Volvo XC90 Snelstartgids

Type
Snelstartgids

Deze handleiding is ook geschikt voor

GEFELICITEERD MET DE AANKOOP VAN
UW NIEUWE VOLVO!
Het is altijd spannend een nieuwe auto te leren kennen.
Neem deze Quick Guide door om snel vertrouwd te raken met enkele
van de meest gebruikelijke functies.
Alle waarschuwingsteksten, andere belangrijke gegevens en meer
gedetailleerde informatie vindt u alleen in het instructieboek – deze
folder bevat slechts een kleine greep daaruit.
In het instructieboek staat bovendien de meest recente en meest
actuele informatie.
Opties staan aangegeven met een sterretje (*).
Op www.volvocars.com vindt u meer informatie over uw auto.
XC90
Quick GUIDE Web edition
TRANSPONDERSLEUTEL
Vergrendelt portieren en achterklep en
activeert alarm*.
Ontgrendelt portieren
A
en achterklep
en deactiveert alarm.
Ontgrendelt achterklep – hij wordt niet
geopend.
‘Approach’-verlichting Activeert verlich-
ting van buitenspiegels*, richtingaanwij-
zers en parkeerlichten alsmede kente-
kenplaat-, interieur- en instapverlichting.
Paniekfunctie. In een noodsituatie ca.
5 seconden ingedrukt houden om het
alarm te laten afgaan. Uitschakelen door
tweemaal op vergrendel- of ontgrendel-
knop te drukken.
A
Als geen van de portieren noch de achterklep bin-
nen 2 minuten na ontgrendeling wordt geopend,
worden deze na enige tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
Het sleutelblad kan worden gebruikt om het
dashboardkastje te vergrendelen/ontgrende-
len.
N.B.
Na een koude start is het stationaire toeren-
tal korte tijd hoger, zodat de motor zo snel
mogelijk op temperatuur kan komen. Het
uitlaatgasreinigingssysteem kan zo optimaal
werken.
KOUDE START MOTOR STARTEN
3.2 benzine:Koppelings- en/of rempedaal
intrappen, transpondersleutel naar stand III
draaien en meteen loslaten – de motor start
automatisch.
Alle andere motoren:Koppelings- en/of
rempedaal intrappen, transpondersleutel
naar stand III draaien en loslaten, wanneer de
motor aanslaat.
Diesel: Motor voorverwarmen door de sleutel
naar stand II te draaien, totdat het controle-
lampje op het instrumentenpaneel dooft.
RUITENWISSERS EN REGENSENSOR*
1
Regensensor Aan/Uit, met hendel in stand 0.
2
Gevoeligheid sensor of duur intervalfunctie
instellen.
3
Wisser achterruit – intervalfunctie/normale
functie.
A
Enkele wisslag
0
Uit
B
Intervalfunctie, zie ook (2).
C
Normale wissnelheid.
D
Hoge wissnelheid.
E
Sproeiers voorruit en koplampen.
F
Sproeier achterruit.
Er brandt een groene led in knop ‘1’ als
de regensensor actief is.
PARKEERREM
Aanzetten
1. Rempedaal stevig intrappen – daarna par-
keerrempedaal (1) bedienen.
2. Rempedaal loslaten. Als de auto rijdt, par-
keerrempedaal verder intrappen.
3. Bij parkeren schakelstand 1 (handbak) of P
(automaat) kiezen.
Lossen
1. Rempedaal stevig intrappen en daarna aan
handgreep (2) trekken – het parkeerrempe-
daal komt omhoog.
2. Rempedaal loslaten.
VERLICHTINGSBEDIENING
Automatisch/uitgeschakeld dimlicht.
Grootlichtsignalering werkt maar continu
groot licht niet.
Dagrijverlichting terwijl de auto rijdt.
Automatische overschakeling op par-
keerlichten tijdens het parkeren.
Automatisch dimlicht. Groot licht en
grootlichtsignalen werken in deze stand.
Handmatige koplamphoogteregeling
(automatisch bij Xenon-verlichting*).
Display- en instrumentenverlichting.
Daytime running lights (DRL). Indrukken
om de led-dagrijverlichting te voeren.
Mistachterlicht (alleen bestuurderszijde).
A
Grootlichtsignalen
B
Wisselen groot licht/dimlicht en ‘Follow
Me Home’-verlichting.
TANKEN
In bepaalde omstandigheden verschijnt op het
display van het instrumentenpaneel de mel-
ding ROETFILTER VOL. In dat geval moet het
roetfilter van het uitlaatsysteem geregenereerd
worden. Dat gebeurt automatisch door ca. 20
minuten op matige snelheid te rijden.
Wanneer de melding verdwijnt heeft regenera-
