de
filmopname gestart,
hetgeen aangegeven
wordt door
REC
op het
beeldscherm.
De filmopname duurt zolang de beschikbare
geheugencapaciteit dit toelaat.
Panfocus (pagina 79) wordt automatisch
geselecteerd als de scherpstelfunctie tijdens de
filmfunctie (Movie) ongeacht de instelling van het
functiegeheugen Focus (pagina 115) en de
instelling van de snapshot scherpstelfunctie. U kunt
overschakelen naar een andere scherpstelfunctie
voordat u met opnemen begint maar u moet
onthouden dat dat de autofocusfunctie niet
geselecteerd kan wordn voor filmopname.
4.
Druk nogmaals op de sluitertoets om het
opnemen van een film te stoppen.
Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen
wanneer een filmopname voltooid is.
Resterende opnametijd
Opnametijd
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
105
Voorzorgsmaatregelen voor het opnemen
van films
Deze camera neemt ook geluid op. Merk de volgende
punten op bij opname van een film.
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede opnameresultaten
zijn niet mogelijk wanneer
de camera te ver van het
onderwerp weg is.
Wanneer toetsen op de
camera worden bediend
kan het geluid er van
mogelijk ook opgenomen
worden.
Het filmgeluid wordt
opgenomen in mono.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als verticale veeg en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje.
De filmopname capaciteit van het ingebouwde geheugen
is heel klein. Voor het opnemen van films wordt het
gebruik van een geheugenkaart (pagina 171) aanbevolen.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig
om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren
kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens
het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat
er een filmbeeld verloren is gegaan. Het wordt
aanbevolen een SD geheugenkaart te gebruiken met een
maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per
seconde.
De optische zoom is uitgeschakeld tijdens het opnemen
van een film. Alleen digitale zoom is beschikbaar. Let
erop dat u de gewenste optische zoominstelling
selecteert voordat u de sluitertoets indrukt om het
opnemen van een film te starten (pagina 102).
Mocht de camera bewogen worden dan wordt het effect
daarvan in het beeld nog verder verergerd wanneer u
close-up opnames aan het opnemen bent of aan het
opnemen bent met een grote zoomfactor. Daarom wordt
het gebruik van een statief aanbevolen bij het opnemen
van close-ups en het opnemen met een grote zoomfactor.
Beelden kunnen onscherp zijn als het onderwerp zich
buiten het filmbereik bevindt.
De macrofunctie gebruikt een vast ingestelde
scherpstelling die geoptimaliseerd is voor macro-opname.
Microfoon
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
106
Opnemen van audio
Toevoegen van geluid aan een snapshot
U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze
opgenomen heeft.
Beeldformaat: JPEG
JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte
datacompressie.
De bestandsextensie van een JPEG bestand is .JPG.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
LET OP
U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen
was met de Audio Snapshot functie op uw computer
m.b.v. Windows Media Player.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Audio Snap (audio snapshotfunctie) en
druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om On (aan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de audio snapshotfunctie
ingeschakeld.
De normale snapshotfunctie (zonder geluid) wordt
verkregen door Off (uit) te selecteren.
4.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Na opname van het beeld
wordt de audio
opnamestandby functie
ingeschakeld met het zo
juist opgenomen beeld en
de indicator op het
beeldscherm.
Resterende opnametijd
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
107
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
De bedrijfsindicator gaat groen knipperen terwijl het
opnemen plaatsvindt.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
BELANGRIJK!
Het opnemen van fotos met geluid wordt niet
ondersteund (het geluid wordt niet ondersteund) bij
de volgende types opname. X3 zelfontspanner
opname (drievoudige zelfontspanner), doorlopende
sluiteropname bij normale snelheid, doorlopende
sluiteropname bij hoge snelheid, doorlopende
sluiteropname met flitser.
Opnemen van spraak
Spraakopname maakt opnemen van uw stem snel en
eenvoudig.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Circa 25 minuten met het ingebouwde geheugen
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
LET OP
U kunt bestanden die opgenomen zijn met
spraakopname weergeven op uw computer m.b.v.
Windows Media Player.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
108
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het Voice
Recording
(spraakopname) decor
d.m.v. [], [], [] en
[] en druk daarna op
[SET].
Bij selectie van het
Voice Recording
(spraakopname) decor
verschijnt op het
beeldscherm.
3.
Druk op de sluitertoets om spraakopname op
te nemen.
De resterende opnametijdwaarde wordt op het
beeldscherm afgeteld en de bedrijfsindicator gaat
groen knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt.
Door tijdens spraakopname op de [] (DISP) te
klikken wordt het beeldscherm uitgeschakeld.
U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen
door op [SET] te drukken. Zie pagina 148 voor
informatie aangaande het doorspringen naar een
indexteken tijdens het weergeven.
4.
De opname stopt wanneer u op de sluitertoets
drukt, wanneer het geheugen vol is of
wanneer de accu leeg geraakt is.
Resterende opnametijd
Opnametijd
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
109
Voorzorgsmaatregelen bij audio opname
Let er op dat u de microfoon
niet met uw vingers
blokkeert.
Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het onderwerp weg is.
Door op de spanningstoets of op [ ] (PLAY) te drukken
wordt de opname gestopt en wordt eventueel geluid
opgeslagen dat tot op dat moment werd opgenomen.
U kunt ook post-opname uitvoeren om audio toe te
voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of
om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie
pagina 145 voor meer informatie.
Gebruiken van het histogram
U kunt [] (DISP) gebruiken voor het tonen van een histogram
op het beeldscherm (pagina 29). Het histogram stelt u in staat
de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het
opnemen van beelden.U kunt ook het histogram van een
opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY).
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een
beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De
verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de
horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het
histogram gebruiken om te bepalen of een beeld
schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en
verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot
uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één
of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV
verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de
balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere
balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden
verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek
zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
Histogram
Microfoon
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
110
Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de
verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft.
Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te
veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het
beeld is.
LET OP
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 112) gebruiken
om de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens de
opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt u de
belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken
van het in-beeld histogram (pagina 82).
Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit
dat er te veel donkere
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te donker is. De donkere
gedeelten van het beeld
kunnen zelfs geheel
verduisterd worden als het
histogram te ver naar links toe
neigt.
Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
geheel wit worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
111
Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
BELANGRIJK!
Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (fotos) aangegeven.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
112
Camera instellingen van de REC (opname)
functie
Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat
u een beeld opneemt m.b.v. de opnamefunctie (REC).
L/R toetsinstelling (toetsaanpassing)
Raster aan/uit
Beeldcontrole aan/uit
Icoonhulp aan/uit
Default instelling bij inschakelen van de spanning
ISO gevoeligheid
Meten
Filter
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Tijdafstempeling
Terugstellen van de camera (reset)
Toewijzen van functies aan de [] en []
toetsen
Een functie voor toetsaanpassing stelt u in staat de []
en [] toetsen te configureren zodat deze de camera
instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden
tijdens de opnamefunctie (REC). Na het configureren van
de [] en [] toetsen kunt u de instellingen veranderen die
er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te
lopen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
L/R Key (linker/rechter toets) en druk
vervolgens op [].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
113
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de
instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op
de [] of [] toetsen te drukken.
Scherpstellen (pagina 74)
EV verschuiving (pagina 82)
Witbalans (pagina 84)
ISO (pagina 117)
Zelfonspanner (pagina 68)
Uit (off) : geen functie toegewezen
BELANGRIJK!
Tijdens het opnemen van een snapshot of een film
kunt u [] en [] gebruiken om de functies in te
stellen die er aan toegewezen zijn. U kunt echter de
instelling van de ISO gevoeligheid niet veranderen
tijdens de filmopname. De enige instelling die u kunt
veranderen terwijl het opnemen van een film
plaatsvindt is de EV verschuiving.
In- en uitschakelen van het in-beeld
raster
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van
te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
Om dit te doen:
Toon het raster
Verberg het raster
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Grid (raster) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
114
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op
het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende
procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Review (controleren) en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Gebruik van icoonhulp
Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon
wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) (pagina 26).
De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende
functies: Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans,
zelfontspanner, opnametype, EV verschuiving.
Merk echter op dat de icoonhulptekst voor de
scherpstelfunctie, EV verschuiving, witbalans en
zelfontspanner enkel verschijnt wanneer de Focus
(scherpstelling) EV Shift (EV verschuiving), de Self-
timer (zelfontspanner) en White Balance (witbalans)
toegewezen is aan de [] en [] toetsen met de
toetsaanpassingsfunctie (pagina 112).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Icon Help (icoonhulp) en druk vervolgens
op [].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
115
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Met het functiegeheugen van deze camera kunt u de
default instellingen bij inschakelen van de spanning
afzonderlijk instellen voor de BEST SHOT functie
flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de
ISO gevoeligheid, AF gebied, meten, zelfontspanner,
flitsintensiteit, de digitale zoomfunctie, de handmatige
scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van
het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een
boodschap aan de camera om de status te onthouden van
die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde
status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer
ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen
uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de
oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende
functie in die ingesteld waren in de fabriek.
De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het
functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
BELANGRIJK!
De hieronder gegeven iconen verschijnen niet in het
display wanneer de icoon hulpfunctie (Icon Help)
uitgeschakeld is.
Flitsericoon (pagina 63)
Scherpstelicoon (pagina 74)
Witbalansicoon
AWB
(pagina 84)
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Toon begeleidende tekst wanneer u
een icoon selecteert op het
beeldscherm
Schakel icoonhulp uit
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
116
Functie
BEST SHOT*
1
Flash (Flitser)
Focus (Scherpstellen)
White Balance (Witbalans)
ISO
AF Area (autofocusbereik)
Metering (Meten)
Self-timer (Zelfontspanner)
Flash Intensity
(Flitsintensiteit)
Digital Zoom (Digitale zoom)
MF Position (MF stand)
Zoomposition*
2
(Zoompositie)
On (Aan)
Instelling
wanneer de
camera
uitgeschakeld
is
Off (Uit)
BEST SHOT functie
uitgeschakeld
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Spot (Puntmeten)
Multi
(Multi-patroon meten)
Off (Uit)
0
On (Aan)
Laatste autofocus stand
die van kracht was voordat
u overschakelde op
handmatig scherpstellen
Wide (Groothoek)
*1 Specificeert of het starten uitgevoerd wordt met selectie
van het BEST SHOT decor zoals dat is. Wanneer de
camera ingeschakeld is, wordt gestart met het laatst
gebruikte BEST SHOT decor maar bij uitschakelen
wordt gestart met de automatische status.
*2 Alleen de optische zoompositie wordt onthouden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Memory (geheugen) en druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer het item dat u wilt veranderen
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
117
BELANGRIJK!
Merk op dat de instellingen van de BEST SHOT
functie voorrang krijgen over de instellingen van het
geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens
de BEST SHOT functie, dan zullen alle instellingen
behalve die voor Zoom Position (zoompositie)
geconfigureerd worden voor het BEST SHOT
voorbeelddecor wanneer u de camera opnieuw
inschakelt, ongeacht de aan/uit instellingen van het
functiegeheugen.
Specificeren van de ISO gevoeligheid
U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor
betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of
wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken.
De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die
oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale
fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere
gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van
opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht
weinig is.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer ISO en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Automatische
gevoeligheidsselectie
Lagere gevoeligheid
Hogere gevoeligheid
Selecteer deze instelling:
Auto
ISO 50
ISO 100
ISO 200
ISO 400
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
118
BELANGRIJK!
Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge
sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO
gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid)
waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken
van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het
beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling
gebruiken.
Het gebruik van een hoge ISO gevoeligheid in
combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van
een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp
onjuist belicht wordt.
Voor de ISO gevoeligheid wordt de Auto
(automatisch) instelling altijd gebruikt voor het filmen
van een film, ongeacht de huidige instelling van de
ISO gevoeligheid.
LET OP
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 112)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert
telkens wanneer u tijdens de opnamefunctie (REC)
op [] of [] drukt.
Selecteren van de meetfunctie
De meetfunctie bepaalt welk gedeelte van het onderwerp
gemeten wordt voor de belichting. U kunt de volgende
procedure gebruiken om de meetfunctie van de camera te
veranderen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Metering (meten) en druk op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk daarna op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
119
Multi (Multi-patroon meten)
Multi-patroon meten verdeelt het beeld
in raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt
automatisch de opname omstandigheden in
overeenkomst met de gemeten lichtpatronen en stelt
de belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af.
Dit type meten voorziet u van foutvrije
belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan
opname omstandigheden.
Center Weighted (Centrum-georiënteerd meten)
Centrum-georiënteerd meten
concentreert zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar.
Gebruik deze meetmethode als u wat
controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de
instellingen geheel over te laten aan de camera.
Spot (Puntmeten)
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid
van een bepaald onderwerp zonder te worden
beïnvloed door omringende omstandigheden.
BELANGRIJK!
Als Multi (multi-patroon meten) als meetmethode
wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de
instelling voor de meetfunctie automatisch
veranderen zoals hieronder beschreven.
Door de belichtingscompensatie instelling (pagina
82) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0
verandert de meetfunctie naar Center Weighted
(centrum-georiënteerd meten). Als u de
belichtingscompensatie instelling terugverandert
naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen
naar Multi (multi-patroon meten).
Wanneer Multi (multi-patroon meten) geselecteerd
is, wordt de icoon niet aangegeven als u terugkeert
naar het opnamefunctie (REC) informatiedisplay
(pagina 26).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
120
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Filter (filter) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood),
Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink
(roze), Purple (paars)
BELANGRIJK!
Door de filterfunctie van de camera te gebruiken
wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het
monteren van een kleurfilter op de lens.
Om dit te verkrijgen:
Uitmuntende scherpte
Normale scherpte
Weinig scherpte
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Sharpness (scherpte) en druk
daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
121
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te
regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Saturation (verzadiging) en druk
daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoge kleurverzadiging (intensiteit)
Normale kleurverzadiging (intensiteit)
Lage kleurverzadiging (intensiteit)
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Contrast en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
122
Fotos met datumafstempeling
U kunt bij fotos kiezen uit een datumafstempeling of een
datum met tijd afstempeling in de rechter onderhoek van
het beeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Set Up (basisinstelling) tab en
selecteer Timestamp (tijdafstempeling) en
druk vervolgens op [].
3.
Selecteer d.m.v. [] en [] te gewenste
instelling en druk daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006, 1:25 s middags (PM)
Om deze informatie voor de
datumafstempeling te registreren
:
Opnamedatum (2006/12/24)
Opnamedatum en tijd
(2006/12/24 1:25pm)
Niets
Selecteer deze
instelling:
Date (datum)
Date&Time
(datum&tijd)
Off (uit)
BELANGRIJK!
Nadat de datuminformatie eenmaal op een foto
gestempeld is, kunt u de informatie niet meer
uitwissen.
Specificeer het formaat/opmaak van de datum d.m.v.
de Date Style (datumopmaak) instelling (pagina
164).
De opnamedatum en tijd worden bepaald in
overeenstemming met de instellingen van de
cameraklok (paginas 47, 163) wanneer de foto
opgenomen werd.
Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (Date (datum) of Date&Time
(datum&tijd)) ingeschakeld is (pagina 61).
Datumafstempeling wordt niet ondersteund bij de
volgende types beelden.
Beelden die opgenomen zijn met bepaalde BEST
SHOT scenes (Business Cards and Documents
(visitekaartjes en documenten), Whiteboard, etc.
(witbord, enz.), Old Photo (oude foto))
Door de tijdafstempeling in te schakelen zal het van
toepasbaar zijnde tijdafstempeling icoon op het
beeldscherm verschijnen (pagina 26).
: Date (datum)
: Date&Time (datum&tijd)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
123
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij Menureferentie op
pagina 220.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Reset (resetten) en druk daarna
op [].
3.
Gebruik [] en [] om Reset (resetten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
BELANGRIJK!
De volgende items worden niet teruggesteld
(geïnitialiseerd) wanneer u de camera terugsteld
(reset) (pagina 221).
Thuistijd instelling
Wereldtijd insteling
Tijdinstelling
Date Style (datumopmaak)
Language (taal)
Video Out (video uitgang)
WEERGAVE
124
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera
gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft
opgenomen.
Elementaire weergavebediening
Gebruik de volgende procedure om door bestanden te
bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn.
1.
Druk op [ ] (PLAY) om
de camera in te schakelen.
Hierdoor wordt de
weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld en verschijnt
een beeld of een boodschap
op het beeldscherm.
2.
Gebruik [] (voorwaarts) of [] (achterwaarts)
om door de bestanden te bladeren op het
beeldscherm.
LET OP
Door [] of [] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
Om sneller bladeren door de weergavebeelden
mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk
verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere
kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het
werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na
het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij
beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera.
WEERGAVE
Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Mapnaam/bestandnaam
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Datum en tijd
[ ]
WEERGAVE
125
Weergave van een audio snapshot
Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot
te tonen (aangegeven door ) en de audio (het geluid) af
te spelen.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) totdat het gewenste beeld wordt
weergegeven.
2.
Druk op [SET].
Dit geeft de audio weer
die het getoonde beeld
vergezelt.
U kunt tijdens afspelen
van het geluid de
volgende bediening
uitvoeren.
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Doe dit:
Houd [] of [] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] en gebruik []
en [].
Druk op [] (DISP).
Druk op [MENU].
On dit te doen:
Versneld afspelen van de
audio in voorwaartse of
achterwaarts richting.
Pauzeren en hervatten van
de audio weergave.
Het geluidsvolume
bijstellen.
Veranderen van de inhoud
van het display.
De weergave annuleren.
WEERGAVE
126
Inzoomen op het weergegeven beeld
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal
acht maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Druk op de zoomtoets
( ) om het beeld te
vergroten.
Hierdoor wordt
ingezoomd op het beeld.
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [], [], [] en []
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht
maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een
beeld in de display.
Huidige zoomfactor
Oorspronkelijk beeld
Getoond deel
WEERGAVE
127
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt de afmetingen van een opgenomen beeld
heraanpassen op één van drie afmetingen.
1.
Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Resize”
(afmetingen
heraanpassen) en druk
daarna op [].
Merk op dat deze
bewerking alleen mogelijk
is wanneer een snapshot
beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] of [] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [] of [] om de gewenste instelling
te selecteren druk varvolgens dan op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
Groter
Kleiner
Beeldgrootte/
Beeldformaat
* “M” betekent “Mega”.
Selecteer “Cancel” (annuleren) om het
heraanpassen van de afmetingen te annuleren.
Afdrukformaat
A3 Print
A4 Print
E-mail (optimaal formaat bij
toevoegen van een beeld
bijlage aan E-mail
2560 × 1920
2048
×
1536
640
×
480
5M
3M
VGA
WEERGAVE
128
BELANGRIJK!
Door de afmetingen van een beeld her aan te
passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het
beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.
Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook
in het geheugen.
Merk op dat u de afmetingen van de volgende
beeldtypen niet kunt heraanpassen.
Beelden met VGA (640
×
480 beeldpunten) en
kleinere beelden
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De afmetingen kunnen niet worden aangepast
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
heraangepaste beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
Wanneer een beeld waarvan de afmetingen
heraangepast zijn weergegeven wordt op het
kalenderscherm (pagina 140), verschijnt dit bij de
datum waarop het heraanpassen van de afmetingen
plaatsvond.
Trimmen van een beeld
U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van
een vergroot beeld te trimmen.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Trimming”
(trimmen) en druk
daarna op [].
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
Huidige zoomfactor
Getoond deel
Oorspronkelijk beeld
WEERGAVE
129
4.
Gebruik de zoomtoets om op het beeld in te
zoomen.
Het gedeelte van het beeld dat op het beeldscherm
weergegeven wordt is het getrimde gedeelte.
5.
Beweeg het gedeelte dat getrimd moet
worden d.m.v. [], [], [], en [] naar
boven, naar beneden, naar en naar rechts.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
BELANGRIJK!
Door het beeld te trimmen worden het originele beeld
(voor het trimmen) en de nieuwe (getrimde) versie
als gescheiden bestanden opgeslagen.
Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt
trimmen.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
getrimde beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd
werd.
Wanneer een getrimd beeld weergegeven wordt op
het kalenderscherm (pagina 140), verschijnt dit bij de
datum waarop het trimmen plaatsvond.
WEERGAVE
130
Keystone correctie
Corrigeer m.b.v. deze procedure een snapshot (foto) van
een rechthoekig voorwerp zoals een (school)bord,
document, poster, of foto dat niet haaks is omdat het vanuit
een hoek genomen is.
Door keystone correctie uit te voeren bij een beeld wordt
een nieuwe (gecorrigeerde) versie (2M (1600
×
1200
beeldpunten)) opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [] en [] door de beelden op het
beeldscherm en geef het gewenste beeld weer
op het display.
2.
Selecteer “PLAY” (weergave) en daarna
“Keystone” (keystone correctie) en druk
daarna op [].
Hierdoor geeft het scherm alle voorwerpen in het
beeld weer die in aanmerking komen voor keystone
correctie.
Merk op dat de bovenstaande stap enkel mogelijk is
wanneer een snapshot (foto) op het beeldscherm
wordt weergegeven.
3.
Selecteer d.m.v. [] en
[] het voorwerp
waarbij u correctie wilt
uitvoeren.
4.
Selecteer “Correct” (corrigeren) d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer “Cancel” (annuleren) om de procedure te
verlaten zonder keystone correctie uit te voeren.
WEERGAVE
131
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren
Door kleurherstelling te gebruiken kunt u de oude kleuren
corrigeren van een foto die opgenomen is met een digitale
camera. Deze functie is handig voor het corrigeren van
bestaande oude foto’s, enz.
Door kleurherstelling uit te voeren bij een beeld wordt een
nieuwe (herstelde) versie (2M (1600
×
1200
beeldpunten)) opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [] en [] door de beelden op het
beeldscherm en geef het te corrigeren beeld
weer op het display.
2.
Selecteer “PLAY” (weergave) en daarna
“Color Correction” (kleurcorrectie) en druk
daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste foto d.m.v. [] en [].
BELANGRIJK!
Als het originele beeld kleiner is dan 2M (1600
×
1200 beeldpunten) dan zal de nieuwe
(gecorrigeerde) versie van hetzelfde formaat zijn als
het origineel.
Keystone correctie kan niet bij de volgende types
bestanden wordt uitgevoerd.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
De keystone correctie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, dus niet wanneer het beeld
gecorrigeerd was.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 140).
WEERGAVE
132
BELANGRIJK!
Als het originele beeld kleiner is dan 2M (1600 ×
1200 beeldpunten) dan zal de nieuwe (herstelde)
versie van hetzelfde formaat zijn als het origineel.
Merk op dat u geen correctie kan uitvoeren bij de
volgende types bestanden.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
De kleurcorrectie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
Bij weergave van een hersteld beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen
was, dus niet wanneer het beeld gecorrigeerd was.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 140).
LET OP
Zie “Herstellen van een oude foto” op pagina 99 als u
het beeld van een oude foto wilt opnemen met deze
camera en het beeld dat dit oplevert wilt herstellen.
4.
Selecteer “Trim” (trimmen) d.m.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt een trimkader op het beeldscherm
weergegeven.
Selecteer “Cancel” (annuleren) om kleurherstelling te
verlaten zonder iets op te slaan.
5.
Maak het trimkader groter of kleiner m.b.v. de
zoomtoets.
Pas de afmetingen van het trimkader aan zoals u wilt
om het gewenste gedeelte te trimmen.
6.
Verplaats d.m.v. [], [], [], en [] om het
trimkader naar de gewenste plek te
verplaatsen en druk vervolgens op [SET].
De camera zal de kleuren automatisch corrigeren en
het beeld opslaan.
Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer
het trimkader zodat het zich ietwat binnen het kader
bevindt van het weergegeven beeld.
Selecteer [MENU] om kleurherstelling te verlaten
zonder iets op te slaan.
B
WEERGAVE
133
Weergeven en bewerken van een film
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die u opgenomen heeft met deze camera.
1.
Blader tijdens de PLAY
(weergavefunctie)
m.b.v [] en [] door
films op het
beeldscherm en toon
de gewenste film.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt weergave van de film gestart.
U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren terwijl de
film wordt weergegeven.
Filmicoon
Verstreken opnametijd
Beeldkwaliteit
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
De snelheid wordt steeds bij
elk maal indrukken met één
stap verhoogd.
Laat de versnelde voorwaartse
of achterwaartse weergave
terugkeren tot de normale
snelheid.
Pauzeren van de filmweergave
Gepauzeerde weergave per
beeld bladeren.
Filmweergave stoppen.
Bijstellen van het
geluidsvolume van de film.
In- en uitschakelen van de
beeldscherm indicators.
Inzoomen op het filmbeeld.
Bladeren door een ingezoomd
beeld op het scherm.
Doe dit:
Druk op [] of [].
Druk op [SET].
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU]
Druk op [] en gebruik
[] en [].
Druk op [] (DISP).
Druk op de zoomtoets
( ).
Gebruik [], [], [], [].
WEERGAVE
134
BELANGRIJK!
U kunt het geluidsniveau van het filmgeluid alleen
bijstellen tijdens het weergeven van een film.
U kunt bij filmopname tot 3,5 maal van de normale
afmetingen inzoomen.
Films die niet met deze camera opgenomen zijn
kunnen mogelijk niet weergegeven worden.
Montage van een film
Gebruik deze procedure van dit hoofdstuk om films te
monteren en te wissen. Met de montagebewerkingen kunt
u alles voor of na een specifiek beeld of alles tussen twee
bepaalde beelden in knippen.
BELANGRIJK!
Geknipte beelden kunnen niet meer worden
opgeroepen – ze zijn echt weg. Zorg er dus voor dat
u een gedeelte van een film echt wilt wegknippen
voordat u specificeert dat een knipbewerking moet
worden uitgevoerd.
Montages kunnen niet uitgevoerd worden bij films die
niet met deze camera opgenomen zijn.
Er kan geen montage worden uitgevoerd bij een film
die korter dan 5 seconden is.
Bij bepaalde types geheugenkaarten kan de
knipbewerking een aanzienlijke tijd in beslag nemen.
Dit is normaal en duidt niet op een defect.
De knipbewerking kan mogelijk niet uitgevoerd
worden als de beschikbare hoeveelheid geheugen
minder is dan de grootte van het filmbestand dat u
probeert te knippen. Mocht dit het geval zijn, wis dan
bestanden die u niet langer meer nodig heeft om
geheugenruimte vrij te maken.
Het monteren van twee verschillende films tot een
enkele film en het opsplitsen van één film in
meerdere onderdelen wordt niet ondersteund door
de functies van de camera.
WEERGAVE
135
Knippen van alles voor of na een specifiek
beeld
1.
Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2.
Druk op [].
U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te
selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [] te drukken.
3.
Selecteer de bewerking die u wilt uitvoeren
m.b.v. [] en [].
Om dit te doen:
Alles voor een gespecificeerd
beeld knippen
Alles na een gespecificeerd
beeld knippen
Knipfunctie verlaten
Doe dit:
Cut (knippen)
Cut (knippen)
Cancel (annuleren)
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren
Annuleren van de
knipbewerking
Doe dit:
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [SET].
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [MENU].
4.
Toon het beeld waar de film moet worden
geknipt.
Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
WEERGAVE
136
5.
Druk [] wanneer het
gewenste beeld wordt
getoond.
6.
Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [] en [] en druk
op [SET].
De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
Alles tussen twee specifieke beelden in
knippen
1.
Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2.
Druk op [].
U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te
selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [] te drukken.
3.
Selecteer “ Cut” (knippen) d.m.v. []
en [] en druk op [SET].
Selecteer “Cancel” (annuleren) om de snijfunctie te
verlaten.
WEERGAVE
137
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren
Annuleren van de
knipbewerking
Doe dit:
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [SET].
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [MENU].
4.
Toon het startbeeld waar de eerste
knipbewerking moet worden uitgevoerd.
5.
Druk op [] wanneer
het gewenste beeld
wordt getoond.
6.
Verwijs naar stap 4 en
zoek naar het het
knipeindescherm. Druk
op [] wanneer het
knipeindescherm
getoond wordt.
Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
7.
Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [] en [] en druk
op [SET].
De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
WEERGAVE
138
Vastleggen van een stilbeeld van een
film (MOTION PRINT)
Met de MOTION PRINT functie kunt u een beeld
vastleggen van een bestaande film en een stilbeeld
creëren dat geschikt is om af te drukken. Er zijn twee lay-
outs die u kunt gebruiken om een beeld vast te leggen en
de geselecteerde lay-out bepaalt de uiteindelijke
beeldgrootte.
9 frames (1600
×
1200
beeldpunten uiteindelijke
beeldgrootte)
1 frame (640
×
480
beeldpunten uiteindelijke
beeldgrootte)
Geselecteerd hoofdbeeld
Achtergrondbeelden
Geselecteerd hoofdbeeld
Een stilbeeld van een film vastleggen
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [] en [] door de films op het
beeldscherm en toon de film die de gewenste
beelden bevat.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“MOTION PRINT” (Bwegende afdruk) en druk
vervolgens op [].
4.
Selecteer d.m.v. [] en
[] de layout (“1
frame” (1 beeld) of “9
frames” (9 beelden))
die u wlt gebruiken.
Selecteer “Cancel”
(annuleren) om de
MOTION PRINT functie
te verlaten.
WEERGAVE
139
5.
Toon d.m.v. [] en [] het beeld dat u wilt
gebruiken als het hoofdbeeld.
Door één van beide toetsen ingedrukt te houden
wordt het bladeren versneld uitgevoerd.
6.
Druk op [SET] na eerst
het gewenste beeld te
hebben geselecteerd.
Hierdoor wordt het
stilbeeld dat het resultaat
is getoond.
Als u “9 frames” (9
beelden) voor de lay-out
selecteerde, zal het beeld
dat u selecteerde in stap
4 het hoofdbeeld zijn
terwijl de beelden aan
beide zijden zullen
dienen als
achtergrondbeelden.
Als u “1 frame” (1 beeld) selecteerde in stap 4
verschijnt hier het beeld dat u selecteerde in stap 6.
BELANGRIJK!
MOTION PRINT kan niet uitgevoerd worden bij films
die niet met deze camera opgenomen zijn.
Tonen van een 9-beelden scherm
Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden
tegelijkertijd op het beeldscherm.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
zoomtoets ( ).
Hierdoor wordt het 9-beelden scherm getoond. Het
beeld dat het laatst op het display getoond wordt, zal
weergegeven worden met een selectiekader er om
heen.
Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen
dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de
linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij
het beeld dat weergegeven werd voordat u
overschakelde naar het 9-beelden scherm.
Bij een filmbestand (pagina 133) wordt “
weergegeven aan de boven- en aan de onderkant
van het beeldscherm.
Op het 9-beelden scherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 147).
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet door deze camera kunnen
worden weergegeven.
WEERGAVE
140
2.
Gebruik [], [], [] en
[] om het
selectiekader te
verplaatsen naar het
gewenste beeld. Door
op [] te drukken terwijl
het selectiekader zich in
de rechterkolom bevindt
of op [] te drukken
terwijl het selectiekader zich in de linkerkolom
bevindt, wordt doorgebladerd naar het
volgende scherm met 9-beelden.
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt
weergegeven.
123
456
789
10 11 12
13 14 15
16 17 18
19 20
3.
Door op een willekeurige toets anders dan
[], [], [], [] of de sluitertoets te drukken
wordt een volledige versie op ware grootte
getoond van het beeld waar het selectiekader
zich bevindt.
Tonen van het kalenderscherm
Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1
maand te tonen. Elke dag toont het eerste bestand dat op
die dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om
het gewenste bestand te vinden.
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) tweemaal op de
zoomtoets ( ).
U kunt de kalender ook
weergeven door op
[MENU] te drukken, de
“PLAY” tab te
selecteren, “Calendar”
(kalender) te selecteren
en vervolgens op [] te
drukken om de kalender
weer te geven.
Volg de procedure onder “Veranderen van de
datumopmaak” op pagina 164 om het datumformaat
te specificeren.
Het op de kalender voor elke dag getoonde bestand
is het eerste bestand dat op die datum was
opgenomen.
Druk op [MENU] of op [BS] om het kalenderscherm
te verlaten.
Datumselectiecursor
Jaar/Maand
Selectiekader
B
WEERGAVE
141
Op het kalenderscherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 147).
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet kan worden getoond door
deze camera.
2.
Verplaats het selectiekader m.b.v. [], [], []
en [] naar de gewenste datum en druk
vervolgens op [SET].
Dit toont een beeld van het eerste bestand dat
genomen was op de geselecteerde datum.
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op betreffende hoe
bepaalde bewerkingsfuncties van de camera een
effect hebben op de datum die geassocieerd is met
welk beeld op het kalenderscherm.
Spelen van een Slideshow (diashow)
De Slideshow (diashow) speelt beelden automatisch af in
volgorde en met vaste tussenpauzes.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Slideshow” (diashow) en druk vervolgens op
[].
B
Uitvoeren van dit type
bewerking:
Keystone, Color Correction
(kleurcorrectie), Resize
(afmetingen heraanpassen),
Trimming (trimmen), Copy
(kopiëren)
Bewerken van de datum en
de tijd van een beeld
Zal het resulterende beeld
met deze datum associëren:
De datum dat de
bewerkingsfunctie was
uitgevoerd
De datum dat het
oorspronkelijke beeld
opgenomen was
WEERGAVE
142
3.
Configureer m.b.v. het scherm dat verschijnt
de instellingen voor het beeld, de tijd, de
tussenpauzes en de effecten.
Images
(Beelden)
Time
(Tijd)
Interval
(Tussenpauze)
All Images (Alle beelden)
Toont alle beelden in het geheugen van
de camera.
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij snapshots
en audio snapshots.
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij films.
One Image (Eén beeld)
Toont een bepaald beeld
Favorites (Favorieten)
Toont alle beelden in de FAVORITE map.
Specificeer de gewenste weergavetijd (1 tot
en met 5 minuten of 10, 15, 30 of 60
minuten) m.b.v. [] en [].
Specificeer de gewenste tussenpauze (MAX.
of 1 tot 30 seconden) m.b.v. [] en [].
Wanneer de weergave een filmbestand
aantreft terwijl “MAX” is geselecteerd als
de tussenpauze wordt enkel het eerste
beeld van het filmpje getoond.
4.
Gebruik [] en [] om “Start” (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart.
5.
Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te
stoppen.
De diashow stopt ook automatisch nadat de
hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde
voor “Time” (tijd).
Effect
Pattern 1, 2, 3, 4 (patroon 1, 2, 3, 4)
Oefent een vooringesteld effect uit wanneer
van het ene beeld naar het volgende beeld
wordt overgegaan.
Random (willekeurig)
Oefent de vooringestelde patronen (1, 2, 3 en
4) willekeurig uit.
OFF
Efecten zijn uitgeschakeld.
WEERGAVE
143
BELANGRIJK!
Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl
een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat
een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een
toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt
totdat het beeld stil gaat staan.
Door tijdens de slideshow op [] te drukken wordt
teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door
indrukken van [] doorgegaan wordt naar het
volgende beeld.
Wanneer de slideshow bij een filmbestand komt, wordt
de film en de begeleidende audio eenmaal
weergegeven.
Wanneer de slideshow bij een
spraakopnamebestand of een audio snapshot komt,
wordt dit eenmaal weergegeven.
Het geluid van films, audio snapshots en
spraakopnamebestanden wordt niet gespeeld
wanneer “MAX” (maximaal) gespecificeerd is voor de
“Interval” (tussenpauze) instelling van de slideshow.
Bij alle “Interval” (tussenpauze) instellingen worden
films en alle andere audio (films, audio snapshots en
spraakopnamebestanden) weergegeven ongeacht
de lengte.
Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [] te drukken en daarna [] en [] te
gebruiken.
Merk op dat de effectinstellingen niet van kracht zijn
wanneer de slideshow “Images” (beelden) instelling
“Favorites” (favorieten) is of “ Only” (alleen ) of
wanneer de slideshow “Interval” instelling “MAX”
(maximaal), “1 sec” of “2 sec” is.
Bij beelden die u van een andere digitale camera of
van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat
langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd
voordat ze verschijnen.
Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze
uitzetten door op [] (DISP) te drukken (pagina 29).
Wanneer de diashow een film bereikt terwijl “One
Image” (één beeld) geselecteerd is voor “Images”
(beelden), zal de film de weergave herhalen voor de
door “Time” (tijd) gespecificeerde tijdsduur.
WEERGAVE
144
Roteren van het displaybeeld
Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te
roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te
registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd
getoond worden in de geroteerde oriëntatie.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Rotation” (rotatie) en druk vervolgens op [].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] en [] om door de beelden te
bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op
het beeldscherm te zien is.
4.
Gebruik [] en [] om
“Rotate” (roteren) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Elke keer indrukken van
[SET] draait het beeld
met 90°.
5.
Druk nadat u klaar bent met het configureren
van de instellingen op [MENU] om het
instelscherm te verlaten.
WEERGAVE
145
BELANGRIJK!
U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u
toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst
onbeveiligd te maken.
U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het
opgenomen was met een ander type digitale camera.
U kunt beelden van het volgende type niet roteren:
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Het roteren van beelden wordt alleen ondersteund
voor een enkel beeld. Het is niet mogelijk een
scherm van 9-beelden, een beeld op het
kalenderscherm of een beeld waarop ingezoomd is
te roteren.
Toevoegen van audio aan een snapshot
De “post-opname” functie laat u geluid toevoegen aan
snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het
audiogedeelte van een audio snapshot (die met een
icoon er op) ook heropnemen.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
WEERGAVE
146
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waaraan u audio wilt toevoegen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Dubbing”
(geluidsdubben) en
druk vervolgens op
[].
4.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
5.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Heropnemen van het geluid
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Dubbing” (geluidsdubben) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om “Delete” (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen,
druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien.
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en
vervangen door de nieuwe.
WEERGAVE
147
BELANGRIJK!
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het
onderwerp weg is.
Nadat de geluidsopname
voltooid is verschijnt de
icoon op het
beeldscherm.
U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de
resterende geheugencapaciteit laag is.
U kunt geen geluid toevoegen aan beelden van het
volgende type:
Filmbeelden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beveiligde foto’s (pagina 155)
Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet
worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet
langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of
het geluid wist.
Weergeven van een spraakopnamebestand
Voer de volgende stappen uit om een
spraakopnamebestand weer te geven.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) om het gewenste
spraakopnamebestand (een bestand
aangegeven met ) weer te geven.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de
weergave van het
spraakopnamebestand
gestart via de
luidspreker van de
camera.
U kunt de volgende
bediening uitvoeren
terwijl het geluid
weergegeven wordt.
Microfoon
WEERGAVE
148
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Wanneer uw opname voorzien is van indextekens
(pagina 108), kunt u naar het volgende indexteken
doorspringen door de weergave te pauzeren en
vervolgens op [] of [] te drukken. Druk vervolgens
op [SET] om de weergave te hervatten van de positie
van het indexteken (pagina 108).
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van het geluid.
Pauzeren en hervatten van de
film weergave.
Het geluidsvolume bijstellen.
In- en uitschakelen van het
beeldscherm.
Annuleren van de weergave.
Doe dit:
Houd [] of []
ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] en gebruik
[] en [].
Druk op [] (DISP).
Druk op [MENU].
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm
U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen
en zelfs een televisiescherm gebruiken om beelden naar
wens samen te stellen voordat u het beeld dan opneemt.
Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient
u de beschikking te hebben over een televisie met een
video-ingangsaansluiting.
1.
Sluit één uiteinde van de AV kabel die
meegeleverd is met de camera aan op de USB/
AV aansluiting van de camera en het andere
uiteinde op de video-ingangsaansluiting van het
televisietoestel.
WEERGAVE
149
Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de
video-ingangsaansluiting (geel) van het
televisietoestel en de witte stekker op de audio
ingangsaansluiting (wit).
2.
Schakel de televisie in en selecteer de video-
ingangsfunctie.
3.
Druk op [ ] of [ ] om de spanning van de
camera in te schakelen en voer daarna de
vereiste bewerking uit voor de weergave of de
opname.
BELANGRIJK!
U dient als de spanning aan/uit functie (pagina 169)
“Power On” (spanning aan) of “Power On/Off”
(spanning aan/uit) te selecteren als u de camera
aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van
videobeelden.
Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van
de camera te zien zijn zullen ook op het
televisiescherm verschijnen.
Merk op dat het geluid in mono is.
Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de
opgenomen beelden en de beelden tijdens de
opname mogelijk niet het gehele scherm vullen.
Voor het video uitgangssignaal is het geluidsvolume
aanvankelijk ingesteld op maximum. Voer bijstelling
in het geluidsvolume uit d.m.v. de TV regelaars.
Let er op dat de zijde van de aansluiting die met een pijl
(
) gemarkeerd is, in dezelfde richting wijst als de
voorkant van de camera (waar de lens zich bevindt).
Geel
(Video)
Wit
(Audio)
AV kabel
USB/AV aansluiting
Video
ingangsaansluiting
TV
WEERGAVE
150
LET OP
U kunt de camera aansluiten op een DVD recorder of
een videocassetterecorder om beelden van de
camera op te nemen. Sluit gewoonweg de AV kabel
die met de camera meegeleverd wordt aan op de
video ingangsaansluitingen en de audio
ingangsaansluitingen van de DVD recorder of de
videocassetterecorder in plaats van op uw
televisietoestel.
Na het tot stand brengen van de aansluitingen
kunt u een diashow van foto’s en films weergeven
via de camera en ze opnemen op een DVD of een
videoband. U kunt films opnemen door de “
Only” (alleen ) instelling te selecteren als de
diashow “Images” (beelden) instelling (pagina
141).
Wis m.b.v. [] (DISP) alle indicator van het
beeldscherm (pagina 29) bij het opnemen van
beelden naar een extern toestel.
Selecteren van het
video-uitgangssysteem
U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het
voor aanpassing aan het systeem van de TV die u gebruikt.
1.
Druk tijdens de opname- (REC) of
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “Video Out” (video-uitgang) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Als u een TV gebruikt die bedoeld is
voor gebruik in dit gebied:
U.S., Japan en andere gebieden met het
NTSC systeem
Europa en andere gebieden met het
PAL systeem
Selecteer deze
instelling:
NTSC
PAL
WEERGAVE
151
BELANGRIJK!
Beelden zullen niet op de juiste wijze worden
weergegeven als een verkeerd videosysteem wordt
geselecteerd.
Deze camera ondersteunt enkel de NTSC en PAL
videosystemen. Beelden worden niet juist
weergegeven als u een televisietoestel (monitor)
gebruikt dat ontworpen is voor een ander
videosysteem.
WISSEN VAN BESTANDEN
152
WISSEN VAN BESTANDEN
U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden
wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van bestanden niet
ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand
eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let
er dus goed op dat u een bestand echt niet meer
nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt
dit voor het wissen van alle bestanden - controleer
eerst alle bestanden voordat u deze handeling
uitvoert.
Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om
een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd
te maken (pagina 155).
Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle
bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina
156).
Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel
het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er
aan vast zit.
U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken
om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de
procedures op pagina 159 voor details aangaande
het wissen van de inhoud van de FAVORITE map.
Wissen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [] ( ).
2.
Gebruik [] of [] om door de bestanden te
bladeren totdat het te wissen bestand wordt
getoond.
3.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
4.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere
bestanden te wissen, indien gewenst.
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
WISSEN VAN BESTANDEN
153
Wissen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[] ( ).
2.
Gebruik [] of [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om Yes (ja) te selecteren.
Selecteer No (nee) om de wisfunctie te verlaten
zonder een bestand uit te wissen.
4.
Druk op [SET] om alle bestanden uit te
wissen.
De boodschap There are no files. (er zijn geen
bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle
bestanden gewist zijn.
BEHEER VAN BESTANDEN
154
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor
bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog
houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds
wissen en de gewenste bestanden opslaan in het
ingebouwde geheugen van de camera.
Mappen
Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde
geheugen of op de geheugenkaart.
Geheugenmappen en -bestanden
Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in
een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt
maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het
geheugen houden. Mapnamen worden als volgt
gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van de 100ste map
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.
Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een
map, wordt automatisch de volgende map met het
volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden
als volgt gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Extensie
CIMG0026.JPG
Serienummer (4 cijfers)
De map- en bestandnamen die hier worden beschreven
verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw
computer bekijkt. Zie pagina 27 voor informatie
betreffende informatie over hoe de camera map- en
bestandnamen aangeeft.
Het feitelijke aantal bestanden dat u op een
geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen
voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de
kaartcapaciteit, enz.
Zie voor details aangaande de mapstructuur
Geheugenmapstructuur op pagina 202.
100CASIO
Serienummer (3 cijfers)
BEHEER VAN BESTANDEN
155
Beschermen van bestanden
Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet
worden gewist (pagina 152). U kunt bestanden afzonderlijk
beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen
beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
BELANGRIJK!
Zelfs als een bestand beveiligd is, wordt het
uitgewist wanneer een geheugenkaart wordt
geformatteerd (pagina 174) of als het ingebouwde
geheugen geformatteerd wordt (pagina 170).
Beveiligen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Protect
(beveiligen) en druk
daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om door de bestanden de
bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt
beveiligen.
4.
Gebruik [] of [] om
On (aan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Een beveiligd bestand
wordt aangegeven door
het teken.
Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u
Off (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
156
Beveiligen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Protect (beveiligen) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om All Files : On (Alle
bestanden : aan) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op
[SET] in stap 3 zodat de instelling All Files : Off
(alle bestanden uit) laat zien.
4.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
Gebruik van de FAVORITE folder
U kunt fotos van uw familie of andere speciale beelden van
een bestandsopslagmap (pagina 202) kopiëren naar de
FAVORITE map in het ingebouwde geheugen. De naar de
FAVORITE map gekopieerde beelden worden automatisch
gereduceerd tot 320
×
240 beeldpunten. Beelden in de
FAVORITE map worden niet getoond tijdens normale
weergave om op die manier persoonlijke beelden privé te
houden terwijl u ze toch bij u kunt hebben. De beelden in
de FAVORITE map worden niet gewist wanneer u van
geheugenkaart wisselt zodat u de fotos altijd bij de hand
heeft.
Kopiëren van een bestand naar de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Favorites
(favorieten) en druk op
[].
BEHEER VAN BESTANDEN
157
3.
Gebruik [] of [] om
Save (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de
namen van de
bestanden in het
ingebouwde geheugen
of op de ingelegde
geheugenkaart
getoond.
4.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt
kopiëren.
5.
Gebruik [] of [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de
FAVORITE map gelopieerd.
6.
Gebruik na het kopiëren van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
LET OP
Door een beeldbestand volgens de bovenstaande
procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA
van 320
×
240 beeldpunten naar de FAVORITE map
gekopieerd.
Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt
gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam
toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het
serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot
9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik
af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen.
Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat
opgeslagen kan worden in het ingebouwde
geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en
van andere factoren.
BELANGRIJK!
Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map
gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn
aangepast niet meer kan terugkeren naar het
oorspronkelijke formaat.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar
een geheugenkaart worden gekopieerd.
BEHEER VAN BESTANDEN
158
Tonen van een bestand in de FAVORITE
map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
De boodschap No Favorites File! (geen favouriet
bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is.
4.
Gebruik []
(voorwaarts) of []
(achterwaarts) om door
de bestanden in de
FAVORITE map te
bladeren.
5.
Druk nadat u klaar bent met het bekijken van
de bestanden tweemaal op [MENU] om deze
functie te verlaten.
Bestandsnaam
BELANGRIJK!
Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera.
Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een
geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de
inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm
van een computer wilt bekijken dient u eerst de
geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te
verwijderen om met het overbrengen van data te
beginnen (paginas 173, 189).
FAVORITE (favorite) mapicoon
BEHEER VAN BESTANDEN
159
Wissen van een bestand uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [] ( ).
5.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt
wissen.
6.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
7.
Gebruik na het wissen van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
Wissen van alle bestanden uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [] ( ).
5.
Gebruik [] en [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk dan
op [SET].
BELANGRIJK!
U kunt de bedieningshandelingen voor wissen op
pagina 152 niet gebruiken om beelden uit de
FAVORITE map te wissen. Echter door formatteren
van het geheugen (pagina 170) worden de
bestanden in de FAVORITE map gewist.
ANDERE INSTELLINGEN
160
ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt,
de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een
toetsbewerking uitvoert.
Configureren van de geluidsinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om het geluid te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
Sound 1 Sound 5
(geluid 1 5)
Off (uit)
Om dit te doen:
Selecteer een ingebouwd
geluid
Schakel het geluid uit
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om Operation
(bediening) te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
voor het volume te specificeren en druk
vervolgens op [SET].
U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend
van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst).
BELANGRIJK!
De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
ook invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 148).
ANDERE INSTELLINGEN
161
Instellen van het geluidsniveau voor de
weergave van films en audio snapshots
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer Play (weergave) d.m.v. [] en
[].
4.
Specificeer d.m.v. [] en [] de gewenste
instelling voor het weergavevolume en druk
op [SET].
U kunt het weergavevolume instellen binnen het
bereik tussen 0 (geen geluid) en 7 (luidst).
BELANGRIJK!
De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
geen invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 148).
