Toro 48cm Recycler/Rear Bagging Lawn Mower Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
Vertaling van de oorspronkelijke instructies (NL)
Form No. 3329-934 Rev A
48 cm Achtervanger
Loopmaaimachine
Modelnr. 20833 – Serienr. 230000001 en hoger
2
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
2002 – The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de
Canadese ICES-002.
Inhoud
Blz.
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Algemene veiligheidsregels i.v.m.
de maaimachine 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsdruk 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsvermogen 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trilling 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 6. . . . . . . . . . . . . .
Montage 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De handgreep bevestigen 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het startkoord plaatsen 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hoogte van handgreep instellen 7. . . . . . . . . . . . . . .
Graszak monteren 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voor ingebruikname 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het carter vullen met olie 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De brandstoftank vullen met benzine 8. . . . . . . . . . .
Onderhoudsschema raadplegen 9. . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bedieningsorganen 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor starten 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor afzetten 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zelfaandrijving gebruiken 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaihoogte instellen 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De graszak gebruiken 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Achteruitvoer 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor bediening en gebruik 11. . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 13. . . . . . . . . . . . . . .
Oliepeil van de motor controleren 14. . . . . . . . . . . . .
Onderkant van de maaikast reinigen 14. . . . . . . . . . .
Luchtfilter vervangen 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de bougie 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Kabel van de zelfaandrijving afstellen 15. . . . . . . . . .
Zelfaandrijving smeren 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motorolie verversen 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het maaimes 17. . . . . . . . . . . . . . . . .
Ruimte onder de drijfriemkap reinigen 18. . . . . . . . .
Het koelsysteem reinigen 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Benzine aftappen uit de brandstoftank 19. . . . . . . . . .
Inklappen van de handgreep 19. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stalling 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het brandstofsysteem gebruiksklaar maken 19. . . . . .
De motor gebruiksklaar maken 20. . . . . . . . . . . . . . .
Blz.
Algemene informatie 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Na de stalling 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Storingen, oorzaak en remedie 21. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de
machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden.
De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen
letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro.
U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer
van het product te vermelden. De locatie van het plaatje
met het modelnummer en het serienummer van het product
is aangegeven op Figuur 1.
m4787
1
2
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
2. Achterklep
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de
ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van
u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd uiterst voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
3
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel
tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften
niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen.
Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
Veiligheid
Toro heeft deze maaimachine ontwikkeld en getest om een
redelijke mate van gebruiksveiligheid te bieden; maar indien
de volgende instructies niet worden nageleefd, kan dit
leiden tot lichamelijk letsel.
De uitlaatgassen van de motor bevatten kool-
monoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten
ruimte draaien.
Waarschuwing
Het is van essentieel belang dat u of elke andere
gebruiker van de maaimachine eerst de handleiding
leest en begrijpt alvorens de machine in gebruik te
nemen. Hierdoor worden maximale veiligheid, de beste
maairesultaten en inzicht in het product verkregen.
Dit is het veiligheidssymbool. Het wordt gebruikt
om u attent te maken op mogelijk risico’s op licha-
melijk letsel. Houd u aan alle veiligheidsberichten bij
dit symbool teneinde lichamelijk of zelfs dodelijk letsel
te voorkomen.
Onjuist gebruik of onderhoud van de maaimachine kan
letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermin-
deren, moet u zich aan de veiligheidsinstructies houden.
Algemene veiligheidsregels
i.v.m. de maaimachine
Navolgende instructies zijn afgeleid van ANSI/OPEI-norm
B71.1–1998 en ISO-norm 5395:1990(E). Informatie of
terminologie die specifiek voor Toro- maaimachines geldt,
staat tussen haakjes.
Deze maaimachine kan handen en voeten afsnijden en voor-
werpen uitwerpen. Als u de hierna beschreven veiligheids-
instructies niet opvolgt, kan dat ernstig letsel of de dood tot
gevolg hebben.
Instructie
Lees deze handleiding aandachtig door. Zorg ervoor dat
u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe
u ze moet gebruiken, voordat u de maaimachine start.
Laat kinderen nooit de maaimachine gebruiken.
Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen
aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.
Laat volwassen personen die niet bekend zijn met deze
instructies, nooit de maaimachine gebruiken.
Houd iedereen weg uit het gebied waar u de machine
gebruikt, vooral kinderen en huisdieren. Stop de maai-
machine als iemand het maaigebied binnenkomt.
Er kunnen fatale ongelukken gebeuren als de bestuurder
van de maaimachine niet alert is op de aanwezigheid van
kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door een
maaimachine en maai-activiteiten. Ga er nooit van uit dat
kinderen op de plaats blijven waar u ze het laatst heeft
gezien.
Houd kinderen weg van de plaats waar wordt gemaaid
en plaats ze onder toezicht van een verantwoordelijke
volwassene.
Let goed op en zet de maaimachine af als kinderen het
maaigebied binnenkomen.
Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het
zicht kunnen belemmeren.
Denk erom dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun
eigendommen.
Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor de juiste
bediening en installatie van accessoires. Gebruik uit-
sluitend accessoires die de fabrikant heeft goedgekeurd.
Voor ingebruikname
Inspecteer grondig het terrein waar u de maaimachine
wilt gebruiken, en verwijder alle stenen, stokken,
draden, botten en andere vreemde voorwerpen.
Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen.
Draag geen schoenen met open tenen en loop niet
blootsvoets.
Draag altijd oogbescherming of een veiligheidsbril die
de ogen geheel afsluit, als u de maaimachine gebruikt.
4
Waarschuwing: Benzine is uiterst ontvlambaar. Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen:
Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die
speciaal daarvoor bedoeld zijn.
Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor aanzet.
Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul
nooit benzine bij wanneer de motor loopt of heet is.
Probeer de machine niet te starten als er benzine is
gemorst. Verwijder de machine van de plek waar is
gemorst, en voorkom elke vorm van open vuur of
vonken totdat de benzinedampen volledig zijn
verdwenen.
Doe steeds de dop weer zorgvuldig op brandstoftanks
en -containers.
Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank,
doe dit dan in de open lucht.
Vervang defecte geluiddempers.
Controleer voor gebruik de messen, bevestigingsbouten
en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of
beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen
en bouten altijd als complete set om een goede balans te
behouden.
Let erop dat bij machines met meerdere bladen andere
messen kunnen gaan draaien als u een mes draait.
Gebruiksaanwijzing
Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen
verzamelen.
Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
Loop stapvoets; nooit rennen.
Houd de handgreep stevig omklemd.
Met een maaimachine dwars op hellingen maaien, nooit
heuvel op en af.
Ga zeer voorzichtig te werk als u op een heuvel van
richting verandert.
