30
GEBRUIKSAANWIJZING
NL
DE NOODSTARTHULP GEBRUIKEN
De noodstarthulp gebruiken om voertuigen te starten
1. Draag altijd een beschermende bril en houd het gezicht uit de buurt van de accu tijdens het aansluiten.
2. Controleer of de accu in het voertuig een 12 Volt accu is.
LET OP: ALS DE SPANNING VAN DE NOODSTARTHULP EN DE SPANNING VAN DE INSTALLATIE VAN DE AUTO NIET
MET ELKAAR OVEREENKOMEN, KAN DAT EXPLOSIES, SCHADE AAN HET VOERTUIG, HET PRODUCT EN PERSO-
NEN VEROORZAKEN.
3. Sluit de bijgeleverde startkabel aan en controleer of beide leds (de rode en groene), die zich op de connector bevinden,
knipperen.
LET OP: SLUIT DE NOODSTARTHULP NOOIT OP DE ACCU AAN ALS DE GROENE LED MET VAST LICHT BRANDT,
OMDAT DE BESCHERMINGEN OP DEZE STAND ZIJN UITGESCHAKELD.
4. Zoek de pool die overeenstemt met de massa van het voertuig. Over het algemeen is die op de negatieve klem aangesloten.
LET OP: verwissel de polen nooit. Sluit de uitgangskabel met de rode klem (+) op de positieve pool van de accu en de
uitgangskabel met de zwarte klem (-) op de massa van het voertuig aan.
LET OP: ALS DE POLEN WORDEN VERWISSELD KAN DAT EXPLOSIES, SCHADE AAN HET VOERTUIG, HET PRO-
DUCT EN PERSONEN VEROORZAKEN.
LET OP: controleer of de kabels van de noodstarthulp zich uit de buurt van ventilatoren, bewegende delen en de brandsto-
eiding bevinden.
6. Controleer of de groene led op de kabel van de starthulp brandt.
LET OP: wanneer de groene led gaat branden, heeft u 30 seconden de tijd om het voertuig te starten. Na die 30 seconden moet
de startkabel worden gereset door één van de twee klemmen los te koppelen en vervolgens weer aan te sluiten.
7. Start het voertuig.
8. Als het voertuig gestart is, koppelt u de uitgangsgeleider met zwarte klem van de massa van het voertuig.
9. Koppel de uitgangsgeleider met rode klem van de positieve pool (+) van de accu.
LET OP: WANNEER HET VOERTUIG NIET START MOET ÉÉN VAN DE TWEE KLEMMEN WORDEN LOSGEKOPPELD
OM DE STARTKABEL TE RESETTEN.
LET OP: Laad de noodstarthulp altijd na ieder gebruik op.
BELANGRIJK Goed onderhoud van de accu van uw voertuig verlengt de levensduur ervan. Denk eraan, wanneer u op de
plaats van bestemming bent aangekomen, dat u een acculader voor voertuigen op uw accu aansluit zodat hij weer in perfecte
staat terug wordt gebracht
Probleemoplossingen
Probleem Defect Oplossing
Wanneer de startkabel wordt aangesloten is er
een aanhoudend geluid te horen
Interne accu leeg. Ontkoppel de kabel en laad de noodstarthulp op.
Na de startkabel op de accu van de auto te heb-
ben aangesloten wordt de kabel niet ingeschakeld
(de leds knipperen)
De accu van de auto heeft een te lage spanning
(lager dan 1,5V).
Gebruik andere startsystemen
Na de startkabel op de accu van de auto te
hebben aangesloten, gaat de rode led met vast
licht branden en is er een intermitterend geluid
te horen
De kabels op de accu zijn verwisseld. Koppel de kabels van de accu en sluit ze vervol-
gens op de goede manier aan.
Na de startkabel op de accu van de auto te heb-
ben aangesloten, gaat de rode led met vast licht
branden en is er een aanhoudend geluid te horen.
Er is sprake van kortsluiting. Koppel de kabels van de accu en controleer het
voertuig om de kortsluiting te verhelpen.
Op het lcd-display verschijnt het opschrift “EA” Een cel van de accu van de noodstarthulp heeft
een te lage spanning
Probeer de starthulp gedurende ten minste twee
uur op te laden, koppel de stroomvoorziening
los en laad hem vervolgens gewoon op. Indien
het opschrift niet verdwijnt wendt u zich tot de
servicedienst.
1498MN_12.indd 30 11/07/16 15:14