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm
U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor
het beginscherm, waardoor dit op het beeldscherm
verschijnt telkens wanneer u de camera inschakelt door op
de spanningstoets of op [ ] (REC) te drukken. Het
beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ] (PLAY) indrukt
om de camera in te schakelen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Startup (start) en druk vervolgens
op [].
3.
Toon m.b.v. [] en [] het beeld dat u wilt
gebruiken voor het beginscherm.
4.
Verander de instelling m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Gebruik het beeld dat op het
moment wordt getoond als het
beginschermbeeld
Schakel het beginscherm uit
ANDERE INSTELLINGEN
162
BELANGRIJK!
U kunt elk van de volgende types beelden selecteren
als het startbeeldscherm.
Het ingebouwde beeld van de camera
Een snapshot
Enkel het beeldgedeelte van een audio snapshot
Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in
het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw
beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat
nieuwe beeld het eerdere beeld uit het
beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom
dient u een gescheiden kopie van het beeld in het
standaard beeldopslaggeheugen van de camera te
hebben opgeslagen als u naar een eerder
beginschermbeeld wilt teruggaan.
Het beginschermbeeld wordt gewist als u het
ingebouwde geheugen formatteert (pagina 164).
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode
Gebruik de volgende procedure om de methode te
specificeren voor het genereren van het serienummer dat
gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 154).
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer File No. (bestandsnaam) en druk
vervolgens op [].
3.
Verander de instelling m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Continue
(voortzetten)
Reset
(terugstellen)
Om dit te doen voor een juist
opgeslagen bestand:
Sla het laatste gebruikte
bestandnummer op en verhoog dit
met één ongeacht of bestanden
uitgewist zijn of de geheugenkaart
door een nieuwe werd vervangen.
Start het serienummer opnieuw
vanaf 0001 wanneer alle bestanden
gewist zijn of de geheugenkaart
vervangen is.
ANDERE INSTELLINGEN
163
Instellen van de klok
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een
thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de
datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en
datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone
te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder
Instellen van de huidige tijd en datum op pagina 164.
BELANGRIJK!
Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich
op het moment bevindt) selecteert voordat u de
instellingen verandert voor de tijd en de datum.
Anders zullen de instellingen voor de tijd en de
datum automatisch veranderen wanneer u een
andere tijdzone selecteert.
Selecteren van uw thuistijdzone
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone
aangegeven.
3.
Gebruik [] en [] om Home (thuistijd) te
selecteren en druk daarna op [].
4.
Gebruik [] en [] om City (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [].
5.
Gebruik [], [], [] en [] om de het
geografische gebied te selecteren dat de
plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone
en druk vervolgens op [SET].
6.
Gebruik [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk na het selecteren van de gewenste stad
op [SET] om de bijbehorende zone als uw
thuistijdzone te registreren.
ANDERE INSTELLINGEN
164
Instellen van de huidige tijd en datum
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Adjust (bijstellen) en druk
vervolgens op [].
3.
Stel de huidige tijd en de tijd in.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [BS].
Om dit te doen:
Veranderen van de instelling op de
plaats waar de cursor zich bevindt
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
4.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om ze te registreren en het
instelscherm te verlaten.
Veranderen van de datumopmaak
U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken
van het tonen van de datum.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Date Style (datumstijl) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
06/12/24
24/12/06
12/24/06
ANDERE INSTELLINGEN
165
Gebruiken van wereldtijd
U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te
selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in
een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz.
Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162
steden in 32 tijdzones selecteren.
Tonen van het wereldtijdscherm
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren.
4.
Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm
te verlaten.
Selecteer dit:
Home (thuistijd)
World (wereldtijd)
Om dit te doen:
Toon de tijd in uw thuistijdzone
Toon de tijd in de zone die op dat
moment geselecteerd is op het
wereldtijdscherm.
Configureren van wereldtijdinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Druk op [] en [] om
City (stad) te
selecteren en druk
vervolgens op [].
Om de zomertijdinstelling
te configureren,
selecteert u DST en
vervolgens ofwel On
(aan) of Off (uit).
Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om
de huidige instelling van de tijd één uur vooruit te
zetten tijdens de zomermaanden.
Het gebruik van zomertijd hangt samen met
plaatselijke gebruiken en de wetgeving.
ANDERE INSTELLINGEN
166
5.
Selecteer m.b.v. [],
[], [] en [] het
gewenste geografische
gebied en druk
vervolgens op [SET].
6.
Druk op [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om de instellingen toe te passen en het
instelscherm te verlaten.
Bewerken de datum en de tijd van een
beeld
Volg de procedure in dit hoofdstuk om de datum en de tijd
van een eerder opgenomen beeld te veranderen. Dit is
handig wanneer de huidige datum en tijd verkeerd zijn om
de volgende redenen.
Omdat de instellingen van de cameras klok niet juist
geconfigureerd waren tijdens het opnemen van het beeld
(pagina 46)
Omdat het beeld opgenomen was in de verkeerde
wereldtijdzone (pagina 165)
1.
Tijdens de weergavefunctie (PLAY) geef
d.m.v. [] en [] het beeld weer waarvan u de
datum en de tijd wilt bewerken.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Date/Time (datum/tijd) en druk vervolgens
op [].
4.
Stel de datum en de tijd naar wens in.
ANDERE INSTELLINGEN
167
Veranderen van de displaytaal
U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de
onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Language (taal) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [], [], [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
5.
Wanneer alle instellingen naar wens zijn, druk
dan op de [SET] toets om ze toe te passen.
Geef na het bewerken van de tijd en de datum het
beeld weer om te bevestigen dat de datum en de tijd
correct zijn.
BELANGRIJK!
Het is niet mogelijk de datum van de volgende types
bestanden te veranderen.
Opnamen van films en spraak
Beelden gecreëerd met MOTION PRINT
De datum en tijd die op een beeld gestempeld zijn
m.b.v. de tijdafstempelingfunctie kunnen niet worden
veranderd (pagina 122).
Het is niet mogelijk de datum en de tijd van een
beeld te bewerken van een beeld dat beveiligd is.
Maak het beeld eerst onbeveiligd en bewerk daarna
de datum en de tijd.
U kunt een datum instellen van 1 januari 1980 tot en
met 31 december 2049.
Doe dit:
Druk op [] of [].
Druk op [] of [].
Druk op de [BS] toets.
Om dit te doen:
Verander de waarde bij de plaats
van de cursor
Verplaats de cursor tussen
instellingen
Schakel heen en weer tussen 12-
uur en 24-uur aanduiding
ANDERE INSTELLINGEN
168
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Veranderen van het protocol van de USB
poort
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het
communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van
de camera wanneer u aansluit op een computer, een
printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat
past bij het toestel waarop u aansluit.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)*
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT (pagina 183)
Printer compatibel met PictBridge
(pagina 183)
* PTP is de afkorting van Picture Transfer Protocol
(Protocol voor het overzenden van beelden).
ANDERE INSTELLINGEN
169
BELANGRIJK!
Wanneer de stand Power On/Off (spanning aan/uit)
geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) tijdens de opnamefunctie
(REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de
weergavefunctie (PLAY). Wordt overgeschakeld naar
de dat moment geselecteerde opnamefunctie (REC)
terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie
(PLAY) wordt geschakeld.
Als u de camera aansluit op een televisietoestel voor
het bekijken van videobeelden, dient u als de
spanning aan/uit functie Power On (spanning aan)
of Power On/Off (spanning aan/uit) te selecteren.
LET OP
De oorspronkelijke defaultinstelling is Power On
(spanning aan).
Configureren van de [ ] (REC) en [ ]
(PLAY) toets en spanning aan/uit functies
U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning
van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te
configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt
telkens bij indrukken van deze toetsen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer REC/PLAY (opname/weergave) en
druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Power On
(spanning aan)
Power On/Off
(spanning aan/uit)
Disable
(niet geactiveerd)
Om deze bewerking te configureren:
De spanning wordt ingeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) of [ ]
(PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld)
De spanning wordt in- of uitgeschakeld
bij indrukken van [
] (REC) of bij
indrukken van [ ] (PLAY)
De spanning wordt niet in- of
uitgeschakeld bij indrukken van [
]
(REC) of [
] (PLAY)
ANDERE INSTELLINGEN
170
1.
Controleer dat er geen geheugenkaart in de
camera geladen is.
Mocht er een geheugenkaart geladen zijn in de
camera, verwijder deze dan (pagina 173).
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formaat) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van het
ingebouwde geheugen, dan zal de boodschap
There are no files. (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
Formatteren van het ingebouwde geheugen
Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt
alle opgeslagen data uitgewist.
BELANGRIJK!
Merk op dat data die gewist is door formatteren niet
meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u
geen enkele data in het geheugen nodig heeft
voordat u het gaat formatteren.
Bij formatteren van het ingebouwde geheugen wordt
de volgende items gewist.
Beveiligde beelden
Beelden in de FAVORITE map
Gebruikersinstellingen voor de BEST SHOT
functie
Startschermbeeld
Controleer voordat u begint met het formatteren dat
de spanning van de cameras accu niet te laag is. Als
de accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren
van het formatteren brengt het risico met zich mee
dat het formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat
de camera niet goed functioneert.
U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico
met zich mee dat de camera niet goed functioneert.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
171
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
U kunt de opslagmogelijkheden van
uw camera uitbreiden door een los
verkrijgbare geheugenkaart (SD
geheugenkaart of MultiMediaCard)
te gebruiken. U kunt ook bestanden
kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart
en van een geheugenkaart naar het
ingebouwde geheugen.
Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het
ingebouwde geheugen. Wanneer u echter een
geheugenkaart insteekt, zal de camera automatisch
bestanden op de kaart opslaan.
Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het
ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de
camera gestoken is.
BELANGRIJK!
Gebruik bij deze camera enkel een SD
geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor
andere types kaarten wordt een juiste werking niet
gegarandeerd.
Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart
voor informatie hoe u deze kunt gebruiken.
Bepaalde types kaarten kunnen de verwerkingssnelheid
afremmen. Gebruikt u een langzame geheugenkaart,
dan kan het voorkomen dat u een film niet kunt
opnemen met de HQ beeldkwaliteitinstelling. Daarom
wordt het gebruik van een SD geheugenkaart met een
maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per
seconde aanbevolen.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd
nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden
verloren kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm
om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is
gegaan. Het wordt aanbevolen een SD
geheugenkaart te gebruiken met een maximale
overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde.
SD geheugenkaarten hebben een
schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken
voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van
beelddata. Merk echter op dat als u een SD
geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient
te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt
opnemen, hem wilt formatteren of eventueel
bestanden wilt uitwissen.
Elektrostatische lading, digitale storing en andere
fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data
beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er
altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data
op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO
disk, harde schijf van een computer, enz.)
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
172
2.
Houd de
geheugenkaart
zodanig dat de
voorkant ervan in
dezelfde richting
wijst als het
beeldscherm van de
camera en schuif de
kaart dan
voorzichtig in de
kaartgleuf. Schuif
de kaart geheel in
totdat deze met een
klikgeluid stevig op
zijn plaats zit.
3.
Sluit het accudeksel en
schuif het vervolgens in
de door de pijl
aangegeven richting.
Gebruiken van een geheugenkaart
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u
een geheugenkaart insteekt of verwijdert.
Let er op dat u de camera in de juiste richting
insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de
sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.
Insteken van een geheugenkaart in de
camera
1.
Schuif het accudeksel in
de door de pijl
aangegeven richting en
open het dan.
AchterkantVoorkant
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
173
Vervangen van de geheugenkaart
1.
Druk de
geheugenkaart in
de richting van de
camera en laat hem
dan los. Hierdoor
komt de kaart
gedeeltelijk uit de
camera.
2.
Trek de geheugenkaart uit de sleuf.
3.
Leg een andere geheugenkaart in.
BELANGRIJK!
Probeer nooit iets in de geheugenkaartgleuf van de
camera te steken dat geen SD geheugenkaart of
MMC (MultiMediaCard) kaart is. Dit kan namelijk tot
defecten bij de camera leiden.
Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de
kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk
de camera uit, verwijder de accu en neem contact op
met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats.
Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Hierdoor
kan het opslaan van een bestand namelijk mislukken
en zelfs schade toegebracht worden aan de
geheugenkaart.
Bij bepaalde types geheugenkaarten of camera
condities kan de formatteerbewerking een
aanzienlijke tijd in beslag nemen.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
174
Formatteren van een geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in en druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formatteren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van een
geheugenkaart, dan zal de boodschap There
are no files. (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
Formatteren van een geheugenkaart
Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle
data uitgewist die is opgeslagen op de kaart.
BELANGRIJK!
Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart
altijd de camera. Formatteren van een
geheugenkaart kan ook met een computer worden
uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de
camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op
een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe
leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD
formaat, problemen veroorzaken met de
compatibiliteit en andere problemen met de werking.
Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen.
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn
(pagina 155).
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
175
Kopiëren van bestanden
Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen
het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te
kopiëren.
BELANGRIJK!
Enkel snapshots-, film-, audio snapshot- en
spraakopnamebestanden die met deze camera zijn
opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere
bestanden kunnen niet worden gekopiëerd.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet
worden gekopieerd.
Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden
zowel het betreffende beeldbestand als het
geluidsbestand gekopieerd.
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan
zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw
gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer
dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de
camera op een plaats ver van uw huis of kantoor
gebruikt.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of
wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn
van abnormale beelden.
Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD
geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het
vermogen om data te behouden. Het wordt daarom
aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te
formatteren.
Controleer voordat u begint met het formatteren dat de
spanning van de cameras accu niet te laag is. Als de
accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het
formatteren brengt dit het risico met zich mee dat het
formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de
geheugenkaart niet goed functioneert.
U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met
zich mee dat de geheugenkaart niet goed functioneert.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
176
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een
geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in. Schakel de
weergavefunctie (PLAY) in en druk op
[MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Copy
(kopiëren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Built-in Card
(ingebouwd geheugen geheugenkaart) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm
het laatste bestand in de map.
BELANGRIJK!
Het is niet mogelijk te kopiëren als er niet genoeg
capaciteit is om alle beelden die u wilt kopiëren in
het geheugen te houden.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
177
Kopiëren van een specifiek bestand van
een geheugenkaart naar het ingebouwde
geheugen
1.
Voer de stappen 1 tot en met 3 van de
procedure onder Kopiëren van alle
bestanden in het ingebouwde geheugen naar
een geheugenkaart uit.
2.
Gebruik [] of [] om Card Built-in
(geheugenkaart ingebouwd geheugen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u wilt kopiëren.
4.
Gebruik [] of [] om Copy (kopiëren) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm
nadat het kopiëren voltooid is.
Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel
andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.
5.
Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te
verlaten.
LET OP
Bestanden worden gekopieerd naar de map in het
ingebouwde geheugen waarvan de naam het
grootste nummer heeft.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
178
Een digitale camera geeft u een aantal verschillende
methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft
opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden
hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste
past bij uw behoefte.
Professionele afdrukdienst
Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren
welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt
hebben. Zie DPOF (pagina 179) voor nadere details.
LET OP
Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet
DPOF of kunnen mogelijk andere drukprotocollen
ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat
ondersteund wordt door de afdrukdienst om de
beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben.
Direct afdrukken met een printer die
uitgerust is met een kaartgleuf of die USB
DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt
Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te
specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren
hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden
vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de
printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt
de camera aansluiten op een printer die USB DIRECT-
PRINT of PictBridge ondersteunt. Zie DPOF (pagina 179)
en Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT
(pagina 183) voor nadere details.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
179
Afdrukken met een computer
Windows gebruikers
De camera wordt geleverd met de Photo Loader en
Photohands applicaties die op een Windows computer
geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het
beheren en het afdrukken van beelden. Zie Gebruik van
de camera met een Windows computer (paginas 189,
205) voor nadere details.
Macintosh gebruikers
De camera wordt geleverd met Photo Loader voor
Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het
oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het
afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare
software voor het afdrukken van de beelden met een
Macintosh. Zie Gebruik van de camera met een Macintosh
computer (paginas 196, 215) voor nadere details.
DPOF
De letters DPOF zijn de afkorting van Digital
Print Order Format hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën.
Daarna kunt u op een DPOF-compatibele
printer of bij een professionele drukkerij
afdrukken maken overeenkomstig de
instellingen voor de bestandsnaam en het
aantal kopieën zoals opgeslagen is op de
kaart.
Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te
bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u
de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz.
dient te onthouden.
DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
180
5.
Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [] en [].
U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal
kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt
wilt hebben.
6.
Druk op [BS] zodat
On (aan) wordt
getoond om
datumafstempeling
voor de afdrukken in
te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat
tijdsvastlegging (date
stamping) ingeschakeld is.
Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
00 gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar 01 veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan 00 zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
Druk op [BS] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen.
Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere
beelden wilt configureren voor het afdrukken.
7.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor een enkel beeld
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer DPOF
Printing (DPOF
afdrukken) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer Select images (selecteer beelden)
m.b.v. [] en [] en druk daarna op [].
4.
Toon het te gewenste
beeld m.b.v. [] en [].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
181
Configureren van de afdrukinstellingen
voor alle beelden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
DPOF Printing (DPOF afdrukken) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer All images (alle beelden) m.b.v.
[] en [] en druk daarna op [].
4.
Specificeer het aantal
kopieën m.b.v. [] en
[].
U kunt maximaal 99
specificeren voor het
aantal kopieën.
Specificeer 00 als u het
beeld niet afgedrukt wilt
hebben.
5.
Druk op [BS] zodat On (aan) wordt getoond
om datumafstempeling voor de afdrukken in
te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat datumafstempeling (date
stamping) ingeschakeld is.
Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
00 gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar 01 veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan 00 zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
Druk op [BS] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te
schakelen.
6.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
182
BELANGRIJK!
De DPOF instellingen worden niet automatisch
gewist nadat het afdrukken voltooid is. Dit houdt in
dat als u een andere afdrukbediening uitvoert zonder
eerst de DPOF instellingen te wissen, het afdrukken
zal plaatsvinden in overeenstemming met de laatste
instellingen die u configureerde. Wilt u voorkomen
dat dit gebeurt, voer dan de procedure uit onder
Configureren van de afdrukinstellingen voor alle
beelden (pagina 181) en verander het aantal
afdrukken naar 00. Daarna kunt u de nieuwe DPOF
instellingen configureren zoals u wenst.
Brengt u een geheugenkaart naar een professionele
afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de
kaart DPOF instellingen bevat met informatie over
het aantal afdrukken. Als u dit niet doet kan het
bedrijf (fotozaak) dat afdrukdiensten verleent
mogelijk alle beelden afdrukken zonder acht te slaan
op de DPOF instellingen of kunnen datumafdrukken
mogelijk niet worden uitgevoerd.
Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten
DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit
voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst.
Sommige printers kunnen instellingen hebben die de
datumafstempeling (date stamp) en/of het DPOF
afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing
van de printer voor details aangaande het
inschakelen van deze functies.
Als u de DPOF instelling gebruikt om de
datumafstempeling in te schakelen om te worden
afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een
afgestelde datum-tijdafstempelingdata (pagina 122)
dan zullen de twee afstempelingen er over heen
worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF
datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld
reeds voorzien is van een afgestelde datum-/
tijdafstempeling.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
183
Gebruiken van PictBridge en USB
DIRECT-PRINT
U kunt de camera direct op een
printer aansluiten die PictBridge of
USB DIRECT-PRINT ondersteunt
waarna u beelden kunt selecteren
en afdrukken m.b.v. het
beeldscherm en de
bedieningsorganen van de camera.
Met de DPOF ondersteuning
(pagina 179) kunt u ook
specificeren welke beelden u wilt
afdrukken en hoeveel afdrukken u
wilt hebben.
PictBridge is een standaard die
samengesteld werd door de
Camera en Imaging Products
Association (CIPA).
USB DIRECT-PRINT is een
standaard die voorgesteld werd
door de Seiko Epson
maatschappij.
Instellen van het protocol van de USB poort
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT
Printer compatibel met PictBridge
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
184
Aansluiten van de camera op uw printer
1.
Controleer het accuniveaumeter om te
controleren dat de accu voldoende opgeladen
is en druk vervolgens op de spanningstoets
om de camera uit te schakelen.
Mocht de accuspanning laag zijn, vervang de accu
dan.
De camera krijgt geen spanning via de USB kabel.
2.
Gebruik de met de camera meegeleverde USB
kabel om de camera aan te sluiten op een
printer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
camera en op uw printer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
USB
USB poort
USB kabel
USB/AV aansluiting
Let er op dat de zijde van de aansluiting die met een pijl
(
) gemarkeerd is, in dezelfde richting wijst als de
voorkant van de camera (waar de lens zich bevindt).
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
185
4.
Selecteer “Paper Size” (papierformaat) m.b.v.
[] en [] en druk op [].
5.
Selecteer het papierformaat dat u wilt
gebruiken om af te drukken m.b.v. [] en []
en druk op [SET].
Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar
zijn.
3.5˝
×
×
×
A4
8.5˝
×
11˝
By Printer (door de printer)
Door selecteren van “By Printer (door de printer)”
wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de
printer wordt geselecteerd.
Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn
hangt af van de aangesloten printer. Zie de
gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee
geleverd voor volledige details.
Afdrukken van beelden
1.
Schakel de printer in.
2.
Leg papier in de printer voor het afdrukken
van beelden.
3.
Schakel de camera in.
Dit toont het
afdrukmenu op het
beeldscherm van de
camera.
B
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
186
7.
Gebruik [] en [] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
Als u 1 Image (1 beeld) selecteerde in stap 6, dan
kunt u een ander beeld selecteren en deze stap
herhalen om af te drukken.
8.
Schakel na het voltooien van het afdrukken de
camera uit en verbreek vervolgens de
aansluiting van de USB kabel op de camera.
6.
Specificeer de
gewenste
afdrukmogelijkheid
m.b.v. [] , [].
Om een enkel beeld af te
drukken: Selecteer 1
Image (1 beeld) en druk
daarna op [SET].
Selecteer vervolgens het
beeld dat u wilt afdrukken
m.b.v. [] en [].
Om meerdere of alle beelden af te drukken:
Selecteer DPOF Printing en druk daarna op [SET].
Door deze optie te selecteren worden alle beelden
afgedrukt die geselecteerd zijn met de DPOF
instellingen. Zie pagina 180 voor meer informatie.
U kunt datumafstempeling beurtelings in- en
uitschakelen door op [BS] te drukken. De
datumafstempeling wordt afgedrukt als On (aan) op
het beeldscherm wordt getoond. On (aan) geeft
aan dat de datumafstempeling ingeschakeld is.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
187
Specificeren van het afdrukken van de datum met de
Photohands software die met de camera meegeleverd
wordt.
Zie pagina 24 van de gebruiksaanwijzingen van
Photohands voor details. De gebruiksaanwijzingen van
Photohands is meegeleverd als een PDF bestand op
de CD-ROM die met de camera meegeleverd wordt.
Specificeren van het afdrukken van de datum wanneer
het afdrukken wordt uitgevoerd door een
afdrukdienstverleningsbedrijf.
Sommige afdrukdienstverleningsbedrijven
ondersteunen het afdrukken van de datum niet. Vraag
bij de winkel om meer informatie voordat u afdrukken
laat maken.
Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken
Zie de documentatie niet met uw printer wordt
meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit
en de papierinstellingen.
Neem contact op met de fabrikant van de printer voor
nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en
USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz.
ondersteunen.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera nooit tijdens het afdrukken. Hierdoor zal
namelijk een foutlezing optreden bij de printer.
Datumafdruk
Eén van de hier onder beschreven procedures kan worden
gebruikt om opnamedata af te drukken bij de
beeldafdrukken. Voor een correcte datumafdruk dient de
huidige datum bij de camera ingesteld te zijn voordat het
beeld wordt opgenomen.
Schakel datumafstempeling (Date (datum) of
Date&Time (datum&tijd)) (pagina 122) in voordat u een
beeld opneemt.
Specificeren van de datumafdruk met DPOF instellingen
(pagina 180)
Als u de DPOF instelling gebruikt om de
datumafstempeling in te schakelen om te worden
afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een
afgestelde datum-tijdafstempelingdata (pagina 122)
dan zullen de twee afstempelingen er over heen
worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF
datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld
reeds voorzien is van een afgestelde datum-/
tijdafstempeling.
Sommige printers hebben mogelijk instellingen die
afdrukken met tijdafstempeling en/of DPOF kunnen
uitschakelen. Zie ook de gebruiksaanwijzingen die met
de printer meegeleverd is voor details aangaande
deze functies en kenmerken.
Merk op dat sommige professionele
afdrukdienstverleningen het maken van DPOF
afdrukken niet ondersteunen. Vraag dit na bij de
winkel voordat u afdrukken laat maken.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
188
Exif Print
Exif Print is een
internationaal ondersteund,
open standaard
bestandformaat waarmee
het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2
bevatten bestanden een
groot aantal data
aangaande de opname
omstandigheden die door
een Exif Print printer
kunnen worden
geïnterpreteerd om
afdrukken te produceren die
er beter uit zien.
BELANGRIJK!
Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen
worden bij elke fabrikant van printers.
PRINT Image Matching III
Beelden bevatten PRINT Image
Matching III data (functie instelling en
andere camera instelinformatie). Een
printer die Print Image Matching III
ondersteunt leest deze data en stelt het
afgedrukte beeld automatisch bij zodat
de beelden worden afgedrukt op de
manier die u in gedachten had toen u
de beelden opnam.
* Seiko Epson Corporation heeft de
auteursrechten voor PRINT Image
Matching en PRINT Image Matching III.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
189
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Na een USB aansluiting tot stand te hebben gebracht
tussen de camera en de computer, kunt u de computer
gebruiken om beelden in het bestandgeheugen te bekijken
en een kopie op te slaan op de harde schijf van de
computer of een ander opslagmedium. Om dit te
bewerkstelligen dient u eerst de USB driver te installeren
op de computer vanaf de CD-ROM die meegeleverd wordt
met de camera.
Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van
of u een computer gebruikt die onder Windows (zie
hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 196) draait.
Gebruik van de camera met een Windows
computer
Hieronder volgende de algemene stappen voor het
bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die
draait onder Windows. U kunt details aangaande elke
bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder
uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te
verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt
met uw computer voor overige informatie aangaande de
USB aansluitingen, enz.
1. Als uw computer onder Windows 98SE of 98 draait,
installeer dan het USB aanstuurprogramma op uw
computer.
U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren,
nameljk de eerste maal dat u op uw computer aansluit.
Als u Windows XP, 2000, of Me gebruikt is het
overbodig om het USB aanstuurprogramma te
installeren.
2. Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en
de computer.
3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
190
BELANGRIJK!
Als de accu tijdens het afdrukken leeg raakt, kan het
afdrukken tot een stilstand komen en schakelt de
camera zichzelf uit.
Als u van plan bent bestanddata van het ingebouwde
geheugen van de camera over te sturen naar uw
computer, dient u er op te letten dat er geen
geheugenkaart in de camera geladen is. Mocht dit
wel het geval zijn, haal dan de geheugenkaart uit de
camera voordat u de computer aansluit.
Installeer de USB driver op uw computer
Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer voordat u de USB driver installeert
bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer
niet in staat zijn de camera te herkennen.
Bij het gebruik van Windows 98SE en 98 is het nodig
om de USB driver te installeren. Sluit de camera niet
aan op een computer die onder één van de
bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de
USB driver eerst te installeren.
Wanneer u Windows XP, 2000 en Me gebruikt is het
niet nodig om de USB driver te installeren.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
191
4.
Klik [USB driver B] en vervolgens [Installeer].
Hierdoor wordt het installeren gestart.
Volg de aanwijzingen die op het beeldscherm
verschijnen om de installatie te voltooien.
De volgende stappen laten zien hoe het installeren in
zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows.
5.
Klik wanneer het laatste instelscherm
verschijnt op de [Uitgang] toets van het CD-
ROM menu om het menu te verlaten en
verwijder de CD-ROM uit uw computer.
Bij bepaalde computer besturingssystemen
verschijnt een boodschap om u er toe aan te sporen
uw computer te herstarten. Het CD-ROM menu
verschijnt opnieuw nadat uw computer opnieuw
gestart is. Klik op de [Uitgang] toets van het CD-
ROM menu om het menu te verlaten en verwijder de
CD-ROM uit uw computer.
1.
Wat u het eerst dient te doen hangt af van of
uw computer draait onder Windows XP, 2000,
Me, 98SE en 98.
Windows 98SE/98 gebruikers
Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma
te installeren.
Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt
gepresenteerd Windows 98 gebruikt.
Windows XP/2000/Me gebruikers
Het installeren van het USB aanstuurprogramma is
niet nodig.
2.
Leg de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM
drive van uw computer.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de
inhoud “USB driver” (USB aansturingsprogramma)
toont.
3.
Click op een menuscherm dat verschijnt op
“Nedelands”.
B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
192
Breng een aansluiting tot stand tussen de
camera en de computer
1.
Let er op dat de accu in de camera voldoende
opgeladen is.
2.
Schakel de camera in en druk daarna op
[MENU].
Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)
of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is.
3.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de “Mass Storage”
(massageheugen) m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
camera en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
5.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB/AV aansluiting van de camera en op de
USB poort van uw computer.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
USB/AV
aansluiting
Let er op dat de zijde van de aansluiting
die met een pijl (
) gemarkeerd is, in
dezelfde richting wijst als de voorkant van
de camera (waar de lens zich bevindt).
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
193
6.
Schakel de camera in.
Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware
profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van
de camera of voor de geheugenkaart die in de
camera geladen is. U hoeft het USB
aansturingsprogramma (ook wel driver genoemd)
niet elke keer opnieuw te installeren. Nadat het
programma eenmaal geïnstalleerd kan de computer
zowaar het ingebouwde geheugen van de camera of
de geheugenkaart erin herkennen wanneer u een
USB aansluiting aanbrengt tussen de camera en uw
computer.
Hierdoor gaat de
bedrijfsindicator van de
camera groen gaan
branden.
Op dat moment zullen
sommige
besturingssystemen een
“Verwisselbare schijf”
dialoogvenster
weergegeven. Als uw
besturingssysteem dat
doet, sluit het
dialoogvenster dan.
Bedrijfsindicator
Bekijk en kopiëer de gewenste beelden
1.
Dubbelklik “Deze computer” op uw computer.
Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan
op [Start] en vervolgens op [Deze computer].
2.
Dubbelklik “Verwisselbare schijf”.
Uw computer ziet het bestandengeheugen als een
uitneembare disk.
3.
Dubbelklik de “DCIM” map.
4.
Dubbelklik de map die het gewenste beeld
bevat.
5.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 202 voor
informatie aangaande bestandnamen.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
194
LET OP
Als u een geroteerd beeld op uw computer opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
144). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw computer.
6.
Voer afhankelijk van het besturingssysteem
één van de volgende procedures uit om de
bestanden op te slaan, indien u dat wilt.
Windows 2000, Me, 98SE, 98
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de “DCIM” map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Dubbelklik op [Mijn documenten] om dit te openen.
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de “DCIM” map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn
documenten” map.
Windows XP
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de “DCIM” map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn documenten].
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de “DCIM” map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn
documenten” map.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
195
LET OP
Mocht u reeds een map met de naam “DCIM”
hebben in de “Mijn documenten” map van uw
computer, dan kunt u de procedure in stap 6
hierboven volgen om de bestaande “DCIM” map uit
te wissen en te vervangen door de nieuw
opgeslagen map. Wilt u de inhoud van de bestaande
“DCIM” map behouden, verander de naam van de
map of zet de map op een andere plaats voordat u
de nieuwe “DCIM” map opslaat.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een foutlezing verkregen
worden bij de waarde die getoond wordt door de
camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden
eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist,
verplaatst of hernoemt.
7.
Gebruik afhankelijk van de versie van
Windows die u gebruikt één van de volgende
procedures om de USB aansluiting tot een
einde te brengen.
Windows XP/98SE/98 gebruikers
Druk op de spanningstoets van de camera. Nadat u
zich er eerst van heeft overtuigd dat de bedrijfsindicator
van de camera niet groen brandt, kunt u de aansluiting
tussen de camera en de computer verbreken.
Windows 2000/Me gebruikers
Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de
stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera.
Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel
en de camera en schakel de camera pas daarna uit.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
196
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer
Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken
en kopiëren van bestanden van een computer die draait
onder Macintosh.
U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden
in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk
op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie
die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige
informatie aangaande de USB aansluiting, enz.
BELANGRIJK!
Deze camera ondersteunt bediening niet met een
computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of
Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer
gebruikt v Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2, 10.3 of
10.4), gebruik dan de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS).
1. Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en
uw Macintosh.
2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld “inbranden” op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera nooit terwijl datacommunicatie aan de gang is.
Hierdoor kan data beschadigd raken.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
197
BELANGRIJK!
Als u van plan bent bestanddata van het ingebouwde
geheugen van de camera over te sturen naar uw
Macintosh, dient u er op te letten dat er geen
geheugenkaart in de camera geladen is. Mocht dit
wel het geval zijn, haal dan de geheugenkaart uit de
camera voordat u uw Macintosh aansluit.
Breng een aansluiting tot stand tussen de
camera en uw Macintosh
1.
Let er op dat de accu in de camera voldoende
opgeladen is.
2.
Schakel de camera in en druk daarna op
[MENU].
Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)
of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is.
3.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de “Mass Storage”
(massageheugen) m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
198
5.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB/AV aansluiting van de camera en op de
USB poort van uw computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
camera en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
6.
Schakel de camera in.
Uw Macintosh ziet het bestandsgeheugen als een
drive.
Het uiterlijk van de drive-icoon hangt af van de Mac
OS versie die u in gebruik heeft.
Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een
drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot
stand brengt tussen de camera en uw Macintosh.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
USB/AV
aansluiting
Let er op dat de zijde van de aansluiting
die met een pijl (
) gemarkeerd is, in
dezelfde richting wijst als de voorkant van
de camera (waar de lens zich bevindt).
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
199
Bekijk en kopiëer de gewenste beelden
1.
Dubbelklik de drive icoon voor het
bestandengeheugen, de “DCIM” map en dan
de map die het gewenste beeld bevat.
2.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 202 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
Als u een geroteerd beeld op uw Macintosh opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
144). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw Macintosh.
3.
Sleep de “DCIM” map naar de gewenste map
op uw computer om alle bestanden in het
bestandengeheugen te kopiëren naar de
harde schijf van uw Macintosh.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een grote afwijking
verkregen worden in de waarde die getoond wordt
door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de
beelden eerst naar uw computer voordat u ze
bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.
4.
Sleep om de USB aansluiting te beëindigen de
cameradrive naar de vuilsnisbak. Verbreek
vervolgens de aansluiting van de USB kabel
en schakel daarna de camera uit.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
200
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld “inbranden” op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera nooit terwijl data communicatie aan de gang
is. Hierdoor kan data beschadigd raken.
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer
De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden
van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden
overgeschreven naar uw computer.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD
geheugenkaartsleuf
Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC
kaartsleuf
Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC). Zie voor volledige details de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaartadapter en die van de computer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
201
Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart
lezer/schrijver
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD
geheugenkaart lezer/schrijver.
Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/
schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC)
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter.
Geheugendata
Met deze camera opgenomen beelden en andere data
worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF
(Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF
protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om
beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale
camera’s en andere apparaten.
DCF protocol
DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen
beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert
een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur
voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen
worden met een DCF camera van een andere fabrikant of
afgedrukt kunnen worden met een DCF printer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
202
. . .
. . .
. . .
. . . . . .
Geheugenmapstructuur
Mapstructuur
DCIM (DCIM map)
100CASIO (Opslagmap)
CIMG0001.JPG (Beeldbestand)
CIMG0002.AVI (Filmbestand)
CIMG0003.WAV (Audiobestand)
CIMG0004.JPG (Audio snapshot beeldbestand)
CIMG0004.WAV (Audio snapshot audiobestand)
101CASIO (Opslagmap)
102CASIO (Opslagmap)
FAVORITE
*
(FAVORITE map)
CIMG0001.JPG (Opslagbestand)
CIMG0002.JPG (Opslagbestand)
MISC (DPOF file folder)
AUTPRINT.MRK (DPOF bestand)
SCENE
*
(BEST SHOT map)
UEZ70001.JPE (Gebruikersinstellingenbestand)
UEZ70002.JPE (Gebruikersinstellingenbestand)
STARTING.JPG
*
(Startshermbestand)
* Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen
gecreëerd.
Inhoud van mappen en bestanden
DCIM map
Map die alle digitale camerabestanden opslaat
Opslagmap
Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd
met de digitale camera
Beeldbestand
Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG)
Filmbestand
Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI)
Audiobestand
Bestand dat een geluidsopname bevat (bestandnaam
extensie: WAV)
Audio snapshot beeldbestand
Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: JPG)
Audio snapshot audiobestand
Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: WAV)
B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
203
FAVORITE folder (alleen voor het ingebouwde geheugen)
Map die favoriete beeld bestanden bevat
(Beeldgrootte: 320
×
240 beeldpunten)
DPOF bestandmap
Map die DPOF bestanden bevat
BEST SHOT map (alleen voor het ingebouwde
geheugen)
Map die BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden
bevat
Snapshot gebruikersinstellingsbestand
(alleen voor het ingebouwde geheugen)
Bestanden die BEST SHOT gebruikersinstellingen
bevatten
Startschermbestand
(alleen voor het ingebouwde geheugen)
Bestand voor het opslaan van het startschermbestand.
Dit bestand wordt gecreëerd wanneer u een beeld
specificeerd dat u wilt gebruiken als het
startschermbeeld.
Door de camera ondersteunde
beeldbestanden
Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera
Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol
Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund.
Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een
ander cameramodel kan lang op zich laten wachten
voordat het op het beeldscherm verschijnt.
B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
204
Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde
geheugen en de geheugenkaart
Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende
(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen.
Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar
een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere
externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de
DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij
elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op
uw computer veranderen. Het veranderen van de naam
naar een datum is een goede manier om op de hoogte te
blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd
voor de naam van de DCIM map altijd terug te
veranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëert
naar het geheugen voor weergave via de camera. De
camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM.
Mappen en bestanden moeten overeenstemmng met de
“Geheugenmapstructuur” op pagina 202 worden
opgeslagen om correct te worden herkend door de
camera.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
205
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Dit hoofdstuk geeft uitleg aangaande het software en de applicaties op de CD-ROM die met de camera meegeleverd is en
geeft een overzicht van wat u er mee kunt doen.
Merk op dat de procedure die u dient uit te voeren afhangt van of een Macintosh (pagina 215) gebruikt of u een computer die
draait onder Windows (zie hieronder).
Gebruik van de camera met een Windows computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Selecteer het software dat u nodig heft
Installeer op uw computer het software waarmee u het type gewenste bewerkingen uit kunt voeren.
Doeleinde
USB aansluiting op een
computer voor het
overdragen van beelden
Beheer van beelden die
overgedragen zijn naar
een computer
Naam software
USB driver Type B
Photo Loader 3.0
* DirectX 9.0c
Ondersteunde versies van Windows
XP/2000/Me
98SE/98
XP/2000/Me/98SE/98
Vereiste bedieningshandeling
Breng een aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer. Het is niet nodig de USB driver
(pagina 189) te installeren.
Breng een aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer. Installeer de USB driver Type B
(pagina 189).
Installeer Photo Loader 3.0 (pagina 208).
* Als DirectX 9.0 of hoger niet geïnstalleerd in bij de
computer, installer dan DirectX 9.0c (pagina 210).
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
206
Doeleinde
Retoucheren, oriënteren
en afdrukken van foto’s
Weergave van films
Bekijken van gebruikers-
documentatiebestanden
(PDF)
Naam software
Photohands 1.0
* DirectX 9.0c
Adobe Reader 6.0
Ondersteunde versies van Windows
XP/2000/Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE
98
Vereiste bedieningshandeling
Installeer Photohands 1.0 (pagina 211).
Windows Media Player is niet inbegrepen bij de
CD-ROM die met deze camera meegeleverd is,
maar dit programma is inbegrepen bij Windows.
Gebruik de Windows Media Player applicatie die
geïnstalleerd is bij Windows voor de weergave.
* Installeer DirectX 9.0c (pagina 210) wanneer u op
Windows 2000, 98SE of 98 draait met een
DirectX versie die lager is dan 9.0.
Installeer Adobe Reader 6.0 (pagina 218) als
Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet
reeds geïnstalleerd is op uw computer.
Als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog
niet reeds geïnstalleerd is op uw computer, ga dan
naar de Adobe Systems Incorporated website en
installeer Acrobat Reader 5.0.5.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
207
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
USB driver Type B
Besturingssysteem (OS): 98SE/98
Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en de
computer wanneer de computer draait onder Windows
XP, 2000 of Me. Het is niet nodig de USB driver van de
meegeleverde CD-ROM te installeren.
Een juiste werking wordt niet gegarandeerd voor een
computer die draait onder Windows 95 of 3.1.
Photo Loader 3.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Harde schijf: Minstens 40 MB
Overige: Internet Explorer 5.5 of hoger; DirectX 9.0 of hoger
Photohands 1.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Geheugen: Minstens 64 MB
Harde schijf: Minstens 10 MB
DirectX 9.0c
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Harde schijf (HD): Minstens 65 MB vrije ruimte tijdens het
installeren, 18 MB nadat het installeren
voltooid is.
Adobe Reader 6.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE
CPU: Pentium
Geheugen: Minstens 32 MB
Harde schijf: Minstens 60 MB
Overige: Internet Explorer 5.01 of hoger
BELANGRIJK!
Zie het “Lees mij” bestand op de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Windows.
B
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
208
Beheren van beelden op een PC
Om beelden op een PC te beheren dient u de Photo
Loader applicatie van de CD-ROM te installeren die met de
camera wordt meegeleverd.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
“Photo Loader” toont.
LET OP
Is Photo Loader reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photo Loader dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
B
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
209
Bekijken van het “Lees mij” bestand
U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat
u “Photo Loader” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de “Lees mij” toets voor “Photo
Loader” dat u gaat installeren.
BELANGRIJK!
Lees altijd eerst het “Lees mij” bestand voor
informatie aangaande het behouden van bestaande
bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat
upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere
computer.
Installeren van Photo Loader
1.
Klik op de “Installeer” toets voor “Photo
Loader”.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
Windows 98SE/98
Als na het voltooien van het installeren van Photo
Loader het Jet40SP8_9xNT.exe en MDAC (Microsoft
Data Access Components) 2.8 installatie
dialoogvenster verschijnt, volg dan de aanwijzingen
op het beeld om de installatie uit te voeren. Het
installatie dialoogvenster verschijnt niet wanneer
Jet40SP8_9xNT.exe en MDAC 2.8 of hoger reeds
geïnstalleerd is op uw computer.
Windows XP (inclusief SP1), 2000 of Me
(met uitzondering van Windows XP SP2)
Als na het voltooien van het installeren van Photo
Loader het MDAC (Microsoft Data Access
Components) 2.8 installatie dialoogvenster
verschijnt, volg dan de aanwijzingen op het scherm
om de installatie uit te voeren. Het installatie
dialoogvenster verschijnt niet wanneer MDAC 2.8 of
hoger reeds geïnstalleerd is op uw computer.
B
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
210
Controleren van de juiste versie van DirectX
Om beelden te beheren m.b.v. Photo Loader is het nodig
dat er DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd is bij uw computer.
Met de DirectX Diagnostic Tool van uw computer kunt u de
geïnstalleerde versie van DirectX controleren.
1.
Klik bij uw computer op [Start], [Alle
programma’s], [bureau-accessories],
[Systeemwerkset] en daarna op
[Systeeminfo].
2.
Selecteer [Diagnostisch hulpprogramma voor
DirectX] in het [Hulpprogramma’s] menu van
het venster dat verschijnt.
3.
Controleer bij de [Systeem] tab om er zeker
van te zijn dat de versie voor het “DirectX-
versie” item 9.0 of hoger is.
BELANGRIJK!
Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u
een fout maakt tijdens het installeren van Photo
Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande
bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer
kunt browsen die automatisch gecreëerd worden
door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen
beeldbestanden zelfs verloren gaan.
B
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
211
4.
Klik op [Afsluiten] of Diagnostisch
hulpprogramma vcoor DirectX.
Is er reeds DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd bij uw
computer dan is het niet nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
Is DirectX 9.0 of hoger nog niet bij uw computer
geïnstalleerd dan is het nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
Retoucheren, oriënteren en afdrukken
van foto’s
Om foto’s op uw PC te retoucheren, te oriënteren of af te
drukken dient u eerst Phothands van de CD-ROM die
meeglevered wordt met de camera te installeren.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
“Photohands” toont.
LET OP
Is Photohands reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photohands dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
212
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
Bekijken van het “Lees mij” bestand
U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat
u “Photohands” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de “Lees mij” toets voor
“Photohands” dat u gaat installeren.
Installeren van Photohands
1.
Klik op de “Installeer” toets voor
“Photohands”.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
213
Weergeven van een film
Windows Media Player, dat reeds geïnstalleerd is bij de
meeste computers, kan gebruikt worden voor de weergave
van films.
Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave
Zorg ervoor de filmdata eerst naar de harde schijf van uw
PC over te zetten voordat u de data weer probeert te
geven. Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken
voor data waartoe toegang verschaft is via een netwerk of
vanaf een geheugenkaart, enz.
Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken bij
bepaalde computers. Mocht u problemen ondervinden,
probeer dan het volgende.
Probeer films op te nemen met de “Normal” of “LP”
kwaliteitsinstelling.
Probeer op te waarderen naar de laatste versie van
Windows Media Player.
Sluit eventueel andere applicaties die aan het draaien
zijn af en stop (resistentie) applicaties die zich
permanent in het geheugen bevinden.
Zelfs als een juiste weergave niet mogelijk is op uw
computer, kunt u de met de camera meegeleverde AV
kabel gebruiken om de camera aan te sluiten op de video-
ingangsaansluiting van een televisietoestel of een
computer om op die manier films weer te geven.
BELANGRIJK!
De bovenstaande omgeving wordt aanbevolen. Bij
configureren van deze omgeving wordt geen juiste
werking gegarandeerd.
Zelfs als uw computer voldoet aan de bovenstaande
vereisten kunnen bepaalde instellingen en andere
geïnstalleerde software storing veroorzaken bij een
juiste weergave van films.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
214
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
1.
Klik in het “Handleiding” gebied de naam aan
van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen.
BELANGRIJK!
Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen
bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat
Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als u
Adobe Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan
kunt u deze software installeren vanaf de
gebundelde CD-ROM.
Gebruikersregistratie
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
Verlaten van de menu applicatie
1.
Klik op het menuscherm op “Uitgang” om het
menu te verlaten.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
215
Gebruik van de camera met een
Macintosh
computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Selecteer het software dat u nodig heft
Installeer op uw Macintosh het software waarmee u het type gewenste bewerkingen uit kunt voeren.
Doeleinde
USB aansluiting op een Macintosh
voor het overdragen van beelden
Beheren van beelden op een
Macintosh
Filmweergave
Bekijken van
gebruikersdocumentatiebestanden
(PDF)
Naam software
Photo Loader 1.1
Mac OS versies
OS 9/OS X
OS 9
OS X
OS 9/OS X
OS 9/OS X
Vereiste bediening
Breng een aansluiting tot stand te brengen
tussen de camera en uw Macintosh. Een
USB driver is niet nodig (pagina 196).
Installeer Photo Loader 1.1 (pagina 217).
Gebruik iPhoto die meegeleverd wordt met
het besturingssysteem (pagina 217).
QuickTime is niet inbegrepen bij de CD-
ROM die met deze camera meegeleverd is,
maar dit programma is inbegrepen bij uw
Macintosh besturingssysteem. Gebruik de
QuickTime applicatie die geïnstalleerd is bij
uw besturingssysteem voor de weergave
(pagina 218).
Gebruik Adobe Reader of Adobe Acrobat
Reader die met uw besturingssysteem
meegeleverd worden (pagina 218).
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
216
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
Photo Loader 1.1
Besturingssysteem (OS): OS 9
Geheugen: Minstens 32 MB
Harde schijf: Minstens 3 MB
De USB aansluiting wordt ondersteund op een Macintosh
die draait onder besturingssysteem 9 of X. Bediening
wordt ondersteund m.b.v. de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met het systeem zodat het enige dat
u moet doen het aansluiten is van de camera op uw
Macintosh m.b.v. de USB kabel.
BELANGRIJK!
Zie het “Readme” (leesmij) bestand op de CD-ROM
die meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Macintosh.
De software op de CD-ROM die meegeleverd wordt
met de camera ondersteund werking onder Mac OS
X niet.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
217
Beheren van beelden op een Macintosh
Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS 9
Installeer de Photo Loader applicatie vanaf de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
“Photo Loader” toont.
Installeren van Photo Loader
1.
Open de folder die “Photo Loader” heet.
2.
Open de map die “English” (Engels) heet en
open vervolgens het bestand dat “Important”
(belangrijk) heet.
3.
Open de map die “Installer” (installeerder)
heet en open het bestand dat “readme”
(leesme) heet.
4.
Volg de aanwijzingen in het “readme” (leesme)
bestand om Photo Loader te installeren.
BELANGRIJK!
Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de
nieuwe versie van Photo Loader en u wilt
bibliotheekbeheer (library management) data en
HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden
met de oude versie van Photo Loader, lees dan het
“Important” (belangrijk) bestand in de “Photo Loader”
map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de
bestaande bibliotheekbeheer bestanden te
gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan
kan dit resulteren in het verlies van of schade aan
uw bestaande bestanden.
Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS X
Gebruik iPhoto dat meegeleverd Met iPhoto kunt u foto’s
beheren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
218
Weergeven van een film
U kunt voor de weergave van films QuickTime gebruiken,
dat meegeleverd wordt met uw besturingssysteem.
Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave
Zelfs als uw computer voldoet aan de hierboven vermelde
minimale vereisten, kunnen bepaalde instellingen en
andere geïnstalleerde software storing een juiste
weergave van films belemmeren.
Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken bij
bepaalde Macintosh modellen. Mocht u problemen
ondervinden, probeer dan het volgende.
Probeer films op te nemen met de “Normal” of “LP”
kwaliteitsinstelling.
Probeer op te waarderen naar de laatste versie van
QuickTime.
Sluit eventueel andere applicaties die aan het draaien
zijn af.
Zelfs als een juiste weergave niet mogelijk is op uw
Macintosh, kunt u de met de camera meegeleverde AV
kabel gebruiken om de camera aan te sluiten op de video-
ingangsaansluiting van een televisietoestel of een
Macintosh om op die manier films weer te geven.
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken
dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw
computer geïnstalleerd te zijn.
Als ze niet reeds geïnstalleerd zijn, ga dan naar de Adobe
Systems Incorporated website en installeer Acrobat
Reader.
Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de
camera
1.
Open op de CD-ROM het “Manual”
(handleiding) bestand.
2.
Open de “Digital Camera” map en open dan
de map voor de taal waarvan u de
gebruiksaanwijzing wilt bekijken.
3.
Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet.
“xx” is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor
Engels).
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
219
Om de gebruiksaanwijzing van de Photo
Loader te bekijken
1.
Open de “Manual” (handleiding) map op de
CD-ROM.
2.
Open de “Photo Loader” folder en open
vervolgens de “English” map.
3.
Open “PhotoLoader_english”.
Registreren als cameragebruiker
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
APPENDIX
220
APPENDIX
Menureferentie
De volgende tabellen tonen de items die verschijnen tijdens
de opnamefunctie (REC) en de weergavefunctie (PLAY)
samen met hun instellingen.
Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn
fabrieksinstellingen (default).
Opnamefunctie (REC)
REC (opname) tabmenu
(Autofocus) / Macro (macro) /
(Panfocus) / (Oneindig) /
(Handmatige scherpstelling)
Normal Speed (normale snelheid) /
High Speed (hoge snelheid) /
Flash Cont. (doorlopende sluiter) / Off (uit)
10 sec / 2 sec / X3 /
Off (uit)
Auto (Automatisch) / Off (uit)
Spot (puntmeten) /
Multi (multi-patroon meten)
On (aan) /
Off (uit)
Focus (scherpstellen) / EV shift (EV
verschuiving) / White Balance (witbalans) /
ISO / Self-timer (zelfontspanner) /
Off (uit)
Focus
(Scherpstellen)
Continuous
(Doorlopend)
Self-timer
(zelfontspanner)
Anti Shake (Anti-tril)
AF Area
(autofocus gebied)
easy Mode
(gemakkelijke functie)
L/R Key
(links/rechts toets)
Quick Shutter
(snelsluiter)
Audio Snap
(foto met geluid)
Grid (rooster)
Digital Zoom
(digitale zoomfunctie)
Review
(controlefunctie)
Icon Help
(icoonhulp)
Memory
(geheugen)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
BEST SHOT: On (aan) / Off (uit)
Flash (Flits):
On (aan) / Off (uit)
Focus (Scherpstellen): On (aan) /
Off (uit)
White Balance (witbalans): On (aan) /
Off (uit)
ISO: On (aan) /
Off (uit)
AF Area (Autofocuskader):
On (aan) / Off (uit)
Metering (meten): On (aan) /
Off (uit)
Self-timer (Zelfontspanner): On (aan) /
Off (uit)
Flash Intensity (Flitsintensiteit):
On (aan) /
Off (uit)
Digital Zoom (Digitale zoom): On (aan) / Off (uit)
MF Position (Handmatige scherpstelstand):
On (aan) /
Off (uit)
Zoom Position (Zoomstand): On (aan) / Off (uit)
APPENDIX
221
Quality (kwaliteit) tabmenu
Size (formaat)
Quality
(kwaliteit)
(Snapshots)
Quality
(kwaliteit) (Films)
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
Metering (meten)
Filter
Sharpness
(scherpte)
7M (3072
×
2304) /
7M (3:2) (3072
×
2048 (3:2)) /
5M (2560
×
1920) / 3M (2048
×
1536) /
2M (1600
×
1200) / VGA (640
×
480)
Fine (fijn) /
Normal (normaal) /
Economy (economisch)
HQ (hoge kwaliteit) / Normal (normaal) /
LP (langzame snelheid)
–2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 /
0.0 /
+0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0
Auto (automatisch) / (daglicht) /
(bewolkt) / (schaduw) /
N
(daglicht
TL verlichting) /
D
(dagwit TL verlichting) /
(gloeilamp) / Manual (handmatig)
Auto (automatisch) / ISO 50 / ISO 100 /
ISO 200 / ISO 400
Multi (multi-patroon meten) / Center
weighted (centrum-georiënteerd meten) /
Spot (puntmeten)
Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia (sepia) /
Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) /
Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars)
+2 / +1 /
0 / –1 / –2
Saturation
(verzadiging)
Contrast
Flash Intensity
(flitssterkte)
Flash Assist
(flitserhulp)
+2 / +1 /
0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 /
0 / –1 / –2
Auto (automatisch) / Off (uit)
Instellingen tabmenu
Sounds (geluiden)
Startup
(startscherm)
File No.
(bestandnummer)
World Time
(wereldtijd)
Timestamp
(tijdafstempeling)
Adjust (bijstellen)
Date Style
(datumopmaak)
Startup (start) / Half Shutter
(sluiter halverwege) / Shutter (sluiter) /
Operation (bediening) /
Operation
(bediening) / Play (weergave)
On (aan) (instelbaar beeld) /
Off (uit)
Continue (doorgaan) / Reset (resetten)
Home (thuis) / World (wereld)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
Date (datum) / Date&Time (datum&tijd) /
Off (uit)
Tijdinstelling
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
BB
APPENDIX
222
Instellingen tabmenu
De inhoud van het insteltabmenu van de weergavefunctie
(PLAY) is identiek aan de inhoud van het insteltabmenu
van de opnamefunctie (REC).
Cut (knippen) (voor) / Cut
(knippen) (tussenin) /
Cut (knippen)
(na) / Cancel (annuleren)
Show (weergeven) / Save (opslaan) /
Cancel (annuleren)
Select images (beelden selecteren) /
All images (alle beelden) / Cancel (annuleren)
On (aan) / All Files : On (alle bestanden :
aan) / Cancel (annuleren)
Rotate (roteren) / Cancel (annuleren)
5M / 3M / VGA / Cancel (annuleren)
Built-in (ingebouwd)
Card (kaart) /
Card (kaart)
Built-in (ingebouwd) /
Cancel (annuleren)
Movie Editing
(Filmbeheer)
Keyston
(keystone correctie)
Color Correction
(kleurcorrectie)
Favorites
(favoriet)
DPOF Printing
(DPOF afdrukken)
Protect
(beveiligen)
Date/Time
(Datum/tijd )
Rotation (rotatie)
Resize (afmetingen
heraanpassen)
Trimming (trimmen)
Dubbing (dubben)
Copy (kopiëren)
Language (taal)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
REC/PLAY
(opname/weergave)
USB
Video Out
(video uitgang)
Format
(formatteren)
Reset (terugstellen)
(Japans) / English (Engels) / Français
(Frans) / Deutsch (Duits) / Español (Spaans) /
Italiano (Italiaans) / Português (Portugees) /
(Chinees (complex)) / (Chinees
(vereenvoudigd)) / (Koreaans)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Power On (spanning aan) / Power On/Off
(spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd)
Mass Storage(Massageheugen) (USB
DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge)
NTSC / PAL
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren)
Weergavefunctie (PLAY)
PLAY (weergave) tabmenu
Slideshow
(diashow)
Calendar
(kalenderscherm)
MOTION PRINT
(Bwegende afdruk)
Start (starten) / Images (beelden) / Time (tijd) /
Interval (tussenpauze) / Effect (Effecten) /
Cancel (annuleren)
9 frames (9 beelden) / 1 frame (1 beeld) /
Cancel (annuleren)
APPENDIX
223
Werking (spanning aan,
opname mogelijk)
Flitser is aan het opladen.
Autofocus werkt goed.
Autofocus werkt niet.
Beeldscherm is uit. /
Sluimertoestand
Opslaan van beeld
Opslaan van filmdata /
verwerken van beelddata
Aftellen van zelfontspanner
(10 - 3 seconden)
Aftellen van zelfontspanner
(3 - 0 seconden)
Opladen van flitser is
onmogelijk.
Opnamefunctie (REC)
Bedrijfsindicator
Zelfont-
spanne-
rindicator
Rood
Patroon
1
Patroon
2
Betekenis
Green
Brandt
Brandt
Patroon
3
Brandt
Patroon
2
Patroon
1
Rood
Patroon
1
Oranje
Patroon
3
* Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per
seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3
knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een
verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon.
Indicator referentie
De camera heeft twee indicators: Een bedrijfsindicator en
een zelfontspannerindicator. Deze indicators gaan branden
en knipperen om de huidige status van de camera te tonen.
Bedrijfsindicator
Zelfontspannerindicator
APPENDIX
224
BELANGRIJK!
Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart
nooit uit de camera verwijderen wanneer de
bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Hierdoor
kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren
gaan.
Bedrijfsindicator
Betekenis
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet
geformatteerd. / BEST
SHOT instelling kan niet
worden geregistreerd.
Geheugenkaart is
geblokkeerd. / Map kan niet
worden gecreëerd. /
Geheugen is vol. / Schrijf
foutlezing
Lege accu waarschuwing
Kaart formatteren
Spanning wordt (langzaam)
uitgeschakeld
Green
Patroon
3
Patroon
3
Rood
Patroon
2
Brandt
Patroon
3
RoodOranje
Zelfont-
spanne-
rindicator
APPENDIX
225
Acculaderindicator referentie
De lithium-ion acculader heeft een [CHARGE] (opladen)
indicator die brandt of knippert in overeenstemmng met de
werking van de acculader.
[CHARGE]
(oplaad) indicator
[CHARGE]
(oplaad) indicator
Brandt rood
Knippert rood
Uit
Bezig met opladen
Abnormale werking van acculader of van accu
Opladen is voltooid of opladen staat standby
(wanneer de omringende temperatuur te hoog
of te laag is.)
Betekenis
Groen
Brandt
Patroon 3
Rood
Patroon 2
Brandt
Patroon 3
Rood
Werking (spanning aan,
opname mogelijk)
Eén van de volgende
bewerkingen wordt uitgevoerd:
wissen, DPOF,
beeldbeveiliging, kopiëren,
formatteren, stapsgewijs
uitschakelen van de spanning,
herformatteren van het beeld,
beeld trimmen, na-opname,
keystone correctie,
kleurcorrectie, MOTION PRINT
(bewegend beeld afdrukken),
filmmontage.
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet
geformatteerd.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
Map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol.
Lege accu waarschuwing
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfont-
spannerin-
dicator
Weergavefunctie (PLAY)
APPENDIX
226
Spanning gaat niet aan.
De camera begint
zichzelf ineens uit te
schakelen.
Het beeld wordt niet
opgenomen bij indrukken
van de sluitertoets.
Autofocus stelt niet goed
scherp.
1) De accu is onjuist ingelegd.
2) De accu is leeg.
1) De automatische stroomonderbreker is
geactiveerd (pagina 42).
2) De accu is leeg.
1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is
ingeschakeld.
2) De flitsereenheid wordt opgeladen.
3) Het geheugen is vol.
1) De lens is vuil.
2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden
van het scherpstelkader tijdens de compositie
van het beeld.
3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van een type dat niet past bij de
autofocusfunctie (pagina 58).
4) De camera wordt bewogen.
1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 34).
2) Laad de accu op (pagina 31). Als de accu na het
opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de
accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en
te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare
oplaadbare lithium-ion accu NP-20 aan.
1) Schakel de spanning opnieuw in.
2) Laad de accu op (pagina 31).
1) Druk op [
] (REC) om de opnamefunctie (REC)
in te schakelen.
2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met knipperen.
3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw
computer en wis daarna de bestanden van het
camerageheugen of gebruik een andere
geheugenkaart.
1) Reinig de lens.
2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie van
het beeld.
3) Stel met de hand scherp (pagina 80).
4) Schakel de anti-trilfunctie in of zet de camera op
een statief (pagina 94).
Stroomvoorziening
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
APPENDIX
227
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
Opnamen van
landschappen zijn
onscherp.
De flitser flitst niet.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
1) Er is niet goed scherpgesteld op het beeld.
2) Een verkeerde scherpstelfunctie is
geselecteerd.
3) Een verkeerd BEST SHOT decor is
geselecteerd.
1)
” (flitser uit) is geselecteerd als de
flitsfunctie.
2) De accu is leeg.
3) Een scène die “
” (flitser uit) selecteert als de
flitsfunctie is geselecteerd bij de BEST SHOT
functie.
De accu is leeg.
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat het onderwerp waarop u
wilt scherpstellen zich binnen het scherpstelkader
bevindt (pagina 52).
1) Let er bij het samenstellen van het beeld op dat
het onderwerp waarop u wilt scherpstellen zich
binnen het scherpstelkader bevindt (pagina 52).
2) Verander de scherpstelfunctie naar “
(autofocus, pagina 75) of “
” (oneindig,
pagina 79).
3) Verander het BEST SHOT decor naar
“Scenery” (landschap) (pagina 89).
1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 63).
2) Laad de accu op (pagina 31).
3) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 63)
of een andere BEST SHOT scène (pagina 89).
Vervang de accu (pagina 31).
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
APPENDIX
228
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Het beeld op het
beeldscherm is niet scherp.
Opgenomen beelden
worden niet in het
geheugen opgeslagen.
Hoewel de beschikbare
verlichting helder is, zijn de
gezichten van de menselijke
onderwerpen toch donker.
De onderwerpen zijn te
donker bij het opnemen
van beelden op het strand
of bij een ski oord.
Digitaal zoomen werkt
mogelijk niet. De zoomstaaf
geeft het zoomen aan tot op
een zoomfactor van 3,0.
1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en
u heeft niet scherpgesteld op het beeld.
2) U probeert de macrofunctie (
) te gebruiken
tijdens het opnemen van een landschap of
tijdens het maken van een portret.
3) U probeert autofocus of de oneindig-functie
( ) te gebruiken bij het opnemen van een
close-up shot.
1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het
opslaan van beelden naar het geheugen
voltooid is.
2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het
opslaan voltooid is.
Niet genoeg licht bereikt de onderwerpen.
Als het zonlicht door het water, het zand of de
sneeuw wordt gereflecteerd kan dit er toe leiden
dat de onderwerpen worden onderbelicht.
1) De digitale zoominstelling is uitgeschakeld.
2) Datumafstempeling is ingeschakeld.
1) Stel scherp op het beeld (pagina 80).
2) Gebruik autofocus voor het opnemen van
landschappen en voor het maken van
portretten.
3) Gebruik de macrofunctie (
) voor close-ups.
1) Als de accu indicator “ ” toont, dient u de
accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 31).
2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het
opslaan voltooid is.
Schakel de instelling van de flitserfunctie over
naar “
” (flitser aan) voor daglicht synchroon
flitsen (pagina 64).
Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina 82).
Schakel de instelling van de flitserfunctie over
naar “
” (flitser aan) voor daglicht synchroon
flitsen (pagina 64).
Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina 82).
1) Schakel de digitale zoominstelling (pagina 62) in.
2) Schakel de datumafstempeling (pagina 122) uit.
Digitaal zoomen is uitgeschakeld terwijl de
datumafstempeling ingeschakeld is.
B
APPENDIX
229
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Verticale lijnen op het
beeldscherm
Beelden die niet scherp
zijn
Digitale ruis in beeld
De kleur van het
weergavebeeld verschilt
van het beeld op het
beeldscherm tijdens het
opnemen.
Beelden worden niet
getoond.
Bij opnamen van een bijzonder licht onderwerp
kan een verticale gordel verschijnen over het
beeld op het beeldscherm.
Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van
de camera.
De gevoeligheid wordt automatisch verhoogd voor
donkere onderwerpen. Een grotere gevoeligheid
verhoogt tevens de kans op digitale ruis.
Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt
tijdens het opnemen direct in de lens.
Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die
opgenomen zijn met een andere camera bevindt
zich in de camera.
Dit is een CCD fenomeen dat bekend staat als
“verticale vegen” en duidt niet op defecten bij de
camera. Merk op dat verticale vegen niet samen
met een foto opgenomen wordt maar wel bij het
maken van een film.
Neem op binnen het toegelaten bereik.
Verlicht het onderwerp door een licht of
schijnwerper o.i.d.
Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct
in de lens kan schijnen.
Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die
met een andere digitale camera op een
geheugenkaart zijn opgenomen.
Films
Weergave
APPENDIX
230
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Geen van de toetsen en
schakelaars werkt.
Het beeldscherm is
uitgeschakeld.
Het is niet mogelijk
bestanden via een USB
aansluiting over te
schrijven.
Het displaytaal
instelscherm verschijnt
wanneer de camera
ingeschakeld wordt.
Problemen met het elektronische circuit hetgeen
veroorzaakt wordt door elektrostatische lading,
een harde stoot, enz. terwijl de camera
aangesloten was op een ander apparaat.
USB communicatie vindt plaats.
1) De USB kabel is niet juist aangesloten.
2) De USB driver is niet geïnstalleerd.
3) De camera is uitgeschakeld.
1) Instellingen voor de displaytaal, de
thuisstad, de datumstijl, de datum en tijd en
andere instellingen zijn niet geconfigureerd
bij de camera.
2) Een probleem met het beheergebied van
het ingebouwde geheugen van de camera.
Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw in
en probeer opnieuw.
Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben bevestigd
dat de computer geen toegang aan het verkrijgen is tot
het geheugen van de camera.
1) Controleer alle aansluitingen.
2) Installeer de USB driver op uw computer (pagina
189).
3) Schakel de camera in.
1) Controleer de instellingen (pagina 46).
2) Voer de terugstelbewerking (reset) uit om de
basisinstellingen van de camera terug te stellen
(pagina 123). Configureer elke instelling pas daarna.
Als het taalselectiescherm niet opnieuw verschijnt als
u de camera inschakelt, betekent dit dat het
beheergebied van het ingebouwde geheugen van de
camera hersteld is. Mocht dezelfde boodschap
verschijnen na het inschakelen van de spanning,
neem dan contact op met de winkel waar u de camera
aanschafte of met een CASIO onderhoudswerkplaats.
Overige
APPENDIX
231
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver…
U kunt de USB driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te
sluiten die draait onder Windows 98SE/98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM die meegeleverd wordt
met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer onmogelijk om de
digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB driver van de
camera opnieuw te installeren. Zie het “Lees mij” bestand van de USB driver op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de
camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB driver.
APPENDIX
232
Tonen van boodschappen
Battery is low.
Cannot correct
image!
Can not find the file.
Cannot register any
more files.
Card ERROR
De accu is leeg.
Keystone correctie kan om de een of andere reden
niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen
zoals het is zonder correctie (pagina’s 98, 100).
De camera kan een beeld niet vinden dat
gespecificeerd wordt in de “Images” (beelden)
instelling. Specificeer een ander beeld (pagina
141).
• U probeert een BEST SHOT decor op te slaan
terwijl er reeds 999 decors opgeslagen zijn in de
“SCENE” map terwijl (pagina 93).
• U probeert een “FAVORITE” (favoriet) bestand te
kopiëren terwijl de “FAVORITE” map reeds 9999
bestanden bevat (pagina 157).
Er trad een probleem op bij de geheugenkaart.
Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek
hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap
verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart
(pagina 174).
BELANGRIJK!
Het formatteren van de geheugenkaart wist alle
bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer
eerst eventuele werkbare bestanden naar een
computer of een ander opslagmedium over te
schrijven voordat u de geheugenkaart
formatteert.
• U probeert de camera aan te sluiten op een
printer terwijl de USB aansluitingen van de
camera niet compatibel zijn met de USB van de
printer (pagina 168).
• U probeert aan te sluiten op een computer
waarbij geen USB driver geïnstalleerd is (pagina
189).
De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet
kon worden opgeslagen.
Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld
probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden
opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden
die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden
wilt opnemen (pagina 152).
Deze boodschap verschijnt en de camera schakelt
zichzelf uit wanneer het objectief op een
onverwachte manier werkt. Mocht dezelfde
boodschap verschijnen nadat u de spanning weer
inschakelt, neem dan contact op met een CASIO
onderhoudswerkplaats.
Tijdens de printerfunctie van de camera als het
papier bij printer op is.
Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet
langer nodig heeft als u meer bestanden wilt
opnemen (pagina 152).
Er is geen FAVORITE bestand aanwezig.
Check Connections!
File could not be
saved because
battery is low.
Folder cannot be
created
LENS ERROR
Load Paper!
Memory Full
No Favorites file!
APPENDIX
233
Printing Error
-
Record Error
Replenish Ink!
RETRY POWER ON
SYSTEM ERROR
The card is locked.
There are no files.
Eén van de volgende problemen trad op tijdens het
afdrukken.
• De spanning van de printer is uitgeschakeld.
• Interne fout bij printer
Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of
andere reden de beelddata niet gecomprimeerd
worden.Voer de opname van het beeld nogmaals uit.
Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt
bij de printer bijna of geheel op is.
Mocht het objectief tegen een obstakel aankomen,
dan verschijnt deze boodschap en schakelt de
camera zichzelf uit. Verwijder het obstakel en
schakel de spanning van de camera opnieuw in.
Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact
op met een CASIO onderhoudswerkplaats.
De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is
vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of
wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is.
• Er bevinden zich geen bestanden in het
ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart.
• Deze boodschap verschijnt als u de bestanden of
mappen in het geheugen van de camera een
andere naam geeft of als u op een andere plaats
zet. Mocht dit het geval zijn, zet de bestanden of
mappen dan terug op hun oorspronkelijke plaats
in het camerageheugen en zet ze terug tot hun
oorspronkelijke voorkeuzenamen (pagina’s 201,
203).
There are no printing
images.
Set up DPOF.
There is no image to
register.
The card is not
formatted.
This file cannot be
played.
This function cannot
be used.
This function is not
supported for this
file.
Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en
het aantal kopiën ervan specificeren voor elke
drukklus.
Configureer de vereiste DPOF instellingen (pagina
179).
Het beeld of de film waarvan u de instellingen
probeert op te slaan, wordt niet ondersteund door
BEST SHOT.
De geheugenkaart in de camera is niet
geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart
(pagina 174).
Het beeldbestand of het audiobestand is
beschadigd of is van een type dat niet door deze
camera kan worden getoond.
U probeerde bestanden te kopiëren van het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart in
de camera terwijl er zich geen geheugenkaart
bevindt in de camera (pagina 175).
De functie die u probeert uit te voeren wordt niet
ondersteund voor het bestand waarop u de functie
probeert uit te voeren.
APPENDIX
234
CA-32 USB slede/netadapter (optie)
U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren nadat u de
camera op de los verkrijgbare CA-32 USB slede/netadapter
geplaatst heeft.
Het opladen van de oplaadbare lithium-ion accu.
Het bekijken van beelden met de fotostandaard
diashowfunctie.
Aansluitbaarheid van een televisietoestel om beelden via
een televisiescherm te bekijken.
Directe aansluiting op een printer om af te drukken.
Het overbrengen van de met de camera opgenomen
beelden naar een computer via een USB aansluiting.
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk
component en toets van de USB slede.
1 Camera aansluiting
2 [USB] indicator
3 [USB] toets
4 Fototoets [PHOTO]
5 Oplaadindicator [CHARGE]
6 [DC IN 5.3V]
gelijkspanningsingang
(netadapteraansluiting)
7 [ ] (USB poort)
8 AV uitgangsaansluiting
[AV OUT]
6
7
8
5
1
4
3
Achterkant
Voorkant
APPENDIX
235
Gebruik de USB slede om de accu op te
laden
U kunt de NP-20 oplaadbare lithium ionaccu van de
camera opladen door de camera op de USB slede
plaatsen.
1.
Leg de oplaadbare lithium ionaccu (NP-20) in
de camera.
2.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de USB slede/netadapter wordt
aangeschaft.
Netadapter
5,3V
gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
USB slede
Netsnoer
LET OP
De meegeleverde netadapter is ontworpen voor
gebruik met elke stroomvoorziening dat valt in het
bereik van 100 V tot en met 240 V wisselstroom, 50/
60 Hz. Dit betekent dat de netadapter gebruikt kan
worden in verschillende landen over de gehele
wereld. Merk op dat er zich problemen kunnen
voordoen met de spanning die het netsnoer kan
weerstaan en met de configuratie van de
stopcontacten op bepaalde plaatsen. Voordat u de
netadapter in een ander land gaat gebruiken dient u
eerst met het reisbureau na te gaan wat de
plaatselijke spanning van het lichtnet is.
Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
USB slede
Netadapter
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
B
APPENDIX
236
LET OP
De netadapter is ontworpen voor werking op spanning
van 100 V tot 240 V wisselstroom. Merk echter op dat
de vorm van de netadapter afhangt van het land waar
de camera wordt aangeschaft. Het is uw eigen
verantwoordelijkheid of de stekker van de netadapter
past bij het stopcontact als u in het buitenland bent.
Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
3.
Schakel de camera uit.
4.
Plaats de camera op de
USB slede met het
beeldscherm naar
voren gericht zoals
aangegeven in de
afbeelding.
Plaats de camera niet op
de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
Oplaadindicator
[CHARGE]
De oplaadindicator [CHARGE] op de USB slede zou
rood moeten worden om aan te geven dat het
opladen gestart is. De oplaadindicator [CHARGE]
wordt groen wanneer het opladen voltooid is.
Het kost ongeveer 130 minuten voor de accu om
volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt
af van de huidige accucapaciteit en de
oplaadomstandigheden.
5.
Neem na het opladen de camera uit de USB
slede.
BELANGRIJK!
Gebruik de acculader (BC-11L) of de USB slede
(CA-32) om de speciale NP-20 oplaadbare lithium
ionaccu op te laden. Gebruik nooit een ander
oplaadtoestel.
Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik
nooit een ander type netadapter. Gebruik de los
verkrijgbare AD-C30, AD-C40, AD-C620 en AD-C630
netadapters in geen geval met deze camera.
Let er op dat de camera aansluiting van de USB
slede stevig en zover mogelijk in de camera
aansluiting zit.
APPENDIX
237
De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden
en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de
camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de
accu warm wordt) of als u de accu probeert op te
laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of
juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje
totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft.
De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen
begint wanneer de accu zich binnen het toegestane
oplaadtemperatuurbereik bevindt.
Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan
knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij
het opladen optreedt. Een probleem kan op één van
de volgende condities wijzen: een probleem met de
slede, een probleem met de camera of een probleem
met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera
van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te
kijken of hij nu wel goed werkt.
Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit.
1.
Verwijder de accu uit de camera en controleer
of de contactpunten van de accu-
aansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval
zijn, veeg deze dan af met een droge doek.
2.
Controleer dat het netsnoer van de netadapter
stevig aangesloten is op het stopcontact en
op de USB slede.
Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw
voordoen wanneer u de camera op de USB slede
plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft
ondernomen, neem dan contact op met een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
APPENDIX
238
Gebruik van de fotostandaardfunctie
De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat
er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera
terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een
Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken
over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een
bepaald beeld tonen. De bediening van de
fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met
de instellingen van de slideshow. Voordat u de
fotostandaardfunctie gebruikt dient u de diashow te
configureren zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing
van de camera.
1.
Schakel de camera uit.
2.
Zet de camera op de USB slede.
3.
Druk op de [PHOTO]
(foto) toets van de USB
slede.
Dit start de Photo Stand
diashow of toont het
enkele beeld dat u
specificeerde.
Door op [MENU] te drukken wordt een scherm
verkregen voor het configureren van diashow
instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm
getoond wordt of selecteer “Start” en druk op [SET]
om de diashow te herstarten.
Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [] te drukken en daarna [] en [] te
gebruiken.
4.
Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om
de fotostandaard diashow te stoppen.
BELANGRIJK!
De accu wordt niet opgeladen terwijl een
fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de
diashow als als u de accu wilt opladen.
[PHOTO] toets
APPENDIX
239
De USB slede gebruiken om beelden op
een televisiescherm te tonen
U kunt de camera op de USB slede plaatsen en de slede
op een televisie aansluiten om de beelden van de camera
op een televisiescherm te bekijken.
1.
Sluit één uiteinde van de AV kabel die
meegeleverd is met de camera aan op de
[AV OUT] aansluiting van de USB slede en het
andere uiteinde op de video-
ingangsaansluiting van het televisietoestel.
Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de
video-ingangsaansluiting (geel) van het
televisietoestel en de witte stekker op de audio
ingangsaansluiting (wit).
2.
Schakel de camera uit.
3.
Zet de camera op de USB slede.
4.
Schakel de televisie in en selecteer de video-
ingangsfunctie.
5.
Druk op [ ] om de spanning van de camera
in te schakelen en voer daarna de vereiste
bewerking uit voor de weergave.
BELANGRIJK!
Zie de van toepassing zijnde verklaring in de
gebruiksaanwijzing van de camera wanneer u
beelden via een televisiescherm weergeeft.
Als u op de [PHOTO] toets van de slede drukt terwijl
de camera zich op de USB slede bevindt, wordt het
fotostandaard attribuut geactiveerd en worden
beelden op het televisiescherm getoond.
AV kabel
AV uitgangspoort [AV OUT]
Video
ingangsaansluiting
TV
APPENDIX
240
De USB slede gebruiken om beelden af
te drukken
U kunt de camera op de USB slede plaatsen en de slede
op een printer aansluiten om beelden van de camera af te
drukken.
1.
Sluit de USB kabel die met de camera
gebundeld is aan op de USB slede en op een
printer.
Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en
steek de netadapter aan op een stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
2.
Schakel de camera uit en zet daarna de
camera op de USB slede.
3.
Schakel de printer aan en voer dan de
procedure uit in de gebruiksaanwijzing van de
camera om te printen.
4.
Druk nadat u klaar bent met het afdrukken op
de [USB] toets van de USB slede en schakel
vervolgens de camera uit.
BELANGRIJK!
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of
bedien de camera of de USB slede nooit tijdens het
afdrukken. Hierdoor zal namelijk een foutlezing
optreden bij de printer.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
Aansluiting B
[ ] (USB poort)
APPENDIX
241
De USB slede gebruiken om op een
computer aan te sluiten
U kunt de camera op de USB slede plaatsen en de slede
op een computer aansluiten om beelden te bekijken of om
ze naar een computer te sturen.
BELANGRIJK!
Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling
uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de
speciale netadapter te gebruiken om de camera van
stroom te voorzien tijdens datacommunicatie.
De camera gebruiken met een Windows
computer
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de USB slede/netadapter wordt
aangeschaft.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
APPENDIX
242
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede dat uw computer. USB poorten en
kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar
op één manier past.
Steek de USB kabelstekkers stevig en zover
mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet
goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking
niet plaats kunnen vinden.
2.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB slede en op de USB poort van uw
computer.
3.
Druk eerst op de spanningstoets van de
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
4.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
5.
Selecteer de Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT) (massageheugen) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
6.
Schakel de camera uit.
7.
Plaats de camera in de USB slede.
Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
[ ] (USB poort)
Aansluiting B
APPENDIX
243
8.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware
profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van de
camera of voor de geheugenkaart die in de camera
geladen is. U hoeft het USB aansturingsprogramma
(ook wel driver genoemd) niet elke keer opnieuw te
installeren. Nadat het programma eenmaal
geïnstalleerd kan de computer zowaar het ingebouwde
geheugen van de camera of de geheugenkaart erin
herkennen wanneer u een USB aansluiting aanbrengt
tussen de camera en uw computer.
Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de [USB] indicator
van de USB slede groen gaat branden.
Op dat moment zullen sommige besturingssystemen
een “Verwisselbare schijf” dialoogvenster
weergegeven. Als uw besturingssysteem dat doet,
sluit het dialoogvenster dan.
[USB] toets
[USB] indicator
9.
Voer de procedures in de gebruiksaanwijzing
van de camera uit om beelden via uw
computer weer te geven.
10.
Gebruik afhankelijk van de versie van
Windows die u gebruikt één van de volgende
procedures om de USB aansluiting tot een
einde te brengen.
Windows XP/98SE/98 gebruikers
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
Windows 2000/Me gebruikers
Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de
stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera.
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer camera van de USB slede.
APPENDIX
244
De camera gebruiken met een Macintosh
computer
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de USB slede/netadapter wordt
aangeschaft.
2.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB slede en op de USB poort van uw
computer.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
[ ] (USB poort)
Aansluiting B
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
APPENDIX
245
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede dat uw computer. USB poorten en
kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar
op één manier past.
Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de
poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn
gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen
vinden.
3.
Druk eerst op de spanningstoets van de
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
4.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
5.
Selecteer de Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT) (massageheugen) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
6.
Schakel de camera uit.
[USB] toets
[USB] indicator
7.
Plaats de camera in de
USB slede.
Plaats de camera niet op
de USB slede wanneer
hij nog ingeschakeld is.
8.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de USB indicator van
de USB slede groen gaat branden.
Uw Macintosh ziet het bestandengeheugen als een
disk drive.
Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de Mac
OS versie die u in gebruik heeft.
Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een
drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot
stand brengt tussen de camera en uw Macintosh.
APPENDIX
246
Referentie voor de USB slede indicators
De USB slede is voorzien van twee indicators: een
[CHARGE] (oplaad) indicator en een [USB] indicator. Deze
indicators gaan branden en knipperen om de huidige status
van de slede en de camera te tonen.
[USB] indicator
[CHARGE]
(oplaad) indicator
[CHARGE]
(oplaad) indicator
[USB] indicator
Kleur
Rood
Groen
Oranje
Rood
Status
Brandt
Brandt
Brandt
Knippert
Kleur
Groen
Groen
Status
Brandt
Knippert
Opladen
Opladen voltooid
Opladen standby
Opladen foutlezing
USB aansluiting
Toegang tot computer
Betekenis
9.
Voer de procedures in de gebruiksaanwijzing
van de camera uit om beelden via uw
computer weer te geven.
10.
Sleep de drive icoon die de camera voorstelt
naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot
een einde te brengen.
11.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Verwijder de camera van de USB slede na
eerst gecontroleerd te hebben dat de [USB]
indicator niet langer brandt.
BELANGRIJK!
Verbreek nooit de verbinding van de USB kabel of de
netadapter en verwijder nooit de camera van de USB
slede en probeer nooit enige bediening bij de camera
of de USB slede uit te voeren terwijl USB
datacommunicatie plaatsvindt. Hierdoor kan data
verloren gaan.
APPENDIX
247
Dataformaat
• Snapshot
Technische gegevens
Product ............................... Digitale camera
Model .................................. EX-Z70
Camerafunctie
Beeldbestandformaat
Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule
for Camera File system)
1.0 standaard; voldoet aan DPOF
Films ................................ AVI (Motion JPEG)
Audio (geluid) .................. WAV
Opnamemedia .................... 8,3 MB ingebouwd geheugen
SD geheugenkaart
MultiMediaCard (MMC)
Kwaliteit
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Beeldbestandsgrootte
(naar schatting)
4,32 MB
2,4 MB
1,44 MB
3,84 MB
2,5 MB
1,28 MB
3,0 MB
2,0 MB
1,0 MB
1,92 MB
1,28 MB
640 KB
1,17 MB
780 KB
390 KB
360 KB
240 KB
120 KB
Ingebouwd
geheugen
8,3 MB
1 foto
3 foto’s
5 foto’s
2 foto’s
3 foto’s
6 foto’s
2 foto’s
3 foto’s
7 foto’s
4 foto’s
6 foto’s
11 foto’s
6 foto’s
9 foto’s
18 foto’s
21 foto’s
32 foto’s
59 foto’s
SD
geheugenkaart*
256 MB
55 foto’s
97 foto’s
158 foto’s
61 foto’s
91 foto’s
176 foto’s
78 foto’s
116 foto’s
221 foto’s
121 foto’s
180 foto’s
348 foto’s
196 foto’s
286 foto’s
530 foto’s
625 foto’s
938 foto’s
1742 foto’s
Bestandsgrootte
(beeldpunten)
7M
3072
×
2304
7M (3:2)
3072
×
2048
(3:2)
5M
2560
×
1920
3M
2048
×
1536
2M
1600
×
1200
VGA
640
×
480
B
APPENDIX
248
* Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten.
De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart.
* Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte
waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een
geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden
opgeslagen.
Films Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden
(met beveiliging)
Effectieve beeldpunten ..... 7,2 miljoen
Beeldelement ..................... 1/2,5-inch vierkante beeldpunten
kleuren CCD (totaal aantal
beeldpunten: 7,41 miljoen)
Lens/brandpuntsafstand
Lenzen ............................. F3,1 (W) tot 5,9 (T); f = 6,3 (W) tot
18,9 mm (T) (gelijkwaardig met
ongeveer 38 (W) tot 114 mm (T) voor
35 mm film)
(W = groothoek, T = telefoto)
6 lenzen in 5 groepen, met asferische
lens
Zoom ................................... 3X optische zoom, 4X digitale zoom
(12X in combinatie met optische zoom)
Scherpstellen ..................... Contrast detectie autofocus
Scherpstelfuncties: autofocus,
macrofunctie, panfocuss,
oneindigfunctie, handmatige
scherpstelling
AF gebied: Spot (puntmeten), multi
(multi-patroon)
Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)
Autofocus ........................ 40 cm –
Macro .............................. 10 cm – 50 cm
Oneindigfunctie ...............
Handmatig ....................... 10 cm
Bij het gebruik van de optische zoom
veranderen de hier boven
aangegeven waarden.
Beeld-
formaat
(beeld-
punten)
HQ
640
×
480
Normal
512
×
384
LP
320
×
240
Maximale
opnametijd
per
bestand
Totdat het
geheugen
vol is
Totdat het
geheugen
vol is
Totdat het
geheugen
vol is
Geschatte
datasnelheid
(beeldsnelheid)
10,2 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
6,1 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
2,45 megabits
per seconde
(15 beelden/
seconde)
Geschatte
opnametijd voor
het ingebouwde
geheugen
8,3 MB
6 seconden
11 seconden
27 seconden
Geschatte
opnametijd
voor SD
geheugenkaart
256 MB
3 minuten
en
16 seconden
5 minuten
en
27 seconden
13 minuten
en
34 seconden
APPENDIX
249
Ingebouwde flitser
Flitserfuncties .................. Automatische flitser, ON (aan), OFF
(uit), rode ogenreductie, milde flits
Flitsbereik ........................ Groothoek optische zoom
0,1 – 3,7 meter
Telefoto optische zoom:
0,6 – 1,9 meter
Doorlopende sluiter met flits
Groothoek optische zoom:
0,4 – 1,9 meter
Telefoto optische zoom:
0,6 – 1,0 meter
* ISO gevoeligheid: “Auto”
(automatisch)
* Hangt af van de zoomfactor.
Opnamefuncties ................ Snapshot (foto); audio snapshot (foto
met geluid); macro; zelfontspanner;
doorlopende sluiter; BEST SHOT
functie; film met geluid; spraakopname
• Audio opname is in mono.
Audio opnametijd
Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld
Spraakopname ................ Circa 25 minuten met ingebouwd
geheugen
Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld
Beeldscherm ...................... 2,5-inch TFT kleuren LCD
115.200 beeldpunten
(480
×
240 beeldpunten)
Belichtingsregeling
Lichtmeting ...................... Multi-patroon, centrum-georiënteerd
meten, puntmeten via de CCD
Belichting ......................... Programma AE
Belichtingscompensatie ... –2EV – +2EV (1/3EV eenheden)
Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter, mechanische
sluiter
Snapshotfunctie (automatisch): 1/2ste
– 1/2000ste seconde
De sluitersnelheid is anders bij de
volgende BEST SHOT scènes
Nachtscène: 4 – 1/2000 seconde
Vuurwerk: 2 seconden (vast)
Lensopening ...................... F3,1/4,4, automatische overschakeling
Door gebruik van de optische zoom
verandert de lensopening.
Witbalans ............................ Automatische witbalans, vast ingesteld
(6 functies), handmatig overschakelen
Gevoeligheid ...................... Foto’s: Auto, ISO 50, ISO 100,
ISO 200, ISO 400
De maximale gevoeligheid is ISO
800 als de BEST SHOT anti-
trilfunctie of het hoge
gevoeligheiddecor gebruikt wordt.
Films: Auto
Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drievoudige
zelfontspanner
APPENDIX
250
Zoeker ................................. Beeldscherm
Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok
Datum en tijd ................... Opgenomen met beelddata
Automatisch kalender ..... Tot 2049
Wereldtijd ........................ City (stad), Date (datum), Time (tijd),
Summer time (zomertijd), 162 steden
in 32 tijdzones
Ingangs/
uitgangsaansluitingen ...... USB/AV aansluiting
USB ..................................... Compatibel met USB 2.0 (Full-Speed)
Microfoon ........................... Mono
Luidspreker ........................ Mono
Spanningsvereisten
Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu
(NP-20)
×
1
Levensduur accu (naar schatting):
De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden
die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld
wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de
accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage
temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten.
Gebruiksduur van accu (benadering)
200 foto’s
230 minuten
100 minuten
230 minuten
Bewerking
Aantal foto’s (CIPA standaard)*
1
Doorlopende weergave van
Snapshots
*
2
Doorlopende filmopname*
3
Doorlopende spraakopname*
4
Ondersteunde accu: NP-20 (nominale capaciteit: 700mAh)
Opslagmedium: SD geheugenkaart
*1 Aantal foto’s (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke
30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen,
waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen
beelden uit- en weer ingeschakeld.
*2 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden
APPENDIX
251
*3 Geschatte tijd voor doorlopende filmopname zonder te zoomen.
*4 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname.
De bovenstaande waarden zijn gebaseerd op een nieuwe accu
met een volle lading. Herhaaldelijk opladen verkort de levensduur
van de accu.
De frequentie van het gebruik van de flitser, de zoom, autofocus
en de tijd dat de camera aan is, heeft een grote invloed op de
opnametijden en het aantal foto’s dat kan worden opgenomen.
Stroomverbruik .................. 3,7 V gelijkstroom, ca. 4,3 W
Afmetingen ......................... 95,2 (B)
×
60,6 (H)
×
19,8 (D) mm
(exclusief uitsteeksels; 16,2 mm bij het
dunste deel)
Gewicht ............................... ca. 118 g
(exclusief accu en accessoires)
Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-20);
Lithium-ion acculader (BC-11L);
Netsnoer; USB kabel, AV kabel;
Polsriem; CD-ROM; Basisreferentie
Oplaadbare lithium-ion accu (NP-20)
Nominale spanning ........... 3,7 V
Nominale capaciteit .......... 700 mAh
Bedrijfstemperatuur
Bereik .................................. 0°C – 40° C
Afmetingen ......................... 33 (B)
×
50 (H)
×
4,7 (D) mm
Gewicht ............................... ca. 16 g
Lithium-ion acculader (BC-11L)
Spanningsvereisten .......... 100 V – 240 V wisselstroom, 80 mA,
50/60 Hz
Uitgangsspanning ............. 4,2 V gelijkspanning, 600 mA
Oplaadtemperatuur ........... 5°C – 35°C
Oplaadbaar batterijtype .... Oplaadbare lithium-ion accu (NP-20)
Tijd tot volledig opladen .... Ca. 90 minuten
Afmetingen ......................... 55 (B)
×
86 (H)
×
20 (D) mm
(exclusief uitsteeksels)
Gewicht ............................... Ca. 58 g
B
CASIO COMPUTER CO.,LTD.