Maai niet op al te steile hellingen.
Ga zeer voorzichtig te werk als u de maaimachine
omkeert of naar u toetrekt.
Kijk naar beneden en achterom vóór en tijdens het
achteruitrijden om te zien of er geen kleine kinderen
zijn.
Zorg ervoor dat het mes (de messen) stilstaat als u de
maaimachine schuin moet houden om oppervlakken
over te steken die niet met gras zijn begroeid, en als u
de machine naar het terrein brengt waar u moet maaien
of daar weer weghaalt.
Gebruik de maaimachine nooit met defecte bescherm- of
afdekplaten of zonder dat de beveiligingen (zoals veilig-
heidsschermen en/of graszak) op hun plaats zitten.
Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.
Schakel de mes- en aandrijfkoppelingen uit voordat u
de motor start.
Neem bij het starten van de motor zorgvuldig de
instructies in acht en houd uw voeten uit de buurt van
het mes of de messen.
Houd de maaimachine niet schuin als u de machine start
of de motor aanzet, behalve als u de machine schuin
moet houden om te starten. Houd de machine in dat
geval niet schuiner dan nodig is, en til alleen de zijde op
die het verst van u verwijderd is.
Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening staat als u
de motor start.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van draaiende
delen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.
U mag een maaimachine nooit optillen of dragen terwijl
de motor loopt.
Zet de motor af en maakt de bougiekabel los:
voordat u verstoppingen verwijdert of de
afvoertunnel ontstopt;
voordat u de maaimachine controleert, reinigt of
daaraan werkzaamheden verricht;
als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaimachine op beschadiging en voer reparaties uit
voordat u de machine opnieuw start en weer in
gebruik neemt; en
als de maaimachine abnormaal begint te trillen
(onmiddellijk nakijken).
Zet de motor af:
als u de maaimachine achterlaat; en
voordat u de brandstoftank bijvult.
Neem gas terug terwijl de motor uitloopt, en als de
motor is uitgerust met een benzineafsluitklep sluit dan
de brandstoftoevoer af nadat u klaar bent met maaien.
Stop het maaimes (de maaimessen) bij het oversteken
van een grindpad, voetpad, of weg.
Zet de motor af en wacht totdat het mes volledig stil
staat voordat u de grasvanger verwijdert.
5
Gebruik de maaimachine niet als u onder invloed van
alcohol of drugs verkeert.
Als de maaimachine abnormaal begint te trillen, moet u
de motor afzetten en onmiddellijk nagaan wat de oorzaak
daarvan is. Trillingen duiden meestal op problemen.
Hellingen zijn een hoofdfactor bij ongelukken in verband
met wegglijden en omvallen, waarbij ernstig letsel kan
ontstaan. Als u zich bij een helling ongemakkelijk voelt,
maai die dan liever niet.
Kijk uit voor gaten, geulen, sporen en hobbels. In hoog
gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.
Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels of
dijken. U loopt dan de kans weg te glijden of uw
evenwicht te verliezen.
Maai niet op nat gras. Dit geeft weinig steun, zodat er
kans op wegglijden is.
Onderhoud en stalling
Zorg dat alle moeren, bouten (in het bijzonder de
bevestigingsbouten van het mes) en schroeven goed zijn
vastgedraaid zodat er veilig met de maaimachine kan
worden gewerkt.
Parkeer de machine nooit in een gebouw waar de
dampen in contact kunnen komen met open vuur of
vonken, terwijl er nog benzine in de tank zit.
Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in
een afgesloten ruimte stalt.
Om brandgevaar te verminderen moet de motor, de
geluiddemper, het accucompartiment, en de brandstof-
tank vrij zijn van gras, bladeren en overtollig smeervet.
Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage en
mankementen.
Vervang versleten of beschadigde onderdelen.
Wees extra voorzichtig als u met benzine omgaat;
benzinedampen zijn explosief.
Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.
Controleer regelmatig of ze goed werken.
Houd de machine vrij van gras, bladeren of andere aan-
gekoekte rommel. Neem gemorste olie of brandstof op.
Als u een voorwerp raakt, moet u de maaimachine
stoppen en inspecteren. Indien nodig moet u de machine
repareren voordat u de motor start.
Probeer nooit de hoogte van de wielen af te stellen,
terwijl de motor loopt.
Componenten van de graszak zijn onderhevig aan slijtage,
beschadiging en achteruitgang, waardoor bewegende
delen bloot zouden kunnen komen te liggen, of voor-
werpen kunnen worden weggeslingerd. Controleer
veelvuldig de onderdelen en vervang deze indien nodig
door onderdelen die de fabrikant heeft aanbevolen.
De maaimessen zijn scherp en kunnen snijwonden
veroorzaken. Omwikkel het maaimes of draag hand-
schoenen, en wees extra voorzichtig bij onderhoud aan
de maaimessen.
Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.
Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank, doe
dit dan in de open lucht.
Om de beste prestaties en een veilig gebruik te
verzekeren, uitsluitend originele Toro-onderdelen en
accessoires gebruiken.
Zorg ervoor dat de veiligheids- en instructiestickers in
goede staat zijn en vervang ze indien nodig.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een geluidsdruk van 84 dBA uit op
het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in
Richtlijn 98/37/EG.
Geluidsvermogen
Deze machine heeft een geluidsniveau van 96 dBA,
gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens
procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.
Trilling
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van
7,4 m/s
2
op de handen en armen, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in
Richtlijn 98/37/EG.
6
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies
zijn gemakkelijk zichtbaar voor de
bestuurder en bevinden zich bij plaatsen
waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle
beschadigde of verdwenen stickers.
93-4105
1. Waarschuwing – Lees de
Gebruikershandleiding
.
2. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op
een veilige afstand van de machine.
3. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
4. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd,
maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
5. Waarschuwing Zet de motor af alvorens de machine te verlaten.
100-4355
1. Maaihoogte-instellingen
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
De handgreep bevestigen
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van de kabels veroorzaken. Geknikte, uitgerekte of
beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken,
waardoor een onveilige situatie ontstaat.
Zorg ervoor dat de kabels niet bekneld raken,
uitrekken of schade oplopen.
Let goed op de kabels als u de handgreep in- of
uitklapt.
De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.
Neem contact op met een erkende Service Dealer.
Waarschuwing
1. Leg het bovendeel van de handgreep op de grond achter
de maaimachine, met het label van de handgreep naar
boven gericht.
2. Draai de instelknoppen voor de handgreephoogte los en
draai het onderste deel van de handgreep naar de achter-
kant toe, totdat deze in één van de hoogtestanden van de
handgreep valt, zoals getoond in Figuur 2.
