Pioneer DJM-800 Handleiding

Categorie
AV-ontvangers
Type
Handleiding
86
<DRB1392>
Du
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Pioneer produkt. Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig door zodat u het apparaat op de juiste wijze
kunt bedienen. Bewaar de gebruiksaanwijzing voor het geval u deze in de toekomst nogmaals nodig heeft.
Het is mogelijk dat in bepaalde landen of gebieden de uitvoering van de netstekker en het stopkontakt verschilt van hetgeen in deze
gebuiksaanwijzing is afgebeeld. De aansluitmethode en bediening zijn in dergelijke gevallen echter precies hetzelfde. K015 Du
Het uitroepteken in een gelijkzijdige
driehoek is bedoeld om de aandacht van de
gebruiker te trekken op de aanwezigheid van
belangrijke bedienings- en
onderhoudsinstructies in de handleiding bij
dit toestel.
De lichtflash met pijlpuntsymbool in een
gelijkzijdige driehoek is bedoeld om de
aandacht van de gebruikers te trekken op
een niet geïsoleerde “gevaarlijke spanning”
in het toestel, welke voldoende kan zijn om
bij aanraking een elektrische shock te
veroorzaken.
BELANGRIJK
WAARSCHUWING:
OM HET GEVAAR VOOR EEN ELEKTRISCHE
SHOCK TE VOORKOMEN, DEKSEL (OF RUG)
NIET VERWIJDEREN. AAN DE BINNENZIJDE
BEVINDEN ZICH GEEN ELEMENTEN DIE
DOOR DE GEBRUIKER KUNNEN BEDIEND
WORDEN. ENKEL DOOR GEKWALIFICEERD
PERSONEEL TE BEDIENEN.
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
D3-4-2-1-1_Du
WAARSCHUWING
Dit apparaat is niet waterdicht. Om brand of een
elektrische schok te voorkomen, mag u geen
voorwerp dat vloeistof bevat in de buurt van het
apparaat zetten (bijvoorbeeld een bloemenvaas) of
het apparaat op andere wijze blootstellen aan
waterdruppels, opspattend water, regen of vocht.
D3-4-2-1-3_A_Du
WAARSCHUWING
De bedrijfsspanning van het apparaat verschilt
afhankelijk van het land waar het apparaat wordt
verkocht. Zorg dat de netspanning in het land waar
het apparaat wordt gebruikt overeenkomt met de
bedrijfsspanning (bijv. 230 V of 120 V) aangegeven
op de achterkant van het apparaat.
D3-4-2-1-4_A_Du
Lees zorgvuldig de volgende informatie voordat u de
stekker de eerste maal in het stopcontact steekt.
WAARSCHUWING
Om brand te voorkomen, mag u geen open vuur
(zoals een brandende kaars) op de apparatuur
zetten.
D3-4-2-1-7a_A_Du
BELANGRIJKE INFORMATIE BETREFFENDE
DE VENTILATIE
Let er bij het installeren van het apparaat op dat er
voldoende vrije ruimte rondom het apparaat is om
een goede doorstroming van lucht te waarborgen
(tenminste 5 cm achter en 3 cm aan de zijkanten
van het apparaat).
WAARSCHUWING
De gleuven en openingen in de behuizing van het
apparaat zijn aangebracht voor de ventilatie, zodat
een betrouwbare werking van het apparaat wordt
verkregen en oververhitting wordt voorkomen. Om
brand te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat
deze openingen nooit geblokkeerd worden of dat
ze afgedekt worden door voorwerpen (kranten,
tafelkleed, gordijn e.d.) of door gebruik van het
apparaat op een dik tapijt of een bed.
D3-4-2-1-7b_A_Du
Gebruiksomgeving
T
emperatuur en vochtigheidsgraad op de plaats van
gebruik:
+5° +35°C, minder dan 85% RH (ventilatieopeningen
niet afgedekt)
Zet het apparaat niet op een slecht geventileerde plaats
en stel het apparaat ook niet bloot aan hoge
vochtigheid of direct zonlicht (of sterke kunstmatige
verlichting).
D3-4-2-1-7c_A_Du
Dit product voldoet aan de laagspanningsrichtlijn
(73/23/EEG, gewijzigd bij 93/68/EEG), EMC-
richtlijnen (89/336/EEG, gewijzigd bij 92/31/EEG en
93/68/EEG).
D3-4-2-1-9a_Du
Als de netstekker van dit apparaat niet geschikt is
voor het stopcontact dat u wilt gebruiken, moet u de
stekker verwijderen en een geschikte stekker
aanbrengen. Laat het vervangen en aanbrengen van
een nieuwe netstekker over aan vakkundig
onderhoudspersoneel. Als de verwijderde stekker
per ongeluk in een stopcontact zou worden
gestoken, kan dit resulteren in een ernstige
elektrische schok. Zorg er daarom voor dat de oude
stekker na het verwijderen op de juiste wijze wordt
weggegooid.
Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact
wanneer u het apparaat geruime tijd niet denkt te
gebruiken (bijv. wanneer u op vakantie gaat).
D3-4-2-2-1a_A_Du
LET OP
De POWER schakelaar van dit apparaat koppelt het
apparaat niet volledig los van het lichtnet. Aangezien
er na het uitschakelen van het apparaat nog een
kleine hoeveelheid stroom blijft lopen, moet u de
stekker uit het stopcontact halen om het apparaat
volledig van het lichtnet los te koppelen. Plaats het
apparaat zodanig dat de stekker in een noodgeval
gemakkelijk uit het stopcontact kan worden gehaald.
Om brand te voorkomen, moet u de stekker uit het
stopcontact halen wanneer u het apparaat langere
tijd niet denkt te gebruiken (bijv. wanneer u op
vakantie gaat).
D3-4-2-2-2a_A_Du
WAARSCHUWING NETSNOER
Pak het netsnoer beet bij de stekker. Trek de stekker er
niet uit door aan het snoer te trekken en trek nooit aan
het netsnoer met natte handen aangezien dit
kortsluiting of een elektrische schok tot gevolg kan
hebben. Plaats geen toestel, meubelstuk o.i.d. op het
netsnoer, en klem het niet vast. Maak er nooit een
knoop in en en verbind het evenmin met andere
snoeren. De netsnoeren dienen zo te worden geleid dat
er niet per ongeluk iemand op gaat staan. Een
beschadigd netsnoer kan brand of een elektrische
schok veroorzaken. Kontroleer het netsnoer af en toe.
Wanneer u de indruk krijgt dat het beschadigd is, dient
u bij uw dichtstbijzijnde erkende PIONEER
onderhoudscentrum of uw dealer een nieuw snoer te
kopen.
S002_Du
Installatieplek
Installeer het toestel in een goed verluchte ruimte, waar het
niet aan hoge temperaturen of vocht wordt blootgesteld.
÷ Installeer het toestel niet in een ruimte die aan directe
zonnestralen is blootgesteld, of naast kachels of radiators.
De buitenkant en de interne bestanddelen kunnen door te
grote hitte worden beschadigd. De installatie van het
toestel in een vochtige of stoffige omgeving kan ook
stoornissen of ongelukken tot gevolg hebben. (Vermijd
plaatsing naast fornuizen, etc. waar het toestel aan vette
dampen, stoom of hitte zou kunnen worden blootgesteld.)
÷ Wanneer het toestel in een koffer of in een DJ-cabine wordt
gebruikt, moet het van de wanden worden verwijderd om
de warmteuitstraling te bevorderen.
WAARSCHUWINGEN I.V.M. HET GEBRUIK
Het toestel schoonmaken
÷ Gebruik een poetsdoek om het stof en het vuil weg te
nemen.
÷ Wanneer de buitenkant erg vuil is, kunt u deze met een in
een neutraal, met vijf à zes keer zoveel water verdund
reinigingsmiddel gedrenkte en goed uitgewrongen zachte
doek schoonmaken en eindigen met een droge doek.
Gebruik geen meubelwas of vlekkenmiddelen.
÷ Gebruik nooit verdunners, benzeen, insecticiden of andere
chemische producten op of in de buurt van dit toestel, want
deze tasten de buitenkant aan.
Deponeer dit product niet bij het gewone huishoudelijk afval wanneer u het wilt verwijderen. Er
bestaat een speciaal wettelijk voorgeschreven verzamelsysteem voor de juiste behandeling, het
opnieuw bruikbaar maken en de recycling van gebruikte elektronische producten.
In de 25 lidstaten van de EU, Zwitserland en Noorwegen kunnen particulieren hun gebruikte elektronische
producten gratis bij de daarvoor bestemde verzamelplaatsen of een verkooppunt (indien u aldaar een
gelijkwaardig nieuw product koopt) inleveren.
Indien u zich in een ander dan bovengenoemd land bevindt kunt u contact opnemen met de plaatselijke overheid
voor informatie over de juiste verwijdering van het product.
Zodoende zorgt u ervoor dat het verwijderde product op de juiste wijze wordt behandeld, opnieuw bruikbaar wordt
gemaakt, t gerecycleerd en het niet schadelijk is voor de gezondheid en het milieu.
87
<DRB1392>
Du
Nederlands
KENMERKENINHOUDSOPGAVE
CONTROLEER DE
ACCESSOIRES
1 Ontworpen voor een topkwaliteit geluid
De analoge signalen worden via de kortste circuitloop overgebracht en
via een 24-bit topkwaliteit A/D-omzetter omgezet in digitaal formaat
met 96 kHz bemonsteringsfrequentie. Dit betekent dat de signalen in
de best mogelijke toestand bij de digitale mengtrap binnenkomen. Het
mengen geschiedt door een 32-bit DSP, waarbij de geluidskwaliteit in
het geheel niet wordt aangetast, terwijl er een ideale filtering wordt
toegepast voor een optimaal geluid voor professionele DJs.
Deze voorzieningen zijn ondergebracht in een solide behuizing met
dubbele afscherming, in combinatie met een hoogwaardig
vermogensgedeelte en andere geavanceerde hifi-kenmerken die ook
in de DJM-1000 zijn toegepast, waardoor het apparaat een helder en
krachtig geluid kan leveren dat bij uitstek geschikt is voor weergave in
clubs.
2 Geluidskleureffecten
1) Harmonisch effect
Uitgerust met een harmonisch effect functie, een nieuwe vinding
bij deze apparatuur, die de toonaard van de track kan detecteren en in
een optimale afstelling voor de DJ voorziet.
Deze functie biedt een soepeler en natuurlijker DJ mengen in
vergelijking tot de vroegere modellen waarbij alleen DJ-weergave
met afstelling van het track-tempo mogelijk was.
2) Modulatie-effect
Filter, crush en sweep effecten zijn aan elk kanaal toegevoegd.
Deze zorgen voor meer toepassingsmogelijkheden voor de DJ-
weergave door de gebruiker de effecten op een meer intuïtieve wijze
te laten toepassen. Tevens kunnen deze effecten gecombineerd
worden met beat-effecten waardoor tot 50 verschillende soorten
effecten geproduceerd kunnen worden die de gebruiker een
uitgebreid arsenaal ter beschikking stellen voor remix en DJ-
weergave.
3 Beat-effecten
De beat-effecten die zo populair zijn op de DJM-600 zijn ook hier
weer beschikbaar. Deze effecten kunnen gekoppeld aan de BPM
(beats per minuut) telling worden toegepast, waardoor een groot
aantal geluiden gecreëerd kan worden.
Voorbeelden van deze effecten zijn vertraging, echo, omgekeerde
vertraging, panorama, trance, filter, flanger, phaser, nagalm, robot,
koor, rol en omgekeerde rol.
4 Digitale IN/OUT
De digitale ingangsaansluitingen ondersteunen alle gangbare
bemonsteringsfrequenties (44,1/48/96 kHz) waardoor een DJ-systeem
kan worden opgezet waarbij er geen vermindering in de geluidskwaliteit
optreedt bij het aansluiten van de digitale componenten. Ook de digitale
uitgangsaansluitingen ondersteunen de bemonsteringsfrequenties 96
kHz/24 bit en 48 kHz/24 bit, waardoor het apparaat bijzonder geschikt is
voor opname in studios of voor andere gelegenheden waarbij een hoge
geluidskwaliteit gewenst is. (Ondersteunt alleen lineaire PCM.)
5 MIDI OUT
Praktisch alle regelaar- en schakelaarinformatie van de DJM-800 kan
in MIDI signaalformaat worden uitgevoerd, zodat externe apparatuur
via MIDI kan worden bediend.
6 Andere hoogtepunten
Door dit apparaat met behulp van een bedieningssignaalkabel op
een Pioneer CD-speler voor DJ-gebruik aan te sluiten, kan het
afspelen op de CD-speler gekoppeld worden aan de bediening
van de fader (faderstart-weergave).
Ingebouwde 3-bands equalizer met een niveauregeling over
een bereik van +6 dB tot 26 dB bij elke bandbreedte.
Kruisfader-toewijzing functie voor een flexibele toewijzing van
de kanaalingangen aan de kruisfader.
Talk over functie voor het automatisch verlagen van het
muziekvolume tijdens microfoon-invoer.
Fadercurve afstelling functie voor het wijzigen van de
kruisfader- en kanaalfadercurves.
Microfoon-stop functie voor het dempen van de microfoon-uitvoer
naar de cabinemonitor, waardoor ongewenste terugkoppeling wordt
voorkomen.
Door het kanaalfadergedeelte te vervangen door de los verkrijgbare
draaivolumeregelaarkit DJC-800RV, kan de bediening via draaitype
regelaars worden uitgevoerd in plaats van schuifregelaars.
WAARSCHUWINGEN I.V.M. HET GEBRUIK .......... 86
CONTROLEER DE ACCESSOIRES............................ 87
KENMERKEN ............................................................. 87
VOOR GEBRUIK
AANSLUITINGEN ...................................................... 88
AANSLUITINGENPANEEL .................................. 88
AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE
INGANGEN ........................................................... 89
AANSLUITEN VAN EXTERNE EFFECTORS EN
ANDERE APPARATUUR OP DE UITGANGEN .. 90
BETREFFENDE DE MIDI-AANSLUITINGEN....... 90
AANSLUITEN VAN MICROFOONS EN
HOOFDTELEFOONS ............................................ 91
AANSLUITEN VAN HET NETSNOER ................. 91
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE
BEDIENINGSORGANEN ........................................... 92
BEDIENINGSPANEEL .......................................... 92
DISPLAY ............................................................... 94
BEDIENING
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL ..................... 96
BASISBEDIENING ................................................ 96
FADERSTARTFUNCTIE ....................................... 97
EFFECTFUNCTIES ..................................................... 98
TYPEN BEAT-EFFECTEN ..................................... 98
BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN ...................... 100
TYPE GELUIDSKLEUREFFECT.......................... 101
GEBRUIK VAN DE GELUIDSKLEUREFFECTEN.....
101
EFFECTPARAMETERS ....................................... 102
MIDI-INSTELLINGEN............................................... 103
SYNCHRONISEREN VAN AUDIOSIGNALEN
MET DE EXTERNE SEQUENCER OF GEBRUIK
VAN DE DJM-800 INFORMATIE VOOR DE
BEDIENING VAN DE EXTERNE SEQUENCER ... 103
MIDI-MELDINGEN ............................................. 103
PROGRAMMA VERANDEREN .......................... 104
SNAPSHOT......................................................... 104
OVERIG
VERHELPEN VAN STORINGEN.............................. 105
TECHNISCHE GEGEVENS ...................................... 106
BLOKSCHEMA ......................................................... 128
Gebruiksaanwijzing ............................................................... 1
Netsnoer ................................................................................. 1
88
<DRB1392>
Du
AANSLUITINGENPANEEL
1. POWER schakelaar
2. MASTER 2 uitgangsaansluitingen
RCA-type ongebalanceerde uitgang.
3. Opname-uitgangsaansluitingen (REC)
RCA-type uitgangsaansluitingen voor het maken van opnamen.
4. PHONO ingangsaansluitingen
RCA-type phono-niveau (voor MM-element) ingangsaansluitingen.
Gebruik deze aansluitingen niet voor het invoeren van
lijnniveausignalen.
5. LINE ingangsaansluitingen
RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen.
Hierop kan een cassettedeck of ander apparaat met een lijnniveau-
uitgangssignaal worden aangesloten.
6. Signaal-aardeaansluitingen (SIGNAL GND)
Sluit hierop de aarddraden van analoge spelers aan.
Dit is geen veiligheidsaarde-aansluiting.
7. CD ingangsaansluitingen
RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen.
Hierop kan een DJ CD-speler of ander apparaat met een lijnniveau-
uitgangssignaal worden aangesloten.
8. DIGITAL IN aansluitingen
RCA-type digitale coaxiale ingangsaansluitingen.
Hierop kan een DJ CD-speler of ander apparaat met digitale coaxiale
uitgangsaansluitingen worden aangesloten.
9. MIDI OUT aansluiting
DIN-type uitgangsaansluiting.
Hierop kan een ander MIDI apparaat worden aangesloten (zie blz.
103).
10. DIGITAL OUT aansluiting
RCA-type digitale coaxiale uitgangsaansluiting.
Digitale audiohoofduitgang.
11. Bemonsteringsfrequentie-keuzeschakelaar
(fs 48 k/96 k)
Gebruik deze schakelaar om de bemonsteringsfrequentie van de
digitale uitgang op 96 kHz/24 bit of 48 kHz/24 bit in te stellen.
12. DIGITAL/CD ingangskeuzeschakelaars
Gebruik deze schakelaars om de analoge ingang (CD) of digitale
ingang (DIGITAL IN) te kiezen.
13. RETURN aansluitingen
Ø6,3 mm klinkstekkertype ingangsaansluitingen.
Deze kunnen verbonden worden met de uitgangsaansluitingen van
externe effectors of andere gelijkwaardige apparaten.
Wanneer alleen het L-kanaal is aangesloten, zal het ingangssignaal
van het L-kanaal ook naar het R-kanaal worden gestuurd.
14. SEND uitgangsaansluitingen
Ø6,3 mm klinkstekkertype uitgangsaansluitingen.
Deze kunnen verbonden worden met de ingangsaansluitingen van
externe effectors of andere gelijkwaardige apparaten. Wanneer alleen
het L-kanaal is aangesloten, wordt er een L+R monosignaal uitgevoerd.
15. CONTROL aansluitingen
Ø3,5 mm mini-aansluiting. Deze kan verbonden worden met de
bedieningssignaal-aansluiting van een Pioneer DJ CD-speler.
Wanneer deze aansluiting is verbonden, kan de fader van de DJM-
800 gebruikt worden voor het starten/stoppen op de DJ CD-speler.
16. BOOTH monitor-uitgangsaansluitingen
Ø6,3 mm klinkstekkertype cabinemonitor-uitgangsaansluitingen.
Het geluidsniveau van deze aansluitingen wordt onafhankelijk
geregeld door de BOOTH MONITOR niveauregelaar, ongeacht de
stand van de MASTER LEVEL regelaar. (Deze aansluitingen leveren
TRS uitvoer, dus zij ondersteunen zowel gebalanceerde als
ongebalanceerde uitgangen.)
17. DIGITAL/LINE ingangskeuzeschakelaars
Gebruik deze schakelaars om de analoge ingang (LINE) of digitale
ingang (DIGITAL IN) te kiezen.
18. Hoofduitgangsniveau-verzwakkingsschakelaar
(MASTER ATT)
Gebruik deze schakelaar voor het verzwakken van de hoofduitgang 1
en 2 signalen. De instelbare waarden zijn 0 dB, 3 dB, 6 dB en 12 dB.
19.
Microfoonsignaalschakelaar (MIC SIGNAL ADD/CUT)
Wanneer deze schakelaar op [ADD] staat, zullen de geluiden van
microfoon 1 en microfoon 2 via de BOOTH monitor-
uitgangsaansluitingen worden uitgevoerd.
Wanneer de schakelaar op [CUT] staat, zullen de geluiden van
microfoon 1 en microfoon 2 niet via de BOOTH monitor-
uitgangsaansluitingen worden uitgevoerd.
20. MASTER 1 uitgangsaansluitingen
XLR-type (mannetjes-stekker) gebalanceerde uitgang.
÷ Bij gebruik van een snoer met RCA-type stekkers moet u de
stekkers rechtstreeks in de MASTER 2 aansluitingen steken zonder
XLR/RCA verloopstekkers te gebruiken.
21. Netstroomingang (AC IN)
Sluit hierop het bijgeleverde netsnoer aan en steek dan de stekker aan
het andere uiteinde in een stopcontact met de juiste netspanning.
AANSLUITINGEN
AANSLUITINGEN (AANSLUITINGENPANEEL)
POWER
MASTER 2 REC
RL
R
(TRS)
L
MASTER 1
L
R
PHONO
CONTROL
DIGITAL
MIC SIGNAL
CUTADD
SIGNAL GND
SIGNAL GND
LINE
DIGITAL
LINE
DIGITAL
CD
DIGITAL
CD
LINE
L
R
AC IN
OFF
ON
1GND
3COLD
MASTER ATT
2HOT
PHONO
CONTROL
BOOTH
R
L
(MONO)
SEND
R
L
(MONO)
RETURN
LINE
L
R
PHONO
CONTROL
CD
L
R
LINE
CONTROL
DIGITAL OUT
MIDI OUT
fs (Hz)
48 k 96 k
CD
L
R
-12dB
-6dB
-3dB
0dB
DIGITAL IN
1 2 3 4 5 6 8
9101113 121415161718192021
7
89
<DRB1392>
Du
Nederlands
POWER
MASTER 2 REC
RL
R
(TRS)
L
MASTER 1
L
R
PHONO
CONTROL
DIGITAL
MIC SIGNAL
CUTADD
SIGNAL GND
SIGNAL GND
LINE
DIGITAL
LINE
DIGITAL
CD
DIGITAL
CD
LINE
L
R
AC IN
OFF
ON
1GND
3COLD
MASTER ATT
2HOT
PHONO
CONTROL
BOOTH
R
L
(MONO)
SEND
R
L
(MONO)
RETURN
LINE
L
R
PHONO
CONTROL
CD
L
R
LINE
CONTROL
DIGITAL OUT
MIDI OUT
fs (Hz)
48 k 96 k
CD
L
R
-12dB
-6dB
-3dB
0dB
DIGITAL IN
LR
L RL R
L R
L R
L R
Schakel het apparaat altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met het maken of wijzigen van aansluitingen.
AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE INGANGEN
Pioneer DJ CD-spelers
Verbind de audio-uitgangsaansluitingen van de DJ CD-speler met de
kanaal 1 of 2 CD ingangsaansluitingen of de kanaal 3 of 4 LINE
ingangsaansluitingen en sluit de bedieningssignaalkabel van de
speler op de bijbehorende CONTROL aansluiting van het kanaal aan.
Zet de DIGITAL/CD schakelaar of de DIGITAL/LINE schakelaar van
het aangesloten kanaal op [CD] of [LINE] en zet de
ingangskeuzeschakelaar op [CD/DIGITAL] of [LINE/DIGITAL].
Bij het maken van digitale aansluitingen verbindt u de digitale coaxiale
uitgangsaansluiting van de DJ CD-speler met een van de kanaal 1 tot 4
DIGITAL IN aansluitingen van de DJM-800 en daarna zet u de
bijbehorende DIGITAL/CD schakelaar of DIGITAL/LINE schakelaar van
het kanaal op [DIGITAL] en de ingangskeuzeschakelaar op [CD/
DIGITAL] of [LINE/DIGITAL].
Analoge platenspelers
Sluit de audio-uitgangskabel van de analoge platenspeler aan op
een van de kanaal 2 tot 4 PHONO ingangsaansluitingen. Zet de
bijbehorende ingangskeuzeschakelaar van het kanaal op [PHONO].
De PHONO ingangen van de DJM-800 zijn geschikt voor MM-
elementen.
Sluit de aardkabel van de platenspeler op een van de SIGNAL GND
aansluitingen van de DJM-800 aan.
÷ Er is geen PHONO ingangsaansluiting voor kanaal 1.
Aansluiten van andere lijnniveau-uitgangsapparaten
Voor gebruik van een cassettedeck of andere CD-speler verbindt u de
audio-uitgangsaansluitingen van het betreffende apparaat met de
kanaal 3 of 4 LINE ingangsaansluitingen. Zet daarna de bijbehorende
DIGITAL/LINE schakelaar van het kanaal op [LINE] en de
ingangskeuzeschakelaar op [LINE/DIGITAL].
U kunt het apparaat ook op de LINE ingangsaansluiting van kanaal 1
aansluiten en dan de ingangskeuzeschakelaar van kanaal 1 op [LINE]
zetten.
Aansluiten van andere digitale uitgangsapparaten
Voor gebruik van een CD-speler of ander apparaat met digitale
aansluitingen verbindt u de digitale coaxiale uitgangsaansluitingen
van het betreffende apparaat met een van de kanaal 1 tot 4 DIGITAL
IN aansluitingen en daarna zet u de bijbehorende DIGITAL/CD
schakelaar of DIGITAL/LINE schakelaar van het kanaal op [DIGITAL]
en de ingangskeuzeschakelaar op [CD/DIGITAL] of [LINE/DIGITAL].