6-2, Hon-machi 1-chome
Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan
MA0608-B

Documenttranscriptie

D Digitale Camera EX-Z70 Gebruiksaanwijzing Gefeliciteerd met de aanschaf van dit CASIO product. • Voordat u het in gebruik neemt dient u eerst de voorzorgsmaatregelen in deze gebruiksaanwijzing aandachtig door te lezen. • Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een veilige plaats voor latere naslag. • Bezoek de officiële EXILIM website http://www.exilim.com/ voor de meest recentelijke informatie voor dit product. K817PCM1DKX INLEIDING INLEIDING Uitpakken Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel mogelijk contact op met de dealer. Camera CD-ROM Oplaadbare lithium-ion Accu (NP-20) Lithium-ion acculader (BC-11L) USB kabel Netsnoer * AV kabel 2 Polsriem * De vorm van de netstekker hangt af van het land waar de camera wordt aangeschaft. Basisreferentie INLEIDING Inhoud van het beeldscherm ..................................... 25 Inhoudsopgave 2 Opnamefunctie (REC) Weergavefunctie (PLAY) Veranderen van de inhoud van het beeldscherm INLEIDING Vastmaken van de polsriem ....................................... 30 Spanningsvereisten .................................................... 31 Uitpakken ..................................................................... 2 Opladen van de accu Inleggen van de accu Lege accu indicator Vervangen van de accu Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening In- en uitschakelen van de camera Configureren van de stroomspaarinstellingen Kenmerken ................................................................... 9 Voorzorgsmaatregelen ............................................... 12 17 25 27 29 SNELSTARTGIDS Laad de accu eerst op! .............................................. 17 31 34 36 37 38 41 42 Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 44 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen ........................................................... 18 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen ........................................................... 46 Opnemen van een beeld ............................................ 19 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 47 Bekijken van een opgenomen beeld .......................... 20 50 Wissen van een beeld ................................................ 20 21 Opnemen van een beeld ............................................ 50 VOORBEREIDINGEN Richten van de camera Opnemen van een beeld Gebruiken van de easy functie Voorzorgsmaatregelen voor het opladen Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 21 Algemene gids ........................................................... 22 Camera Lithium-ion acculader ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 22 24 50 51 55 57 Gebruiken van de zoom ............................................. 59 Optische zoom Digitale zoom 3 59 61 INLEIDING Gebruiken van de flitser ............................................. 63 Flitsereenheid status Veranderen van de flitssterkte instelling Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) Verminderen van de effecten van het bewegen van uw hand of het bewegen van het onderwerp ...... 94 65 66 66 Opnemen met een hogere gevoeligheid ................... 96 Opnemen van beelden van naamkaartjes en documenten (Business Shot) ..................................... 97 Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 68 Specificeren van de beeldgrootte .............................. 71 Voordat u met Business Shot gaat opnemen Gebruiken van de Business Shot instelling Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 72 98 98 Herstellen van een oude foto ..................................... 99 74 Voordat u probeert een oude foto te herstellen Opnemen van een oude foto OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Opnemen van een film ............................................. 102 Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 74 Gebruik van autofocus Gebruik van de macrofunctie Het gebruik van panfocus Gebruik van de oneindig-functie Gebruik van handmatig scherpstellen Gebruik van de scherpstelvergrendeling Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld Opnemen van een film 75 78 79 79 80 81 Toevoegen van geluid aan een snapshot Opnemen van spraak Camera instellingen van de REC (opname) functie ....................................................................... 112 85 Toewijzen van functies aan de [왗] en [왘] toetsen In- en uitschakelen van het in-beeld raster In- en uitschakelen van beeldcontrole Gebruik van icoonhulp Specificeren van de default instellingen bij inschakelen van de spanning Specificeren van de ISO gevoeligheid Selecteren van de meetfunctie Gebruiken van de filterfunctie Speciferen van de contourscherpte Gebruik van de doorlopende sluiter .......................... 87 88 88 88 Gebruiken van de BEST SHOT functie ..................... 89 Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling Wissen van een BEST SHOT functie gebruikersinstelling 106 107 Gebruiken van het histogram ................................... 109 Bijstellen van de witbalans ......................................... 84 Doorlopende sluiter met normale snelheid Doorlopende sluiter bij hoge snelheid Doorlopende sluiter met flits 103 104 Opnemen van audio ................................................. 106 Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 82 Handmatig configureren van de witbalans 99 100 91 92 94 4 112 113 114 114 115 117 118 120 120 INLEIDING Specificeren van kleurverzadiging Specificeren van het contrast Foto’s met datumafstempeling Terugstellen (reset) van de camera 124 121 121 122 123 Tonen van camerabeelden op een televisiescherm ........................................................ 148 Selecteren van het video-uitgangssysteem WEERGAVE 152 Elementaire weergavebediening ............................. 124 Weergave van een audio snapshot 150 WISSEN VAN BESTANDEN Wissen van een enkel bestand ................................ 152 125 Wissen van alle bestanden ...................................... 153 Inzoomen op het weergegeven beeld ...................... 126 Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 127 154 BEHEER VAN BESTANDEN Trimmen van een beeld ............................................ 128 Keystone correctie ................................................... 130 Mappen ..................................................................... 154 Het gebruiken van kleurherstelling om de kleuren van een oude foto te corrigeren .................. 131 Beschermen van bestanden .................................... 155 Geheugenmappen en -bestanden Beveiligen van een enkel bestand Beveiligen van alle bestanden Weergeven en bewerken van een film ..................... 133 Weergeven van een film Montage van een film Vastleggen van een stilbeeld van een film (MOTION PRINT) 133 134 154 155 156 Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 156 Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map Tonen van een bestand in de FAVORITE map Wissen van een bestand uit de FAVORITE map Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 138 Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 139 156 158 159 159 Tonen van het kalenderscherm ................................ 140 160 Spelen van een Slideshow (diashow) ...................... 141 Roteren van het displaybeeld .................................. 144 Configureren van de geluidsinstellingen ................. 160 Configureren van de geluidsinstellingen Instellen van het geluidsniveau van de bevestigingstoon Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 145 Heropnemen van het geluid ANDERE INSTELLINGEN 146 Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 147 5 160 160 INLEIDING Instellen van het geluidsniveau voor de weergave van films en audio snapshots Kopiëren van bestanden .......................................... 175 161 Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart Kopiëren van een specifiek bestand van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen Specificeren van een beeld voor het beginscherm ............................................................. 161 Specificeren van de bestandsnaam serienummer generatiemethode .................................................... 162 178 176 177 AFDRUKKEN VAN BEELDEN Instellen van de klok ................................................ 163 Selecteren van uw thuistijdzone Instellen van de huidige tijd en datum Veranderen van de datumopmaak 163 164 164 DPOF ........................................................................ 179 Configureren van de afdrukinstellingen voor een enkel beeld Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden Gebruiken van wereldtijd ......................................... 165 Tonen van het wereldtijdscherm Configureren van wereldtijdinstellingen 165 165 Datumafdruk Veranderen van de displaytaal ................................. 167 187 PRINT Image Matching III ........................................... 188 Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 168 Exif Print ................................................................... 188 Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies ...... 169 189 Formatteren van het ingebouwde geheugen ........... 170 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Gebruik van de camera met een Windows computer ................................................... 189 Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 172 Insteken van een geheugenkaart in de camera Vervangen van de geheugenkaart Formatteren van een geheugenkaart 181 Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT ................................................ 183 Bewerken de datum en de tijd van een beeld ......... 166 171 180 Gebruik van de camera met een Macintosh computer ................................................. 196 172 173 174 Gebruiken van een geheugenkaart om beelden over te schrijven naar een computer ......... 200 6 INLEIDING Geheugendata ......................................................... 201 DCF protocol Geheugenmapstructuur Door de camera ondersteunde beeldbestanden 220 201 202 203 APPENDIX Menureferentie ......................................................... 220 Indicator referentie ................................................... 223 205 Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 226 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver… Tonen van boodschappen Gebruik van de camera met een Windows computer ................................................... 205 Selecteer het software dat u nodig heft Systeemvereisten voor uw computer Beheren van beelden op een PC Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s Weergeven van een film Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Gebruikersregistratie Verlaten van de menu applicatie CA-32 USB slede/netadapter (optie) ....................... 234 Algemene gids Gebruik de USB slede om de accu op te laden Gebruik van de fotostandaardfunctie De USB slede gebruiken om beelden op een televisiescherm te tonen De USB slede gebruiken om beelden af te drukken De USB slede gebruiken om op een computer aan te sluiten Referentie voor de USB slede indicators 205 207 208 211 213 214 214 214 234 235 238 239 240 241 246 Technische gegevens ............................................... 247 Gebruik van de camera met een Macintosh computer ................................................. 215 Selecteer het software dat u nodig heft Systeemvereisten voor uw computer Beheren van beelden op een Macintosh Weergeven van een film Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Registreren als cameragebruiker 231 232 215 216 217 218 218 219 7 INLEIDING • Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk. • Windows, Internet Explorer, Windows Media en DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. • Macintosh en QuickTime zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. • MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon Technologies AG van Duitsland en onder licentie bij MultiMediaCard Association (MMCA). • Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in the US en/of andere landen. • Namen van andere fabrikanten, producten en diensten die gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of dienst merken zijn van anderen. • Photo Loader en Photohands zijn eigendom van CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en andere gerelateerde rechten van deze applicaties aan CASIO COMPUTER CO., LTD. BELANGRIJK! • The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder voorbehoud en kan zonder voorafgaande mededeling worden veranderd. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies voortvloeiend uit het gebruik van deze gebruiksaanwijzing. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot schadevergoeding door derden die voortvloeien uit het gebruik van of defecten aan de EX-Z70. • CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk gesteld worden voor schade of verlies door u of door derden door het gebruik van Photo Loader en/of Photohands. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het wissen van data als gevolg van een defect, reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er altijd voor een reservekopie te maken van belangrijke data op andere media om u in te dekken tegen verlies. • Merk op dat de voorbeeldschermen en productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing ietwat kunnen afwijken van de schermen en configuratie van de camera in werkelijkheid. 8 INLEIDING ■ LCD paneel Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van 99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet branden of ze blijven juist altijd branden. Kenmerken • 7,2 miljoen effectieve beeldpunten De CCD voorziet in een totaal van 7,41 miljoen beeldpunten voor beelden met een uitmuntende resolutie en detail. • 2,5-inch TFT LCD kleurenscherm ■ Door auteursrechten opgelegde beperkingen Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en audiobestanden zonder toestemming in overtreding met auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden aan derden via het internet zonder toestemming van de eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de wetgeving ten aanzien van auteursrechten en internationale verdragen. • 8,3 MB ingebouwd geheugen Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van een geheugenkaart. • Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY) inschakelen (pagina 41) ] (REC) of op de [ ] (PLAY) om de Druk op de [ camera in te schakelen en de gewenste functie in te schakelen. • easy functie (pagina 55) Dit attribuut elimineert problematische basisinstellingen. • 12X naadloze zoom (pagina 59) 3X optische zoom, 4X digitale zoom • Flitshulp (pagina 66) Dit attribuut compenseert wanneer de flitsintensiteit niet sterk genoeg is zodat beelden beter belicht worden. • Drievoudige zelfontspanner (pagina 68) De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal automatisch te werken. 9 INLEIDING • Automatische macrofunctie (pagina’s 76, 78) De automatische macrofunctie schakelt over naar de macrofunctie wanneer de afstand tussen de camera en het onderwerp korter is dan het automatische scherpstelbereik. • Beste shot (BEST SHOT) (pagina 89) Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen maken voor de scene die u selecteerde. Dit is de handige manier om instellingen snel en gemakkelijk te maken voor mooie foto’s. Nieuwe BEST SHOT voorbeelddecors omvatten o.a. instellingen voor hoge gevoeligheid en de anti-trilfunctie. De [BS] (BEST SHOT) toets voorziet directe toegang tot de BEST SHOT voorbeelddecors. • Snelsluiter (pagina 76) Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen (Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus). • Business Shot (pagina 97) De Business Shot instelling corrigeert automatisch rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes, documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen. • Selectie van het autofocusgebied (pagina 77) Wanneer de instelling “ Multi” (multi-patroon) wordt ingesteld voor het autofocus kader, neemt de camera negen metingen op verschillende punten en selecteert automatisch de beste. • Herstellen van een oude foto (pagina 99) U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die worden verstrekt door de moderne digitale cameratechnologie. • Drie doorlopende sluiterfuncties (pagina 87) Naast de doorlopende sluiter bij normale snelheid, kunt u ook de doorlopende sluiter bij hoge snelheid of de doorlopende sluiter met flits selecteren. • Filmopname met geluid (pagina 102) VGA grootte, met 30 beelden/seconde in Motion JPEG formaat • Audio Snapshot functie (pagina 106) Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die audio bevatten. 10 INLEIDING • Kalenderscherm (pagina 140) Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met een volledige maand weer op het beeldscherm van de camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont een thumbnail van het eerste bestand dat op die datum was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald bestand gemakkelijker en sneller. • Spraakopname (pagina 107) Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata. • Real-time RGB histogram (pagina 109) Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit te voren. • Sluit de camera aan op een TV en gebruik het beeld op het televisiescherm voor het opnemen en bekijken van beelden (pagina 148). • Keystone correctie (pagina 130) Met een eenvoudige bedieningshandeling kunt u keystone correctie aanbrengen, hetgeen nodig is wanneer u het beeld van een (school)bord of een poster vanuit een hoek opneemt. • Wereldtijd (pagina 165) Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in 32 tijdzones kiezen. • Kleurcorrectie (pagina 131) Neem gewoonweg het beeld van een oude foto op om de kleuren ervan te herstellen. • Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC (MultiMediaCard = multimedia kaart) voor geheugenuitbreiding (pagina 171) • Bewegende afdrukfunctie (MOTION PRINT) (pagina 138) Met deze functie worden bewegende beelden van een film in het geheugen opgeslagen waarvan stilbeelden worden gemaakt die geschikt zijn om te worden afgedrukt. • Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 179) Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de gewenste volgorde door gebruik te maken van een DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt worden voor het specificeren van beelden en hoeveelheden door professionele afdrukdienstverleningen. 11 INLEIDING • PictBridge en USB DIRECT-PRINT ondersteuning (pagina 183) Sluit direct aan op een printer die compatibel is met PictBridge of USB DIRECT-PRINT en u kunt beelden afdrukken zonder dit via de computer te doen. Voorzorgsmaatregelen ■ Algemene voorzorgsmaatregelen Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de EX-Z70 gebruikt. • PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 188) Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam. Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “camera” verwijzen naar de CASIO EX-Z70 digitale camera. • Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk. • Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of zelf reparaties uit te voeren. Als de interne hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO erkende onderhoudswerkplaats. • Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts. • Richt de flitser nooit op een persoon die een motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen. • Stuur beelden over naar een computer door gewoonweg de camera aan te sluiten (pagina’s 189, 196) • DCF data opslag (pagina 201) Het DCF (Design rule for Camera File system) data opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen camera en printers. • Bijgesloten met Photo Loader en Photohands (pagina’s 208, 211, 217) Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en vergemakkelijkt. 12 INLEIDING • Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er daarbij op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder daarna de accu uit de camera en/of de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties nooit zelf uit te voeren. • Trek de stekker van het netsnoer minstens eens per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de stekers en gevaar op brand met zich meebrengen. • Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera en/of haal de stekker van het netnoer uit het stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhoudswerkplaats. • Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij gebruik van de flitser dient de camera minstens één meter van de ogen van het onderwerp gehouden te worden. • Houd de camera uit de buurt van water en andere vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij de kust of op het strand, in de badkamer, enz. • Mocht een vreemd voorwerp of water de camera binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit. Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. 13 INLEIDING ■ Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen • Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan namelijk het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen. • Materiële schade en defecten van deze camera kunnen er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door ze over te sturen naar het geheugen van een PC. • Open nooit het accudeksel terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen van de camera. • Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisieonderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het bestandgeheugen. — Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart terwijl de camera zojuist bezig is met het opnemen van een beeld of toegang heeft tot het geheugen. — Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart terwijl de bedrijfsindicator nog groen aan het knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld heeft. — Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel terwijl het versturen van data plaatsvindt. — Lage batterijspanning — Andere abnormale omstandigheden ■ Test voor het gebruik dat de camera goed werkt! Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina 232). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak van de foutlezing te elimineren. Voordat u de camera gebruikt voor het maken van belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de resultaten naar wens zijn en de camera juist geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend. 14 INLEIDING ■ Voorwaarden voor juiste werking • Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt, dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben, verwijder dan de accu van de camera en laat het accudeksel voor enkele uren open. • Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen tussen 0°C en 40°C. • Gebruik de camera niet en berg hem niet op de volgende plaatsen op. — Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht. — Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of veel stof. — In de omgeving van airconditionings, kachels of andere plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen. — Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder wanneer deze in de zon geparkeerd staat. — Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen. ■ Stroomvoorziening • Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-20 om deze camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund. • Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok. De instellingen voor de datum en de tijd worden teruggesteld telkens wanneer via de accu voor ongeveer 30 uur geen spanning wordt toegevoerd aan de camera. Zorg er voor deze instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt onderbroken (pagina 163). • Probeer de accu nooit van de camera te ontkoppelen als deze ingeschakeld is. Hierdoor kan de camera beschadigd raken. Mocht u de accu toch per ongeluk verwijderen, plaats hem dan onmiddellijk terug in de camera en druk op de spanningstoets om de spanning opnieuw in te schakelen. ■ Condens • Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of op een andere manier blootstelt aan plotselinge veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op de inwendige componenten. Condens kan defectieve werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de camera blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen veroorzaken. 15 B INLEIDING ■ Lens ■ Beelden op het beeldscherm • Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt. • U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt niet op een defect van de camera. • De beelden die gewoonlijk op het beeldscherm verschijnen tijdens de beeldweergave zijn kleiner dan gewoonlijk waardoor u alle details van het werkelijke beeld niet kunt zien. Uw camera is voorzien van een beeldzoom (pagina 126) die u kunt gebruiken om het beeld op het beeldscherm te vergroten. U kunt dit attribuut gebruiken om bij belangrijke beelden controles ter plekke uit te voeren. ■ Onderhoud van uw camera ■ Overige • Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek. • Vingerafdrukken, vuil en andere ongewenste spullen op de flitser kunnen storing veroorzaken bij een juiste werking van de camera. Vermijd het aanraken van de flitser. Mocht de flitser toch vuil worden, veeg hem dan af met een zachte, droge doek. • Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek. • Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden. Dit duidt niet op een defect. 16 B SNELSTARTGIDS SNELSTARTGIDS Laad de accu eerst op! 1. Laad de oplaadbare lithium-ion accu (NP-20) op die meegeleverd wordt met de camera (pagina 31). 2. Leg de accu in de camera (pagina 1 34). 1 • Het kost ongeveer 90 minuten om de accu volledig op te laden. - T + 2 Stopnok 2 [CHARGE] indicator licht rood op tijdens het opladen. De [CHARGE] indicator gaat uit nadat het opladen is voltooid. 3 17 SNELSTARTGIDS Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen • Let erop det volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van beelden. Zie pagina 47 voor details. • Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of de klok met de volgende procedure, dan dient u het menu van de camera te gebruiken om instellingen van de taal (pagina 167) of de klok (pagina 163) afzonderlijk te veranderen. 1 1. Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen. 2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de gewenste taal te selecteren. 3. Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren. 4. Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. 5. Selecteer de gewenste stad m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 6. Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 7. Selecteer de gewenste datumformaatinstelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. [왖] [왗] [왘] [왔] [SET] 8. Stel de datum en de tijd in. 9. Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren en het instelscherm te verlaten. 18 SNELSTARTGIDS Opnemen van een beeld Zie pagina 50 voor details. 1. Druk op [ Automatische opname icoon ] (REC). • Hierdoor wordt de REC (opname) functie ingeschakeld. 2. Richt de camera op het onderwerp, gebruik het beeldscherm om het beeld te componeren en druk daarna de sluitertoets half in. 2 3 7 N 3 06/12 06 12/24 24 12:38 12 38 1 Scherpstelkader • Nadat de camera klaar is met het automatische scherpstellen wordt het scherpstelkader groen en licht de bedrijfsindicator groen op. 3. Houd de camera stil en druk de sluitertoets voorzichtig geheel in. Bedrijfsindicator Vergeet niet voordat u een in de handel verkrijgbare geheugenkaart in gebruikt neemt, de kaart eerst te formatteren met de formatteerprocedure van de camera. Zie pagina 174 voor het formatteren van een geheugenkaart. 19 SNELSTARTGIDS Bekijken van een opgenomen beeld Wissen van een beeld Zie pagina 124 voor details. Zie pagina 152 voor details. 1 1 2, 3, 4, 5 2 1. Druk op [ ] (PLAY). • Hierdoor wordt de PLAY (weergave) functie ingeschakeld. 2. Blader m.b.v. [왗] en [왘] door de beelden. 1. Druk op [ ] (PLAY). 2. Druk op [왔] ( ). 3. Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [왗] en [왘]. 4. Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [왖] en [왔]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de beeldwisfunctie te verlaten zonder iets uit te wissen. 5. Druk op [SET] om het beeld te wissen. 20 VOORBEREIDINGEN VOORBEREIDINGEN ■ Toetsbediening Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te doen voordat u daaraan gaat beginnen. De bediening van toetsen wordt aangegeven door de toetsnaam binnen haakjes ([ ]). ■ In-beeld tekst Betreffende deze gebruiksaanwijzing De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele aanhalingstekens (“ ”) omsloten. Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt. ■ Aanvullende informatie ■ Terminologie • BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan die u dient te weten om de camera op de juiste manier te gebruiken. • LET OP geeft informatie aan die handig is bij het bedienen van de camera. De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze gebruiksaanwijzing wordt gebruikt. Deze term wordt in deze gebruiksaanwijzing gebruikt: Betekenis: “camera” De CASIO EX-Z70 digitale camera “bestandgeheugen” De plaats waar de camera op het ogenblik beelden opslaat die u opneemt (pagina 51) “accu” De NP-20 oplaadbare lithiumion accu “digitale ruis” Kleine spikkels of “sneeuw” in het opgenomen beeld of op het beeldscherm waardoor het beeld er korrelig uitziet. 21 VOORBEREIDINGEN ■ Bestandgeheugen Algemene gids De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit kan één van de volgende drie locaties betreffen. De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera. Camera • Het ingebouwde geheugen van de camera • Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is • Een MultiMediaCard die in de camera geladen is ■ Voorkant Zie pagina 201 voor meer informatie aangaande hoe de camera beelden opslaat. 1 Sluitertoets 2 Spanningstoets 3 Zelfontspannerindicator 4 Microfoon 5 Lens 6 Flitser 12 34 6 5 22 VOORBEREIDINGEN ■ Achterkant 7 ■ Onderkant G Geheugenkaartsleuf H Stopnok I Accudeksel J Accuvak K USB/AV aansluiting L Statiefschroefgat 8 9 : A * Gebruik dit gat bij montage van een statief. M Luidspreker [왖] F B E D C [왗] [왘] [왔] [SET] G 7 Bedrijfsindicator 8 Zoomtoets 9 Polsriemring 0 [ ] (PLAY – weergave) toets A [ ] (REC – opname) toets B [왖][왔][왗][왘] toetsen C Insteltoets [SET] D [BS] (BEST SHOT) toets E [MENU] toets F Beeldscherm ML K J I 23 H VOORBEREIDINGEN Lithium-ion acculader 1 2 1 [CHARGE] (oplaad) indicator 3 2 Contactpunten 3 Netadapter 24 VOORBEREIDINGEN Inhoud van het beeldscherm Het beeldscherm houdt u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera. • Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera. Opnamefunctie (REC) ■ Indicators op het scherm 1 2 3 4 567 1 Flitserfunctie indicator 89 A B C D H G F E Panfocus Auto Flash (automatisch flitsen) Flash Off (flitser uit) 0 J I Macro (pagina 63) Flash On (flitser aan) Soft Flash (milde flits) Vermindering van het rode ogen effect • verschijnt tijdelijk wanneer u “Auto flash” (automatisch flitsen) selecteert als de flitsfunctie en verdwijnt daarna. • Als de camera signaleert dat de flitser gebruikt moet worden terwijl automatisch flitsen geselecteerd is, verschijnt de flitser aan indicator wanneer de sluitertoets halverwege wordt ingedrukt. 2 Scherpstelfunctie indicator (pagina 74) Autofocus 25 Oneindig Handmatig sherpstellen • verschijnt enkel kort en verdwijnt dan uit het display als u autofocus (automatisch scherpstellen) selecteert met de toetsaanpassingsfunctie (pagina 112). • AWB verschijnt enkel kort en verdwijnt dan uit het display als u Auto (automatisch) selecteert met de toetsaanpassingsfunctie (pagina 112). 4 Doorlopende sluiterfunctie (pagina 87) Geen 3 Witbalansindicator Doorlopende sluiter bij normale snelheid (pagina 84) AWB Doorlopende sluiter bij hoge snelheid Automatisch Doorlopende sluiter met flits Daglicht Bewolkt Schaduw Daglicht TL verlichting 5 Zelfontspanner (pagina 68) Geen Dagwit TL verlichting Gloeilamp Handmatig Enkele snapshot 10s 1-beeld Zelfontspanner 10 sec. 2s Zelfontspanner 2 sec. x3 Drievoudige zelfontspanner B VOORBEREIDINGEN 6 Opnametypes Automatische opname (Auto recording) BEST SHOT easy Film Spraakopname (Voice Recording) 7 Meetfunctie indicator (pagina 118) Geen Multi-patroon meten Centrum-georiënteerd meten Puntmeten 8• Snapshots: Beeldformaat (pagina 71) 9• Snapshots: Geheugencapaciteit (pagina’s 53, 247) • Films: Resterende opnametijd (pagina 104) 0• Snapshots: Beeldkwaliteit (pagina 72) F : Fijn N : Normaal E : Economisch • Films: Beeldkwaliteit (pagina 103) HQ : Hoge kwaliteit NORMAL : Normaal LP : Langzame snelheid A ISO gevoeligheid LET OP (pagina 117) • Bij een lensopening, sluitersnelheid of ISO gevoeligheid die buiten het bereik ligt, wordt de corresponderende waarde in het beeldscherm oranje. • Als de instelling van één van de volgende functies veranderd wordt, verschijnt een icoongids hulpboodschap (pagina 114) op het beeldscherm. U kunt icoonhulp uitschakelen als u dat wilt. Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner, opnametype, EV verschuiving B Lensopeningwaarde (pagina 53) C Sluitersnelheidwaarde (pagina 53) D Datum en tijd (pagina 166) E Tijdstempelindicator (pagina 122) F EV waarde (pagina 82) G Accucapaciteit (pagina 36) H Histogram (pagina 109) I Anti-trilindicator (pagina 94) J Scherpstelkader (pagina 52) • Scherpstellen voltooid: groen • Scherpstelstoring: rood 26 VOORBEREIDINGEN Weergavefunctie (PLAY) K 12 3 4 5 6 7 8 9 F E L D K Digitale zoomindicator (pagina 61) CB A 0 1 Weergavefunctie (PLAY) bestand type L Zoomindicator (pagina 61) Snapshot • De linkerkant geeft optische zoom aan. • De rechterkant geeft digitale zoom aan. Film Audio snapshot Spraakopname 2 Beeldbeveiligingindicator (pagina 155) 27 3 Mapnaam/bestandnaam (pagina 154) Voorbeeld: Wanneer een bestand dat CIMG0023.JPG heet opgeslagen is in een map die 100CASIO heet 100-0023 Mapnaam Bestandnaam 4 • Snapshots: Beeldkwaliteit (pagina 72) F : Fijn N : Normaal E : Economisch • Films: Opnametijd (pagina 104) VOORBEREIDINGEN 5• Snapshots: Beeldformaat (pagina 71) • Films: Beeldkwaliteit (pagina 103) HQ : Hoge kwaliteit NORMAL : Normaal LP : Langzame snelheid 6 ISO gevoeligheid (pagina 117) 7 Lensopeningwaarde (pagina 53) 8 Sluitersnelheidwaarde (pagina 53) 9 Datum en tijd (pagina 166) 0 Meetfunctie indicator (pagina 118) Multi-patroon meten Centrum-georiënteerd meten Puntmeten A Witbalansindicator BELANGRIJK! (pagina 84) AWB • Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond als het een beeld betreft dat opgenomen was met een ander model camera. Automatisch Daglicht Bewolkt Schaduw Daglicht TL verlichting Dagwit TL verlichting Gloeilamp Handmatig B Flitserfunctie indicator (pagina 63) Flash On (flitser aan) Flash Off (flitser uit) Soft Flash (milde flits) Vermindering van het rode ogen effect C Opnametypes Automatische opname, easy BEST SHOT D Accucapaciteit (pagina 36) E Histogram (pagina 109) F EV waarde (pagina 82) 28 B VOORBEREIDINGEN ■ Weergavefunctie (PLAY) Veranderen van de inhoud van het beeldscherm Telkens bij indrukken van [왖] (DISP) verandert de inhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven. ■ Opnamefunctie (REC) Indicators aan Indicators aan Histogram/details aan Histogram aan Indicators uit Indicators uit 29 VOORBEREIDINGEN BELANGRIJK! Vastmaken van de polsriem • Door indrukken van [왖] (DISP) zal de inhoud van het beeldscherm niet veranderen tijdens standby of opname van een audio snapshot. • U kunt het beeldscherm enkel m.b.v [왖] (DISP) uitschakelen wanneer de opnamefunctie (REC) ingeschakeld is bij spraakopname. U kunt het beeldscherm tijdens andere opnamefuncties niet uitschakelen. • Door indrukken van [왖] (DISP) tijdens de spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm (“indicators aan”) in- en uitgeschakeld. Door indrukken van [왖] (DISP) tijdens tonen van een spraakopnamebestand van de weergavefunctie (PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen “indicators aan” en “indicators uit”. • Bij afspelen van de inhoud van een spraakopnamebestand terwijl “indicators uit” geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer twee seconden nadat u op [SET] drukt om de weergave te starten donker worden. De spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave voltooid is. Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals aangegeven in de afbeelding. Polsriemring BELANGRIJK! • Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te voorkomen dat hij onverhoeds valt. • De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet voor andere toepassingen. • Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond te zwaaien. 30 VOORBEREIDINGEN Opladen van de accu Spanningsvereisten Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu (NP-20) van stroom voorzien. 1. Zet de accu met de positieve en negatieve aansluitingen op de juiste wijze op hun plaats en plaats dan de lithium-ion accu op de acculader. De accu is niet volledig opgeladen wanneer u de camera na aanschaf voor de eerste maal in gebruik neemt. U dient de accu dus op te nemen voordat u de camera voor de eerste maal in gebruik neemt. - T + • Zorg ervoor dat de positieve en negatieve contactpunten in de juiste richting wijzen en monteer dan de accu op de acculader. Merk op dat de accu niet goed opgeladen wordt als hij niet correct aangebracht is op de acculader. 31 VOORBEREIDINGEN 2. Steek de stekker van de acculader in het LET OP stopcontact. • De meegeleverde acculader is ontworpen voor het gebruik met een voedingsbron met een wisselspanning tussen 100V en 240V en 50/60Hz. Dit betekent dat de acculader in verschillende landen rond de wereld kan worden gebruikt. Merk echter op dat u problemen kunt ondervinden met het weerstandvoltage van het netsnoer en met de configuratie van de netstekkers in bepaalde gebieden. Voordat u de acculader probeert te gebruiken in een ander land dient u eerst met het reisbureau het plaatselijke lichtnet te checken. • Hierdoor gaat de [CHARGE] (oplaad) indicator rood oplichten. • Het opladen duurt ongeveer 90 minuten. [CHARGE] (oplaad) indicator Acculader Netsnoer 32 B VOORBEREIDINGEN 3. De [CHARGE] indicator gaat uit wanneer het BELANGRIJK! opladen voltooid is. • Als de accu of de acculader bijzonder heet of koud wordt wanneer u begint met opladen of als deze heet worden tijdens het opladen, dan zal de acculader in standby gaan staan hetgeen aangegeven wordt wanneer de oplaadindicator [CHARGE] uitgaat. Het opladen wordt voortgezet wanneer de temperatuur terugkeert binnen het toelaatbare temperatuurbereik hetgeen aangegeven wordt wanneer de oplaadindicator [CHARGE] rood oplicht. • Wanneer een accu opgeladen wordt terwijl ze nog steeds warm is juist na afnemen van de camera kan er toe leiden dat deze slechts gedeeltelijk wordt opgeladen. Geef de accu tijd om af te koelen voordat u deze gaat opladen. • Accu’s lopen langzamerhand leeg zelfs als u ze in de camera laat zitten zonder ze op te laden. Hierom wordt het aanbevolen dat u accu’s oplaadt juist voordat u ze nodig heeft. • Het opladen van de camera accu kan storing veroorzaken bij de ontvangst van televisie en radio. Is dit het geval steek de stekker van de oplaadeenheid dan in een stopcontact dat zich verder weg bevindt van de televisie of de radio. • Vuile contactpunten van de oplader en/of accu aansluitingen kunnen opladen in het geheel onmogelijk maken. Veeg de contactpunten en aansluitingen van tijd tot tijd af met een droge doek om ze schoon te houden. 4. Trek de stekker van de acculader uit het stopcontact en verwijder de accu nadat het opladen voltooid is. • Trek de stekker van de acculader altijd uit het stopcontact en verwijder de accu wanneer u de eenheid niet gebruikt voor het opladen. 33 VOORBEREIDINGEN 2. Houd de stopnok in de richting van de pijl Inleggen van de accu terwijl u de accu met het EXILIM logo naar boven (in de richting van het beeldscherm) in de camera schuift. 1. Schuif het accudeksel aan de onderkant van de camera, in de door de pijl aangegeven richting en open het dan. Stopnok NP-20 (–) markering • Druk tegen de onderkant van de accu en let er op dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt. 34 VOORBEREIDINGEN ■ Als de camera niet normaal werkt 3. Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens in de door de pijl aangegeven richting. Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit. 1. Verwijder de accu uit de camera en controleer of de contactpunten van de accuaansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval zijn, veeg deze dan af met een droge doek. 2. Controleer dat het netsnoer stevig BELANGRIJK! aangesloten is op het stopcontact en op de acculader. • Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-20 om deze camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund. • Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw voordoen nadat u de bovenstaande stappen heeft ondernomen, neem dan contact op met een CASIO erkende onderhoudswerkplaats. 35 VOORBEREIDINGEN ■ Tips om de lading van de accu langer te laten meegaan Lege accu indicator Hieronder wordt aangegeven hoe de accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van deze indicators verschijnt. Accuniveau Hoog • Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het opnemen, selecteer dan (flitser uit) als de flitserfunctie. Zie pagina 63 voor meer informatie. • Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie (Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 42) in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te schakelen. Laag Indicator BELANGRIJK! • Zie pagina 250 voor informatie betreffende de levensduur van de batterijen. • Doordat er andere stroomvereisten zijn voor de verschillende functies kan de accucapaciteitsindicator indicator een lager niveau aangeven tijdens de weergavefunctie (PLAY) dan tijdens de opnamefunctie (REC). Dit is normaal en duidt niet op een defect. 36 VOORBEREIDINGEN 3. Laat de stopnok los en trek de accu uit de Vervangen van de accu camera. 1. Open het accudeksel. • Let erop dat u de accu niet laat vallen. 4. Leg een nieuwe accu in de camera (pagina 34). 2. Trek de stopnok in de door de pijl aangegeven richting. • Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen. Stopnok 37 VOORBEREIDINGEN • Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op oververhitting, brand en ontploffing met zich mee brengen. — Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander toestel van stroom te voorzien dan deze camera. — Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter bij open vuur. — Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot aan hoge temperaturen. — Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en – polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt of aan de oplader koppelt. — Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood, enz.). — Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en stel hem niet bloot aan harde stoten. — Dompel de accu nooit onder in water. — Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in het directe zonlicht, en een auto die in de zon geparkeerd staat of op een andere laats waar de temperatuur hoog is. Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het hanteren van de accu en de acculader. ■ Voorzorgsmaatregelen voor de accu ● VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt. LET OP • De term “accu” in deze gebruiksaanwijzing slaat op de CASIO NP-20 oplaadbare lithium-ion accu. • Gebruik om de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-20 op te laden enkel de acculader (BC-11L) die met de camera meegeleverd wordt of de los verkrijgbare USB slede (CA-32). Gebruik nooit andere oplaadtoestellen. 38 VOORBEREIDINGEN ● VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET GEBRUIK • Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de camera of oplader en houd hem uit de buurt van open vuur: — Lekken van vloeistof — Afgeven van een vreemde geur — Afgeven van hitte — Verkleuren van de accu — Vervormen van de accu — Andere abnormale omstandigheden bij de accu • Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de hand werken. • Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen, dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen. Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater en raadpleeg daarna uw arts. • Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen, zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze de accu inderdaad op de juiste manier behandelen. • Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie. • Deze lithium-ion accu is enkel bedoeld voor gebruik met een CASIO digital camera. Zie de gebruiksaanwijzing van de camera voor nadere details over met welke cameramodellen deze accu kan worden gebruikt. • Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is. Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de oorzaak van zijn dat het opladen langer dan gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om de accu (volledig) op te laden. • Hoewel de feitelijke levensduur van accu’s afhangt van de omgeving waarin ze worden gebruikt, kunt u de verwachting koesteren dat ze ongeveer 500 maal kunnen worden opgeladen voordat ze aan vervanging toe zijn. • Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem door een nieuwe. • Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu veroorzaken en leiden tot defecten. 39 VOORBEREIDINGEN ■ Voorzorgsmaatregelen voor de acculader ● VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET OPBERGEN • Steek de stekker van de acculader nooit in een stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op de acculader aangegeven voltage. Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten en elektrische schok met zich meebrengen. • Steek de acculader nooit in het stopcontact of haal hem er nooit uit met natte handen Dit kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich meebrengen. • Steek de acculader niet in een stopcontact of verlengsnoer dat gedeeld wordt met andere apparaten. Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten en elektrische schok met zich meebrengen. • Tijdens het gebruik kan de acculader ietwat warm worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect. • Trek de acculader uit het stopcontact wanneer u hem niet gebruikt. • Let er op dat de acculader zich altijd op een vlakke en stabiele ondergrond bevindt wanneer u hem gebruikt voor het opladen. • Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in de camera blijven zitten dan zal hij kleine hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of de mogelijkheid dat het laden voor het volgende gebruik langer duurt. • Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of lager). ● GEBRUIK VAN DE ACCU • Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in opgeladen toestand in de digitale camera te houden of op te bergen in de doos. 40 VOORBEREIDINGEN LET OP In- en uitschakelen van de camera • Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te schakelen wordt de opnamefunctie (REC) ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY). • Door tijdens de opnamefunctie (REC) op [ ] (PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer 10 seconden na het overschakelen naar de andere functie ingetrokken. ■ Inschakelen van de camera Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ] (PLAY) toets. De bedrijfsindicator licht even groen op waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te schakelen. Om deze functie in te schakelen bij het starten: Druk deze toets in om de camera in te schakelen: REC (opname) Spanningstoets of [ (opname) toets PLAY (weergave) [ BELANGRIJK! ] (REC) • Als de spanning van de camera uitvalt door de automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te schakelen. • Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC) toets te drukken om de camera in te schakelen zal de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand. ] (PLAY) (weergave) toets Spanningstoets Bedrijfsindicator [ ] (PLAY) (weergave) [ ] (REC) (opname) 41 VOORBEREIDINGEN ■ Uitschakelen van de camera Configureren van de stroomspaarinstellingen Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen. U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren om accustroom te besparen. LET OP • U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie “Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies” op pagina 169 voor details. Sluimer (Sleep) : Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens de opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets drukt. Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) : Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd. 1. Schakel de camera in. 2. Druk op [MENU]. 3. Gebruik [왗] en [왘] om de “Set Up” (instelling) tab te selecteren. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de functie te selecteren waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op [왘]. 42 VOORBEREIDINGEN ● Zie “Gebruik van de in-beeld menu’s” (pagina 44) voor informatie hoe de menu’s worden gebruikt. Configureren van deze functie: Selecteer deze instelling: Sleep (sluimer) Sleep (sluimer) Auto Power Off (automatische stroomonderbreker) Auto Power Off (automatische stroomonderbreker) • De automatisch stroomonderbreker en de sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen. — Wanneer de camera aangesloten is op een computer of een ander toestel — Tijdens het weergeven van een stemopnamebestand — Terwijl een film opgenomen wordt — Tijdens het weergeven van een film 5. Verander m.b.v. [왖] en [왔] de momenteel geselecteerde instelling en druk daarna op [SET]. • Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar: “30 sec”, “1 min”, “2 min” en “Off” (uit). • Er zijn drie automatisch stroomonderbreker instellingen beschikbaar: “2 min” en “5 min”. • Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de weergavefunctie (PLAY). • Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is. 43 VOORBEREIDINGEN 2. Druk op [MENU]. Gebruik van de in-beeld menu’s [MENU] Bij indrukken van de [MENU] toets worden menu’s verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen. Het menu dat verschijnt hangt af van of de opnamefunctie (REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu dat gebruikt wordt tijdens de opnamefunctie (REC). 1. Druk op de Selectiecursor (toont het momenteel ingestelde item) Tab [왖] [왘] [왗] [왔] Spanningstoets [SET ] spanningstoets of op [ ] (REC). • Wilt in in plaats daarvan de weergavefunctie (PLAY) inschakelen, druk dan op [ ] (PLAY) (weergave). [ ][ ] 44 Instellingen VOORBEREIDINGEN ● Bediening van het menubeeldscherm Wanneer u dit wilt doen: Doe dit: Beweeg heen en weer tussen tabs Druk op [왗] en [왘]. Beweeg van de tab naar de instellingen Druk op [왔]. Beweeg van de instellingen naar de tab Druk op [왖]. Beweeg heen en weer tussen instellingen Druk op [왖] en [왔]. Toon de opties die beschikbaar zijn voor de instelling Druk op [왘] of druk op [SET]. Selecteer een optie Druk op [왖] en [왔]. Voer de instelling uit en verlaat het menuscherm Druk op [SET]. Voer de instelling uit en ga terug naar de tabselectie Druk op [왗]. Verlaat het menubeeldscherm. Druk op [MENU]. 3. Druk op [왗] of [왘] om de gewenste tab te selecteren en druk daarna op [SET] om de selectiecursor van de tab naar de instellingen te verplaatsen. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de functie te selecteren waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op [왘]. • In plaats van [왘] kunt u ook op [SET] drukken. Voorbeeld: om het “Focus” item (sherpstellen) te selecteren. 5. Gebruik [왖] en [왔] om de momenteel geselecteerde instelling te veranderen. 45 VOORBEREIDINGEN 6. Voer één van de volgende handelingen uit om Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen de geconfigureerde instellingen toe te passen. Om dit te doen: Voer deze toetsbediening uit: Pas de instelling toe en verlaat het menuscherm. Druk op [SET]. Pas de instelling toe en ga terug naar de functieselectie in stap 4*. Druk op [왗]. Pas de instelling toe en ga terug naar de tabselectie in stap 3. 1. Druk op [왗]. 2. Gebruik [왖] om terug te gaan naar de tabselectie. Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te nemen. • • • • Displaytaal Thuisstad Datumstijl Datum en tijd Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz. * Bij indrukken van [왗] tijdens de gemakkelijke functie (pagina 55) wordt de instelling uitgeoefend en het instelscherm verlaten zonder terug te gaan naar de functieselectie in stap 4. BELANGRIJK! • Worden beelden opgenomen zonder eerst de klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u de camera gebruikt. BELANGRIJK! • Zie “Menureferentie” op pagina 220 voor meer informatie aangaande menu’s. • Door inschakelen van de gemakkelijke functie (pagina 55) wordt de inhoud van het display veranderd naar vier menu items elk met letters van een groter formaat. De gemakkelijke functie toont ook eenvoudige in-beeld hulp. 46 VOORBEREIDINGEN • Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de camera instellingen voor de datum en tijd bij voor ongeveer 30 uur als de camera niet van stroom wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen stroom wordt toegevoerd aan de camera. — Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de camera verwijderd is • Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt op het beeldscherm de volgende maal dat u de camera inschakelt nadat de instellingen voor de datum en tijd gewist zijn. Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen voor de datum en tijd opnieuw. • Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of de klok met de volgende procedure, dan dient u het menu van de camera te gebruiken om instellingen van de taal (pagina 167) of de klok (pagina 163) afzonderlijk te veranderen. • De tijd- en datuminstelling wordt gebruikt door de tijdafstempelingfunctie en de DPOF datumafstemeping (pagina’s 122, 179). Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 1. Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC) of [ ] (PLAY) toets om de camera in te schakelen. 2. Gebruik [왖], [왔], [왗], en [왘] om de gewenste taal te selecteren en druk dan op [SET]. : Japans English : Engels Français : Frans Deutsch : Duits Español : Spaans Italiano : Italiaans Português : Portugees : Chinees (complex) : Chinees (vereenvoudigd) : Koreaans 47 VOORBEREIDINGEN 3. Gebruik [왖], [왔], [왗], 6. Gebruik [왖] en [왔] en [왘] om het geografische gebied te selecteren waar u woont en druk daarna op [SET]. om de gewenste instelling voor het datumformaat en druk daarna op [SET]. 4. Gebruik [왖] en [왔]om Voorbeeld: 24 december, 2006 de naam van stad waar u woont te selecteren en druk dan op [SET]. 5. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste zomertijdinstelling (DST) te selecteren en druk dan op [SET]. Wanneer u dit wilt doen: Selecteer deze instelling: Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd (DST = Daylight Saving Time) On (aan) Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd Off (uit) 48 Om de datum zo te tonen: Selecteer deze opmaak: 06/12/24 YY/MM/DD 24/12/06 DD/MM/YY 12/24/06 MM/DD/YY VOORBEREIDINGEN 7. Stel de huidige datum en tijd in. Om dit te doen: Doe dit: Verander de instelling bij de huidige plaats van de cursor Druk op [왖] en [왔]. Verplaatsen van de cursor tussen instellingen Druk op [왗] en [왘]. Overschakelen tussen de 12-uur en de 24-uur tijdaanduiding. Druk op [BS]. 8. Druk op [SET] om de instellingen te registreren en verlaat daarna het instelbeeldscherm. 49 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het opnemen van een beeld. BELANGRIJK! • Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg zitten van de flitser, microfoon, zelfontspannerindicator of de lens. Opnemen van een beeld Flitser Richten van de camera Gebruik beide handen om de camera stil te houden wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt. • Horizontaal • Verticaal Zelfontspannerindicator Microfoon Houd de camera met beide handen stil met uw armen stevig tegen uw linkeren rechterzijde gedrukt. Lens Gebruikt u de camera verticaal, houd hem dan vast met de flitser boven de lens. Houd de camera met beide handen stil. 50 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • Er bevindt zich een luidspreker aan de onderkant van de camera. Het geluid tijdens werking en andere geluiden zullen moeilijk te horen zijn als u de luidspreker afdekt met uw hand terwijl u de camera vasthoudt. Opnemen van een beeld Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als die zich in de camera bevindt. • Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 171) wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen. Na het aanschaffen van een geheugenkaart dient u niet te vergeten deze eerst in de camera te steken en daarna te formatteren voordat u probeert hem te gebruiken (pagina 174). Luidspreker LET OP • Als u de camera beweegt terwijl u op de sluitertoets drukt of terwijl autofocus uitgevoerd wordt (wanneer u de sluiter half indrukt) kan dit leiden tot een beeld dat onscherp is. Druk zorgvuldig op de sluitertoets. Het is in het bijzonder van belang wanneer de belichting laag is waardoor de sluitersnelheid langzamer wordt. 51 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 1. Druk op de spanningstoets of op de [ 2. Zet het beeld op het ] (REC) toets om de camera in te schakelen. beeldscherm zo op dat het hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt. Spanningstoets [ • Het scherpstelbereik van de camera hangt af van de scherpstelfunctie die u gebruikt (pagina 74). ] • Hierdoor verschijnen het beeld en de automatische opname icoon ( ) op het beeldscherm en wordt de op dat moment geselecteerde opnamefunctie ingeschakeld. Mocht de automatische opname icoon ( ) niet getoond worden, volg dan de procedure op pagina 89 om het “Auto” decor te selecteren. Hierdoor zou de automatische opname icoon moeten verschijnen. • Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij inschakelen van de camera verschijnt de boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden) als u nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval ] (REC) toets om de op dat zijn druk dan op de [ moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te schakelen. 52 Automatische opname icoon 7 3 N 06/12 06 12/24 24 12:38 12 38 Scherpstelkader ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ● Werking van de bedrijfsindicator en het scherpstelkader 3. Druk de sluitertoets halverwege in om op het beeld scherp te stellen. • Bij halverwege indrukken van de sluitertoets stelt de autofocus functie van de camera automatisch scherp op het beeld en worden de sluitersnelheidwaarde, de lensopeningwaarde en de ISO gevoeligheid getoond. • U kunt controleren of scherpgesteld is op het beeld door naar het scherpstelkader en de bedrijfsindicator te kijken. Sluitertoets Wanneer u dit ziet: Dat betekent dit: Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator Er is scherpgesteld op het beeld. Rood scherpstelkader Groene bedrijfsindicator knippert Er is niet scherpgesteld op het beeld. • Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en iconen om u op de hoogte te houden van de status van de camera. Bedrijfsindicator Doorlopende sluiterfunctie Witbalans Scherpstelfunctie Zelfontspanner Opnametypes Meetfunctie indicator Geheugencapaciteit (Snapshots) Flitserfunctie Beeldkwaliteit (Snapshots) Beeldgrootte (Snapshots) Datum en tijd EV verschuiving ISO gevoeligheid Lensopeningwaarde*1 Sluitersnelheidwaarde*2 53 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME *1 De grootte van de opening (lensopening) om licht door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere waarde voor de lensopening geeft een kleinere opening aan waardoor licht kan komen. De camera stelt deze instelling automatisch bij. *2 De hoeveelheid tijd dat de sluiter open blijft om licht door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere waarde voor de snelheid geeft aan de sluiter langer opent blijft staan wat inhoudt dat de CCD door meer licht wordt bereikt. De camera stelt deze instelling automatisch bij. BELANGRIJK! • Wanneer de “Quick Shutter” (snelsluiter) instelling ingeschakeld is bij de opnametab (REC) (pagina 76), neemt de camera onmiddellijk het beeld op zonder te wachten totdat autofocus uitgevoerd wordt wanneer u de sluitertoets geheel indrukt zonder tussentijds te pauzeren. Dit helpt u er bij om een beeld op te nemen op het precieze moment dat u dat wilt. 4. Na u ervan te hebben overtuigd dat scherp is afgesteld op het beeld, drukt u de sluitertoets geheel in om te gaan opnemen. • Het aantal beelden dat u kunt opnemen hangt af van de instellingen die u gebruikt voor de beeldgrootte en de beeldkwaliteit (pagina’s 71, 72, 247). Sluitertoets 54 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 6. Druk de sluitertoets halverwege in om op het Gebruiken van de easy functie beeld scherp te stellen. De easy functie elimineert problematische basisinstellingen. Deze functie wordt aanbevolen voor diegenen die nog niet goed bekend zijn met digitale beeldopname. • Het scherpstelkader wordt groen en de bedrijfsindicator gaat groen branden wanneer het scherpstellen voltooid is. 7. Zorg er voor dat goed scherpgesteld is en 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op druk de sluitertoets vervolgens geheel in om op te nemen. [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [왗] en [왘]. 