Canon EF 100-400mm f/4.5-5.6L IS II USM Handleiding

Type
Handleiding
EF100-400mm f/4.5-5.6L IS II USM
Handleiding
NLD
NLD-1
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Canon-product.
Voorzien van een beeldstabilisator, de Canon
EF100-400mm f/4,5-5,6L IS II USM is een
hoogstaande telezoomlens, voor gebruik met EOS-
camera’s.
“IS” is de afkorting voor beeldstabilisator.
“USM” is de afkorting voor ultrasone motor.
Kenmerken
1. Uitgerust met een beeldstabilisator die een
beeldstabilisatie-effect verschaft gelijk aan een
sluitertijd van 4 stops* sneller (wanneer de
brandpuntsafstand is ingesteld op 400 mm en
wanneer gebruikt met de EOS-1D X).
Ook een derde Beeldstabilisatorstand die
effectief is voor het vastleggen van onderwerpen
die onregelmatig bewegen.
2. Gebruik van uoriet- en Super
UD-lenselementen die een superieure scherpte
geven.
3. ASC (Air Sphere Coating) reduceert  are en
ghosting.
4. Met behulp van een uorcoating op de
oppervlakken van het voorste- en het achterste
objectief kan aangekoekt vuil gemakkelijker
verwijderd worden dan eerst.
5. Ultrasone motor (USM) voor snelle en stille
automatische scherpstelling.
6. Handmatige scherpstelling is mogelijk nadat op
het onderwerp is scherpgesteld in de autofocus-
modus (ONE SHOT AF).
7. Bedieningsgevoel van de zoomring kan worden
aangepast.
8. Kap bevat een cirkelvormige
polarisatie lterafstelvenster dat afstelling van de
cirkelvormige polarisatie lter toestaat terwijl de
kap is bevestigd op het objectief.
9. Een statiefaansluiting kan worden bevestigd op
het objectief.
10. Circulaire apertuur voor prachtige beelden met
soft-focus.
11. Kan worden gebruikt met tussenstukken EF1,4×
III/EF2× III.
12. Stevige afdichtingsstructuur biedt uitstekende
stofvrije en druipwaterdichte prestaties. Deze is
echter niet in staat om volledige bescherming
tegen stof en vocht te bieden.
*
Beeldstabilisatieprestatie gebaseerd op CIPA-
standaarden (Camera- & Beeldproductenassociatie).
NLD-2
Veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsmaatregelen
Kijk niet door de lens of de camera naar de zon
of een andere heldere lichtbron. Dit beschadigt uw
ogen. Het is vooral gevaarlijk wanneer u rechtstreeks
door de lens naar de zon kijkt.
Richt het objectief of de camera niet naar de zon
en fotografeer haar niet. De reden is dat het objectief
de zonnestralen bundelt, zelfs wanneer de zon zich
buiten het beeldveld bevindt of bij het fotograferen
met tegenlicht, hetgeen een storing of brand kan
veroorzaken.
Laat het objectief niet zonder lensdop in de zon
liggen, ongeacht of het objectief wel of niet op
de camera is bevestigd. Dit om te voorkomen dat
de lens de zonnestralen samenbundelt, hetgeen zou
kunnen resulteren in brand.
Voorzorgsmaatregelen betreffende
de behandeling
Als het objectief van een koude omgeving naar
een warme ruimte wordt gebracht, kan er condens
op de lens en de interne onderdelen ontstaan. Om
condens te voorkomen, raden wij u aan het objectief in
een luchtdichte plastic zak te doen voordat u het van
een koude omgeving naar een warme ruimte brengt.
Neem het objectief uit de zak nadat het geleidelijk is
opgewarmd. Ga op dezelfde wijze te werk wanneer u
het objectief van een warme omgeving naar een koude
omgeving verplaatst.
Stel het objectief niet aan grote hitte bloot door het
bijvoorbeeld in een auto te leggen die in de zon
geparkeerd staat. Hoge temperaturen kunnen
resulteren in een defect van het objectief.
Het is aanbevolen om, wanneer het objectief op een
camera is geplaatst, de camera ook aan het objectief
vast te houden, ook wanneer u deze op een statief
plaatst.
Symbolen die in deze handleiding worden gebruikt
Waarschuwing om een storing of beschadiging
van het objectief of de camera te voorkomen.
Extra informatie over het gebruik van het
objectief en het maken van foto’s.