Opmerking: Om de hoogte van de handgreep in te
stellen, zie Hoogte van handgreep instellen, blz. 7.
m4794
1
3
4
2
5
Figuur 2
1. Handgreepknop (2)
2. Bovenste deel handgreep
3. Bout met ovale kop (2)
4. Onderste deel handgreep
5. Instelknop voor hoogte
van de handgreep (2)
3. Verwijder de handgreepknoppen en de bouten met ovale
kop uit het bovenste deel van de handgreep.
4. Bevestig het bovenste deel van de handgreep op het
onderste deel met de bouten met ovale kop en de hand-
greepknoppen, zoals getoond in Figuur 2. Draai de
knoppen goed vast.
Opmerking: Zorg ervoor dat de kabels en de mantel
lopen zoals wordt getoond in Figuur 3.
m4842
1
2
Figuur 3
1. Kabels 2. Mantel
7
Het startkoord plaatsen
Trek het startkoord door de koordgeleider op de handgreep
(Fig. 4).
210
2
1
Figuur 4
1. Koordgeleider 2. Startkoord
Hoogte van handgreep instellen
U kunt de handgreep op 3 hoogten instellen: hoog, middel
en laag (Fig. 2). Kies de hoogte die voor u het meest
comfortabel is.
1. Draai de instelknoppen voor de handgreephoogte los.
2. Zet de handgreep in de gewenste hoogtestand.
3. Draai de instelknoppen voor de handgreephoogte weer
vast.
Graszak monteren
1. Bevestig de twee zijtunnels van de graszak aan het
zakframe, zoals wordt getoond in Figuur 5.
1
2
m-4,798a
Figuur 5
1. Zakframe 2. Zijtunnel (2)
Opmerking: Begin aan één uiteinde van de tunnel en
druk de tunnel over het frame.
2. Zorg ervoor dat de zijkanten van de zakbodem binnen
het zakframe zitten, zoals wordt getoond in Figuur 6.
Figuur 6
Voor ingebruikname
Het carter vullen met olie
Het carter kan 0,59 liter olie bevatten. Gebruik uitsluitend
hoogwaardige reinigingsolie, type SAE 30 of 10W30, met
“onderhoudsclassificatie” SF, SG, SH of SJ van het
American Petroleum Institute (API).
Controleer voor elk gebruik of het oliepeil tussen de
markeringen Add (bijvullen) en Full (vol) op de peilstok
staat (Fig. 7).
1626
1
2
Figuur 7
1. Olievuldop 2. Peilstok
Olie bijvullen gaat als volgt:
1. Zet de maaimachine op een horizontaal oppervlak.
2. Maak de omgeving van de peilstok schoon (Fig. 7).
3. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en
eruit te trekken.
4. Veeg de peilstok met een schone doek schoon.
5. Steek de peilstok helemaal in de vulbuis, en haal hem er
weer uit.
Opmerking: Voor een correcte aflezing van het oliepeil is
het belangrijk dat de stok helemaal omlaag in de buis gaat.
6. Lees het oliepeil af van de peilstok (Fig. 7).
8
7. Als het peil onder de Add (bijvullen)-markering op de
peilstok staat, giet dan langzaam net genoeg olie in de
vulopening totdat het peil de Full (vol) -markering op
de peilstok bereikt.
Belangrijk Giet niet te veel olie in het carter; als de
motor daarna gaat lopen, ontstaat schade aan de motor. Tap
de overtollige olie af totdat het oliepeil weer op de Full
(vol) -markering staat.
8. Steek de peilstok in de vulbuis en draai de dop rechtsom
totdat deze goed vast zit.
De brandstoftank vullen met
benzine
Gebruik voor de beste resultaten schone, verse, loodvrije
benzine met een octaangetal van 87 of hoger. Om te zorgen
dat de benzine voldoende vers is, moet u niet meer benzine
aanschaffen dan u naar verwachting in 30 dagen zult
gebruiken. Loodvrije benzine verbrandt schoner, verlengt
de levensduur van de motor en zorgt ervoor dat de motor
goed start. U mag ook gelode benzine gebruiken als er geen
loodvrije benzine verkrijgbaar is.
Belangrijk Meng nooit olie door de benzine.
Belangrijk Nooit methanol, benzine die methanol
bevat, gasohol met meer dan 10% ethanol, superbenzine of
wasbenzine gebruiken, omdat deze het brandstofsysteem
van de motor kunnen beschadigen.
Belangrijk Gebruik nooit benzine die ouder is dan 30
dagen.
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Vul de benzinetank in de open lucht wanneer de
motor koud is. Eventueel gemorste benzine
opnemen.
Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm
vanaf de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de
benzine ruimte om uit te zetten.
Als u werkt met benzine, mag u nooit roken en
moet u uit de buurt blijven van open vuur of
plaatsen waar benzinedampen door een vonk tot
ontbranding kunnen komen.
Benzine in een goedgekeurd benzinevat en
buiten bereik van kinderen bewaren.
Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt opmaken.
Gevaar
Tijdens het bijvullen van benzine kan in bepaalde
omstandigheden een statische lading ontstaan die
de benzine tot ontbranding kan brengen. Brand of
explosie van benzine kan letsel van u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van de tractor zetten alvorens de brandstoftank
bij te vullen.
Benzinevaten niet in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer
van statische lading kan bemoeilijken.
Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste
een machine met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken
als de machine met de wielen op de grond staat.
Als dit niet mogelijk is, moet u dergelijke
machines op een truck of een aanhanger bij
voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet
met behulp van een vulpistool van een pomp.
Als een vulpistool moet worden gebruikt, de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat
houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Gebruik regelmatig een brandstofstabilisator/conditioner
tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator/conditioner
houdt tijdens het gebruik de motor schoon en voorkomt dat
er tijdens de stalling harsachtige afzettingen in de motor
worden gevormd.
Belangrijk Gebruik nooit andere brandstofadditieven
dan een brandstofstabilisator/conditioner. Gebruik geen
stabilizers op basis van alcohol zoals ethanol, methanol, of
isopropanol.
1. Maak de omgeving van de dop de brandstoftank schoon
(Fig. 8).
1
1626
Figuur 8
1. Dop van brandstoftank
2. Verwijder de dop van de tank.
3. Vul de brandstoftank met loodvrije benzine tot op 6 tot
13 mm van de bovenrand van de tank. Niet tot in de
vulbuis bijvullen.
4. Doe de dop weer op de tank en neem eventueel gemorste
benzine op.
9
Onderhoudsschema raadplegen
Raadpleeg het Aanbevolen Onderhoudsschema, blz. 13.
Het kan nodig zijn een of meer extra procedures uit te
voeren voordat u de maaimachine in gebruik neemt, of
spoedig daarna.