Ingangskeuzeschakelaar
DIGITAL/CD schakelaar
Analoge platenspeler DJ CD-speler
CD-speler enz.
Cassettedeck enz.Analoge platenspeler DJ CD-speler
AANSLUITINGEN (AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE INGANGEN)
DIGITAL/LINE schakelaar
90
<DRB1392>
Du
POWER
MASTER 2 REC
RL
R
(TRS)
L
MASTER 1
L
R
PHONO
CONTROL
DIGITAL
MIC SIGNAL
CUTADD
SIGNAL GND
SIGNAL GND
LINE
DIGITAL
LINE
DIGITAL
CD
DIGITAL
CD
LINE
L
R
AC IN
OFF
ON
1GND
3COLD
MASTER ATT
2HOT
PHONO
CONTROL
BOOTH
R
L
(MONO)
SEND
R
L
(MONO)
RETURN
LINE
L
R
PHONO
CONTROL
CD
L
R
LINE
CONTROL
DIGITAL OUT
MIDI OUT
fs (Hz)
48 k 96 k
CD
L
R
-12dB
-6dB
-3dB
0dB
DIGITAL IN
L R
LR
AANSLUITEN VAN EXTERNE EFFECTORS EN ANDERE APPARATUUR OP DE UITGANGEN
Hoofduitgang
Dit apparaat is voorzien van een gebalanceerde uitgang MASTER 1
(geschikt voor XLR-stekkers) en een ongebalanceerde uitgang
MASTER 2 (geschikt voor RCA-stekkers).
Gebruik de MASTER ATT schakelaar om het uitgangsniveau aan te
passen aan de ingangsgevoeligheid van de gebruikte eindversterker.
Als de STEREO/MONO schakelaar van het bedieningspaneel op
[MONO] staat, zal de hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R
kanalen zijn.
Cabinemonitor-uitgang
Dit is een TRS uitgang geschikt voor Ø6,3 mm klinkstekkers. Het
geluidsvolume voor deze uitgang wordt geregeld met de BOOTH
MONITOR niveauregelaar, onafhankelijk van de instelling van het
hoofduitgangsniveau.
Opname-uitgang
Dit zijn uitgangsaansluitingen voor het maken van opnamen,
geschikt voor RCA-stekkers.
BETREFFENDE DE MIDI-AANSLUITINGEN
Zie blz. 103 voor verdere informatie over de functie van de MIDI-aansluitingen.
Eindversterker
(ingangsaansluitingen voor
RCA-stekkers)
Cassettedeck
(opname-apparaat met analoge
ingang)
AV-versterker met digitale ingang
(opname-apparaat met digitale ingang)
Externe effectorEindversterker
(ingangsaansluitingen voor
XLR-stekkers)
MASTER ATT
schakelaar
Eindversterker
(voor cabinemonitor)
Digitale uitgang
Dit is een coaxiale digitale uitgangsaansluiting, geschikt voor RCA-
stekkers. De bemonsteringsfrequentie kan worden ingesteld op 96
kHz/24 bit of 48 kHz/24 bit om deze aan te passen aan het aangesloten
apparaat.
Externe effector
Gebruik een kabel met Ø6,3 mm klinkstekkers om de SEND
aansluitingen van het DJ-mengpaneel te verbinden met de
ingangsaansluitingen van de effector.
Bij gebruik van een effector met een mono-ingang hoeft alleen de L-
kanaal uitgang van het DJ-mengpaneel te worden aangesloten. In dit
geval zal het gemengde L+R audiosignaal naar de effector worden
gestuurd. Gebruik vervolgens een kabel met Ø6,3 mm klinkstekkers
om de RETURN aansluitingen van het DJ-mengpaneel te verbinden
met de uitgangsaansluitingen van de effector.
Als de effector alleen een mono-uitgang heeft, dient deze op de L-
kanaal ingang van het DJ-mengpaneel te worden aangesloten. Het
signaal van de effector zal naar de L en R kanalen worden gestuurd.
Bij gebruik van een externe effector moet de effectkeuzeschakelaar
op [SND/RTN] worden gezet.
Bemonsteringsfrequentie-keuzeschakelaar
AANSLUITINGEN (AANSLUITEN VAN EXTERNE EFFECTORS EN ANDERE APPARATUUR OP DE UITGANGEN/BETREFFENDE DE MIDI-AANSLUITINGEN)
91
<DRB1392>
Du
Nederlands
AANSLUITEN VAN MICROFOONS EN HOOFDTELEFOONS
Microfoon
Op de MIC 1 aansluiting aan de bovenkant van het bedieningspaneel
kan een microfoon met een Ø6,3 mm klinkstekker of een XLR-stekker
worden aangesloten.
Op de MIC 2 aansluiting aan de bovenkant van het bedieningspaneel
kan een microfoon met een Ø6,3 mm klinkstekker worden
aangesloten.
Als de MIC SIGNAL schakelaar op het aansluitingenpaneel op
[CUT] staat, zal er geen microfoongeluid via de BOOTH monitor-
uitgangsaansluitingen worden uitgevoerd.
Hoofdtelefoon
Op de PHONES aansluiting aan de bovenkant van het
bedieningspaneel kan een hoofdtelefoon met een Ø6,3 mm stereo
klinkstekker worden aangesloten.
0
+
6
-
12
MIC 1
LEVEL
MIC 1 MIC 2
0
HI
EQ
MIC
LOW
MIC
+
6
OFF ON TALK
OVER
-
12
MIC 2
LEVEL
Microfoon 1
Microfoon 2
(Microfoon 1)
Hoofdtelefoon
HEADPHONES
MIXING
LEVEL
PHONES
MONO SPLIT STEREO
MASTERCUE
0
AANSLUITINGEN (AANSLUITEN VAN MICROFOONS EN HOOFDTELEFOONS/AANSLUITEN VAN HET NETSNOER)
AANSLUITEN VAN HET NETSNOER
Sluit het netsnoer als laatste aan.
÷ Nadat alle andere aansluitingen zijn voltooid, sluit u het bijgeleverde netsnoer op de netingang aan de achterkant van het apparaat aan en
steekt dan de stekker in een normaal stopcontact of in een netuitgang op de achterkant van de versterker.
÷ Gebruik alleen het bijgeleverde netsnoer.
92
<DRB1392>
Du
BEDIENINGSPANEEL
Microfoon-invoer bedieningsgedeelte
1. Microfoon 1 ingangsaansluiting (MIC 1)
Sluit hierop een microfoon aan met een XLR of klinkstekker.
2. Microfoon 2 ingangsaansluiting (MIC 2)
Sluit hierop een microfoon aan met een klinkstekker.
3. Microfoon 1 niveauregelaar (MIC 1 LEVEL)
Voor het instellen van het volume van microfoon 1. (instelbereik
tot 0 dB)
4. Microfoon 2 niveauregelaar (MIC 2 LEVEL)
Voor het instellen van het volume van microfoon 2. (instelbereik
tot 0 dB)
5. Microfoon-hogetonenregelaar (HI)
Voor het instellen van de hoge frequenties (hoge tonen) van
microfoon 1 en 2. (instelbereik 12 dB tot +6 dB)
6. Microfoon-lagetonenregelaar (LOW)
Voor het instellen van de basfrequenties (lage tonen) van microfoon
1 en 2. (instelbereik 12 dB tot +6 dB)
7. Microfoonfunctie-indicator
Licht op wanneer de microfoonfunctie is ingeschakeld; knippert
wanneer de TALK OVER functie is ingeschakeld.
8. Microfoon-functiekeuzeschakelaar (MIC)
OFF:
Er wordt geen microfoongeluid uitgevoerd.
ON:
Het microfoongeluid wordt normaal uitgevoerd.
TALK OVER:
Het microfoongeluid wordt uitgevoerd; wanneer er geluid naar de
microfooningang wordt gevoerd, zal de TALK OVER functie in
werking treden en wordt de uitvoer van alle geluid, behalve het
geluid van de microfoon, met 20 dB verzwakt.
Kanaal-invoer bedieningsgedeelte
9. Kanaal 1 ingangskeuzeschakelaar
CD/DIGITAL:
Voor het kiezen van de CD ingangsaansluitingen (analoge lijnniveau-
ingang) of de DIGITAL ingangsaansluitingen.
LINE:
Voor het kiezen van de LINE ingangsaansluitingen.
10. Kanaal 2 tot 4 ingangskeuzeschakelaars
CD/DIGITAL (kanaal 2):
Voor het kiezen van de CD ingangsaansluitingen (analoge lijnniveau-
ingang) of de DIGITAL ingangsaansluitingen.
LINE/DIGITAL (kanaal 3 en 4):
Voor het kiezen van de LINE ingangsaansluitingen (analoge
lijnniveau-ingang) of de DIGITAL ingangsaansluitingen.
PHONO:
Voor het kiezen van de PHONO ingangsaansluitingen (analoge
platenspeler-ingang).
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN
0
+
6
-
12
LINE
TRIM
MIC 1
LEVEL
MIC 1 MIC 2
0
HI
EQ
MIC
SOUND COLOR FX
1234
FADER START
HEADPHONES
LOW
MIC
MASTER
BEAT EFFECTS
HI
CD
/DIGITAL PHONO
CD
/DIGITAL PHONO
LINE
/DIGITAL PHONO
LINE
/DIGITAL
+9
+6-26
MID
+6
+
6
OFF ON
HARMONIC
SWEEP
FILTER
CRUSH
TALK
OVER
-
12
-26
LOW
+6-26
dB dB dB dB
COLOR
MIXING
LEVEL
PHONES
CROSS FADER ASSIGN
CUE
HI
MONO SPLIT STEREO
MASTERCUE
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
LOW
MIC 2
LEVEL
0
OVER
10
7
4
2
1
0
–1
–2
–3
–5
–7
–10
–15
–24
TRIM
HI
+9
+6-26
MID
+6-26
LOW
+6-26
CUE
OVER
10
7
4
2
1
0
–1
–2
–3
–5
–7
–10
–15
–24
TRIM
HI
+9
+6-26
MID
+6-26
LOW
+6-26
PROFESSIONAL MIXER
CUE CUE
CUE
A THRU B
MONO STEREO
LEVEL/DEPTH
TIME
MAX
ON/OFF
MIN
BOOTH MONITOR
CH FADER
CROSS FADER
BEAT
AUTO/TAP
MIDI START
/STOP
DELAY
1
2
3
4
MIC
CF.A
CF.B
MASTER
REV DLY
REV ROLL
PA N
ROLL
TRANS
CHORUS
FILTER
ROBOT
FLANGER
REVERB
PHASER
ECHO
SND/RTN
OVER
10
7
4
2
1
0
1
2
3
5
7
10
15
24
OVER
10
7
4
2
1
0
1
2
3
5
7
10
15
24
LR
dB
TRIM
HI
+9
+6-26
MID
+6-26
LOW
+6-26
CUE
OVER
10
7
4
2
1
0
1
2
3
5
7
10
15
24
A B
TAP
EQ EQ EQ EQ
COLOR
HI
LOW
COLOR
HI
LOW
COLOR
HI
LOW
BALANCE
RL
A THRU BA THRU BA THRU B
LEVEL
0
POWER
0
3
4
5
6
29
30
7
8
11
13
14
42
11
13
14
11
13
14
11
13
14
16
17
16 16 16
16
18 18 18 1819 19 19 19
20
21
28
31
24
23
25
26
27
35
34 33
32
36
39
38
37
40
43
42
43
42
43
42
43
44
9 10 10 10
22
1
2
12 12 12 12
15 15 15 15
16
41
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN (BEDIENINGSPANEEL)
93
<DRB1392>
Du
Nederlands
11. TRIM regelaar
Voor het instellen van het ingangsniveau van elk kanaal.
(instelbereik: tot +9 dB, middenstand is ongeveer 0 dB)
12. Kanaal-hogetonenregelaar (HI)
Voor het instellen van de hoge frequenties (hoge tonen) van elk
kanaal. (instelbereik: 26 dB tot +6 dB)
13. Kanaal-middentonenregelaar (MID)
Voor het instellen van de middenfrequenties (middentonen) van elk
kanaal. (instelbereik: 26 dB tot +6 dB)
14. Kanaal-lagetonenregelaar (LOW)
Voor het instellen van de basfrequenties (lage tonen) van elk kanaal.
(instelbereik: 26 dB tot +6 dB)
15. Kanaalniveau-indicators
Deze indicators tonen het huidige niveau voor elk kanaal, met een
twee-seconden piekvasthoudfunctie.
16. Hoofdtelefoon CUE toetsen/indicators
Gebruik deze toetsen om de bron te kiezen die u via de hoofdtelefoon
wilt beluisteren: kanaal 1 tot 4, MASTER of effector. Als gelijktijdig
meerdere toetsen worden ingedrukt, zullen de gekozen
geluidsbronnen gemengd worden. Druk nog een keer op de toets om
de gekozen bron te annuleren. De niet gekozen toetsen lichten donker
op en de toetsen van de gekozen bronnen lichten helder op.
Fader-bedieningsgedeelte
17. Faderstarttoets/indicator (FADER START 1 tot 4)
Voor gebruik van de faderstart/terug-naar-cue functie voor het kanaal
waarop een DJ CD-speler is aangesloten. De toets licht op wanneer
deze is ingeschakeld. Als de functie geactiveerd is, zal de werking
verschillen afhankelijk van de instelling van de CROSS FADER
ASSIGN schakelaar.
Wanneer de CROSS FADER ASSIGN schakelaar is ingesteld op [A]
of [B], is de werking van de faderstarttoets gekoppeld aan de
werking van de kruisfader (en niet gekoppeld aan de kanaalfader).
Wanneer de CROSS FADER ASSIGN schakelaar is ingesteld op
[THRU], is de werking van de faderstarttoets gekoppeld aan de
werking van de kanaalfader (en niet gekoppeld aan de kruisfader).
18. Kanaalfader-schuifregelaar
Voor het instellen van het geluidsvolume van elk kanaal.
(instelbereik: tot 0 dB)
De uitvoer gebeurt overeenkomstig de kanaalfadercurve die met de
CH FADER curveschakelaar is ingesteld.
19. CROSS FADER ASSIGN schakelaar
Deze schakelaar wijst de uitvoer van elk kanaal toe aan de rechter- of
linkerkant van de kruisfader (als er meerdere kanalen aan dezelfde
kant zijn toegewezen, zal het resultaat het gecombineerde totaal van
die kanalen zijn).
A:
Het gekozen kanaal wordt toegewezen aan de A (linker) kant van de
kruisfader.
THRU:
De uitvoer van de kanaalfader wordt naar de hoofduitvoer gestuurd,
zonder dat deze via de kruisfader loopt.
B:
Het gekozen kanaal wordt toegewezen aan de B (rechter) kant van de
kruisfader.
20. Kanaalfader-curveschakelaar (CH FADER)
Gebruik deze schakelaar om een van de drie typen kanaalfadercurven
te kiezen. Deze instelling geldt voor de kanalen 1 tot 4.
Bij de linker instelling zal er een snel stijgende curve zijn naarmate
de kanaalfader haar verre positie bereikt.
Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale stijging
van de curve gedurende de verschuiving van de kanaalfader.
Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de
hierboven twee beschreven curven in ligt.
21. Kruisfader-curveschakelaar (CROSS FADER)
Gebruik deze schakelaar om een van de drie typen kruisfadercurven
te kiezen.
Bij de linker instelling zal er een snel stijgende signaalcurve zijn.
(Zodra de kruisfader-schuifregelaar de [A] kant verlaat, zal het [B]
geluid weergegeven worden.)
Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale stijging
van de curve gedurende de verschuiving van de kruisfader.
Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de
hierboven twee beschreven curven in ligt.
22. Kruisfader-schuifregelaar
Het geluid toegewezen aan de [A] en [B] kant wordt uitgevoerd
overeenkomstig de instelling van de CROSS FADER ASSIGN
schakelaar en de instelling voor de kruisfadercurve die gekozen is
met de CROSS FADER curveschakelaar.
Hoofduitvoer-bedieningsgedeelte
23. Hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER LEVEL)
Gebruik deze regelaar om het hoofduitvoerniveau in te stellen.
(instelbereik: tot 0 dB)
De hoofduitvoer is het totaal van het geluid van de kanalen die met de
CROSS FADER ASSIGN schakelaar op [THRU] zijn ingesteld, het
signaal dat via de kruisfader loopt en de signalen van microfoon 1 en
microfoon 2 (als de effectkeuzeschakelaar op [SND/RTN] staat, zal
ook de RETURN invoer worden toegevoegd).
24. Hoofdniveau-indicators (MASTER L, R)
Deze segmentindicators geven het uitgangsniveau van de L- en R-
kanalen aan. De indicators hebben een twee-seconden
piekvasthoudfunctie.
25. Hoofdbalansregelaar (BALANCE)
Voor het instellen van de L/R kanaalbalans van de hoofduitgang,
cabinemonitor-uitgang, opname-uitgang en digitale uitgang.
26. STEREO/MONO keuzeschakelaar voor de
hoofduitvoer
Als deze schakelaar op [MONO] wordt gezet, zal de hoofduitvoer een
mono-combinatie van L+R worden.
Cabinemonitor-bedieningsgedeelte
27. BOOTH MONITOR niveauregelaar
Gebruik deze regelaar om het volume van de cabinemonitor-uitgang
in te stellen.
Het volume kan onafhankelijk van het hoofduitgangsvolume worden
ingesteld. (instelbereik: tot 0 dB)
Hoofdtelefoon-uitgangsgedeelte
28. Hoofdtelefoon-uitgangsschakelaar
(MONO SPLIT/STEREO)
MONO SPLIT:
De geluidsbron die gekozen is met de hoofdtelefoon CUE toets wordt
uitgevoerd via het L-kanaal en het hoofdgeluid wordt uitgevoerd via
het R-kanaal (alleen wanneer [MASTER] gekozen is met de
hoofdtelefoon CUE toets).
STEREO:
De geluidsbron die gekozen is met de hoofdtelefoon CUE toets wordt
in stereo uitgevoerd.
29. Hoofdtelefoon-mengregelaar (MIXING)
Als de regelaar naar rechts (in de richting van [MASTER]) wordt
gedraaid, zal het hoofdgeluid via de hoofdtelefoon worden
weergegeven (alleen wanneer [MASTER] gekozen is met de
hoofdtelefoon CUE toets); als de regelaar naar links (in de richting
van [CUE] wordt gedraaid), zal het geluid van de hoofdtelefoon een
menging zijn van het geluid van de effectmonitor en het kanaal dat
gekozen is met de hoofdtelefoon CUE toets.
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN (BEDIENINGSPANEEL)
94
<DRB1392>
Du
DISPLAY
EFFECT SELECT
CH SELECT
PARAMETER
1 2 3 4
MIC MST
AUTO
MIDI
TAP BPM
%
A B
1
2
3
4
1. Effectdisplay-gedeelte
De <EFFECT SELECT> indicator brandt voortdurend en het
alfanumerieke display (zeven tekens op twee regels) toont de naam
van het effect zoals hieronder is aangegeven. Wanneer een van de
bedieningshandelingen wordt uitgevoerd die is aangegeven in de
tabel, zullen de bijbehorende tekens twee seconden getoond worden,
waarna het display weer de oorspronkelijke effectnaam aangeeft.
Bedieningshandeling
Bij MIDI start
Bij MIDI stop
MIDI snapshot
Rij boven/
onder
Boven MIDI
Onder START
Boven MIDI
Onder STOP
Boven SNAP
Onder SHOT
Display
30. Hoofdtelefoon-niveauregelaar (LEVEL)
Voor het instellen van het uitgangsniveau van de
hoofdtelefoonaansluiting. (instelbereik: tot 0 dB)
31. Hoofdelefoonaansluiting (PHONES)
BPM tellergedeelte
32. Beat-keuzetoetsen (2 BEAT 3)
3 (Beat verhogen): Voor het verdubbelen van de berekende BPM.
2 (Beat verlagen): Voor het halveren van de berekende BPM.
(blz. 100)
Sommige effecten kunnen op “3/4” worden ingesteld.
33. MIDI start/stoptoets (MIDI START/STOP)
Gebruik deze toets om de MIDI bedieningsfunctie om te schakelen
tussen start en stop (blz. 103).
Wanneer deze toets geactiveerd wordt, zal het [MIDI START (STOP)]
bericht gedurende 2 seconden op het display verschijnen.
MIDI SNAP SHOT:
Als de MIDI START/STOP toets ingedrukt wordt gehouden, zal er een
momentopname naar het externe MIDI apparaat worden gestuurd.
34. BPM meetmethodetoets (AUTO/TAP)
Bij enkele malen indrukken van deze toets schakelt de BPM
meetmethode telkens om tussen [AUTO] en [TAP].
AUTO:
De [AUTO] indicator licht op het display op en de BPM wordt
automatisch berekend.
TAP:
De [TAP] indicator licht op het display op en de BPM wordt berekend
via handmatige invoer met de TAP toets.
35. TAP toets
De BPM wordt berekend op basis van de intervallen waarop de TAP
toets wordt ingedrukt. Als in de AUTO stand op de TAP toets wordt
gedrukt, zal de meetmethode automatisch overschakelen naar de
TAP meetmethode (handmatige invoer).
Beat-effect-gedeelte
36. Effectkeuzeschakelaar (DELAY, ECHO, REV DLY
(REVERSE DELAY), PAN, TRANS, FILTER,
FLANGER, PHASER, REVERB, ROBOT (ROBOT
VOCODER), CHORUS, ROLL, REV ROLL
(REVERSE ROLL), SND/RTN (SEND/RETURN))
Gebruik deze schakelaar om het gewenste effect te kiezen (blz. 98).
Wanneer een externe effector op de SEND en RETURN aansluitingen
is aangesloten, zet u de schakelaar op [SND/RTN].
37. Effectkanaal-keuzeschakelaar
(1, 2, 3, 4, MIC, CF.A, CF.B, MASTER)
Gebruik deze schakelaar om het kanaal te kiezen waarop de effecten
worden toegepast (blz. 100). Wanneer [MIC] wordt gekozen, zullen de
effecten op microfoon 1 en microfoon 2 worden toegepast.
38. Effectparameter 1 regelaar [TIME (PARAMETER 1)]
Voor het instellen van de tijdparameter voor het gekozen effect (blz.
100, 102).
Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP toets
ingedrukt wordt gehouden, kan handmatig een directe BPM
worden ingesteld.
Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP toets en
de AUTO/TAP toets ingedrukt worden gehouden, kan de BPM in
eenheden van 0,1 worden ingesteld.
39. Effectparameter 2 regelaar
[LEVEL/DEPTH (PARAMETER 2)]
Voor het instellen van de kwantitatieve parameters voor het gekozen
effect (blz. 100, 102).
40. Effecttoets/indicator (ON/OFF)
Voor het in/uitschakelen van het gekozen effect (blz. 100). Wanneer
het apparaat wordt ingeschakeld, komen de effecten op OFF te staan
en licht de toets op. Als de effecten geactiveerd worden (ON), begint
de toets te knipperen.
Geluidskleureffecten-bedieningsgedeelte
41. Geluidskleureffect-keuzetoetsen/indicators
(HARMONIC, SWEEP, FILTER, CRUSH)
Gebruik deze toetsen voor het in/uitschakelen van de geluidskleur-
effecten (blz. 101). De toets voor de gekozen functie gaat knipperen
en het effect wordt gelijk op de kanalen 1 tot 4 toegepast. Wanneer
een knipperende toets wordt ingedrukt, zal deze blijven branden en
wordt het effect uitgeschakeld. Bij het inschakelen van het apparaat
komen alle effecten op uit te staan (de indicators lichten op).
42. Harmonie-indicators
Wanneer [HARMONIC] is ingeschakeld, zullen deze indicators
oplichten en verandert de kleur van de indicator overeenkomstig de
status van het effect (blz. 101).
43. Geluidskleureffect-parameterregelaar (COLOR)
Voor het instellen van de kwantitatieve parameters voor het effect dat
gekozen is met de geluidskleureffect-keuzetoetsen (blz. 101, 102).
44. Display
Zie blz. 94 tot 95 voor verdere informatie.
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN (BEDIENINGSPANEEL/DISPLAY)
95
<DRB1392>
Du
Nederlands
2. Kanaalkeuzedisplay-gedeelte
De <CH SELECT> indicator brandt voortdurend en er licht een rood
kader op rondom de nummerpositie die correspondeert met de
gekozen kanaaleffect-keuzetoets.
3. Parameterdisplay-gedeelte
<PARAMETER>:
De <PARAMETER> indicator brandt voortdurend.
