Casio EX-Z500 Handleiding

Type
Handleiding
D
Digitale Camera
EX-Z500
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit
CASIO product.
Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
Houd de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats voor latere naslag.
Bezoek de officiële EXILIM website
http://www.exilim.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
K806FCM1DMX
INLEIDING
2
INLEIDING
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Oplaadbare lithium-Ion Accu
(NP-40)
USB slede
(CA-29)
USB kabel Basisreferentie
Camera
Polsriem
Speciale netadapter (Inlaat type)
(AD-C52G)
Netsnoer
*
* De vorm van de
netstekker hangt af van
het land waar de
camera wordt
aangeschaft.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft.
Speciale netadapter (Insteek type)
(AD-C52J)
CD-ROM AV kabel
B
INLEIDING
3
Inhoudsopgave
2 INLEIDING
Uitpakken ..................................................................... 2
Kenmerken ................................................................... 9
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 12
18 SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op! .............................................. 18
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 19
Opnemen van een beeld ............................................ 20
Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 21
Wissen van een beeld ................................................ 21
22 VOORBEREIDINGEN
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 22
Algemene gids ........................................................... 23
Camera 23
USB slede 25
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 26
Opnamefunctie (REC) 26
Weergavefunctie (PLAY) 28
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 30
Vastmaken van de polsriem ....................................... 31
Spanningsvereisten ................................................... 32
Inleggen van de oplaadbare accu 32
Opladen van de accu 33
Vervangen van de accu 38
Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening 39
In- en uitschakelen van de camera 42
Configureren van de stroomspaarinstellingen 44
Gebruik van de in-beeld menus ................................ 45
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 48
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 49
51 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 51
Richten van de camera 51
Opnemen van een beeld 52
Gebruiken van de zoom ............................................. 58
Optische zoom 58
Digitale zoom 60
Gebruiken van de flitser ............................................. 62
Flitsereenheid status 64
Veranderen van de flitssterkte instelling 65
Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) 65
INLEIDING
4
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 67
Specificeren van de beeldgrootte .............................. 70
Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 71
72 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 72
Gebruik van autofocus 73
Gebruik van de macrofunctie 76
Het gebruik van panfocus 77
Gebruik van de oneindig-functie 77
Gebruik van handmatig scherpstellen 78
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 79
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 80
Bijstellen van de witbalans ......................................... 82
Handmatig configureren van de witbalans 83
Opnemen van achtereenvolgende beelden
(doorlopende sluiterfunctie) ....................................... 85
Gebruiken van de BEST SHOT functie ..................... 86
Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors 88
Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling 89
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling 90
Verminderen van de effecten van het bewegen van
uw hand of het bewegen van het onderwerp ............ 91
Opnemen met een hogere gevoeligheid ................... 92
Opnemen van beelden van naamkaartjes en
documenten (Business Shot) ..................................... 93
Gebruiken van de Business Shot instelling 94
Opnemen van een film ............................................... 95
Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld 96
Opnemen van een film 97
Opnemen van audio ................................................... 99
Toevoegen van geluid aan een snapshot 99
Opnemen van spraak 100
Gebruiken van het histogram ................................... 102
Camera instellingen van de REC (opname) functie 105
Toewijzen van functies aan de [] en [] toetsen 106
In- en uitschakelen van het in-beeld raster 107
In- en uitschakelen van beeldcontrole 107
Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning 108
Specificeren van de ISO gevoeligheid 110
Selecteren van de meetfunctie 111
Gebruiken van de filterfunctie 112
Speciferen van de contourscherpte 113
Specificeren van kleurverzadiging 113
Specificeren van het contrast 114
Terugstellen (reset) van de camera 114
INLEIDING
5
115 WEERGAVE
Elementaire weergavebediening .............................. 115
Weergave van een audio snapshot 116
Inzoomen op het weergegeven beeld ...................... 117
Afmetingen van een beeld heraanpassen ................ 118
Trimmen van een beeld ............................................ 119
Weergeven en bewerken van een film .................... 121
Weergeven van een film 121
Montage van een film 122
Vastleggen van een stilbeeld van een film
(MOTION PRINT) 126
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 127
Tonen van het kalenderscherm................................ 128
Spelen van een Slideshow (diashow) ..................... 129
Gebruik van de fotostandaardfunctie 132
Roteren van het displaybeeld .................................. 133
Toevoegen van audio aan een snapshot................. 134
Heropnemen van het geluid 135
Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 136
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm ........................................................ 137
Selecteren van het
video-uitgangssysteem 138
140 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 140
Wissen van alle bestanden ...................................... 141
142 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen ..................................................................... 142
Geheugenmappen en -bestanden 142
Beschermen van bestanden .................................... 143
Beveiligen van een enkel bestand 143
Beveiligen van alle bestanden 144
Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 144
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 144
Tonen van een bestand in de FAVORITE map 146
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map 147
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 147
148 ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen ................. 148
Configureren van de geluidsinstellingen 148
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon 148
Instellen van het geluidsniveau voor de weergave van
films en audio snapshots 149
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm ............................................................. 149
INLEIDING
6
Specificeren van de bestandsnaam serienummer
generatiemethode .................................................... 150
Instellen van de klok ................................................ 151
Selecteren van uw thuistijdzone 151
Instellen van de huidige tijd en datum 152
Veranderen van de datumopmaak 152
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 153
Tonen van het wereldtijdscherm 153
Configureren van wereldtijdinstellingen 153
Veranderen van de displaytaal ................................ 154
Veranderen van de helderheid van het
beeldscherm ............................................................. 155
Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 155
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies ........................... 156
Formatteren van het ingebouwde geheugen........... 157
159 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 160
Insteken van een geheugenkaart in de camera 160
Vervangen van de geheugenkaart 161
Formatteren van een geheugenkaart 162
Kopiëren van bestanden .......................................... 163
Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart 164
Kopiëren van een specifiek bestand van een
geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 164
166 AFDRUKKEN VAN BEELDEN
DPOF ........................................................................ 167
Configureren van de afdrukinstellingen voor een
enkel beeld 168
Configureren van de afdrukinstellingen voor alle
beelden 169
Gebruiken van PictBridge en
USB DIRECT-PRINT ................................................ 170
Datumafdruk 174
PRINT Image Matching III ............................................ 175
Exif Print ................................................................... 175
INLEIDING
7
176 BEKIJKEN VAN BEELDEN
MET EEN COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 176
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 184
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer ......... 188
Geheugendata ......................................................... 189
DCF protocol 189
Geheugenmapstructuur 190
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 191
193 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 193
Aangaande de gebundelde CD-ROM 193
Systeemvereisten voor uw computer 195
Beheren van beelden op een PC 196
Retoucheren, oriënteren en afdrukken van fotos 199
Weergeven van een film 201
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 202
Gebruikersregistratie 202
Verlaten van de menu applicatie 202
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 203
Aangaande de gebundelde CD-ROM 203
Systeemvereisten voor uw computer 204
Beheren van beelden op een Macintosh 205
Weergeven van een film 206
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 206
Registreren als cameragebruiker 207
208 APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 208
Indicator referentie ....................................................211
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 214
Mocht u problemen ondervinden bij het
installeren van de USB driver 219
Tonen van boodschappen 220
Technische gegevens .............................................. 222
INLEIDING
8
BELANGRIJK!
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit
het gebruik van of defecten aan de EX-Z500.
CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en/of
Photohands.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er
altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
Windows, Internet Explorer, Windows Media en
DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
Macintosh en QuickTime zijn handelsmerken van
Apple Computer, Inc.
MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie bij
MultiMediaCard Association (MMCA).
Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated in the US en/of andere landen.
Namen van andere fabrikanten, producten en
diensten die gebruikt worden in deze
gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of
dienst merken zijn van anderen.
Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
INLEIDING
9
LCD paneel
Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD
fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van
99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van
het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet
branden of ze blijven juist altijd branden.
Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en
audiobestanden zonder toestemming in overtreding met
auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen
vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden
aan derden via het internet zonder toestemming van de
eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de
wetgeving ten aanzien van auteursrechten en
internationale verdragen.
Kenmerken
5,0 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in 5,25 miljoen beeldpunten voor
beelden met een uitstekende resolutie en detail.
2,7-inch TFT LCD kleurenscherm
8,7 MB ingebouwd geheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
Meegeleverd met een USB slede
De meegeleverd USB slede kan gebruikt worden voor het
opladen van de accu van de camera (pagina 33) en om
beelden via een televisietoestel te bekijken (pagina 137)
en voor het oversturen van beelden naar een computer
(pagina 176). Met de fotostandaardfunctie kunt u beelden
bekijken terwijl de camera op staat te laden op de slede
(pagina 132).
Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY)
inschakelen (pagina 156)
Druk op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) om de
camera in te schakelen en de gewenste functie in te
schakelen.
AF hulpverlichting (pagina 65)
Verbetert de nauwkeurigheid van de autofocus bij het
maken van foto’s als er weinig licht is.
INLEIDING
10
12X naadloze zoom (pagina 58)
3X optische zoom, 4X digitale zoom
Drievoudige zelfontspanner (pagina 67)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
Snelsluiter (pagina 74)
Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te
pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen
zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen
(Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u
die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te
wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus).
Selectie van het autofocusgebied (pagina 75)
Wanneer de instelling Multi (multi-patroon) wordt
ingesteld voor het autofocus kader, neemt de camera
negen metingen op verschillende punten en selecteert
automatisch de beste.
Beste shot (BEST SHOT) (pagina 86)
Selecteer eenvoudigweg het voorbeelddecor dat
overeenkomt met het type beeld dat u probeert op te
nemen en de camera voert ingewikkelde instellingen
geheel automatisch uit om elke keer opnieuw mooie
beelden te maken. Nieuwe BEST SHOT voorbeelddecors
omvatten o.a. instellingen voor hoge gevoeligheid en de
anti-trilfunctie.
Business Shot (pagina 93)
De Business Shot instelling corrigeert automatisch
rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes,
documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen
wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen.
Filmopname met geluid (pagina 95)
VGA grootte, met 30 beelden/seconde in Motion JPEG
formaat
Bewegende afdrukfunctie (MOTION PRINT)
(pagina 126)
Met deze functie worden bewegende beelden van een
film in het geheugen opgeslagen waarvan stilbeelden
worden gemaakt die geschikt zijn om te worden
afgedrukt.
Audio Snapshot functie (pagina 99)
Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die
audio bevatten.
Spraakopname (pagina 100)
Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata.
Real-time RGB histogram (pagina 102)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
INLEIDING
11
Kalenderscherm (pagina 128)
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste bestand dat op die datum
was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald
bestand gemakkelijker en sneller.
Na opname (pagina 134)
Gebruik deze functie om audio toe te voegen aan
snapshots nadat u die heeft opgenomen.
Selecteerbare geluidsinstellingen (pagina 148)
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera
inschakelt, de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of
een toetsbewerking uitvoert.
Wereldtijd (pagina 153)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in
32 tijdzones kiezen.
Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding (pagina 159)
Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 167)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
PictBridge en USB DIRECT-PRINT ondersteuning
(pagina 170)
Sluit direct aan op een printer die compatibel is met
PictBridge of USB DIRECT-PRINT en u kunt beelden
afdrukken zonder dit via de computer te doen.
PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 175)
Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze
data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de
beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze
opnam.
DCF data opslag (pagina 189)
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
INLEIDING
12
Bijgesloten met Photo Loader en Photohands
(pagina’s 196, 199, 205)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
na te leven wanneer u de EX-Z500 gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar camera
verwijzen naar de CASIO EX-Z500 digitale camera.
Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of
zelf reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en
reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze
camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een
klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn
en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
INLEIDING
13
Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij
gebruik van de flitser dient de camera minstens één
meter van de ogen van het onderwerp gehouden te
worden.
Houd de camera uit de buurt van water en andere
vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij
de kust of op het strand, in de badkamer, enz.
Mocht een vreemd voorwerp of water de camera
binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit.
Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het
netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem
contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de
camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet,
brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met
zich mee.
Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er
daarbij op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder
daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer van de
netadapter uit het stopcontact en neem contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de
camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee
naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties
nooit zelf uit te voeren.
Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan
deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit
een andere netadapter dan de meegeleverde om deze
camera van spanning te voorzien.
Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of
een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik
de adapter ook niet bij een kachel.
Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens
per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de
stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de
stekers en gevaar op brand met zich meebrengen.
INLEIDING
14
Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat
de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is
aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de
spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera
en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het
stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan
namelijk het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
Materiële schade en defecten van deze camera kunnen
er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data
gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door
ze over te sturen naar het geheugen van een PC.
Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting
van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit
het stopcontact terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet
alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te
nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen
die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen van
de camera.
Test voor het gebruik dat de camera goed
werkt!
Voordat u de camera gebruikt voor het maken van
belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden
op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de
resultaten naar wens zijn en de camera juist
geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend.
INLEIDING
15
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen
Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-
onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart of
het plaatsen van de camera op de USB slede terwijl
de camera zojuist bezig is met het opnemen van een
beeld of toegang heeft tot het geheugen
Het verwijderen van de accu, het verwijderen van de
geheugenkaart of het plaatsen van de camera in de
USB slede terwijl de bedrijfsindicator nog groen aan
het knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld
heeft
Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel of
het verwijderen van de camera uit de USB slede of het
loskoppelen van de netadapter van de USB slede
terwijl het versturen van data plaatsvindt
Lage batterijspanning
Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
220). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
Voorwaarden voor juiste werking
Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op de volgende
plaatsen op.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
INLEIDING
16
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de
camera blootstaat aan omstandigheden die condens
kunnen veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de accu van de camera en laat het
accudeksel voor enkele uren open.
Stroomvoorziening
Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu
NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het
gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund.
Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok.
De instellingen voor de datum en de tijd worden
teruggesteld telkens wanneer via de accu en/of de USB
slede voor ongeveer 30 uur geen spanning wordt
toegevoerd aan de camera. Zorg er voor deze
instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt
onderbroken (pagina 151).
Lens
Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de
lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in
bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging
optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt
door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt
niet op een defect van de camera.
INLEIDING
17
Onderhoud van uw camera
Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
Vingerafdrukken, vuil en andere ongewenste spullen op
de flitser kunnen storing veroorzaken bij een juiste
werking van de camera. Vermijd het aanraken van de
flitser. Mocht de flitser toch vuil worden, veeg hem dan af
met een zachte, droge doek.
Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
Overige
Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
SNELSTARTGIDS
18
SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op!
1.
Leg de accu in de camera
(pagina 32).
2.
Plaats de camera in de USB slede om de accu op te
laden (pagina 33).
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land
waar de camera wordt aangeschaft.
Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om volledig op te
laden.
1 Inlaat type
1 Insteek type
2
1
2
3
Stopnok
Oplaadindicator [CHARGE]
Opladen: licht rood op
Opladen voltooid: licht groen op
SNELSTARTGIDS
19
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [], [], [] en [] om de gewenste taal te
selecteren.
3.
Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v. [],
[], [] en [] en druk vervolgens op [SET].
5.
Selecteer de gewenste stad m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste datumformaatinstelling m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren en
het instelscherm te verlaten.
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
Let erop det volgende instellingen te
configureren voordat u de camera gebruikt
voor het opnemen van beelden.
Zie pagina 48 voor details.
DISP
SET
[]
[]
[][]
[SET]
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
1
SNELSTARTGIDS
20
Opnemen van een beeld
Zie pagina 52 voor details.
1.
Druk op [ ] (REC).
Hierdoor wordt de REC (opname) functie ingeschakeld.
2.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik het
beeldscherm om het beeld te componeren en
druk daarna de sluitertoets half in.
Nadat de camera klaar is met het automatische
scherpstellen wordt het scherpstelkader groen en licht
de bedrijfsindicator groen op.
3.
Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig geheel in.
1
3
2
Bedrijfsindicator
Scherpstelkader
Automatische
opname icoon
Vergeet niet voordat u een in de handel verkrijgbare
geheugenkaart in gebruikt neemt, de kaart eerst te
formatteren met de formatteerprocedure van de
camera. Zie pagina 162 voor het formatteren van
een geheugenkaart.
SNELSTARTGIDS
21
1
2
1
2, 3, 4, 5
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Druk op [] ( ).
3.
Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [] en
[].
4.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [] en [].
Selecteer Cancel (annuleren) om de beeldwisfunctie te
verlaten zonder iets uit te wissen.
5.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
Wissen van een beeld
Zie pagina 140 voor details.
1.
Druk op [ ] (PLAY).
Hierdoor wordt de PLAY (weergave) functie
ingeschakeld.
2.
Blader m.b.v. [] en [] door de
beelden.
Bekijken van een opgenomen beeld
Zie pagina 115 voor details.
VOORBEREIDINGEN
22
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
camera
bestandgeheugen
accu
oplader
Betekenis:
De CASIO EX-Z500 digitale
camera
De plaats waar de camera
op het ogenblik beelden
opslaat die u opneemt
(pagina 53)
De NP-40 oplaadbare
lithium-ion accu
De los verkrijgbare CASIO
BC-30L
oplader
Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens ( ) omsloten.
Aanvullende informatie
BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan
die u dient te weten om de camera op de juiste manier te
gebruiken.
LET OP geeft informatie aan die handig is bij het
bedienen van de camera.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
Betekenis:
digitale ruis Kleine spikkels of sneeuw
in het opgenomen beeld of
op het beeldscherm
waardoor het beeld er
korrelig uitziet.
VOORBEREIDINGEN
23
Bestandgeheugen
De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie locaties betreffen.
Het ingebouwde geheugen van de camera
Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 189 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk
component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Camera
Voorkant
6
4
5
3
2
7
1
1 Zoomregelaar
2 Sluitertoets
3 Spanningstoets
4 Microfoon
5 AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
6 Lens
7 Flitser
VOORBEREIDINGEN
24
Achterkant Onderkant
G Stopnok
H Geheugenkaartsleuf
I Accuvak
J Accudeksel
K Statiefschroefgat
* Gebruik dit gat bij montage van een statief.
L Aansluiting
M Luidspreker
8 Bedrijfsindicator
9 [ ]
(PLAY weergave)
toets
0 [ ] (REC opname) toets
A [BS] (BEST SHOT) toets
B Polsriemring
C [][][][] toetsen
D Insteltoets [SET]
E [MENU] toets
F Beeldscherm
A
B
C
F
9
0
8
DISP
SET
[]
[]
[][]
[SET]
E
D
G
IJKLM
H
VOORBEREIDINGEN
25
1 Camera aansluiting
2 [USB] indicator
3 [USB] toets
4 Fototoets [PHOTO]
5 Oplaadindicator [CHARGE]
Achterkant
Voorkant
USB slede
Door de CASIO digitale camera eenvoudigweg op de USB
slede te plaatsen wordt u in staat gesteld de volgende
taken te verrichten.
Opladen van de accu (pagina 33)
Bekijken van de beelden m.b.v. de Photo Stand diashow
functie (pagina 131).
Aansluitbaarheid op een televisie om beelden via het
beeldscherm van een televisietoestel te bekijken (pagina
137).
Direct aansluiten op een printer om afdrukken te maken
(pagina 170)
Automatisch oversturen van beelden naar een computer
(pagina 176)
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de met de camera meegeleverde USB
slede (CA-29). Een slede van een ander type wordt
niet ondersteund.
6 [DC IN 5.3V]
gelijkspanningsingang
(netadapteraansluiting)
7 AV uitgangsaansluiting
[AV OUT]
8 [ ] (USB poort)
6
7
8
5
1
2
3
4
VOORBEREIDINGEN
26
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm houdt u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera.
Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefunctie (REC)
Indicators op het scherm
Panfocus
Oneindig
Handmatig sherpstellen
verschijnt tijdelijk
wanneer u autofocus
(automatische scherpstelling)
selecteert en verdwijnt
daarna.
3 Witbalansindicator
(pagina 82)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglichtwit
Daglicht
Gloeilamp
Handmatig
AWB
verschijnt tijdelijk
wanneer u de automatische
witbalans selecteert en
verdwijnt daarna.
1 Flitserfunctie indicator
(pagina 62)
Automatisch
Flitser uit
Flitser aan
Vermindering van het
rode ogen effect
verschijnt tijdelijk
wanneer u Auto
(automatisch) selecteert als
de flitsfunctie en verdwijnt
daarna.
Als de camera signaleert dat
de flitser gebruikt moet
worden terwijl automatisch
flitsen geselecteerd is,
verschijnt de flitser aan
indicator wanneer de
sluitertoets halverwege wordt
ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie
indicator (pagina 72)
Autofocus
Macro
4 Doorlopende
sluiterfunctie
(pagina 85)
Geen Enkele snapshot
Doorlopende sluiter
5 Zelfontspanner
(pagina 67)
Geen 1-beeld
10
s
Zelfontspanner 10 sec.
2
s
Zelfontspanner 2 sec.
x3
Drievoudige
zelfontspanner
6 Opnametypes
Automatische opname
(Auto)
BEST SHOT
Film
Spraakopname
(Voice Recording)
I
H
81
35
F
9
D
C
B
A
E
2 467
0
G
VOORBEREIDINGEN
27
LET OP
Bij een lensopening, sluitersnelheid of ISO
gevoeligheid die buiten het bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in het beeldscherm
oranje.
Als de instelling van één van de volgende functies
veranderd wordt, verschijnt een icoongids
hulpboodschap op het beeldscherm.
Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans,
zelfontspanner, opnametype, EV verschuiving
7 Meetfunctie indicator
(pagina 111)
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
8 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 70)
9 Snapshots: Geheugencapaciteit
(paginas 54, 222)
Films: Resterende opnametijd
(pagina 97)
0 Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 71)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 96)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
A ISO gevoeligheid
(pagina 110)
B Lensopeningwaarde
(pagina 54)
C Sluitersnelheidwaarde
(pagina 54)
D Datum en tijd
(pagina 151)
E EV waarde (pagina 80)
F Accucapaciteit
(pagina 38)
G Histogram (pagina 102)
H Anti-trilindicator
(pagina 91)
I Scherpstelkader
(pagina 53)
Scherpstellen voltooid: groen
Scherpstelstoring: rood
VOORBEREIDINGEN
28
K Digitale zoomindicator (pagina 60)
L Zoomindicator (pagina 60)
De linkerkant geeft optische zoom aan.
De rechterkant geeft digitale zoom aan.
Weergavefunctie (PLAY)
1 Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Snapshot
Film
Audio snapshot
Spraakopname
2 Beeldbeveiligingindicator
(pagina 143)
3 Mapnaam/bestandnaam
(pagina 142)
Voorbeeld: Wanneer een bestand
dat CIMG0023.JPG heet
opgeslagen is in een map die
100CASIO heet
100-0023
Mapnaam Bestandnaam
4 Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 71)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films: Opnametijd (pagina 97)
L
K
12 3
E
0AB
9
6
F
8
7
D
C
4
5
VOORBEREIDINGEN
29
5 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 70)
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 96)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
6 ISO gevoeligheid
(pagina 110)
7 Lensopeningwaarde
(pagina 54)
8 Sluitersnelheidwaarde
(pagina 54)
9 Datum en tijd
(pagina 151)
0 Meetfunctie indicator
(pagina 111)
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
A Witbalansindicator
(pagina 82)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglichtwit
Daglicht
Gloeilamp
Handmatig
B Flitserfunctie indicator
(pagina 62)
Flitser aan
Flitser uit
Vermindering van het
rode ogen effect
C Opnametypes
Automatische opname
BEST SHOT
D Accucapaciteit (pagina 38)
E Histogram (pagina 102)
F EV waarde (pagina 80)
BELANGRIJK!
Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond
als het een beeld betreft dat opgenomen was met
een ander model camera.
VOORBEREIDINGEN
30
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van [] (DISP) verandert de inhoud
van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Opnamefunctie (REC)
Indicators uit
Indicators aan Histogram aan
Weergavefunctie (PLAY)
Indicators aan Histogram/details aan
Indicators uit
VOORBEREIDINGEN
31
BELANGRIJK!
Door indrukken van [] (DISP) zal de inhoud van het
beeldscherm niet veranderen tijdens standby of
opname van een audio snapshot.
U kunt het beeldscherm enkel m.b.v [] (DISP)
uitschakelen wanneer de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is bij spraakopname. U kunt het
beeldscherm tijdens andere opnamefuncties niet
uitschakelen.
Door indrukken van [] (DISP) tijdens de
spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm
(indicators aan) in- en uitgeschakeld. Door
indrukken van [] (DISP) tijdens tonen van een
spraakopnamebestand van de weergavefunctie
(PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen
indicators aan en indicators uit.
Bij afspelen van de inhoud van een
spraakopnamebestand terwijl indicators uit
geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon
op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer
twee seconden nadat u op [SET] drukt om de
weergave te starten donker worden. De
spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal
opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave
voltooid is.
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden
wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te
voorkomen dat hij onverhoeds valt.
De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
Polsriemring
VOORBEREIDINGEN
32
Spanningsvereisten
Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40) van stroom voorzien.
Inleggen van de oplaadbare accu
1.
Schuif het accudeksel in de door de pijl
aangegeven richting en open het dan.
2.
Trek de stopper in de richting aangegeven
door de pijl in de afbeelding, plaats het
pijlteken op de accu tegenover het pijlteken
op de camera en schuif daarna de accu in de
camera.
Druk tegen de onderkant van de accu en let er op
dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt.
NP-40
Stopnok
Pijlteken
Camera:
Accu:
VOORBEREIDINGEN
33
3.
Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens
in de door de pijl aangegeven richting.
BELANGRIJK!
Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion
accu NP-40 om deze camera van stroom te
voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
De accu is niet volledig opgeladen wanneer u de
camera na aanschaf voor de eerste maal in gebruik
neemt. U dient de accu dus op te nemen voordat u de
camera voor de eerste maal in gebruik neemt.
Opladen van de accu
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
Netadapter
5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V]
USB slede
Netsnoer
VOORBEREIDINGEN
34
LET OP
De meegeleverde netadapter is ontworpen voor
werking op elke voeding tussen 100V en 240V
wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de
stekker afhangt van het land waar de camera
aangeschaft wordt. Bent u van plan de netadapter te
gebruiken in een land waar de vorm van de
netstekker afwijkt van die in uw land, vervang dan
het netsnoer door een ander netsnoer dat
meegeleverd werd met de camera of schaf een los in
de handel verkrijgbaar netsnoer aan dat past bij de
stopcontacten in het desbetreffende land.
Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
LET OP
De netadapter is ontworpen voor werking op spanning
van 100 V tot 240 V wisselstroom. Merk echter op dat
de vorm van de netadapter afhangt van het land waar
de camera wordt aangeschaft. Het is uw eigen
verantwoordelijkheid of de stekker van de netadapter
past bij het stopcontact als u in het buitenland bent.
Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
2.
Schakel de camera uit.
3.
Plaats de camera op
de USB slede met het
beeldscherm naar
voren gericht zoals
aangegeven in de
afbeelding.
Plaats de camera niet
op de USB slede
wanneer hij nog
ingeschakeld is.
De oplaadindicator [CHARGE] op de USB slede zou
rood moeten worden om aan te geven dat het
opladen gestart is. De oplaadindicator [CHARGE]
wordt groen wanneer het opladen voltooid is.
USB slede
Netadapter
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
Oplaadindicator
[CHARGE]
VOORBEREIDINGEN
35
Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om
volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt
af van de huidige accucapaciteit en de
oplaadomstandigheden.
4.
Neem na het opladen de camera uit de USB
slede.
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de USB slede (CA-29) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithium-
ion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik
nooit een ander type netadapter. Gebruik de los
verkrijgbare AD-C30, AD-C40, AD-C620 en AD-C630
netadapters in geen geval met deze camera.
Let er op dat de camera aansluiting van de USB
slede stevig en zover mogelijk in de camera
aansluiting zit.
De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden
en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de
camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de
accu warm wordt) of als u de accu probeert op te
laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of
juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje
totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft.
De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen
begint wanneer de accu zich binnen het toegestane
oplaadtemperatuurbereik bevindt.
Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan
knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij
het opladen optreedt. Een probleem kan op één van
de volgende condities wijzen: een probleem met de
slede, een probleem met de camera of een probleem
met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera
van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te
kijken of hij nu wel goed werkt.
De enige bewerkingen die uitgevoerd kunnen
worden terwijl de camera op de USB slede geplaatst
is, zijn: Opladen van de accu, fotostandaard,
beeldafgifte naar een televisietoestel en USB
datacommunicatie.
VOORBEREIDINGEN
36
Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit.
1.
Verwijder de accu uit de camera en controleer
of de contactpunten van de accu-
aansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval
zijn, veeg deze dan af met een droge doek.
2.
Controleer dat het netsnoer van de netadapter
stevig aangesloten is op het stopcontact en
op de USB slede.
Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw
voordoen wanneer u de camera op de USB slede
plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft
ondernomen, neem dan contact op met een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Richtlijnen voor de levensduur van de accu
De waarden in de richtlijnen t.a.v. de gebruiksduur van de
accu die hieronder worden gegeven, geven de hoeveelheid
tijd aan bij de voorwaarden die vermeld staan onder de
tabel totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt
doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen
garantie dat de accu inderdaad de aangegeven
gebruiksduur zal verstrekken. Een lage temperatuur en
ononderbroken gebruik zullen de gebruiksduur van de accu
verkorten.
Gebruiksduur van accu
(benadering)
500 fotos
(250 minuten)
1330 fotos
(270 minuten)
470 minuten
220 minuten
460 minuten
Bewerking
Aantal fotos (CIPA standaard)*
1
(werkingstijd)
Aantal fotos, doorlopende
opname*
2
(werkingstijd)
Doorlopende weergave van
Snapshots*
3
Doorlopende filmopname*
4
Doorlopende spraakopname*
5
VOORBEREIDINGEN
37
Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1300mAh)
Opslagmedium : SD geheugenkaart
*1 Aantal fotos (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige
telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee
beelden worden opgenomen, waarvan één met flits;
de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uit-
en weer ingeschakeld.
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen na elke 12 seconden, wisselend
tussen volledige groothoek en volledige telefoto.
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10
seconden
*4 Geschatte tijd voor doorlopende filmopname zonder te
zoomen.
*5 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op
doorlopende opname.
De bovenstaande waarden zijn gebaseerd op een nieuwe
accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de
accu loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen.
De gebruiksduur van de accu wordt voor een grote mate
bepaalt door hoevaak en hoe lang u de flitser, de
zoonfunctie en de automatische scherpstelfunctie
(autofocus) gebruikte en hoe lang u de spanning
ingeschakeld laat.
Tips om de lading van de accu langer te
laten meegaan
Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het
opnemen, selecteer dan (flitser uit) als de
flitserfunctie. Zie pagina 62 voor meer informatie.
Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie
(Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 44)
in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van
stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te
schakelen.
VOORBEREIDINGEN
38
Lege accu indicator
Hieronder wordt aangegeven hoe de
accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert
naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator
geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u
beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator
aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van
deze indicators verschijnt.
Vervangen van de accu
1.
Open het accudeksel.
2.
Trek de stopnok in de door de pijl
aangegeven richting.
Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen.
3.
Laat de stopnok los en trek de accu uit de
camera.
Let erop dat u de accu niet laat vallen.
4.
Leg een nieuwe accu in de camera (pagina 32).
Accuniveau Hoog Laag
Indicator
Stopnok
VOORBEREIDINGEN
39
Voorzorgsmaatregelen voor de
stroomvoorziening
Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het
hanteren of gebruik van de accu en de los verkrijgbare
oplader.
Voorzorgsmaatregelen voor de accu
VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen
voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt.
LET OP
De term accu in deze gebruiksaanwijzing slaat op
de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu.
Gebruik enkel de USB slede (CA-29) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithium-
ion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen
tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op
oververhitting, brand en ontploffing met zich mee
brengen.
Gebruik nooit een ander type oplader dan de los
verkrijgbare oplader die gespecificeerd is voor de
accu.
Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander
toestel van stroom te voorzien dan deze camera.
Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter
bij open vuur.
Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem
nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot
aan hoge temperaturen.
Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en
polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt
of aan de los verkrijgbare oplader koppelt.
Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die
elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood,
enz.).
Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en
stel hem niet bloot aan harde stoten.
Dompel de accu nooit onder in water.
Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in
het directe zonlicht, en een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere laats waar de
temperatuur hoog is.
VOORBEREIDINGEN
40
Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden
opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan
van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de
camera of oplader en houd hem uit de buurt van open
vuur:
Lekken van vloeistof
Afgeven van een vreemde geur
Afgeven van hitte
Verkleuren van de accu
Vervormen van de accu
Andere abnormale omstandigheden bij de accu
Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale
oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan
het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de
hand werken.
Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen,
dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen.
Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater
en raadpleeg daarna uw arts.
Voordat u de accu gaat gebruiken of opladen, dient u
eerst pagina 33 van deze gebruiksaanwijzing en de
volledige gebruiksaanwijzing te lezen die met de
oplader meegeleverd is.
Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen,
zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene
de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen
en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals
beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze
de accu inderdaad op de juiste manier behandelen.
Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op
uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon
leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met
accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET
GEBRUIK
Deze accu is ontworpen voor exclusief gebruik met
deze CASIO digitale camera.
Gebruik enkel de USB slede die met de camera
meegeleverd wordt of de speciale oplader om de accu
op te laden. Gebruik nooit een ander type oplader voor
het opladen.
Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan
verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van
een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een
plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is.
Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de
oorzaak van zijn dat het opladen langer dan
gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om
de accu (volledig) op te laden.
Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd
werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu
het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem
door een nieuwe.
Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol
of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte
doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu
veroorzaken en leiden tot defecten.
VOORBEREIDINGEN
41
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET
OPBERGEN
Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in
de camera blijven zitten dan zal hij kleine
hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is
uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of
de mogelijkheid dat het laden voor het volgende
gebruik langer duurt.
Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of
lager).
GEBRUIK VAN DE ACCU
Zie pagina 33 van deze gebruiksaanwijzing of de
gebruiksaanwijzing die met de speciale oplader
meegeleverd worden voor informatie betreffende de
oplaadprocedures en de oplaadtijd.
Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in
opgeladen toestand in de digitale camera te houden of
op te bergen in de doos.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB slede
en de netadapter
Gebruik nooit een stopcontact waarvan het
voltage verschilt van het op de netadapter
aangegeven voltage. Dit kan namelijk het
gevaar op elektrische schok met zich
meebrengen. Gebruik enkel de netadapter die
met deze camera meegeleverd is.
Laat onder geen omstandigheden toe dat het
netsnoer doorgesneden wordt of beschadigd
raakt, plaats er geen zware voorwerpen op en
houd het uit de buurt van hitte. Een
beschadigd netsnoer brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Knutsel nooit aan het netsnoer van de
netadapter, buig of draai het niet te veel en
trek er niet te hard aan. Dit brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Raak de netadapter nooit met natte handen
aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische
schok met zich meebrengen.
Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet
bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Waarschuwing!
VOORBEREIDINGEN
42
ON/OFF
Mocht het snoer van de netadapter
beschadigd raken (met een blootliggende
interne bedrading) neem dan contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Een
beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan
worden. Water breng het risico op brand en
elektrische schok met zich mee.
Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof
bovenop de netadapter. Water breng het risico
op brand en elektrische schok met zich mee.
Let er op dat u de camera altijd uit de USB slede haalt
voordat u de aansluiting van de netadapter maakt of
verbreekt.
Bij het opladen, het uitwisselen van USB data
communicatie en het gebruik van de Photo Stand functie
kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en duidt
niet op een defect.
Trek de netstekker uit het stopcontact telkens wanneer u
hem niet gebruikt.
Plaats nooit een deken of een andere afdekking op de
netadapter. Dit kan namelijk het gevaar op brand met zich
meebrengen.
Waarschuwing!
In- en uitschakelen van de camera
Inschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ]
(PLAY) toets. De bedrijfsindicator licht even groen op
waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de
camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te
schakelen.
Druk deze toets in om de camera in
te schakelen:
Spanningstoets of [
] (REC)
(opname) toets
[
] (PLAY) (weergave) toets
Om deze functie in te
schakelen bij het starten:
REC (opname)
PLAY (weergave)
Spanningstoets Bedrijfsindicator
[ ] (REC) (opname)
[ ] (PLAY) (weergave)
VOORBEREIDINGEN
43
LET OP
Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te
schakelen wordt de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY).
Door tijdens de opnamefunctie (REC) op [ ]
(PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de
weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer
10 seconden na het overschakelen naar de andere
functie ingetrokken.
BELANGRIJK!
Als de spanning van de camera uitvalt door de
automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan
op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de
[ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC)
toets te drukken om de camera in te schakelen zal
de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken
toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de
lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl
hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand.
Uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
LET OP
U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet
ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of
op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze
uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ]
(REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies op pagina 156
voor details.
VOORBEREIDINGEN
44
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sluimer (Sleep) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
de opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) :
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Gebruik [] en [] om de Set Up (instelling)
tab te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de functie te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [].
5.
Verander m.b.v. [] en [] de momenteel
geselecteerde instelling en druk daarna op
[SET].
Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar:
30 sec, 1 min, 2 min en Off (uit).
Er zijn drie automatisch stroomonderbreker
instellingen beschikbaar: 2 min en 5 min.
Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
Zie Gebruik van de in-beeld menus (pagina 45)
voor informatie hoe de menus worden gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
VOORBEREIDINGEN
45
De automatisch stroomonderbreker en de
sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
Wanneer de camera aangesloten is op een
computer of een ander toestel via de USB slede
Terwijl een diashow aan de gang is
Tijdens het weergeven van een
stemopnamebestand
Terwijl een film opgenomen wordt
Tijdens het weergeven van een film
Gebruik van de in-beeld menus
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menus
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of de opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu
dat gebruikt wordt tijdens de opnamefunctie (REC).
1.
Druk op de
spanningstoets of op
[ ] (REC).
Wilt in in plaats daarvan
de weergavefunctie
(PLAY) inschakelen,
druk dan op [ ]
(PLAY) (weergave).
Spanningstoets
ON/OFF
[ ][ ]
VOORBEREIDINGEN
46
2.
Druk op [MENU].
Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab
Beweeg heen en weer tussen
instellingen
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling
Selecteer een optie
Voer de instelling uit en verlaat
het menuscherm
Voer de instelling uit en ga
terug naar de tabselectie
Verlaat het menubeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [].
Druk op [].
Druk op [] en [].
Druk op [] of druk op
[SET].
Druk op [] en [].
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op [MENU].
DISP
MENU
SET
BS
[MENU]
[]
[SET
]
[]
[]
[]
Instellingen
Tab
Selectiecursor (toont het
momenteel ingestelde item)
VOORBEREIDINGEN
47
3.
Druk op [] of [] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [] en []
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [].
In plaats van [] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [] en [] om de momenteel
geselecteerde instelling te veranderen.
Voorbeeld: om het Focus
item
(sherpstellen) te
selecteren.
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie
in stap 3.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [].
1.
Druk op [
].
2. Gebruik [
] om terug te
gaan naar de tabselectie.
Zie Menureferentie op pagina 208 voor meer
informatie aangaande menus.
VOORBEREIDINGEN
48
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
BELANGRIJK!
Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de
camera instellingen voor de datum en tijd bij voor
ongeveer 30 uur als de camera niet van stroom
wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd
worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg
raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen
stroom wordt toegevoerd aan de camera.
Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de
camera verwijderd is
Wanneer geen stroom wordt afgegeven aan de
camera via de USB slede terwijl de oplaadbare
accu leeg is of van de camera verwijderd is
Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt
op het beeldscherm de volgende maal dat u de
camera inschakelt nadat de instellingen voor de
datum en tijd gewist zijn.
Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen
voor de datum en tijd opnieuw.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 154) of de klok (pagina 151)
afzonderlijk te veranderen.
Het is niet mogelijk tijddata te monteren die
opgeslagen is met de beelden die opgenomen werden
terwijl de tijdinstelling fout ingesteld was bij de camera.
Zelfs als u de instellingen voor de datum en de tijd
configureert, worden de datum en de tijd niet in de
beelden zelf gestempeld. Merk echter op dat u voor
het afdrukken kunt specificeren of de datum binnen
het beeld moet worden afgedrukt (pagina 174).
VOORBEREIDINGEN
49
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC)
of [ ] (PLAY) toets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [], [], [],
en [] om de gewenste
taal te selecteren en
druk dan op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : Duits
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
3.
Gebruik [], [], [],
en [] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
4.
Gebruik [] en []om
de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [] en [] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
VOORBEREIDINGEN
50
6.
Gebruik [] en []
om de gewenste
instelling voor het
datumformaat en druk
daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2005
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
05/12/24
24/12/05
12/24/05
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
Om dit te doen:
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [BS].
51
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
Horizontaal Houd de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linker-
en rechterzijde
gedrukt.
Verticaal Gebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen
stil.
BELANGRIJK!
Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg
zitten van de flitser, microfoon, AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator of de lens.
Flitser Microfoon
Lens
AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
52
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
LET OP
Als u de camera beweegt terwijl u op de sluitertoets
drukt of terwijl autofocus uitgevoerd wordt (wanneer
u de sluiter half indrukt) kan dit leiden tot een beeld
dat onscherp is. Druk zorgvuldig op de sluitertoets.
Het is in het bijzonder van belang wanneer de
belichting laag is waardoor de sluitersnelheid
langzamer wordt.
Er bevindt zich een luidspreker aan de onderkant
van de camera. Het geluid tijdens werking en andere
geluiden zullen moeilijk te horen zijn als u de
luidspreker afdekt met uw hand terwijl u de camera
vasthoudt.
Luidspreker
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het
beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 159)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
Na het aanschaffen van een geheugenkaart dient u
niet te vergeten deze eerst in de camera te steken en
daarna te formatteren voordat u probeert hem te
gebruiken (pagina 162).
53
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
ON/OFF
2.
Zet het beeld op het
beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp
zich binnen het
scherpstelkader
bevindt.
Het scherpstelbereik van
de camera hangt af van
de scherpstelfunctie die u
gebruikt (pagina 72).
[ ]Spanningstoets
1.
Druk op de spanningstoets of op de [ ]
(REC) toets om de camera in te schakelen.
Hierdoor verschijnen het beeld en de automatische
opname icoon ( ) op het beeldscherm en wordt de
op dat moment geselecteerde opnamefunctie
ingeschakeld. Mocht de automatische opname icoon
( ) niet getoond worden, volg dan de procedure op
pagina 86 om het “Auto” decor te selecteren.
Hierdoor zou de automatische opname icoon moeten
verschijnen.
Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
“There are no files.” (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op de [ ] (REC) toets om de op dat
moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te
schakelen.
Scherpstelkader
Automatische
opname icoon
54
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Sluitertoets
3.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
Bij halverwege indrukken van
de sluitertoets stelt de
autofocus functie van de
camera automatisch scherp
op het beeld en worden de
sluitersnelheidwaarde, de
lensopeningwaarde en de ISO
gevoeligheid getoond.
U kunt controleren of
scherpgesteld is op
het beeld door naar
het scherpstelkader
en de
bedrijfsindicator te
kijken.
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Werking van de bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en
iconen om u op de hoogte te houden van de status van
de camera.
Bedrijfsindicator
Flitserfunctie
Scherpstelfunctie
Witbalans
Doorlopende
sluiterfunctie
Datum en tijd
Zelfontspanner
Meetfunctie indicator
Opnametypes
EV verschuiving
Geheugencapaciteit
(Snapshots)
Beeldkwaliteit
(Snapshots)
Beeldgrootte
(Snapshots)
ISO gevoeligheid
Lensopeningwaarde
*
1
Sluitersnelheidwaarde
*
2
55
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
*1 De grootte van de opening (lensopening) om licht door
te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de lensopening geeft een kleinere opening
aan waardoor licht kan komen. De camera stelt deze
instelling automatisch bij.
*2 De hoeveelheid tijd dat de sluiter open blijft om licht
door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de snelheid geeft aan de sluiter langer
opent blijft staan wat inhoudt dat de CCD door meer
licht wordt bereikt. De camera stelt deze instelling
automatisch bij.
4.
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld, drukt
u de sluitertoets geheel in om
te gaan opnemen.
Het aantal beelden dat u kunt
opnemen hangt af van de
instellingen die u gebruikt voor de
beeldgrootte en de beeldkwaliteit
(pagina’s 70, 71, 222).
BELANGRIJK!
Wanneer de “Quick Shutter” (snelsluiter) instelling
ingeschakeld is bij de opnametab (REC) (pagina 74),
neemt de camera onmiddellijk het beeld op zonder te
wachten totdat autofocus uitgevoerd wordt wanneer
u de sluitertoets geheel indrukt zonder tussentijds te
pauzeren. Dit helpt u er bij om een beeld op te
nemen op het precieze moment dat u dat wilt.
Betreffende het AF hulpverlichting
De AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator werkt
automatisch om te helpen met
de werking van autofocus
wanneer u opnamen maakt
terwijl er weinig licht is.
Sluitertoets
AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
56
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
U kunt de AF hulpverlichting in- of uitschakelen. Het wordt
aanbevolen om het AF hulpverlichting uit te schakelen bij
het opnemen van beelden van mensen in de buurt, enz.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab d.m.v. []
en [].
3.
Selecteer “AF Assist Light” (AF
hulpverlichting) d.m.v. [] en [] en druk
daarna op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Schakel de AF hulpverlichting in
Schakel de AF hulpverlichting uit
BELANGRIJK!
Kijk niet direct naar de AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator and richt deze niet direct op
de ogen van een onderwerp.
Opname voorzorgsmaatregelen
Open het accudeksel nooit en plaats de camera nooit op
de USB slede terwijl de bedrijfsindicator groen aan het
knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige
beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het
camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd
raken en kan de camera zelf defect raken.
Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto”
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 110). Dit kan de oorzaak
vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van
relatief slecht belichte voorwerpen.
57
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
snellere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is
geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina
110). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van
de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld
heeft (pagina 62).
Helder licht dat op de lens valt kan er de oorzaak van zijn
dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer
beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om
dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen
tegen het felle licht.
Aangaande autofocus
Bij het volgende types onderwerpen kan het moeilijk of
zelfs onmogelijk zijn om scherp te stellen.
Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
Bijzonder glimmende onderwerpen
Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Onderwerpen buiten het bereik van de camera
Merk op dat een groene bedrijfsindicator en het
scherpstelkader niet garanderen dat het resulterende
beeld scherp zal zijn.
Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 79) of handmatige
scherpstelling (pagina 78).
58
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie (REC)
Het tijdens de opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het schermbeeld tijdens de opnamefunctie
(REC).
Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale
ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina 95).
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera
automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum
grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de
camera configureren om digitale zoom zonodig uit te
schakelen.
Optische zoom
Het optische zoombereik is 1X tot 3X
1.
Beweeg tijdens de
opnamefunctie (REC) de
zoomregelaar naar links
of rechts om in en uit te
zoomen.
Door de zoomregelaar zover
mogelijk naar een van beide
richtingen te bewegen, kunt
u de zoomfactor snel
veranderen.
ON/OFF
Zoomregelaar
59
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
2.
Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
sluitertoets.
InzoomenUitzoomen
LET OP
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
Wanneer u tijdens opname met de autofocusfunctie,
de macrofunctie of handmatig scherpstellen een
optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een
waarde op het beeldscherm om u het
scherpstelbereik mee te delen (pagina’s 74, 76, 79).
De optische zoom werkt niet tijdens een filmopname.
De digitale zoom is wel beschikbaar. Let erop dat u
de optische zoominstelling selecteert die u wilt
gebruiken voordat u op de sluitertoets drukt om de
filmopname te starten (pagina 95).
Beweeg de zoomregelaar
in deze richting:
(Groothoek)
(Telefoto)
Om dit te doen:
Zoom uit voor een breder beeld
(de hoofdonderwerpen worden
kleiner)
Zoom in voor een beeld dat
dichterbij is (de
hoofdonderwerpen worden
groter)
60
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom
1.
Houd tijdens de
opnamefunctie (REC)
de zoomregelaar in de
richting van de
(telefoto) kant gedrukt.
Hierdoor verschijnt de
zoomindicator in de
display.
2.
Bij het bereiken van het optische/digitale
overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer.
Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit
ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is
(pagina 61). Het digitale zoomindicator wordt niet
getoond wanneer de digitale zoomfunctie is
uitgeschakeld.
1X 3X 12X
Optisch
zoombereik
D
igitaal
zoombereik
Zoomaanwijzer
Optisch/digitaal overschakelpunt
Digitale zoom
De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel
van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm
bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X – 12X
(in combinatie met optische zoom).
BELANGRIJK!
Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking
manipuleert de camera de beelddata om het midden
van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot
optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met
digitale zoom er groffer uit dan het origineel.
Digitale zoomindicator
Zoomindicator
61
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
In- en uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer Digital Zoom (digitale
zoomfunctie) m.b.v. [] en [] en druk daarna
op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven
door de zoom indicator wanneer de digitale
zoomfunctie uitgeschakeld is.
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Inschakelen van de digitale
zoomfunctie
Uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
3.
Laat de zoomregelaar even los en schuif hem
in de richting van de (telefoto) kant om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale
zoombereik te verplaatsen.
De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer
terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer
terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de
zoomregelaar even los en schuif hem opnieuw in de
richting van (groothoek) kant om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te
verplaatsen.
4.
Voer compositie uit van het beeld en druk op
de sluitertoets.
62
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
* verschijnt tijdelijk wanneer u “Auto” (automatisch)
selecteert als de flitsfunctie en verdwijnt daarna.
2.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen wanneer
dit nodig is (Auto Flash - automatisch
flitsen).*
Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser uit).
Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het
gevaar op rode ogen in het beeld
reduceert (rode ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
Selecteer deze
instelling:
Gebruiken van de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder
gegeven.
Groothoek optische zoom
: Ca. 0,4 – 2,4 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
Telefoto optische zoom
: Ca. 0,4 – 1,3 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
* Hangt af van de zoomfactor.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op []
( ).
Telkens bij indrukken van [] ( ) wordt naar de
volgende instelling van de flitserfunctie doorgegaan
zoals aangegeven in het beeldscherm hieronder.
DISP
MENU
SET
BS
[
] ( )
Flitserfunctie indicator
63
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Flitser aan (Flash On)
Selecteer (flitser aan) als de flitserfunctie wanneer het
onderwerp er donker uitziet ten opzichte van de
achtergrond zelfs als er genoeg licht aanwezig is zodat de
flitser niet automatisch gaat flitsen. Hierdoor gaat de flitser
flitsen en zal het onderwerp belichten telkens wanneer u op
de sluitertoets drukt (daglicht synchroon flitsen).
Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer u gebruik maakt van de flitser om ’s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
Dit gebeurt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen
het netvlies van de ogen.
BELANGRIJK!
De flitsereenheid van deze camera flists een aantal
malen bij het opnemen van een beeld. De
aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de
camera informatie inwint die nodig is voor de
belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het
opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt
totdat de camera de sluiter ontspant.
