18
19
MODE CHANNEL MAX/MIN
UP °C/°F
SET/AL
ON/OFF
DOWN
12/24
ALERT
RESET
o Gebruiksaanwijzing
Technische specificaties en functies
Basisstation
• Binnen-/buitentemperatuur (draadloze overdracht)
• Weergave van de temperatuur van maximaal vier
standplaatsen (extra sensoren vereist)
• Binnen-/buitentemperatuur in °F of °C
• Geheugenfunctie om de hoogste/laagste
geregistreerde temperatuurwaarde op te roepen
• Bereik binnentemperatuur: -10°C tot 70°C
(14°F tot 158°F)
• Temperatuurtolerantie: +/-1,1°C (+/-2°F)
• Instelbare tijdweergave in 12h- of 24h-formaat voor
alarm met snoozefunctie
• Kalender met maand / dag / jaar
• Countdowntimer
• Weergave voor „Batterij leeg“
• Kan opgesteld of aan de wand gemonteerd worden
• Twee AAA-batterijen
Remotesensor
• Overdrachtsfrequentie van 433 MHz
• Overdrachtsbereik tot maximaal 30 m (evt. beperkt bij
interferenties)
• Temperatuurbereik: -20°C tot 70°C (-4°F tot 158°F)
• Temperatuurbereik bij gebruik van een sensorsonde:
-40°C tot 70°C (-40°F tot 158°F)
• Temperatuurtolerantie: +/-1,1°C (+/-2°F)
• Kan opgesteld of aan de wand gemonteerd worden
• Twee AAA-batterijen
Plaatsen van de batterijen en installatie
• Zet de remotesensor in de buurt van het basisstation.
• Open het batterijvak aan de achterkant van het
basisstation en plaats de twee AAA-batterijen in de
juiste poolrichting.
• Sluit de afdekking van het batterijvak.
• Druk de toets UP °C/°F aan de achterkant van het
toestel in om de temperatuur in °F of °C weer te
geven.
• Het symbool voor draadloze overdracht
knippert vijf minuten (links naast de weergave van
de buitentemperatuur). Hiermee wordt
aangegeven dat het basisstation gereed is voor
ontvangst en dat het radiografische signaal van de
remotesensor ontvangen wordt.
Aanmelding van de remotesensor
• Open het batterijvak aan de achterkant van de
remotesensor en stel het gewenste kanaal in met de
schakelaar voor de zendfrequentie. Voor de
signaaloverdracht van de eerste remotezender kan
iedere zendfrequentie worden ingesteld; bij alle
andere gebruikt u steeds een nog niet bezet kanaal.
• Plaats de twee AAA-batterijen met de juiste
polariteit. Let erop dat de batterijen bij de
remotesensor geplaatst worden, zolang het symbool
voor draadloze overdracht op het basisstation
knippert.
• Sluit de afdekking van het batterijvak.
• Als er meerdere sensoren aangemeld zijn, drukt u
op de CHANNEL-toets om het kanaal te selecteren,
dat voortdurend op het basisstation weergegeven
moet worden. U kunt het toestel ook zo instellen dat
het weergegeven kanaal om de vijf seconden
wisselt. Hiervoor drukt u zo lang op de CHANNEL-
toets tot op het LCD- display van het basisstation
onder het kanaalnummer een ronde pijl wordt
weergegeven.
Aanmelding van een remotesensor als het symbool voor
draadloze overdracht ontbreekt
Zo wordt een remotesensor aangemeld als het symbool
voor draadloze overdracht niet wordt weergegeven op
het LCD-display van het basisstation:
• Houd de CHANNEL-toets drie tot vier seconden
ingedrukt tot het symbool voor draadloze overdracht
wordt weergegeven.
• Plaats de batterijen in de nieuwe remotesensor. Als
de batterijen er reeds in zitten, drukt u op de TX- of
RESET- toets in het batterijvakje van de sensor.
Aanwijzing:
• Gebruik oude en nieuwe batterijen nooit tegelijkertijd.