Voorzorgen bij gebruik
Bij gebruik van deze lens, moet u op de Canon-website
de laatste rmware van de camera controleren. Indien
de rmware van de camera niet de laatste versie is,
moet u de rmware met de laatste versie bijwerken.
Controleer de Canon-website voor details aangaande
het bijwerken van de rmware.
NLD-3
Benaming van de onderdelen
Zie voor verdere informatie de pagina’s die tussen haakjes zijn vermeld ( **).
Scherpstelring (→ 5)
Afstandsschaal (→ 10)
Lensbevestigingsmarkering (→ 4)
Rubberring (→ 4)
Contactpunten (→ 4)
Bevestigingsvoet
statiefaansluiting (→ 13)
Beeldstabilisatormoduskeuzeschakelaar
(→ 7)
Beeldstabilisatorschakelaar
(→ 7)
Statiefaanlsuitring (→ 13)
Statiefbevestiging (→ 13)
Zoomring (→ 6)
Zonnekapbevestiging
(→ 11)
Filterschroefdraad
(→ 17)
Oriëntatievergrendelknop (→ 14)
Zoom touch-instelring (→ 6)
Scherpstelafstandsbereik-
keuzeschakelaar (→ 5)
Scherpstelmodusschakelaar
(→ 5)
NLD-4
1. Het objectief bevestigen en verwijderen
Raadpleeg de handleiding van de camera
voor informatie betreffende het bevestigen
en verwijderen van het objectief.
De lensbevestiging is van een rubberring voorzien
voor een optimale bescherming tegen stof en
water. De rubberring kan lichte afslijting rondom de
lensbevestiging van de camera veroorzaken, maar
dit is niets ernstigs. Als de rubberring versleten
is, kan deze tegen betaling bij een Canon-
servicecentrum worden vervangen.
N
a het verwijderen van het objectief plaatst u het
met de achterkant omhoog om te voorkomen dat het
lensoppervlak en de contactpunten beschadigd worden.
Als de contactpunten vuil of bekrast zijn of als er
vingerafdrukken op zitten, kan dit resulteren in
corrosie of een gebrekkige elektrische verbinding.
Dit kan een foutieve werking van de camera en
het objectief tot gevolg hebben.
Als de contactpunten vuil zijn of als er
vingerafdrukken op zitten, kunt u ze met een zacht
doekje schoonmaken.
Plaats de stofkap op het objectief wanneer u het
verwijdert. Om de stofkap juist aan te brengen,
lijnt u de lensbevestigingsmarkering uit met de
-markering van de stofkap, zoals aangegeven in
de afbeelding, vervolgens draait u de stofkap naar
rechts. Volg de aanwijzingen in de omgekeerde
volgorde om de stofkap te verwijderen.
NLD-5
2.
De scherpstelmodus instellen
3.
Het afstandsbereik van de
scherpstelling wijzigen
Na automatische scherpstelling in de ONE SHOT
AF-modus, kunt u handmatig scherpstellen door de
ontspanknop half in te drukken en de scherpstelring
te verdraaien. (Continue handmatige scherpstelling)
Zet de scherpstelmodusschakelaar op AF als u
wilt fotograferen in de autofocus (AF) -modus.
Als u de modus handmatig scherpstellen
(MF) wilt gebruiken, zet u de
scherpstelmodusschakelaar op MF. U
kunt vervolgens scherpstellen door aan de
scherpstelring te draaien. De scherpstelring
werkt altijd, ongeacht de scherpstelmodus.
U kunt het gewenste scherpstelafstandsbereik
instellen met een schakelaar. Door de juiste
instelling voor het scherpstelafstandsbereik
te kiezen, kan er sneller automatisch worden
scherpgesteld.
Bereik
1. FULL (VOLLEDIG) (0,98 m - ∞)
2. 3 m -
NLD-6
4. Zoomen en afstellen zoomweerstand
Om te zoomen, draait u aan de zoomring.
Het bedieningsgevoel (strakheid) van de
zoomring kan naar wens worden aangepast.
Draai de afstelring naar het woord SMOOTH om
de zoombedieningsweerstand te verlagen en
naar TIGHT om de bedieningsweerstand te
verhogen.
Zorg dat u klaar bent met zoomen voordat
u met scherpstellen begint. Zoomen na het
scherpstellen kan van invloed zijn op de
scherpstelling.
