Dolmar PS-3410 TH de handleiding

Type
de handleiding
1
Instructions d’emploi (Page 2-27)
Gebruiksaanwijzing (Bladzijde 28-52)
Betjeningsvejledning (Side 53-77)
Attention:
Lire attentivement ce ma nu el avant la première mise en service et observer absolument les pres criptions de sécurité!
C‘est pourquoi ces tronçonneuses ne peuvent être manipulées que par des opérateurs ayant reçu une formation complémen-
taire pour travailler en nacelle ou pour utiliser la technique de la descente en rappel!
Garder avec soins le manuel des instructions d’emploi!
Belangrijk:
Voordat u de machine de eerste keer in gebruik neemt moet u deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig doornemen.
U dient er vooral op te letten dat u alle veiligheidsvoorschriften goed heeft begrepen zodat u die strikt in acht kunt nemen!
Deze motorzaag mag uitsluitend door „motorzaagbestuurders met extra scholing voor het werken in hef- of ladderkooien,
resp. bekend zijn met de touwklimtechniek“ worden bediend.
Berg de gebruiksaanwijzing goed op!
Obs:
Læs venligst denne betjenings vejledning omhy ggeligt igennem, inden maskinen tages i brug, og overhold under alle
omstændigheder sikker heds reglerne. Denne motorsav må kun betjenes af „kædesavsførere, der er specialuddannede til
arbejde i lift- eller stigekurve resp. i tovklatringsteknik”!
Opbevar betjenings vejledning omhyggeligt.
PS-3410 TH
http://www.dolmar.com
28
Inhoudsopgave Pagina
EU-conformiteitsverklaring ..............................................28
Verpakking .........................................................................28
Omvang van de levering ...................................................29
Symbolen ...........................................................................29
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Algemene voorzorgsmaatregelen ..................................30
Beschermingsuitrusting .................................................30
Brandstoffen en bijtanken ..............................................31
Ingebruikneming ............................................................31
Terugslag (“Kickback”) ...................................................32
Werkomstandigheden en –technieken ..................... 32-33
Transport en opslag .......................................................34
Onderhoud ......................................................................34
Eerste hulp (EHBO) .......................................................34
Technische speci caties ..................................................35
Benaming van de onderdelen ..........................................35
INGEBRUIKNEMING
Montage van de zaaggeleider en zaagketting ......... 36-37
Zaagketting spannen ................................................ 37-38
Kettingrem ......................................................................38
Brandstoffen/ Bijtanken ............................................ 39-40
Zaagkettingsmering afstellen .........................................41
Zaagkettingsmering controleren .....................................41
Motor starten ...................................................................42
Koude start ....................................................................42
Warme start ....................................................................42
Afzetten van de motor ....................................................42
Kettingrem controleren ...................................................43
Carburator afstellen ..........................................................43
ONDERHOUD
Zaagketting slijpen ................................................... 44-45
Remband en kettingwielkast schoonmaken ..................46
Vervangen van de beschermhuls voor de kettingvanger 46
Zaaggeleider schoonmaken, het kettingwiel smeren .....46
Zaagketting vervangen ..................................................47
Vervangen van het kettingwiel .......................................47
Brandstof lter vervangen ...............................................47
Lucht lter schoonmaken ................................................47
Bougie vervangen ..........................................................48
Starterkabel vervangen ..................................................48
Terughaalveer-cassette vernieuwen ..............................49
Uitlaat en knalpot schoonmaken ....................................49
Cilindermotorruimte schoonmaken ................................49
Instructies voor periodiek onderhoud ..............................50
Service, onderdelen en garantie ................................ 50-51
Problemen oplosseni ........................................................51
Uittreksel uit de lijst met onderdelen ...............................52
Accessoires ...................................................................52
Service Centers (zie bijlage)
Hartelijk dank voor uw aankoop van dit
DOLMAR-product !
Gefeliciteerd met uw keuze voor deze DOLMAR-kettingzaag!
Wij hebben er alle vertrouwen in dat u tevreden zult zijn uw aan-
koop.
Het model PS-3410 TH (Top Handle) is een uiterst lichte en handige
kettingzaag met een handvat dat bovenop de zaag gemonteerd
is. De PS-3410 TH-modellen zijn speciaal voor boomchirurgie en
boomverzorging ontwikkeld. Daarom moeten deze motorzagen
uitsluitend door „motorzaagbestuurders met extra scholing voor
het werken in hef- of ladderkooien, resp. bekend zijn met de touw-
klimtechniek“ worden bediend.
De kettingzaag kan gemakkelijk en met weinig inspanning bediend
worden omdat: het debiet van de smeerolie voor de ketting automa-
tisch geregeld wordt, de elektronische ontsteking onderhoudsarm
is, de zaag uitgerust is met een trillingabsorberend systeem voor
de bescherming van de polsgewrichten en ook omdat de zaag
voorzien is van ergonomische hendels en bedieningselementen.
Deze voorzieningen maken het werk eenvoudig en ze verhogen
de werkveiligheid.
Het model PS-3410 TH is voorzien van de modernste veiligheids-
voorzieningen in overeenstemming met de huidige stand van de
techniek en het voldoet aan alle wettelijke nationale en internationale
veiligheidsvoorschriften m.b.t. deze klasse van werktuigen.
De beschermende maatregelen omvatten: handbeschermers aan
de beide handgrepen, handgrepen met een goede grip, veilig-
heidszaaggeleider en -ketting met automatische kettingrem. De
kettingrem kan met de hand bediend worden of automatisch in
werking treden, door de terugslagkracht (inertie), in het geval van
een „kickback“ (terugslag) tijdens een verkeerd zaagmanoeuvre.
Om uw persoonlijke veiligheid te waarborgen en een optimaal
functioneren en optimale beschikbaarheid van uw nieuwe motor-
kettingzaag te garanderen, verzoeken wij u het volgende:
Leest u voor de eerste ingebruikname van de
motorzaag deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig
door en neembeslist alle veiligheidsvoor schriften
in acht!
Nietinacht neming kan levensgevaarlijke verwon-
dingen veroorzaken!
RE Y
Verpakking
Ter bescherming tegen transportschade wordt uw DOLMAR-
kettingzaag in een doos uit versterkt karton geleverd.
Karton is een basisgrondstof. De doos is geschikt om, bijvoor-
beeld via de oud-papierhandel, gerecycled te worden. De doos is
ook geschikt om opnieuw als verpakking gebruikt te worden.
EU-conformiteitsverklaring
De ondergetekenden Shigeharu Kominami en Rainer
Bergfeld gemachtigd door DOLMAR GmbH, verklaren hier-
mede, dat de apparaten van het merk DOLMAR,
Type: 170 EU-modelkeuringsattest Nr.:
PS-3410 TH M6 02 08 24243 048
vervaardigd door DOLMAR GmbH, Jenfelder Str. 38, D-
22045 Hamburg, aan de fundamentele veiligheids- en gezo-
ndheidseisen van de desbetreffende, EU-richtlijnen voldoen:
EU-machinerichtlijn 98/37/ EG,
EU-EMV-richtlijn 89/336/ EEG (gewijzigd door 91/263 EWG,
92/31 EEG en 93/68 EEG),
Geluidsemissie 2000/14/EG.
Ter vakkundige realisering van de in deze EU-richtlijnen vervatte
eisen zijn doorslaggevend de volgende normen als grondslag
genomen: EN 14982, EN ISO 11681-2, EN 61000-4-2, EN
61000-4-3, CISPR 12.
Het conformiteitsbeoordelingsprocédé 2000/14/EG is
volgens appendix V doorgevoerd. Het gemeten peil van ge-
luidsvermogen (Lwa) bedraagt 106 dB(A). Het gegarandeerde
peil van geluidsvermogen (Ld) is 108 dB(A).
De EU-bouwmodelkeuring conform 98/37/EG geschiedde door:
TÜV Product Service GmbH, Zerti zierstelle, Ridlerstr. 31, D-
80339 München.
Hambug, den 4.7.2005
Voor DOLMAR GmbH
Shigeharu Kominami Rainer Bergfeld
Directeur Directeur
29
145
3
2
Als een van de hier afgebeelde onderdelen bij de levering
ontbreekt, dan moet u zich tot uw leverancier wenden.
Symbolen
De kettingzaag is voorzien van stickers met symbolen die ook in de handleiding gebruikt worden. Hier volgt de lijst van symbolen
die voor dit apparaat gebruikt worden:
Kettingrem
Olie en brandstof-
mengsel
Kettingolie
Schroef voor het
afstellen van het
oliedebiet voor de
zaagketting
Draairichting van
de zaagketting
Eerste hulp (EHBO)
Recycling
CE-markering
RE Y
Start/stopschakelaar
(Kortsluitschakelaar)
Stop de motor!
Motor
starten
Hendel voor
de choke
Instellen van
de carburator
OPPASSEN: Gevaar
voor „Kickback“
Houd de kettingzaag
tijdens het zagen met
beide handen vast! Met
één hand werken is ui-
terst gevaarlijk!
Lees de handleiding en
volg de waarschuwings- en
veiligheidsinstructies op!
Waarschuwing!
Deze zaag mag uitsluitend
door geschoolde motorzaag-
bestuurders worden bediend!
Pas heel goed op!
Verboden!
Veiligheidshelm, ogen- en
gehoorbescherming dragen!
Draag veiligheidshand -
schoenen!
Verboden te roken!
Verboden vuur te maken!
Omvang van de levering
1. Motorkettingzaag
2. Geleiding voor de zaagketting
3. Zaagketting
4. Beschermkap voor de geleiding
5. Montagesleutel
6. Gebruiksaanwijzing (niet afgebeeld)
30
4
5
6
7
1
2
3
1
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Beoogd gebruik
Motorzagen
De motorzaag mag uitsluitend worden gebruikt voor het zagen van
hout in openlucht. Al naargelang de motorzaagklasse geschikt voor
volgende toepassingen:
- midden- en professionele klasse: gebruik in dun, middelmatig dik
en dik hout, vellen, onttakken, inkorten, uitdunnen van bossen.
- hobbyklasse: occassioneel gebruik in dun hout, onderhoud van
fruitbomen, vellen, onttakken, inkorten.
Niet toegestane gebruikers
Personen die niet vertrouwd zijn met de handleiding, kinderen, jongeren
en personen onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen mogen
het apparaat niet bedienen.
Algemene voorschriften
- Om een veilig gebruik te garanderen moet de gebruiker om te
beginnen deze handleiding doornemen zodat hij zich met de
werking van het apparaat vertrouwd kan maken. Onvoldoende
geïnstrueerde gebruikers zijn een gevaar voor zichzelf en voor
anderen.
- U mag de kettingzaag alleen uitlenen aan personen die ervaring
hebben met kettingzagen. Zorg ervoor dat u steeds de gebruiks-
aanwijzing meegeeft als u het apparaat uitleent.
- Het gebruik van de motorzaag door kinderen of personen onder
de 18 jaar is verboden. Jeugdigen boven de 16 jaar mogen de
kettingzaag bedienen in het kader van een opleiding, echter uit-
sluitend onder toezicht van een bevoegde leerkracht.
- Het werken met een kettingzaag vereist een hoge mate van voor-
zichtigheid en concentratie.
- Werk alleen als u in goede lichamelijke conditie bent. Bij vermoeid-
heid verslapt de aandacht. Wees vooral alert tegen het eind van
een dag hard werken zodat de vermoeidheid niet ongemerkt kan
toeslaan. Voer alle werkzaamheden rustig en zorgvuldig uit. Als
gebruiker bent u namelijk verantwoordelijk voor schade toegebracht
aan derden.
- Gebruik nooit medicijnen, drugs of alcohol bij het werken met de
kettingzaag.
- Als het al geruime tijd niet meer geregend heeft en u moet in de
buurt van droge en gemakkelijk ontvlambare vegetatie werken, dan
moet u ervoor zorgen dat u een brandblusser bij de hand heeft.
Beschermingsuitrusting
- Om tijdens het werken met de kettingzaag verwondingen
aan hoofd, ogen, handen of voeten en beschadigingen van
het gehoor te vermijden moeten de hieronder opgesomde
beschermende uitrusting en beschermende kleding gedragen
worden:
- Uw kleding moet aangepast zijn, d.w.z. goed aansluitend maar
zonder te hinderen. Draag geen sieraden of kleding die aan tak-
ken of struiken kunnen haken. Als u lang haar heeft, dan is een
haarnetje verplicht!
- Als u met de kettingzaag werkt, dan moet u een veiligheidshelm
dragen. De veiligheidshelm (1) moet regelmatig op beschadi-
gingen gecontroleerd worden. Als een helm 5 jaar in gebruik is
geweest, dan moet hij vervangen worden. Het gebruik van niet
goedgekeurde helmen is verboden.
- De doorzichtige beschermkap (2) aan de helm (eventueel een
veiligheidsbril) moet verhinderen dat rondvliegend zaagsel en
houtsplinters verwondingen in het aangezicht kunnen veroorzaken.
Draag bij het werken met de kettingzaag steeds een beschermkap
of een veiligheidsbril om oogletsel te voorkomen.
- Draag altijd gepaste gehoorbescherming, zoals oorbeschermers
(3) of oordoppen, etc. Een dempingsanalyse van deze beschermers
is mogelijk op aanvraag.
- Het veiligheidsvest ter bescherming tegen snijdvoorvallen
(4) heeft 22 lagen Nylonweefsel en biedt bescherming tegen snij-
verwondingen. Het moet bij werken vanuit hef- en ladderkooien
en bij touwklimtechniek steeds worden gedragen.
- De veiligheidsgordel en het beschermende werkpak (5) zijn ge-
maakt uit een nylonsoort die opgebouwd is uit 22 lagen. Het pak
beschermt tegen eventuele snijwonden. Het dragen van deze
beschermende kleding wordt u ten zeerste aangeraden.
- De werkhandschoenen (6) van zware lederkwaliteit behoren
tot de verplicht voorgeschreven uitrusting bij het werken met de
kettingzaag.
- Tijdens het werken met de kettingzaag is het dragen van veiligheids-
schoenen of veiligheidslaarzen (7) met antislip pro elzolen en
met stalen neus of beenbeschermers verplicht. Dit soort veilig-
heidsschoeisel biedt de gebruiker effectieve bescherming tegen
eventuele snijwonden, tevens biedt het de mogelijkheid dat een
stabiele zaaghouding ingenomen kan worden. Bij het werken in
boomkruinen dient het schoeisel eveneens aangepast te zijn voor
het nodige klimwerk.
4
3
2
OPPASSEN: Deze kettingzaag is speciaal ontworpen om
in boomkruinen te werken. Alle werkzaamheden met deze
motorzaag mogen uitsluitend door geschoolde motorzaag-
bestuurders worden uitgevoerd! Volg de van toepassing
zijnde procedures op en neem kennis van de relevante lite-
ratuur ter zake. Neem de raadgevingen van de betreffende
beroepsorganisaties in acht. Als u dat niet doet, dan loopt
u een verhoogd risico op ongevallen! Wij raden u aan om
steeds vanaf een horizontaal platform te werken (een hoog-
tewerker bijvoorbeeld) als u in boomkruinen moet werken.
Werken in een hangende positie (bergbeklimmerstechniek)
is een uiterst riskante onderneming en vereist een speciale
opleiding! Als er op deze manier gewerkt moet worden, dan
moet de persoon die de kettingzaag bedient zowel getraind
zijn in het gebruik van veiligheidsmaterieel bij klimsporten
als in klimsporttechnieken! Gebruik steeds de juiste riemen,
touwen en beschermstukken als er in boomkruinen gewerkt
moet worden. Zorg ervoor dat diegene die de kettingzaag
moet bedienen opgevangen kan worden en zorg er ook voor
dat de kettingzaag zelf opgevangen kan worden!
31
5
Brandstoffen en bijtanken
- Zet de motor uit als u de kettingzaag bijtankt.
- Rook niet en tank niet bij in de buurt van een open vuur (5).
- Laat de motor afkoelen alvorens te tanken.
- Brandstoffen kunnen oplosmiddelen bevatten. Huid- en oogcontact met
minerale oliën moet vermeden worden. Tijdens het bijtanken moet u
steeds beschermende handschoenen dragen. Zorg ervoor dat u uw
beschermende kleding regelmatig vervangt. Adem geen brandstofdam-
pen in.
- Mors geen brandstof of kettingolie. Als u toch brandstof of olie gemorst
heeft, dan moet u de kettingzaag onmiddellijk schoonmaken. Zorg dat
er geen brandstof op uw kleding terechtkomt. Als dat toch gebeurd is,
kleed u dan onmiddellijk om.
- Zorg ervoor dat er geen brandstof of kettingolie in de grond wegloopt
(bescherming van het milieu). Zorg dat u een passend reservoir be-
schikbaar heeft.
- Het bijtanken in een gesloten ruimte is niet toegestaan. De brand-
stofdampen verzamelen zich bij de bodem waardoor er explosiegevaar
ontstaat.
- Sluit de doppen van brandstof- en olietank goed af na het bijtanken.
- Start de kettingzaag niet op dezelfde plaats waar u getankt heeft. Doe
dit op een plaats die tenminste 3 meter verwijderd is van de plaats van
bijtanken (6).
- Brandstoffen zijn maar beperkt houdbaar. Koop daarom nooit meer
dan uw geschatte verbruik voor een redelijke periode.
- Vervoer en bewaar de brandstof en de kettingolie alleen in goedge-
keurde en gewaarmerkte jerrycans. Sla brandstof en kettingolie buiten
het bereik van kinderen op.
Ingebruikneming
- Zorg ervoor dat u nooit alleen werkt. In geval van nood moet er
iemand in de buurt zijn.
- Zorg er ook voor dat er zich geen kinderen of andere personen binnen
het werkbereik van de kettingzaag bevinden. Let ook op dat er zich
geen dieren binnen het werkbereik ophouden (7).
- Voordat u met werken begint moet u nagaan of de kettingzaag
goed functioneert en of alles conform is met de veiligheidsvoor-
schriften.
Ga na of de kettingrem goed remt, of de zaaggeleider juist gemonteerd
is, of de zaagketting volgens voorschrift geslepen en gespannen is, of
de bescherming van de kettingwielkast stevig vastzit, of de gashendel
soepel beweegt en of de sperknop het doet, of de handgrepen droog
en schoon zijn en of de start-/stopschakelaar functioneert.
- De kettingzaag mag nooit in gebruik genomen worden voordat alles
wat erbij hoort op de voorgeschreven wijze gemonteerd is.
- Voordat u begint met zagen moet u zich ervan vergewissen dat u een
stabiele houding ingenomen heeft.
- Start de kettingzaag zoals het in deze handleiding (8) beschreven
wordt. Het is verboden om de machine op een andere manier, dan
deze beschreven in deze handleiding, te starten.
- Om de kettingzaag te starten moet de machine goed en stevig onder-
steund vastgehouden worden. De ketting moeten helemaal vrij kunnen
lopen en de zaaggeleider mag geen contact hebben met eender welk
voorwerp.
- Tijdens het zagen moet u de kettingzaag met beide handen stevig
vasthouden. U doet dit door tijdens het zagen de remhendelgreep in
de rechterhand en de beugelgreep in de linkerhand te nemen. Houd de
handgrepen stevig vast en houd de duimen eromheen in de richting van
de vingers. Het werken met één hand is uiterst gevaarlijk. De zaag kan
dan namelijk op het ogenblik dat een tak doorgezaagd is, vrijdraaiend
doorzwaaien waarbij het gevaar van zware verwondingen voor de hand
ligt. Overigens is het niet mogelijk om het altijd aanwezige gevaar van
terugslag („Kickback“) met één hand op te vangen.
- OPPASSEN: Als u de gashendel loslaat, dan loopt de ketting nog
enige tijd vrij door.
- Vergewis u ervan dat u stevig op beide voeten staat.
- Zorg er ook voor dat u geen uitlaatgassen moet inademen tijdens het
zagen. Het werken in niet geventileerde ruimten houdt vergiftigingsge-
vaar in.
- Zet de kettingzaag onmiddellijk uit als u een verdachte verandering
merkt in het machinegedrag.
-
Als u de kettingspanning controleert, naspant, de ketting vervangt
of als u storingen (9) opspoort zet dan altijd eerst de motor uit.
- Als de kettingzaag onverwacht met harde voorwerpen in aanraking
gekomen is (stenen, spijkers, etc.) , dan moet u de motor onmiddellijk
uitzetten om vervolgens na te gaan of er schade ontstaan is aan het
apparaat.
- Als het werk onderbroken wordt, dan moet u de kettingzaag uitzetten
(9) voordat u die achterlaat. U moet de kettingzaag op een dusdanige
manier opbergen dat niemand gevaar kan lopen.
