NLD-9
Tips bij het gebruik van de beeldstabilisator
De beeldstabilisator kan de onscherpte die wordt
veroorzaakt door beweging van het onderwerp
niet compenseren.
Zet de STABILIZER-schakelaar op OFF wanneer
u foto’s neemt met de Bulb-instelling (lange
belichtingstijden). Als de STABILIZER-schakelaar
op ON staat, kan de beeldstabilisatorfunctie
fouten veroorzaken.
De beeldstabilisator werkt mogelijk niet goed in
de volgende gevallen:
• U maakt een foto terwijl u op een zeer hobbelige
weg rijdt.
•
U beweegt de camera zeer snel bij het maken van
een opname waarbij u het onderwerp volgt in Mode 1.
De Beeldstabilisator verbruikt meer stroom dan
normaal fotograferen, wat resulteert in minder
foto’s en kortere lmopnamen.
De beeldstabilisator werkt ongeveer twee
seconden, ook wanneer u uw vinger niet op de
ontspanknop houdt. Verwijder het objectief niet
wanneer de beeldstabilisator aanstaat. Dit kan
resulteren in een storing.
Bij de EOS-1V/HS, 3, ELAN 7E/ELAN 7/30/33,
ELAN 7NE/ELAN 7N/30V/33V, ELAN II/ELAN
II E/50/50E, REBEL 2000/300, IX, IX Lite/IX7,
en D30 zal de beeldstabilisator niet werken
wanneer de zelfontspanner wordt gebruikt.
U kunt ook het beeld stabiliseren door een statief
te gebruiken. Afhankelijk van het soort statief en
de opname-omstandigheden is het dan soms
beter de beeldstabilisatorfunctie uit te schakelen.
De stabilisator werkt even effectief bij het maken
van opnamen uit de hand en bij het maken van
opnamen vanaf een eenbeenstatief. Het effect
van de Beeldstabilisator kan echter minder zijn,
afhankelijk van de opname-omstandigheden.
Afhankelijk van de camera die u gebruikt, kan er
een trilling in het beeld ontstaan, zoals wanneer
de sluiter dichtklikt. Dit heeft echter geen invloed
op de opname.
Als u de Custom-functie van de camera
gebruikt voor het toewijzen van een andere
toets voor de bediening van de AF, zal de
beeldstabilisatorfunctie werken wanneer u op de
nieuw toegewezen AF-toets drukt.