Vooral bij fotografeerafstanden van minder dan
3 meter heeft het zoomen naar een andere
brandpuntsafstand een grote invloed op de
scherpstelling.
Om onbedoeld zoomen te voorkomen wanneer
er niet wordt opgenomen, raden wij aan de
afstellingsring richting het woord TIGHT te
draaien totdat deze stopt.
Zoom touch-instelring
NLD-7
5. Beeldstabilisator
U kunt de beeldstabilisator in de AF- en de MF-modus gebruiken.
Zet de STABILIZER-
schakelaar op ON.
Als u de
beeldstabilisatorfunctie niet
wilt gebruiken, zet u de
schakelaar op OFF.
Selecteren van de
beeldstabilisatormodus.
M
ODE 1: Corrigeert trillingen in
alle richtingen. Deze modus is
vooral effectief bij het fotograferen
van stilstaande onderwerpen.
M
ODE 2: Corrigeert verticale
trillingen van de camera bij opnamen
waarbij onderwerpen in een
horizontale richting worden gevolgd;
en corrigeert horizontale trillingen
van de camera bij opnamen waarbij
onderwerpen in een verticale richting
worden gevolgd.
M
ODE 3: Corrigeert trillingen
alleen tijdens de belichting.
Tijdens het pannen van opnamen
worden trillingen tijdens de
opname slechts in één richting
gecorrigeerd, gelijk aan MODE 2.
Druk eerst de ontspanknop
half in, neem vervolgens de
foto door de knop helemaal
in te drukken.
MODE 1, 2: Stabiliseer het
beeld in de zoeker en maak
stabilisatie mogelijk door
de ontspanknop half in te
drukken.
MODE 3: Start de berekening
van de stabilisatie door
de ontspanknop half in te
drukken en maak vervolgens
stabilisatie mogelijk door de
knop helemaal in te drukken.
NLD-8
6. Tips bij het gebruik van de beeldstabilisator
Omstandigheden met weinig licht, zoals bij
schemerlicht of binnenshuis.
Plaatsen zoals musea of toneelpodia, waar
gebruik van itslicht niet is toegestaan.
Op plaatsen waar u niet stabiel staat.
In situaties waar geen korte sluitertijden
gebruikt kunnen worden.
Als u achter elkaar opnamen maakt, terwijl u
een bewegend onderwerp volgt.
MODE 3
Omdat het bewegen van de camera alleen
wordt gestabiliseerd tijdens de belichting, zal
het volgen van een onderwerp gemakkelijker
zijn, bijvoorbeeld wanneer u bij sportfotograe
opnamen maakt van een snel en onregelmatig
bewegende speler.
MODE 1 MODE 2
OFF (UIT)
ON (AAN)
OFF (UIT)
ON (AAN)
De beeldstabilisator voor dit objectief is handig wanneer u met de hand foto’s wilt maken. Met name
in de hieronder beschreven omstandigheden.
NLD-9
Tips bij het gebruik van de beeldstabilisator
De beeldstabilisator kan de onscherpte die wordt
veroorzaakt door beweging van het onderwerp
niet compenseren.
Zet de STABILIZER-schakelaar op OFF wanneer
u foto’s neemt met de Bulb-instelling (lange
belichtingstijden). Als de STABILIZER-schakelaar
op ON staat, kan de beeldstabilisatorfunctie
fouten veroorzaken.
De beeldstabilisator werkt mogelijk niet goed in
de volgende gevallen:
U maakt een foto terwijl u op een zeer hobbelige
weg rijdt.
U beweegt de camera zeer snel bij het maken van
een opname waarbij u het onderwerp volgt in Mode 1.
De Beeldstabilisator verbruikt meer stroom dan
normaal fotograferen, wat resulteert in minder
foto’s en kortere lmopnamen.
De beeldstabilisator werkt ongeveer twee
seconden, ook wanneer u uw vinger niet op de
ontspanknop houdt. Verwijder het objectief niet
wanneer de beeldstabilisator aanstaat. Dit kan
resulteren in een storing.
Bij de EOS-1V/HS, 3, ELAN 7E/ELAN 7/30/33,
ELAN 7NE/ELAN 7N/30V/33V, ELAN II/ELAN
II E/50/50E, REBEL 2000/300, IX, IX Lite/IX7,
en D30 zal de beeldstabilisator niet werken
wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt.
U kunt ook het beeld stabiliseren door een statief
te gebruiken. Afhankelijk van het soort statief en
de opname-omstandigheden is het dan soms
beter de beeldstabilisatorfunctie uit te schakelen.