- Laat de warme kettingzaag nooit in droog gras of op een brandbare
ondergrond achter. De motoruitlaat is nl. zeer heet en deze kan gemak-
kelijk aanleiding geven tot brand.
- OPPASSEN: Nadat de kettingzaag uitgezet is kan er olie van de ketting
en zaaggeleider druppelen met als gevolg bodemverontreiniging. Zorg
voor een gepaste opvangmogelijkheid.
6
7
9
8
Onderhoud Afzetten van de arbet
Bijtanken Transport
Zaagketting slijpen Bij het opbergen
3 meter
32
Terugslag (“Kickback”)
- Het gevaar van een gevaarlijke terugslag („Kickback“) tijdens het
zagen met de kettingzaag is reëel.
- Terugslag („Kickback“) ontstaat als het bovenste uiteinde van de
zaaggeleiding (zaagblad) door onoplettendheid in aanraking komt
met hout of andere harde voorwerpen (10).
- Voordat de zaag „de snede inzet“ kan hij ongewild zijwaarts een
weg zoeken of wegspringen (OPPASSEN: in deze situatie ontstaat
een verhoogd risico op terugslag).
- In beide situaties kan de zaag ongecontroleerd en met grote kracht
in de richting van de persoon die zaagt teruggeslagen worden.
Gevaar voor lichamelijk letsel!
Om terugslag („Kickback“) te voorkomen moet u de volgende
regels in acht nemen:
- Insteekwerk, d.w.z. het rechtstreeks met het uiteinde van de
zaaggeleider in het hout aanzetten, mag uitsluitend door speciaal
daarvoor opgeleid personeel uitgevoerd worden!
-
Houd de punt van de zaaggeleiding altijd in het oog en wees uiterst
voorzichtig als u een reeds aangezette snede verder wilt zetten.
- Als u een snede in wilt zetten doe dat dan altijd met lopende ket-
ting.
- Zorg ervoor dat de zaagketting altijd correct geslepen is. Let daarbij
vooral op de juiste maat van de dieptebegrenzing.
- Probeer nooit meerdere takken tegelijk door te zagen! Let op dat u
bij het zagen van een tak niet per ongeval een andere tak raakt.
- Bij het inkorten moet u op in de buurt liggende takken letten.
Werkomstandigheden en –technieken
- Werk alleen bij goed zicht en goede verlichting. Let in het bijzonder
op gladheid, nattigheid, ijs en sneeuw (slipgevaar). Er bestaat
verhoogd slipgevaar op de schors van vers ontbast hout.
- Werk nooit op een onstabiele ondergrond. Zorg ervoor dat er zich
geen obstakels op de werkplek bevinden (gevaar voor struikelen).
Wees steeds alert dat u met beide benen in evenwicht bent.
- Zaag nooit boven schouderhoogte (11).
- Zaag nooit vanaf een ladder (11).
- Klim nooit in een boom om er werkzaamheden uit te voeren zonder
de speciale persoonlijke veiligheidsvoorzieningen en de nodige
veiligheidsvoorzieningen voor de kettingzaag. Wij raden u aan om
steeds vanaf een hoogtewerker te werken.
- Zaag nooit vanuit een voorovergebogen houding.
-
Blijf er voortdurend alert op dat alle lichaamsdelen zich tijdens het
zagen buiten het „zwenkbereik“ van de zaagketting bevinden (12).
- Gebruik de kettingzaag uitsluitend voor het zagen van hout.
-
Zorg ervoor dat de zaag de grond niet raakt als de ketting nog
loopt.
- Gebruik de kettingzaag nooit als hefboom of iets dergelijks, voor
het optillen en/of verwijderen van stukken hout of van andere
voorwerpen.
- Verwijder vreemde voorwerpen zoals zand, stenen, spijkers etc.
die in het werkbereik liggen. Vreemde voorwerpen beschadigen
de zaag en zijn de oorzaak van een gevaarlijke terugslag („Kick-
back“).
- Bij het inkorten van reeds gezaagde stukken moet u een stevige
en stabiele bok gebruiken (gebruik daarvoor een speciale zaagbok
13). Het is verboden om het hout met de voet proberen te klem-
men of om het te laten vasthouden door een tweede persoon.
- Ronde stukken hout moeten tegen verdraaien tijdens het zagen
geborgd worden.
- Tijdens het inkorten moet de getande beugel (13, Z) in het te
zagen stuk hout gezet worden. Overigens raden wij eveneens
aan om deze techniek bij het doorzagen van dikke takken of
stammen te gebruiken.
- Om in te korten (dwarssneden) moet de getande beugel eerst stevig
in de te zagen tak (of stam) geduwd worden. Pas daarna mag u,
met lopende zaagketting, de snede inzetten. U doet dit door de
achterste handgreep omhoog te halen terwijl u met de beugelgreep
leidt. De getande beugel doet dienst als scharnierpunt. Met een
lichte druk op de beugelgreep zaagt u nu dieper terwijl u gelijktijdig
de kettingzaag met de andere greep een weinig achteruit trekt.
Zet vervolgens de getande beugel iets dieper aan en herhaal de
gecombineerde draaibeweging met de beide handgrepen.
- Vanwege het verhoogde terugslaggevaar („Kickback“) mo-
gen insteek- en langssneden alleen door speciaal geschoold
personeel uitgevoerd worden.
- Langssneden (14) moeten onder de kleinst mogelijke hoek ingezet
worden. Gezien de getande beugel niet kan ingrijpen moet er bij
dit soort sneden uiterst behoedzaam te werk gegaan worden.
- De zaag mag slechts met lopende zaagketting uit het hout gehaald
worden.
- Als er meerdere zaagsneden nodig zijn, dan moet de gashendel
tussendoor losgelaten worden.
10
12
13
11
Z
14
33
- Let op bij het zagen van gesplinterd hout. Er kunnen rondvliegende
houtsplinters meegetrokken worden (mogelijk gevaar voor lichamelijk
letsel).
- Als er gezaagd wordt met de bovenkant van de zaaggeleider en
de zaagketting komt klem te zitten, dan kan de kettingzaag terug-
gestoten worden in de richting van de persoon die zaagt. Dit is de
reden waarom er, in de mate van het mogelijke, met de onderkant
van de zaaggeleider gezaagd moet worden. Als in dat geval de
zaagketting klem komt te zitten, dan zal de zaag altijd van het
lichaam weg gestoten worden in de richting van het hout (15).
- Bij hout dat onder spanning (16) staat moet er altijd eerst ingezet
worden aan de zijde (A) waar de drukspanning zich bevindt. Pas
daarna kan er doorgezaagd worden vanaf de zijde (B) waar de
trekspanning zich bevindt. Op deze manier wordt voorkomen dat
de zaaggeleider ingeklemd raakt.
OPPASSEN: De personen die bomen vellen of die takken uit
boomkruinen moeten verwijderen moeten, voordat zij met dat
werk mogen beginnen, een speciale training gevolgd hebben,
e.e.a. vanwege het grote gevaar op persoonlijk letsel dat bij
dat soort werk bestaat.
- Zet bij het verwijderen van takken altijd de getande beugel van de
kettingzaag zo dicht mogelijk op de stam. Gebruik bij dit werk nooit
de voorzijde van de zaaggeleider omwille van het terugslaggevaar
(„Kickback“).
- Let vooral goed op bij het zagen van takken die onder spanning
staan. Zaag nooit vrijhangende takken van de onderkant door.
- Ga nooit op een zijtak staan om takken te verwijderen.
- Met het vellen van een boom mag er pas begonnen worden
nadat men zich ervan verzekerd heeft dat:
a) alleen die personen, die bij het vellen betrokken zijn, zich op de
werkplek bevinden,
b) ongehinderd uitwijken mogelijk is voor iedereen die betrokken
is bij het vellen d.w.z. dat de uitwijkruimte schuin naar achteren,
onder een hoek van ongeveer 45°, dient te lopen,
c) de voet van de stam vrij is van alle vreemde voorwerpen,
truikgewas en takken. Zorg dat u een stabiele werkpositie heeft
(struikelgevaar).
d) de dichtstbijzijnde werkplek tenminste twee en een halve
boomlengtes verwijderd is (17). Voordat u de boom gaat vellen
moet u de valrichting bepalen en ervoor zorgen dat er zich geen
personen of voorwerpen binnen een afstand van 2 1/2 maal de
boomlengte (17) kunnen bevinden.
- Beoordeling van de boom:
Is er een bestaande overhelling, zijn er losse of dorre takken, hoe
hoog is de boom, is er natuurlijke overhanging of is de boom rot?
- Observeer de windrichting en windsnelheid. Bij zware windstoten
mogen er geen bomen geveld worden. Vermijd dat het zaagsel
meegenomen wordt door de wind. Houd dus rekening met de
windrichting!
- Inzagen van de worteluitlopers:
Begin bij de grootste worteluitlopers. Breng eerst de zaagsnede in
verticale en vervolgens in horizontale richting aan.
- De valkerf (18, A) aanbrengen:
De valkerf bepaalt de gewenste valrichting voor de boom en dwingt
de boom in de gewenste richting. De valkerf wordt haaks op de
valrichting aangebracht tot op een zaagdiepte van 1/3 à 1/5 van
de stamdoorsnede. De valkerf dient zo dicht mogelijk bij de grond
aangebracht te worden.
- Eventuele correcties van de valkerf moeten over de gehele breedte
van de stam aangebracht worden.
- De valzaagsnede (19, B) moet hoger dan de valkerfspie (D) aan-
gebracht worden. De valzaagsnede moet loodrecht op de stam
aangebracht worden. Het breukvlak d.w.z. het nog niet doorge-
zaagde deel tussen beide zaagsneden, moet ongeveer 1/10 van
de stamdiameter bedragen.
- Het breukvlak (C) werkt als valscharnier. Dit gedeelte mag in geen
geval doorgezaagd worden, daar dit het ongecontroleerd vallen
van de boom kan veroorzaken. Breng dus tijdig velspieën aan.
- Gebruik uitsluitend kunststof of aluminium spieën om de valzaag-
snede te borgen. Het gebruik van ijzeren spieën is verboden daar
deze, bij een eventueel contact, de kettingzaag zwaar kunnen
beschadigen of de kettinggeleiding kunnen verbuigen.
- Als u bomen velt, houd u dan altijd op buiten het vlak waarin de
boom gaat kantelen.
- Wanneer de boom valt en u zich terugtrekt, moet u ook uitkijken
dat u niet getroffen wordt door eventueel loskomende vallende
takken.
- Als de te vellen boom op een helling staat, dan moeten diegenen
die vellen zich bergopwaarts of zijwaarts van de te vellen boom-
stam ophouden.
- Bij een reeds gevelde boomstam is de veiligste plaats bergop-
waarts.
16
17
18
19
45
o
2
1
/2
= Velbereik
45
o
B
A
B
15
34
SERVICE
Transport en opslag
- Als u tijdens het werken van werkplek verandert, dan moet
u de kettingzaag afzetten en de kettingrem aanzetten om
ongewild starten van de kettingzaag te voorkomen.
- Het is verboden om de kettingzaag met lopende zaagketting
te vervoeren.
- Als u de kettingzaag over een lange afstand vervoert, dan moet
u de meegeleverde beschermkap over de zaaggeleider aanbren-
gen.
- Draag de kettingzaag altijd aan de beugelgreep met de zaag-
geleider naar achteren (20). Pas op dat u de uitlaat niet aanraakt
zolang die heet is. U kunt dan nl. zware brandwonden oplopen!
- Bij het transport met de wagen moet het apparaat op een dusda-
nige manier vastgezet worden dat er geen lekkage van brandstof
of kettingolie plaats kan vinden.
- Als de kettingzaag niet gebruikt wordt, dan moet hij op een veilige
en droge plaats bewaard worden. De kettingzaag mag niet in de
buitenlucht bewaard worden. Houd de kettingzaag buiten het
bereik van kinderen.
- Als de kettingzaag gedurende langere tijd opgeslagen wordt, dan
moet u ervoor zorgen dat de olietank en de brandstoftank helemaal
leeg zijn. Dit geldt ook als de kettingzaag met een vervoer rma
meegegeven wordt.
Onderhoud
- Voordat u met onderhoudswerkzaamheden begint moet u
de kettingzaag (21) uitzetten en het bougiecontact afkop-
pelen!
- Voordat u met de kettingzaag begint te werken moet u eerst
controleren of de zaagketting veilig functioneert. Let vooral op
het perfect functioneren van de kettingrem. Controleer ook of
de zaagketting volgens voorschrift geslepen en gespannen is
(22).
- Tijdens het werken met de kettingzaag moet u erop letten dat
het apparaat de wettelijke voorschriften inzake geluids- en emis-
sienormen niet overschrijdt. U kunt dit bereiken door een juiste
afstelling van de carburator.
- Maak de kettingzaag regelmatig schoon.
- Controleer regelmatig of de tankdoppen goed sluiten.
Volg de veiligheidsvoorschriften van de betreffende arbeids-
inspectie en van de eventuele verzekeringsmaatschappijen
nauwkeurig op. Breng in geen geval zelf veranderingen aan
in de constructie van de kettingzaag. Als u dat toch doet, dan
brengt u daarmee uw eigen veiligheid en die van anderen in
gevaar.
Onderhouds- en montagewerkzaamheden mogen alleen uitge-
voerd worden voorzover ze in deze gebruiksaanwijzing beschreven
zijn. Alle overige werkzaamheden moeten door een DOLMAR
Service Center uitgevoerd worden.
Gebruik uitsluitend originele fabrieksonderdelen en accessoires
van DOLMAR.
Het gebruik van niet door DOLMAR goedgekeurde accessoires of
zaaggeleider/ketting-combinaties en -lengtes verhoogt het risico
op ongevallen. Bij ongelukken of schade naar aanleiding van het
gebruik van niet goedgekeurde onderdelen of accessoires kan
DOLMAR geen aansprakelijkheid aanvaarden en wijst derhalve
nu reeds iedere aansprakelijkheid af.
Eerste hulp (EHBO)
Omdat er zich bij het werken met kettingzagen altijd ongeluk-
ken kunnen voordoen moet er steeds een verbandtrommel op
de werkplek aanwezig zijn. Eventueel gebruikt materiaal moet
onmiddellijk aangevuld worden.
Als u om hulp vraagt, dan moet u de volgende informatie
beschikbaar houden:
- de precieze plaats van het ongeluk,
- wat is er precies is gebeurd,
- hoeveel gewonden er zijn en
- om welke verwondingen het gaat.
- Geef ook uw naam op!
OPGELET!
Personen met bloedcirculatiestoornissen kunnen door herhaalde
vibraties beschadiging van de bloedvaten of van het zenuwstelsel
oplopen.
Overdreven vibraties kunnen aan vingers, handen of polsen de
volgende symptomen veroorzaken: gevoelloosheid, tintelen, pijn of
pijnlijke steken, veranderen van de huidskleur of van de huid. Als u
een van deze symptomen waarneemt, dan moet u een dokter
raadplegen!
20
21
23
24
22
35
Technische speci caties
PS-3410 TH
Benaming van de onderdelen
1 Handgreep (achter)
2 Veiligheidsschakelaar (gashendel)
3 Gashendel
4 Handbescherming
(tevens inertieschakelaar voor de automatische rem)
5 Getande beugel (klauwgreep, accessoire)
6 Zaagketting
7 Geleiding (voor de zaagketting)
8 Beschermkap
9 Bevestigingsmoeren
10 Kettingmeenemer (veiligheidsvoorziening)
11 Tandwielbescherming
12 Knaldemper
13 Bougie
14 Serienummer
15 Instelschroef voor de oliepomp
16 Beugelgreep (voorste greep)
17 Starterhendel
18 START/STOP-schakelaar (kortsluitschakelaar)
19 Bevestigingsoog voor een veiligheidstouw
of veiligheidshaak
20 Tankdop olietank
21 Ventilatorkast met starterblok
22 Tankdop brandstoftank
23 Lucht lterdeksel
24 Chokehendel
25 Afstelschroef voor de carburator
26 Brandstofpomp (primer)
1
15
14
13
2 3 4 65
98
1011
18
19
1716
202122
24
25
26
23
12
7
Cilinderinhoud cm
3
34
Boring mm 38
Slag mm 30
Maximaal vermogen bij toerental kW / 1/min 1,4 / 8.500
Maximale koppel bij toerental Nm / 1/min 1,6 / 6.500
Stationair toerental / max. motor toerental met zaaggeleider / ketting 1/min 3.000 / 11.500
Koppel toerental 1/min 4.500
Geluidsdruk (op de werkplek) L
pA av
vlgs. ISO/CD 22868
1)
dB (A) 93,8
Geluidsniveau L
WA av
vlgs. ISO/CD 22868
1)
dB (A) 103,1
Trillingen a
h,w av
vlgs. ISO 7505
1)
- Beugelgreep m/s
2
4,0
- Handgreep m/s
2
9,8
Carburator (membraancarburator) Type WALBRO WT-778
Ontsteking Type electronisch
Bougie Type NGK BPMR 7A
Elektrodenafstand mm 0,5
Brandstofverbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 kg/h 0,65
Speci ek verbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 g/kWh 463
Inhoud brandstoftank l 0,28
Inhoud olietank I 0,22
Mengverhouding (brandstof : 2-taktolie)
- bij gebruik van DOLMAR olie 50 : 1
- bij gebruik van andere olie 40 : 1
Kettingrem
inwerkingstelling met de hand of door terugslag (kickback)
Kettingsnelheid
2)
m/s 21
Kettingwielverdeling inch 3/8
Aantal tanden Z 6
Kettingtype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst
Verdeling / Schakeldikte inch 3/8 / .050
Zaaggeleider snijlengte cm 30 / 35
Zaagggeleidertype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst
Gewicht van de motorzaag (tanks leeg, zonder geleider en ketting) kg 3,3
1)
Opgaves houden in gelijke delen rekening met de bedrijfstoestanden stationair, volle belasting en maximum toerental.
2)
Bij max. vermogen
36
5
A
6
Zet nu de kettinggeleiding (7) op z’n plaats. Zie erop toe dat de
pin (8) van de kettingspanner zich nu in de uitsparing van de
kettinggeleider bevindt.
Kunststof transportbescherming A verwijderen en weggooien.
Kettingspanner (5) linksom (tegen de klok in) draaien
tot astap (6) aan de linker aanslag staat.
A
C
D
INBEDRIJFNAME
ATTENTIE:
Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en zaagketting te
allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf trekken
(zie Bougie ver vangen) en beschermende handschoenen
dragen!
ATTENTIE:
De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig
te zijn samengebouwd en controle!
7
8
1
2
3
4
Montage van de zaaggeleiding en zaagketting
Gebruik de bijgeleverde combisleutel voor de hierna ge -
noemde werkzaamheden.
Plaats de motorkettingzaag op een stabiele ondergrond en voer
de volgende stappen uit voor de montage van de zaagketting
en de zaaggeleider uit:
Ontkoppel de kettingrem door aan de beschermingshendel (1)
te trekken, in de richting van de pijl.
Bevestigingsmoeren (2) eraf draaien.
Kettingwielbeschermer (3) licht zijwaards strekken, uit de houder
(4) trekken en afnemen.
B
37
3
2
13
9
9 12
9 10 11
F
Voer de zaagketting (9) om de omlegschijf (12) van
de zaaggeleider, en trek daarbij de zaagketting licht in de
richting van de pijl.
De zaagketting (9) op kettingwiel (10) leggen. De zaagketting
met de rechter hand in de bovenste geleidegroef van de zaag-
geleider (11) voeren.
De snijkanten van de zaagketting moeten aan de geleider-
bovenkant in de richting van de pijl wijzen!
E
G
Als eerste de kettingwielbeschermer (3) in de houder (B/4)
drukken en daarna over de bevestigingsbout schuiven, daarbij
de zaagketting (9) over de kettingvanger (13) tillen.
Bevestigingsmoer (2) handvast aandraaien.
2
H
Zaagketting spannen
Draai de schroef (C/5) waarmee de ketting aangespannen wordt
naar rechts (met de wijzers van de klok mee) tot de zaagketting
de sponning van de zaaggeleiding „aan de onderkant“ begint
te raken (zie detail in de cirkel).
Til de voorzijde van de zaaggeleider iets op en draai de kettings-
panschroef (C/5) rechtsom (met de klok mee), tot de zaagketting
weer tegen de onderzijde van de zaaggeleider aanligt.
Het voorste einde van de zaaggeleider verder omhoog tillen
en de bevestigingsmoeren (2) met de combisleutel vast aan-
draaien.