Door de flitser te gebruiken terwijl “Auto”
(automatisch) geselecteerd is als de ISO
gevoeligheidsinstelling wordt de gevoeiligheid
verhoogd waardoor grote hoeveelheden digitale ruis
in beeld kunnen verschijnen. U kunt de digitale ruis
reduceren door een lagere instelling voor de ISO
gevoeligheid te reduceren. Merk echter op dat dit
ook als nevenwerking het verkorten van het
flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt door de
flitser) heeft (pagina 110).
64
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de
camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op
de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze
allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen
wordt uitgevoerd.
De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als
de onderwerpen zich ver van de camera bevinden.
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitsereenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de bedrijfsindicator te checken.
* Bedrijfsindicator
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Wanneer de
bedrijfsindicator:
Knippert oranje
Brandt of knippert
groen *
1
Bedrijfsindicator
*
De indicator wordt ook in het
beeldscherm getoond wanneer
de flitser klaar is om te flitsen.
*1 Knippert groen wanneer het beeld niet scherp is
tijdens gebruik van de automatische
scherpstelfunctie (autofocus) of de macrofunctie.
65
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab m.b.v.
[] en [].
3.
Selecteer de Flash Intensity (flitsintensiteit)
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instellingen
te selecteren en druk daarna op [SET].
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Sterker
Normaal
Zwakker
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
disp
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab m.b.v.
[] en [].
disp
Flitserassistent wordt
niet gebruikt
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
66
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
3.
Selecteer Flash Assist (flitserassistent)
m.b.v. [] en [] en druk op [].
4.
Selecteer Auto (automatisch) m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Door van “Off” (uit) te selecteren wordt de
flitserassistent uitgeschakeld.
BELANGRIJK!
De flitserassistent kan bij bepaalde types
onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren.
De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben
op uw beeld als u één van de volgende instellingen
veranderde terwijl u aan het opnemen was.
Flitssterkte (pagina 65)
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
(pagina 80)
ISO gevoeligheid (pagina 110)
Contrast (pagina 114)
Bij het gebruik van de flitserhulp bestaat de kans op
een verhoging in digitale storing in het opgenomen
beeld.
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal
het effect grotendeels teniet
doen.
U kunt de gewenste
resultaten mogelijk niet
verkrijgen met de flitser als
het onderwerp zich te ver
weg of juist te dichtbij
bevindt.
De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 5
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
De flitser flitst niet tijdens de filmopname.
De flitsseenheid kan zich mogelijk niet opladen als de
accuspanning van de camera laag is. Als dit het geval is,
kan de flitser mogelijk niet goed flitsen waardoor u niet de
gewenste belichting krijgt. Zorg er dus voor de accu van
de camera zo spoedig mogelijk op te laden wanneer de
spanning naar beneden gaat.
Flitser
67
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Als de flitser uitgeschakeld is ( ), bevestig dan de
camera op een statief om beelden op te nemen op een
plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan
de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig
belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor
de beelden er groffer uitzien.
Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie
( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale kleuren van het beeld.
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets
indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de
zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken
om drie beelden op te nemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om de Self-timer
(zelfontspanner) te selecteren en druk
vervolgens op [].
4.
Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt
gebruiken m.b.v. [] en [] en druk daarna op
[SET].
Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de
zelfontspanner uitgeschakeld.
68
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te doen:
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden
zelfontspanner
Specificeer een drievoudige
zelfontspanner
Schakel de zelfontspanner uit
Selecteer deze
instelling:
10
s
10 sec
2
s
2 sec
x3
X3
Off (uit)
Hierdoor verschijnt de
indicator op het
beeldscherm die het
geselecteerde type
zelfonspanner
identificeert.
Met de drievoudige
zelfontspanner neemt de
camera een serie van
drie beelden op in de
hieronder beschreven
volgorde.
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
“Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
“1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
69
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
5.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Wanneer u op de
sluitertoets drukt, gaat
de AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
knipperen en ontspant
de sluiter zich nadat de
zelfontspanner geheel
afgeteld heeft
(ongeveer 10 seconden
of 2 seconden).
U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat
moment stop zetten door op de sluitertoets te
drukken terwijl de AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator aan het knipperen is.
LET OP
De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner,
de Business Shot, en de filmopname functies
AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
70
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Specificeren van de beeldgrootte
“Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
“beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 96 voor informatie aangaande het
formaat van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Size (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
* “M” betekent “Mega”.
De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch).
Gebruik een hogere instelling als u met een hogere
resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat
afdruk wilt maken.
Door de “2560
×
1712 (3:2)” beeldgrootte te selecteren
worden beelden opgenomen met een 3:2
(horizontaal:verticaal) verhouding die optimaal is voor het
maken van afdrukken op fotografisch papier met een
lengte:breedte verhouding van 3:2.
Groter
Kleiner
Afdrukformaat
A3 Print
A3 Print (3:2 horizontaal-
verticaal verhouding)
A4 Print
A4 Print
3.5˝
×
5˝ Print
E-mail (optimaal formaat
bij toevoegen van een
beeld bijlage aan E-mail
5M*
5M
(3:2)
4M
3M
2M
VGA
Beeldgrootte/
Beeldformaat
2560
×
1920
2560
×
1712
(3:2)
2304
×
1728
2048
×
1536
1600 × 1200
640
×
480
71
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Specificeren van de beeldkwaliteit
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 96 voor informatie aangaande de
kwaliteit van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Quality (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina’s 27, 222).
Fine (fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
Om dit te verkrijgen:
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Selecteer deze instelling:
Hoge kwaliteit, groot
bestandformaat
Normale beeldkwaliteit en
normal bestandformaat
Lage beeldkwaliteit, klein
bestandformaat
72
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto
Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en
Manual Focus (handmatig scherpstellen).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. []
en [] en druk daarna op [SET].
De belichtingscompen-
satiewaarde wordt
aangegevn op het
beeldscherm.
BELANGRIJK!
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 106)
gebruiken om de scherpstelfunctie over te schakelen
telkens wanneer u op [] en [] drukt terwijl u een
snapshot of een film aan het opnemen bent.
Om dit te doen:
De scherpstelling automatisch
bijstellen
Autofocus kan tijdens filmopname
niet worden geselecteerd.
Close-up opname
Tijdens filmopname gebruikt de
macrofunctie een vast ingestelde
scherpstelling die geoptimaliseerd
is voor macro-opname.
Selecteer deze
instelling:
(Autofocus)
Macro (Close-up)
Scherpstelfunctie indicator
Om dit te doen:
Scherpstelte ingesteld op een
bepaalde onderwerpafstand
Opnemen met oneindig
Met de hand scherpgesteld
opnemen
Selecteer deze
instelling:
(Panfocus)
(Oneindig)
(Handmatig
scherpstellen)
73
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord focus scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
autofocus aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Bereik: 40 cm
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer d.m.v. [] en [].
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
5.
Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
op te nemen.
4.
Voer compositie van het beeld zodanig uit dat
hoofdonderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt en druk vervolgens
de sluitertoets halverwege in.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de bedrijfsindicator te
bekijken.
Bedrijfsindicator
Scherpstelkader
74
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
De camera schakelt automatisch over naar het
bereik van de macrofunctie (pagina 76) wanneer het
niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het
onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het
autofocusbereik (automatische scherpstelling).
Telkens bij het bedienen van de optische zoom
(pagina 58) terwijl u met de autofocus aan het
opnemen bent, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder aangegeven om u het
scherpstelbereik mede te delen.
Voorbeeld: AF 앪앪 cm
* 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
Autofocus kan tijdens filmopname niet worden
geselecteerd.
Snelsluiter
Wanneer de snelsluiterfunctie ingeschakeld is, begint de
camera onmiddellijk op te nemen zonder te wachten totdat
autofocus gaat werken als u de sluitertoets volledig indrukt.
Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te
nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatisch
scherpstellen (Auto Focus).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer Quick Shutter(snelsluiter) van de
REC (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel de snelsluiter in
Schakel de snelsluiter uit
Selecteer deze instelling
:
On (aan)
Off (uit)
75
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer AF Area (autofocusbereik) op de
REC (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om het gewenste
autofocusbereik te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 79).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met negen scherpstelpunten. Wanneer u
de sluitertoets halverwege indrukt, kiest de
camera automatisch het scherpstelpunt
waar het onderwerp zich het dichtst bij de
camera bevindt en op dat punt verschijnt
ook een scherpstelkader.
Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfotos.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multi-patroon
meten)
Spot (puntmeten)
Multi (multi-patroon meten)
ScherpstelkaderScherpstelkader
76
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de macrofunctie
Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op
close-up onderwerpen. Hieronder volgt het
scherpstelbereik van de macrofunctie.
Bereik: 17 cm 50 cm
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer Macro d.m.v. [] en [].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Wanneer de macrofunctie niet goed kan
scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal
de camera automatisch overschakelen naar het
scherpstelbereik van de autofocus (pagina 73).
Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie
een optische zoombewerking (pagina 58) uitvoert,
verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals
hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: 앪앪 cm 앪앪 cm
* 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
BELANGRIJK!
Het gebruik van de flitser samen met de
macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht
van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste
lensschaduwen kan produceren in het resulterende
beeld.
Tijdens filmopname gebruikt de macrofunctie een
vast ingestelde scherpstelling die geoptimaliseerd is
voor macro-opname.
77
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Het gebruik van panfocus
Panfocus kan handig zijn bij het opnemen onder
omstandigheden waarbij het om de een of andere reden
moeilijk is om autofocus te gebruiken of wanneer het geluid
van de autofocus functie te hard zou worden opgenomen
tijdens het maken van een film met geluid.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Focus” (scherpstellen) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer “ ” d.m.v. [] en [].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
LET OP
De scherpstelafstand verschijnt op het beeldscherm
als u de sluitertoets halverwege indrukt.
Voorbeeld: 앪앪 m – 앪앪 m
* 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
Gebruik van de oneindig-functie
De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig
(). Gebruik deze functie voor het opnemen van
landschappen en van andere beelden die zich op grote
afstand bevinden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Focus” (scherpstellen) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer “ ” d.m.v. [] en [].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
78
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van handmatig scherpstellen
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen het
scherpstelbereik tijdens de handmatige scherpstelfunctie.
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op [].
3.
Selecteer d.m.v.
[] en [].
Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te
geven dat gebruikt wordt
voor handmatig
scherpstellen.
Optische zoomfactor
1X
3X
Benadering van scherpstelbereik
17 cm tot oneindig ()
40 cm tot oneindig ()
4.
Druk op [SET].
5.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u []
en [] om scherp te
stellen.
Door op [] of [] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
6.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Om dit te doen:
Stel scherp op het voorwerp
Stel scherp van het onderwerp weg
Doe dit:
Druk op [].
Druk op [].
Kader
Handmatige scherpstelstand
79
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige
scherpstelling een optische zoombewerking (pagina
58) uitvoert, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het
scherpstelbereik mee te delen.
Voorbeeld: MF 앪앪 cm
* 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherp-
stelkader bevindt en
druk vervolgens de
sluitertoets
halverwege in.
Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het
onderwerp dat zich op dat moment in het
scherpstelkader bevindt.
Scherpstelkader
Hoofdonderwerp
80
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Houd de sluitertoets
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld uit zoals u
dat schikt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
sluitertoets geheel in om het op te nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
Belichtingscompensatiebereik: 2,0EV + 2,0EV
Stappen: 1/3EV
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de
Quality (kwaliteit)
tab, selecteer EV
Shift (EV
verschuiving) en druk
dan op [].
Hoofdonderwerp
Belichtingscompensatiewaarde
81
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Gebruik [] en [] om
de belichtingscom-
pensatiewaarde te
veranderen en druk
vervolgens op [SET].
Door op [SET] te drukken
wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
[] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde
onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
[] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donkergekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
LET OP
Bij uitvoeren van een EV verschuiving bewerking
tijdens multi-patroon meten (pagina 111) zal de
functie automatisch overschakelen naar centrum-
georiënteerd meten. Terugstellen van de EV
verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie
terugschakelen naar multi-patroon meten.
U kunt toetsaanpassing (pagina 106) gebruiken om
de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens de
opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het
bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het
bekijken van het in-beeld histogram (pagina 102).
EV waarde
82
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Bijstellen van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de
Quality (kwaliteit)
tab, selecteer White
Balance (witbalans)
en druk op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
Buiten met daglicht op een heldere
dag
Buiten met daglicht op een bewolkte
of regenachtige dag, in de schaduw
van een boom, enz.
In de schaduw van een gebouw of op
een andere plaats waar de
kleurtemperatuur hoog is.
Onder witte of daglicht witte TL
verlichting (onderdrukt kleurmist)
Onder daglicht TL verlichting
(onderdrukt kleurmist)
Bij licht van gloeilampen
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie Handmatig
configureren van de witbalans
(pagina 83)).
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
N
D
Manual (handmatig)
83
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
Wanneer Auto (automatisch) geselecteerd is als de
instelling van de witbalans bepaalt de camera
automatisch het witpunt van het onderwerp.
Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde
belichtingsomstandigheden kunnen echter
problemen veroorzaken wanneer de camera dit
witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan
moeilijk maakt om een goede afregeling van de
witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan
daglicht, bewolkt of één van de andere vaste
instellingen voor de witbalans om het type belichting
te specificeren dat wel beschikbaar is.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 106)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de witbalansinstelling verandert wanneer u op [] of
[] drukt terwijl de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
Selecteer
AWB
Auto WB om de witbalansfunctie in
te schakelen voor automatische werking als u de
toetsaanpassing heeft geconfigureerd om de
witbalans te bedienen.
Handmatig configureren van de
witbalans
Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de
omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede
resultaten te verkrijgen wanneer de Auto stand of één van
de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de
witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen
voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de
omgeving.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit
papier bij de hand voordat u begint met de volgende
procedure.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer een Quality (kwaliteit) tab,
selecteer vervolgens White Balance
(witbalans) en druk daarna op [].
84
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Gebruik [] en [] om
Manual (handmatig)
te selecteren.
Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het
instellen van de
handmatige witbalans op
het beeldscherm. Als u dezelfde instellingen wilt
gebruiken die u configureerde tijdens een eerdere
met de hand gemaakte witbalansinstelling, sla dan
stap 4 over en voer stap 5 uit.
4.
Richt de camera op wit papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluitertoets.
Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap Complete op het
beeldscherm.
5.
Druk op [SET].
Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de op dat moment geselecteerde
opnamefunctie.
LET OP
Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft,
blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling
verandert of wanneer u de camera uitschakelt.
Wit papier
85
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van achtereenvolgende beelden
(doorlopende sluiterfunctie)
U kunt de camera configureren om een enkele snapshot op
te nemen telkens wanneer de sluitertoets wordt ingedrukt
of om te blijven opnemen zolang de sluitertoets ingedrukt
gehouden blijft (en er genoeg geheugen beschikbaar is om
de beelden op te slaan).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Continuous (doorlopend) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de On (aan) instelling d.m.v. []
en [] en druk daarna op [SET].
Hierdoor verschijnt op het beeldscherm.
Met de Off (uit) instelling worden snapshots één per
keer opgenomen.
4.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
Het opnemen wordt voortgezet zolang u de
sluitertoets ingedrukt houdt. Laat de sluitertoets los
om te stoppen met opnemen.
BELANGRIJK!
De snelheid van de doorlopende sluiteropname
hangt af van het type geheugenkaart die in de
camera geladen is. Doorlopende sluiteropname vindt
relatief langzaam plaats als opgenomen wordt naar
het ingebouwde geheugen.
86
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Portrait (Portret) Scenery (Landschap)
Night Scene
(Nachtdecor)
Night Scene Portrait
(Avondportret)
1.
Druk tijdens de
opnamefunctie (REC)
op [BS] (BEST SHOT).
Hierdoor wordt de BEST
SHOT functie
ingeschakeld die alle 12
BEST SHOT decors
toont.
Naast de snapshotdecors is er een filmdecor en een
spraakopnamedecor.
De voorbeelddecors zijn in volgorde gearrangeerd, te
beginnen met de linker bovenhoek.
2.
Gebruik [], [], [] en [] om de gewenste
voorbeeld achtergrond te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Door op [MENU] te drukken springt het selectiekader
over naar het eerste voorbeelddecor (Auto).
Verplaats het selectiekader in het display m.b.v. [],
[], [] en []. Door voorbij het laatste of het eerste
decor te bladeren wordt naar het volgende scherm
met 12 voorbeelddecors gebladerd.
Als u wilt checken welk voorbeelddecor op het
moment geselecteerd is of als u naar een ander
decor wilt overstappen, druk dan op [BS].
Gebruiken van de BEST SHOT functie
Door één van de BEST SHOT voorbeeld achtergronden te
selecteren wordt de camera automatisch klaar gemaakt
voor het opnemen van een soortgelijk beeld.
Voorbeeld achtergronden
87
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Door het Auto decor te selecteren wordt het
opnametype veranderd naar snapshot automatische
opname (de wordt getoond) (pagina 53).
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Terwijl het Movie (film) decor opgenomen wordt
kunt u de film starten en stoppen door op de
sluitertoets te drukken (pagina 95).
BELANGRIJK!
BEST SHOT achtegronden werden niet met deze
camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
Door opname omstandigheden en andere factoren,
kan een beeld opgenomen met de instellingen van
het BEST SHOT decor niet precies het verwachte
resultaat produceren.
U kunt de instellingen veranderen die u bij de
camera maakte om een BEST SHOT decor te
selecteren. Merk echter op dat de BEST SHOT
instellingen terug worden gesteld op hun
oorspronkelijke (default) instellingen wanneer u een
andere BEST SHOT decor selecteert of de camera
uitschakelt. Als u de instellingen wilt opslaan voor
gebruik later, dan kunt u dat doen via de BEST
SHOT gebruikersinstelling.
Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats
wanneer u een nachtscène, vuurwerk of een ander
beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist.
Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden
op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg
er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het
uitvoeren van beeldopname voltooid is.
Bij het opnemen van een beeld van een nachtdecor,
vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame
sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een
statief aanbevolen om handbewegingen te
voorkomen.
LET OP
Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment
geselecteerde BEST SHOT decor verschijnen
gedurende ongeveer twee seconden in de display
als de BEST SHOT functie reeds ingeschakeld is op
het moment dat u de camera inschakelt.
88
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Afzonderlijk tonen van de
voorbeelddecors
U kunt de volgende procedure gebruiken om de BEST
SHOT voorbeelddecors afzonderlijk te tonen zodat u de
uitleg kunt bekijken van de instellingen van elk decor.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Beweeg de
zoomregelaar in de
richting van de
(telefoto) of
(groothoek).
Hierdoor wordt het
voorbeelddecor
getoond dat
geselecteerd was op
het 12-decorscherm.
Beweeg de zoomregelaar in de richting van de
(telefoto) of (groothoek).
3.
Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
Door op [MENU] te drukken wordt overgesprongen
naar het eerste voorbeelddecor (Auto).
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
89
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Creëren van uw eigen BEST SHOT
instelling
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
basisinstelling op te slaan van een snapshot die u opnam
als een BEST SHOT decor. Daarna kunt u de
basisinstelling oproepen telkens wanneer u deze wilt
gebruiken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer Register User Scene
(gebruikersdecor registereren) d.m.v. [], [],
[] en [] en druk op [SET].
3.
Geef d.m.v. [] en []
de snapshots weer
waarvan u de
instelling als BEST
SHOT decor wilt
registreren.
4.
Gebruik [] en [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u
de procedure op pagina 88 gebruiken om uw
gebruikersinstelling te selecteren voor het maken
van een opname.
BELANGRIJK!
Gebruikersinstellingen in de BEST SHOT functie
bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde
voorbeelddecors.
Door een gebruikerssnapshotinstelling te selecteren
verschijnt de SU indicator in de rechter bovenhoek
van het beeldscherm gevolgd door een nummer (dat
het instelnummer aangeeft).
Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 157) alle BEST SHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
90
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
De volgende zijn de instellingen die onderdeel
uitmaken van de snapshotinstelling:
scherpstelfunctie, EV verschuivingswaarde,
witbalansfunctie, flitserfunctie, ISO gevoeligheid,
meetfunctie, flitsintensiteit, flitserassistent, filter,
scherpte, verzadiging en contrast.
Merk op dat enkel snapshots die opgenomen zijn met
deze camera kunnen worden gebruikt om een BEST
SHOT gebruikersinstelling te creëren.
U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BEST
SHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenu’s te tonen.
BEST SHOT snapshotgebruikersinstellingen worden
opgeslagen in het ingebouwde geheugen van de
camera in de map die “SCENE” heet. Bestandnamen
worden automatisch toegewezen volgens het formaat
“UZ500nnn.JPE” waar “nnn” een waarde is vallend
tussen 000 en 999.
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Beweeg de zoomregelaar in de richting van
(telefoto) of (groothoek) om door de
beschikbare voorbeeldscenes te bladeren.
3.
Gebruik [] en [] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
4.
Druk op [] ( ) om de gebruikersinstelling
te wissen.
5.
Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [] en [].
6.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
7.
Selecteer een andere scene en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de opnamestand opnieuw verkregen.
B
91
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Verminderen van de effecten van het
bewegen van uw hand of het bewegen van
het onderwerp
U kunt de effecten verminderen van het bewegen van het
onderwerp of van handbewegingen die de neiging hebben
op te treden bij het opnemen van een onderwerp op grote
afstand met een telefoto of bij het opnemen van een snel
bewegend onderwerp of als als de plaats van opname
slecht verlicht is.
1.
Voer één van de onderstaande procedures uit
om de anti-trilfunctie in te schakelen.
Gebruiken van de BEST SHOT functie.
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST
SHOT).
2. Selecteer d.m.v. [], [], [] en [] het Anti Shake
(anti-tril) decor en druk vervolgens op [SET].
Gebruiken van het menuscherm
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2. Selecteer de REC (opname) tab, selecteer Anti
Shake (anti-tril) en druk daarna op [].
3. Selecteer de On (aan) instelling d.m.v. [] en []
en druk daarna op [SET].
(Anti-trilindicator) wordt aangegeven in het
beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld
is.
2.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen.
BELANGRIJK!
De anti-trilfunctie wordt uitgeschakeld bij andere
instellingen dan wanneer Auto (automatisch) wordt
geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de
anti-trilfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u
de ISO gevoeligheid te veranderen naar Auto
(automatisch) (pagina 110).
Door op te nemen met de anti-trilfunctie kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
De anti-trilfunctie kan de effecten van
handbewegingen en bewegen van het onderwerp
mogelijk niet elimineren wanneer de bewegingen te
heftig zijn.
De anti-trilfunctie is uitgeschakeld tijdens
filmopname.
De anti-trilfunctie kan mogelijk niet werken bij
bijzonder lage sluitersnelheden. Mocht dit het geval
zijn, gebruik dan een statief om de camera te
stabiliseren.
92
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen met een hogere gevoeligheid
Een hogere gevoeligheid maakt het mogelijk om een
helderder beeld op te nemen wanneer er niet genoeg licht
beschikbaar is om een normale belichting te verkrijgen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het High Sensitivity (hoge
gevoeligheid) decor d.m.v. [], [], [] en []
en druk daarna op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
Door op te nemen met hoge gevoeligheid kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
Wanneer het te donker is kan het zijn dat een
gewenst niveau van beeldhelderheid niet verkregen
kan worden.
Gebruik bij het opnemen met lage sluitersnelheden
een statief om tegen de effecten van
handbewegingen te beschermen.
De hoge gevoeligheidsfunctie wordt uitgeschakeld bij
andere instellingen dan wanneer Auto
(automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO
gevoeligheid. Als u de hoge gevoeligheidsfunctie
ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO
gevoeligheid te veranderen naar Auto
(automatisch) (pagina 110).
93
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van beelden van naamkaartjes
en documenten (Business Shot)
Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een
witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden
opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien
in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business
Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch
zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera
recht voor het onderwerp.
Voor aanbrengen van
de keystone correctie
Na aanbrengen van
de keystone correctie
White board, etc.
(Witbord, enz.)
Business cards and
documents
(Naamkaartjes en
documenten)
Beelden van instelvoorbeelden
BELANGRIJK!
Voordat u begint met de opname dient u eerst de
compositie van het beeld zo in te richten zodat het
contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich in
het geheel op het beelscherm bevindt. De camera kan
de vorm van het onderwerp niet correct signaleren
tenzij het zich in het geel op het scherm bevindt.
De camera kan de vorm van het onderwerp ook niet
signaleren als het dezelfde kleur heeft als de
achtergrond. Zorg ervoor dat het onderwerp een
contour heft dat afsteekt tegen de achtergrond.
Digitaal zoomen kan niet worden uitgevoerd tijdens
opnemen met Business Shot. U kunt echter wel
optisch zoomen.
94
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v.
naamkaartje of document dat u aan het opnemen
bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het
document er vervormd uit zien als beeld. De
automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie
komt dan in actie om die vervorming te corrigeren
waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs
als u vanuit een hoek opneemt.
Gebruiken van de Business Shot
instelling
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het gewenste Business Shot beeld
m.b.v. [], [], [] en [] en druk vervolgens
op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Hierdoor wordt een
scherm verkregen dat
alle onderwerpen in het
beeld weergeeft die
kwalificeren als
kandidaten voor keystone
(hoeksteen) correctie.
Er verschijnt een foutlezing (pagina 220) als de
camera geen geschikte kandidaat in beeld kan
vinden voor de keystone functie. Na enkele
ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen.
95
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4.
Selecteer m.b.v. [] en [] de kandidaat die u
wilt corrigeren.
5.
Selecteer Correct
(corrigeren) m.b.v. []
en [] en druk op
[SET].
Door Cancel
(annuleren) te selecteren
i.p.v. Correct
(corrigeren) wordt het
oorspronkelijke beeld
zonder aanpassingen
opgeslagen in het
geheugen.
BELANGRIJK!
Het maximal beeldformaat voor Business Shot
beelden is 1600
×
1200 beeldpunten zelfs als de
camera geconfigureerd is voor een groter
beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is
dan 1600
×
1200 beeldpunten worden beelden
opgenomen met het gespecificeerde formaat.
Opnemen van een film
U kunt films opnemen met geluid. De enige beperking die
geldt voor de lengte van de film is de hoeveelheid van het
geheugen die beschikbaar is voor opslag. U kunt een
instelling voor de resolutie selecteren die tegemoet komt
aan uw eisen.
Bestandformaat: Motion JPEG AVI formaat
Maximale filmlengte
De enige beperking die geldt voor de lengte van de
film is de hoeveelheid van het geheugen die
beschikbaar is voor opslag.
96
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van de kwaliteit van het
filmbeeld
De instelling voor de beeldkwaliteit bepaalt hoe ver de
camera de filmbeelden comprimeert voordat zij ze opslaat
in het geheugen. De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt als
beeldgrootte in beeldpunten. Een beeldpunt is één van de
vele kleine punten die het beeld vormen. Een groter aantal
beeldpunten (meer beeldgrootte) gaat gepaard met een
betere detaillering en een hogere beeldkwaliteit wanneer
een film wordt afgespeeld.
Selecteer voordat u begint met het opnemen van een film
eerst de instelling voor de beeldkwaliteit die u geschikt
acht.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Quality (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk daarna op [SET].
HQ (640
×
480
beeldpunten)
Normal (640
×
480
beeldpunten)
LP (320
×
240
beeldpunten)
Instelling
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Datasnelheid
(benadering)
10,2 megabits
per seconde
6,1 megabits
per seconde
2,45 megabits
per seconde
Beeldsnelheid
30 beelden/
seconde
30 beelden/
seconde
15 beelden/
seconde
97
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van een film
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het “ ” (film) decor d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Door het “ ” (film) decor te selecteren verschijnt
” in het beeldscherm.
3.
Richt de camera op
het onderwerp en
druk daarna op de
sluitertoets.
Hierdoor wordt de
filmopname gestart.
Hierdoor wordt de
filmopname gestart,
hetgeen aangegeven
wordt door “
REC
op het
beeldscherm.
De filmopname duurt zolang de beschikbare
geheugencapaciteit dit toelaat.
Panfocus (pagina 77) wordt automatisch
geselecteerd als de scherpstelfunctie tijdens de
filmfunctie (Movie) ongeacht de instelling van het
functiegeheugen Focus (pagina 108) en de
instelling van de snapshot scherpstelfunctie. U kunt
overschakelen naar een andere scherpstelfunctie
voordat u met opnemen begint maar u moet
onthouden dat dat de autofocusfunctie niet
geselecteerd kan wordn voor filmopname.
4.
Druk nogmaals op de sluitertoets om het
opnemen van een film te stoppen.
Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen
wanneer een filmopname voltooid is.
Resterende opnametijd
Opnametijd
98
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorzorgsmaatregelen voor het opnemen
van films
De flitser flitst niet tijdens het opnemen van een film.
Deze camera neemt ook geluid op. Merk de volgende
punten op bij opname van een film.
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede opnameresultaten
zijn niet mogelijk wanneer
de camera te ver van het
onderwerp weg is.
Wanneer toetsen op de
camera worden bediend
kan het geluid er van
mogelijk ook opgenomen
worden.
Het filmgeluid wordt
opgenomen in mono.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als verticale veeg en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje.
ON/OFF
Microfoon
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig
om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren
kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens
het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat
er een filmbeeld verloren is gegaan. Het wordt
aanbevolen een SD geheugenkaart te gebruiken met een
maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per
seconde.
De optische zoom is uitgeschakeld tijdens het opnemen
van een film. Alleen digitale zoom is beschikbaar. Let
erop dat u de gewenste optische zoominstelling
selecteert voordat u de sluitertoets indrukt om het
opnemen van een film te starten (pagina 58).
Mocht de camera bewogen worden dan wordt het effect
daarvan in het beeld nog verder verergerd wanneer u
close-up opnames aan het opnemen bent of aan het
opnemen bent met een grote zoomfactor. Daarom wordt
het gebruik van een statief aanbevolen bij het opnemen
van close-ups en het opnemen met een grote zoomfactor.
Beelden kunnen onscherp zijn als het onderwerp zich
buiten het filmbereik bevindt.
De macrofunctie gebruikt een vast ingestelde
scherpstelling die geoptimaliseerd is voor macro-opname.
99
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van audio
Toevoegen van geluid aan een snapshot
U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze
opgenomen heeft.
Beeldformaat: JPEG
JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte
datacompressie.
De bestandsextensie van een JPEG bestand is .JPG.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
LET OP
U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen
was met de Audio Snapshot functie op uw computer
m.b.v. Windows Media Player.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Audio Snap (audio snapshotfunctie) en
druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om On (aan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de audio snapshotfunctie
ingeschakeld.
De normale snapshotfunctie (zonder geluid) wordt
verkregen door Off (uit) te selecteren.
4.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Na opname van het beeld
wordt de audio
opnamestandby functie
ingeschakeld met het zo
juist opgenomen beeld en
de indicator op het
beeldscherm.
U kunt de audio opnamestandby functie annuleren
door op [MENU] te drukken.
Resterende opnametijd
100
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
De bedrijfsindicator gaat groen knipperen terwijl het
opnemen plaatsvindt.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
BELANGRIJK!
Het opnemen van snapshots met audio wordt niet
ondersteund (het geluid kan niet worden
opgenomen) voor de volgende types opname: “X3”
opname met de zelfonspanner (drivoudige
zelfontspanner), snapshot opname tijdens het
opnemen van een film.
Opnemen van spraak
Spraakopname maakt opnemen van uw stem snel en
eenvoudig.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
Opnametijd:
Circa 27 minuten met het ingebouwde geheugen
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
LET OP
U kunt bestanden die opgenomen zijn met
spraakopname weergeven op uw computer m.b.v.
Windows Media Player.
B
101
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het Voice
Recording
(spraakopname) decor
d.m.v. [], [], [] en
[] en druk daarna op
[SET].
Bij selectie van het
Voice Recording
(spraakopname) decor
verschijnt op het
beeldscherm.
3.
Druk op de sluitertoets om spraakopname op
te nemen.
De resterende opnametijdwaarde wordt op het
beeldscherm afgeteld en de bedrijfsindicator gaat
groen knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt.
Door tijdens spraakopname op de [] (DISP) te
klikken wordt het beeldscherm uitgeschakeld.
U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen
door op [SET] te drukken. Zie pagina 136 voor
informatie aangaande het doorspringen naar een
indexteken tijdens het weergeven.
4.
De opname stopt wanneer u op de sluitertoets
drukt, wanneer het geheugen vol is of
wanneer de accu leeg geraakt is.
Resterende opnametijd
Opnametijd
102
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorzorgsmaatregelen bij audio opname
Let er op dat u de microfoon
niet met uw vingers
blokkeert.
Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het onderwerp weg is.
Door op de spanningstoets of op [ ] (PLAY) te drukken
wordt de opname gestopt en wordt eventueel geluid
opgeslagen dat tot op dat moment werd opgenomen.
U kunt ook post-opname uitvoeren om audio toe te
voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of
om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie
pagina 134 voor meer informatie.
ON/OFF
Microfoon
Gebruiken van het histogram
U kunt [] (DISP) gebruiken voor het tonen van een histogram
op het beeldscherm (pagina 30). Het histogram stelt u in staat
de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het
opnemen van beelden.U kunt ook het histogram van een
opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY).
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een
beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De
verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de
horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het
histogram gebruiken om te bepalen of een beeld
schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en
verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot
uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één
of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV
verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de
balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere
balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden
verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek
zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
Histogram
103
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de
verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft.
Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te
veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het
beeld is.
LET OP
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 106) gebruiken
om de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens de
opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt u de
belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken
van het in-beeld histogram (pagina 80).
Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit
dat er te veel donkere
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te donker is. De donkere
gedeelten van het beeld
kunnen zelfs geheel
verduisterd worden als het
histogram te ver naar links toe
neigt.
Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
geheel wit worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
104
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
BELANGRIJK!
Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (fotos ) aangegeven.
105
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Camera instellingen van de REC (opname)
functie
Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat
u een beeld opneemt m.b.v. de opnamefunctie (REC).
L/R toetsinstelling (toetsaanpassing)
Raster aan/uit
Beeldcontrole aan/uit
Default instelling bij inschakelen van de spanning
ISO gevoeligheid
Meten
Filter
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Terugstellen van de camera (reset)
LET OP
U kunt ook de hieronder beschreven instellingen
configureren. Zie de referentiepaginas voor nadere
informatie.
Doorlopend (pagina 85)
Autofocusbereik (pagina 75)
Anti-tril (pagina 91)
Snelsluiter (pagina 74)
Audio foto (pagina 99)
Digitale zoom (pagina 61)
Grootte (pagina 70)
Kwaliteit (Fotos) (pagina 71)
Kwaliteit (films) (pagina 96)
Witbalans (pagina 82)
Flitsintensiteit (pagina 65)
Flitserassistent (pagina 65)
106
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Toewijzen van functies aan de [] en []
toetsen
Een functie voor toetsaanpassing stelt u in staat de []
en [] toetsen te configureren zodat deze de camera
instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden
tijdens de opnamefunctie (REC). Na het configureren van
de [] en [] toetsen kunt u de instellingen veranderen die
er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te
lopen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
L/R Key (linker/rechter toets) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de
instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op
de [] of [] toetsen te drukken.
Scherpstellen (pagina 72)
EV verschuiving (pagina 80)
Witbalans (pagina 82)
ISO (pagina 110)
Zelfonspanner (pagina 67)
Uit (off) : geen functie toegewezen
BELANGRIJK!
Tijdens het opnemen van een snapshot of een film
kunt u [] en [] gebruiken om de functies in te
stellen die er aan toegewezen zijn. Tijdens het
opnemen van een film kunt u echter niet de
zelfontspanner inschakelen.
107
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
In- en uitschakelen van het in-beeld
raster
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van
te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
Om dit te doen:
Toon het raster
Verberg het raster
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Grid (raster) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op
het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende
procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Review (controleren) en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
108
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Met het functiegeheugen van deze camera kunt u de
default instellingen bij inschakelen van de spanning
afzonderlijk instellen voor de BEST SHOT functie
flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de
ISO gevoeligheid, AF gebied, meten, zelfontspanner,
flitsintensiteit, de digitale zoomfunctie, de handmatige
scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van
het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een
boodschap aan de camera om de status te onthouden van
die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde
status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer
ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen
uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de
oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende
functie in die ingesteld waren in de fabriek.
De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het
functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
Functie
BEST SHOT*
1
Flash (Flitser)
Focus (Scherpstellen)
White Balance (Witbalans)
ISO
AF Area (autofocusbereik)
Metering (Meten)
Self-timer (Zelfontspanner)
Flash Intensity
(Flitsintensiteit)
Digital Zoom (Digitale zoom)
MF Position (MF stand)
Zoomposition*
2
(Zoompositie)
On (Aan)
Instelling
wanneer de
camera
uitgeschakeld
is
Off (Uit)
BEST SHOT functie
uitgeschakeld
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Spot (Puntmeten)
Multi
(Multi-patroon meten)
Off (Uit)
0
On (Aan)
Laatste autofocus stand
die van kracht was voordat
u overschakelde op
handmatig scherpstellen
Wide (Groothoek)
*1 Specificeert of het starten uitgevoerd wordt met selectie
van het BEST SHOT decor zoals dat is. Wanneer de
camera ingeschakeld is, wordt gestart met het laatst
gebruikte BEST SHOT decor maar bij uitschakelen
wordt gestart met de automatische status.
*2 Alleen de optische zoompositie wordt onthouden.
109
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Memory (geheugen) en druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer het item dat u wilt veranderen
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
BELANGRIJK!
Merk op dat de instellingen van de BEST SHOT
functie voorrang krijgen over de instellingen van het
geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens
de BEST SHOT functie, dan zullen alle instellingen
behalve die voor Zoom Position (zoompositie)
geconfigureerd worden voor het BEST SHOT
voorbeelddecor wanneer u de camera opnieuw
inschakelt, ongeacht de aan/uit instellingen van het
functiegeheugen.
110
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van de ISO gevoeligheid
U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor
betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of
wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken.
De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die
oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale
fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere
gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van
opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht weinig is.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer ISO en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Automatische
gevoeligheidsselectie
Lagere gevoeligheid
Hogere gevoeligheid
Selecteer deze instelling:
Auto
ISO 50
ISO 100
ISO 200
ISO 400
BELANGRIJK!
Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge
sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO
gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid)
waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken
van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het
beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling
gebruiken.
Het gebruik van een hoge ISO gevoeligheid in
combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van
een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp
onjuist belicht wordt.
Voor de ISO gevoeligheid wordt de Auto
(automatisch) instelling altijd gebruikt voor het filmen
van een film, ongeacht de huidige instelling van de
ISO gevoeligheid.
LET OP
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 106)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert
telkens wanneer u tijdens de opnamefunctie (REC)
op [] of [] drukt.
111
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de meetfunctie
De meetfunctie bepaalt welk gedeelte van het onderwerp
gemeten wordt voor de belichting. U kunt de volgende
procedure gebruiken om de meetfunctie van de camera te
veranderen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Metering (meten) en druk op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk daarna op [SET].
Multi (Multi-patroon meten)
Multi-patroon meten verdeelt het beeld
in raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt automatisch
de opname omstandigheden in overeenkomst met de
gemeten lichtpatronen en stelt de
belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af. Dit
type meten voorziet u van foutvrije
belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan
opname omstandigheden.
Center Weighted (Centrum-
georiënteerd meten)
Centrum-georiënteerd meten
concentreert zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar. Gebruik deze
meetmethode als u wat controle wilt uitoefenen over
de belichting zonder de instellingen geheel over te
laten aan de camera.
Spot (Puntmeten)
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid van een
bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloed door
omringende omstandigheden.
112
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Als Multi (multi-patroon meten) als meetmethode
wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de
instelling voor de meetfunctie automatisch
veranderen zoals hieronder beschreven.
Door de belichtingscompensatie instelling (pagina
80) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0
verandert de meetfunctie naar Center Weighted
(centrum-georiënteerd meten). Als u de
belichtingscompensatie instelling terugverandert
naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen
naar Multi (multi-patroon meten).
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Filter (filter) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood),
Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink
(roze), Purple (paars)
BELANGRIJK!
Door de filterfunctie van de camera te gebruiken
wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het
monteren van een kleurfilter op de lens.
113
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Om dit te verkrijgen:
Uitmuntende scherpte
Normale scherpte
Weinig scherpte
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Sharpness (scherpte) en druk
daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te
regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Saturation (verzadiging) en druk
daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoge kleurverzadiging (intensiteit)
Normale kleurverzadiging (intensiteit)
Lage kleurverzadiging (intensiteit)
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
114
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Contrast en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij Menureferentie op
pagina 208.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Reset (resetten) en druk daarna
op [].
3.
Gebruik [] en [] om Reset (resetten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
115
WEERGAVE
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera
gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft
opgenomen.
Elementaire weergavebediening
Gebruik de volgende procedure om door bestanden te
bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn.
1.
Druk op [ ] (PLAY) om
de camera in te schakelen.
Hierdoor wordt de
weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld en verschijnt
een beeld of een boodschap
op het beeldscherm.
2.
Gebruik [] (voorwaarts) of [] (achterwaarts)
om door de bestanden te bladeren op het
beeldscherm.
LET OP
Door [] of [] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
Om sneller bladeren door de weergavebeelden
mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk
verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere
kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het
werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na
het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij
beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera.
WEERGAVE
Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Mapnaam/bestandnaam
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Datum en tijd
[ ]
116
WEERGAVE
Weergave van een audio snapshot
Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot
te tonen (aangegeven door ) en de audio (het geluid) af
te spelen.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) totdat het gewenste beeld wordt
weergegeven.
2.
Druk op [SET].
Dit geeft de audio weer
die het getoonde beeld
vergezelt.
U kunt tijdens afspelen
van het geluid de
volgende bediening
uitvoeren.
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Doe dit:
Houd [] of [] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] en gebruik []
en [].
Druk op [] (DISP).
Druk op [MENU].
On dit te doen:
Versneld afspelen van de
audio in voorwaartse of
achterwaarts richting.
Pauzeren en hervatten van
de audio weergave.
Het geluidsvolume
bijstellen.
Veranderen van de inhoud
van het display.
De weergave annuleren.
117
WEERGAVE
Inzoomen op het weergegeven beeld
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal
acht maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Schuif de
zoomregelaar naar ( )
om het beeld te
vergroten.
Hierdoor wordt
ingezoomd op het
beeld.
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
U kunt d.m.v. de [BS] toets heen en weer schakelen
tussen weergeven en niet weergeven van de
zoomfactor.
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [], [], [] en []
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht
maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een
beeld in de display.
Huidige zoomfactor
Oorspronkelijk beeld
Getoond deel
118
WEERGAVE
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt de afmetingen van een opgenomen beeld
heraanpassen op één van drie afmetingen.
1.
Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Resize
(afmetingen
heraanpassen) en druk
daarna op [].
Merk op dat deze
bewerking alleen mogelijk
is wanneer een snapshot
beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] of [] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [] of [] om de gewenste instelling
te selecteren druk varvolgens dan op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
Groter
Kleiner
Beeldgrootte/
Beeldformaat
* M betekent Mega.
Selecteer Cancel (annuleren) om het
heraanpassen van de afmetingen te annuleren.
Afdrukformaat
A4 Print
3.5˝
×
5˝ Print
E-mail (optimaal formaat bij
toevoegen van een beeld
bijlage aan E-mail
2048
×
1536
1600
×
1200
640
×
480
3M
2M
VGA
119
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Door de afmetingen van een beeld her aan te
passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het
beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.
Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook
in het geheugen.
Merk op dat u de afmetingen van de volgende
beeldtypen niet kunt heraanpassen.
Beelden met 640
×
480 beeldpunten en kleinere
beelden
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De afmetingen kunnen niet worden aangepast
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
heraangepaste beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
Trimmen van een beeld
U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van
een vergroot beeld te trimmen.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Trimming
(trimmen) en druk
daarna op [].
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
Huidige zoomfactor
Getoond deel
Oorspronkelijk beeld
120
WEERGAVE
4.
Beweeg de zoomregelaar naar links en rechts
om op het beeld in te zoomen.
Het gedeelte van het beeld dat op het beeldscherm
weergegeven wordt is het getrimde gedeelte.
5.
Beweeg het gedeelte dat getrimd moet
worden d.m.v. [], [], [], en [] naar
boven, naar beneden, naar en naar rechts.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
BELANGRIJK!
Door het beeld te trimmen worden het originele beeld
(voor het trimmen) en de nieuwe (getrimde) versie
als gescheiden bestanden opgeslagen.
Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt
trimmen.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
getrimde beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd
werd.
121
WEERGAVE
Weergeven en bewerken van een film
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die u opgenomen heeft met deze camera.
1.
Blader tijdens de PLAY
(weergavefunctie)
m.b.v [] en [] door
films op het
beeldscherm en toon
de gewenste film.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt weergave van de film gestart.
U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren terwijl de
film wordt weergegeven.
Filmicoon
Verstreken opnametijd
Beeldkwaliteit
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
De snelheid wordt steeds bij
elk maal indrukken met één
stap verhoogd.
Laat de versnelde voorwaartse
of achterwaartse weergave
terugkeren tot de normale
snelheid.
Pauzeren van de filmweergave
Gepauzeerde weergave per
beeld bladeren.
Filmweergave stoppen.
Bijstellen van het
geluidsvolume van de film.
In- en uitschakelen van de
beeldscherm indicators.
Inzoomen op het filmbeeld.
Bladeren door een ingezoomd
beeld op het scherm.
Doe dit:
Druk op [] of [].
Druk op [SET].
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU]
Druk op [] en gebruik
[] en [].
Druk op [] (DISP).
Beweeg de zoomregelaar
in de richting van ( ).
Gebruik [], [], [], [].
122
WEERGAVE
BELANGRIJK!
U kunt het geluidsniveau van het filmgeluid alleen
bijstellen tijdens het weergeven van een film.
U kunt bij filmopname tot 3,5 maal van de normale
afmetingen inzoomen.
Films die niet met deze camera opgenomen zijn
kunnen mogelijk niet weergegeven worden.
Montage van een film
Gebruik deze procedure van dit hoofdstuk om films te
monteren en te wissen. Met de montagebewerkingen kunt
u alles voor of na een specifiek beeld of alles tussen twee
bepaalde beelden in knippen.
BELANGRIJK!
Geknipte beelden kunnen niet meer worden
opgeroepen ze zijn echt weg. Zorg er dus voor dat
u een gedeelte van een film echt wilt wegknippen
voordat u specificeert dat een knipbewerking moet
worden uitgevoerd.
Montages kunnen niet uitgevoerd worden bij films die
niet met deze camera opgenomen zijn.
Er kan geen montage worden uitgevoerd bij een film
die korter dan 5 seconden is.
De knipbewerking kan een aanzienlijke hoeveelheid
tijd in beslag nemen. Dit is normaal en duidt niet op
een defect.
De knipbewerking kan mogelijk niet uitgevoerd
worden als de beschikbare hoeveelheid geheugen
minder is dan de grootte van het filmbestand dat u
probeert te knippen. Mocht dit het geval zijn, wis dan
bestanden die u niet langer meer nodig heeft om
geheugenruimte vrij te maken.
Het monteren van twee verschillende films tot een
enkele film en het opsplitsen van één film in
meerdere onderdelen wordt niet ondersteund door
de functies van de camera.
123
WEERGAVE
Knippen van alles voor of na een specifiek
beeld
1.
Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2.
Druk op [].
U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de PLAY (weergave) tab te
selecteren, Movie Editing (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [] te drukken.
3.
Selecteer de bewerking die u wilt uitvoeren
m.b.v. [] en [].
Om dit te doen:
Alles voor een gespecificeerd
beeld knippen
Alles na een gespecificeerd
beeld knippen
Knipfunctie verlaten
Doe dit:
Cut (knippen)
Cut (knippen)
Cancel (annuleren)
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren
Annuleren van de
knipbewerking
Doe dit:
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [SET].
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [MENU].
4.
Toon het beeld waar de film moet worden
geknipt.
Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
124
WEERGAVE
5.
Druk [] wanneer het
gewenste beeld wordt
getoond.
6.
Selecteer Yes (Ja) d.m.v. [] en [] en druk
op [SET].
De boodschap Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Selecteer No (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
Alles tussen twee specifieke beelden in
knippen
1.
Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2.
Druk op [].
U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de PLAY (weergave) tab te
selecteren, Movie Editing (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [] te drukken.
3.
Selecteer Cut (knippen) d.m.v. []
en [] en druk op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de snijfunctie te
verlaten.
125
WEERGAVE
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren
Annuleren van de
knipbewerking
Doe dit:
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [SET].
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [MENU].
4.
Toon het startbeeld waar de eerste
knipbewerking moet worden uitgevoerd.
5.
Druk op [] wanneer
het gewenste beeld
wordt getoond.
6.
Verwijs naar stap 4 en
zoek naar het het
knipeindescherm. Druk
op [] wanneer het
knipeindescherm
getoond wordt.
Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
7.
Selecteer Yes (Ja) d.m.v. [] en [] en druk
op [SET].
De boodschap Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Selecteer No (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
126
WEERGAVE
Vastleggen van een stilbeeld van een
film (MOTION PRINT)
Met de MOTION PRINT functie kunt u een beeld
vastleggen van een bestaande film en een stilbeeld
creëren dat geschikt is om af te drukken. Er zijn twee lay-
outs die u kunt gebruiken om een beeld vast te leggen en
de geselecteerde lay-out bepaalt de uiteindelijke
beeldgrootte.
9 frames (1600
×
1200
beeldpunten uiteindelijke
beeldgrootte)
1 frame (640
×
480
beeldpunten uiteindelijke
beeldgrootte)
Geselecteerd hoofdbeeld
Achtergrondbeelden
Geselecteerd hoofdbeeld
Een stilbeeld van een film vastleggen
1.
Blader tijdens de weergave functie PLAY
d.m.v. [] en [] door de films op het
beeldscherm en toon de film die de gewenste
beelden bevat.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
MOTION PRINT (Bwegende afdruk) en druk
vervolgens op [].
4.
Selecteer d.m.v. [] en
[] de layout (1
frame (1 beeld) of 9
frames (9 beelden))
die u wlt gebruiken.
Selecteer Cancel
(annuleren) om de
MOTION PRINT functie
te verlaten.
127
WEERGAVE
5.
Toon d.m.v. [] en [] het beeld dat u wilt
gebruiken als het hoofdbeeld.
Door één van beide toetsen ingedrukt te houden
wordt het bladeren versneld uitgevoerd.
6.
Druk op [SET] na eerst
het gewenste beeld te
hebben geselecteerd.
Hierdoor wordt het
stilbeeld dat het resultaat
is getoond.
Als u 9 frames (9
beelden) voor de lay-out
selecteerde, zal het beeld
dat u selecteerde in stap
4 het hoofdbeeld zijn
terwijl de beelden aan
beide zijden zullen
dienen als
achtergrondbeelden.
Als u 1 frame (1 beeld) selecteerde in stap 4
verschijnt hier het beeld dat u selecteerde in stap 6.
BELANGRIJK!
MOTION PRINT kan niet uitgevoerd worden bij films
die niet met deze camera opgenomen zijn.