De stabilisator werkt even effectief bij het maken
van opnamen uit de hand en bij het maken van
opnamen vanaf een eenbeenstatief. Het effect
van de Beeldstabilisator kan echter minder zijn,
afhankelijk van de opname-omstandigheden.
Afhankelijk van de camera die u gebruikt, kan er
een trilling in het beeld ontstaan, zoals wanneer
de sluiter dichtklikt. Dit heeft echter geen invloed
op de opname.
Als u de Custom-functie van de camera
gebruikt voor het toewijzen van een andere
toets voor de bediening van de AF, zal de
beeldstabilisatorfunctie werken wanneer u op de
nieuw toegewezen AF-toets drukt.
NLD-10
7.
Symbool voor compensatie
oneindige afstand
Voor een nauwkeurige scherpstelling in MF van
onderwerpen op oneindig, kijkt u door de zoeker of
op het lcd-scherm van de camera terwijl u aan de
scherpstelring draait.
Om het verschuiven van het oneindige
scherpstelpunt, dat wordt veroorzaakt door
veranderingen in temperatuur, te compenseren,
is er een grens bij de oneindigheidspositie (∞).
De positie oneindig bij normale temperatuur
is het punt waarbij de verticale lijn van het
L-merkteken van de afstandsschaal op één lijn
ligt met de afstandsmarkering.
Afstandsmarkering
Symbool voor compensatie
oneindige afstand
8. Infraroodindex
De positie van de infraroodmarkering is
gebaseerd op een golengte van 800 nm.
De hoeveelheid compensatie verschilt
afhankelijk van de brandpuntsafstand. Gebruik
de aangegeven brandpuntsafstand als richtlijn bij
het instellen van de hoeveelheid compensatie.
Neem de instructies van de fabrikant in acht bij
gebruik van infraroodlm.
Gebruik een rood lter wanneer u de foto maakt.
Sommige EOS-camera’s zijn niet geschikt voor
infraroodlm. Raadpleeg de handleiding van uw
EOS-camera.
De infraroodmarkering corrigeert de
scherpstelling wanneer een zwart-wit
infraroodlm wordt gebruikt. Stel handmatig
scherp op het onderwerp en corrigeer dan de
afstandsinstelling door de scherpstelring naar de
bijbehorende infraroodmarkering te draaien.
NLD-11
9. Zonnekap
De ET-83D zonnekap kan gebruikt worden om ongewenst licht uit de lens te houden en om de
voorkant van de lens te beschermen tegen regen, sneeuw en stof.
●Bevestigen
Om de zonnekap te bevestigen, lijnt u het
bevestigingspositieteken van de zonnekap uit
met het rode puntje op de voorkant van het
objectief en dan draait u de zonnekap zoals
aangegeven door de pijl totdat het rode puntje op
het objectief is uitgelijnd met het stoppositieteken
van de zonnekap.
Knop
●Verwijderen
Om de zonnekap te verwijderen, houdt u de
knop aan de zijkant ingedrukt en draait dan de
zonnekap in de richting van de pijl totdat het
positieteken op de zonnekap tegenover het rode
puntje staat. De zonnekap kan ook omgekeerd
op het objectief worden aangebracht wanneer dit
wordt opgeborgen.
Als de zonnekap niet juist is aangebracht, kan zich vignettering (donkere verkleuring van de omtrek van de
foto) voordoen.
Bij het bevestigen of losmaken van de zonnekap pakt u de voet van de zonnekap vast om deze te draaien. Pak niet
de voorrand van de zonnekap vast om deze te draaien, want dit kan resulteren in vervorming van de zonnekap.
NLD-12
Zonnekap
● Afstelvenster cirkelvormige polarisatiefilter
De kap bevat een afstelvenster voor cirkelvormige polarisatielter die, wanneer geopend, de
gebruiker toestaat de cirkelvormige polarisatielter* af te stellen terwijl de kap op het objectief is
bevestigd.
* Bevestig de cirkelvormige polarisatielter op de lteraansluitdraad op de voorkant van het objectief wanneer de
kap is verwijderd.
Open het afstelvenster van de cirkelvormige
polarisatielter dat in de kap is geïnstalleerd
door deze naar voren te schuiven.
Cirkelvormige polarisatielterAfstellingsvenster cirkelvormige polarisatielter
Stel de cirkelvormige polarisatielter af via het
geopende afstelvenster.
