3. Timer
a) De knop “Timer” indrukken wanneer de tijd ingesteld dient te worden. De tijd kan
in uurtrappen van één tot 24 uren gekozen worden. Het gloeit in het configuratie-
scherm de „Timer“ licht .
b) Wanneer de tijd verstreken is, schakelt het apparaat automatisch uit.
c) Indien het apparaat vóór het verstrijken van de timer door middel van de toets
“Power” uitgeschakeld wordt, wordt ook de resterende tijd van de timer gewist.
4. Instellen van de luchtvochtigheid
Door het indrukken van de toets “Hum” kan de gewenste luchtvochtigheid ingesteld
worden (RH 50%, 60%, 70%, 80%, AU, CO). De ingestelde waarde wordt even op het
display aangegeven. Daarna schakelt het display om en wordt de effectieve, in de
kamer heersende vochtigheid aangegeven.
Indien de luchtvochtigheid meer dan 3% onder de ingestelde waarde blijft, scha-
kelt de compressor van de ontvochtiger uit totdat de luchtvochtigheid 3% boven de
ingestelde waarde ligt. Gelieve in acht te nemen dat de ventilator nog steeds functio-
neert. Wanneer het lampje “Run” knippert, functioneert de compressor niet. De in
de kamer heersende luchtvochtigheid is lager dan de ingestelde waarde.
Wanneer het lampje „Run“ permanent verlicht is, dan functioneert de compressor.
Comfortmodus (op het display verschijnt AU)
a) Indien de omgevingstemperatuur minder dan 5° bedraagt, stopt de compressor
met werken.
b) Wanneer de omgevingstemperatuur meer dan 5° maar minder dan 20° bedraagt,
wordt de luchtvochtigheidswaarde automatisch op 60% ingesteld.
c) Wanneer de omgevingstemperatuur meer dan 20° maar minder dan 27° bedraagt,
wordt de luchtvochtigheidswaarde automatisch op 55% ingesteld.
d) Wanneer de omgevingstemperatuur meer dan 27° bedraagt, wordt de luchtvoch-
tigheidswaarde automatisch op 50% ingesteld.
Continue werking (op het display verschijnt CO)
Wanneer deze instelling gekozen wordt, functioneert de ontvochtiger permanent,
eender welke luchtvochtigheid in de kamer is.
5. Tank
Wanneer dit lampje (WF) verlicht is, betekent dit dat de watertank vol is. De compres-
sor schakelt uit totdat de watertank geledigd werd. De ventilator blijft functioneren.
Gedragsregels
1) Zet de luchtontvochtiger niet op een hogere waarde dan de kamervochtigheid.
2) Verwijder het water uit de watertank wanneer deze vol is en het lampje WF ver-
licht is. Daarna de watertank correct aanbrengen opdat de ontvochtiger terug kan
beginnen functioneren.
3) Wanneer de ontvochtiger stopt, dient men minstens 3 minuten lang te wachten
voordat men het apparaat terug inschakelt. Dit beschermt de compressor tegen
schade.
4) De ontvochtiger mag uitsluitend in een omgevingstemperatuur van 5°C tot 32°C
gebruikt worden.
5) Wanneer de ontvochtiger niet functioneert (Het licht ”Run” knippert of brandt
niet) of wanneer de ontvochtiger plots om onbekende redenen stopt met functio-
neren, dient u na te gaan of de stekker ook correct in het stopcontact zit. Gelieve
10 minuten lang te wachten voordat het apparaat terug gestart wordt als de
steekverbinding en de stroomvoorziening in orde zijn. Gelieve de serviceafdeling
te contacteren indien het apparaat na 10 minuten rust nog altijd niet correct func-
tioneert.
6) Wanneer de ontvochtiger functioneert, produceert hij warmte, die de kamertem-
peratuur kan doen toenemen. Dit is normaal.
Waterafvoer
Het verzamelde water kan door de watertank opgevangen of door middel van een
(niet in het leveringspakket inbegrepen) slang geloosd worden.
Wanneer de watertank vol is, is een rode lamp verlicht en wordt het apparaat ∙
uitgeschakeld. Wacht ca 15 minuten voordat u de watertank verwijdert opdat het
water nog in de watertank kan lopen.
Verwijder het reservoir voorzichtig opdat de drijver niet beschadigd wordt en giet ∙
het uit (fig. 1 + 2).
Het water niet voor persoonlijke behoeften gebruiken. ∙
Wanneer het reservoir terug aangebracht is, wacht u ca. 3 minuten lang. Dan her- ∙
start u.
Gebruik van de watertank
Wanneer het symbool “Watertank vol (WF)” verlicht is, moet de watertank geledigd
worden. De compressor en de ventilator stoppen.
Gelieve de watertank als volgt te ledigen:
1) Verwijder de watertank zoals in afbeelding 1 getoond en ledig deze.
2) Dan watertank terug voorzichtig in het apparaat schuiven totdat hij in de correcte
positie zit.
Permanente afvoer
Gelieve de watertank uit te trekken als deze methode van waterafvoer gekozen ∙
wordt. Dan een geschikte afvoerslang aan de waterafvoer aan het apparaat beves-
tigen (zie afbeelding 2) en de watertank terug correct in het apparaat plaatsen. De
slang tot in een geschikte gootsteen leiden.
Gelieve in acht te nemen: de waterslang mag niet in een hoger gelegen afvoer ∙
uitmonden omdat het apparaat niet over een waterpomp beschikt en door het niet
wegstromende water beschadigd kan worden.