AUTO/TAP:
[AUTO] licht op wanneer de BPM meetmethode op AUTO is
ingesteld en [TAP] licht op wanneer de BPM meetmethode op
handmatig (TAP) is ingesteld.
BPM tellerdisplay (3 cijfers):
In de AUTO stand wordt de automatisch gedetecteerde BPM waarde
aangegeven. Als de BPM telling niet automatisch gedetecteerd kan
worden, knippert de voorheen gedetecteerde waarde op het display.
In de handmatige (TAP) stand wordt de BPM waarde aangegeven die
is opgegeven via TAP invoer enz.
BPM:
Brandt voortdurend.
MIDI:
Geeft de MIDI start/stopstatus aan.
De indicator licht op nadat de MIDI startopdracht is verzonden.
De indicator dooft nadat de MIDI stopopdracht is verzonden.
DELAY
ECHO
REV DLY
PAN
TRANS
FILTER
FLANGER
PHASER
REVERB
ROBOT
CHORUS
ROLL
REV ROLL
SND/RTN
Effectkeuze-
schakelaar
1 Effectdisplay
Boven/
Effectnaam
onder
3 Parameterdisplay 4 Beatdisplay
Minimum- Maximum- Standaard-
Eenheid
123456789
waarde waarde waarde
Boven DELAY
Onder
Boven ECHO
Onder
Boven REVERSE
Onder DELAY
Boven PAN
Onder
Boven TRANS
Onder
Boven FILTER
Onder
Boven FLANGER
Onder
Boven PHASER
Onder
Boven REVERB
Onder
Boven ROBOT
Onder
Boven CHORUS
Onder
Boven ROLL
Onder
Boven REVERSE
Onder ROLL
Boven SEND/
Onder RETURN
1 4 000 500 ms 1/8 1/4 1/2 3/4 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
1 4 000 500 ms 1/8 1/4 1/2 3/4 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
10 4 000 500 ms 1/8 1/4 1/2 3/4 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
10 16 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
10 16 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1
10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1
10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1
1 100 50 % 102030405060708090
100 100 0 % —–100 66 50 0 26 50 100
10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1
10 4 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
10 4 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1
De grijze onderdelen worden niet getoond.
BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN (DISPLAY)
Parameter 1 display (5 cijfers):
Dit display toont de parameters die voor elk effect van toepassing
zijn. Wanneer de beat-keuzetoetsen (BEAT 2, 3) worden ingedrukt,
zal de bijbehorende meervoudige beat-verandering voor 1 seconde
worden getoond. Als de beat-keuzetoetsen (BEAT 2, 3) gebruikt
worden voor het opgeven van een waarde die buiten het
parameterbereik valt, zal het huidige nummer knipperen maar niet
veranderen.
Eenheid-display (%/ms):
Licht op overeenkomstig de eenheid die voor elk effect wordt
gebruikt.
4. Beatdisplay-gedeelte
Dit display toont de plaats van parameter 1 ten opzichte van BPM (1/1
beat). De onderste rij licht voortdurend op. Wanneer de plaats van
parameter 1 een bepaalde drempelwaarde bereikt, zal de
bijbehorende indicator oplichten. Wanneer parameter 1 tussen de
drempelwaarden in ligt, zal de indicator knipperen. Alhoewel het
display zeven feitelijke indicators bevat, kunnen de twee uiteinden
ook als indicators beschouwd worden, wat betekent dat er negen
posities gestipuleerd kunnen worden. Wanneer de waarden bij de
uiteinden zijn, zullen er geen indicators oplichten.
96
<DRB1392>
Du
BASISBEDIENING
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL
2
1
8
7
3
4
5
6
POWER
TRIM
HI, MID, LOW
BALANCE
MASTER
LEVEL
1. Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel op ON.
2. Stel de ingangskeuzeschakelaar voor het gewenste kanaal
in om de aangesloten apparatuur te kiezen.
Wanneer u de CD ingang of LINE ingang wilt gebruiken, moet
de DIGITAL/CD schakelaar of de DIGITAL/LINE schakelaar van
het aansluitingenpaneel op [CD] of [LINE] worden gezet.
Wanneer u een DIGITAL ingang wilt gebruiken, moet de
DIGITAL/CD schakelaar of de DIGITAL/LINE schakelaar van het
aansluitingenpaneel op [DIGITAL] worden gezet.
3.
Gebruik de TRIM regelaar om het ingangsniveau in te stellen.
4. Gebruik de kanaaltoonregelaars (HI, MID, LOW) om de
klank in te stellen.
5. Gebruik de kanaalfader-schuifregelaar om het
geluidsvolume van het gekozen kanaal in te stellen.
6.
Om de kruisfader op het gekozen kanaal te gebruiken, zet u
de CROSS FADER ASSIGN schakelaar op kruisfaderkanaal
A of kanaal B en bedient dan de kruisfader-schuifregelaar.
Wanneer u de kruisfader niet gebruikt, zet u de CROSS FADER
ASSIGN schakelaar op [THRU].
7. Gebruik de MASTER LEVEL regelaar om het totale
geluidsvolume in te stellen.
8. Gebruik de BALANCE regelaar om de geluidsbalans tussen
het rechter en linker kanaal in te stellen.
STEREO/
MONO
Microfoon-invoer Cabinemonitor-uitvoer
Hoofdtelefoon-uitvoer Fadercurve
[Kiezen van stereo of mono]
Als de STEREO/MONO schakelaar op [MONO] staat, zal de
hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R kanalen zijn.
[Microfoon-invoer]
1. Om een microfoon te gebruiken, zet u de MIC schakelaar
op [ON] of [TALK OVER].
Als de schakelaar op [TALK OVER] wordt gezet, zal telkens
wanneer een geluid van meer dan –15 dB bij de microfoon-
ingang wordt gedetecteerd, de uitvoer van alle geluidsbronnen,
met uitzondering van het geluid van de microfoon, met 20 dB
verzwakt worden.
2. Gebruik de MIC 1 LEVEL regelaar om het geluidsvolume
van MIC 1 in te stellen en gebruik de MIC 2 LEVEL regelaar
om het geluidsvolume van MIC 2 in te stellen.
3. Gebruik de microfoontoonregelaars (HI, LOW) om de klank
van het microfoongeluid in te stellen.
De microfoontoonregelaars werken gelijktijdig voor microfoon
1 en 2.
[Cabinemonitor-uitvoer]
1. Kies met de MIC SIGNAL schakelaar van het
aansluitingenpaneel of de microfoongeluiden wel of niet
naar de cabinemonitor uitgevoerd moeten worden.
Als de schakelaar op [ADD] staat worden de microfoongeluiden
naar de cabinemonitor uitgevoerd en als de schakelaar op [CUT]
staat worden de microfoongeluiden niet naar de cabinemonitor
uitgevoerd.
2. Gebruik de BOOTH MONITOR regelaar om het
geluidsvolume in te stellen.
De BOOTH MONITOR regelaar kan gebruikt worden om het
geluidsvolume onafhankelijk van de MASTER LEVEL regelaar
in te stellen.
[Hoofdtelefoon-uitvoer]
1. Gebruik de CUE toetsen (kanalen 1 tot 4, MASTER,
effector) om de bron te kiezen.
De gekozen CUE toets licht helder op.
2.
Stel de hoofdtelefoonschakelaar (MONO SPLIT/STEREO) in.
Als de schakelaar in de [MONO SPLIT] stand wordt gezet, zal
het linker kanaal het geluid uitvoeren dat met de CUE toets is
gekozen, terwijl het rechter kanaal het hoofdgeluid uitvoert
(alleen wanneer de CUE toets voor de [MASTER] op ON staat).
Als de schakelaar in de [STEREO] stand wordt gezet, zal het
geluid dat gekozen is met de CUE toets in stereo worden
uitgevoerd.
3. Als [MONO SPLIT] is gekozen, gebruik dan de MIXING
regelaar om de balans tussen het geluid van het linker
kanaal (het geluid gekozen met de CUE toets) en het
rechter kanaal (hoofdgeluid – alleen wanneer de CUE toets
voor de [MASTER] op ON staat) in te stellen.
Als de MIXING regelaar naar rechts wordt gedraaid (naar
[MASTER]), neemt het hoofdgeluid toe (alleen wanneer de CUE
toets voor de [MASTER] op ON staat); wanneer de regelaar naar
links wordt gedraaid (naar [CUE]), wordt het geluid dat gekozen
is met de CUE toets uitgevoerd.
4. Gebruik de LEVEL regelaar om het geluidsvolume van de
hoofdtelefoon in te stellen.
[Kiezen van de fadercurve]
Voor de verandering van het geluidsvolume als reactie op de bediening
van de fader kan gekozen worden uit drie verschillende curven.
7 Gebruik de CH FADER schakelaar om de gewenste
kanaalfadercurve te kiezen.
Bij de linker instelling zal er een snel stijgende curve zijn
naarmate de kanaalfader haar verre positie bereikt.
Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale
stijging van de curve gedurende de verschuiving van de
kanaalfader.
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL (BASISBEDIENING)
97
<DRB1392>
Du
Nederlands
Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de
hierboven twee beschreven curven in ligt.
Deze instelling geldt voor de kanalen 1 tot 4.
7 Gebruik de CROSS FADER curveschakelaar om de
gewenste kruisfadercurve te kiezen.
Bij de linker instelling zal er een snel stijgende signaalcurve
zijn. (Zodra de kruisfader-schuifregelaar de [A] kant verlaat, zal
het [B] geluid weergegeven worden.)
Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale
stijging van de curve gedurende de verschuiving van de
kruisfader.
Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de
hierboven twee beschreven curven in ligt.
Deze instelling levert gelijke curve-effecten voor de kanten A en
B.
FADERSTARTFUNCTIE
Wanneer u dit apparaat door middel van een los verkrijgbare
bedieningssignaalkabel op een Pioneer DJ CD-speler aansluit, kunt u
de kanaalfader en de kruisfader gebruiken voor het beginnen met
afspelen van een CD.
Als de kanaalfader- of kruisfader-schuifregelaar van het mengpaneel
wordt verschoven, wordt de CD-speler uit de pauzestand gehaald en
zal automatisch en onmiddellijk gestart worden met de weergave
van de gekozen track. Wanneer de faderschuifregelaar in de
oorspronkelijke stand wordt teruggezet, zal de CD-speler terugkeren
naar het cue-punt (terug-naar-cue), zodat sampler weergave
mogelijk is.
Kruisfader-start weergave en terug-naar-cue weergave
Als de CD-speler die aan kanaal A van de kruisfader is toegewezen bij
het cue-punt in de paraatstand staat, kunt u de kruisfader-
schuifregelaar vanaf de rechterkant (B kant) naar de linkerkant (A
kant) verschuiven voor het automatisch starten met afspelen van de
kanaal A CD-speler.
Wanneer de kruisfader-schuifregelaar de linkerkant (A kant) bereikt,
zal de CD-speler die is toegewezen aan kanaal B terugkeren naar het
cue-punt (terug-naar-cue functie). Wanneer de CD-speler die aan
kanaal B is toegewezen bij het cue-punt in de paraatstand staat, kunt
u de kruisfader-schuifregelaar vanaf de linkerkant (A kant) naar de
rechterkant (B kant) verschuiven voor het automatisch starten met
afspelen van de kanaal B CD-speler. Wanneer de kruisfader-
schuifregelaar de rechterkant (B kant) bereikt, zal de CD-speler die is
toegewezen aan kanaal A terugkeren naar het cue-punt (terug-naar-
cue functie).
* De terug-naar-cue actie wordt ook uitgevoerd als de
ingangskeuzeschakelaar niet op [CD/DIGITAL] of [LINE/DIGITAL]
staat.
[Gebruik van de kanaalfader om te starten
met afspelen]
1
2
4
FADER
START
1, 2, 3, 4
1. Druk op de FADER START toets van het kanaal (1 tot 4) dat
is aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen.
De toets van het gekozen kanaal licht op.
2. Zet de kanaalfader-schuifregelaar op 0.
3. Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij
het cue-punt in de paraatstand.
Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler niet
bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet.
4. Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de
kanaalfader-schuifregelaar.
De CD-speler begint met afspelen.
Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kanaalfader-
schuifregelaar terug naar [0] schuiven om de CD-speler te laten
terugkeren naar het cue-punt en daar in de paraatstand te
zetten (terug-naar-cue).
* Deze functie van de kanaalfader werkt alleen wanneer de CROSS
FADER ASSIGN schakelaar op [THRU] staat.
[Gebruik van de kruisfader om te starten
met afspelen]
1. Druk op de FADER START toets van het kanaal (1 tot 4) dat
is aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen.
De toets van het gekozen kanaal licht op.
2. Zet de CROSS FADER ASSIGN schakelaar van het gekozen
kanaal op [A] of [B].
Kies [A] voor toewijzing aan kanaal A (linkerkant) van de
kruisfader.
Kies [B] voor toewijzing aan kanaal B (rechterkant) van de
kruisfader.
3. Schuif de kruisfader-schuifregelaar zo ver mogelijk naar de
tegenovergestelde kant van de CD-speler die u wilt laten
starten.
4. Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij
het cue-punt in de paraatstand.
Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler niet
bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet.
5. Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de
kruisfader-schuifregelaar.
De CD-speler begint met afspelen.
Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kruisfader-
schuifregelaar helemaal terugschuiven naar de
tegenovergestelde kant om de CD-speler die aan die kant is
toegewezen te laten terugkeren naar het cue-punt en daar in de
paraatstand te zetten (terug-naar-cue).
Opmerking:
De faderstartfunctie werkt niet wanneer er enkel digitale
verbindingen zijn gemaakt; om de faderstartfunctie te kunnen
gebruiken, moet u tevens de analoge aansluitingen van de CD-speler
aansluiten.
1
2
3 5
FADER
START
1, 2, 3, 4
CROSS
FADER
ASSIGN
A / THRU / B
BEDIENING VAN HET MENGPANEEL (FADERSTARTFUNCTIE)
98
<DRB1392>
Du
EFFECTFUNCTIES
Dit apparaat kan beat-effecten produceren die gekoppeld zijn aan de
BPM en geluidskleureffecten die gekoppeld zijn aan de COLOR
regelaars van de kanalen, voor een totaal van 18 basiseffecten
(inclusief [SND/RTN]). Bovendien kunt u de parameters van elk soort
effect veranderen, wat een uitzonderlijk groot aantal effectvariaties
oplevert.
De grote variëteit aan beat-effecten wordt verkregen door de tijdelijke
parameter via de TIME regelaar (Parameter 1) te variëren en de
kwantitatieve parameter via de LEVEL/DEPTH regelaar (Parameter 2).
Veranderingen in de geluidskleureffecten kunnen worden toegevoegd
door de stand van de COLOR regelaars te wijzigen. Via het combineren
van de beat-effecten en geluidskleureffecten wordt een nog groter
scala aan uitvoeringseffecten verwezenlijkt.
TYPEN BEAT-EFFECTEN
EFFECTFUNCTIES (TYPEN BEAT-EFFECTEN)
1. DELAY (enkelvoudig herhalingsgeluid)
Met deze functie kunt u een vertraagd geluid met een beat van
1/8, 1/4, 1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 snel en gemakkelijk
toevoegen. Wanneer bijvoorbeeld een 1/2 beat vertragingsgeluid
wordt toegevoegd, zullen vier beats acht beats worden. Ook zal
door toevoeging van een 3/4 beat vertragingsgeluid het ritme
gesyncopeerd worden.
Voorbeeld
Oorspronkelijk
(4 beats)
1/2 vertraging
(8 beats)
3.
REVERSE DELAY
(enkelvoudig herhalingsgeluid)
Met deze functie kunt u een omgekeerd vertraagd geluid met
een beat van 1/8, 1/4, 1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 snel en
gemakkelijk toevoegen.
Voorbeeld
Oorspronkelijk
1/1
omgekeerde
vertraging
1 beat
1 beat
2. ECHO (meervoudig herhalingsgeluid)
Met deze functie kunt u een echogeluid met een beat van 1/8, 1/4,
1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 snel en gemakkelijk toevoegen.
Wanneer bijvoorbeeld een echogeluid van 1/1 beat gebruikt
wordt om het ingangsgeluid af te snijden, zal er een geluid
synchroon met de beat samen met de fade-out herhaald worden.
Door een echo van 1/1 beat aan de microfoon toe te voegen, zal
het microfoongeluid synchroon met de muziekbeat herhaald
worden.
Als een echo van 1/1 beat op het vocale gedeelte van een track
wordt toegepast, krijgt het liedje een effect dat op een
kringloop lijkt.
Voorbeeld
1 beat
Afsnijden van
ingangsgeluid
1 beat
4. Automatische PAN (L-R BALANCE)
Met deze functie worden de geluiden in eenheden van 1/16,
1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 over de rechter en linker
kanalen verdeeld, synchroon met het ritme (automatische
beat-pan).
Er kan ook een korte automatische pan worden uitgevoerd, om
de geluiden heel snel over rechts/links te verdelen; een effect
dat onmogelijk met de hand kan worden verwezenlijkt.
Voorbeeld
1 cyclus = 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1,
8/1 of 16/1 beat
Midden
(stereo)
Automatische
beat-pan
Midden
(stereo)
Korte automatische pan
5. Automatische TRANS
In eenheden van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat
wordt het geluid automatisch afgesneden, synchroon met het
ritme.
Voorbeeld
1 cyclus = 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1,
8/1 of 16/1 beat
Afsnijden
Tijd
Afsnijden
99
<DRB1392>
Du
Nederlands
6. FILTER
In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat
wordt de filterfrequentie verschoven, waardoor de
geluidskleuring aanzienlijk wordt veranderd.
Voorbeeld
1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1,
16/1, 32/1 of 64/1 beat
Frequentie
9. REVERB
Produceert een nagalmeffect.
10. ROBOT
De ingangsgeluiden worden weergegeven alsof ze door een
robot worden voortgebracht.
11. CHORUS
Levert een koorgeluid, synchroon met 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1,
8/1 of 16/1 beat. Het geproduceerde geluid heeft veel
ruimtelijkheid alsof dezelfde toonhoogte door meerdere
bronnen wordt voortgebracht.
14. SEND/RETURN
Door een sampler of effector aan te sluiten kan een grote
variëteit aan andere effecten worden gecreëerd.
EFFECTFUNCTIES (TYPEN BEAT-EFFECTEN)
7. FLANGER
In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat
wordt snel en gemakkelijk 1 cyclus van het flanger-effect
geproduceerd.
Voorbeeld
1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1,
16/1, 32/1 of 64/1 beat
Korte
vertraging
8. PHASER
In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat
wordt snel en gemakkelijk 1 cyclus van het phaser-effect
geproduceerd.
Voorbeeld
1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1,
16/1, 32/1 of 64/1 beat
Faseverschuiving
12. ROLL
Geluiden van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat
worden herhaaldelijk opgenomen en uitgevoerd. Wanneer de
geluiden worden veranderd van 1/1 naar 1/2 of 1/4 beat,
synchroon met de beat, kan een rolgeluideffect worden
verkregen.
Voorbeeld
Herhalen
Oorspronkelijk
1/1 rol
Effect AAN
13. REVERSE ROLL
Geluiden van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat
worden herhaaldelijk opgenomen, dan omgekeerd, en
uitgevoerd. Wanneer de geluiden worden veranderd van 1/1
naar 1/2 of 1/4 beat, synchroon met de beat, kan een
omgekeerd weergave-rolgeluideffect worden verkregen.
Voorbeeld
Omgekeerd herhalen
Oorspronkelijk
1/1 omgekeerde
rol
Effect AAN
100
<DRB1392>
Du
BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN
EFFECT SELECT
CH SELECT
PARAMETER
1 2 3 4
MIC MST
AUTO MIDI
TAP BPM
%
AB
1
4
2
3
5
TAP
AUTO/TAP
ON/OFF
TIME
LEVEL/DEPTH
BEAT 2, 3
Voorbeeld van display-aanduidingen
Effectnaam: DELAY
Effectkanaal-selectie: CH 1
BPM waarde: 120 BPM
Parameter 1: 500 ms
Beat-veelvoud: 1/1
Met de beat-effecten kunnen de effecttijden onmiddellijk
gesynchroniseerd worden met de BPM (beats per minuut), waardoor
zelfs tijdens live-uitvoeringen een groot scala aan effecten kan
worden geproduceerd, synchroon met het huidige ritme.
1. Druk op de AUTO/TAP toets om de BPM (beats per minuut
= tracksnelheid) meetmethode in te stellen.
AUTO:
De BPM van het muziekingangssignaal wordt automatisch
gedetecteerd.
TAP: De BPM wordt handmatig ingevoerd door tikken op de TAP
toets.
Bij het inschakelen van het apparaat komt de functie in de
[AUTO] stand te staan.
De indicator voor de gekozen instelling [AUTO/TAP] licht op
het display op.
Als de BPM van een track niet automatisch gedetecteerd kan
worden, zal de BPM teller van het display knipperen.
Het effectieve bereik in de AUTO stand is 70 tot 180 BPM.
Het is mogelijk dat bij sommige tracks geen nauwkeurige
meting kan worden uitgevoerd.
In dit geval kunt u de TAP stand gebruiken voor het handmatig
invoeren van de BPM.
[Gebruik van de TAP toets voor het handmatig
invoeren van de BPM]
Als tweemaal of vaker op de TAP toets wordt gedrukt,
synchroon met de beat (1/4 noten), zal de BPM worden
opgenomen als de gemiddelde waarde die gedurende
dat interval is vastgesteld.
Wanneer de BPM functie is ingesteld op [AUTO], zal bij
tikken op de TAP toets de BPM functie overschakelen naar
de TAP stand en wordt het interval gemeten waarop de TAP
toets wordt ingedrukt.
Als de BPM via de TAP toets wordt ingesteld, wordt het
beat-veelvoud 1/1 (of 4/1, afhankelijk van het gekozen
effect) en de tijd voor 1 beat (1/4 noten) of 4 beats wordt als
de effecttijd ingesteld.
Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP
toets ingedrukt wordt gehouden, kan handmatig een directe
BPM worden ingesteld.
Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP
toets en de AUTO/TAP toets ingedrukt worden gehouden,
kan de BPM in eenheden van 0,1 worden ingesteld.
2. Zet de effectkeuzeschakelaar op het gewenste effect.
Op het display wordt de naam van het gekozen effect
aangegeven.
Zie blz. 98 tot 99 voor verdere informatie over de diverse
effecten.
3. Zet de effectkanaal-keuzeschakelaar op het kanaal waarop
u het effect wilt toepassen.
De kanaalnaamindicator op het display toont de naam van het
gekozen kanaal met een rood kader eromheen.
Als [MIC] wordt gekozen, zal het effect op microfoon 1 en
microfoon 2 worden toegepast.
4.
Druk op de BEAT toets (2, 3) om het beat-veelvoud te
kiezen waarmee het effect gesynchroniseerd moet worden.
Als 3 wordt ingedrukt zal de beat-telling die berekend is op
basis van de BPM verdubbeld worden en als 2 wordt ingedrukt
zal de beat-telling die berekend is op basis van de BPM
gehalveerd worden (bij sommige effecten is ook de 3/4
instelling mogelijk).
Het veelvoud van de gekozen beat (parameter 1 positie) wordt
in zeven gedeelten op het display aangegeven (zie blz. 95).
De effecttijd die correspondeert met het beat-veelvoud wordt
automatisch ingesteld.
Voorbeeld: Bij BPM = 120
1/1 = 500 ms
1/2 = 250 ms
2/1 = 1 000 ms
5. Zet de ON/OFF toets op ON om het effect in te schakelen.
Telkens wanneer op de toets wordt gedrukt, zal het effect
omschakelen tussen ON/OFF (bij het inschakelen van het
apparaat komt de functie op OFF te staan).
De ON/OFF toets knippert wanneer het effect op ON staat.
Parameter 1
Gebruik de TIME (PARAMETER 1) regelaar om de tijdelijke parameter
(tijd) voor het gekozen effect in te stellen.
Zie blz. 102 voor verdere informatie over de invloed die het
ronddraaien van de TIME (PARAMETER 1) regelaar heeft op
parameter 1.
Parameter 2
Gebruik de LEVEL/DEPTH (PARAMETER 2) regelaar om de
kwantitatieve parameter (tijd) voor het gekozen effect in te stellen.
Zie blz. 102 voor verdere informatie over de invloed die het
ronddraaien van de LEVEL/DEPTH (PARAMETER 2) regelaar heeft op
parameter 2.
EFFECTFUNCTIES (BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN)
101
<DRB1392>
Du
Nederlands
TYPE GELUIDSKLEUREFFECT
3. CRUSH
Dit effect zal het geluid enigszins verbrijzelen waardoor een
bepaald accent aan het geluid wordt toegevoegd.
4. FILTER
De filterfrequentie wordt verschoven, met een sterke
verandering in de toon tot gevolg.
Draai de regelaar naar rechts voor hoogdoorlaatfilter-effecten
en naar links voor laagdoorlaatfilter-effecten.