Tonen van een 9-beelden scherm
Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden
tegelijkertijd op het beeldscherm.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
zoomregelaar in de richting van ( ).
Dit toont het 9-beelden scherm met een
selectiekader er om heen met in het midden het
beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2.
Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen
dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de
linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij
het beeld dat weergegeven werd voordat u
overschakelde naar het 9-beelden scherm.
Op het 9-beelden scherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 100).
128
WEERGAVE
2.
Gebruik [], [], [] en
[] om het
selectiekader te
verplaatsen naar het
gewenste beeld. Door
op [] te drukken
terwijl het selectiekader
zich in de rechterkolom
bevindt of op [] te
drukken terwijl het selectiekader zich in de
linkerkolom bevindt, wordt doorgebladerd
naar het volgende scherm met 9-beelden.
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt
weergegeven.
2 3
17 18 19
20 1 2
345
678
91011
12 13 14
15 16 17
18 19 20
1
3.
Door op een willekeurige toets anders dan
[], [], [] en [] te drukken wordt een
volledige versie van het beeld op ware grootte
getoond van het beeld waar het selectiekader
zich bevindt.
Selectiekader
Tonen van het kalenderscherm
Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1
maand te tonen. Elke dag toont het eerste bestand dat op
die dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om
het gewenste bestand te vinden.
1.
Beweeg tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) de
zoomregelaar
tweemaal in de richting
van ( ).
U kunt de kalender ook
weergeven door op
[MENU] te drukken, de
PLAY tab te
selecteren, Calendar
(kalender) te selecteren
en vervolgens op [] te
drukken om de kalender
weer te geven.
Volg de procedure onder Veranderen van de
datumopmaak op pagina 152 om het datumformaat
te specificeren.
Datumselectiecursor
Jaar/Maand
129
WEERGAVE
Het op de kalender voor elke dag getoonde bestand
is het eerste bestand dat op die datum was
opgenomen.
Druk op [MENU] of op [BS] om het kalenderscherm
te verlaten.
Op het kalenderscherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 100).
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet kan worden getoond door
deze camera.
2.
Verplaats het selectiekader m.b.v. [], [], []
en [] naar de gewenste datum en druk
vervolgens op [SET].
Dit toont een beeld van het eerste bestand dat
genomen was op de geselecteerde datum.
Spelen van een Slideshow (diashow)
De Slideshow (diashow) speelt beelden automatisch af in
volgorde en met vaste tussenpauzes.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Slideshow (diashow) en druk vervolgens op
[].
130
WEERGAVE
3.
Configureer m.b.v. het scherm dat verschijnt
de instellingen voor het beeld, de tijd, de
tussenpauzes en de effecten.
Images
(Beelden)
Time
(Tijd)
Interval
(Tussenpauze)
All Images (Alle beelden)
Toont alle beelden in het geheugen van
de camera.
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij snapshots
en audio snapshots.
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij films.
One Image (Eén beeld)
Toont een bepaald beeld
Favorites (Favorieten)
Toont alle beelden in de FAVORITE map.
Specificeer de gewenste weergavetijd (1 tot
en met 5 minuten of 10, 15, 30 of 60
minuten) m.b.v. [] en [].
Specificeer de gewenste tussenpauze (MAX.
of 1 tot 30 seconden) m.b.v. [] en [].
Wanneer de weergave een filmbestand
aantreft terwijl MAX is geselecteerd als
de tussenpauze wordt enkel het eerste
beeld van het filmpje getoond.
4.
Gebruik [] en [] om Start (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart.
5.
Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te
stoppen.
De diashow stopt ook automatisch nadat de
hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde
voor Time (tijd).
Effect
Pattern 1, 2, 3 (patroon 1, 2, 3)
Oefent een vooringesteld effect uit wanneer
van het ene beeld naar het volgende beeld
wordt overgegaan.
Random (willekeurig)
Oefent de vooringestelde patronen (1, 2 en 3)
willekeurig uit.
OFF
Efecten zijn uitgeschakeld.
131
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl
een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat
een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een
toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt
totdat het beeld stil gaat staan.
Door tijdens de slideshow op [] te drukken wordt
teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door
indrukken van [] doorgegaan wordt naar het
volgende beeld.
Wanneer de slideshow bij een filmbestand komt, wordt
de film en de begeleidende audio eenmaal
weergegeven.
Wanneer de slideshow bij een
spraakopnamebestand of een audio snapshot komt,
wordt dit eenmaal weergegeven.
Het geluid van films, audio snapshots en
spraakopnamebestanden wordt niet gespeeld
wanneer MAX (maximaal) gespecificeerd is voor de
Interval (tussenpauze) instelling van de slideshow.
Bij alle Interval (tussenpauze) instellingen worden
films en alle andere audio (films, audio snapshots en
spraakopnamebestanden) weergegeven ongeacht
de lengte.
Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [] te drukken en daarna [] en [] te
gebruiken.
Merk op dat de effectinstellingen niet van kracht zijn
wanneer de slideshow Images (beelden) instelling
Favorites (favorieten) is of Only (alleen ) of
wanneer de slideshow Interval instelling MAX
(maximaal), 1 sec of 2 sec is.
Bij beelden die u van een andere digitale camera of
van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat
langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd
voordat ze verschijnen.
Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze
uitzetten door op [] (DISP) te drukken (pagina 30).
Wanneer de diashow een film bereikt terwijl One
Image (één beeld) geselecteerd is voor Images
(beelden), zal de film de weergave herhalen voor de
door Time (tijd) gespecificeerde tijdsduur.
132
WEERGAVE
Gebruik van de fotostandaardfunctie
De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat
er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera
terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een
Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken
over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een
bepaald beeld tonen. De bediening van de
fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met
de instellingen van de slideshow. Zie pagina 129 voor
informatie aangaande het configureren van slideshow
instellingen voor eventuele gewenste aanpassingen.
1.
Schakel de camera uit.
2.
Zet de camera op de USB slede.
3.
Druk op de [PHOTO]
(foto) toets van de USB
slede.
Dit start de Photo Stand
diashow of toont het
enkele beeld dat u
specificeerde.
[PHOTO]
Door op [MENU] te drukken wordt een scherm
verkregen voor het configureren van diashow
instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm
getoond wordt of selecteer Start en druk op [SET]
om de diashow te herstarten.
Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [] te drukken en daarna [] en [] te
gebruiken.
4.
Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om
de Photo Stand diashow te stoppen.
BELANGRIJK!
De accu wordt niet opgeladen terwijl een
fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de
diashow als als u de accu wilt opladen.
133
WEERGAVE
Roteren van het displaybeeld
Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te
roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te
registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd
getoond worden in de geroteerde oriëntatie.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Rotation (rotatie) en druk vervolgens op [].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] en [] om door de beelden te
bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op
het beeldscherm te zien is.
4.
Gebruik [] en [] om
Rotate (roteren) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Elke keer indrukken van
[SET] draait het beeld
met 90°.
5.
Druk nadat u klaar bent met het configureren
van de instellingen op [MENU] om het
instelscherm te verlaten.
BELANGRIJK!
U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u
toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst
onbeveiligd te maken.
U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het
opgenomen was met een ander type digitale camera.
U kunt beelden van het volgende type niet roteren:
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden worden ingezoomd is
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Het roteren van beelden wordt alleen ondersteund
voor een enkel beeld. Het is niet mogelijk een
scherm van 9-beelden of een beeld op het
kalenderscherm te roteren.
134
WEERGAVE
Toevoegen van audio aan een snapshot
De post-opname functie laat u geluid toevoegen aan
snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het
audiogedeelte van een audio snapshot (die met een
icoon er op) ook heropnemen.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waaraan u audio wilt toevoegen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Dubbing
(geluidsdubben) en
druk vervolgens op
[].
4.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
5.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
135
WEERGAVE
Heropnemen van het geluid
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Dubbing (geluidsdubben) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen,
druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien.
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en
vervangen door de nieuwe.
BELANGRIJK!
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer
de camera te ver van
het onderwerp weg is.
Nadat de
geluidsopname voltooid
is verschijnt de
icoon op het
beeldscherm.
U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de
resterende geheugencapaciteit laag is.
U kunt geen geluid toevoegen aan beelden van het
volgende type:
Filmbeelden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beveiligde fotos (pagina 143)
Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet
worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet
langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of
het geluid wist.
Microfoon
ON/OFF
136
WEERGAVE
Weergeven van een spraakopnamebestand
Voer de volgende stappen uit om een
spraakopnamebestand weer te geven.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) om het gewenste
spraakopnamebestand (een bestand
aangegeven met ) weer te geven.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de
weergave van het
spraakopnamebestand
gestart via de
luidspreker van de
camera.
U kunt de volgende
bediening uitvoeren
terwijl het geluid
weergegeven wordt.
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Wanneer uw opname voorzien is van indextekens
(pagina 101), kunt u naar het volgende indexteken
doorspringen door de weergave te pauzeren en
vervolgens op [] or [] te drukken. Druk vervolgens
op [SET] om de weergave te hervatten van de positie
van het indexteken.
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van het geluid.
Pauzeren en hervatten van de
film weergave.
Het geluidsvolume bijstellen.
In- en uitschakelen van het
beeldscherm.
Annuleren van de weergave.
Doe dit:
Houd [] of []
ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] en gebruik
[] en [].
Druk op [] (DISP).
Druk op [MENU].
137
WEERGAVE
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm
U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen.
Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient
u de beschikking te hebben over een televisie met een
video-ingangsaansluiting, de USB slede en de AV kabel die
meegeleverd zijn met de camera.
1.
Sluit één uiteinde van de AV kabel die
meegeleverd is met de camera aan op de
[AV OUT] aansluiting van de USB slede en het
andere uiteinde op de video-
ingangsaansluiting van het televisietoestel.
Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de
video-ingangsaansluiting (geel) van het
televisietoestel en de witte stekker op de audio
ingangsaansluiting (wit).
AV kabel
AV uitgangspoort [AV OUT]
Video ingangsaansluiting
2.
Schakel de camera uit.
3.
Zet de camera op de USB slede.
4.
Schakel de televisie in en selecteer de video-
ingangsfunctie.
5.
Druk op [ ] om de spanning van de camera
in te schakelen en voer daarna de vereiste
bewerking uit voor de weergave.
TV
138
WEERGAVE
BELANGRIJK!
U dient als de spanning aan/uit functie (pagina 156)
Power On (spanning aan) of Power On/Off
(spanning aan/uit) te selecteren als u de camera
aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van
videobeelden.
Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van
de camera te zien zijn zullen ook op het
televisiescherm verschijnen.
Merk op dat het geluid in mono is.
Door indrukken van de [PHOTO] toets op de USB
slede wordt de fotostandaardfunctie (pagina 132)
geactiveerd waarna beelden via het televisiescherm
worden weergegeven.
Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de
opgenomen beeld mogelijk niet het gehele scherm
vullen.
Voor het video uitgangssignaal is het geluidsvolume
aanvankelijk ingesteld op maximum. Voer bijstelling
in het geluidsvolume uit d.m.v. de TV regelaars.
Selecteren van het
video-uitgangssysteem
U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het
voor aanpassing aan het systeem van de TV die u gebruikt.
1.
Druk tijdens de opname- (REC) of
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Video Out (video-uitgang) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Als u een TV gebruikt die bedoeld is
voor gebruik in dit gebied:
U.S., Japan en andere gebieden met het
NTSC systeem
Europa en andere gebieden met het
PAL systeem
Selecteer deze
instelling:
NTSC
PAL
139
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Beelden zullen niet op de juiste wijze worden
weergegeven als een verkeerd videosysteem wordt
geselecteerd.
Deze camera ondersteunt enkel de NTSC en PAL
videosystemen. Beelden worden niet juist
weergegeven als u een televisietoestel (monitor)
gebruikt dat ontworpen is voor een ander
videosysteem.
WISSEN VAN BESTANDEN
140
WISSEN VAN BESTANDEN
U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden
wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van bestanden niet
ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand
eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let
er dus goed op dat u een bestand echt niet meer
nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt
dit voor het wissen van alle bestanden - controleer
eerst alle bestanden voordat u deze handeling
uitvoert.
Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om
een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd
te maken (pagina 143).
Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle
bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina
144).
Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel
het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er
aan vast zit.
U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken
om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de
procedures op pagina 144 voor details aangaande
het wissen van de inhoud van de FAVORITE map.
Wissen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [] ( ).
2.
Gebruik [] of [] om door de bestanden te
bladeren totdat het te wissen bestand wordt
getoond.
3.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
4.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere
bestanden te wissen, indien gewenst.
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
WISSEN VAN BESTANDEN
141
Wissen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[] ( ).
2.
Gebruik [] of [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om Yes (ja) te selecteren.
Selecteer No (nee) om de wisfunctie te verlaten
zonder een bestand uit te wissen.
4.
Druk op [SET] om alle bestanden uit te
wissen.
De boodschap There are no files. (er zijn geen
bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle
bestanden gewist zijn.
BEHEER VAN BESTANDEN
142
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor
bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog
houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds
wissen en de gewenste bestanden opslaan in het
ingebouwde geheugen van de camera.
Mappen
Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde
geheugen of op de geheugenkaart.
Geheugenmappen en -bestanden
Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in
een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt
maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het
geheugen houden. Mapnamen worden als volgt
gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van de 100ste map
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.
Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een
map, wordt automatisch de volgende map met het
volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden
als volgt gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Extensie
CIMG0026.JPG
Serienummer (4 cijfers)
De map- en bestandnamen die hier worden beschreven
verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw
computer bekijkt. Zie pagina 28 voor informatie
betreffende informatie over hoe de camera map- en
bestandnamen aangeeft.
Het feitelijke aantal bestanden dat u op een
geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen
voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de
kaartcapaciteit, enz.
Zie voor details aangaande de mapstructuur
“Geheugenmapstructuur” op pagina 190.
100CASIO
Serienummer (3 cijfers)
BEHEER VAN BESTANDEN
143
Beschermen van bestanden
Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet
worden gewist (pagina 140). U kunt bestanden afzonderlijk
beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen
beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
BELANGRIJK!
Zelfs als een bestand beveiligd is, wordt het
uitgewist wanneer een geheugenkaart wordt
geformatteerd (pagina 162) of als het ingebouwde
geheugen geformatteerd wordt (pagina 157)
Beveiligen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Protect
(beveiligen) en druk
daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om door de bestanden de
bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt
beveiligen.
4.
Gebruik [] of [] om
On (aan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Een beveiligd bestand
wordt aangegeven door
het teken.
Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u
Off (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
144
Beveiligen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Protect (beveiligen) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om All Files : On (Alle
bestanden : aan) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op
[SET] in stap 3 zodat de instelling All Files : Off
(alle bestanden uit) laat zien.
4.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
Gebruik van de FAVORITE folder
U kunt landschapfotos, fotos van uw familie of andere
speciale beelden van een bestandsopslagmap (pagina
190) kopiëren naar de FAVORITE map in het ingebouwde
geheugen (pagina 190). Beelden in de FAVORITE map
worden niet getoond tijdens normale weergave om op die
manier persoonlijke beelden privé te houden terwijl u ze
toch bij u kunt hebben. De beelden in de FAVORITE map
worden niet gewist wanneer u van geheugenkaart wisselt
zodat u de fotos altijd bij de hand heeft.
Kopiëren van een bestand naar de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Favorites
(favorieten) en druk op
[].
BEHEER VAN BESTANDEN
145
3.
Gebruik [] of [] om
Save (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de
namen van de
bestanden in het
ingebouwde geheugen
of op de ingelegde
geheugenkaart
getoond.
4.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt
kopiëren.
5.
Gebruik [] of [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de
FAVORITE map gelopieerd.
6.
Gebruik na het kopiëren van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
LET OP
Door een beeldbestand volgens de bovenstaande
procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA
van 320
×
240 beeldpunten naar de FAVORITE map
gekopieerd.
Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt
gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam
toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het
serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot
9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik
af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen.
Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat
opgeslagen kan worden in het ingebouwde
geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en
van andere factoren.
BELANGRIJK!
Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map
gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn
aangepast niet meer kan terugkeren naar het
oorspronkelijke formaat.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar
een geheugenkaart worden gekopieerd.
BEHEER VAN BESTANDEN
146
Tonen van een bestand in de FAVORITE
map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
De boodschap No Favorites File! (geen favouriet
bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is.
4.
Gebruik []
(voorwaarts) of []
(achterwaarts) om door
de bestanden in de
FAVORITE map te
bladeren.
5.
Druk nadat u klaar bent met het bekijken van
de bestanden tweemaal op [MENU] om deze
functie te verlaten.
Bestandsnaam
BELANGRIJK!
Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera.
Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een
geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de
inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm
van een computer wilt bekijken dient u eerst de
geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te
verwijderen voordat u de camera op de USB slede
plaatst om het overbrengen van data te beginnen
(paginas 161, 176).
FAVORITE (favorite) mapicoon
BEHEER VAN BESTANDEN
147
Wissen van een bestand uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [] ( ).
5.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt
wissen.
6.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
7.
Gebruik na het wissen van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
Wissen van alle bestanden uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [] ( ).
5.
Gebruik [] en [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk dan
op [SET].
BELANGRIJK!
U kunt de bedieningshandelingen voor wissen op
pagina 140 niet gebruiken om beelden uit de
FAVORITE map te wissen. Echter door formatteren
van het geheugen (pagina 157) worden de
bestanden in de FAVORITE map gewist.
ANDERE INSTELLINGEN
148
ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt,
de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een
toetsbewerking uitvoert.
Configureren van de geluidsinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om het geluid te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
Sound 1 Sound 5
(geluid 1 5)
Off (uit)
Om dit te doen:
Selecteer een ingebouwd
geluid
Schakel het geluid uit
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om Operation
(bediening) te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
voor het volume te specificeren en druk
vervolgens op [SET].
U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend
van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst).
BELANGRIJK!
De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
ook invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 137).
ANDERE INSTELLINGEN
149
Instellen van het geluidsniveau voor de
weergave van films en audio snapshots
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer Play (weergave) d.m.v. [] en
[].
4.
Specificeer d.m.v. [] en [] de gewenste
instelling voor het weergavevolume en druk
op [SET].
U kunt het weergavevolume instellen binnen het
bereik tussen 0 (geen geluid) en 7 (luidst).
BELANGRIJK!
De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
geen invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 137).
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm
U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor
het beginscherm, waardoor dit op het beeldscherm
verschijnt telkens wanneer u de camera inschakelt door op
de spanningstoets of op [ ] (REC) te drukken. Het
beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ] (PLAY) indrukt
om de camera in te schakelen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Startup (start) en druk vervolgens
op [].
3.
Toon m.b.v. [] en [] het beeld dat u wilt
gebruiken voor het beginscherm.
4.
Verander de instelling m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Gebruik het beeld dat op het
moment wordt getoond als het
beginschermbeeld
Schakel het beginscherm uit
ANDERE INSTELLINGEN
150
BELANGRIJK!
U kunt elk van de volgende types beelden selecteren
als het startbeeldscherm.
Het ingebouwde beeld van de camera
Een snapshot
Enkel het beeldgedeelte van een audio snapshot
Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in
het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw
beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat
nieuwe beeld het eerdere beeld uit het
beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom
dient u een gescheiden kopie van het beeld in het
standaard beeldopslaggeheugen van de camera te
hebben opgeslagen als u naar een eerder
beginschermbeeld wilt teruggaan.
Het beginschermbeeld wordt gewist als u het
ingebouwde geheugen formatteert (pagina 157).
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode
Gebruik de volgende procedure om de methode te
specificeren voor het genereren van het serienummer dat
gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 142).
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “File No.” (bestandsnaam) en druk
vervolgens op [].
3.
Verander de instelling m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Continue
(voortzetten)
Reset
(terugstellen)
Om dit te doen voor een juist
opgeslagen bestand:
Sla het laatste gebruikte
bestandnummer op en verhoog dit
met één ongeacht of bestanden
uitgewist zijn of de geheugenkaart
door een nieuwe werd vervangen.
Start het serienummer opnieuw
vanaf 0001 wanneer alle bestanden
gewist zijn of de geheugenkaart
vervangen is.
B
ANDERE INSTELLINGEN
151
Instellen van de klok
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een
thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de
datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en
datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone
te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder
Instellen van de huidige tijd en datum op pagina 152.
BELANGRIJK!
Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich
op het moment bevindt) selecteert voordat u de
instellingen verandert voor de tijd en de datum.
Anders zullen de instellingen voor de tijd en de
datum automatisch veranderen wanneer u een
andere tijdzone selecteert.
Selecteren van uw thuistijdzone
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone
aangegeven.
3.
Gebruik [] en [] om Home (thuistijd) te
selecteren en druk daarna op [].
4.
Gebruik [] en [] om City (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [].
5.
Gebruik [], [], [] en [] om de het
geografische gebied te selecteren dat de
plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone
en druk vervolgens op [SET].
6.
Gebruik [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk na het selecteren van de gewenste stad
op [SET] om de bijbehorende zone als uw
thuistijdzone te registreren.
ANDERE INSTELLINGEN
152
Instellen van de huidige tijd en datum
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Adjust (bijstellen) en druk
vervolgens op [].
3.
Stel de huidige tijd en de tijd in.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [BS].
Om dit te doen:
Veranderen van de instelling op de
plaats waar de cursor zich bevindt
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
4.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om ze te registreren en het
instelscherm te verlaten.
Veranderen van de datumopmaak
U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken
van het tonen van de datum.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Date Style (datumstijl) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2005
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
05/12/24
24/12/05
12/24/05
ANDERE INSTELLINGEN
153
Gebruiken van wereldtijd
U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te
selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in
een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz.
Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162
steden in 32 tijdzones selecteren.
Tonen van het wereldtijdscherm
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren.
4.
Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm
te verlaten.
Selecteer dit:
Home (thuistijd)
World (wereldtijd)
Om dit te doen:
Toon de tijd in uw thuistijdzone
Toon de tijd in de zone die op dat
moment geselecteerd is op het
wereldtijdscherm.
Configureren van wereldtijdinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Druk op [] en [] om
City (stad) te
selecteren en druk
vervolgens op [].
Om de zomertijdinstelling
te configureren,
selecteert u DST en
vervolgens ofwel On
(aan) of Off (uit).
Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om
de huidige instelling van de tijd één uur vooruit te
zetten tijdens de zomermaanden.
Het gebruik van zomertijd hangt samen met
plaatselijke gebruiken en de wetgeving.
ANDERE INSTELLINGEN
154
5.
Selecteer m.b.v. [],
[], [] en [] het
gewenste geografische
gebied en druk
vervolgens op [SET].
6.
Druk op [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om de instellingen toe te passen en het
instelscherm te verlaten.
Veranderen van de displaytaal
U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de
onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Language (taal) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [], [], [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
ANDERE INSTELLINGEN
155
Veranderen van de helderheid van het
beeldscherm
U kunt d.m.v. de volgende procedure de helderheid van het
beeldscherm heen en weer schakelen tussen twee
niveaus.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Screen (scherm) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Normal (normaal)
Bright (helder)
Om dit helderheidsniveau bij het
beeldscherm te verkrijgen:
Normale helderheid
Sterke helderheid
Veranderen van het protocol van de USB
poort
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het
communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van
de camera wanneer u aansluit op een computer, een
printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat
past bij het toestel waarop u aansluit.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)*
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT (pagina 170)
Printer compatibel met PictBridge
(pagina 170)
* PTP is de afkorting van Picture Transfer Protocol
(Protocol voor het overzenden van beelden).
ANDERE INSTELLINGEN
156
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Configureren van de [ ] (REC) en [ ]
(PLAY) toets en spanning aan/uit functies
U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning
van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te
configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt
telkens bij indrukken van deze toetsen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer REC/PLAY (opname/weergave) en
druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Power On
(spanning aan)
Power On/Off
(spanning aan/uit)
Disable
(niet geactiveerd)
Om deze bewerking te configureren:
De spanning wordt ingeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) of [ ]
(PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld)
De spanning wordt in- of uitgeschakeld
bij indrukken van [
] (REC) of bij
indrukken van [ ] (PLAY)
De spanning wordt niet in- of
uitgeschakeld bij indrukken van [
]
(REC) of [
] (PLAY)
ANDERE INSTELLINGEN
157
BELANGRIJK!
Wanneer de stand Power On/Off (spanning aan/uit)
geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) tijdens de opnamefunctie
(REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de
weergavefunctie (PLAY). Wordt overgeschakeld naar
de dat moment geselecteerde opnamefunctie (REC)
terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie
(PLAY) wordt geschakeld.
Als u de camera aansluit op een televisietoestel voor
het bekijken van videobeelden, dient u als de
spanning aan/uit functie Power On (spanning aan)
of Power On/Off (spanning aan/uit) te selecteren.
LET OP
De oorspronkelijke defaultinstelling is Power On
(spanning aan).
Formatteren van het ingebouwde geheugen
Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt
alle opgeslagen data uitgewist.
BELANGRIJK!
Merk op dat data die gewist is door formatteren niet
meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u
geen enkele data in het geheugen nodig heeft
voordat u het gaat formatteren.
Bij formatteren van het ingebouwde geheugen wordt
de volgende items gewist.
Beveiligde beelden
Beelden in de FAVORITE map
Gebruikersinstellingen voor de BEST SHOT
functie
Startschermbeeld
Controleer voordat u begint met het formatteren dat
de spanning van de cameras accu niet te laag is. Als
de accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren
van het formatteren brengt het risico met zich mee
dat het formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat
de camera niet goed functioneert.
U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico
met zich mee dat de camera niet goed functioneert.
ANDERE INSTELLINGEN
158
1.
Controleer dat er geen geheugenkaart in de
camera geladen is.
Mocht er een geheugenkaart geladen zijn in de
camera, verwijder deze dan (pagina 161).
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formaat) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van het
ingebouwde geheugen, dan zal de boodschap
There are no files. (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
159
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
U kunt de opslagmogelijkheden van
uw camera uitbreiden door een los
verkrijgbare geheugenkaart (SD
geheugenkaart of MultiMediaCard)
te gebruiken. U kunt ook bestanden
kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart
en van een geheugenkaart naar het
ingebouwde geheugen.
Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het
ingebouwde geheugen. Wanneer u echter een
geheugenkaart insteekt, zal de camera automatisch
bestanden op de kaart opslaan.
Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het
ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de
camera gestoken is.
BELANGRIJK!
Gebruik bij deze camera enkel een SD
geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor
andere types kaarten wordt een juiste werking niet
gegarandeerd.
Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart
voor informatie hoe u deze kunt gebruiken.
Bepaalde types kaarten kunnen de
verwerkingssnelheid afremmen. Gebruikt u een
langzame geheugenkaart, dan kan het voorkomen
dat u een film niet kunt opnemen met de “HQ”
beeldkwaliteitinstelling. Hierom dient u een snelle
(high-speed) SD geheugenkaart te gebruiken
wanneer dat enigszins mogelijk is.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd
nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden
verloren kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm
om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is
gegaan. Het wordt aanbevolen een SD
geheugenkaart te gebruiken met een maximale
overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde.
SD geheugenkaarten hebben een
schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken
voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van
beelddata. Merk echter op dat als u een SD
geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient
te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt
opnemen, hem wilt formatteren of eventueel
bestanden wilt uitwissen.
Elektrostatische lading, digitale storing en andere
fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data
beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er
altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data
op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO
disk, harde schijf van een computer, enz.)
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
160
2.
Houd de
geheugenkaart
zodanig dat de
achterkant ervan in
dezelfde richting
wijst als het
beeldscherm van
de camera en
schuif de kaart dan
voorzichtig in de
kaartgleuf. Schuif
de kaart geheel in
totdat deze met een
klikgeluid stevig op
zijn plaats zit.
3.
Sluit het accudeksel en
schuif het vervolgens in
de door de pijl
aangegeven richting.
Gebruiken van een geheugenkaart
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u
een geheugenkaart insteekt of verwijdert.
Let er op dat u de camera in de juiste richting
insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de
sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.
Insteken van een geheugenkaart in de
camera
1.
Schuif het accudeksel in
de door de pijl
aangegeven richting en
open het dan.
AchterkantVoorkant
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
161
Vervangen van de geheugenkaart
1.
Druk de
geheugenkaart in
de richting van de
camera en laat hem
dan los. Hierdoor
komt de kaart
gedeeltelijk uit de
camera.
2.
Trek de geheugenkaart uit de sleuf.
3.
Leg een andere geheugenkaart in.
BELANGRIJK!
Probeer nooit iets in de geheugenkaartgleuf van de
camera te steken dat geen SD geheugenkaart of
MMC (MultiMediaCard) kaart is. Dit kan namelijk tot
defecten bij de camera leiden.
Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de
kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk
de camera uit, verwijder de accu en neem contact op
met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats.
Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Hierdoor
kan het opslaan van een bestand namelijk mislukken
en zelfs schade toegebracht worden aan de
geheugenkaart.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
162
Formatteren van een geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in en druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formatteren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van een
geheugenkaart, dan zal de boodschap There
are no files. (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
Formatteren van een geheugenkaart
Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle
data uitgewist die is opgeslagen op de kaart.
BELANGRIJK!
Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart
altijd de camera. Formatteren van een
geheugenkaart kan ook met een computer worden
uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de
camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op
een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe
leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD
formaat, problemen veroorzaken met de
compatibiliteit en andere problemen met de werking.
Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen.
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn
(pagina 143).
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
163
Kopiëren van bestanden
Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen
het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te
kopiëren.
BELANGRIJK!
Enkel snapshots-, film-, audio snapshot- en
spraakopnamebestanden die met deze camera zijn
opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere
bestanden kunnen niet worden gekopiëerd.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet
worden gekopieerd.
Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden
zowel het betreffende beeldbestand als het
geluidsbestand gekopieerd.
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan
zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw
gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer
dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de
camera op een plaats ver van uw huis of kantoor
gebruikt.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of
wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn
van abnormale beelden.
Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD
geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het
vermogen om data te behouden. Het wordt daarom
aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te
formatteren.
Controleer voordat u begint met het formatteren dat de
spanning van de cameras accu niet te laag is. Als de
accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het
formatteren brengt dit het risico met zich mee dat het
formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de
geheugenkaart niet goed functioneert.
U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met
zich mee dat de geheugenkaart niet goed functioneert.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
164
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een
geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in. Schakel de
weergavefunctie (PLAY) in en druk op
[MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Copy
(kopiëren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Built-in Card
(ingebouwd geheugen geheugenkaart) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm
het laatste bestand in de map.
Kopiëren van een specifiek bestand van
een geheugenkaart naar het ingebouwde
geheugen
1.
Voer de stappen 1 tot en met 3 van de
procedure onder Kopiëren van alle
bestanden in het ingebouwde geheugen naar
een geheugenkaart uit.
2.
Gebruik [] of [] om Card Built-in
(geheugenkaart ingebouwd geheugen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u wilt kopiëren.
4.
Gebruik [] of [] om Copy (kopiëren) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm
nadat het kopiëren voltooid is.
Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel
andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
165
5.
Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te
verlaten.
LET OP
Bestanden worden gekopieerd naar de map in het
ingebouwde geheugen waarvan de naam het
grootste nummer heeft.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
166
Een digitale camera geeft u een aantal verschillende
methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft
opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden
hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste
past bij uw behoefte.
Professionele afdrukdienst
Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren
welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt
hebben. Zie DPOF (pagina 167) voor nadere details.
LET OP
Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet
DPOF of kunnen mogelijk andere drukprotocollen
ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat
ondersteund wordt door de afdrukdienst om de
beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben.
Direct afdrukken met een printer die
uitgerust is met een kaartgleuf of die USB
DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt
Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te
specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren
hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden
vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de
printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt
de camera aansluiten op een printer die USB DIRECT-
PRINT of PictBridge ondersteunt. Zie DPOF (pagina 167)
en Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT
(pagina 170) voor nadere details.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
167
Afdrukken met een computer
Windows gebruikers
De camera wordt geleverd met de Photo Loader en
Photohands applicaties die op een Windows computer
geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het
beheren en het afdrukken van beelden. Zie Gebruik van
de camera met een Windows computer (paginas 176,
193) voor nadere details.
Macintosh gebruikers
De camera wordt geleverd met Photo Loader voor
Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het
oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het
afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare
software voor het afdrukken van de beelden met een
Macintosh. Zie Gebruik van de camera met een Macintosh
computer (paginas 184, 203) voor nadere details.
DPOF
De letters DPOF zijn de afkorting van Digital
Print Order Format hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën.
Daarna kunt u op een DPOF-compatibele
printer of bij een professionele drukkerij
afdrukken maken overeenkomstig de
instellingen voor de bestandsnaam en het
aantal kopieën zoals opgeslagen is op de
kaart.
Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te
bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u
de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz.
dient te onthouden.
DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
168
5.
Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [] en
[].
U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal
kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt
wilt hebben.
6.
Druk op [BS] zodat
On (aan) wordt
getoond om
datumafstempeling
voor de afdrukken in
te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat
tijdsvastlegging (date
stamping) ingeschakeld
is.
Druk op [BS] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te
schakelen.
Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere
beelden wilt configureren voor het afdrukken.
7.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor een enkel beeld
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer DPOF en
druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer Select images (selecteer beelden)
m.b.v. [] en [] en druk daarna op [].
4.
Toon het te gewenste
beeld m.b.v. [] en [].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
169
5.
Druk op [BS] zodat On (aan) wordt getoond
om datumafstempeling voor de afdrukken in
te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat datumafstempeling (date
stamping) ingeschakeld is.
Druk op [BS] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te
schakelen.
6.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor alle beelden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
DPOF en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer All images (alle beelden) m.b.v.
[] en [] en druk daarna op [].
4.
Specificeer het aantal
kopieën m.b.v. [] en
[].
U kunt maximaal 99
specificeren voor het
aantal kopieën.
Specificeer 00 als u het
beeld niet afgedrukt wilt
hebben.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
170
BELANGRIJK!
De DPOF instellingen worden niet automatisch
gewist nadat het afdrukken voltooid is. Dit houdt in
dat als u een andere afdrukbediening uitvoert zonder
eerst de DPOF instellingen te wissen, het afdrukken
zal plaatsvinden in overeenstemming met de laatste
instellingen die u configureerde. Wilt u voorkomen
dat dit gebeurt, voer dan de procedure uit onder
Configureren van de afdrukinstellingen voor alle
beelden (pagina 169) en verander het aantal
afdrukken naar 00. Daarna kunt u de nieuwe DPOF
instellingen configureren zoals u wenst.
Brengt u een geheugenkaart naar een professionele
afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de
kaart DPOF instellingen bevat met informatie over
het aantal afdrukken. Als u dit niet doet kan het
bedrijf (fotozaak) dat afdrukdiensten verleent
mogelijk alle beelden afdrukken zonder acht te slaan
op de DPOF instellingen of kunnen datumafdrukken
mogelijk niet worden uitgevoerd.
Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten
DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit
voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst.
Sommige printers kunnen instellingen hebben die de
datumafstempeling (date stamp) en/of het DPOF
afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing
van de printer voor details aangaande het
inschakelen van deze functies.
Gebruiken van PictBridge en USB
DIRECT-PRINT
U kunt de camera direct op een
printer aansluiten die PictBridge of
USB DIRECT-PRINT ondersteunt
waarna u beelden kunt selecteren
en afdrukken m.b.v. het
beeldscherm en de
bedieningsorganen van de camera.
Met de DPOF ondersteuning
(pagina 167) kunt u ook
specificeren welke beelden u wilt
afdrukken en hoeveel afdrukken u
wilt hebben.
PictBridge is een standaard die
samengesteld werd door de
Camera en Imaging Products
Association (CIPA).
USB DIRECT-PRINT is een
standaard die voorgesteld werd
door de Seiko Epson
maatschappij.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
171
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT
Printer compatibel met PictBridge
4.
Sluit de USB kabel die met de camera
gebundeld is aan op de USB slede en op een
printer.
Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en
steek de netadapter aan op een stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Er verschijnt niets op het beeldscherm van de
camera als de camera zich op de USB slede bevindt
terwijl de gebundelde AV kabel aangesloten is op de
slede. Let erop dat u aansluiting van de AV kabel
met de slede verbreekt als u het beeldscherm van de
camera wilt gebruiken om beelden te bekijken.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
(gebundeld)
Aansluiting B
[ ] (USB poort)
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
172
8.
Druk op de [USB] toets
van de USB slede.
Dit toont het afdrukmenu
op het beeldscherm van
de camera.
9.
Selecteer Paper Size (papierformaat) m.b.v.
[] en [] en druk op [].
10
.
Selecteer het papierformaat dat u wilt
gebruiken om af te drukken m.b.v. [] en []
en druk op [SET].
Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar
zijn.
3.5˝
×
5˝
5˝
×
7˝
4˝
×
6˝
A4
8.5˝
×
11˝
By Printer (door de printer)
Door selecteren van By Printer (door de printer)
wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de
printer wordt geselecteerd.
5.
Schakel de camera uit en zet daarna de
camera op de USB slede.
6.
Schakel de printer in.
7.
Leg papier in de printer voor het afdrukken
van beelden.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
173
12.
Gebruik [] en [] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
Als u 1 Image (1 beeld) selecteerde in stap 11, dan
kunt u een ander beeld selecteren en deze stap
herhalen om af te drukken.
13.
Druk nadat u klaar bent met het afdrukken op
de [USB] toets van de USB slede en schakel
vervolgens de camera uit.
Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn
hangt af van de aangesloten printer. Zie de
gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee
geleverd voor volledige details.
11
.
Specificeer de
gewenste
afdrukmogelijkheid
m.b.v. [] , [].
Om een enkel beeld af te
drukken: Selecteer 1
Image (1 beeld) en druk
daarna op [SET].
Selecteer vervolgens het
beeld dat u wilt afdrukken
m.b.v. [] en [].
Om meerdere of alle beelden af te drukken:
Selecteer DPOF Printing en druk daarna op [SET].
Door deze optie te selecteren worden alle beelden
afgedrukt die geselecteerd zijn met de DPOF
instellingen. Zie pagina 167 voor meer informatie.
U kunt datumafstempeling beurtelings in- en
uitschakelen door op [BS] te drukken. De
datumafstempeling wordt afgedrukt als On (aan) op
het beeldscherm wordt getoond. On (aan) geeft
aan dat de datumafstempeling ingeschakeld is.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
174
Specificeren van het afdrukken van de datum wanneer
het afdrukken wordt uitgevoerd door een
afdrukdienstverleningsbedrijf.
Sommige afdrukdienstverleningsbedrijven
ondersteunen het afdrukken van de datum niet. Vraag
bij de winkel om meer informatie voordat u afdrukken
laat maken.
Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken
Zie de documentatie niet met uw printer wordt
meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit
en de papierinstellingen.
Neem contact op met de fabrikant van de printer voor
nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en
USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz.
ondersteunen.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit tijdens het afdrukken.
Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden bij de
printer.
Datumafdruk
Eén van de hier onder beschreven procedures kan worden
gebruikt om opnamedata af te drukken bij de
beeldafdrukken. Voor een correcte datumafdruk dient de
huidige datum bij de camera ingesteld te zijn voordat het
beeld wordt opgenomen.
Specificeren van de datumafdruk met DPOF instellingen
(pagina 168)
Sommige printers hebben mogelijk instellingen die
afdrukken met tijdafstempeling en/of DPOF kunnen
uitschakelen. Zie ook de gebruiksaanwijzingen die met
de printer meegeleverd is voor details aangaande deze
functies en kenmerken.
Merk op dat sommige professionele
afdrukdienstverleningen het maken van DPOF
afdrukken niet ondersteunen. Vraag dit na bij de winkel
voordat u afdrukken laat maken.
Specificeren van het afdrukken van de datum met de
Photohands software die met de camera meegeleverd
wordt.
Zie pagina 24 van de gebruiksaanwijzingen van
Photohands voor details. De gebruiksaanwijzingen van
Photohands is meegeleverd als een PDF bestand op de
CD-ROM die met de camera meegeleverd wordt.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
175
Exif Print
Exif Print is een
internationaal ondersteund,
open standaard
bestandformaat waarmee
het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2
bevatten bestanden een
groot aantal data
aangaande de opname
omstandigheden die door
een Exif Print printer
kunnen worden
geïnterpreteerd om
afdrukken te produceren die
er beter uit zien.
BELANGRIJK!
Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen
worden bij elke fabrikant van printers.
PRINT Image Matching III
Beelden bevatten PRINT Image
Matching III data (functie instelling en
andere camera instelinformatie). Een
printer die Print Image Matching III
ondersteunt leest deze data en stelt het
afgedrukte beeld automatisch bij zodat
de beelden worden afgedrukt op de
manier die u in gedachten had toen u
de beelden opnam.
* Seiko Epson Corporation heeft de
auteursrechten voor PRINT Image
Matching en PRINT Image Matching III.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
176
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Na de USB slede te hebben gebruikt om een USB
aansluiting te maken tussen de camera en de computer,
kunt u de computer gebruiken om beelden in het
bestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op
de harde schijf van de computer of een ander
opslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst de
USB driver te installeren op de computer vanaf de CD-
ROM die meegeleverd wordt met de camera.
Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van
of u een computer gebruikt die onder Windows (zie
hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 184) draait.
Gebruik van de camera met een Windows
computer
Hieronder volgende de algemene stappen voor het
bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die
draait onder Windows. U kunt details aangaande elke
bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder
uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te
verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt
met uw computer voor overige informatie aangaande de
USB aansluitingen, enz.
1. Als uw computer onder Windows 98SE of 98 draait,
installeer dan het USB aanstuurprogramma op uw
computer.
U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren,
nameljk de eerste maal dat u op uw computer aansluit.
Als u Windows XP, 2000, or Me gebruikt is het
overbodig om het USB aanstuurprogramma te
installeren.
2. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en de computer.
3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
177
BELANGRIJK!
Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling
uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de
speciale netadapter te gebruiken om de camera van
stroom te voorzien tijdens datacommunicatie.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de camera op de USB slede plaatst.
Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer voordat u de USB driver installeert
bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer
niet in staat zijn de camera te herkennen.
Bij het gebruik van Windows 98SE en 98 is het nodig
om de USB driver te installeren. Sluit de camera niet
aan op een computer die onder één van de
bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de
USB driver eerst te installeren.
Wanneer u Windows XP, 2000 en Me gebruikt is het
niet nodig om de USB driver te installeren.
1.
Wat u het eerst dient te doen hangt af van of
uw computer draait onder Windows XP, 2000,
Me, 98SE en 98.
Windows 98SE/98 gebruikers
Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma
te installeren.
Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt
gepresenteerd Windows 98 gebruikt.
Windows XP/2000/Me gebruikers
Het installeren van het USB aanstuurprogramma is
overbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
178
2.
Leg de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM
drive van uw computer.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de
inhoud “USB driver” (USB aansturingsprogramma)
toont.
3.
Click op een menuscherm dat verschijnt op
“Nedelands”.
4.
Klik [USB driver B] en vervolgens [Installeer].
Hierdoor wordt het installeren gestart.
Volg de aanwijzingen die op het beeldscherm
verschijnen om de installatie te voltooien.
De volgende stappen laten zien hoe het installeren in
zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows.
5.
Klik wanneer het laatste instelscherm
verschijnt op de [Uitgang] toets van het CD-
ROM menu om het menu te verlaten en
verwijder de CD-ROM uit uw computer.
Bij bepaalde computer besturingssystemen
verschijnt een boodschap om u er toe aan te sporen
uw computer te herstarten. Het CD-ROM menu
verschijnt opnieuw nadat uw computer opnieuw
gestart is. Klik op de [Uitgang] toets van het CD-
ROM menu om het menu te verlaten en verwijder de
CD-ROM uit uw computer.
6.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
179
7.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB slede en op de USB poort van uw
computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede dat uw computer. USB poorten en
kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar
op één manier past.
Steek de USB kabelstekkers stevig en zover
mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet
goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking
niet plaats kunnen vinden.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
USB poort
USB kabel
(gebundeld)
Aansluiting B
Aansluiting A
[ ] (USB poort)
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
180
8.
Druk eerst op de spanningstoets van de
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
9.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [].
10.
Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT)” (massageheugen) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
11.
Schakel de camera uit.
12.
Plaats de camera in de USB slede.
Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
13.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware
profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van de
camera of voor de geheugenkaart die in de camera
geladen is. U hoeft het USB aansturingsprogramma
(ook wel driver genoemd) niet elke keer opnieuw te
installeren. Nadat het programma eenmaal
geïnstalleerd kan de computer zowaar het
ingebouwde geheugen van de camera of de
geheugenkaart erin herkennen wanneer u een USB
aansluiting aanbrengt tussen de camera en uw
computer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
181
Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de [USB] indicator
van de USB slede groen gaat branden (pagina 213).
Op dat moment zullen sommige besturingssystemen
een “Verwisselbare schijf” dialoogvenster
weergegeven. Als uw besturingssysteem dat doet,
sluit het dialoogvenster dan.
14.
Dubbelklik “Deze computer” op uw computer.
Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan
op [Start] en vervolgens op [Deze computer].
15.
Dubbelklik “Verwisselbare schijf”.
Uw computer ziet het bestandengeheugen als een
uitneembare disk.
16.
Dubbelklik de “Dcim” map.
17.
Dubbelklik de map die het gewenste beeld
bevat.
18.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 190 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
Als u een geroteerd beeld op uw computer opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
133). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw computer.
[USB] indicator
[USB] toets
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
182
19.
Voer afhankelijk van het besturingssysteem
één van de volgende procedures uit om de
bestanden op te slaan, indien u dat wilt.
Windows 2000, Me, 98SE, 98
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de “Dcim” map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Dubbelklik op [Mijn documenten] om dit te openen.
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de “Dcim” map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn
documenten” map.
Windows XP
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de “Dcim” map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn documenten].
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de “Dcim” map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn
documenten” map.
LET OP
Mocht u reeds een map met de naam “Dcim” hebben
in de “Mijn documenten” map van uw computer, dan
kunt u de procedure in stap 19 hierboven volgen om
de bestaande “Dcim” map uit te wissen en te
vervangen door de nieuw opgeslagen map. Wilt u de
inhoud van de bestaande “Dcim” map behouden,
verander de naam van de map of zet de map op een
andere plaats voordat u de nieuwe “Dcim” map
opslaat.
B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
183
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een foutlezing verkregen
worden bij de waarde die getoond wordt door de
camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden
eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist,
verplaatst of hernoemt.
20.
Gebruik afhankelijk van de versie van
Windows die u gebruikt één van de volgende
procedures om de USB aansluiting tot een
einde te brengen.
Windows XP/98SE/98 gebruikers
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
Windows 2000/Me gebruikers
Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de
stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera.
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld “inbranden” op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit terwijl data
communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data
beschadigd raken.
B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
184
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer
Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken
en kopiëren van bestanden van een computer die draait
onder Macintosh.
U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden
in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk
op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie
die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige
informatie aangaande de USB aansluiting, enz.
BELANGRIJK!
Deze camera ondersteunt bediening niet met een
computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of
Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer
gebruikt v Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2, 10.3 of
10.4), gebruik dan de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS).
1. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en uw Macintosh.
2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BELANGRIJK!
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de camera op de USB slede
plaatst.
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
185
2.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB slede en op de USB poort van uw
computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede dat uw computer. USB poorten en
kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar
op één manier past.
Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de
poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn
gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen
vinden.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
USB poort
USB kabel
(gebundeld)
Aansluiting B
Aansluiting A
[ ] (USB poort)
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
186
3.
Druk eerst op de spanningstoets van de
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
4.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [].
5.
Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT)” (massageheugen) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
6.
Schakel de camera uit.
7.
Plaats de camera in de USB slede.
Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
8.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de USB indicator van
de USB slede groen gaat branden (pagina 213).
9.
Uw computer ziet het bestandengeheugen als
een uitneembare disk.
Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de Mac
OS versie die u in gebruik heeft.
Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een
drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot
stand brengt tussen de camera en uw Macintosh.
10
.
Dubbelklik de drive icoon voor het
bestandengeheugen, de “DCIM” map en dan
de map die het gewenste beeld bevat.
[USB] indicator
[USB] toets
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
187
11.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 190 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
Als u een geroteerd beeld op uw Macintosh opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
133). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw Macintosh.
12.
Sleep de “DCIM” map naar de gewenste map
op uw computer om alle bestanden in het
bestandengeheugen te kopiëren naar de
harde schijf van uw Macintosh.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een grote afwijking
verkregen worden in de waarde die getoond wordt
door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de
beelden eerst naar uw computer voordat u ze
bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.
13.
Sleep de drive icoon die de camera voorstelt
naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot
een einde te brengen.
14.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Verwijder de camera van de USB slede na
eerst gecontroleerd te hebben dat de [USB]
indicator niet langer brandt.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
188
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld “inbranden” op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit terwijl data
communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data
beschadigd raken.
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer
De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden
van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden
overgeschreven naar uw computer.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD
geheugenkaartsleuf
Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC
kaartsleuf
Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC). Zie voor volledige details de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaartadapter en die van de computer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
189
Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart
lezer/schrijver
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD
geheugenkaart lezer/schrijver.
Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/
schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC)
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter.
Geheugendata
Met deze camera opgenomen beelden en andere data
worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF
(Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF
protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om
beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale
camera’s en andere apparaten.
DCF protocol
DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen
beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert
een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur
voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen
worden met een DCF camera van een andere fabrikant of
afgedrukt kunnen worden met een DCF printer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
190
. . .
. . .
. . .
. . . . . .
Geheugenmapstructuur
Mapstructuur
DCIM (DCIM map)
100CASIO (Opslagmap)
CIMG0001.JPG (Beeldbestand)
CIMG0002.AVI (Filmbestand)
CIMG0003.WAV (Audiobestand)
CIMG0004.JPG (Audio snapshot beeldbestand)
CIMG0004.WAV (Audio snapshot audiobestand)
101CASIO (Opslagmap)
102CASIO (Opslagmap)
FAVORITE
*
(FAVORITE map)
CIMG0001.JPG (Opslagbestand)
CIMG0002.JPG (Opslagbestand)
MISC (DPOF file folder)
AUTPRINT.MRK (DPOF bestand)
SCENE (BEST SHOT map)
UZ500001.JPE (Gebruikersinstellingenbestand)
UZ500002.JPE (Gebruikersinstellingenbestand)
* Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen
gecreëerd.
Inhoud van mappen en bestanden
DCIM map
Map die alle digitale camerabestanden opslaat
Opslagmap
Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd
met de digitale camera
Beeldbestand
Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG)
Filmbestand
Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI)
Audiobestand
Bestand dat een geluidsopname bevat (bestandnaam
extensie: WAV)
Audio snapshot beeldbestand
Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: JPG)
Audio snapshot audiobestand
Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: WAV)
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
191
FAVORITE folder (alleen voor het ingebouwde geheugen)
Map die favoriete beeld bestanden bevat
(Beeldgrootte: 320
×
240 beeldpunten)
DPOF bestandmap
Map die DPOF bestanden bevat
BEST SHOT map (alleen voor het ingebouwde
geheugen)
Map die BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden
bevat
Snapshot gebruikersinstellingsbestand
(alleen voor het ingebouwde geheugen)
Bestanden die BEST SHOT gebruikersinstellingen
bevatten
Door de camera ondersteunde
beeldbestanden
Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera
Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol
Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund.
Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een
ander cameramodel kan lang op zich laten wachten
voordat het op het beeldscherm verschijnt.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
192
Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde
geheugen en de geheugenkaart
Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende
(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen.
Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar
een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere
externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de
DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij
elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op
uw computer veranderen. Het veranderen van de naam
naar een datum is een goede manier om op de hoogte te
blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd
voor de naam van de DCIM map altijd terug te
veranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëert
naar het geheugen voor weergave via de camera. De
camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM.
Mappen en bestanden moeten overeenstemmng met de
“Geheugenmapstructuur” op pagina 190 worden
opgeslagen om correct te worden herkend door de
camera.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
193
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Dit hoofdstuk geeft uitleg aangaande het software en de applicaties op de CD-ROM die met de camera meegeleverd is en
geeft een overzicht van wat u er mee kunt doen.
Merk op dat de procedure die u dient uit te voeren afhangt van of een Macintosh (pagina 203) gebruikt of u een computer die
draait onder Windows (zie hieronder).
Gebruik van de camera met een Windows computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Aangaande de gebundelde CD-ROM
De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de volgende applicaties. Het installeren van deze applicaties is naar keus
en u dient alleen maar die applicaties te installeren die u inderdaad gaat gebruiken.
Doeleinde
USB aansluiting op een
computer voor het
overdragen van beelden
Beheer van beelden die
overgedragen zijn naar
een computer
Naam software
USB driver Type B
Photo Loader 2.3
* DirectX 9.0c
Ondersteunde versies van Windows
XP/2000/Me
98SE/98
XP/2000/Me/98SE/98
Vereiste bedieningshandeling
Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand
te brengen tussen de camera en de computer. Het is
niet nodig de USB driver (pagina 176) te installeren.
Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand
te brengen tussen de camera en de computer.
Installeer de USB driver Type B (pagina 176).
Installeer Photo Loader 2.3 (pagina 196).
* Als DirectX 9.0 of hoger niet geïnstalleerd in bij de
computer, installer dan DirectX 9.0c (pagina 198)
CD-ROM software
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
194
Doeleinde
Retoucheren, oriënteren
en afdrukken van fotos
Weergave van films
Bekijken van gebruikers-
documentatiebestanden
(PDF)
Naam software
Photohands 1.0
Windows Media Player 9
* DirectX 9.0c
Adobe Reader 6.0
Ondersteunde versies van Windows
XP/2000/Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE
98
Vereiste bedieningshandeling
Installeer Photohands 1.0 (pagina 199).
Windows Media Player, dat reeds geïnstalleerd is bij
de meeste computers, kan gebruikt worden voor de
weergave.
* Installeer DirectX 9.0c (pagina 198) wanneer u op
Windows 2000, 98SE of 98 draait met een DirectX
versie die lager is dan 9.0c.
Installeer Adobe Reader 6.0 (pagina 202) als Adobe
Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet reeds
geïnstalleerd is op uw computer.
Als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet
reeds geïnstalleerd is op uw computer, ga dan naar
de Adobe Systems Incorporated website en installeer
Acrobat Reader 5.0.5.
CD-ROM software
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
195
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
USB driver Type B
Besturingssysteem (OS): 98SE/98
Breng m.b.v. de meegeleverde USB slede een aansluiting
tot stand tussen de camera en de computer wanneer de
computer draait onder Windows XP, 2000 of Me. Het is
niet nodig de USB driver van de meegeleverde CD-ROM
te installeren.
Een juiste werking wordt niet gegarandeerd voor een
computer die draait onder Windows 95 of 3.1.
Photo Loader 2.3
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Geheugen: Minstens 16 MB
Harde schijf: Minstens 7 MB
Overige: Internet Explorer 5.5 of hoger; DirectX 9.0 of hoger
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
196
Photohands 1.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Geheugen: Minstens 64 MB
Harde schijf: Minstens 10 MB
DirectX 9.0c
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Harde schijf (HD): Minstens 65 MB vrije ruimte tijdens het
installeren, 18 MB nadat het installeren
voltooid is.
Adobe Reader 6.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE
CPU: Pentium
Geheugen: Minstens 32 MB
Harde schijf: Minstens 60 MB
Overige: Internet Explorer 5.01 of hoger
BELANGRIJK!
Zie het Lees mij bestand op de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Windows.
Beheren van beelden op een PC
Om beelden op een PC te beheren dient u de Photo
Loader applicatie van de CD-ROM te installeren die met de
camera wordt meegeleverd.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photo Loader toont.
LET OP
Is Photo Loader reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photo Loader dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
197
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Photo Loader installeert. Het Lees mij bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor Photo
Loader dat u gaat installeren.
BELANGRIJK!
Lees altijd eerst het Lees mij bestand voor
informatie aangaande het behouden van bestaande
bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat
upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere
computer.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
198
Installeren van Photo Loader
1.
Klik op de Installeer toets voor Photo
Loader.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
BELANGRIJK!
Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u
een fout maakt tijdens het installeren van Photo
Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande
bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer
kunt browsen die automatisch gecreëerd worden
door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen
beeldbestanden zelfs verloren gaan.
Controleren van de juiste versie van DirectX
Om beelden te beheren m.b.v. Photo Loader is het nodig
dat er DirectX 9.0 or hoger geïnstalleerd is bij uw
computer. Met de DirectX Diagnostic Tool van uw
computer kunt u de geïnstalleerde versie van DirectX
controleren.
1.
Klik bij uw computer op [Start], [Alle
programmas], [bureau-accessories],
[Systeemwerkset] en daarna op
[Systeeminfo].
2.
Selecteer [Diagnostisch hulpprogramma voor
DirectX] in het [Hulpprogrammas] menu van
het venster dat verschijnt.
3.
Controleer bij de [Systeem] tab om er zeker
van te zijn dat de versie voor het DirectX-
versie item 9.0 of hoger is.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
199
4.
Klik op [Afsluiten] of Diagnostisch
hulpprogramma vcoor DirectX.
Is er reeds DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd bij uw
computer dan is het niet nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
Is DirectX 9.0 of hoger nog niet bij uw computer
geïnstalleerd dan is het nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
Retoucheren, oriënteren en afdrukken
van fotos
Om fotos op uw PC te retoucheren, te oriënteren of af te
drukken dient u eerst Phothands van de CD-ROM die
meeglevered wordt met de camera te installeren.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photohands toont.
LET OP
Is Photohands reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photohands dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
200
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Photohands installeert. Het Lees mij bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor
Photohands dat u gaat installeren.
Installeren van Photohands
1.
Klik op de Installeer toets voor
Photohands.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
201
Weergeven van een film
Windows Media Player, dat reeds geïnstalleerd is bij de
meeste computers, kan gebruikt worden voor de weergave
van films.
Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave
Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken bij bepaalde
computers. Mocht u problemen ondervinden, probeer dan
het volgende.
Probeer films op te nemen met de Normal of LP
kwaliteitsinstelling.
Probeer op te waarderen naar de laatste versie van
Windows Media Player.
Sluit eventueel andere applicaties die aan het draaien zijn
af en stop (resistentie) applicaties die zich permanent in
het geheugen bevinden.
Zelfs als een juiste weergave niet mogelijk is op uw
computer, kunt u de met de camera meegeleverde AV
kabel gebruiken om de camera aan te sluiten op de video-
ingangsaansluiting van een televisietoestel of een
computer om op die manier films weer te geven.
BELANGRIJK!
De bovenstaande omgeving wordt aanbevolen. Bij
configureren van deze omgeving wordt geen juiste
werking gegarandeerd.
Zelfs als uw computer voldoet aan de bovenstaande
vereisten kunnen bepaalde instellingen en andere
geïnstalleerde software storing veroorzaken bij een
juiste weergave van films.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
202
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
1.
Klik in het Handleiding gebied de naam aan
van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen.
BELANGRIJK!
Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen
bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat
Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als u
Adobe Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan
kunt u deze software installeren vanaf de
gebundelde CD-ROM.
Gebruikersregistratie
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
Verlaten van de menu applicatie
1.
Klik op het menuscherm op Uitgang om het
menu te verlaten.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
203
Doeleinde
USB aansluiting op een Macintosh
voor het overdragen van beelden
Beheren van beelden op een
Macintosh
Filmweergave
Bekijken van
gebruikersdocumentatiebestanden
(PDF)
Voor de Macintosh
Photo Loader 1.1
QuickTime
Mac OS versies
OS 9/OS X
OS 9
OS X
OS 9/OS X
OS 9/OS X
Vereiste bediening
Gebruik de USB slede om een
aansluiting tot stand te brengen
tussen de camera en uw
Macintosh. USB driver is niet nodig
(pagina 184).
Installeer Photo Loader 1.1
(pagina 205).
Gebruik iPhoto die meegeleverd
wordt met het besturingssysteem
(pagina 205).
U kunt voor de weergave (pagina
206) QuickTime gebruiken, dat
meegeleverd wordt met uw
besturingssysteem.
Gebruik Adobe Reader of Adobe
Acrobat Reader die met uw
besturingssysteem meegeleverd
worden (pagina 206).
CD-ROM Software
Gebruik van de camera met een
Macintosh
computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Aangaande de gebundelde CD-ROM
De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de volgende applicaties. Het installeren van deze applicaties is naar keus
en u dient alleen maar die applicaties te installeren die u inderdaad gaat gebruiken.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
204
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
Photo Loader 1.1
Besturingssysteem (OS): OS 9
Geheugen: Minstens 32 MB
Harde schijf: Minstens 3 MB
De USB aansluiting wordt ondersteund op een Macintosh
die draait onder besturingssysteem 9 of X. Bediening
wordt ondersteund m.b.v. de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met het systeem zodat het enige dat
u moet doen het aansluiten is van de camera op uw
Macintosh m.b.v. de USB kabel.
BELANGRIJK!
Zie het Readme (leesmij) bestand op de CD-ROM
die meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Macintosh.
De software op de CD-ROM die meegeleverd wordt
met de camera ondersteund werking onder Mac OS
X niet.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
205
Beheren van beelden op een Macintosh
Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS 9
Installeer de Photo Loader applicatie vanaf de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photo Loader toont.
Installeren van Photo Loader
1.
Open de folder die Photo Loader heet.
2.
Open de map die English (Engels) heet en
open vervolgens het bestand dat Important
(belangrijk) heet.
3.
Open de map die Installer (installeerder)
heet en open het bestand dat readme
(leesme) heet.
4.
Volg de aanwijzingen in het readme (leesme)
bestand om Photo Loader te installeren.
BELANGRIJK!
Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de
nieuwe versie van Photo Loader en u wilt
bibliotheekbeheer (library management) data en
HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden
met de oude versie van Photo Loader, lees dan het
Important (belangrijk) bestand in de Photo Loader
map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de
bestaande bibliotheekbeheer bestanden te
gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan
kan dit resulteren in het verlies van of schade aan
uw bestaande bestanden.
Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS X
Gebruik iPhoto dat meegeleverd Met iPhoto kunt u fotos
beheren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
206
Weergeven van een film
U kunt voor de weergave van films QuickTime gebruiken,
dat meegeleverd wordt met uw besturingssysteem.
Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave
Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken bij bepaalde
Macintosh modellen. Mocht u problemen ondervinden,
probeer dan het volgende.
Probeer films op te nemen met de “Normal” of “LP”
kwaliteitsinstelling.
Probeer op te waarderen naar de laatste versie van
QuickTime.
Sluit eventueel andere applicaties die aan het draaien zijn
af.
Zelfs als een juiste weergave niet mogelijk is op uw
Macintosh, kunt u de met de camera meegeleverde AV
kabel gebruiken om de camera aan te sluiten op de video-
ingangsaansluiting van een televisietoestel of een
Macintosh om op die manier films weer te geven.
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken
dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw
computer geïnstalleerd te zijn.
Als ze niet reeds geïnstalleerd zijn, ga dan naar de Adobe
Systems Incorporated website en installeer Acrobat
Reader.
Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de
camera
1.
Open op de CD-ROM het “Manual”
(handleiding) bestand.
2.
Open de “Digital Camera” map en open dan
de map voor de taal waarvan u de
gebruiksaanwijzing wilt bekijken.
3.
Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet.
“xx” is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor
Engels).
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
207
Om de gebruiksaanwijzing van de Photo
Loader te bekijken
1.
Open de Manual (handleiding) map op de
CD-ROM.
2.
Open de Photo Loader folder en open
vervolgens de English map.
3.
Open PhotoLoader_english.
Registreren als cameragebruiker
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
APPENDIX
208
APPENDIX
Menureferentie
De volgende tabellen tonen de items die verschijnen tijdens
de opnamefunctie (REC) en de weergavefunctie (PLAY)
samen met hun instellingen.
Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn
fabrieksinstellingen (default).
Opnamefunctie (REC)
REC (opname) tabmenu
(Autofocus) / Macro (macro) /
(Panfocus) / (Oneindig) /
(Handmatige scherpstelling)
On (aan) /
Off (uit)
10 sec / 2 sec / X3 / Off (uit)
Spot (puntmeten) /
Multi (multi-patroon meten)
On (aan) / Off (uit)
Auto (Automatisch) / Off (uit)
Focus (scherpstellen) / EV shift (EV
verschuiving) / White Balance (witbalans) /
ISO / Self-timer (zelfontspanner) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
Focus
(Scherpstellen)
Continuous
(Doorlopend)
Self-timer
(zelfontspanner)
AF Area
(autofocus gebied)
AF Assist Light
(AF hulpverlichting)
Anti Shake (Anti-tril)
L/R Key
(links/rechts toets)
Quick Shutter
(snelsluiter)
Audio Snap
(foto met geluid)
Grid (rooster)
Digital Zoom
(digitale zoomfunctie)
Review
(controlefunctie)
Memory
(geheugen)
On (aan) /
Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
BEST SHOT: On (aan) / Off (uit)
Flash (Flits): On (aan) / Off (uit)
Focus (Scherpstellen): On (aan) /
Off (uit)
White Balance (witbalans): On (aan) /
Off (uit)
ISO: On (aan) / Off (uit)
AF Area (Autofocuskader):
On (aan) / Off (uit)
Metering (meten): On (aan) /
Off (uit)
Self-timer (Zelfontspanner): On (aan) / Off (uit)
Flash Intensity (Flitsintensiteit):
On (aan) /
Off (uit)
Digital Zoom (Digitale zoom): On (aan) / Off (uit)
MF Position (Handmatige scherpstelstand):
On (aan) /
Off (uit)
Zoom Position (Zoomstand): On (aan) / Off (uit)
APPENDIX
209
Quality (kwaliteit) tabmenu
Size (formaat)
Quality
(kwaliteit)
(Snapshots)
Quality
(kwaliteit) (Films)
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
Metering (meten)
Filter
Sharpness
(scherpte)
5M (2560
×
1920) /
5M (3:2) (2560
×
1712 (3:2)) /
4M (2304
×
1728) / 3M (2048
×
1536) /
2M (1600
×
1200) / VGA (640
×
480)
Fine (fijn) /
Normal (normaal) /
Economy (economisch)
HQ (hoge kwaliteit) / Normal (normaal) /
LP (langzame snelheid)
–2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 /
0.0 /
+0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0
Auto (automatisch) / (daglicht) /
(bewolkt) / (schaduw) /
N
(daglichtwit) /
D
(daglicht) /
(gloeilamp) / Manual (handmatig)
Auto (automatisch) / ISO 50 / ISO 100 /
ISO 200 / ISO 400
Multi (multi-patroon meten) / Center
weighted (centrum-georiënteerd meten) /
Spot (puntmeten)
Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia (sepia) /
Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) /
Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars)
+2 / +1 /
0 / –1 / –2
Saturation
(verzadiging)
Contrast
Flash Intensity
(flitssterkte)
Flash Assist
(flitserhulp)
+2 / +1 /
0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 /
0 / –1 / –2
Auto (automatisch) / Off (uit)
Instellingen tabmenu
Screen (Scherm)
Sounds (geluiden)
Startup
(startscherm)
File No.
(bestandnummer)
World Time
(wereldtijd)
Adjust (bijstellen)
Date Style
(datumopmaak)
Bright (helder) / Normal (normaal)
Startup (start) / Half Shutter
(sluiter halverwege) / Shutter (sluiter) /
Operation (bediening) /
Operation
(bediening) / Play (weergave)
On (aan) (instelbaar beeld) /
Off (uit)
Continue (doorgaan) / Reset (resetten)
Home (thuis) / World (wereld)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
Tijdinstelling
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
B
APPENDIX
210
Instellingen tabmenu
De inhoud van het insteltabmenu van de weergavefunctie
(PLAY) is identiek aan de inhoud van het insteltabmenu
van de opnamefunctie (REC).
9 frames (9 beelden) / 1 frame (1 beeld) /
Cancel (annuleren)
Cut (knippen) (voor) / Cut
(knippen) (tussenin) / Cut (knippen)
(na) / Cancel (annuleren)
Show (weergeven) / Save (opslaan) /
Cancel (annuleren)
Select images (beelden selecteren) /
All images (alle beelden) / Cancel (annuleren)
On (aan) / All Files : On (alle bestanden :
aan) / Cancel (annuleren)
Rotate (roteren) / Cancel (annuleren)
3M / 2M / VGA / Cancel (annuleren)
Built-in (ingebouwd)
Card (kaart) /
Card (kaart)
Built-in (ingebouwd) /
Cancel (annuleren)
MOTION PRINT
(Bwegende afdruk)
Movie Editing
(Filmbeheer)
Favorites
(favoriet)
DPOF
Protect
(beveiligen)
Rotation (rotatie)
Resize (afmetingen
heraanpassen)
Trimming (trimmen)
Dubbing (dubben)
Copy (kopiëren)
Language (taal)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
REC/PLAY
(opname/weergave)
USB
Video Out
(video uitgang)
Format
(formatteren)
Reset (terugstellen)
(Japans) / English (Engels) / Français
(Frans) / Deutsch (Duits) / Español (Spaans) /
Italiano (Italiaans) / Português (Portugees) /
(Chinees (complex)) /
(Chinees (vereenvoudigd)) /
(Koreaans)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Power On (spanning aan) / Power On/Off
(spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd)
Mass Storage(Massageheugen) (USB
DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge)
NTSC / PAL
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren)
Weergavefunctie (PLAY)
PLAY (weergave) tabmenu
Slideshow
(diashow)
Calendar
(kalenderscherm)
Start (starten) / Images (beelden) / Time (tijd) /
Interval (tussenpauze) / Effect (Effecten) /
Cancel (annuleren)
APPENDIX
211
Werking (spanning aan,
opname mogelijk)
Flitser is aan het opladen.
Autofocus werkt goed.
Autofocus werkt niet.
Beeldscherm is uit. /
Sluimertoestand
Opslaan van beeld
Opslaan van filmdata /
verwerken van beelddata
Aftellen van zelfontspanner
(10 - 3 seconden)
Aftellen van zelfontspanner
(3 - 0 seconden)
Opnamefunctie (REC)
Bedrijfsindicator
AF
hulp-
verlichting/
zelfont-
spannerin-
dicator
Rood
Patroon
1
Patroon
2
Betekenis
Green
Brandt
Brandt
Patroon
3
Brandt
Patroon
2
Patroon
1
Rood Oranje
Patroon
3
* Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per
seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3
knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een
verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon.
Indicator referentie
De camera heeft twee indicators: Een bedrijfsindicator en
een AF hulpverlichting / zelfontspannerindicator. Deze
indicators gaan branden en knipperen om de huidige status
van de camera te tonen.
Bedrijfsindicator
AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
APPENDIX
212
BELANGRIJK!
Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart
nooit uit de camera verwijderen wanneer de
bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Hierdoor
kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren
gaan.
Bedrijfsindicator
Betekenis
Opladen van flitser is
onmogelijk.
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet
geformatteerd. / BEST
SHOT instelling kan niet
worden geregistreerd.
Geheugenkaart is
geblokkeerd. / Map kan niet
worden gecreëerd. /
Geheugen is vol. / Schrijf
foutlezing
Lege accu waarschuwing
Kaart formatteren
Spanning wordt (langzaam)
uitgeschakeld
Green
Patroon
3
Patroon
3
Rood
Patroon
1
Patroon
2
Brandt
Patroon
3
RoodOranje
AF
hulp-
verlichting/
zelfont-
spannerin-
dicator
APPENDIX
213
USB slede indicators
De USB slede is voorzien van twee indicators: een
[CHARGE] (oplaad) indicator en een [USB] indicator. Deze
indicators gaan branden en knipperen om de huidige status
van de slede en de camera te tonen.
[CHARGE]
(oplaad) indicator
[USB] indicator
Kleur
Rood
Groen
Oranje
Rood
Status
Brandt
Brandt
Brandt
Knippert
Kleur
Groen
Groen
Status
Brandt
Knippert
Opladen
Opladen voltooid
Opladen standby
Opladen foutlezing
USB aansluiting
Toegang tot computer
Betekenis
[CHARGE]
(oplaad) indicator
[USB] indicator
Weergavefunctie (PLAY)
Groen
Brandt
Patroon 3
Rood
Patroon 2
Brandt
Patroon 3
Rood
Werking (spanning aan,
opname mogelijk)
Eén van de volgende
bewerkingen wordt uitgevoerd:
wissen, DPOF,
beeldbeveiliging, kopiëren,
formatteren, stapsgewijs
uitschakelen van de spanning,
herformatteren van het beeld,
beeld trimmen, na-opname,
MOTION PRINT (bewegend
beeld afdrukken), filmmontage.
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet
geformatteerd.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
Map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol.
Lege accu waarschuwing
Bedrijfsindicator
Betekenis
AF hulpver-
lichting/
zelfontspan-
nerindicator
APPENDIX
214
Spanning gaat niet aan.
De camera begint zichzelf
ineens uit te schakelen.
Het beeld wordt niet
opgenomen bij indrukken
van de sluitertoets.
Autofocus stelt niet goed
scherp.
1) De accu is onjuist ingelegd.
2) De accu is leeg.
1) De automatische stroomonderbreker is
geactiveerd (pagina 44).
2) De accu is leeg.
1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is
ingeschakeld.
2) De flitsereenheid wordt opgeladen.
3) Het geheugen is vol.
1) De lens is vuil.
2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden
van het scherpstelkader tijdens de compositie
van het beeld.
3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van een type dat niet past bij de
autofocusfunctie (pagina 57).
4) De camera wordt bewogen.
1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 32).
2)
Laad de accu op (pagina 33). Als de accu na het
opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de
accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en
te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare
oplaadbare lithium-ion accu NP-40 aan.
1) Schakel de spanning opnieuw in.
2) Laad de accu op (pagina 33).
1) Druk op [ ] (REC) om de opnamefunctie
(REC) in te schakelen.
2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met
knipperen.
3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw
computer en wis daarna de bestanden van het
camerageheugen of gebruik een andere
geheugenkaart.
1) Reinig de lens.
2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie
van het beeld.
3) Stel met de hand scherp (pagina 78).
4) Zet de camera op een statief.
Stroomvoorziening
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
APPENDIX
215
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
Opnamen van
landschappen zijn
onscherp.
De flitser flitst niet.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
1) Er is niet goed scherpgesteld op het beeld.
2) Een verkeerde scherpstelfunctie is
geselecteerd.
3) Een verkeerd BEST SHOT decor is
geselecteerd.
1)
” (flitser uit) is geselecteerd als de
flitsfunctie.
2) De accu is leeg.
3) Een scène die “
” (flitser uit) selecteert als de
flitsfunctie is geselecteerd bij de BEST SHOT
functie.
De accu is leeg.
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat.
1) Let er bij het samenstellen van het beeld op dat
het onderwerp waarop u wilt scherpstellen zich
binnen het scherpstelkader bevindt (pagina 53).
2) Verander de scherpstelfunctie naar “
(autofocus, pagina 73) of “
” (oneindig,
pagina 77).
3) Verander het BEST SHOT decor naar
“Scenery” (landschap) (pagina 86).
1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 62).
2) Laad de accu op (pagina 33).
3) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 62)
of een andere BEST SHOT scène (pagina 86).
Vervang de accu (pagina 33).
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
APPENDIX
216
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Het beeld op het
beeldscherm is niet scherp.
Opgenomen beelden
worden niet in het
geheugen opgeslagen.
Hoewel de beschikbare
verlichting helder is, zijn de
gezichten van de
menselijke onderwerpen
toch donker.
De onderwerpen zijn te
donker bij het opnemen
van beelden op het strand
of bij een ski oord.
1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en
u heeft niet scherpgesteld op het beeld.
2) U probeert de macrofunctie (
) te gebruiken
tijdens het opnemen van een landschap of
tijdens het maken van een portret.
3) U probeert autofocus of de oneindig-functie
(
) te gebruiken bij het opnemen van een
close-up shot.
1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het
opslaan van beelden naar het geheugen
voltooid is.
2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het
opslaan voltooid is.
Niet genoeg licht bereikt de onderwerpen.
Als het zonlicht door het water, het zand of de
sneeuw wordt gereflecteerd kan dit er toe leiden
dat de onderwerpen worden onderbelicht.
1) Stel scherp op het beeld (pagina 78).
2) Gebruik autofocus voor het opnemen van
landschappen en voor het maken van
portretten.
3) Gebruik de macrofunctie (
) voor close-ups.
1) Als de accu indicator “
” toont, dient u de
accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 33).
2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het
opslaan voltooid is.
Schakel de instelling van de flitserfunctie over
naar “
” (flitser aan) voor daglicht synchroon
flitsen (pagina 63).
Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina
80).
Schakel de instelling van de flitserfunctie over
naar “
” (flitser aan) voor daglicht synchroon
flitsen (pagina 63).
Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina
80).
APPENDIX
217
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Verticale lijnen op het
beeldscherm
Beelden die niet scherp
zijn
Digitale ruis in beeld
De kleur van het
weergavebeeld verschilt
van het beeld op het
beeldscherm tijdens het
opnemen.
Beelden worden niet
getoond.
Bij opnamen van een bijzonder licht onderwerp
kan een verticale gordel verschijnen over het
beeld op het beeldscherm.
Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van
de camera.
De gevoeligheid wordt automatisch verhoogd voor
donkere onderwerpen. Een grotere gevoeligheid
verhoogt tevens de kans op digitale ruis.
Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt
tijdens het opnemen direct in de lens.
Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die
opgenomen zijn met een andere camera bevindt
zich in de camera.
Dit is een CCD fenomeen dat bekend staat als
“verticale vegen” en duidt niet op defecten bij de
camera. Merk op dat verticale vegen niet samen
met een foto opgenomen wordt maar wel bij het
maken van een film.
Neem op binnen het toegelaten bereik.
Verlicht het onderwerp door een licht of
schijnwerper o.i.d.
Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct
in de lens kan schijnen.
Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die
met een andere digitale camera op een
geheugenkaart zijn opgenomen.
Films
Weergave
APPENDIX
218
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Geen van de toetsen en
schakelaars werkt.
Het beeldscherm is
uitgeschakeld.
Het is niet mogelijk
bestanden via een USB
aansluiting over te
schrijven.
Problemen met het elektronische circuit hetgeen
veroorzaakt wordt door elektrostatische lading,
een harde stoot, enz. terwijl de camera
aangesloten was op een ander apparaat.
USB communicatie vindt plaats.
1) De camera is niet stevig op de USB slede
geplaatst.
2) De USB kabel is niet juist aangesloten.
3) De USB driver is niet geïnstalleerd.
4) De camera is uitgeschakeld.
Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw
in en probeer opnieuw.
Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben
bevestigd dat de computer geen toegang aan het
verkrijgen is tot het geheugen van de camera.
1) Controleer de aansluiting tussen de camera en
de USB slede.
2) Controleer alle aansluitingen.
3) Installeer de USB driver op uw computer
(pagina 176).
4) Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Overige
APPENDIX
219
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver…
U kunt de USB driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te
sluiten die draait onder Windows 98SE/98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM die meegeleverd wordt
met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer onmogelijk om de
digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB driver van de
camera opnieuw te installeren. Zie het “Lees mij” bestand van de USB driver op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de
camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB driver.
APPENDIX
220
Tonen van boodschappen
Battery is low.
Cannot correct
image!
Can not find the file.
Cannot register any
more files.
Card ERROR
De accu is leeg.
Keystone correctie kan om de een of andere reden
niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen
zoals het is zonder correctie (pagina 93).
De camera kan een beeld niet vinden dat
gespecificeerd wordt in de “Images” (beelden)
instelling. Specificeer een ander beeld (pagina
130).
• U probeert een BEST SHOT decor op te slaan
terwijl er reeds 999 decors opgeslagen zijn in de
“SCENE” map terwijl (pagina 89).
• U probeert een “FAVORITE” (favoriet) bestand te
kopiëren terwijl de “FAVORITE” map reeds 9999
bestanden bevat (pagina 144).
Er trad een probleem op bij de geheugenkaart.
Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek
hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap
verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart
(pagina 162).
BELANGRIJK!
Het formatteren van de geheugenkaart wist alle
bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer
eerst eventuele werkbare bestanden naar een
computer of een ander opslagmedium over te
schrijven voordat u de geheugenkaart
formatteert.
• U probeert de camera aan te sluiten op een
printer terwijl de USB aansluitingen van de
camera niet compatibel zijn met de USB van de
printer (pagina 155).
• U probeert aan te sluiten op een computer
waarbij geen USB driver geïnstalleerd is (pagina
176).
De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet
kon worden opgeslagen.
Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld
probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden
opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden
die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden
wilt opnemen (pagina 140).
Mocht het objectief terwijl het beweegt tegen een
obstakel aan komen, dan verschijnt de boodschap
“LENS ERROR” (objectief fout). Het objectief trekt
zich terug en de camera schakelt zichzelf uit.
Verwijder het obstakel en schakel de spanning van
de camera opnieuw in.
Tijdens de printerfunctie van de camera als het
papier bij printer op is.
Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet
langer nodig heeft als u meer bestanden wilt
opnemen (pagina 140).
Er is geen FAVORITE bestand aanwezig.
Check Connections!
File could not be
saved because
battery is low.
Folder cannot be
created
LENS ERROR
Load Paper!
Memory Full
No Favorites file!
APPENDIX
221
Printing Error
-
Record Error
Replenish Ink!
SYSTEM ERROR
The card is locked.
There are no files.
There are no printing
images.
Set up DPOF.
Eén van de volgende problemen trad op tijdens het
afdrukken.
• De spanning van de printer is uitgeschakeld.
• Interne fout bij printer
Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één
of andere reden de beelddata niet gecomprimeerd
worden.Voer de opname van het beeld nogmaals
uit.
Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt bij
de printer bijna of geheel op is.
Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact
op met een CASIO onderhoudswerkplaats.
De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is
vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of
wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is.
• Er bevinden zich geen bestanden in het
ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart.
• Deze boodschap verschijnt als u de bestanden of
mappen in het geheugen van de camera een
andere naam geeft of als u op een andere plaats
zet. Mocht dit het geval zijn, zet de bestanden of
mappen dan terug op hun oorspronkelijke plaats
in het camerageheugen en zet ze terug tot hun
oorspronkelijke voorkeuzenamen (pagina 190,
192).
Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en
het aantal kopiën ervan specificeren voor elke
drukklus.
Configureer de vereiste DPOF instellingen (pagina
167).
There is no image to
register.
The card is not
formatted.
This file cannot be
played.
This function cannot
be used.
This function is not
supported for this
file.
Het beeld of de film waarvan u de instellingen
probeert op te slaan, wordt niet ondersteund door
BEST SHOT.
De geheugenkaart in de camera is niet
geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart
(pagina 162).
Het beeldbestand of het audiobestand is
beschadigd of is van een type dat niet door deze
camera kan worden getoond.
U probeerde bestanden te kopiëren van het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart in
de camera terwijl er zich geen geheugenkaart
bevindt in de camera (pagina 163).
De functie die u probeert uit te voeren wordt niet
ondersteund voor het bestand waarop u de functie
probeert uit te voeren.
B
APPENDIX
222
Dataformaat
• Snapshot
Kwaliteit
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Beeldbestandsgrootte
(naar schatting)
3,0MB
2,0MB
1,0MB
2,68MB
1,79MB
890KB
2,43MB
1,62MB
810KB
1,92MB
1,28MB
640KB
1,17MB
780KB
390KB
360KB
240KB
120KB
Ingebouwd
geheugen 8,7
MB
2 shots
4 shots
7 shots
3 shots
4 shots
8 shots
3 shots
5 shots
9 shots
4 shots
6 shots
12 shots
7 shots
10 shots
19 shots
22 shots
33 shots
62 shots
SD
geheugenkaart*
256 MB
78 opnamen
116 opnamen
221 opnamen
87 opnamen
129 opnamen
246 opnamen
97 opnamen
143 opnamen
271 opnamen
121 opnamen
180 opnamen
348 opnamen
196 opnamen
286 opnamen
530 opnamen
625 opnamen
938 opnamen
1742 opnamen
Bestandsgrootte
(beeldpunten)
2560
×
1920
2560
×
1712
(3:2)
2304
×
1728
2048
×
1536
1600
×
1200
(UXGA)
640
×
480
(VGA)
Technische gegevens
Product ............................... Digitale camera
Model .................................. EX-Z500
Camerafunctie
Beeldbestandformaat
Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule
for Camera File system)
1.0 standaard; voldoet aan DPOF
Films ................................ AVI (Motion JPEG)
Audio (geluid) .................. WAV
Opnamemedia .................... 8,7MB ingebouwd geheugen
SD geheugenkaart
MultiMediaCard (MMC)
APPENDIX
223
* Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten.
De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart.
* Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte
waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een
geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden
opgeslagen.
Films Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden
(met beveiliging)
Effectieve beeldpunten ..... 5,0 miljoen
Beeldelement ..................... 1/2,5-inch vierkante beeldpunten
kleuren CCD
(totaal aantal beeldpunten: 5,25
miljoen)
Lens/brandpuntsafstand
Lenzen ............................. F2,7 (W) tot 5,2 (T); f = 6,2 (W) tot
18,6 mm (T) (gelijkwaardig met
ongeveer 38 (W) tot 114 mm (T) voor
35 mm film)
(W = groothoek, T = telefoto)
6 lenzen in 5 groepen, met asferische
lens
Zoom ................................... 3X optische zoom, 4X digitale zoom
(12X in combinatie met optische zoom)
Scherpstellen ..................... Contrast detectie autofocus
Scherpstelfuncties: autofocus,
macrofunctie, panfocuss,
oneindigfunctie, handmatige
scherpstelling
AF gebied: Spot (puntmeten), multi
(multi-patroon); AF hulpverlichting
Beeld-
formaat
(beeld-
punten)
HQ
640
×
480
Normal
640
×
480
LP
320
×
240
Maximale
opnametijd
per
bestand
Totdat het
geheugen
vol is
Totdat het
geheugen
vol is
Totdat het
geheugen
vol is
Geschatte
datasnelheid
(beeldsnelheid)
10,2 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
6,1 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
2,45 megabits
per seconde
(15 beelden/
seconde)
Geschatte
opnametijd voor
het ingebouwde
geheugen
8,7 MB
7 seconden
11 seconden
29 seconden
Geschatte
opnametijd
voor SD
geheugenkaart
256 MB
3 minuten
en
16 seconden
5 minuten
en
27 seconden
13 minuten
en
35 seconden
APPENDIX
224
Gevoeligheid ...................... Foto’s: Auto, ISO 50, ISO 100,
ISO 200, ISO 400
Films: Auto
Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drievoudige
zelfontspanner
Ingebouwde flitser
Flitserfuncties .................. Automatische witbalansflitser, ON
(aan), OFF (uit), rode ogenreductie
Flitsbereik ........................ Groothoek optische zoom: 0,4 – 2,4
meter
Telefoto optische zoom: 0,4 – 1,3
meter
(ISO gevoeligheid: “Auto” (automatisch))
* Hangt af van de zoomfactor.
Opnamefuncties ................ Snapshot (foto); audio snapshot (foto
met geluid), doorlopende sluiter, film
met geluid, spraakopname, BEST
SHOT functie (decors anders dan
spraakopname)
• Audio opname is in mono.
Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)
Autofocus ........................ 40 cm
Macro .............................. 17 cm – 50 cm
Oneindigfunctie ...............
Handmatig ....................... 17 cm –
Bij het gebruik van de optische zoom
veranderen de hier boven
aangegeven waarden.
Belichtingsregeling
Lichtmeting ...................... Multi-patroon, centrum-georiënteerd
meten, puntmeten via de CCD
Belichting ......................... Programma AE
Belichtingscompensatie ... –2EV – +2EV (1/3EV eenheden)
Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter, mechanische
sluiter
Snapshotfunctie (automatisch): 1/8ste
– 1/2000ste seconde
De bovenstaande snelheden zijn niet
van toepassing bij gebruik van een
BEST SHOT decor.
Lensopening ...................... F2,7/4,3, automatische overschakeling
Door gebruik van de optische zoom
verandert de lensopening.
Witbalans ............................ Automatische witbalans, vast ingesteld
(6 functies), handmatig overschakelen
APPENDIX
225
Audio opnametijd
Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld
Spraakopname ................ Circa 27 minuten met ingebouwd
geheugen
Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld
Beeldscherm ...................... 2,7-inch TFT kleuren LCD
153.600 beeldpunten (640
×
240)
Zoeker ................................. Beeldscherm
Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok
Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata
Automatisch kalender ...... Tot 2049
Wereldtijd ......................... City (stad), Date (datum), Time (tijd),
Summer time (zomertijd), 162 steden
in 32 tijdzones
Ingangs/
uitgangsaansluitingen ...... Slede aansluiting
USB ..................................... Compatibel met USB 2.0 (Full-Speed)
Microfoon ........................... Mono
Luidspreker ........................ Mono
Spanningsvereisten
Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40)
×
1
Levensduur accu (naar schatting):
De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden
die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld
wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de
accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage
temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten.
Gebruiksduur van accu (benadering)
500 foto’s (250 minuten)
1330 foto’s (270 minuten)
470 minuten
220 minuten
460 minuten
Bewerking
Aantal foto’s (CIPA standaard)*
1
(werkingstijd)
Aantal foto’s, doorlopende
opname*
2
(werkingstijd)
Doorlopende weergave van
Snapshots
*
3
Doorlopende filmopname*
4
Doorlopende spraakopname*
5
Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1300mAh)
Opslagmedium: SD geheugenkaart
*1 Aantal foto’s (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke
30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen,
waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen
beelden uit- en weer ingeschakeld.
APPENDIX
226
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen na elke 12 seconden, wisselend tussen volledige
groothoek en volledige telefoto.
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden
*4 Geschatte tijd voor doorlopende filmopname zonder te zoomen.
*5 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname.
