KTM 250 EXC 2018 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2018
250 EXC
250 XCW
300 EXC
300 XCW
300 XCW Six Days
Artikelnr. 3213644nl
BESTE KTM KLANT,
*3213644nl*
3213644nl
03/2017
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne, sportieve
motorfiets en we zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 15) Dealerstempel
Motornummer ( pag. 15)
Sleutelnummer (alle EXC-modellen) ( pag. 15)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2017 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwa-
liteitsmanagement ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
250 EXC AU (F7360R6)
250 XCW US (F7375R3)
300 EXC AU (F7460R6)
300 EXC BR (F7440R6)
300 XCW US (F7475R3)
300 XCW Six Days US (F7475R2)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 6
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 6
1.2 Gebruikte formatering......................... 6
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 7
2.2 Onjuist gebruik .................................. 7
2.3 Veiligheidsaanwijzingen...................... 7
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 8
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 8
2.6 Veilig gebruik .................................... 8
2.7 Beschermende kleding ....................... 9
2.8 Werkinstructies.................................. 9
2.9 Milieu............................................. 10
2.10 Bedieningshandleiding ..................... 10
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 11
3.1 Garantie.......................................... 11
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............ 11
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 11
3.4 Service ........................................... 11
3.5 Afbeeldingen ................................... 11
3.6 Klantenservice................................. 12
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 13
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symboolweergave) ........................... 14
5 SERIENUMMERS........................................ 15
5.1 Framenummer ................................. 15
5.2 Typeplaatje ..................................... 15
5.3 Sleutelnummer (alle
EXC-modellen)................................. 15
5.4 Motornummer.................................. 15
5.5 Artikelnummer voorvork .................... 16
5.6 Artikelnummer schokdemper............. 16
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 17
6.1 Koppelingshendel ............................ 17
6.2 Remhendel...................................... 17
6.3 Gashendel....................................... 17
6.4 Stopknop (alle EXC-modellen) ........... 17
6.5 Stopknop (alle XC-W-modellen) ......... 18
6.6 Claxonknop (alle EXC-modellen) ........ 18
6.7 Lichtschakelaar (alle
EXC-modellen)................................. 18
6.8 Lichtschakelaar (alle
XC-W-modellen)............................... 18
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (alle
EXC-modellen)................................. 19
6.10 Noodstopschakelaar (EXC AU)........... 19
6.11 E-starterknop................................... 19
6.12 Ontstekingscurveschakelaar (alle
Six Daysmodellen) .......................... 19
6.13 Overzicht controlelampjes (alle
EXC-modellen)................................. 20
6.14 Overzicht controlelampjes (alle
XC-W-modellen)............................... 20
6.15 Tankdop openen .............................. 20
6.16 Tankdop sluiten ............................... 21
6.17 Brandstofkraan ................................ 22
6.18 Choke ............................................. 22
6.19 Versnellingshendel ........................... 22
6.20 Kickstarter ...................................... 23
6.21 Rempedaal...................................... 23
6.22 Zijstandaard .................................... 23
6.23 Stuurslot (alle EXC-modellen)............ 24
6.24 Stuur vergrendelen (alle
EXC-modellen)................................. 24
6.25 Stuur ontgrendelen (alle
EXC-modellen)................................. 24
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 25
7.1 Overzicht gecombineerd instrument ... 25
7.2 Activering en test............................. 25
7.3 kilometer of mijl instellen ................. 25
7.4 Functies gecombineerd instrument
instellen.......................................... 26
7.5 Tijd instellen ................................... 27
7.6 Rondetijd opvragen .......................... 27
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid) .... 28
7.8 Weergavemodus SPEED/H
(bedrijfsuren)................................... 28
7.9 Setupmenu ..................................... 29
7.10 Meeteenheid instellen ...................... 29
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)..... 30
7.12 Tijd instellen ................................... 30
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP
(rondetijd)....................................... 31
7.14 Rondetijd opvragen .......................... 31
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO
(odometer) ...................................... 32
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1
(tripmaster 1) .................................. 32
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2
(tripmaster 2) .................................. 33
7.18 TR2 (tripmaster 2) instellen.............. 33
7.19 Weergavemodus SPEED/A1
(gemiddelde snelheid 1) ................... 34
7.20 Weergavemodus SPEED/A2
(gemiddelde snelheid 2) ................... 34
7.21 Weergavemodus SPEED/S1
(chronometer 1)............................... 35
7.22 Weergavemodus SPEED/S2
(chronometer 2)............................... 35
INHOUDSOPGAVE
3
7.23 Functieoverzicht .............................. 35
7.24 Overzicht voorwaarden voor
activeerbaarheid .............................. 37
8 INBEDRIJFSTELLING.................................. 38
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 38
8.2 Motor inrijden.................................. 39
8.3 Startvermogen van lithium-ion-
accu's bij lage temperaturen (alle
AU/USmodellen)............................. 40
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden .................. 40
8.5 Voorbereidingen voor rijden op droog
zand ............................................... 41
8.6 Voorbereidingen voor rijden op nat
zand ............................................... 42
8.7 Voorbereidingen voor rijden op natte
en modderige circuits....................... 43
8.8 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperatuur en langzaam rijden ........ 43
8.9 Voorbereiden op rijden bij lage
temperatuur of sneeuw ..................... 44
9 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 45
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 45
9.2 Voertuig starten ............................... 45
9.3 Beginnen met rijden......................... 46
9.4 Schakelen, rijden............................. 46
9.5 Afremmen ....................................... 47
9.6 Stoppen, parkeren............................ 47
9.7 Transporteren .................................. 48
9.8 Brandstof tanken ............................. 49
10 SERVICESCHEMA....................................... 50
10.1 Extra informatie ............................... 50
10.2 Verplichte werkzaamheden................ 50
10.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 51
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 52
11.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 52
11.2 Ingaande demping schokdemper ....... 52
11.3 Ingaande demping low speed van de
schokdemper instellen...................... 52
11.4 Ingaande demping high speed van
de schokdemper instellen ................. 53
11.5 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 54
11.6 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 54
11.7 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 55
11.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 55
11.9 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 56
11.10 Dynamische veerweg instellen ....... 57
11.11 Basisinstelling voorvork controleren ... 57
11.12 Ingaande demping voorvork
instellen.......................................... 58
11.13 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 59
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen
(alle Six Daysmodellen) ................... 60
11.15 Stuurstand ...................................... 61
11.16 Stuurstand instellen ..................... 62
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 64
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 64
12.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 64
12.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 64
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 65
12.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 65
12.6 Voorvorkprotector monteren............... 66
12.7 Vorkpoten demonteren .................. 66
12.8 Vorkpoten monteren ...................... 67
12.9 Onderste kroonplaat demonteren
(alle EXC/XCWstandaardmodellen)... 68
12.10 Onderste kroonplaat demonteren
(alle Six Daysmodellen) ................... 69
12.11 Onderste kroonplaat monteren
(alle EXC/XCWstandaardmodellen)... 69
12.12 Onderste kroonplaat monteren
(alle Six Daysmodellen) ................... 72
12.13 Balhoofdlagerspeling controleren....... 74
12.14 Balhoofdlagerspeling instellen ....... 74
12.15 Balhoofdlager smeren ................... 75
12.16 Spatbord voor demonteren ................ 76
12.17 Spatbord voor monteren.................... 76
12.18 Schokdemper demonteren ............. 77
12.19 Schokdemper monteren ................ 77
12.20 Zadel verwijderen............................. 77
12.21 Zadel monteren................................ 78
12.22 Deksel luchtfilterbak demonteren ...... 78
12.23 Deksel luchtfilterbak monteren.......... 79
12.24 Luchtfilter demonteren ................. 79
12.25 Luchtfilter monteren ..................... 80
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 80
12.27 Deksel luchtfilterbak vastzetten ..... 81
12.28 Luchtfilterbak afdichten ................ 81
12.29 Einddemper demonteren................... 82
12.30 Einddemper monteren ...................... 82
12.31 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen .................................... 82
12.32 Brandstoftank demonteren ............ 83
INHOUDSOPGAVE
4
12.33 Brandstoftank monteren ................ 84
12.34 Vervuiling ketting controleren............ 86
12.35 Ketting reinigen ............................... 86
12.36 Kettingspanning controleren ............. 87
12.37 Kettingspanning instellen ................. 87
12.38 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 88
12.39 Frame controleren ........................ 91
12.40 Achterbrug controleren .................. 91
12.41 Gaskabelplaatsing controleren........... 91
12.42 Rubberen stuurcovers controleren...... 92
12.43 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 93
12.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren....................... 93
12.45 Vloeistof hydraulische koppeling
verversen ..................................... 94
12.46 Motorbescherming demonteren (alle
Six Daysmodellen, EXC AU) ............. 95
12.47 Motorbescherming monteren (alle
Six Daysmodellen, EXC AU) ............. 96
13 REMSYSTEEM............................................ 97
13.1 Vrije slag remhendel controleren........ 97
13.2 Vrije slag remhendel instellen (alle
EXC-modellen)................................. 97
13.3 Uitgangspositie remhendel instellen
(alle XC-W-modellen)........................ 98
13.4 Remschijven controleren................... 98
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 99
13.6 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 99
13.7 Remplaketten van de voorwielrem
controleren.................................... 100
13.8 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................. 101
13.9 Vrije slag rempedaal controleren...... 103
13.10 Uitgangspositie rempedaal
instellen .................................... 103
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................... 104
13.12 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen .................................... 105
13.13 Remplaketten van de
achterwielrem controleren............... 106
13.14 Remplaketten achterwielrem
vervangen .................................. 106
14 WIELEN, BANDEN .................................... 109
14.1 Voorwiel demonteren .................. 109
14.2 Voorwiel monteren ...................... 110
14.3 Achterwiel demonteren ............... 110
14.4 Achterwiel monteren ................... 112
14.5 Bandentoestand controleren............ 113
14.6 Bandenspanning controleren........... 113
14.7 Spaakspanning controleren ............. 114
15 ELEKTRONICA.......................................... 115
15.1 Accu demonteren ....................... 115
15.2 Accu monteren ........................... 116
15.3 Accu laden ................................ 117
15.4 Hoofdzekering vervangen ................ 120
15.5 Koplampkap met koplamp
demonteren................................... 121
15.6 Koplampkap met koplamp
monteren ...................................... 122
15.7 Lamp koplamp vervangen ............... 123
15.8 Knipperlichtlamp vervangen (alle
EXC-modellen)............................... 123
15.9 Koplampstand controleren .............. 124
15.10 Lichtbundelbreedte koplamp
instellen........................................ 125
15.11 Batterij gecombineerd instrument
vervangen...................................... 125
16 KOELSYSTEEM......................................... 127
16.1 Koelsysteem .................................. 127
16.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren.................................... 127
16.3 Koelmiddelpeil controleren ............. 128
16.4 Koelmiddel aftappen .................. 128
16.5 Koelmiddel vullen ...................... 129
17 MOTOR AFSTELLEN ................................. 131
17.1 Gaskabelspeling controleren............ 131
17.2 Gaskabelspeling instellen ............ 131
17.3 Carburateurinstelling...................... 133
17.4 Carburateur - stationair................... 135
17.5 Carburateur - stationair
afstellen .................................... 136
17.6 Stekkerverbinding
ontstekingscurve............................ 137
17.7 Ontstekingscurve wijzigen............... 138
17.8 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren.................................... 138
17.9 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ......... 138
17.10 Motorkarakteristiek - hulpveer ......... 139
17.11 Motorkarakteristiek hulpveer
instellen .................................... 139
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 141
18.1 Vlotterkamer carburateur
aftappen .................................... 141
18.2 Cardanoliepeil controleren .............. 142
18.3 Cardanolie verversen ................... 142
18.4 Cardanolie bijvullen .................... 143
INHOUDSOPGAVE
5
19 REINIGING, ONDERHOUD......................... 145
19.1 Motorfiets reinigen ......................... 145
19.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter ................................... 146
20 STALLING ................................................ 147
20.1 Stalling......................................... 147
20.2 Inbedrijfname na stalling ................ 148
21 FOUTEN OPSPOREN................................. 149
22 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 151
22.1 Motor............................................ 151
22.1.1 alle 250modellen ..................... 151
22.1.2 alle 300-modellen ..................... 151
22.2 Aanhaalmomenten motor ................ 152
22.3 Carburateur ................................... 155
22.3.1 EXC AU .................................... 155
22.3.2 Carburateurafstelling
(EXC AU) ............................... 155
22.3.3 alle XC-W-modellen.................... 156
22.3.4 Carburateurafstelling (alle
XC-W-modellen) ..................... 157
22.3.5 EXC BR .................................... 158
22.3.6 Carburateurafstelling
(EXC BR) ............................... 159
22.4 Vulhoeveelheden............................ 160
22.4.1 Cardanolie................................. 160
22.4.2 Koelmiddel ............................... 160
22.4.3 Brandstof.................................. 160
22.5 Chassis ......................................... 160
22.6 Elektronica.................................... 161
22.7 Banden......................................... 161
22.8 Voorvork........................................ 162
22.8.1 alle 250modellen, EXC AU,
300 XCW US............................ 162
22.8.2 EXC BR .................................... 162
22.8.3 alle Six Daysmodellen ............... 163
22.9 Schokdemper ................................ 163
22.10 Aanhaalmomenten chassis.............. 164
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 166
24 HULPSTOFFEN......................................... 169
25 NORMEN ................................................. 171
26 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 172
27 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 173
27.1 Gele of oranje pictogrammen........... 173
27.2 Groene en blauwe pictogrammen..... 173
INDEX ............................................................. 174
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN
6
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-
garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het
benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
7
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(alle EXC-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normaal gebruik in wedstrij-
den kan weerstaan. Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoog-
ste internationale motorsportbonden.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op
de openbare weg.