Laagdoorlaatfilter
Frequentie
COLOR
HILOW
Hoogdoorlaatfilter
Frequentie
GEBRUIK VAN DE
GELUIDSKLEUREFFECTEN
De geluidskleureffecten zijn gekoppeld aan de COLOR effect-
parameterregelaar voor elk kanaal.
* De geluidskleureffecten worden niet op de microfooninvoer
toegepast.
1. Druk op de geluidskleureffect-keuzetoetsen (HARMONIC,
SWEEP, FILTER, CRUSH) voor het gewenste effect.
HARMONIC:
Voor het toepassen van een toonhoogte-verschuivingseffect
overeenkomstig de toonaard van de track.
SWEEP:
De track wordt door het filter geleid en uitgevoerd.
CRUSH:
Het geluid van de track wordt uitgevoerd via een
verbrijzelingseffect.
FILTER:
De track wordt gefilterd en uitgevoerd.
De toets voor het gekozen effect knippert.
Het gekozen effect wordt gelijk op de kanalen 1 tot 4 toegepast.
Wanneer een knipperende toets wordt ingedrukt, zal deze
blijven branden en wordt het effect uitgeschakeld.
Bij het inschakelen van het apparaat komen alle effecten op uit
te staan (de indicators lichten op).
2. Gebruik de geluidskleureffect-parameterregelaar (COLOR)
om de kwantitatieve parameter voor het effect in te
stellen.
De parameter kan onafhankelijk voor elk kanaal worden
ingesteld.
De kleur van de harmonie-indicator verandert om de toestand
van het harmonisch effect aan te geven.
Rood: Komt niet overeen met de frequentie van de
toonaardschaal.
Groen: Komt overeen met de frequentie van de toonaardschaal.
1
HARMONIC,
SWEEP,
FILTER,
CRUSH
2
COLOR
EFFECTFUNCTIES (TYPE GELUIDSKLEUREFFECT/GEBRUIK VAN DE GELUIDSKLEUREFFECTEN)
1. HARMONIC
Detecteert een afwijking in het ingangsgeluid van de absolute
toonhoogte en compenseert automatisch naar de
dichtstbijzijnde toonaard.
Door de regelaar te draaien kan de toonhoogte/toonaard
afgesteld worden binnen een bereik van ±6 halftonen.
COLOR
HILOW
Ingangsgeluid
Gecompenseerd geluid
Scherpfilter Banddoorlaatfilter
Frequentie Frequentie
2. SWEEP
Met deze functie wordt de frequentie van het filter verschoven,
waardoor grote veranderingen in de toon teweeg worden
gebracht. Wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid,
wordt het effect van een banddoorlaatfilter geproduceerd en
wanneer de regelaar naar links wordt gedraaid, wordt het
effect van een scherpfilter geproduceerd.
COLOR
HI
1 kHz
LOW
1 kHz
102
<DRB1392>
Du
EFFECTPARAMETERS
Beat-effect
Geluidskleureffecten
Naam
1 DELAY
2 ECHO (*1)
3 REVERSE DELAY
4 PAN
5 TRANS
6 FILTER
7 FLANGER
8 PHASER
9 REVERB (*1)
10 ROBOT
11 CHORUS
12 ROLL (*2)
13
REVERSE ROLL (*2)
14 SEND/RETURN
Parameter van beat-schakelaar
Instellen van de vertragingstijd van
1/8 tot 16/1 per 1 beat BPM tijd.
Instellen van de vertragingstijd van
1/8 tot 16/1 per 1 beat BPM tijd.
Instellen van de vertragingstijd van
1/8 tot 16/1 per 1 beat BPM tijd.
Instellen van de tijd van 1/16 tot 16/1
per 1 beat BPM tijd voor de
verdeling over rechts/links.
Instellen van de afsnijtijd van 1/16
tot 16/1 per 1 beat BPM tijd.
De cyclus van de afsnijfrequentie-
verschuiving wordt ingesteld in
eenheden 1/4 tot 64/1 ten opzichte
van 1 beat BPM.
De cyclus van de flanger-
verschuiving wordt ingesteld in
eenheden 1/4 tot 64/1 ten opzichte
van 1 beat BPM.
De cyclus van het phaser-effect
wordt ingesteld in eenheden 1/4 tot
64/1 ten opzichte van 1 beat BPM.
De hoeveelheid nagalm wordt
ingesteld van 1 tot 100%.
Instellen van de toonhoogte van het
robotgeluideffect binnen een bereik
van 100 tot +100 %.
De cyclus van de koorgeluid-waver
wordt ingesteld in eenheden 1/4 tot
64/1 ten opzichte van 1 beat BPM.
De effecttijd wordt ingesteld als 1/16
tot 16/1 ten opzichte van 1 beat BPM.
De effecttijd wordt ingesteld als 1/16
tot 16/1 ten opzichte van 1 beat BPM.
Inhoud
Instellen van de
vertragingstijd.
Instellen van de
vertragingstijd.
Instellen van de
vertragingstijd.
Instellen van de
effecttijd.
Instellen van de
effecttijd.
Instellen van de
cyclus voor de
afsnijtijd-
verschuiving.
Instellen van de
cyclus voor de
flangereffect-
verschuiving.
Instellen van de
cyclus voor de
fase-effect-
verschuiving.
Instellen van de
hoeveelheid
nagalmeffect.
Instellen van de
toonhoogte van het
robotgeluideffect.
Instellen van de
cyclus van de
koorgeluidharmonie.
Instellen van de
effecttijd.
Instellen van de
effecttijd.
Instelbereik (eenheid)
1 tot 4 000 (ms)
1 tot 4 000 (ms)
10 tot 4 000 (ms)
10 tot 16 000 (ms)
10 tot 16 000 (ms)
10 tot 32 000 (ms)
10 tot 32 000 (ms)
10 tot 32 000 (ms)
1 tot 100 (%)
100 tot +100 (%)
10 tot 32 000 (ms)
1 tot 4 000 (ms)
1 tot 4 000 (ms)
Parameter 2
(MIX/DEPTH regelaar)
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
vertragingsgeluid.
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
echogeluid.
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
vertragingsgeluid.
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
effectgeluid.
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
effectgeluid.
De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid.
De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid. Wanneer de
regelaar volledig naar links wordt
gedraaid, wordt alleen het
oorspronkelijke geluid uitgevoerd.
De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid. Wanneer de
regelaar volledig naar links wordt
gedraaid, wordt alleen het
oorspronkelijke geluid uitgevoerd.
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het
effectgeluid.
De hoeveelheid effect wordt
verhoogd wanneer de regelaar naar
rechts wordt gedraaid.
Instellen van de balans van het
koorgeluid.
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het rolgeluid.
Instellen van de balans tussen het
oorspronkelijke geluid en het rolgeluid.
Instellen van het volume van het
RETURN ingangsgeluid.
Parameter 1 (TIME regelaar)
EFFECTFUNCTIES (EFFECTPARAMETERS)
Naam
1 HARMONIC
2 SWEEP
3 CRUSH
4 FILTER
Parameter (COLOR regelaar)
Instellen van de hoeveelheid toonhoogte-verschuiving in ±6 halftonen. Draai de regelaar naar rechts om de
toonhoogte-verschuiving met +6 halftonen te vermeerderen en draai de regelaar naar links om de toonhoogte-
verschuiving met 6 halftonen te verminderen.
Instellen van de afsnijfrequentie van het filter. Draai de regelaar naar rechts voor een banddoorlaatfiltereffect; draai de
regelaar naar links voor een scherpfiltereffect.
Instellen van de hoeveelheid verbrijzeling van het ingangsgeluid. Draai de regelaar naar links om de
laagbereikgeluiden te versterken en naar rechts om de hoogbereikgeluiden te versterken.
Instellen van de afsnijfrequentie van het filter. Draai de regelaar naar rechts om het hoogdoorlaatfilter te veranderen
en draai de regelaar naar links om het laagdoorlaatfilter te veranderen.
(*1) Wanneer de effectmonitor is ingeschakeld maar er geen geluid vanaf het kanaal naar de hoofduitgang wordt uitgevoerd, zal het effectgeluid
niet hoorbaar zijn.
(*2) Wanneer het effect wordt uitgeschakeld (OFF), zal het effectgeluid niet hoorbaar zijn, ook als de monitor op effector is ingesteld.
103
<DRB1392>
Du
Nederlands
MIDI-INSTELLINGEN
MIDI is de afkorting voor Musical Instrument Digital Interface en
verwijst naar een protocol dat ontwikkeld is voor de uitwisseling van
gegevens tussen elektronische instrumenten en computers.
Voor het aansluiten van apparatuur met MIDI aansluitingen hebt u
een MIDI kabel nodig voor het verzenden en ontvangen van de
gegevens.
De DJM-800 maakt gebruik van het MIDI protocol voor het verzenden
en ontvangen van de gegevens die betrekking hebben op de
bediening van de apparatuur en de BPM (timingklok).
MIDI START
/STOP
TIME
MIDI OUT
DJM-800
OUT
BPM
=120
BPM
=120
IN
IN
DJ CD-speler
MIDI sequencer
Audio
1. Verbind de MIDI OUT aansluiting van de DJM-800 met
behulp van een los verkrijgbare MIDI kabel met de MIDI IN
aansluiting van de MIDI sequencer.
Zet de synchronisatiemodus van de MIDI sequencer op slave.
MIDI sequencers die geen MIDI timingklok ondersteunen
kunnen niet gesynchroniseerd worden.
Synchronisatie is wellicht niet mogelijk als de BPM van de track
niet gedetecteerd kan worden of stabiel meetbaar is.
BPM waarden ingesteld met de TAP functie kunnen ook
gebruikt worden voor uitvoeren van de timingklok.
2. Druk op de MIDI START/STOP toets.
Het uitvoerbereik van de MIDI timingklok is 40 tot 250 BPM.
Opmerking:
Bij sommige tracks is een nauwkeurige meting van de BPM
misschien niet mogelijk.
[Instellen van het MIDI kanaal]
Het MIDI kanaal (1 tot 16) kan worden ingesteld en in het geheugen
worden opgeslagen.
1. Terwijl u de MIDI START/STOP toets ingedrukt houdt, zet
u de netschakelaar op ON.
Het display toont [MIDI CH SETTING] en het apparaat komt in
de MIDI instelstand te staan.
2. Draai aan de TIME regelaar om het MIDI kanaal te kiezen.
3. Druk op de MIDI START/STOP toets.
Het gekozen MIDI kanaal wordt vastgelegd.
4. Schakel het apparaat uit.
MIDI-MELDINGEN
MIDI-INSTELLINGEN
SYNCHRONISEREN VAN
AUDIOSIGNALEN MET DE EXTERNE
SEQUENCER OF GEBRUIK VAN DE DJM-
800 INFORMATIE VOOR DE BEDIENING
VAN DE EXTERNE SEQUENCER
Categorie
Naam van schakelaar
Type schakelaar
MIDI-melding
Opmerkingen
CH1
CH2
CH3
TRIM
HI
MID
LOW
COLOR
CUE
FADER
CF ASSIGN
TRIM
HI
MID
LOW
COLOR
CUE
FADER
CF ASSIGN
TRIM
HI
MID
LOW
COLOR
CUE
FADER
CF ASSIGN
VR
VR
VR
VR
VR
BUTTON
VR
SW
VR
VR
VR
VR
VR
BUTTON
VR
SW
VR
VR
VR
VR
VR
BUTTON
VR
SW
Bn 01 dd
Bn 02 dd
Bn 03 dd
Bn 04 dd
Bn 05 dd
Bn 46 dd
Bn 11 dd
Bn 41 dd
Bn 06 dd
Bn 07 dd
Bn 08 dd
Bn 09 dd
Bn 0A dd
Bn 47 dd
Bn 12 dd
Bn 42 dd
Bn 0C dd
Bn 0E dd
Bn 0F dd
Bn 15 dd
Bn 16 dd
Bn 48 dd
Bn 13 dd
Bn 43 dd
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
OFF=0, ON=127
0 tot 127
0, 64, 127
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
OFF=0, ON=127
0 tot 127
0, 64, 127
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
OFF=0, ON=127
0 tot 127
0, 64, 127
MSB LSB
104
<DRB1392>
Du
MIDI-INSTELLINGEN
PROGRAMMA VERANDEREN
SNAPSHOT
Als de DJM-800 is ingesteld met parameters voor een bepaald doel,
kunnen die groep parameters als een snapshot worden opgenomen.
Wanneer een shapshot van de huidige status wordt opgenomen,
zullen alle meldingen voor de wijziging van de regeling en het
programma worden overgebracht. Houd de MIDI START/STOP toets
ingedrukt om de snapshot over te zenden.
MSB LSB
00
EFFSEL2 EFFSEL1 EFFSEL0 EFFCH2 EFFCH1 EFFCH0
EFFSEL2 EFFSEL1 EFFSEL0
0 0 1 DELAY
0 1 0 ECHO
———REV DELAY
0 1 1 PAN
1 0 0 TRANS
1 0 1 FILTER
1 1 0 FLANGER
1 1 1 PHASER
———REVERB
———ROBOT
———CHORUS
———ROLL
———REV ROLL
———SND/RTN
EFFECT SEL BEAT
EFFCH2 EFFCH1 EFFCH0
0011
0102
0113
1004
1 0 1 MIC
1 1 0 CF.A
1 1 1 CF.B
———MST
EFFECT SEL
Categorie
Naam van schakelaar
Type schakelaar
MIDI-melding
Opmerkingen
MSB LSB
CH4
CROSS FADER
FADER CURVE
MASTER
BOOTH
EFFECT
MIC
(SOUND COLOR
FX)
(FADER START)
(HEAD PHONES)
MIDI
TRIM
HI
MID
LOW
COLOR
CUE
FADER
CF ASSIGN
CROSS FADER
CH CURVE
CROSS CURVE
MASTER LEVEL
BALANCE
CUE
MONITOR
BEAT LEFT
BEAT RIGHT
AUTO/TAP
TAP
CUE
EFFECT SELECT
CH SELECT
TIME
LEVEL/DEPTH
EFFECT ON/OFF
HI
LOW
HARMONIC
SWEEP
CRUSH
FILTER
1
2
3
4
MIXING
LEVEL
START
STOP
VR
VR
VR
VR
VR
BUTTON
VR
SW
VR
SW
SW
VR
VR
BUTTON
VR
BUTTON
BUTTON
BUTTON
BUTTON
BUTTON
SW
SW
SW
VR
BUTTON
VR
VR
BUTTON
BUTTON
BUTTON
BUTTON
BUTTON
BUTTON
BUTTON
BUTTON
VR
VR
BUTTON
BUTTON
Bn 50 dd
Bn 51 dd
Bn 5C dd
Bn 52 dd
Bn 53 dd
Bn 49 dd
Bn 14 dd
Bn 44 dd
Bn 0B dd
Bn 5E dd
Bn 5F dd
Bn 18 dd
Bn 17 dd
Bn 4A dd
Bn 19 dd
Bn 4C dd
Bn 4D dd
Bn 45 dd
Bn 4E dd
Bn 4B dd
Cn pc
Cn pc
Bn 0D MSB Bn 2D LSB
Bn 5B dd
Bn 40 dd
Bn 1E dd
Bn 1F dd
Bn 54 dd
Bn 55 dd
Bn 56 dd
Bn 57 dd
Bn 58 dd
Bn 59 dd
Bn 5A dd
Bn 5D dd
Bn 1B dd
Bn 1A dd
FA
FC
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
0 tot 127
OFF=0, ON=127
0 tot 127
0, 64, 127
0 tot 127
0, 64, 127
0, 64, 127
0 tot 127
0 tot 127
OFF=0, ON=127
0 tot 127
OFF=0, ON=127
OFF=0, ON=127
OFF=0, ON=127
OFF=0, ON=127
OFF=0, ON=127
Zie PROGRAMMA
VERANDEREN hieronder.
0 tot 127
OFF=0, ON=127
0 tot 127
0 tot 127
OFF=0, ON=127
OFF=0, ON=127
OFF=0, ON=127
OFF=0, ON=127
OFF=0, ON=127
OFF=0, ON=127
OFF=0, ON=127
OFF=0, ON=127
0 tot 127
0 tot 127
TIME waarde; FLANGER, PHASER,
CHORUS, FILTER veranderen naar 1/2
waarde; negatieve waarden worden
omgezet in positieve waarden.
105
<DRB1392>
Du
Nederlands
VERHELPEN VAN STORINGEN
Onjuist uitgevoerde bewerkingen worden vaak voor defecten of storingen aanzien. Als u denkt dat er werkelijk iets mis is met dit toestel,
moet u eerst onderstaande punten controleren. Soms moet de oorzaak van het probleem bij een ander toestel worden gezocht. U moet
dus alle aangesloten elektrische apparaten controleren.
Indien het probleem, zelfs na controle van onderstaande punten, niet kan worden opgelost, moet u met uw verkoper of dichtsbijzijnde
PIONEER service center contact opnemen.
VERHELPEN VAN STORINGEN
Bij statische elektriciteit of andere externe interferentie kunnen er storingen in het apparaat optreden. Om de normale werking te herstellen,
schakelt u het apparaat uit en dan weer in.
Storing
Geen stroom.
Geen geluid of het geluidsvolume is
erg laag.
Microfoongeluid is niet in de
BOOTH uitvoer hoorbaar.
Geen digitale uitvoer.
Geluid is vervormd.
Kruisfader werkt niet.
Faderstart met de CD-speler is niet
mogelijk.
Effecten werken niet.
Externe effector werkt niet.
Geluid van externe effector is
vervormd.
BPM kan niet gemeten worden.
Gemeten BPM-waarde is niet juist.
Gemeten BPM-waarde verschilt van
de waarde die op de CD staat.
MIDI sequencer kan niet
gesynchroniseerd worden.
Mogelijke oorzaak
÷ Het netsnoer is niet aangesloten.
÷ De ingangskeuzeschakelaar staat in de
verkeerde stand.
÷ De DIGITAL/CD ingangskeuzeschakelaar of
de DIGITAL/LINE ingangskeuzeschakelaar op
het achterpaneel staat in de verkeerde stand.
÷ De aansluitkabels zijn verkeerd aangesloten
of de kabels zitten los.
÷ De aansluitbussen of de stekkers zijn vuil.
÷ De hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar
(MASTER ATT) op het achterpaneel staat op
12 dB enz.
÷ De MIC SIGNAL schakelaar op het
achterpaneel staat op [CUT].
÷ De bemonsteringsfrequentie (fs) van de
digitale uitgang komt niet overeen met de
specificaties van de aangesloten apparatuur.
÷ Het hoofduitgangsniveau is te hoog.
÷ Het ingangsniveau is te hoog.
÷ De CROSS FADER ASSIGN schakelaar ([A],
[THRU], [B]) is niet juist ingesteld.
÷ De FADER START toets staat op OFF.
÷ De CONTROL aansluiting op het
achterpaneel is niet met de CD-speler
verbonden.
÷
Alleen de CONTROL aansluiting op het
achterpaneel is met de CD-speler verbonden.
÷ De instelling van de effectkanaal-
keuzeschakelaar is verkeerd.
÷ De effectparameter 2 regelaar (LEVEL/
DEPTH) staat op [MIN].
÷ De effectkeuzeschakelaar staat niet op [SND/
RTN].
÷
De effector is niet op de SEND/RETURN
aansluitingen op het achterpaneel aangesloten.
÷ De effectkanaal-keuzeschakelaar is verkeerd
ingesteld.
÷ Het ingangsniveau van de externe effector is
te hoog.
÷ Het ingangsniveau is te hoog of te laag.
÷ De BPM kan bij sommige tracks niet juist
gemeten worden.
÷ Er kunnen verschillen zijn als gevolg van de
BPM detectiemethode die gebruikt wordt.
÷ De synchronisatiemodus van de MIDI
sequencer staat niet op slave.
÷ De MIDI sequencer is niet geschikt voor
gebruik met dit apparaat.
Maatregelen
÷ Sluit het netsnoer op een stopcontact aan.
÷ Kies het weergave-apparaat met de
ingangskeuzeschakelaar.
÷ Zet de DIGITAL/CD ingangskeuzeschakelaar of
de DIGITAL/LINE ingangskeuzeschakelaar op
het achterpaneel in de stand die overeenkomt
met het apparaat dat wordt weergegeven.
÷ Corrigeer de aansluitingen.
÷ Maak de aansluitbussen/stekkers schoon
voordat u de aansluitingen maakt.
÷ Stel de hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar
(MASTER ATT) op het achterpaneel juist in.
÷ Zet de MIC SIGNAL schakelaar op het
achterpaneel op [ADD].
÷
Stel de bemonsteringsfrequentie-keuzeschakelaar
op het achterpaneel in overeenkomstig de
specificaties van de aangesloten apparatuur.
÷ Stel de hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER
LEVEL) of de uitgangsverzwakkingsschakelaar
(MASTER ATT) op het achterpaneel correct in.
÷ Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het
ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveau-
indicator.
÷ Stel de CROSS FADER ASSIGN schakelaar voor
het gewenste kanaal correct in.
÷ Zet de FADER START toets op ON.
÷ Verbind de CONTROL aansluiting van het
mengpaneel met een bedieningssignaalkabel
met de CD-speler.
÷ Verbind de CONTROL aansluitingen en ook de
analoge ingangsaansluitingen.
÷ Kies correct het kanaal waarop u de effecten
wilt toepassen.
÷ Stel de effectparameter 2 regelaar (LEVEL/
DEPTH) juist in.
÷ Zet de effectkeuzeschakelaar op [SND/RTN].
÷ Sluit de effector op de SEND/RETURN
aansluitingen op het achterpaneel aan.
÷ Gebruik de effectkanaal-keuzeschakelaar om de
geluidsbron te kiezen waarop u de effecten wilt
toepassen.
÷ Verlaag het uitgangsniveau van de externe
effector.
÷ Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het
ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveau-
indicator.
÷ Stel de andere kanalen eveneens zodanig in dat
het ingangsniveau 0 dB nadert op de
kanaalniveau-indicator.
÷ Tik op de TAP toets om de BPM handmatig in te
stellen.
÷ Er zijn geen maatregelen nodig.
÷ Zet de synchronisatiemodus van de MIDI
sequencer op slave.
÷
MIDI sequencers die geen MIDI timingklok
ondersteunen kunnen niet gesynchroniseerd worden.
106
<DRB1392>
Du
TECHNISCHE GEGEVENS
1. Algemeen
Stroomvoorziening .......... 220 V tot 240 V wisselstroom, 50 Hz/60 Hz
Stroomverbruik ............................................................................. 30 W
Bedrijfstemperatuur......................................................+5 ˚C tot +35 ˚C
Bedrijfsvochtigheid ....................... 5 % tot 85 % (zonder condensatie)
Gewicht ........................................................................................ 7,5 kg
Maximale afmetingen......................... 320 (B) × 381 (D) × 108 (H) mm
2. Audiogedeelte
Bemonsteringsfrequentie ........................................................... 96 kHz
A/D, D/A-omzetter ........................................................................ 24 bit
Frequentiebereik
LINE ........................................................................ 20 Hz tot 20 kHz
MIC ......................................................................... 20 Hz tot 20 kHz
PHONO ........................................................20 Hz tot 20 kHz (RIAA)
S/R-verhouding (bij nomimaal vermogen)
LINE ....................................................................................... 104 dB
PHONO .................................................................................... 88 dB
MIC .......................................................................................... 84 dB
Vervorming (LINE-MASTER 1) .................................................0,005 %
Standaard ingangsniveau/ingangsimpedantie
PHONO 2 tot 4 ........................................................... 52 dBu/47 k
MIC 1, MIC 2 ............................................................... 52 dBu/3 k
LINE, LINE/CD 1 tot 4 ................................................ 12 dBu/22 k
RETURN .................................................................... 12 dBu/22 k
Standaard uitgangsniveau/belastingsimpedantie/uitgangsimpedantie
MASTER 1 ........................................ +2 dBu/600 /10 of minder
MASTER 2 .......................................................... +2 dBu/10 k/1 k
REC ..................................................................... 8 dBu/10 k/1 k
BOOTH ............................................................. +2 dBu/600 /600
SEND ................................................................ 12 dBu/10 k/1 k
PHONES .......................................... +8,5 dBu/32 /22 of minder
Nominaal uitgangsniveau/belastingsimpedantie
MASTER 1 ................................................................ +22 dBu/600
MASTER 2 ................................................................. +20 dBu/10 k
Overspraak (LINE) ........................................................................ 88 dB
Kanaal-equalizerverloop
HI............................................................. 26 dB tot +6 dB (13 kHz)
MID ............................................................ 26 dB tot +6 dB (1 kHz)
LOW ........................................................... 26 dB tot +6 dB (70 Hz)
Microfoon-equalizerverloop
HI.............................................................. 12 dB tot +6 dB (10 kHz)
LOW ......................................................... 12 dB tot +6 dB (100 Hz)
3. Ingangs-/uitgangsaansluitingen
PHONO ingangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 3
LINE/CD ingangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 4
LINE ingangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 1
MIC ingangsaansluitingen
XLR aansluiting/klinkstekkerbus (Ø6,3 mm).................................. 1
Klinkstekkerbus (Ø6,3 mm) ............................................................ 1
DIGITAL coaxiale ingangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 4
RETURN ingangsaansluitingen
Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) ...................................................... 1
MASTER uitgangsaansluitingen
XLR aansluitingen........................................................................... 1
RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 1
BOOTH uitgangsaansluitingen
Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) ...................................................... 1
REC uitgangsaansluitingen
RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 1
SEND uitgangsaansluitingen
Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) ...................................................... 1
DIGITAL coaxiale uitgangsaansluiting
RCA tulpstekkerbus ........................................................................1
MIDI OUT aansluiting
5-polige DIN .................................................................................... 1
PHONES uitgangsaansluiting
Stereo-klinkstekkerbus (Ø6,3 mm) ................................................. 1
CONTROL aansluiting
Mini-klinkstekkerbussen (Ø3,5 mm) .............................................. 4
4. Accessoires
Gebruiksaanwijzing ............................................................................. 1
Netsnoer ............................................................................................... 1
Wijzigingen in technische gegevens en ontwerp voorbehouden,
zonder voorafgaande kennisgeving.