tie plaatsgevonden.
– Tankdop ophangen tijdens het tanken.
REGENERATIE (DIESELMODEL)
AUDIOSYSTEEM
1
Indrukken voor Aan/Uit.
Eraan draaien om het volume bij te regelen.
2
Geluidsweergave: Indrukken om te kiezen
uit BASS, Dolby Pro Logic II* of SUB-
WOOFER – draaien om bij te regelen.
Geluidsbron: Draaien om te kiezen uit CD,
‘streaming audio’ via Bluetooth® of AUX/
USB*
A
.
RADIO
5
Ca. 2 seconden indrukken om de 10 best
doorkomende zenders op te slaan. Op het
display verschijnt AUTOSTORE tijdens het
zoeken.
Opgeslagen zender kiezen met 09.
6
Kort indrukken voor de volgende goed
doorkomende zender. Maximaal 20 zenders
opslaan door 09 op FM1 of FM2 bij de ge-
wenste zender ingedrukt te houden, totdat
het display de keuze bevestigt.
CD-SPELER
B
3
Cd wisselen
C
of kiezen met 16.
4
Bij kort indrukken wordt alleen de beluis-
terde cd uitgeworpen.
Bij lang indrukken worden alle cd’s uitge-
worpen
C
.
6
Van cd-track wisselen.
A
AUX/USB-aansluiting voor bijv. mp3-speler. Volume
van de speler op halverwege de maximale stand zet-
ten voor de beste geluidskwaliteit. Een op de USB-
aansluiting aangesloten iPod® wordt ook geladen.
B
Cd’s met mp3- en WMA-bestanden kunnen ook
worden afgespeeld.
C
Alleen cd-wisselaar*.
GEÏNTEGREERD KINDERZITJE
Opklappen
1. Handgreep aan voorkant geïntegreerd kinder-
zitje naar voren trekken.
2. Achterkant geïntegreerd kinderzitje optillen
en zitje met beide handen naar achteren
duwen en omlaag, totdat het wordt vergren-
deld. Sluiting van veiligheidsgordel zo nodig
omlaagduwen.
Neerklappen
1.
Handgreep aan voorkant geïntegreerd
kinderzitje naar voren trekken.
2.
Zitje naar voren trekken en in het midden
omlaagduwen, totdat het wordt vergren-
deld.
Om de ruggedeelten van de achterbank te
kunnen neerklappen moet het geïntegreerde
kinderzitje in de onderste stand vergrendeld
staan.
AUTOMATISCHE REGELING
In de stand AUTO regelt het ECC-systeem auto-
matisch alle functies voor een groter bedienings-
gemak en optimale luchtkwaliteit.
4
Eraan draaien voor onafhankelijke tempe-
ratuurinstelling links/rechts in passagiers-
ruimte.
6
Indrukken om de gekozen temperatuur en
de overige functies automatisch te laten
regelen.
ELEKTRONISCHE KLIMAATREGELING, ECC
WAARSCHUWING
Onoordeelkundig gebruik kan levensgevaar-
lijke situaties opleveren. Bij twijfel over het
juiste gebruik het instructieboekje raadplegen.
HANDMATIGE REGELING
1
Eraan draaien om de ventilatorsnelheid te
wijzigen.
2
MAN – Recirculatie Aan/Uit.
AUT – Interior Air Quality System* Aan/Uit.
3
AC – Airconditioning aan/uit. Voor koeling
interieur en ontwaseming ruiten.
5
Luchtverdeling. De luchtstroom richten op
bijvoorbeeld de vloer, de blaasmonden in
het dashboard, de voorruit, e.d.
7
Elektrische verwarming voorstoelen uit/aan.
8
Maximale ontwaseming. Alle lucht op maxi-
male snelheid naar de voorruit en zijruiten.
9
Elektrische verwarming achterruit en buiten-
spiegels.
PASSAGIERSAIRBAG DEACTIVEREN, PACOS*
PACOS (Passenger Airbag Cut Off Switch)
Sleutelblad gebruiken voor omzetten ON/OFF.
OFF – Airbag gedeactiveerd.
PASSENGER AIRBAG OFF verschijnt op
waarschuwingslampje boven achteruitkijkspie-
gel.
Kinderen op een comfortkussen of in een
kinderzitje mogen op de voorstoel zitten, maar
nooit passagiers groter dan 1,40 m.
ON – Airbag geactiveerd.
Passagiers groter dan 1,40 m mogen op de
voorstoel zitten, maar nooit kinderen op een
comfortkussen of in een kinderzitje.
9
10
8
1
Display boordcomputer. Functie kiezen
met (9).
2
Kort indrukken om te wisselen tussen
T1 & T2.
Lang indrukken om actuele teller te resetten.
3
Displayregel 1: Kilometerteller.
Displayregel 2: T1 & T2 – onafhankelijke
dagtellers die altijd actief zijn.
4
Displayregel 1: Klok.
Displayregel 2: Buitentemperatuur.
5
Klok instellen: Tot in de eindstand links-/
rechtsom draaien en vasthouden om de