In de niet-gehomologeerde uitvoering mag dit voertuig uitsluitend worden gebruikt op afgesloten tra-
jecten buiten het openbare wegennet.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
(alle XC-W-modellen)
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normaal gebruik in wedstrij-
den kan weerstaan. Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoog-
ste internationale motorsportbonden.
Info
Dit voertuig is niet goedgekeurd voor het rijden op openbare wegen.
Dit voertuig is speciaal ontworpen voor langeafstandsraces op het terrein en niet voor het overwegende
gebruik in de motocross.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze
handleiding daarom zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan
de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwin-
gen aangebracht. Deze stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbre-
ken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een
nieuw voertuig, voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten
werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uit-
laatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatluchtsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
9
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbe-
wijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
10
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen
zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt bescher-
men.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
11
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien
anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan
het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeer-
stoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller ver-
slijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controle-
ren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
12
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG
13
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
E00815-10
1
Remhendel ( pag. 17)
2
Lichtschakelaar ( pag. 18) (alle EXC-modellen)
2
Stopknop ( pag. 17) (alle EXC-modellen)
2
Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 19) (alle EXC-modellen)
2
Claxonknop ( pag. 18) (alle EXC-modellen)
3
Koppelingshendel ( pag. 17)
4
Kettinggeleiding
5
Deksel luchtfilterbak
6
Zijstandaard ( pag. 23)
7
Versnellingshendel ( pag. 22)
8
Brandstofkraan ( pag. 22)
4 AFBEELDING VOERTUIG
14
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
E00816-10
1
Tankdop
2
Gashendel ( pag. 17)
3
Framenummer ( pag. 15)
4
Kickstarter ( pag. 23)
5
Rempedaal ( pag. 23)
6
Kijkglas remvloeistof achteraan
5 SERIENUMMERS
15
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
1
is aan de rechterkant van het balhoofd
gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje
1
is aan de voorkant van het balhoofd aange-
bracht.
5.3 Sleutelnummer (alle EXC-modellen)
402247-10
Het sleutelnummer
1
voor het stuurslot is ingefreesd in de sleu-
telhanger.
5.4 Motornummer
H01047-10
Het motornummer
1
in de linkerkant van de motor boven het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
16
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork
1
is aan de binnenkant van
de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
0
0
11
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe
gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
17
6.1 Koppelingshendel
E00817-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
E00818-10
De remhendel
1
is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
E00819-10
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Stopknop (alle EXC-modellen)
E00820-10
De stopknop
1
is links het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontste-
kingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een
stilstaande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.5 Stopknop (alle XC-W-modellen)
E00821-10
De stopknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontste-
kingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een
stilstaande motor schakelt niet in.
6.6 Claxonknop (alle EXC-modellen)
E00820-11
De claxonknop
1
is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6.7 Lichtschakelaar (alle EXC-modellen)
E00822-10
De lichtschakelaar
1
is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan De lichtschakelaar bevindt zich in de
middelste stand. In deze stand zijn het dimlicht en
het achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar links gescha-
keld. In deze stand zijn het groot licht en het achter-
licht ingeschakeld.
6.8 Lichtschakelaar (alle XC-W-modellen)
E00317-10
De lichtschakelaar
1
bevindt zich links naast het gecombineerde
instrument.
Mogelijke toestanden
Licht uit Lichtschakelaar is tot de aanslag ingedrukt. In
deze stand is het licht uitgeschakeld.
Licht aan Lichtschakelaar tot de aanslag uitgetrokken. In
deze stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingeschakeld.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
19
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (alle EXC-modellen)
E00820-12
De richtingaanwijzerschakelaar
1
is links aan het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
bevindt zich in de middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld.
6.10 Noodstopschakelaar (EXC AU)
E00823-10
De noodstopschakelaar
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en
een stilstaande motor schakelt niet in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscir-
cuit gesloten en kan de motor worden gestart.
6.11 E-starterknop
E00824-10
De e-starterknop
1
is aan de rechterzijde van het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter
gebruikt.
6.12 Ontstekingscurveschakelaar (alle Six Daysmodellen)
E00825-10
De ontstekingscurveschakelaar
1
is rechts op het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Ontstekingscurveschakelaar in stand I In deze stand is de
ontstekingscurve Performance actief.
Ontstekingscurveschakelaar in stand II In deze stand is de
ontstekingscurve Soft actief.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
Waarschuwing
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verze-
keringAls de ontstekingscurveschakelaar is gemonteerd,
vervalt de toelating van het voertuig voor de openbare weg.
Gebruik het voertuig alleen op afgezette trajecten en
niet op de openbare weg, als de ontstekingscurvescha-
kelaar is gemonteerd.
Met de ontstekingscurveschakelaar kan de motorkarakteristiek wor-
den gewijzigd.
6.13 Overzicht controlelampjes (alle EXC-modellen)
E00314-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht
is ingeschakeld.
Controlelampje storing Geen functie
Brandstofpeil-controlelampje Geen functie
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen
Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
6.14 Overzicht controlelampjes (alle XC-W-modellen)
E00371-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje groot licht Geen functie
Controlelampje storing Geen functie
Brandstofpeil-controlelampje Geen functie
6.15 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
21
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
V00325-10
Ontgrendelknop
1
indrukken, tankdop tegen de klok in
draaien en naar boven toe eraf halen.
6.16 Tankdop sluiten
V00325-11
Tankdop opzetten met de klok mee draaien tot de ontgrendel-
knop
1
vastklikt.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de
brandstoftank
2
niet knikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
22
6.17 Brandstofkraan
E00826-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerkant van de brand-
stoftank.
Met de draaihendel
1
op de brandstofkraan wordt de brandstof-
toevoer naar de carburateur geopend of gesloten.
Mogelijke toestanden
Brandstoftoevoer gesloten OFF Nu kan er geen brandstof van
de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Brandstoftoevoer geopend ON Er kan brandstof van de
brandstoftank naar de carburateur stromen. De brandstoftank
wordt tot op de reserve geleegd.
Toevoer reservebrandstof geopend RES Er kan brandstof van
de brandstoftank naar de carburateur stromen. De brandstof-
tank wordt helemaal geleegd.
6.18 Choke
E00827-10
De chokeknop
1
is aan de linkerkant van de carburateur aange-
bracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een
opening vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzui-
gen. Daardoor ontstaat een rijker brandstof-luchtmengsel dat voor
de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd
zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitge-
trokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag
ingedrukt.
6.19 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerzijde van de motor
gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
23
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6.20 Kickstarter
0
0
11
401954-10
De kickstarter
1
is aan de motor rechts aangebracht.
Het bovenste deel van de kickstarter kan worden gezwenkt.
Info
Voordat u gaat rijden moet het bovenste deel van de kick-
starter naar de motor worden gezwenkt.
6.21 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.22 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard
1
bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
24
401944-10
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard
1
worden opge-
klapt en met de rubberband
2
worden vastgezet.
6.23 Stuurslot (alle EXC-modellen)
V00328-10
Het stuurslot
1
is aan de linkerzijde van het balhoofd aange-
bracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en
rijden is dan niet meer mogelijk.
6.24 Stuur vergrendelen (alle EXC-modellen)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, indrukken
en naar rechts draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
6.25 Stuur ontgrendelen (alle EXC-modellen)
400731-01
Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, uittrekken
en naar rechts draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
De sleutel nooit in het stuurslot laten steken.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
25
7.1 Overzicht gecombineerd instrument
V00799-01
Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Met de knop worden verschillende functies aangestuurd.
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus
SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
7.2 Activering en test
400313-01
Gecombineerd instrument activeren
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd als u op een van
de knoppen drukt of als hij van de wieltoerentalsensor een impuls
ontvangt.
Displaytest
Voor de functiecontrole van het display lichten kort alle indicatie-
segmenten op.
400314-01
WS (wheel size)
Na de functiecontrole van het display wordt kort de wielomtrek WS
(wheel size) weergegeven.
Info
Het cijfer 2205 komt overeen met de omtrek van een 21"-
voorwiel met standaardbanden.
Vervolgens wordt de laatste geselecteerde modus weergegeven.
7.3 kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld, blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde
eenheid.
De waarden TR1, TR2, A1, A2 en S1 worden bij het omstellen gewist.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
26
400329-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies wor-
den weergegeven.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph
knippert.
Km/h instellen
Toets indrukken.
Mph instellen
Toets indrukken.
3 - 5 seconden wachten.
De instellingen worden opgeslagen.
Info
Als gedurende 10-12 seconden geen knop wordt inge-
drukt of geen impuls wordt ontvangen van de wieltoe-
rentalsensor, worden de instellingen automatisch opge-
slagen en het setupmenu wordt gesloten.
7.4 Functies gecombineerd instrument instellen
Info
In de leveringstoestand is alleen de weergavemodus SPEED/H en SPEED/ODO geactiveerd.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400318-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu wordt met de geactiveerde functies wor-
den weergegeven.
Info
Als er 10 -12 seconden geen knop is ingedrukt, worden
de instellingen automatisch opgeslagen.
Indien er gedurende 20 seconden geen knop wordt
ingedrukt of geen impuls wordt ontvangen van de wiel-
toerentalsensor, worden de instellingen automatisch
opgeslagen en het setupmenu wordt gesloten.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de gewenste functie
knippert.
De geselecteerde functie knippert.
Functie activeren
Toets indrukken.
Pictogram blijft op het display staan en de weergave
wisselt naar de volgende functie.
Functie deactiveren
Toets indrukken.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
27
Pictogram op het display verdwijnt en de weergave
wisselt naar de volgende functie.
7.5 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400330-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Uurweergave knippert.
Uurweergave met de knop resp. knop instellen.
3 - 5 seconden wachten.
Het volgende segment van de weergave knippert en kan
worden ingesteld.
Door de knop en knop in te drukken kunnen de volgende
segmenten op dezelfde wijze als de uurweergave worden inge-
steld.
Info
De seconden kunnen alleen op nul worden gezet.
Als gedurende 15-20 seconden geen knop wordt inge-
drukt of geen impuls wordt ontvangen van de wieltoe-
rentalsensor, worden de instellingen automatisch opge-
slagen en het setupmenu wordt gesloten.
7.6 Rondetijd opvragen
Info
Deze functie kan alleen worden opgeroepen, als de rondetijden zijn gemeten.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400321-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets kort indrukken.
Op de linkerkant van het display wordt LAP 1 weergegeven.
De ronden 1-10 met de toets worden opgeroepen.
De Toets 3-5 seconden ingedrukt houden.
De rondetijden worden gewist.
Toets kort indrukken.
Volgende weergavemodus
Info
Als er een impuls van de wieltoerentalsensor, scha-
kelt de linkerkant van het display terug naar de SPEED-
modus.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
28
7.7 Weergavemodus SPEED (snelheid)
400317-02
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie SPEED links
op het display verschijnt.
In de weergavemodus SPEED wordt de actuele snelheid weergege-
ven.
De actuele snelheid kan in Km/h of in Mph worden weergegeven.
Info
Landspecifieke instelling aanpassen.
Zodra er een impuls van het voorwiel komt, schakelt de lin-
kerkant van het display van het gecombineerde instrument
naar de SPEED-modus en wordt de actuele snelheid weerge-
geven.
7.8 Weergavemodus SPEED/H (bedrijfsuren)
400316-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
In de weergavemodus H worden de bedrijfsuren van de motor weer-
gegeven.
De bedrijfsurenteller slaat de totale rijtijd op.
Info
De bedrijfsurenteller is nodig om te kunnen voldoen aan de
servicewerkzaamheden.
Als het gecombineerde instrument zich bij het starten in de
weergavemodus H bevindt, wisselt het automatisch naar de
weergavemodus ODO.
De weergavemodus H wordt tijdens het rijden onderdrukt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de
functies van het gecombineerde instrument.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
29
7.9 Setupmenu
400344-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Het setupmenu geeft de geactiveerde functies weer.
Info
De knop zo vaak kort indrukken totdat de gewenste
functie bereikt is.
Als er 20 seconden geen knop is ingedrukt, worden de
instellingen automatisch opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Activeert de knipperende indicatie en gaat naar
de volgende indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Deactiveert de knipperende indicatie en gaat
naar de volgende indicatie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende weergave zonder wijzi-
gingen
10 - 12
seconden
wachten.
Setupmenu start, slaat de instellingen op en
wisselt naar H of ODO.
7.10 Meeteenheid instellen
400329-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie H rechtson-
der op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie Km/h/Mph
knippert.
In de meeteenheden-modus kan de meeteenheid worden gewij-
zigd.
Info
Als er 5 seconden geen knop is ingedrukt, worden de
instellingen automatisch opgeslagen.
Toets kort
indrukken.
Start van de selectie, activeert de Km/h weer-
gave
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Activeert Mph weergave
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende weergave, wisselt van
de selectie naar het setupmenu
10 - 12
seconden
wachten.
Slaat het setupmenu op en sluit dit menu
7.11 Weergavemodus SPEED/CLK (tijd)
400319-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus CLK wordt de tijd weergegeven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergave wisselt naar het setupmenu voor de
klok.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.12 Tijd instellen
400319-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie CLK rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verhoogt de waarde
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt de waarde
Toets kort
indrukken.