38
1
1
2
C
Controle van de kettingspanning
De zaagketting is juist gespannen wanneer de zaagketting tegen
de onderzijde van de zaaggeleider aanligt en de zaagketting
nog gemakkelijk met de hand bewogen kan worden over de
zaaggeleider.
Hierbij moet de kettingrem gelost zijn.
Controleer regelmatig de kettingspanning, omdat nieuwe zaag-
kettingen na verloop van tijd uitrekken en langer worden!
Daarom de kettingspanning regelmatig bij afgezette motor
controleren.
ADVIES:
IIn de praktijk wordt geadviseerd 2-3 zaagkettingen afwissel end
te gebruiken.
Voor een gelijkmatige slijtage van de zaaggeleidergroef moet
bij het verwisselen van een ketting de zaaggeleider omgekeerd
worden (onderzijde boven en bovenzijde onder).
A
Kettingrem
De DOLMAR motorzagen PS-3410 zijn standaard met een
vertragings veroor zakende kettingrem uitgerust. Ontstaat er een
terugslag (kickback) doordat de punt van de zaaggeleider met
het hout in aanraking komt (zie hoofdstuk „VEILIGHEIDSVOOR-
SCHRIF TEN”, blz. 32), wordt bij voldoende terugslag de ket-
tingrem door massatraagheid in werking gesteld. In een fractie
van een seconde wordt de zaagketting stilgezet.
De kettingrem is bedoeld voor noodgevallen en voor het
blokkeren van de zaagketting voor het starten.
ATTENTIE: In geen geval (behalve bij de controle, zie hoofdstuk
„Kettingrem controleren”) de motorzaag bij ingeschakelde ket-
tingrem bedienen, daar anders in zeer korte tijd aanzienlijke
schade aan de motorzaag kan optreden!
Vóór het begin van de werkzaamheden on-
voorwaardelijk de kettingrem vrijzetten!
ADVIES:
De kettingrem is een zeer belangrijke veiligheids voorziening
en is zoals ieder onderdeel onderhevig aan slijtage.
Regelmatige controle en onderhoud is in het belang van uw
eigen veiligheid en dient door een DOLMAR servicewerk-
plaats te worden uitgevoerd.
B
Inschakeling van de kettingrem (blokkeren)
Als de terugslagkracht sterk genoeg is, dan zal de plotselinge
versnelling van de beugelgreep in combinatie met de inertie van
de handbescherming (1) de rem automatisch aanzetten.
Druk voor handbediening de handbeschermer (1) met de
linker hand in de richting van de voorzijde van de zaaggeleider
(pijl 1).
Kettingrem lossen
De handbeschermer (1) in de richting van de beugelgreep
(pijl 2) trekken tot deze voelbaar aangrijpt. De kettingrem is
gelost.
SERVICE
39
Brandstof
+
Het is niet zinvol uit overdreven veiligheids-
bewustzijn het olie-aandeel in het tweetaktmeng-
sel te vergroten ten opzichte van de aangegeven
mengverhouding. Dit veroorzaakt nl. meer ver-
brandingsresten. Deze belasten het milieu en
verstoppen het uitlaatkanaal in de cilinder evenals
de geluidsdemper. Ook stijgt hierdoor het brand-
stofverbruik en neemt het vermogen af.
Opslag van brandstof
Brandstoffen zijn slechts in beperkte mate geschikt
voor opslag. Brandstof en brandstofmengsels verou-
deren. Te lang opgeslagen brandstof en brandstof-
mengsels kunnen daardoor leiden tot startproblemen.
Koop niet meer brandstof in dan in enkele maanden
wordt verbruikt.
Brandstof uitsluitend in toegelaten containers
droog en veilig opslaan!
HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN!
Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid.
Bij her haaldelijk en langdurig contact droogt de huid
uit. Diverse huidziekten kunnen hiervan het gevolg
zijn. Bovendien zijn allergische reacties bekend.
Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties.
Bij oogcontact direct het betreffende oog met schoon
water uitspoelen.
Bij aanhoudende irritatie direct een arts bezoeken!
1000 cm
3
(1 liter) 20 cm
3
25 cm
3
5000 cm
3
(5 liter) 100 cm
3
125 cm
3
10000 cm
3
(10 liter) 200 cm
3
250 cm
3
OILOIL
50:1
DOLMAR
Zaagkettingolie
Voor het smeren van de zaagketting en de zaaggeleider moet
zaagkettingolie met een hechtmiddeltoevoeging gebruikt worden.
De hechtmiddeltoevoeging in de zaagkettingolie voor -komt een
te snel wegslingeren van de olie.
Om het milieu te sparen wordt het gebruik van biologisch af -
breek bare zaagkettingolie aangeraden. In sommige plaatselijke
verordeningen wordt het gebruik van biologisch afbreekbare
olie verplicht gesteld.
De door DOLMAR aangeboden zaagkettingolie BIOTOP wordt
op basis van geselecteerde plantenoliën vervaardigd en is
100% biologisch afbreekbaar. BIOTOP is bekroond met de
blauwe milieu-engel (RAL UZ 48).
E
BIOTOP zaagkettingolie is leverbaar in de volgende
verpak kingsgroottes:
1 l Bestelnummer 980 008 210
5 l Bestelnummer 980 008 211
20 l Bestelnummer 980 008 213
Biologisch afbreekbare kettingolie is slechts beperkt
houdbaar en dient binnen 2 jaar na de fabricageda-
tum die op de ver pakking staat gedrukt te worden
opgemaakt.
50:1
40:1
D
Brandstoffen
LET OP:
De machine wordt met mineraalolieproducten (benzine en
olie) bedreven!
Bij de omgang met benzine is verhoogde waakzaamheid
geboden.
Roken en open vuur zijn ontoelaatbaar (ontplof ngs-
gevaar).
Brandstofmengsel
De motor van de motorkettingzaag is een tweetaktmotor met
een groot vermogen die werkt op een mengsel van benzine
en tweetaktolie.
De motor is ontworpen voor gebruik van normale loodvrije
benzine met een minimaal octaangetal van 91 ROZ. Is deze
brandstof niet beschikbaar, dan kunnen ook brandstoffen met
een hoger octaangetal gebruikt worden. Hierdoor ontstaat geen
schade aan de motor.
Gebruik voor een optimale motorwerking en ter be -
scher ming van gezondheid en leefmilieu alleen loodvrije
brandstof !
Voor de smering van de motor wordt tweetaktmotorolie (kwa-
liteitsklasse JASO FC of ISO EGD) gebruikt; deze wordt bij
de benzine gemengd. De motor is ontworpen voor DOLMAR
tweetaktolie met een milieuvriendelijke mengverhouding van
50:1. Hierdoor wordt een lange levensduur en een betrouwbare,
rookarme werking van de motor gewaarborgd.
DOLMAR kwaliteitstwee-takt olie is afhankelijk van het ver bruik
leverbaar in de volgende verpakkingen:
1 l Bestelnummer 980 008 107
100 ml Bestelnummer 980 008 106
Indien er geen DOLMAR tweetaktolie beschikbaar is moet
een mengverhouding van 40:1 bij gebruik van andere twee-
taktoliën aangehouden worden, aar anders problemen kunnen
optreden.
Attentie: geen kant en klaar mengsel van benzine-
stations gebruiken!
Het verkrijgen van de juiste mengverhouding:
50:1 Bij gebruik van DOLMAR tweetaktolie, d.w.z. 50 delen
brandstof mengen met 1 deel olie.
40:1 Bij gebruik van andere tweetaktoliën, d.w.z. 40 delen
brandstof mengen met 1 deel olie
.
ADVIES: Voor het verkrijgen van het juiste benzine/olie mengsel
wordt de olie voorgemengd met de helft van de totaal benodigde
hoeveelheid benzine, waarna de rest van de brandstof wordt
toegevoegd. Voor het vullen van de tank van de motorketting-
zaag eerst het mengsel goed schudden.
40
GEBRUIK NOOIT AFGEWERKTE OLIE!
Afgewerkte olie is zeer schadelijk voor het milieu ! Afgewerkte
olie bevat hoge concentraties van stoffen waarvan bewezen
is dat ze kankerverwekkend zijn. De vervuiling in afgewerkte
olie veroorzaakt verhoogde slijtage aan de oliepomp en het
zaagmechaniek.
Bij schade veroorzaakt door het gebruik van afgewerkte of
ongeschikte zaagkettingoliën vervalt iedere aanspraak op
garantie.
Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en toepassing
van zaagkettingolie.
HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN!
Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid. Bij her-
haaldelijk en langdurig contact droogt de huid uit. Diverse
huidziekten kunnen hiervan het gevolg zijn. Bovendien zijn
allergische reacties bekend.
Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties. Bij oogcontact
direct het betreffende oog met schoon water uitspoelen.
Bij aanhoudende irritatie direct een arts bezoeken!
Belangrijke aanwijzing aangaande bio-olie voor
zaag kettingen
Bij een bultenbedrijfsstelling op langere duur moet de olie-
tank worden leeggemaakt, waama er een kleine hoeveel-
heid motorolie (SAE 30) moet worden ingegoten. Daarop
de zaag enige tijd laten lopen, om alle resten bio-olie uit
de tank, het olieleidingssysteem en de zaaginrichting te
spoelen. Deze maatregel is noodzakelijk, omdat verschil-
lende bio-olies ertoo noigen plakkerig te
A
worden, waardoor schade aan de oliepomp of aan olie-
geleidende machinedelen kan optreden. Bij hernieuwde
ingebruikname weer met BIOTOP-zaagkettingolie vullen.
Bij schade veroorzaakt door het gebruik van afgewerkte
of ongeschikte zaagkettingoliën vervalt iedere aanspraak
op garantie.
Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en
toepassing van zaagkettingolie.
Tanken
NEEM ALLE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN IN ACHT!
De omgang met brandstoffen vereist een voorzichtige en
zorgvuldige handelwijze.
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
Rondom de vulopeningen goed schoonmaken, zodat er geen
vuil in de tanks komt.
Tankdop erafschroeven en tot aan de onderkant van de vulpijp
opvullen. Voorzichtig gieten om morsen van brandstof of zaag-
kettingolie te vermijden.
De tankdop weer tot de aanslag vastdraaien.
De tankdop en zijn omgeving na het tanken schoonmaken
en op dichtheid controleren!
Smering van de zaagketting
Om de zaagketting voldoende te kunnen smeren moet de tank
voldoende gevuld zijn. De tankinhoud is genoeg voor onge veer
een half uur continu bedrijf. Tijdens het werk controleren, of vol-
doende kettingolie in de tank is, zo nodig navullen. Uitsluitend
bij uitgeschakelde motor!
B
Brandstof en tweetaktolie Zaagkettingolie
Afgewerkte
olie
41
Kettingsmering afstellen
Uitsluitend bij uitgeschakelde motor!
De olietoevoerhoeveelheid kan met de afstelschroef (1) worden
geregeld. De toevoer kan met de combinatiesleutel worden
veranderd.
Aanbevolen instelling:
- bij zaaggeleider met 25 cm snijlengte
- bij zaaggeleider met 30 cm snijlengte
- bij zaaggeleider met 35 cm snijlengte
- bij zaaggeleider met 40 cm snijlengte
Voor een probleemloze werking van de oliepomp moeten de
olietoevoergroef in het krukashuis (2) en de olietoevoerboring
in de zaaggeleider (3) regelmatig gereinigd worden.
2 3
1
C
D
Kettingsmering controleren
Zaag nooit met onvoldoende kettingsmering. Hiermee verkort
u de levensduur van de zaaginrichting!
Controleer vóór het begin van de werkzaamheden altijd het
oliepeil in de tank en de controleer ook de olietoevoer.
De olietoevoer kan op als volgt gecontroleerd worden:
Start de motorkettingzaag (zie hoofdstuk „Motor starten”).
Houd de lopende zaagketting ongeveer 15 cm boven een boom-
stam of de grond (leg er iets onder als bescherming).
Bij voldoende smering vormt zich een licht oliespoor door de
afgeslingerde olie. Bij voldoende smering ontstaat door afspat-
tende olie een geringe oliespoor. Let op de windrichting en stelt
u zich niet onnodig aan de smeeroliemist bloot!
Aanwijzing:
Na het buitenbedrijfstellen van het apparaat is het normaal, dat
gedurende enige tijd nog resten van kettingolie eruitlopen, die
nog in het olieleidingssysteem en aan de zaaggeleider en de ket-
ting voorhanden zijn. Hierbij is geen sprake van een defect!
Gebruik een geschikte onderlegger.
E
42
Koudstart
Brandstofpomp (6) door meermaals drukken in gang brengen
tot de brandstof in de pomp zichtbaar wordt.
De kortsluitschakelaar (3) naar voren in de richting van de pijl
duwen.
De chokehendel (5) naar boven draaien (zie afbeelding “Koud-
start”). Hierbij wordt tegelijkertijd de halvegasvergrendeling
geactiveerd.
De starthendel (4) langzaam tot aan de voelbare weerstand uittrek-
ken (de plunjer staat dan juist vóór het bovenste dode punt).
Trek de kabel nu snel en krachtig verder uit tot er een eerste
hoorbare ontsteking volgt
.
ATTENTIE: De starterkabel niet meer dan ca. 50 cm uittrek ken
en altijd langzaam met de hand terugbrengen. Voor een goede
start is het belangrijk, dat de startsnoer snel en stevig wordt
doorgetrokken.
De chokehendel (5) naar beneden draaien (zie afbeelding
Warme start”) en opnieuw aan de startkabel trekken. Van
zodra de motor loopt, de handgreep vastnemen (veiligheidsscha-
kelaar (2) wordt door de handpalm ingedrukt) en de gashendel
(1) bedienen. De halvegasvergrendeling wordt opgeheven en
de motor loopt in vrijloop.
Attentie: De motor moet na de start onmiddelijk in de vrijloop worden
gezet, daar anders schade aan de kettingrem kan optreden.
Nu de kettingrem lossen
.
Warme start
Zoals onder koudstart beschreven, maar alvorens aan de
starterkabel te trekken, de chokehendel (5) eenmaal kort in de
stand “koudstart” draaien en vervolgens meteen in de stand
warme start” terugdraaien (hierbij wordt de halvegasvergren-
deling geactiveerd).
Belangrijke opmerking: Indien de brandstoftank volledig werd
opgebruikt en de motor door een gebrek aan brandstof tot
stilstand is gekomen, dient u na het bijtanken de brandstofpomp
(6) meermaals in te drukken, tot er brandstof in de pomp te
zien is.
Afzetten van de motor
Zet de kortsluitschakelaar (3) in de STOP-stand.
5
3
1
6
2
4
5
A
B
Motor starten
De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig
te zijn samengebouwd en controle!
Op minstens 3 m afstand van de plek waar getankt wordt.
Zorg dat u stabiel staat en leg de motorkettingzaag zo op de
grond leggen dat de zaaginrichting vrij van de grond blijft.
Kettingrem inschakelen (blokkeren).
Pak de achterste handgreep goed beet en druk de kettingzaag
stevig tegen de grond. Zet daarbij ook nog uw knie op diezelfde
handgreep.
BELANGRIJKE WENK: De chokehendel (5) is aan de gashendel (1) gekoppeld. Deze springt in zijn uitgangspositie zodra
de gashendel wordt ingedrukt.
Als op de gashendel vóór het aanspringen van de motor wordt gedrukt, moet de chokehendel (5) weer in de overeenkomstige
positie worden gedraaid.
Koudstart
Warmstart
43
Kettingrem controleren
De kettingrem moet elke keer vóór werkbegin worden
gecontroleerd.
De motor zoals beschreven starten (een vellige stand innemen
en de motorzaag zodanig op de grond zetten, dat het zaagwerk
vrij staat).
De beugelgreep met één hand stovig omvatten, de andere hand
aan de handgreep.
De motor op halve toeren laten lopen en met de rug van de
hand de handbeschermer (7) in de richting van de pijl drukken
tot de kettingrem blokkeert. Nu moet de zaagketting onmiddel-
lijk tot staan komen.
De motor onmiddellijk in zijn vrij zetten en de kettingrem weer
loszetten.
Attentie: Indien de zaagketting na deze controle niet on-
middellijk tot stilstand komt, mag men in geen geval met
het werk beginnen. U moet dan de hulp van een DOLMAR
servicewerkplaats inroepen.
C
7
D
8
9
Instellen van de carburateur
2. Stationairgang instellen
Het stationairgangstoerental overeenkomstig de technische
gegevens instellen.
Draaien naar rechts van de instelschroef (S): het statio-
nairgangstoerental stijgt aan. Naar links draaien (tegen de
wijzers van de klok in): het stationairgangstoerental neemt
af. Het snijgereedschap mag niet meelopen!
3. Controleren van de acceleratie
Bij bediening van de gashendel moet de motor zonder over-
gang van stationairgang op hoge toerentallen accelereren.
De instelschroef (L) in kleine stappen tegen de klok in uit-
draaien, tot de goede acceleratie gegeven is.
4. Instellen van het hoogste toerental
Het hoogste toerental instellen door minimaal regelen van
instelschroef (H) volgens de technische gegevens. Erin
draaien van instelschroef (H) met de wijzers van de klok
mee (rechtsom): het toerental neemt toe. In geen geval het
maximaal toelaatbare toerental overschrijden!
5. Controleren van het stationairgangstoerental
Na het instellen van het hoogst toelaatbare toerental het
stationairgangstoerental controleren (Het snijgereedschap
mag niet meelopen!).
Het instelproces vanaf punt 2 herhalen totdat het stationair-
gangstoerental, goede acceleratie en het hoogst toelaatbare
toerental bereikt zijn.
LET OP!
Het instellen van de carburateur mag pas gebeuren na de
volledige montage en controle van het apparaat! Instellin-
gen zonder toerenteller zijn niet toegestaan!
Het instellen van de carburateur dient ter verkrijging van een
optimaal functioneren, een zuinig verbruik en bedrijfsvei-
ligheid. De instelling moet gebeuren bij een warme motor,
zuivere lucht lter en correcte montage van het snijgereed-
schap. U dient de instelling van de carburateur in elk geval
door een DOLMAR-servicedienst te laten uitvoeren, daar
verkeerde instellingen tot motorschade kunnen leiden.
Omwille van nieuwe emissienormen worden de instelschroeven
(H) en (L) van de carburateur van begrenzingen voorzien. Door
de zo beperkte instelmogelijkheid (ca. 180 graden) wordt
een te vette carburateurinstelling verhinderd. Dit garandeert
dat de emissienormen worden aangehouden en tevens een
optimaal motorvermogen en zuinig brandstofverbruik.
Voor een optimale instelling is een toerenteller (8, Bestel-
nr. 950 233 210) benodigd, daar een overschrijden van het
hoogst toelaatbare toerental tot overhitting en tekort aan
smeerolie leidt. Gevaar van motorschade!
Fabrieksinstelling van de instelschroeven (H) en (L): tot kort
voor de aanslag (tegen de klok in) uitgedraaid.
Het instellen van de carburateur gebeurt met een schroeven-
draaier (9, kopbreedte 4 mm, bestelnummer 944 340 001).
Voor een juiste instelling zijn de volgende arbeidsstappen
nodig:
Controle van de instelschroef (H)
Alvorens te starten, dient u zich ervan te vergewissen dat de
instelschroef (H) tegen de klok in tot de voelbare aanslag is
uitgedraaid. De begrenzingen beschermen de motor niet
tegen verarming (te weinig smeermiddel)!
1. Motor starten en warm laten lopen (3-5 minuten)
2. Stationairgang instellen
3. Acceleratie controleren
4. Het hoogst toelaatbaar toerental instellen
5. Stationairgangstoerental controleren
44
Slijpkriteria:
ATTENTIE: Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten
kettingen en zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de
reserve onder delenlijst)!
Alle zaagtanden moeten even lang zijn (maat a). Verschillen in
hoogte van de zaagtanden betekenen een ongelijkmatige loop
van de ketting en kunnen kettingbreuk veroorzaken!
Minimumlengte zaagtand = 3 mm. Wanneer de minimum lengte
bereikt is, de kettingzaag niet meer slijpen. Er moet dan een
nieuwe kettingzaag worden opgelegd (zie uittreksel uit de reser-
veonderdelenlijst en het Hoofdstuk „Nieuwe zaagketting“).
De afstand tussen de dieptebegrenzers (ronde neus) en de
snijkant bepaalt de spaandikte.
De beste zaagresultaten worden bereikt met een afstand van
0,65 (.025“) tussen de dieptebegrenzers.
ATTENTIE: Een te grote afstand
vergroot het gevaar van terugslag!
0,65 mm
(.025“)
0,65 mm
(.025“)
min.