TECHNISCHE GEGEVENS
Uitgegeven door Pioneer Corporation.
Copyright © 2005 Pioneer Corporation.
Alle rechten voorbehouden.

Documenttranscriptie

Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Pioneer produkt. Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig door zodat u het apparaat op de juiste wijze kunt bedienen. Bewaar de gebruiksaanwijzing voor het geval u deze in de toekomst nogmaals nodig heeft. Het is mogelijk dat in bepaalde landen of gebieden de uitvoering van de netstekker en het stopkontakt verschilt van hetgeen in deze gebuiksaanwijzing is afgebeeld. De aansluitmethode en bediening zijn in dergelijke gevallen echter precies hetzelfde. K015 Du BELANGRIJK CAUTION RISK OF ELECTRIC SHOCK DO NOT OPEN De lichtflash met pijlpuntsymbool in een gelijkzijdige driehoek is bedoeld om de aandacht van de gebruikers te trekken op een niet geïsoleerde “gevaarlijke spanning” in het toestel, welke voldoende kan zijn om bij aanraking een elektrische shock te veroorzaken. WAARSCHUWING: OM HET GEVAAR VOOR EEN ELEKTRISCHE SHOCK TE VOORKOMEN, DEKSEL (OF RUG) NIET VERWIJDEREN. AAN DE BINNENZIJDE BEVINDEN ZICH GEEN ELEMENTEN DIE DOOR DE GEBRUIKER KUNNEN BEDIEND WORDEN. ENKEL DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL TE BEDIENEN. WAARSCHUWING Dit apparaat is niet waterdicht. Om brand of een elektrische schok te voorkomen, mag u geen voorwerp dat vloeistof bevat in de buurt van het apparaat zetten (bijvoorbeeld een bloemenvaas) of het apparaat op andere wijze blootstellen aan waterdruppels, opspattend water, regen of vocht. D3-4-2-1-3_A_Du WAARSCHUWING Het uitroepteken in een gelijkzijdige driehoek is bedoeld om de aandacht van de gebruiker te trekken op de aanwezigheid van belangrijke bedienings- en onderhoudsinstructies in de handleiding bij dit toestel. D3-4-2-1-1_Du BELANGRIJKE INFORMATIE BETREFFENDE DE VENTILATIE Let er bij het installeren van het apparaat op dat er voldoende vrije ruimte rondom het apparaat is om een goede doorstroming van lucht te waarborgen (tenminste 5 cm achter en 3 cm aan de zijkanten van het apparaat). WAARSCHUWING Lees zorgvuldig de volgende informatie voordat u de stekker de eerste maal in het stopcontact steekt. De bedrijfsspanning van het apparaat verschilt afhankelijk van het land waar het apparaat wordt verkocht. Zorg dat de netspanning in het land waar het apparaat wordt gebruikt overeenkomt met de bedrijfsspanning (bijv. 230 V of 120 V) aangegeven D3-4-2-1-4_A_Du op de achterkant van het apparaat. De gleuven en openingen in de behuizing van het apparaat zijn aangebracht voor de ventilatie, zodat een betrouwbare werking van het apparaat wordt verkregen en oververhitting wordt voorkomen. Om brand te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze openingen nooit geblokkeerd worden of dat ze afgedekt worden door voorwerpen (kranten, tafelkleed, gordijn e.d.) of door gebruik van het apparaat op een dik tapijt of een bed. D3-4-2-1-7b_A_Du WAARSCHUWING Gebruiksomgeving Om brand te voorkomen, mag u geen open vuur (zoals een brandende kaars) op de apparatuur zetten. D3-4-2-1-7a_A_Du Temperatuur en vochtigheidsgraad op de plaats van gebruik: +5° – +35°C, minder dan 85% RH (ventilatieopeningen niet afgedekt) Zet het apparaat niet op een slecht geventileerde plaats en stel het apparaat ook niet bloot aan hoge vochtigheid of direct zonlicht (of sterke kunstmatige D3-4-2-1-7c_A_Du verlichting). Deponeer dit product niet bij het gewone huishoudelijk afval wanneer u het wilt verwijderen. Er bestaat een speciaal wettelijk voorgeschreven verzamelsysteem voor de juiste behandeling, het opnieuw bruikbaar maken en de recycling van gebruikte elektronische producten. In de 25 lidstaten van de EU, Zwitserland en Noorwegen kunnen particulieren hun gebruikte elektronische producten gratis bij de daarvoor bestemde verzamelplaatsen of een verkooppunt (indien u aldaar een gelijkwaardig nieuw product koopt) inleveren. Indien u zich in een ander dan bovengenoemd land bevindt kunt u contact opnemen met de plaatselijke overheid voor informatie over de juiste verwijdering van het product. Zodoende zorgt u ervoor dat het verwijderde product op de juiste wijze wordt behandeld, opnieuw bruikbaar wordt gemaakt, t gerecycleerd en het niet schadelijk is voor de gezondheid en het milieu. Als de netstekker van dit apparaat niet geschikt is voor het stopcontact dat u wilt gebruiken, moet u de stekker verwijderen en een geschikte stekker aanbrengen. Laat het vervangen en aanbrengen van een nieuwe netstekker over aan vakkundig onderhoudspersoneel. Als de verwijderde stekker per ongeluk in een stopcontact zou worden gestoken, kan dit resulteren in een ernstige elektrische schok. Zorg er daarom voor dat de oude stekker na het verwijderen op de juiste wijze wordt weggegooid. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact wanneer u het apparaat geruime tijd niet denkt te gebruiken (bijv. wanneer u op vakantie gaat). D3-4-2-2-1a_A_Du LET OP De POWER schakelaar van dit apparaat koppelt het apparaat niet volledig los van het lichtnet. Aangezien er na het uitschakelen van het apparaat nog een kleine hoeveelheid stroom blijft lopen, moet u de stekker uit het stopcontact halen om het apparaat volledig van het lichtnet los te koppelen. Plaats het apparaat zodanig dat de stekker in een noodgeval gemakkelijk uit het stopcontact kan worden gehaald. Om brand te voorkomen, moet u de stekker uit het stopcontact halen wanneer u het apparaat langere tijd niet denkt te gebruiken (bijv. wanneer u op D3-4-2-2-2a_A_Du vakantie gaat). Dit product voldoet aan de laagspanningsrichtlijn (73/23/EEG, gewijzigd bij 93/68/EEG), EMCrichtlijnen (89/336/EEG, gewijzigd bij 92/31/EEG en D3-4-2-1-9a_Du 93/68/EEG). WAARSCHUWING NETSNOER Pak het netsnoer beet bij de stekker. Trek de stekker er niet uit door aan het snoer te trekken en trek nooit aan het netsnoer met natte handen aangezien dit kortsluiting of een elektrische schok tot gevolg kan hebben. Plaats geen toestel, meubelstuk o.i.d. op het netsnoer, en klem het niet vast. Maak er nooit een knoop in en en verbind het evenmin met andere snoeren. De netsnoeren dienen zo te worden geleid dat er niet per ongeluk iemand op gaat staan. Een beschadigd netsnoer kan brand of een elektrische schok veroorzaken. Kontroleer het netsnoer af en toe. Wanneer u de indruk krijgt dat het beschadigd is, dient u bij uw dichtstbijzijnde erkende PIONEER onderhoudscentrum of uw dealer een nieuw snoer te S002_Du kopen. WAARSCHUWINGEN I.V.M. HET GEBRUIK Installatieplek Installeer het toestel in een goed verluchte ruimte, waar het niet aan hoge temperaturen of vocht wordt blootgesteld. ÷ Installeer het toestel niet in een ruimte die aan directe zonnestralen is blootgesteld, of naast kachels of radiators. De buitenkant en de interne bestanddelen kunnen door te grote hitte worden beschadigd. De installatie van het toestel in een vochtige of stoffige omgeving kan ook stoornissen of ongelukken tot gevolg hebben. (Vermijd plaatsing naast fornuizen, etc. waar het toestel aan vette dampen, stoom of hitte zou kunnen worden blootgesteld.) ÷ Wanneer het toestel in een koffer of in een DJ-cabine wordt gebruikt, moet het van de wanden worden verwijderd om de warmteuitstraling te bevorderen. 86 <DRB1392> Du Het toestel schoonmaken ÷ Gebruik een poetsdoek om het stof en het vuil weg te nemen. ÷ Wanneer de buitenkant erg vuil is, kunt u deze met een in een neutraal, met vijf à zes keer zoveel water verdund reinigingsmiddel gedrenkte en goed uitgewrongen zachte doek schoonmaken en eindigen met een droge doek. Gebruik geen meubelwas of vlekkenmiddelen. ÷ Gebruik nooit verdunners, benzeen, insecticiden of andere chemische producten op of in de buurt van dit toestel, want deze tasten de buitenkant aan. KENMERKEN WAARSCHUWINGEN I.V.M. HET GEBRUIK .......... 86 CONTROLEER DE ACCESSOIRES ............................ 87 KENMERKEN ............................................................. 87 VOOR GEBRUIK AANSLUITINGEN ...................................................... AANSLUITINGENPANEEL .................................. AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE INGANGEN ........................................................... AANSLUITEN VAN EXTERNE EFFECTORS EN ANDERE APPARATUUR OP DE UITGANGEN .. BETREFFENDE DE MIDI-AANSLUITINGEN ....... AANSLUITEN VAN MICROFOONS EN HOOFDTELEFOONS ............................................ AANSLUITEN VAN HET NETSNOER ................. BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN ........................................... BEDIENINGSPANEEL .......................................... DISPLAY ............................................................... 88 88 89 90 90 91 91 92 92 94 BEDIENING BEDIENING VAN HET MENGPANEEL ..................... 96 BASISBEDIENING ................................................ 96 FADERSTARTFUNCTIE ....................................... 97 EFFECTFUNCTIES ..................................................... 98 TYPEN BEAT-EFFECTEN ..................................... 98 BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN ...................... 100 TYPE GELUIDSKLEUREFFECT .......................... 101 GEBRUIK VAN DE GELUIDSKLEUREFFECTEN..... 101 EFFECTPARAMETERS ....................................... 102 MIDI-INSTELLINGEN ............................................... 103 SYNCHRONISEREN VAN AUDIOSIGNALEN MET DE EXTERNE SEQUENCER OF GEBRUIK VAN DE DJM-800 INFORMATIE VOOR DE BEDIENING VAN DE EXTERNE SEQUENCER ... 103 MIDI-MELDINGEN ............................................. 103 PROGRAMMA VERANDEREN .......................... 104 SNAPSHOT ......................................................... 104 OVERIG VERHELPEN VAN STORINGEN .............................. 105 TECHNISCHE GEGEVENS ...................................... 106 BLOKSCHEMA ......................................................... 128 1 Ontworpen voor een topkwaliteit geluid De analoge signalen worden via de kortste circuitloop overgebracht en via een 24-bit topkwaliteit A/D-omzetter omgezet in digitaal formaat met 96 kHz bemonsteringsfrequentie. Dit betekent dat de signalen in de best mogelijke toestand bij de digitale mengtrap binnenkomen. Het mengen geschiedt door een 32-bit DSP, waarbij de geluidskwaliteit in het geheel niet wordt aangetast, terwijl er een ideale filtering wordt toegepast voor een optimaal geluid voor professionele DJ’s. Deze voorzieningen zijn ondergebracht in een solide behuizing met dubbele afscherming, in combinatie met een hoogwaardig vermogensgedeelte en andere geavanceerde hifi-kenmerken die ook in de DJM-1000 zijn toegepast, waardoor het apparaat een helder en krachtig geluid kan leveren dat bij uitstek geschikt is voor weergave in clubs. 2 Geluidskleureffecten 1) Harmonisch effect Uitgerust met een “harmonisch effect” functie, een nieuwe vinding bij deze apparatuur, die de toonaard van de track kan detecteren en in een optimale afstelling voor de DJ voorziet. Deze functie biedt een soepeler en natuurlijker DJ mengen in vergelijking tot de vroegere modellen waarbij alleen DJ-weergave met afstelling van het track-tempo mogelijk was. 2) Modulatie-effect “Filter,” “crush” en “sweep” effecten zijn aan elk kanaal toegevoegd. Deze zorgen voor meer toepassingsmogelijkheden voor de DJweergave door de gebruiker de effecten op een meer intuïtieve wijze te laten toepassen. Tevens kunnen deze effecten gecombineerd worden met “beat-effecten” waardoor tot 50 verschillende soorten effecten geproduceerd kunnen worden die de gebruiker een uitgebreid arsenaal ter beschikking stellen voor remix en DJweergave. 3 Beat-effecten De “beat-effecten” die zo populair zijn op de DJM-600 zijn ook hier weer beschikbaar. Deze effecten kunnen gekoppeld aan de BPM (beats per minuut) telling worden toegepast, waardoor een groot aantal geluiden gecreëerd kan worden. Voorbeelden van deze effecten zijn vertraging, echo, omgekeerde vertraging, panorama, trance, filter, flanger, phaser, nagalm, robot, koor, rol en omgekeerde rol. 4 Digitale IN/OUT De digitale ingangsaansluitingen ondersteunen alle gangbare bemonsteringsfrequenties (44,1/48/96 kHz) waardoor een DJ-systeem kan worden opgezet waarbij er geen vermindering in de geluidskwaliteit optreedt bij het aansluiten van de digitale componenten. Ook de digitale uitgangsaansluitingen ondersteunen de bemonsteringsfrequenties 96 kHz/24 bit en 48 kHz/24 bit, waardoor het apparaat bijzonder geschikt is voor opname in studio’s of voor andere gelegenheden waarbij een hoge geluidskwaliteit gewenst is. (Ondersteunt alleen lineaire PCM.) 5 MIDI OUT Praktisch alle regelaar- en schakelaarinformatie van de DJM-800 kan in MIDI signaalformaat worden uitgevoerd, zodat externe apparatuur via MIDI kan worden bediend. 6 Andere hoogtepunten CONTROLEER DE ACCESSOIRES Gebruiksaanwijzing ............................................................... 1 Netsnoer ................................................................................. 1 ¶ Door dit apparaat met behulp van een bedieningssignaalkabel op een Pioneer CD-speler voor DJ-gebruik aan te sluiten, kan het afspelen op de CD-speler gekoppeld worden aan de bediening van de fader (“faderstart-weergave”). ¶ Ingebouwde “3-bands equalizer” met een niveauregeling over een bereik van +6 dB tot –26 dB bij elke bandbreedte. ¶ “Kruisfader-toewijzing” functie voor een flexibele toewijzing van de kanaalingangen aan de kruisfader. ¶ “Talk over” functie voor het automatisch verlagen van het muziekvolume tijdens microfoon-invoer. ¶ “Fadercurve afstelling” functie voor het wijzigen van de kruisfader- en kanaalfadercurves. ¶ “Microfoon-stop” functie voor het dempen van de microfoon-uitvoer naar de cabinemonitor, waardoor ongewenste terugkoppeling wordt voorkomen. ¶ Door het kanaalfadergedeelte te vervangen door de los verkrijgbare draaivolumeregelaarkit DJC-800RV, kan de bediening via draaitype regelaars worden uitgevoerd in plaats van schuifregelaars. 87 <DRB1392> Du Nederlands INHOUDSOPGAVE AANSLUITINGEN (AANSLUITINGENPANEEL) AANSLUITINGEN AANSLUITINGENPANEEL 1 2 3 4 5 6 7 SIGNAL GND SIGNAL GND MASTER 2 L PHONO REC PHONO LINE 8 L LINE PHONO L DIGITAL IN LINE CD L CD L POWER OFF ON CONTROL 1GND 2HOT R R DIGITAL LINE 3COLD AC IN CONTROL R CONTROL R DIGITAL LINE DIGITAL CD CONTROL R MIDI OUT DIGITAL OUT fs (Hz) DIGITAL CD 48 k 96 k MASTER ATT 0dB -3dB -6dB -12dB R ADD CUT MASTER 1 L 21 20 R MIC SIGNAL 19 BOOTH (TRS) 18 17 1. POWER schakelaar 2. MASTER 2 uitgangsaansluitingen R L 16 15 14 SEND L(MONO) R RETURN 13 L(MONO) 12 11 10 9 13. RETURN aansluitingen RCA-type uitgangsaansluitingen voor het maken van opnamen. Ø6,3 mm klinkstekkertype ingangsaansluitingen. Deze kunnen verbonden worden met de uitgangsaansluitingen van externe effectors of andere gelijkwaardige apparaten. Wanneer alleen het L-kanaal is aangesloten, zal het ingangssignaal van het L-kanaal ook naar het R-kanaal worden gestuurd. 4. PHONO ingangsaansluitingen 14. SEND uitgangsaansluitingen RCA-type phono-niveau (voor MM-element) ingangsaansluitingen. Gebruik deze aansluitingen niet voor het invoeren van lijnniveausignalen. Ø6,3 mm klinkstekkertype uitgangsaansluitingen. Deze kunnen verbonden worden met de ingangsaansluitingen van externe effectors of andere gelijkwaardige apparaten. Wanneer alleen het L-kanaal is aangesloten, wordt er een L+R monosignaal uitgevoerd. RCA-type ongebalanceerde uitgang. 3. Opname-uitgangsaansluitingen (REC) 5. LINE ingangsaansluitingen RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen. Hierop kan een cassettedeck of ander apparaat met een lijnniveauuitgangssignaal worden aangesloten. 6. Signaal-aardeaansluitingen (SIGNAL GND) Sluit hierop de aarddraden van analoge spelers aan. Dit is geen veiligheidsaarde-aansluiting. 7. CD ingangsaansluitingen RCA-type lijnniveau-ingangsaansluitingen. Hierop kan een DJ CD-speler of ander apparaat met een lijnniveauuitgangssignaal worden aangesloten. 8. DIGITAL IN aansluitingen RCA-type digitale coaxiale ingangsaansluitingen. Hierop kan een DJ CD-speler of ander apparaat met digitale coaxiale uitgangsaansluitingen worden aangesloten. 9. MIDI OUT aansluiting DIN-type uitgangsaansluiting. Hierop kan een ander MIDI apparaat worden aangesloten (zie blz. 103). 10. DIGITAL OUT aansluiting RCA-type digitale coaxiale uitgangsaansluiting. Digitale audiohoofduitgang. 15. CONTROL aansluitingen Ø3,5 mm mini-aansluiting. Deze kan verbonden worden met de bedieningssignaal-aansluiting van een Pioneer DJ CD-speler. Wanneer deze aansluiting is verbonden, kan de fader van de DJM800 gebruikt worden voor het starten/stoppen op de DJ CD-speler. 16. BOOTH monitor-uitgangsaansluitingen Ø6,3 mm klinkstekkertype cabinemonitor-uitgangsaansluitingen. Het geluidsniveau van deze aansluitingen wordt onafhankelijk geregeld door de BOOTH MONITOR niveauregelaar, ongeacht de stand van de MASTER LEVEL regelaar. (Deze aansluitingen leveren TRS uitvoer, dus zij ondersteunen zowel gebalanceerde als ongebalanceerde uitgangen.) 17. DIGITAL/LINE ingangskeuzeschakelaars Gebruik deze schakelaars om de analoge ingang (LINE) of digitale ingang (DIGITAL IN) te kiezen. 18. Hoofduitgangsniveau-verzwakkingsschakelaar (MASTER ATT) Gebruik deze schakelaar voor het verzwakken van de hoofduitgang 1 en 2 signalen. De instelbare waarden zijn 0 dB, –3 dB, –6 dB en –12 dB. 19. Microfoonsignaalschakelaar (MIC SIGNAL ADD/CUT) Gebruik deze schakelaar om de bemonsteringsfrequentie van de digitale uitgang op 96 kHz/24 bit of 48 kHz/24 bit in te stellen. Wanneer deze schakelaar op [ADD] staat, zullen de geluiden van microfoon 1 en microfoon 2 via de BOOTH monitoruitgangsaansluitingen worden uitgevoerd. Wanneer de schakelaar op [CUT] staat, zullen de geluiden van microfoon 1 en microfoon 2 niet via de BOOTH monitoruitgangsaansluitingen worden uitgevoerd. 12. DIGITAL/CD ingangskeuzeschakelaars 20. MASTER 1 uitgangsaansluitingen Gebruik deze schakelaars om de analoge ingang (CD) of digitale ingang (DIGITAL IN) te kiezen. XLR-type (mannetjes-stekker) gebalanceerde uitgang. ÷ Bij gebruik van een snoer met RCA-type stekkers moet u de stekkers rechtstreeks in de MASTER 2 aansluitingen steken zonder XLR/RCA verloopstekkers te gebruiken. 11. Bemonsteringsfrequentie-keuzeschakelaar (fs 48 k/96 k) 21. Netstroomingang (AC IN) 88 <DRB1392> Du Sluit hierop het bijgeleverde netsnoer aan en steek dan de stekker aan het andere uiteinde in een stopcontact met de juiste netspanning. AANSLUITINGEN (AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE INGANGEN) Schakel het apparaat altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met het maken of wijzigen van aansluitingen. AANSLUITEN VAN APPARATUUR OP DE INGANGEN Pioneer DJ CD-spelers Aansluiten van andere lijnniveau-uitgangsapparaten Verbind de audio-uitgangsaansluitingen van de DJ CD-speler met de kanaal 1 of 2 CD ingangsaansluitingen of de kanaal 3 of 4 LINE ingangsaansluitingen en sluit de bedieningssignaalkabel van de speler op de bijbehorende CONTROL aansluiting van het kanaal aan. Zet de DIGITAL/CD schakelaar of de DIGITAL/LINE schakelaar van het aangesloten kanaal op [CD] of [LINE] en zet de ingangskeuzeschakelaar op [CD/DIGITAL] of [LINE/DIGITAL]. Bij het maken van digitale aansluitingen verbindt u de digitale coaxiale uitgangsaansluiting van de DJ CD-speler met een van de kanaal 1 tot 4 DIGITAL IN aansluitingen van de DJM-800 en daarna zet u de bijbehorende DIGITAL/CD schakelaar of DIGITAL/LINE schakelaar van het kanaal op [DIGITAL] en de ingangskeuzeschakelaar op [CD/ DIGITAL] of [LINE/DIGITAL]. Voor gebruik van een cassettedeck of andere CD-speler verbindt u de audio-uitgangsaansluitingen van het betreffende apparaat met de kanaal 3 of 4 LINE ingangsaansluitingen. Zet daarna de bijbehorende DIGITAL/LINE schakelaar van het kanaal op [LINE] en de ingangskeuzeschakelaar op [LINE/DIGITAL]. U kunt het apparaat ook op de LINE ingangsaansluiting van kanaal 1 aansluiten en dan de ingangskeuzeschakelaar van kanaal 1 op [LINE] zetten. Aansluiten van andere digitale uitgangsapparaten Voor gebruik van een CD-speler of ander apparaat met digitale aansluitingen verbindt u de digitale coaxiale uitgangsaansluitingen van het betreffende apparaat met een van de kanaal 1 tot 4 DIGITAL IN aansluitingen en daarna zet u de bijbehorende DIGITAL/CD schakelaar of DIGITAL/LINE schakelaar van het kanaal op [DIGITAL] en de ingangskeuzeschakelaar op [CD/DIGITAL] of [LINE/DIGITAL]. Analoge platenspelers Sluit de audio-uitgangskabel van de analoge platenspeler aan op een van de kanaal 2 tot 4 PHONO ingangsaansluitingen. Zet de bijbehorende ingangskeuzeschakelaar van het kanaal op [PHONO]. De PHONO ingangen van de DJM-800 zijn geschikt voor MMelementen. Sluit de aardkabel van de platenspeler op een van de SIGNAL GND aansluitingen van de DJM-800 aan. ÷ Er is geen PHONO ingangsaansluiting voor kanaal 1. DIGITAL/LINE schakelaar DIGITAL/CD schakelaar SIGNAL GND SIGNAL GND MASTER 2 PHONO REC L PHONO LINE L LINE PHONO L DIGITAL IN LINE CD Nederlands Ingangskeuzeschakelaar L CD L POWER OFF ON CONTROL 1GND 2HOT R R 3COLD AC IN CONTROL R DIGITAL LINE CONTROL R DIGITAL LINE CONTROL R DIGITAL CD DIGITAL CD MIDI OUT DIGITAL OUT fs (Hz) 48 k 96 k MASTER ATT 0dB -3dB -6dB -12dB R ADD CUT MASTER 1 L L R R MIC SIGNAL L R R L BOOTH (TRS) R L L R SEND L(MONO) L R R L RETURN L(MONO) R CD-speler enz. Analoge platenspeler Analoge platenspeler DJ CD-speler DJ CD-speler Cassettedeck enz. 89 <DRB1392> Du AANSLUITINGEN (AANSLUITEN VAN EXTERNE EFFECTORS EN ANDERE APPARATUUR OP DE UITGANGEN/BETREFFENDE DE MIDI-AANSLUITINGEN) AANSLUITEN VAN EXTERNE EFFECTORS EN ANDERE APPARATUUR OP DE UITGANGEN Hoofduitgang Digitale uitgang Dit apparaat is voorzien van een gebalanceerde uitgang MASTER 1 (geschikt voor XLR-stekkers) en een ongebalanceerde uitgang MASTER 2 (geschikt voor RCA-stekkers). Gebruik de MASTER ATT schakelaar om het uitgangsniveau aan te passen aan de ingangsgevoeligheid van de gebruikte eindversterker. Als de STEREO/MONO schakelaar van het bedieningspaneel op [MONO] staat, zal de hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R kanalen zijn. Dit is een coaxiale digitale uitgangsaansluiting, geschikt voor RCAstekkers. De bemonsteringsfrequentie kan worden ingesteld op 96 kHz/24 bit of 48 kHz/24 bit om deze aan te passen aan het aangesloten apparaat. Externe effector Gebruik een kabel met Ø6,3 mm klinkstekkers om de SEND aansluitingen van het DJ-mengpaneel te verbinden met de ingangsaansluitingen van de effector. Bij gebruik van een effector met een mono-ingang hoeft alleen de Lkanaal uitgang van het DJ-mengpaneel te worden aangesloten. In dit geval zal het gemengde L+R audiosignaal naar de effector worden gestuurd. Gebruik vervolgens een kabel met Ø6,3 mm klinkstekkers om de RETURN aansluitingen van het DJ-mengpaneel te verbinden met de uitgangsaansluitingen van de effector. Als de effector alleen een mono-uitgang heeft, dient deze op de Lkanaal ingang van het DJ-mengpaneel te worden aangesloten. Het signaal van de effector zal naar de L en R kanalen worden gestuurd. Bij gebruik van een externe effector moet de effectkeuzeschakelaar op [SND/RTN] worden gezet. Cabinemonitor-uitgang Dit is een TRS uitgang geschikt voor Ø6,3 mm klinkstekkers. Het geluidsvolume voor deze uitgang wordt geregeld met de BOOTH MONITOR niveauregelaar, onafhankelijk van de instelling van het hoofduitgangsniveau. Opname-uitgang Dit zijn uitgangsaansluitingen voor het maken van opnamen, geschikt voor RCA-stekkers. Eindversterker (ingangsaansluitingen voor RCA-stekkers) Cassettedeck (opname-apparaat met analoge ingang) AV-versterker met digitale ingang (opname-apparaat met digitale ingang) Bemonsteringsfrequentie-keuzeschakelaar R L L R SIGNAL GND SIGNAL GND MASTER 2 L REC PHONO PHONO LINE L LINE PHONO L DIGITAL IN LINE CD CD L L POWER OFF ON CONTROL 1GND 2HOT R R 3COLD AC IN DIGITAL LINE CONTROL R CONTROL R DIGITAL LINE DIGITAL CD CONTROL R DIGITAL CD MIDI OUT DIGITAL OUT fs (Hz) 48 k 96 k MASTER ATT -3dB0dB -6dB -12dB R MASTER 1 L ADD CUT MIC SIGNAL R BOOTH (TRS) L R SEND L(MONO) R RETURN L(MONO) MASTER ATT schakelaar Eindversterker (ingangsaansluitingen voor XLR-stekkers) Eindversterker (voor cabinemonitor) BETREFFENDE DE MIDI-AANSLUITINGEN Zie blz. 103 voor verdere informatie over de functie van de MIDI-aansluitingen. 