• Gebruik alkaline, zink-koolstof (standaard) of
(oplaadbare) nikkel-cadmium batterijen nooit samen.
• Om onder normale omstandigheden een optimale
werking te waarborgen, wordt aanbevolen om
alkaline batterijen van een goede kwaliteit te
gebruiken. Bij het gebruik van alkaline batterijen kan
het bij temperaturen onder 0°F tot een onderbreking
van de signaaloverdracht komen, omdat het
vermogen van de batterijen afneemt. Als de
omgevingstemperatuur van de batterijen regelmatig
tot 0°F en lager daalt, wordt ter voorkoming van
dergelijke uitvallen het gebruik van lithium batterijen
aanbevolen.
Opstelling van basisstation en remotesensor
• Kies een geschikte plaats uit in het overdrachtsbereik
om het basisstation en de remotesensor op te stellen.
• Plaats het basisstation in de buurt van een venster.
Om te voorkomen dat de meetwaarden vervalst
worden, mag het toestel niet in de buurt van de
verwarming of de airconditioning staan of aan directe
zonnestralen blootgesteld worden.
• De remotesensor is waterbestendig, maar niet
volledig waterdicht. Hij mag niet direct aan regen,
sneeuw, ijs of zon worden blootgesteld.
• Om het overdrachtsbereik maximaal te kunnen
benutten, is de plaats van opstelling van
doorslaggevend belang. De remotesensor kan in
een omtrek van maximaal 30,5 m (100 ft) ongehinderd
signalen overdragen. Muren, metalen deuren en
vensters met een metalen kozijn kunnen het
overdrachtsbereik echter verkleinen. Om de
signaaloverdracht te optimaliseren moet de plaats
van de remotesensor dus zo gekozen worden
dat dergelijke obstakels vermeden worden.
Interferenties die door andere bronnen zoals
alarminstallaties, draadloze deurbellen of
thuisbioscopen veroorzaakt worden, kunnen tot
tijdelijke storingen van het overdrachtssignaal leiden.
Instellen van de 12h-/24h-weergave
Druk in de normale modus voor de tijdweergave op de
toets DOWN 12/24 om voor de tijdweergave het 12h- of
24h-formaat te selecteren. (Als u het 12h-formaat instelt,
wordt links naast de tijd AM of PM weergegeven.)
Instellen van de datum en tijd
• Houd de SET-toets twee tot drie seconden ingedrukt
tot het getal voor de uren begint te knipperen.
• Druk op UP of DOWN om het uur in te stellen.
• Druk op SET. Vervolgens begint het getal voor de
minuten te knipperen.
• Druk op UP of DOWN om de minuten in te stellen.
• Druk op SET. Vervolgens begint de maand te
knipperen.
• Druk op UP of DOWN om de maand in te stellen.
• Druk op SET. Vervolgens begint de dag van de datum
te knipperen.
• Druk op UP of DOWN om de dag in te stellen.
• Druk op SET. Vervolgens begint het jaar te knipperen.
• Druk op UP of DOWN om het jaar in te stellen.
• Druk op SET om de instellingen over te nemen en
naar de normale modus voor de tijdweergave terug te
keren.
• Als de toetsen niet binnen twintig seconden
ingedrukt worden, schakelt het toestel weer om naar
de normale modus voor de tijdweergave.
• Om van een instelling naar de normale modus voor de
tijdweergave terug te keren, kunt u op elk moment de
CHANNEL-toets indrukken.
Aanwijzing: met de MODE-toets kunt u tussen de
verschillende weergavemodi omschakelen. Als u in de
normale modus voor de tijdweergave de MODE-toets
indrukt, schakelt u naar alarmtijd 1, dan naar alarmtijd
2, naar de countdowntimer en tenslotte weer naar de
normale tijdweergave. Als op het LCD-display niet de
normale tijd wordt weergegeven en u geen toets indrukt,
schakelt het toestel binnen twintig seconden weer om
naar de normale modus voor de tijdweergave.