Verlaagt de waarde
3 - 5 secon-
den wachten.
Wisselt naar de volgende waarde
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
31
10 - 12
seconden
wachten.
SETUP-menu verlaten
7.13 Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
400320-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus LAP kan met de chronometer maximaal 10
rondetijden worden gemeten.
Info
Als de rondetijd na het indrukken van de toets doorloopt,
zijn 9 geheugenplaatsen gebruikt.
De ronde 10 moet met de toets worden gestopt.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden terugge-
zet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Stopt de klok.
Toets kort
indrukken.
Start de klok of stopt de lopende rondetijd,
slaat deze op en de chronometer start de vol-
gende ronde.
7.14 Rondetijd opvragen
400321-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie LAP rechts-
onder op het display verschijnt.
Toets kort indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
De chronometer en rondetijd worden terugge-
zet.
Toets kort
indrukken.
Ronden van 1-10 selecteren
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende rondetijd oproepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
7.15 Weergavemodus SPEED/ODO (odometer)
400317-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie ODO rechts-
onder op het display verschijnt.
In de weergavemodus ODO wordt de totale gereden afstand weerge-
geven.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.16 Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
400323-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR1 rechts-
boven op het display verschijnt.
De TR1 (tripmaster 1) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Hiermee kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand
tussen twee tankstops worden gemeten.
TR1 is aan A1 (gemiddelde snelheid 1) en S1 (chronometer 1)
gekoppeld.
Info
Als 999,9 wordt overschreden, worden de waarden TR1, A1
en S1 automatisch teruggezet op 0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
33
7.17 Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
400324-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechts-
boven op het display verschijnt.
De TR2 (tripmaster 2) loopt altijd mee en telt tot 999,9.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Wist waarden TR2 en A2.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
7.18 TR2 (tripmaster 2) instellen
400324-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie TR2 rechts-
boven op het display verschijnt.
Toets 2 - 3 seconden indrukken tot TR2 knippert.
De weergegeven waarde kan handmatig met de toets en de
toets worden ingesteld. Deze functie is praktisch bij ritten op
basis van het roadbook.
Info
De waarde TR2 kan ook tijdens het rijden handmatig wor-
den gecorrigeerd met de toets en de toets .
Als 999,9 wordt overschreden, wordt de waarde TR2 auto-
matisch teruggezet op 0,0.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verhoogt waarde TR2.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
Toets kort
indrukken.
Verlaagt waarde TR2.
10 - 12
seconden
wachten.
Slaat het setupmenu op en sluit het.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
34
7.19 Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
400325-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A1 rechts-
boven op het display verschijnt.
A1 (gemiddelde snelheid 1) geeft de gemiddelde snelheid weer op
basis van de berekening van TR1 (tripmaster 1) en S1 (chronome-
ter 1) aan.
De berekening van deze waarde wordt geactiveerd met de eerste
impuls van de wieltoerentalsensor en eindigt 3 seconden na de
laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.20 Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
400326-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie A2 rechts-
boven op het display verschijnt.
A2 (gemiddelde snelheid 2) geeft de gemiddelde snelheid aan op
basis van de actuele snelheid als de chronometer S2 (chronome-
ter 2) loopt.
Info
De weergegeven waarde kan afwijken van de daadwerkelijke
gemiddelde snelheid als S2 na het rijden niet is gestopt.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
35
7.21 Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
400327-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S1 rechts-
boven op het display verschijnt.
S1 (chronometer 1) geeft de rijtijd weer op basis van TR1 en loopt
door als een impuls wordt ontvangen van de wieltoerentalsensor.
De berekening van deze waarde start met de eerste impuls van de
wieltoerentalsensor en eindigt 3 seconden na de laatste impuls.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Indicaties TR1, A1 en S1 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Geen functie
7.22 Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
400328-01
Toets zo vaak kort indrukken totdat de indicatie S2 rechts-
boven op het display verschijnt.
S2 (chronometer 2) is een met de hand te bedienen chronometer.
Als S2 op de achtergrond loopt, knippert de weergave S2 op het
display van het gecombineerde instrument.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Weergaven van S2 en A2 worden op 0,0 gezet.
Toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Geen functie
Toets kort
indrukken.
Start of stopt S2.
7.23 Functieoverzicht
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Weergavemo-
dus SPEED/H
(bedrijfsuren)
Weergave
wisselt naar
het setup-
menu voor de
functies van
het gecom-
bineerde
instrument.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
36
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
Setupmenu Geen functie Activeert de
knipperende
indicatie en
gaat naar
de volgende
indicatie
Geen functie Deactiveert
de knippe-
rende indi-
catie en gaat
naar de vol-
gende indica-
tie
Wisselt naar
de volgende
weergave
zonder wij-
zigingen
Setupmenu
start, slaat de
instellingen
op en wis-
selt naar H of
ODO.
Meeteenheid
instellen
Geen functie Start van de
selectie, acti-
veert de Km/h
weergave
Geen functie Activeert Mph
weergave
Wisselt naar
de volgende
weergave,
wisselt van
de selec-
tie naar het
setupmenu
Slaat het
setupmenu
op en sluit
dit menu
Weergavemo-
dus SPEED/CLK
(tijd)
Weergave
wisselt naar
het setup-
menu voor de
klok.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Tijd instellen Verhoogt de
waarde
Verhoogt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Verlaagt de
waarde
Wisselt naar
de volgende
waarde
SETUP-menu
verlaten
Weergavemo-
dus SPEED/LAP
(rondetijd)
De chrono-
meter en ron-
detijd worden
teruggezet.
Volgende
weergave-
modus
Stopt de
klok.
Start de klok
of stopt de
lopende ron-
detijd, slaat
deze op en
de chrono-
meter start
de volgende
ronde.
Rondetijd
opvragen
De chrono-
meter en ron-
detijd worden
teruggezet.
Ronden van
1-10 selecte-
ren
Geen functie Volgende
rondetijd
oproepen.
Weergavemo-
dus SPEED/ODO
(odometer)
Geen functie Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/TR1
(tripmaster 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/TR2
(tripmaster 2)
Wist waarden
TR2 en A2.
Volgende
weergave-
modus
Verlaagt
waarde TR2.
Verlaagt
waarde TR2.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
37
Weergave Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
Toets 2 -
3 seconden
indrukken.
Toets kort
indrukken.
3 - 5 secon-
den wachten.
10 - 12
seconden
wachten.
TR2 (tripmas-
ter 2) instellen
Verhoogt
waarde TR2.
Verhoogt
waarde TR2.
Verlaagt
waarde TR2.
Verlaagt
waarde TR2.
Slaat het
setupmenu
op en sluit
het.
Weergavemo-
dus SPEED/A1
(gemiddelde
snelheid 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/A2
(gemiddelde
snelheid 2)
Geen functie Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/S1
(chronome-
ter 1)
Indicaties
TR1, A1 en
S1 worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Geen functie
Weergavemo-
dus SPEED/S2
(chronome-
ter 2)
Weergaven
van S2 en A2
worden op
0,0 gezet.
Volgende
weergave-
modus
Geen functie Start of stopt
S2.
7.24 Overzicht voorwaarden voor activeerbaarheid
Weergave De motorfiets staat
stil.
Menu activeerbaar
Weergavemodus SPEED/H (bedrijfsuren)
Setupmenu
Meeteenheid instellen
Tijd instellen
Weergavemodus SPEED/LAP (rondetijd)
Rondetijd opvragen
Weergavemodus SPEED/TR1 (tripmaster 1)
Weergavemodus SPEED/TR2 (tripmaster 2)
TR2 (tripmaster 2) instellen
Weergavemodus SPEED/A1 (gemiddelde snelheid 1)
Weergavemodus SPEED/A2 (gemiddelde snelheid 2)
Weergavemodus SPEED/S1 (chronometer 1)
Weergavemodus SPEED/S2 (chronometer 2)
8 INBEDRIJFSTELLING
38
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-
garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
8 INBEDRIJFSTELLING
39
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 93)
(alle EXC-modellen)
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 97)
(alle XC-W-modellen)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 98)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 103)
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 138)
Wen eerst op een hiervoor geschikt terrein aan de omgang met de motorfiets voordat u een veeleisende tocht
onderneemt.
Info
Bij het rijden op het terrein is het raadzaam iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar
te assisteren.
Probeer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Maak geen terreinritten die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig,
en moet het gewicht gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 114)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 39)
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
8 INBEDRIJFSTELLING
40
8.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen (alle AU/USmodellen)
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben
een lage zelfontlading en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F)
meer startvermogen. Het startvermogen van lithium-ion-accu's
neemt bij lage temperaturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Daartoe 5
seconden de elektrische startknop indrukken en tussendoor 30
seconden wachten. De onderbrekingen zijn noodzakelijk opdat de
ontstane warmte zich kan verdelen over de lithium-ion-accu en de
accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu (60 °F) bij temperaturen
onder de 15 °C de starter niet of nauwelijks doortrekt, is hij niet
defect, maar moet hij inwendig worden opgewarmd om het start-
vermogen (stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
8.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten dui-
delijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Luchtfilterbak afdichten. ( pag. 81)
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 80)
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 41)
Rijden op nat zand. ( pag. 42)
Rijden op natte en modderige circuits. ( pag. 43)
Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 43)
Rijden bij lage temperatuur of sneeuw. ( pag. 44)
8 INBEDRIJFSTELLING
41
8.5 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01104-01
Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (79006920000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
M01105-01
Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (79006922000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de
afstelling van de carburateur.
8 INBEDRIJFSTELLING
42
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 169)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
8.6 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
M01106-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
KTM PowerParts-montagehandleiding in acht nemen.
Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over de
afstelling van de carburateur.
8 INBEDRIJFSTELLING
43
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 169)
Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 10 bedrijfsuren vervangen.
8.7 Voorbereidingen voor rijden op natte en modderige circuits
M01106-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
Montagehandleiding KTM PowerParts in acht nemen.
Caburateurbesproeiing en instelling aanpassen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstel-
ling van de carburateur.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 145)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.8 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden
M01129-01
Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de ver-
eiste waarde:
8 INBEDRIJFSTELLING
44
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt
bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat
onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen
noch andere componenten van het koel-
systeem, als de motor of het koelsysteem
bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoe-
len, alvorens de koeler, de koelerslangen of
andere componenten van het koelsysteem
te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende
deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Radiateurdop vervangen.
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De transmissieolie wordt snel heet, als de koppeling
wegens een te lange secundaire overbrenging vaak moet
worden bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 169)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 128)
8.9 Voorbereiden op rijden bij lage temperatuur of sneeuw
M01106-01
Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (79006921000)
Info
Montagehandleiding KTM PowerParts in acht nemen.
Caburateurbesproeiing en instelling aanpassen.
Info
De geautoriseerde KTM-garage adviseert u over afstel-
ling van de carburateur.
9 RIJ-INSTRUCTIES
45
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 142)
Elektrische installatie controleren.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 99)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 104)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 100)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 106)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 128)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 86)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 88)
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
Bandentoestand controleren. ( pag. 113)
Bandenspanning controleren. ( pag. 113)
Spaakspanning controleren. ( pag. 114)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 65)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 64)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
9 RIJ-INSTRUCTIES
46
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De
licht ontvlambare stoffen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Voorwaarde
Motorfiets stond meer dan 1 week stil.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 141)
Draaihendel
1
op de brandstofkraan in stand ON draaien. (afbeelding E00826-10 pag. 22)
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motorfiets van de standaard nemen.
Versnelling in vrij schakelen.
Voorwaarde
Motor is koud.
Chokeknop tot de aanslag uittrekken.
E-startknop indrukken of kickstarter helemaal en krachtig intrappen.
Info
Geen gas geven.
9.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden met een voertuig met lichtsysteem, schakelt u het licht in. Zo wordt u door andere
verkeersdeelnemers eerder gezien.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhoog worden geklapt en met de rubberband geborgd zijn.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktij-
dig voorzichtig gasgeven.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
9 RIJ-INSTRUCTIES
47
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor
gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Geef slechts zoveel gas als de motor op dat moment aan kan - het abrupt opentrekken van de gashendel ver-
hoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijge-
ven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Daardoor verhitten de cardanolie, de
motor en het koelsysteem.
Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij ook naar een lagere versnel-
ling afhankelijk van de snelheid.
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
9 RIJ-INSTRUCTIES
48
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
(alle EXC-modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
(alle XC-W-modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Draaihendel
1
op de brandstofkraan in stand OFF draaien. (afbeelding E00826-10 pag. 22)
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
49
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 20)
400382-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
9,5 l Superbrandstof
loodvrij (95
octaan) gemengd
met 2-takt
motorolie (1:60)
( pag. 168) (alle
AU/USmodellen)
Brandstoftankinhoud
totaal ca.
Super loodvrij
type C (ROZ
95/RON 95/PON
91 gemengd
met 2-takt
motorolie, 1:60)
( pag. 167)
(EXC BR)
Motorolie 2-takt ( pag. 166)
Tankdop sluiten. ( pag. 21)
10 SERVICESCHEMA
50
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
10.2 Verplichte werkzaamheden
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
Eenmalig na 5 bedrijfsuren
eenmalig na 1 rij-uur
Werking van de elektrische installatie controleren.
Accu controleren en laden.
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 100)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 106)
Remschijven controleren. ( pag. 98)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 104)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 103)
Frame controleren. ( pag. 91)
Achterbrug controleren. ( pag. 91)
Achterbruglagers op speling controleren.