Sluit het afstelvenster van de cirkelvormige
polarisatielter tijdens opname.
Voor informatie over het bevestigen van een
cirkelvormige polarisatielter, raadpleeg de sectie
genaamd „12. Filters” (p. 17).
NLD-13
10. Gebruik van de statiefaansluiting
Een statief of monopod bevestigt op de
statiefaansluiting van het objectief.
Verwijderen van de statiefaansluiting
Draai de statiefaansluitingsring in de
richting aangegeven door pijl 1 totdat de
statiefaansluiting is losgekoppeld.
Bevestigen van de statiefaansluiting
Plaats de statiefaansluiting tegen de
statiefaansluitingbevestigingsvoet zoals
getoond en draai de statiefaansluitingsring in
de richting aangeduid door pijl 2 totdat het
stopt met bewegen.
Zodra de statiefaansluitingsring stopt met
bewegen, probeer deze dan nogmaals stevig
vast te zetten.
Door naar beneden te drukken op de
statiefaansluitingsring in de richting aangeduid door
pijl 3 zal het makkelijker worden om te draaien.
Bevestigingsvoet statiefaansluiting
StatiefaanlsuitringStatiefbevestiging
NLD-14
Een interne schroefdraad in de bevestigingsvoet
van de statiefaansluiting wordt blootgesteld
wanneer de statiefaansluiting is losgekoppeld.
Bevestig geen statief of monopod op het
objectief met gebruik van deze interne
schroefdraad. Hierdoor zal de interne
schroefdraad beschadigd raken, waardoor het
onmogelijk wordt om het statief aan het objectief
te bevestigen.
Bij het bevestigen van de statiefaansluiting,
draai de statiefaansluitingsring dan stevig
vast zodat de statiefaansluiting stevig op
het objectief is bevestigd. Het objectief kan
mogelijk van de statiefaansluiting vallen als de
vergrendelingsknop niet volledig is aangedraaid.
Het niet stevig bevestigen van de
statiefbevestiging kan leiden tot onscherpe
beelden, zelfs bij gebruik van een statief of
éénbenig statief tijdens de opname.
Bevestig de statiefaansluiting in de richting zoals
aangeduid in de afbeelding. Het is niet mogelijk
de statiefaansluiting te bevestigen terwijl in een
andere richting gepositioneerd.
De statiefaansluitingsring maakt een klikgeluid
terwijl deze wordt gedraaid, wat normaal is.
De statiefbevestiging afstellen
Door het losdraaien van de
oriëntatievergrendelingsknop, kunt u de camera
draaien om het beeld in te stellen voor elke
verticale of horizontale positie.
Gebruik van de statiefaansluiting
NLD-15
11. Tussenstukken (los verkrijgbaar)
Technische gegevens van het objectief wanneer u tussenstuk EF1,4× II/III of EF2× II/III gebruikt, zijn
als volgt.
Tussenstuk EF1,4x II/III Tussenstuk EF2x II/III
WIDE TELE WIDE TELE
Brandpuntsafstand (mm)
140 560 200 800
Diafragma
f/6,3-45 f/8-57 f/9-64 f/11-81
Beeldhoek
Diagonaal
17° 35′ 4° 25′ 12° 00′ 3° 05′
Verticaal
9° 50′ 25′ 7° 00′ 1°40′
Horizontaal
14° 40′ 40′ 10° 00′ 2°35′
Maximale vergrotingsfactor (×)
0,17 0,44 0,26 0,64
NLD-16
Bevestig het tussenstuk op het objectief en bevestig het objectief op de camera. U verwijdert het tussenstuk
door in omgekeerde volgorde te werk te gaan. Er kunnen zich storingen voordoen als u het tussenstuk eerst
op de camera bevestigt.
Bij het gebruik van dit objectief tijdens het maken van foto’s met de EOS A2/A2E/5, gebruikt u
een belichtingscompensatie van -0,5 stap bij gebruik van tussenstuk EF1,4x II en gebruikt u een
belichtingscompensatie van -1 stap bij gebruik van tussenstuk EF2x II.
Automatische scherpstelling (AF) is niet mogelijk bij gebruik van Extender EF2x II/III. Gebruik daarom
handmatige scherpstelling (MF) voor het maken van opnamen bij gebruik van dit verlengstuk.