3 mm (0.11”)
B
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Zaagketting slijpen
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestek-
ker eraf trekken (zie Bougie vervangen) en beschermende
handschoenen dragen!
De zaagketting moet worden geslepen, wanneer:
zaagselachtige spaanders ontstaan bij het zagen van vochtig
hout.
de ketting ook bij grote druk slechts met moeite in het hout trekt.
de snijkant zichtbaar beschadigd is.
Het zaagmechaniek in het hout eenzijdig naar links of rechts
verloopt. De oorzaak hiervan is een ongelijkmatige scherpte
van de zaagketting.
Belangrijk: vaak slijpen, weinig materiaal afslijpen!
Voor eenvoudig naslijpen zijn in de meeste gevallen twee tot
drie streken van de vijl voldoende.
Nadat men de ketting meerdere malen zelf nageslepen heeft moet
de zaagketting in de servicewerkplaats nageslepen worden.
A
45
D
Welke vijl en hoe deze te gebruiken
Gebruik een speciale ronde vijl, met een diameter van 4 mm,
om de zaagtanden aan te scherpen. Normale rondvijlen zijn
ongeschikt. Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer.
De vijl mag alleen bij de voorwaartse streek (pijl) vijlen. De vijl moet
bij het terughalen vrij van het materiaal gehouden worden.
De kortste snijtand wordt als eerste geslepen. De lengte van
deze tand is dan de uitgangsmaat voor alle andere snijtanden
van de zaagketting.
Vijl haaks houden (90° ten opzichte van zaaggeleider).
De slijphoek van 30° moet bij alle zaagtanden zonder uitzon-
dering dezelfde zijn. Verschil in de hoeken veroorzaakt een
ruwe en onregelmatige kettingloop, vergroot de slijtage en kan
leiden tot kettingbreuk!
De snijhoek van de zaagtand van 85° volgt uit de indringdiepte
van de rondvijl. Als de voorgeschreven vijl op een juiste wijze
gebruikt wordt ontstaat de correcte snij hoek vanzelf.
C
E
F
Aansluitend op het naslijpen de hoogte van de diepte begrenzers
controleren met de kettingmaatlat. Zie de acces soirelijst voor
het bestelnummer.
Ook de geringste uitsteekhoogte met een speciale vlakke vijl ver-
wijderen (12). Zie de accessoirelijst voor het bestel nummer.
Dieptebegrenzer aan de voorzijde opnieuw afronden (13).
De vijlhouder vergemakkelijkt de vijlgeleiding, hij is voorzien
van markeringen voor de korrekte slijphoek van 30° (de marke-
ringen parallel aan de zaagketting laten lopen) en begrenst de
insteekdiepte (4/5 van de vijl doorsnee). Zie de accessoirelijst
voor het bestelnummer.
12
13
4/5
30°
46
1 2
4
5
6
3
Zaaggeleider schoonmaken,
het kettingwiel smeren
ATTENTIE: Beslist werkhandschoenen dragen.
De loopvlakken van de zaaggeleider moeten regelmatig
op beschadigingen worden gecontroleerd en met daartoe
geschikt gereedschap worden schoongemaakt.
Als de kettingzaag intensief gebruikt wordt dan is het absoluut
noodzakelijk om het voorste tandwiel regelmatig (eens per week)
te smeren. U doet dit door de kleine opening, met een diameter
van ca. 2 mm, aan de voorkant van de kettinggeleiding door te
prikken en helemaal vrij en schoon te maken. Daarna drukt u
er een kleine hoeveelheid universeel vet in.
Universele vetten en vetpompen zijn beschikbaar als acces-
soire.
Universaalvet (Best.-Nr. 944 360 000)
Vetpers (Best.-Nr. 944 350 000)
A
B
De binnenruimte van het kettingwiel schoon-
maken, beschermhuls van de kettingvanger
controleren en zo nodig vervangen
ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en
zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestek-
ker eraf trekken (zie Bougie ver vangen) en beschermende
handschoenen dragen!
ATTENTIE: De motorkettingzaag mag pas gestart worden
na volledig te zijn samengebouwd en controle!
Kettingwielbeschermer (4) afnemen (zie Hoofdstuk „INBE-
DRIJFNAME“ A-B) en binnenruimte met een kwast of zachte
borstel schoonmaken.
Zaagketting (3) en zaaggeleider (2) eraf nemen.
ADVIES:
Erop letten, dat er geen vuilresten in de oliegeleidingsgleuf
(1) en aan de kettingspanner (6) blijven hangen.
Voor montage van zaaggeleider, zaagketting en kettingwiel-
beschermer zie Hoofdstuk „INBEDRIJFNAME“.
Beschermhuls van de kettingvanger:
De beschermhuls (5) van de kettingvanger op zichtbare be-
schadigingen controleren en zo nodig vervangen.
De beschermhuls stevig naar boven eraf trekken en daarna een
nieuwe huls aanbrengen.
47
12
7
8
9
10
11
Benzine lter vervangen
Het ltervilt (12) van de benzine lter kan tijdens het gebruik
uitzetten. Om een probleemloze brandstoftoevoer naar de
carburator te garanderen moet het ltervilt ongeveer eens per
drie maanden vervangen worden.
De benzine lter voor het wisselen met een draadhaak door
de tankvulopening trekken.
C
D
Lucht lter schoonmaken
Haal het lterdeksel (14) eraf nadat u de schroef (13) heeft
losgedraaid.
BELANGRIJK: Dek de carburatoropening af met een schone
doek om te vermijden dat er vuildeeltjes in kunnen vallen.
Lucht lterinzet wegnemen.
OPPASSEN: Om verwondingen aan de ogen te voorkomen
is het verboden om vuildeeltjes uit de carburator te verwij-
deren ,door ze eruit te blazen. U mag het lucht lter ook niet
met brandstof schoonmaken.
Maak het lucht lter met een kwast of zachte borstel schoon.
Een sterk vervuild lucht lter in lauwwarm zeepsop zoals in
gewone vaatwasmachines gebruikt, uitwassen.
Lucht lter goed droogmaken.
Bij grove vervuiling vaker schoonmaken (meermaals per dag),
daar alleen een zuivere lucht lter het volle motorvermogen
garanderen.
ATTENTIE: Beschadigte lucht onmiddelijk vervangen!
Afgescheurde stukken weefsel en grof vuil kunnen de motor
onherstelbaar beschadigen.
E
13
14
Nieuwe zaagketting
ATTENTIE: Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten
kettingen en zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de
reserveonder delenlijst)!
Voordat een nieuwe zaagketting omgelegd wordt moet aller eerst
de staat van het kettingwiel (7) gecontroleerd worden.
Kettingwielbeschermer afnemen (zie Hoofdstuk „INBEDRIJF-
NAME“ A - H)
ATTENTIE: Ingelopen kettingwielen (8) kunnen bescha-
digingen van de nieuwe zaagketting veroorzaken en moeten
vervangen te worden.
Vervangen van koppelingstrommel met kettingwiel
Zo nodig de kettingrem ontspannen.
Borgring (11) met combisleutel losmaken, revet (10) eraf
nehmen.
Koppelingstrommel met kettingwiel (9) aftrekken en nieuwe
koppelingstrommel met kettingwiel in omgekeerde volgorde
aanbrengen.
48
2 3
6
7
8
45
12
10
9
11
12
1
Bougie vervangen
ATTENTIE:
Bougie of bougiedop mogen niet bij lopende motor aan-
geraakt worden (hoogspanning!).
Onderhoudswerkzaamheden uitsluitend bij uitgeschakelde
motor uitvoeren. Bij hete motor gevaar van verbranding.
Beschermhand schoenen dragen!
Bij beschadiging van de isolator, sterke verbranding van de
elektroden, of sterk vervuilde electroden, moet de bougie ver-
vangen worden.
Bougiestekker (1) van de bougie af trekken. De bougie uitsluitend
met de meegeleverde combisleutel eruitnemen.
ATTENTIE: Bij vervanging uitsluitend de bougie NGK BPMR
7A gebruiken.
Elektroden afstand
De elektrodenafstand moet 0,5 mm zijn.
A
0,5 mm
Starterkabel vervangen
Maak de vier schroeven (2) los. Het ventilatorhuis (3) wegnemen.
Resten van de oude kabel verwijderen.
De schroef (4) uitdraaien. Kabeltrommel (7) vasthouden en
de meenemer (5) en veer (6) afnemen.
LET OP! Gevaar van letsel! De terughaalveercassette (9)
is niet geborgd en kan uit het ventilatorhuis vallen. De te-
rughaalveer staat onder voorspanning en kan daarbij uit
de cassette springen! Een uitgesprongen veer kan overeen-
komstig de tekening weer worden ingezet (op de draairichting
letten!).
De terughaalveercassette (9) tegen naar buiten glijden bevei-
ligen en de kabeltrommel (7) voorzichtig aftrekken.
Een nieuwe kabel (ø 3 mm, 900 mm lang) inrijgen zoals op de
afbeelding getoond (let op schijf (11)) en de beide uiteinden
van een knoop voorzien.
De knoop (12) in de kabeltrommel (7) en in de startgreep (10)
trekken.
De kabeltrommel opzetten, deze daarbij iets draaien tot de
terughaalveer grijpt.
De meenemer (5) en veer (6) monteren, de schroef (4) indraaien
en vastschroeven.
De kabel in de uitsparing (8) naar de kabeltrommel voeren en
de kabeltrommel mét de kabel twee maal rechtsom (met de
wijzers van de klok mee) draaien.
De kabeltrommel met de linker hand vasthouden en met de
rechter hand de verdraaïng van de kabel opheffen, de kabel
strak trekken en vasthouden.
De kabeltrommel voorzichtig los laten. De kabel wordt door de
veerkracht op de kabeltrommel gewikkeld.
Dit proces drie- tot vier keer herhalen. De startgreep moet nu
rechtop op het ventilatorhuis staan.
ATTENTIE: Gevaar van letsel! De uitgetrokken startgreep
vastmaken, daar deze terugschiet als de kabeltrommel per
ongeluk losgelaten wordt.
OPMERKING: Bij geheel uitgetrokken startkabel moet de
kabeltrommel minstens 1/4 toer tegen de veerkracht in verder
kunnen worden gedraaid.
Bij het terugplaatsen van de ventilatorkast kan het nodig zijn
om de starterkabel lichtjes aan te trekken om de kabeltrommel
te laten „aanslaan“.
B
49
9
C
13
Uitlaat en knalpot schoon-
maken
ATTENTIE: Zolang de motor nog heet is bestaat er verbran-
dingsgevaar. Draag veiligheidshandschoenen!
Verwijder de tandwielkast (zie hoofdstuk „INGEBRUIKNEMING“
guur B).
Uit de uitlaatopeningen (13) van de geluidsdemper de roetaf-
zetsels verwijderen.
D
18
17
16
14
15
E
Terughaalveer-cassette vernieuwen
Het ventilatorhuis en de kabeltrommel demonteren en monteren
(zie „Vervangen van de starterkabel“).
De terughaalveer-cassette (9) voorzichtig uit de ventilatorkast
nemen.
ATTENTIE:
Gevaar van letsel! Een gebroken veer kan eruit springen.
Voorzichtig een nieuwe terughaalveer-cassette inbouwen.
Cilindermotorruimte schoonmaken
Verwijder de tandwielkettingbescherming (zie „INGEBRUIK-
NEMING“ guur B).
Zo nodig de geluidsdemper demonteren door losdraaien en
verwijderen van 3 schroeven (16).
Met een lap de cilinderopening (17) afsluiten.
De cilinderruimte (18), in het bijzonder de cilindervleugels, met
een geschikt werktuig (houtschraper) schoonmaken.
De lap uit de de cilinderopening verwijderen en de geluidsdemper
zoals op de afbeelding getoond weer aanbrengen.
De pakking (15) en de warmtegeleiplaat (14) zo nodig door
nieuwe delen vervangen. Resten van de oude pakking voor-
zichtig van de geluidsdemper verwijderen.
Op de inbouwligging letten! De warmtegeleiplaat moet tegen
de cilinder liggen, om de warmteovergang te verzekeren.
De schroeven (16) bij koude motor met 10 Nm vastdraaien.
50
Algemeen Gehele motorzaag Van buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren.
Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten
uitvoeren.
Zaagketting Regelmatig naslijpen, tijdig vernieuwen. 44-45
Kettingrem Regelmatig in de servicewerkplaats laten controleren.
Zaaggeleider Omdraaien, opdat de belaste loopvlakken gelijkmatig ver-
slijten. Tijdig vernieuwen. 38
Voor iedere Zaagketting Op beschadigingen en scherpte controleren. 44-45
inbedrijfname Kettingspanner controleren. 38
Zaaggeleider Controleren op beschadigingen.
Kettingsmering Werking controleren. 41
Kettingrem Werking controleren. 43
STOP-schakelaar,
veiligheids sperschake-
laar, gashendel Werking controleren. 42
Brandstof- en
Olietankdop Controleren op goede afsluiting.
Dagelijks Lucht lter Reinigen 47
Zaaggeleider Controloren op beschadigingen, Olietoevoerboring reinigen. 41
Zaaggeleider montagevlak Reinigen, in het bijzonder de olietoevoergroef. 41, 46
Stationair toerental Controleren (ketting mag niet meelopen). 43-44
Wekelijks Ventilatorhuis Schoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht
te waarborgen. 48
Cilinderruimte Schoonmaken 49
Bougie Werking en staat controleren, indien nodig vervangen. 48
Geluidsdemper Op slijtage (aanvreten) controleren, 49
Beschermhuls voor
kettingvanger Op beschadigingen controleren, zo nodig vernieuwen 46
Iedere 3 maanden Benzine lter Vervangen 47
Brandstof- en olietank Schoonmaken
Opslag Gehele motorzaag Van buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren.
Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten
uitvoeren.
Zaagketting en Demonteren, reinigen en licht inoliën
zaaggeleider Geleidingsgroef van de zaaggeleider reinigen. 46
Brandstof- en olietank Leegmaken en reinigen
Carburator Leeg draaien
Periodieke onderhouds- en reingingsvoorschriften
Voor een lange levensduur alsook ter voorkoming van schades en ter waarborging van het volledig functioneren van de
veiligheidsvoorzieningen moeten de hierna beschreven onderhoudstaken regelmatig uitgevoerd worden. Garantieclaims worden
alleen dan toegelaten, indien deze taken regelmatig en zoals voorgeschreven uitgevoerd zijn. Bij niet-inachtneming bestaat er gevaar
voor ongelukken!
Gebruikers van motorkettingzagen mogen alleen de onderhouds- en reinigingswerkzaamheden uitvoeren die beschreven zijn in
deze gebruiksaanwijzing. Alle overige werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door een DOLMAR service werkplaats.
Bladzijde
WERKPLAATSSERVICE, RESERVEDELEN EN GARANTIE
Onderhoud en reparaties
Onderhoud en reparatie van moderne motorkettingzagen evenals de veiligheidsgevoelige hoofdonderdelen vereisen een gekwali -
ceerde vakopleiding en een van speciaal gereedschap en testapparatuur voorziene gespecialiseerde werkplaats.
DOLMAR adviseert daarom alle niet in deze gebruiksaanwijzing omschreven werkzaamheden door een DOLMAR servicewerk plaats
uit te laten voeren. De vakman beschikt over de noodzakelijke opleiding, ervaring en uitrusting om u steeds met zo weinig mogelijk
kosten een oplossing te bieden en helpt u met raad en daad.
In de bijgeleverde lijst vindt u de dichtstbijgelegen servicewerkplaats.
51
Reserveonderdelen
Betrouwbaarheid, levensduur en veiligheid van uw machine is ook afhankelijk van de kwaliteit van de gebruikte reserveonderdelen.
Alleen originele DOLMAR-reserveonderdelen gebruiken, die door het teken zijn geken merkt.
Alleen de originele onderdelen komen uit dezelfde fabriek als de machine en garanderen daarom de beste kwaliteit van materiaal,
maatvastheid, werking and veiligheid.
Originele reserveonderdelen en accessoires zijn verkrijgbaar bij uw vakhandelaar. Deze beschikt over de noodzakelijke reserve-
onderdelenlijsten en wordt doorlopend op de hoogte gehouden van verbeteringen en veranderingen in het aanbod van reserveon-
derdelen.
Houdt u ook rekening met het feit dat, bij gebruik van niet originele DOLMAR onderdelen, het verlenen van garantie door de DOL-
MAR-organisatie niet mogelijk is.
Garantie
DOLMAR garandeert een uitstekende kwaliteit en vergoedt de kosten van verbeteringen door vervanging van de beschadigde on-
derdelen in geval van materiaal- of fabricagefouten die binnen de garantie na de datum van aankoop optreden.
Houdt u er rekening mee dat in sommige landen speci eke garantievoorwaarden gelden. Vraagt u dit na bij de verkoper in geval van
twijfel. Deze is als verkoper van het produkt verantwoordelijk voor de garantie.
De volgende schadeoorzaken vallen buiten de garantie. Wij vragen hiervoor uw begrip:
Niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing.
Achterwege laten van noodzakelijke onderhouds- en reinigingswerkzaamheden.
Schade als gevolg van een onjuiste carburatorinstelling.
• Normale slijtage.
Duidelijke overbelasting door aanhoudende overschrijding van de maximaal toegestane belasting.
Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleiders en zaagkettingen.
Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleider- en zaagkettinglengten.
Gebruik van geweld, onoordeelkundige behandeling, misbruik of ongevallen.
Schade door oververhitting als gevolg van vervuiling van het ventilatorhuis.
Ingrepen door ondeskundige personen of ondeskundige reparatiepogingen.
Gebruik van ongeschikte reserveonderdelen, resp. niet-originele DOLMAR onderdelen,
voorzover deze schade kunnen veroorzaken.
Gebruik van ongeschikte of te lang opgeslagen brandstoffen.
Schade die terug te voeren is tot voorwaarden bij verhuur.
Reinigings-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden vallen niet onder de garantie. Alle voorkomende garantiewerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd door een DOLMAR vakhandelaar.
Storingzoeken
Storing Systeem Constatering Oorzaak
Ketting loopt niet Kettingrem Motor loopt Kettingrem ingeschakeld
Motor start niet Ontstekings Ontstekingsvonk Fout in de brandstoftoevoer,
of zeer onwillig installatie aanwezig compressiesysteem, mechanisch defect.
Geen ontstekingsvonk STOP-schakelaar bediend, fout of kortsluiting
in de bedrading, bougiestekker, bougie defect.
Brandstof Brandstoftank is vol Choke in een onjuiste stand, carburator defect,
toevoer benzine lter vervuild, brandsto eiding geknikt
of onderbroken.
Compressie Binnenin de Dichting van de krukkast defect, beschadigde
systeem motorkettingzaag radiale afdichtringen, cilinder- of zuigerringen
beschadigd.
Buitenzijde van de
motorkettingzaag Bougie dicht niet goed af
Mechanisch Starter grijpt niet aan Veer in de starter gebroken, kapotte onderdelen
binnenin de motor.
Problemen bij warme start Carburator Brandstof in de tank en Foute carburatorafstelling.
ontstekingsvonk aanwezig
Motor slaat aan maar slaat Brandstoffoevoer Brandstof in de tank Stationaire toerental fout afgesteld, benzine
diect weer af lter of carburator vervuild.
Tankbeluchting defect, brandsto eiding onder-
broken, kabel beschadigd, STOP-schakelaar
defect
Onvoldoende vermogen Er kunnen meerdere Motorkettingzaag Lucht lter vervuild, foute carburator afstelling
systemen tegelijker- loopt stationair geluiddemper verstopt, uitlaatkanaal in
tijd betrokken zijn de cilinder vernauwd
Geen kettingsmering Olietank, Oliepomp Geen kettingolie op de Olietank leeg
zaagketting Olietoevoerboring vervuild
52
15
17
16
18
19
20
21
5, 6, 7
8, 9
6, 7
11
10
34
2
12
1
Uittreksel uit de reserve-onderdelenlijst
Alleen originele DOLMAR-reserveonderdelen gebruiken. Voor reparaties en
vervanging van andere onderdelen is uw DOLMAR service-werkplaats verant-
woordelijk.