Zwenklager op speling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 113)
Bandenspanning controleren. ( pag. 113)
Wiellagers op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 114)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 88)
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controle-
ren of ze gemakkelijk bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 93)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 99)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 97)
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 74)
Bougie en bougiedop vervangen.
Membraanhuis, membraan en aanzuigflens controleren.
Cardanolie verversen. ( pag. 142)
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 127)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
10 SERVICESCHEMA
51
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
Eenmalig na 5 bedrijfsuren
eenmalig na 1 rij-uur
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 80)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 82)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Koplampinstelling controleren. ( pag. 124)
Stationair controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
10.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 40 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
om de 10 bedrijfsuren bij gebruik voor sportdoeleinden
jaarlijks
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
Eenmalig na 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 94)
Balhoofdlager smeren. ( pag. 75)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Elektrische startinrichting controleren.
Zuigers vervangen en cilinders controleren.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Uitlaatregeling op goede werking en soepel-
heid controleren. Koppeling controleren.)
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de
motor. (Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. Transmissie en
versnelling controleren. Alle motorlagers vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN
52
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten passen bij het gewicht van de bestuurder.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand inge-
steld op een standaard gewicht van een bestuurder (met com-
plete veiligheidskleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel
in.
De low speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achter-
wiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend.
Daarom zijn wijzigingen in het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low
speed-bereik en omgekeerd.
11.3 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
11 CHASSIS AFSTELLEN
53
E00828-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
11.4 Ingaande demping high speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
E00829-10
Stelschroef
1
met een steeksleutel tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
11 CHASSIS AFSTELLEN
54
11.5 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00331-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achteras positioneren en de afstand tot
de SAG-markering op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090100)
Pin voor veerwegmal (00029990010)
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
11 CHASSIS AFSTELLEN
55
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 54)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achteras en
de SAG-markering op het achterspatbord meten.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 56)
11.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 54)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achteras en de SAG-markering op het achter-
spatbord.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 110 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 57)
11 CHASSIS AFSTELLEN
56
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning verandert, moet u de huidige instelling noteren - bijv. de veerlengte opme-
ten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Schokdemper demonteren. ( pag. 77)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
402405-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (90129051000)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven
maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 8 mm
Standaard 8 mm
Sport 8 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Schroef
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schok-
demper
M5 5 Nm
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 77)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
11 CHASSIS AFSTELLEN
57
11.10 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Schokdemper demonteren. ( pag. 77)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65
75 kg
60 N/mm
Gewicht bestuurder: 75
85 kg
63 N/mm
Gewicht bestuurder: 85
95 kg
66 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 77)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 55)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 55)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 54)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net
als bij de schokdemper door de veervoorspanning worden
gecompenseerd.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moeten beslist hardere vorkveren worden gemon-
teerd om beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de
vorkpoten worden ontlucht.
11 CHASSIS AFSTELLEN
58
11.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
E00323-10
(alle EXC/XCWstandaardmodellen)
Witte stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste
uiteinde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COMP (witte stelschroef). De uitgaande
demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB
(rode stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het inveren.
E00830-10
(alle Six Daysmodellen)
Witte stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste
uiteinde van de linker vorkpoot.
De ingaande demping bevindt zich in de linker
vorkpoot COM (witte stelschroef). De uitgaande
demping bevindt zich in de rechter vorkpoot REB
(rode stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
11 CHASSIS AFSTELLEN
59
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het inveren.
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
E00326-10
(alle EXC/XCWstandaardmodellen)
Rode stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste
uiteinde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande dem-
ping bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het uitveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN
60
E00831-10
(alle Six Daysmodellen)
Rode stelschroef
1
tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste
uiteinde van de rechter vorkpoot.
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande dem-
ping bevindt zich in de linker vorkpoot COM (witte
stelschroef).
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping,
draaien tegen de klok in verlaagt de demping bij
het uitveren.
11.14 Veervoorspanning voorvork instellen (alle Six Daysmodellen)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
E00832-10
Hoofdwerk
De instelvleugel
1
tot de aanslag tegen de klok in draaien.
De markering +0 is bij beide vorkpoten in een lijn met de
rechter vleugel.
Info
De instelling alleen handmatig uitvoeren. Geen gereed-
schap gebruiken.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
De instelvleugel met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort +0
Standaard +0
Sport +3
De instelvleugel vergrendelen bij de getallen voelbaar.
11 CHASSIS AFSTELLEN
61
Info
De veervoorspanning alleen op de getalwaarden instel-
len, omdat de voorspanning tussen de getalwaarden
niet vergrendelt.
Draaien met de klok mee verhoogt de veervoorspanning,
draaien tegen de klok in verlaagt de veervoorspanning.
Het instellen van de veervoorspanning heeft geen
invloed op de instelling van de uitgaande demping.
Toch moet bij een verhoging van de veervoorspanning
altijd ook de uitgaande demping worden verhoogd.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
11.15 Stuurstand
M00993-10
(alle EXC/XCWstandaardmodellen)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand boorgaten
A
15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
B
van
het midden geplaatst.
Afstand boorgaten
B
3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
11 CHASSIS AFSTELLEN
62
M00987-10
(alle Six Daysmodellen)
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand boorgaten
A
15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
B
van
het midden geplaatst.
Afstand boorgaten
B
3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende posities worden gemonteerd.
Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste positie
voor de bestuurder te zetten.
11.16 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
M00993-11
(alle EXC/XCWstandaardmodellen)
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen.
Stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positione-
ren.
Stuur positioneren.
11 CHASSIS AFSTELLEN
63
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
M00987-11
(alle Six Daysmodellen)
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen.
Stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positione-
ren.
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct wor-
den gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
401942-01
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan weg-
rollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78129955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de zijstandaard
1
met
de voet op de grond duwen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhoog worden
geklapt en met de rubberband vastgezet zijn.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
H01595-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
65
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 65)
K00070-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 170)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 66)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.5 Voorvorkprotector demonteren
V00332-10
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en linker voorvorkprotector verwijde-
ren.
Schroeven
3
verwijderen en rechter voorvorkprotector verwij-
deren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
12.6 Voorvorkprotector monteren
V00332-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
12.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 109)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
E00375-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en remklauw verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
E00376-10
(alle EXC/XCWstandaardmodellen)
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
67
E00377-10
(alle Six Daysmodellen)
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12.8 Vorkpoten monteren
H01595-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COM (witte
stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de
zijkant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef
(van boven) moet door de bovenkant van de bovenste
kroonplaat worden afgesloten.
V00334-11
(alle EXC/XCWstandaardmodellen)
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat
onder
M8 15 Nm
V00355-11
(alle Six Daysmodellen)
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
E00375-11
Remklauw positioneren en schroeven
4
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
5
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 110)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 122)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 124)
12.9 Onderste kroonplaat demonteren (alle EXC/XCWstandaardmodellen)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 109)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 66)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 76)
Stuurcovers verwijderen.
V00336-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen. Schroef
2
losdraaien. Bovenste
kroonplaat met stuur eraf trekken en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadigingen
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
V00335-10
Keerring
3
verwijderen. Afdichtring
4
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
69
12.10 Onderste kroonplaat demonteren (alle Six Daysmodellen)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voorwiel demonteren. ( pag. 109)
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 66)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 76)
Stuurcovers verwijderen.
V00357-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen. Schroef
2
verwijderen. Bovenste
kroonplaat met stuur eraf trekken en opzij hangen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadigingen
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
V00358-10
Keerring
3
verwijderen. Afdichtring
4
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12.11 Onderste kroonplaat monteren (alle EXC/XCWstandaardmodellen)
V00359-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 169)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
1
correct is
gepositioneerd.
Beschermring
2
en keerring
3
monteren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
V00336-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Koppelingskabel en kabelboom positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
H01637-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
5
zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de
zijkant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef
(van boven) moet door de bovenkant van de bovenste
kroonplaat worden afgesloten.
V00338-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kroonplaat
onder
M8 15 Nm
V00337-10
Schroef
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
71
V00337-11
Schroef
8
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
E00375-12
Remklauw positioneren en schroeven
9
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
bk
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Stuurbescherming monteren.
Spatbord voor monteren. ( pag. 76)
Voorwiel monteren. ( pag. 110)
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 122)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppe-
lingskabel vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 124)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
12.12 Onderste kroonplaat monteren (alle Six Daysmodellen)
B01218-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 169)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
1
correct is
gepositioneerd.
Beschermring
2
en keerring
3
monteren.
V00356-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Koppelingskabel en kabelboom positioneren.
H01637-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
5
zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De uitgaande demping bevindt zich in de rechter
vorkpoot REB (rode stelschroef). De ingaande demping
bevindt zich in de linker vorkpoot COMP (witte
stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de
zijkant groeven ingefreesd. De tweede ingefreesde groef
(van boven) moet door de bovenkant van de bovenste
kroonplaat worden afgesloten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
73
V00353-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroeven
7
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
V00360-10
Schroef
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
V00361-10
Schroef
8
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 17 Nm
Loctite
®
243™
E00375-12
Remklauw positioneren en schroeven
9
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Kabelbinders monteren.
Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven
bk
monteren en vastdraaien.
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 76)
Stuurbescherming monteren.
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 122)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 124)
Voorwiel monteren. ( pag. 110)
Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppe-
lingskabel vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
12.13 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer onjuiste speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frames.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 74)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over
het gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te
voelen zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 74)
Balhoofdlager controleren, eventueel vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.14 Balhoofdlagerspeling instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
V00339-10
Hoofdwerk
(alle EXC/XCWstandaardmodellen)
Schroeven
1
en
2
losdraaien.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat
kloppen om spanning te voorkomen.
Schroeven
1
vastdraaien.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
75
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroef
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
E00833-10
(alle Six Daysmodellen)
Schroeven
1
losdraaien. Schroef
2
verwijderen.
Schroef
3
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat
kloppen om spanning te voorkomen.
Schroeven
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 17 Nm
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vork-
buis boven
M8 17 Nm
Loctite
®
243™
Nawerk
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.15 Balhoofdlager smeren
H02387-01
(alle EXC/XCWstandaardmodellen)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 68)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 69)
(alle Six Daysmodellen)
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 69)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 72)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
76
12.16 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
V00340-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
V00341-10
Schroeven
2
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
12.17 Spatbord voor monteren
V00341-11
Hoofdwerk
Spatbord voor positioneren. Schroeven
1
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
V00340-11
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 122)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 124)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
77
12.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
E00834-11
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug
zo ver neerlaten dat het achterwiel nog gedraaid kan worden.
Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef
2
verwijderen, spatbescherming
3
opzij duwen en
schokdemper verwijderen.
12.19 Schokdemper monteren
E00834-10
Hoofdwerk
Spatbescherming
1
opzij duwen en schokdemper positione-
ren. Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Info
De zwenklager voor de schokdemper aan de achterbrug
is gecoat met teflon. Deze mag noch met vet noch met
andere glijmiddelen worden gesmeerd. Smeermidde-
len lossen de tefloncoating op waardoor de levensduur
drastisch wordt verlaagd.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.20 Zadel verwijderen
V00342-10
Schroeven
1
verwijderen.
Zadel achter optillen, naar achteren trekken en naar boven toe
verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
78
12.21 Zadel monteren
V00343-10
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank haken,
achteraan neerlaten en naar voren schuiven.
Ervoor zorgen dat het zadel goed vergrendeld is.
V00342-10
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
12.22 Deksel luchtfilterbak demonteren
V00346-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
1
verwijderen.
V00346-11
Deksel van de luchtfilterbak in bereik
A
naar de zijkant toe
eraf trekken en naar voren toe verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
79
12.23 Deksel luchtfilterbak monteren
V00346-12
Deksel van luchtfilterbak in het bereik
A
vasthaken en in het
bereik
B
vergrendelen.
V00346-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel lucht-
filterbak
EJOT PT
®
K60x20-Z
3 Nm
12.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 78)
E00835-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip
1
losmaken. Luchtfilter met luchtfilterhouder
verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
80
12.25 Luchtfilter monteren
102178-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik
A
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 169)
E00836-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen
1
in bus
B
positioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Bevestigingslip
2
inhaken.
Borgpen
3
wordt door bevestigingslip
2
op zijn plaats
gehouden.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 79)
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 78)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 79)
102191-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 169)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 169)
Luchtfilterbak reinigen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
81
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd
en goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 80)
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 79)
12.27 Deksel luchtfilterbak vastzetten
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 78)
S00846-10
Hoofdwerk
Bij de markering
A
een gat boren.
Voorgeschreven waarde
Diameter 6 mm
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 79)
12.28 Luchtfilterbak afdichten
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 78)
S00847-10
Hoofdwerk
Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik
A
afdichten.
Nawerk
Deksel luchtfilterbak monteren. ( pag. 79)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
82
12.29 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
E00837-10
Schroeven
1
verwijderen.
Einddemper aan de rubbermof
2
en veerringen van bocht-
stuk af trekken.
12.30 Einddemper monteren
E00837-11
Einddemper met de rubbermof
1
en veerringen monteren.
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
12.31 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 82)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
83
H01759-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Binnenpoot
2
eruit trekken.
Glasvezelvulling
3
uit binnenpoot verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling
3
op de binnenpoot monteren.