Automatische scherpstelling (AF) is niet mogelijk bij gebruik van Extender EF1.4x II/III. Gebruik daarom
handmatige scherpstelling (MF) voor het maken van opnamen bij gebruik van dit verlengstuk.
Echter, automatische scherpstelling (AF) bij gebruik van alleen centrale AF-punten tijdens het maken van
opnamen is mogelijk wanneer het objectief met de volgende cameramodellen wordt gebruikt: EOS-1D X*,
EOS-1Ds Mark III, EOS-1Ds Mark II, EOS-1Ds, EOS-1D Mark IV, EOS-1D Mark III, EOS-1D Mark II N,
EOS-1D Mark II, EOS-1D, EOS 5D Mark III*, EOS 7D Mark II, EOS-1V/HS, en EOS 3
U kunt slechts één tussenstuk tegelijk gebruiken.
Wanneer een tussenstuk is bevestigd, zal de AF-snelheid lager worden om ervoor te zorgen dat een juiste
werking gehandhaafd blijft.
Tussenstukken (los verkrijgbaar)
* Deze camera staat automatische scherpstelling toe tijdens het opnemen na het bijwerken van de rmware van
de camera.
Raadpleeg de Canon-website voor informatie over rmware-updates.
NLD-17
14. Verlengstuk
(los verkrijgbaar)
U kunt het verlengstuk EF12 II of EF25 II aanbrengen
voor uitvergrote foto’s. De scherpstelafstand en
vergroting zijn hieronder aangegeven.
Voor een nauwkeurige scherpstelling raden wij u de
MF-stand aan.
Scherpstelafstandsbereik (mm)
Vergrotingsfactor (×)
Korte afstand
Lange afstand
Korte afstand
Lange afstand
EF12 II
100mm 586 1121 0,27 0,12
400mm 881 13306 0,38 0,03
EF25 II
100mm 476 664 0,42 0,27
400mm 814 6571 0,46 0,07
U kunt een lter aanbrengen op de
lterschroefdraad aan de voorkant van de lens.
Als u een polarisatielter nodig hebt, gebruik
dan het Canon circulair polarisatielter PL-C B
(77 mm).
De cirkelvormige polarisatielter kan worden
aangepast met het afstelvenster van de kap wat
wordt geopend door het naar voren te schuiven.
12.
Filters
(los verkrijgbaar)
13.
Close-uplenzen
(los verkrijgbaar)
Door een 500D (77 mm) close-uplens
te bevestigen, wordt close-upfotograe
ingeschakeld.
Het levert een vergroting van 0,2x tot 0,78x.
De close-uplens 250D kan niet gebruikt worden,
want deze is niet verkrijgbaar in een maat die op
het objectief past.
Voor een nauwkeurige scherpstelling raden wij u
de MF-stand aan.
NLD-18
Technische gegevens
* Geldt bij stappen van 1/3 stop. Bij stappen van 1/2 stop is de waarde f/32-38.
De lengte van het objectief is de afstand vanaf het bevestigingsvlak tot aan de voorkant van de
lens. Tel hier ong. 24,2 mm bij op voor de lensdop en de stofkap.
H
et formaat en het gewicht in de lijst zijn alleen voor het objectief (zonder de statiefaansluiting bevestigd).
De close-uplenzen 250D kunnen niet worden bevestigd.
De diafragmainstellingen zijn aangegeven op de camera.
Alle vermelde gegevens zijn gemeten volgens de Canon-normen.
Wijzigingen in de technische gegevens en het ontwerp van het product voorbehouden, zonder
voorafgaande kennisgeving.
Brandpuntsafstand/diafragma 100-400mm f/4,5-5,6
Objectiefconstructie 16 groepen, 21 elementen
Minimaal diafragma f/32-40*
Beeldhoek
Diagonaal
24°- 6° 10′
Verticaal 14°- 30′
Horizontaal 20°- 10′
Kortste scherpstelafstand 0,98 m
Maximale vergrotingsfactor 0,31x (bij 400 mm)
Beeldveld
Ong. 77 x 116 mm (bij 0,98 m)
Filterdiameter 77 mm
Maximale diameter en lengte 94 x 193 mm
Gewicht Ong. 1570 g
Zonnekap ET-83D
Lensdop E-77 II
Objectiefkoffer LZ1326
CT1-8604-000 1014Ni © CANON INC. 2014
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

Canon EF 100-400mm f/4.5-5.6L IS II USM Handleiding

Type
Handleiding