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Telkens voordat u gaat maaien, moet u controleren of de
zelfaandrijving en de bedieningsstang nog goed werken.
Als u de bedieningsstang loslaat moeten motor en zelf-
aandrijving stoppen. Doen ze dat niet, dan moet u contact
opnemen met een erkende Service Dealer.
Bedieningsorganen
De starterhandgreep en de bedieningsstang van het
maaimes zitten aan het bovenste deel van de handgreep,
zoals te zien in Figuur 9.
m-4207
3
2
1
Figuur 9
1. Bedieningsstang
maaimessen
2. Bovenste deel van
handgreep
3. Handgreep startkoord
Motor starten
1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Fig. 10).
1002
1
Figuur 10
1. Bougiekabel
2. Druk de hulpstartknop 3 maal in, steeds met 1 seconde
wachttijd ertussenin (Fig. 11).
m-3855
1
Figuur 11
1. Hulpstartknop
Opmerking: Als de temperatuur 13C of lager is, druk dan
de hulpstartknop vijf maal in, met steeds 1 seconde
daartussen.
Opmerking: Gebruik de hulpstartknop niet om een warme
motor die maar kort heeft uitgestaan weer te starten. Bij
koud weer kan echter gebruik van de hulpstartknop ook in
die situatie nodig zijn.
3. Houd de bedieningsstang van het maaimes tegen het
bovendeel van de handgreep (Fig. 12).
m-4207
3
2
1
Figuur 12
1. Bedieningsstang
maaimessen
2. Bovenste deel van
handgreep
3. Handgreep startkoord
4. Trek de starthandgreep langzaam uit totdat u weerstand
voelt, daarna krachtig uittrekken (Fig. 9). Laat het
koord langzaam naar de handgreep terugkeren.
Opmerking: Laat de motor tenminste één minuut
warmdraaien; langer bij lagere temperaturen.
Opmerking: Wil de motor na drie pogingen niet starten,
herhaal dan de stappen 2 tot en met 4.
Motor afzetten
Laat de bedieningsstang van de maaimessen los. Zowel de
motor als het mes moet nu stoppen. Doen ze dat niet, neem
dan contact op met een erkende Service Dealer.
10
Zelfaandrijving gebruiken
Om de zelfaandrijving te activeren, loopt u eenvoudig voor-
uit met uw handen op het bovenste deel van de handgreep
en uw ellebogen naast uw lichaam en de maaimachine richt
zich automatisch naar uw loopsnelheid. Hoe harder u loopt,
hoe verder de handgreep schuift, en hoe sneller de maai-
machine rijdt (Fig. 13).
m-4206
Figuur 13
Voor een lagere snelheid gaat u gewoon langzamer lopen;
als u stopt, stopt ook de aandrijving (Fig. 13).
Opmerking: Soms kan het gebeuren dat de maaimachine
niet meer gemakkelijk achteruit wil rollen nadat u de zelf-
aandrijving heeft gebruikt. Om dat te verhelpen, duwt u de
maaimachine een paar centimeter vooruit zonder de zelfaan-
drijving te activeren, en trekt u deze daarna weer achteruit.
Maaihoogte instellen
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Druk de rode knop omlaag en houd de maaihoogte-
hendel vast om de maaihoogte omhoog of omlaag in te
stellen (Fig. 14).
m4781
1
2
Figuur 14
1. Maaihoogtehendel 2. Rode knop
3. Om de maaimachine in de gewenste maaihoogtestand te
zetten, drukt u de maaihoogtehendel omhoog of
omlaag. Gebruik hierbij de wijzer en
maaihoogte-instelling op de verbindingsstang (Fig. 15).
m4782
2
3
1
Figuur 15
1. Verbindingsstang
2. Maaihoogte-instelling
3. Wijzer
De graszak gebruiken
De graszak monteren
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Open de achterklep (Fig. 1).
3. Houd de klep (onder veerspanning) omhoog, zodat hij
niet sluit.
4. Hang de pennen van het graszak-frame aan de haken,
zoals wordt getoond in Figuur 16.
m4789
2
1
Figuur 16
1. Haak (2) 2. Pen van graszakframe (2)
5. Laat de achterklep los.
11
Maaien met de graszak
Door een versleten graszak kunnen steentjes en
andere voorwerpen worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of de omstanders. Uit-
geworpen voorwerpen kunnen ernstig lichamelijk
of dodelijk letsel toebrengen aan de bestuurder of
omstanders.
Controleer de graszak regelmatig. Plaats een
nieuwe Toro-graszak als de oude is beschadigd.
Waarschuwing
Maai het gras totdat de zak vol is.
Belangrijk Laat de zak niet te vol worden.
De graszak verwijderen
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
Gevaar
Als het achterklep niet geheel is gesloten, kan de
maaimachine voorwerpen uitwerpen. Deze kunnen
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Als u de achterklep niet kunt sluiten door aange-
koekt maaisel, moet u de motor afzetten, wachten
tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen
en het maaisel verwijderen (met een stok, niet met
de hand), zodat u de klep volledig kunt sluiten.
2. Open de achterklep (Fig. 1).
3. Houd de klep (onder veerspanning) omhoog, zodat deze
niet sluit terwijl u de graszak verwijdert.
4. Til de pennen van het graszak-frame omhoog uit de haken
en uit de opening zoals wordt getoond in Figuur 16.
Achteruitvoer
Soms zult u het gras willen maaien zonder de graszak, als
het gras te lang is om te verzamelen.
Om de achteruitvoer te gebruiken, verwijdert u de graszak
(zie De graszak verwijderen, blz. 11) en sluit u de achterklep.
Gevaar
Als het achterklep niet geheel is gesloten, kan de
maaimachine voorwerpen uitwerpen. Deze kunnen
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Als u de achterklep niet kunt sluiten door aange-
koekt maaisel, moet u de motor afzetten, wachten
tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen
en het maaisel verwijderen (met een stok, niet met
de hand), zodat u de klep volledig kunt sluiten.
Tips voor bediening en gebruik
Neem de veiligheidsinstructies goed door en lees deze
handleiding zorgvuldig, voordat u met de maaimachine
gaat werken.
Verwijder uit het werkgebied stokken, stenen, draden,
takken en andere rommel die het mes kan raken en
wegslingeren.
Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren, weg
uit het werkgebied.
Voorkom contact met bomen, muren, hoekstenen en
andere vaste voorwerpen. Maai nooit met opzet over
een willekeurig voorwerp.
Als de maaimachine toch een voorwerp raakt of begint
te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougie-
kabel losmaken en de maaimachine op beschadiging
controleren.
Zorg dat u gedurende het hele seizoen steeds met een
scherp maaimes maait. Vijl regelmatig kerven en
inkepingen in het mes weg.