Stroomverbruik .................. 3,7 V gelijkstroom, ca. 3,4 W
Afmetingen ......................... 88,5 (B)
×
57 (H)
×
20,5 (D) mm
(exclusief uitsteeksels; 18,6 mm bij het
dunste deel),
Gewicht ............................... ca. 112 g
(exclusief accu en accessoires)
Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40);
USB slede (CA-29); Speciale
netadapter; Netsnoer; USB kabel; AV
kabel; Polsriem; CD-ROM;
Basisreferentie
Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40)
Nominale spanning ........... 3,7 V
Nominale capaciteit .......... 1300 mAh
Bedrijfstemperatuur
Bereik .................................. 0°C – 40°C
Afmetingen ......................... 38,5 (B)
×
38,0 (H)
×
9,3 (D) mm
Gewicht ............................... ca. 34 g
USB slede (CA-29)
Ingangs-/
uitgangsaansluitingen ...... Camera aansluiting, USB poort,
netadapteraansluiting (DC IN 5,3 V) /
AV uitgangspoort (speciale minipoort,
NTSC/PAL)
Stroomverbruik .................. 5,3 V gelijkstroom, ca. 3,2 W
Afmetingen ......................... 105 (B)
×
16 (H)
×
61 (D) mm
(exclusief uitsteeksels)
Gewicht ............................... ca. 60 g
APPENDIX
227
Speciale netadapter (Inlaat type) (AD-C52G)
Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning,
50/60 Hz, 83 mA
Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA
Afmetingen ......................... 50 (B)
×
20 (H)
×
70 (D) mm
(exclusief uitstekende delen en kabel)
Gewicht ............................... ca. 90 g
Speciale netadapter (Insteek type) (AD-C52J)
Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning,
50/60 Hz, 83 mA
Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA
Afmetingen ......................... 50 (B)
×
18 (H)
×
70 (D) mm
(exclusief uitstekende delen en kabel)
Gewicht ............................... ca. 90 g
B

Documenttranscriptie

D Digitale Camera EX-Z500 Gebruiksaanwijzing Gefeliciteerd met de aanschaf van dit CASIO product. • Voordat u het in gebruik neemt dient u eerst de voorzorgsmaatregelen in deze gebruiksaanwijzing aandachtig door te lezen. • Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een veilige plaats voor latere naslag. • Bezoek de officiële EXILIM website http://www.exilim.com/ voor de meest recentelijke informatie voor dit product. K806FCM1DMX INLEIDING INLEIDING Uitpakken Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel mogelijk contact op met de dealer. Camera Oplaadbare lithium-Ion Accu (NP-40) USB slede (CA-29) Polsriem CD-ROM USB kabel AV kabel Basisreferentie * De vorm van de netstekker hangt af van het land waar de camera wordt aangeschaft. Speciale netadapter (Inlaat type) (AD-C52G) Netsnoer * 2 ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. Speciale netadapter (Insteek type) (AD-C52J) B INLEIDING Inhoud van het beeldscherm ..................................... 26 Inhoudsopgave 2 Opnamefunctie (REC) Weergavefunctie (PLAY) Veranderen van de inhoud van het beeldscherm INLEIDING Vastmaken van de polsriem ....................................... 31 Spanningsvereisten ................................................... 32 Uitpakken ..................................................................... 2 Inleggen van de oplaadbare accu Opladen van de accu Vervangen van de accu Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening In- en uitschakelen van de camera Configureren van de stroomspaarinstellingen Kenmerken ................................................................... 9 Voorzorgsmaatregelen ............................................... 12 18 26 28 30 SNELSTARTGIDS 32 33 38 39 42 44 Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 45 Laad de accu eerst op! .............................................. 18 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen ........................................................... 48 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen ........................................................... 19 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 49 Opnemen van een beeld ............................................ 20 Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 21 51 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Wissen van een beeld ................................................ 21 Opnemen van een beeld ............................................ 51 22 Richten van de camera Opnemen van een beeld VOORBEREIDINGEN Gebruiken van de zoom ............................................. 58 Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 22 Optische zoom Digitale zoom Algemene gids ........................................................... 23 Camera USB slede 51 52 23 25 58 60 Gebruiken van de flitser ............................................. 62 Flitsereenheid status Veranderen van de flitssterkte instelling Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) 3 64 65 65 INLEIDING Opnemen van beelden van naamkaartjes en documenten (Business Shot) ..................................... 93 Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 67 Specificeren van de beeldgrootte .............................. 70 Gebruiken van de Business Shot instelling Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 71 72 94 Opnemen van een film ............................................... 95 Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld Opnemen van een film OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 96 97 Opnemen van audio ................................................... 99 Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 72 Gebruik van autofocus Gebruik van de macrofunctie Het gebruik van panfocus Gebruik van de oneindig-functie Gebruik van handmatig scherpstellen Gebruik van de scherpstelvergrendeling Toevoegen van geluid aan een snapshot Opnemen van spraak 73 76 77 77 78 79 Gebruiken van het histogram ................................... 102 Camera instellingen van de REC (opname) functie 105 Toewijzen van functies aan de [왗] en [왘] toetsen In- en uitschakelen van het in-beeld raster In- en uitschakelen van beeldcontrole Specificeren van de default instellingen bij inschakelen van de spanning Specificeren van de ISO gevoeligheid Selecteren van de meetfunctie Gebruiken van de filterfunctie Speciferen van de contourscherpte Specificeren van kleurverzadiging Specificeren van het contrast Terugstellen (reset) van de camera Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 80 Bijstellen van de witbalans ......................................... 82 Handmatig configureren van de witbalans 83 Opnemen van achtereenvolgende beelden (doorlopende sluiterfunctie) ....................................... 85 Gebruiken van de BEST SHOT functie ..................... 86 Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling Wissen van een BEST SHOT functie gebruikersinstelling 99 100 88 89 90 Verminderen van de effecten van het bewegen van uw hand of het bewegen van het onderwerp ............ 91 Opnemen met een hogere gevoeligheid ................... 92 4 106 107 107 108 110 111 112 113 113 114 114 INLEIDING 115 WEERGAVE 140 Elementaire weergavebediening .............................. 115 Weergave van een audio snapshot WISSEN VAN BESTANDEN Wissen van een enkel bestand ................................ 140 116 Wissen van alle bestanden ...................................... 141 Inzoomen op het weergegeven beeld ...................... 117 Afmetingen van een beeld heraanpassen ................ 118 142 BEHEER VAN BESTANDEN Trimmen van een beeld ............................................ 119 Mappen ..................................................................... 142 Weergeven en bewerken van een film .................... 121 Weergeven van een film Montage van een film Vastleggen van een stilbeeld van een film (MOTION PRINT) Geheugenmappen en -bestanden 121 122 Beveiligen van een enkel bestand Beveiligen van alle bestanden 126 Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 127 143 144 Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 144 Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map Tonen van een bestand in de FAVORITE map Wissen van een bestand uit de FAVORITE map Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map Tonen van het kalenderscherm ................................ 128 Spelen van een Slideshow (diashow) ..................... 129 Gebruik van de fotostandaardfunctie 142 Beschermen van bestanden .................................... 143 132 144 146 147 147 Roteren van het displaybeeld .................................. 133 Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 134 Heropnemen van het geluid 148 Configureren van de geluidsinstellingen ................. 148 Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 136 Configureren van de geluidsinstellingen 148 Instellen van het geluidsniveau van de bevestigingstoon 148 Instellen van het geluidsniveau voor de weergave van films en audio snapshots 149 Tonen van camerabeelden op een televisiescherm ........................................................ 137 Selecteren van het video-uitgangssysteem ANDERE INSTELLINGEN 135 138 Specificeren van een beeld voor het beginscherm ............................................................. 149 5 INLEIDING Specificeren van de bestandsnaam serienummer generatiemethode .................................................... 150 Kopiëren van bestanden .......................................... 163 Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart Kopiëren van een specifiek bestand van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen Instellen van de klok ................................................ 151 Selecteren van uw thuistijdzone Instellen van de huidige tijd en datum Veranderen van de datumopmaak 151 152 152 166 Gebruiken van wereldtijd ......................................... 153 Tonen van het wereldtijdscherm Configureren van wereldtijdinstellingen 153 153 164 164 AFDRUKKEN VAN BEELDEN DPOF ........................................................................ 167 Configureren van de afdrukinstellingen voor een enkel beeld Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden Veranderen van de displaytaal ................................ 154 Veranderen van de helderheid van het beeldscherm ............................................................. 155 168 169 Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT ................................................ 170 Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 155 Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies ........................... 156 Datumafdruk 174 PRINT Image Matching III ............................................ 175 Formatteren van het ingebouwde geheugen ........... 157 Exif Print ................................................................... 175 159 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 160 Insteken van een geheugenkaart in de camera Vervangen van de geheugenkaart Formatteren van een geheugenkaart 160 161 162 6 INLEIDING 176 Gebruik van de camera met een Macintosh computer ................................................. 203 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Aangaande de gebundelde CD-ROM Systeemvereisten voor uw computer Beheren van beelden op een Macintosh Weergeven van een film Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Registreren als cameragebruiker Gebruik van de camera met een Windows computer ................................................... 176 Gebruik van de camera met een Macintosh computer ................................................. 184 Gebruiken van een geheugenkaart om beelden over te schrijven naar een computer ......... 188 208 Geheugendata ......................................................... 189 DCF protocol Geheugenmapstructuur Door de camera ondersteunde beeldbestanden 189 190 191 203 204 205 206 206 207 APPENDIX Menureferentie ......................................................... 208 Indicator referentie .................................................... 211 Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 214 193 Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver… Tonen van boodschappen GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Technische gegevens .............................................. 222 Gebruik van de camera met een Windows computer ................................................... 193 Aangaande de gebundelde CD-ROM Systeemvereisten voor uw computer Beheren van beelden op een PC Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s Weergeven van een film Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Gebruikersregistratie Verlaten van de menu applicatie 219 220 193 195 196 199 201 202 202 202 7 INLEIDING • Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk. • Windows, Internet Explorer, Windows Media en DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. • Macintosh en QuickTime zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. • MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon Technologies AG van Duitsland en onder licentie bij MultiMediaCard Association (MMCA). • Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in the US en/of andere landen. • Namen van andere fabrikanten, producten en diensten die gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of dienst merken zijn van anderen. • Photo Loader en Photohands zijn eigendom van CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en andere gerelateerde rechten van deze applicaties aan CASIO COMPUTER CO., LTD. BELANGRIJK! • The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder voorbehoud en kan zonder voorafgaande mededeling worden veranderd. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies voortvloeiend uit het gebruik van deze gebruiksaanwijzing. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot schadevergoeding door derden die voortvloeien uit het gebruik van of defecten aan de EX-Z500. • CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk gesteld worden voor schade of verlies door u of door derden door het gebruik van Photo Loader en/of Photohands. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het wissen van data als gevolg van een defect, reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er altijd voor een reservekopie te maken van belangrijke data op andere media om u in te dekken tegen verlies. • Merk op dat de voorbeeldschermen en productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing ietwat kunnen afwijken van de schermen en configuratie van de camera in werkelijkheid. 8 INLEIDING ■ LCD paneel Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van 99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet branden of ze blijven juist altijd branden. Kenmerken • 5,0 miljoen effectieve beeldpunten De CCD voorziet in 5,25 miljoen beeldpunten voor beelden met een uitstekende resolutie en detail. • 2,7-inch TFT LCD kleurenscherm • 8,7 MB ingebouwd geheugen Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van een geheugenkaart. ■ Door auteursrechten opgelegde beperkingen Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en audiobestanden zonder toestemming in overtreding met auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden aan derden via het internet zonder toestemming van de eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de wetgeving ten aanzien van auteursrechten en internationale verdragen. • Meegeleverd met een USB slede De meegeleverd USB slede kan gebruikt worden voor het opladen van de accu van de camera (pagina 33) en om beelden via een televisietoestel te bekijken (pagina 137) en voor het oversturen van beelden naar een computer (pagina 176). Met de fotostandaardfunctie kunt u beelden bekijken terwijl de camera op staat te laden op de slede (pagina 132). • Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY) inschakelen (pagina 156) Druk op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) om de camera in te schakelen en de gewenste functie in te schakelen. • AF hulpverlichting (pagina 65) Verbetert de nauwkeurigheid van de autofocus bij het maken van foto’s als er weinig licht is. 9 INLEIDING • 12X naadloze zoom (pagina 58) 3X optische zoom, 4X digitale zoom • Business Shot (pagina 93) De Business Shot instelling corrigeert automatisch rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes, documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen. • Drievoudige zelfontspanner (pagina 67) De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal automatisch te werken. • Filmopname met geluid (pagina 95) VGA grootte, met 30 beelden/seconde in Motion JPEG formaat • Snelsluiter (pagina 74) Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen (Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus). • Bewegende afdrukfunctie (MOTION PRINT) (pagina 126) Met deze functie worden bewegende beelden van een film in het geheugen opgeslagen waarvan stilbeelden worden gemaakt die geschikt zijn om te worden afgedrukt. • Selectie van het autofocusgebied (pagina 75) Wanneer de instelling “ Multi” (multi-patroon) wordt ingesteld voor het autofocus kader, neemt de camera negen metingen op verschillende punten en selecteert automatisch de beste. • Audio Snapshot functie (pagina 99) Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die audio bevatten. • Spraakopname (pagina 100) Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata. • Beste shot (BEST SHOT) (pagina 86) Selecteer eenvoudigweg het voorbeelddecor dat overeenkomt met het type beeld dat u probeert op te nemen en de camera voert ingewikkelde instellingen geheel automatisch uit om elke keer opnieuw mooie beelden te maken. Nieuwe BEST SHOT voorbeelddecors omvatten o.a. instellingen voor hoge gevoeligheid en de anti-trilfunctie. • Real-time RGB histogram (pagina 102) Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit te voren. 10 INLEIDING • Kalenderscherm (pagina 128) Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met een volledige maand weer op het beeldscherm van de camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont een thumbnail van het eerste bestand dat op die datum was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald bestand gemakkelijker en sneller. • Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 167) Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de gewenste volgorde door gebruik te maken van een DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt worden voor het specificeren van beelden en hoeveelheden door professionele afdrukdienstverleningen. • Na opname (pagina 134) Gebruik deze functie om audio toe te voegen aan snapshots nadat u die heeft opgenomen. • PictBridge en USB DIRECT-PRINT ondersteuning (pagina 170) Sluit direct aan op een printer die compatibel is met PictBridge of USB DIRECT-PRINT en u kunt beelden afdrukken zonder dit via de computer te doen. • Selecteerbare geluidsinstellingen (pagina 148) U kunt verschillende geluiden configureren die dan gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt, de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een toetsbewerking uitvoert. • PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 175) Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam. • Wereldtijd (pagina 153) Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in 32 tijdzones kiezen. • DCF data opslag (pagina 189) Het DCF (Design rule for Camera File system) data opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen camera en printers. • Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC (MultiMediaCard = multimedia kaart) voor geheugenuitbreiding (pagina 159) 11 INLEIDING • Bijgesloten met Photo Loader en Photohands (pagina’s 196, 199, 205) Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en vergemakkelijkt. Voorzorgsmaatregelen ■ Algemene voorzorgsmaatregelen Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de EX-Z500 gebruikt. Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “camera” verwijzen naar de CASIO EX-Z500 digitale camera. • Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk. • Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of zelf reparaties uit te voeren. Als de interne hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO erkende onderhoudswerkplaats. • Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts. • Richt de flitser nooit op een persoon die een motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen. 12 INLEIDING • Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er daarbij op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties nooit zelf uit te voeren. • Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit een andere netadapter dan de meegeleverde om deze camera van spanning te voorzien. • Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik de adapter ook niet bij een kachel. • Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de stekers en gevaar op brand met zich meebrengen. • Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij gebruik van de flitser dient de camera minstens één meter van de ogen van het onderwerp gehouden te worden. • Houd de camera uit de buurt van water en andere vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij de kust of op het strand, in de badkamer, enz. • Mocht een vreemd voorwerp of water de camera binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit. Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. 13 INLEIDING ■ Test voor het gebruik dat de camera goed werkt! • Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhoudswerkplaats. • Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan namelijk het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen. • Materiële schade en defecten van deze camera kunnen er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door ze over te sturen naar het geheugen van een PC. • Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit het stopcontact terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen van de camera. Voordat u de camera gebruikt voor het maken van belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de resultaten naar wens zijn en de camera juist geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend. 14 INLEIDING ■ Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen ■ Voorwaarden voor juiste werking • Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisieonderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het bestandgeheugen. • Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen tussen 0°C en 40°C. • Gebruik de camera niet en berg hem niet op de volgende plaatsen op. — Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart of het plaatsen van de camera op de USB slede terwijl de camera zojuist bezig is met het opnemen van een beeld of toegang heeft tot het geheugen — Het verwijderen van de accu, het verwijderen van de geheugenkaart of het plaatsen van de camera in de USB slede terwijl de bedrijfsindicator nog groen aan het knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld heeft — Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel of het verwijderen van de camera uit de USB slede of het loskoppelen van de netadapter van de USB slede terwijl het versturen van data plaatsvindt — Lage batterijspanning — Andere abnormale omstandigheden — Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht. — Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of veel stof. — In de omgeving van airconditionings, kachels of andere plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen. — Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder wanneer deze in de zon geparkeerd staat. — Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen. Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina 220). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak van de foutlezing te elimineren. 15 INLEIDING ■ Condens ■ Stroomvoorziening • Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of op een andere manier blootstelt aan plotselinge veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op de inwendige componenten. Condens kan defectieve werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de camera blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen veroorzaken. • Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt, dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben, verwijder dan de accu van de camera en laat het accudeksel voor enkele uren open. • Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund. • Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok. De instellingen voor de datum en de tijd worden teruggesteld telkens wanneer via de accu en/of de USB slede voor ongeveer 30 uur geen spanning wordt toegevoerd aan de camera. Zorg er voor deze instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt onderbroken (pagina 151). ■ Lens • Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt. • U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt niet op een defect van de camera. 16 INLEIDING ■ Onderhoud van uw camera • Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek. • Vingerafdrukken, vuil en andere ongewenste spullen op de flitser kunnen storing veroorzaken bij een juiste werking van de camera. Vermijd het aanraken van de flitser. Mocht de flitser toch vuil worden, veeg hem dan af met een zachte, droge doek. • Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek. ■ Overige • Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden. Dit duidt niet op een defect. 17 SNELSTARTGIDS SNELSTARTGIDS Laad de accu eerst op! 1. Leg de accu in de camera 2. Plaats de camera in de USB slede om de accu op te (pagina 32). laden (pagina 33). 1 • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. • Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om volledig op te laden. 1 Inlaat type 2 2 Stopnok ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ 1 Insteek type 3 18 Oplaadindicator [CHARGE] Opladen: licht rood op Opladen voltooid: licht groen op SNELSTARTGIDS Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen • Let erop det volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van beelden. Zie pagina 48 voor details. 1. Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen. 2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de gewenste taal te selecteren. 1 3. Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren. 4. Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. 5. Selecteer de gewenste stad m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 6. Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v. [왖] en 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 [왔] en druk vervolgens op [SET]. 7. Selecteer de gewenste datumformaatinstelling m.b.v. DISP [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. [왖] [왗] [왔] SET [왘] 8. Stel de datum en de tijd in. [SET] 9. Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren en het instelscherm te verlaten. 19 SNELSTARTGIDS Opnemen van een beeld Zie pagina 52 voor details. 1. Druk op [ Automatische opname icoon ] (REC). • Hierdoor wordt de REC (opname) functie ingeschakeld. 2. Richt de camera op het onderwerp, gebruik het beeldscherm om het beeld te componeren en druk daarna de sluitertoets half in. 2 3 • Nadat de camera klaar is met het automatische scherpstellen wordt het scherpstelkader groen en licht de bedrijfsindicator groen op. 1 Scherpstelkader 3. Houd de camera stil en druk de sluitertoets voorzichtig geheel in. Bedrijfsindicator Vergeet niet voordat u een in de handel verkrijgbare geheugenkaart in gebruikt neemt, de kaart eerst te formatteren met de formatteerprocedure van de camera. Zie pagina 162 voor het formatteren van een geheugenkaart. 20 SNELSTARTGIDS Bekijken van een opgenomen beeld Wissen van een beeld Zie pagina 115 voor details. Zie pagina 140 voor details. 1 1 2, 3, 4, 5 2 1. Druk op [ ] (PLAY). • Hierdoor wordt de PLAY (weergave) functie ingeschakeld. 2. Blader m.b.v. [왗] en [왘] door de beelden. 1. Druk op [ ] (PLAY). 2. Druk op [왔] ( ). 3. Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [왗] en [왘]. 4. Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [왖] en [왔]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de beeldwisfunctie te verlaten zonder iets uit te wissen. 5. Druk op [SET] om het beeld te wissen. 21 VOORBEREIDINGEN VOORBEREIDINGEN Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te doen voordat u daaraan gaat beginnen. Deze term wordt in deze gebruiksaanwijzing gebruikt: “digitale ruis” Betreffende deze gebruiksaanwijzing Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt. Kleine spikkels of “sneeuw” in het opgenomen beeld of op het beeldscherm waardoor het beeld er korrelig uitziet. ■ Toetsbediening De bediening van toetsen wordt aangegeven door de toetsnaam binnen haakjes ([ ]). ■ Terminologie De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze gebruiksaanwijzing wordt gebruikt. Deze term wordt in deze gebruiksaanwijzing gebruikt: Betekenis: ■ In-beeld tekst De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele aanhalingstekens (“ ”) omsloten. Betekenis: “camera” De CASIO EX-Z500 digitale camera “bestandgeheugen” De plaats waar de camera op het ogenblik beelden opslaat die u opneemt (pagina 53) “accu” De NP-40 oplaadbare lithium-ion accu “oplader” De los verkrijgbare CASIO BC-30L oplader ■ Aanvullende informatie • BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan die u dient te weten om de camera op de juiste manier te gebruiken. • LET OP geeft informatie aan die handig is bij het bedienen van de camera. 22 VOORBEREIDINGEN ■ Bestandgeheugen Algemene gids De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit kan één van de volgende drie locaties betreffen. De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera. Camera • Het ingebouwde geheugen van de camera • Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is • Een MultiMediaCard die in de camera geladen is ■ Voorkant Zie pagina 189 voor meer informatie aangaande hoe de camera beelden opslaat. 23 45 1 1 Zoomregelaar 2 Sluitertoets 3 Spanningstoets 4 Microfoon 5 AF hulpverlichting/ zelfontspannerindicator 6 Lens 7 Flitser 23 7 6 VOORBEREIDINGEN ■ Achterkant ■ Onderkant G Stopnok H Geheugenkaartsleuf I Accuvak J Accudeksel K Statiefschroefgat 8 9 0 A B * Gebruik dit gat bij montage van een statief. L Aansluiting M Luidspreker DISP [왖] F C E D [왗] [왔] SET G [왘] [SET] 8 Bedrijfsindicator 9 [ ] (PLAY – weergave) toets 0 [ ] (REC – opname) toets A [BS] (BEST SHOT) toets B Polsriemring C [왖][왔][왗][왘] toetsen D Insteltoets [SET] E [MENU] toets F Beeldscherm M LK J I H 24 VOORBEREIDINGEN ■ Voorkant USB slede Door de CASIO digitale camera eenvoudigweg op de USB slede te plaatsen wordt u in staat gesteld de volgende taken te verrichten. 1 Camera aansluiting 2 [USB] indicator 3 [USB] toets 4 Fototoets [PHOTO] 5 Oplaadindicator [CHARGE] 1 • Opladen van de accu (pagina 33) • Bekijken van de beelden m.b.v. de Photo Stand diashow functie (pagina 131). • Aansluitbaarheid op een televisie om beelden via het beeldscherm van een televisietoestel te bekijken (pagina 137). • Direct aansluiten op een printer om afdrukken te maken (pagina 170) • Automatisch oversturen van beelden naar een computer (pagina 176) 5 4 3 2 ■ Achterkant BELANGRIJK! 6 [DC IN 5.3V] • Gebruik enkel de met de camera meegeleverde USB slede (CA-29). Een slede van een ander type wordt niet ondersteund. 8 7 25 6 gelijkspanningsingang (netadapteraansluiting) 7 AV uitgangsaansluiting [AV OUT] 8 [ ] (USB poort) VOORBEREIDINGEN Inhoud van het beeldscherm Het beeldscherm houdt u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera. • Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera. Opnamefunctie (REC) ■ Indicators op het scherm 1 2 3 4 567 1 Flitserfunctie indicator (pagina 62) 89 Automatisch 0 A B C D G F E 4 Doorlopende Oneindig sluiterfunctie (pagina 85) Handmatig sherpstellen Flitser uit I H Panfocus • Flitser aan Vermindering van het rode ogen effect • verschijnt tijdelijk wanneer u “Auto” (automatisch) selecteert als de flitsfunctie en verdwijnt daarna. • Als de camera signaleert dat de flitser gebruikt moet worden terwijl automatisch flitsen geselecteerd is, verschijnt de flitser aan indicator wanneer de sluitertoets halverwege wordt ingedrukt. verschijnt tijdelijk wanneer u autofocus (automatische scherpstelling) selecteert en verdwijnt daarna. 3 Witbalansindicator 5 Zelfontspanner (pagina 67) Geen 1-beeld Zelfontspanner 10 sec. AWB 2s Zelfontspanner 2 sec. Automatisch Daglicht Bewolkt Schaduw Daglichtwit Daglicht Gloeilamp Handmatig • 26 Doorlopende sluiter 10s indicator (pagina 72) Macro Enkele snapshot (pagina 82) 2 Scherpstelfunctie Autofocus Geen AWB verschijnt tijdelijk wanneer u de automatische witbalans selecteert en verdwijnt daarna. x3 Drievoudige zelfontspanner 6 Opnametypes Automatische opname (Auto) BEST SHOT Film Spraakopname (Voice Recording) VOORBEREIDINGEN 7 Meetfunctie indicator (pagina 111) Multi-patroon meten Centrum-georiënteerd meten Puntmeten 8 • Snapshots: Beeldformaat (pagina 70) B Lensopeningwaarde LET OP (pagina 54) • Bij een lensopening, sluitersnelheid of ISO gevoeligheid die buiten het bereik ligt, wordt de corresponderende waarde in het beeldscherm oranje. • Als de instelling van één van de volgende functies veranderd wordt, verschijnt een icoongids hulpboodschap op het beeldscherm. Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner, opnametype, EV verschuiving C Sluitersnelheidwaarde (pagina 54) D Datum en tijd (pagina 151) E EV waarde (pagina 80) 9 • Snapshots: Geheugencapaciteit F Accucapaciteit (pagina’s 54, 222) • Films: Resterende opnametijd (pagina 97) 0 • Snapshots: Beeldkwaliteit (pagina 71) F : Fijn N : Normaal E : Economisch • Films: Beeldkwaliteit (pagina 96) HQ : Hoge kwaliteit NORMAL : Normaal LP : Langzame snelheid (pagina 38) G Histogram (pagina 102) H Anti-trilindicator (pagina 91) I Scherpstelkader (pagina 53) • Scherpstellen voltooid: groen • Scherpstelstoring: rood A ISO gevoeligheid (pagina 110) 27 VOORBEREIDINGEN Weergavefunctie (PLAY) 12 K 3 4 5 6 7 8 9 F E D L K Digitale zoomindicator (pagina 60) CB A 0 1 Weergavefunctie (PLAY) bestand type L Zoomindicator (pagina 60) Snapshot • De linkerkant geeft optische zoom aan. • De rechterkant geeft digitale zoom aan. Film Audio snapshot Spraakopname 2 Beeldbeveiligingindicator (pagina 143) 28 3 Mapnaam/bestandnaam (pagina 142) Voorbeeld: Wanneer een bestand dat CIMG0023.JPG heet opgeslagen is in een map die 100CASIO heet 100-0023 Mapnaam Bestandnaam 4 • Snapshots: Beeldkwaliteit (pagina 71) F : Fijn N : Normaal E : Economisch • Films: Opnametijd (pagina 97) VOORBEREIDINGEN 5• Snapshots: Beeldformaat (pagina 70) • Films: Beeldkwaliteit (pagina 96) HQ : Hoge kwaliteit NORMAL : Normaal LP : Langzame snelheid 6 ISO gevoeligheid (pagina 110) 7 Lensopeningwaarde (pagina 54) 8 Sluitersnelheidwaarde (pagina 54) 9 Datum en tijd (pagina 151) 0 Meetfunctie indicator (pagina 111) Multi-patroon meten Centrum-georiënteerd meten Puntmeten A Witbalansindicator BELANGRIJK! (pagina 82) AWB • Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond als het een beeld betreft dat opgenomen was met een ander model camera. Automatisch Daglicht Bewolkt Schaduw Daglichtwit Daglicht Gloeilamp Handmatig B Flitserfunctie indicator (pagina 62) Flitser aan Flitser uit Vermindering van het rode ogen effect C Opnametypes Automatische opname BEST SHOT D Accucapaciteit (pagina 38) E Histogram (pagina 102) F EV waarde (pagina 80) 29 VOORBEREIDINGEN ■ Weergavefunctie (PLAY) Veranderen van de inhoud van het beeldscherm Telkens bij indrukken van [왖] (DISP) verandert de inhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven. ■ Opnamefunctie (REC) Indicators aan Indicators aan Histogram/details aan Histogram aan Indicators uit Indicators uit 30 VOORBEREIDINGEN BELANGRIJK! Vastmaken van de polsriem • Door indrukken van [왖] (DISP) zal de inhoud van het beeldscherm niet veranderen tijdens standby of opname van een audio snapshot. • U kunt het beeldscherm enkel m.b.v [왖] (DISP) uitschakelen wanneer de opnamefunctie (REC) ingeschakeld is bij spraakopname. U kunt het beeldscherm tijdens andere opnamefuncties niet uitschakelen. • Door indrukken van [왖] (DISP) tijdens de spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm (“indicators aan”) in- en uitgeschakeld. Door indrukken van [왖] (DISP) tijdens tonen van een spraakopnamebestand van de weergavefunctie (PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen “indicators aan” en “indicators uit”. • Bij afspelen van de inhoud van een spraakopnamebestand terwijl “indicators uit” geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer twee seconden nadat u op [SET] drukt om de weergave te starten donker worden. De spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave voltooid is. Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals aangegeven in de afbeelding. Polsriemring BELANGRIJK! • Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te voorkomen dat hij onverhoeds valt. • De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet voor andere toepassingen. • Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond te zwaaien. 31 VOORBEREIDINGEN 2. Trek de stopper in de richting aangegeven Spanningsvereisten door de pijl in de afbeelding, plaats het pijlteken op de accu tegenover het pijlteken op de camera en schuif daarna de accu in de camera. Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) van stroom voorzien. Inleggen van de oplaadbare accu Stopnok 1. Schuif het accudeksel in de door de pijl aangegeven richting en open het dan. Pijlteken Camera: Accu: NP-40 • Druk tegen de onderkant van de accu en let er op dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt. 32 VOORBEREIDINGEN 3. Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens Opladen van de accu in de door de pijl aangegeven richting. 1. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. BELANGRIJK! 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] • Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund. Netadapter De accu is niet volledig opgeladen wanneer u de camera na aanschaf voor de eerste maal in gebruik neemt. U dient de accu dus op te nemen voordat u de camera voor de eerste maal in gebruik neemt. Netsnoer 33 USB slede VOORBEREIDINGEN LET OP LET OP • De meegeleverde netadapter is ontworpen voor werking op elke voeding tussen 100V en 240V wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de stekker afhangt van het land waar de camera aangeschaft wordt. Bent u van plan de netadapter te gebruiken in een land waar de vorm van de netstekker afwijkt van die in uw land, vervang dan het netsnoer door een ander netsnoer dat meegeleverd werd met de camera of schaf een los in de handel verkrijgbaar netsnoer aan dat past bij de stopcontacten in het desbetreffende land. • Gebruik de netadapter nooit met een transformator. • De netadapter is ontworpen voor werking op spanning van 100 V tot 240 V wisselstroom. Merk echter op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. Het is uw eigen verantwoordelijkheid of de stekker van de netadapter past bij het stopcontact als u in het buitenland bent. • Gebruik de netadapter nooit met een transformator. 2. Schakel de camera uit. 3. Plaats de camera op de USB slede met het beeldscherm naar voren gericht zoals aangegeven in de afbeelding. ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ USB slede • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. Netadapter Oplaadindicator [CHARGE] • De oplaadindicator [CHARGE] op de USB slede zou rood moeten worden om aan te geven dat het opladen gestart is. De oplaadindicator [CHARGE] wordt groen wanneer het opladen voltooid is. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] 34 VOORBEREIDINGEN • Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt af van de huidige accucapaciteit en de oplaadomstandigheden. • De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de accu warm wordt) of als u de accu probeert op te laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft. De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen begint wanneer de accu zich binnen het toegestane oplaadtemperatuurbereik bevindt. • Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij het opladen optreedt. Een probleem kan op één van de volgende condities wijzen: een probleem met de slede, een probleem met de camera of een probleem met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te kijken of hij nu wel goed werkt. • De enige bewerkingen die uitgevoerd kunnen worden terwijl de camera op de USB slede geplaatst is, zijn: Opladen van de accu, fotostandaard, beeldafgifte naar een televisietoestel en USB datacommunicatie. 4. Neem na het opladen de camera uit de USB slede. BELANGRIJK! • Gebruik enkel de USB slede (CA-29) die met de camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithiumion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere oplaadtoestellen. • Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik nooit een ander type netadapter. Gebruik de los verkrijgbare AD-C30, AD-C40, AD-C620 en AD-C630 netadapters in geen geval met deze camera. • Let er op dat de camera aansluiting van de USB slede stevig en zover mogelijk in de camera aansluiting zit. 35 VOORBEREIDINGEN ■ Als de camera niet normaal werkt ■ Richtlijnen voor de levensduur van de accu Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit. De waarden in de richtlijnen t.a.v. de gebruiksduur van de accu die hieronder worden gegeven, geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden die vermeld staan onder de tabel totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage temperatuur en ononderbroken gebruik zullen de gebruiksduur van de accu verkorten. 1. Verwijder de accu uit de camera en controleer of de contactpunten van de accuaansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval zijn, veeg deze dan af met een droge doek. 2. Controleer dat het netsnoer van de netadapter stevig aangesloten is op het stopcontact en op de USB slede. • Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw voordoen wanneer u de camera op de USB slede plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft ondernomen, neem dan contact op met een CASIO erkende onderhoudswerkplaats. Bewerking Gebruiksduur van accu (benadering) Aantal foto’s (CIPA standaard)*1 (werkingstijd) 500 foto’s (250 minuten) Aantal foto’s, doorlopende opname*2 (werkingstijd) 1330 foto’s (270 minuten) Doorlopende weergave van Snapshots*3 470 minuten Doorlopende filmopname* 220 minuten Doorlopende spraakopname*5 460 minuten 4 36 VOORBEREIDINGEN Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1300mAh) Opslagmedium : SD geheugenkaart • De bovenstaande waarden zijn gebaseerd op een nieuwe accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de accu loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen. • De gebruiksduur van de accu wordt voor een grote mate bepaalt door hoevaak en hoe lang u de flitser, de zoonfunctie en de automatische scherpstelfunctie (autofocus) gebruikte en hoe lang u de spanning ingeschakeld laat. *1 Aantal foto’s (CIPA standaard) • Temperatuur: 23°C • Beeldscherm: Ingeschakeld • Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen, waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uiten weer ingeschakeld. ■ Tips om de lading van de accu langer te laten meegaan *2 Omstandigheden bij doorlopende opname • Temperatuur: 23°C • Beeldscherm: Ingeschakeld • Flitser: Uitgeschakeld • Beeld opgenomen na elke 12 seconden, wisselend tussen volledige groothoek en volledige telefoto. • Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het opnemen, selecteer dan (flitser uit) als de flitserfunctie. Zie pagina 62 voor meer informatie. • Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie (Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 44) in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te schakelen. *3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave • Temperatuur: 23°C • Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden *4 Geschatte tijd voor doorlopende filmopname zonder te zoomen. *5 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname. 37 VOORBEREIDINGEN ■ Lege accu indicator Vervangen van de accu Hieronder wordt aangegeven hoe de accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van deze indicators verschijnt. Accuniveau Hoog 1. Open het accudeksel. 2. Trek de stopnok in de door de pijl aangegeven richting. • Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen. Laag Stopnok Indicator 3. Laat de stopnok los en trek de accu uit de camera. • Let erop dat u de accu niet laat vallen. 4. Leg een nieuwe accu in de camera (pagina 32). 38 VOORBEREIDINGEN • Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op oververhitting, brand en ontploffing met zich mee brengen. — Gebruik nooit een ander type oplader dan de los verkrijgbare oplader die gespecificeerd is voor de accu. — Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander toestel van stroom te voorzien dan deze camera. — Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter bij open vuur. — Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot aan hoge temperaturen. — Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en – polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt of aan de los verkrijgbare oplader koppelt. — Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood, enz.). — Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en stel hem niet bloot aan harde stoten. — Dompel de accu nooit onder in water. — Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in het directe zonlicht, en een auto die in de zon geparkeerd staat of op een andere laats waar de temperatuur hoog is. Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het hanteren of gebruik van de accu en de los verkrijgbare oplader. ■ Voorzorgsmaatregelen voor de accu ● VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt. LET OP • De term “accu” in deze gebruiksaanwijzing slaat op de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu. • Gebruik enkel de USB slede (CA-29) die met de camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithiumion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere oplaadtoestellen. 39 VOORBEREIDINGEN • Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie. • Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de camera of oplader en houd hem uit de buurt van open vuur: — Lekken van vloeistof — Afgeven van een vreemde geur — Afgeven van hitte — Verkleuren van de accu — Vervormen van de accu — Andere abnormale omstandigheden bij de accu • Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de hand werken. • Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen, dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen. Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater en raadpleeg daarna uw arts. • Voordat u de accu gaat gebruiken of opladen, dient u eerst pagina 33 van deze gebruiksaanwijzing en de volledige gebruiksaanwijzing te lezen die met de oplader meegeleverd is. • Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen, zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze de accu inderdaad op de juiste manier behandelen. ● VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET GEBRUIK • Deze accu is ontworpen voor exclusief gebruik met deze CASIO digitale camera. • Gebruik enkel de USB slede die met de camera meegeleverd wordt of de speciale oplader om de accu op te laden. Gebruik nooit een ander type oplader voor het opladen. • Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is. Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de oorzaak van zijn dat het opladen langer dan gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om de accu (volledig) op te laden. • Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem door een nieuwe. • Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu veroorzaken en leiden tot defecten. 40 VOORBEREIDINGEN ■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB slede en de netadapter ● VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET OPBERGEN • Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in de camera blijven zitten dan zal hij kleine hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of de mogelijkheid dat het laden voor het volgende gebruik langer duurt. • Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of lager). ● GEBRUIK VAN DE ACCU • Zie pagina 33 van deze gebruiksaanwijzing of de gebruiksaanwijzing die met de speciale oplader meegeleverd worden voor informatie betreffende de oplaadprocedures en de oplaadtijd. • Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in opgeladen toestand in de digitale camera te houden of op te bergen in de doos. Waarschuwing! 41 • Gebruik nooit een stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op de netadapter aangegeven voltage. Dit kan namelijk het gevaar op elektrische schok met zich meebrengen. Gebruik enkel de netadapter die met deze camera meegeleverd is. • Laat onder geen omstandigheden toe dat het netsnoer doorgesneden wordt of beschadigd raakt, plaats er geen zware voorwerpen op en houd het uit de buurt van hitte. Een beschadigd netsnoer brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Knutsel nooit aan het netsnoer van de netadapter, buig of draai het niet te veel en trek er niet te hard aan. Dit brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Raak de netadapter nooit met natte handen aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich meebrengen. • Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. VOORBEREIDINGEN Waarschuwing! • Mocht het snoer van de netadapter beschadigd raken (met een blootliggende interne bedrading) neem dan contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Een beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan worden. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee. • Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof bovenop de netadapter. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee. In- en uitschakelen van de camera ■ Inschakelen van de camera Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ] (PLAY) toets. De bedrijfsindicator licht even groen op waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te schakelen. • Let er op dat u de camera altijd uit de USB slede haalt voordat u de aansluiting van de netadapter maakt of verbreekt. • Bij het opladen, het uitwisselen van USB data communicatie en het gebruik van de Photo Stand functie kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect. • Trek de netstekker uit het stopcontact telkens wanneer u hem niet gebruikt. • Plaats nooit een deken of een andere afdekking op de netadapter. Dit kan namelijk het gevaar op brand met zich meebrengen. Om deze functie in te schakelen bij het starten: Druk deze toets in om de camera in te schakelen: REC (opname) Spanningstoets of [ (opname) toets PLAY (weergave) [ ] (REC) ] (PLAY) (weergave) toets Spanningstoets Bedrijfsindicator ON/OFF [ ] (PLAY) (weergave) [ 42 ] (REC) (opname) VOORBEREIDINGEN ■ Uitschakelen van de camera LET OP • Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te schakelen wordt de opnamefunctie (REC) ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY). • Door tijdens de opnamefunctie (REC) op [ ] (PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer 10 seconden na het overschakelen naar de andere functie ingetrokken. Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen. LET OP • U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie “Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies” op pagina 156 voor details. BELANGRIJK! • Als de spanning van de camera uitvalt door de automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te schakelen. • Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC) toets te drukken om de camera in te schakelen zal de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand. 43 VOORBEREIDINGEN ● Zie “Gebruik van de in-beeld menu’s” (pagina 45) voor informatie hoe de menu’s worden gebruikt. Configureren van de stroomspaarinstellingen U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren om accustroom te besparen. Sluimer (Sleep) : Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens de opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets drukt. Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) : Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd. Configureren van deze functie: Selecteer deze instelling: Sleep (sluimer) Sleep (sluimer) Auto Power Off (automatische stroomonderbreker) Auto Power Off (automatische stroomonderbreker) 5. Verander m.b.v. [왖] en [왔] de momenteel geselecteerde instelling en druk daarna op [SET]. • Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar: “30 sec”, “1 min”, “2 min” en “Off” (uit). 1. Schakel de camera in. • Er zijn drie automatisch stroomonderbreker instellingen beschikbaar: “2 min” en “5 min”. 2. Druk op [MENU]. • Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de weergavefunctie (PLAY). • Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is. 3. Gebruik [왗] en [왘] om de “Set Up” (instelling) tab te selecteren. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de functie te selecteren waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op [왘]. 44 VOORBEREIDINGEN • De automatisch stroomonderbreker en de sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen. Gebruik van de in-beeld menu’s Bij indrukken van de [MENU] toets worden menu’s verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen. Het menu dat verschijnt hangt af van of de opnamefunctie (REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu dat gebruikt wordt tijdens de opnamefunctie (REC). — Wanneer de camera aangesloten is op een computer of een ander toestel via de USB slede — Terwijl een diashow aan de gang is — Tijdens het weergeven van een stemopnamebestand — Terwijl een film opgenomen wordt — Tijdens het weergeven van een film 1. Druk op de Spanningstoets spanningstoets of op [ ] (REC). • Wilt in in plaats daarvan de weergavefunctie (PLAY) inschakelen, druk dan op [ ] (PLAY) (weergave). 45 ON/OFF [ ][ ] VOORBEREIDINGEN 2. Druk op [MENU]. ● Bediening van het menubeeldscherm Selectiecursor (toont het momenteel ingestelde item) [MENU] Tab MENU BS DISP [왖] [왗] SET [왘] [왔] [SET ] Instellingen 46 Wanneer u dit wilt doen: Doe dit: Beweeg heen en weer tussen tabs Druk op [왗] en [왘]. Beweeg van de tab naar de instellingen Druk op [왔]. Beweeg van de instellingen naar de tab Druk op [왖]. Beweeg heen en weer tussen instellingen Druk op [왖] en [왔]. Toon de opties die beschikbaar zijn voor de instelling Druk op [왘] of druk op [SET]. Selecteer een optie Druk op [왖] en [왔]. Voer de instelling uit en verlaat het menuscherm Druk op [SET]. Voer de instelling uit en ga terug naar de tabselectie Druk op [왗]. Verlaat het menubeeldscherm. Druk op [MENU]. VOORBEREIDINGEN 3. Druk op [왗] of [왘] om de gewenste tab te 6. Voer één van de volgende handelingen uit om selecteren en druk daarna op [SET] om de selectiecursor van de tab naar de instellingen te verplaatsen. de geconfigureerde instellingen toe te passen. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de functie te selecteren waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op [왘]. • In plaats van [왘] kunt u ook op [SET] drukken. Voorbeeld: om het “Focus” item (sherpstellen) te selecteren. Om dit te doen: Voer deze toetsbediening uit: Pas de instelling toe en verlaat het menuscherm. Druk op [SET]. Pas de instelling toe en ga terug naar de functieselectie in stap 4. Druk op [왗]. Pas de instelling toe en ga terug naar de tabselectie in stap 3. 1. Druk op [왗]. 2. Gebruik [왖] om terug te gaan naar de tabselectie. • Zie “Menureferentie” op pagina 208 voor meer informatie aangaande menu’s. 5. Gebruik [왖] en [왔] om de momenteel geselecteerde instelling te veranderen. 47 VOORBEREIDINGEN Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te nemen. • • • • • Displaytaal Thuisstad Datumstijl Datum en tijd Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz. • BELANGRIJK! • • Worden beelden opgenomen zonder eerst de klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u de camera gebruikt. • Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de camera instellingen voor de datum en tijd bij voor ongeveer 30 uur als de camera niet van stroom wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen stroom wordt toegevoerd aan de camera. • 48 — Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de camera verwijderd is — Wanneer geen stroom wordt afgegeven aan de camera via de USB slede terwijl de oplaadbare accu leeg is of van de camera verwijderd is Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt op het beeldscherm de volgende maal dat u de camera inschakelt nadat de instellingen voor de datum en tijd gewist zijn. Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen voor de datum en tijd opnieuw. Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of de klok met de volgende procedure, dan dient u het menu van de camera te gebruiken om instellingen van de taal (pagina 154) of de klok (pagina 151) afzonderlijk te veranderen. Het is niet mogelijk tijddata te monteren die opgeslagen is met de beelden die opgenomen werden terwijl de tijdinstelling fout ingesteld was bij de camera. Zelfs als u de instellingen voor de datum en de tijd configureert, worden de datum en de tijd niet in de beelden zelf gestempeld. Merk echter op dat u voor het afdrukken kunt specificeren of de datum binnen het beeld moet worden afgedrukt (pagina 174). VOORBEREIDINGEN 3. Gebruik [왖], [왔], [왗], Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen en [왘] om het geografische gebied te selecteren waar u woont en druk daarna op [SET]. 1. Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC) of [ ] (PLAY) toets om de camera in te schakelen. 2. Gebruik [왖], [왔], [왗], 4. Gebruik [왖] en [왔]om en [왘] om de gewenste taal te selecteren en druk dan op [SET]. de naam van stad waar u woont te selecteren en druk dan op [SET]. : Japans English : Engels Français : Frans Deutsch : Duits Español : Spaans Italiano : Italiaans 5. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste zomertijdinstelling (DST) te selecteren en druk dan op [SET]. Wanneer u dit wilt doen: Selecteer deze instelling: : Chinees (vereenvoudigd) Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd (DST = Daylight Saving Time) On (aan) : Koreaans Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd Off (uit) Português : Portugees : Chinees (complex) 49 VOORBEREIDINGEN 6. Gebruik [왖] en [왔] 7. Stel de huidige datum om de gewenste instelling voor het datumformaat en druk daarna op [SET]. en tijd in. Voorbeeld: 24 december, 2005 Om de datum zo te tonen: Selecteer deze opmaak: 05/12/24 YY/MM/DD 24/12/05 DD/MM/YY 12/24/05 MM/DD/YY Om dit te doen: Doe dit: Verander de instelling bij de huidige plaats van de cursor Druk op [왖] en [왔]. Verplaatsen van de cursor tussen instellingen Druk op [왗] en [왘]. Overschakelen tussen de 12-uur en de 24-uur tijdaanduiding. Druk op [BS]. 8. Druk op [SET] om de instellingen te registreren en verlaat daarna het instelbeeldscherm. 50 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het opnemen van een beeld. BELANGRIJK! • Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg zitten van de flitser, microfoon, AF hulpverlichting/ zelfontspannerindicator of de lens. Opnemen van een beeld Flitser Richten van de camera Gebruik beide handen om de camera stil te houden wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt. • Horizontaal • Verticaal Microfoon AF hulpverlichting/ zelfontspannerindicator Houd de camera met beide handen stil met uw armen stevig tegen uw linkeren rechterzijde gedrukt. Lens Gebruikt u de camera verticaal, houd hem dan vast met de flitser boven de lens. Houd de camera met beide handen stil. 51 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • Er bevindt zich een luidspreker aan de onderkant van de camera. Het geluid tijdens werking en andere geluiden zullen moeilijk te horen zijn als u de luidspreker afdekt met uw hand terwijl u de camera vasthoudt. Opnemen van een beeld Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als die zich in de camera bevindt. • Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 159) wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen. Na het aanschaffen van een geheugenkaart dient u niet te vergeten deze eerst in de camera te steken en daarna te formatteren voordat u probeert hem te gebruiken (pagina 162). Luidspreker LET OP • Als u de camera beweegt terwijl u op de sluitertoets drukt of terwijl autofocus uitgevoerd wordt (wanneer u de sluiter half indrukt) kan dit leiden tot een beeld dat onscherp is. Druk zorgvuldig op de sluitertoets. Het is in het bijzonder van belang wanneer de belichting laag is waardoor de sluitersnelheid langzamer wordt. 52 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 1. Druk op de spanningstoets of op de [ 2. Zet het beeld op het ] (REC) toets om de camera in te schakelen. Spanningstoets [ beeldscherm zo op dat het hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt. ] • Het scherpstelbereik van de camera hangt af van de scherpstelfunctie die u gebruikt (pagina 72). ON/OFF • Hierdoor verschijnen het beeld en de automatische opname icoon ( ) op het beeldscherm en wordt de op dat moment geselecteerde opnamefunctie ingeschakeld. Mocht de automatische opname icoon ( ) niet getoond worden, volg dan de procedure op pagina 86 om het “Auto” decor te selecteren. Hierdoor zou de automatische opname icoon moeten verschijnen. • Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij inschakelen van de camera verschijnt de boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden) als u nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval ] (REC) toets om de op dat zijn druk dan op de [ moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te schakelen. 53 Automatische opname icoon Scherpstelkader ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ● Werking van de bedrijfsindicator en het scherpstelkader 3. Druk de sluitertoets halverwege in om op het beeld scherp te stellen. • Bij halverwege indrukken van de sluitertoets stelt de autofocus functie van de camera automatisch scherp op het beeld en worden de sluitersnelheidwaarde, de lensopeningwaarde en de ISO gevoeligheid getoond. • U kunt controleren of scherpgesteld is op het beeld door naar het scherpstelkader en de bedrijfsindicator te kijken. Sluitertoets Wanneer u dit ziet: Dat betekent dit: Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator Er is scherpgesteld op het beeld. Rood scherpstelkader Groene bedrijfsindicator knippert Er is niet scherpgesteld op het beeld. • Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en iconen om u op de hoogte te houden van de status van de camera. Bedrijfsindicator Doorlopende sluiterfunctie Witbalans Scherpstelfunctie Zelfontspanner Opnametypes Meetfunctie indicator Geheugencapaciteit (Snapshots) Flitserfunctie Beeldkwaliteit (Snapshots) Beeldgrootte (Snapshots) Datum en tijd EV verschuiving ISO gevoeligheid Lensopeningwaarde*1 Sluitersnelheidwaarde*2 54 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME *1 De grootte van de opening (lensopening) om licht door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere waarde voor de lensopening geeft een kleinere opening aan waardoor licht kan komen. De camera stelt deze instelling automatisch bij. *2 De hoeveelheid tijd dat de sluiter open blijft om licht door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere waarde voor de snelheid geeft aan de sluiter langer opent blijft staan wat inhoudt dat de CCD door meer licht wordt bereikt. De camera stelt deze instelling automatisch bij. BELANGRIJK! • Wanneer de “Quick Shutter” (snelsluiter) instelling ingeschakeld is bij de opnametab (REC) (pagina 74), neemt de camera onmiddellijk het beeld op zonder te wachten totdat autofocus uitgevoerd wordt wanneer u de sluitertoets geheel indrukt zonder tussentijds te pauzeren. Dit helpt u er bij om een beeld op te nemen op het precieze moment dat u dat wilt. ■ Betreffende het AF hulpverlichting De AF hulpverlichting/ zelfontspannerindicator werkt automatisch om te helpen met de werking van autofocus wanneer u opnamen maakt terwijl er weinig licht is. 4. Na u ervan te hebben overtuigd dat scherp is afgesteld op het beeld, drukt u de sluitertoets geheel in om te gaan opnemen. • Het aantal beelden dat u kunt opnemen hangt af van de instellingen die u gebruikt voor de beeldgrootte en de beeldkwaliteit (pagina’s 70, 71, 222). Sluitertoets 55 AF hulpverlichting/ zelfontspannerindicator ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Opname voorzorgsmaatregelen U kunt de AF hulpverlichting in- of uitschakelen. Het wordt aanbevolen om het AF hulpverlichting uit te schakelen bij het opnemen van beelden van mensen in de buurt, enz. • Open het accudeksel nooit en plaats de camera nooit op de USB slede terwijl de bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan de camera zelf defect raken. • Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld opgenomen wordt op de geheugenkaart. • TL-verlichting knippert met een frequentie die niet waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de helderheid of kleuren van de opgenomen beelden. • De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto” (automatisch) is geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 110). Dit kan de oorzaak vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van relatief slecht belichte voorwerpen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab d.m.v. [왗] en [왘]. 3. Selecteer “AF Assist Light” (AF hulpverlichting) d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. 4. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel de AF hulpverlichting in On (aan) Schakel de AF hulpverlichting uit Off (uit) BELANGRIJK! • Kijk niet direct naar de AF hulpverlichting/ zelfontspannerindicator and richt deze niet direct op de ogen van een onderwerp. 56 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Aangaande autofocus • De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een snellere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 110). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld heeft (pagina 62). • Helder licht dat op de lens valt kan er de oorzaak van zijn dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen tegen het felle licht. • Bij het volgende types onderwerpen kan het moeilijk of zelfs onmogelijk zijn om scherp te stellen. — Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast — Onderwerpen met sterk tegenlicht — Bijzonder glimmende onderwerpen — Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich horizontaal repeteren. — Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende afstanden van de camera bevinden — Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen — Bewegende onderwerpen — Onderwerpen buiten het bereik van de camera • Merk op dat een groene bedrijfsindicator en het scherpstelkader niet garanderen dat het resulterende beeld scherp zal zijn. • Als de autofocus om één of andere reden de gewenste resultaten niet produceert, probeer dan scherpstelvergrendeling (pagina 79) of handmatige scherpstelling (pagina 78). 57 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie (REC) Gebruiken van de zoom Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de camera configureren om digitale zoom zonodig uit te schakelen. • Het tijdens de opnamefunctie (REC) op het beeldscherm getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld wordt opgenomen overeenkomstig de beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter detail dan het schermbeeld tijdens de opnamefunctie (REC). • Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm. • Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina 95). Optische zoom Het optische zoombereik is 1X tot 3X 1. Beweeg tijdens de opnamefunctie (REC) de zoomregelaar naar links of rechts om in en uit te zoomen. • Door de zoomregelaar zover mogelijk naar een van beide richtingen te bewegen, kunt u de zoomfactor snel veranderen. 58 Zoomregelaar ON/OFF ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te doen: Zoom uit voor een breder beeld (de hoofdonderwerpen worden kleiner) (Groothoek) Zoom in voor een beeld dat dichterbij is (de hoofdonderwerpen worden groter) (Telefoto) Uitzoomen LET OP Beweeg de zoomregelaar in deze richting: • De optische zoomfactor heeft ook invloed op de lensopening. • Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken van de telefotostand (inzoomen). • Wanneer u tijdens opname met de autofocusfunctie, de macrofunctie of handmatig scherpstellen een optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm om u het scherpstelbereik mee te delen (pagina’s 74, 76, 79). • De optische zoom werkt niet tijdens een filmopname. De digitale zoom is wel beschikbaar. Let erop dat u de optische zoominstelling selecteert die u wilt gebruiken voordat u op de sluitertoets drukt om de filmopname te starten (pagina 95). Inzoomen 2. Voer beeldcompositie uit en druk dan op de sluitertoets. 59 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom Digitale zoom De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X – 12X (in combinatie met optische zoom). 1. Houd tijdens de Digitale zoomindicator opnamefunctie (REC) de zoomregelaar in de richting van de (telefoto) kant gedrukt. BELANGRIJK! • Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking manipuleert de camera de beelddata om het midden van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met digitale zoom er groffer uit dan het origineel. • Hierdoor verschijnt de zoomindicator in de display. Zoomindicator 2. Bij het bereiken van het optische/digitale overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer. Optisch zoombereik 1X Digitaal zoombereik 3X 12X Zoomaanwijzer Optisch/digitaal overschakelpunt • Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is (pagina 61). Het digitale zoomindicator wordt niet getoond wanneer de digitale zoomfunctie is uitgeschakeld. 60 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ In- en uitschakelen van de digitale zoomfunctie 3. Laat de zoomregelaar even los en schuif hem (telefoto) kant om de in de richting van de zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te verplaatsen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. • De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de zoomregelaar even los en schuif hem opnieuw in de (groothoek) kant om de richting van zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te verplaatsen. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [왗] en [왘]. 3. Selecteer “Digital Zoom” (digitale zoomfunctie) m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. 4. Voer compositie uit van het beeld en druk op de sluitertoets. 4. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Inschakelen van de digitale zoomfunctie On (aan) Uitschakelen van de digitale zoomfunctie Off (uit) • Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven door de zoom indicator wanneer de digitale zoomfunctie uitgeschakeld is. 61 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Gebruiken van de flitser Om dit te doen: Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te selecteren die u wilt gebruiken. • Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder gegeven. Groothoek optische zoom : Ca. 0,4 – 2,4 meter (ISO gevoeligheid: Auto (automatisch)) Telefoto optische zoom : Ca. 0,4 – 1,3 meter (ISO gevoeligheid: Auto (automatisch)) * Hangt af van de zoomfactor. Laat de flitser automatisch flitsen wanneer dit nodig is (Auto Flash - automatisch flitsen).* Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser uit). Altijd flitsen (Flash On - flitser aan). Voer een voorflits uit gevolgd door beeldopname met flits, hetgeen het gevaar op rode ogen in het beeld reduceert (rode ogen-effect vermindering). In dit geval flitst de flitser automatisch wanneer dat nodig is. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [왔] ( * ). • Telkens bij indrukken van [왔] ( ) wordt naar de volgende instelling van de flitserfunctie doorgegaan zoals aangegeven in het beeldscherm hieronder. nemen. BS DISP SET [ 왔] ( verschijnt tijdelijk wanneer u “Auto” (automatisch) selecteert als de flitsfunctie en verdwijnt daarna. 2. Druk op de sluitertoets om het beeld op te Flitserfunctie indicator MENU Selecteer deze instelling: ) 62 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Flitser aan (Flash On) BELANGRIJK! • De flitsereenheid van deze camera flists een aantal malen bij het opnemen van een beeld. De aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de camera informatie inwint die nodig is voor de belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt totdat de camera de sluiter ontspant. • Door de flitser te gebruiken terwijl “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de ISO gevoeligheidsinstelling wordt de gevoeiligheid verhoogd waardoor grote hoeveelheden digitale ruis in beeld kunnen verschijnen. U kunt de digitale ruis reduceren door een lagere instelling voor de ISO gevoeligheid te reduceren. Merk echter op dat dit ook als nevenwerking het verkorten van het flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt door de flitser) heeft (pagina 110). Selecteer (flitser aan) als de flitserfunctie wanneer het onderwerp er donker uitziet ten opzichte van de achtergrond zelfs als er genoeg licht aanwezig is zodat de flitser niet automatisch gaat flitsen. Hierdoor gaat de flitser flitsen en zal het onderwerp belichten telkens wanneer u op de sluitertoets drukt (daglicht synchroon flitsen). ■ Aangaande vermindering van het rode ogen -effect Wanneer u gebruik maakt van de flitser om ’s nachts of in een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld. Dit gebeurt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen het netvlies van de ogen. 63 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME BELANGRIJK! Flitsereenheid status Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect vermindering. • De functie voor de rode ogen-effect vermindering werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd. • De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als de onderwerpen zich ver van de camera bevinden. U kunt de huidige flitsereenheid status opzoeken door de sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm en de bedrijfsindicator te checken. Bedrijfsindicator * De indicator wordt ook in het beeldscherm getoond wanneer de flitser klaar is om te flitsen. * Bedrijfsindicator Wanneer de bedrijfsindicator: Betekent dat: Knippert oranje Dat de flitseenheid aan het opladen is Brandt of knippert groen *1 Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen *1 Knippert groen wanneer het beeld niet scherp is tijdens gebruik van de automatische scherpstelfunctie (autofocus) of de macrofunctie. 64 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Veranderen van de flitssterkte instelling Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te veranderen. Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende was. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v. [왗] en [왘]. 3. Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instellingen te selecteren en druk daarna op [SET]. Om de flitsintensiteit op deze manier te veranderen: Selecteer deze instelling: Sterker +2 +1 Normaal 0 –1 Zwakker disp disp Flitserassistent wordt wel gebruikt Flitserassistent wordt niet gebruikt 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op –2 [MENU]. BELANGRIJK! 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v. • De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera bevindt. [왗] en [왘]. 65 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Voorzorgsmaatregelen voor de flitser 3. Selecteer “Flash Assist” (flitserassistent) m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [왘]. Flitser • Let erop dat uw vingers de flitser niet blokkeren terwijl u de camera vasthoudt. Afdekken van de flitser zal het effect grotendeels teniet doen. • U kunt de gewenste resultaten mogelijk niet verkrijgen met de flitser als het onderwerp zich te ver weg of juist te dichtbij bevindt. • De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 5 seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden. • De flitser flitst niet tijdens de filmopname. • De flitsseenheid kan zich mogelijk niet opladen als de accuspanning van de camera laag is. Als dit het geval is, kan de flitser mogelijk niet goed flitsen waardoor u niet de gewenste belichting krijgt. Zorg er dus voor de accu van de camera zo spoedig mogelijk op te laden wanneer de spanning naar beneden gaat. 4. Selecteer “Auto” (automatisch) m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • Door van “Off” (uit) te selecteren wordt de flitserassistent uitgeschakeld. BELANGRIJK! • De flitserassistent kan bij bepaalde types onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren. • De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben op uw beeld als u één van de volgende instellingen veranderde terwijl u aan het opnemen was. — Flitssterkte (pagina 65) — Belichtingscompensatie (EV verschuiving) (pagina 80) — ISO gevoeligheid (pagina 110) — Contrast (pagina 114) • Bij het gebruik van de flitserhulp bestaat de kans op een verhoging in digitale storing in het opgenomen beeld. 66 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • Als de flitser uitgeschakeld is ( ), bevestig dan de camera op een statief om beelden op te nemen op een plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor de beelden er groffer uitzien. • Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie ( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in overeenstemming met de belichting. De flitser kan mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp reeds helder verlicht is. • Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot abnormale kleuren van het beeld. Gebruiken van de zelfontspanner Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2 seconden of 10 seconden selecteren voordat de sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken om drie beelden op te nemen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “REC” (opname) tab te selecteren. 3. Gebruik [왖] en [왔] om de “Self-timer” (zelfontspanner) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 4. Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt gebruiken m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. • Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de zelfontspanner uitgeschakeld. 67 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te doen: Specificeer een 10 seconden zelfontspanner 10s Specificeer een 2 seconden zelfontspanner 2s Specificeer een drievoudige zelfontspanner x3 Schakel de zelfontspanner uit 1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt dan het eerste beeld op. 2. De camera bereidt zich voor om het volgende beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd voor die voorbereiding hangt af van de huidige “Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit) instellingen, het type geheugen (ingebouwd of een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet opgeladen dient te worden. 3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt “1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld wordt dan 1 seconde later opgenomen. 4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om het derde beeld op te nemen. Selecteer deze instelling: 10 sec 2 sec X3 Off (uit) • Hierdoor verschijnt de indicator op het beeldscherm die het geselecteerde type zelfonspanner identificeert. • Met de drievoudige zelfontspanner neemt de camera een serie van drie beelden op in de hieronder beschreven volgorde. 68 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 5. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. AF hulpverlichting/ zelfontspannerindicator LET OP • De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het beste voor het opnemen met een langzame sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen van vlekkerige beelden doordat de camera wordt bewogen. • De volgende functies zijn niet beschikbaar voor gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner, de Business Shot, en de filmopname functies • Wanneer u op de sluitertoets drukt, gaat de AF hulpverlichting/ zelfontspannerindicator knipperen en ontspant de sluiter zich nadat de zelfontspanner geheel afgeteld heeft (ongeveer 10 seconden of 2 seconden). • U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat moment stop zetten door op de sluitertoets te drukken terwijl de AF hulpverlichting/ zelfontspannerindicator aan het knipperen is. 69 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Beeldgrootte/ Beeldformaat Specificeren van de beeldgrootte “Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een “beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat. • Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor foto’s. Zie pagina 96 voor informatie aangaande het formaat van het filmbeeld. Afdrukformaat 5M* 2560 × 1920 A3 Print 5M (3:2) 2560 × 1712 (3:2) A3 Print (3:2 horizontaalverticaal verhouding) 4M 2304 × 1728 A4 Print 3M 2048 × 1536 2M 1600 × 1200 A4 Print 3.5˝ × 5˝ Print VGA 640 × 480 E-mail (optimaal formaat bij toevoegen van een beeld bijlage aan E-mail Groter Kleiner * “M” betekent “Mega”. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit) • De bovenstaande papierformaten geven alle benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch). Gebruik een hogere instelling als u met een hogere resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat afdruk wilt maken. • Door de “2560 × 1712 (3:2)” beeldgrootte te selecteren worden beelden opgenomen met een 3:2 (horizontaal:verticaal) verhouding die optimaal is voor het maken van afdrukken op fotografisch papier met een lengte:breedte verhouding van 3:2. tab te selecteren. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “Size” (afmetingen) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Bij het selecteren van de beeldgrootte (het beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal beeldpunten) en het corresponderende afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u geselecteerde beeldformaat. 70 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Specificeren van de beeldkwaliteit Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De beeldkwaliteitinstelling specificeert de compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet. • Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor foto’s. Zie pagina 96 voor informatie aangaande de kwaliteit van het filmbeeld. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Hoge kwaliteit, groot bestandformaat Fine (fijn) Normale beeldkwaliteit en normal bestandformaat Normal (normaal) Lage beeldkwaliteit, klein bestandformaat Economy (economisch) Hogere kwaliteit Lagere kwaliteit BELANGRIJK! • De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven wordt niet precies klopt (pagina’s 27, 222). 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit) tab te selecteren. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “ Quality” (kwaliteit) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 71 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Selecteren van de scherpstelfunctie Om dit te doen: U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro (groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en Manual Focus (handmatig scherpstellen). Selecteer deze instelling: Scherpstelte ingesteld op een bepaalde onderwerpafstand (Panfocus) Opnemen met oneindig (Oneindig) Met de hand scherpgesteld opnemen (Handmatig scherpstellen) 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. • De belichtingscompensatiewaarde wordt aangegevn op het beeldscherm. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. Scherpstelfunctie indicator 3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: De scherpstelling automatisch bijstellen • Autofocus kan tijdens filmopname niet worden geselecteerd. (Autofocus) Close-up opname • Tijdens filmopname gebruikt de macrofunctie een vast ingestelde scherpstelling die geoptimaliseerd is voor macro-opname. Macro (Close-up) BELANGRIJK! • U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 106) gebruiken om de scherpstelfunctie over te schakelen telkens wanneer u op [왗] en [왘] drukt terwijl u een snapshot of een film aan het opnemen bent. 72 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Voer compositie van het beeld zodanig uit dat Gebruik van autofocus hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt en druk vervolgens de sluitertoets halverwege in. In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term ‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik van autofocus is als volgt. • U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is door het scherpstelkader en de bedrijfsindicator te bekijken. Bereik: 40 cm – ∞ • Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. Bedrijfsindicator 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer Scherpstelkader “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer “ ” d.m.v. [왖] en [왔]. Wanneer u dit ziet: Dat betekent dit: Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator Er is scherpgesteld op het beeld. Rood scherpstelkader Groene bedrijfsindicator knippert Er is niet scherpgesteld op het beeld. 5. Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld op te nemen. 73 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Snelsluiter LET OP • De camera schakelt automatisch over naar het bereik van de macrofunctie (pagina 76) wanneer het niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het autofocusbereik (automatische scherpstelling). • Telkens bij het bedienen van de optische zoom (pagina 58) terwijl u met de autofocus aan het opnemen bent, verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals hieronder aangegeven om u het scherpstelbereik mede te delen. Voorbeeld: AF 앪앪 cm – ∞ Wanneer de snelsluiterfunctie ingeschakeld is, begint de camera onmiddellijk op te nemen zonder te wachten totdat autofocus gaat werken als u de sluitertoets volledig indrukt. Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatisch scherpstellen (Auto Focus). 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer “Quick Shutter”(snelsluiter) van de * 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke scherpstelbereikwaarde. “REC” (opname) tab en druk vervolgens op [왘]. • Autofocus kan tijdens filmopname niet worden geselecteerd. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 74 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel de snelsluiter in On (aan) Schakel de snelsluiter uit Off (uit) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Specificeren van het bereik van autofocus U kunt de volgende procedure gebruiken om het autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het scherpstelkader verandert in overeenstemming met het door u geselecteerde autofocusbereik. Voor dit type autofocusbereik: Selecteer deze instelling: Bijzonder beperkt bereik in het midden van het scherm. • De instellingen werken goed met scherpstelvergrendeling (pagina 79). Spot (puntmeten) Automatische keuze van het scherpstelbereik waar het onderwerp zich het dichtst bij de camera bevindt. • Bij deze stand verschijnt er op het beeldscherm eerst een scherpstelkader met negen scherpstelpunten. Wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt, kiest de camera automatisch het scherpstelpunt waar het onderwerp zich het dichtst bij de camera bevindt en op dat punt verschijnt ook een scherpstelkader. • Deze instelling werkt goed voor het maken van groepfoto’s. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de “REC” (opname) tab en druk vervolgens op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om het gewenste autofocusbereik te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Spot (puntmeten) Scherpstelkader 75 • Multi (multi-patroon meten) Multi (multi-patroon meten) Scherpstelkader OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Gebruik van de macrofunctie • Wanneer de macrofunctie niet goed kan scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal de camera automatisch overschakelen naar het scherpstelbereik van de autofocus (pagina 73). • Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie een optische zoombewerking (pagina 58) uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik mee te delen. Voorbeeld: 앪앪 cm – 앪앪 cm Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op close-up onderwerpen. Hieronder volgt het scherpstelbereik van de macrofunctie. Bereik: 17 cm – 50 cm • Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. * 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke scherpstelbereikwaarde. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer “ BELANGRIJK! • Het gebruik van de flitser samen met de macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste lensschaduwen kan produceren in het resulterende beeld. • Tijdens filmopname gebruikt de macrofunctie een vast ingestelde scherpstelling die geoptimaliseerd is voor macro-opname. Macro” d.m.v. [왖] en [왔]. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. • Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie. 76 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Het gebruik van panfocus Gebruik van de oneindig-functie Panfocus kan handig zijn bij het opnemen onder omstandigheden waarbij het om de een of andere reden moeilijk is om autofocus te gebruiken of wanneer het geluid van de autofocus functie te hard zou worden opgenomen tijdens het maken van een film met geluid. De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig (∞). Gebruik deze functie voor het opnemen van landschappen en van andere beelden die zich op grote afstand bevinden. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer “ 3. Selecteer “ ” d.m.v. [왖] en [왔]. ” d.m.v. [왖] en [왔]. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. nemen. LET OP • De scherpstelafstand verschijnt op het beeldscherm als u de sluitertoets halverwege indrukt. Voorbeeld: 앪앪 m – 앪앪 m * 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke scherpstelbereikwaarde. 77 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Gebruik van handmatig scherpstellen 4. Druk op [SET]. Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen het scherpstelbereik tijdens de handmatige scherpstelfunctie. 5. Terwijl u het beeld via Optische zoomfactor het beeldscherm bekijkt, gebruikt u [왗] en [왘] om scherp te stellen. Benadering van scherpstelbereik 1X 17 cm tot oneindig (∞) 3X 40 cm tot oneindig (∞) • Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. Handmatige scherpstelstand 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer ” d.m.v. [왖] en [왔]. • Op dit ogenblik verschijnt er ook een kader in de display om het gedeelte van het beeld aan te geven dat gebruikt wordt voor handmatig scherpstellen. Doe dit: Stel scherp op het voorwerp Druk op [왗]. Stel scherp van het onderwerp weg Druk op [왘]. • Door op [왗] of [왘] te drukken zal het gedeelte binnen het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken. Enkele ogenblikken later zal het normale beeld opnieuw verkregen worden. “Focus” (scherpstellen) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer “ Om dit te doen: 6. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. Kader 78 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Gebruik van de scherpstelvergrendeling • Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige scherpstelling een optische zoombewerking (pagina 58) uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik mee te delen. Voorbeeld: MF 앪앪 cm – ∞ Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de macrofunctie ( ). * 앪앪 wordt vervangen door de feitelijke scherpstelbereikwaarde. 1. Voer de compositie van het beeld op het beeldscherm zodanig uit dat het hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt en druk vervolgens de sluitertoets halverwege in. Hoofdonderwerp Scherpstelkader • Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het onderwerp dat zich op dat moment in het scherpstelkader bevindt. 79 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Houd de sluitertoets Belichtingscompensatie (EV verschuiving) halverwege ingedrukt en voer hercompositie van het beeld uit zoals u dat schikt. De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling (EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere achtergrond. Hoofdonderwerp 3. Wanneer u nu hercompositie van het beeld Belichtingscompensatiebereik: –2,0EV – + 2,0EV Stappen: 1/3EV naar wens uitgevoerd heeft, druk de sluitertoets geheel in om het op te nemen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op • Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie. [MENU]. 2. Selecteer de LET OP “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “EV Shift” (EV verschuiving) en druk dan op [왘]. • Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de belichting ook vergrendeld. Belichtingscompensatiewaarde 80 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om • Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u de waarde bij te stellen tot 0.0. de belichtingscompensatiewaarde te veranderen en druk vervolgens op [SET]. • Door op [SET] te drukken wordt de aangegeven waarde geregistreerd. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. BELANGRIJK! • Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u belichtingscompensatie. EV waarde [왖] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht. LET OP • Bij uitvoeren van een EV verschuiving bewerking tijdens multi-patroon meten (pagina 111) zal de functie automatisch overschakelen naar centrumgeoriënteerd meten. Terugstellen van de EV verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie terugschakelen naar multi-patroon meten. • U kunt toetsaanpassing (pagina 106) gebruiken om de camera te configureren om belichtingscompensatie uit te voeren telkens wanneer u op [왗] of [왘] drukt tijdens de opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het bekijken van het in-beeld histogram (pagina 102). [왔] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde wordt het beste gebruikt voor donkergekleurde onderwerpen en voor het opnemen buiten op een heldere dag. 81 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling Bijstellen van de witbalans te selecteren en druk vervolgens op [SET]. De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen maken om te compenseren voor de verschillende types verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te maken. Tijdens opnemen onder deze omstandigheden: Selecteer deze instelling: Normale omstandigheden Auto (automatisch) Buiten met daglicht op een heldere dag Buiten met daglicht op een bewolkte of regenachtige dag, in de schaduw van een boom, enz. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op In de schaduw van een gebouw of op een andere plaats waar de kleurtemperatuur hoog is. [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “White Balance” (witbalans) en druk op [왘]. Onder witte of daglicht witte TL verlichting (onderdrukt kleurmist) N Onder daglicht TL verlichting (onderdrukt kleurmist) D Bij licht van gloeilampen Moeilijke verlichting die handmatige bediening vereist (Zie “Handmatig configureren van de witbalans” (pagina 83)). 82 Manual (handmatig) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Handmatig configureren van de witbalans • Wanneer “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de instelling van de witbalans bepaalt de camera automatisch het witpunt van het onderwerp. Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde belichtingsomstandigheden kunnen echter problemen veroorzaken wanneer de camera dit witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan moeilijk maakt om een goede afregeling van de witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan daglicht, bewolkt of één van de andere vaste instellingen voor de witbalans om het type belichting te specificeren dat wel beschikbaar is. • U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 106) gebruiken om de camera zodanig te configureren dat de witbalansinstelling verandert wanneer u op [왗] of [왘] drukt terwijl de opnamefunctie (REC) ingeschakeld is. • Selecteer “AWB Auto WB” om de witbalansfunctie in te schakelen voor automatische werking als u de toetsaanpassing heeft geconfigureerd om de witbalans te bedienen. Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede resultaten te verkrijgen wanneer de “Auto” stand of één van de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de omgeving. Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren onder dezelfde omstandigheden als wanneer u daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit papier bij de hand voordat u begint met de volgende procedure. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer een “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer vervolgens “White Balance” (witbalans) en druk daarna op [왘]. 83 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om • Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is, verschijnt de boodschap “Complete” op het beeldscherm. “Manual” (handmatig) te selecteren. • Hierdoor verschijnt het voorwerp dat u het laatst gebruikte voor het instellen van de handmatige witbalans op het beeldscherm. Als u dezelfde instellingen wilt gebruiken die u configureerde tijdens een eerdere met de hand gemaakte witbalansinstelling, sla dan stap 4 over en voer stap 5 uit. 5. Druk op [SET]. • Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug naar de op dat moment geselecteerde opnamefunctie. LET OP • Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft, blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling verandert of wanneer u de camera uitschakelt. 4. Richt de camera op wit papier of een soortgelijk voorwerp onder dezelfde lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans in wilt stellen en druk vervolgens op de sluitertoets. Wit papier 84 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Opnemen van achtereenvolgende beelden (doorlopende sluiterfunctie) • De snelheid van de doorlopende sluiteropname hangt af van het type geheugenkaart die in de camera geladen is. Doorlopende sluiteropname vindt relatief langzaam plaats als opgenomen wordt naar het ingebouwde geheugen. U kunt de camera configureren om een enkele snapshot op te nemen telkens wanneer de sluitertoets wordt ingedrukt of om te blijven opnemen zolang de sluitertoets ingedrukt gehouden blijft (en er genoeg geheugen beschikbaar is om de beelden op te slaan). 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Continuous” (doorlopend) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de “On” (aan) instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. • Hierdoor verschijnt “ ” op het beeldscherm. • Met de “Off” (uit) instelling worden snapshots één per keer opgenomen. 4. Druk op de sluitertoets om op te nemen. • Het opnemen wordt voortgezet zolang u de sluitertoets ingedrukt houdt. Laat de sluitertoets los om te stoppen met opnemen. 85 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk tijdens de Gebruiken van de BEST SHOT functie opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). Door één van de BEST SHOT voorbeeld achtergronden te selecteren wordt de camera automatisch klaar gemaakt voor het opnemen van een soortgelijk beeld. • Hierdoor wordt de BEST SHOT functie ingeschakeld die alle 12 BEST SHOT decors toont. ■ Voorbeeld achtergronden • Portrait (Portret) • Scenery (Landschap) • Naast de snapshotdecors is er een filmdecor en een spraakopnamedecor. • De voorbeelddecors zijn in volgorde gearrangeerd, te beginnen met de linker bovenhoek. 2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de gewenste voorbeeld achtergrond te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Night Scene (Nachtdecor) • Door op [MENU] te drukken springt het selectiekader over naar het eerste voorbeelddecor (“Auto”). • Night Scene Portrait (Avondportret) • Verplaats het selectiekader in het display m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘]. Door voorbij het laatste of het eerste decor te bladeren wordt naar het volgende scherm met 12 voorbeelddecors gebladerd. • Als u wilt checken welk voorbeelddecor op het moment geselecteerd is of als u naar een ander decor wilt overstappen, druk dan op [BS]. 86 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Door het “Auto” decor te selecteren wordt het opnametype veranderd naar snapshot automatische opname (de “ ” wordt getoond) (pagina 53). • Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats wanneer u een nachtscène, vuurwerk of een ander beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist. Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het uitvoeren van beeldopname voltooid is. • Bij het opnemen van een beeld van een nachtdecor, vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een statief aanbevolen om handbewegingen te voorkomen. 3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. • Terwijl het “Movie” (film) decor opgenomen wordt kunt u de film starten en stoppen door op de sluitertoets te drukken (pagina 95). BELANGRIJK! • BEST SHOT achtegronden werden niet met deze camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld. • Door opname omstandigheden en andere factoren, kan een beeld opgenomen met de instellingen van het BEST SHOT decor niet precies het verwachte resultaat produceren. • U kunt de instellingen veranderen die u bij de camera maakte om een BEST SHOT decor te selecteren. Merk echter op dat de BEST SHOT instellingen terug worden gesteld op hun oorspronkelijke (default) instellingen wanneer u een andere BEST SHOT decor selecteert of de camera uitschakelt. Als u de instellingen wilt opslaan voor gebruik later, dan kunt u dat doen via de BEST SHOT gebruikersinstelling. LET OP • Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment geselecteerde BEST SHOT decor verschijnen gedurende ongeveer twee seconden in de display als de BEST SHOT functie reeds ingeschakeld is op het moment dat u de camera inschakelt. 87 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v. Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. • Door op [MENU] te drukken wordt overgesprongen naar het eerste voorbeelddecor (“Auto”). U kunt de volgende procedure gebruiken om de BEST SHOT voorbeelddecors afzonderlijk te tonen zodat u de uitleg kunt bekijken van de instellingen van elk decor. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 2. Beweeg de zoomregelaar in de richting van de (telefoto) of (groothoek). • Hierdoor wordt het voorbeelddecor getoond dat geselecteerd was op het 12-decorscherm. • Beweeg de zoomregelaar in de richting van de (telefoto) of (groothoek). 88 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Save” (opslaan) te Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u de procedure op pagina 88 gebruiken om uw gebruikersinstelling te selecteren voor het maken van een opname. U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een basisinstelling op te slaan van een snapshot die u opnam als een BEST SHOT decor. Daarna kunt u de basisinstelling oproepen telkens wanneer u deze wilt gebruiken. BELANGRIJK! • Gebruikersinstellingen in de BEST SHOT functie bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde voorbeelddecors. • Door een gebruikerssnapshotinstelling te selecteren verschijnt de “SU” indicator in de rechter bovenhoek van het beeldscherm gevolgd door een nummer (dat het instelnummer aangeeft). • Merk op dat het formatteren van het ingebouwde geheugen (pagina 157) alle BEST SHOT gebruikersinstellingen uitwist. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 2. Selecteer “Register User Scene” (gebruikersdecor registereren) d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk op [SET]. 3. Geef d.m.v. [왗] en [왘] de snapshots weer waarvan u de instelling als BEST SHOT decor wilt registreren. 89 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Wissen van een BEST SHOT functie gebruikersinstelling • De volgende zijn de instellingen die onderdeel uitmaken van de snapshotinstelling: scherpstelfunctie, EV verschuivingswaarde, witbalansfunctie, flitserfunctie, ISO gevoeligheid, meetfunctie, flitsintensiteit, flitserassistent, filter, scherpte, verzadiging en contrast. • Merk op dat enkel snapshots die opgenomen zijn met deze camera kunnen worden gebruikt om een BEST SHOT gebruikersinstelling te creëren. • U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BEST SHOT gebruikersinstellingen hebben in het ingebouwde geheugen van de camera. • U kunt de huidige instelling van een achtergrond controleren door verschillende instelmenu’s te tonen. • BEST SHOT snapshotgebruikersinstellingen worden opgeslagen in het ingebouwde geheugen van de camera in de map die “SCENE” heet. Bestandnamen worden automatisch toegewezen volgens het formaat “UZ500nnn.JPE” waar “nnn” een waarde is vallend tussen 000 en 999. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 2. Beweeg de zoomregelaar in de richting van (telefoto) of (groothoek) om door de beschikbare voorbeeldscenes te bladeren. 3. Gebruik [왗] en [왘] om de gebruikersinstelling te tonen die u wilt uitwissen. 4. Druk op [왔] ( ) om de gebruikersinstelling te wissen. 5. Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [왖] en [왔]. 6. Druk op [SET] om het bestand te wissen. 7. Selecteer een andere scene en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt de opnamestand opnieuw verkregen. 90 B OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Verminderen van de effecten van het bewegen van uw hand of het bewegen van het onderwerp (Anti-trilindicator) wordt aangegeven in het beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld is. 2. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. U kunt de effecten verminderen van het bewegen van het onderwerp of van handbewegingen die de neiging hebben op te treden bij het opnemen van een onderwerp op grote afstand met een telefoto of bij het opnemen van een snel bewegend onderwerp of als als de plaats van opname slecht verlicht is. BELANGRIJK! • De anti-trilfunctie wordt uitgeschakeld bij andere instellingen dan wanneer “Auto” (automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de anti-trilfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO gevoeligheid te veranderen naar “Auto” (automatisch) (pagina 110). • Door op te nemen met de anti-trilfunctie kan het beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een kleine verlaging van de beeldresolutie. • De anti-trilfunctie kan de effecten van handbewegingen en bewegen van het onderwerp mogelijk niet elimineren wanneer de bewegingen te heftig zijn. • De anti-trilfunctie is uitgeschakeld tijdens filmopname. • De anti-trilfunctie kan mogelijk niet werken bij bijzonder lage sluitersnelheden. Mocht dit het geval zijn, gebruik dan een statief om de camera te stabiliseren. 1. Voer één van de onderstaande procedures uit om de anti-trilfunctie in te schakelen. Gebruiken van de BEST SHOT functie. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 2. Selecteer d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] het “Anti Shake” (anti-tril) decor en druk vervolgens op [SET]. Gebruiken van het menuscherm 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Anti Shake” (anti-tril) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de “On” (aan) instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. 91 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Opnemen met een hogere gevoeligheid • Door op te nemen met hoge gevoeligheid kan het beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een kleine verlaging van de beeldresolutie. • Wanneer het te donker is kan het zijn dat een gewenst niveau van beeldhelderheid niet verkregen kan worden. • Gebruik bij het opnemen met lage sluitersnelheden een statief om tegen de effecten van handbewegingen te beschermen. • De hoge gevoeligheidsfunctie wordt uitgeschakeld bij andere instellingen dan wanneer “Auto” (automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de hoge gevoeligheidsfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO gevoeligheid te veranderen naar “Auto” (automatisch) (pagina 110). Een hogere gevoeligheid maakt het mogelijk om een helderder beeld op te nemen wanneer er niet genoeg licht beschikbaar is om een normale belichting te verkrijgen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 2. Selecteer het “High Sensitivity” (hoge gevoeligheid) decor d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk daarna op [SET]. 3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. 92 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Beelden van instelvoorbeelden Opnemen van beelden van naamkaartjes en documenten (Business Shot) • Business cards and documents (Naamkaartjes en documenten) Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera recht voor het onderwerp. • White board, etc. (Witbord, enz.) BELANGRIJK! Voor aanbrengen van de keystone correctie • Voordat u begint met de opname dient u eerst de compositie van het beeld zo in te richten zodat het contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich in het geheel op het beelscherm bevindt. De camera kan de vorm van het onderwerp niet correct signaleren tenzij het zich in het geel op het scherm bevindt. • De camera kan de vorm van het onderwerp ook niet signaleren als het dezelfde kleur heeft als de achtergrond. Zorg ervoor dat het onderwerp een contour heft dat afsteekt tegen de achtergrond. • Digitaal zoomen kan niet worden uitgevoerd tijdens opnemen met Business Shot. U kunt echter wel optisch zoomen. Na aanbrengen van de keystone correctie 93 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Gebruiken van de Business Shot instelling • Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v. naamkaartje of document dat u aan het opnemen bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het document er vervormd uit zien als beeld. De automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie komt dan in actie om die vervorming te corrigeren waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs als u vanuit een hoek opneemt. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST SHOT). 2. Selecteer het gewenste Business Shot beeld m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. 3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. • Hierdoor wordt een scherm verkregen dat alle onderwerpen in het beeld weergeeft die kwalificeren als kandidaten voor keystone (hoeksteen) correctie. Er verschijnt een foutlezing (pagina 220) als de camera geen geschikte kandidaat in beeld kan vinden voor de ‘keystone’ functie. Na enkele ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen. 94 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Selecteer m.b.v. [왗] en [왘] de kandidaat die u Opnemen van een film wilt corrigeren. U kunt films opnemen met geluid. De enige beperking die geldt voor de lengte van de film is de hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor opslag. U kunt een instelling voor de resolutie selecteren die tegemoet komt aan uw eisen. 5. Selecteer “Correct” (corrigeren) m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • Door “Cancel” (annuleren) te selecteren i.p.v. “Correct” (corrigeren) wordt het oorspronkelijke beeld zonder aanpassingen opgeslagen in het geheugen. • Bestandformaat: Motion JPEG AVI formaat • Maximale filmlengte — De enige beperking die geldt voor de lengte van de film is de hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor opslag. BELANGRIJK! • Het maximal beeldformaat voor Business Shot beelden is 1600 × 1200 beeldpunten zelfs als de camera geconfigureerd is voor een groter beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is dan 1600 × 1200 beeldpunten worden beelden opgenomen met het gespecificeerde formaat. 95 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld Datasnelheid (benadering) Beeldsnelheid HQ (640 × 480 beeldpunten) Normal (640 × 480 beeldpunten) 10,2 megabits per seconde 30 beelden/ seconde 6,1 megabits per seconde 30 beelden/ seconde LP (320 × 240 beeldpunten) 2,45 megabits per seconde 15 beelden/ seconde Instelling Hogere kwaliteit De instelling voor de beeldkwaliteit bepaalt hoe ver de camera de filmbeelden comprimeert voordat zij ze opslaat in het geheugen. De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt als beeldgrootte in beeldpunten. Een “beeldpunt” is één van de vele kleine punten die het beeld vormen. Een groter aantal beeldpunten (meer beeldgrootte) gaat gepaard met een betere detaillering en een hogere beeldkwaliteit wanneer een film wordt afgespeeld. Selecteer voordat u begint met het opnemen van een film eerst de instelling voor de beeldkwaliteit die u geschikt acht. Lagere kwaliteit 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit) tab te selecteren. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “ Quality” (kwaliteit) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 4. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. 96 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Opnemen van een film • De filmopname duurt zolang de beschikbare geheugencapaciteit dit toelaat. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] • Panfocus (pagina 77) wordt automatisch geselecteerd als de scherpstelfunctie tijdens de filmfunctie (Movie) ongeacht de instelling van het functiegeheugen “Focus” (pagina 108) en de instelling van de snapshot scherpstelfunctie. U kunt overschakelen naar een andere scherpstelfunctie voordat u met opnemen begint maar u moet onthouden dat dat de autofocusfunctie niet geselecteerd kan wordn voor filmopname. (BEST SHOT). 2. Selecteer het “ ” (film) decor d.m.v. [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. • Door het “ ” (film) decor te selecteren verschijnt “ ” in het beeldscherm. 3. Richt de camera op Resterende opnametijd 4. Druk nogmaals op de sluitertoets om het het onderwerp en druk daarna op de sluitertoets. opnemen van een film te stoppen. • Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen wanneer een filmopname voltooid is. • Hierdoor wordt de filmopname gestart. • Hierdoor wordt de filmopname gestart, hetgeen aangegeven wordt door “ REC ” op het beeldscherm. Opnametijd 97 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Voorzorgsmaatregelen voor het opnemen van films • Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren kunnen gaan. De indicaties en REC knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is gegaan. Het wordt aanbevolen een SD geheugenkaart te gebruiken met een maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde. • De optische zoom is uitgeschakeld tijdens het opnemen van een film. Alleen digitale zoom is beschikbaar. Let erop dat u de gewenste optische zoominstelling selecteert voordat u de sluitertoets indrukt om het opnemen van een film te starten (pagina 58). • Mocht de camera bewogen worden dan wordt het effect daarvan in het beeld nog verder verergerd wanneer u close-up opnames aan het opnemen bent of aan het opnemen bent met een grote zoomfactor. Daarom wordt het gebruik van een statief aanbevolen bij het opnemen van close-ups en het opnemen met een grote zoomfactor. • Beelden kunnen onscherp zijn als het onderwerp zich buiten het filmbereik bevindt. • De macrofunctie gebruikt een vast ingestelde scherpstelling die geoptimaliseerd is voor macro-opname. • De flitser flitst niet tijdens het opnemen van een film. • Deze camera neemt ook geluid op. Merk de volgende punten op bij opname van een film. — Let er op dat u de microfoon niet met uw ON/OFF vingers blokkeert. — Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de camera te ver van het onderwerp weg is. Microfoon — Wanneer toetsen op de camera worden bediend kan het geluid er van mogelijk ook opgenomen worden. — Het filmgeluid wordt opgenomen in mono. • Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het een snapshot betreft maar wel bij een filmpje. 98 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op Opnemen van audio [MENU]. Toevoegen van geluid aan een snapshot 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze opgenomen heeft. “Audio Snap” (audio snapshotfunctie) en druk vervolgens op [왘]. • Beeldformaat: JPEG JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte datacompressie. De bestandsextensie van een JPEG bestand is “.JPG”. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “On” (aan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt de audio snapshotfunctie ingeschakeld. • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. • De normale snapshotfunctie (zonder geluid) wordt verkregen door “Off” (uit) te selecteren. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. • Opnametijd: Maximaal 30 seconden per beeld • Na opname van het beeld wordt de audio opnamestandby functie ingeschakeld met het zo juist opgenomen beeld en de indicator op het beeldscherm. • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB per seconde.) LET OP • U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen was met de Audio Snapshot functie op uw computer m.b.v. Windows Media Player. Resterende opnametijd • U kunt de audio opnamestandby functie annuleren door op [MENU] te drukken. 99 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 5. Druk op de sluitertoets om audio opname te Opnemen van spraak starten. Spraakopname maakt opnemen van uw stem snel en eenvoudig. • De bedrijfsindicator gaat groen knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt. • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. 6. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden of wanneer u op de sluitertoets drukt. BELANGRIJK! • Het opnemen van snapshots met audio wordt niet ondersteund (het geluid kan niet worden opgenomen) voor de volgende types opname: “X3” opname met de zelfonspanner (drivoudige zelfontspanner), snapshot opname tijdens het opnemen van een film. • Opnametijd: Circa 27 minuten met het ingebouwde geheugen • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB per seconde.) LET OP • U kunt bestanden die opgenomen zijn met spraakopname weergeven op uw computer m.b.v. Windows Media Player. 100 B OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] 4. De opname stopt wanneer u op de sluitertoets (BEST SHOT). 2. Selecteer het “Voice drukt, wanneer het geheugen vol is of wanneer de accu leeg geraakt is. Opnametijd Recording” (spraakopname) decor d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk daarna op [SET]. • Bij selectie van het “Voice Recording” (spraakopname) decor verschijnt “ ” op het beeldscherm. Resterende opnametijd 3. Druk op de sluitertoets om spraakopname op te nemen. • De resterende opnametijdwaarde wordt op het beeldscherm afgeteld en de bedrijfsindicator gaat groen knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt. • Door tijdens spraakopname op de [왖] (DISP) te klikken wordt het beeldscherm uitgeschakeld. • U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen door op [SET] te drukken. Zie pagina 136 voor informatie aangaande het doorspringen naar een indexteken tijdens het weergeven. 101 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Voorzorgsmaatregelen bij audio opname • Let er op dat u de microfoon niet met uw vingers blokkeert. Gebruiken van het histogram U kunt [왖] (DISP) gebruiken voor het tonen van een histogram op het beeldscherm (pagina 30). Het histogram stelt u in staat de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het opnemen van beelden.U kunt ook het histogram van een opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY). ON/OFF Microfoon • Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de camera te ver van het onderwerp weg is. ] (PLAY) te drukken • Door op de spanningstoets of op [ wordt de opname gestopt en wordt eventueel geluid opgeslagen dat tot op dat moment werd opgenomen. • U kunt ook “post-opname” uitvoeren om audio toe te voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie pagina 134 voor meer informatie. Histogram • Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het histogram gebruiken om te bepalen of een beeld schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd. 102 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft. Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het beeld is. • Neigt het histogram te veel naar links, dan betekent dit dat er te veel donkere beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te donker is. De donkere gedeelten van het beeld kunnen zelfs “geheel verduisterd” worden als het histogram te ver naar links toe neigt. LET OP • U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 106) gebruiken om de camera te configureren om belichtingscompensatie uit te voeren telkens wanneer u op [왗] of [왘] drukt tijdens de opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt u de belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken van het in-beeld histogram (pagina 80). • Neigt het histogram te veel naar rechts, dan betekent dit dat er te veel lichte beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te licht is. De lichte gedeelten van het beeld kunnen zelfs “geheel wit” worden als het histogram te ver naar rechts toe neigt. 103 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Een histogram dat in het midden geconcentreerd is duidt op een goede verdeling van lichte en donkere beeldpunten. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat over het geheel genomen een optimale helderheid heeft. BELANGRIJK! • Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u voor een bepaald onderwerp niet precies deze vormen kunt verkrijgen. • Een op het midden geconcentreerd histogram is geen garantie voor optimale belichting. Het opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht zijn zelfs als het histogram rond het midden is geconcenteerd. • U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie verkrijgen door de beperkingen van de belichtingscompensatie. • Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de opname. • Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel voor snapshots (foto’s ) aangegeven. 104 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Camera instellingen van de REC (opname) functie • U kunt ook de hieronder beschreven instellingen configureren. Zie de referentiepagina’s voor nadere informatie. Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat u een beeld opneemt m.b.v. de opnamefunctie (REC). • • • • • • • • • • • — — — — — — — — — — — — L/R toetsinstelling (toetsaanpassing) Raster aan/uit Beeldcontrole aan/uit Default instelling bij inschakelen van de spanning ISO gevoeligheid Meten Filter Scherpte Verzadiging Contrast Terugstellen van de camera (reset) 105 Doorlopend (pagina 85) Autofocusbereik (pagina 75) Anti-tril (pagina 91) Snelsluiter (pagina 74) Audio foto (pagina 99) Digitale zoom (pagina 61) Grootte (pagina 70) Kwaliteit (Foto’s) (pagina 71) Kwaliteit (films) (pagina 96) Witbalans (pagina 82) Flitsintensiteit (pagina 65) Flitserassistent (pagina 65) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling Toewijzen van functies aan de [왗] en [왘] toetsen te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op de [왗] of [왘] toetsen te drukken. Een functie voor “toetsaanpassing” stelt u in staat de [왗] en [왘] toetsen te configureren zodat deze de camera instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden tijdens de opnamefunctie (REC). Na het configureren van de [왗] en [왘] toetsen kunt u de instellingen veranderen die er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te lopen. — — — — — — 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. Scherpstellen (pagina 72) EV verschuiving (pagina 80) Witbalans (pagina 82) ISO (pagina 110) Zelfonspanner (pagina 67) Uit (off) : geen functie toegewezen BELANGRIJK! • Tijdens het opnemen van een snapshot of een film kunt u [왗] en [왘] gebruiken om de functies in te stellen die er aan toegewezen zijn. Tijdens het opnemen van een film kunt u echter niet de zelfontspanner inschakelen. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “L/R Key” (linker/rechter toets) en druk vervolgens op [왘]. 106 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES In- en uitschakelen van het in-beeld raster In- en uitschakelen van beeldcontrole Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen. U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden wordt. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de [MENU] toets. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Review” (controleren) en druk vervolgens op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Grid” (raster) en druk daarna op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Toon het raster On (aan) Verberg het raster Off (uit) 107 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Toon beelden op het beeldscherm voor ongeveer een seconde onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn On (aan) Toon geen beelden onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn Off (uit) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Specificeren van de default instellingen bij inschakelen van de spanning Functie On (Aan) BEST SHOT*1 Met het “functiegeheugen” van deze camera kunt u de default instellingen bij inschakelen van de spanning afzonderlijk instellen voor de BEST SHOT functie flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de ISO gevoeligheid, AF gebied, meten, zelfontspanner, flitsintensiteit, de digitale zoomfunctie, de handmatige scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een boodschap aan de camera om de status te onthouden van die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende functie in die ingesteld waren in de fabriek. — De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt. Off (Uit) BEST SHOT functie uitgeschakeld Flash (Flitser) Auto (Automatisch) Focus (Scherpstellen) Auto (Automatisch) White Balance (Witbalans) Auto (Automatisch) ISO Auto (Automatisch) AF Area (autofocusbereik) Instelling wanneer de Metering (Meten) camera uitgeschakeld Self-timer (Zelfontspanner) is Flash Intensity (Flitsintensiteit) Spot (Puntmeten) Multi (Multi-patroon meten) Off (Uit) 0 Digital Zoom (Digitale zoom) On (Aan) MF Position (MF stand) Laatste autofocus stand die van kracht was voordat u overschakelde op handmatig scherpstellen Zoomposition*2 (Zoompositie) Wide (Groothoek) *1 Specificeert of het starten uitgevoerd wordt met selectie van het BEST SHOT decor zoals dat is. Wanneer de camera ingeschakeld is, wordt gestart met het laatst gebruikte BEST SHOT decor maar bij uitschakelen wordt gestart met de automatische status. *2 Alleen de optische zoompositie wordt onthouden. 108 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op BELANGRIJK! • Merk op dat de instellingen van de BEST SHOT functie voorrang krijgen over de instellingen van het geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens de BEST SHOT functie, dan zullen alle instellingen behalve die voor “Zoom Position” (zoompositie) geconfigureerd worden voor het BEST SHOT voorbeelddecor wanneer u de camera opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instellingen van het functiegeheugen. [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Memory” (geheugen) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer het item dat u wilt veranderen m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel het functiegeheugen in zodat de instellingen worden herkregen bij inschakelen van de spanning On (aan) Schakel het functiegeheugen uit zodat de instellingen worden teruggesteld bij inschakelen van de spanning Off (uit) 109 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Specificeren van de ISO gevoeligheid • Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid) waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling gebruiken. • Het gebruik van een hoge ISO gevoeligheid in combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp onjuist belicht wordt. • Voor de ISO gevoeligheid wordt de “Auto” (automatisch) instelling altijd gebruikt voor het filmen van een film, ongeacht de huidige instelling van de ISO gevoeligheid. U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken. • De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht weinig is. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “ISO” en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en LET OP [왔] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Automatische gevoeligheidsselectie Auto Lagere gevoeligheid ISO 50 • U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 106) gebruiken om de camera zodanig te configureren dat de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert telkens wanneer u tijdens de opnamefunctie (REC) op [왗] of [왘] drukt. ISO 100 ISO 200 Hogere gevoeligheid ISO 400 110 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Multi (Multi-patroon meten) Selecteren van de meetfunctie Multi-patroon meten verdeelt het beeld in raster onderdelen en meet het licht bij elke sectie voor een gebalanceerde belichtingaflezing. De camera bepaalt automatisch de opname omstandigheden in overeenkomst met de gemeten lichtpatronen en stelt de belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af. Dit type meten voorziet u van foutvrije belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan opname omstandigheden. De meetfunctie bepaalt welk gedeelte van het onderwerp gemeten wordt voor de belichting. U kunt de volgende procedure gebruiken om de meetfunctie van de camera te veranderen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “Metering” (meten) en druk op [왘]. Center Weighted (Centrumgeoriënteerd meten) Centrum-georiënteerd meten concentreert zich op het midden van het scherpstelkader en meet het licht daar. Gebruik deze meetmethode als u wat controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de instellingen geheel over te laten aan de camera. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. Spot (Puntmeten) Puntmeten neemt aflezingen van een bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze meetmethode wanneer u de belichting ingesteld wilt hebben op de helderheid van een bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloed door omringende omstandigheden. 111 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Gebruiken van de filterfunctie • Als “Multi” (multi-patroon meten) als meetmethode wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de instelling voor de meetfunctie automatisch veranderen zoals hieronder beschreven. • Door de belichtingscompensatie instelling (pagina 80) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0 verandert de meetfunctie naar “Center Weighted” (centrum-georiënteerd meten). Als u de belichtingscompensatie instelling terugverandert naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen naar “Multi” (multi-patroon meten). Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van een beeld veranderen tijdens het opnemen. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “Filter” (filter) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. • De volgende filterinstelling staan tot de beschikking: Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood), Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze), Purple (paars) BELANGRIJK! • Door de filterfunctie van de camera te gebruiken wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren van een kleurfilter op de lens. 112 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Speciferen van de contourscherpte Specificeren van kleurverzadiging Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de contouren in het beeld te regelen. Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te regelen van het beeld dat u opneemt. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “Sharpness” (scherpte) en druk daarna op [왘]. selecteer “Saturation” (verzadiging) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. [왔] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Uitmuntende scherpte +2 Hoge kleurverzadiging (intensiteit) +2 +1 +1 Normale scherpte Normale kleurverzadiging (intensiteit) 0 Weinig scherpte 0 –1 –1 Lage kleurverzadiging (intensiteit) –2 113 –2 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Specificeren van het contrast Terugstellen (reset) van de camera Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van het beeld dat u opneemt. Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke defaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” op pagina 208. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op 1. Druk op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “Reset” (resetten) en druk daarna op [왘]. selecteer “Contrast” en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en 3. Gebruik [왖] en [왔] om “Reset” (resetten) te [왔] en druk vervolgens op [SET]. selecteren en druk vervolgens op [SET]. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Hoog contrast +2 • Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op [SET] als u deze procedure wilt annuleren zonder de camera terug te stellen. +1 Normaal contrast 0 –1 Laag contrast –2 114 WEERGAVE WEERGAVE 2. Gebruik [왘] (voorwaarts) of [왗] (achterwaarts) U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft opgenomen. om door de bestanden te bladeren op het beeldscherm. Elementaire weergavebediening Gebruik de volgende procedure om door bestanden te bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn. 1. Druk op [ ] (PLAY) om de camera in te schakelen. [ LET OP ] • Door [왗] of [왘] ingedrukt te houden wordt versneld door de beelden gebladerd. • Om sneller bladeren door de weergavebeelden mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale camera. • Hierdoor wordt de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld en verschijnt een beeld of een boodschap op het beeldscherm. Weergavefunctie (PLAY) bestand type Mapnaam/bestandnaam Beeldkwaliteit Beeldformaat Datum en tijd 115 WEERGAVE Weergave van een audio snapshot On dit te doen: Doe dit: Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot ) en de audio (het geluid) af te tonen (aangegeven door te spelen. Versneld afspelen van de audio in voorwaartse of achterwaarts richting. Houd [왗] of [왘] ingedrukt. Pauzeren en hervatten van de audio weergave. Druk op [SET]. Het geluidsvolume bijstellen. Druk op [왔] en gebruik [왖] en [왔]. Veranderen van de inhoud van het display. Druk op [왖] (DISP). De weergave annuleren. Druk op [MENU]. 1. Gebruik [왗] en [왘] tijdens de weergavefunctie (PLAY) totdat het gewenste beeld wordt weergegeven. 2. Druk op [SET]. • Dit geeft de audio weer die het getoonde beeld vergezelt. BELANGRIJK! • Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en tijdens het pauzeren worden bijgesteld. • U kunt tijdens afspelen van het geluid de volgende bediening uitvoeren. 116 WEERGAVE 3. Verschuif het beeld d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] Inzoomen op het weergegeven beeld naar boven, naar beneden, naar links of naar rechts. Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het beeld op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal acht maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd. 4. Druk op [MENU] om het beeld terug te brengen naar de oorspronkelijke grootte. 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) [왗] en [왘] om het gewenste beeld te tonen. 2. Schuif de zoomregelaar naar ( om het beeld te vergroten. BELANGRIJK! • Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een beeld in de display. Huidige zoomfactor ) Getoond deel • Hierdoor wordt ingezoomd op het beeld. • Er verschijnt een indicator in de linker onderhoek die laat zien welk deel van het huidige beeld dat op dat moment op het beeldscherm wordt getoond. Oorspronkelijk beeld • U kunt d.m.v. de [BS] toets heen en weer schakelen tussen weergeven en niet weergeven van de zoomfactor. 117 WEERGAVE 4. Gebruik [왖] of [왔] om de gewenste instelling Afmetingen van een beeld heraanpassen te selecteren druk varvolgens dan op [SET]. U kunt de afmetingen van een opgenomen beeld heraanpassen op één van drie afmetingen. • Bij het selecteren van de beeldgrootte (het beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal beeldpunten) en het corresponderende afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u geselecteerde beeldformaat. 1. Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Resize” (afmetingen heraanpassen) en druk daarna op [왘]. Beeldgrootte/ Beeldformaat • Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is wanneer een snapshot beeld zich op het beeldscherm bevindt. 3M 2048 × 1536 2M 1600 × 1200 VGA 640 × 480 Afdrukformaat A4 Print 3.5˝ × 5˝ Print E-mail (optimaal formaat bij toevoegen van een beeld bijlage aan E-mail Groter Kleiner * “M” betekent “Mega”. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om het heraanpassen van de afmetingen te annuleren. 3. Gebruik [왗] of [왘] om door de beelden te bladeren en dat beeld te tonen waarvan de afmetingen heraangepast dienen te worden. 118 WEERGAVE BELANGRIJK! Trimmen van een beeld • Door de afmetingen van een beeld her aan te passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert. Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het geheugen. • Merk op dat u de afmetingen van de volgende beeldtypen niet kunt heraanpassen. — Beelden met 640 × 480 beeldpunten en kleinere beelden — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden opgenomen met een andere camera • De afmetingen kunnen niet worden aangepast wanneer er niet genoeg geheugen is om het heraangepaste beeld op te slaan. • Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer de afmetingen van het beeld heraangepast werden. U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van een vergroot beeld te trimmen. 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) [왗] en [왘] om door de beelden te bladeren en het beeld te tonen dat u wilt tonen. 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Trimming” (trimmen) en druk daarna op [왘]. • Er verschijnt een indicator in de linker onderhoek die laat zien welk deel van het huidige beeld dat op dat moment op het beeldscherm wordt getoond. Huidige zoomfactor Oorspronkelijk beeld Getoond deel • Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is wanneer een snapshot beeld zich op het beeldscherm bevindt. 119 WEERGAVE 4. Beweeg de zoomregelaar naar links en rechts BELANGRIJK! om op het beeld in te zoomen. • Door het beeld te trimmen worden het originele beeld (voor het trimmen) en de nieuwe (getrimde) versie als gescheiden bestanden opgeslagen. • Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt trimmen. — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden opgenomen met een andere camera • De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd wanneer er niet genoeg geheugen is om het getrimde beeld op te slaan. • Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via het beeldscherm van de camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd werd. • Het gedeelte van het beeld dat op het beeldscherm weergegeven wordt is het getrimde gedeelte. 5. Beweeg het gedeelte dat getrimd moet worden d.m.v. [왖], [왔], [왗], en [왘] naar boven, naar beneden, naar en naar rechts. 6. Druk op [SET] om het deel van het beeld te extraheren dat zich binnen het trimkader bevindt. • Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven moment toch wilt annuleren. 120 WEERGAVE Weergeven en bewerken van een film Weergeven van een film Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven die u opgenomen heeft met deze camera. 1. Blader tijdens de PLAY (weergavefunctie) m.b.v [왗] en [왘] door films op het beeldscherm en toon de gewenste film. Verstreken opnametijd Filmicoon Beeldkwaliteit 2. Druk op [SET]. • Hierdoor wordt weergave van de film gestart. • U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren terwijl de film wordt weergegeven. 121 Om dit te doen: Doe dit: Versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave • De snelheid wordt steeds bij elk maal indrukken met één stap verhoogd. Druk op [왗] of [왘]. Laat de versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave terugkeren tot de normale snelheid. Druk op [SET]. Pauzeren van de filmweergave Druk op [SET]. Gepauzeerde weergave per beeld bladeren. Druk op [왗] of [왘]. Filmweergave stoppen. Druk op [MENU] Bijstellen van het geluidsvolume van de film. Druk op [왔] en gebruik [왖] en [왔]. In- en uitschakelen van de beeldscherm indicators. Druk op [왖] (DISP). Inzoomen op het filmbeeld. Beweeg de zoomregelaar in de richting van ( ). Bladeren door een ingezoomd beeld op het scherm. Gebruik [왖], [왔], [왗], [왘]. WEERGAVE BELANGRIJK! Montage van een film • U kunt het geluidsniveau van het filmgeluid alleen bijstellen tijdens het weergeven van een film. • U kunt bij filmopname tot 3,5 maal van de normale afmetingen inzoomen. • Films die niet met deze camera opgenomen zijn kunnen mogelijk niet weergegeven worden. Gebruik deze procedure van dit hoofdstuk om films te monteren en te wissen. Met de montagebewerkingen kunt u alles voor of na een specifiek beeld of alles tussen twee bepaalde beelden in knippen. BELANGRIJK! • Geknipte beelden kunnen niet meer worden opgeroepen – ze zijn echt weg. Zorg er dus voor dat u een gedeelte van een film echt wilt wegknippen voordat u specificeert dat een knipbewerking moet worden uitgevoerd. • Montages kunnen niet uitgevoerd worden bij films die niet met deze camera opgenomen zijn. • Er kan geen montage worden uitgevoerd bij een film die korter dan 5 seconden is. • De knipbewerking kan een aanzienlijke hoeveelheid tijd in beslag nemen. Dit is normaal en duidt niet op een defect. • De knipbewerking kan mogelijk niet uitgevoerd worden als de beschikbare hoeveelheid geheugen minder is dan de grootte van het filmbestand dat u probeert te knippen. Mocht dit het geval zijn, wis dan bestanden die u niet langer meer nodig heeft om geheugenruimte vrij te maken. • Het monteren van twee verschillende films tot een enkele film en het opsplitsen van één film in meerdere onderdelen wordt niet ondersteund door de functies van de camera. 122 WEERGAVE ■ Knippen van alles voor of na een specifiek beeld 4. Toon het beeld waar de film moet worden geknipt. 1. Druk op [SET] terwijl de film die u wilt monteren weergegeven wordt. • Hierdoor wordt de weergave van een film gepauzeerd. 2. Druk op [왔]. 3. Selecteer de bewerking die u wilt uitvoeren m.b.v. [왖] en [왔]. Doe dit: Alles voor een gespecificeerd beeld knippen Cut (knippen) Alles na een gespecificeerd beeld knippen Cut (knippen) Knipfunctie verlaten Doe dit: Versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave Druk op [왗] of [왘] drukken. Filmweergave pauzeren en voortzetten Druk op [SET]. Gepauzeerde weergave per beeld doorbladeren Druk op [왗] of [왘] drukken. Annuleren van de knipbewerking Druk op [MENU]. • Het rode gedeelte van de indicatorstaafindicator geeft aan welk gedeelte wordt geknipt. • U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op [MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te selecteren en vervolgens op [왘] te drukken. Om dit te doen: Om dit te doen: Cancel (annuleren) 123 WEERGAVE ■ Alles tussen twee specifieke beelden in knippen 5. Druk [왔] wanneer het gewenste beeld wordt getoond. 1. Druk op [SET] terwijl de film die u wilt monteren weergegeven wordt. 6. Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [왖] en [왔] en druk • Hierdoor wordt de weergave van een film gepauzeerd. op [SET]. • De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd. Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt. 2. Druk op [왔]. • Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te verlaten. • U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op [MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te selecteren en vervolgens op [왘] te drukken. 3. Selecteer “ Cut” (knippen) d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de snijfunctie te verlaten. 124 WEERGAVE 4. Toon het startbeeld waar de eerste 6. Verwijs naar stap 4 en knipbewerking moet worden uitgevoerd. Om dit te doen: Doe dit: Versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave Druk op [왗] of [왘] drukken. Filmweergave pauzeren en voortzetten Druk op [SET]. Gepauzeerde weergave per beeld doorbladeren Druk op [왗] of [왘] drukken. Annuleren van de knipbewerking Druk op [MENU]. zoek naar het het knipeindescherm. Druk op [왔] wanneer het knipeindescherm getoond wordt. • Het rode gedeelte van de indicatorstaafindicator geeft aan welk gedeelte wordt geknipt. 7. Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. 5. Druk op [왔] wanneer • De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd. Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt. het gewenste beeld wordt getoond. • Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te verlaten. 125 WEERGAVE ■ Een stilbeeld van een film vastleggen Vastleggen van een stilbeeld van een film (MOTION PRINT) 1. Blader tijdens de weergave functie PLAY Met de MOTION PRINT functie kunt u een beeld vastleggen van een bestaande film en een stilbeeld creëren dat geschikt is om af te drukken. Er zijn twee layouts die u kunt gebruiken om een beeld vast te leggen en de geselecteerde lay-out bepaalt de uiteindelijke beeldgrootte. d.m.v. [왗] en [왘] door de films op het beeldscherm en toon de film die de gewenste beelden bevat. 2. Druk op [MENU]. • 9 frames (1600 × 1200 beeldpunten uiteindelijke beeldgrootte) 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “MOTION PRINT” (Bwegende afdruk) en druk vervolgens op [왘]. 4. Selecteer d.m.v. [왖] en Achtergrondbeelden [왔] de layout (“1 frame” (1 beeld) of “9 frames” (9 beelden)) die u wlt gebruiken. Geselecteerd hoofdbeeld • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de MOTION PRINT functie te verlaten. • 1 frame (640 × 480 beeldpunten uiteindelijke beeldgrootte) Geselecteerd hoofdbeeld 126 WEERGAVE 5. Toon d.m.v. [왗] en [왘] het beeld dat u wilt Tonen van een 9-beelden scherm gebruiken als het hoofdbeeld. Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden tegelijkertijd op het beeldscherm. • Door één van beide toetsen ingedrukt te houden wordt het bladeren versneld uitgevoerd. 6. Druk op [SET] na eerst 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) de het gewenste beeld te hebben geselecteerd. zoomregelaar in de richting van ( ). • Dit toont het 9-beelden scherm met een selectiekader er om heen met in het midden het beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2. • Hierdoor wordt het stilbeeld dat het resultaat is getoond. • Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij het beeld dat weergegeven werd voordat u overschakelde naar het 9-beelden scherm. • Als u “9 frames” (9 beelden) voor de lay-out selecteerde, zal het beeld dat u selecteerde in stap 4 het hoofdbeeld zijn terwijl de beelden aan beide zijden zullen dienen als achtergrondbeelden. • Op het 9-beelden scherm geeft (microfoon) een spraakopnamebestand aan (pagina 100). • Als u “1 frame” (1 beeld) selecteerde in stap 4 verschijnt hier het beeld dat u selecteerde in stap 6. BELANGRIJK! • MOTION PRINT kan niet uitgevoerd worden bij films die niet met deze camera opgenomen zijn. 127 WEERGAVE 2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en Selectiekader Tonen van het kalenderscherm [왘] om het selectiekader te verplaatsen naar het gewenste beeld. Door op [왘] te drukken terwijl het selectiekader zich in de rechterkolom bevindt of op [왗] te drukken terwijl het selectiekader zich in de linkerkolom bevindt, wordt doorgebladerd naar het volgende scherm met 9-beelden. Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1 maand te tonen. Elke dag toont het eerste bestand dat op die dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om het gewenste bestand te vinden. 1. Beweeg tijdens de weergavefunctie (PLAY) de zoomregelaar tweemaal in de richting van ( ). Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt weergegeven. 17 18 19 6 7 8 15 16 17 20 1 2 9 10 11 18 19 20 3 4 5 12 13 14 1 2 3 • U kunt de kalender ook Jaar/Maand weergeven door op Datumselectiecursor [MENU] te drukken, de “PLAY” tab te selecteren, “Calendar” (kalender) te selecteren en vervolgens op [왘] te drukken om de kalender weer te geven. • Volg de procedure onder “Veranderen van de datumopmaak” op pagina 152 om het datumformaat te specificeren. 3. Door op een willekeurige toets anders dan [왖], [왔], [왗] en [왘] te drukken wordt een volledige versie van het beeld op ware grootte getoond van het beeld waar het selectiekader zich bevindt. 128 WEERGAVE • Het op de kalender voor elke dag getoonde bestand is het eerste bestand dat op die datum was opgenomen. Spelen van een Slideshow (diashow) De Slideshow (diashow) speelt beelden automatisch af in volgorde en met vaste tussenpauzes. • Druk op [MENU] of op [BS] om het kalenderscherm te verlaten. • Op het kalenderscherm geeft (microfoon) een spraakopnamebestand aan (pagina 100). • verschijnt in plaats van het beeld wanneer de datum data bevat die niet kan worden getoond door deze camera. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Verplaats het selectiekader m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] naar de gewenste datum en druk vervolgens op [SET]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Slideshow” (diashow) en druk vervolgens op [왘]. • Dit toont een beeld van het eerste bestand dat genomen was op de geselecteerde datum. 129 WEERGAVE 3. Configureer m.b.v. het scherm dat verschijnt de instellingen voor het beeld, de tijd, de tussenpauzes en de effecten. Images (Beelden) Effect • All Images (Alle beelden) Toont alle beelden in het geheugen van de camera. • Only (alleen) Deze icoon verschijnt enkel bij snapshots en audio snapshots. • Only (alleen) Deze icoon verschijnt enkel bij films. • One Image (Eén beeld) Toont een bepaald beeld • Favorites (Favorieten) Toont alle beelden in de FAVORITE map. Time (Tijd) Specificeer de gewenste weergavetijd (1 tot en met 5 minuten of 10, 15, 30 of 60 minuten) m.b.v. [왗] en [왘]. Interval (Tussenpauze) Specificeer de gewenste tussenpauze (MAX. of 1 tot 30 seconden) m.b.v. [왗] en [왘]. • Wanneer de weergave een filmbestand aantreft terwijl “MAX” is geselecteerd als de tussenpauze wordt enkel het eerste beeld van het filmpje getoond. • Pattern 1, 2, 3 (patroon 1, 2, 3) • Oefent een vooringesteld effect uit wanneer van het ene beeld naar het volgende beeld wordt overgegaan. • Random (willekeurig) Oefent de vooringestelde patronen (1, 2 en 3) willekeurig uit. • OFF Efecten zijn uitgeschakeld. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Start” (starten) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart. 5. Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te stoppen. • De diashow stopt ook automatisch nadat de hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde voor “Time” (tijd). 130 WEERGAVE • Merk op dat de effectinstellingen niet van kracht zijn wanneer de slideshow “Images” (beelden) instelling “Favorites” (favorieten) is of “ Only” (alleen ) of wanneer de slideshow “Interval” instelling “MAX” (maximaal), “1 sec” of “2 sec” is. • Bij beelden die u van een andere digitale camera of van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd voordat ze verschijnen. • Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze uitzetten door op [왖] (DISP) te drukken (pagina 30). • Wanneer de diashow een film bereikt terwijl “One Image” (één beeld) geselecteerd is voor “Images” (beelden), zal de film de weergave herhalen voor de door “Time” (tijd) gespecificeerde tijdsduur. BELANGRIJK! • Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt totdat het beeld stil gaat staan. • Door tijdens de slideshow op [왗] te drukken wordt teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door indrukken van [왘] doorgegaan wordt naar het volgende beeld. • Wanneer de slideshow bij een filmbestand komt, wordt de film en de begeleidende audio eenmaal weergegeven. • Wanneer de slideshow bij een spraakopnamebestand of een audio snapshot komt, wordt dit eenmaal weergegeven. • Het geluid van films, audio snapshots en spraakopnamebestanden wordt niet gespeeld wanneer “MAX” (maximaal) gespecificeerd is voor de “Interval” (tussenpauze) instelling van de slideshow. Bij alle “Interval” (tussenpauze) instellingen worden films en alle andere audio (films, audio snapshots en spraakopnamebestanden) weergegeven ongeacht de lengte. • Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen door op [왔] te drukken en daarna [왗] en [왘] te gebruiken. 131 WEERGAVE • Door op [MENU] te drukken wordt een scherm verkregen voor het configureren van diashow instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm getoond wordt of selecteer “Start” en druk op [SET] om de diashow te herstarten. Gebruik van de fotostandaardfunctie De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een bepaald beeld tonen. De bediening van de fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met de instellingen van de slideshow. Zie pagina 129 voor informatie aangaande het configureren van slideshow instellingen voor eventuele gewenste aanpassingen. • Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen door op [왔] te drukken en daarna [왗] en [왘] te gebruiken. 4. Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om de Photo Stand diashow te stoppen. BELANGRIJK! 1. Schakel de camera uit. • De accu wordt niet opgeladen terwijl een fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de diashow als als u de accu wilt opladen. 2. Zet de camera op de USB slede. 3. Druk op de [PHOTO] (foto) toets van de USB slede. • Dit start de Photo Stand diashow of toont het enkele beeld dat u specificeerde. [PHOTO] 132 WEERGAVE 4. Gebruik [왖] en [왔] om Roteren van het displaybeeld “Rotate” (roteren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd getoond worden in de geroteerde oriëntatie. • Elke keer indrukken van [SET] draait het beeld met 90°. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op 5. Druk nadat u klaar bent met het configureren [MENU]. van de instellingen op [MENU] om het instelscherm te verlaten. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Rotation” (rotatie) en druk vervolgens op [왘]. • Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is wanneer een snapshot beeld zich op het beeldscherm bevindt. BELANGRIJK! • U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst onbeveiligd te maken. • U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het opgenomen was met een ander type digitale camera. • U kunt beelden van het volgende type niet roteren: — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden worden ingezoomd is — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) • Het roteren van beelden wordt alleen ondersteund voor een enkel beeld. Het is niet mogelijk een scherm van 9-beelden of een beeld op het kalenderscherm te roteren. 3. Gebruik [왗] en [왘] om door de beelden te bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op het beeldscherm te zien is. 133 WEERGAVE 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de Toevoegen van audio aan een snapshot [왗] en [왘] toetsen om door de snapshots te bladeren totdat de gewenste getoond wordt waaraan u audio wilt toevoegen. De “post-opname” functie laat u geluid toevoegen aan snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het audiogedeelte van een audio snapshot (die met een icoon er op) ook heropnemen. 2. Druk op [MENU]. • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Dubbing” (geluidsdubben) en druk vervolgens op [왘]. • Opnametijd: Maximaal 30 seconden per beeld • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB per seconde.) 4. Druk op de sluitertoets om audio opname te starten. 5. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden of wanneer u op de sluitertoets drukt. 134 WEERGAVE BELANGRIJK! Heropnemen van het geluid • Let er op dat u de microfoon niet met uw ON/OFF vingers blokkeert. • Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer Microfoon de camera te ver van het onderwerp weg is. • Nadat de geluidsopname voltooid is verschijnt de icoon op het beeldscherm. • U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de resterende geheugencapaciteit laag is. • U kunt geen geluid toevoegen aan beelden van het volgende type: — Filmbeelden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beveiligde foto’s (pagina 143) • Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of het geluid wist. 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de [왗] en [왘] toetsen om door de snapshots te bladeren totdat de gewenste getoond wordt waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen. 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Dubbing” (geluidsdubben) en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Delete” (wissen) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen, druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien. 5. Druk op de sluitertoets om audio opname te starten. 6. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden of wanneer u op de sluitertoets drukt. • Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en vervangen door de nieuwe. 135 WEERGAVE Weergeven van een spraakopnamebestand Voer de volgende stappen uit om een spraakopnamebestand weer te geven. 1. Gebruik [왗] en [왘] tijdens de weergavefunctie (PLAY) om het gewenste spraakopnamebestand (een bestand aangegeven met ) weer te geven. Om dit te doen: Doe dit: Snel vooruit- of achteruitspoelen van het geluid. Houd [왗] of [왘] ingedrukt. Pauzeren en hervatten van de film weergave. Druk op [SET]. Het geluidsvolume bijstellen. Druk op [왔] en gebruik [왖] en [왔]. In- en uitschakelen van het beeldscherm. Druk op [왖] (DISP). Annuleren van de weergave. Druk op [MENU]. 2. Druk op [SET]. BELANGRIJK! • Hierdoor wordt de weergave van het spraakopnamebestand gestart via de luidspreker van de camera. • Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en tijdens het pauzeren worden bijgesteld. • Wanneer uw opname voorzien is van indextekens (pagina 101), kunt u naar het volgende indexteken doorspringen door de weergave te pauzeren en vervolgens op [왗] or [왘] te drukken. Druk vervolgens op [SET] om de weergave te hervatten van de positie van het indexteken. • U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl het geluid weergegeven wordt. 136 WEERGAVE AV kabel Tonen van camerabeelden op een televisiescherm U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen. Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient u de beschikking te hebben over een televisie met een video-ingangsaansluiting, de USB slede en de AV kabel die meegeleverd zijn met de camera. TV 1. Sluit één uiteinde van de AV kabel die Video ingangsaansluiting meegeleverd is met de camera aan op de [AV OUT] aansluiting van de USB slede en het andere uiteinde op de videoingangsaansluiting van het televisietoestel. AV uitgangspoort [AV OUT] 2. Schakel de camera uit. 3. Zet de camera op de USB slede. • Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de video-ingangsaansluiting (geel) van het televisietoestel en de witte stekker op de audio ingangsaansluiting (wit). 4. Schakel de televisie in en selecteer de videoingangsfunctie. 5. Druk op [ ] om de spanning van de camera in te schakelen en voer daarna de vereiste bewerking uit voor de weergave. 137 WEERGAVE BELANGRIJK! Selecteren van het video-uitgangssysteem • U dient als de spanning aan/uit functie (pagina 156) “Power On” (spanning aan) of “Power On/Off” (spanning aan/uit) te selecteren als u de camera aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van videobeelden. • Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van de camera te zien zijn zullen ook op het televisiescherm verschijnen. • Merk op dat het geluid in mono is. • Door indrukken van de [PHOTO] toets op de USB slede wordt de fotostandaardfunctie (pagina 132) geactiveerd waarna beelden via het televisiescherm worden weergegeven. • Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de opgenomen beeld mogelijk niet het gehele scherm vullen. • Voor het video uitgangssignaal is het geluidsvolume aanvankelijk ingesteld op maximum. Voer bijstelling in het geluidsvolume uit d.m.v. de TV regelaars. U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het voor aanpassing aan het systeem van de TV die u gebruikt. 1. Druk tijdens de opname- (REC) of weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Video Out” (video-uitgang) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 138 Als u een TV gebruikt die bedoeld is voor gebruik in dit gebied: Selecteer deze instelling: U.S., Japan en andere gebieden met het NTSC systeem NTSC Europa en andere gebieden met het PAL systeem PAL WEERGAVE BELANGRIJK! • Beelden zullen niet op de juiste wijze worden weergegeven als een verkeerd videosysteem wordt geselecteerd. • Deze camera ondersteunt enkel de NTSC en PAL videosystemen. Beelden worden niet juist weergegeven als u een televisietoestel (monitor) gebruikt dat ontworpen is voor een ander videosysteem. 139 WISSEN VAN BESTANDEN WISSEN VAN BESTANDEN U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden. Wissen van een enkel bestand 1. Druk tijdens de BELANGRIJK! weergavefunctie (PLAY) op [왔] ( • Merk op dat het wissen van bestanden niet ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let er dus goed op dat u een bestand echt niet meer nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt dit voor het wissen van alle bestanden - controleer eerst alle bestanden voordat u deze handeling uitvoert. • Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd te maken (pagina 143). • Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina 144). • Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er aan vast zit. • U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de procedures op pagina 144 voor details aangaande het wissen van de inhoud van de FAVORITE map. ). 2. Gebruik [왗] of [왘] om door de bestanden te bladeren totdat het te wissen bestand wordt getoond. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Delete” (wissen) te selecteren. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen. 4. Druk op [SET] om het bestand te wissen. • Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere bestanden te wissen, indien gewenst. 5. Druk op [MENU] om het menuscherm te verlaten. 140 WISSEN VAN BESTANDEN Wissen van alle bestanden 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [왔] ( ). 2. Gebruik [왖] of [왔] om “All Files Delete” (alle bestanden wissen) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Yes” (ja) te selecteren. • Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te verlaten zonder een bestand uit te wissen. 4. Druk op [SET] om alle bestanden uit te wissen. • De boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle bestanden gewist zijn. 141 BEHEER VAN BESTANDEN BEHEER VAN BESTANDEN Dankzij de mogelijkheden van de camera voor bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds wissen en de gewenste bestanden opslaan in het ingebouwde geheugen van de camera. Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten. Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een map, wordt automatisch de volgende map met het volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden als volgt gegenereerd. Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand Mappen CIMG0026.JPG Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde geheugen of op de geheugenkaart. Extensie Serienummer (4 cijfers) Geheugenmappen en -bestanden • De map- en bestandnamen die hier worden beschreven verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw computer bekijkt. Zie pagina 28 voor informatie betreffende informatie over hoe de camera map- en bestandnamen aangeeft. • Het feitelijke aantal bestanden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de kaartcapaciteit, enz. • Zie voor details aangaande de mapstructuur “Geheugenmapstructuur” op pagina 190. Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het geheugen houden. Mapnamen worden als volgt gegenereerd. Voorbeeld: Naam van de 100ste map 100CASIO Serienummer (3 cijfers) 142 BEHEER VAN BESTANDEN 3. Gebruik [왗] of [왘] om door de bestanden de Beschermen van bestanden bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt beveiligen. Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet worden gewist (pagina 140). U kunt bestanden afzonderlijk beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen beveiligen door een enkele bedieningshandeling. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “On” (aan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. BELANGRIJK! • Zelfs als een bestand beveiligd is, wordt het uitgewist wanneer een geheugenkaart wordt geformatteerd (pagina 162) of als het ingebouwde geheugen geformatteerd wordt (pagina 157) • Een beveiligd bestand wordt aangegeven door het teken. • Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u “Off” (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET]. Beveiligen van een enkel bestand 5. Druk op [MENU] om het menuscherm te verlaten. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Protect” (beveiligen) en druk daarna op [왘]. 143 BEHEER VAN BESTANDEN Beveiligen van alle bestanden Gebruik van de FAVORITE folder U kunt landschapfoto’s, foto’s van uw familie of andere speciale beelden van een bestandsopslagmap (pagina 190) kopiëren naar de FAVORITE map in het ingebouwde geheugen (pagina 190). Beelden in de FAVORITE map worden niet getoond tijdens normale weergave om op die manier persoonlijke beelden privé te houden terwijl u ze toch bij u kunt hebben. De beelden in de FAVORITE map worden niet gewist wanneer u van geheugenkaart wisselt zodat u de foto’s altijd bij de hand heeft. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Protect” (beveiligen) en druk daarna op [왘]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “All Files : On” (Alle bestanden : aan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op [SET] in stap 3 zodat de instelling “All Files : Off” (alle bestanden uit) laat zien. Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op 4. Druk op [MENU] om het menuscherm te [MENU]. verlaten. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. 144 BEHEER VAN BESTANDEN 3. Gebruik [왖] of [왔] om LET OP “Save” (opslaan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Door een beeldbestand volgens de bovenstaande procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA van 320 × 240 beeldpunten naar de FAVORITE map gekopieerd. • Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot 9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen. Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat opgeslagen kan worden in het ingebouwde geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en van andere factoren. • Hierdoor worden de namen van de bestanden in het ingebouwde geheugen of op de ingelegde geheugenkaart getoond. 4. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt kopiëren. BELANGRIJK! 5. Gebruik [왖] of [왔] om “Save” (opslaan) te • Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn aangepast niet meer kan terugkeren naar het oorspronkelijke formaat. • Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar een geheugenkaart worden gekopieerd. selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de FAVORITE map gelopieerd. 6. Gebruik na het kopiëren van alle gewenste bestanden [왖] en [왔] om “Cancel” (annuleren) te selecteren en druk vervolgens op [SET] om deze functie te verlaten. 145 BEHEER VAN BESTANDEN BELANGRIJK! Tonen van een bestand in de FAVORITE map • Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd wordt in het ingebouwde geheugen van de camera. Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm van een computer wilt bekijken dient u eerst de geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te verwijderen voordat u de camera op de USB slede plaatst om het overbrengen van data te beginnen (pagina’s 161, 176). 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • De boodschap “No Favorites File!” (geen favouriet bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is. 4. Gebruik [왘] Bestandsnaam (voorwaarts) of [왗] (achterwaarts) om door de bestanden in de FAVORITE map te bladeren. FAVORITE (favorite) mapicoon 5. Druk nadat u klaar bent met het bekijken van de bestanden tweemaal op [MENU] om deze functie te verlaten. 146 BEHEER VAN BESTANDEN Wissen van een bestand uit de FAVORITE map Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 4. Druk op [왔] ( selecteren en druk vervolgens op [SET]. 4. Druk op [왔] ( ). 5. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te ). 5. Gebruik [왖] en [왔] om “All Files Delete” (alle selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt wissen. bestanden wissen) te selecteren en druk dan op [SET]. 6. Gebruik [왖] of [왔] om “Delete” (wissen) te BELANGRIJK! selecteren en druk vervolgens op [SET]. • U kunt de bedieningshandelingen voor wissen op pagina 140 niet gebruiken om beelden uit de FAVORITE map te wissen. Echter door formatteren van het geheugen (pagina 157) worden de bestanden in de FAVORITE map gewist. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen. 7. Gebruik na het wissen van alle gewenste bestanden [왖] en [왔] om “Cancel” (annuleren) te selecteren en druk vervolgens op [SET] om deze functie te verlaten. 147 ANDERE INSTELLINGEN ANDERE INSTELLINGEN Instellen van het geluidsniveau van de bevestigingstoon Configureren van de geluidsinstellingen U kunt verschillende geluiden configureren die dan gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt, de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een toetsbewerking uitvoert. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Sounds” (geluiden) en druk vervolgens op [왘]. Configureren van de geluidsinstellingen 1. Druk op [MENU]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “ 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, 4. Gebruik [왗] en [왘] om de gewenste instelling selecteer “Sounds” (geluiden) en druk vervolgens op [왘]. voor het volume te specificeren en druk vervolgens op [SET]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om het geluid te selecteren • U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst). waarvan u de instelling wilt configureren en druk vervolgens op [왘]. BELANGRIJK! 4. Gebruik [왖] en [왔] om de instelling te • De instelling voor het volume die u hier maakt heeft ook invloed op het geluidsvolumeniveau voor het video uitgangssignaal (pagina 137). veranderen en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Selecteer een ingebouwd geluid Sound 1 – Sound 5 (geluid 1 – 5) Schakel het geluid uit Off (uit) Operation” (bediening) te selecteren. 148 ANDERE INSTELLINGEN Instellen van het geluidsniveau voor de weergave van films en audio snapshots Specificeren van een beeld voor het beginscherm U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor het beginscherm, waardoor dit op het beeldscherm verschijnt telkens wanneer u de camera inschakelt door op de spanningstoets of op [ ] (REC) te drukken. Het beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ] (PLAY) indrukt om de camera in te schakelen. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Sounds” (geluiden) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer “ 1. Druk op [MENU]. Play” (weergave) d.m.v. [왖] en [왔]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 4. Specificeer d.m.v. [왗] en [왘] de gewenste selecteer “Startup” (start) en druk vervolgens op [왘]. instelling voor het weergavevolume en druk op [SET]. 3. Toon m.b.v. [왗] en [왘] het beeld dat u wilt • U kunt het weergavevolume instellen binnen het bereik tussen 0 (geen geluid) en 7 (luidst). gebruiken voor het beginscherm. 4. Verander de instelling m.b.v. [왖] en [왔] en BELANGRIJK! druk daarna op [SET]. • De instelling voor het volume die u hier maakt heeft geen invloed op het geluidsvolumeniveau voor het video uitgangssignaal (pagina 137). 149 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Gebruik het beeld dat op het moment wordt getoond als het beginschermbeeld On (aan) Schakel het beginscherm uit Off (uit) ANDERE INSTELLINGEN BELANGRIJK! Specificeren van de bestandsnaam serienummer generatiemethode • U kunt elk van de volgende types beelden selecteren als het startbeeldscherm. — Het ingebouwde beeld van de camera — Een snapshot — Enkel het beeldgedeelte van een audio snapshot • Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat nieuwe beeld het eerdere beeld uit het beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom dient u een gescheiden kopie van het beeld in het standaard beeldopslaggeheugen van de camera te hebben opgeslagen als u naar een eerder beginschermbeeld wilt teruggaan. • Het beginschermbeeld wordt gewist als u het ingebouwde geheugen formatteert (pagina 157). Gebruik de volgende procedure om de methode te specificeren voor het genereren van het serienummer dat gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 142). 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “File No.” (bestandsnaam) en druk vervolgens op [왘]. 3. Verander de instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. 150 Om dit te doen voor een juist opgeslagen bestand: Selecteer deze instelling: Sla het laatste gebruikte bestandnummer op en verhoog dit met één ongeacht of bestanden uitgewist zijn of de geheugenkaart door een nieuwe werd vervangen. Continue (voortzetten) Start het serienummer opnieuw vanaf 0001 wanneer alle bestanden gewist zijn of de geheugenkaart vervangen is. Reset (terugstellen) B ANDERE INSTELLINGEN Selecteren van uw thuistijdzone Instellen van de klok Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder “Instellen van de huidige tijd en datum” op pagina 152. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [왘]. • Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone aangegeven. BELANGRIJK! • Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich op het moment bevindt) selecteert voordat u de instellingen verandert voor de tijd en de datum. Anders zullen de instellingen voor de tijd en de datum automatisch veranderen wanneer u een andere tijdzone selecteert. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “Home” (thuistijd) te selecteren en druk daarna op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “City” (stad) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 5. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de het geografische gebied te selecteren dat de plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone en druk vervolgens op [SET]. 6. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste stad te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 7. Druk na het selecteren van de gewenste stad op [SET] om de bijbehorende zone als uw thuistijdzone te registreren. 151 ANDERE INSTELLINGEN Instellen van de huidige tijd en datum Veranderen van de datumopmaak 1. Druk op [MENU]. U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken van het tonen van de datum. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 1. Druk op [MENU]. selecteer “Adjust” (bijstellen) en druk vervolgens op [왘]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Date Style” (datumstijl) en druk vervolgens op [왘]. 3. Stel de huidige tijd en de tijd in. Om dit te doen: Doe dit: Veranderen van de instelling op de plaats waar de cursor zich bevindt Druk op [왖] en [왔]. Verplaatsen van de cursor tussen instellingen Druk op [왗] en [왘]. Overschakelen tussen de 12-uur en de 24-uur tijdaanduiding. Druk op [BS]. 3. Druk op [왖] en [왔] om de instelling te veranderen en druk vervolgens op [SET]. Voorbeeld: 24 december, 2005 4. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op [SET] om ze te registreren en het instelscherm te verlaten. 152 Om de datum zo te tonen: Selecteer deze opmaak: 05/12/24 YY/MM/DD 24/12/05 DD/MM/YY 12/24/05 MM/DD/YY ANDERE INSTELLINGEN Configureren van wereldtijdinstellingen Gebruiken van wereldtijd U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz. Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162 steden in 32 tijdzones selecteren. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [왘]. Tonen van het wereldtijdscherm 3. Druk op [왖] en [왔] om “World” (wereld) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 1. Druk op [MENU]. 4. Druk op [왖] en [왔] om 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en “City” (stad) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [왘]. • Om de zomertijdinstelling te configureren, selecteert u “DST” en vervolgens ofwel “On” (aan) of “Off” (uit). 3. Druk op [왖] en [왔] om “World” (wereld) te selecteren. Om dit te doen: Selecteer dit: Toon de tijd in uw thuistijdzone Home (thuistijd) Toon de tijd in de zone die op dat moment geselecteerd is op het wereldtijdscherm. World (wereldtijd) • Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om de huidige instelling van de tijd één uur vooruit te zetten tijdens de zomermaanden. • Het gebruik van zomertijd hangt samen met plaatselijke gebruiken en de wetgeving. 4. Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm te verlaten. 153 ANDERE INSTELLINGEN 5. Selecteer m.b.v. [왖], Veranderen van de displaytaal [왔], [왗] en [왘] het gewenste geografische gebied en druk vervolgens op [SET]. U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 6. Druk op [왖] en [왔] om de gewenste stad te selecteer “Language” (taal) en druk vervolgens op [왘]. selecteren en druk vervolgens op [SET]. 7. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op 3. Druk op [왖], [왔], [왗] en [왘] om de instelling te [SET] om de instellingen toe te passen en het instelscherm te verlaten. veranderen en druk vervolgens op [SET]. 154 ANDERE INSTELLINGEN Veranderen van het protocol van de USB poort Veranderen van de helderheid van het beeldscherm U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van de camera wanneer u aansluit op een computer, een printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat past bij het toestel waarop u aansluit. U kunt d.m.v. de volgende procedure de helderheid van het beeldscherm heen en weer schakelen tussen twee niveau’s. 1. Druk op [MENU]. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Screen” (scherm) en druk vervolgens op [왘]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Om dit helderheidsniveau bij het beeldscherm te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Normale helderheid Normal (normaal) Sterke helderheid Bright (helder) [왔] en druk vervolgens op [SET]. Bij aansluiten op dit type toestel: Selecteer deze instelling: Computer of printer die compatibel is met USB DIRECTPRINT (pagina 170) Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) Printer compatibel met PictBridge (pagina 170) PTP (PictBridge)* * “PTP” is de afkorting van “Picture Transfer Protocol” (Protocol voor het overzenden van beelden). 155 ANDERE INSTELLINGEN • Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECTPRINT) zorgt er voor dat de camera de computer beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik deze instelling voor het allerdaagse oversturen van beelden van de camera naar de computer (waarbij u dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt gebruiken). • PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van beelddata naar het aangesloten toestel. Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt telkens bij indrukken van deze toetsen. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “REC/PLAY” (opname/weergave) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 156 Om deze bewerking te configureren: Selecteer deze instelling: De spanning wordt ingeschakeld bij ] (REC) of [ ] indrukken van [ (PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld) Power On (spanning aan) De spanning wordt in- of uitgeschakeld bij indrukken van [ ] (REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) Power On/Off (spanning aan/uit) De spanning wordt niet in- of uitgeschakeld bij indrukken van [ (REC) of [ ] (PLAY) Disable (niet geactiveerd) ] ANDERE INSTELLINGEN BELANGRIJK! Formatteren van het ingebouwde geheugen • Wanneer de stand “Power On/Off” (spanning aan/uit) geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de opnamefunctie (REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de weergavefunctie (PLAY). • Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de weergavefunctie (PLAY). Wordt overgeschakeld naar de dat moment geselecteerde opnamefunctie (REC) terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie (PLAY) wordt geschakeld. • Als u de camera aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van videobeelden, dient u als de spanning aan/uit functie “Power On” (spanning aan) of “Power On/Off” (spanning aan/uit) te selecteren. Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt alle opgeslagen data uitgewist. BELANGRIJK! • Merk op dat data die gewist is door formatteren niet meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u geen enkele data in het geheugen nodig heeft voordat u het gaat formatteren. • Bij formatteren van het ingebouwde geheugen wordt de volgende items gewist. — Beveiligde beelden — Beelden in de FAVORITE map — Gebruikersinstellingen voor de BEST SHOT functie — Startschermbeeld • Controleer voordat u begint met het formatteren dat de spanning van de camera’s accu niet te laag is. Als de accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het formatteren brengt het risico met zich mee dat het formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de camera niet goed functioneert. • U mag het accudeksel nooit openen terwijl het formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met zich mee dat de camera niet goed functioneert. LET OP • De oorspronkelijke defaultinstelling is “Power On” (spanning aan). 157 ANDERE INSTELLINGEN 1. Controleer dat er geen geheugenkaart in de camera geladen is. • Mocht er een geheugenkaart geladen zijn in de camera, verwijder deze dan (pagina 161). 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Format” (formaat) en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Format” (formatteren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Wordt de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld na het formetteren van het ingebouwde geheugen, dan zal de boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden aanwezig) doodleuk verschijnen. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren. 158 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART U kunt de opslagmogelijkheden van uw camera uitbreiden door een los verkrijgbare geheugenkaart (SD geheugenkaart of MultiMediaCard) te gebruiken. U kunt ook bestanden kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart en van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen. • Bepaalde types kaarten kunnen de verwerkingssnelheid afremmen. Gebruikt u een langzame geheugenkaart, dan kan het voorkomen dat u een film niet kunt opnemen met de “HQ” beeldkwaliteitinstelling. Hierom dient u een snelle (high-speed) SD geheugenkaart te gebruiken wanneer dat enigszins mogelijk is. • Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren kunnen gaan. De indicaties en REC knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is gegaan. Het wordt aanbevolen een SD geheugenkaart te gebruiken met een maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde. • SD geheugenkaarten hebben een schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van beelddata. Merk echter op dat als u een SD geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt opnemen, hem wilt formatteren of eventueel bestanden wilt uitwissen. • Elektrostatische lading, digitale storing en andere fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO disk, harde schijf van een computer, enz.) • Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het ingebouwde geheugen. Wanneer u echter een geheugenkaart insteekt, zal de camera automatisch bestanden op de kaart opslaan. • Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de camera gestoken is. BELANGRIJK! • Gebruik bij deze camera enkel een SD geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor andere types kaarten wordt een juiste werking niet gegarandeerd. • Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart voor informatie hoe u deze kunt gebruiken. 159 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART 2. Houd de Gebruiken van een geheugenkaart geheugenkaart zodanig dat de achterkant ervan in dezelfde richting wijst als het beeldscherm van de camera en schuif de kaart dan voorzichtig in de kaartgleuf. Schuif de kaart geheel in totdat deze met een klikgeluid stevig op zijn plaats zit. BELANGRIJK! • Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u een geheugenkaart insteekt of verwijdert. • Let er op dat u de camera in de juiste richting insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt. Insteken van een geheugenkaart in de camera 1. Schuif het accudeksel in de door de pijl aangegeven richting en open het dan. 3. Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens in de door de pijl aangegeven richting. 160 Voorkant Achterkant GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART BELANGRIJK! Vervangen van de geheugenkaart • Probeer nooit iets in de geheugenkaartgleuf van de camera te steken dat geen SD geheugenkaart of MMC (MultiMediaCard) kaart is. Dit kan namelijk tot defecten bij de camera leiden. • Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk de camera uit, verwijder de accu en neem contact op met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. • Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Hierdoor kan het opslaan van een bestand namelijk mislukken en zelfs schade toegebracht worden aan de geheugenkaart. 1. Druk de geheugenkaart in de richting van de camera en laat hem dan los. Hierdoor komt de kaart gedeeltelijk uit de camera. 2. Trek de geheugenkaart uit de sleuf. 3. Leg een andere geheugenkaart in. 161 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART Formatteren van een geheugenkaart ■ Formatteren van een geheugenkaart Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle data uitgewist die is opgeslagen op de kaart. 1. Steek een geheugenkaart in de camera. 2. Schakel de camera in en druk op [MENU]. BELANGRIJK! • Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart altijd de camera. Formatteren van een geheugenkaart kan ook met een computer worden uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD formaat, problemen veroorzaken met de compatibiliteit en andere problemen met de werking. • Merk op dat data die gewist is door formatteren van een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u geen enkele data op de geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat formatteren. • Het formatteren van een geheugenkaart wist alle bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn (pagina 143). 3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Format” (formatteren) en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “Format” (formatteren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Wordt de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld na het formetteren van een geheugenkaart, dan zal de boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden aanwezig) doodleuk verschijnen. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren. 162 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART ■ Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart Kopiëren van bestanden Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te kopiëren. • Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de camera op een plaats ver van uw huis of kantoor gebruikt. • Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn van abnormale beelden. • Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het vermogen om data te behouden. Het wordt daarom aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te formatteren. • Controleer voordat u begint met het formatteren dat de spanning van de camera’s accu niet te laag is. Als de accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het formatteren brengt dit het risico met zich mee dat het formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de geheugenkaart niet goed functioneert. • U mag het accudeksel nooit openen terwijl het formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met zich mee dat de geheugenkaart niet goed functioneert. BELANGRIJK! • Enkel snapshots-, film-, audio snapshot- en spraakopnamebestanden die met deze camera zijn opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere bestanden kunnen niet worden gekopiëerd. • Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet worden gekopieerd. • Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden zowel het betreffende beeldbestand als het geluidsbestand gekopieerd. 163 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart Kopiëren van een specifiek bestand van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 1. Steek een geheugenkaart in de camera. 1. Voer de stappen 1 tot en met 3 van de procedure onder “Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart” uit. 2. Schakel de camera in. Schakel de weergavefunctie (PLAY) in en druk op [MENU]. 2. Gebruik [왖] of [왔] om “Card Built-in” ingebouwd geheugen) te (geheugenkaart selecteren en druk vervolgens op [SET]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Copy” (kopiëren) en druk vervolgens op [왘]. 3. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te selecteren dat u wilt kopiëren. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “Copy” (kopiëren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “Built-in Card” (ingebouwd geheugen geheugenkaart) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de boodschap “Busy.... Please Wait…” (bezig… wachten a.u.b…) getoond. • Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de boodschap “Busy.... Please Wait…” (bezig… wachten a.u.b…) getoond. • Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm nadat het kopiëren voltooid is. • Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is. • Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm het laatste bestand in de map. 164 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART 5. Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te verlaten. LET OP • Bestanden worden gekopieerd naar de map in het ingebouwde geheugen waarvan de naam het grootste nummer heeft. 165 AFDRUKKEN VAN BEELDEN AFDRUKKEN VAN BEELDEN ■ Direct afdrukken met een printer die uitgerust is met een kaartgleuf of die USB DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt Een digitale camera geeft u een aantal verschillende methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste past bij uw behoefte. Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt de camera aansluiten op een printer die USB DIRECTPRINT of PictBridge ondersteunt. Zie “DPOF” (pagina 167) en “Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT” (pagina 170) voor nadere details. ■ Professionele afdrukdienst Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt hebben. Zie “DPOF” (pagina 167) voor nadere details. LET OP • Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet DPOF of kunnen mogelijk andere drukprotocollen ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat ondersteund wordt door de afdrukdienst om de beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben. 166 AFDRUKKEN VAN BEELDEN ■ Afdrukken met een computer DPOF Windows gebruikers De camera wordt geleverd met de Photo Loader en Photohands applicaties die op een Windows computer geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het beheren en het afdrukken van beelden. Zie “Gebruik van de camera met een Windows computer” (pagina’s 176, 193) voor nadere details. De letters “DPOF” zijn de afkorting van “Digital Print Order Format” hetgeen een formaat is voor opnemen op een geheugenkaart of een ander medium met informatie welke digitale camerabeelden afgedrukt dienen te worden en hoeveel kopieën. Daarna kunt u op een DPOF-compatibele printer of bij een professionele drukkerij afdrukken maken overeenkomstig de instellingen voor de bestandsnaam en het aantal kopieën zoals opgeslagen is op de kaart. Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz. dient te onthouden. Macintosh gebruikers De camera wordt geleverd met Photo Loader voor Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare software voor het afdrukken van de beelden met een Macintosh. Zie “Gebruik van de camera met een Macintosh computer” (pagina’s 184, 203) voor nadere details. ■ DPOF instellingen Bestandsnaam, aantal kopieën, datum 167 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 5. Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [왖] en Configureren van de afdrukinstellingen voor een enkel beeld [왔]. • U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt wilt hebben. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 6. Druk op [BS] zodat 2. Selecteer de “PLAY” “On” (aan) wordt getoond om datumafstempeling voor de afdrukken in te schakelen. (weergave) tab, selecteer “DPOF” en druk vervolgens op [왘]. • “On” (aan) geeft aan dat tijdsvastlegging (date stamping) ingeschakeld is. 3. Selecteer “Select images” (selecteer beelden) m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. • Druk op [BS] zodat “Off” (uit) getoond wordt om datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen. 4. Toon het te gewenste beeld m.b.v. [왗] en [왘]. • Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere beelden wilt configureren voor het afdrukken. 7. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle instellingen zijn zoals u wilt. 168 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 5. Druk op [BS] zodat “On” (aan) wordt getoond Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden om datumafstempeling voor de afdrukken in te schakelen. • “On” (aan) geeft aan dat datumafstempeling (date stamping) ingeschakeld is. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. • Druk op [BS] zodat “Off” (uit) getoond wordt om datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “DPOF” en druk vervolgens op [왘]. 6. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle 3. Selecteer “All images” (alle beelden) m.b.v. instellingen zijn zoals u wilt. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. 4. Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [왖] en [왔]. • U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt wilt hebben. 169 AFDRUKKEN VAN BEELDEN BELANGRIJK! Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT • De DPOF instellingen worden niet automatisch gewist nadat het afdrukken voltooid is. Dit houdt in dat als u een andere afdrukbediening uitvoert zonder eerst de DPOF instellingen te wissen, het afdrukken zal plaatsvinden in overeenstemming met de laatste instellingen die u configureerde. Wilt u voorkomen dat dit gebeurt, voer dan de procedure uit onder “Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden” (pagina 169) en verander het aantal afdrukken naar “00”. Daarna kunt u de nieuwe DPOF instellingen configureren zoals u wenst. • Brengt u een geheugenkaart naar een professionele afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de kaart DPOF instellingen bevat met informatie over het aantal afdrukken. Als u dit niet doet kan het bedrijf (fotozaak) dat afdrukdiensten verleent mogelijk alle beelden afdrukken zonder acht te slaan op de DPOF instellingen of kunnen datumafdrukken mogelijk niet worden uitgevoerd. • Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst. • Sommige printers kunnen instellingen hebben die de datumafstempeling (date stamp) en/of het DPOF afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing van de printer voor details aangaande het inschakelen van deze functies. U kunt de camera direct op een printer aansluiten die PictBridge of USB DIRECT-PRINT ondersteunt waarna u beelden kunt selecteren en afdrukken m.b.v. het beeldscherm en de bedieningsorganen van de camera. Met de DPOF ondersteuning (pagina 167) kunt u ook specificeren welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt hebben. • PictBridge is een standaard die samengesteld werd door de Camera en Imaging Products Association (CIPA). • USB DIRECT-PRINT is een standaard die voorgesteld werd door de Seiko Epson maatschappij. 170 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 1. Druk op [MENU]. 4. Sluit de USB kabel die met de camera gebundeld is aan op de USB slede en op een printer. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. USB poort 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en USB kabel (gebundeld) Aansluiting B [왔] en druk vervolgens op [SET]. Bij aansluiten op dit type toestel: Selecteer deze instelling: Computer of printer die compatibel is met USB DIRECTPRINT Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) Printer compatibel met PictBridge PTP (PictBridge) Aansluiting A [ • Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECTPRINT) zorgt er voor dat de camera de computer beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik deze instelling voor het allerdaagse oversturen van beelden van de camera naar de computer (waarbij u dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt gebruiken). ] (USB poort) • Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en steek de netadapter aan op een stopcontact. • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Er verschijnt niets op het beeldscherm van de camera als de camera zich op de USB slede bevindt terwijl de gebundelde AV kabel aangesloten is op de slede. Let erop dat u aansluiting van de AV kabel met de slede verbreekt als u het beeldscherm van de camera wilt gebruiken om beelden te bekijken. • PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van beelddata naar het aangesloten toestel. 171 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 5. Schakel de camera uit en zet daarna de 8. Druk op de [USB] toets camera op de USB slede. van de USB slede. • Dit toont het afdrukmenu op het beeldscherm van de camera. 6. Schakel de printer in. 7. Leg papier in de printer voor het afdrukken van beelden. 9. Selecteer “Paper Size” (papierformaat) m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [왘]. 10. Selecteer het papierformaat dat u wilt gebruiken om af te drukken m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar zijn. 3.5˝ × 5˝ 5˝ × 7˝ 4˝ × 6˝ A4 8.5˝ × 11˝ By Printer (door de printer) • Door selecteren van “By Printer (door de printer)” wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de printer wordt geselecteerd. 172 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 12. Gebruik [왖] en [왔] op het beeldscherm van de • Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn hangt af van de aangesloten printer. Zie de gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee geleverd voor volledige details. camera om “Print” (afdrukken) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de boodschap “Busy…. Please wait…” (wachten aub) op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de boodschap opnieuw. 