3. Selecteer “easy Mode” (gemakkelijke functie) m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. 4. Selecteer “On” (aan) d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. • Hierdoor wordt de easy functie ingeschakeld en verschijnt “ ” in het beeldscherm. 5. Voer samenstelling van het beeld uit op het beeldscherm zodat het onderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt. 55 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Gebruiken van het easy Menu 2. Selecteer het gewenste menu item d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. Het easy menu bevat instellingen voor flitser (Flash), de zelfontspanner (Self-timer) en de beeldgrootte (Image Size), plus een item om het easy functie te verlaten (Exit Menu). • Terwijl de easy functie ingeschakeld is, zijn alle andere instellingen (behalve de Self-timer (zelfontspanner), Image Size (beeldgrootte) en easy Mode (easy functie)) op het opname (REC) indextabmenu (pagina 220) en het kwaliteit (Quality) indextabmenu (pagina 221) vastgezet op hun vooringestelde optimale waarden. Instellingen die u eventueel configureert bij deze indextabs worden niet gebruikt in de easy functie. • Om het Set Up (instellen) indextabmenu (pagina 221) te gebruiken dient u de easy functie uit te schakelen. Selecteer hiertoe het “easy Mode” item in stap 2 van de volgende procedure en selecteer vervolgens (uit) in stap 3. Daarna kunt u het Setup indextabmenu gebruiken zoals u dat gewoonlijk doet. 3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. Menu item: Verkrijgbare instellingen: Flash (Automatisch flitsen) / (Flitser) (Flitser aan) / Self-timer (10-seconde zelfontspanner) / (Zelfontspanner) (Uit) Image Size (Beeldgrootte) easy Mode (gemakkelijke functie) Exit Menu (menu verlaten) / (Flitser uit) / (aan) / (uit) Om het easy menu te verlaten * De onderstreepte items geven de oorspronkelijke default instellingen aan. 1. Druk op [MENU]. • Het easy menu laat de tekst groter zien dan bij de standaard menu’s. • Zie de volgende hoofdstukken voor volledige details aangaande de instellingen van “Flash” (flitser), “Selftimer” (zelfontspanner) of “Image Size” (beeldformaat). — Gebruiken van de flitser (pagina 63) — Gebruiken van de zelfontspanner (pagina 68) — Specificeren van de beeldgrootte (pagina 71) 56 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • Hieronder volgen de instellingen die u kunt selecteren voor de “easy Mode” (gemakkelijke functie). Om dit te doen: Voorzorgsmaatregelen voor het opladen ■ Opname voorzorgsmaatregelen • Open het accudeksel nooit terwijl de bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan de camera zelf defect raken. • Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld opgenomen wordt op de geheugenkaart. • TL-verlichting knippert met een frequentie die niet waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de helderheid of kleuren van de opgenomen beelden. • De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto” (automatisch) is geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 117). Dit kan de oorzaak vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van relatief slecht belichte voorwerpen. • De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een snellere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 117). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld heeft (pagina 63). Selecteer deze instelling: In de “easy Mode” (gemakkelijke functie) blijven zonder over te schakelen naar een ander opnametype (aan) Overschakelen van van de “easy Mode” (gemakkelijke functie) naar een standaard opnametype (uit) • In-beeld pop-up helptekst voorziet in een korte verklaring van elke instelling. 57 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Aangaande autofocus • Helder licht dat op de lens valt kan er de oorzaak van zijn dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen tegen het felle licht. • Bij het volgende types onderwerpen kan het moeilijk of zelfs onmogelijk zijn om scherp te stellen. — Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast — Onderwerpen met sterk tegenlicht — Bijzonder glimmende onderwerpen — Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich horizontaal repeteren. — Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende afstanden van de camera bevinden — Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen — Bewegende onderwerpen — Onderwerpen buiten het bereik van de camera • Het kan moeilijk of onmogelijk zijn om goed scherp te stellen als de camera bewogen wordt. • Merk op dat een groene bedrijfsindicator en het scherpstelkader niet garanderen dat het resulterende beeld scherp zal zijn. • Als de autofocus om één of andere reden de gewenste resultaten niet produceert, probeer dan scherpstelvergrendeling (pagina 81) of handmatige scherpstelling (pagina 80). 58 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie (REC) Gebruiken van de zoom Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de camera configureren om digitale zoom zonodig uit te schakelen. • Het tijdens de opnamefunctie (REC) op het beeldscherm getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld wordt opgenomen overeenkomstig de beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter detail dan het schermbeeld tijdens de opnamefunctie (REC). • Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm. • Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina 102). Optische zoom Het optische zoombereik is 1X tot 3X 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de zoomtoets om de zoomfactor te veranderen. 59 Zoomtoets ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te doen: Zoom uit voor een breder beeld (de hoofdonderwerpen worden kleiner) (Groothoek) Zoom in voor een beeld dat dichterbij is (de hoofdonderwerpen worden groter) (Telefoto) Uitzoomen LET OP Druk op deze kant van de zoomtoets: • De optische zoomfactor heeft ook invloed op de lensopening. • Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken van de telefotostand (inzoomen). • Wanneer u tijdens opname met de autofocusfunctie, de macrofunctie of handmatig scherpstellen een optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm om u het scherpstelbereik mee te delen (pagina’s 75, 78, 80). • De optische zoom werkt niet tijdens een filmopname. De digitale zoom is wel beschikbaar. Let erop dat u de optische zoominstelling selecteert die u wilt gebruiken voordat u op de sluitertoets drukt om de filmopname te starten (pagina 102). Inzoomen 2. Voer beeldcompositie uit en druk dan op de sluitertoets. 60 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom Digitale zoom De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X – 12X (in combinatie met optische zoom). 1. Houd tijdens de Digitale zoomindicator opnamefunctie (REC) de telefoto ( ) zijde van de zoomtoets ingedrukt. BELANGRIJK! • Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking manipuleert de camera de beelddata om het midden van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met digitale zoom er groffer uit dan het origineel. • Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time” (datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 122). • Hierdoor verschijnt de zoomindicator in de display. Zoomindicator 2. Bij het bereiken van het optische/digitale overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer. Optisch zoombereik 1X Digitaal zoombereik 3X 12X Zoomaanwijzer Optisch/digitaal overschakelpunt • Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is (pagina 62). Het digitale zoomindicator wordt niet getoond wanneer de digitale zoomfunctie is uitgeschakeld. 61 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ In- en uitschakelen van de digitale zoomfunctie 3. Laat de zoomtoets even los, houd nogmaals de telefoto ( ) kant ingedrukt om de zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te verplaatsen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. • De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de ) zoomtoets los en houd nogmaals de groothoek ( kant ingedrukt om de zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te verplaatsen. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [왗] en [왘]. 3. Selecteer “Digital Zoom” (digitale zoomfunctie) m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. 4. Voer compositie uit van het beeld en druk op de sluitertoets. 4. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Inschakelen van de digitale zoomfunctie On (aan) Uitschakelen van de digitale zoomfunctie Off (uit) • Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven door de zoom indicator wanneer de digitale zoomfunctie uitgeschakeld is. 62 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Gebruiken van de flitser Om dit te doen: Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te selecteren die u wilt gebruiken. • Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder gegeven. Groothoek optische zoom : Ca. 0,1 – 3,7 meter (ISO gevoeligheid: Auto (automatisch)) Telefoto optische zoom : Ca. 0,6 – 1,9 meter (ISO gevoeligheid: Auto (automatisch)) * Hangt af van de zoomfactor. Laat de flitser automatisch flitsen wanneer dit nodig is (Auto Flash - automatisch flitsen).* Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser uit). Altijd flitsen (Flash On - flitser aan). Gebruik altijd milde flits ongeacht de belichtingsomstandigheden (Soft Flash milde flits) Voer een voorflits uit gevolgd door beeldopname met flits, hetgeen het gevaar op rode ogen in het beeld reduceert (rode ogen-effect vermindering). In dit geval flitst de flitser automatisch wanneer dat nodig is. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [왔] ( ). • Telkens bij indrukken van [왔] ( ) wordt naar de volgende instelling van de flitserfunctie doorgegaan zoals aangegeven in het beeldscherm hieronder. * verschijnt tijdelijk wanneer u “Auto” (automatisch) selecteert als de flitsfunctie en verdwijnt daarna. 2. Druk op de sluitertoets om het beeld op te Flitserfunctie indicator nemen. [ 왔] ( Selecteer deze instelling: ) 63 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Flitser aan (Flash On) BELANGRIJK! • De flitsereenheid van deze camera flists een aantal malen bij het opnemen van een beeld. De aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de camera informatie inwint die nodig is voor de belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt totdat de camera de sluiter ontspant. • Door de flitser te gebruiken terwijl “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de ISO gevoeligheidsinstelling wordt de gevoeiligheid verhoogd waardoor grote hoeveelheden digitale ruis in beeld kunnen verschijnen. U kunt de digitale ruis reduceren door een lagere instelling voor de ISO gevoeligheid te reduceren. Merk echter op dat dit ook als nevenwerking het verkorten van het flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt door de flitser) heeft (pagina 117). Selecteer (flitser aan) als de flitserfunctie wanneer het onderwerp er donker uitziet ten opzichte van de achtergrond zelfs als er genoeg licht aanwezig is zodat de flitser niet automatisch gaat flitsen. Hierdoor gaat de flitser flitsen en zal het onderwerp belichten telkens wanneer u op de sluitertoets drukt (daglicht synchroon flitsen). ■ Milde flits (Soft Flash) Selecteer (milde flits) als de flitserfunctie om de flitsintensiteit te onderdrukken en op te nemen met een milder gevoel. 64 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Aangaande vermindering van het rode ogen -effect Flitsereenheid status U kunt de huidige flitsereenheid status opzoeken door de sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm en de bedrijfsindicator te checken. Wanneer u gebruik maakt van de flitser om ’s nachts of in een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld. Dit gebeurt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen het netvlies van de ogen. Bedrijfsindicator * BELANGRIJK! Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect vermindering. • De functie voor de rode ogen-effect vermindering werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd. • De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als de onderwerpen zich ver van de camera bevinden. De indicator wordt ook in het beeldscherm getoond wanneer de flitser klaar is om te flitsen. * Bedrijfsindicator Wanneer de bedrijfsindicator: Betekent dat: Knippert oranje Dat de flitseenheid aan het opladen is Brandt of knippert groen *1 Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen *1 Knippert groen wanneer het beeld niet scherp is tijdens gebruik van de automatische scherpstelfunctie (autofocus) of de macrofunctie. 65 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Veranderen van de flitssterkte instelling Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te veranderen. Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende was. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v. [왗] en [왘]. 3. Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instellingen te selecteren en druk daarna op [SET]. Om de flitsintensiteit op deze manier te veranderen: Selecteer deze instelling: Sterker +2 +1 Normaal 0 –1 Zwakker disp disp Flitserassistent wordt wel gebruikt Flitserassistent wordt niet gebruikt 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op –2 [MENU]. BELANGRIJK! 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v. • De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera bevindt. [왗] en [왘]. 66 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Voorzorgsmaatregelen voor de flitser 3. Selecteer “Flash Assist” (flitserassistent) m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [왘]. Flitser • Let erop dat uw vingers de flitser niet blokkeren terwijl u de camera vasthoudt. Afdekken van de flitser zal het effect grotendeels teniet doen. • U kunt de gewenste resultaten mogelijk niet verkrijgen met de flitser als het onderwerp zich te ver weg of juist te dichtbij bevindt. • De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 7 seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden. • De flitsseenheid kan zich mogelijk niet opladen als de accuspanning van de camera laag is. Als dit het geval is, kan de flitser mogelijk niet goed flitsen waardoor u niet de gewenste belichting krijgt. Zorg er dus voor de accu van de camera zo spoedig mogelijk op te laden wanneer de spanning naar beneden gaat. 4. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel de flitserassistent in Auto (automatisch) Schakel de flitserassistent uit Off (uit) BELANGRIJK! • De flitserassistent kan bij bepaalde types onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren. • De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben op uw beeld als u één van de volgende instellingen veranderde terwijl u aan het opnemen was. — Flitssterkte (pagina 66) — Belichtingscompensatie (EV verschuiving) (pagina 82) — ISO gevoeligheid (pagina 117) — Contrast (pagina 121) • Bij het gebruik van de flitserhulp bestaat de kans op een verhoging in digitale storing in het opgenomen beeld. 67 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • Als de flitser uitgeschakeld is ( ), bevestig dan de camera op een statief om beelden op te nemen op een plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor de beelden er groffer uitzien. • Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie ( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in overeenstemming met de belichting. De flitser kan mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp reeds helder verlicht is. • Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot abnormale kleuren van het beeld. Gebruiken van de zelfontspanner Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2 seconden of 10 seconden selecteren voordat de sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken om drie beelden op te nemen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “REC” (opname) tab te selecteren. 3. Gebruik [왖] en [왔] om de “Self-timer” (zelfontspanner) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 4. Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt gebruiken m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. • Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de zelfontspanner uitgeschakeld. 68 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te doen: Specificeer een 10 seconden zelfontspanner 10s Specificeer een 2 seconden zelfontspanner 2s Specificeer een drievoudige zelfontspanner x3 Schakel de zelfontspanner uit 1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt dan het eerste beeld op. 2. De camera bereidt zich voor om het volgende beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd voor die voorbereiding hangt af van de huidige “Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit) instellingen, het type geheugen (ingebouwd of een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet opgeladen dient te worden. 3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt “1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld wordt dan 1 seconde later opgenomen. 4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om het derde beeld op te nemen. Selecteer deze instelling: 10 sec 2 sec X3 Off (uit) • Hierdoor verschijnt de indicator op het beeldscherm die het geselecteerde type zelfonspanner identificeert. • Met de drievoudige zelfontspanner neemt de camera een serie van drie beelden op in de hieronder beschreven volgorde. 69 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 5. Druk op de Zelfontspannerindicator LET OP sluitertoets om het beeld op te nemen. • De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het beste voor het opnemen met een langzame sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen van vlekkerige beelden doordat de camera wordt bewogen. • De volgende functies zijn niet beschikbaar voor gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner: BEST SHOT opname (“Business Cards and Documents” (visitekaartjes en documenten), “Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo” (oude foto), “Movie” (film)) • Wanneer u op de sluitertoets drukt, gaat de zelfontspannerindicator knipperen en ontspant de sluiter zich nadat de zelfontspanner geheel afgeteld heeft (ongeveer 10 seconden of 2 seconden). • U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat moment stop zetten door op de sluitertoets te drukken terwijl de Zelfontspannerindicator aan het knipperen is. 70 B ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling Specificeren van de beeldgrootte te selecteren en druk vervolgens op [SET]. “Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een “beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat. • Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor foto’s. Zie pagina 103 voor informatie aangaande het formaat van het filmbeeld. • Bij het selecteren van de beeldgrootte (het beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal beeldpunten) en het corresponderende afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u geselecteerde beeldformaat. Beeldgrootte/ Beeldformaat A3 Print 2560 × 1920 2048 × 1536 A3 Print 3M 2M 1600 × 1200 VGA 640 × 480 7M* 7M (3:2) 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op 5M [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit) tab te selecteren. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “Size” (afmetingen) te * “M” betekent “Mega”. selecteren en druk vervolgens op [왘]. 71 Afdrukformaat 3072 × 2304 3072 × 2048 (3:2) Groter A3 Print (3:2 horizontaalverticaal verhouding) A4 Print 3.5˝ × 5˝ Print E-mail (optimaal formaat bij toevoegen van een beeld bijlage aan E-mail Kleiner ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • De bovenstaande papierformaten geven alle benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch). Gebruik een hogere instelling als u met een hogere resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat afdruk wilt maken. • Om het resolutieniveau te verkrijgen waarvoor uw camera ontworpen is, wordt het aanbevolen om de maximale beeldgrootte (7M) te gebruiken. Gebruik een kleinere beeldgrootte wanneer u geheugencapaciteit wilt sparen. • Door de “7M (3:2) (3072 × 2048 (3:2))” beeldgrootte te selecteren worden beelden opgenomen met een 3:2 (horizontaal:verticaal) verhouding die optimaal is voor het maken van afdrukken op fotografisch papier met een lengte:breedte verhouding van 3:2. Specificeren van de beeldkwaliteit Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De beeldkwaliteitinstelling specificeert de compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet. • Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor foto’s. Zie pagina 103 voor informatie aangaande de kwaliteit van het filmbeeld. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit) tab te selecteren. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “ Quality” (kwaliteit) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 72 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Hoge kwaliteit, groot bestandformaat Fine (fijn) Normale beeldkwaliteit en normal bestandformaat Normal (normaal) Lage beeldkwaliteit, klein bestandformaat Economy (economisch) Hogere kwaliteit Lagere kwaliteit BELANGRIJK! • De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven wordt niet precies klopt (pagina’s 26, 247). 73 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Selecteren van de scherpstelfunctie Om dit te doen: U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro (groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en Manual Focus (handmatig scherpstellen). 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op Scherpstelte ingesteld op een bepaalde onderwerpafstand (Panfocus) Opnemen met oneindig (Oneindig) Met de hand scherpgesteld opnemen (Handmatig scherpstellen) • Hierdoor verschijnt de scherpstelindicator in het display. [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer Selecteer deze instelling: Scherpstelfunctie indicator “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. Om dit te doen: BELANGRIJK! Selecteer deze instelling: De scherpstelling automatisch bijstellen • Autofocus kan tijdens filmopname niet worden geselecteerd. (Autofocus) Close-up opname • Tijdens filmopname gebruikt de macrofunctie een vast ingestelde scherpstelling die geoptimaliseerd is voor macro-opname. Macro (Close-up) • U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 112) gebruiken om de scherpstelfunctie over te schakelen telkens wanneer u op [왗] en [왘] drukt terwijl u een snapshot of een film aan het opnemen bent. 74 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Voer compositie van het beeld zodanig uit dat Gebruik van autofocus hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt en druk vervolgens de sluitertoets halverwege in. In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term ‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik van autofocus is als volgt. • U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is door het scherpstelkader en de bedrijfsindicator te bekijken. Bereik: 40 cm – ∞ • Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. Bedrijfsindicator ISO50 F3.1 1/1000 1000 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer Scherpstelkader “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer “ ” d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. Wanneer u dit ziet: Dat betekent dit: Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator Er is scherpgesteld op het beeld. Rood scherpstelkader Groene bedrijfsindicator knippert Er is niet scherpgesteld op het beeld. 5. Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld op te nemen. 75 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Snelsluiter LET OP • De camera schakelt automatisch over naar het bereik van de macrofunctie (pagina 78) wanneer het niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het autofocusbereik (automatische scherpstelling). • Telkens bij het bedienen van de optische zoom (pagina 59) terwijl u met de autofocus aan het opnemen bent, verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals hieronder aangegeven om u het scherpstelbereik mede te delen. Voorbeeld: AF 앪앪 cm – ∞ Wanneer de snelsluiterfunctie ingeschakeld is, begint de camera onmiddellijk op te nemen zonder te wachten totdat autofocus gaat werken als u de sluitertoets volledig indrukt. Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatisch scherpstellen (Auto Focus). 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer “Quick Shutter”(snelsluiter) van de * 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke scherpstelbereikwaarde. “REC” (opname) tab en druk vervolgens op [왘]. BELANGRIJK! 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en • Autofocus kan tijdens filmopname niet worden geselecteerd. [왔] en druk vervolgens op [SET]. 76 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel de snelsluiter in On (aan) Schakel de snelsluiter uit Off (uit) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Specificeren van het bereik van autofocus U kunt de volgende procedure gebruiken om het autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het scherpstelkader verandert in overeenstemming met het door u geselecteerde autofocusbereik. Voor dit type autofocusbereik: Selecteer deze instelling: Bijzonder beperkt bereik in het midden van het scherm. • De instellingen werken goed met scherpstelvergrendeling (pagina 81). Spot (puntmeten) Automatische keuze van het scherpstelbereik waar het onderwerp zich het dichtst bij de camera bevindt. • Bij deze stand verschijnt er op het beeldscherm eerst een scherpstelkader met negen scherpstelpunten. Als de sluitertoets halverwege ingedrukt wordt, zullen alle scherpstelkaders van de negen scherpstelpunten waarop scherpgesteld is groen worden. • Deze instelling werkt goed voor het maken van groepfoto’s. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de “REC” (opname) tab en druk vervolgens op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om het gewenste autofocusbereik te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Spot (puntmeten) Scherpstelkader 77 • Multi (multi-patroon meten) Multi (multi-patroon meten) Scherpstelkader OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Gebruik van de macrofunctie • Wanneer de macrofunctie niet goed kan scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal de camera automatisch overschakelen naar het scherpstelbereik van de autofocus (pagina 76). • Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie een optische zoombewerking (pagina 59) uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik mee te delen. Voorbeeld: 앪앪 cm – 앪앪 cm Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op close-up onderwerpen. Hieronder volgt het scherpstelbereik van de macrofunctie. Bereik: 10 cm – 50 cm • Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. * 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke scherpstelbereikwaarde. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer “ BELANGRIJK! • Het gebruik van de flitser samen met de macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste lensschaduwen kan produceren in het resulterende beeld. • Tijdens filmopname gebruikt de macrofunctie een vast ingestelde scherpstelling die geoptimaliseerd is voor macro-opname. Macro” d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. • Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie. 78 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Het gebruik van panfocus Gebruik van de oneindig-functie Panfocus kan handig zijn bij het opnemen onder omstandigheden waarbij het om de een of andere reden moeilijk is om autofocus te gebruiken of wanneer het geluid van de autofocus functie te hard zou worden opgenomen tijdens het maken van een film met geluid. De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig (∞). Gebruik deze functie voor het opnemen van landschappen en van andere beelden die zich op grote afstand bevinden. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer “ 3. Selecteer “ ” d.m.v. [왖] en [왔] en druk op ” d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. [SET]. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. nemen. LET OP • De scherpstelafstand verschijnt op het beeldscherm als u de sluitertoets halverwege indrukt. Voorbeeld: 앪앪 m – 앪앪 m * 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke scherpstelbereikwaarde. 79 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Gebruik van handmatig scherpstellen 4. Druk op [SET]. Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen het scherpstelbereik tijdens de handmatige scherpstelfunctie. 5. Terwijl u het beeld via Optische zoomfactor het beeldscherm bekijkt, gebruikt u [왗] en [왘] om scherp te stellen. Benadering van scherpstelbereik 1X 10 cm tot oneindig (∞) 3X 60 cm tot oneindig (∞) • Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. Handmatige scherpstelstand 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer Doe dit: Stel scherp op het voorwerp Druk op [왗]. Stel scherp van het onderwerp weg Druk op [왘]. • Door op [왗] of [왘] te drukken zal het gedeelte binnen het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken. Enkele ogenblikken later zal het normale beeld opnieuw verkregen worden. “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer “ ” d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • Op dit ogenblik verschijnt er ook een kader in de display om het gedeelte van het beeld aan te geven dat gebruikt wordt voor handmatig scherpstellen. Om dit te doen: • Als u de scherpstelling van het vergrootte beeld niet bijstelt, wordt automatisch teruggegaan naar stap 3. Mocht dit gebeuren en u nog steeds de scherpstelling wilt bijstellen, druk dan op [SET] om het vergrootte beeld opnieuw op het display te verkrijgen. Kader 80 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 6. Druk op de sluitertoets om het beeld op te Gebruik van de scherpstelvergrendeling nemen. Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de macrofunctie ( ). LET OP • Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige scherpstelling een optische zoombewerking (pagina 59) uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik mee te delen. Voorbeeld: MF 앪앪 cm – ∞ 1. Voer de compositie van het beeld op het beeldscherm zodanig uit dat het hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt en druk vervolgens de sluitertoets halverwege in. * 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke scherpstelbereikwaarde. Hoofdonderwerp ISO50 F3.1 1/1000 1000 Scherpstelkader • Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het onderwerp dat zich op dat moment in het scherpstelkader bevindt. 81 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Houd de sluitertoets halverwege ingedrukt en voer hercompositie van het beeld uit zoals u dat schikt. Belichtingscompensatie (EV verschuiving) De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling (EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere achtergrond. ISO50 F3.1 1/1000 1000 Hoofdonderwerp 3. Wanneer u nu hercompositie van het beeld Belichtingscompensatiebereik: –2,0EV – + 2,0EV Stappen: 1/3EV naar wens uitgevoerd heeft, druk de sluitertoets geheel in om het op te nemen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op • Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie. [MENU]. 2. Selecteer de LET OP “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “EV Shift” (EV verschuiving) en druk dan op [왘]. • Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de belichting ook vergrendeld. Belichtingscompensatiewaarde 82 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om • Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u de waarde bij te stellen tot 0.0. de belichtingscompensatiewaarde te veranderen en druk vervolgens op [SET]. • Door op [SET] te drukken wordt de aangegeven waarde geregistreerd. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. BELANGRIJK! • Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u belichtingscompensatie. EV waarde [왖] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht. LET OP • Bij uitvoeren van een EV verschuiving bewerking tijdens multi-patroon meten (pagina 118) zal de functie automatisch overschakelen naar centrumgeoriënteerd meten. Terugstellen van de EV verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie terugschakelen naar multi-patroon meten. • U kunt toetsaanpassing (pagina 112) gebruiken om de camera te configureren om belichtingscompensatie uit te voeren telkens wanneer u op [왗] of [왘] drukt tijdens de opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het bekijken van het in-beeld histogram (pagina 109). [왔] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde wordt het beste gebruikt voor donkergekleurde onderwerpen en voor het opnemen buiten op een heldere dag. 83 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling Bijstellen van de witbalans te selecteren en druk vervolgens op [SET]. De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen maken om te compenseren voor de verschillende types verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te maken. Tijdens opnemen onder deze omstandigheden: Selecteer deze instelling: Normale omstandigheden Auto (automatisch) Buiten met daglicht op een heldere dag Buiten met daglicht op een bewolkte of regenachtige dag, in de schaduw van een boom, enz. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op In de schaduw van een gebouw of op een andere plaats waar de kleurtemperatuur hoog is. [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “White Balance” (witbalans) en druk op [왘]. Onder witte of daglicht witte TL verlichting (onderdrukt kleurmist) N Onder daglicht TL verlichting (onderdrukt kleurmist) D Bij licht van gloeilampen Moeilijke verlichting die handmatige bediening vereist (Zie “Handmatig configureren van de witbalans” (pagina 85)). 84 Manual (handmatig) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Handmatig configureren van de witbalans • Wanneer “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de instelling van de witbalans bepaalt de camera automatisch het witpunt van het onderwerp. Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde belichtingsomstandigheden kunnen echter problemen veroorzaken wanneer de camera dit witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan moeilijk maakt om een goede afregeling van de witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan daglicht, bewolkt of één van de andere vaste instellingen voor de witbalans om het type belichting te specificeren dat wel beschikbaar is. • U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 112) gebruiken om de camera zodanig te configureren dat de witbalansinstelling verandert wanneer u op [왗] of [왘] drukt terwijl de opnamefunctie (REC) ingeschakeld is. • Selecteer “AWB Auto WB” om de witbalansfunctie in te schakelen voor automatische werking als u icoonhulp (pagina 114) ingeschakeld heeft en de toetsaanpassing heeft geconfigureerd om de witbalans te bedienen. Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede resultaten te verkrijgen wanneer de “Auto” stand of één van de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de omgeving. Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren onder dezelfde omstandigheden als wanneer u daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit papier bij de hand voordat u begint met de volgende procedure. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer een “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer vervolgens “White Balance” (witbalans) en druk daarna op [왘]. 85 B OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om • Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is, verschijnt de boodschap “Complete” op het beeldscherm. “Manual” (handmatig) te selecteren. • Hierdoor verschijnt het voorwerp dat u het laatst gebruikte voor het instellen van de handmatige witbalans op het beeldscherm. Als u dezelfde instellingen wilt gebruiken die u configureerde tijdens een eerdere met de hand gemaakte witbalansinstelling, sla dan stap 4 over en voer stap 5 uit. 5. Druk op [SET]. • Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug naar de op dat moment geselecteerde opnamefunctie. LET OP • Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft, blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling verandert of wanneer u de camera uitschakelt. 4. Richt de camera op wit papier of een soortgelijk voorwerp onder dezelfde lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans in wilt stellen en druk vervolgens op de sluitertoets. Wit papier 86 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Selecteer “Normal Gebruik van de doorlopende sluiter Speed” (normale snelheid), “High Speed” (hoge snelheid) of “Flash Cont.” (doorlopende sluiter) d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. U kunt de camera configureren om een enkel snapshot (foto) op te nemen telkens wanneer de sluitertoets ingedrukt wordt of om te blijven opnemen zolang de sluitertoets ingedrukt gehouden wordt. U kunt voor de selectie kiezen uit de volgende drie doorlopende sluiterfuncties. • Doorlopende sluiter met normale snelheid U kunt onafgebroken beelden opnemen totdat het geheugen vol is. • Doorlopende sluiter bij hoge snelheid Neem maximaal drie beelden met hoge snelheid achter elkaar op. • Doorlopende sluiter met flits Gebruik deze functie om drie beelden achter elkaar op te nemen met elke een flits. • Hierdoor verschijnt de van toepassing zijnde icoon op het beeldscherm. : Doorlopende sluiter met normale snelheid : Doorlopende sluiter bij hoge snelheid : Doorlopende sluiter met flits • Bij de “Off” (uit) stand worden snapshots (foto’s) stuk voor stuk opgenomen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op BELANGRIJK! [MENU]. • Bij uitschakelen van de camera wordt de doorlopende sluiterfunctie automatisch uitgeschakeld. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Continuous” (doorlopend) en druk op [왘]. 87 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • De “Auto” (automatische) instelling voor de ISO gevoeligheid wordt altijd gebruikt bij de doorlopende sluiter bij hoge snelheid, ongeacht de huidige instelling voor de ISO gevoeligheid. Doorlopende sluiter met normale snelheid Door de sluitertoets ingedrukt te houden worden beelden ononderbroken opgenomen zolang er genoeg geheugen beschikbaar is om ze op te slaan. Laat de sluitertoets los om het opnemen te stoppen. • U kunt de gewenste flitsfunctie selecteren met de doorlopende sluiter bij normale snelheid (pagina 63). • De snelheid van de doorlopende sluiter hangt af van het type geheugenkaart dat zich in de camera bevindt. Bij opnemen naar het ingebouwde geheugen is het opnemen met de doorlopende sluiter relatief langzaam. Doorlopende sluiter met flits Door de sluitertoets ingedrukt te houden terwijl de doorlopende sluiter met flits geselecteerd is, worden maximaal drie beelden opgenomen, elk met flist. Het opnemen stopt wanneer u de sluitertoets los laat voordat alle drie beelden opgenomen zijn. • De flitser wordt automatisch ingeschakeld. • Merk op dat de resolutie van beelden die zijn opgenomen met de doorlopende sluiter met flitser ietwat lager is en een grotere neiging heeft om behept te zijn met digitale ruis dan beelden die opgenomen zijn met de doorlopende sluiter bij normale snelheid. • De “Auto” (automatische) instelling voor de ISO gevoeligheid wordt altijd gebruikt bij de doorlopende sluiter met flits, ongeacht de huidige instelling voor de ISO gevoeligheid. • Bij de doorlopende sluiter met flits is de flitsafstand (bereik van de flitser) korter dan gewoonlijk. Doorlopende sluiter bij hoge snelheid Door de sluitertoets ingedrukt te houden terwijl de doorlopende sluiter bij hoge snelheid geselecteerd is, worden maximaal drie beelden bij hoge snelheid opgenomen. Het opnemen stopt wanneer u de sluitertoets los laat voordat alle drie beelden opgenomen zijn. • De flitser is automatisch uitgeschakeld. • Merk op dat de resolutie van beelden die zijn opgenomen met de doorlopende sluiter bij hoge snelheid ietwat lager is en een grotere neiging heeft om behept te zijn met digitale ruis dan beelden die opgenomen zijn met de doorlopende sluiter bij normale snelheid. 88 B OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk tijdens de Gebruiken van de BEST SHOT functie opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer opnieuw mooie foto’s te maken. • Hierdoor wordt de BEST SHOT functie ingeschakeld die alle 12 BEST SHOT decors toont. ■ Voorbeeld achtergronden • Portrait (Portret) • Naast de snapshotdecors is er een filmdecor en een spraakopnamedecor. • Scenery (Landschap) • De voorbeelddecors zijn in volgorde gearrangeerd, te beginnen met de linker bovenhoek. • Het op dat moment geselecteerde voorbeelddecor is het decor met het selectiekader erom heen. • Night Scene (Nachtdecor) • Night Scene Portrait (Avondportret) 89 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de gewenste BELANGRIJK! voorbeeld achtergrond te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • BEST SHOT achtegronden werden niet met deze camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld. • Door opname omstandigheden en andere factoren, kan een beeld opgenomen met de instellingen van het BEST SHOT decor niet precies het verwachte resultaat produceren. • U kunt de camera instellingen veranderen die geconfigureerd zijn bij het selecteren van een BEST SHOT scene. De instellingen die u kunt veranderen zijn dezelfde als die opgeslagen worden wanneer u een BEST SHOT gebruikersinstelling (pagina 93) opslaat. Merk echter op dat bepaalde BEST SHOT scenes u niet toestaan om bepaalde instellingen te veranderen. De BEST SHOT scene instellingen worden teruggesteld tot hun oorspronkelijke instellingen wanneer u een andere BEST SHOT scene selecteert of de camera uitschakelt. Als u de instellingen wilt opslaan om later te gebruiken, dient u deze als een BEST SHOT gebruikersinstelling op te slaan (pagina 93). • Door op [MENU] te drukken springt het selectiekader over naar het eerste voorbeelddecor (“Auto”). • Verplaats het selectiekader in het display m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘]. Door naar links te bladeren terwijl het selectiekader zich in de linker bovenhoek bevindt of naar rechts te bladeren terwijl het selectiekader zich in de rechter onderhoek bevindt, bladert u door naar het volgende scherm met 12 voorbeelddecors. • Als u wilt checken welk voorbeelddecor op het moment geselecteerd is of als u naar een ander decor wilt overstappen, druk dan op [BS]. • Door het “Auto” decor te selecteren wordt het opnametype veranderd naar snapshot automatische opname (de “ ” wordt getoond) (pagina 52). 3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. • Terwijl het “Movie” (film) decor opgenomen wordt kunt u de film starten en stoppen door op de sluitertoets te drukken (pagina 104). 90 B OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats wanneer u een nachtscène, vuurwerk of een ander beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist. Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het uitvoeren van beeldopname voltooid is. • Bij het opnemen van een beeld van een nachtdecor, vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een statief aanbevolen om handbewegingen te voorkomen. Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors U kunt de volgende procedure gebruiken om de BEST SHOT voorbeelddecors afzonderlijk te tonen zodat u de uitleg kunt bekijken van de instellingen van elk decor. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 2. Druk op de zoomtoets. • Hierdoor wordt het voorbeelddecor getoond dat geselecteerd was op het 12-decorscherm. LET OP • Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment geselecteerde BEST SHOT decor verschijnen gedurende ongeveer twee seconden in de display als de BEST SHOT functie reeds ingeschakeld is op het moment dat u de camera inschakelt. • Druk nogmaals op de zoomtoets om terug te keren naar het 12decorscherm. 91 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v. Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. • Door op [MENU] te drukken wordt overgesprongen naar het eerste voorbeelddecor (“Auto”). U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een basisinstelling op te slaan van een snapshot die u opnam als een BEST SHOT decor. Daarna kunt u de basisinstelling oproepen telkens wanneer u deze wilt gebruiken. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 2. Selecteer “Register User Scene” (gebruikersdecor registereren) d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk op [SET]. 3. Geef d.m.v. [왗] en [왘] de snapshots weer waarvan u de instelling als BEST SHOT decor wilt registreren. 92 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Save” (opslaan) te LET OP selecteren en druk vervolgens op [SET]. • De volgende zijn de instellingen die onderdeel uitmaken van de snapshotinstelling: scherpstelfunctie, EV verschuivingswaarde, witbalansfunctie, flitserfunctie, ISO gevoeligheid, AF gebied, meetfunctie, flitsintensiteit, flitserassistent, filter, scherpte, verzadiging en contrast. • Merk op dat enkel snapshots die opgenomen zijn met deze camera kunnen worden gebruikt om een BEST SHOT gebruikersinstelling te creëren. • U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BEST SHOT gebruikersinstellingen hebben in het ingebouwde geheugen van de camera. • U kunt de huidige instelling van een achtergrond controleren door verschillende instelmenu’s te tonen. • BEST SHOT snapshotgebruikersinstellingen worden opgeslagen in het ingebouwde geheugen van de camera in de map die “SCENE” heet. Bestandnamen worden automatisch toegewezen volgens het formaat “UEZ70nnn.JPE” waar “nnn” een waarde is vallend tussen 000 en 999. • Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u de procedure op pagina 89 gebruiken om uw gebruikersinstelling te selecteren voor het maken van een opname. BELANGRIJK! • Gebruikersinstellingen in de BEST SHOT functie bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde voorbeelddecors. • Door een gebruikerssnapshotinstelling te selecteren verschijnt de “U” indicator in de rechter bovenhoek van het beeldscherm gevolgd door een nummer (dat het instelnummer aangeeft). • Merk op dat het formatteren van het ingebouwde geheugen (pagina 170) alle BEST SHOT gebruikersinstellingen uitwist. 93 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Wissen van een BEST SHOT functie gebruikersinstelling Verminderen van de effecten van het bewegen van uw hand of het bewegen van het onderwerp 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] U kunt de effecten verminderen van het bewegen van het onderwerp of van handbewegingen die de neiging hebben op te treden bij het opnemen van een onderwerp op grote afstand met een telefoto of bij het opnemen van een snel bewegend onderwerp of als als de plaats van opname slecht verlicht is. (BEST SHOT). 2. Druk op de zoomtoets om over te schakelen van het 12-decorscherm naar het voorbeelddecor. 3. Gebruik [왗] en [왘] om de gebruikersinstelling 1. Voer één van de onderstaande procedures uit te tonen die u wilt uitwissen. 4. Druk op [왔] ( om de anti-trilfunctie in te schakelen. Gebruiken van de BEST SHOT functie ) om de gebruikersinstelling te wissen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 5. Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [왖] en [왔]. 2. Selecteer d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] het “Anti Shake” (anti-tril) decor en druk vervolgens op [SET]. 6. Druk op [SET] om het bestand te wissen. 7. Selecteer een andere scene en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt de opnamestand opnieuw verkregen. 94 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Gebruiken van het menuscherm BELANGRIJK! 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. • De anti-trilfunctie wordt uitgeschakeld bij andere instellingen dan wanneer “Auto” (automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de anti-trilfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO gevoeligheid te veranderen naar “Auto” (automatisch) (pagina 117). • Door op te nemen met de anti-trilfunctie kan het beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een kleine verlaging van de beeldresolutie. • De anti-trilfunctie kan de effecten van handbewegingen en bewegen van het onderwerp mogelijk niet elimineren wanneer de bewegingen te heftig zijn. • De anti-trilfunctie is uitgeschakeld tijdens filmopname. • De anti-trilfunctie kan mogelijk niet werken bij bijzonder lage sluitersnelheden. Mocht dit het geval zijn, gebruik dan een statief om de camera te stabiliseren. • Hoewel “ ” (anti-trilfunctie) aangegeven wordt op het beeldscherm terwijl de flitsinstelling op “Auto Flash” (automatisch flitsen), “Flash On” (flitser aan) of “Soft Flash” (milde flits) staat, is de anti-trilfunctie in werkelijkheid uitgeschakeld. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Anti Shake” (anti-tril) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de “Auto” (automatisch) instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. • (Anti-trilindicator) wordt aangegeven in het beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld is (pagina 26). 2. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. 95 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Opnemen met een hogere gevoeligheid • De hoge gevoeligheidsfunctie wordt uitgeschakeld bij andere instellingen dan wanneer “Auto” (automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de hoge gevoeligheidsfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO gevoeligheid te veranderen naar “Auto” (automatisch) (pagina 117). • Door op te nemen met hoge gevoeligheid kan het beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een kleine verlaging van de beeldresolutie. • Wanneer het te donker is kan het zijn dat een gewenst niveau van beeldhelderheid niet verkregen kan worden. • Gebruik bij het opnemen met lage sluitersnelheden een statief om tegen de effecten van handbewegingen te beschermen. • Terwijl de flitsinstelling op “Auto Flash” (automatisch flitsen), “Flash On” (flitser aan) of “Soft Flash” (milde flits) staat, is de functie voor hoge gevoeligheid uitgeschakeld. Bij een hogere gevoeligheid kunnen helderder beelden worden opgenomen zonder gebruik te maken van de flitser, zelfs als er niet genoeg licht beschikbaar is voor een normale belichting. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 2. Selecteer het “High Sensitivity” (hoge gevoeligheid) decor d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk daarna op [SET]. 3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. 96 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Beelden van instelvoorbeelden Opnemen van beelden van naamkaartjes en documenten (Business Shot) • Business cards and documents (Naamkaartjes en documenten) Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera recht voor het onderwerp. Voor aanbrengen van de keystone correctie Na aanbrengen van de keystone correctie 97 • White board, etc. (Witbord, enz.) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Voordat u met Business Shot gaat opnemen Gebruiken van de Business Shot instelling • Voordat u begint met de opname dient u eerst de compositie van het beeld zo in te richten zodat het contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich in het geheel op het beelscherm bevindt. • Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het beeldscherm zoveel mogelijk vult. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 2. Selecteer het gewenste Business Shot beeld m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. 3. Druk op de sluitertoets LET OP om het beeld op te nemen. • Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v. naamkaartje of document dat u aan het opnemen bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het document er vervormd uit zien als beeld. De automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie komt dan in actie om die vervorming te corrigeren waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs als u vanuit een hoek opneemt. • Hierdoor wordt een scherm verkregen dat alle onderwerpen in het beeld weergeeft die kwalificeren als kandidaten voor keystone (hoeksteen) correctie. Er verschijnt een foutlezing (pagina 232) als de camera geen geschikte kandidaat in beeld kan vinden voor de ‘keystone’ functie. Na enkele ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen. 4. Selecteer m.b.v. [왗] en [왘] de kandidaat die u wilt corrigeren. 98 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 5. Selecteer “Correct” Herstellen van een oude foto (corrigeren) m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die worden verstrekt door de moderne digitale cameratechnologie. • Door “Cancel” (annuleren) te selecteren i.p.v. “Correct” (corrigeren) wordt het oorspronkelijke beeld zonder aanpassingen opgeslagen in het geheugen. Voordat u probeert een oude foto te herstellen • Let er op dat de gehele foto die u probeert te herstellen zich binnen het beeldscherm bevindt. • Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het beeldscherm zoveel mogelijk vult. • Let er op dat het licht niet weerkaatst van het oppervlak van de oorspronkelijke foto. • Als de oude foto zich in de portret oriëntatie bevindt, let er dan op dat u de compositie van het beeld met de camera opstelt met de landschap oriëntatie (horizontaal). BELANGRIJK! • Digitale zoom wordt uitgeschakeld terwijl u opneemt met Business Shot. U kunt echter wel optische zoom gebruiken. • De camera kan het onderwerp niet herkennen in de volgende gevallen: — Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het beeldscherm valt — Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als de achtergrond waar het voor geplaatst is • Het maximal beeldformaat voor Business Shot beelden is 2M (1600 × 1200 beeldpunten) zelfs als de camera geconfigureerd is voor een groter beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is dan 2M (1600 × 1200 beeldpunten) worden beelden opgenomen met het gespecificeerde formaat. 99 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Opnemen van een oude foto • Wanneer de camera zich in een hoek bevindt ten opzichte van de oude foto dan zal één zijde van het opgenomen beeld er langer uitzien dan de zijde er tegen over. Dit wordt ‘keystone’ genoemd hetgeen veroorzaakt wordt door het verschil in afstand van de cameralens tot beide zijden van de foto. De zijde van de foto die zich het dichtst bij de camera bevindt ziet er langer uit terwijl de zijde verder weg van de camera er juist korter uit ziet. Automatische ‘keystone’ correctie compenseert automatisch voor deze vervorming hetgeen betekent dat de foto er normaal uit zal zien zelfs als u hem opneemt vanuit een hoek. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 2. Selecteer “Old Photo” d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en drukt vervolgens op [SET]. 3. Druk op de sluitertoets en neem het beeld op. • Hierdoor wordt een correctie bevestigingsscherm weergegeven en het oorspronkelijk opgenomen beeld opgeslagen. Een foutlezing verschijnt (pagina 232) zonder weergave van het correctie bevestigingsscherm als de camera niet in staat is het contour van de foto te vinden. 100 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Selecteer d.m.v. [왗] en [왘] het contour 7. Plaats het trimkader d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] waarvoor u correctie wilt uitvoeren. naar de gewenste plek en drukt vervolgens op [SET]. 5. Selecteer “Trim” • De camera zal de kleuren automatisch herstellen het beeld opslaan. d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer dan het trimkader zodat dit zich binnen het kader van het weergegeven beeld bevindt. • Hierdoor verschijnt het trimkader op het beeldscherm. • Druk op [MENU] om de trimbewerking te annuleren op een gewenst moment en het beeld van dat moment op te slaan. • Selecteer “Cancel” om het beeld op te slaan als u het beeld niet wilt trimmen. 6. Maak het trimkader groter of kleiner d.m.v. de zoomtoets. 101 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Opnemen van een film • Digitaal zoomen is niet mogelijk bij het opnemen van een oude foto. U kunt echter wel optische zoom gebruiken. • De camera kan een foto niet herkennen in de volgende gevallen: — Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het beeldscherm valt — Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als de achtergrond waar het voor geplaatst is • De maximale beeldgrootte voor het opnemen van een oude foto is 2M (1600 × 1200 beeldpunten) zelfs wanneer de camera geconfigureerd is voor een grotere beeldgrootte. Bij een instelling voor een beeldgrootte kleiner dan 2M (1600 × 1200 beeldpunten) worden beelden opgenomen bij de op dat moment gespecificeerde grootte. • Onder bepaalde omstandigheden kan het herstellen van de kleuren niet tot de gewenste resultaten leiden. U kunt films opnemen met geluid. De enige beperking die geldt voor de lengte van de film is de hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor opslag. U kunt een instelling voor de resolutie selecteren die tegemoet komt aan uw eisen. • Bestandformaat: Motion JPEG AVI formaat • Maximale filmlengte: De enige beperking die geldt voor de lengte van de film is de hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor opslag. • Filmbestandgrootte (naar benadering, voor een film van 1 minuut): 72,8 MB (kwaliteitsinstelling: HQ (hoge kwaliteit)) 43,6 MB (kwaliteitsinstelling: Normal (normaal)) 17,5 MB (kwaliteitsinstelling: LP (lange weergave)) 102 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld Datasnelheid (benadering) Beeldsnelheid HQ (640 × 480 beeldpunten) Normal (512 × 384 beeldpunten) 10,2 megabits per seconde 30 beelden/ seconde 6,1 megabits per seconde 30 beelden/ seconde LP (320 × 240 beeldpunten) 2,45 megabits per seconde 15 beelden/ seconde Instelling Hogere kwaliteit De instelling voor de beeldkwaliteit bepaalt hoe ver de camera de filmbeelden comprimeert voordat zij ze opslaat in het geheugen. De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt als beeldgrootte in beeldpunten. Een “beeldpunt” is één van de vele kleine punten die het beeld vormen. Een groter aantal beeldpunten (meer beeldgrootte) gaat gepaard met een betere detaillering en een hogere beeldkwaliteit wanneer een film wordt afgespeeld. Selecteer voordat u begint met het opnemen van een film eerst de instelling voor de beeldkwaliteit die u geschikt acht. Lagere kwaliteit 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit) tab te selecteren. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “ Quality” (kwaliteit) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 4. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. 103 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Opnemen van een film • De filmopname duurt zolang de beschikbare geheugencapaciteit dit toelaat. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] • Panfocus (pagina 79) wordt automatisch geselecteerd als de scherpstelfunctie tijdens de filmfunctie (Movie) ongeacht de instelling van het functiegeheugen “Focus” (pagina 115) en de instelling van de snapshot scherpstelfunctie. U kunt overschakelen naar een andere scherpstelfunctie voordat u met opnemen begint maar u moet onthouden dat dat de autofocusfunctie niet geselecteerd kan wordn voor filmopname. (BEST SHOT). 2. Selecteer het “ ” (film) decor d.m.v. [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. • Door het “ ” (film) decor te selecteren verschijnt “ ” in het beeldscherm. 3. Richt de camera op Resterende opnametijd 4. Druk nogmaals op de sluitertoets om het het onderwerp en druk daarna op de sluitertoets. opnemen van een film te stoppen. • Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen wanneer een filmopname voltooid is. • Hierdoor wordt de filmopname gestart. • Hierdoor wordt de filmopname gestart, hetgeen aangegeven wordt door “ REC ” op het beeldscherm. Opnametijd 104 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Voorzorgsmaatregelen voor het opnemen van films • De filmopname capaciteit van het ingebouwde geheugen is heel klein. Voor het opnemen van films wordt het gebruik van een geheugenkaart (pagina 171) aanbevolen. • Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren kunnen gaan. De indicaties en REC knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is gegaan. Het wordt aanbevolen een SD geheugenkaart te gebruiken met een maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde. • De optische zoom is uitgeschakeld tijdens het opnemen van een film. Alleen digitale zoom is beschikbaar. Let erop dat u de gewenste optische zoominstelling selecteert voordat u de sluitertoets indrukt om het opnemen van een film te starten (pagina 102). • Mocht de camera bewogen worden dan wordt het effect daarvan in het beeld nog verder verergerd wanneer u close-up opnames aan het opnemen bent of aan het opnemen bent met een grote zoomfactor. Daarom wordt het gebruik van een statief aanbevolen bij het opnemen van close-ups en het opnemen met een grote zoomfactor. • Beelden kunnen onscherp zijn als het onderwerp zich buiten het filmbereik bevindt. • De macrofunctie gebruikt een vast ingestelde scherpstelling die geoptimaliseerd is voor macro-opname. • Deze camera neemt ook geluid op. Merk de volgende punten op bij opname van een film. — Let er op dat u de microfoon niet met uw vingers blokkeert. — Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de camera te ver van het onderwerp weg is. Microfoon — Wanneer toetsen op de camera worden bediend kan het geluid er van mogelijk ook opgenomen worden. — Het filmgeluid wordt opgenomen in mono. • Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het een snapshot betreft maar wel bij een filmpje. 105 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op Opnemen van audio [MENU]. Toevoegen van geluid aan een snapshot 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze opgenomen heeft. “Audio Snap” (audio snapshotfunctie) en druk vervolgens op [왘]. • Beeldformaat: JPEG JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte datacompressie. De bestandsextensie van een JPEG bestand is “.JPG”. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “On” (aan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt de audio snapshotfunctie ingeschakeld. • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. • De normale snapshotfunctie (zonder geluid) wordt verkregen door “Off” (uit) te selecteren. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. • Opnametijd: Maximaal 30 seconden per beeld • Na opname van het beeld wordt de audio opnamestandby functie ingeschakeld met het zo juist opgenomen beeld en de indicator op het beeldscherm. • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB per seconde.) LET OP • U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen was met de Audio Snapshot functie op uw computer m.b.v. Windows Media Player. 106 Resterende opnametijd OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 5. Druk op de sluitertoets om audio opname te Opnemen van spraak starten. Spraakopname maakt opnemen van uw stem snel en eenvoudig. • De bedrijfsindicator gaat groen knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt. • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. 6. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden of wanneer u op de sluitertoets drukt. BELANGRIJK! • Het opnemen van foto’s met geluid wordt niet ondersteund (het geluid wordt niet ondersteund) bij de volgende types opname. “X3” zelfontspanner opname (drievoudige zelfontspanner), doorlopende sluiteropname bij normale snelheid, doorlopende sluiteropname bij hoge snelheid, doorlopende sluiteropname met flitser. • Opnametijd: Circa 25 minuten met het ingebouwde geheugen • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB per seconde.) LET OP • U kunt bestanden die opgenomen zijn met spraakopname weergeven op uw computer m.b.v. Windows Media Player. 107 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] 4. De opname stopt wanneer u op de sluitertoets (BEST SHOT). 2. Selecteer het “Voice drukt, wanneer het geheugen vol is of wanneer de accu leeg geraakt is. Opnametijd Recording” (spraakopname) decor d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk daarna op [SET]. • Bij selectie van het “Voice Recording” (spraakopname) decor verschijnt “ ” op het beeldscherm. Resterende opnametijd 3. Druk op de sluitertoets om spraakopname op te nemen. • De resterende opnametijdwaarde wordt op het beeldscherm afgeteld en de bedrijfsindicator gaat groen knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt. • Door tijdens spraakopname op de [왖] (DISP) te klikken wordt het beeldscherm uitgeschakeld. • U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen door op [SET] te drukken. Zie pagina 148 voor informatie aangaande het doorspringen naar een indexteken tijdens het weergeven. 108 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Voorzorgsmaatregelen bij audio opname Gebruiken van het histogram • Let er op dat u de microfoon niet met uw vingers blokkeert. U kunt [왖] (DISP) gebruiken voor het tonen van een histogram op het beeldscherm (pagina 29). Het histogram stelt u in staat de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het opnemen van beelden.U kunt ook het histogram van een opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY). Microfoon • Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de camera te ver van het onderwerp weg is. ] (PLAY) te drukken • Door op de spanningstoets of op [ wordt de opname gestopt en wordt eventueel geluid opgeslagen dat tot op dat moment werd opgenomen. • U kunt ook “post-opname” uitvoeren om audio toe te voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie pagina 145 voor meer informatie. Histogram • Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het histogram gebruiken om te bepalen of een beeld schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd. 109 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft. Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het beeld is. • Neigt het histogram te veel naar links, dan betekent dit dat er te veel donkere beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te donker is. De donkere gedeelten van het beeld kunnen zelfs “geheel verduisterd” worden als het histogram te ver naar links toe neigt. LET OP • U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 112) gebruiken om de camera te configureren om belichtingscompensatie uit te voeren telkens wanneer u op [왗] of [왘] drukt tijdens de opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt u de belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken van het in-beeld histogram (pagina 82). • Neigt het histogram te veel naar rechts, dan betekent dit dat er te veel lichte beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te licht is. De lichte gedeelten van het beeld kunnen zelfs “geheel wit” worden als het histogram te ver naar rechts toe neigt. 110 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Een histogram dat in het midden geconcentreerd is duidt op een goede verdeling van lichte en donkere beeldpunten. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat over het geheel genomen een optimale helderheid heeft. BELANGRIJK! • Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u voor een bepaald onderwerp niet precies deze vormen kunt verkrijgen. • Een op het midden geconcentreerd histogram is geen garantie voor optimale belichting. Het opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht zijn zelfs als het histogram rond het midden is geconcenteerd. • U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie verkrijgen door de beperkingen van de belichtingscompensatie. • Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de opname. • Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel voor snapshots (foto’s) aangegeven. 111 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Camera instellingen van de REC (opname) functie Toewijzen van functies aan de [왗] en [왘] toetsen Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat u een beeld opneemt m.b.v. de opnamefunctie (REC). Een functie voor “toetsaanpassing” stelt u in staat de [왗] en [왘] toetsen te configureren zodat deze de camera instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden tijdens de opnamefunctie (REC). Na het configureren van de [왗] en [왘] toetsen kunt u de instellingen veranderen die er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te lopen. • • • • • • • • • • • • • L/R toetsinstelling (toetsaanpassing) Raster aan/uit Beeldcontrole aan/uit Icoonhulp aan/uit Default instelling bij inschakelen van de spanning ISO gevoeligheid Meten Filter Scherpte Verzadiging Contrast Tijdafstempeling Terugstellen van de camera (reset) 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “L/R Key” (linker/rechter toets) en druk vervolgens op [왘]. 112 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling In- en uitschakelen van het in-beeld raster te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op de [왗] of [왘] toetsen te drukken. — — — — — — U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden wordt. Scherpstellen (pagina 74) EV verschuiving (pagina 82) Witbalans (pagina 84) ISO (pagina 117) Zelfonspanner (pagina 68) Uit (off) : geen functie toegewezen BELANGRIJK! • Tijdens het opnemen van een snapshot of een film kunt u [왗] en [왘] gebruiken om de functies in te stellen die er aan toegewezen zijn. U kunt echter de instelling van de ISO gevoeligheid niet veranderen tijdens de filmopname. De enige instelling die u kunt veranderen terwijl het opnemen van een film plaatsvindt is de EV verschuiving. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Grid” (raster) en druk daarna op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 113 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Toon het raster On (aan) Verberg het raster Off (uit) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES In- en uitschakelen van beeldcontrole Gebruik van icoonhulp Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen. Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens de opnamefunctie (REC) (pagina 26). • De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende functies: Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner, opnametype, EV verschuiving. Merk echter op dat de icoonhulptekst voor de scherpstelfunctie, EV verschuiving, witbalans en zelfontspanner enkel verschijnt wanneer de “Focus” (scherpstelling) “EV Shift” (EV verschuiving), de “Selftimer” (zelfontspanner) en “White Balance” (witbalans) toegewezen is aan de [왗] en [왘] toetsen met de toetsaanpassingsfunctie (pagina 112). 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de [MENU] toets. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Review” (controleren) en druk vervolgens op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Toon beelden op het beeldscherm voor ongeveer een seconde onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn On (aan) Toon geen beelden onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn Off (uit) 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Icon Help” (icoonhulp) en druk vervolgens op [왘]. 114 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en Specificeren van de default instellingen bij inschakelen van de spanning [왔] en druk op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Toon begeleidende tekst wanneer u een icoon selecteert op het beeldscherm On (aan) Schakel icoonhulp uit Off (uit) Met het “functiegeheugen” van deze camera kunt u de default instellingen bij inschakelen van de spanning afzonderlijk instellen voor de BEST SHOT functie flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de ISO gevoeligheid, AF gebied, meten, zelfontspanner, flitsintensiteit, de digitale zoomfunctie, de handmatige scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een boodschap aan de camera om de status te onthouden van die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende functie in die ingesteld waren in de fabriek. — De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt. BELANGRIJK! • De hieronder gegeven iconen verschijnen niet in het display wanneer de icoon hulpfunctie (Icon Help) uitgeschakeld is. — Flitsericoon (pagina 63) — Scherpstelicoon (pagina 74) — Witbalansicoon AWB (pagina 84) 115 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Functie On (Aan) BEST SHOT*1 Flash (Flitser) Auto (Automatisch) Focus (Scherpstellen) Auto (Automatisch) White Balance (Witbalans) Auto (Automatisch) ISO Auto (Automatisch) AF Area (autofocusbereik) Instelling wanneer de Metering (Meten) camera uitgeschakeld Self-timer (Zelfontspanner) is Flash Intensity (Flitsintensiteit) [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Memory” (geheugen) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer het item dat u wilt veranderen Spot (Puntmeten) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [왘]. Multi (Multi-patroon meten) 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling Off (Uit) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 0 Digital Zoom (Digitale zoom) On (Aan) MF Position (MF stand) Laatste autofocus stand die van kracht was voordat u overschakelde op handmatig scherpstellen Zoomposition*2 (Zoompositie) 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op Off (Uit) BEST SHOT functie uitgeschakeld Wide (Groothoek) *1 Specificeert of het starten uitgevoerd wordt met selectie van het BEST SHOT decor zoals dat is. Wanneer de camera ingeschakeld is, wordt gestart met het laatst gebruikte BEST SHOT decor maar bij uitschakelen wordt gestart met de automatische status. *2 Alleen de optische zoompositie wordt onthouden. 116 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel het functiegeheugen in zodat de instellingen worden herkregen bij inschakelen van de spanning On (aan) Schakel het functiegeheugen uit zodat de instellingen worden teruggesteld bij inschakelen van de spanning Off (uit) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! • Merk op dat de instellingen van de BEST SHOT functie voorrang krijgen over de instellingen van het geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens de BEST SHOT functie, dan zullen alle instellingen behalve die voor “Zoom Position” (zoompositie) geconfigureerd worden voor het BEST SHOT voorbeelddecor wanneer u de camera opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instellingen van het functiegeheugen. Specificeren van de ISO gevoeligheid U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken. • De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht weinig is. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “ISO” en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Automatische gevoeligheidsselectie Auto Lagere gevoeligheid ISO 50 ISO 100 ISO 200 Hogere gevoeligheid 117 ISO 400 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Selecteren van de meetfunctie • Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid) waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling gebruiken. • Het gebruik van een hoge ISO gevoeligheid in combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp onjuist belicht wordt. • Voor de ISO gevoeligheid wordt de “Auto” (automatisch) instelling altijd gebruikt voor het filmen van een film, ongeacht de huidige instelling van de ISO gevoeligheid. De meetfunctie bepaalt welk gedeelte van het onderwerp gemeten wordt voor de belichting. U kunt de volgende procedure gebruiken om de meetfunctie van de camera te veranderen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “Metering” (meten) en druk op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. LET OP • U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 112) gebruiken om de camera zodanig te configureren dat de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert telkens wanneer u tijdens de opnamefunctie (REC) op [왗] of [왘] drukt. 118 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Multi (Multi-patroon meten) BELANGRIJK! Multi-patroon meten verdeelt het beeld in raster onderdelen en meet het licht bij elke sectie voor een gebalanceerde belichtingaflezing. De camera bepaalt automatisch de opname omstandigheden in overeenkomst met de gemeten lichtpatronen en stelt de belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af. Dit type meten voorziet u van foutvrije belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan opname omstandigheden. • Als “Multi” (multi-patroon meten) als meetmethode wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de instelling voor de meetfunctie automatisch veranderen zoals hieronder beschreven. • Door de belichtingscompensatie instelling (pagina 82) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0 verandert de meetfunctie naar “Center Weighted” (centrum-georiënteerd meten). Als u de belichtingscompensatie instelling terugverandert naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen naar “Multi” (multi-patroon meten). • Wanneer “Multi” (multi-patroon meten) geselecteerd is, wordt de icoon niet aangegeven als u terugkeert naar het opnamefunctie (REC) informatiedisplay (pagina 26). Center Weighted (Centrum-georiënteerd meten) Centrum-georiënteerd meten concentreert zich op het midden van het scherpstelkader en meet het licht daar. Gebruik deze meetmethode als u wat controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de instellingen geheel over te laten aan de camera. Spot (Puntmeten) Puntmeten neemt aflezingen van een bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze meetmethode wanneer u de belichting ingesteld wilt hebben op de helderheid van een bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloed door omringende omstandigheden. 119 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Gebruiken van de filterfunctie Speciferen van de contourscherpte Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van een beeld veranderen tijdens het opnemen. Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de contouren in het beeld te regelen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “Filter” (filter) en druk daarna op [왘]. selecteer “Sharpness” (scherpte) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. [왔] en druk vervolgens op [SET]. • De volgende filterinstelling staan tot de beschikking: Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood), Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze), Purple (paars) Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Uitmuntende scherpte +2 +1 Normale scherpte BELANGRIJK! 0 –1 • Door de filterfunctie van de camera te gebruiken wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren van een kleurfilter op de lens. Weinig scherpte 120 –2 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Specificeren van kleurverzadiging Specificeren van het contrast Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te regelen van het beeld dat u opneemt. Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van het beeld dat u opneemt. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “Saturation” (verzadiging) en druk daarna op [왘]. selecteer “Contrast” en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. [왔] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Hoge kleurverzadiging (intensiteit) +2 Hoog contrast +2 +1 +1 Normale kleurverzadiging (intensiteit) Normaal contrast 0 Lage kleurverzadiging (intensiteit) 0 –1 –1 Laag contrast –2 121 –2 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Foto’s met datumafstempeling • Nadat de datuminformatie eenmaal op een foto gestempeld is, kunt u de informatie niet meer uitwissen. • Specificeer het formaat/opmaak van de datum d.m.v. de “Date Style” (datumopmaak) instelling (pagina 164). • De opnamedatum en –tijd worden bepaald in overeenstemming met de instellingen van de cameraklok (pagina’s 47, 163) wanneer de foto opgenomen werd. • Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time” (datum&tijd)) ingeschakeld is (pagina 61). • Datumafstempeling wordt niet ondersteund bij de volgende types beelden. Beelden die opgenomen zijn met bepaalde BEST SHOT scenes (“Business Cards and Documents” (visitekaartjes en documenten), “Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo” (oude foto)) U kunt bij foto’s kiezen uit een datumafstempeling of een datum met tijd afstempeling in de rechter onderhoek van het beeld. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (basisinstelling) tab en selecteer “Timestamp” (tijdafstempeling) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer d.m.v. [왖] en [왔] te gewenste instelling en druk daarna op [SET]. Voorbeeld: 24 december, 2006, 1:25 ‘s middags (PM) Om deze informatie voor de datumafstempeling te registreren: Selecteer deze instelling: Opnamedatum (2006/12/24) Date (datum) Opnamedatum en –tijd (2006/12/24 1:25pm) Date&Time (datum&tijd) Niets Off (uit) • Door de tijdafstempeling in te schakelen zal het van toepasbaar zijnde tijdafstempeling icoon op het beeldscherm verschijnen (pagina 26). : Date (datum) : Date&Time (datum&tijd) 122 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Terugstellen (reset) van de camera • De volgende items worden niet teruggesteld (geïnitialiseerd) wanneer u de camera terugsteld (reset) (pagina 221). — Thuistijd instelling — Wereldtijd insteling — Tijdinstelling — Date Style (datumopmaak) — Language (taal) — Video Out (video uitgang) Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke defaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” op pagina 220. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Reset” (resetten) en druk daarna op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “Reset” (resetten) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op [SET] als u deze procedure wilt annuleren zonder de camera terug te stellen. 123 WEERGAVE WEERGAVE 2. Gebruik [왘] (voorwaarts) of [왗] (achterwaarts) U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft opgenomen. om door de bestanden te bladeren op het beeldscherm. Elementaire weergavebediening Gebruik de volgende procedure om door bestanden te bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn. 1. Druk op [ LET OP ] (PLAY) om de camera in te schakelen. • Hierdoor wordt de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld en verschijnt een beeld of een boodschap op het beeldscherm. Weergavefunctie (PLAY) bestand type [ • Door [왗] of [왘] ingedrukt te houden wordt versneld door de beelden gebladerd. • Om sneller bladeren door de weergavebeelden mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale camera. ] Mapnaam/bestandnaam Beeldkwaliteit Beeldformaat Datum en tijd 124 WEERGAVE Weergave van een audio snapshot On dit te doen: Doe dit: Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot ) en de audio (het geluid) af te tonen (aangegeven door te spelen. Versneld afspelen van de audio in voorwaartse of achterwaarts richting. Houd [왗] of [왘] ingedrukt. Pauzeren en hervatten van de audio weergave. Druk op [SET]. Het geluidsvolume bijstellen. Druk op [왔] en gebruik [왖] en [왔]. Veranderen van de inhoud van het display. Druk op [왖] (DISP). De weergave annuleren. Druk op [MENU]. 1. Gebruik [왗] en [왘] tijdens de weergavefunctie (PLAY) totdat het gewenste beeld wordt weergegeven. 2. Druk op [SET]. • Dit geeft de audio weer die het getoonde beeld vergezelt. BELANGRIJK! • Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en tijdens het pauzeren worden bijgesteld. • U kunt tijdens afspelen van het geluid de volgende bediening uitvoeren. 125 WEERGAVE 3. Verschuif het beeld d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] Inzoomen op het weergegeven beeld naar boven, naar beneden, naar links of naar rechts. Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het beeld op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal acht maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd. 4. Druk op [MENU] om het beeld terug te brengen naar de oorspronkelijke grootte. 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) [왗] en [왘] om het gewenste beeld te tonen. 2. Druk op de zoomtoets ( ) om het beeld te vergroten. BELANGRIJK! • Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een beeld in de display. Huidige zoomfactor Getoond deel • Hierdoor wordt ingezoomd op het beeld. • Er verschijnt een indicator in de linker onderhoek die laat zien welk deel van het huidige beeld dat op dat moment op het beeldscherm wordt getoond. Oorspronkelijk beeld 126 WEERGAVE 4. Gebruik [왖] of [왔] om de gewenste instelling Afmetingen van een beeld heraanpassen te selecteren druk varvolgens dan op [SET]. U kunt de afmetingen van een opgenomen beeld heraanpassen op één van drie afmetingen. • Bij het selecteren van de beeldgrootte (het beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal beeldpunten) en het corresponderende afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u geselecteerde beeldformaat. 1. Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Resize” (afmetingen heraanpassen) en druk daarna op [왘]. Beeldgrootte/ Beeldformaat 3M 2560 × 1920 2048 × 1536 VGA 640 × 480 5M • Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is wanneer een snapshot beeld zich op het beeldscherm bevindt. Afdrukformaat A3 Print Groter A4 Print E-mail (optimaal formaat bij toevoegen van een beeld bijlage aan E-mail Kleiner * “M” betekent “Mega”. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om het heraanpassen van de afmetingen te annuleren. 3. Gebruik [왗] of [왘] om door de beelden te bladeren en dat beeld te tonen waarvan de afmetingen heraangepast dienen te worden. 127 WEERGAVE BELANGRIJK! Trimmen van een beeld • Door de afmetingen van een beeld her aan te passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert. Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het geheugen. • Merk op dat u de afmetingen van de volgende beeldtypen niet kunt heraanpassen. — Beelden met VGA (640 × 480 beeldpunten) en kleinere beelden — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden opgenomen met een andere camera • De afmetingen kunnen niet worden aangepast wanneer er niet genoeg geheugen is om het heraangepaste beeld op te slaan. • Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer de afmetingen van het beeld heraangepast werden. • Wanneer een beeld waarvan de afmetingen heraangepast zijn weergegeven wordt op het kalenderscherm (pagina 140), verschijnt dit bij de datum waarop het heraanpassen van de afmetingen plaatsvond. U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van een vergroot beeld te trimmen. 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) [왗] en [왘] om door de beelden te bladeren en het beeld te tonen dat u wilt tonen. 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Trimming” (trimmen) en druk daarna op [왘]. • Er verschijnt een indicator in de linker onderhoek die laat zien welk deel van het huidige beeld dat op dat moment op het beeldscherm wordt getoond. 128 Huidige zoomfactor Oorspronkelijk beeld Getoond deel WEERGAVE 4. Gebruik de zoomtoets om op het beeld in te BELANGRIJK! zoomen. • Door het beeld te trimmen worden het originele beeld (voor het trimmen) en de nieuwe (getrimde) versie als gescheiden bestanden opgeslagen. • Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt trimmen. — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden opgenomen met een andere camera • De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd wanneer er niet genoeg geheugen is om het getrimde beeld op te slaan. • Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via het beeldscherm van de camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd werd. • Wanneer een getrimd beeld weergegeven wordt op het kalenderscherm (pagina 140), verschijnt dit bij de datum waarop het trimmen plaatsvond. • Het gedeelte van het beeld dat op het beeldscherm weergegeven wordt is het getrimde gedeelte. 5. Beweeg het gedeelte dat getrimd moet worden d.m.v. [왖], [왔], [왗], en [왘] naar boven, naar beneden, naar en naar rechts. 6. Druk op [SET] om het deel van het beeld te extraheren dat zich binnen het trimkader bevindt. • Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven moment toch wilt annuleren. 129 WEERGAVE 3. Selecteer d.m.v. [왗] en Keystone correctie [왘] het voorwerp waarbij u correctie wilt uitvoeren. Corrigeer m.b.v. deze procedure een snapshot (foto) van een rechthoekig voorwerp zoals een (school)bord, document, poster, of foto dat niet haaks is omdat het vanuit een hoek genomen is. • Door keystone correctie uit te voeren bij een beeld wordt een nieuwe (gecorrigeerde) versie (2M (1600 × 1200 beeldpunten)) opgeslagen als een afzonderlijk bestand. 4. Selecteer “Correct” (corrigeren) d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 1. Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY) • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de procedure te verlaten zonder keystone correctie uit te voeren. d.m.v. [왗] en [왘] door de beelden op het beeldscherm en geef het gewenste beeld weer op het display. 2. Selecteer “PLAY” (weergave) en daarna “Keystone” (keystone correctie) en druk daarna op [왘]. • Hierdoor geeft het scherm alle voorwerpen in het beeld weer die in aanmerking komen voor keystone correctie. • Merk op dat de bovenstaande stap enkel mogelijk is wanneer een snapshot (foto) op het beeldscherm wordt weergegeven. 130 WEERGAVE BELANGRIJK! Het gebruiken van kleurherstelling om de kleuren van een oude foto te corrigeren • Als het originele beeld kleiner is dan 2M (1600 × 1200 beeldpunten) dan zal de nieuwe (gecorrigeerde) versie van hetzelfde formaat zijn als het origineel. • Keystone correctie kan niet bij de volgende types bestanden wordt uitgevoerd. — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden die opgenomen zijn met een andere camera • De keystone correctie bewerking kan niet worden uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het gecorrigeerde geheugen op te slaan. • Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het beeldscherm van de camera geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, dus niet wanneer het beeld gecorrigeerd was. • Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was (pagina 140). Door kleurherstelling te gebruiken kunt u de oude kleuren corrigeren van een foto die opgenomen is met een digitale camera. Deze functie is handig voor het corrigeren van bestaande oude foto’s, enz. • Door kleurherstelling uit te voeren bij een beeld wordt een nieuwe (herstelde) versie (2M (1600 × 1200 beeldpunten)) opgeslagen als een afzonderlijk bestand. 1. Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY) d.m.v. [왗] en [왘] door de beelden op het beeldscherm en geef het te corrigeren beeld weer op het display. 2. Selecteer “PLAY” (weergave) en daarna “Color Correction” (kleurcorrectie) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste foto d.m.v. [왗] en [왘]. 131 WEERGAVE 4. Selecteer “Trim” (trimmen) d.m.v. [왖] en [왔] BELANGRIJK! • Als het originele beeld kleiner is dan 2M (1600 × 1200 beeldpunten) dan zal de nieuwe (herstelde) versie van hetzelfde formaat zijn als het origineel. • Merk op dat u geen correctie kan uitvoeren bij de volgende types bestanden. — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden die opgenomen zijn met een andere camera • De kleurcorrectie bewerking kan niet worden uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het gecorrigeerde geheugen op te slaan. • Bij weergave van een hersteld beeld op het beeldscherm van de camera geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, dus niet wanneer het beeld gecorrigeerd was. • Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was (pagina 140). en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt een trimkader op het beeldscherm weergegeven. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om kleurherstelling te verlaten zonder iets op te slaan. 5. Maak het trimkader groter of kleiner m.b.v. de zoomtoets. • Pas de afmetingen van het trimkader aan zoals u wilt om het gewenste gedeelte te trimmen. 6. Verplaats d.m.v. [왖], [왔], [왗], en [왘] om het trimkader naar de gewenste plek te verplaatsen en druk vervolgens op [SET]. • De camera zal de kleuren automatisch corrigeren en het beeld opslaan. • Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer het trimkader zodat het zich ietwat binnen het kader bevindt van het weergegeven beeld. • Selecteer [MENU] om kleurherstelling te verlaten zonder iets op te slaan. LET OP • Zie “Herstellen van een oude foto” op pagina 99 als u het beeld van een oude foto wilt opnemen met deze camera en het beeld dat dit oplevert wilt herstellen. 132 B WEERGAVE Weergeven en bewerken van een film Weergeven van een film Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven die u opgenomen heeft met deze camera. 1. Blader tijdens de PLAY (weergavefunctie) m.b.v [왗] en [왘] door films op het beeldscherm en toon de gewenste film. Verstreken opnametijd Filmicoon Beeldkwaliteit 2. Druk op [SET]. • Hierdoor wordt weergave van de film gestart. • U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren terwijl de film wordt weergegeven. 133 Om dit te doen: Doe dit: Versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave • De snelheid wordt steeds bij elk maal indrukken met één stap verhoogd. Druk op [왗] of [왘]. Laat de versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave terugkeren tot de normale snelheid. Druk op [SET]. Pauzeren van de filmweergave Druk op [SET]. Gepauzeerde weergave per beeld bladeren. Druk op [왗] of [왘]. Filmweergave stoppen. Druk op [MENU] Bijstellen van het geluidsvolume van de film. Druk op [왔] en gebruik [왖] en [왔]. In- en uitschakelen van de beeldscherm indicators. Druk op [왖] (DISP). Inzoomen op het filmbeeld. Druk op de zoomtoets ( ). Bladeren door een ingezoomd beeld op het scherm. Gebruik [왖], [왔], [왗], [왘]. WEERGAVE BELANGRIJK! Montage van een film • U kunt het geluidsniveau van het filmgeluid alleen bijstellen tijdens het weergeven van een film. • U kunt bij filmopname tot 3,5 maal van de normale afmetingen inzoomen. • Films die niet met deze camera opgenomen zijn kunnen mogelijk niet weergegeven worden. Gebruik deze procedure van dit hoofdstuk om films te monteren en te wissen. Met de montagebewerkingen kunt u alles voor of na een specifiek beeld of alles tussen twee bepaalde beelden in knippen. BELANGRIJK! • Geknipte beelden kunnen niet meer worden opgeroepen – ze zijn echt weg. Zorg er dus voor dat u een gedeelte van een film echt wilt wegknippen voordat u specificeert dat een knipbewerking moet worden uitgevoerd. • Montages kunnen niet uitgevoerd worden bij films die niet met deze camera opgenomen zijn. • Er kan geen montage worden uitgevoerd bij een film die korter dan 5 seconden is. • Bij bepaalde types geheugenkaarten kan de knipbewerking een aanzienlijke tijd in beslag nemen. Dit is normaal en duidt niet op een defect. • De knipbewerking kan mogelijk niet uitgevoerd worden als de beschikbare hoeveelheid geheugen minder is dan de grootte van het filmbestand dat u probeert te knippen. Mocht dit het geval zijn, wis dan bestanden die u niet langer meer nodig heeft om geheugenruimte vrij te maken. • Het monteren van twee verschillende films tot een enkele film en het opsplitsen van één film in meerdere onderdelen wordt niet ondersteund door de functies van de camera. 134 WEERGAVE ■ Knippen van alles voor of na een specifiek beeld 4. Toon het beeld waar de film moet worden geknipt. 1. Druk op [SET] terwijl de film die u wilt monteren weergegeven wordt. • Hierdoor wordt de weergave van een film gepauzeerd. 2. Druk op [왔]. 3. Selecteer de bewerking die u wilt uitvoeren m.b.v. [왖] en [왔]. Doe dit: Alles voor een gespecificeerd beeld knippen Cut (knippen) Alles na een gespecificeerd beeld knippen Cut (knippen) Knipfunctie verlaten Doe dit: Versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave Druk op [왗] of [왘] drukken. Filmweergave pauzeren en voortzetten Druk op [SET]. Gepauzeerde weergave per beeld doorbladeren Druk op [왗] of [왘] drukken. Annuleren van de knipbewerking Druk op [MENU]. • Het rode gedeelte van de indicatorstaafindicator geeft aan welk gedeelte wordt geknipt. • U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op [MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te selecteren en vervolgens op [왘] te drukken. Om dit te doen: Om dit te doen: Cancel (annuleren) 135 WEERGAVE ■ Alles tussen twee specifieke beelden in knippen 5. Druk [왔] wanneer het gewenste beeld wordt getoond. 1. Druk op [SET] terwijl de film die u wilt monteren weergegeven wordt. 6. Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [왖] en [왔] en druk • Hierdoor wordt de weergave van een film gepauzeerd. op [SET]. • De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd. Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt. 2. Druk op [왔]. • Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te verlaten. • U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op [MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te selecteren en vervolgens op [왘] te drukken. 3. Selecteer “ Cut” (knippen) d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de snijfunctie te verlaten. 136 WEERGAVE 4. Toon het startbeeld waar de eerste 6. Verwijs naar stap 4 en knipbewerking moet worden uitgevoerd. Om dit te doen: Doe dit: Versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave Druk op [왗] of [왘] drukken. Filmweergave pauzeren en voortzetten Druk op [SET]. Gepauzeerde weergave per beeld doorbladeren Druk op [왗] of [왘] drukken. Annuleren van de knipbewerking Druk op [MENU]. zoek naar het het knipeindescherm. Druk op [왔] wanneer het knipeindescherm getoond wordt. • Het rode gedeelte van de indicatorstaafindicator geeft aan welk gedeelte wordt geknipt. 7. Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. 5. Druk op [왔] wanneer • De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd. Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt. het gewenste beeld wordt getoond. • Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te verlaten. 137 WEERGAVE ■ Een stilbeeld van een film vastleggen Vastleggen van een stilbeeld van een film (MOTION PRINT) 1. Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY) Met de MOTION PRINT functie kunt u een beeld vastleggen van een bestaande film en een stilbeeld creëren dat geschikt is om af te drukken. Er zijn twee layouts die u kunt gebruiken om een beeld vast te leggen en de geselecteerde lay-out bepaalt de uiteindelijke beeldgrootte. d.m.v. [왗] en [왘] door de films op het beeldscherm en toon de film die de gewenste beelden bevat. 2. Druk op [MENU]. • 9 frames (1600 × 1200 beeldpunten uiteindelijke beeldgrootte) 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “MOTION PRINT” (Bwegende afdruk) en druk vervolgens op [왘]. 4. Selecteer d.m.v. [왖] en Achtergrondbeelden [왔] de layout (“1 frame” (1 beeld) of “9 frames” (9 beelden)) die u wlt gebruiken. Geselecteerd hoofdbeeld • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de MOTION PRINT functie te verlaten. • 1 frame (640 × 480 beeldpunten uiteindelijke beeldgrootte) Geselecteerd hoofdbeeld 138 WEERGAVE 5. Toon d.m.v. [왗] en [왘] het beeld dat u wilt Tonen van een 9-beelden scherm gebruiken als het hoofdbeeld. Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden tegelijkertijd op het beeldscherm. • Door één van beide toetsen ingedrukt te houden wordt het bladeren versneld uitgevoerd. 6. Druk op [SET] na eerst 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de het gewenste beeld te hebben geselecteerd. zoomtoets ( ). • Hierdoor wordt het 9-beelden scherm getoond. Het beeld dat het laatst op het display getoond wordt, zal weergegeven worden met een selectiekader er om heen. • Hierdoor wordt het stilbeeld dat het resultaat is getoond. • Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij het beeld dat weergegeven werd voordat u overschakelde naar het 9-beelden scherm. • Als u “9 frames” (9 beelden) voor de lay-out selecteerde, zal het beeld dat u selecteerde in stap 4 het hoofdbeeld zijn terwijl de beelden aan beide zijden zullen dienen als achtergrondbeelden. • Bij een filmbestand (pagina 133) wordt “ ” weergegeven aan de boven- en aan de onderkant van het beeldscherm. • Op het 9-beelden scherm geeft (microfoon) een spraakopnamebestand aan (pagina 147). • Als u “1 frame” (1 beeld) selecteerde in stap 4 verschijnt hier het beeld dat u selecteerde in stap 6. • BELANGRIJK! • MOTION PRINT kan niet uitgevoerd worden bij films die niet met deze camera opgenomen zijn. 139 verschijnt in plaats van het beeld wanneer de datum data bevat die niet door deze camera kunnen worden weergegeven. WEERGAVE 2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en Selectiekader Tonen van het kalenderscherm [왘] om het selectiekader te verplaatsen naar het gewenste beeld. Door op [왘] te drukken terwijl het selectiekader zich in de rechterkolom bevindt of op [왗] te drukken terwijl het selectiekader zich in de linkerkolom bevindt, wordt doorgebladerd naar het volgende scherm met 9-beelden. Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1 maand te tonen. Elke dag toont het eerste bestand dat op die dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om het gewenste bestand te vinden. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) tweemaal op de zoomtoets ( ). • U kunt de kalender ook weergeven door op [MENU] te drukken, de “PLAY” tab te Jaar/Maand selecteren, “Calendar” Datumselectiecursor (kalender) te selecteren en vervolgens op [왘] te drukken om de kalender weer te geven. • Volg de procedure onder “Veranderen van de datumopmaak” op pagina 164 om het datumformaat te specificeren. • Het op de kalender voor elke dag getoonde bestand is het eerste bestand dat op die datum was opgenomen. Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt weergegeven. 1 2 3 10 11 12 4 5 6 13 14 15 7 8 9 16 17 18 19 20 3. Door op een willekeurige toets anders dan [왖], [왔], [왗], [왘] of de sluitertoets te drukken wordt een volledige versie op ware grootte getoond van het beeld waar het selectiekader zich bevindt. • Druk op [MENU] of op [BS] om het kalenderscherm te verlaten. 140 B WEERGAVE • Op het kalenderscherm geeft (microfoon) een spraakopnamebestand aan (pagina 147). • Spelen van een Slideshow (diashow) De Slideshow (diashow) speelt beelden automatisch af in volgorde en met vaste tussenpauzes. verschijnt in plaats van het beeld wanneer de datum data bevat die niet kan worden getoond door deze camera. 2. Verplaats het selectiekader m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] naar de gewenste datum en druk vervolgens op [SET]. • Dit toont een beeld van het eerste bestand dat genomen was op de geselecteerde datum. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op BELANGRIJK! • Merk de volgende punten op betreffende hoe bepaalde bewerkingsfuncties van de camera een effect hebben op de datum die geassocieerd is met welk beeld op het kalenderscherm. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer Uitvoeren van dit type bewerking: Zal het resulterende beeld met deze datum associëren: Keystone, Color Correction (kleurcorrectie), Resize (afmetingen heraanpassen), Trimming (trimmen), Copy (kopiëren) De datum dat de bewerkingsfunctie was uitgevoerd Bewerken van de datum en de tijd van een beeld De datum dat het oorspronkelijke beeld opgenomen was [MENU]. “Slideshow” (diashow) en druk vervolgens op [왘]. 141 B WEERGAVE 3. Configureer m.b.v. het scherm dat verschijnt de instellingen voor het beeld, de tijd, de tussenpauzes en de effecten. Images (Beelden) Effect • All Images (Alle beelden) Toont alle beelden in het geheugen van de camera. • Only (alleen) Deze icoon verschijnt enkel bij snapshots en audio snapshots. • Only (alleen) Deze icoon verschijnt enkel bij films. • One Image (Eén beeld) Toont een bepaald beeld • Favorites (Favorieten) Toont alle beelden in de FAVORITE map. Time (Tijd) Specificeer de gewenste weergavetijd (1 tot en met 5 minuten of 10, 15, 30 of 60 minuten) m.b.v. [왗] en [왘]. Interval (Tussenpauze) Specificeer de gewenste tussenpauze (MAX. of 1 tot 30 seconden) m.b.v. [왗] en [왘]. • Wanneer de weergave een filmbestand aantreft terwijl “MAX” is geselecteerd als de tussenpauze wordt enkel het eerste beeld van het filmpje getoond. • Pattern 1, 2, 3, 4 (patroon 1, 2, 3, 4) Oefent een vooringesteld effect uit wanneer van het ene beeld naar het volgende beeld wordt overgegaan. • Random (willekeurig) Oefent de vooringestelde patronen (1, 2, 3 en 4) willekeurig uit. • OFF Efecten zijn uitgeschakeld. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Start” (starten) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart. 5. Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te stoppen. • De diashow stopt ook automatisch nadat de hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde voor “Time” (tijd). 142 WEERGAVE • Merk op dat de effectinstellingen niet van kracht zijn wanneer de slideshow “Images” (beelden) instelling “Favorites” (favorieten) is of “ Only” (alleen ) of wanneer de slideshow “Interval” instelling “MAX” (maximaal), “1 sec” of “2 sec” is. • Bij beelden die u van een andere digitale camera of van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd voordat ze verschijnen. • Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze uitzetten door op [왖] (DISP) te drukken (pagina 29). • Wanneer de diashow een film bereikt terwijl “One Image” (één beeld) geselecteerd is voor “Images” (beelden), zal de film de weergave herhalen voor de door “Time” (tijd) gespecificeerde tijdsduur. BELANGRIJK! • Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt totdat het beeld stil gaat staan. • Door tijdens de slideshow op [왗] te drukken wordt teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door indrukken van [왘] doorgegaan wordt naar het volgende beeld. • Wanneer de slideshow bij een filmbestand komt, wordt de film en de begeleidende audio eenmaal weergegeven. • Wanneer de slideshow bij een spraakopnamebestand of een audio snapshot komt, wordt dit eenmaal weergegeven. • Het geluid van films, audio snapshots en spraakopnamebestanden wordt niet gespeeld wanneer “MAX” (maximaal) gespecificeerd is voor de “Interval” (tussenpauze) instelling van de slideshow. Bij alle “Interval” (tussenpauze) instellingen worden films en alle andere audio (films, audio snapshots en spraakopnamebestanden) weergegeven ongeacht de lengte. • Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen door op [왔] te drukken en daarna [왖] en [왔] te gebruiken. 143 WEERGAVE 4. Gebruik [왖] en [왔] om Roteren van het displaybeeld “Rotate” (roteren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd getoond worden in de geroteerde oriëntatie. • Elke keer indrukken van [SET] draait het beeld met 90°. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op 5. Druk nadat u klaar bent met het configureren [MENU]. van de instellingen op [MENU] om het instelscherm te verlaten. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Rotation” (rotatie) en druk vervolgens op [왘]. • Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is wanneer een snapshot beeld zich op het beeldscherm bevindt. 3. Gebruik [왗] en [왘] om door de beelden te bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op het beeldscherm te zien is. 144 WEERGAVE BELANGRIJK! Toevoegen van audio aan een snapshot • U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst onbeveiligd te maken. • U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het opgenomen was met een ander type digitale camera. • U kunt beelden van het volgende type niet roteren: — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) • Het roteren van beelden wordt alleen ondersteund voor een enkel beeld. Het is niet mogelijk een scherm van 9-beelden, een beeld op het kalenderscherm of een beeld waarop ingezoomd is te roteren. De “post-opname” functie laat u geluid toevoegen aan snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het audiogedeelte van een audio snapshot (die met een icoon er op) ook heropnemen. • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. • Opnametijd: Maximaal 30 seconden per beeld • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB per seconde.) 145 WEERGAVE 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de Heropnemen van het geluid [왗] en [왘] toetsen om door de snapshots te bladeren totdat de gewenste getoond wordt waaraan u audio wilt toevoegen. 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de [왗] en [왘] toetsen om door de snapshots te bladeren totdat de gewenste getoond wordt waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen. 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” 2. Druk op [MENU]. (weergave) tab, selecteer “Dubbing” (geluidsdubben) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Dubbing” (geluidsdubben) en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Delete” (wissen) te 4. Druk op de sluitertoets om audio opname te selecteren en druk vervolgens op [SET]. starten. • Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen, druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien. 5. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden 5. Druk op de sluitertoets om audio opname te of wanneer u op de sluitertoets drukt. starten. 6. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden of wanneer u op de sluitertoets drukt. • Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en vervangen door de nieuwe. 146 WEERGAVE BELANGRIJK! Weergeven van een spraakopnamebestand • Let er op dat u de microfoon niet met uw vingers blokkeert. • Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de camera te ver van het Microfoon onderwerp weg is. • Nadat de geluidsopname voltooid is verschijnt de icoon op het beeldscherm. • U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de resterende geheugencapaciteit laag is. • U kunt geen geluid toevoegen aan beelden van het volgende type: — Filmbeelden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beveiligde foto’s (pagina 155) • Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of het geluid wist. Voer de volgende stappen uit om een spraakopnamebestand weer te geven. 1. Gebruik [왗] en [왘] tijdens de weergavefunctie (PLAY) om het gewenste spraakopnamebestand (een bestand aangegeven met ) weer te geven. 2. Druk op [SET]. • Hierdoor wordt de weergave van het spraakopnamebestand gestart via de luidspreker van de camera. • U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl het geluid weergegeven wordt. 147 WEERGAVE Om dit te doen: Doe dit: Snel vooruit- of achteruitspoelen van het geluid. Houd [왗] of [왘] ingedrukt. Pauzeren en hervatten van de film weergave. Druk op [SET]. Het geluidsvolume bijstellen. Druk op [왔] en gebruik [왖] en [왔]. In- en uitschakelen van het beeldscherm. Druk op [왖] (DISP). Annuleren van de weergave. Druk op [MENU]. Tonen van camerabeelden op een televisiescherm U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen en zelfs een televisiescherm gebruiken om beelden naar wens samen te stellen voordat u het beeld dan opneemt. Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient u de beschikking te hebben over een televisie met een video-ingangsaansluiting. 1. Sluit één uiteinde van de AV kabel die meegeleverd is met de camera aan op de USB/ AV aansluiting van de camera en het andere uiteinde op de video-ingangsaansluiting van het televisietoestel. BELANGRIJK! • Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en tijdens het pauzeren worden bijgesteld. • Wanneer uw opname voorzien is van indextekens (pagina 108), kunt u naar het volgende indexteken doorspringen door de weergave te pauzeren en vervolgens op [왗] of [왘] te drukken. Druk vervolgens op [SET] om de weergave te hervatten van de positie van het indexteken (pagina 108). 148 WEERGAVE BELANGRIJK! • U dient als de spanning aan/uit functie (pagina 169) “Power On” (spanning aan) of “Power On/Off” (spanning aan/uit) te selecteren als u de camera aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van videobeelden. • Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van de camera te zien zijn zullen ook op het televisiescherm verschijnen. • Merk op dat het geluid in mono is. • Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de opgenomen beelden en de beelden tijdens de opname mogelijk niet het gehele scherm vullen. • Voor het video uitgangssignaal is het geluidsvolume aanvankelijk ingesteld op maximum. Voer bijstelling in het geluidsvolume uit d.m.v. de TV regelaars. AV kabel Geel Wit (Video) (Audio) Video ingangsaansluiting TV USB/AV aansluiting Let er op dat de zijde van de aansluiting die met een pijl (왖) gemarkeerd is, in dezelfde richting wijst als de voorkant van de camera (waar de lens zich bevindt). • Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de video-ingangsaansluiting (geel) van het televisietoestel en de witte stekker op de audio ingangsaansluiting (wit). 2. Schakel de televisie in en selecteer de videoingangsfunctie. 3. Druk op [ ] of [ ] om de spanning van de camera in te schakelen en voer daarna de vereiste bewerking uit voor de weergave of de opname. 149 WEERGAVE LET OP Selecteren van het video-uitgangssysteem • U kunt de camera aansluiten op een DVD recorder of een videocassetterecorder om beelden van de camera op te nemen. Sluit gewoonweg de AV kabel die met de camera meegeleverd wordt aan op de video ingangsaansluitingen en de audio ingangsaansluitingen van de DVD recorder of de videocassetterecorder in plaats van op uw televisietoestel. — Na het tot stand brengen van de aansluitingen kunt u een diashow van foto’s en films weergeven via de camera en ze opnemen op een DVD of een videoband. U kunt films opnemen door de “ Only” (alleen ) instelling te selecteren als de diashow “Images” (beelden) instelling (pagina 141). — Wis m.b.v. [왖] (DISP) alle indicator van het beeldscherm (pagina 29) bij het opnemen van beelden naar een extern toestel. U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het voor aanpassing aan het systeem van de TV die u gebruikt. 1. Druk tijdens de opname- (REC) of weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Video Out” (video-uitgang) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 150 Als u een TV gebruikt die bedoeld is voor gebruik in dit gebied: Selecteer deze instelling: U.S., Japan en andere gebieden met het NTSC systeem NTSC Europa en andere gebieden met het PAL systeem PAL WEERGAVE BELANGRIJK! • Beelden zullen niet op de juiste wijze worden weergegeven als een verkeerd videosysteem wordt geselecteerd. • Deze camera ondersteunt enkel de NTSC en PAL videosystemen. Beelden worden niet juist weergegeven als u een televisietoestel (monitor) gebruikt dat ontworpen is voor een ander videosysteem. 151 WISSEN VAN BESTANDEN WISSEN VAN BESTANDEN U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden. Wissen van een enkel bestand 1. Druk tijdens de BELANGRIJK! weergavefunctie (PLAY) op [왔] ( • Merk op dat het wissen van bestanden niet ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let er dus goed op dat u een bestand echt niet meer nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt dit voor het wissen van alle bestanden - controleer eerst alle bestanden voordat u deze handeling uitvoert. • Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd te maken (pagina 155). • Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina 156). • Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er aan vast zit. • U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de procedures op pagina 159 voor details aangaande het wissen van de inhoud van de FAVORITE map. ). 2. Gebruik [왗] of [왘] om door de bestanden te bladeren totdat het te wissen bestand wordt getoond. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Delete” (wissen) te selecteren. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen. 4. Druk op [SET] om het bestand te wissen. • Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere bestanden te wissen, indien gewenst. 5. Druk op [MENU] om het menuscherm te verlaten. 152 WISSEN VAN BESTANDEN Wissen van alle bestanden 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [왔] ( ). 2. Gebruik [왖] of [왔] om “All Files Delete” (alle bestanden wissen) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Yes” (ja) te selecteren. • Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te verlaten zonder een bestand uit te wissen. 4. Druk op [SET] om alle bestanden uit te wissen. • De boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle bestanden gewist zijn. 153 BEHEER VAN BESTANDEN BEHEER VAN BESTANDEN Dankzij de mogelijkheden van de camera voor bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds wissen en de gewenste bestanden opslaan in het ingebouwde geheugen van de camera. Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten. Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een map, wordt automatisch de volgende map met het volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden als volgt gegenereerd. Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand Mappen CIMG0026.JPG Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde geheugen of op de geheugenkaart. Extensie Serienummer (4 cijfers) Geheugenmappen en -bestanden • De map- en bestandnamen die hier worden beschreven verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw computer bekijkt. Zie pagina 27 voor informatie betreffende informatie over hoe de camera map- en bestandnamen aangeeft. • Het feitelijke aantal bestanden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de kaartcapaciteit, enz. • Zie voor details aangaande de mapstructuur “Geheugenmapstructuur” op pagina 202. Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het geheugen houden. Mapnamen worden als volgt gegenereerd. Voorbeeld: Naam van de 100ste map 100CASIO Serienummer (3 cijfers) 154 BEHEER VAN BESTANDEN 3. Gebruik [왗] of [왘] om door de bestanden de Beschermen van bestanden bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt beveiligen. Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet worden gewist (pagina 152). U kunt bestanden afzonderlijk beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen beveiligen door een enkele bedieningshandeling. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “On” (aan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. BELANGRIJK! • Zelfs als een bestand beveiligd is, wordt het uitgewist wanneer een geheugenkaart wordt geformatteerd (pagina 174) of als het ingebouwde geheugen geformatteerd wordt (pagina 170). • Een beveiligd bestand wordt aangegeven door het teken. • Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u “Off” (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET]. Beveiligen van een enkel bestand 5. Druk op [MENU] om het menuscherm te verlaten. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Protect” (beveiligen) en druk daarna op [왘]. 155 BEHEER VAN BESTANDEN Beveiligen van alle bestanden Gebruik van de FAVORITE folder U kunt foto’s van uw familie of andere speciale beelden van een bestandsopslagmap (pagina 202) kopiëren naar de FAVORITE map in het ingebouwde geheugen. De naar de FAVORITE map gekopieerde beelden worden automatisch gereduceerd tot 320 × 240 beeldpunten. Beelden in de FAVORITE map worden niet getoond tijdens normale weergave om op die manier persoonlijke beelden privé te houden terwijl u ze toch bij u kunt hebben. De beelden in de FAVORITE map worden niet gewist wanneer u van geheugenkaart wisselt zodat u de foto’s altijd bij de hand heeft. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Protect” (beveiligen) en druk daarna op [왘]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “All Files : On” (Alle bestanden : aan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op [SET] in stap 3 zodat de instelling “All Files : Off” (alle bestanden uit) laat zien. Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 4. Druk op [MENU] om het menuscherm te verlaten. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. 156 BEHEER VAN BESTANDEN 3. Gebruik [왖] of [왔] om LET OP “Save” (opslaan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Door een beeldbestand volgens de bovenstaande procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA van 320 × 240 beeldpunten naar de FAVORITE map gekopieerd. • Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot 9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen. Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat opgeslagen kan worden in het ingebouwde geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en van andere factoren. • Hierdoor worden de namen van de bestanden in het ingebouwde geheugen of op de ingelegde geheugenkaart getoond. 4. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt kopiëren. BELANGRIJK! 5. Gebruik [왖] of [왔] om “Save” (opslaan) te • Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn aangepast niet meer kan terugkeren naar het oorspronkelijke formaat. • Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar een geheugenkaart worden gekopieerd. selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de FAVORITE map gelopieerd. 6. Gebruik na het kopiëren van alle gewenste bestanden [왖] en [왔] om “Cancel” (annuleren) te selecteren en druk vervolgens op [SET] om deze functie te verlaten. 157 BEHEER VAN BESTANDEN BELANGRIJK! Tonen van een bestand in de FAVORITE map • Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd wordt in het ingebouwde geheugen van de camera. Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm van een computer wilt bekijken dient u eerst de geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te verwijderen om met het overbrengen van data te beginnen (pagina’s 173, 189). 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • De boodschap “No Favorites File!” (geen favouriet bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is. 4. Gebruik [왘] Bestandsnaam (voorwaarts) of [왗] (achterwaarts) om door de bestanden in de FAVORITE map te bladeren. FAVORITE (favorite) mapicoon 5. Druk nadat u klaar bent met het bekijken van de bestanden tweemaal op [MENU] om deze functie te verlaten. 158 BEHEER VAN BESTANDEN Wissen van een bestand uit de FAVORITE map Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 4. Druk op [왔] ( selecteren en druk vervolgens op [SET]. 4. Druk op [왔] ( ). 5. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te ). 5. Gebruik [왖] en [왔] om “All Files Delete” (alle selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt wissen. bestanden wissen) te selecteren en druk dan op [SET]. 6. Gebruik [왖] of [왔] om “Delete” (wissen) te BELANGRIJK! selecteren en druk vervolgens op [SET]. • U kunt de bedieningshandelingen voor wissen op pagina 152 niet gebruiken om beelden uit de FAVORITE map te wissen. Echter door formatteren van het geheugen (pagina 170) worden de bestanden in de FAVORITE map gewist. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen. 7. Gebruik na het wissen van alle gewenste bestanden [왖] en [왔] om “Cancel” (annuleren) te selecteren en druk vervolgens op [SET] om deze functie te verlaten. 159 ANDERE INSTELLINGEN ANDERE INSTELLINGEN Instellen van het geluidsniveau van de bevestigingstoon Configureren van de geluidsinstellingen U kunt verschillende geluiden configureren die dan gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt, de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een toetsbewerking uitvoert. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Sounds” (geluiden) en druk vervolgens op [왘]. Configureren van de geluidsinstellingen 1. Druk op [MENU]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “ 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, 4. Gebruik [왗] en [왘] om de gewenste instelling selecteer “Sounds” (geluiden) en druk vervolgens op [왘]. voor het volume te specificeren en druk vervolgens op [SET]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om het geluid te selecteren • U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst). waarvan u de instelling wilt configureren en druk vervolgens op [왘]. BELANGRIJK! 4. Gebruik [왖] en [왔] om de instelling te • De instelling voor het volume die u hier maakt heeft ook invloed op het geluidsvolumeniveau voor het video uitgangssignaal (pagina 148). veranderen en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Selecteer een ingebouwd geluid Sound 1 – Sound 5 (geluid 1 – 5) Schakel het geluid uit Off (uit) Operation” (bediening) te selecteren. 160 ANDERE INSTELLINGEN Instellen van het geluidsniveau voor de weergave van films en audio snapshots Specificeren van een beeld voor het beginscherm U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor het beginscherm, waardoor dit op het beeldscherm verschijnt telkens wanneer u de camera inschakelt door op de spanningstoets of op [ ] (REC) te drukken. Het beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ] (PLAY) indrukt om de camera in te schakelen. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Sounds” (geluiden) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer “ 1. Druk op [MENU]. Play” (weergave) d.m.v. [왖] en [왔]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 4. Specificeer d.m.v. [왗] en [왘] de gewenste selecteer “Startup” (start) en druk vervolgens op [왘]. instelling voor het weergavevolume en druk op [SET]. 3. Toon m.b.v. [왗] en [왘] het beeld dat u wilt • U kunt het weergavevolume instellen binnen het bereik tussen 0 (geen geluid) en 7 (luidst). gebruiken voor het beginscherm. 4. Verander de instelling m.b.v. [왖] en [왔] en BELANGRIJK! druk daarna op [SET]. • De instelling voor het volume die u hier maakt heeft geen invloed op het geluidsvolumeniveau voor het video uitgangssignaal (pagina 148). 161 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Gebruik het beeld dat op het moment wordt getoond als het beginschermbeeld On (aan) Schakel het beginscherm uit Off (uit) ANDERE INSTELLINGEN BELANGRIJK! Specificeren van de bestandsnaam serienummer generatiemethode • U kunt elk van de volgende types beelden selecteren als het startbeeldscherm. — Het ingebouwde beeld van de camera — Een snapshot — Enkel het beeldgedeelte van een audio snapshot • Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat nieuwe beeld het eerdere beeld uit het beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom dient u een gescheiden kopie van het beeld in het standaard beeldopslaggeheugen van de camera te hebben opgeslagen als u naar een eerder beginschermbeeld wilt teruggaan. • Het beginschermbeeld wordt gewist als u het ingebouwde geheugen formatteert (pagina 164). Gebruik de volgende procedure om de methode te specificeren voor het genereren van het serienummer dat gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 154). 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “File No.” (bestandsnaam) en druk vervolgens op [왘]. 3. Verander de instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. 162 Om dit te doen voor een juist opgeslagen bestand: Selecteer deze instelling: Sla het laatste gebruikte bestandnummer op en verhoog dit met één ongeacht of bestanden uitgewist zijn of de geheugenkaart door een nieuwe werd vervangen. Continue (voortzetten) Start het serienummer opnieuw vanaf 0001 wanneer alle bestanden gewist zijn of de geheugenkaart vervangen is. Reset (terugstellen) ANDERE INSTELLINGEN Selecteren van uw thuistijdzone Instellen van de klok Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder “Instellen van de huidige tijd en datum” op pagina 164. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [왘]. • Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone aangegeven. BELANGRIJK! • Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich op het moment bevindt) selecteert voordat u de instellingen verandert voor de tijd en de datum. Anders zullen de instellingen voor de tijd en de datum automatisch veranderen wanneer u een andere tijdzone selecteert. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “Home” (thuistijd) te selecteren en druk daarna op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “City” (stad) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 5. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de het geografische gebied te selecteren dat de plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone en druk vervolgens op [SET]. 6. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste stad te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 7. Druk na het selecteren van de gewenste stad op [SET] om de bijbehorende zone als uw thuistijdzone te registreren. 163 ANDERE INSTELLINGEN Instellen van de huidige tijd en datum Veranderen van de datumopmaak 1. Druk op [MENU]. U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken van het tonen van de datum. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 1. Druk op [MENU]. selecteer “Adjust” (bijstellen) en druk vervolgens op [왘]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Date Style” (datumstijl) en druk vervolgens op [왘]. 3. Stel de huidige tijd en de tijd in. Om dit te doen: Doe dit: Veranderen van de instelling op de plaats waar de cursor zich bevindt Druk op [왖] en [왔]. Verplaatsen van de cursor tussen instellingen Druk op [왗] en [왘]. Overschakelen tussen de 12-uur en de 24-uur tijdaanduiding. Druk op [BS]. 3. Druk op [왖] en [왔] om de instelling te veranderen en druk vervolgens op [SET]. Voorbeeld: 24 december, 2006 4. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op [SET] om ze te registreren en het instelscherm te verlaten. 164 Om de datum zo te tonen: Selecteer deze opmaak: 06/12/24 YY/MM/DD 24/12/06 DD/MM/YY 12/24/06 MM/DD/YY ANDERE INSTELLINGEN Configureren van wereldtijdinstellingen Gebruiken van wereldtijd U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz. Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162 steden in 32 tijdzones selecteren. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [왘]. Tonen van het wereldtijdscherm 3. Druk op [왖] en [왔] om “World” (wereld) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 1. Druk op [MENU]. 4. Druk op [왖] en [왔] om 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en “City” (stad) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [왘]. • Om de zomertijdinstelling te configureren, selecteert u “DST” en vervolgens ofwel “On” (aan) of “Off” (uit). 3. Druk op [왖] en [왔] om “World” (wereld) te selecteren. Om dit te doen: Selecteer dit: Toon de tijd in uw thuistijdzone Home (thuistijd) Toon de tijd in de zone die op dat moment geselecteerd is op het wereldtijdscherm. World (wereldtijd) • Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om de huidige instelling van de tijd één uur vooruit te zetten tijdens de zomermaanden. • Het gebruik van zomertijd hangt samen met plaatselijke gebruiken en de wetgeving. 4. Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm te verlaten. 165 ANDERE INSTELLINGEN 5. Selecteer m.b.v. [왖], Bewerken de datum en de tijd van een beeld [왔], [왗] en [왘] het gewenste geografische gebied en druk vervolgens op [SET]. Volg de procedure in dit hoofdstuk om de datum en de tijd van een eerder opgenomen beeld te veranderen. Dit is handig wanneer de huidige datum en tijd verkeerd zijn om de volgende redenen. • Omdat de instellingen van de camera’s klok niet juist geconfigureerd waren tijdens het opnemen van het beeld (pagina 46) • Omdat het beeld opgenomen was in de verkeerde wereldtijdzone (pagina 165) 6. Druk op [왖] en [왔] om de gewenste stad te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 7. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op [SET] om de instellingen toe te passen en het instelscherm te verlaten. 1. Tijdens de weergavefunctie (PLAY) geef d.m.v. [왗] en [왘] het beeld weer waarvan u de datum en de tijd wilt bewerken. 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Date/Time” (datum/tijd) en druk vervolgens op [왘]. 4. Stel de datum en de tijd naar wens in. 166 ANDERE INSTELLINGEN Om dit te doen: Doe dit: Verander de waarde bij de plaats van de cursor Druk op [왖] of [왔]. Verplaats de cursor tussen instellingen Druk op [왗] of [왘]. Schakel heen en weer tussen 12uur en 24-uur aanduiding Druk op de [BS] toets. Veranderen van de displaytaal U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 5. Wanneer alle instellingen naar wens zijn, druk selecteer “Language” (taal) en druk vervolgens op [왘]. dan op de [SET] toets om ze toe te passen. • Geef na het bewerken van de tijd en de datum het beeld weer om te bevestigen dat de datum en de tijd correct zijn. 3. Druk op [왖], [왔], [왗] en [왘] om de instelling te veranderen en druk vervolgens op [SET]. BELANGRIJK! • Het is niet mogelijk de datum van de volgende types bestanden te veranderen. — Opnamen van films en spraak — Beelden gecreëerd met MOTION PRINT • De datum en tijd die op een beeld gestempeld zijn m.b.v. de tijdafstempelingfunctie kunnen niet worden veranderd (pagina 122). • Het is niet mogelijk de datum en de tijd van een beeld te bewerken van een beeld dat beveiligd is. Maak het beeld eerst onbeveiligd en bewerk daarna de datum en de tijd. • U kunt een datum instellen van 1 januari 1980 tot en met 31 december 2049. 167 ANDERE INSTELLINGEN • Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECTPRINT) zorgt er voor dat de camera de computer beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik deze instelling voor het allerdaagse oversturen van beelden van de camera naar de computer (waarbij u dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt gebruiken). • PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van beelddata naar het aangesloten toestel. Veranderen van het protocol van de USB poort U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van de camera wanneer u aansluit op een computer, een printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat past bij het toestel waarop u aansluit. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Bij aansluiten op dit type toestel: Selecteer deze instelling: Computer of printer die compatibel is met USB DIRECTPRINT (pagina 183) Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) Printer compatibel met PictBridge (pagina 183) PTP (PictBridge)* * “PTP” is de afkorting van “Picture Transfer Protocol” (Protocol voor het overzenden van beelden). 168 ANDERE INSTELLINGEN BELANGRIJK! Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies • Wanneer de stand “Power On/Off” (spanning aan/uit) geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de opnamefunctie (REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de weergavefunctie (PLAY). • Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de weergavefunctie (PLAY). Wordt overgeschakeld naar de dat moment geselecteerde opnamefunctie (REC) terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie (PLAY) wordt geschakeld. • Als u de camera aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van videobeelden, dient u als de spanning aan/uit functie “Power On” (spanning aan) of “Power On/Off” (spanning aan/uit) te selecteren. U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt telkens bij indrukken van deze toetsen. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “REC/PLAY” (opname/weergave) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Om deze bewerking te configureren: Selecteer deze instelling: De spanning wordt ingeschakeld bij ] (REC) of [ ] indrukken van [ (PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld) Power On (spanning aan) De spanning wordt in- of uitgeschakeld bij indrukken van [ ] (REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) Power On/Off (spanning aan/uit) De spanning wordt niet in- of uitgeschakeld bij indrukken van [ (REC) of [ ] (PLAY) Disable (niet geactiveerd) ] LET OP • De oorspronkelijke defaultinstelling is “Power On” (spanning aan). 169 ANDERE INSTELLINGEN 1. Controleer dat er geen geheugenkaart in de Formatteren van het ingebouwde geheugen camera geladen is. Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt alle opgeslagen data uitgewist. • Mocht er een geheugenkaart geladen zijn in de camera, verwijder deze dan (pagina 173). BELANGRIJK! 2. Druk op [MENU]. • Merk op dat data die gewist is door formatteren niet meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u geen enkele data in het geheugen nodig heeft voordat u het gaat formatteren. • Bij formatteren van het ingebouwde geheugen wordt de volgende items gewist. — Beveiligde beelden — Beelden in de FAVORITE map — Gebruikersinstellingen voor de BEST SHOT functie — Startschermbeeld • Controleer voordat u begint met het formatteren dat de spanning van de camera’s accu niet te laag is. Als de accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het formatteren brengt het risico met zich mee dat het formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de camera niet goed functioneert. • U mag het accudeksel nooit openen terwijl het formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met zich mee dat de camera niet goed functioneert. 3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Format” (formaat) en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Format” (formatteren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Wordt de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld na het formetteren van het ingebouwde geheugen, dan zal de boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden aanwezig) doodleuk verschijnen. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren. 170 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART U kunt de opslagmogelijkheden van uw camera uitbreiden door een los verkrijgbare geheugenkaart (SD geheugenkaart of MultiMediaCard) te gebruiken. U kunt ook bestanden kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart en van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen. • Bepaalde types kaarten kunnen de verwerkingssnelheid afremmen. Gebruikt u een langzame geheugenkaart, dan kan het voorkomen dat u een film niet kunt opnemen met de “HQ” beeldkwaliteitinstelling. Daarom wordt het gebruik van een SD geheugenkaart met een maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde aanbevolen. • Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren kunnen gaan. De indicaties en REC knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is gegaan. Het wordt aanbevolen een SD geheugenkaart te gebruiken met een maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde. • SD geheugenkaarten hebben een schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van beelddata. Merk echter op dat als u een SD geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt opnemen, hem wilt formatteren of eventueel bestanden wilt uitwissen. • Elektrostatische lading, digitale storing en andere fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO disk, harde schijf van een computer, enz.) • Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het ingebouwde geheugen. Wanneer u echter een geheugenkaart insteekt, zal de camera automatisch bestanden op de kaart opslaan. • Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de camera gestoken is. BELANGRIJK! • Gebruik bij deze camera enkel een SD geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor andere types kaarten wordt een juiste werking niet gegarandeerd. • Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart voor informatie hoe u deze kunt gebruiken. 171 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART 2. Houd de Gebruiken van een geheugenkaart geheugenkaart zodanig dat de voorkant ervan in dezelfde richting wijst als het beeldscherm van de camera en schuif de kaart dan voorzichtig in de kaartgleuf. Schuif de kaart geheel in totdat deze met een klikgeluid stevig op zijn plaats zit. BELANGRIJK! • Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u een geheugenkaart insteekt of verwijdert. • Let er op dat u de camera in de juiste richting insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt. Insteken van een geheugenkaart in de camera 1. Schuif het accudeksel in de door de pijl aangegeven richting en open het dan. 3. Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens in de door de pijl aangegeven richting. 172 Voorkant Achterkant GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART BELANGRIJK! Vervangen van de geheugenkaart • Probeer nooit iets in de geheugenkaartgleuf van de camera te steken dat geen SD geheugenkaart of MMC (MultiMediaCard) kaart is. Dit kan namelijk tot defecten bij de camera leiden. • Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk de camera uit, verwijder de accu en neem contact op met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. • Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Hierdoor kan het opslaan van een bestand namelijk mislukken en zelfs schade toegebracht worden aan de geheugenkaart. • Bij bepaalde types geheugenkaarten of camera condities kan de formatteerbewerking een aanzienlijke tijd in beslag nemen. 1. Druk de geheugenkaart in de richting van de camera en laat hem dan los. Hierdoor komt de kaart gedeeltelijk uit de camera. 2. Trek de geheugenkaart uit de sleuf. 3. Leg een andere geheugenkaart in. 173 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART Formatteren van een geheugenkaart ■ Formatteren van een geheugenkaart Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle data uitgewist die is opgeslagen op de kaart. 1. Steek een geheugenkaart in de camera. 2. Schakel de camera in en druk op [MENU]. BELANGRIJK! • Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart altijd de camera. Formatteren van een geheugenkaart kan ook met een computer worden uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD formaat, problemen veroorzaken met de compatibiliteit en andere problemen met de werking. • Merk op dat data die gewist is door formatteren van een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u geen enkele data op de geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat formatteren. • Het formatteren van een geheugenkaart wist alle bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn (pagina 155). 3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Format” (formatteren) en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “Format” (formatteren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Wordt de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld na het formetteren van een geheugenkaart, dan zal de boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden aanwezig) doodleuk verschijnen. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren. 174 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART ■ Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart Kopiëren van bestanden Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te kopiëren. • Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de camera op een plaats ver van uw huis of kantoor gebruikt. • Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn van abnormale beelden. • Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het vermogen om data te behouden. Het wordt daarom aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te formatteren. • Controleer voordat u begint met het formatteren dat de spanning van de camera’s accu niet te laag is. Als de accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het formatteren brengt dit het risico met zich mee dat het formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de geheugenkaart niet goed functioneert. • U mag het accudeksel nooit openen terwijl het formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met zich mee dat de geheugenkaart niet goed functioneert. BELANGRIJK! • Enkel snapshots-, film-, audio snapshot- en spraakopnamebestanden die met deze camera zijn opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere bestanden kunnen niet worden gekopiëerd. • Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet worden gekopieerd. • Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden zowel het betreffende beeldbestand als het geluidsbestand gekopieerd. 175 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART BELANGRIJK! Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart • Het is niet mogelijk te kopiëren als er niet genoeg capaciteit is om alle beelden die u wilt kopiëren in het geheugen te houden. 1. Steek een geheugenkaart in de camera. 2. Schakel de camera in. Schakel de weergavefunctie (PLAY) in en druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Copy” (kopiëren) en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “Built-in Card” (ingebouwd geheugen geheugenkaart) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de boodschap “Busy.... Please Wait…” (bezig… wachten a.u.b…) getoond. • Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm het laatste bestand in de map. 176 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART 5. Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te Kopiëren van een specifiek bestand van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen verlaten. LET OP • Bestanden worden gekopieerd naar de map in het ingebouwde geheugen waarvan de naam het grootste nummer heeft. 1. Voer de stappen 1 tot en met 3 van de procedure onder “Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart” uit. 2. Gebruik [왖] of [왔] om “Card Built-in” ingebouwd geheugen) te (geheugenkaart selecteren en druk vervolgens op [SET]. 3. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te selecteren dat u wilt kopiëren. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “Copy” (kopiëren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de boodschap “Busy.... Please Wait…” (bezig… wachten a.u.b…) getoond. • Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm nadat het kopiëren voltooid is. • Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is. 177 AFDRUKKEN VAN BEELDEN AFDRUKKEN VAN BEELDEN ■ Direct afdrukken met een printer die uitgerust is met een kaartgleuf of die USB DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt Een digitale camera geeft u een aantal verschillende methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste past bij uw behoefte. Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt de camera aansluiten op een printer die USB DIRECTPRINT of PictBridge ondersteunt. Zie “DPOF” (pagina 179) en “Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT” (pagina 183) voor nadere details. ■ Professionele afdrukdienst Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt hebben. Zie “DPOF” (pagina 179) voor nadere details. LET OP • Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet DPOF of kunnen mogelijk andere drukprotocollen ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat ondersteund wordt door de afdrukdienst om de beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben. 178 AFDRUKKEN VAN BEELDEN ■ Afdrukken met een computer DPOF Windows gebruikers De camera wordt geleverd met de Photo Loader en Photohands applicaties die op een Windows computer geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het beheren en het afdrukken van beelden. Zie “Gebruik van de camera met een Windows computer” (pagina’s 189, 205) voor nadere details. De letters “DPOF” zijn de afkorting van “Digital Print Order Format” hetgeen een formaat is voor opnemen op een geheugenkaart of een ander medium met informatie welke digitale camerabeelden afgedrukt dienen te worden en hoeveel kopieën. Daarna kunt u op een DPOF-compatibele printer of bij een professionele drukkerij afdrukken maken overeenkomstig de instellingen voor de bestandsnaam en het aantal kopieën zoals opgeslagen is op de kaart. Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz. dient te onthouden. Macintosh gebruikers De camera wordt geleverd met Photo Loader voor Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare software voor het afdrukken van de beelden met een Macintosh. Zie “Gebruik van de camera met een Macintosh computer” (pagina’s 196, 215) voor nadere details. ■ DPOF instellingen Bestandsnaam, aantal kopieën, datum 179 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 5. Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [왖] en [왔]. Configureren van de afdrukinstellingen voor een enkel beeld • U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt wilt hebben. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 6. Druk op [BS] zodat “On” (aan) wordt getoond om datumafstempeling voor de afdrukken in te schakelen. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “DPOF Printing” (DPOF afdrukken) en druk vervolgens op [왘]. • “On” (aan) geeft aan dat tijdsvastlegging (date stamping) ingeschakeld is. 3. Selecteer “Select images” (selecteer beelden) • Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl “00” gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal het aantal kopieën naar “01” veranderen. Bij instelling van een ander aantal kopieën dan “00” zal deze instelling niet veranderen wanneer de datumafstempeling ingeschakeld wordt. m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. 4. Toon het te gewenste beeld m.b.v. [왗] en [왘]. • Druk op [BS] zodat “Off” (uit) getoond wordt om datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen. • Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere beelden wilt configureren voor het afdrukken. 7. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle instellingen zijn zoals u wilt. 180 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 5. Druk op [BS] zodat “On” (aan) wordt getoond Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden om datumafstempeling voor de afdrukken in te schakelen. • “On” (aan) geeft aan dat datumafstempeling (date stamping) ingeschakeld is. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. • Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl “00” gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal het aantal kopieën naar “01” veranderen. Bij instelling van een ander aantal kopieën dan “00” zal deze instelling niet veranderen wanneer de datumafstempeling ingeschakeld wordt. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “DPOF Printing” (DPOF afdrukken) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer “All images” (alle beelden) m.b.v. • Druk op [BS] zodat “Off” (uit) getoond wordt om datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. 4. Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [왖] en [왔]. 6. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle instellingen zijn zoals u wilt. • U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt wilt hebben. 181 AFDRUKKEN VAN BEELDEN • Als u de DPOF instelling gebruikt om de datumafstempeling in te schakelen om te worden afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een afgestelde datum-tijdafstempelingdata (pagina 122) dan zullen de twee afstempelingen er over heen worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld reeds voorzien is van een afgestelde datum-/ tijdafstempeling. BELANGRIJK! • De DPOF instellingen worden niet automatisch gewist nadat het afdrukken voltooid is. Dit houdt in dat als u een andere afdrukbediening uitvoert zonder eerst de DPOF instellingen te wissen, het afdrukken zal plaatsvinden in overeenstemming met de laatste instellingen die u configureerde. Wilt u voorkomen dat dit gebeurt, voer dan de procedure uit onder “Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden” (pagina 181) en verander het aantal afdrukken naar “00”. Daarna kunt u de nieuwe DPOF instellingen configureren zoals u wenst. • Brengt u een geheugenkaart naar een professionele afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de kaart DPOF instellingen bevat met informatie over het aantal afdrukken. Als u dit niet doet kan het bedrijf (fotozaak) dat afdrukdiensten verleent mogelijk alle beelden afdrukken zonder acht te slaan op de DPOF instellingen of kunnen datumafdrukken mogelijk niet worden uitgevoerd. • Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst. • Sommige printers kunnen instellingen hebben die de datumafstempeling (date stamp) en/of het DPOF afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing van de printer voor details aangaande het inschakelen van deze functies. 182 AFDRUKKEN VAN BEELDEN ■ Instellen van het protocol van de USB poort Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT 1. Druk op [MENU]. U kunt de camera direct op een printer aansluiten die PictBridge of USB DIRECT-PRINT ondersteunt waarna u beelden kunt selecteren en afdrukken m.b.v. het beeldscherm en de bedieningsorganen van de camera. Met de DPOF ondersteuning (pagina 179) kunt u ook specificeren welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt hebben. • PictBridge is een standaard die samengesteld werd door de Camera en Imaging Products Association (CIPA). • USB DIRECT-PRINT is een standaard die voorgesteld werd door de Seiko Epson maatschappij. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Bij aansluiten op dit type toestel: Selecteer deze instelling: Computer of printer die compatibel is met USB DIRECTPRINT Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) Printer compatibel met PictBridge PTP (PictBridge) • Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECTPRINT) zorgt er voor dat de camera de computer beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik deze instelling voor het allerdaagse oversturen van beelden van de camera naar de computer (waarbij u dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt gebruiken). • PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van beelddata naar het aangesloten toestel. 183 AFDRUKKEN VAN BEELDEN ■ Aansluiten van de camera op uw printer 2. Gebruik de met de camera meegeleverde USB kabel om de camera aan te sluiten op een printer. 1. Controleer het accuniveaumeter om te controleren dat de accu voldoende opgeladen is en druk vervolgens op de spanningstoets om de camera uit te schakelen. USB kabel USB poort • Mocht de accuspanning laag zijn, vervang de accu dan. USB • De camera krijgt geen spanning via de USB kabel. USB/AV aansluiting Let er op dat de zijde van de aansluiting die met een pijl (왖) gemarkeerd is, in dezelfde richting wijst als de voorkant van de camera (waar de lens zich bevindt). • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de camera en op uw printer. USB poorten en kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar op één manier past. 184 AFDRUKKEN VAN BEELDEN ■ Afdrukken van beelden 4. Selecteer “Paper Size” (papierformaat) m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [왘]. 1. Schakel de printer in. 5. Selecteer het papierformaat dat u wilt 2. Leg papier in de printer voor het afdrukken gebruiken om af te drukken m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. van beelden. • Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar zijn. 3.5˝ × 5˝ 5˝ × 7˝ 4˝ × 6˝ A4 8.5˝ × 11˝ By Printer (door de printer) 3. Schakel de camera in. • Dit toont het afdrukmenu op het beeldscherm van de camera. • Door selecteren van “By Printer (door de printer)” wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de printer wordt geselecteerd. • Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn hangt af van de aangesloten printer. Zie de gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee geleverd voor volledige details. 185 B AFDRUKKEN VAN BEELDEN 6. Specificeer de 7. Gebruik [왖] en [왔] op het beeldscherm van de gewenste afdrukmogelijkheid m.b.v. [왖] , [왔]. camera om “Print” (afdrukken) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de boodschap “Busy…. Please wait…” (wachten aub) op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de boodschap opnieuw. • Om een enkel beeld af te drukken: Selecteer “1 Image” (1 beeld) en druk daarna op [SET]. Selecteer vervolgens het beeld dat u wilt afdrukken m.b.v. [왗] en [왘]. • Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is voltooid. • Om meerdere of alle beelden af te drukken: Selecteer “DPOF Printing” en druk daarna op [SET]. Door deze optie te selecteren worden alle beelden afgedrukt die geselecteerd zijn met de DPOF instellingen. Zie pagina 180 voor meer informatie. • Als u “1 Image” (1 beeld) selecteerde in stap 6, dan kunt u een ander beeld selecteren en deze stap herhalen om af te drukken. 8. Schakel na het voltooien van het afdrukken de • U kunt datumafstempeling beurtelings in- en uitschakelen door op [BS] te drukken. De datumafstempeling wordt afgedrukt als “On” (aan) op het beeldscherm wordt getoond. “On” (aan) geeft aan dat de datumafstempeling ingeschakeld is. camera uit en verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel op de camera. 186 AFDRUKKEN VAN BEELDEN • Specificeren van het afdrukken van de datum met de Photohands software die met de camera meegeleverd wordt. — Zie pagina 24 van de gebruiksaanwijzingen van Photohands voor details. De gebruiksaanwijzingen van Photohands is meegeleverd als een PDF bestand op de CD-ROM die met de camera meegeleverd wordt. • Specificeren van het afdrukken van de datum wanneer het afdrukken wordt uitgevoerd door een afdrukdienstverleningsbedrijf. — Sommige afdrukdienstverleningsbedrijven ondersteunen het afdrukken van de datum niet. Vraag bij de winkel om meer informatie voordat u afdrukken laat maken. Datumafdruk Eén van de hier onder beschreven procedures kan worden gebruikt om opnamedata af te drukken bij de beeldafdrukken. Voor een correcte datumafdruk dient de huidige datum bij de camera ingesteld te zijn voordat het beeld wordt opgenomen. • Schakel datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time” (datum&tijd)) (pagina 122) in voordat u een beeld opneemt. • Specificeren van de datumafdruk met DPOF instellingen (pagina 180) — Als u de DPOF instelling gebruikt om de datumafstempeling in te schakelen om te worden afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een afgestelde datum-tijdafstempelingdata (pagina 122) dan zullen de twee afstempelingen er over heen worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld reeds voorzien is van een afgestelde datum-/ tijdafstempeling. — Sommige printers hebben mogelijk instellingen die afdrukken met tijdafstempeling en/of DPOF kunnen uitschakelen. Zie ook de gebruiksaanwijzingen die met de printer meegeleverd is voor details aangaande deze functies en kenmerken. — Merk op dat sommige professionele afdrukdienstverleningen het maken van DPOF afdrukken niet ondersteunen. Vraag dit na bij de winkel voordat u afdrukken laat maken. ■ Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken • Zie de documentatie niet met uw printer wordt meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit en de papierinstellingen. • Neem contact op met de fabrikant van de printer voor nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz. ondersteunen. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera nooit tijdens het afdrukken. Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden bij de printer. 187 AFDRUKKEN VAN BEELDEN PRINT Image Matching III Exif Print Beelden bevatten PRINT Image Matching III data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die Print Image Matching III ondersteunt leest deze data en stelt het afgedrukte beeld automatisch bij zodat de beelden worden afgedrukt op de manier die u in gedachten had toen u de beelden opnam. Exif Print is een internationaal ondersteund, open standaard bestandformaat waarmee het mogelijk is om levendige digitale beelden met getrouwe kleuren weer te geven. Bij Exif 2.2 bevatten bestanden een groot aantal data aangaande de opname omstandigheden die door een Exif Print printer kunnen worden geïnterpreteerd om afdrukken te produceren die er beter uit zien. * Seiko Epson Corporation heeft de auteursrechten voor PRINT Image Matching en PRINT Image Matching III. BELANGRIJK! • Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif Print compatibele printermodellen kan verkregen worden bij elke fabrikant van printers. 188 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Na een USB aansluiting tot stand te hebben gebracht tussen de camera en de computer, kunt u de computer gebruiken om beelden in het bestandgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op de harde schijf van de computer of een ander opslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst de USB driver te installeren op de computer vanaf de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera. Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van of u een computer gebruikt die onder Windows (zie hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 196) draait. Gebruik van de camera met een Windows computer Hieronder volgende de algemene stappen voor het bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die draait onder Windows. U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt met uw computer voor overige informatie aangaande de USB aansluitingen, enz. 1. Als uw computer onder Windows 98SE of 98 draait, installeer dan het USB aanstuurprogramma op uw computer. • U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren, nameljk de eerste maal dat u op uw computer aansluit. • Als u Windows XP, 2000, of Me gebruikt is het overbodig om het USB aanstuurprogramma te installeren. 2. Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en de computer. 3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden. 189 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Installeer de USB driver op uw computer BELANGRIJK! • Als de accu tijdens het afdrukken leeg raakt, kan het afdrukken tot een stilstand komen en schakelt de camera zichzelf uit. • Als u van plan bent bestanddata van het ingebouwde geheugen van de camera over te sturen naar uw computer, dient u er op te letten dat er geen geheugenkaart in de camera geladen is. Mocht dit wel het geval zijn, haal dan de geheugenkaart uit de camera voordat u de computer aansluit. Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera en de computer voordat u de USB driver installeert bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer niet in staat zijn de camera te herkennen. • Bij het gebruik van Windows 98SE en 98 is het nodig om de USB driver te installeren. Sluit de camera niet aan op een computer die onder één van de bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de USB driver eerst te installeren. • Wanneer u Windows XP, 2000 en Me gebruikt is het niet nodig om de USB driver te installeren. 190 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 1. Wat u het eerst dient te doen hangt af van of 4. Klik [USB driver B] en vervolgens [Installeer]. uw computer draait onder Windows XP, 2000, Me, 98SE en 98. • Hierdoor wordt het installeren gestart. Windows 98SE/98 gebruikers • Volg de aanwijzingen die op het beeldscherm verschijnen om de installatie te voltooien. • Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma te installeren. • De volgende stappen laten zien hoe het installeren in zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows. • Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt gepresenteerd Windows 98 gebruikt. 5. Klik wanneer het laatste instelscherm verschijnt op de [Uitgang] toets van het CDROM menu om het menu te verlaten en verwijder de CD-ROM uit uw computer. Windows XP/2000/Me gebruikers • Het installeren van het USB aanstuurprogramma is niet nodig. • Bij bepaalde computer besturingssystemen verschijnt een boodschap om u er toe aan te sporen uw computer te herstarten. Het CD-ROM menu verschijnt opnieuw nadat uw computer opnieuw gestart is. Klik op de [Uitgang] toets van het CDROM menu om het menu te verlaten en verwijder de CD-ROM uit uw computer. 2. Leg de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM drive van uw computer. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “USB driver” (USB aansturingsprogramma) toont. 3. Click op een menuscherm dat verschijnt op “Nedelands”. 191 B BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en de computer 5. Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel die met de camera gebundeld is aan op de USB/AV aansluiting van de camera en op de USB poort van uw computer. 1. Let er op dat de accu in de camera voldoende opgeladen is. USB poort 2. Schakel de camera in en druk daarna op [MENU]. USB kabel • Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Aansluiting A 3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. 4. Selecteer de “Mass Storage” (massageheugen) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Let er op dat de zijde van de aansluiting die met een pijl (왖) gemarkeerd is, in dezelfde richting wijst als de voorkant van de camera (waar de lens zich bevindt). USB/AV aansluiting • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de camera en uw computer. USB poorten en kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar op één manier past. 192 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Bekijk en kopiëer de gewenste beelden 6. Schakel de camera in. • Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van de camera of voor de geheugenkaart die in de camera geladen is. U hoeft het USB aansturingsprogramma (ook wel driver genoemd) niet elke keer opnieuw te installeren. Nadat het programma eenmaal geïnstalleerd kan de computer zowaar het ingebouwde geheugen van de camera of de geheugenkaart erin herkennen wanneer u een USB aansluiting aanbrengt tussen de camera en uw computer. • Hierdoor gaat de bedrijfsindicator van de camera groen gaan branden. 1. Dubbelklik “Deze computer” op uw computer. • Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan op [Start] en vervolgens op [Deze computer]. 2. Dubbelklik “Verwisselbare schijf”. • Uw computer ziet het bestandengeheugen als een uitneembare disk. 3. Dubbelklik de “DCIM” map. Bedrijfsindicator 4. Dubbelklik de map die het gewenste beeld bevat. 5. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat • Op dat moment zullen sommige besturingssystemen een “Verwisselbare schijf” dialoogvenster weergegeven. Als uw besturingssysteem dat doet, sluit het dialoogvenster dan. dat u wilt bekijken. • Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 202 voor informatie aangaande bestandnamen. 193 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 6. Voer afhankelijk van het besturingssysteem LET OP één van de volgende procedures uit om de bestanden op te slaan, indien u dat wilt. • Als u een geroteerd beeld op uw computer opent, verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina 144). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat geopend wordt vanuit het geheugen van de camera en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar de harde schijf van uw computer. Windows 2000, Me, 98SE, 98 1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf) van de camera bij de “DCIM” map op de rechtertoets van de muis. 2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt. 3. Dubbelklik op [Mijn documenten] om dit te openen. 4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op [Plakken]. • Hierdoor wordt de “DCIM” map (die de beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn documenten” map. Windows XP 1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf) van de camera bij de “DCIM” map op de rechtertoets van de muis. 2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt. 3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn documenten]. 4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op [Plakken]. • Hierdoor wordt de “DCIM” map (die de beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn documenten” map. 194 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 7. Gebruik afhankelijk van de versie van LET OP Windows die u gebruikt één van de volgende procedures om de USB aansluiting tot een einde te brengen. • Mocht u reeds een map met de naam “DCIM” hebben in de “Mijn documenten” map van uw computer, dan kunt u de procedure in stap 6 hierboven volgen om de bestaande “DCIM” map uit te wissen en te vervangen door de nieuw opgeslagen map. Wilt u de inhoud van de bestaande “DCIM” map behouden, verander de naam van de map of zet de map op een andere plaats voordat u de nieuwe “DCIM” map opslaat. Windows XP/98SE/98 gebruikers Druk op de spanningstoets van de camera. Nadat u zich er eerst van heeft overtuigd dat de bedrijfsindicator van de camera niet groen brandt, kunt u de aansluiting tussen de camera en de computer verbreken. Windows 2000/Me gebruikers BELANGRIJK! Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera. Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel en de camera en schakel de camera pas daarna uit. • Gebruik uw computer nooit om beelden die opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de camera of op de geheugenkaart te bewerken, wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die door de camera gebruikt wordt waardoor het onmogelijk kan worden om beelden via de camera weer te geven of er kan een foutlezing verkregen worden bij de waarde die getoond wordt door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt. 195 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting Gebruik van de camera met een Macintosh computer • Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het beeld “inbranden” op het scherm. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera nooit terwijl datacommunicatie aan de gang is. Hierdoor kan data beschadigd raken. Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die draait onder Macintosh. U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige informatie aangaande de USB aansluiting, enz. BELANGRIJK! • Deze camera ondersteunt bediening niet met een computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer gebruikt v Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2, 10.3 of 10.4), gebruik dan de standaard USB driver die meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS). 1. Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en uw Macintosh. 2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden. 196 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en uw Macintosh BELANGRIJK! • Als u van plan bent bestanddata van het ingebouwde geheugen van de camera over te sturen naar uw Macintosh, dient u er op te letten dat er geen geheugenkaart in de camera geladen is. Mocht dit wel het geval zijn, haal dan de geheugenkaart uit de camera voordat u uw Macintosh aansluit. 1. Let er op dat de accu in de camera voldoende opgeladen is. 2. Schakel de camera in en druk daarna op [MENU]. • Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. 3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. 4. Selecteer de “Mass Storage” (massageheugen) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 197 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 5. Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel 6. Schakel de camera in. die met de camera gebundeld is aan op de USB/AV aansluiting van de camera en op de USB poort van uw computer. • Uw Macintosh ziet het bestandsgeheugen als een drive. • Het uiterlijk van de drive-icoon hangt af van de Mac OS versie die u in gebruik heeft. USB poort • Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot stand brengt tussen de camera en uw Macintosh. USB kabel Aansluiting A Let er op dat de zijde van de aansluiting die met een pijl (왖) gemarkeerd is, in dezelfde richting wijst als de voorkant van de camera (waar de lens zich bevindt). USB/AV aansluiting • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de camera en uw computer. USB poorten en kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar op één manier past. 198 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Bekijk en kopiëer de gewenste beelden BELANGRIJK! • Gebruik uw computer nooit om beelden die opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de camera of op de geheugenkaart te bewerken, wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die door de camera gebruikt wordt waardoor het onmogelijk kan worden om beelden via de camera weer te geven of er kan een grote afwijking verkregen worden in de waarde die getoond wordt door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt. 1. Dubbelklik de drive icoon voor het bestandengeheugen, de “DCIM” map en dan de map die het gewenste beeld bevat. 2. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat dat u wilt bekijken. • Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 202 voor informatie aangaande bestandnamen. LET OP • Als u een geroteerd beeld op uw Macintosh opent, verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina 144). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat geopend wordt vanuit het geheugen van de camera en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar de harde schijf van uw Macintosh. 4. Sleep om de USB aansluiting te beëindigen de cameradrive naar de vuilsnisbak. Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel en schakel daarna de camera uit. 3. Sleep de “DCIM” map naar de gewenste map op uw computer om alle bestanden in het bestandengeheugen te kopiëren naar de harde schijf van uw Macintosh. 199 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting Gebruiken van een geheugenkaart om beelden over te schrijven naar een computer • Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het beeld “inbranden” op het scherm. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera nooit terwijl data communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data beschadigd raken. De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden overgeschreven naar uw computer. Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD geheugenkaartsleuf Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf. Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC kaartsleuf Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD geheugenkaart of MMC). Zie voor volledige details de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC kaartadapter en die van de computer. 200 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart lezer/schrijver Zie voor details aangaande het gebruik de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD geheugenkaart lezer/schrijver. Geheugendata Met deze camera opgenomen beelden en andere data worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF (Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale camera’s en andere apparaten. DCF protocol DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen worden met een DCF camera van een andere fabrikant of afgedrukt kunnen worden met een DCF printer. Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/ schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD geheugenkaart of MMC) Zie voor details aangaande het gebruik de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter. 201 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Geheugenmapstructuur ■ Inhoud van mappen en bestanden ■ Mapstructuur • DCIM map Map die alle digitale camerabestanden opslaat DCIM (DCIM map) (Opslagmap) (Beeldbestand) (Filmbestand) (Audiobestand) (Audio snapshot beeldbestand) (Audio snapshot audiobestand) 101CASIO 102CASIO (Opslagmap) (Opslagmap) ... 100CASIO CIMG0001.JPG CIMG0002.AVI CIMG0003.WAV CIMG0004.JPG CIMG0004.WAV ... ... FAVORITE* ... CIMG0001.JPG CIMG0002.JPG MISC • Opslagmap Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd met de digitale camera • Beeldbestand Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG) • Filmbestand Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI) (FAVORITE map) (Opslagbestand) (Opslagbestand) • Audiobestand Bestand dat een geluidsopname bevat (bestandnaam extensie: WAV) (DPOF file folder) AUTPRINT.MRK SCENE* (DPOF bestand) • Audio snapshot beeldbestand Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio snapshot (bestandnaam extensie: JPG) (BEST SHOT map) ... UEZ70001.JPE UEZ70002.JPE STARTING.JPG* (Gebruikersinstellingenbestand) (Gebruikersinstellingenbestand) • Audio snapshot audiobestand Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio snapshot (bestandnaam extensie: WAV) (Startshermbestand) * Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen gecreëerd. 202 B BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER • FAVORITE folder (alleen voor het ingebouwde geheugen) Map die favoriete beeld bestanden bevat (Beeldgrootte: 320 × 240 beeldpunten) Door de camera ondersteunde beeldbestanden • DPOF bestandmap Map die DPOF bestanden bevat • Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera • Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol • BEST SHOT map (alleen voor het ingebouwde geheugen) Map die BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden bevat Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund. Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een ander cameramodel kan lang op zich laten wachten voordat het op het beeldscherm verschijnt. • Snapshot gebruikersinstellingsbestand (alleen voor het ingebouwde geheugen) Bestanden die BEST SHOT gebruikersinstellingen bevatten • Startschermbestand (alleen voor het ingebouwde geheugen) Bestand voor het opslaan van het startschermbestand. Dit bestand wordt gecreëerd wanneer u een beeld specificeerd dat u wilt gebruiken als het startschermbeeld. 203 B BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde geheugen en de geheugenkaart • Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende (bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen. Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op uw computer veranderen. Het veranderen van de naam naar een datum is een goede manier om op de hoogte te blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd voor de naam van de DCIM map altijd terug te veranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëert naar het geheugen voor weergave via de camera. De camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM. • Mappen en bestanden moeten overeenstemmng met de “Geheugenmapstructuur” op pagina 202 worden opgeslagen om correct te worden herkend door de camera. 204 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Dit hoofdstuk geeft uitleg aangaande het software en de applicaties op de CD-ROM die met de camera meegeleverd is en geeft een overzicht van wat u er mee kunt doen. Merk op dat de procedure die u dient uit te voeren afhangt van of een Macintosh (pagina 215) gebruikt of u een computer die draait onder Windows (zie hieronder). Gebruik van de camera met een Windows computer Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer. Selecteer het software dat u nodig heft Installeer op uw computer het software waarmee u het type gewenste bewerkingen uit kunt voeren. Doeleinde USB aansluiting op een computer voor het overdragen van beelden Beheer van beelden die overgedragen zijn naar een computer Naam software Ondersteunde versies van Windows Vereiste bedieningshandeling – XP/2000/Me Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en de computer. Het is niet nodig de USB driver (pagina 189) te installeren. USB driver Type B 98SE/98 Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en de computer. Installeer de USB driver Type B (pagina 189). Photo Loader 3.0 * DirectX 9.0c XP/2000/Me/98SE/98 Installeer Photo Loader 3.0 (pagina 208). * Als DirectX 9.0 of hoger niet geïnstalleerd in bij de computer, installer dan DirectX 9.0c (pagina 210). 