PS-3410 TH
Accessoires (niet meegeleverd)
15 953 100 090 1 Kettingmeetkaliber
16 953 004 010 1 Vijlheft
17 953 003 090 1 Rondvijl ø 4,0 mm
18 953 003 060 1 Vlakke vijl
19 953 030 010 1 Vijlhouder
(med rondvijl ø 4 mm)
20 944 340 001 1 Carburatorschroevendraaier
- 980 008 107 1 tweetaktmotorolie (1 l)
- 980 008 106 1 tweetaktmotorolie (100 ml)
- 980 008 112 1 tweetaktmotorolie (1 l)
Doserings es
- 980 008 210 1 BIOTOP kettingolie (1 l)
- 980 008 211 1 BIOTOP kettingolie (5 l)
- 980 008 213 1 BIOTOP kettingolie (20 l)
- 949 000 035 1 Combi-jerrycan
(voor 5l brandstof, 2,5l
zaagkettingolie)
Pos. DOLMAR-Nr. Aa. Benaming
1 412 030 661 1 Achterste zaaggeleider 30 cm (12“)
412 035 661 1 Achterste zaaggeleider 35 cm (14“)
2 528 092 046 1 Zaagketting 3/8“ 30 cm
528 092 052 1 Zaagketting 3/8“ 35 cm
3 952 100 133 1 Kettingbeschermer voor 35-40 cm
4 941 719 131 1 Combisleutel SW 13/19
5 963 601 120 1 Benzine lter
6 170 114 060 1 Tankdop kompleet
7 963 225 030 1 O-Ring ø 25 mm
8 021 164 010 1 Startkabel 3x900 mm
9 170 163 100 1 Terughaalveer-cassette
10 170 223 100 1 Kettingwiel 3/8“ kompleet
11 965 603 021 1 Bougie
12 170 173 020 1 Lucht lter
- 923 208 004 2 Zeskante moer M8
(voor de tandwielkastbevestiging)
- 170 213 100 1 Beschermhuls voor kettingvanger
Typeplaatje
Bij bestellen van reserveonderdelen
opgeven!
Serienummer
Bouwjaar
Form: 995 701 959 (11.05 FR, NL, DK)
Changements sans préavis
Wijzigingen voorbehouden
Ændringer forbeholdes
DOLMAR GmbH
Postfach 70 04 20
D-22004 Hamburg
Germany
http://www.dolmar.com

Documenttranscriptie

Instructions d’emploi Gebruiksaanwijzing Betjeningsvejledning (Page 2-27) (Bladzijde 28-52) (Side 53-77) Attention: Lire attentivement ce manuel avant la première mise en service et observer absolument les prescriptions de sécurité! C‘est pourquoi ces tronçonneuses ne peuvent être manipulées que par des opérateurs ayant reçu une formation complémentaire pour travailler en nacelle ou pour utiliser la technique de la descente en rappel! Garder avec soins le manuel des instructions d’emploi! Belangrijk: Voordat u de machine de eerste keer in gebruik neemt moet u deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig doornemen. U dient er vooral op te letten dat u alle veiligheidsvoorschriften goed heeft begrepen zodat u die strikt in acht kunt nemen! Deze motorzaag mag uitsluitend door „motorzaagbestuurders met extra scholing voor het werken in hef- of ladderkooien, resp. bekend zijn met de touwklimtechniek“ worden bediend. Berg de gebruiksaanwijzing goed op! Obs: Læs venligst denne betjeningsvejledning omhyggeligt igennem, inden maskinen tages i brug, og overhold under alle omstændigheder sikkerhedsreglerne. Denne motorsav må kun betjenes af „kædesavsførere, der er specialuddannede til arbejde i lift- eller stigekurve resp. i tovklatringsteknik”! Opbevar betjeningsvejledning omhyggeligt. PS-3410 TH http://www.dolmar.com 1 Hartelijk dank voor uw aankoop van dit DOLMAR-product ! Gefeliciteerd met uw keuze voor deze DOLMAR-kettingzaag! Wij hebben er alle vertrouwen in dat u tevreden zult zijn uw aankoop. Het model PS-3410 TH (Top Handle) is een uiterst lichte en handige kettingzaag met een handvat dat bovenop de zaag gemonteerd is. De PS-3410 TH-modellen zijn speciaal voor boomchirurgie en boomverzorging ontwikkeld. Daarom moeten deze motorzagen uitsluitend door „motorzaagbestuurders met extra scholing voor het werken in hef- of ladderkooien, resp. bekend zijn met de touwklimtechniek“ worden bediend. De kettingzaag kan gemakkelijk en met weinig inspanning bediend worden omdat: het debiet van de smeerolie voor de ketting automatisch geregeld wordt, de elektronische ontsteking onderhoudsarm is, de zaag uitgerust is met een trillingabsorberend systeem voor de bescherming van de polsgewrichten en ook omdat de zaag voorzien is van ergonomische hendels en bedieningselementen. Deze voorzieningen maken het werk eenvoudig en ze verhogen de werkveiligheid. Het model PS-3410 TH is voorzien van de modernste veiligheidsvoorzieningen in overeenstemming met de huidige stand van de techniek en het voldoet aan alle wettelijke nationale en internationale veiligheidsvoorschriften m.b.t. deze klasse van werktuigen. De beschermende maatregelen omvatten: handbeschermers aan de beide handgrepen, handgrepen met een goede grip, veiligheidszaaggeleider en -ketting met automatische kettingrem. De kettingrem kan met de hand bediend worden of automatisch in werking treden, door de terugslagkracht (inertie), in het geval van een „kickback“ (terugslag) tijdens een verkeerd zaagmanoeuvre. Om uw persoonlijke veiligheid te waarborgen en een optimaal functioneren en optimale beschikbaarheid van uw nieuwe motorkettingzaag te garanderen, verzoeken wij u het volgende: Leest u voor de eerste ingebruikname van de motorzaag deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en neembeslist alle veiligheidsvoorschriften in acht! Nietinachtneming kan levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken! EU-conformiteitsverklaring De ondergetekenden Shigeharu Kominami en Rainer Bergfeld gemachtigd door DOLMAR GmbH, verklaren hiermede, dat de apparaten van het merk DOLMAR, Type: 170 EU-modelkeuringsattest Nr.: PS-3410 TH M6 02 08 24243 048 vervaardigd door DOLMAR GmbH, Jenfelder Str. 38, D22045 Hamburg, aan de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen van de desbetreffende, EU-richtlijnen voldoen: EU-machinerichtlijn 98/37/ EG, EU-EMV-richtlijn 89/336/ EEG (gewijzigd door 91/263 EWG, 92/31 EEG en 93/68 EEG), Geluidsemissie 2000/14/EG. Ter vakkundige realisering van de in deze EU-richtlijnen vervatte eisen zijn doorslaggevend de volgende normen als grondslag genomen: EN 14982, EN ISO 11681-2, EN 61000-4-2, EN 61000-4-3, CISPR 12. Het conformiteitsbeoordelingsprocédé 2000/14/EG is volgens appendix V doorgevoerd. Het gemeten peil van geluidsvermogen (Lwa) bedraagt 106 dB(A). Het gegarandeerde peil van geluidsvermogen (Ld) is 108 dB(A). De EU-bouwmodelkeuring conform 98/37/EG geschiedde door: TÜV Product Service GmbH, Zertifizierstelle, Ridlerstr. 31, D80339 München. Hambug, den 4.7.2005 Voor DOLMAR GmbH Inhoudsopgave Pagina EU-conformiteitsverklaring ..............................................28 Verpakking .........................................................................28 Omvang van de levering ...................................................29 Symbolen ...........................................................................29 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Algemene voorzorgsmaatregelen ..................................30 Beschermingsuitrusting .................................................30 Brandstoffen en bijtanken ..............................................31 Ingebruikneming ............................................................31 Terugslag (“Kickback”) ...................................................32 Werkomstandigheden en –technieken ..................... 32-33 Transport en opslag .......................................................34 Onderhoud ......................................................................34 Eerste hulp (EHBO) .......................................................34 Technische specificaties ..................................................35 Benaming van de onderdelen ..........................................35 INGEBRUIKNEMING Montage van de zaaggeleider en zaagketting ......... 36-37 Zaagketting spannen ................................................ 37-38 Kettingrem ......................................................................38 Brandstoffen/ Bijtanken ............................................ 39-40 Zaagkettingsmering afstellen .........................................41 Zaagkettingsmering controleren .....................................41 Motor starten ...................................................................42 Koude start ....................................................................42 Warme start ....................................................................42 Afzetten van de motor ....................................................42 Kettingrem controleren ...................................................43 Carburator afstellen ..........................................................43 ONDERHOUD Zaagketting slijpen ................................................... 44-45 Remband en kettingwielkast schoonmaken ..................46 Vervangen van de beschermhuls voor de kettingvanger 46 Zaaggeleider schoonmaken, het kettingwiel smeren .....46 Zaagketting vervangen ..................................................47 Vervangen van het kettingwiel .......................................47 Brandstoffilter vervangen ...............................................47 Luchtfilter schoonmaken ................................................47 Bougie vervangen ..........................................................48 Starterkabel vervangen ..................................................48 Terughaalveer-cassette vernieuwen ..............................49 Uitlaat en knalpot schoonmaken ....................................49 Cilindermotorruimte schoonmaken ................................49 Instructies voor periodiek onderhoud ..............................50 Service, onderdelen en garantie ................................ 50-51 Problemen oplosseni ........................................................51 Uittreksel uit de lijst met onderdelen ...............................52 Accessoires ...................................................................52 Service Centers (zie bijlage) Verpakking Ter bescherming tegen transportschade wordt uw DOLMARkettingzaag in een doos uit versterkt karton geleverd. Karton is een basisgrondstof. De doos is geschikt om, bijvoorbeeld via de oud-papierhandel, gerecycled te worden. De doos is ook geschikt om opnieuw als verpakking gebruikt te worden. RE Y Shigeharu Kominami Directeur 28 Rainer Bergfeld Directeur Omvang van de levering 3 2 5 1. 2. 3. 4. 5. 6. 4 Motorkettingzaag Geleiding voor de zaagketting Zaagketting Beschermkap voor de geleiding Montagesleutel Gebruiksaanwijzing (niet afgebeeld) 1 Als een van de hier afgebeelde onderdelen bij de levering ontbreekt, dan moet u zich tot uw leverancier wenden. Symbolen De kettingzaag is voorzien van stickers met symbolen die ook in de handleiding gebruikt worden. Hier volgt de lijst van symbolen die voor dit apparaat gebruikt worden: Lees de handleiding en volg de waarschuwings- en veiligheidsinstructies op! Waarschuwing! Deze zaag mag uitsluitend door geschoolde motorzaagbestuurders worden bediend! Start/stopschakelaar (Kortsluitschakelaar) Kettingrem Olie en brandstofmengsel Stop de motor! Kettingolie Pas heel goed op! Motor starten Schroef voor het afstellen van het oliedebiet voor de zaagketting Verboden! Hendel voor de choke Draairichting van de zaagketting Instellen van de carburator Eerste hulp (EHBO) OPPASSEN: Gevaar voor „Kickback“ Recycling Veiligheidshelm, ogen- en gehoorbescherming dragen! Draag veiligheidshandschoenen! Verboden te roken! Verboden vuur te maken! RE Y Houd de kettingzaag tijdens het zagen met beide handen vast! Met één hand werken is uiterst gevaarlijk! CE-markering 29 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Beoogd gebruik Motorzagen De motorzaag mag uitsluitend worden gebruikt voor het zagen van hout in openlucht. Al naargelang de motorzaagklasse geschikt voor volgende toepassingen: - midden- en professionele klasse: gebruik in dun, middelmatig dik en dik hout, vellen, onttakken, inkorten, uitdunnen van bossen. - hobbyklasse: occassioneel gebruik in dun hout, onderhoud van fruitbomen, vellen, onttakken, inkorten. Niet toegestane gebruikers Personen die niet vertrouwd zijn met de handleiding, kinderen, jongeren en personen onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen mogen het apparaat niet bedienen. Algemene voorschriften - Om een veilig gebruik te garanderen moet de gebruiker om te beginnen deze handleiding doornemen zodat hij zich met de werking van het apparaat vertrouwd kan maken. Onvoldoende geïnstrueerde gebruikers zijn een gevaar voor zichzelf en voor anderen. - U mag de kettingzaag alleen uitlenen aan personen die ervaring hebben met kettingzagen. Zorg ervoor dat u steeds de gebruiksaanwijzing meegeeft als u het apparaat uitleent. - Het gebruik van de motorzaag door kinderen of personen onder de 18 jaar is verboden. Jeugdigen boven de 16 jaar mogen de kettingzaag bedienen in het kader van een opleiding, echter uitsluitend onder toezicht van een bevoegde leerkracht. - Het werken met een kettingzaag vereist een hoge mate van voorzichtigheid en concentratie. - Werk alleen als u in goede lichamelijke conditie bent. Bij vermoeidheid verslapt de aandacht. Wees vooral alert tegen het eind van een dag hard werken zodat de vermoeidheid niet ongemerkt kan toeslaan. Voer alle werkzaamheden rustig en zorgvuldig uit. Als gebruiker bent u namelijk verantwoordelijk voor schade toegebracht aan derden. - Gebruik nooit medicijnen, drugs of alcohol bij het werken met de kettingzaag. - Als het al geruime tijd niet meer geregend heeft en u moet in de buurt van droge en gemakkelijk ontvlambare vegetatie werken, dan moet u ervoor zorgen dat u een brandblusser bij de hand heeft. OPPASSEN: Deze kettingzaag is speciaal ontworpen om in boomkruinen te werken. Alle werkzaamheden met deze motorzaag mogen uitsluitend door geschoolde motorzaagbestuurders worden uitgevoerd! Volg de van toepassing zijnde procedures op en neem kennis van de relevante literatuur ter zake. Neem de raadgevingen van de betreffende beroepsorganisaties in acht. Als u dat niet doet, dan loopt u een verhoogd risico op ongevallen! Wij raden u aan om steeds vanaf een horizontaal platform te werken (een hoogtewerker bijvoorbeeld) als u in boomkruinen moet werken. Werken in een hangende positie (bergbeklimmerstechniek) is een uiterst riskante onderneming en vereist een speciale opleiding! Als er op deze manier gewerkt moet worden, dan moet de persoon die de kettingzaag bedient zowel getraind zijn in het gebruik van veiligheidsmaterieel bij klimsporten als in klimsporttechnieken! Gebruik steeds de juiste riemen, touwen en beschermstukken als er in boomkruinen gewerkt moet worden. Zorg ervoor dat diegene die de kettingzaag moet bedienen opgevangen kan worden en zorg er ook voor dat de kettingzaag zelf opgevangen kan worden! 1 Beschermingsuitrusting - - - - - - - 30 Om tijdens het werken met de kettingzaag verwondingen aan hoofd, ogen, handen of voeten en beschadigingen van het gehoor te vermijden moeten de hieronder opgesomde beschermende uitrusting en beschermende kleding gedragen worden: Uw kleding moet aangepast zijn, d.w.z. goed aansluitend maar zonder te hinderen. Draag geen sieraden of kleding die aan takken of struiken kunnen haken. Als u lang haar heeft, dan is een haarnetje verplicht! Als u met de kettingzaag werkt, dan moet u een veiligheidshelm dragen. De veiligheidshelm (1) moet regelmatig op beschadigingen gecontroleerd worden. Als een helm 5 jaar in gebruik is geweest, dan moet hij vervangen worden. Het gebruik van niet goedgekeurde helmen is verboden. De doorzichtige beschermkap (2) aan de helm (eventueel een veiligheidsbril) moet verhinderen dat rondvliegend zaagsel en houtsplinters verwondingen in het aangezicht kunnen veroorzaken. Draag bij het werken met de kettingzaag steeds een beschermkap of een veiligheidsbril om oogletsel te voorkomen. Draag altijd gepaste gehoorbescherming, zoals oorbeschermers (3) of oordoppen, etc. Een dempingsanalyse van deze beschermers is mogelijk op aanvraag. Het veiligheidsvest ter bescherming tegen snijdvoorvallen (4) heeft 22 lagen Nylonweefsel en biedt bescherming tegen snijverwondingen. Het moet bij werken vanuit hef- en ladderkooien en bij touwklimtechniek steeds worden gedragen. De veiligheidsgordel en het beschermende werkpak (5) zijn gemaakt uit een nylonsoort die opgebouwd is uit 22 lagen. Het pak beschermt tegen eventuele snijwonden. Het dragen van deze beschermende kleding wordt u ten zeerste aangeraden. De werkhandschoenen (6) van zware lederkwaliteit behoren tot de verplicht voorgeschreven uitrusting bij het werken met de kettingzaag. Tijdens het werken met de kettingzaag is het dragen van veiligheidsschoenen of veiligheidslaarzen (7) met antislip profielzolen en met stalen neus of beenbeschermers verplicht. Dit soort veiligheidsschoeisel biedt de gebruiker effectieve bescherming tegen eventuele snijwonden, tevens biedt het de mogelijkheid dat een stabiele zaaghouding ingenomen kan worden. Bij het werken in boomkruinen dient het schoeisel eveneens aangepast te zijn voor het nodige klimwerk. 2 1 3 2 3 4 7 5 4 6 Brandstoffen en bijtanken - - - Zet de motor uit als u de kettingzaag bijtankt. Rook niet en tank niet bij in de buurt van een open vuur (5). Laat de motor afkoelen alvorens te tanken. Brandstoffen kunnen oplosmiddelen bevatten. Huid- en oogcontact met minerale oliën moet vermeden worden. Tijdens het bijtanken moet u steeds beschermende handschoenen dragen. Zorg ervoor dat u uw beschermende kleding regelmatig vervangt. Adem geen brandstofdampen in. Mors geen brandstof of kettingolie. Als u toch brandstof of olie gemorst heeft, dan moet u de kettingzaag onmiddellijk schoonmaken. Zorg dat er geen brandstof op uw kleding terechtkomt. Als dat toch gebeurd is, kleed u dan onmiddellijk om. Zorg ervoor dat er geen brandstof of kettingolie in de grond wegloopt (bescherming van het milieu). Zorg dat u een passend reservoir beschikbaar heeft. Het bijtanken in een gesloten ruimte is niet toegestaan. De brandstofdampen verzamelen zich bij de bodem waardoor er explosiegevaar ontstaat. Sluit de doppen van brandstof- en olietank goed af na het bijtanken. Start de kettingzaag niet op dezelfde plaats waar u getankt heeft. Doe dit op een plaats die tenminste 3 meter verwijderd is van de plaats van bijtanken (6). Brandstoffen zijn maar beperkt houdbaar. Koop daarom nooit meer dan uw geschatte verbruik voor een redelijke periode. Vervoer en bewaar de brandstof en de kettingolie alleen in goedgekeurde en gewaarmerkte jerrycans. Sla brandstof en kettingolie buiten het bereik van kinderen op. 5 3 meter Ingebruikneming - - - - - Zorg ervoor dat u nooit alleen werkt. In geval van nood moet er iemand in de buurt zijn. Zorg er ook voor dat er zich geen kinderen of andere personen binnen het werkbereik van de kettingzaag bevinden. Let ook op dat er zich geen dieren binnen het werkbereik ophouden (7). Voordat u met werken begint moet u nagaan of de kettingzaag goed functioneert en of alles conform is met de veiligheidsvoorschriften. Ga na of de kettingrem goed remt, of de zaaggeleider juist gemonteerd is, of de zaagketting volgens voorschrift geslepen en gespannen is, of de bescherming van de kettingwielkast stevig vastzit, of de gashendel soepel beweegt en of de sperknop het doet, of de handgrepen droog en schoon zijn en of de start-/stopschakelaar functioneert. De kettingzaag mag nooit in gebruik genomen worden voordat alles wat erbij hoort op de voorgeschreven wijze gemonteerd is. Voordat u begint met zagen moet u zich ervan vergewissen dat u een stabiele houding ingenomen heeft. Start de kettingzaag zoals het in deze handleiding (8) beschreven wordt. Het is verboden om de machine op een andere manier, dan deze beschreven in deze handleiding, te starten. Om de kettingzaag te starten moet de machine goed en stevig ondersteund vastgehouden worden. De ketting moeten helemaal vrij kunnen lopen en de zaaggeleider mag geen contact hebben met eender welk voorwerp. Tijdens het zagen moet u de kettingzaag met beide handen stevig vasthouden. U doet dit door tijdens het zagen de remhendelgreep in de rechterhand en de beugelgreep in de linkerhand te nemen. Houd de handgrepen stevig vast en houd de duimen eromheen in de richting van de vingers. Het werken met één hand is uiterst gevaarlijk. De zaag kan dan namelijk op het ogenblik dat een tak doorgezaagd is, vrijdraaiend doorzwaaien waarbij het gevaar van zware verwondingen voor de hand ligt. Overigens is het niet mogelijk om het altijd aanwezige gevaar van terugslag („Kickback“) met één hand op te vangen. OPPASSEN: Als u de gashendel loslaat, dan loopt de ketting nog enige tijd vrij door. Vergewis u ervan dat u stevig op beide voeten staat. Zorg er ook voor dat u geen uitlaatgassen moet inademen tijdens het zagen. Het werken in niet geventileerde ruimten houdt vergiftigingsgevaar in. Zet de kettingzaag onmiddellijk uit als u een verdachte verandering merkt in het machinegedrag. Als u de kettingspanning controleert, naspant, de ketting vervangt of als u storingen (9) opspoort zet dan altijd eerst de motor uit. Als de kettingzaag onverwacht met harde voorwerpen in aanraking gekomen is (stenen, spijkers, etc.) , dan moet u de motor onmiddellijk uitzetten om vervolgens na te gaan of er schade ontstaan is aan het apparaat. Als het werk onderbroken wordt, dan moet u de kettingzaag uitzetten (9) voordat u die achterlaat. U moet de kettingzaag op een dusdanige manier opbergen dat niemand gevaar kan lopen. Laat de warme kettingzaag nooit in droog gras of op een brandbare ondergrond achter. De motoruitlaat is nl. zeer heet en deze kan gemakkelijk aanleiding geven tot brand. OPPASSEN: Nadat de kettingzaag uitgezet is kan er olie van de ketting en zaaggeleider druppelen met als gevolg bodemverontreiniging. Zorg voor een gepaste opvangmogelijkheid. 