11. Specificeer de gewenste afdrukmogelijkheid m.b.v. [왖] , [왔]. • Om een enkel beeld af te drukken: Selecteer “1 Image” (1 beeld) en druk daarna op [SET]. Selecteer vervolgens het beeld dat u wilt afdrukken m.b.v. [왗] en [왘]. • Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is voltooid. • Als u “1 Image” (1 beeld) selecteerde in stap 11, dan kunt u een ander beeld selecteren en deze stap herhalen om af te drukken. • Om meerdere of alle beelden af te drukken: Selecteer “DPOF Printing” en druk daarna op [SET]. Door deze optie te selecteren worden alle beelden afgedrukt die geselecteerd zijn met de DPOF instellingen. Zie pagina 167 voor meer informatie. 13. Druk nadat u klaar bent met het afdrukken op de [USB] toets van de USB slede en schakel vervolgens de camera uit. • U kunt datumafstempeling beurtelings in- en uitschakelen door op [BS] te drukken. De datumafstempeling wordt afgedrukt als “On” (aan) op het beeldscherm wordt getoond. “On” (aan) geeft aan dat de datumafstempeling ingeschakeld is. 173 AFDRUKKEN VAN BEELDEN • Specificeren van het afdrukken van de datum wanneer het afdrukken wordt uitgevoerd door een afdrukdienstverleningsbedrijf. – Sommige afdrukdienstverleningsbedrijven ondersteunen het afdrukken van de datum niet. Vraag bij de winkel om meer informatie voordat u afdrukken laat maken. Datumafdruk Eén van de hier onder beschreven procedures kan worden gebruikt om opnamedata af te drukken bij de beeldafdrukken. Voor een correcte datumafdruk dient de huidige datum bij de camera ingesteld te zijn voordat het beeld wordt opgenomen. • Specificeren van de datumafdruk met DPOF instellingen (pagina 168) – Sommige printers hebben mogelijk instellingen die afdrukken met tijdafstempeling en/of DPOF kunnen uitschakelen. Zie ook de gebruiksaanwijzingen die met de printer meegeleverd is voor details aangaande deze functies en kenmerken. – Merk op dat sommige professionele afdrukdienstverleningen het maken van DPOF afdrukken niet ondersteunen. Vraag dit na bij de winkel voordat u afdrukken laat maken. • Specificeren van het afdrukken van de datum met de Photohands software die met de camera meegeleverd wordt. – Zie pagina 24 van de gebruiksaanwijzingen van Photohands voor details. De gebruiksaanwijzingen van Photohands is meegeleverd als een PDF bestand op de CD-ROM die met de camera meegeleverd wordt. ■ Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken • Zie de documentatie niet met uw printer wordt meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit en de papierinstellingen. • Neem contact op met de fabrikant van de printer voor nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz. ondersteunen. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera of de USB slede nooit tijdens het afdrukken. Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden bij de printer. 174 AFDRUKKEN VAN BEELDEN PRINT Image Matching III Exif Print Beelden bevatten PRINT Image Matching III data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die Print Image Matching III ondersteunt leest deze data en stelt het afgedrukte beeld automatisch bij zodat de beelden worden afgedrukt op de manier die u in gedachten had toen u de beelden opnam. Exif Print is een internationaal ondersteund, open standaard bestandformaat waarmee het mogelijk is om levendige digitale beelden met getrouwe kleuren weer te geven. Bij Exif 2.2 bevatten bestanden een groot aantal data aangaande de opname omstandigheden die door een Exif Print printer kunnen worden geïnterpreteerd om afdrukken te produceren die er beter uit zien. * Seiko Epson Corporation heeft de auteursrechten voor PRINT Image Matching en PRINT Image Matching III. BELANGRIJK! • Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif Print compatibele printermodellen kan verkregen worden bij elke fabrikant van printers. 175 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Na de USB slede te hebben gebruikt om een USB aansluiting te maken tussen de camera en de computer, kunt u de computer gebruiken om beelden in het bestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op de harde schijf van de computer of een ander opslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst de USB driver te installeren op de computer vanaf de CDROM die meegeleverd wordt met de camera. Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van of u een computer gebruikt die onder Windows (zie hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 184) draait. Gebruik van de camera met een Windows computer Hieronder volgende de algemene stappen voor het bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die draait onder Windows. U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt met uw computer voor overige informatie aangaande de USB aansluitingen, enz. 1. Als uw computer onder Windows 98SE of 98 draait, installeer dan het USB aanstuurprogramma op uw computer. • U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren, nameljk de eerste maal dat u op uw computer aansluit. • Als u Windows XP, 2000, or Me gebruikt is het overbodig om het USB aanstuurprogramma te installeren. 2. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en de computer. 3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden. 176 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 1. Wat u het eerst dient te doen hangt af van of BELANGRIJK! uw computer draait onder Windows XP, 2000, Me, 98SE en 98. • Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de speciale netadapter te gebruiken om de camera van stroom te voorzien tijdens datacommunicatie. • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde geheugen van de camera naar een computer, let er dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de camera voordat u de camera op de USB slede plaatst. Windows 98SE/98 gebruikers • Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma te installeren. • Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt gepresenteerd Windows 98 gebruikt. Windows XP/2000/Me gebruikers • Het installeren van het USB aanstuurprogramma is overbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6. Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera en de computer voordat u de USB driver installeert bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer niet in staat zijn de camera te herkennen. • Bij het gebruik van Windows 98SE en 98 is het nodig om de USB driver te installeren. Sluit de camera niet aan op een computer die onder één van de bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de USB driver eerst te installeren. • Wanneer u Windows XP, 2000 en Me gebruikt is het niet nodig om de USB driver te installeren. 177 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 2. Leg de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM 5. Klik wanneer het laatste instelscherm drive van uw computer. verschijnt op de [Uitgang] toets van het CDROM menu om het menu te verlaten en verwijder de CD-ROM uit uw computer. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “USB driver” (USB aansturingsprogramma) toont. • Bij bepaalde computer besturingssystemen verschijnt een boodschap om u er toe aan te sporen uw computer te herstarten. Het CD-ROM menu verschijnt opnieuw nadat uw computer opnieuw gestart is. Klik op de [Uitgang] toets van het CDROM menu om het menu te verlaten en verwijder de CD-ROM uit uw computer. 3. Click op een menuscherm dat verschijnt op “Nedelands”. 4. Klik [USB driver B] en vervolgens [Installeer]. • Hierdoor wordt het installeren gestart. • Volg de aanwijzingen die op het beeldscherm verschijnen om de installatie te voltooien. 6. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. • De volgende stappen laten zien hoe het installeren in zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows. • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. 178 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 7. Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel die met de camera gebundeld is aan op de USB slede en op de USB poort van uw computer. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] USB poort USB kabel (gebundeld) Aansluiting B Aansluiting A ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ [ ] (USB poort) • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de USB slede dat uw computer. USB poorten en kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar op één manier past. • Steek de USB kabelstekkers stevig en zover mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen vinden. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] 179 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 8. Druk eerst op de spanningstoets van de 12. Plaats de camera in de USB slede. camera en druk vervolgens op de [MENU] toets. • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. 9. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. 10. Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECTPRINT)” (massageheugen) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 11. Schakel de camera uit. 13. Druk op de [USB] toets van de USB slede. • Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van de camera of voor de geheugenkaart die in de camera geladen is. U hoeft het USB aansturingsprogramma (ook wel driver genoemd) niet elke keer opnieuw te installeren. Nadat het programma eenmaal geïnstalleerd kan de computer zowaar het ingebouwde geheugen van de camera of de geheugenkaart erin herkennen wanneer u een USB aansluiting aanbrengt tussen de camera en uw computer. 180 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 14. Dubbelklik “Deze computer” op uw computer. • Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB functie ingeschakeld waardoor de [USB] indicator van de USB slede groen gaat branden (pagina 213). • Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan op [Start] en vervolgens op [Deze computer]. • Op dat moment zullen sommige besturingssystemen een “Verwisselbare schijf” dialoogvenster weergegeven. Als uw besturingssysteem dat doet, sluit het dialoogvenster dan. 15. Dubbelklik “Verwisselbare schijf”. • Uw computer ziet het bestandengeheugen als een uitneembare disk. 16. Dubbelklik de “Dcim” map. 17. Dubbelklik de map die het gewenste beeld bevat. 18. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat dat u wilt bekijken. • Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 190 voor informatie aangaande bestandnamen. [USB] toets [USB] indicator LET OP • Als u een geroteerd beeld op uw computer opent, verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina 133). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat geopend wordt vanuit het geheugen van de camera en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar de harde schijf van uw computer. 181 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 19. Voer afhankelijk van het besturingssysteem Windows XP één van de volgende procedures uit om de bestanden op te slaan, indien u dat wilt. 1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf) van de camera bij de “Dcim” map op de rechtertoets van de muis. Windows 2000, Me, 98SE, 98 2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt. 1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf) van de camera bij de “Dcim” map op de rechtertoets van de muis. 3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn documenten]. 4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op [Plakken]. 2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt. • Hierdoor wordt de “Dcim” map (die de beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn documenten” map. 3. Dubbelklik op [Mijn documenten] om dit te openen. 4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op [Plakken]. • Hierdoor wordt de “Dcim” map (die de beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn documenten” map. LET OP • Mocht u reeds een map met de naam “Dcim” hebben in de “Mijn documenten” map van uw computer, dan kunt u de procedure in stap 19 hierboven volgen om de bestaande “Dcim” map uit te wissen en te vervangen door de nieuw opgeslagen map. Wilt u de inhoud van de bestaande “Dcim” map behouden, verander de naam van de map of zet de map op een andere plaats voordat u de nieuwe “Dcim” map opslaat. 182 B BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER BELANGRIJK! Windows 2000/Me gebruikers • Gebruik uw computer nooit om beelden die opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de camera of op de geheugenkaart te bewerken, wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die door de camera gebruikt wordt waardoor het onmogelijk kan worden om beelden via de camera weer te geven of er kan een foutlezing verkregen worden bij de waarde die getoond wordt door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt. • Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera. Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB] indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de camera van de USB slede. ■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting • Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het beeld “inbranden” op het scherm. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera of de USB slede nooit terwijl data communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data beschadigd raken. 20. Gebruik afhankelijk van de versie van Windows die u gebruikt één van de volgende procedures om de USB aansluiting tot een einde te brengen. Windows XP/98SE/98 gebruikers • Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB] indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de camera van de USB slede. 183 B BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER BELANGRIJK! Gebruik van de camera met een Macintosh computer • Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde geheugen van de camera naar een computer, let er dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de camera voordat u de camera op de USB slede plaatst. Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die draait onder Macintosh. U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige informatie aangaande de USB aansluiting, enz. 1. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. BELANGRIJK! • Deze camera ondersteunt bediening niet met een computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer gebruikt v Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2, 10.3 of 10.4), gebruik dan de standaard USB driver die meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS). • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. 1. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en uw Macintosh. 2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden. 184 B BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 2. Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel die met de camera gebundeld is aan op de USB slede en op de USB poort van uw computer. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] USB poort USB kabel (gebundeld) Aansluiting B Aansluiting A ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ [ ] (USB poort) • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de USB slede dat uw computer. USB poorten en kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar op één manier past. • Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen vinden. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] 185 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 3. Druk eerst op de spanningstoets van de 8. Druk op de [USB] toets van de USB slede. camera en druk vervolgens op de [MENU] toets. • Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB functie ingeschakeld waardoor de USB indicator van de USB slede groen gaat branden (pagina 213). 4. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, 9. Uw computer ziet het bestandengeheugen als selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. een uitneembare disk. 5. Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECT- • Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de Mac OS versie die u in gebruik heeft. PRINT)” (massageheugen) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. • Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot stand brengt tussen de camera en uw Macintosh. 6. Schakel de camera uit. 7. Plaats de camera in de USB slede. 10. Dubbelklik de drive icoon voor het • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. bestandengeheugen, de “DCIM” map en dan de map die het gewenste beeld bevat. [USB] toets [USB] indicator 186 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 11. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat BELANGRIJK! dat u wilt bekijken. • Gebruik uw computer nooit om beelden die opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de camera of op de geheugenkaart te bewerken, wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die door de camera gebruikt wordt waardoor het onmogelijk kan worden om beelden via de camera weer te geven of er kan een grote afwijking verkregen worden in de waarde die getoond wordt door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt. • Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 190 voor informatie aangaande bestandnamen. LET OP • Als u een geroteerd beeld op uw Macintosh opent, verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina 133). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat geopend wordt vanuit het geheugen van de camera en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar de harde schijf van uw Macintosh. 12. Sleep de “DCIM” map naar de gewenste map 13. Sleep de drive icoon die de camera voorstelt op uw computer om alle bestanden in het bestandengeheugen te kopiëren naar de harde schijf van uw Macintosh. naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot een einde te brengen. 14. Druk op de [USB] toets van de USB slede. Verwijder de camera van de USB slede na eerst gecontroleerd te hebben dat de [USB] indicator niet langer brandt. 187 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting Gebruiken van een geheugenkaart om beelden over te schrijven naar een computer • Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het beeld “inbranden” op het scherm. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera of de USB slede nooit terwijl data communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data beschadigd raken. De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden overgeschreven naar uw computer. Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD geheugenkaartsleuf Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf. Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC kaartsleuf Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD geheugenkaart of MMC). Zie voor volledige details de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC kaartadapter en die van de computer. 188 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart lezer/schrijver Zie voor details aangaande het gebruik de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD geheugenkaart lezer/schrijver. Geheugendata Met deze camera opgenomen beelden en andere data worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF (Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale camera’s en andere apparaten. DCF protocol DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen worden met een DCF camera van een andere fabrikant of afgedrukt kunnen worden met een DCF printer. Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/ schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD geheugenkaart of MMC) Zie voor details aangaande het gebruik de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter. 189 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Geheugenmapstructuur ■ Inhoud van mappen en bestanden ■ Mapstructuur • DCIM map Map die alle digitale camerabestanden opslaat DCIM (DCIM map) (Opslagmap) (Beeldbestand) (Filmbestand) (Audiobestand) (Audio snapshot beeldbestand) (Audio snapshot audiobestand) 101CASIO 102CASIO (Opslagmap) (Opslagmap) ... 100CASIO CIMG0001.JPG CIMG0002.AVI CIMG0003.WAV CIMG0004.JPG CIMG0004.WAV ... ... FAVORITE* ... CIMG0001.JPG CIMG0002.JPG MISC • Opslagmap Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd met de digitale camera • Beeldbestand Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG) • Filmbestand Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI) (FAVORITE map) (Opslagbestand) (Opslagbestand) • Audiobestand Bestand dat een geluidsopname bevat (bestandnaam extensie: WAV) (DPOF file folder) AUTPRINT.MRK SCENE (DPOF bestand) • Audio snapshot beeldbestand Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio snapshot (bestandnaam extensie: JPG) (BEST SHOT map) ... UZ500001.JPE UZ500002.JPE (Gebruikersinstellingenbestand) (Gebruikersinstellingenbestand) • Audio snapshot audiobestand Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio snapshot (bestandnaam extensie: WAV) * Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen gecreëerd. 190 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER • FAVORITE folder (alleen voor het ingebouwde geheugen) Map die favoriete beeld bestanden bevat (Beeldgrootte: 320 × 240 beeldpunten) Door de camera ondersteunde beeldbestanden • DPOF bestandmap Map die DPOF bestanden bevat • Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera • Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol • BEST SHOT map (alleen voor het ingebouwde geheugen) Map die BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden bevat Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund. Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een ander cameramodel kan lang op zich laten wachten voordat het op het beeldscherm verschijnt. • Snapshot gebruikersinstellingsbestand (alleen voor het ingebouwde geheugen) Bestanden die BEST SHOT gebruikersinstellingen bevatten 191 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde geheugen en de geheugenkaart • Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende (bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen. Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op uw computer veranderen. Het veranderen van de naam naar een datum is een goede manier om op de hoogte te blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd voor de naam van de DCIM map altijd terug te veranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëert naar het geheugen voor weergave via de camera. De camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM. • Mappen en bestanden moeten overeenstemmng met de “Geheugenmapstructuur” op pagina 190 worden opgeslagen om correct te worden herkend door de camera. 192 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Dit hoofdstuk geeft uitleg aangaande het software en de applicaties op de CD-ROM die met de camera meegeleverd is en geeft een overzicht van wat u er mee kunt doen. Merk op dat de procedure die u dient uit te voeren afhangt van of een Macintosh (pagina 203) gebruikt of u een computer die draait onder Windows (zie hieronder). Gebruik van de camera met een Windows computer Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer. Aangaande de gebundelde CD-ROM De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de volgende applicaties. Het installeren van deze applicaties is naar keus en u dient alleen maar die applicaties te installeren die u inderdaad gaat gebruiken. CD-ROM software Doeleinde USB aansluiting op een computer voor het overdragen van beelden Beheer van beelden die overgedragen zijn naar een computer Naam software Ondersteunde versies van Windows Vereiste bedieningshandeling – XP/2000/Me Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en de computer. Het is niet nodig de USB driver (pagina 176) te installeren. USB driver Type B 98SE/98 Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en de computer. Installeer de USB driver Type B (pagina 176). Photo Loader 2.3 * DirectX 9.0c XP/2000/Me/98SE/98 Installeer Photo Loader 2.3 (pagina 196). * Als DirectX 9.0 of hoger niet geïnstalleerd in bij de computer, installer dan DirectX 9.0c (pagina 198) 193 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER CD-ROM software Doeleinde Naam software Ondersteunde versies van Windows Vereiste bedieningshandeling Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s Photohands 1.0 XP/2000/Me/98SE/98 Installeer Photohands 1.0 (pagina 199). Weergave van films Windows Media Player 9 * DirectX 9.0c XP/2000/Me/98SE/98 • Windows Media Player, dat reeds geïnstalleerd is bij de meeste computers, kan gebruikt worden voor de weergave. * Installeer DirectX 9.0c (pagina 198) wanneer u op Windows 2000, 98SE of 98 draait met een DirectX versie die lager is dan 9.0c. Bekijken van gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) Adobe Reader 6.0 XP/2000/Me/98SE Installeer Adobe Reader 6.0 (pagina 202) als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet reeds geïnstalleerd is op uw computer. – 98 Als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet reeds geïnstalleerd is op uw computer, ga dan naar de Adobe Systems Incorporated website en installeer Acrobat Reader 5.0.5. 194 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER USB driver Type B Besturingssysteem (OS): 98SE/98 Systeemvereisten voor uw computer De systeemvereisten voor uw computer verschillen allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk van het aantal beelden en de grootte van de beelden die worden gehanteerd. • Breng m.b.v. de meegeleverde USB slede een aansluiting tot stand tussen de camera en de computer wanneer de computer draait onder Windows XP, 2000 of Me. Het is niet nodig de USB driver van de meegeleverde CD-ROM te installeren. • Een juiste werking wordt niet gegarandeerd voor een computer die draait onder Windows 95 of 3.1. Photo Loader 2.3 Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98 Geheugen: Minstens 16 MB Harde schijf: Minstens 7 MB Overige: Internet Explorer 5.5 of hoger; DirectX 9.0 of hoger 195 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Photohands 1.0 Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98 Geheugen: Minstens 64 MB Harde schijf: Minstens 10 MB Beheren van beelden op een PC Om beelden op een PC te beheren dient u de Photo Loader applicatie van de CD-ROM te installeren die met de camera wordt meegeleverd. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “Photo Loader” toont. DirectX 9.0c Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98 Harde schijf (HD): Minstens 65 MB vrije ruimte tijdens het installeren, 18 MB nadat het installeren voltooid is. LET OP • Is Photo Loader reeds op uw computer geïnstalleer, controleer dan de versie. Is de gebundelde versie nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is, oninstalleer de oude versie van Photo Loader dan en installeer vervolgens de nieuwe versie. Adobe Reader 6.0 Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE CPU: Pentium Geheugen: Minstens 32 MB Harde schijf: Minstens 60 MB Overige: Internet Explorer 5.01 of hoger De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal. BELANGRIJK! • Zie het “Lees mij” bestand op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor details aangaande de minimale systeemvereisten voor Windows. 196 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Voorbereidingen ■ Bekijken van het “Lees mij” bestand Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een menuscherm op uw computer toont. U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat u “Photo Loader” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren van de applicatie. • Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie te starten. 1. Klik op de “Lees mij” toets voor “Photo Loader” dat u gaat installeren. BELANGRIJK! ■ Selecteren van een taal • Lees altijd eerst het “Lees mij” bestand voor informatie aangaande het behouden van bestaande bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere computer. Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn. 1. Op het menuscherm klik de tab voor de gewenste taal. 197 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Installeren van Photo Loader ■ Controleren van de juiste versie van DirectX Om beelden te beheren m.b.v. Photo Loader is het nodig dat er DirectX 9.0 or hoger geïnstalleerd is bij uw computer. Met de DirectX Diagnostic Tool van uw computer kunt u de geïnstalleerde versie van DirectX controleren. 1. Klik op de “Installeer” toets voor “Photo Loader”. 2. Volg de aanwijzingen die op het computerscherm verschijnen. 1. Klik bij uw computer op [Start], [Alle BELANGRIJK! programma’s], [bureau-accessories], [Systeemwerkset] en daarna op [Systeeminfo]. • Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u een fout maakt tijdens het installeren van Photo Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer kunt browsen die automatisch gecreëerd worden door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen beeldbestanden zelfs verloren gaan. 2. Selecteer [Diagnostisch hulpprogramma voor DirectX] in het [Hulpprogramma’s] menu van het venster dat verschijnt. 3. Controleer bij de [Systeem] tab om er zeker van te zijn dat de versie voor het “DirectXversie” item 9.0 of hoger is. 198 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER 4. Klik op [Afsluiten] of Diagnostisch Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s hulpprogramma vcoor DirectX. • Is er reeds DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd bij uw computer dan is het niet nodig om DirectX 9.0c van de meegeleverde CD-ROM te installeren. Om foto’s op uw PC te retoucheren, te oriënteren of af te drukken dient u eerst Phothands van de CD-ROM die meeglevered wordt met de camera te installeren. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “Photohands” toont. • Is DirectX 9.0 of hoger nog niet bij uw computer geïnstalleerd dan is het nodig om DirectX 9.0c van de meegeleverde CD-ROM te installeren. LET OP • Is Photohands reeds op uw computer geïnstalleer, controleer dan de versie. Is de gebundelde versie nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is, oninstalleer de oude versie van Photohands dan en installeer vervolgens de nieuwe versie. De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal. 199 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Voorbereidingen ■ Bekijken van het “Lees mij” bestand Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een menuscherm op uw computer toont. U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat u “Photohands” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren van de applicatie. • Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie te starten. 1. Klik op de “Lees mij” toets voor ■ Selecteren van een taal ■ Installeren van Photohands Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn. 1. Klik op de “Installeer” toets voor “Photohands” dat u gaat installeren. “Photohands”. 1. Op het menuscherm klik de tab voor de 2. Volg de aanwijzingen die op het gewenste taal. computerscherm verschijnen. 200 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER BELANGRIJK! Weergeven van een film • De bovenstaande omgeving wordt aanbevolen. Bij configureren van deze omgeving wordt geen juiste werking gegarandeerd. • Zelfs als uw computer voldoet aan de bovenstaande vereisten kunnen bepaalde instellingen en andere geïnstalleerde software storing veroorzaken bij een juiste weergave van films. Windows Media Player, dat reeds geïnstalleerd is bij de meeste computers, kan gebruikt worden voor de weergave van films. ■ Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken bij bepaalde computers. Mocht u problemen ondervinden, probeer dan het volgende. • Probeer films op te nemen met de “Normal” of “LP” kwaliteitsinstelling. • Probeer op te waarderen naar de laatste versie van Windows Media Player. • Sluit eventueel andere applicaties die aan het draaien zijn af en stop (resistentie) applicaties die zich permanent in het geheugen bevinden. Zelfs als een juiste weergave niet mogelijk is op uw computer, kunt u de met de camera meegeleverde AV kabel gebruiken om de camera aan te sluiten op de videoingangsaansluiting van een televisietoestel of een computer om op die manier films weer te geven. 201 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Gebruikersregistratie Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund. Bezoek de volgende CASIO website om te registreren: http://world.casio.com/qv/register/ 1. Klik in het “Handleiding” gebied de naam aan van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen. Verlaten van de menu applicatie BELANGRIJK! 1. Klik op het menuscherm op “Uitgang” om het • Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als u Adobe Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan kunt u deze software installeren vanaf de gebundelde CD-ROM. menu te verlaten. 202 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Gebruik van de camera met een Macintosh computer Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer. Aangaande de gebundelde CD-ROM De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de volgende applicaties. Het installeren van deze applicaties is naar keus en u dient alleen maar die applicaties te installeren die u inderdaad gaat gebruiken. CD-ROM Software Doeleinde Voor de Macintosh Mac OS versies Vereiste bediening USB aansluiting op een Macintosh voor het overdragen van beelden – OS 9/OS X Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en uw Macintosh. USB driver is niet nodig (pagina 184). Beheren van beelden op een Macintosh Photo Loader 1.1 OS 9 Installeer Photo Loader 1.1 (pagina 205). – OS X Gebruik iPhoto die meegeleverd wordt met het besturingssysteem (pagina 205). Filmweergave QuickTime OS 9/OS X U kunt voor de weergave (pagina 206) QuickTime gebruiken, dat meegeleverd wordt met uw besturingssysteem. Bekijken van gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) – OS 9/OS X Gebruik Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader die met uw besturingssysteem meegeleverd worden (pagina 206). 203 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Photo Loader 1.1 Besturingssysteem (OS): OS 9 Geheugen: Minstens 32 MB Harde schijf: Minstens 3 MB Systeemvereisten voor uw computer De systeemvereisten voor uw computer verschillen allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk van het aantal beelden en de grootte van de beelden die worden gehanteerd. • De USB aansluiting wordt ondersteund op een Macintosh die draait onder besturingssysteem 9 of X. Bediening wordt ondersteund m.b.v. de standaard USB driver die meegeleverd wordt met het systeem zodat het enige dat u moet doen het aansluiten is van de camera op uw Macintosh m.b.v. de USB kabel. BELANGRIJK! • Zie het “Readme” (leesmij) bestand op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor details aangaande de minimale systeemvereisten voor Macintosh. • De software op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera ondersteund werking onder Mac OS X niet. 204 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER BELANGRIJK! Beheren van beelden op een Macintosh • Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de nieuwe versie van Photo Loader en u wilt bibliotheekbeheer (library management) data en HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden met de oude versie van Photo Loader, lees dan het “Important” (belangrijk) bestand in de “Photo Loader” map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de bestaande bibliotheekbeheer bestanden te gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan kan dit resulteren in het verlies van of schade aan uw bestaande bestanden. ■ Beheren van beelden op een Macintosh die draait onder OS 9 Installeer de Photo Loader applicatie vanaf de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “Photo Loader” toont. ● Installeren van Photo Loader 1. Open de folder die “Photo Loader” heet. ■ Beheren van beelden op een Macintosh die draait onder OS X 2. Open de map die “English” (Engels) heet en Gebruik iPhoto dat meegeleverd Met iPhoto kunt u foto’s beheren. open vervolgens het bestand dat “Important” (belangrijk) heet. 3. Open de map die “Installer” (installeerder) heet en open het bestand dat “readme” (leesme) heet. 4. Volg de aanwijzingen in het “readme” (leesme) bestand om Photo Loader te installeren. 205 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Weergeven van een film Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) U kunt voor de weergave van films QuickTime gebruiken, dat meegeleverd wordt met uw besturingssysteem. Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als ze niet reeds geïnstalleerd zijn, ga dan naar de Adobe Systems Incorporated website en installeer Acrobat Reader. ■ Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken bij bepaalde Macintosh modellen. Mocht u problemen ondervinden, probeer dan het volgende. • Probeer films op te nemen met de “Normal” of “LP” kwaliteitsinstelling. • Probeer op te waarderen naar de laatste versie van QuickTime. • Sluit eventueel andere applicaties die aan het draaien zijn af. ■ Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de camera 1. Open op de CD-ROM het “Manual” (handleiding) bestand. Zelfs als een juiste weergave niet mogelijk is op uw Macintosh, kunt u de met de camera meegeleverde AV kabel gebruiken om de camera aan te sluiten op de videoingangsaansluiting van een televisietoestel of een Macintosh om op die manier films weer te geven. 2. Open de “Digital Camera” map en open dan de map voor de taal waarvan u de gebruiksaanwijzing wilt bekijken. 3. Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet. • “xx” is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor Engels). 206 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Om de gebruiksaanwijzing van de Photo Loader te bekijken 1. Open de “Manual” (handleiding) map op de CD-ROM. 2. Open de “Photo Loader” folder en open vervolgens de “English” map. 3. Open “PhotoLoader_english”. Registreren als cameragebruiker Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund. Bezoek de volgende CASIO website om te registreren: http://world.casio.com/qv/register/ 207 APPENDIX APPENDIX Audio Snap Menureferentie De volgende tabellen tonen de items die verschijnen tijdens de opnamefunctie (REC) en de weergavefunctie (PLAY) samen met hun instellingen. • Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn fabrieksinstellingen (default). Memory (geheugen) Focus (Scherpstellen): On (aan) / Off (uit) (Panfocus) / (Oneindig) / White Balance (witbalans): On (aan) / Off (uit) ISO: On (aan) / Off (uit) AF Area (Autofocuskader): On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) Metering (meten): On (aan) / Off (uit) Self-timer (Zelfontspanner): On (aan) / Off (uit) 10 sec / 2 sec / X3 / Off (uit) Flash Intensity (Flitsintensiteit): AF Area Spot (puntmeten) / (autofocus gebied) Multi (multi-patroon meten) On (aan) / Off (uit) Digital Zoom (Digitale zoom): On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) MF Position (Handmatige scherpstelstand): (AF hulpverlichting) On (aan) / Off (uit) Anti Shake (Anti-tril) Auto (Automatisch) / Off (uit) L/R Key Zoom Position (Zoomstand): On (aan) / Off (uit) Focus (scherpstellen) / EV shift (EV (links/rechts toets) verschuiving) / White Balance (witbalans) / ISO / Self-timer (zelfontspanner) / Off (uit) Quick Shutter BEST SHOT: On (aan) / Off (uit) Flash (Flits): On (aan) / Off (uit) Macro (macro) / (zelfontspanner) AF Assist Light On (aan) / Off (uit) (Autofocus) / (Doorlopend) Self-timer On (aan) / Off (uit) (controlefunctie) (Handmatige scherpstelling) Continuous On (aan) / Off (uit) Digital Zoom Review ● REC (opname) tabmenu (Scherpstellen) Grid (rooster) (digitale zoomfunctie) ■ Opnamefunctie (REC) Focus On (aan) / Off (uit) (foto met geluid) On (aan) / Off (uit) (snelsluiter) 208 APPENDIX ● Quality (kwaliteit) tabmenu Size (formaat) Quality (kwaliteit) Saturation 5M (2560 × 1920) / 5M (3:2) (2560 × 1712 (3:2)) / 4M (2304 × 1728) / 3M (2048 × 1536) / 2M (1600 × 1200) / VGA (640 × 480) (verzadiging) Fine (fijn) / Normal (normaal) / Flash Assist Economy (economisch) (flitserhulp) +2 / +1 / 0 / –1 / –2 Contrast +2 / +1 / 0 / –1 / –2 Flash Intensity +2 / +1 / 0 / –1 / –2 (flitssterkte) Auto (automatisch) / Off (uit) (Snapshots) Quality LP (langzame snelheid) EV Shift –2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 / 0.0 / (EV verschuiving) +0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0 White Balance Auto (automatisch) / (witbalans) ● Instellingen tabmenu HQ (hoge kwaliteit) / Normal (normaal) / (kwaliteit) (Films) (bewolkt) / Screen (Scherm) (sluiter halverwege) / Shutter (sluiter) / (daglicht) / Operation (bediening) / (schaduw) / (bediening) / N (daglichtwit) / D (daglicht) / (gloeilamp) / Manual (handmatig) ISO Startup Multi (multi-patroon meten) / File No. Center Spot (puntmeten) Continue (doorgaan) / Reset (resetten) World Time Home (thuis) / World (wereld) (wereldtijd) Thuistijd instelling (stad, DST, enz.) Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.) Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia (sepia) / Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) / Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars) Sharpness On (aan) (instelbaar beeld) / Off (uit) (bestandnummer) weighted (centrum-georiënteerd meten) / Filter Operation Play (weergave) (startscherm) Auto (automatisch) / ISO 50 / ISO 100 / ISO 200 / ISO 400 Metering (meten) Bright (helder) / Normal (normaal) Sounds (geluiden) Startup (start) / Half Shutter Adjust (bijstellen) Tijdinstelling Date Style YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY (datumopmaak) +2 / +1 / 0 / –1 / –2 (scherpte) 209 B APPENDIX Language (taal) (Japans) / English (Engels) / Français (Frans) / Deutsch (Duits) / Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) / Português (Portugees) / (Chinees (complex)) / (Chinees (vereenvoudigd)) / (Koreaans) 30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit) 2 min / 5 min 9 frames (9 beelden) / 1 frame (1 beeld) / MOTION PRINT (Bwegende afdruk) Cancel (annuleren) Movie Editing Cut (knippen) (voor) / Cut (Filmbeheer) (knippen) (tussenin) / Cut (knippen) (na) / Cancel (annuleren) Favorites Show (weergeven) / Save (opslaan) / (favoriet) Cancel (annuleren) DPOF Select images (beelden selecteren) / All images (alle beelden) / Cancel (annuleren) Protect On (aan) / All Files : On (alle bestanden : (beveiligen) aan) / Cancel (annuleren) Rotation (rotatie) Rotate (roteren) / Cancel (annuleren) Resize (afmetingen 3M / 2M / VGA / Cancel (annuleren) heraanpassen) Trimming (trimmen) – Dubbing (dubben) – Copy (kopiëren) Built-in (ingebouwd) Card (kaart) / Card (kaart) Built-in (ingebouwd) / Cancel (annuleren) Sleep (sluimer) Auto Power Off (automatische stroomonderbreking) REC/PLAY Power On (spanning aan) / Power On/Off (opname/weergave) (spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd) USB Mass Storage(Massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge) NTSC / PAL Video Out (video uitgang) Format Format (formatteren) / Cancel (annuleren) (formatteren) Reset (terugstellen) Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren) ● Instellingen tabmenu • De inhoud van het insteltabmenu van de weergavefunctie (PLAY) is identiek aan de inhoud van het insteltabmenu van de opnamefunctie (REC). ■ Weergavefunctie (PLAY) ● PLAY (weergave) tabmenu Slideshow (diashow) Calendar (kalenderscherm) Start (starten) / Images (beelden) / Time (tijd) / Interval (tussenpauze) / Effect (Effecten) / Cancel (annuleren) – 210 APPENDIX ■ Opnamefunctie (REC) Indicator referentie De camera heeft twee indicators: Een bedrijfsindicator en een AF hulpverlichting / zelfontspannerindicator. Deze indicators gaan branden en knipperen om de huidige status van de camera te tonen. Bedrijfsindicator AF hulpverlichting/ Bedrijfsindicator zelfontspannerindicator Green Rood Oranje Rood AF hulpverlichting/ zelfontspannerindicator Werking (spanning aan, opname mogelijk) Flitser is aan het opladen. Brandt Patroon 3 Brandt Patroon 3 Brandt Autofocus werkt goed. Autofocus werkt niet. Beeldscherm is uit. / Sluimertoestand Opslaan van beeld Patroon 2 Patroon 1 * Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3 knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon. Patroon 1 Patroon 2 211 Betekenis Opslaan van filmdata / verwerken van beelddata Aftellen van zelfontspanner (10 - 3 seconden) Aftellen van zelfontspanner (3 - 0 seconden) APPENDIX BELANGRIJK! AF hulpverlichting/ Bedrijfsindicator zelfontBetekenis spannerindicator Green Rood Oranje Rood Opladen van flitser is Patroon 1 onmogelijk. Geheugenkaart problemen / Geheugenkaart is niet Patroon geformatteerd. / BEST 2 SHOT instelling kan niet worden geregistreerd. Geheugenkaart is geblokkeerd. / Map kan niet worden gecreëerd. / Brandt Geheugen is vol. / Schrijf foutlezing Lege accu waarschuwing Patroon 3 Patroon Kaart formatteren 3 Spanning wordt (langzaam) Patroon uitgeschakeld 3 • Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart nooit uit de camera verwijderen wanneer de bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Hierdoor kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren gaan. 212 APPENDIX ■ Weergavefunctie (PLAY) Bedrijfsindicator Groen Rood AF hulpverlichting/ zelfontspannerindicator ■ USB slede indicators De USB slede is voorzien van twee indicators: een [CHARGE] (oplaad) indicator en een [USB] indicator. Deze indicators gaan branden en knipperen om de huidige status van de slede en de camera te tonen. Betekenis Rood Werking (spanning aan, opname mogelijk) Brandt Eén van de volgende bewerkingen wordt uitgevoerd: wissen, DPOF, beeldbeveiliging, kopiëren, [CHARGE] (oplaad) indicator formatteren, stapsgewijs uitschakelen van de spanning, Patroon 3 herformatteren van het beeld, beeld trimmen, na-opname, [CHARGE] (oplaad) indicator MOTION PRINT (bewegend beeld afdrukken), filmmontage. Patroon 2 Geheugenkaart problemen / Geheugenkaart is niet geformatteerd. Geheugenkaart is geblokkeerd. / Brandt Patroon 3 Kleur Rood Status Brandt Groen Oranje Brandt Brandt Rood Knippert [USB] indicator Kleur Opladen voltooid Opladen standby Groen Lege accu waarschuwing 213 Betekenis Status Opladen Groen Map kan niet worden gecreëerd. / Geheugen is vol. [USB] indicator Brandt Opladen foutlezing USB aansluiting Knippert Toegang tot computer APPENDIX Gids voor het oplossen van moeilijkheden Stroomvoorziening Symptoom Mogelijke oorzaak Spanning gaat niet aan. 1) De accu is onjuist ingelegd. 2) De accu is leeg. 1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 32). 2) Laad de accu op (pagina 33). Als de accu na het opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare oplaadbare lithium-ion accu NP-40 aan. De camera begint zichzelf ineens uit te schakelen. 1) De automatische stroomonderbreker is geactiveerd (pagina 44). 2) De accu is leeg. 1) Schakel de spanning opnieuw in. 1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is ingeschakeld. 2) De flitsereenheid wordt opgeladen. 1) Druk op [ ] (REC) om de opnamefunctie (REC) in te schakelen. 2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met knipperen. 3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw computer en wis daarna de bestanden van het camerageheugen of gebruik een andere geheugenkaart. Het beeld wordt niet opgenomen bij indrukken van de sluitertoets. 3) Het geheugen is vol. Beeldopname Handeling Autofocus stelt niet goed scherp. 1) De lens is vuil. 2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden van het scherpstelkader tijdens de compositie van het beeld. 3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is van een type dat niet past bij de autofocusfunctie (pagina 57). 4) De camera wordt bewogen. 214 2) Laad de accu op (pagina 33). 1) Reinig de lens. 2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt tijdens de compositie van het beeld. 3) Stel met de hand scherp (pagina 78). 4) Zet de camera op een statief. APPENDIX Symptoom Mogelijke oorzaak Het onderwerp is niet scherp bij het opgenomen beeld. Er was niet scherpgesteld op het beeld. Bij het maken van de compositie van het beeld dient u er op te letten dat. Opnamen van landschappen zijn onscherp. 1) Er is niet goed scherpgesteld op het beeld. 1) Let er bij het samenstellen van het beeld op dat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen zich binnen het scherpstelkader bevindt (pagina 53). 2) Verander de scherpstelfunctie naar “ ” (autofocus, pagina 73) of “ ” (oneindig, pagina 77). 3) Verander het BEST SHOT decor naar “Scenery” (landschap) (pagina 86). 2) Een verkeerde scherpstelfunctie is geselecteerd. Beeldopname Handeling 3) Een verkeerd BEST SHOT decor is geselecteerd. De flitser flitst niet. De camera schakelt zichzelf langzaam uit tijdens het aftellen van de zelfontspanner. 1) “ ” (flitser uit) is geselecteerd als de flitsfunctie. 2) De accu is leeg. 3) Een scène die “ ” (flitser uit) selecteert als de flitsfunctie is geselecteerd bij de BEST SHOT functie. 1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 62). De accu is leeg. Vervang de accu (pagina 33). 215 2) Laad de accu op (pagina 33). 3) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 62) of een andere BEST SHOT scène (pagina 86). APPENDIX Symptoom Handeling 1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en u heeft niet scherpgesteld op het beeld. 2) U probeert de macrofunctie ( ) te gebruiken tijdens het opnemen van een landschap of tijdens het maken van een portret. 3) U probeert autofocus of de oneindig-functie ( ) te gebruiken bij het opnemen van een close-up shot. 1) Stel scherp op het beeld (pagina 78). 1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het opslaan van beelden naar het geheugen voltooid is. 2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het opslaan voltooid is. 1) Als de accu indicator “ ” toont, dient u de accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 33). 2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het opslaan voltooid is. Hoewel de beschikbare verlichting helder is, zijn de gezichten van de menselijke onderwerpen toch donker. Niet genoeg licht bereikt de onderwerpen. • De onderwerpen zijn te donker bij het opnemen van beelden op het strand of bij een ski oord. Als het zonlicht door het water, het zand of de sneeuw wordt gereflecteerd kan dit er toe leiden dat de onderwerpen worden onderbelicht. Het beeld op het beeldscherm is niet scherp. Beeldopname Mogelijke oorzaak Opgenomen beelden worden niet in het geheugen opgeslagen. 2) Gebruik autofocus voor het opnemen van landschappen en voor het maken van portretten. 3) Gebruik de macrofunctie ( ) voor close-ups. • • • 216 Schakel de instelling van de flitserfunctie over naar “ ” (flitser aan) voor daglicht synchroon flitsen (pagina 63). Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina 80). Schakel de instelling van de flitserfunctie over naar “ ” (flitser aan) voor daglicht synchroon flitsen (pagina 63). Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina 80). APPENDIX Weergave Films Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling Verticale lijnen op het beeldscherm Bij opnamen van een bijzonder licht onderwerp kan een verticale gordel verschijnen over het beeld op het beeldscherm. Dit is een CCD fenomeen dat bekend staat als “verticale vegen” en duidt niet op defecten bij de camera. Merk op dat verticale vegen niet samen met een foto opgenomen wordt maar wel bij het maken van een film. Beelden die niet scherp zijn Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van de camera. Neem op binnen het toegelaten bereik. Digitale ruis in beeld De gevoeligheid wordt automatisch verhoogd voor donkere onderwerpen. Een grotere gevoeligheid verhoogt tevens de kans op digitale ruis. Verlicht het onderwerp door een licht of schijnwerper o.i.d. De kleur van het weergavebeeld verschilt van het beeld op het beeldscherm tijdens het opnemen. Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt tijdens het opnemen direct in de lens. Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct in de lens kan schijnen. Beelden worden niet getoond. Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die opgenomen zijn met een andere camera bevindt zich in de camera. Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die met een andere digitale camera op een geheugenkaart zijn opgenomen. 217 APPENDIX Overige Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling Geen van de toetsen en schakelaars werkt. Problemen met het elektronische circuit hetgeen veroorzaakt wordt door elektrostatische lading, een harde stoot, enz. terwijl de camera aangesloten was op een ander apparaat. Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw in en probeer opnieuw. Het beeldscherm is uitgeschakeld. USB communicatie vindt plaats. Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben bevestigd dat de computer geen toegang aan het verkrijgen is tot het geheugen van de camera. Het is niet mogelijk bestanden via een USB aansluiting over te schrijven. 1) De camera is niet stevig op de USB slede geplaatst. 2) De USB kabel is niet juist aangesloten. 3) De USB driver is niet geïnstalleerd. 1) Controleer de aansluiting tussen de camera en de USB slede. 2) Controleer alle aansluitingen. 3) Installeer de USB driver op uw computer (pagina 176). 4) Druk op de [USB] toets van de USB slede. 4) De camera is uitgeschakeld. 218 APPENDIX Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver… U kunt de USB driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te sluiten die draait onder Windows 98SE/98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer onmogelijk om de digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB driver van de camera opnieuw te installeren. Zie het “Lees mij” bestand van de USB driver op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB driver. 219 APPENDIX Tonen van boodschappen Battery is low. De accu is leeg. Cannot correct image! Keystone correctie kan om de een of andere reden niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen zoals het is zonder correctie (pagina 93). Can not find the file. De camera kan een beeld niet vinden dat gespecificeerd wordt in de “Images” (beelden) instelling. Specificeer een ander beeld (pagina 130). Cannot register any more files. • U probeert een BEST SHOT decor op te slaan terwijl er reeds 999 decors opgeslagen zijn in de “SCENE” map terwijl (pagina 89). • U probeert een “FAVORITE” (favoriet) bestand te kopiëren terwijl de “FAVORITE” map reeds 9999 bestanden bevat (pagina 144). Card ERROR Er trad een probleem op bij de geheugenkaart. Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart (pagina 162). BELANGRIJK! Het formatteren van de geheugenkaart wist alle bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer eerst eventuele werkbare bestanden naar een computer of een ander opslagmedium over te schrijven voordat u de geheugenkaart formatteert. Check Connections! • U probeert de camera aan te sluiten op een printer terwijl de USB aansluitingen van de camera niet compatibel zijn met de USB van de printer (pagina 155). • U probeert aan te sluiten op een computer waarbij geen USB driver geïnstalleerd is (pagina 176). File could not be saved because battery is low. De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet kon worden opgeslagen. Folder cannot be created Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden wilt opnemen (pagina 140). LENS ERROR Mocht het objectief terwijl het beweegt tegen een obstakel aan komen, dan verschijnt de boodschap “LENS ERROR” (objectief fout). Het objectief trekt zich terug en de camera schakelt zichzelf uit. Verwijder het obstakel en schakel de spanning van de camera opnieuw in. Load Paper! Tijdens de printerfunctie van de camera als het papier bij printer op is. Memory Full Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden wilt opnemen (pagina 140). No Favorites file! Er is geen FAVORITE bestand aanwezig. 220 APPENDIX Printing Error Record Error Eén van de volgende problemen trad op tijdens het afdrukken. • De spanning van de printer is uitgeschakeld. • Interne fout bij printer Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of andere reden de beelddata niet gecomprimeerd worden.Voer de opname van het beeld nogmaals uit. Replenish Ink! Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt bij de printer bijna of geheel op is. SYSTEM ERROR Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact op met een CASIO onderhoudswerkplaats. The card is locked. De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is. There are no files. There is no image to Het beeld of de film waarvan u de instellingen register. probeert op te slaan, wordt niet ondersteund door BEST SHOT. The card is not formatted. De geheugenkaart in de camera is niet geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart (pagina 162). This file cannot be played. Het beeldbestand of het audiobestand is beschadigd of is van een type dat niet door deze camera kan worden getoond. This function cannot U probeerde bestanden te kopiëren van het be used. ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart in de camera terwijl er zich geen geheugenkaart bevindt in de camera (pagina 163). This function is not supported for this file. De functie die u probeert uit te voeren wordt niet ondersteund voor het bestand waarop u de functie probeert uit te voeren. • Er bevinden zich geen bestanden in het ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart. • Deze boodschap verschijnt als u de bestanden of mappen in het geheugen van de camera een andere naam geeft of als u op een andere plaats zet. Mocht dit het geval zijn, zet de bestanden of mappen dan terug op hun oorspronkelijke plaats in het camerageheugen en zet ze terug tot hun oorspronkelijke voorkeuzenamen (pagina 190, 192). There are no printing Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en images. het aantal kopiën ervan specificeren voor elke Set up DPOF. drukklus. Configureer de vereiste DPOF instellingen (pagina 167). 221 B APPENDIX Dataformaat Technische gegevens • Snapshot Product ............................... Digitale camera Bestandsgrootte Beeldbestandsgrootte Kwaliteit (beeldpunten) (naar schatting) Model .................................. EX-Z500 2560 × 1920 ■ Camerafunctie Fijn Normaal Economisch Beeldbestandformaat Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule for Camera File system) 1.0 standaard; voldoet aan DPOF Films ................................ AVI (Motion JPEG) Audio (geluid) .................. WAV Fijn 2560 × 1712 Normaal (3:2) Opnamemedia .................... 8,7MB ingebouwd geheugen SD geheugenkaart MultiMediaCard (MMC) 2048 × 1536 Economisch 2304 × 1728 Fijn Normaal Economisch Fijn Normaal Economisch Fijn 1600 × 1200 Normaal (UXGA) Economisch 640 × 480 (VGA) Fijn Normaal Economisch 222 3,0MB 2,0MB 1,0MB 2,68MB 1,79MB 890KB 2,43MB 1,62MB 810KB 1,92MB 1,28MB 640KB 1,17MB 780KB 390KB 360KB 240KB 120KB Ingebouwd geheugen 8,7 MB 2 4 7 3 4 8 3 5 9 4 6 12 7 10 19 22 33 62 SD geheugenkaart* 256 MB shots shots shots shots shots shots shots shots shots shots shots shots shots shots shots shots shots shots 78 opnamen 116 opnamen 221 opnamen 87 opnamen 129 opnamen 246 opnamen 97 opnamen 143 opnamen 271 opnamen 121 opnamen 180 opnamen 348 opnamen 196 opnamen 286 opnamen 530 opnamen 625 opnamen 938 opnamen 1742 opnamen APPENDIX • Films Beeldformaat (beeldpunten) Maximale opnametijd per bestand Geschatte datasnelheid (beeldsnelheid) Geschatte Geschatte opnametijd voor opnametijd het ingebouwde voor SD geheugen geheugenkaart 8,7 MB 256 MB HQ 640 × 480 Totdat het geheugen vol is 10,2 megabits per seconde (30 beelden/ seconde) 7 seconden Normal 640 × 480 Totdat het geheugen vol is 6,1 megabits per seconde (30 beelden/ seconde) 11 seconden 5 minuten en 27 seconden LP 320 × 240 Totdat het geheugen vol is 2,45 megabits per seconde (15 beelden/ seconde) 29 seconden 13 minuten en 35 seconden Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden (met beveiliging) Effectieve beeldpunten ..... 5,0 miljoen Beeldelement ..................... 1/2,5-inch vierkante beeldpunten kleuren CCD (totaal aantal beeldpunten: 5,25 miljoen) 3 minuten en 16 seconden Lens/brandpuntsafstand Lenzen ............................. F2,7 (W) tot 5,2 (T); f = 6,2 (W) tot 18,6 mm (T) (gelijkwaardig met ongeveer 38 (W) tot 114 mm (T) voor 35 mm film) (W = groothoek, T = telefoto) 6 lenzen in 5 groepen, met asferische lens Zoom ................................... 3X optische zoom, 4X digitale zoom (12X in combinatie met optische zoom) Scherpstellen ..................... Contrast detectie autofocus Scherpstelfuncties: autofocus, macrofunctie, panfocuss, oneindigfunctie, handmatige scherpstelling AF gebied: Spot (puntmeten), multi (multi-patroon); AF hulpverlichting * Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten. De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart. * Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden opgeslagen. 223 APPENDIX Gevoeligheid ...................... Foto’s: Auto, ISO 50, ISO 100, ISO 200, ISO 400 Films: Auto Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens) Autofocus ........................ 40 cm – ∞ Macro .............................. 17 cm – 50 cm Oneindigfunctie ............... ∞ Handmatig ....................... 17 cm – ∞ • Bij het gebruik van de optische zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drievoudige zelfontspanner Ingebouwde flitser Flitserfuncties .................. Automatische witbalansflitser, ON (aan), OFF (uit), rode ogenreductie Flitsbereik ........................ Groothoek optische zoom: 0,4 – 2,4 meter Telefoto optische zoom: 0,4 – 1,3 meter (ISO gevoeligheid: “Auto” (automatisch)) * Hangt af van de zoomfactor. Belichtingsregeling Lichtmeting ...................... Multi-patroon, centrum-georiënteerd meten, puntmeten via de CCD Belichting ......................... Programma AE Belichtingscompensatie ... –2EV – +2EV (1/3EV eenheden) Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter, mechanische sluiter Snapshotfunctie (automatisch): 1/8ste – 1/2000ste seconde • De bovenstaande snelheden zijn niet van toepassing bij gebruik van een BEST SHOT decor. Opnamefuncties ................ Snapshot (foto); audio snapshot (foto met geluid), doorlopende sluiter, film met geluid, spraakopname, BEST SHOT functie (decors anders dan spraakopname) • Audio opname is in mono. Lensopening ...................... F2,7/4,3, automatische overschakeling • Door gebruik van de optische zoom verandert de lensopening. Witbalans ............................ Automatische witbalans, vast ingesteld (6 functies), handmatig overschakelen 224 APPENDIX Audio opnametijd Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld Spraakopname ................ Circa 27 minuten met ingebouwd geheugen Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld ■ Spanningsvereisten Beeldscherm ...................... 2,7-inch TFT kleuren LCD 153.600 beeldpunten (640 × 240) De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten. Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) × 1 Levensduur accu (naar schatting): Zoeker ................................. Beeldscherm Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata Automatisch kalender ...... Tot 2049 Wereldtijd ......................... City (stad), Date (datum), Time (tijd), Summer time (zomertijd), 162 steden in 32 tijdzones Ingangs/ uitgangsaansluitingen ...... Slede aansluiting USB ..................................... Compatibel met USB 2.0 (Full-Speed) Microfoon ........................... Mono Luidspreker ........................ Mono Bewerking Gebruiksduur van accu (benadering) Aantal foto’s (CIPA standaard)*1 (werkingstijd) 500 foto’s (250 minuten) Aantal foto’s, doorlopende opname*2 (werkingstijd) 1330 foto’s (270 minuten) Doorlopende weergave van Snapshots*3 470 minuten Doorlopende filmopname*4 220 minuten Doorlopende spraakopname*5 460 minuten Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1300mAh) Opslagmedium: SD geheugenkaart *1 Aantal foto’s (CIPA standaard) • Temperatuur: 23°C • Beeldscherm: Ingeschakeld • Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen, waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uit- en weer ingeschakeld. 225 APPENDIX ■ Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) *2 Omstandigheden bij doorlopende opname • Temperatuur: 23°C • Beeldscherm: Ingeschakeld • Flitser: Uitgeschakeld • Beeld opgenomen na elke 12 seconden, wisselend tussen volledige groothoek en volledige telefoto. Nominale spanning ........... 3,7 V Nominale capaciteit .......... 1300 mAh Bedrijfstemperatuur Bereik .................................. 0°C – 40°C *3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave • Temperatuur: 23°C • Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden Afmetingen ......................... 38,5 (B) × 38,0 (H) × 9,3 (D) mm *4 Geschatte tijd voor doorlopende filmopname zonder te zoomen. Gewicht ............................... ca. 34 g *5 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname. ■ USB slede (CA-29) Stroomverbruik .................. 3,7 V gelijkstroom, ca. 3,4 W Afmetingen ......................... 88,5 (B) × 57 (H) × 20,5 (D) mm (exclusief uitsteeksels; 18,6 mm bij het dunste deel), Ingangs-/ uitgangsaansluitingen ...... Camera aansluiting, USB poort, netadapteraansluiting (DC IN 5,3 V) / AV uitgangspoort (speciale minipoort, NTSC/PAL) Gewicht ............................... ca. 112 g (exclusief accu en accessoires) Stroomverbruik .................. 5,3 V gelijkstroom, ca. 3,2 W Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40); USB slede (CA-29); Speciale netadapter; Netsnoer; USB kabel; AV kabel; Polsriem; CD-ROM; Basisreferentie Afmetingen ......................... 105 (B) × 16 (H) × 61 (D) mm (exclusief uitsteeksels) Gewicht ............................... ca. 60 g 226 APPENDIX ■ Speciale netadapter (Inlaat type) (AD-C52G) ■ Speciale netadapter (Insteek type) (AD-C52J) Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning, 50/60 Hz, 83 mA Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning, 50/60 Hz, 83 mA Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA Afmetingen ......................... 50 (B) × 20 (H) × 70 (D) mm (exclusief uitstekende delen en kabel) Afmetingen ......................... 50 (B) × 18 (H) × 70 (D) mm (exclusief uitstekende delen en kabel) Gewicht ............................... ca. 90 g Gewicht ............................... ca. 90 g 227 B
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227

Casio EX-Z500 Handleiding

Type
Handleiding