205 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Doeleinde Naam software Ondersteunde versies van Windows Vereiste bedieningshandeling Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s Photohands 1.0 XP/2000/Me/98SE/98 Installeer Photohands 1.0 (pagina 211). Weergave van films * DirectX 9.0c XP/2000/Me/98SE/98 Windows Media Player is niet inbegrepen bij de CD-ROM die met deze camera meegeleverd is, maar dit programma is inbegrepen bij Windows. Gebruik de Windows Media Player applicatie die geïnstalleerd is bij Windows voor de weergave. * Installeer DirectX 9.0c (pagina 210) wanneer u op Windows 2000, 98SE of 98 draait met een DirectX versie die lager is dan 9.0. Bekijken van gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) Adobe Reader 6.0 XP/2000/Me/98SE Installeer Adobe Reader 6.0 (pagina 218) als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet reeds geïnstalleerd is op uw computer. – 98 Als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet reeds geïnstalleerd is op uw computer, ga dan naar de Adobe Systems Incorporated website en installeer Acrobat Reader 5.0.5. 206 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER DirectX 9.0c Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98 Harde schijf (HD): Minstens 65 MB vrije ruimte tijdens het installeren, 18 MB nadat het installeren voltooid is. Systeemvereisten voor uw computer De systeemvereisten voor uw computer verschillen allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk van het aantal beelden en de grootte van de beelden die worden gehanteerd. Adobe Reader 6.0 Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE CPU: Pentium Geheugen: Minstens 32 MB Harde schijf: Minstens 60 MB Overige: Internet Explorer 5.01 of hoger USB driver Type B Besturingssysteem (OS): 98SE/98 • Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en de computer wanneer de computer draait onder Windows XP, 2000 of Me. Het is niet nodig de USB driver van de meegeleverde CD-ROM te installeren. • Een juiste werking wordt niet gegarandeerd voor een computer die draait onder Windows 95 of 3.1. BELANGRIJK! • Zie het “Lees mij” bestand op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor details aangaande de minimale systeemvereisten voor Windows. Photo Loader 3.0 Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98 Harde schijf: Minstens 40 MB Overige: Internet Explorer 5.5 of hoger; DirectX 9.0 of hoger Photohands 1.0 Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98 Geheugen: Minstens 64 MB Harde schijf: Minstens 10 MB 207 B GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Beheren van beelden op een PC ■ Voorbereidingen Om beelden op een PC te beheren dient u de Photo Loader applicatie van de CD-ROM te installeren die met de camera wordt meegeleverd. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “Photo Loader” toont. Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een menuscherm op uw computer toont. • Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie te starten. LET OP • Is Photo Loader reeds op uw computer geïnstalleer, controleer dan de versie. Is de gebundelde versie nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is, oninstalleer de oude versie van Photo Loader dan en installeer vervolgens de nieuwe versie. ■ Selecteren van een taal Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn. De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal. 1. Op het menuscherm klik de tab voor de gewenste taal. 208 B GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Bekijken van het “Lees mij” bestand ■ Installeren van Photo Loader U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat u “Photo Loader” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren van de applicatie. 1. Klik op de “Installeer” toets voor “Photo Loader”. 2. Volg de aanwijzingen die op het computerscherm verschijnen. 1. Klik op de “Lees mij” toets voor “Photo • Windows 98SE/98 Als na het voltooien van het installeren van Photo Loader het Jet40SP8_9xNT.exe en MDAC (Microsoft Data Access Components) 2.8 installatie dialoogvenster verschijnt, volg dan de aanwijzingen op het beeld om de installatie uit te voeren. Het installatie dialoogvenster verschijnt niet wanneer Jet40SP8_9xNT.exe en MDAC 2.8 of hoger reeds geïnstalleerd is op uw computer. Loader” dat u gaat installeren. BELANGRIJK! • Lees altijd eerst het “Lees mij” bestand voor informatie aangaande het behouden van bestaande bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere computer. • Windows XP (inclusief SP1), 2000 of Me (met uitzondering van Windows XP SP2) Als na het voltooien van het installeren van Photo Loader het MDAC (Microsoft Data Access Components) 2.8 installatie dialoogvenster verschijnt, volg dan de aanwijzingen op het scherm om de installatie uit te voeren. Het installatie dialoogvenster verschijnt niet wanneer MDAC 2.8 of hoger reeds geïnstalleerd is op uw computer. 209 B GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Controleren van de juiste versie van DirectX BELANGRIJK! • Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u een fout maakt tijdens het installeren van Photo Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer kunt browsen die automatisch gecreëerd worden door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen beeldbestanden zelfs verloren gaan. Om beelden te beheren m.b.v. Photo Loader is het nodig dat er DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd is bij uw computer. Met de DirectX Diagnostic Tool van uw computer kunt u de geïnstalleerde versie van DirectX controleren. 1. Klik bij uw computer op [Start], [Alle programma’s], [bureau-accessories], [Systeemwerkset] en daarna op [Systeeminfo]. 2. Selecteer [Diagnostisch hulpprogramma voor DirectX] in het [Hulpprogramma’s] menu van het venster dat verschijnt. 3. Controleer bij de [Systeem] tab om er zeker van te zijn dat de versie voor het “DirectXversie” item 9.0 of hoger is. 210 B GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER 4. Klik op [Afsluiten] of Diagnostisch Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s hulpprogramma vcoor DirectX. • Is er reeds DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd bij uw computer dan is het niet nodig om DirectX 9.0c van de meegeleverde CD-ROM te installeren. Om foto’s op uw PC te retoucheren, te oriënteren of af te drukken dient u eerst Phothands van de CD-ROM die meeglevered wordt met de camera te installeren. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “Photohands” toont. • Is DirectX 9.0 of hoger nog niet bij uw computer geïnstalleerd dan is het nodig om DirectX 9.0c van de meegeleverde CD-ROM te installeren. LET OP • Is Photohands reeds op uw computer geïnstalleer, controleer dan de versie. Is de gebundelde versie nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is, oninstalleer de oude versie van Photohands dan en installeer vervolgens de nieuwe versie. De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal. 211 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Voorbereidingen ■ Bekijken van het “Lees mij” bestand Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een menuscherm op uw computer toont. U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat u “Photohands” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren van de applicatie. • Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie te starten. 1. Klik op de “Lees mij” toets voor ■ Selecteren van een taal ■ Installeren van Photohands Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn. 1. Klik op de “Installeer” toets voor “Photohands” dat u gaat installeren. “Photohands”. 1. Op het menuscherm klik de tab voor de 2. Volg de aanwijzingen die op het gewenste taal. computerscherm verschijnen. 212 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER BELANGRIJK! Weergeven van een film • De bovenstaande omgeving wordt aanbevolen. Bij configureren van deze omgeving wordt geen juiste werking gegarandeerd. • Zelfs als uw computer voldoet aan de bovenstaande vereisten kunnen bepaalde instellingen en andere geïnstalleerde software storing veroorzaken bij een juiste weergave van films. Windows Media Player, dat reeds geïnstalleerd is bij de meeste computers, kan gebruikt worden voor de weergave van films. ■ Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave • Zorg ervoor de filmdata eerst naar de harde schijf van uw PC over te zetten voordat u de data weer probeert te geven. Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken voor data waartoe toegang verschaft is via een netwerk of vanaf een geheugenkaart, enz. • Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken bij bepaalde computers. Mocht u problemen ondervinden, probeer dan het volgende. — Probeer films op te nemen met de “Normal” of “LP” kwaliteitsinstelling. — Probeer op te waarderen naar de laatste versie van Windows Media Player. — Sluit eventueel andere applicaties die aan het draaien zijn af en stop (resistentie) applicaties die zich permanent in het geheugen bevinden. Zelfs als een juiste weergave niet mogelijk is op uw computer, kunt u de met de camera meegeleverde AV kabel gebruiken om de camera aan te sluiten op de videoingangsaansluiting van een televisietoestel of een computer om op die manier films weer te geven. 213 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Gebruikersregistratie Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund. Bezoek de volgende CASIO website om te registreren: http://world.casio.com/qv/register/ 1. Klik in het “Handleiding” gebied de naam aan van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen. Verlaten van de menu applicatie BELANGRIJK! 1. Klik op het menuscherm op “Uitgang” om het • Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als u Adobe Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan kunt u deze software installeren vanaf de gebundelde CD-ROM. menu te verlaten. 214 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Gebruik van de camera met een Macintosh computer Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer. Selecteer het software dat u nodig heft Installeer op uw Macintosh het software waarmee u het type gewenste bewerkingen uit kunt voeren. Doeleinde Naam software Mac OS versies Vereiste bediening USB aansluiting op een Macintosh voor het overdragen van beelden – OS 9/OS X Breng een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en uw Macintosh. Een USB driver is niet nodig (pagina 196). Beheren van beelden op een Macintosh Photo Loader 1.1 OS 9 Installeer Photo Loader 1.1 (pagina 217). – OS X Gebruik iPhoto die meegeleverd wordt met het besturingssysteem (pagina 217). Filmweergave – OS 9/OS X QuickTime is niet inbegrepen bij de CDROM die met deze camera meegeleverd is, maar dit programma is inbegrepen bij uw Macintosh besturingssysteem. Gebruik de QuickTime applicatie die geïnstalleerd is bij uw besturingssysteem voor de weergave (pagina 218). Bekijken van gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) – OS 9/OS X Gebruik Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader die met uw besturingssysteem meegeleverd worden (pagina 218). 215 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Photo Loader 1.1 Besturingssysteem (OS): OS 9 Geheugen: Minstens 32 MB Harde schijf: Minstens 3 MB Systeemvereisten voor uw computer De systeemvereisten voor uw computer verschillen allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk van het aantal beelden en de grootte van de beelden die worden gehanteerd. • De USB aansluiting wordt ondersteund op een Macintosh die draait onder besturingssysteem 9 of X. Bediening wordt ondersteund m.b.v. de standaard USB driver die meegeleverd wordt met het systeem zodat het enige dat u moet doen het aansluiten is van de camera op uw Macintosh m.b.v. de USB kabel. BELANGRIJK! • Zie het “Readme” (leesmij) bestand op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor details aangaande de minimale systeemvereisten voor Macintosh. • De software op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera ondersteund werking onder Mac OS X niet. 216 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER BELANGRIJK! Beheren van beelden op een Macintosh • Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de nieuwe versie van Photo Loader en u wilt bibliotheekbeheer (library management) data en HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden met de oude versie van Photo Loader, lees dan het “Important” (belangrijk) bestand in de “Photo Loader” map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de bestaande bibliotheekbeheer bestanden te gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan kan dit resulteren in het verlies van of schade aan uw bestaande bestanden. ■ Beheren van beelden op een Macintosh die draait onder OS 9 Installeer de Photo Loader applicatie vanaf de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “Photo Loader” toont. ● Installeren van Photo Loader 1. Open de folder die “Photo Loader” heet. ■ Beheren van beelden op een Macintosh die draait onder OS X 2. Open de map die “English” (Engels) heet en open vervolgens het bestand dat “Important” (belangrijk) heet. Gebruik iPhoto dat meegeleverd Met iPhoto kunt u foto’s beheren. 3. Open de map die “Installer” (installeerder) heet en open het bestand dat “readme” (leesme) heet. 4. Volg de aanwijzingen in het “readme” (leesme) bestand om Photo Loader te installeren. 217 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Weergeven van een film Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) U kunt voor de weergave van films QuickTime gebruiken, dat meegeleverd wordt met uw besturingssysteem. Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als ze niet reeds geïnstalleerd zijn, ga dan naar de Adobe Systems Incorporated website en installeer Acrobat Reader. ■ Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave • Zelfs als uw computer voldoet aan de hierboven vermelde minimale vereisten, kunnen bepaalde instellingen en andere geïnstalleerde software storing een juiste weergave van films belemmeren. • Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken bij bepaalde Macintosh modellen. Mocht u problemen ondervinden, probeer dan het volgende. — Probeer films op te nemen met de “Normal” of “LP” kwaliteitsinstelling. — Probeer op te waarderen naar de laatste versie van QuickTime. — Sluit eventueel andere applicaties die aan het draaien zijn af. ■ Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de camera 1. Open op de CD-ROM het “Manual” (handleiding) bestand. 2. Open de “Digital Camera” map en open dan de map voor de taal waarvan u de gebruiksaanwijzing wilt bekijken. Zelfs als een juiste weergave niet mogelijk is op uw Macintosh, kunt u de met de camera meegeleverde AV kabel gebruiken om de camera aan te sluiten op de videoingangsaansluiting van een televisietoestel of een Macintosh om op die manier films weer te geven. 3. Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet. • “xx” is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor Engels). 218 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Om de gebruiksaanwijzing van de Photo Loader te bekijken 1. Open de “Manual” (handleiding) map op de CD-ROM. 2. Open de “Photo Loader” folder en open vervolgens de “English” map. 3. Open “PhotoLoader_english”. Registreren als cameragebruiker Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund. Bezoek de volgende CASIO website om te registreren: http://world.casio.com/qv/register/ 219 APPENDIX APPENDIX Quick Shutter Menureferentie On (aan) / Off (uit) (snelsluiter) De volgende tabellen tonen de items die verschijnen tijdens de opnamefunctie (REC) en de weergavefunctie (PLAY) samen met hun instellingen. • Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn fabrieksinstellingen (default). Audio Snap On (aan) / Off (uit) (foto met geluid) Grid (rooster) On (aan) / Off (uit) Digital Zoom On (aan) / Off (uit) (digitale zoomfunctie) ■ Opnamefunctie (REC) Review ● REC (opname) tabmenu Icon Help Focus (Autofocus) / Macro (macro) / (Scherpstellen) (Panfocus) / (Oneindig) / Normal Speed (normale snelheid) / (Doorlopend) High Speed (hoge snelheid) / Memory (geheugen) Focus (Scherpstellen): On (aan) / Off (uit) ISO: On (aan) / Off (uit) AF Area (Autofocuskader): On (aan) / Off (uit) 10 sec / 2 sec / X3 / Off (uit) Metering (meten): On (aan) / Off (uit) (zelfontspanner) Self-timer (Zelfontspanner): On (aan) / Off (uit) Anti Shake (Anti-tril) Auto (Automatisch) / Off (uit) AF Area Spot (puntmeten) / (autofocus gebied) Multi (multi-patroon meten) Flash Intensity (Flitsintensiteit): On (aan) / Off (uit) Digital Zoom (Digitale zoom): On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) MF Position (Handmatige scherpstelstand): (gemakkelijke functie) L/R Key (links/rechts toets) BEST SHOT: On (aan) / Off (uit) Flash (Flits): On (aan) / Off (uit) White Balance (witbalans): On (aan) / Off (uit) Flash Cont. (doorlopende sluiter) / Off (uit) easy Mode On (aan) / Off (uit) (icoonhulp) (Handmatige scherpstelling) Continuous Self-timer On (aan) / Off (uit) (controlefunctie) On (aan) / Off (uit) Focus (scherpstellen) / EV shift (EV Zoom Position (Zoomstand): On (aan) / Off (uit) verschuiving) / White Balance (witbalans) / ISO / Self-timer (zelfontspanner) / Off (uit) 220 APPENDIX ● Quality (kwaliteit) tabmenu Size (formaat) Quality (kwaliteit) Saturation 7M (3072 × 2304) / 7M (3:2) (3072 × 2048 (3:2)) / 5M (2560 × 1920) / 3M (2048 × 1536) / 2M (1600 × 1200) / VGA (640 × 480) (verzadiging) Fine (fijn) / Normal (normaal) / Flash Assist Economy (economisch) (flitserhulp) Contrast +2 / +1 / 0 / –1 / –2 Flash Intensity +2 / +1 / 0 / –1 / –2 (flitssterkte) (Snapshots) Quality +2 / +1 / 0 / –1 / –2 Auto (automatisch) / Off (uit) ● Instellingen tabmenu HQ (hoge kwaliteit) / Normal (normaal) / Sounds (geluiden) Startup (start) / Half Shutter (kwaliteit) (Films) LP (langzame snelheid) EV Shift –2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 / 0.0 / (sluiter halverwege) / Shutter (sluiter) / (EV verschuiving) +0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0 Operation (bediening) / White Balance Auto (automatisch) / (bediening) / (witbalans) (bewolkt) / (daglicht) / (schaduw) / Startup N (daglicht Metering (meten) File No. (bestandnummer) ISO 200 / ISO 400 World Time Home (thuis) / World (wereld) (wereldtijd) Thuistijd instelling (stad, DST, enz.) Multi (multi-patroon meten) / Center Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.) Timestamp Date (datum) / Date&Time (datum&tijd) / Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia (sepia) / (tijdafstempeling) Off (uit) Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) / Adjust (bijstellen) Tijdinstelling Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars) Date Style YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY +2 / +1 / 0 / –1 / –2 (datumopmaak) Spot (puntmeten) Sharpness Continue (doorgaan) / Reset (resetten) Auto (automatisch) / ISO 50 / ISO 100 / weighted (centrum-georiënteerd meten) / Filter On (aan) (instelbaar beeld) / Off (uit) (startscherm) D (dagwit TL verlichting) / (gloeilamp) / Manual (handmatig) TL verlichting) / ISO Operation Play (weergave) (scherpte) 221 B APPENDIX Language (taal) Movie Editing (Filmbeheer) (Japans) / English (Engels) / Français (Frans) / Deutsch (Duits) / Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) / Português (Portugees) / (Chinees (complex)) / (Chinees (vereenvoudigd)) / (Koreaans) 30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit) 2 min / 5 min Keyston (keystone correctie) Color Correction (kleurcorrectie) Favorites (favoriet) DPOF Printing (DPOF afdrukken) Protect (beveiligen) Date/Time (Datum/tijd ) Rotation (rotatie) Resize (afmetingen heraanpassen) Trimming (trimmen) Dubbing (dubben) Copy (kopiëren) Sleep (sluimer) Auto Power Off (automatische stroomonderbreking) Power On (spanning aan) / Power On/Off REC/PLAY (opname/weergave) (spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd) USB Mass Storage(Massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge) Video Out NTSC / PAL (video uitgang) Format (formatteren) / Cancel (annuleren) Format (formatteren) Reset (terugstellen) Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren) ■ Weergavefunctie (PLAY) ● PLAY (weergave) tabmenu Slideshow (diashow) Start (starten) / Images (beelden) / Time (tijd) / Interval (tussenpauze) / Effect (Effecten) / Cancel (annuleren) – Cut (knippen) (voor) / Cut Cut (knippen) (knippen) (tussenin) / (na) / Cancel (annuleren) – – Show (weergeven) / Save (opslaan) / Cancel (annuleren) Select images (beelden selecteren) / All images (alle beelden) / Cancel (annuleren) On (aan) / All Files : On (alle bestanden : aan) / Cancel (annuleren) – Rotate (roteren) / Cancel (annuleren) 5M / 3M / VGA / Cancel (annuleren) – – Card (kaart) / Built-in (ingebouwd) Built-in (ingebouwd) / Card (kaart) Cancel (annuleren) ● Instellingen tabmenu • De inhoud van het insteltabmenu van de weergavefunctie (PLAY) is identiek aan de inhoud van het insteltabmenu van de opnamefunctie (REC). Calendar (kalenderscherm) MOTION PRINT 9 frames (9 beelden) / 1 frame (1 beeld) / (Bwegende afdruk) Cancel (annuleren) 222 APPENDIX ■ Opnamefunctie (REC) Indicator referentie De camera heeft twee indicators: Een bedrijfsindicator en een zelfontspannerindicator. Deze indicators gaan branden en knipperen om de huidige status van de camera te tonen. Bedrijfsindicator Zelfontspannerindicator Bedrijfsindicator Zelfontspannerindicator Green Rood Oranje Rood Werking (spanning aan, opname mogelijk) Flitser is aan het opladen. Brandt Patroon 3 Brandt Patroon 3 Brandt * Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3 knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon. Autofocus werkt goed. Autofocus werkt niet. Beeldscherm is uit. / Sluimertoestand Opslaan van beeld Patroon 2 Patroon 1 Patroon 1 Patroon 2 Patroon 1 223 Betekenis Opslaan van filmdata / verwerken van beelddata Aftellen van zelfontspanner (10 - 3 seconden) Aftellen van zelfontspanner (3 - 0 seconden) Opladen van flitser is onmogelijk. APPENDIX BELANGRIJK! ZelfontBedrijfsindicator Green Rood Patroon 2 Brandt Patroon 3 Patroon 3 Patroon 3 spannerindicator Oranje Rood • Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart nooit uit de camera verwijderen wanneer de bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Hierdoor kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren gaan. Betekenis Geheugenkaart problemen / Geheugenkaart is niet geformatteerd. / BEST SHOT instelling kan niet worden geregistreerd. Geheugenkaart is geblokkeerd. / Map kan niet worden gecreëerd. / Geheugen is vol. / Schrijf foutlezing Lege accu waarschuwing Kaart formatteren Spanning wordt (langzaam) uitgeschakeld 224 APPENDIX ■ Weergavefunctie (PLAY) ■ Acculaderindicator referentie De lithium-ion acculader heeft een [CHARGE] (opladen) indicator die brandt of knippert in overeenstemmng met de werking van de acculader. ZelfontBedrijfsindicator Groen Rood Brandt Patroon 3 Patroon 2 Brandt Patroon 3 spannerindicator Betekenis [CHARGE] (oplaad) indicator Rood Werking (spanning aan, opname mogelijk) Eén van de volgende bewerkingen wordt uitgevoerd: wissen, DPOF, beeldbeveiliging, kopiëren, formatteren, stapsgewijs uitschakelen van de spanning, herformatteren van het beeld, beeld trimmen, na-opname, keystone correctie, kleurcorrectie, MOTION PRINT (bewegend beeld afdrukken), filmmontage. Geheugenkaart problemen / Geheugenkaart is niet geformatteerd. Geheugenkaart is geblokkeerd. / Map kan niet worden gecreëerd. / Geheugen is vol. Lege accu waarschuwing [CHARGE] Betekenis (oplaad) indicator Brandt rood Bezig met opladen Knippert rood Abnormale werking van acculader of van accu Uit Opladen is voltooid of opladen staat standby (wanneer de omringende temperatuur te hoog of te laag is.) 225 APPENDIX Gids voor het oplossen van moeilijkheden Beeldopname Stroomvoorziening Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling Spanning gaat niet aan. 1) De accu is onjuist ingelegd. 2) De accu is leeg. 1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 34). 2) Laad de accu op (pagina 31). Als de accu na het opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare oplaadbare lithium-ion accu NP-20 aan. De camera begint zichzelf ineens uit te schakelen. 1) De automatische stroomonderbreker is geactiveerd (pagina 42). 2) De accu is leeg. 1) Schakel de spanning opnieuw in. Het beeld wordt niet opgenomen bij indrukken van de sluitertoets. 1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is ingeschakeld. 2) De flitsereenheid wordt opgeladen. 3) Het geheugen is vol. ] (REC) om de opnamefunctie (REC) 1) Druk op [ in te schakelen. 2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met knipperen. 3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw computer en wis daarna de bestanden van het camerageheugen of gebruik een andere geheugenkaart. Autofocus stelt niet goed scherp. 1) De lens is vuil. 2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden van het scherpstelkader tijdens de compositie van het beeld. 3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is van een type dat niet past bij de autofocusfunctie (pagina 58). 4) De camera wordt bewogen. 1) Reinig de lens. 2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt tijdens de compositie van het beeld. 3) Stel met de hand scherp (pagina 80). 226 2) Laad de accu op (pagina 31). 4) Schakel de anti-trilfunctie in of zet de camera op een statief (pagina 94). APPENDIX Symptoom Mogelijke oorzaak Het onderwerp is niet scherp bij het opgenomen beeld. Er was niet scherpgesteld op het beeld. Bij het maken van de compositie van het beeld dient u er op te letten dat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen zich binnen het scherpstelkader bevindt (pagina 52). Opnamen van landschappen zijn onscherp. 1) Er is niet goed scherpgesteld op het beeld. 1) Let er bij het samenstellen van het beeld op dat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen zich binnen het scherpstelkader bevindt (pagina 52). 2) Verander de scherpstelfunctie naar “ ” (autofocus, pagina 75) of “ ” (oneindig, pagina 79). 3) Verander het BEST SHOT decor naar “Scenery” (landschap) (pagina 89). 2) Een verkeerde scherpstelfunctie is geselecteerd. Beeldopname Handeling 3) Een verkeerd BEST SHOT decor is geselecteerd. De flitser flitst niet. De camera schakelt zichzelf langzaam uit tijdens het aftellen van de zelfontspanner. 1) “ ” (flitser uit) is geselecteerd als de flitsfunctie. 2) De accu is leeg. 3) Een scène die “ ” (flitser uit) selecteert als de flitsfunctie is geselecteerd bij de BEST SHOT functie. 1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 63). De accu is leeg. Vervang de accu (pagina 31). 227 2) Laad de accu op (pagina 31). 3) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 63) of een andere BEST SHOT scène (pagina 89). APPENDIX Symptoom Handeling 1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en u heeft niet scherpgesteld op het beeld. 2) U probeert de macrofunctie ( ) te gebruiken tijdens het opnemen van een landschap of tijdens het maken van een portret. 3) U probeert autofocus of de oneindig-functie ) te gebruiken bij het opnemen van een ( close-up shot. 1) Stel scherp op het beeld (pagina 80). 1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het opslaan van beelden naar het geheugen voltooid is. 2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het opslaan voltooid is. 1) Als de accu indicator “ ” toont, dient u de accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 31). 2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het opslaan voltooid is. Hoewel de beschikbare verlichting helder is, zijn de gezichten van de menselijke onderwerpen toch donker. Niet genoeg licht bereikt de onderwerpen. • De onderwerpen zijn te donker bij het opnemen van beelden op het strand of bij een ski oord. Als het zonlicht door het water, het zand of de sneeuw wordt gereflecteerd kan dit er toe leiden dat de onderwerpen worden onderbelicht. Digitaal zoomen werkt mogelijk niet. De zoomstaaf geeft het zoomen aan tot op een zoomfactor van 3,0. 1) De digitale zoominstelling is uitgeschakeld. 2) Datumafstempeling is ingeschakeld. Het beeld op het beeldscherm is niet scherp. Opgenomen beelden worden niet in het geheugen opgeslagen. Beeldopname Mogelijke oorzaak 2) Gebruik autofocus voor het opnemen van landschappen en voor het maken van portretten. 3) Gebruik de macrofunctie ( ) voor close-ups. • • • 228 Schakel de instelling van de flitserfunctie over naar “ ” (flitser aan) voor daglicht synchroon flitsen (pagina 64). Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina 82). Schakel de instelling van de flitserfunctie over ” (flitser aan) voor daglicht synchroon naar “ flitsen (pagina 64). Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina 82). 1) Schakel de digitale zoominstelling (pagina 62) in. 2) Schakel de datumafstempeling (pagina 122) uit. Digitaal zoomen is uitgeschakeld terwijl de datumafstempeling ingeschakeld is. B APPENDIX Weergave Films Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling Verticale lijnen op het beeldscherm Bij opnamen van een bijzonder licht onderwerp kan een verticale gordel verschijnen over het beeld op het beeldscherm. Dit is een CCD fenomeen dat bekend staat als “verticale vegen” en duidt niet op defecten bij de camera. Merk op dat verticale vegen niet samen met een foto opgenomen wordt maar wel bij het maken van een film. Beelden die niet scherp zijn Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van de camera. Neem op binnen het toegelaten bereik. Digitale ruis in beeld De gevoeligheid wordt automatisch verhoogd voor donkere onderwerpen. Een grotere gevoeligheid verhoogt tevens de kans op digitale ruis. Verlicht het onderwerp door een licht of schijnwerper o.i.d. De kleur van het weergavebeeld verschilt van het beeld op het beeldscherm tijdens het opnemen. Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt tijdens het opnemen direct in de lens. Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct in de lens kan schijnen. Beelden worden niet getoond. Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die opgenomen zijn met een andere camera bevindt zich in de camera. Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die met een andere digitale camera op een geheugenkaart zijn opgenomen. 229 APPENDIX Overige Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling Geen van de toetsen en schakelaars werkt. Problemen met het elektronische circuit hetgeen veroorzaakt wordt door elektrostatische lading, een harde stoot, enz. terwijl de camera aangesloten was op een ander apparaat. Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw in en probeer opnieuw. Het beeldscherm is uitgeschakeld. USB communicatie vindt plaats. Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben bevestigd dat de computer geen toegang aan het verkrijgen is tot het geheugen van de camera. Het is niet mogelijk bestanden via een USB aansluiting over te schrijven. 1) De USB kabel is niet juist aangesloten. 2) De USB driver is niet geïnstalleerd. 1) Controleer alle aansluitingen. 2) Installeer de USB driver op uw computer (pagina 189). 3) Schakel de camera in. Het displaytaal instelscherm verschijnt wanneer de camera ingeschakeld wordt. 1) Instellingen voor de displaytaal, de thuisstad, de datumstijl, de datum en tijd en andere instellingen zijn niet geconfigureerd bij de camera. 2) Een probleem met het beheergebied van het ingebouwde geheugen van de camera. 3) De camera is uitgeschakeld. 230 1) Controleer de instellingen (pagina 46). 2) Voer de terugstelbewerking (reset) uit om de basisinstellingen van de camera terug te stellen (pagina 123). Configureer elke instelling pas daarna. Als het taalselectiescherm niet opnieuw verschijnt als u de camera inschakelt, betekent dit dat het beheergebied van het ingebouwde geheugen van de camera hersteld is. Mocht dezelfde boodschap verschijnen na het inschakelen van de spanning, neem dan contact op met de winkel waar u de camera aanschafte of met een CASIO onderhoudswerkplaats. APPENDIX Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver… U kunt de USB driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te sluiten die draait onder Windows 98SE/98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer onmogelijk om de digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB driver van de camera opnieuw te installeren. Zie het “Lees mij” bestand van de USB driver op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB driver. 231 APPENDIX Tonen van boodschappen Battery is low. De accu is leeg. Cannot correct image! Keystone correctie kan om de een of andere reden niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen zoals het is zonder correctie (pagina’s 98, 100). Can not find the file. De camera kan een beeld niet vinden dat gespecificeerd wordt in de “Images” (beelden) instelling. Specificeer een ander beeld (pagina 141). Cannot register any more files. • U probeert een BEST SHOT decor op te slaan terwijl er reeds 999 decors opgeslagen zijn in de “SCENE” map terwijl (pagina 93). • U probeert een “FAVORITE” (favoriet) bestand te kopiëren terwijl de “FAVORITE” map reeds 9999 bestanden bevat (pagina 157). Card ERROR Er trad een probleem op bij de geheugenkaart. Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart (pagina 174). BELANGRIJK! Het formatteren van de geheugenkaart wist alle bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer eerst eventuele werkbare bestanden naar een computer of een ander opslagmedium over te schrijven voordat u de geheugenkaart formatteert. Check Connections! • U probeert de camera aan te sluiten op een printer terwijl de USB aansluitingen van de camera niet compatibel zijn met de USB van de printer (pagina 168). • U probeert aan te sluiten op een computer waarbij geen USB driver geïnstalleerd is (pagina 189). File could not be saved because battery is low. De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet kon worden opgeslagen. Folder cannot be created Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden wilt opnemen (pagina 152). LENS ERROR Deze boodschap verschijnt en de camera schakelt zichzelf uit wanneer het objectief op een onverwachte manier werkt. Mocht dezelfde boodschap verschijnen nadat u de spanning weer inschakelt, neem dan contact op met een CASIO onderhoudswerkplaats. Load Paper! Tijdens de printerfunctie van de camera als het papier bij printer op is. Memory Full Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden wilt opnemen (pagina 152). No Favorites file! Er is geen FAVORITE bestand aanwezig. 232 APPENDIX Printing Error Record Error Replenish Ink! RETRY POWER ON SYSTEM ERROR Eén van de volgende problemen trad op tijdens het afdrukken. • De spanning van de printer is uitgeschakeld. • Interne fout bij printer Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of andere reden de beelddata niet gecomprimeerd worden.Voer de opname van het beeld nogmaals uit. Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt bij de printer bijna of geheel op is. Mocht het objectief tegen een obstakel aankomen, dan verschijnt deze boodschap en schakelt de camera zichzelf uit. Verwijder het obstakel en schakel de spanning van de camera opnieuw in. Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact op met een CASIO onderhoudswerkplaats. There are no printing Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en images. het aantal kopiën ervan specificeren voor elke Set up DPOF. drukklus. Configureer de vereiste DPOF instellingen (pagina 179). There is no image to Het beeld of de film waarvan u de instellingen register. probeert op te slaan, wordt niet ondersteund door BEST SHOT. The card is not formatted. De geheugenkaart in de camera is niet geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart (pagina 174). This file cannot be played. Het beeldbestand of het audiobestand is beschadigd of is van een type dat niet door deze camera kan worden getoond. This function cannot U probeerde bestanden te kopiëren van het be used. ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart in de camera terwijl er zich geen geheugenkaart bevindt in de camera (pagina 175). The card is locked. De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is. There are no files. • Er bevinden zich geen bestanden in het ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart. • Deze boodschap verschijnt als u de bestanden of mappen in het geheugen van de camera een andere naam geeft of als u op een andere plaats zet. Mocht dit het geval zijn, zet de bestanden of mappen dan terug op hun oorspronkelijke plaats in het camerageheugen en zet ze terug tot hun oorspronkelijke voorkeuzenamen (pagina’s 201, 203). This function is not supported for this file. 233 De functie die u probeert uit te voeren wordt niet ondersteund voor het bestand waarop u de functie probeert uit te voeren. APPENDIX Algemene gids CA-32 USB slede/netadapter (optie) De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component en toets van de USB slede. U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren nadat u de camera op de los verkrijgbare CA-32 USB slede/netadapter geplaatst heeft. ■ Voorkant • Het opladen van de oplaadbare lithium-ion accu. • Het bekijken van beelden met de fotostandaard diashowfunctie. • Aansluitbaarheid van een televisietoestel om beelden via een televisiescherm te bekijken. • Directe aansluiting op een printer om af te drukken. • Het overbrengen van de met de camera opgenomen beelden naar een computer via een USB aansluiting. 1 5 1 Camera aansluiting 2 [USB] indicator 3 [USB] toets 4 Fototoets [PHOTO] 5 Oplaadindicator [CHARGE] 4 3 2 ■ Achterkant 6 [DC IN 5.3V] 87 234 6 gelijkspanningsingang (netadapteraansluiting) 7 [ ] (USB poort) 8 AV uitgangsaansluiting [AV OUT] APPENDIX Gebruik de USB slede om de accu op te laden LET OP • De meegeleverde netadapter is ontworpen voor gebruik met elke stroomvoorziening dat valt in het bereik van 100 V tot en met 240 V wisselstroom, 50/ 60 Hz. Dit betekent dat de netadapter gebruikt kan worden in verschillende landen over de gehele wereld. Merk op dat er zich problemen kunnen voordoen met de spanning die het netsnoer kan weerstaan en met de configuratie van de stopcontacten op bepaalde plaatsen. Voordat u de netadapter in een ander land gaat gebruiken dient u eerst met het reisbureau na te gaan wat de plaatselijke spanning van het lichtnet is. • Gebruik de netadapter nooit met een transformator. U kunt de NP-20 oplaadbare lithium ionaccu van de camera opladen door de camera op de USB slede plaatsen. 1. Leg de oplaadbare lithium ionaccu (NP-20) in de camera. 2. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de USB slede/netadapter wordt aangeschaft. USB slede USB slede Netadapter Netadapter 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] Netsnoer 235 B APPENDIX LET OP • De oplaadindicator [CHARGE] op de USB slede zou rood moeten worden om aan te geven dat het opladen gestart is. De oplaadindicator [CHARGE] wordt groen wanneer het opladen voltooid is. • Het kost ongeveer 130 minuten voor de accu om volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt af van de huidige accucapaciteit en de oplaadomstandigheden. • De netadapter is ontworpen voor werking op spanning van 100 V tot 240 V wisselstroom. Merk echter op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. Het is uw eigen verantwoordelijkheid of de stekker van de netadapter past bij het stopcontact als u in het buitenland bent. • Gebruik de netadapter nooit met een transformator. 5. Neem na het opladen de camera uit de USB 3. Schakel de camera uit. slede. 4. Plaats de camera op de BELANGRIJK! USB slede met het beeldscherm naar voren gericht zoals aangegeven in de afbeelding. • Gebruik de acculader (BC-11L) of de USB slede (CA-32) om de speciale NP-20 oplaadbare lithium ionaccu op te laden. Gebruik nooit een ander oplaadtoestel. • Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik nooit een ander type netadapter. Gebruik de los verkrijgbare AD-C30, AD-C40, AD-C620 en AD-C630 netadapters in geen geval met deze camera. • Let er op dat de camera aansluiting van de USB slede stevig en zover mogelijk in de camera aansluiting zit. • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. Oplaadindicator [CHARGE] 236 APPENDIX ■ Als de camera niet normaal werkt • De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de accu warm wordt) of als u de accu probeert op te laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft. De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen begint wanneer de accu zich binnen het toegestane oplaadtemperatuurbereik bevindt. • Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij het opladen optreedt. Een probleem kan op één van de volgende condities wijzen: een probleem met de slede, een probleem met de camera of een probleem met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te kijken of hij nu wel goed werkt. Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit. 1. Verwijder de accu uit de camera en controleer of de contactpunten van de accuaansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval zijn, veeg deze dan af met een droge doek. 2. Controleer dat het netsnoer van de netadapter stevig aangesloten is op het stopcontact en op de USB slede. • Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw voordoen wanneer u de camera op de USB slede plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft ondernomen, neem dan contact op met een CASIO erkende onderhoudswerkplaats. 237 APPENDIX • Door op [MENU] te drukken wordt een scherm verkregen voor het configureren van diashow instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm getoond wordt of selecteer “Start” en druk op [SET] om de diashow te herstarten. Gebruik van de fotostandaardfunctie De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een bepaald beeld tonen. De bediening van de fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met de instellingen van de slideshow. Voordat u de fotostandaardfunctie gebruikt dient u de diashow te configureren zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing van de camera. • Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen door op [왔] te drukken en daarna [왖] en [왔] te gebruiken. 4. Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om de fotostandaard diashow te stoppen. BELANGRIJK! 1. Schakel de camera uit. • De accu wordt niet opgeladen terwijl een fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de diashow als als u de accu wilt opladen. 2. Zet de camera op de USB slede. 3. Druk op de [PHOTO] (foto) toets van de USB slede. • Dit start de Photo Stand diashow of toont het enkele beeld dat u specificeerde. [PHOTO] toets 238 APPENDIX • Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de video-ingangsaansluiting (geel) van het televisietoestel en de witte stekker op de audio ingangsaansluiting (wit). De USB slede gebruiken om beelden op een televisiescherm te tonen U kunt de camera op de USB slede plaatsen en de slede op een televisie aansluiten om de beelden van de camera op een televisiescherm te bekijken. 2. Schakel de camera uit. 3. Zet de camera op de USB slede. 1. Sluit één uiteinde van de AV kabel die meegeleverd is met de camera aan op de [AV OUT] aansluiting van de USB slede en het andere uiteinde op de videoingangsaansluiting van het televisietoestel. 4. Schakel de televisie in en selecteer de videoingangsfunctie. 5. Druk op [ ] om de spanning van de camera in te schakelen en voer daarna de vereiste bewerking uit voor de weergave. AV kabel BELANGRIJK! • Zie de van toepassing zijnde verklaring in de gebruiksaanwijzing van de camera wanneer u beelden via een televisiescherm weergeeft. • Als u op de [PHOTO] toets van de slede drukt terwijl de camera zich op de USB slede bevindt, wordt het fotostandaard attribuut geactiveerd en worden beelden op het televisiescherm getoond. TV Video ingangsaansluiting AV uitgangspoort [AV OUT] 239 APPENDIX De USB slede gebruiken om beelden af te drukken 2. Schakel de camera uit en zet daarna de U kunt de camera op de USB slede plaatsen en de slede op een printer aansluiten om beelden van de camera af te drukken. 3. Schakel de printer aan en voer dan de 1. Sluit de USB kabel die met de camera 4. Druk nadat u klaar bent met het afdrukken op camera op de USB slede. procedure uit in de gebruiksaanwijzing van de camera om te printen. de [USB] toets van de USB slede en schakel vervolgens de camera uit. gebundeld is aan op de USB slede en op een printer. Aansluiting A BELANGRIJK! Aansluiting B USB poort • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera of de USB slede nooit tijdens het afdrukken. Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden bij de printer. USB kabel [ ] (USB poort) • Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en steek de netadapter aan op een stopcontact. • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. 240 APPENDIX De USB slede gebruiken om op een computer aan te sluiten U kunt de camera op de USB slede plaatsen en de slede op een computer aansluiten om beelden te bekijken of om ze naar een computer te sturen. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] BELANGRIJK! • Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de speciale netadapter te gebruiken om de camera van stroom te voorzien tijdens datacommunicatie. ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ■ De camera gebruiken met een Windows computer 1. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de USB slede/netadapter wordt aangeschaft. 241 APPENDIX 2. Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel 3. Druk eerst op de spanningstoets van de die met de camera gebundeld is aan op de USB slede en op de USB poort van uw computer. camera en druk vervolgens op de [MENU] toets. 4. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, USB kabel selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. Aansluiting B USB poort 5. Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECTPRINT)” (massageheugen) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Aansluiting A 6. Schakel de camera uit. 7. Plaats de camera in de USB slede. [ ] (USB poort) • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de USB slede dat uw computer. USB poorten en kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar op één manier past. • Steek de USB kabelstekkers stevig en zover mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen vinden. 242 APPENDIX 8. Druk op de [USB] toets van de USB slede. 9. Voer de procedures in de gebruiksaanwijzing van de camera uit om beelden via uw computer weer te geven. • Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van de camera of voor de geheugenkaart die in de camera geladen is. U hoeft het USB aansturingsprogramma (ook wel driver genoemd) niet elke keer opnieuw te installeren. Nadat het programma eenmaal geïnstalleerd kan de computer zowaar het ingebouwde geheugen van de camera of de geheugenkaart erin herkennen wanneer u een USB aansluiting aanbrengt tussen de camera en uw computer. 10. Gebruik afhankelijk van de versie van Windows die u gebruikt één van de volgende procedures om de USB aansluiting tot een einde te brengen. Windows XP/98SE/98 gebruikers • Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB] indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de camera van de USB slede. • Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB functie ingeschakeld waardoor de [USB] indicator van de USB slede groen gaat branden. • Op dat moment zullen sommige besturingssystemen een “Verwisselbare schijf” dialoogvenster weergegeven. Als uw besturingssysteem dat doet, sluit het dialoogvenster dan. Windows 2000/Me gebruikers • Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera. Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB] indicator niet langer camera van de USB slede. [USB] toets [USB] indicator 243 APPENDIX ■ De camera gebruiken met een Macintosh computer 1. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. 2. Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de USB slede/netadapter wordt aangeschaft. die met de camera gebundeld is aan op de USB slede en op de USB poort van uw computer. USB kabel Aansluiting B USB poort 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] Aansluiting A [ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ 244 ] (USB poort) APPENDIX 7. Plaats de camera in de • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de USB slede dat uw computer. USB poorten en kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar op één manier past. USB slede. • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. • Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen vinden. [USB] toets [USB] indicator 3. Druk eerst op de spanningstoets van de camera en druk vervolgens op de [MENU] toets. 8. Druk op de [USB] toets van de USB slede. • Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB functie ingeschakeld waardoor de USB indicator van de USB slede groen gaat branden. 4. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. • Uw Macintosh ziet het bestandengeheugen als een disk drive. 5. Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECTPRINT)” (massageheugen) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. • Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de Mac OS versie die u in gebruik heeft. • Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot stand brengt tussen de camera en uw Macintosh. 6. Schakel de camera uit. 245 APPENDIX 9. Voer de procedures in de gebruiksaanwijzing Referentie voor de USB slede indicators van de camera uit om beelden via uw computer weer te geven. De USB slede is voorzien van twee indicators: een [CHARGE] (oplaad) indicator en een [USB] indicator. Deze indicators gaan branden en knipperen om de huidige status van de slede en de camera te tonen. 10. Sleep de drive icoon die de camera voorstelt naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot een einde te brengen. 11. Druk op de [USB] toets van de USB slede. Verwijder de camera van de USB slede na eerst gecontroleerd te hebben dat de [USB] indicator niet langer brandt. [CHARGE] (oplaad) indicator [USB] indicator BELANGRIJK! • Verbreek nooit de verbinding van de USB kabel of de netadapter en verwijder nooit de camera van de USB slede en probeer nooit enige bediening bij de camera of de USB slede uit te voeren terwijl USB datacommunicatie plaatsvindt. Hierdoor kan data verloren gaan. [CHARGE] (oplaad) indicator Kleur Rood Status Brandt Groen Oranje Brandt Brandt Rood Knippert [USB] indicator Kleur Opladen Opladen voltooid Opladen standby Groen Groen 246 Betekenis Status Brandt Opladen foutlezing USB aansluiting Knippert Toegang tot computer APPENDIX Dataformaat Technische gegevens • Snapshot Product ............................... Digitale camera Bestandsgrootte Beeldbestandsgrootte Kwaliteit (beeldpunten) (naar schatting) Model .................................. EX-Z70 7M 3072 × 2304 ■ Camerafunctie Fijn Normaal Economisch Beeldbestandformaat Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule for Camera File system) 1.0 standaard; voldoet aan DPOF Films ................................ AVI (Motion JPEG) Audio (geluid) .................. WAV 7M (3:2) 3072 × 2048 (3:2) 5M 2560 × 1920 Opnamemedia .................... 8,3 MB ingebouwd geheugen SD geheugenkaart MultiMediaCard (MMC) 3M 2048 × 1536 Fijn Normaal Economisch Fijn Normaal Economisch Fijn Normaal Economisch 2M 1600 × 1200 Fijn Normaal Economisch VGA 640 × 480 Fijn Normaal Economisch 247 4,32 MB 2,4 MB 1,44 MB 3,84 MB 2,5 MB 1,28 MB 3,0 MB 2,0 MB 1,0 MB 1,92 MB 1,28 MB 640 KB 1,17 MB 780 KB 390 KB 360 KB 240 KB 120 KB Ingebouwd geheugen 8,3 MB 1 foto 3 foto’s 5 foto’s 2 foto’s 3 foto’s 6 foto’s 2 foto’s 3 foto’s 7 foto’s 4 foto’s 6 foto’s 11 foto’s 6 foto’s 9 foto’s 18 foto’s 21 foto’s 32 foto’s 59 foto’s SD geheugenkaart* 256 MB 55 foto’s 97 foto’s 158 foto’s 61 foto’s 91 foto’s 176 foto’s 78 foto’s 116 foto’s 221 foto’s 121 foto’s 180 foto’s 348 foto’s 196 foto’s 286 foto’s 530 foto’s 625 foto’s 938 foto’s 1742 foto’s B APPENDIX • Films Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden (met beveiliging) Geschatte Geschatte opnametijd voor opnametijd het ingebouwde voor SD geheugen geheugenkaart 8,3 MB 256 MB Beeldformaat (beeldpunten) Maximale opnametijd per bestand Geschatte datasnelheid (beeldsnelheid) HQ 640 × 480 Totdat het geheugen vol is 10,2 megabits per seconde (30 beelden/ seconde) 6 seconden Normal 512 × 384 Totdat het geheugen vol is 6,1 megabits per seconde (30 beelden/ seconde) 11 seconden 5 minuten en 27 seconden LP 320 × 240 Totdat het geheugen vol is 2,45 megabits per seconde (15 beelden/ seconde) 27 seconden 13 minuten en 34 seconden Effectieve beeldpunten ..... 7,2 miljoen Beeldelement ..................... 1/2,5-inch vierkante beeldpunten kleuren CCD (totaal aantal beeldpunten: 7,41 miljoen) 3 minuten en 16 seconden Lens/brandpuntsafstand Lenzen ............................. F3,1 (W) tot 5,9 (T); f = 6,3 (W) tot 18,9 mm (T) (gelijkwaardig met ongeveer 38 (W) tot 114 mm (T) voor 35 mm film) (W = groothoek, T = telefoto) 6 lenzen in 5 groepen, met asferische lens Zoom ................................... 3X optische zoom, 4X digitale zoom (12X in combinatie met optische zoom) Scherpstellen ..................... Contrast detectie autofocus Scherpstelfuncties: autofocus, macrofunctie, panfocuss, oneindigfunctie, handmatige scherpstelling AF gebied: Spot (puntmeten), multi (multi-patroon) * Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten. De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart. * Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden opgeslagen. Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens) Autofocus ........................ 40 cm – ∞ Macro .............................. 10 cm – 50 cm Oneindigfunctie ............... ∞ Handmatig ....................... 10 cm – ∞ • Bij het gebruik van de optische zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. 248 APPENDIX Ingebouwde flitser Flitserfuncties .................. Automatische flitser, ON (aan), OFF (uit), rode ogenreductie, milde flits Flitsbereik ........................ Groothoek optische zoom 0,1 – 3,7 meter Telefoto optische zoom: 0,6 – 1,9 meter • Doorlopende sluiter met flits Groothoek optische zoom: 0,4 – 1,9 meter Telefoto optische zoom: 0,6 – 1,0 meter * ISO gevoeligheid: “Auto” (automatisch) * Hangt af van de zoomfactor. Belichtingsregeling Lichtmeting ...................... Multi-patroon, centrum-georiënteerd meten, puntmeten via de CCD Belichting ......................... Programma AE Belichtingscompensatie ... –2EV – +2EV (1/3EV eenheden) Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter, mechanische sluiter Snapshotfunctie (automatisch): 1/2ste – 1/2000ste seconde • De sluitersnelheid is anders bij de volgende BEST SHOT scènes Nachtscène: 4 – 1/2000 seconde Vuurwerk: 2 seconden (vast) Lensopening ...................... F3,1/4,4, automatische overschakeling • Door gebruik van de optische zoom verandert de lensopening. Opnamefuncties ................ Snapshot (foto); audio snapshot (foto met geluid); macro; zelfontspanner; doorlopende sluiter; BEST SHOT functie; film met geluid; spraakopname • Audio opname is in mono. Witbalans ............................ Automatische witbalans, vast ingesteld (6 functies), handmatig overschakelen Gevoeligheid ...................... Foto’s: Auto, ISO 50, ISO 100, ISO 200, ISO 400 • De maximale gevoeligheid is ISO 800 als de BEST SHOT antitrilfunctie of het hoge gevoeligheiddecor gebruikt wordt. Films: Auto Audio opnametijd Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld Spraakopname ................ Circa 25 minuten met ingebouwd geheugen Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld Beeldscherm ...................... 2,5-inch TFT kleuren LCD 115.200 beeldpunten (480 × 240 beeldpunten) Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drievoudige zelfontspanner 249 APPENDIX Zoeker ................................. Beeldscherm ■ Spanningsvereisten Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok Datum en tijd ................... Opgenomen met beelddata Automatisch kalender ..... Tot 2049 Wereldtijd ........................ City (stad), Date (datum), Time (tijd), Summer time (zomertijd), 162 steden in 32 tijdzones Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu (NP-20) × 1 Levensduur accu (naar schatting): De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten. Ingangs/ uitgangsaansluitingen ...... USB/AV aansluiting USB ..................................... Compatibel met USB 2.0 (Full-Speed) Bewerking Gebruiksduur van accu (benadering) Microfoon ........................... Mono Aantal foto’s (CIPA standaard)*1 200 foto’s Luidspreker ........................ Mono Doorlopende weergave van Snapshots*2 230 minuten Doorlopende filmopname*3 100 minuten Doorlopende spraakopname*4 230 minuten Ondersteunde accu: NP-20 (nominale capaciteit: 700mAh) Opslagmedium: SD geheugenkaart *1 Aantal foto’s (CIPA standaard) • Temperatuur: 23°C • Beeldscherm: Ingeschakeld • Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen, waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uit- en weer ingeschakeld. *2 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave • Temperatuur: 23°C • Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden 250 APPENDIX ■ Oplaadbare lithium-ion accu (NP-20) *3 Geschatte tijd voor doorlopende filmopname zonder te zoomen. *4 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname. Nominale spanning ........... 3,7 V • De bovenstaande waarden zijn gebaseerd op een nieuwe accu met een volle lading. Herhaaldelijk opladen verkort de levensduur van de accu. • De frequentie van het gebruik van de flitser, de zoom, autofocus en de tijd dat de camera aan is, heeft een grote invloed op de opnametijden en het aantal foto’s dat kan worden opgenomen. Nominale capaciteit .......... 700 mAh Bedrijfstemperatuur Bereik .................................. 0°C – 40°C Afmetingen ......................... 33 (B) × 50 (H) × 4,7 (D) mm Gewicht ............................... ca. 16 g Stroomverbruik .................. 3,7 V gelijkstroom, ca. 4,3 W Afmetingen ......................... 95,2 (B) × 60,6 (H) × 19,8 (D) mm (exclusief uitsteeksels; 16,2 mm bij het dunste deel) ■ Lithium-ion acculader (BC-11L) Spanningsvereisten .......... 100 V – 240 V wisselstroom, 80 mA, 50/60 Hz Gewicht ............................... ca. 118 g (exclusief accu en accessoires) Uitgangsspanning ............. 4,2 V gelijkspanning, 600 mA Oplaadtemperatuur ........... 5°C – 35°C Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-20); Lithium-ion acculader (BC-11L); Netsnoer; USB kabel, AV kabel; Polsriem; CD-ROM; Basisreferentie Oplaadbaar batterijtype .... Oplaadbare lithium-ion accu (NP-20) Tijd tot volledig opladen .... Ca. 90 minuten Afmetingen ......................... 55 (B) × 86 (H) × 20 (D) mm (exclusief uitsteeksels) Gewicht ............................... Ca. 58 g 251 B CASIO COMPUTER CO.,LTD. 6-2, Hon-machi 1-chome Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan MA0608-B
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252

Casio EX-Z70 Handleiding

Type
Handleiding