6 7 8 9 ● Onderhoud ● Bijtanken ● Zaagketting slijpen ● Afzetten van de arbet ● Transport ● Bij het opbergen 31 Terugslag (“Kickback”) - - Het gevaar van een gevaarlijke terugslag („Kickback“) tijdens het zagen met de kettingzaag is reëel. Terugslag („Kickback“) ontstaat als het bovenste uiteinde van de zaaggeleiding (zaagblad) door onoplettendheid in aanraking komt met hout of andere harde voorwerpen (10). Voordat de zaag „de snede inzet“ kan hij ongewild zijwaarts een weg zoeken of wegspringen (OPPASSEN: in deze situatie ontstaat een verhoogd risico op terugslag). In beide situaties kan de zaag ongecontroleerd en met grote kracht in de richting van de persoon die zaagt teruggeslagen worden. Gevaar voor lichamelijk letsel! Om terugslag („Kickback“) te voorkomen moet u de volgende regels in acht nemen: Insteekwerk, d.w.z. het rechtstreeks met het uiteinde van de zaaggeleider in het hout aanzetten, mag uitsluitend door speciaal daarvoor opgeleid personeel uitgevoerd worden! Houd de punt van de zaaggeleiding altijd in het oog en wees uiterst voorzichtig als u een reeds aangezette snede verder wilt zetten. Als u een snede in wilt zetten doe dat dan altijd met lopende ketting. Zorg ervoor dat de zaagketting altijd correct geslepen is. Let daarbij vooral op de juiste maat van de dieptebegrenzing. Probeer nooit meerdere takken tegelijk door te zagen! Let op dat u bij het zagen van een tak niet per ongeval een andere tak raakt. Bij het inkorten moet u op in de buurt liggende takken letten. 10 Werkomstandigheden en –technieken - - - - - 32 Werk alleen bij goed zicht en goede verlichting. Let in het bijzonder op gladheid, nattigheid, ijs en sneeuw (slipgevaar). Er bestaat verhoogd slipgevaar op de schors van vers ontbast hout. Werk nooit op een onstabiele ondergrond. Zorg ervoor dat er zich geen obstakels op de werkplek bevinden (gevaar voor struikelen). Wees steeds alert dat u met beide benen in evenwicht bent. Zaag nooit boven schouderhoogte (11). Zaag nooit vanaf een ladder (11). Klim nooit in een boom om er werkzaamheden uit te voeren zonder de speciale persoonlijke veiligheidsvoorzieningen en de nodige veiligheidsvoorzieningen voor de kettingzaag. Wij raden u aan om steeds vanaf een hoogtewerker te werken. Zaag nooit vanuit een voorovergebogen houding. Blijf er voortdurend alert op dat alle lichaamsdelen zich tijdens het zagen buiten het „zwenkbereik“ van de zaagketting bevinden (12). Gebruik de kettingzaag uitsluitend voor het zagen van hout. Zorg ervoor dat de zaag de grond niet raakt als de ketting nog loopt. Gebruik de kettingzaag nooit als hefboom of iets dergelijks, voor het optillen en/of verwijderen van stukken hout of van andere voorwerpen. Verwijder vreemde voorwerpen zoals zand, stenen, spijkers etc. die in het werkbereik liggen. Vreemde voorwerpen beschadigen de zaag en zijn de oorzaak van een gevaarlijke terugslag („Kickback“). Bij het inkorten van reeds gezaagde stukken moet u een stevige en stabiele bok gebruiken (gebruik daarvoor een speciale zaagbok 13). Het is verboden om het hout met de voet proberen te klemmen of om het te laten vasthouden door een tweede persoon. Ronde stukken hout moeten tegen verdraaien tijdens het zagen geborgd worden. Tijdens het inkorten moet de getande beugel (13, Z) in het te zagen stuk hout gezet worden. Overigens raden wij eveneens aan om deze techniek bij het doorzagen van dikke takken of stammen te gebruiken. Om in te korten (dwarssneden) moet de getande beugel eerst stevig in de te zagen tak (of stam) geduwd worden. Pas daarna mag u, met lopende zaagketting, de snede inzetten. U doet dit door de achterste handgreep omhoog te halen terwijl u met de beugelgreep leidt. De getande beugel doet dienst als scharnierpunt. Met een lichte druk op de beugelgreep zaagt u nu dieper terwijl u gelijktijdig de kettingzaag met de andere greep een weinig achteruit trekt. Zet vervolgens de getande beugel iets dieper aan en herhaal de gecombineerde draaibeweging met de beide handgrepen. Vanwege het verhoogde terugslaggevaar („Kickback“) mogen insteek- en langssneden alleen door speciaal geschoold personeel uitgevoerd worden. Langssneden (14) moeten onder de kleinst mogelijke hoek ingezet worden. Gezien de getande beugel niet kan ingrijpen moet er bij dit soort sneden uiterst behoedzaam te werk gegaan worden. De zaag mag slechts met lopende zaagketting uit het hout gehaald worden. Als er meerdere zaagsneden nodig zijn, dan moet de gashendel tussendoor losgelaten worden. 11 12 Z 13 14 - - - - - - - - - Let op bij het zagen van gesplinterd hout. Er kunnen rondvliegende houtsplinters meegetrokken worden (mogelijk gevaar voor lichamelijk letsel). Als er gezaagd wordt met de bovenkant van de zaaggeleider en de zaagketting komt klem te zitten, dan kan de kettingzaag teruggestoten worden in de richting van de persoon die zaagt. Dit is de reden waarom er, in de mate van het mogelijke, met de onderkant van de zaaggeleider gezaagd moet worden. Als in dat geval de zaagketting klem komt te zitten, dan zal de zaag altijd van het lichaam weg gestoten worden in de richting van het hout (15). Bij hout dat onder spanning (16) staat moet er altijd eerst ingezet worden aan de zijde (A) waar de drukspanning zich bevindt. Pas daarna kan er doorgezaagd worden vanaf de zijde (B) waar de trekspanning zich bevindt. Op deze manier wordt voorkomen dat de zaaggeleider ingeklemd raakt. OPPASSEN: De personen die bomen vellen of die takken uit boomkruinen moeten verwijderen moeten, voordat zij met dat werk mogen beginnen, een speciale training gevolgd hebben, e.e.a. vanwege het grote gevaar op persoonlijk letsel dat bij dat soort werk bestaat. Zet bij het verwijderen van takken altijd de getande beugel van de kettingzaag zo dicht mogelijk op de stam. Gebruik bij dit werk nooit de voorzijde van de zaaggeleider omwille van het terugslaggevaar („Kickback“). Let vooral goed op bij het zagen van takken die onder spanning staan. Zaag nooit vrijhangende takken van de onderkant door. Ga nooit op een zijtak staan om takken te verwijderen. Met het vellen van een boom mag er pas begonnen worden nadat men zich ervan verzekerd heeft dat: a) alleen die personen, die bij het vellen betrokken zijn, zich op de werkplek bevinden, b) ongehinderd uitwijken mogelijk is voor iedereen die betrokken is bij het vellen d.w.z. dat de uitwijkruimte schuin naar achteren, onder een hoek van ongeveer 45°, dient te lopen, c) de voet van de stam vrij is van alle vreemde voorwerpen, truikgewas en takken. Zorg dat u een stabiele werkpositie heeft (struikelgevaar). d) de dichtstbijzijnde werkplek tenminste twee en een halve boomlengtes verwijderd is (17). Voordat u de boom gaat vellen moet u de valrichting bepalen en ervoor zorgen dat er zich geen personen of voorwerpen binnen een afstand van 2 1/2 maal de boomlengte (17) kunnen bevinden. Beoordeling van de boom: Is er een bestaande overhelling, zijn er losse of dorre takken, hoe hoog is de boom, is er natuurlijke overhanging of is de boom rot? Observeer de windrichting en windsnelheid. Bij zware windstoten mogen er geen bomen geveld worden. Vermijd dat het zaagsel meegenomen wordt door de wind. Houd dus rekening met de windrichting! Inzagen van de worteluitlopers: Begin bij de grootste worteluitlopers. Breng eerst de zaagsnede in verticale en vervolgens in horizontale richting aan. De valkerf (18, A) aanbrengen: De valkerf bepaalt de gewenste valrichting voor de boom en dwingt de boom in de gewenste richting. De valkerf wordt haaks op de valrichting aangebracht tot op een zaagdiepte van 1/3 à 1/5 van de stamdoorsnede. De valkerf dient zo dicht mogelijk bij de grond aangebracht te worden. Eventuele correcties van de valkerf moeten over de gehele breedte van de stam aangebracht worden. De valzaagsnede (19, B) moet hoger dan de valkerfspie (D) aangebracht worden. De valzaagsnede moet loodrecht op de stam aangebracht worden. Het breukvlak d.w.z. het nog niet doorgezaagde deel tussen beide zaagsneden, moet ongeveer 1/10 van de stamdiameter bedragen. Het breukvlak (C) werkt als valscharnier. Dit gedeelte mag in geen geval doorgezaagd worden, daar dit het ongecontroleerd vallen van de boom kan veroorzaken. Breng dus tijdig velspieën aan. Gebruik uitsluitend kunststof of aluminium spieën om de valzaagsnede te borgen. Het gebruik van ijzeren spieën is verboden daar deze, bij een eventueel contact, de kettingzaag zwaar kunnen beschadigen of de kettinggeleiding kunnen verbuigen. Als u bomen velt, houd u dan altijd op buiten het vlak waarin de boom gaat kantelen. Wanneer de boom valt en u zich terugtrekt, moet u ook uitkijken dat u niet getroffen wordt door eventueel loskomende vallende takken. Als de te vellen boom op een helling staat, dan moeten diegenen die vellen zich bergopwaarts of zijwaarts van de te vellen boomstam ophouden. Bij een reeds gevelde boomstam is de veiligste plaats bergopwaarts. 15 B A B 16 45o 2 1/2 45o = Velbereik 17 18 19 33 Transport en opslag - - Als u tijdens het werken van werkplek verandert, dan moet u de kettingzaag afzetten en de kettingrem aanzetten om ongewild starten van de kettingzaag te voorkomen. Het is verboden om de kettingzaag met lopende zaagketting te vervoeren. Als u de kettingzaag over een lange afstand vervoert, dan moet u de meegeleverde beschermkap over de zaaggeleider aanbrengen. Draag de kettingzaag altijd aan de beugelgreep met de zaaggeleider naar achteren (20). Pas op dat u de uitlaat niet aanraakt zolang die heet is. U kunt dan nl. zware brandwonden oplopen! Bij het transport met de wagen moet het apparaat op een dusdanige manier vastgezet worden dat er geen lekkage van brandstof of kettingolie plaats kan vinden. Als de kettingzaag niet gebruikt wordt, dan moet hij op een veilige en droge plaats bewaard worden. De kettingzaag mag niet in de buitenlucht bewaard worden. Houd de kettingzaag buiten het bereik van kinderen. Als de kettingzaag gedurende langere tijd opgeslagen wordt, dan moet u ervoor zorgen dat de olietank en de brandstoftank helemaal leeg zijn. Dit geldt ook als de kettingzaag met een vervoerfirma meegegeven wordt. 20 Onderhoud - - - Voordat u met onderhoudswerkzaamheden begint moet u de kettingzaag (21) uitzetten en het bougiecontact afkoppelen! Voordat u met de kettingzaag begint te werken moet u eerst controleren of de zaagketting veilig functioneert. Let vooral op het perfect functioneren van de kettingrem. Controleer ook of de zaagketting volgens voorschrift geslepen en gespannen is (22). Tijdens het werken met de kettingzaag moet u erop letten dat het apparaat de wettelijke voorschriften inzake geluids- en emissienormen niet overschrijdt. U kunt dit bereiken door een juiste afstelling van de carburator. Maak de kettingzaag regelmatig schoon. Controleer regelmatig of de tankdoppen goed sluiten. Volg de veiligheidsvoorschriften van de betreffende arbeidsinspectie en van de eventuele verzekeringsmaatschappijen nauwkeurig op. Breng in geen geval zelf veranderingen aan in de constructie van de kettingzaag. Als u dat toch doet, dan brengt u daarmee uw eigen veiligheid en die van anderen in gevaar. Onderhouds- en montagewerkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden voorzover ze in deze gebruiksaanwijzing beschreven zijn. Alle overige werkzaamheden moeten door een DOLMAR Service Center uitgevoerd worden. Gebruik uitsluitend originele fabrieksonderdelen en accessoires van DOLMAR. Het gebruik van niet door DOLMAR goedgekeurde accessoires of zaaggeleider/ketting-combinaties en -lengtes verhoogt het risico op ongevallen. Bij ongelukken of schade naar aanleiding van het gebruik van niet goedgekeurde onderdelen of accessoires kan DOLMAR geen aansprakelijkheid aanvaarden en wijst derhalve nu reeds iedere aansprakelijkheid af. 21 22 Eerste hulp (EHBO) Omdat er zich bij het werken met kettingzagen altijd ongelukken kunnen voordoen moet er steeds een verbandtrommel op de werkplek aanwezig zijn. Eventueel gebruikt materiaal moet onmiddellijk aangevuld worden. Als u om hulp vraagt, dan moet u de volgende informatie beschikbaar houden: - de precieze plaats van het ongeluk, - wat is er precies is gebeurd, - hoeveel gewonden er zijn en - om welke verwondingen het gaat. - Geef ook uw naam op! OPGELET! Personen met bloedcirculatiestoornissen kunnen door herhaalde vibraties beschadiging van de bloedvaten of van het zenuwstelsel oplopen. Overdreven vibraties kunnen aan vingers, handen of polsen de volgende symptomen veroorzaken: gevoelloosheid, tintelen, pijn of pijnlijke steken, veranderen van de huidskleur of van de huid. Als u een van deze symptomen waarneemt, dan moet u een dokter raadplegen! 34 SERVICE 23 24 Technische specificaties PS-3410 TH Cilinderinhoud cm3 Boring mm Slag mm Maximaal vermogen bij toerental kW / 1/min Maximale koppel bij toerental Nm / 1/min Stationair toerental / max. motor toerental met zaaggeleider / ketting Koppel toerental 1/min Geluidsdruk (op de werkplek) LpA av vlgs. ISO/CD 22868 1) dB (A) Geluidsniveau LWA av vlgs. ISO/CD 22868 1) dB (A) Trillingen ah,w av vlgs. ISO 7505 1) - Beugelgreep m/s2 - Handgreep m/s2 Carburator (membraancarburator) Type Ontsteking Type Bougie Type Elektrodenafstand mm Brandstofverbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 kg/h Specifiek verbruik bij max. vermogen vlgs. ISO 7293 g/kWh Inhoud brandstoftank l Inhoud olietank I Mengverhouding (brandstof : 2-taktolie) - bij gebruik van DOLMAR olie - bij gebruik van andere olie Kettingrem Kettingsnelheid 2) m/s Kettingwielverdeling inch Aantal tanden Z Kettingtype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst Verdeling / Schakeldikte inch Zaaggeleider snijlengte cm Zaagggeleidertype zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst Gewicht van de motorzaag (tanks leeg, zonder geleider en ketting) kg 1) 2) 20 21 22 23 24 25 26 50 : 1 40 : 1 inwerkingstelling met de hand of door terugslag (kickback) 21 3/8 6 3/8 / .050 30 / 35 3,3 1 2 3 4 5 6 7 Handgreep (achter) Veiligheidsschakelaar (gashendel) Gashendel Handbescherming (tevens inertieschakelaar voor de automatische rem) 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 4,0 9,8 WALBRO WT-778 electronisch NGK BPMR 7A 0,5 0,65 463 0,28 0,22 Opgaves houden in gelijke delen rekening met de bedrijfstoestanden stationair, volle belasting en maximum toerental. Bij max. vermogen Benaming van de onderdelen 1 2 3 4 34 38 30 1,4 / 8.500 1,6 / 6.500 1/min 3.000 / 11.500 4.500 93,8 103,1 Getande beugel (klauwgreep, accessoire) Zaagketting Geleiding (voor de zaagketting) Beschermkap Bevestigingsmoeren Kettingmeenemer (veiligheidsvoorziening) Tandwielbescherming Knaldemper Bougie Serienummer Instelschroef voor de oliepomp Beugelgreep (voorste greep) Starterhendel START/STOP-schakelaar (kortsluitschakelaar) Bevestigingsoog voor een veiligheidstouw of veiligheidshaak Tankdop olietank Ventilatorkast met starterblok Tankdop brandstoftank Luchtfilterdeksel Chokehendel Afstelschroef voor de carburator Brandstofpomp (primer) 15 14 9 8 13 12 11 10 16 17 18 26 25 24 23 19 22 21 20 35 INBEDRIJFNAME ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf trekken (zie Bougie vervangen) en beschermende handschoenen dragen! ATTENTIE: De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig te zijn samengebouwd en controle! A Montage van de zaaggeleiding en zaagketting Gebruik de bijgeleverde combisleutel voor de hierna genoemde werkzaamheden. 1 2 Plaats de motorkettingzaag op een stabiele ondergrond en voer de volgende stappen uit voor de montage van de zaagketting en de zaaggeleider uit: Ontkoppel de kettingrem door aan de beschermingshendel (1) te trekken, in de richting van de pijl. Bevestigingsmoeren (2) eraf draaien. 4 3 B Kettingwielbeschermer (3) licht zijwaards strekken, uit de houder (4) trekken en afnemen. Kunststof transportbescherming A verwijderen en weggooien. Kettingspanner (5) linksom (tegen de klok in) draaien tot astap (6) aan de linker aanslag staat. A 6 C 5 Zet nu de kettinggeleiding (7) op z’n plaats. Zie erop toe dat de pin (8) van de kettingspanner zich nu in de uitsparing van de kettinggeleider bevindt. 7 D 36 8 De zaagketting (9) op kettingwiel (10) leggen. De zaagketting met de rechter hand in de bovenste geleidegroef van de zaaggeleider (11) voeren. De snijkanten van de zaagketting moeten aan de geleiderbovenkant in de richting van de pijl wijzen! 9 10 E 11 9 12 Voer de zaagketting (9) om de omlegschijf (12) van de zaaggeleider, en trek daarbij de zaagketting licht in de richting van de pijl. F Als eerste de kettingwielbeschermer (3) in de houder (B/4) drukken en daarna over de bevestigingsbout schuiven, daarbij de zaagketting (9) over de kettingvanger (13) tillen. Bevestigingsmoer (2) handvast aandraaien. 