12
Vervang indien nodig het maaimes door een origineel
Toro-mes.
Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat gras en
natte bladeren gaan aankoeken en kunnen verstopping van
de maaimachine of afslaan van de motor veroorzaken.
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u
uitglijden, in aanraking komen met het mes en
ernstig letsel oplopen.
Maai uitsluitend in droge omstandigheden.
Waarschuwing
Reinig de onderkant van de maaikast na elke maaibeurt.
Zie Onderkant van de maaikast reinigen, blz. 14.
Houd de motor steeds in goede conditie.
Zet het motortoerental in de hoogste stand om de beste
maairesultaten te verkrijgen.
Als de motor van de maaimachine tijdens het
maaien sneller loopt dan de fabrieksinstelling, kan
de machine een stuk van het mes of een motoronder-
deel uitwerpen in de richting van de gebruiker of de
omstanders. Dit kan ernstig lichamelijk of dodelijk
letsel veroorzaken.
Nooit het ingestelde maximumtoerental van de
motor veranderen.
Als u denkt dat het motortoerental hoger is dan
normaal, moet u contact opnemen met een
Erkende Service Dealer.
Waarschuwing
Gras maaien
Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaarge-
tijde. Bij warm zomerweer kunt u het gras het beste
maaien bij maaihoogtestanden C, D of E. U moet
telkens niet meer dan ongeveer een derde van de
grassprieten afmaaien. Maai niet met een stand lager
dan C, tenzij de grasmat dun is, of als laat in het najaar
is wanneer het gras langzamer begint te groeien.
Als u gras maait dat langer dan 15 cm is, kunt u beter
eerst maaien in de maximale maaihoogtestand, waarbij
u langzaam loopt. Vervolgens gaat u maaien bij een
lagere stand om het gazon een zo fraai mogelijk
uiterlijk te geven. Als het gras te lang is en in hoopjes
achterblijft op het gazon, kan de maaimachine
geblokkeerd raken, waardoor de motor afslaat.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt
het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het
gazon gelijkmatig wordt bemest.
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet
tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende
stappen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaimachine af op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een
volledig nieuwe baan te maaien.
Bladeren fijnmaken
Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon zichtbaar
blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere
rondgangen over de bladeren vereisen.
Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg maakt,
is het beter om wat langzamer te maaien.
Als u veel eikenbladeren fijnmaakt, kunt u in het
voorjaar kalk op het gazon strooien. Dit vermindert de
zuurgraad van de eikenbladeren.
13
Onderhoud
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure
Elk gebruik
Motoroliepeil controleren. Zie Oliepeil van de motor controleren, blz. 14.
De stoptijd van de mesrem controleren. Het mes moet stoppen binnen drie
seconden nadat de beugel is vrij gezet; als dit niet het geval is, moet u contact
opnemen met een Erkende Service Dealer om de mesrem te laten repareren.
Maaisel en vuil van de onderkant van de maaikast verwijderen. Zie Onderkant
van de maaikast reinigen, blz. 14.
5 Uren
Bevestigingen van maaimes en motor controleren. Draai deze aan als ze los
zitten.
25 Uren
Luchtfilter vervangen. Vaker vervangen bij werken in stoffige omstandigheden.
Zie Luchtfilter vervangen, blz. 14.
Bougie controleren en indien nodig vervangen. Zie Onderhoud van de bougie,
blz. 15.
Kabel van zelfaandrijving afstellen en smeervet in nippels van achteras spuiten.
Zie Kabel van de zelfaandrijving afstellen, blz. 15 en Zelfaandrijving smeren,
blz. 16.
50 Uren
Ververs de motorolie.
1
Zie Motorolie verversen, blz. 16.
Het mes slijpen of vervangen; zorg ervoor dat het mes scherp blijft als de
snijrand als gevolg van zware en zanderige omstandigheden snel bot wordt. Zie
Onderhoud van het maaimes, blz. 17.
Controleren of het brandstofsysteem lekt en/of de brandstofslang sporen van
slijtage vertoont. Indien nodig onderdelen vervangen.
Maaisel en rommel van de onderkant van de drijfriemkap verwijderen. Zie
Ruimte onder de drijfriemkap reinigen, blz. 18.
100 Uren Koelsysteem reinigen. Zie Het koelsysteem reinigen, blz. 19.
Stalling
Laat de benzine uit de brandstoftank lopen voordat u vereiste reparaties uitvoert
of de machine stalt. Zie Benzine aftappen uit de Brandstoftank, blz. 19.
1
Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren.
Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Voorzichtig
Als u de kabel op de bougie laat zitten, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start
waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Verwijder de bougiekabel van de bougie alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
14
Oliepeil van de motor
controleren
Controleer voordat u de maaimachine gaat gebruiken eerst
of het oliepeil tussen de Add (bijvullen)- en Full (vol)-
markeringen op de peilstok staat (Fig. 7). Als de olie lager
staat dan Add (bijvullen), moet u olie bijvullen. Zie Het
carter vullen met olie, blz. 7.
Onderkant van de maaikast
reinigen
Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant
van het maaikast.
Wassen
1. Plaats de maaimachine op een vlakke ondergrond in de
buurt van een waterslang.
2. Draai de waterkraan helemaal open.
3. Start de motor.
4. Houd de tuinslang ter hoogte van de handgreep en richt de
waterstraal op de grond, net vóór het rechterachterwiel
(Fig. 17).
1093
1
Figuur 17
1. Rechterachterwiel
Opmerking: Het water zal in de richting van het
maaimes lopen waardoor maaisel wordt weggespoeld.
Laat het water lopen totdat er geen maaisel meer onder
de maaikast vandaan komt.
5. Breng de maaimachine naar een droge plek en laat de
motor 1 minuut draaien om de maaimachine en
componenten te laten opdrogen.
6. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
Als er buitensporig veel gras is aangekoekt of opeengehoopt
aan de onderkant van het maaidek, moet u 30 minuten
wachten en bovengenoemde stappen 2 tot en met 6 herhalen.
Schrapen
Als de maaimachine kantelt, kan er benzine uit de
carburateur of benzinetank lekken. Benzine is
uitermate ontvlambaar en explosief en kan onder
bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of
schade aan eigendommen veroorzaken.
Voorkom dat er benzine wordt gemorst door
tevoren de tank te laten drooglopen of door benzine
te verwijderen met een handpomp. Gebruik nooit
een hevel.
Waarschuwing
Als u niet al het vuil aan de onderkant van de maaikast kunt
wegwassen, kantelt u de maaimachine en schraapt u deze
schoon.
1. Verwijder de graszak.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
3. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie stappen 3 en
4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 19.