90 <DRB1392> Du Externe effector AANSLUITINGEN (AANSLUITEN VAN MICROFOONS EN HOOFDTELEFOONS/AANSLUITEN VAN HET NETSNOER) AANSLUITEN VAN MICROFOONS EN HOOFDTELEFOONS Microfoon Hoofdtelefoon Op de MIC 1 aansluiting aan de bovenkant van het bedieningspaneel kan een microfoon met een Ø6,3 mm klinkstekker of een XLR-stekker worden aangesloten. Op de MIC 2 aansluiting aan de bovenkant van het bedieningspaneel kan een microfoon met een Ø6,3 mm klinkstekker worden aangesloten. ¶ Als de MIC SIGNAL schakelaar op het aansluitingenpaneel op [CUT] staat, zal er geen microfoongeluid via de BOOTH monitoruitgangsaansluitingen worden uitgevoerd. Op de PHONES aansluiting aan de bovenkant van het bedieningspaneel kan een hoofdtelefoon met een Ø6,3 mm stereo klinkstekker worden aangesloten. HEADPHONES MONO SPLIT STEREO MIXING CUE Microfoon 1 MASTER LEVEL 0 (Microfoon 1) PHONES MIC MIC 1 MIC 2 Hoofdtelefoon MIC 1 LEVEL 0 MIC 2 LEVEL Microfoon 2 0 Nederlands HI +6 -12 EQ LOW +6 -12 MIC OFF ON TALK OVER AANSLUITEN VAN HET NETSNOER Sluit het netsnoer als laatste aan. ÷ Nadat alle andere aansluitingen zijn voltooid, sluit u het bijgeleverde netsnoer op de netingang aan de achterkant van het apparaat aan en steekt dan de stekker in een normaal stopcontact of in een netuitgang op de achterkant van de versterker. ÷ Gebruik alleen het bijgeleverde netsnoer. 91 <DRB1392> Du BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN (BEDIENINGSPANEEL) BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN BEDIENINGSPANEEL POWER MASTER MIC MIC 1 CD /DIGITAL MIC 2 9 11 TRIM OVER 1 2 3 CD /DIGITAL LINE 0 MIC 2 LEVEL 4 0 2 2 2 2 1 1 1 1 12 MID LOW 7 8 -26 +6 MID -26 +6 +6 13 -26 –7 14 –15 +6 13 –7 LOW 14 –10 –15 –24 –24 dB dB COLOR 42 43 +6 COLOR 42 43 –2 EQ –3 -26 15 +6 43 COLOR 42 -26 +6 13 24 32 –5 –7 LOW 14 –15 –24 15 0 –1 –10 dB -26 +6 1 12 MID –5 –24 15 +6 –3 –5 LOW –10 -26 –2 EQ –3 -26 –7 2 0 –1 –2 EQ 12 MID –1 –5 14 –15 SWEEP 0 7 4 dB -26 OFF ON TALK OVER HARMONIC 13 LOW –10 MIC 12 –3 –5 –7 +6 -12 +6 –2 EQ –3 EQ -26 –1 HI +6 -12 0 44 HI 4 +6 23 10 +9 7 HI 4 -26 0 OVER 10 +9 7 HI 4 0 10 11 TRIM 10 +9 7 HI PHONO OVER 4 –2 6 10 11 TRIM LEVEL LINE /DIGITAL PHONO OVER 10 +9 7 –1 5 10 11 TRIM OVER 10 MIC 1 LEVEL LINE /DIGITAL PHONO PROFESSIONAL MIXER –10 BEAT –15 –24 -26 15 +6 COLOR 42 43 L dB R BALANCE MIDI START /STOP AUTO/TAP 34 TAP 16 CUE 33 SOUND COLOR FX CRUSH 35 FILTER LOW 41 17 FADER START 1 2 3 4 CUE STEREO MIXING 29 CUE LOW HI CUE 16 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 28 LOW HI CUE 16 HEADPHONES MONO SPLIT LOW HI HI CUE 16 16 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 L 25 R CUE 16 MONO STEREO 18 19 18 19 PHASER REVERB ROBOT CHORUS ROLL REV ROLL DELAY BOOTH MONITOR 26 2 3 SND/RTN 4 MIC CF.A CF.B 1 MASTER 0 27 37 TIME CH FADER 20 MASTER LEVEL 36 BEAT EFFECTS FLANGER FILTER TRANS PAN REV DLY ECHO 18 19 18 19 30 CROSS FADER 38 LEVEL/DEPTH 21 0 A THRU B A THRU B A THRU B A THRU B MIN CROSS FADER ASSIGN PHONES 31 22 A Microfoon-invoer bedieningsgedeelte 1. Microfoon 1 ingangsaansluiting (MIC 1) Sluit hierop een microfoon aan met een XLR of klinkstekker. 2. Microfoon 2 ingangsaansluiting (MIC 2) Sluit hierop een microfoon aan met een klinkstekker. 3. Microfoon 1 niveauregelaar (MIC 1 LEVEL) Voor het instellen van het volume van microfoon 1. (instelbereik –∞ tot 0 dB) MAX ON/OFF 39 40 B 8. Microfoon-functiekeuzeschakelaar (MIC) OFF: Er wordt geen microfoongeluid uitgevoerd. ON: Het microfoongeluid wordt normaal uitgevoerd. TALK OVER: Het microfoongeluid wordt uitgevoerd; wanneer er geluid naar de microfooningang wordt gevoerd, zal de TALK OVER functie in werking treden en wordt de uitvoer van alle geluid, behalve het geluid van de microfoon, met 20 dB verzwakt. 4. Microfoon 2 niveauregelaar (MIC 2 LEVEL) Voor het instellen van het volume van microfoon 2. (instelbereik –∞ tot 0 dB) Kanaal-invoer bedieningsgedeelte 5. Microfoon-hogetonenregelaar (HI) 9. Kanaal 1 ingangskeuzeschakelaar Voor het instellen van de hoge frequenties (hoge tonen) van microfoon 1 en 2. (instelbereik –12 dB tot +6 dB) CD/DIGITAL: Voor het instellen van de basfrequenties (lage tonen) van microfoon 1 en 2. (instelbereik –12 dB tot +6 dB) Voor het kiezen van de CD ingangsaansluitingen (analoge lijnniveauingang) of de DIGITAL ingangsaansluitingen. LINE: Voor het kiezen van de LINE ingangsaansluitingen. 7. Microfoonfunctie-indicator 10. Kanaal 2 tot 4 ingangskeuzeschakelaars 6. Microfoon-lagetonenregelaar (LOW) Licht op wanneer de microfoonfunctie is ingeschakeld; knippert wanneer de TALK OVER functie is ingeschakeld. 92 <DRB1392> Du CD/DIGITAL (kanaal 2): Voor het kiezen van de CD ingangsaansluitingen (analoge lijnniveauingang) of de DIGITAL ingangsaansluitingen. LINE/DIGITAL (kanaal 3 en 4): Voor het kiezen van de LINE ingangsaansluitingen (analoge lijnniveau-ingang) of de DIGITAL ingangsaansluitingen. PHONO: Voor het kiezen van de PHONO ingangsaansluitingen (analoge platenspeler-ingang). BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN (BEDIENINGSPANEEL) 11. TRIM regelaar 21. Kruisfader-curveschakelaar (CROSS FADER) Voor het instellen van het ingangsniveau van elk kanaal. (instelbereik: –∞ tot +9 dB, middenstand is ongeveer 0 dB) Voor het instellen van de middenfrequenties (middentonen) van elk kanaal. (instelbereik: –26 dB tot +6 dB) Gebruik deze schakelaar om een van de drie typen kruisfadercurven te kiezen. ¶ Bij de linker instelling zal er een snel stijgende signaalcurve zijn. (Zodra de kruisfader-schuifregelaar de [A] kant verlaat, zal het [B] geluid weergegeven worden.) ¶ Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale stijging van de curve gedurende de verschuiving van de kruisfader. ¶ Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de hierboven twee beschreven curven in ligt. 14. Kanaal-lagetonenregelaar (LOW) 22. Kruisfader-schuifregelaar Voor het instellen van de basfrequenties (lage tonen) van elk kanaal. (instelbereik: –26 dB tot +6 dB) Het geluid toegewezen aan de [A] en [B] kant wordt uitgevoerd overeenkomstig de instelling van de CROSS FADER ASSIGN schakelaar en de instelling voor de kruisfadercurve die gekozen is met de CROSS FADER curveschakelaar. Voor het instellen van de hoge frequenties (hoge tonen) van elk kanaal. (instelbereik: –26 dB tot +6 dB) 13. Kanaal-middentonenregelaar (MID) 15. Kanaalniveau-indicators Deze indicators tonen het huidige niveau voor elk kanaal, met een twee-seconden piekvasthoudfunctie. 16. Hoofdtelefoon CUE toetsen/indicators Gebruik deze toetsen om de bron te kiezen die u via de hoofdtelefoon wilt beluisteren: kanaal 1 tot 4, MASTER of effector. Als gelijktijdig meerdere toetsen worden ingedrukt, zullen de gekozen geluidsbronnen gemengd worden. Druk nog een keer op de toets om de gekozen bron te annuleren. De niet gekozen toetsen lichten donker op en de toetsen van de gekozen bronnen lichten helder op. Fader-bedieningsgedeelte Hoofduitvoer-bedieningsgedeelte 23. Hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER LEVEL) Gebruik deze regelaar om het hoofduitvoerniveau in te stellen. (instelbereik: –∞ tot 0 dB) De hoofduitvoer is het totaal van het geluid van de kanalen die met de CROSS FADER ASSIGN schakelaar op [THRU] zijn ingesteld, het signaal dat via de kruisfader loopt en de signalen van microfoon 1 en microfoon 2 (als de effectkeuzeschakelaar op [SND/RTN] staat, zal ook de RETURN invoer worden toegevoegd). 17. Faderstarttoets/indicator (FADER START 1 tot 4) 24. Hoofdniveau-indicators (MASTER L, R) Voor gebruik van de faderstart/terug-naar-cue functie voor het kanaal waarop een DJ CD-speler is aangesloten. De toets licht op wanneer deze is ingeschakeld. Als de functie geactiveerd is, zal de werking verschillen afhankelijk van de instelling van de CROSS FADER ASSIGN schakelaar. ¶ Wanneer de CROSS FADER ASSIGN schakelaar is ingesteld op [A] of [B], is de werking van de faderstarttoets gekoppeld aan de werking van de kruisfader (en niet gekoppeld aan de kanaalfader). ¶ Wanneer de CROSS FADER ASSIGN schakelaar is ingesteld op [THRU], is de werking van de faderstarttoets gekoppeld aan de werking van de kanaalfader (en niet gekoppeld aan de kruisfader). Deze segmentindicators geven het uitgangsniveau van de L- en Rkanalen aan. De indicators hebben een twee-seconden piekvasthoudfunctie. 25. Hoofdbalansregelaar (BALANCE) Voor het instellen van de L/R kanaalbalans van de hoofduitgang, cabinemonitor-uitgang, opname-uitgang en digitale uitgang. 26. STEREO/MONO keuzeschakelaar voor de hoofduitvoer Als deze schakelaar op [MONO] wordt gezet, zal de hoofduitvoer een mono-combinatie van L+R worden. 18. Kanaalfader-schuifregelaar Voor het instellen van het geluidsvolume van elk kanaal. (instelbereik: –∞ tot 0 dB) De uitvoer gebeurt overeenkomstig de kanaalfadercurve die met de CH FADER curveschakelaar is ingesteld. 19. CROSS FADER ASSIGN schakelaar Deze schakelaar wijst de uitvoer van elk kanaal toe aan de rechter- of linkerkant van de kruisfader (als er meerdere kanalen aan dezelfde kant zijn toegewezen, zal het resultaat het gecombineerde totaal van die kanalen zijn). A: Het gekozen kanaal wordt toegewezen aan de A (linker) kant van de kruisfader. THRU: De uitvoer van de kanaalfader wordt naar de hoofduitvoer gestuurd, zonder dat deze via de kruisfader loopt. B: Het gekozen kanaal wordt toegewezen aan de B (rechter) kant van de kruisfader. 20. Kanaalfader-curveschakelaar (CH FADER) Gebruik deze schakelaar om een van de drie typen kanaalfadercurven te kiezen. Deze instelling geldt voor de kanalen 1 tot 4. ¶ Bij de linker instelling zal er een snel stijgende curve zijn naarmate de kanaalfader haar verre positie bereikt. ¶ Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale stijging van de curve gedurende de verschuiving van de kanaalfader. ¶ Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de hierboven twee beschreven curven in ligt. Cabinemonitor-bedieningsgedeelte 27. BOOTH MONITOR niveauregelaar Gebruik deze regelaar om het volume van de cabinemonitor-uitgang in te stellen. Het volume kan onafhankelijk van het hoofduitgangsvolume worden ingesteld. (instelbereik: –∞ tot 0 dB) Hoofdtelefoon-uitgangsgedeelte 28. Hoofdtelefoon-uitgangsschakelaar (MONO SPLIT/STEREO) MONO SPLIT: De geluidsbron die gekozen is met de hoofdtelefoon CUE toets wordt uitgevoerd via het L-kanaal en het hoofdgeluid wordt uitgevoerd via het R-kanaal (alleen wanneer [MASTER] gekozen is met de hoofdtelefoon CUE toets). STEREO: De geluidsbron die gekozen is met de hoofdtelefoon CUE toets wordt in stereo uitgevoerd. 29. Hoofdtelefoon-mengregelaar (MIXING) Als de regelaar naar rechts (in de richting van [MASTER]) wordt gedraaid, zal het hoofdgeluid via de hoofdtelefoon worden weergegeven (alleen wanneer [MASTER] gekozen is met de hoofdtelefoon CUE toets); als de regelaar naar links (in de richting van [CUE] wordt gedraaid), zal het geluid van de hoofdtelefoon een menging zijn van het geluid van de effectmonitor en het kanaal dat gekozen is met de hoofdtelefoon CUE toets. 93 <DRB1392> Du Nederlands 12. Kanaal-hogetonenregelaar (HI) BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN (BEDIENINGSPANEEL/DISPLAY) 30. Hoofdtelefoon-niveauregelaar (LEVEL) Voor het instellen van het uitgangsniveau hoofdtelefoonaansluiting. (instelbereik: –∞ tot 0 dB) van de 31. Hoofdelefoonaansluiting (PHONES) BPM tellergedeelte 32. Beat-keuzetoetsen (2 BEAT 3) 3 (Beat verhogen): Voor het verdubbelen van de berekende BPM. 2 (Beat verlagen): Voor het halveren van de berekende BPM. (blz. 100) ¶ Sommige effecten kunnen op “3/4” worden ingesteld. 33. MIDI start/stoptoets (MIDI START/STOP) Gebruik deze toets om de MIDI bedieningsfunctie om te schakelen tussen start en stop (blz. 103). Wanneer deze toets geactiveerd wordt, zal het [MIDI START (STOP)] bericht gedurende 2 seconden op het display verschijnen. MIDI SNAP SHOT: Als de MIDI START/STOP toets ingedrukt wordt gehouden, zal er een momentopname naar het externe MIDI apparaat worden gestuurd. Geluidskleureffecten-bedieningsgedeelte 41. Geluidskleureffect-keuzetoetsen/indicators (HARMONIC, SWEEP, FILTER, CRUSH) Gebruik deze toetsen voor het in/uitschakelen van de geluidskleureffecten (blz. 101). De toets voor de gekozen functie gaat knipperen en het effect wordt gelijk op de kanalen 1 tot 4 toegepast. Wanneer een knipperende toets wordt ingedrukt, zal deze blijven branden en wordt het effect uitgeschakeld. Bij het inschakelen van het apparaat komen alle effecten op uit te staan (de indicators lichten op). 42. Harmonie-indicators Wanneer [HARMONIC] is ingeschakeld, zullen deze indicators oplichten en verandert de kleur van de indicator overeenkomstig de status van het effect (blz. 101). 43. Geluidskleureffect-parameterregelaar (COLOR) Voor het instellen van de kwantitatieve parameters voor het effect dat gekozen is met de geluidskleureffect-keuzetoetsen (blz. 101, 102). 44. Display Zie blz. 94 tot 95 voor verdere informatie. 34. BPM meetmethodetoets (AUTO/TAP) Bij enkele malen indrukken van deze toets schakelt de BPM meetmethode telkens om tussen [AUTO] en [TAP]. AUTO: De [AUTO] indicator licht op het display op en de BPM wordt automatisch berekend. TAP: De [TAP] indicator licht op het display op en de BPM wordt berekend via handmatige invoer met de TAP toets. DISPLAY EFFECT SELECT 1 35. TAP toets De BPM wordt berekend op basis van de intervallen waarop de TAP toets wordt ingedrukt. Als in de AUTO stand op de TAP toets wordt gedrukt, zal de meetmethode automatisch overschakelen naar de TAP meetmethode (handmatige invoer). CH SELECT 1 MIC Beat-effect-gedeelte 2 A 3 B 4 2 MST PARAMETER 36. Effectkeuzeschakelaar (DELAY, ECHO, REV DLY (REVERSE DELAY), PAN, TRANS, FILTER, FLANGER, PHASER, REVERB, ROBOT (ROBOT VOCODER), CHORUS, ROLL, REV ROLL (REVERSE ROLL), SND/RTN (SEND/RETURN)) AUTO TAP MIDI BPM % 4 Gebruik deze schakelaar om het gewenste effect te kiezen (blz. 98). Wanneer een externe effector op de SEND en RETURN aansluitingen is aangesloten, zet u de schakelaar op [SND/RTN]. 37. Effectkanaal-keuzeschakelaar (1, 2, 3, 4, MIC, CF.A, CF.B, MASTER) Gebruik deze schakelaar om het kanaal te kiezen waarop de effecten worden toegepast (blz. 100). Wanneer [MIC] wordt gekozen, zullen de effecten op microfoon 1 en microfoon 2 worden toegepast. 38. Effectparameter 1 regelaar [TIME (PARAMETER 1)] Voor het instellen van de tijdparameter voor het gekozen effect (blz. 100, 102). ¶ Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP toets ingedrukt wordt gehouden, kan handmatig een directe BPM worden ingesteld. ¶ Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP toets en de AUTO/TAP toets ingedrukt worden gehouden, kan de BPM in eenheden van 0,1 worden ingesteld. 39. Effectparameter 2 regelaar [LEVEL/DEPTH (PARAMETER 2)] Voor het instellen van de kwantitatieve parameters voor het gekozen effect (blz. 100, 102). 40. Effecttoets/indicator (ON/OFF) Voor het in/uitschakelen van het gekozen effect (blz. 100). Wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, komen de effecten op OFF te staan en licht de toets op. Als de effecten geactiveerd worden (ON), begint de toets te knipperen. 94 <DRB1392> Du 3 1. Effectdisplay-gedeelte De <EFFECT SELECT> indicator brandt voortdurend en het alfanumerieke display (zeven tekens op twee regels) toont de naam van het effect zoals hieronder is aangegeven. Wanneer een van de bedieningshandelingen wordt uitgevoerd die is aangegeven in de tabel, zullen de bijbehorende tekens twee seconden getoond worden, waarna het display weer de oorspronkelijke effectnaam aangeeft. Bedieningshandeling Rij boven/ onder Display Boven MIDI Onder START Boven MIDI Onder STOP Boven SNAP Onder SHOT Bij MIDI start Bij MIDI stop MIDI snapshot BENAMING EN FUNCTIE VAN DE BEDIENINGSORGANEN (DISPLAY) De <CH SELECT> indicator brandt voortdurend en er licht een rood kader op rondom de nummerpositie die correspondeert met de gekozen kanaaleffect-keuzetoets. 3. Parameterdisplay-gedeelte <PARAMETER>: De <PARAMETER> indicator brandt voortdurend. AUTO/TAP: [AUTO] licht op wanneer de BPM meetmethode op AUTO is ingesteld en [TAP] licht op wanneer de BPM meetmethode op handmatig (TAP) is ingesteld. BPM tellerdisplay (3 cijfers): In de AUTO stand wordt de automatisch gedetecteerde BPM waarde aangegeven. Als de BPM telling niet automatisch gedetecteerd kan worden, knippert de voorheen gedetecteerde waarde op het display. In de handmatige (TAP) stand wordt de BPM waarde aangegeven die is opgegeven via TAP invoer enz. BPM: Brandt voortdurend. MIDI: Geeft de MIDI start/stopstatus aan. ¶ De indicator licht op nadat de MIDI startopdracht is verzonden. ¶ De indicator dooft nadat de MIDI stopopdracht is verzonden. Effectkeuzeschakelaar DELAY ECHO REV DLY PAN TRANS FILTER FLANGER PHASER REVERB ROBOT CHORUS ROLL REV ROLL SND/RTN Parameter 1 display (5 cijfers): Dit display toont de parameters die voor elk effect van toepassing zijn. Wanneer de beat-keuzetoetsen (BEAT 2, 3) worden ingedrukt, zal de bijbehorende meervoudige beat-verandering voor 1 seconde worden getoond. Als de beat-keuzetoetsen (BEAT 2, 3) gebruikt worden voor het opgeven van een waarde die buiten het parameterbereik valt, zal het huidige nummer knipperen maar niet veranderen. Eenheid-display (%/ms): Licht op overeenkomstig de eenheid die voor elk effect wordt gebruikt. 4. Beatdisplay-gedeelte Dit display toont de plaats van parameter 1 ten opzichte van BPM (1/1 beat). De onderste rij licht voortdurend op. Wanneer de plaats van parameter 1 een bepaalde drempelwaarde bereikt, zal de bijbehorende indicator oplichten. Wanneer parameter 1 tussen de drempelwaarden in ligt, zal de indicator knipperen. Alhoewel het display zeven feitelijke indicators bevat, kunnen de twee uiteinden ook als indicators beschouwd worden, wat betekent dat er negen posities gestipuleerd kunnen worden. Wanneer de waarden bij de uiteinden zijn, zullen er geen indicators oplichten. 1 Effectdisplay 3 Parameterdisplay Boven/ Minimum- Maximum- StandaardEffectnaam Eenheid 1 2 3 onder waarde waarde waarde Boven DELAY 1 4 000 500 ms 1/8 1/4 1/2 Onder Boven ECHO 1 4 000 500 ms 1/8 1/4 1/2 Onder Boven REVERSE 10 4 000 500 ms 1/8 1/4 1/2 Onder DELAY Boven PAN 10 16 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 Onder Boven TRANS 10 16 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 Onder Boven FILTER 10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 Onder Boven FLANGER 10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 Onder Boven PHASER 10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 Onder Boven REVERB 1 100 50 % 10 20 30 Onder Boven ROBOT –100 100 0 % — –100 –66 Onder Boven CHORUS 10 32 000 2 000 ms 1/4 1/2 1/1 Onder Boven ROLL 10 4 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 Onder Boven REVERSE 10 4 000 500 ms 1/16 1/8 1/4 Onder ROLL Boven SEND/ Onder RETURN 4 Beatdisplay 4 5 6 7 8 9 3/4 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 3/4 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 3/4 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1 40 50 60 70 80 90 –50 0 26 50 100 — 2/1 4/1 8/1 16/1 32/1 64/1 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 1/2 1/1 2/1 4/1 8/1 16/1 De grijze onderdelen worden niet getoond. 95 <DRB1392> Du Nederlands 2. Kanaalkeuzedisplay-gedeelte BEDIENING VAN HET MENGPANEEL (BASISBEDIENING) BEDIENING VAN HET MENGPANEEL [Kiezen van stereo of mono] BASISBEDIENING Als de STEREO/MONO schakelaar op [MONO] staat, zal de hoofduitvoer een mono-combinatie van de L+R kanalen zijn. 1 POWER 2 7 MASTER LEVEL 3 TRIM 4 HI, MID, LOW 8 BALANCE 5 [Microfoon-invoer] 1. Om een microfoon te gebruiken, zet u de MIC schakelaar op [ON] of [TALK OVER]. ¶ Als de schakelaar op [TALK OVER] wordt gezet, zal telkens wanneer een geluid van meer dan –15 dB bij de microfooningang wordt gedetecteerd, de uitvoer van alle geluidsbronnen, met uitzondering van het geluid van de microfoon, met 20 dB verzwakt worden. 2. Gebruik de MIC 1 LEVEL regelaar om het geluidsvolume van MIC 1 in te stellen en gebruik de MIC 2 LEVEL regelaar om het geluidsvolume van MIC 2 in te stellen. 3. Gebruik de microfoontoonregelaars (HI, LOW) om de klank van het microfoongeluid in te stellen. ¶ De microfoontoonregelaars werken gelijktijdig voor microfoon 1 en 2. 6 [Cabinemonitor-uitvoer] 1. Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel op ON. 2. Stel de ingangskeuzeschakelaar voor het gewenste kanaal in om de aangesloten apparatuur te kiezen. ¶ Wanneer u de CD ingang of LINE ingang wilt gebruiken, moet de DIGITAL/CD schakelaar of de DIGITAL/LINE schakelaar van het aansluitingenpaneel op [CD] of [LINE] worden gezet. ¶ Wanneer u een DIGITAL ingang wilt gebruiken, moet de DIGITAL/CD schakelaar of de DIGITAL/LINE schakelaar van het aansluitingenpaneel op [DIGITAL] worden gezet. 3. Gebruik de TRIM regelaar om het ingangsniveau in te stellen. 4. Gebruik de kanaaltoonregelaars (HI, MID, LOW) om de klank in te stellen. 5. Gebruik de kanaalfader-schuifregelaar om het geluidsvolume van het gekozen kanaal in te stellen. 6. Om de kruisfader op het gekozen kanaal te gebruiken, zet u de CROSS FADER ASSIGN schakelaar op kruisfaderkanaal A of kanaal B en bedient dan de kruisfader-schuifregelaar. ¶ Wanneer u de kruisfader niet gebruikt, zet u de CROSS FADER ASSIGN schakelaar op [THRU]. 7. Gebruik de MASTER LEVEL regelaar om het totale geluidsvolume in te stellen. 8. Gebruik de BALANCE regelaar om de geluidsbalans tussen het rechter en linker kanaal in te stellen. Microfoon-invoer Cabinemonitor-uitvoer 1. Kies met de MIC SIGNAL schakelaar van het aansluitingenpaneel of de microfoongeluiden wel of niet naar de cabinemonitor uitgevoerd moeten worden. ¶ Als de schakelaar op [ADD] staat worden de microfoongeluiden naar de cabinemonitor uitgevoerd en als de schakelaar op [CUT] staat worden de microfoongeluiden niet naar de cabinemonitor uitgevoerd. 2. Gebruik de BOOTH MONITOR regelaar om het geluidsvolume in te stellen. ¶ De BOOTH MONITOR regelaar kan gebruikt worden om het geluidsvolume onafhankelijk van de MASTER LEVEL regelaar in te stellen. [Hoofdtelefoon-uitvoer] 1. Gebruik de CUE toetsen (kanalen 1 tot 4, MASTER, effector) om de bron te kiezen. ¶ De gekozen CUE toets licht helder op. 2. Stel de hoofdtelefoonschakelaar (MONO SPLIT/STEREO) in. ¶ Als de schakelaar in de [MONO SPLIT] stand wordt gezet, zal het linker kanaal het geluid uitvoeren dat met de CUE toets is gekozen, terwijl het rechter kanaal het hoofdgeluid uitvoert (alleen wanneer de CUE toets voor de [MASTER] op ON staat). ¶ Als de schakelaar in de [STEREO] stand wordt gezet, zal het geluid dat gekozen is met de CUE toets in stereo worden uitgevoerd. 3. Als [MONO SPLIT] is gekozen, gebruik dan de MIXING regelaar om de balans tussen het geluid van het linker kanaal (het geluid gekozen met de CUE toets) en het rechter kanaal (hoofdgeluid – alleen wanneer de CUE toets voor de [MASTER] op ON staat) in te stellen. ¶ Als de MIXING regelaar naar rechts wordt gedraaid (naar [MASTER]), neemt het hoofdgeluid toe (alleen wanneer de CUE toets voor de [MASTER] op ON staat); wanneer de regelaar naar links wordt gedraaid (naar [CUE]), wordt het geluid dat gekozen is met de CUE toets uitgevoerd. 4. Gebruik de LEVEL regelaar om het geluidsvolume van de hoofdtelefoon in te stellen. STEREO/ MONO [Kiezen van de fadercurve] Voor de verandering van het geluidsvolume als reactie op de bediening van de fader kan gekozen worden uit drie verschillende curven. 7 Gebruik de CH FADER schakelaar om de gewenste kanaalfadercurve te kiezen. Hoofdtelefoon-uitvoer 96 <DRB1392> Du Fadercurve ¶ Bij de linker instelling zal er een snel stijgende curve zijn naarmate de kanaalfader haar verre positie bereikt. ¶ Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale stijging van de curve gedurende de verschuiving van de kanaalfader. BEDIENING VAN HET MENGPANEEL (FADERSTARTFUNCTIE) 7 Gebruik de CROSS FADER curveschakelaar om de gewenste kruisfadercurve te kiezen. ¶ Bij de linker instelling zal er een snel stijgende signaalcurve zijn. (Zodra de kruisfader-schuifregelaar de [A] kant verlaat, zal het [B] geluid weergegeven worden.) ¶ Bij de rechter instelling is er een gelijkmatige en neutrale stijging van de curve gedurende de verschuiving van de kruisfader. ¶ Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de hierboven twee beschreven curven in ligt. ¶ Deze instelling levert gelijke curve-effecten voor de kanten A en B. FADERSTARTFUNCTIE Wanneer u dit apparaat door middel van een los verkrijgbare bedieningssignaalkabel op een Pioneer DJ CD-speler aansluit, kunt u de kanaalfader en de kruisfader gebruiken voor het beginnen met afspelen van een CD. Als de kanaalfader- of kruisfader-schuifregelaar van het mengpaneel wordt verschoven, wordt de CD-speler uit de pauzestand gehaald en zal automatisch – en onmiddellijk – gestart worden met de weergave van de gekozen track. Wanneer de faderschuifregelaar in de oorspronkelijke stand wordt teruggezet, zal de CD-speler terugkeren naar het cue-punt (terug-naar-cue), zodat “sampler” weergave mogelijk is. Kruisfader-start weergave en terug-naar-cue weergave Als de CD-speler die aan kanaal A van de kruisfader is toegewezen bij het cue-punt in de paraatstand staat, kunt u de kruisfaderschuifregelaar vanaf de rechterkant (B kant) naar de linkerkant (A kant) verschuiven voor het automatisch starten met afspelen van de kanaal A CD-speler. Wanneer de kruisfader-schuifregelaar de linkerkant (A kant) bereikt, zal de CD-speler die is toegewezen aan kanaal B terugkeren naar het cue-punt (terug-naar-cue functie). Wanneer de CD-speler die aan kanaal B is toegewezen bij het cue-punt in de paraatstand staat, kunt u de kruisfader-schuifregelaar vanaf de linkerkant (A kant) naar de rechterkant (B kant) verschuiven voor het automatisch starten met afspelen van de kanaal B CD-speler. Wanneer de kruisfaderschuifregelaar de rechterkant (B kant) bereikt, zal de CD-speler die is toegewezen aan kanaal A terugkeren naar het cue-punt (terug-naarcue functie). * De terug-naar-cue actie wordt ook uitgevoerd als de ingangskeuzeschakelaar niet op [CD/DIGITAL] of [LINE/DIGITAL] staat. [Gebruik van de kanaalfader om te starten met afspelen] 1. Druk op de FADER START toets van het kanaal (1 tot 4) dat is aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen. ¶ De toets van het gekozen kanaal licht op. 2. Zet de kanaalfader-schuifregelaar op “0”. 3. Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij het cue-punt in de paraatstand. ¶ Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler niet bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet. 4. Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de kanaalfader-schuifregelaar. ¶ De CD-speler begint met afspelen. ¶ Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kanaalfaderschuifregelaar terug naar [0] schuiven om de CD-speler te laten terugkeren naar het cue-punt en daar in de paraatstand te zetten (terug-naar-cue). * Deze functie van de kanaalfader werkt alleen wanneer de CROSS FADER ASSIGN schakelaar op [THRU] staat. [Gebruik van de kruisfader om te starten met afspelen] FADER START 1 1, 2, 3, 4 CROSS FADER 2 ASSIGN A / THRU / B 3 5 1. Druk op de FADER START toets van het kanaal (1 tot 4) dat is aangesloten op de CD-speler die u wilt bedienen. ¶ De toets van het gekozen kanaal licht op. 2. Zet de CROSS FADER ASSIGN schakelaar van het gekozen kanaal op [A] of [B]. ¶ Kies [A] voor toewijzing aan kanaal A (linkerkant) van de kruisfader. ¶ Kies [B] voor toewijzing aan kanaal B (rechterkant) van de kruisfader. 3. Schuif de kruisfader-schuifregelaar zo ver mogelijk naar de tegenovergestelde kant van de CD-speler die u wilt laten starten. 4. Stel een cue-punt op de CD-speler in en zet de speler bij het cue-punt in de paraatstand. ¶ Als er reeds een cue-punt is ingesteld, hoeft de CD-speler niet bij het cue-punt in de paraatstand te worden gezet. 5. Wanneer u wilt beginnen met afspelen, verschuift u de kruisfader-schuifregelaar. FADER START 1 1, 2, 3, 4 2 4 ¶ De CD-speler begint met afspelen. ¶ Nadat het afspelen is begonnen, kunt u de kruisfaderschuifregelaar helemaal terugschuiven naar de tegenovergestelde kant om de CD-speler die aan die kant is toegewezen te laten terugkeren naar het cue-punt en daar in de paraatstand te zetten (terug-naar-cue). Opmerking: De faderstartfunctie werkt niet wanneer er enkel digitale verbindingen zijn gemaakt; om de faderstartfunctie te kunnen gebruiken, moet u tevens de analoge aansluitingen van de CD-speler aansluiten. 97 <DRB1392> Du Nederlands ¶ Bij de middelste instelling zal er een curve zijn die tussen de hierboven twee beschreven curven in ligt. ¶ Deze instelling geldt voor de kanalen 1 tot 4. EFFECTFUNCTIES (TYPEN BEAT-EFFECTEN) EFFECTFUNCTIES Dit apparaat kan beat-effecten produceren die gekoppeld zijn aan de BPM en geluidskleureffecten die gekoppeld zijn aan de COLOR regelaars van de kanalen, voor een totaal van 18 basiseffecten (inclusief [SND/RTN]). Bovendien kunt u de parameters van elk soort effect veranderen, wat een uitzonderlijk groot aantal effectvariaties oplevert. De grote variëteit aan beat-effecten wordt verkregen door de tijdelijke parameter via de TIME regelaar (Parameter 1) te variëren en de kwantitatieve parameter via de LEVEL/DEPTH regelaar (Parameter 2). Veranderingen in de geluidskleureffecten kunnen worden toegevoegd door de stand van de COLOR regelaars te wijzigen. Via het combineren van de beat-effecten en geluidskleureffecten wordt een nog groter scala aan uitvoeringseffecten verwezenlijkt. TYPEN BEAT-EFFECTEN 3. REVERSE DELAY (enkelvoudig herhalingsgeluid) Met deze functie kunt u een omgekeerd vertraagd geluid met een beat van 1/8, 1/4, 1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 snel en gemakkelijk toevoegen. Voorbeeld Oorspronkelijk 1 beat 1/1 omgekeerde vertraging 1 beat 1. DELAY (enkelvoudig herhalingsgeluid) Met deze functie kunt u een vertraagd geluid met een beat van 1/8, 1/4, 1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 snel en gemakkelijk toevoegen. Wanneer bijvoorbeeld een 1/2 beat vertragingsgeluid wordt toegevoegd, zullen vier beats acht beats worden. Ook zal door toevoeging van een 3/4 beat vertragingsgeluid het ritme gesyncopeerd worden. Voorbeeld Oorspronkelijk (4 beats) 4. Automatische PAN (L-R BALANCE) Met deze functie worden de geluiden in eenheden van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 over de rechter en linker kanalen verdeeld, synchroon met het ritme (automatische beat-pan). Er kan ook een korte automatische pan worden uitgevoerd, om de geluiden heel snel over rechts/links te verdelen; een effect dat onmogelijk met de hand kan worden verwezenlijkt. Voorbeeld Automatische beat-pan Midden (stereo) 1/2 vertraging (8 beats) 1 cyclus = 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat Korte automatische pan 2. ECHO (meervoudig herhalingsgeluid) Met deze functie kunt u een echogeluid met een beat van 1/8, 1/4, 1/2, 3/4, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 snel en gemakkelijk toevoegen. Wanneer bijvoorbeeld een echogeluid van 1/1 beat gebruikt wordt om het ingangsgeluid af te snijden, zal er een geluid synchroon met de beat samen met de fade-out herhaald worden. Door een echo van 1/1 beat aan de microfoon toe te voegen, zal het microfoongeluid synchroon met de muziekbeat herhaald worden. Als een echo van 1/1 beat op het vocale gedeelte van een track wordt toegepast, krijgt het liedje een effect dat op een “kringloop” lijkt. Midden (stereo) 5. Automatische TRANS In eenheden van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat wordt het geluid automatisch afgesneden, synchroon met het ritme. Voorbeeld Afsnijden Afsnijden Voorbeeld Tijd 1 beat 98 <DRB1392> Du 1 beat Afsnijden van ingangsgeluid 1 cyclus = 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat EFFECTFUNCTIES (TYPEN BEAT-EFFECTEN) 6. FILTER 12. ROLL In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat wordt de filterfrequentie verschoven, waardoor de geluidskleuring aanzienlijk wordt veranderd. Geluiden van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat worden herhaaldelijk opgenomen en uitgevoerd. Wanneer de geluiden worden veranderd van 1/1 naar 1/2 of 1/4 beat, synchroon met de beat, kan een rolgeluideffect worden verkregen. Voorbeeld Voorbeeld Oorspronkelijk Frequentie 1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat Effect AAN 1/1 rol 7. FLANGER In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat wordt snel en gemakkelijk 1 cyclus van het flanger-effect geproduceerd. Herhalen Voorbeeld 13. REVERSE ROLL Korte vertraging 1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat Geluiden van 1/16, 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat worden herhaaldelijk opgenomen, dan omgekeerd, en uitgevoerd. Wanneer de geluiden worden veranderd van 1/1 naar 1/2 of 1/4 beat, synchroon met de beat, kan een omgekeerd weergave-rolgeluideffect worden verkregen. Voorbeeld 8. PHASER In eenheden van 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat wordt snel en gemakkelijk 1 cyclus van het phaser-effect geproduceerd. Oorspronkelijk Faseverschuiving Nederlands Effect AAN Voorbeeld 1/1 omgekeerde rol Omgekeerd herhalen 1 cyclus = 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1, 16/1, 32/1 of 64/1 beat 14. SEND/RETURN 9. REVERB Produceert een nagalmeffect. Door een sampler of effector aan te sluiten kan een grote variëteit aan andere effecten worden gecreëerd. 10. ROBOT De ingangsgeluiden worden weergegeven alsof ze door een robot worden voortgebracht. 11. CHORUS Levert een koorgeluid, synchroon met 1/8, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1, 4/1, 8/1 of 16/1 beat. Het geproduceerde geluid heeft veel ruimtelijkheid alsof dezelfde toonhoogte door meerdere bronnen wordt voortgebracht. 99 <DRB1392> Du EFFECTFUNCTIES (BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN) BEAT-EFFECTEN PRODUCEREN Voorbeeld van display-aanduidingen EFFECT SELECT Effectnaam: DELAY 4 BEAT 2, 3 1 AUTO/TAP TAP CH SELECT 1 MIC 2 3 TIME 2 A 3 B 4 MST Effectkanaal-selectie: CH 1 PARAMETER AUTO TAP MIDI BPM % LEVEL/DEPTH BPM waarde: 120 BPM Parameter 1: 500 ms Beat-veelvoud: 1/1 5 ON/OFF Met de beat-effecten kunnen de effecttijden onmiddellijk gesynchroniseerd worden met de BPM (beats per minuut), waardoor zelfs tijdens live-uitvoeringen een groot scala aan effecten kan worden geproduceerd, synchroon met het huidige ritme. 2. Zet de effectkeuzeschakelaar op het gewenste effect. 1. Druk op de AUTO/TAP toets om de BPM (beats per minuut = tracksnelheid) meetmethode in te stellen. 3. Zet de effectkanaal-keuzeschakelaar op het kanaal waarop u het effect wilt toepassen. AUTO:De BPM van het muziekingangssignaal wordt automatisch gedetecteerd. TAP: De BPM wordt handmatig ingevoerd door tikken op de TAP toets. ¶ Bij het inschakelen van het apparaat komt de functie in de [AUTO] stand te staan. ¶ De indicator voor de gekozen instelling [AUTO/TAP] licht op het display op. ¶ Als de BPM van een track niet automatisch gedetecteerd kan worden, zal de BPM teller van het display knipperen. ¶ Het effectieve bereik in de AUTO stand is 70 tot 180 BPM. Het is mogelijk dat bij sommige tracks geen nauwkeurige meting kan worden uitgevoerd. In dit geval kunt u de TAP stand gebruiken voor het handmatig invoeren van de BPM. ¶ De kanaalnaamindicator op het display toont de naam van het gekozen kanaal met een rood kader eromheen. ¶ Als [MIC] wordt gekozen, zal het effect op microfoon 1 en microfoon 2 worden toegepast. [Gebruik van de TAP toets voor het handmatig invoeren van de BPM] Als tweemaal of vaker op de TAP toets wordt gedrukt, synchroon met de beat (1/4 noten), zal de BPM worden opgenomen als de gemiddelde waarde die gedurende dat interval is vastgesteld. ¶ Wanneer de BPM functie is ingesteld op [AUTO], zal bij tikken op de TAP toets de BPM functie overschakelen naar de TAP stand en wordt het interval gemeten waarop de TAP toets wordt ingedrukt. ¶ Als de BPM via de TAP toets wordt ingesteld, wordt het beat-veelvoud “1/1” (of “4/1”, afhankelijk van het gekozen effect) en de tijd voor 1 beat (1/4 noten) of 4 beats wordt als de effecttijd ingesteld. ¶ Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP toets ingedrukt wordt gehouden, kan handmatig een directe BPM worden ingesteld. Als de TIME regelaar wordt rondgedraaid terwijl de TAP toets en de AUTO/TAP toets ingedrukt worden gehouden, kan de BPM in eenheden van 0,1 worden ingesteld. 100 <DRB1392> Du ¶ Op het display wordt de naam van het gekozen effect aangegeven. ¶ Zie blz. 98 tot 99 voor verdere informatie over de diverse effecten. 4. Druk op de BEAT toets (2, 3) om het beat-veelvoud te kiezen waarmee het effect gesynchroniseerd moet worden. ¶ Als 3 wordt ingedrukt zal de beat-telling die berekend is op basis van de BPM verdubbeld worden en als 2 wordt ingedrukt zal de beat-telling die berekend is op basis van de BPM gehalveerd worden (bij sommige effecten is ook de “3/4” instelling mogelijk). ¶ Het veelvoud van de gekozen beat (parameter 1 positie) wordt in zeven gedeelten op het display aangegeven (zie blz. 95). ¶ De effecttijd die correspondeert met het beat-veelvoud wordt automatisch ingesteld. Voorbeeld: Bij BPM = 120 1/1 = 500 ms 1/2 = 250 ms 2/1 = 1 000 ms 5. Zet de ON/OFF toets op ON om het effect in te schakelen. ¶ Telkens wanneer op de toets wordt gedrukt, zal het effect omschakelen tussen ON/OFF (bij het inschakelen van het apparaat komt de functie op OFF te staan). ¶ De ON/OFF toets knippert wanneer het effect op ON staat. Parameter 1 Gebruik de TIME (PARAMETER 1) regelaar om de tijdelijke parameter (tijd) voor het gekozen effect in te stellen. Zie blz. 102 voor verdere informatie over de invloed die het ronddraaien van de TIME (PARAMETER 1) regelaar heeft op parameter 1. Parameter 2 Gebruik de LEVEL/DEPTH (PARAMETER 2) regelaar om de kwantitatieve parameter (tijd) voor het gekozen effect in te stellen. Zie blz. 102 voor verdere informatie over de invloed die het ronddraaien van de LEVEL/DEPTH (PARAMETER 2) regelaar heeft op parameter 2. EFFECTFUNCTIES (TYPE GELUIDSKLEUREFFECT/GEBRUIK VAN DE GELUIDSKLEUREFFECTEN) TYPE GELUIDSKLEUREFFECT 1. HARMONIC GEBRUIK VAN DE GELUIDSKLEUREFFECTEN Detecteert een afwijking in het ingangsgeluid van de absolute toonhoogte en compenseert automatisch naar de dichtstbijzijnde toonaard. Door de regelaar te draaien kan de toonhoogte/toonaard afgesteld worden binnen een bereik van ±6 halftonen. 1 HARMONIC, SWEEP, FILTER, CRUSH COLOR Ingangsgeluid Gecompenseerd geluid LOW HI 2 COLOR Met deze functie wordt de frequentie van het filter verschoven, waardoor grote veranderingen in de toon teweeg worden gebracht. Wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid, wordt het effect van een banddoorlaatfilter geproduceerd en wanneer de regelaar naar links wordt gedraaid, wordt het effect van een scherpfilter geproduceerd. Scherpfilter Banddoorlaatfilter COLOR LOW 1 kHz HI Frequentie 1 kHz Frequentie 3. CRUSH Dit effect zal het geluid enigszins “verbrijzelen” waardoor een bepaald accent aan het geluid wordt toegevoegd. 4. FILTER De filterfrequentie wordt verschoven, met een sterke verandering in de toon tot gevolg. Draai de regelaar naar rechts voor hoogdoorlaatfilter-effecten en naar links voor laagdoorlaatfilter-effecten. Laagdoorlaatfilter Hoogdoorlaatfilter COLOR LOW Frequentie HI De geluidskleureffecten zijn gekoppeld aan de COLOR effectparameterregelaar voor elk kanaal. * De geluidskleureffecten worden niet op de microfooninvoer toegepast. 1. Druk op de geluidskleureffect-keuzetoetsen (HARMONIC, SWEEP, FILTER, CRUSH) voor het gewenste effect. HARMONIC: Voor het toepassen van een toonhoogte-verschuivingseffect overeenkomstig de toonaard van de track. SWEEP: De track wordt door het filter geleid en uitgevoerd. CRUSH: Het geluid van de track wordt uitgevoerd via een “verbrijzelingseffect”. FILTER: De track wordt gefilterd en uitgevoerd. ¶ De toets voor het gekozen effect knippert. ¶ Het gekozen effect wordt gelijk op de kanalen 1 tot 4 toegepast. ¶ Wanneer een knipperende toets wordt ingedrukt, zal deze blijven branden en wordt het effect uitgeschakeld. ¶ Bij het inschakelen van het apparaat komen alle effecten op uit te staan (de indicators lichten op). 2. Gebruik de geluidskleureffect-parameterregelaar (COLOR) om de kwantitatieve parameter voor het effect in te stellen. ¶ De parameter kan onafhankelijk voor elk kanaal worden ingesteld. ¶ De kleur van de harmonie-indicator verandert om de toestand van het harmonisch effect aan te geven. Rood: Komt niet overeen met de frequentie van de toonaardschaal. Groen: Komt overeen met de frequentie van de toonaardschaal. Frequentie 101 <DRB1392> Du Nederlands 2. SWEEP EFFECTFUNCTIES (EFFECTPARAMETERS) EFFECTPARAMETERS Beat-effect Naam Parameter van beat-schakelaar Parameter 1 (TIME regelaar) Inhoud Instelbereik (eenheid) 1 DELAY Instellen van de vertragingstijd van 1/8 tot 16/1 per 1 beat BPM tijd. Instellen van de vertragingstijd. 1 tot 4 000 (ms) 2 ECHO (*1) Instellen van de vertragingstijd van 1/8 tot 16/1 per 1 beat BPM tijd. Instellen van de vertragingstijd. 1 tot 4 000 (ms) 3 REVERSE DELAY Instellen van de vertragingstijd van 1/8 tot 16/1 per 1 beat BPM tijd. Instellen van de vertragingstijd. 10 tot 4 000 (ms) 4 PAN Instellen van de tijd van 1/16 tot 16/1 per 1 beat BPM tijd voor de verdeling over rechts/links. Instellen van de afsnijtijd van 1/16 tot 16/1 per 1 beat BPM tijd. Instellen van de effecttijd. 10 tot 16 000 (ms) Instellen van de effecttijd. 10 tot 16 000 (ms) De cyclus van de afsnijfrequentieverschuiving wordt ingesteld in eenheden 1/4 tot 64/1 ten opzichte van 1 beat BPM. De cyclus van de flangerverschuiving wordt ingesteld in eenheden 1/4 tot 64/1 ten opzichte van 1 beat BPM. Instellen van de cyclus voor de afsnijtijdverschuiving. Instellen van de cyclus voor de flangereffectverschuiving. 10 tot 32 000 (ms) 8 PHASER De cyclus van het phaser-effect wordt ingesteld in eenheden 1/4 tot 64/1 ten opzichte van 1 beat BPM. Instellen van de cyclus voor de fase-effectverschuiving. 10 tot 32 000 (ms) 9 REVERB (*1) De hoeveelheid nagalm wordt ingesteld van 1 tot 100%. Instellen van de hoeveelheid nagalmeffect. Instellen van de toonhoogte van het robotgeluideffect. Instellen van de cyclus van de koorgeluidharmonie. Instellen van de effecttijd. Instellen van de effecttijd. — 1 tot 100 (%) 5 TRANS 6 FILTER 7 FLANGER 10 ROBOT 11 12 13 14 Instellen van de toonhoogte van het robotgeluideffect binnen een bereik van –100 tot +100 %. CHORUS De cyclus van de koorgeluid-waver wordt ingesteld in eenheden 1/4 tot 64/1 ten opzichte van 1 beat BPM. ROLL (*2) De effecttijd wordt ingesteld als 1/16 tot 16/1 ten opzichte van 1 beat BPM. REVERSE ROLL (*2) De effecttijd wordt ingesteld als 1/16 tot 16/1 ten opzichte van 1 beat BPM. SEND/RETURN — 10 tot 32 000 (ms) –100 tot +100 (%) 10 tot 32 000 (ms) 1 tot 4 000 (ms) 1 tot 4 000 (ms) — Parameter 2 (MIX/DEPTH regelaar) Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het vertragingsgeluid. Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het echogeluid. Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het vertragingsgeluid. Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het effectgeluid. Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het effectgeluid. De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. Wanneer de regelaar volledig naar links wordt gedraaid, wordt alleen het oorspronkelijke geluid uitgevoerd. De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. Wanneer de regelaar volledig naar links wordt gedraaid, wordt alleen het oorspronkelijke geluid uitgevoerd. Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het effectgeluid. De hoeveelheid effect wordt verhoogd wanneer de regelaar naar rechts wordt gedraaid. Instellen van de balans van het koorgeluid. Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het rolgeluid. Instellen van de balans tussen het oorspronkelijke geluid en het rolgeluid. Instellen van het volume van het RETURN ingangsgeluid. (*1) Wanneer de effectmonitor is ingeschakeld maar er geen geluid vanaf het kanaal naar de hoofduitgang wordt uitgevoerd, zal het effectgeluid niet hoorbaar zijn. (*2) Wanneer het effect wordt uitgeschakeld (OFF), zal het effectgeluid niet hoorbaar zijn, ook als de monitor op effector is ingesteld. Geluidskleureffecten Naam Parameter (COLOR regelaar) 1 HARMONIC Instellen van de hoeveelheid toonhoogte-verschuiving in ±6 halftonen. Draai de regelaar naar rechts om de toonhoogte-verschuiving met +6 halftonen te vermeerderen en draai de regelaar naar links om de toonhoogteverschuiving met –6 halftonen te verminderen. 2 SWEEP Instellen van de afsnijfrequentie van het filter. Draai de regelaar naar rechts voor een banddoorlaatfiltereffect; draai de regelaar naar links voor een scherpfiltereffect. 3 CRUSH Instellen van de hoeveelheid “verbrijzeling” van het ingangsgeluid. Draai de regelaar naar links om de laagbereikgeluiden te versterken en naar rechts om de hoogbereikgeluiden te versterken. 4 FILTER Instellen van de afsnijfrequentie van het filter. Draai de regelaar naar rechts om het hoogdoorlaatfilter te veranderen en draai de regelaar naar links om het laagdoorlaatfilter te veranderen. 102 <DRB1392> Du MIDI-INSTELLINGEN MIDI-INSTELLINGEN MIDI is de afkorting voor “Musical Instrument Digital Interface” en verwijst naar een protocol dat ontwikkeld is voor de uitwisseling van gegevens tussen elektronische instrumenten en computers. Voor het aansluiten van apparatuur met MIDI aansluitingen hebt u een MIDI kabel nodig voor het verzenden en ontvangen van de gegevens. De DJM-800 maakt gebruik van het MIDI protocol voor het verzenden en ontvangen van de gegevens die betrekking hebben op de bediening van de apparatuur en de BPM (timingklok). SYNCHRONISEREN VAN AUDIOSIGNALEN MET DE EXTERNE SEQUENCER OF GEBRUIK VAN DE DJM800 INFORMATIE VOOR DE BEDIENING VAN DE EXTERNE SEQUENCER 1. Verbind de MIDI OUT aansluiting van de DJM-800 met behulp van een los verkrijgbare MIDI kabel met de MIDI IN aansluiting van de MIDI sequencer. DJ CD-speler ¶ Zet de synchronisatiemodus van de MIDI sequencer op “slave”. ¶ MIDI sequencers die geen MIDI timingklok ondersteunen kunnen niet gesynchroniseerd worden. ¶ Synchronisatie is wellicht niet mogelijk als de BPM van de track niet gedetecteerd kan worden of stabiel meetbaar is. ¶ BPM waarden ingesteld met de TAP functie kunnen ook gebruikt worden voor uitvoeren van de timingklok. MIDI sequencer OUT Audio IN IN BPM =120 BPM =120 MIDI OUT 2. Druk op de MIDI START/STOP toets. ¶ Het uitvoerbereik van de MIDI timingklok is 40 tot 250 BPM. Opmerking: ¶ Bij sommige tracks is een nauwkeurige meting van de BPM misschien niet mogelijk. [Instellen van het MIDI kanaal] MIDI START /STOP Het MIDI kanaal (1 tot 16) kan worden ingesteld en in het geheugen worden opgeslagen. 1. Terwijl u de MIDI START/STOP toets ingedrukt houdt, zet u de netschakelaar op ON. ¶ Het display toont [MIDI CH SETTING] en het apparaat komt in de MIDI instelstand te staan. TIME 2. Draai aan de TIME regelaar om het MIDI kanaal te kiezen. 3. Druk op de MIDI START/STOP toets. ¶ Het gekozen MIDI kanaal wordt vastgelegd. DJM-800 Nederlands 4. Schakel het apparaat uit. MIDI-MELDINGEN Categorie CH1 CH2 CH3 Naam van schakelaar Type schakelaar TRIM HI MID LOW COLOR CUE FADER CF ASSIGN TRIM HI MID LOW COLOR CUE FADER CF ASSIGN TRIM HI MID LOW COLOR CUE FADER CF ASSIGN VR VR VR VR VR BUTTON VR SW VR VR VR VR VR BUTTON VR SW VR VR VR VR VR BUTTON VR SW MIDI-melding Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn MSB 01 02 03 04 05 46 11 41 06 07 08 09 0A 47 12 42 0C 0E 0F 15 16 48 13 43 LSB dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd Opmerkingen 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 OFF=0, ON=127 0 tot 127 0, 64, 127 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 OFF=0, ON=127 0 tot 127 0, 64, 127 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 OFF=0, ON=127 0 tot 127 0, 64, 127 103 <DRB1392> Du MIDI-INSTELLINGEN Categorie Naam van schakelaar CH4 CROSS FADER FADER CURVE MASTER BOOTH EFFECT MIC (SOUND COLOR FX) (FADER START) (HEAD PHONES) MIDI MIDI-melding Type schakelaar MSB TRIM HI MID LOW COLOR CUE FADER CF ASSIGN CROSS FADER CH CURVE CROSS CURVE MASTER LEVEL BALANCE CUE MONITOR BEAT LEFT BEAT RIGHT AUTO/TAP TAP CUE EFFECT SELECT CH SELECT TIME VR VR VR VR VR BUTTON VR SW VR SW SW VR VR BUTTON VR BUTTON BUTTON BUTTON BUTTON BUTTON SW SW SW Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Cn Cn Bn 50 51 5C 52 53 49 14 44 0B 5E 5F 18 17 4A 19 4C 4D 45 4E 4B pc pc 0D MSB LEVEL/DEPTH EFFECT ON/OFF HI LOW HARMONIC SWEEP CRUSH FILTER 1 2 3 4 MIXING LEVEL START STOP VR BUTTON VR VR BUTTON BUTTON BUTTON BUTTON BUTTON BUTTON BUTTON BUTTON VR VR BUTTON BUTTON Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn Bn FA FC 5B 40 1E 1F 54 55 56 57 58 59 5A 5D 1B 1A dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd 0 LSB 0 EFFSEL2 EFFSEL1 EFFSEL0 EFFCH2 EFFCH1 EFFCH0 • EFFECT SEL EFFSEL2 0 0 — 0 1 1 1 1 — — — — — — 104 <DRB1392> Du BEAT EFFSEL1 0 1 — 1 0 0 1 1 — — — — — — EFFSEL0 1 0 — 1 0 1 0 1 — — — — — — DELAY ECHO REV DELAY PAN TRANS FILTER FLANGER PHASER REVERB ROBOT CHORUS ROLL REV ROLL SND/RTN 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 0 tot 127 OFF=0, ON=127 0 tot 127 0, 64, 127 0 tot 127 0, 64, 127 0, 64, 127 0 tot 127 0 tot 127 OFF=0, ON=127 0 tot 127 OFF=0, ON=127 OFF=0, ON=127 OFF=0, ON=127 OFF=0, ON=127 OFF=0, ON=127 dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd dd Bn 2D LSB Zie “PROGRAMMA VERANDEREN” hieronder. TIME waarde; FLANGER, PHASER, CHORUS, FILTER veranderen naar 1/2 waarde; negatieve waarden worden omgezet in positieve waarden. 0 tot 127 OFF=0, ON=127 0 tot 127 0 tot 127 OFF=0, ON=127 OFF=0, ON=127 OFF=0, ON=127 OFF=0, ON=127 OFF=0, ON=127 OFF=0, ON=127 OFF=0, ON=127 OFF=0, ON=127 0 tot 127 0 tot 127 • EFFECT SEL PROGRAMMA VERANDEREN MSB Opmerkingen LSB EFFCH2 0 0 0 1 1 1 1 — EFFCH1 0 1 1 0 0 1 1 — EFFCH0 1 0 1 0 1 0 1 — 1 2 3 4 MIC CF.A CF.B MST SNAPSHOT Als de DJM-800 is ingesteld met parameters voor een bepaald doel, kunnen die groep parameters als een snapshot worden opgenomen. Wanneer een shapshot van de huidige status wordt opgenomen, zullen alle meldingen voor de wijziging van de regeling en het programma worden overgebracht. Houd de MIDI START/STOP toets ingedrukt om de snapshot over te zenden. VERHELPEN VAN STORINGEN VERHELPEN VAN STORINGEN Onjuist uitgevoerde bewerkingen worden vaak voor defecten of storingen aanzien. Als u denkt dat er werkelijk iets mis is met dit toestel, moet u eerst onderstaande punten controleren. Soms moet de oorzaak van het probleem bij een ander toestel worden gezocht. U moet dus alle aangesloten elektrische apparaten controleren. Indien het probleem, zelfs na controle van onderstaande punten, niet kan worden opgelost, moet u met uw verkoper of dichtsbijzijnde PIONEER service center contact opnemen. Mogelijke oorzaak Maatregelen ÷ Het netsnoer is niet aangesloten. ÷ Sluit het netsnoer op een stopcontact aan. Geen geluid of het geluidsvolume is erg laag. ÷ De ingangskeuzeschakelaar staat in de verkeerde stand. ÷ De DIGITAL/CD ingangskeuzeschakelaar of de DIGITAL/LINE ingangskeuzeschakelaar op het achterpaneel staat in de verkeerde stand. ÷ Kies het weergave-apparaat met de ingangskeuzeschakelaar. ÷ Zet de DIGITAL/CD ingangskeuzeschakelaar of de DIGITAL/LINE ingangskeuzeschakelaar op het achterpaneel in de stand die overeenkomt met het apparaat dat wordt weergegeven. ÷ Corrigeer de aansluitingen. ÷ De aansluitkabels zijn verkeerd aangesloten of de kabels zitten los. ÷ De aansluitbussen of de stekkers zijn vuil. ÷ De hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar (MASTER ATT) op het achterpaneel staat op –12 dB enz. ÷ Maak de aansluitbussen/stekkers schoon voordat u de aansluitingen maakt. ÷ Stel de hoofduitgang-verzwakkingsschakelaar (MASTER ATT) op het achterpaneel juist in. Microfoongeluid is niet in de BOOTH uitvoer hoorbaar. ÷ De MIC SIGNAL schakelaar op het achterpaneel staat op [CUT]. ÷ Zet de MIC SIGNAL schakelaar op het achterpaneel op [ADD]. Geen digitale uitvoer. ÷ De bemonsteringsfrequentie (fs) van de digitale uitgang komt niet overeen met de specificaties van de aangesloten apparatuur. ÷ Stel de bemonsteringsfrequentie-keuzeschakelaar op het achterpaneel in overeenkomstig de specificaties van de aangesloten apparatuur. Geluid is vervormd. ÷ Het hoofduitgangsniveau is te hoog. ÷ Stel de hoofduitvoer-niveauregelaar (MASTER LEVEL) of de uitgangsverzwakkingsschakelaar (MASTER ATT) op het achterpaneel correct in. ÷ Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveauindicator. ÷ Het ingangsniveau is te hoog. Kruisfader werkt niet. ÷ De CROSS FADER ASSIGN schakelaar ([A], [THRU], [B]) is niet juist ingesteld. ÷ Stel de CROSS FADER ASSIGN schakelaar voor het gewenste kanaal correct in. Faderstart met de CD-speler is niet mogelijk. ÷ De FADER START toets staat op OFF. ÷ De CONTROL aansluiting op het achterpaneel is niet met de CD-speler verbonden. ÷ Alleen de CONTROL aansluiting op het achterpaneel is met de CD-speler verbonden. ÷ Zet de FADER START toets op ON. ÷ Verbind de CONTROL aansluiting van het mengpaneel met een bedieningssignaalkabel met de CD-speler. ÷ Verbind de CONTROL aansluitingen en ook de analoge ingangsaansluitingen. Effecten werken niet. ÷ De instelling van de effectkanaalkeuzeschakelaar is verkeerd. ÷ De effectparameter 2 regelaar (LEVEL/ DEPTH) staat op [MIN]. ÷ Kies correct het kanaal waarop u de effecten wilt toepassen. ÷ Stel de effectparameter 2 regelaar (LEVEL/ DEPTH) juist in. Externe effector werkt niet. ÷ De effectkeuzeschakelaar staat niet op [SND/ RTN]. ÷ De effector is niet op de SEND/RETURN aansluitingen op het achterpaneel aangesloten. ÷ De effectkanaal-keuzeschakelaar is verkeerd ingesteld. ÷ Zet de effectkeuzeschakelaar op [SND/RTN]. Geluid van externe effector is vervormd. ÷ Het ingangsniveau van de externe effector is te hoog. ÷ Verlaag het uitgangsniveau van de externe effector. BPM kan niet gemeten worden. Gemeten BPM-waarde is niet juist. ÷ Het ingangsniveau is te hoog of te laag. ÷ Stel de TRIM regelaar zodanig in dat het ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveauindicator. ÷ Stel de andere kanalen eveneens zodanig in dat het ingangsniveau 0 dB nadert op de kanaalniveau-indicator. ÷ Tik op de TAP toets om de BPM handmatig in te stellen. ÷ De BPM kan bij sommige tracks niet juist gemeten worden. ÷ Sluit de effector op de SEND/RETURN aansluitingen op het achterpaneel aan. ÷ Gebruik de effectkanaal-keuzeschakelaar om de geluidsbron te kiezen waarop u de effecten wilt toepassen. Gemeten BPM-waarde verschilt van de waarde die op de CD staat. ÷ Er kunnen verschillen zijn als gevolg van de BPM detectiemethode die gebruikt wordt. ÷ Er zijn geen maatregelen nodig. MIDI sequencer kan niet gesynchroniseerd worden. ÷ De synchronisatiemodus van de MIDI sequencer staat niet op “slave”. ÷ De MIDI sequencer is niet geschikt voor gebruik met dit apparaat. ÷ Zet de synchronisatiemodus van de MIDI sequencer op “slave”. ÷ MIDI sequencers die geen MIDI timingklok ondersteunen kunnen niet gesynchroniseerd worden. Bij statische elektriciteit of andere externe interferentie kunnen er storingen in het apparaat optreden. Om de normale werking te herstellen, schakelt u het apparaat uit en dan weer in. 105 <DRB1392> Du Nederlands Storing Geen stroom. TECHNISCHE GEGEVENS TECHNISCHE GEGEVENS 1. Algemeen 3. Ingangs-/uitgangsaansluitingen Stroomvoorziening .......... 220 V tot 240 V wisselstroom, 50 Hz/60 Hz Stroomverbruik ............................................................................. 30 W Bedrijfstemperatuur ...................................................... +5 ˚C tot +35 ˚C Bedrijfsvochtigheid ....................... 5 % tot 85 % (zonder condensatie) Gewicht ........................................................................................ 7,5 kg Maximale afmetingen ......................... 320 (B) × 381 (D) × 108 (H) mm PHONO ingangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 3 LINE/CD ingangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 4 LINE ingangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 1 MIC ingangsaansluitingen XLR aansluiting/klinkstekkerbus (Ø6,3 mm) .................................. 1 Klinkstekkerbus (Ø6,3 mm) ............................................................ 1 DIGITAL coaxiale ingangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 4 RETURN ingangsaansluitingen Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) ...................................................... 1 MASTER uitgangsaansluitingen XLR aansluitingen ........................................................................... 1 RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 1 BOOTH uitgangsaansluitingen Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) ...................................................... 1 REC uitgangsaansluitingen RCA tulpstekkerbussen .................................................................. 1 SEND uitgangsaansluitingen Klinkstekkerbussen (Ø6,3 mm) ...................................................... 1 DIGITAL coaxiale uitgangsaansluiting RCA tulpstekkerbus ........................................................................ 1 MIDI OUT aansluiting 5-polige DIN .................................................................................... 1 PHONES uitgangsaansluiting Stereo-klinkstekkerbus (Ø6,3 mm) ................................................. 1 CONTROL aansluiting Mini-klinkstekkerbussen (Ø3,5 mm) .............................................. 4 2. Audiogedeelte Bemonsteringsfrequentie ........................................................... 96 kHz A/D, D/A-omzetter ........................................................................ 24 bit Frequentiebereik LINE ........................................................................ 20 Hz tot 20 kHz MIC ......................................................................... 20 Hz tot 20 kHz PHONO ........................................................ 20 Hz tot 20 kHz (RIAA) S/R-verhouding (bij nomimaal vermogen) LINE ....................................................................................... 104 dB PHONO .................................................................................... 88 dB MIC .......................................................................................... 84 dB Vervorming (LINE-MASTER 1) ................................................. 0,005 % Standaard ingangsniveau/ingangsimpedantie PHONO 2 tot 4 ........................................................... –52 dBu/47 kΩ MIC 1, MIC 2 ............................................................... –52 dBu/3 kΩ LINE, LINE/CD 1 tot 4 ................................................ –12 dBu/22 kΩ RETURN .................................................................... –12 dBu/22 kΩ Standaard uitgangsniveau/belastingsimpedantie/uitgangsimpedantie MASTER 1 ........................................ +2 dBu/600 Ω/10 Ω of minder MASTER 2 .......................................................... +2 dBu/10 kΩ/1 kΩ REC ..................................................................... –8 dBu/10 kΩ/1 kΩ BOOTH ............................................................. +2 dBu/600 Ω/600 Ω SEND ................................................................ –12 dBu/10 kΩ/1 kΩ PHONES .......................................... +8,5 dBu/32 Ω/22 Ω of minder Nominaal uitgangsniveau/belastingsimpedantie MASTER 1 ................................................................ +22 dBu/600 Ω MASTER 2 ................................................................. +20 dBu/10 kΩ Overspraak (LINE) ........................................................................ 88 dB Kanaal-equalizerverloop HI ............................................................. –26 dB tot +6 dB (13 kHz) MID ............................................................ –26 dB tot +6 dB (1 kHz) LOW ........................................................... –26 dB tot +6 dB (70 Hz) Microfoon-equalizerverloop HI .............................................................. –12 dB tot +6 dB (10 kHz) LOW ......................................................... –12 dB tot +6 dB (100 Hz) 4. Accessoires Gebruiksaanwijzing ............................................................................. 1 Netsnoer ............................................................................................... 1 Wijzigingen in technische gegevens en ontwerp voorbehouden, zonder voorafgaande kennisgeving. Uitgegeven door Pioneer Corporation. Copyright © 2005 Pioneer Corporation. Alle rechten voorbehouden. 106 <DRB1392> Du
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128

Pioneer DJM-800 Handleiding

Categorie
AV-ontvangers
Type
Handleiding