Buitenpoot
4
boven de binnenpoot met nieuwe glasvezelvul-
ling positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven aan eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 82)
12.32 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 77)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
84
V00350-10
Hoofdwerk
Draaihendel
1
op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding E00826-10 pag. 22)
Brandstofslang eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Schroeven
1
met flensbussen verwijderen.
(alle EXC-modellen)
Claxon met claxonhouder opzijhangen.
V00351-10
Schroef
2
met rubberbus verwijderen.
Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
V00352-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateurbevestiging trek-
ken en brandstoftank naar boven toe verwijderen.
12.33 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
85
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
V00352-11
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 91)
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
van de radiateurbevestiging vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
V00351-11
Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
Schroef
1
met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
(alle EXC-modellen)
Claxon met claxonhouder positioneren.
V00350-11
Schroeven
2
met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Brandstofslang aansluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 78)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
86
12.34 Vervuiling ketting controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 86)
12.35 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 169)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 169)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
87
12.36 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
V00354-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok omhoog trek-
ken en de kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting
1
moet daarbij
gespannen zijn.
Bij gemonteerde kettingbescherming moet de ketting
minimaal tot de aanslag aan de kettingbescherming
B
omhoog kunnen worden getrokken.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 55 58 mm
» Als de kettingspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Kettingspanning instellen. ( pag. 87)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.37 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
88
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
E00330-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55 58 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de marke-
ringen aan de linker en rechter kettingspanner in dezelfde
positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
. Zo is het ach-
terwiel correct is uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32
mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
4
kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12.38 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
89
400987-10
Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht
A
trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de
kettingslijtage
10 15 kg
De afstand
B
van 18 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand
B
op
het langste stuk van de
ketting
272 mm
»
Als de afstand
B
groter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
E00838-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef glij-
blok
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
90
E00839-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
E00333-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
91
12.39 Frame controleren
S01316-10
Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking
scheuren of vervormingen heeft:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtin-
werking is beschadigd, altijd vervangen. KTM
staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
12.40 Achterbrug controleren
S01317-10
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen.
KTM staat niet toe dat de achterbrug wordt
gerepareerd.
12.41 Gaskabelplaatsing controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gaskabel kan bij verkeerde montage uit de geleiding glijden.
De gasschuif wordt dan niet meer gesloten; de snelheid kan niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften vol-
doen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 77)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 83)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
92
E00841-10
Hoofdwerk
Gaskabelplaatsing controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur,
rechts op het frame, naar de carburateur zijn gelegd.
De gaskabel moet achter de rubberband van de
brandstoftankhouder geborgd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabelplaatsing corrigeren.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 84)
Zadel monteren. ( pag. 78)
12.42 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
K00547-10
Schroef
1
op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite
®
243™
De ruit
A
moet naar boven zijn gepositioneerd.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
93
12.43 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
E00842-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef
1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.44 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
94
E00337-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 167)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.45 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingskabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
95
E00337-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
E00843-10
Ontluchtingsspuit
4
met de passende vloeistof vullen.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 167)
Ontluchtingsschroef
5
op koppelingsnemercilinder van de
koppeling verwijderen en ontluchtingsspuit
4
monteren.
E00339-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zon-
der luchtbellen uit de boring
6
van de koppelingscilinder
stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren
en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.46 Motorbescherming demonteren (alle Six Daysmodellen, EXC AU)
H01638-10
Schroeven
1
verwijderen en motorbescherming eraf halen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
96
12.47 Motorbescherming monteren (alle Six Daysmodellen, EXC AU)
H01638-10
Motorbescherming achteraan aan frame haken en vooraan naar
boven zwenken.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
13 REMSYSTEEM
97
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
E00844-11
(alle EXC-modellen)
Remhendel naar het stuur trekken en vrije slag
A
contro-
leren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 97)
E00844-10
(alle XC-W-modellen)
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
A
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Uitgangspositie van de remhendel instellen.
( pag. 98)
13.2 Vrije slag remhendel instellen (alle EXC-modellen)
E00844-12
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 97)
Vrije slag van de remhendel met de stelschroef
1
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
wordt de vrije slag kleiner. Het drukpunt komt verder
van het stuur af te liggen.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt
de vrije slag groter. Het drukpunt komt dichter bij het
stuur te liggen.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen
geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
13 REMSYSTEEM
98
13.3 Uitgangspositie remhendel instellen (alle XC-W-modellen)
E00844-12
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 97)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef
1
aan
de grootte van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen
geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.4 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens (alle
EXC/XCWstandaardmodellen)
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Remschijven - slijtagegrens (alle Six Daysmodellen)
voor 2,5 mm
achter 3,7 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
13 REMSYSTEEM
99
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
E00845-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als in het kijkglas in het bovenste bereik
A
een luchtbel
te zien is:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 99)
13.6 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
100
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
E00846-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistof tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 167)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.7 Remplaketten van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
E00342-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 101)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 101)
13 REMSYSTEEM
101
13.8 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
13 REMSYSTEEM
102
E00847-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen, om de rem-
zuigers terug te duwen en erop letten, dat er geen remvloeistof
uit het remvloeistofreservoir stroomt, indien nodig afzuigen.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de
remzuigers de remklauw niet tegen de spaken worden
geduwd.
E00344-10
Splitpennen
4
verwijderen, bout
5
eruit draaien en rempla-
ketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
100397-01
Controleren of het veerplaatje
6
in de remklauw en de glij-
plaat
7
in de remklauwhouder correct gemonteerd zijn.
E00345-10
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpen-
nen monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en een drukpunt aanwezig is.
E00848-10
Remvloeistofpeil corrigeren op maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 167)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
13 REMSYSTEEM
103
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.9 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
1
uithangen.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde over-
eenkomt:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 103)
Veer
1
inhangen.
13.10 Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
1
uithangen.
13 REMSYSTEEM
104
E00346-10
Moer
2
losdraaien en met drukstang
3
terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer
4
losdraaien en schroef
5
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang
3
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
Schroef
5
tegenhouden en moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer rempedaalbeves-
tiging
M8 20 Nm
Drukstang
3
tegenhouden en moer
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chas-
sis
M6 10 Nm
Veer
1
inhangen.
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
E00849-10
Voertuig verticaal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het vloeistofpeil onder de markering
A
van het kijk-
glas is gedaald:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 105)
13 REMSYSTEEM
105
13.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 106)
E00348-10
Hoofdwerk
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remvloeistof tot de markering
A
vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 167)
Schroefdop met membraan en keerring monteren.
13 REMSYSTEEM
106
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.13 Remplaketten van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
E00349-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 106)
Remplaketten op beschadiging en scheuren controleren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 106)
13.14 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
107
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
E00350-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger de remklauw niet tegen de spaken wordt
geduwd.
E00351-10
Splitpennen
3
verwijderen, bout
4
eruit draaien en rempla-
ketten verwijderen.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
E00352-10
Controleren of het veerplaatje
5
in de remklauw en de glij-
plaat
6
in de remklauwhouder correct gemonteerd zijn.
13 REMSYSTEEM
108
E00353-01
Nieuwe remplaketten plaatsen, bouten erin steken en splitpen-
nen monteren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
E00348-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot markering
A
.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 167)
Schroefdop
1
met membraan
2
en keerring monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14 WIELEN, BANDEN
109
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
V00363-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuigers naar achteren te drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de
remzuigers de remklauw niet tegen de spaken worden
geduwd.
V00364-10
Schroef
1
enkele slagen losdraaien.
Schroeven
2
losdraaien.
Op de schroef
1
drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef
1
verwijderen.
V00365-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen
3
verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN
110
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen
en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 169)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 169)
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
V00364-11
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
14 WIELEN, BANDEN
111
V00366-10
Hoofdwerk
Remklauw met de hand naar de remschijf duwen om de rem-
zuiger naar achteren te drukken.
Info
Opletten dat bij het naar achteren drukken van de
remzuiger de remklauw niet tegen de spaken wordt
geduwd.
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen. Steekas
3
slechts zo ver
eruit trekken, dat het achterwiel naar voren kan worden
geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
H00936-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN
112
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
H00937-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
1
en loopvlak
A
van de afstandsbussen reinigen
en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 169)
Afstandsbussen erin zetten.
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 169)
V00367-10
Achterwiel in de achterbrug opkrikken, positioneren en stee-
kas
2
erin steken.
Ketting erop leggen.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
V00368-10
Kettingspanner
3
positioneren. Moer
4
monteren, maar
nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
3
tegen de stelschroe-
ven
5
liggen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 87)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner
(32 mm) kunnen bij gelijke kettinglengte verschillende
secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners
3
kunnen 180° worden gedraaid.
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
14 WIELEN, BANDEN
113
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Neem de minimale profieldiepte volgens de nationale
wetgeving in acht.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-01
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
14 WIELEN, BANDEN
114
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning straat (alle EXC-modellen)
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel achter-
wiel
M4,5 6 Nm
Momentsleutel met een set van diverse koppen
(58429094000)
15 ELEKTRONICA
115
15.1 Accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
(alle EXC-modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
(alle XC-W-modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 77)
F00138-10
Hoofdwerk
(alle AU/USmodellen)
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke
stoffen.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van
accu’s.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruim-
tes laden.
Houd een minimale afstand aan tot ontvlam-
bare stoffen, als u accu’s laadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege accu’s niet op, als de mini-
mumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning
voor laden
9 V
Voer accu’s waarvan de minimumspanning
werd onderschreden volgens de voorschriften
af.
Minkabel
1
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
2
naar achteren trekken en pluskabel
van de accu loskoppelen.
Schroef
3
verwijderen.
Bevestigingsbeugel°
4
naar voren trekken en accu naar
boven toe verwijderen.
15 ELEKTRONICA
116
(EXC BR)
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kun-
nen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veilig-
heidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu
houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruim-
tes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoe-
len en onmiddellijk een arts opzoeken, als
accuzuur of accugas in de ogen is gekomen.
Minkabel
1
van de accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking
2
naar achteren trekken en pluskabel
van de accu loskoppelen.
Schroef
3
verwijderen.
Bevestigingsbeugel°
4
naar voren trekken en accu naar
boven toe verwijderen.
15.2 Accu monteren
H00386-10
Hoofdwerk
Accu met de polen naar voren in het accuvak plaatsen en met
de bevestigingsbeugel
1
vastzetten.
(alle AU/USmodellen)
Accu (HJTZ5S-FP) ( pag. 161)
(EXC BR)
Accu (YTX5L-BS) ( pag. 161)
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Pluskabel
3
met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Pluspoolafdekking
7
over pluspool schuiven.
Minkabel
4
met accu verbinden.
Voorgeschreven waarde
Schroef accupool M5 2,5 Nm
15 ELEKTRONICA
117
De contactringen
A
moeten onder de schroeven
5
en de
kabelschoenen
6
met de klauwen naar de accupool wor-
den gemonteerd.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 78)
15.3 Accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuAccu's bevatten milieubelastende materialen.
Gooi de accu niet bij het huishoudelijk afval.
Geef de accu's af bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de accu leeg is gestart, de accu meteen opladen.
Voorwerk
(alle EXC-modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
(alle XC-W-modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 77)
Accu demonteren. ( pag. 115)
15 ELEKTRONICA
118
S00863-10
Hoofdwerk
(alle AU/USmodellen)
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccu's bevatten schadelijke
stoffen.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van
accu’s.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruim-
tes laden.
Houd een minimale afstand aan tot ontvlam-
bare stoffen, als u accu’s laadt.
Minimale afstand 1 m
Laad volledig lege accu’s niet op, als de mini-
mumspanning al is onderschreden.
Minimumspanning
voor laden
9 V
Voer accu’s waarvan de minimumspanning
werd onderschreden volgens de voorschriften
af.
Accuspanning controleren.
» Accuspanning: < 9 V
Accu niet opladen.
Accu vervangen en oude accu op de juiste manier
bij het afval doen.
» Als de voorgeschreven waarde is bereikt:
Accuspanning: 9 V
Accu opladen.
Voorgeschreven waarde
Maximale laadspanning 14,4 V
Maximale laadstroom 3,0 A
Maximale laadduur 12 h
Accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets
niet wordt gebruikt
6 maanden
Optimale laad- en
opslagtemperatuur van
de lithium-ion-accu
10 20 °C
15 ELEKTRONICA
119
Info
Als laadstroom, laadspanning of laadduur
worden overschreden, dan vernielt dit de
accu.
Bij langdurige standtijd in ontladen toe-
stand treden diepte-ontlading en capa-
citeitsverlies op en kan de accu vernield
raken.
De accu is onderhoudsvrij.
Deksel
1
nooit verwijderen.
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
De oplaadtijd kan bij lage temperaturen langer zijn.
Deze acculader is niet geschikt voor de onderhoudsopla-
ding van lithium-ion-accu's.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu los-
koppelen.
400240-10
(EXC BR)
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kun-
nen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar accu's buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veilig-
heidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de accu
houden.
Accu’s uitsluitend in goed geventileerde ruim-
tes laden.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoe-
len en onmiddellijk een arts opzoeken, als
accuzuur of accugas in de ogen is gekomen.
Acculader met accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het
startvermogen van de accu en dynamo testen. Bovendien
kan met deze lader de accu niet worden overladen.
15 ELEKTRONICA
120
Info
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden
overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veilig-
heidskleppen. Daardoor verliest de accu aan capaci-
teit.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diep-
teontlading en sulfatatie op en dat kan leiden tot
vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft
niet te worden gecontroleerd.
Deksel
1
nooit verwijderen.
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit,
die op het accuhuis
2
is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de accu los-
koppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet wor-
den overschreden.
Accu regelmatig bijladen
als de motorfiets niet wordt
gebruikt
3 maanden
Nawerk
Accu monteren. ( pag. 116)
Zadel monteren. ( pag. 78)
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig gezekerd.
Voorwerk
(alle EXC-modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
(alle XC-W-modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Zadel verwijderen. ( pag. 77)
15 ELEKTRONICA
121
E00813-10
Hoofdwerk
Startrelais
1
uit houder trekken.
E00814-10
Beschermkappen
2
verwijderen.
Defecte hoofdzekering
3
verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smelt-
draad
A
.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering
4
.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (58011109110) ( pag. 161)
Werking van de elektrische installatie controleren.
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkappen erop steken.
Startrelais op de houder steken en kabel leggen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 78)
15.5 Koplampkap met koplamp demonteren
E00355-10
(alle EXC-modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
(alle XC-W-modellen)
Stopknop bij stationair toerental van de motor indruk-
ken, totdat de motor stilstaat.
Remleiding en kabelstreng op de koplampkap losmaken.
Rubberbanden
1
losmaken. Koplampkap naar boven schui-
ven en naar voren zwenken.
15 ELEKTRONICA
122
E00356-10
(alle EXC-modellen)
Stekkerverbindingen
2
loskoppelen en koplampkap met
koplamp verwijderen.
E00357-10
(alle XC-W-modellen)
Stekkerverbinding
2
loskoppelen en koplampkap met
koplamp verwijderen.
15.6 Koplampkap met koplamp monteren
E00356-11
Hoofdwerk
(alle EXC-modellen)
Stekkerverbindingen
1
verbinden.
E00357-11
(alle XC-W-modellen)
Stekkerverbinding
1
verbinden.
E00355-11
Koplampkap positioneren en met rubberband
2
vastzetten.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
Remkabel en kabelboom in de remkabelgeleiding positioneren.
15 ELEKTRONICA
123
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 124)
15.7 Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector reduceert het reflecterend vermogen.
Vet op de lampbuisjes van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet de lampbuisjes voor de montage.
De lampbuisjes niet met de blote hand aanraken.
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
E00358-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
met de daaronder liggende lampfitting tot de
aanslag tegen de klok in draaien en optillen.
Lampfitting
2
van het zijlicht uit de reflector trekken.
E00359-10
Lamp koplamp
3
eruit draaien.
Nieuwe lamp in koplamp plaatsen.
Koplamp (HS1/sokkel BX43t) ( pag. 161)
Beschermkap met de lampfitting in de reflector plaatsen en tot
de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Erop letten dat de keerring
4
goed zit.
Lampfitting van het zijlicht in de reflector steken.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 122)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 124)
15.8 Knipperlichtlamp vervangen (alle EXC-modellen)
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVet op de reflector reduceert het reflecterend vermogen.
Vet op de lampbuisjes van de gloeilamp verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector.
Reinig en ontvet de lampbuisjes voor de montage.
De lampbuisjes niet met de blote hand aanraken.
15 ELEKTRONICA
124
E00360-10
Hoofdwerk
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Knipperlichtglas
1
voorzichtig verwijderen.
De oranje kap
2
in de buurt van de uitsteeksels samenduwen
en verwijderen.
Knipperlichtlamp zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen
de klok in draaien en uit de fitting trekken.
Info
Reflector niet met de vingers aanraken en vetvrij hou-
den.
Nieuwe knipperlichtlamp zachtjes in de fitting duwen en met
de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (R10W / sokkel BA15s) ( pag. 161)
Oranje kap monteren.
Knipperlichtglas positioneren.
Schroef erin steken en eerst tegen de klok in draaien, tot de
schroef met een kleine ruk vergrendelt in schroefgang. Schroef
licht vastdraaien.
Nawerk
Controleren of de richtingsaanwijzers werken.
15.9 Koplampstand controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand
B
onder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand
B
5 cm
Voertuig op afstand
A
rechtop voor de muur zetten.
Voorgeschreven waarde
Afstand
A
5 m
Nu gaat de bestuurder op de motorfiets zitten.
Dimlicht inschakelen.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een motorfiets
met bestuurder die gereed is om te rijden precies op de
onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 125)
15 ELEKTRONICA
125
15.10 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 124)
V00369-10
Hoofdwerk
Schroef
1
losdraaien.
Door zwenken van de koplamp de lichtbundelbreedte instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder precies op de onderste markering
liggen (aangebracht bij Koplampstand controleren).
Info
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
Schroef
1
vastdraaien.
15.11 Batterij gecombineerd instrument vervangen
Voorwerk
Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 121)
V00370-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Gecombineerd instrument omhoog uit de houder trekken.
V00371-10
Beschermkap
2
met een munt tot de aanslag tegen de klok
in draaien en verwijderen.
Batterij gecombineerd instrument
3
verwijderen.
Nieuwe batterij plaatsen met het opschrift naar boven.
Accu gecombineerde instrument (CR 2430) ( pag. 161)
Controleren of de keerring van de beschermkap correct zit.
15 ELEKTRONICA
126
V00372-10
Beschermkap
2
positioneren en met een munt tot de aanslag
met de klok mee draaien.
Een willekeurige knop op het gecombineerde instrument
indrukken.
Het gecombineerde instrument wordt geactiveerd.
Gecombineerd instrument in houder positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Nawerk
Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 122)
Koplampinstelling controleren. ( pag. 124)
Kilometer of mijl instellen. ( pag. 25)
Functies gecombineerd instrument instellen. ( pag. 26)
Tijd instellen. ( pag. 27)
16 KOELSYSTEEM
127
16.1 Koelsysteem
V00374-10
Door de waterpomp
1
in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven
de radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
16 KOELSYSTEEM
128
Koelvloeistof ( pag. 166)
Radiateurdop monteren.
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Radiateurdop eraf halen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven
de radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 166)
Radiateurdop monteren.
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
16 KOELSYSTEEM
129
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.
V00374-11
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop
2
verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpomp-
deksel
M6 10 Nm
16.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
V00376-10
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef
1
is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen.
Koelvloeistof ( pag. 166)
16 KOELSYSTEEM
130
F01058-10
Schroef
2
verwijderen tot het koelmiddel er zonder luchtbel-
len uitkomt.
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef
cilinderkop
M6 10 Nm
V00379-10
Radiateur helemaal met koelmiddel vullen.
Koelvloeistof ( pag. 166)
Radiateurdop
3
monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor laten warmdraaien en weer laten afkoelen.
Nawerk
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 128)
17 MOTOR AFSTELLEN
131
17.1 Gaskabelspeling controleren
400192-10
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Het stuur volledig naar rechts draaien. Gashendel licht heen
en weer bewegen en de gaskabelspeling bepalen.
Speling gaskabel 3 5 mm
» Als de gaskabelspeling niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 131)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele
stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 131)
17.2 Gaskabelspeling instellen
Info
Als de plaatsing van de gaskabels goed is, hoeft de brandstoftank niet te worden gedemonteerd.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 77)
Brandstoftank demonteren. ( pag. 83)
Gaskabelplaatsing controleren. ( pag. 91)
17 MOTOR AFSTELLEN
132
F01059-10
Hoofdwerk
Het stuur volledig naar rechts draaien.
Manchet
1
terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef
2
tot de
aanslag is ingeschoven.
Moer
3
losdraaien.
Stelschroef
2
zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabel-
speling
A
aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3 5 mm
Moer
3
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Nawerk
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Brandstoftank monteren. ( pag. 84)
Zadel monteren. ( pag. 78)
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 131)
17 MOTOR AFSTELLEN
133
17.3 Carburateurinstelling
Invloed van de carburateurinstelling
H01400-01
De verschillende carburateurcomponenten moeten op elkaar en op het geplande gebruik worden afgestemd.
Hoofdsproeier MJ
De hoofdsproeier MJ heeft de grootste invloed bij open gasklep (vol gas).
Als de isolator van een nieuwe bougie na korte tijd vol gas geven zeer licht of wit is en/of als de motor pingelt,
moet een grotere hoofdsproeier worden gebruikt. Als de isolator donkerbruin of verroest is, moet een kleinere
hoofdsproeier worden gebruikt.
Naaldpositie POS
De naaldpositie heeft de grootste invloed in het middelste gasklepbereik.
Als de motor bij het accelereren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stotterend vermogen draait, moet
de sproeiernaald verlaagd worden. Als de motor vooral bij het accelereren pingelt en in het toerentalbereik het
volledige vermogen bereikt, moet de sproeiernaald worden verhoogd.
Cilindrisch deel van de naald CYL
Het cilindrische deel van de naald heeft de grootste invloed bij een bijna gesloten gasklep.
Stationaire sproeier IJ
De stationaire sproeier heeft de grootste invloed in het onderste tot middelste gasklepbereik.
Als de motor bij stationair draaien of bij het accelereren met gedeeltelijk geopende gasklep alleen met stotterend
vermogen draait, moet een kleinere stationaire sproeier gebruikt worden. Als de motor in dit vermogensbereik pin-
gelt, moet een grotere stationaire sproeier worden gebruikt.
Regelschroef stationaire lucht open ASO
De regelschroef stationaire lucht heeft de grootste invloed bij stationair draaien.
17 MOTOR AFSTELLEN
134
Invloed van de gasklepstand
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
K00495-01
Bij gesloten gasklep heeft de stationaire sproeier de grootste invloed. Het eerste cilindrische deel van de naald en
de clippositie hebben slechts weinig invloed.
Als de gasklep 1/8 geopend is, hebben het eerste cilindrische deel van de naald, de stationaire sproeier en de
clippositie de grootste invloed.
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
K00496-01
Als de gasklep 1/4 geopend is, hebben de stationaire sproeier en de clippositie de grootste invloed. Het eerste
cilindrische deel van de naald heeft een kleinere invloed.
Als de gasklep 1/2 geopend is, heeft de positie van de naald de grootste invloed. De hoofdsproeier en de statio-
naire sproeier hebben slechts een kleinere invloed.
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
1
/
4
1
/
8
1
/
2
3
/
4
0
1
K00497-01
Als de gasklep 3/4 geopend is, heeft de hoofdsproeier de grootste invloed. De clippositie en de stationaire
sproeier hebben slechts een kleinere invloed.
Als de gasklep volledig geopend is, heeft de hoofdsproeier de grootste invloed. De clippositie en de stationaire
sproeier hebben slechts een kleinere invloed.
Naaldoverzicht
De beschikbare sproeiernaalden zijn in de volgende tabel weergegeven.
17 MOTOR AFSTELLEN
135
402674-01
De kolom 2 komt overeen met een naald in de standaardpositie.
De kolom 1 komt overeen met een naald, die een halve clip dunner is.
De kolom 3 komt overeen met een naald, die een halve clip dikker is.
De kolom 4 geeft de diameter van het eerste cilindrische deel van de naald aan. Hoe kleiner de diameter van het
eerste cilindrische deel van de naald, hoe dikker de mengselvorming. Hoe groter de diameter van het eerste cilin-
drische deel van de naald, hoe dunner de mengselvorming. Het eerste cilindrische deel van de naald heeft de
grootste invloed in het onderste lastbereik.
Info
De sproeiernaald rechtsboven A3 komt overeen met de dikste instelling, de sproeiernaald linksonder F1
komt overeen met de dunste instelling van de carburateur. De optimale carburateurafstelling is onder het
desbetreffende model weergegeven.
0
0
44
0
0
33
0
0
55
0
0
22
0
0
11
B00075-10
Clippositie
1... 5 Clippositie van boven
Hier zijn de vijf mogelijke clipposities afgebeeld.
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefini-
eerde omgevings- en gebruiksomstandigheden.
17.4 Carburateur - stationair
402799-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiele stationair en de response bij het gas
geven. Dat betekent dat een motor met een correcte stationaire
afstelling gemakkelijker start dan een motor met verkeerde statio-
naire afstelling.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen
van de motor onderhevig aan een verhoogde slijtage. Slij-
tage kan storingen veroorzaken.
De fabriekinstelling van de carburateur komt overeen met de vol-
gende waarden.
(EXC AU)
Hoogte boven zee-
spiegel
301 750 m
Omgevingstempera-
tuur
16 24 °C
17 MOTOR AFSTELLEN
136
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt
motorolie (1:60) ( pag. 168)
(EXC BR)
Hoogte boven zee-
spiegel
751 1.500 m
Omgevingstempera-
tuur
16 24 °C
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91 gemengd
met 2-takt motorolie, 1:60) ( pag. 167)
(alle XC-W-modellen)
Hoogte boven zee-
spiegel
301 750 m
Omgevingstempera-
tuur
16 24 °C
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt
motorolie (1:60) ( pag. 168)
Het stationair toerental wordt met de stelschroef
1
afgesteld.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef statio-
naire lucht
2
.
17.5 Carburateur - stationair afstellen
402799-11
Regelschroef stationaire lucht
1
tot de erin aanslag schroe-
ven.
Regelschroef stationaire lucht op de aangegeven basisinstel-
ling draaien.
Info
De basisinstelling van de carburateur staat in de tech-
nische gegevens.
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warmrijden 5 min
Speciaal gereedschap aansluiten.
Toerenteller (45129075000)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Met de stelschroef
2
het stationaire toerental instellen.