4. Kantel de maaimachine op de linkerzijde.
5. Verwijder vuil en maaisel met een hardhouten of plastic
schraper. Vermijd bramen en scherpe randen.
Belangrijk Verdraai het maaimes zo min mogelijk om
later problemen met het starten te voorkomen.
6. Zet de maaimachine weer rechtop.
7. De bougiekabel aansluiten op de bougie.
Luchtfilter vervangen
Vervang het luchtfilter elk seizoen of om de 25 bedrijfs-
uren. U moet het filter vaker vervangen als de machine
wordt gebruikt in stoffige omstandigheden.
Belangrijk Zet de motor niet aan zonder luchtfilter,
hierdoor wordt ernstige motorschade veroorzaakt.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
3. De schroef waarmee het luchtfilterdeksel bevestigd is
losdraaien (Fig. 18).
15
4. Luchtfilterdeksel omlaag klappen en grondig
schoonmaken (Fig. 18).
1003
1
2
3
Figuur 18
1. Luchtfilter
2. Schroef
3. Deksel
5. Verwijder het papieren luchtfilterelement en gooi dit
weg (Fig. 18).
Belangrijk Probeer het papieren luchtfilterelement
nooit te reinigen.
6. Monteer een nieuw papieren luchtfilterelement
(Fig. 18).
7. Plaats het luchtfilterdeksel en bevestig het met de
schroef.
8. De bougiekabel aansluiten op de bougie.
Onderhoud van de bougie
Controleer de bougie om de 25 bedrijfsuren. Gebruik een
Champion RJ19LM bougie of gelijkwaardig type.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
3. Maak de omgeving van de bougie schoon.
4. Haal de bougie uit de cilinderkop.
Belangrijk Als de bougie gebarsten of vuil is, moet
deze worden vervangen. U mag de elektroden niet reinigen
omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen. Dit
kan leiden tot beschadiging van de motor.
5. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm (Fig. 19).
986
1
Figuur 19
1. 0,76 mm
6. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.
7. Draai de bougie vast met een torsie van 20 Nm.
8. De bougiekabel aansluiten op de bougie.
Kabel van de zelfaandrijving
afstellen
Als de topsnelheid van de maaimachine begint af te nemen.
moet u de kabel van de zelfaandrijving afstellen.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Trek de bovenste handgreep zo ver mogelijk naar
achteren.
3. Draai de moer van de kabelsteun los (Fig. 20).
m-4205
1
2
3
4
Figuur 20
1. Kabelmantel
2. Kabelbeugel
3. Moer
4. Bovenste deel van
handgreep
4. Verwijder de drijfriemkap.
5. Duw de lip van de riemgeleider omlaag totdat hij tegen de
maaimachine aankomt en houd hem in die stand (Fig. 21).
m4785
1
Figuur 21
1. Lip van riemgeleider
6. Trek de kabelmantel naar beneden (in de richting van de
maaimachine) totdat de kabel strak staat (Fig. 20).
7. Houd de kabel in die positie, zet de beugel van de aan-
drijving los en draai de moer op de kabelbeugel vast
(Fig. 20).
8. De drijfriemkap terugplaatsen.
16
Zelfaandrijving smeren
Om de 25 bedrijfsuren of aan het einde van het seizoen
moeten de voor- en achterwielen worden gesmeerd.
1. Veeg de smeernippels af met een schone doek (Fig. 22).
m4786
1
Figuur 22
1. Smeernippel (2)
2. Zet een vetspuit op elke smeernippel en pomp er
voorzichtig twee à drie slagen Nr. 2 smeervet op
lithiumbasis voor algemene doeleinden in.
Belangrijk Inpompen van vet met te hoge druk kan
schade aan de afdichtingen veroorzaken.
Motorolie verversen
Ververs de olie na de eerste vijf bedrijfsuren en daarna om
de 50 bedrijfsuren of elk seizoen. Laat de motor voor het
verversen even draaien zodat de olie wordt opgewarmd.
Warme olie is vloeibaarder en voert vervuilingen beter mee.
Opmerking: Bij gebruik onder zware omstandigheden of
hoge temperaturen de olie om de 25 uur verversen.
Olie aftappen boven maaikast
(voorkeursmethode)
1. Verwijder de graszak.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
3. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie stappen 3 en
4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 19.
4. Haal de peilstok uit de olievulbuis en zet een opvangbak
links naast de maaimachine.
5. Kantel de maaimachine op de linkerzijkant, zodat de
olie in de opvangbak loopt (Fig. 23).
m-1782
1
Figuur 23
1. Olievulbuis
6. Zet de maaimachine weer rechtop.
7. Vul het carter met nieuwe olie, totdat het peil de Full
(vol)-markering op de peilstok bereikt. Zie Het carter
vullen met olie, blz. 7.
8. Plaats de peilstok.
9. Neem eventueel gemorste olie op.
10.De bougiekabel aansluiten op de bougie.
11. Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende
voorschriften.
Olie aftappen onder de maaikast
(optionele methode)
Opmerking: Hiervoor hebt u een 3/8-inch dopsleutel
verlengstuk nodig.
Het maaimes is scherp; contact met het maaimes
kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Draag handschoenen of wikkel een lap om de
scherpe kanten van het mes.
Waarschuwing
1. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
2. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie stappen 3 en
4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 19.
3. Kantel de maaimachine op de linkerzijkant en zorg
ervoor dat deze niet kan omvallen.
4. Plaats een opvangbak onder de maaimachine.
5. Verwijder de olieaftapplug, zet de maaimachine weer
rechtop en laat de olie in de opvangbak lopen (Fig. 24).
1
1
2
Figuur 24
1. Aftapplug carterolie 2. 3/8-inch
dopsleutelverlengstuk
Opmerking: Zorg ervoor dat u geen olie op de drijfriem
morst.
Belangrijk Het kan nodig zijn het maaimes te draaien
om bij de aftapplug te komen. Verdraai het maaimes zo min
mogelijk om later problemen met het starten te voorkomen.
17
6. Kantel de maaimachine op de linkerzijkant, en monteer
de aftapplug.
7. Verwijder de opvangbak van onder de maaimachine en
zet de maaimachine rechtop.
8. Vul het carter met nieuwe olie, totdat het peil de Full
(vol)-markering op de peilstok bereikt. Zie Het carter
vullen met olie, blz. 7.
9. Plaats de peilstok.
10.Neem eventueel gemorste olie op.
11. De bougiekabel aansluiten op de bougie.
12.Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende
voorschriften.
Onderhoud van het maaimes
Een recht, scherp mes levert de beste maaiprestaties.
Controleer en slijp het mes regelmatig.