3 13 G 2 Zaagketting spannen 9 2 Draai de schroef (C/5) waarmee de ketting aangespannen wordt naar rechts (met de wijzers van de klok mee) tot de zaagketting de sponning van de zaaggeleiding „aan de onderkant“ begint te raken (zie detail in de cirkel). Til de voorzijde van de zaaggeleider iets op en draai de kettingspanschroef (C/5) rechtsom (met de klok mee), tot de zaagketting weer tegen de onderzijde van de zaaggeleider aanligt. Het voorste einde van de zaaggeleider verder omhoog tillen en de bevestigingsmoeren (2) met de combisleutel vast aandraaien. H 37 Controle van de kettingspanning De zaagketting is juist gespannen wanneer de zaagketting tegen de onderzijde van de zaaggeleider aanligt en de zaagketting nog gemakkelijk met de hand bewogen kan worden over de zaaggeleider. Hierbij moet de kettingrem gelost zijn. Controleer regelmatig de kettingspanning, omdat nieuwe zaagkettingen na verloop van tijd uitrekken en langer worden! Daarom de kettingspanning regelmatig bij afgezette motor controleren. ADVIES: IIn de praktijk wordt geadviseerd 2-3 zaagkettingen afwisselend te gebruiken. Voor een gelijkmatige slijtage van de zaaggeleidergroef moet bij het verwisselen van een ketting de zaaggeleider omgekeerd worden (onderzijde boven en bovenzijde onder). A Kettingrem De DOLMAR motorzagen PS-3410 zijn standaard met een vertragingsveroorzakende kettingrem uitgerust. Ontstaat er een terugslag (kickback) doordat de punt van de zaaggeleider met het hout in aanraking komt (zie hoofdstuk „VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN”, blz. 32), wordt bij voldoende terugslag de kettingrem door massatraagheid in werking gesteld. In een fractie van een seconde wordt de zaagketting stilgezet. De kettingrem is bedoeld voor noodgevallen en voor het blokkeren van de zaagketting voor het starten. ATTENTIE: In geen geval (behalve bij de controle, zie hoofdstuk „Kettingrem controleren”) de motorzaag bij ingeschakelde kettingrem bedienen, daar anders in zeer korte tijd aanzienlijke schade aan de motorzaag kan optreden! Vóór het begin van de werkzaamheden onvoorwaardelijk de kettingrem vrijzetten! ADVIES: De kettingrem is een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening en is zoals ieder onderdeel onderhevig aan slijtage. SERVICE Regelmatige controle en onderhoud is in het belang van uw eigen veiligheid en dient door een DOLMAR servicewerkplaats te worden uitgevoerd. B 2 Inschakeling van de kettingrem (blokkeren) 1 1 Als de terugslagkracht sterk genoeg is, dan zal de plotselinge versnelling van de beugelgreep in combinatie met de inertie van de handbescherming (1) de rem automatisch aanzetten. Druk voor handbediening de handbeschermer (1) met de linker hand in de richting van de voorzijde van de zaaggeleider (pijl 1). Kettingrem lossen C 38 De handbeschermer (1) in de richting van de beugelgreep (pijl 2) trekken tot deze voelbaar aangrijpt. De kettingrem is gelost. Brandstoffen LET OP: De machine wordt met mineraalolieproducten (benzine en olie) bedreven! Bij de omgang met benzine is verhoogde waakzaamheid geboden. Roken en open vuur zijn ontoelaatbaar (ontploffingsgevaar). Brandstof 50:1 40:1 OIL OIL Brandstofmengsel De motor van de motorkettingzaag is een tweetaktmotor met een groot vermogen die werkt op een mengsel van benzine en tweetaktolie. De motor is ontworpen voor gebruik van normale loodvrije benzine met een minimaal octaangetal van 91 ROZ. Is deze brandstof niet beschikbaar, dan kunnen ook brandstoffen met een hoger octaangetal gebruikt worden. Hierdoor ontstaat geen schade aan de motor. Gebruik voor een optimale motorwerking en ter bescherming van gezondheid en leefmilieu alleen loodvrije brandstof ! Voor de smering van de motor wordt tweetaktmotorolie (kwaliteitsklasse JASO FC of ISO EGD) gebruikt; deze wordt bij de benzine gemengd. De motor is ontworpen voor DOLMAR tweetaktolie met een milieuvriendelijke mengverhouding van 50:1. Hierdoor wordt een lange levensduur en een betrouwbare, rookarme werking van de motor gewaarborgd. DOLMAR kwaliteitstwee-takt olie is afhankelijk van het verbruik leverbaar in de volgende verpakkingen: 1 l Bestelnummer 980 008 107 100 ml Bestelnummer 980 008 106 Indien er geen DOLMAR tweetaktolie beschikbaar is moet een mengverhouding van 40:1 bij gebruik van andere tweetaktoliën aangehouden worden, aar anders problemen kunnen optreden. Attentie: geen kant en klaar mengsel van benzinestations gebruiken! Het verkrijgen van de juiste mengverhouding: 50:1 Bij gebruik van DOLMAR tweetaktolie, d.w.z. 50 delen brandstof mengen met 1 deel olie. 40:1 Bij gebruik van andere tweetaktoliën, d.w.z. 40 delen brandstof mengen met 1 deel olie. ADVIES: Voor het verkrijgen van het juiste benzine/olie mengsel wordt de olie voorgemengd met de helft van de totaal benodigde hoeveelheid benzine, waarna de rest van de brandstof wordt toegevoegd. Voor het vullen van de tank van de motorkettingzaag eerst het mengsel goed schudden. + 50:1 DOLMAR 1000 cm3 5000 cm3 10000 cm3 (1 liter) (5 liter) (10 liter) 20 cm3 100 cm3 200 cm3 25 cm3 125 cm3 250 cm3 Het is niet zinvol uit overdreven veiligheidsbewustzijn het olie-aandeel in het tweetaktmengsel te vergroten ten opzichte van de aangegeven mengverhouding. Dit veroorzaakt nl. meer verbrandingsresten. Deze belasten het milieu en verstoppen het uitlaatkanaal in de cilinder evenals de geluidsdemper. Ook stijgt hierdoor het brandstofverbruik en neemt het vermogen af. Opslag van brandstof Brandstoffen zijn slechts in beperkte mate geschikt voor opslag. Brandstof en brandstofmengsels verouderen. Te lang opgeslagen brandstof en brandstofmengsels kunnen daardoor leiden tot startproblemen. Koop niet meer brandstof in dan in enkele maanden wordt verbruikt. Brandstof uitsluitend in toegelaten containers droog en veilig opslaan! HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN! Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid. Bij herhaaldelijk en langdurig contact droogt de huid uit. Diverse huidziekten kunnen hiervan het gevolg zijn. Bovendien zijn allergische reacties bekend. Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties. Bij oogcontact direct het betreffende oog met schoon water uitspoelen. Bij aanhoudende irritatie direct een arts bezoeken! D Zaagkettingolie Voor het smeren van de zaagketting en de zaaggeleider moet zaagkettingolie met een hechtmiddeltoevoeging gebruikt worden. De hechtmiddeltoevoeging in de zaagkettingolie voor-komt een te snel wegslingeren van de olie. Om het milieu te sparen wordt het gebruik van biologisch afbreekbare zaagkettingolie aangeraden. In sommige plaatselijke verordeningen wordt het gebruik van biologisch afbreekbare olie verplicht gesteld. De door DOLMAR aangeboden zaagkettingolie BIOTOP wordt op basis van geselecteerde plantenoliën vervaardigd en is 100% biologisch afbreekbaar. BIOTOP is bekroond met de blauwe milieu-engel (RAL UZ 48). BIOTOP zaagkettingolie is leverbaar in de volgende verpakkingsgroottes: 1l 5l 20 l Bestelnummer 980 008 210 Bestelnummer 980 008 211 Bestelnummer 980 008 213 Biologisch afbreekbare kettingolie is slechts beperkt houdbaar en dient binnen 2 jaar na de fabricagedatum die op de verpakking staat gedrukt te worden opgemaakt. E 39 Belangrijke aanwijzing aangaande bio-olie voor zaagkettingen Bij een bultenbedrijfsstelling op langere duur moet de olietank worden leeggemaakt, waama er een kleine hoeveelheid motorolie (SAE 30) moet worden ingegoten. Daarop de zaag enige tijd laten lopen, om alle resten bio-olie uit de tank, het olieleidingssysteem en de zaaginrichting te spoelen. Deze maatregel is noodzakelijk, omdat verschillende bio-olies ertoo noigen plakkerig te worden, waardoor schade aan de oliepomp of aan oliegeleidende machinedelen kan optreden. Bij hernieuwde ingebruikname weer met BIOTOP-zaagkettingolie vullen. Bij schade veroorzaakt door het gebruik van afgewerkte of ongeschikte zaagkettingoliën vervalt iedere aanspraak op garantie. Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en toepassing van zaagkettingolie. GEBRUIK NOOIT AFGEWERKTE OLIE! Afgewerkte olie is zeer schadelijk voor het milieu ! Afgewerkte olie bevat hoge concentraties van stoffen waarvan bewezen is dat ze kankerverwekkend zijn. De vervuiling in afgewerkte olie veroorzaakt verhoogde slijtage aan de oliepomp en het zaagmechaniek. Afgewerkte olie Bij schade veroorzaakt door het gebruik van afgewerkte of ongeschikte zaagkettingoliën vervalt iedere aanspraak op garantie. Uw vakhandelaar informeert u graag over gebruik en toepassing van zaagkettingolie. HUID- EN OOGCONTACT VERMIJDEN! Minerale olieprodukten, ook oliën, ontvetten de huid. Bij herhaaldelijk en langdurig contact droogt de huid uit. Diverse huidziekten kunnen hiervan het gevolg zijn. Bovendien zijn allergische reacties bekend. Contact van de ogen met olie veroorzaakt irritaties. Bij oogcontact direct het betreffende oog met schoon water uitspoelen. Bij aanhoudende irritatie direct een arts bezoeken! A Tanken NEEM ALLE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN IN ACHT! De omgang met brandstoffen vereist een voorzichtige en zorgvuldige handelwijze. Uitsluitend bij uitgeschakelde motor! Rondom de vulopeningen goed schoonmaken, zodat er geen vuil in de tanks komt. Tankdop erafschroeven en tot aan de onderkant van de vulpijp opvullen. Voorzichtig gieten om morsen van brandstof of zaagkettingolie te vermijden. De tankdop weer tot de aanslag vastdraaien. De tankdop en zijn omgeving na het tanken schoonmaken en op dichtheid controleren! Brandstof en tweetaktolie B 40 Zaagkettingolie Smering van de zaagketting Om de zaagketting voldoende te kunnen smeren moet de tank voldoende gevuld zijn. De tankinhoud is genoeg voor ongeveer een half uur continu bedrijf. Tijdens het werk controleren, of voldoende kettingolie in de tank is, zo nodig navullen. Uitsluitend bij uitgeschakelde motor! Kettingsmering afstellen Uitsluitend bij uitgeschakelde motor! De olietoevoerhoeveelheid kan met de afstelschroef (1) worden geregeld. De toevoer kan met de combinatiesleutel worden veranderd. Aanbevolen instelling: 1 - bij zaaggeleider met 25 cm snijlengte - bij zaaggeleider met 30 cm snijlengte - bij zaaggeleider met 35 cm snijlengte - bij zaaggeleider met 40 cm snijlengte C Voor een probleemloze werking van de oliepomp moeten de olietoevoergroef in het krukashuis (2) en de olietoevoerboring in de zaaggeleider (3) regelmatig gereinigd worden. 2 3 D Kettingsmering controleren Zaag nooit met onvoldoende kettingsmering. Hiermee verkort u de levensduur van de zaaginrichting! Controleer vóór het begin van de werkzaamheden altijd het oliepeil in de tank en de controleer ook de olietoevoer. De olietoevoer kan op als volgt gecontroleerd worden: Start de motorkettingzaag (zie hoofdstuk „Motor starten”). Houd de lopende zaagketting ongeveer 15 cm boven een boomstam of de grond (leg er iets onder als bescherming). Bij voldoende smering vormt zich een licht oliespoor door de afgeslingerde olie. Bij voldoende smering ontstaat door afspattende olie een geringe oliespoor. Let op de windrichting en stelt u zich niet onnodig aan de smeeroliemist bloot! Aanwijzing: Na het buitenbedrijfstellen van het apparaat is het normaal, dat gedurende enige tijd nog resten van kettingolie eruitlopen, die nog in het olieleidingssysteem en aan de zaaggeleider en de ketting voorhanden zijn. Hierbij is geen sprake van een defect! Gebruik een geschikte onderlegger. E 41 Motor starten De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig te zijn samengebouwd en controle! Op minstens 3 m afstand van de plek waar getankt wordt. Zorg dat u stabiel staat en leg de motorkettingzaag zo op de grond leggen dat de zaaginrichting vrij van de grond blijft. Kettingrem inschakelen (blokkeren). Pak de achterste handgreep goed beet en druk de kettingzaag stevig tegen de grond. Zet daarbij ook nog uw knie op diezelfde handgreep. A BELANGRIJKE WENK: De chokehendel (5) is aan de gashendel (1) gekoppeld. Deze springt in zijn uitgangspositie zodra de gashendel wordt ingedrukt. Als op de gashendel vóór het aanspringen van de motor wordt gedrukt, moet de chokehendel (5) weer in de overeenkomstige positie worden gedraaid. Koudstart 1 Brandstofpomp (6) door meermaals drukken in gang brengen tot de brandstof in de pomp zichtbaar wordt. 2 De kortsluitschakelaar (3) naar voren in de richting van de pijl duwen. 3 De chokehendel (5) naar boven draaien (zie afbeelding “Koudstart”). Hierbij wordt tegelijkertijd de halvegasvergrendeling geactiveerd. De starthendel (4) langzaam tot aan de voelbare weerstand uittrekken (de plunjer staat dan juist vóór het bovenste dode punt). Trek de kabel nu snel en krachtig verder uit tot er een eerste hoorbare ontsteking volgt. ATTENTIE: De starterkabel niet meer dan ca. 50 cm uittrekken en altijd langzaam met de hand terugbrengen. Voor een goede start is het belangrijk, dat de startsnoer snel en stevig wordt doorgetrokken. 6 4 De chokehendel (5) naar beneden draaien (zie afbeelding “Warme start”) en opnieuw aan de startkabel trekken. Van zodra de motor loopt, de handgreep vastnemen (veiligheidsschakelaar (2) wordt door de handpalm ingedrukt) en de gashendel (1) bedienen. De halvegasvergrendeling wordt opgeheven en de motor loopt in vrijloop. 5 5 Attentie: De motor moet na de start onmiddelijk in de vrijloop worden gezet, daar anders schade aan de kettingrem kan optreden. Nu de kettingrem lossen. Warme start Koudstart Warmstart Zoals onder koudstart beschreven, maar alvorens aan de starterkabel te trekken, de chokehendel (5) eenmaal kort in de stand “koudstart” draaien en vervolgens meteen in de stand “warme start” terugdraaien (hierbij wordt de halvegasvergrendeling geactiveerd). Belangrijke opmerking: Indien de brandstoftank volledig werd opgebruikt en de motor door een gebrek aan brandstof tot stilstand is gekomen, dient u na het bijtanken de brandstofpomp (6) meermaals in te drukken, tot er brandstof in de pomp te zien is. Afzetten van de motor B 42 Zet de kortsluitschakelaar (3) in de STOP-stand. Kettingrem controleren De kettingrem moet elke keer vóór werkbegin worden gecontroleerd. De motor zoals beschreven starten (een vellige stand innemen en de motorzaag zodanig op de grond zetten, dat het zaagwerk vrij staat). De beugelgreep met één hand stovig omvatten, de andere hand aan de handgreep. De motor op halve toeren laten lopen en met de rug van de hand de handbeschermer (7) in de richting van de pijl drukken tot de kettingrem blokkeert. Nu moet de zaagketting onmiddellijk tot staan komen. De motor onmiddellijk in zijn vrij zetten en de kettingrem weer loszetten. Attentie: Indien de zaagketting na deze controle niet onmiddellijk tot stilstand komt, mag men in geen geval met het werk beginnen. U moet dan de hulp van een DOLMAR servicewerkplaats inroepen. 7 C Instellen van de carburateur 9 LET OP! Het instellen van de carburateur mag pas gebeuren na de volledige montage en controle van het apparaat! Instellingen zonder toerenteller zijn niet toegestaan! Het instellen van de carburateur dient ter verkrijging van een optimaal functioneren, een zuinig verbruik en bedrijfsveiligheid. De instelling moet gebeuren bij een warme motor, zuivere luchtfilter en correcte montage van het snijgereedschap. U dient de instelling van de carburateur in elk geval door een DOLMAR-servicedienst te laten uitvoeren, daar verkeerde instellingen tot motorschade kunnen leiden. 8 Omwille van nieuwe emissienormen worden de instelschroeven (H) en (L) van de carburateur van begrenzingen voorzien. Door de zo beperkte instelmogelijkheid (ca. 180 graden) wordt 2. Stationairgang instellen een te vette carburateurinstelling verhinderd. Dit garandeert Het stationairgangstoerental overeenkomstig de technische dat de emissienormen worden aangehouden en tevens een gegevens instellen. optimaal motorvermogen en zuinig brandstofverbruik. Draaien naar rechts van de instelschroef (S): het statioVoor een optimale instelling is een toerenteller (8, Bestelnairgangstoerental stijgt aan. Naar links draaien (tegen de nr. 950 233 210) benodigd, daar een overschrijden van het wijzers van de klok in): het stationairgangstoerental neemt hoogst toelaatbare toerental tot overhitting en tekort aan af. Het snijgereedschap mag niet meelopen! smeerolie leidt. Gevaar van motorschade! Fabrieksinstelling van de instelschroeven (H) en (L): tot kort 3. Controleren van de acceleratie voor de aanslag (tegen de klok in) uitgedraaid. Bij bediening van de gashendel moet de motor zonder overHet instellen van de carburateur gebeurt met een schroevengang van stationairgang op hoge toerentallen accelereren. draaier (9, kopbreedte 4 mm, bestelnummer 944 340 001). De instelschroef (L) in kleine stappen tegen de klok in uitVoor een juiste instelling zijn de volgende arbeidsstappen draaien, tot de goede acceleratie gegeven is. nodig: Controle van de instelschroef (H) Alvorens te starten, dient u zich ervan te vergewissen dat de instelschroef (H) tegen de klok in tot de voelbare aanslag is uitgedraaid. De begrenzingen beschermen de motor niet tegen verarming (te weinig smeermiddel)! 4. Instellen van het hoogste toerental Het hoogste toerental instellen door minimaal regelen van instelschroef (H) volgens de technische gegevens. Erin draaien van instelschroef (H) met de wijzers van de klok mee (rechtsom): het toerental neemt toe. In geen geval het maximaal toelaatbare toerental overschrijden! 1. Motor starten en warm laten lopen (3-5 minuten) 2. Stationairgang instellen 3. Acceleratie controleren 4. Het hoogst toelaatbaar toerental instellen 5. Stationairgangstoerental controleren 5. Controleren van het stationairgangstoerental Na het instellen van het hoogst toelaatbare toerental het stationairgangstoerental controleren (Het snijgereedschap mag niet meelopen!). Het instelproces vanaf punt 2 herhalen totdat het stationairgangstoerental, goede acceleratie en het hoogst toelaatbare toerental bereikt zijn. D 43 ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN Zaagketting slijpen ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf trekken (zie Bougie vervangen) en beschermende handschoenen dragen! De zaagketting moet worden geslepen, wanneer: zaagselachtige spaanders ontstaan bij het zagen van vochtig hout. de ketting ook bij grote druk slechts met moeite in het hout trekt. de snijkant zichtbaar beschadigd is. Het zaagmechaniek in het hout eenzijdig naar links of rechts verloopt. De oorzaak hiervan is een ongelijkmatige scherpte van de zaagketting. Belangrijk: vaak slijpen, weinig materiaal afslijpen! Voor eenvoudig naslijpen zijn in de meeste gevallen twee tot drie streken van de vijl voldoende. Nadat men de ketting meerdere malen zelf nageslepen heeft moet de zaagketting in de servicewerkplaats nageslepen worden. A Slijpkriteria: 0,65 mm (.025“) 0,65 mm (.025“) ATTENTIE: Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten kettingen en zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst)! Alle zaagtanden moeten even lang zijn (maat a). Verschillen in hoogte van de zaagtanden betekenen een ongelijkmatige loop van de ketting en kunnen kettingbreuk veroorzaken! Minimumlengte zaagtand = 3 mm. Wanneer de minimumlengte bereikt is, de kettingzaag niet meer slijpen. Er moet dan een nieuwe kettingzaag worden opgelegd (zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst en het Hoofdstuk „Nieuwe zaagketting“). min. 3 mm (0.11”) De afstand tussen de dieptebegrenzers (ronde neus) en de snijkant bepaalt de spaandikte. De beste zaagresultaten worden bereikt met een afstand van 0,65 (.025“) tussen de dieptebegrenzers. ATTENTIE: Een te grote afstand vergroot het gevaar van terugslag! B 44 De slijphoek van 30° moet bij alle zaagtanden zonder uitzondering dezelfde zijn. Verschil in de hoeken veroorzaakt een ruwe en onregelmatige kettingloop, vergroot de slijtage en kan leiden tot kettingbreuk! De snijhoek van de zaagtand van 85° volgt uit de indringdiepte van de rondvijl. Als de voorgeschreven vijl op een juiste wijze gebruikt wordt ontstaat de correcte snijhoek vanzelf. C Welke vijl en hoe deze te gebruiken Gebruik een speciale ronde vijl, met een diameter van 4 mm, om de zaagtanden aan te scherpen. Normale rondvijlen zijn ongeschikt. Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer. De vijl mag alleen bij de voorwaartse streek (pijl) vijlen. De vijl moet bij het terughalen vrij van het materiaal gehouden worden. De kortste snijtand wordt als eerste geslepen. De lengte van deze tand is dan de uitgangsmaat voor alle andere snijtanden van de zaagketting. Vijl haaks houden (90° ten opzichte van zaaggeleider). D De vijlhouder vergemakkelijkt de vijlgeleiding, hij is voorzien van markeringen voor de korrekte slijphoek van 30° (de markeringen parallel aan de zaagketting laten lopen) en begrenst de insteekdiepte (4/5 van de vijldoorsnee). Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer. 4/5 30° E Aansluitend op het naslijpen de hoogte van de dieptebegrenzers controleren met de kettingmaatlat. Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer. Ook de geringste uitsteekhoogte met een speciale vlakke vijl verwijderen (12). Zie de accessoirelijst voor het bestelnummer. Dieptebegrenzer aan de voorzijde opnieuw afronden (13). 12 13 F 45 De binnenruimte van het kettingwiel schoonmaken, beschermhuls van de kettingvanger controleren en zo nodig vervangen ATTENTIE: Bij alle werkzaamheden aan zaaggeleider en zaagketting te allen tijde de motor afzetten, de bougiestekker eraf trekken (zie Bougie vervangen) en beschermende handschoenen dragen! ATTENTIE: De motorkettingzaag mag pas gestart worden na volledig te zijn samengebouwd en controle! 1 2 3 Kettingwielbeschermer (4) afnemen (zie Hoofdstuk „INBEDRIJFNAME“ A-B) en binnenruimte met een kwast of zachte borstel schoonmaken. Zaagketting (3) en zaaggeleider (2) eraf nemen. 5 4 6 ADVIES: Erop letten, dat er geen vuilresten in de oliegeleidingsgleuf (1) en aan de kettingspanner (6) blijven hangen. Voor montage van zaaggeleider, zaagketting en kettingwielbeschermer zie Hoofdstuk „INBEDRIJFNAME“. Beschermhuls van de kettingvanger: De beschermhuls (5) van de kettingvanger op zichtbare beschadigingen controleren en zo nodig vervangen. De beschermhuls stevig naar boven eraf trekken en daarna een nieuwe huls aanbrengen. A Zaaggeleider schoonmaken, het kettingwiel smeren ATTENTIE: Beslist werkhandschoenen dragen. De loopvlakken van de zaaggeleider moeten regelmatig op beschadigingen worden gecontroleerd en met daartoe geschikt gereedschap worden schoongemaakt. Als de kettingzaag intensief gebruikt wordt dan is het absoluut noodzakelijk om het voorste tandwiel regelmatig (eens per week) te smeren. U doet dit door de kleine opening, met een diameter van ca. 2 mm, aan de voorkant van de kettinggeleiding door te prikken en helemaal vrij en schoon te maken. Daarna drukt u er een kleine hoeveelheid universeel vet in. Universele vetten en vetpompen zijn beschikbaar als accessoire. B 46 Universaalvet (Best.-Nr. 944 360 000) Vetpers (Best.-Nr. 944 350 000) Nieuwe zaagketting ATTENTIE: Uitsluitend voor deze motorzaag toegelaten kettingen en zaaggeleiders gebruiken (zie uittreksel uit de reserveonderdelenlijst)! 7 Voordat een nieuwe zaagketting omgelegd wordt moet allereerst de staat van het kettingwiel (7) gecontroleerd worden. Kettingwielbeschermer afnemen (zie Hoofdstuk „INBEDRIJFNAME“ A - H) ATTENTIE: Ingelopen kettingwielen (8) kunnen beschadigingen van de nieuwe zaagketting veroorzaken en moeten vervangen te worden. 8 Vervangen van koppelingstrommel met kettingwiel Zo nodig de kettingrem ontspannen. Borgring (11) met combisleutel losmaken, revet (10) eraf nehmen. 9 10 11 Koppelingstrommel met kettingwiel (9) aftrekken en nieuwe koppelingstrommel met kettingwiel in omgekeerde volgorde aanbrengen. C Benzine filter vervangen Het filtervilt (12) van de benzine filter kan tijdens het gebruik uitzetten. Om een probleemloze brandstoftoevoer naar de carburator te garanderen moet het filtervilt ongeveer eens per drie maanden vervangen worden. De benzine filter voor het wisselen met een draadhaak door de tankvulopening trekken. 12 D Luchtfilter schoonmaken Haal het filterdeksel (14) eraf nadat u de schroef (13) heeft losgedraaid. BELANGRIJK: Dek de carburatoropening af met een schone doek om te vermijden dat er vuildeeltjes in kunnen vallen. Luchtfilterinzet wegnemen. OPPASSEN: Om verwondingen aan de ogen te voorkomen is het verboden om vuildeeltjes uit de carburator te verwijderen ,door ze eruit te blazen. U mag het luchtfilter ook niet met brandstof schoonmaken. 13 14 Maak het luchtfilter met een kwast of zachte borstel schoon. Een sterk vervuild luchtfilter in lauwwarm zeepsop zoals in gewone vaatwasmachines gebruikt, uitwassen. Luchtfilter goed droogmaken. Bij grove vervuiling vaker schoonmaken (meermaals per dag), daar alleen een zuivere luchtfilter het volle motorvermogen garanderen. ATTENTIE: Beschadigte lucht onmiddelijk vervangen! Afgescheurde stukken weefsel en grof vuil kunnen de motor onherstelbaar beschadigen. E 47 Bougie vervangen ATTENTIE: Bougie of bougiedop mogen niet bij lopende motor aangeraakt worden (hoogspanning!). Onderhoudswerkzaamheden uitsluitend bij uitgeschakelde motor uitvoeren. Bij hete motor gevaar van verbranding. Beschermhandschoenen dragen! 0,5 mm Bij beschadiging van de isolator, sterke verbranding van de elektroden, of sterk vervuilde electroden, moet de bougie vervangen worden. Bougiestekker (1) van de bougie af trekken. De bougie uitsluitend met de meegeleverde combisleutel eruitnemen. ATTENTIE: Bij vervanging uitsluitend de bougie NGK BPMR 7A gebruiken. 1 Elektroden afstand De elektrodenafstand moet 0,5 mm zijn. A Starterkabel vervangen Maak de vier schroeven (2) los. Het ventilatorhuis (3) wegnemen. Resten van de oude kabel verwijderen. De schroef (4) uitdraaien. Kabeltrommel (7) vasthouden en de meenemer (5) en veer (6) afnemen. LET OP! Gevaar van letsel! De terughaalveercassette (9) is niet geborgd en kan uit het ventilatorhuis vallen. De terughaalveer staat onder voorspanning en kan daarbij uit de cassette springen! Een uitgesprongen veer kan overeenkomstig de tekening weer worden ingezet (op de draairichting letten!). De terughaalveercassette (9) tegen naar buiten glijden beveiligen en de kabeltrommel (7) voorzichtig aftrekken. Een nieuwe kabel (ø 3 mm, 900 mm lang) inrijgen zoals op de afbeelding getoond (let op schijf (11)) en de beide uiteinden van een knoop voorzien. De knoop (12) in de kabeltrommel (7) en in de startgreep (10) trekken. De kabeltrommel opzetten, deze daarbij iets draaien tot de terughaalveer grijpt. 2 3 12 11 10 9 8 7 6 12 B 48 5 4 De meenemer (5) en veer (6) monteren, de schroef (4) indraaien en vastschroeven. De kabel in de uitsparing (8) naar de kabeltrommel voeren en de kabeltrommel mét de kabel twee maal rechtsom (met de wijzers van de klok mee) draaien. De kabeltrommel met de linker hand vasthouden en met de rechter hand de verdraaïng van de kabel opheffen, de kabel strak trekken en vasthouden. De kabeltrommel voorzichtig los laten. De kabel wordt door de veerkracht op de kabeltrommel gewikkeld. Dit proces drie- tot vier keer herhalen. De startgreep moet nu rechtop op het ventilatorhuis staan. ATTENTIE: Gevaar van letsel! De uitgetrokken startgreep vastmaken, daar deze terugschiet als de kabeltrommel per ongeluk losgelaten wordt. OPMERKING: Bij geheel uitgetrokken startkabel moet de kabeltrommel minstens 1/4 toer tegen de veerkracht in verder kunnen worden gedraaid. Bij het terugplaatsen van de ventilatorkast kan het nodig zijn om de starterkabel lichtjes aan te trekken om de kabeltrommel te laten „aanslaan“. Terughaalveer-cassette vernieuwen 9 Het ventilatorhuis en de kabeltrommel demonteren en monteren (zie „Vervangen van de starterkabel“). De terughaalveer-cassette (9) voorzichtig uit de ventilatorkast nemen. ATTENTIE: Gevaar van letsel! Een gebroken veer kan eruit springen. Voorzichtig een nieuwe terughaalveer-cassette inbouwen. C Uitlaat en knalpot maken schoon- ATTENTIE: Zolang de motor nog heet is bestaat er verbrandingsgevaar. Draag veiligheidshandschoenen! Verwijder de tandwielkast (zie hoofdstuk „INGEBRUIKNEMING“ figuur B). Uit de uitlaatopeningen (13) van de geluidsdemper de roetafzetsels verwijderen. 13 D 14 Cilindermotorruimte schoonmaken 15 Verwijder de tandwielkettingbescherming (zie „INGEBRUIKNEMING“ figuur B). Zo nodig de geluidsdemper demonteren door losdraaien en verwijderen van 3 schroeven (16). 16 Met een lap de cilinderopening (17) afsluiten. De cilinderruimte (18), in het bijzonder de cilindervleugels, met een geschikt werktuig (houtschraper) schoonmaken. De lap uit de de cilinderopening verwijderen en de geluidsdemper zoals op de afbeelding getoond weer aanbrengen. De pakking (15) en de warmtegeleiplaat (14) zo nodig door nieuwe delen vervangen. Resten van de oude pakking voorzichtig van de geluidsdemper verwijderen. Op de inbouwligging letten! De warmtegeleiplaat moet tegen de cilinder liggen, om de warmteovergang te verzekeren. De schroeven (16) bij koude motor met 10 Nm vastdraaien. 17 18 E 49 Periodieke onderhouds- en reingingsvoorschriften Voor een lange levensduur alsook ter voorkoming van schades en ter waarborging van het volledig functioneren van de veiligheidsvoorzieningen moeten de hierna beschreven onderhoudstaken regelmatig uitgevoerd worden. Garantieclaims worden alleen dan toegelaten, indien deze taken regelmatig en zoals voorgeschreven uitgevoerd zijn. Bij niet-inachtneming bestaat er gevaar voor ongelukken! Gebruikers van motorkettingzagen mogen alleen de onderhouds- en reinigingswerkzaamheden uitvoeren die beschreven zijn in deze gebruiksaanwijzing. Alle overige werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door een DOLMAR service werkplaats. Bladzijde Algemeen Gehele motorzaag Zaagketting Kettingrem Zaaggeleider Voor iedere inbedrijfname Zaagketting Zaaggeleider Kettingsmering Kettingrem STOP-schakelaar, veiligheids sperschakelaar, gashendel Brandstof- en Olietankdop Van buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren. Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten uitvoeren. Regelmatig naslijpen, tijdig vernieuwen. Regelmatig in de servicewerkplaats laten controleren. Omdraaien, opdat de belaste loopvlakken gelijkmatig verslijten. Tijdig vernieuwen. Op beschadigingen en scherpte controleren. Kettingspanner controleren. Controleren op beschadigingen. Werking controleren. Werking controleren. Werking controleren. 44-45 38 44-45 38 41 43 42 Controleren op goede afsluiting. Dagelijks Luchtfilter Zaaggeleider Zaaggeleider montagevlak Stationair toerental Reinigen Controloren op beschadigingen, Olietoevoerboring reinigen. Reinigen, in het bijzonder de olietoevoergroef. Controleren (ketting mag niet meelopen). 47 41 41, 46 43-44 Wekelijks Ventilatorhuis Schoonmaken, om een ongehinderde toevoer van koellucht te waarborgen. Schoonmaken Werking en staat controleren, indien nodig vervangen. Op slijtage (aanvreten) controleren, 48 49 48 49 Op beschadigingen controleren, zo nodig vernieuwen 46 47 Cilinderruimte Bougie Geluidsdemper Beschermhuls voor kettingvanger Iedere 3 maanden Benzine filter Brandstof- en olietank Vervangen Schoonmaken Opslag Gehele motorzaag Van buiten schoonmaken en op beschadigingen controleren. Bij beschadigingen direct een vakkundige reparatie laten uitvoeren. Demonteren, reinigen en licht inoliën Geleidingsgroef van de zaaggeleider reinigen. Leegmaken en reinigen Leeg draaien Zaagketting en zaaggeleider Brandstof- en olietank Carburator 46 WERKPLAATSSERVICE, RESERVEDELEN EN GARANTIE Onderhoud en reparaties Onderhoud en reparatie van moderne motorkettingzagen evenals de veiligheidsgevoelige hoofdonderdelen vereisen een gekwalificeerde vakopleiding en een van speciaal gereedschap en testapparatuur voorziene gespecialiseerde werkplaats. DOLMAR adviseert daarom alle niet in deze gebruiksaanwijzing omschreven werkzaamheden door een DOLMAR servicewerkplaats uit te laten voeren. De vakman beschikt over de noodzakelijke opleiding, ervaring en uitrusting om u steeds met zo weinig mogelijk kosten een oplossing te bieden en helpt u met raad en daad. In de bijgeleverde lijst vindt u de dichtstbijgelegen servicewerkplaats. 50 Reserveonderdelen Betrouwbaarheid, levensduur en veiligheid van uw machine is ook afhankelijk van de kwaliteit van de gebruikte reserveonderdelen. Alleen originele DOLMAR-reserveonderdelen gebruiken, die door het teken zijn gekenmerkt. Alleen de originele onderdelen komen uit dezelfde fabriek als de machine en garanderen daarom de beste kwaliteit van materiaal, maatvastheid, werking and veiligheid. Originele reserveonderdelen en accessoires zijn verkrijgbaar bij uw vakhandelaar. Deze beschikt over de noodzakelijke reserveonderdelenlijsten en wordt doorlopend op de hoogte gehouden van verbeteringen en veranderingen in het aanbod van reserveonderdelen. Houdt u ook rekening met het feit dat, bij gebruik van niet originele DOLMAR onderdelen, het verlenen van garantie door de DOLMAR-organisatie niet mogelijk is. Garantie DOLMAR garandeert een uitstekende kwaliteit en vergoedt de kosten van verbeteringen door vervanging van de beschadigde onderdelen in geval van materiaal- of fabricagefouten die binnen de garantie na de datum van aankoop optreden. Houdt u er rekening mee dat in sommige landen specifieke garantievoorwaarden gelden. Vraagt u dit na bij de verkoper in geval van twijfel. Deze is als verkoper van het produkt verantwoordelijk voor de garantie. De volgende schadeoorzaken vallen buiten de garantie. Wij vragen hiervoor uw begrip: • Niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing. • Achterwege laten van noodzakelijke onderhouds- en reinigingswerkzaamheden. • Schade als gevolg van een onjuiste carburatorinstelling. • Normale slijtage. • Duidelijke overbelasting door aanhoudende overschrijding van de maximaal toegestane belasting. • Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleiders en zaagkettingen. • Gebruik van niet goedgekeurde zaaggeleider- en zaagkettinglengten. • Gebruik van geweld, onoordeelkundige behandeling, misbruik of ongevallen. • Schade door oververhitting als gevolg van vervuiling van het ventilatorhuis. • Ingrepen door ondeskundige personen of ondeskundige reparatiepogingen. • Gebruik van ongeschikte reserveonderdelen, resp. niet-originele DOLMAR onderdelen, voorzover deze schade kunnen veroorzaken. • Gebruik van ongeschikte of te lang opgeslagen brandstoffen. • Schade die terug te voeren is tot voorwaarden bij verhuur. Reinigings-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden vallen niet onder de garantie. Alle voorkomende garantiewerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een DOLMAR vakhandelaar. Storingzoeken Storing Systeem Constatering Oorzaak Ketting loopt niet Kettingrem Motor loopt Kettingrem ingeschakeld Motor start niet of zeer onwillig Ontstekings installatie Ontstekingsvonk aanwezig Geen ontstekingsvonk Brandstof toevoer Brandstoftank is vol Compressie systeem Binnenin de motorkettingzaag beschadigd. Buitenzijde van de motorkettingzaag Starter grijpt niet aan Fout in de brandstoftoevoer, compressiesysteem, mechanisch defect. STOP-schakelaar bediend, fout of kortsluiting in de bedrading, bougiestekker, bougie defect. Choke in een onjuiste stand, carburator defect, benzine filter vervuild, brandstofleiding geknikt of onderbroken. Dichting van de krukkast defect, beschadigde radiale afdichtringen, cilinder- of zuigerringen Mechanisch Bougie dicht niet goed af Veer in de starter gebroken, kapotte onderdelen binnenin de motor. Problemen bij warme start Carburator Brandstof in de tank en Foute carburatorafstelling. ontstekingsvonk aanwezig Motor slaat aan maar slaat Brandstoffoevoer diect weer af Brandstof in de tank Stationaire toerental fout afgesteld, benzine filter of carburator vervuild. Tankbeluchting defect, brandstofleiding onderbroken, kabel beschadigd, STOP-schakelaar defect Onvoldoende vermogen Er kunnen meerdere Motorkettingzaag systemen tegelijker- loopt stationair tijd betrokken zijn Luchtfilter vervuild, foute carburatorafstelling geluiddemper verstopt, uitlaatkanaal in de cilinder vernauwd Geen kettingsmering Olietank, Oliepomp Geen kettingolie op de Olietank leeg zaagketting Olietoevoerboring vervuild 51 Uittreksel uit de reserve-onderdelenlijst Alleen originele DOLMAR-reserveonderdelen gebruiken. Voor reparaties en vervanging van andere onderdelen is uw DOLMAR service-werkplaats verantwoordelijk. PS-3410 TH Pos. DOLMAR-Nr. 4 Aa. 1 412 030 661 412 035 661 1 1 Achterste zaaggeleider 30 cm (12“) Achterste zaaggeleider 35 cm (14“) 2 528 092 046 528 092 052 1 1 Zaagketting 3/8“ 30 cm Zaagketting 3/8“ 35 cm 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 - 952 100 133 941 719 131 963 601 120 170 114 060 963 225 030 021 164 010 170 163 100 170 223 100 965 603 021 170 173 020 923 208 004 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 - 170 213 100 1 Kettingbeschermer voor 35-40 cm Combisleutel SW 13/19 Benzine filter Tankdop kompleet O-Ring ø 25 mm Startkabel 3x900 mm Terughaalveer-cassette Kettingwiel 3/8“ kompleet Bougie Luchtfilter Zeskante moer M8 (voor de tandwielkastbevestiging) Beschermhuls voor kettingvanger 3 1 Benaming 2 10 12 Typeplaatje Bij bestellen van reserveonderdelen opgeven! Serienummer Bouwjaar 8, 9 5, 6, 7 11 6, 7 17 21 18 19 Accessoires (niet meegeleverd) 16 15 20 52 15 16 17 18 19 953 100 090 953 004 010 953 003 090 953 003 060 953 030 010 1 1 1 1 1 20 - 944 340 001 980 008 107 980 008 106 980 008 112 1 1 1 1 - 980 008 210 980 008 211 980 008 213 949 000 035 1 1 1 1 Kettingmeetkaliber Vijlheft Rondvijl ø 4,0 mm Vlakke vijl Vijlhouder (med rondvijl ø 4 mm) Carburatorschroevendraaier tweetaktmotorolie (1 l) tweetaktmotorolie (100 ml) tweetaktmotorolie (1 l) Doseringsfles BIOTOP kettingolie (1 l) BIOTOP kettingolie (5 l) BIOTOP kettingolie (20 l) Combi-jerrycan (voor 5l brandstof, 2,5l zaagkettingolie) DOLMAR GmbH Postfach 70 04 20 D-22004 Hamburg Germany http://www.dolmar.com Changements sans préavis Wijzigingen voorbehouden Ændringer forbeholdes Form: 995 701 959 (11.05 FR, NL, DK)
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80

Dolmar PS-3410 TH de handleiding

Type
de handleiding