klok in te stellen (4).
6
Brandstofmeter
7
Laag brandstofpeil. Bij een brandend
lampje zo spoedig mogelijk tanken.
8
Indrukken om een melding te laten verschij-
nen/verdwijnen.
9
Eraan draaien om de boordcomputeropties
te zien.
10
Kort indrukken om de actuele boordcompu-
terfunctie op nul te stellen.
Lang indrukken om alle boordcomputer-
functies op nul te stellen.
BOORDCOMPUTER* EN DAGTELLER
N.B.
Displaymelding --- KILOMETER TOT LEGE
TANK is een schatting van de actieradius op
basis van eerdere rijomstandigheden.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES
Oranje lampje: N.B. - aanwijzing op
het display volgen.
Rood lampje: WAARSCHUWING -
Zo spoedig mogelijk op een veilige
plek stoppen, aanwijzing op het
display volgen.
Oliepeil laag. Zo spoedig mogelijk
stoppen, motoroliepeil controleren
A
.
Fout in remsysteem. Zo
spoedig mogelijk stoppen, remvloei-
stof controleren
A
.
DSTC* stabiliteitssysteem - knippert
bij een actief systeem.
Voorgloeifunctie motor (diesel). Motor
starten wanneer het lampje gedoofd
is
.
A
Auto laten bergen als het lampje blijft branden.
INSTAP DERDE ZITRIJ
Buitenste ruggedeelten tweede zitrij neer-
klappen
1. Handgreep (1) optillen en ruggedeelte voor-
overklappen om de stoel te verzetten.
2. Handgreep (1) optillen en ruggedeelte weer
rechtop zetten om de stoel terug te zetten.
RICHTINGAANWIJZERS
A
Korte serie – 3 knippersignalen.
B
Onafgebroken serie knippersignalen.
WAARSCHUWING
Stuurwiel instellen vóórdat u gaat rijden –
nooit tijdens het rijden.
STUURWIEL INSTELLEN
BLIS, BLIND SPOT INFORMATION SYSTEM*
Als het controlelampje voor BLIS oplicht zonder
dat u voertuigen in de dode hoeken kunt waar-
nemen, zijn reflecties op een nat wegdek, eigen
schaduwen op betonnen wegen of een laag
staande zon in de camera daarvan mogelijk de
oorzaak.
Bij een storing in het BLIS verschijnt de melding
BLINDE-HOEKSYST. SERVICE VEREIST op
het display.
Voor de lak is het beter om de auto met de hand
te wassen dan in een automatische wasstraat.
Een nieuwe laklaag is bovendien kwetsbaarder
dan een oude laag. U wordt daarom geadviseerd
de eerste maanden na aankoop van een nieuwe
auto deze alleen met de hand te wassen.
Gebruik schoon water en een spons. Let erop dat
vuil en zand krassen op de lak kunnen veroor-
zaken.
AUTOVERZORGING
HOUDER VOOR BOODSCHAPPENTAS-
SEN*
ELEKTRISCH BEDIENDE VOORSTOEL
INSTELLEN
OPBERGRUIMTE
1
Lendensteun
2
Voorkant zitgedeelte omhoog/omlaag.
3
Vooruit/achteruit.
4
Stoel omhoog/omlaag.
5
Hellingshoek rugleuning.
TRANSPONDERSLEUTEL EN ELEKTRISCH
BEDIENDE BESTUURDERSSTOEL*
In alle transpondersleutels kunnen stoelinstellingen
voor verschillende bestuurders worden opgesla-
gen. Ga als volgt te werk:
• Stoel naar wens instellen.
• Auto zoals gebruikelijk vergrendelen door de
vergrendelknop op de transpondersleutel
in te drukken. Daarmee ligt de stoelpositie
opgeslagen in het geheugen van de transpon-
dersleutel
A
.
• Auto ontgrendelen (door op de ontgrendelknop
op dezelfde transpondersleutel te drukken) en
bestuurdersportier openen. De bestuurders-
stoel neemt automatisch de positie in die in het
geheugen van de transpondersleutel is opge-
slagen (als de stand van de stoel na vergrende-
ling van de auto werd gewijzigd).
A.
Deze instelling is niet van invloed op de instellingen die zijn opge-
slagen met de geheugenfunctie* voor de elektrisch bediende
stoel*. Zie het instructieboekje voor meer informatie.
TP 15111 (Dutch). AT 1220. Printed in Sweden, Göteborg 2012. Copyright © 2000-2012 Volvo Car Corporation.
1
Bekerhouder.
2
Pal om het achterste deel van de mid-
denconsole eruit te tillen (geldt niet voor
modellen met het Rear Seat Entertainment-
systeem*).
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8

Volvo XC90 Snelstartgids

Type
Snelstartgids
Deze handleiding is ook geschikt voor