Het maaimes is scherp; contact met het maaimes
kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Draag handschoenen of wikkel een lap om de
scherpe kanten van het mes.
Waarschuwing
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
Als de maaimachine kantelt, kan er benzine uit de
carburateur of benzinetank lekken. Benzine is
uitermate ontvlambaar en explosief en kan onder
bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of
schade aan eigendommen veroorzaken.
Voorkom dat er benzine wordt gemorst door
tevoren de tank te laten drooglopen of door
benzine te verwijderen met een handpomp.
Gebruik nooit een hevel.
Waarschuwing
3. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie stappen 3 en
4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 19.
4. Kantel de maaimachine op zijn linkerkant (Fig. 25).
m-6400
3
2
1
Figuur 25
1. Mesbout en klemring
2. Mesversteviger
3. Mes
Belangrijk Verdraai het maaimes zo min mogelijk om
later problemen met het starten te voorkomen.
Het mes controleren
Controleer voorzichtig het maaimes op scherpte en slijtage,
in het bijzonder op de plaats waar het platte en het gekromde
deel samenkomen (Fig. 26A). Omdat het metaal dat het
platte en gekromde deel van het mes verbindt, kan weg-
slijten door zand en ander schurend materiaal, moet u dit
steeds controleren voordat u gaat maaien. Als u een gleuf of
slijtplek ziet (Fig. 26B en 26C), moet u het mes vervangen;
zie Het maaimes verwijderen, blz. 18.
1
3
2
4
A
B
m-6336
Figuur 26
1. Wiek
2. Platte deel van het mes
3. Slijtage
4. Groefvorming
Opmerking: De beste resultaten krijgt u door voor het
maaiseizoen begint een nieuw Toro-mes te monteren. In de
loop van het jaar vijlt u dan kleine inkepingen of deuken
weg, zodat u een goede snijkant blijft houden.
18
Gevaar
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een
stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of omstanders en
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Het maaimes verwijderen
Als de maaimachine wordt gebruikt zonder dat de
mesversteviger is gemonteerd, kan het maaimes
buigen, krom trekken of breken. Hierdoor kan
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel worden
toegebracht aan de bestuurder of de omstanders.
De maaimachine niet gebruiken zonder dat de
mesversteviger gemonteerd is.
Waarschuwing
1. Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een
dikke handschoen.
2. Verwijder de mesbout, klemring, het mes en de
mesversteviger (Fig. 25).
Opmerking: De mesbout linksom losdraaien.
Het maaimes slijpen
Vijl de bovenkant van het mes bij, zodat de oorspronkelijke
snijhoek (Fig. 27A) en binnenste snijkantradius (Fig. 27B)
gehandhaafd blijft. Het mes blijft in balans als u evenveel
materiaal weghaalt van beide snijkanten.
153
1
m-6336
2
AB
Figuur 27
1. Slijp alleen onder deze
hoek
2. Behoud hier de
oorspronkelijke radius
Balanceren van het mes
1. Controleer de balans van het mes door het gat in het
midden van het mes boven een spijker of de steel van
een schroevendraaier te houden, die horizontaal in een
bankschroef is geklemd (Fig. 28).
1007
Figuur 28
Opmerking: U kunt de balans ook controleren met behulp
van een voor handelsdoeleinden vervaardigde mesbalans.
2. Als één van de uiteinden van het mes omlaag draait,
vijlt u nog wat materiaal aan die kant weg (niet van de
snijrand of het uiteinde bij de snijrand). Het mes is in
balans als geen van beide uiteinden omlaag beweegt.
Het maaimes monteren
1. Monteer een scherp, gebalanceerd Toro mes, de
mesversteviger, de klemring en de mesbout.
Opmerking: Het wiekdeel van het mes moet omhoog
wijzen (naar de bovenkant van de maaikast).
2. Draai de mesbout vast met een torsie van 33 tot 44 Nm.
3. Zet de maaimachine weer rechtop.
4. De bougiekabel aansluiten op de bougie.
Ruimte onder de drijfriemkap
reinigen
Zorg dat de ruimte onder de drijfriemkap vrij blijft van
rommel of vuil.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. De kap eraf tillen en alle vuil bij de drijfriem
wegborstelen.
3. De drijfriemkap terugplaatsen.
19
Het koelsysteem reinigen
Om de 100 bedrijfsuren of elk seizoen moeten vuil en
haksel dat aan de cilinder, de koelvinnen van de cilinder-
kop, en rond de carburateur en de verbinding is blijven
zitten, worden verwijderd. Haal vuil weg van de lucht-
inlaatsleuven op het terugslaghuis. Hierdoor blijft goede
koeling gewaarborgd, zodat de motor optimaal presteert.
Benzine aftappen uit de
brandstoftank
1. Zet de motor af en laat deze afkoelen.
Belangrijk U mag uitsluitend benzine aftappen als de
motor koud is.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Fig. 8).
4. Laat de benzine met behulp van een handpomp in een
schone, goedgekeurd benzinevat lopen.
5. De bougiekabel aansluiten op de bougie.
6. Laat de motor draaien totdat deze afslaat.
7. Start de motor opnieuw om er zeker van te zijn dat er
geen benzine meer in de carburateur is.
Inklappen van de handgreep
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van de kabels veroorzaken. Geknikte, uitgerekte of
beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken,
waardoor een onveilige situatie ontstaat.
Zorg ervoor dat de kabels niet bekneld raken,
uitrekken of schade oplopen.
Let goed op de kabels als u de handgreep in- of
uitklapt.
De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.
Neem contact op met een erkende Service Dealer.
Waarschuwing
1. Draai de instelknoppen voor de handgreephoogte,
waarmee de handgreep aan de maaimachine bevestigd
is, los.
2. Draai de knoppen los waarmee het bovendeel aan het
onderste deel van de handgreep bevestigd is.
3. Zwenk voorzichtig het onderste deel van de handgreep
naar voren, totdat het op de motor rust (Fig. 29).
m4790
Figuur 29
4. Zwenk voorzichtig het bovendeel van de handgreep
naar achteren, totdat het vlak ligt (Fig. 29).
Stalling
Om de maaimachine klaar te maken voor de stalling buiten
het maaiseizoen moeten de aanbevolen onderhoudsprocedures
worden uitgevoerd. Zie Onderhoud, blz. 13.
Stal de maaimachine op een koele, schone en droge plaats.
Bedek de maaimachine om deze te beschermen en schoon
te houden.
Het brandstofsysteem
gebruiksklaar maken
Benzine kan bij langdurige opslag verdampen en
de benzinedampen kunnen ontploffen als zij in
contact komen met een open vuur.
Bewaar benzine niet voor langere tijd.
Stal de maaimachine niet met benzine in de
brandstoftank of de carburateur in een afgesloten
ruimte waar open vuur is (bijvoorbeeld een oven
of de waakvlam van een boiler).
Laat de motor afkoelen voordat u de maai-
machine in een afgesloten ruimte stalt.
Waarschuwing
Maak de brandstoftank leeg nadat u de machine voor de
laatste keer hebt gebruikt voordat deze de stalling in gaat.
1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan
benzine.
2. Gebruik de hulpstarter en start de motor nogmaals.
3. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als de motor
niet meer wil starten, is de benzine voldoende verbruikt.
20
De motor gebruiksklaar maken
1. Terwijl de motor nog warm is, ververst u de olie in het
carter. Zie Motorolie verversen op blz. 16.
2. Verwijder de bougie (Fig. 10).
3. Giet met behulp van een olieblik ongeveer 1 eetlepel
olie in het bougiegat.
4. Draai de motor langzaam een paar maal rond met
behulp van het startkoord om de olie te verspreiden.
5. Monteer de bougie, maar sluit de kabel niet aan op de
bougie.
Algemene informatie
1. Reinig de onderkant van de maaikast. Zie Onderkant
van de maaikast reinigen, blz. 14.
2. Haal eventueel vuil en maaisel van de cilinder, de
koelribben van de cilinderkop en het ventilatorhuis.
3. Verwijder maaisel, vuil en roet van de buitenste motor-
onderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van de
maaikast.
4. Controleer de conditie van het maaimes. Zie Onderhoud
van het maaimes, blz. 17.
5. Vervang het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Luchtfilter vervangen, blz. 14.
6. Smeer de zelfaandrijving; zie Zelfaandrijving smeren,
blz. 16.
7. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
8. Werk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken
bij met lak die verkrijgbaar is bij een erkende Service
Dealer.
Na de stalling
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van de kabels veroorzaken. Geknikte, uitgerekte of
beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken,
waardoor een onveilige situatie ontstaat.
Zorg ervoor dat de kabels niet bekneld raken,
uitrekken of schade oplopen.
Let goed op de kabels als u de handgreep in- of
uitklapt.
De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.
Neem contact op met een erkende Service Dealer.
Waarschuwing
1. Klap voorzichtig het bovenste deel van de handgreep
weer uit totdat het in het onderdeel valt, en zet dan de
knoppen vast.
2. Controleer alle bevestigingen en draai ze aan.
3. Haal de bougie eruit (Fig. 10) en draai de motor snel
rond met behulp van het startkoord om overtollige olie
uit de cilinder te verwijderen.
4. Maak de bougie schoon, of monteer een nieuwe als de
oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de
elektroden versleten zijn.
5. Plaats de bougie en draai hem vast met een torsie van
20 Nm.
6. Voer de voorgeschreven onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud, blz. 13.
7. Vul de brandstoftank met verse, schone benzine.
8. Motoroliepeil controleren. Zie Oliepeil van de motor
controleren, blz. 14.
9. De bougiekabel aansluiten op de bougie.
21
Storingen, oorzaak en remedie
Uw maaimachine is ontworpen en gefabriceerd voor een probleemloze werking. Controleer zorgvuldig de volgende onderdelen
en artikelen, en zie Onderhoud, blz. 13 voor meer informatie. Indien een probleem zich blijft voordoen, moet u contact
opnemen met een Erkende Service Dealer.
Probleem
Mogelijke oorzaken Remedie
Motor start niet
1. Brandstoftank leeg of oude
benzine in het
brandstofsysteem.
1. Brandstoftank aftappen en of
vullen met verse benzine.
Neem contact op met een
erkende Service Dealer, als het
probleem blijft voortduren.
2. Hulpstartknop is niet ingedrukt. 2. Hulpstartknop drie maal
indrukken.
3. De kabel is niet aangesloten op
de bougie.
3. De bougiekabel aansluiten op
de bougie.
4. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
4. De bougie controleren en
indien nodig de elektroden-
afstand afstellen. De bougie
vervangen als deze aangetast,
vuil of gebarsten is.
Motor start moeilijk of verliest
vermogen
1. De brandstoftank bevat oude
benzine.
1. Tap de brandstoftank af en vul
die weer met verse benzine.
g
2. De ventilatie-opening in de
brandstoftankdop is verstopt.
2. Reinig de ventilatie-opening
van de brandstoftankdop of
vervang de dop.
3. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
3. Reinig het schuimfilterelement
en/of vervang het papieren
luchtfilterelement.
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
5. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
5. De bougie controleren en
indien nodig de elektroden-
afstand afstellen. De bougie
vervangen als deze aangetast,
vuil of gebarsten is.
6. Het motoroliepeil is te laag of
de olie is vuil.
6. Het motoroliepeil controleren.
Olie verversen als deze vuil is
of olie bijvullen als het oliepeil
te laag is.
22
Probleem RemedieMogelijke oorzaken
De motor loopt onregelmatig
1. De kabel is niet aangesloten op
de bougie.
1. De bougiekabel aansluiten op
de bougie.
2. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
2. De bougie controleren en
indien nodig de elektroden-
afstand afstellen. De bougie
vervangen als deze aangetast,
vuil of gebarsten is.
3. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
3. Reinig het schuimfilterelement
en/of vervang het papieren
luchtfilterelement.
De maaimachine of de motor trilt
abnormaal
1. Het mes is verbogen of uit
balans.
1. Het mes balanceren. Het mes
vervangen als dit is verbogen.
2. De mesbout zit los. 2. Draai de mesbout vast.
3. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
3. Reinig de onderkant van de
maaikast.
4. De bevestigingsbouten van de
motor zitten los.
4. De bevestigingsbouten van de
motor vastdraaien.
Ongelijkmatig maaipatroon
1. Alle vier wielen staan niet op
dezelfde hoogte.
1. Alle vier wielen instellen op
dezelfde hoogte.
2. Het mes is bot. 2. Mes slijpen en balanceren.
3. U maait steeds in hetzelfde
patroon.
3. In een ander patroon maaien.
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
Afvoertunnel verstopt
1. De maaihoogte is te laag. 1. Instellen op een hogere
maaistand.
2. U maait te snel. 2. Uw snelheid verminderen.
3. Het gras is nat. 3. Het gras eerst laten drogen
voordat u gaat maaien.
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
De zelfaandrijving van de
maaimachine werkt niet
1. De kabel van de zelfaandrijving
is ontsteld of beschadigd.
1. De kabel van de zelfaandrijving
afstellen. Vervang de kabel
indien nodig.
2. Er zit rommel onder de
drijfriemkap.
2. De rommel onder de
drijfriemkap verwijderen.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24

Toro 48cm Recycler/Rear Bagging Lawn Mower Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor