31
1. Ingebruikname
∙ Wanneer u het apparaat uitgepakt hebt, zet u het rechtop en laat u het 24 uur lang
rusten opdat de koelvloeistof vrij van bellen wordt.
∙ Let erop dat de watertank correct ingeschoven is.
∙ Sluit de netstekker met droge handen aan.
∙ Let erop dat de ventilatieroosters geopend zijn.
∙ Druk de schakelaar in. Het lampje “Hi” is verlicht en “Run” knippert. Op het dis-
play wordt de in de kamer bij benadering heersende luchtvochtigheid aangegeven.
∙ De luchtbevochtiger werd in de fabriek op “Continue werking” (CO) geprogram-
meerd. Belangrijk: wanneer de netstekker uitgetrokken wordt, wordt het apparaat
terug op de fabrieksinstellingen gezet.
∙ Het licht “Operation” knippert, op het display verschijnt “LOW”, dan de bij benade-
ring aangegeven luchtvochtigheid in de kamer. De compressor schakelt vanaf een
luchtvochtigheid van 50% in.
∙ De compressor werkt uitsluitend wanneer de ingestelde luchtvochtigheid hoger
dan de instelwaarde is.
∙ Het apparaat is voorzien voor temperaturen van 5°C tot 31°C.
∙ Het vermogen van het apparaat is afhankelijk van luchtvochtigheid en temperatuur
in de kamer. Bij koude temperaturen is de luchtvochtigheid laag. Tot een goede
ontluchting komt men vanaf temperaturen van meer dan 22°C en een hoge lucht-
vochtigheid vanaf 70%.
∙ Wanneer de ontvochtiger de geprogrammeerde luchtvochtigheid bereikt heeft,
onderbreekt de compressor de werking en start hij pas terug wanneer de lucht-
vochtigheid boven de geprogrammeerde waarde ligt.
∙ Houd ramen en deuren van de te ontvochtigen kamer gesloten.
∙ Let erop dat niets in het apparaat kan druppelen.
∙ Tijdens de werking produceert het apparaat warmte.
∙ Om het apparaat in de continue modus te laten functioneren, draait u de vochtig-
heidsregelaar naar “cont”.
2. Luchtsnelheid
Door de toets “Speed” in te drukken, kan de luchtsnelheid gewijzigd worden. Op
het display verschijnt “Hi” voor de hoge luchtsnelheid of “Low” voor de lage luchts-
nelheid. De ingestelde luchtsnelheid wordt op het bedieningspaneel met het lampje
“High” of “Low“ aangegeven.
3. Timer
a) De knop “Timer” indrukken wanneer de tijd ingesteld dient te worden. De tijd kan
in uurtrappen van één tot 24 uren gekozen worden. Het gloeit in het configuratie-
scherm de „Timer“ licht .
b) Wanneer de tijd verstreken is, schakelt het apparaat automatisch uit.
c) Indien het apparaat vóór het verstrijken van de timer door middel van de toets
“Power” uitgeschakeld wordt, wordt ook de resterende tijd van de timer gewist.