17 MOTOR AFSTELLEN
137
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag
ingedrukt. ( pag. 22)
Stationair toerental 1.400 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht
1
langzaam met de klok mee
draaien tot het stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu
langzaam tegen de klok in draaien totdat het stationaire toe-
rental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste statio-
naire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt, moet het statio-
naire toerental weer worden verlaagd tot het normale
niveau en de hiervoor genoemde werkstappen nog een
keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend
resultaat wordt bereikt, kan dat liggen aan een verkeerd
gedimensioneerde stationaire sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is
gedraaid en het toerental niet verandert, moet een klei-
nere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen
weer van voren af aan worden herhaald.
Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en
extreme hoogteverschillen moet het stationair opnieuw
worden afgesteld.
17.6 Stekkerverbinding ontstekingscurve
F01061-10
De stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing
bevindt zich onder de brandstoftank aan het frame.
Mogelijke toestanden
Soft De stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpas-
sing is losgekoppeld; er wordt een betere rijbaarheid bereikt.
Performance De stekkerverbinding van de ontstekingscur-
veaanpassing is verbonden; er wordt een hoger vermogen
bereikt.
17 MOTOR AFSTELLEN
138
17.7 Ontstekingscurve wijzigen
Info
Als de ontstekingscurveschakelaar (optioneel) is gemonteerd, kan de ontstekingscurve vanaf het stuur wor-
den gewijzigd.
Ontstekingscurve van Performance op Soft omschakelen
Stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing loskoppelen.
(afbeelding F01061-10 pag. 137)
Soft Betere rijbaarheid
Ontstekingscurve van Soft op Performance omschakelen
Stekkerverbinding
1
van de ontstekingscurveaanpassing verbinden.
(afbeelding F01061-10 pag. 137)
Performance Meer vermogen
17.8 Uitgangspositie versnellingshendel controleren
Info
De versnellingshendel mag bij het rijden in de uitgangspositie niet tegen de laars liggen.
Als de versnellingshendel steeds tegen de laars ligt, wordt de versnelling teveel belast.
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand
A
meten tussen de bovenkant van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel
tot bovenkant laars
10 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen.
( pag. 138)
17.9 Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen
401950-12
Schroef
1
met ringen verwijderen en versnellingshendel
2
eraf halen.
17 MOTOR AFSTELLEN
139
401951-10
Vertanding
A
van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas ste-
ken en de tanden laten grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voer-
tuigcomponenten niet raken.
Schroef
1
met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnel-
lingshendel
M6 14 Nm
Loctite
®
243™
17.10 Motorkarakteristiek - hulpveer
B00056-10
De hulpveer bevindt zich aan de rechterkant van de motor onder
het waterpompdeksel.
Mogelijke toestanden
Hulpveer met groene markering Hulpveer voor zacht vermo-
gensgebruik.
Hulpveer met gele markering Hulpveer voor agressiever ver-
mogensgebruik dan met groene veer.
Hulpveer met blauwe markering Hulpveer voor agressiever
vermogensgebruik dan met gele veer.
Hulpveer met rode markering Hulpveer voor agressiever ver-
mogensgebruik dan met blauwe veer.
Hulpveer zonder kleurmarkering Hulpveer voor progressief
vermogensgebruik (eerst agressiever dan met rode veer, dan
zachter dan met rode veer).
Door verschillende veersterktes van de hulpveren
1
kan de
motorkarakteristiek worden gewijzigd.
Info
De bij aflevering gemonteerde hulpveer alsmede de aanvul-
lende beschikbare hulpveren kunnen per model verschil-
lend zijn.
17.11 Motorkarakteristiek hulpveer instellen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Voorwerk
Motorfiets naar links kantelen en in deze positie beveiligen
tegen omvallen.
17 MOTOR AFSTELLEN
140
Voorgeschreven waarde
Hellingshoek ca. 45°
E00364-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
B00056-11
Sluitdop
2
, stelveer
3
, hulpveer
4
en veerinzet
5
uit
het koppelingsdeksel verwijderen.
Beide veren uit veerinzet trekken.
E00365-10
Gewenste hulpveer ( pag. 139)
4
en stelveer
3
monteren
en samen in het koppelingsdeksel positioneren.
Hulpveer met gele markering (54637072300)
Hulpveer met groene markering (54837072100)
Hulpveer met rode markering (54837072000)
De uitsparing in de veerinzet
5
grijpt in de haakse hen-
del.
Info
De schroef
6
mag in geen geval worden verdraaid,
omdat anders de motorkarakteristiek slechter wordt.
Keerring in sluitdop controleren.
Sluitdop positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef uitlaat-
regelingsdeksel
M5 4 Nm
Loctite
®
222™
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
141
18.1 Vlotterkamer carburateur aftappen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
Draaihendel
1
op de brandstofkraan in stand OFF draaien.
(afbeelding E00826-10 pag. 22)
Er stroomt geen brandstof van de brandstoftank naar de
carburateur.
F01062-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen, zodat de uitstromende
brandstof wordt opgevangen.
Sluitschroef
1
verwijderen.
Brandstof volledig laten uitlopen.
Sluitschroef monteren en vastdraaien.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
142
18.2 Cardanoliepeil controleren
Info
Het cardanoliepeil moet bij koude motor worden gecontroleerd.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
E00366-10
Hoofdwerk
Veer van het rempedaal losmaken.
Schroef cardanoliepeilcontrole
1
verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 143)
Schroef cardanoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef cardanolie-
peilcontrole
M6 10 Nm
Veer van het rempedaal vastmaken.
18.3 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De cardanolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
(alle Six Daysmodellen, EXC AU)
Motorbescherming demonteren. ( pag. 95)
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
Geschikte bak onder de motor zetten.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
143
F01063-10
Hoofdwerk
Aftapschroef voor cardanolie met
1
magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Aftapschroef voor cardanolie met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Aftapschroef voor cardanolie
1
met magneet en nieuwe
afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapschroef voor car-
danolie met magneet
M12x1,5 20 Nm
401955-11
Olievulschroef
2
verwijderen en cardanolie vullen.
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50)
( pag. 166)
Olievulschroef monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 142)
(alle Six Daysmodellen, EXC AU)
Motorbescherming monteren. ( pag. 96)
18.4 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Cardanolie moet bij koude motor worden bijgevuld.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal oppervlak zetten.
E00366-10
Hoofdwerk
Schroef cardanoliepeilcontrole
1
verwijderen.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
144
401955-11
Olievulschroef
2
verwijderen.
Cardanolie bijvullen totdat er olie uit de boring van de schroef
cardanoliepeilcontrole stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 166)
Schroef cardanoliepeilcontrole monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef cardanolie-
peilcontrole
M6 10 Nm
Olievulschroef
2
monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 142)
19 REINIGING, ONDERHOUD
145
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behou-
den.
Directe blootstelling aan zonnestralen van de motorfiets tijdens het reinigen moet worden vermeden.
401061-01
Uitlaatsysteem afdekken, om indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare
motorfietsreiniger inspuiten en daarna behandelen met een
kwastje.
Motorfietsreiniger ( pag. 169)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 141)
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een korte rit maken, tot de motor de rijtempe-
ratuur heeft bereikt.
19 REINIGING, ONDERHOUD
146
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Nadat de motorfiets is afgekoeld, alle glij- en lagerpunten sme-
ren.
Ketting reinigen. ( pag. 86)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) behandelen met een antiroestmid-
del.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 169)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 170)
(alle EXC-modellen)
Stuurslot smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 170)
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet er rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als het voertuig in strooizout is gebruikt, na elke rit koud water voor de reiniging gebruiken. Warm water
versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 145)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de remklauwen
en remplaketten in afgekoelde en gemonteerde toe-
stand, grondig met koud water reinigen en goed drogen.
Na het rijden op met zout bestrooide wegen moet het
voertuig grondig met koud water worden gereinigd en
goed worden gedroogd.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen, omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 86)
20 STALLING
147
20.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versle-
ten. Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens
de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het sei-
zoen.
401058-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 145)
Cardanolie verversen. ( pag. 142)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 127)
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 169)
Brandstof tanken. ( pag. 49)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 141)
Bandenspanning controleren. ( pag. 113)
Accu demonteren. ( pag. 115)
Accu opladen. ( pag. 117)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur accu
zonder directe blootstelling
aan zonnestralen
0 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 64)
Voertuig met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.
20 STALLING
148
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor
motoronderdelen en uitlaat gaan roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 64)
Accu monteren. ( pag. 116)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 45)
Een proefrit maken.
21 FOUTEN OPSPOREN
149
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait niet door
(e-starter)
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 45)
Accu leeg Accu opladen. ( pag. 117)
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Dynamo controleren.
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen.
( pag. 120)
Startrelais defect Startrelais controleren.
Startmotor defect Startmotor controleren.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 45)
Motorfiets is langere tijd niet
gebruikt en daarom zit er oude
brandstof in de vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftap-
pen. ( pag. 141)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien
nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stopknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Water in carburateur resp.
sproeiers verstopt
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur
verdraaid
Carburateur - stationair afstellen.
( pag. 136)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat
de vlotternaald is vervuild of
versleten
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
21 FOUTEN OPSPOREN
150
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 80)
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Het uitlaatsysteem controleren op
beschadiging.
Glasvezelvulling van einddemper ver-
vangen. ( pag. 82)
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controle-
ren.
Motor stokt of klapt in de car-
burateur
Te weinig brandstof
Draaihendel
1
op de
brandstofkraan in stand ON draaien.
(afbeelding E00826-10 pag. 22)
Brandstof tanken. ( pag. 49)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de
carburateur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Stekker reinigen en met contactspray
behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 128)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 128)
Koelmiddel vullen. ( pag. 129)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting
controleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Verkeerd ontstekingstijdstip
door losse stator
Witte rookontwikkeling (stoom
in het uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop en cilinderkopafdichting
controleren.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren.
( pag. 142)
Water in de transmissieolie Asafdichtingsring of waterpomp
beschadigd
Asafdichtingsring en waterpomp con-
troleren.
22 TECHNISCHE GEGEVENS
151
22.1 Motor
22.1.1 alle 250modellen
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 249 cm³
Slag 72 mm
Boorgat 66,4 mm
Stationair toerental 1.400 1.500 1/min
Uitlaatregeling - instelbegin 5.250 1/min
Krukaslagers 1 groefkogellager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 trapeziumringen
Motorsmering Smering met oliemengsel
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 49 mm
Primaire overbrenging 26:73
Koppeling Meerplaats-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Transmissie 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:32
2e versnelling 16:26
3e versnelling 20:25
4e versnelling 22:23
5e versnelling 25:22
6e versnelling 26:20
Dynamo 12 V, 110 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging, type
Kokusan
Bougie NGK BR 7 ES
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Starthulp Kickstarter en e-starter
22.1.2 alle 300-modellen
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat en uitlaatregeling
Cilinderinhoud 293,2 cm³
Slag 72 mm
Boorgat 72 mm
Stationair toerental 1.400 1.500 1/min
22 TECHNISCHE GEGEVENS
152
Uitlaatregeling - instelbegin 5.500 1/min
Krukaslagers 1 groefkogellager / 1 cilinderrollager
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerveren 2 rechthoekige ringen
Motorsmering Smering met oliemengsel
X-afstand (bovenkant zuiger tot bovenkant cilinder) 0 0,10 mm
Z-afstand (hoogte van de regelklep) 49,5 mm
Primaire overbrenging 26:73
Koppeling Meerplaats-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Transmissie 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 14:32
2e versnelling 16:26
3e versnelling 20:25
4e versnelling 22:23
5e versnelling 25:22
6e versnelling 26:20
Dynamo 12 V, 110 W
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging, type
Kokusan
Bougie NGK BR 7 ES
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Starthulp Kickstarter en e-starter
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef membraanhouder EJOT DELTA PT
®
30x12 1 Nm
Schroef membraanplaatjes binnen EJOT DELTA PT
®
35x25 1 Nm
Schroef membraanplaatjes buiten EJOT DELTA PT
®
30x6 1 Nm
Schroef borgplaat uitlaatregeling M5 7 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef hoekhendel uitlaatregeling M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef impulsgever M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerbok uitlaatregeling M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 7 Nm
Loctite
®
243™
Schroef sluitdop uitlaatregeling M5 5 Nm
Schroef uitlaatregelingsdeksel M5 4 Nm
Loctite
®
222™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
153
Schroef vastzethendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef veerschotel koppeling M5 6 Nm
Schroef waterpompwiel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Koppelingsdeksel buiten M6 8 Nm
Ontluchtingsschroef cilinderkop M6 10 Nm
Schroef aanzuig-
flens/membraanhuis
M6 6 Nm
Schroef beschermkap startmotor M6 8 Nm
Schroef bevestigingsplaat kickstar-
ter
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cardanoliepeilcontrole M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef kickstartertussentandwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsnemercilinder M6 10 Nm
Schroef lagerbus startmotor M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurklep uitlaatregeling M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tussendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 8 Nm
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef balansas M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef cilinderkop M8 27 Nm
Schroef kickstarter M8 25 Nm
Loctite
®
2701™
Moer cilindervoet M10 35 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel aan-
drijfketting
M10 60 Nm
Loctite
®
2701™
Tapeind cilindervoet M10 25 Nm
Loctite
®
243™
Moer rotor M12x1 60 Nm
Aftapschroef voor cardanolie met
magneet
M12x1,5 20 Nm
Bougie M14x1,25 25 Nm
Moer koppelingsmeenemer M18x1,5 100 Nm
Loctite
®
648™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
154
Moer primair tandwiel M18LHx1,5 150 Nm
Loctite
®
648™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
155
22.3 Carburateur
22.3.1 EXC AU
Carburateurtype MIKUNI TMX 38
Carburateurcode TMX 38 78
Naaldpositie 1e positie van boven
Sproeiernaald 6BFY4374 (6BFY4375, 6BFY4275)
Hoofdsproeier 100 (430, 440, 450, 460)
Stationaire sproeier 17.5 (22.5 / 25 / 27.5)
Startsproeier 50 (80)
Naaldsproeier R8 (S-4)
Regelschroef stationaire lucht
open 2 omw
Schuifklep 4
Schuifklep aanslag Aanwezig
22.3.2 Carburateurafstelling (EXC AU)
Gevaar
Vervallen van de toelating op de openbare weg en de verzekeringDe motorfiets is alleen in de gehomolo-
geerde versie (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten tra-
jecten buiten het openbare wegennet.
22 TECHNISCHE GEGEVENS
156
402896-01
M/FT ASL Zeespiegel
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
NJ Naaldsproeier
Info
Niet op zand gebruiken.
In niet-gehomologeerde toestand moet eventueel de naaldsproeier worden vervangen.
22.3.3 alle XC-W-modellen
Carburateurtype MIKUNI TMX 38
22 TECHNISCHE GEGEVENS
157
Carburateurcode TMX 38 80
Naaldpositie 2e positie van boven
Sproeiernaald 6BFY4375 (6BFY42-75)
Hoofdsproeier 450 (430, 440, 460)
Stationaire sproeier 25 (22.5 / 27.5)
Startsproeier 80
Naaldsproeier S-4
Regelschroef stationaire lucht
open 1,5 omw
Schuifklep 4
22.3.4 Carburateurafstelling (alle XC-W-modellen)
402896-01
M/FT ASL Zeespiegel
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open
22 TECHNISCHE GEGEVENS
158
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
NJ Naaldsproeier
Info
Niet op zand gebruiken.
22.3.5 EXC BR
Carburateurtype MIKUNI TMX 38
Carburateurcode TMX 38 86
Naaldpositie 3e positie van boven
Sproeiernaald 6BFY43-73 (6BFY42-73, 6BFY42-74, 6BFY43-74)
Hoofdsproeier 470 (460, 480, 490)
Stationaire sproeier 35 (32.5 / 37.5 / 40)
Startsproeier 80
Naaldsproeier S-4
Regelschroef stationaire lucht
open 2 omw
Schuifklep 4
22 TECHNISCHE GEGEVENS
159
22.3.6 Carburateurafstelling (EXC BR)
402729-01
M/FT ASL Zeespiegel
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open
IJ Stationaire sproeier
NDL Naald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
Geldt niet voor zandtrajecten!
22 TECHNISCHE GEGEVENS
160
22.4 Vulhoeveelheden
22.4.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,80 l Motorolie (15W/50) ( pag. 166)
22.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1,2 l Koelvloeistof ( pag. 166)
22.4.3 Brandstof
Brandstoftankinhoud totaal ca. 9,5 l Superbrandstof loodvrij (95
octaan) gemengd met 2-takt
motorolie (1:60) ( pag. 168) (alle
AU/USmodellen)
Brandstoftankinhoud totaal ca. Super loodvrij type C (ROZ 95/RON
95/PON 91 gemengd met 2-takt
motorolie, 1:60) ( pag. 167)
(EXC BR)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
22.5 Chassis
Frame Brugframe van chroommolybdeen stalen buizen
Voorvork (alle EXC/XCWstandaardmodellen) WP Performance SystemsXplor 48
Voorvork (alle Six Daysmodellen) WP Performance SystemsXplor 48 PA
Veerweg
voor 300 mm
Veerweg
achter 310 mm
Vorksprong 22 mm
Schokdemper WP Performance SystemsXplor PDS
Remsysteem Schijfremmen, remklauwen vlottend gelagerd
Remschijven - diameter
voor 260 mm
achter 220 mm
Remschijven - slijtagegrens (alle EXC/XCWstandaardmodellen)
voor 2,5 mm
achter 3,5 mm
Remschijven - slijtagegrens (alle Six Daysmodellen)
voor 2,5 mm
achter 3,7 mm
Bandenspanning straat (alle EXC-modellen)
voor 1,5 bar
achter 1,5 bar
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
22 TECHNISCHE GEGEVENS
161
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging (alle AU/USmodellen) 14:50 (13:50)
Secundaire overbrenging (EXC BR) 13:52
Ketting 5/8 x 1/4"
Leverbare kettingwielen 38, 40, 42, 45, 48, 49, 50, 51, 52
Balhoofdhoek 63,5°
Wielstand 1.482±10 mm
Zadelhoogte onbelast 960 mm
Los van de vloer, onbelast 370 mm
Gewicht zonder brandstof ca. (alle
EXC/XCWstandaardmodellen)
100 kg
Gewicht zonder brandstof ca. (alle Six Daysmodellen) 100,5 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 145 kg
Maximale asbelasting achter 190 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
22.6 Elektronica
Accu (alle AU/USmodellen) HJTZ5S-FP Lithium-ion-accu
Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 2,0 Ah
Onderhoudsvrij
Accu (EXC BR) YTX5L-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 4 Ah
Onderhoudsvrij
Accu gecombineerde instrument CR 2430 Accuspanning: 3 V
Zekering 58011109110 10 A
Koplamp HS1/sokkel BX43t 12 V
35/35 W
Richtingaanwijzer (alle
EXC-modellen)
R10W / sokkel BA15s 12 V
10 W
Nummerplaatverlichting (alle EXC-
modellen)
LED
22.7 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(alle EXC-modellen) 80/100 - 21 M/C 51M TT
MAXXIS Maxx EnduPro
140/80 - 18 M/C 70R M+S TT
MAXXIS Maxx EnduPro
(EXC BR) 90/90 - 21 M/C 54M M+S TT
Metzeler MCE 6 DAYS EXTREME
140/80 - 18 M/C 70M M+S TT
Metzeler MCE 6 DAYS EXTREME
(alle XC-W-modellen) 90/90 - 21 54M TT
Dunlop GEOMAX AT 81 F
110/100 - 18 64M TT
Dunlop GEOMAX AT 81
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
22 TECHNISCHE GEGEVENS
162
22.8 Voorvork
22.8.1 alle 250modellen, EXC AU, 300 XCW US
Artikelnummer voorvork 14.18.8R.63
Voorvork WP Performance SystemsXplor 48
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 474 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 4,4 N/mm
Lengte voorvork 928 mm
Voorvorkolie per vorkpoot 635±10 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 168)
22.8.2 EXC BR
Artikelnummer voorvork 14.18.8Q.63
Voorvork WP Performance SystemsXplor 48
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veerlengte met voorspanbus(sen) 476 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 4,4 N/mm
Lengte voorvork 928 mm
Lengte luchtkamer 110
+10
20
mm
Voorvorkolie per vorkpoot 600 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 168)
22 TECHNISCHE GEGEVENS
163
22.8.3 alle Six Daysmodellen
Artikelnummer voorvork 14.15.8R.63
Voorvork WP Performance SystemsXplor 48 PA
Ingaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort +0
Standaard +0
Sport +3
Veerlengte met voorspanbus(sen) 474 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 4,0 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 4,2 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 4,4 N/mm
Lengte voorvork 928 mm
Voorvorkolie per vorkpoot 635±10 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 168)
22.9 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 12.18.7Q.63
Schokdemper WP Performance SystemsXplor PDS
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning
Comfort 8 mm
Standaard 8 mm
Sport 8 mm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
164
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 75 kg 60 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 85 kg 63 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 95 kg 66 N/mm
Veerlengte 225 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 35 mm
Dynamische veerweg 110 mm
Inbouwlengte 415 mm
Stootdemperolie ( pag. 167) SAE 2,5
22.10 Aanhaalmomenten chassis
Overige schroeven chassis EJOT PT
®
K60x25Z 2 Nm
Schroef zadelbevestiging EJOT EJOFORM PT
®
K60x23/18 2,5 Nm
Schroef noodstopschakelaar
(EXC AU)
M4 0,7 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite
®
243™
Spaaknippel achterwiel M4,5 6 Nm
Spaaknippel voorwiel M4,5 6 Nm
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef accupool M5 2,5 Nm
Schroef lichtschakelaar (alle EXC-
modellen)
M5 1 Nm
Schroef richtingaanwijzerschake-
laar (alle EXC-modellen)
M5 1 Nm
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
Moer kabels aan startmotor M6 4 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef achterbrugelement aan
frame
M6 6 Nm
Schroef bochtstuk op achterbrug-
element
M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef glijblok M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef kogelgewricht drukstang
aan rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Moer bandenhouder M8 12 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
165
Moer kettingwielschroef M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Moer rempedaal M8 15 Nm
Moer rempedaalbevestiging M8 20 Nm
Moer trekschakelaar (alle XC-W-
modellen)
M8 0,4 Nm
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bevestiging zijstandaard M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef bovenste kroonplaat (alle
EXC/XCWstandaardmodellen)
M8 20 Nm
Schroef bovenste kroonplaat (alle
Six Daysmodellen)
M8 17 Nm
Schroef framearm M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef kroonplaat onder (alle
EXC/XCWstandaardmodellen)
M8 15 Nm
Schroef motorsteunen M8 25 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat (alle
Six Daysmodellen)
M8 15 Nm
Schroef remklauw voor M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven (alle
EXC/XCWstandaardmodellen)
M8 20 Nm
Schroef vorkbuis boven (alle
Six Daysmodellen)
M8 17 Nm
Loctite
®
243™
Motordraagschroef M10 60 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef schokdemper onder M12 80 Nm
Loctite
®
2701™
Moer achterbrugbout M16x1,5 100 Nm
Moer steekas achter M20x1,5 80 Nm
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
Schroef steekas voor M20x1,5 35 Nm
Schroefkoppelingen koelsysteem M20x1,5 12 Nm
Loctite
®
243™
23 GEBRUIKSSTOFFEN
166
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA ( pag. 171)
SAE ( pag. 171) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 171)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken.
Volledig synthetisch
23 GEBRUIKSSTOFFEN
167
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 171) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91 gemengd met 2-takt motorolie, 1:60)
Norm / classificatie
ANP (Agência Nacional do Petróleo) #57 (ROZ 95/RON 95/PON 91 gemengd met 2-takt motorolie)
JASO FD ( pag. 171) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 166)
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91) ( pag. 167)
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Super loodvrij type C (ROZ 95/RON 95/PON 91)
Norm / classificatie
ANP (Agência Nacional do Petróleo) #57 (ROZ 95/RON 95/PON 91)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de volgende gegevens of die van dezelfde kwaliteit
is.
Loodvrije superbenzine met een gehalte van 19 tot 27 % ethanol is daarbij toegelaten.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100).
Gebruik geen brandstof met minder dan 19 % ethanol (bijv. E10).
Gebruik geen brandstof met meer dan 27 % ethanol (bijv. E30, E85, E100).
23 GEBRUIKSSTOFFEN
168
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 171) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 166)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 166)
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 171) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
24 HULPSTOFFEN
169
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
24 HULPSTOFFEN
170
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN
171
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig -
de norm JASO T903 MA.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie
was.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO MA voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in
de wedstrijdsport. Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt
ook onder extreme voorwaarden een probleemloze verbranding bereikt.
26 LIJST MET AFKORTINGEN
172
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
27 LIJST MET SYMBOLEN
173
27.1 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing Geen functie
Brandstofpeil-controlelampje Geen functie
27.2 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
INDEX
174
INDEX
A
Accu
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
startvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
B
Balhoofdlager
smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Balhoofdlagerspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 52
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
C
Carburateur
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Carburateurinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Cardanolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Cardanoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
D
Deksel luchtfilterbak
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . 82
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149-150
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Gaskabelplaatsing
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Gecombineerd instrument
batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . 25
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
H
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
I
Inbedrijfname
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 38
INDEX
175
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Ingaande demping
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 53
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 52
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127-128
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . 125
Koplampinstelling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Koplampkap met koplamp
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . 93
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 93
L
Lamp koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Luchtfilterbak
afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Motorbescherming
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Motorkarakteristiek
hulpveer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
hulpveer instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68-69
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69, 72
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Ontstekingscurve
stekkerverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Ontstekingscurveschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Overzicht controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
R
Reiniging, onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 145-146
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 98
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 103
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 106
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 106
INDEX
176
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . 100
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . 101
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 105
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 99
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . 104
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 99
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
S
Schokdemper
artikelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 55
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . 52
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 55
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 56
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50-51
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage tempe-
raturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17-18
Stuur
ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 164
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 152
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
elektronica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 54
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . 138
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . 138
Voorvork
artikelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 57
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Vorkpoten
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 60
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49, 160
Cardanolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143, 160
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
INDEX
177
Z
Zadel
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Zekering
hoofdzekering vervangen . . . . . . . . . . . . . . 120
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Zwaardere gebruiksomstandigheden . . . . . . . . . . . 40
droog zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
hoge temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
langzaam rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
nat zand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Zwaardere rijomstandigheden
lage temperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
modderig circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
nat circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
sneeuw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
*3213644nl*
3213644nl
03/2017
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180

KTM 250 EXC 2018 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor